GRONDREGLEMENT van het Gemeentelijk Vrijwilligersbrandweerkorps laatst gewijzigd op 10-12-2002
HOOFDSTUK I : Organisatie, taak en samenstelling van de brandweerdienst art.1 De brandweerdienst behoort tot de categorie Z. Hij is het centrum van de gewestelijke groep, zoals deze is vastgesteld door de provinciegouverneur bij toepassing van art. 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. Hij is een vrijwilligersdienst.
art.2 Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt, in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier of, bij dezes ontstentenis, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier of, bij dezes ontstentenis, door de onderofficier met de meeste graadanciënniteit. Bij interventie op het grondgebied van een andere gemeente blijft de bevoegdheid van de burgemeester van die gemeente onaangetast.
art.3 De brandweerdienst is belast met de taken die hem opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding. Desgevallend kan in verband met internationale samenwerking de brandweerdienst geroepen worden om op te treden voor hulpverlening op het grondgebied van het buurland. De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet ingezet worden voor andere taken dan die welke voor die dienst vastgesteld zijn.
art.4 De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kaders) ten allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. De beroepskorporaal is, wat zijn/haar prestaties betreft, onderworpen aan dezelfde wekelijkse arbeidsduur als de andere gemeentediensten.
art.5 De leden vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier-dienstchef of dezes plaatsvervanger opgeroepen worden in volgende gevallen: 1.
voor hun theoretische en praktische opleiding, voor de oefeningen, waarvan het minimumaantal op vierentwintig per jaar wordt vastgesteld, en voor inspecties.
2.
voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort.
Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester worden opgeroepen.
art.6 De brandweerdienst omvat het volgende personeel:
KATEGORIEËN I. Operatief personeel graden 1. Officier-dienstchef 2. Officieren 3. Onderofficieren
4. Korporaals 5. Brandweermannen
Kapitein Luitenant of onderluitenant Adjudant Sergeant-Majoor, 1°Sergeant of Sergeant
aantal betrekkingen beroeps vrijwilligers 1 5 4
1 (autogeleiders) (brandweermannen) (brandweerman-ambulancier)
6. Ambulanciers
8 8 54
40
II. Personeel belast met bijzondere taken 1. Officier-geneesheer(nietvoltijds)
Luitenant of 0/luitenant
ALGEMEEN TOTAAL
1
1
HOOFDSTUK II : Personeel art.7 Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel. Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst valt het onder het stelsel bepaald door dit reglement en door de dienstnemingsakte.
art.8 §1.Bij elke aanwerving en bevordering van vrijwilligerspersoneel wordt, onder de kandidaten die de gestelde voorwaarden vervullen, voorrang verleend aan de houders van brevetten, uitgereikt in het kader van het door de federale overheid ingericht of erkend onderwijs inzake brandvoorkoming en -bestrijding. §2.Onder de kandidaten welke voorrang genieten hebben de houders van brevetten, hoogst in waarde, voorrang. De rangschikking van de brevetten in dalende lijn van belangrijkheid is als volgt : 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Dienstchef Brevet technicus brandvoorkoming Onderluitenant Adjudant Sergeant Korporaal
121
Bij houders van gelijkwaardige brevetten en getuigschriften wordt volgende rangschikking in dalende lijn van belangrijkheid bepaald: 1. 2. 3. 4. 5.
De kandidaat met de hoogste graad. De kandidaat met de grootste graadanciënniteit. De kandidaat met de grootste dienstanciënniteit. De kandidaat met een rijbewijs D De oudste kandidaat.
I. ANDERE PERSONEELSLEDEN DAN OFFICIEREN Sectie 1 - aanwerving A. Bepalingen voor het beroepspersoneel art.9 Elke benoeming in vast verband wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15.
De aanwervingsvoorwaarden voor de beroepskorporaal zijn de volgende: 1. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie. 2. Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente Zelzate,
of binnen een straal van 5km waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is. 3. Ten minste 18 zijn. 4. Ten minste 1,60m groot zijn. 5. Van goed zedelijk gedrag zijn. 6. In orde zijn met de dienstplichtwetten. 7. Geschikt bevonden zijn bij een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de officier-geneesheer van de dienst, of bij ontstentenis, door een geneesheer door de gemeenteraad aangewezen, onverminderd de bepalingen welke gelden inzake arbeidsgeneeskunde.
Dit onderzoek omvat : ?? een algemeen somatisch onderzoek (algemeen uitzicht, littekens, verminkingen, misvormingen); ?? een onderzoek van het voortbewegingsstelsel (skelet, gewrichten, spieren); ?? een onderzoek van de hartvaten (hart, pols, bloeddruk, aderspat); ?? een onderzoek van het ademhalingsstelsel (neus, keel, luchtpijp, longen); ?? een onderzoek van het abdomen (buik, organen, breuken); ?? een neurologisch onderzoek (Romberg, pupilreflexen, peesreflexen, cremasterreflexen, tremor); ?? een onderzoek van het psychisme (algemeen gedrag, emotiviteit) ?? een onderzoek van de endocriene organen (schildklier); ?? een urine-onderzoek (eiwit, suiker); ?? een onderzoek van de gezichtsscherpte (met of zonder bril); ?? een onderzoek van het gehoor 8. Slagen voor de vermelde proeven inzake lichamelijke geschiktheid. Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen in 8 van de 10 proeven. Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijk geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf. De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn de volgende:
A. Voorligsteun. Het lichaam dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken ...........................................................................................10 maal. B. Buiging van de armen. In hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, d.w.z. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zulkdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. .............. 4 maal. C. Evenwicht. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan. Op een boom van 7 tot 10cm. breed, 3.50m. lang, geplaatst op een hoogte van 1.20m. Vrije manier van op en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, vóór de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom. ...................................................................................................................................in 8”. D. 4m. touw klimmen. Twee pogingen, met een tussenpoos van 15’, worden aan de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam. ...................................................................................................................................in 15”. E. Beklimmen van de luchtladder (20m). Twee pogingen, met een tussenpoos van 15’ worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70°. ...................................................................................................................................in 40”. F. Dragen over 50 meter. Twee pogingen, met een tussenpoos van 30’, worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een persoon in hetzelfde gewicht, op 5kg. na, als de drager. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen. ...................................................................................................................................in 30”. G. Lengtesprong, zonder aanloop. Twee pogingen, met een tussenpoos van 5’, worden aan de kandidaat toegestaan. Start: voeten gesloten achter de lijn. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt.....................................................2m. H. Dieptesprong. De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een valmat die 2 meter lager is gelegen. ...................................................................................................................................2m. I. 600m. lopen. ...................................................................................................................................in 2’45”.
J. 50m. zwemmen. ...................................................................................................................................in 80”. De proeven C en E zijn eleminerend. 9. Minstens een diploma van H.S.O (algemeen-technisch-beroep) hebben behaald. 9 bis. in het bezit zijn van: ? ? het brevet DGH “dringende hulpverlening” uitgereikt door het ministerie van volksgezondheid ? ? bij ontstentenis van dit brevet: slagen in een examen DGH binnen de 2 jaar na de aanwerving. 10. Houder zijn van het rijbewijs van minstens categorie B en in het bezit zijn van een medische schifting. 11. Slagen voor selectieproeven met als programma : a) schriftelijk gedeelte: opstel over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van brandweerman-ambulancier. b) een mondelinge proef. c) een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. Om voor deze selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. Voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en de selectieproeven, zal het college van Burgemeester en Schepenen telkenmale de leden van de examencommissie aanduiden. De leden zullen de dienstchef, brandweerofficieren, leraars en technici zijn, die in staat zijn de waarde van de kandidaten te beoordelen op grond van de proeven. De leden van de gemeenteraad en de afgevaardigden van de syndicaten kunnen als waarnemer worden toegelaten. De geslaagde kandidaten in het bezit van het gevraagde brevet DGH en/of het brevet korporaal hebben voorrang op de geslaagden die over geen van deze brevetten beschikken, waarbij de eerste prioriteit wordt gegeven aan het brevet DGH. De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in de orde van de behaalde resultaten. De gemeenteraad zal uit deze lijst de kandida(ten)at aanduiden die tot de stage wordt/worden toegelaten. De laureaten die niet tot de stage worden toegelaten worden in een wervingsreserve opgenomen, waarvan de geldigheidsduur drie jaar bedraagt. B. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel art.10 Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15. Behoudens andersluidende bepalingen betreffende uitsluitende bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerman.
De aanwervingsvereisten voor de graad van brandweerman zijn de volgende: 1. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie. 2. Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente Zelzate, of binnen een straal van 5km., waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is. 3. Ten minste 18 jaar zijn. 4. Ten minste 1.60m. groot zijn. 5. Van goed zedelijk gedrag zijn. 6. In orde zijn met de dienstplichtwetten. 7. Lichamelijk geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek bepaald in artikel 9,7°, verricht door de officier-geneesheer van de dienst, of bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangeduid geneesheer. 8. Slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid, zoals vermeld in artikel 9,8°. Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf. 9. Slagen voor een mondelinge selectieproef. Voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en de selectieproef, zal het College van Burgemeester en Schepenen telkenmale de leden van de examencommissie aanduiden. De leden zullen de dienstchef, brandweerofficieren, leraars en technici zijn, die in staat zijn de waarde van de kandidaten te beoordelen op grond van de proeven.
De examencommissie zal een lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in de orde van de behaalde resultaten. De gemeenteraad zal uit deze lijst de kandidaat aanduiden die tot de stage wordt toegelaten.
De aanwervingsvereisten voor ambulanciers zijn de volgende :
1. Onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie. 2. Woonachtig zijn, uiterlijk zes maanden na het einde van de stage, in de gemeente Zelzate, of binnen een straal van 5km., waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is. 3. Minimaal 18 jaar. 4. Tenminste 1,60 m groot zijn. 5. Van goed zedelijk gedrag zijn. 6. Lichamelijk geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek bepaald in artikel 9,7°, verricht door de officier-geneesheer van de dienst, of bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangeduid geneesheer. 7. In het bezit zijn van: ? ? het brevet DGH “dringende geneeskundige hulpverlening” uitgereikt door het Ministerie van Volkgezondheid of ? ? het brevet EHBO “eerste hulp bij ongevallen” uitgereikt door het Belgisch Rode Kruis of ? ? bij ontstentenis van ieder brevet slagen in een examen DGH binnen de 2 jaar na de aanwerving. 8. In het bezit zijn van een rijbewijs categorie “B” 9. In orde zijn met de dienstplichten art.11 De leden-vrijwilligers ondertekenen vóór hun indiensttreding als stagiair, een dienstnemingscontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming ten allen tijde verbreken met een maand opzegging.
Het dienstnemingscontract dat de leden-vrijwilligers als stagiair tegentekenen vermeldt: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats; de dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen de graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering de verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde
De ambulanciers worden in dienst genomen met een proefcontract van 6 maanden. Zij ondertekenen een proefcontract met vermelding van 1. naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats; 2. de dag met ingang waarvan de ambulancier in dienst is genomen 3. de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen 4. de ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering 5. de verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde Hierna volgt een beoordeling door de commissie waarvan sprake in art. 14 waarbij kan worden beslist tot hetzij de effectieve indienstneming als ambulancier, hetzij de afdanking. In het geval van een effectieve indienstneming wordt een dienstnemingscontract afgesloten conform het bepaalde voor het brandweerpersoneel (art. 16 GR).
Sectie 2 - stage en opleiding art.12 Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingsvereisten voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar. De stagiairs zijn ertoe gehouden de theoretische en praktische lessen te volgen welke te hunnen behoeve gegeven worden. Meer bepaald dienen zij tijdens de stage het brevet te behalen van brandweerman, uitgereikt door een erkend provinciaal centrum voor de opleiding van de brandweerdienst. In uitvoering van artikel 14,§2 van het KB van 19 maart 1997 betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de leden van de brandweer, kan de bevoegde overheid, op gunstig advies van de stagecommissie, beslissen de stage van de beroepskorporaal te verlengen, indien de stagiair tijdens de volbrachte stage niet de mogelijkheid heeft gehad de opleidingen voor het behalen van de brevetten van brandweerman en korporaal te volgen. In dit geval kan de stage van één jaar ten hoogste tweemaal worden verlengd met een jaar.
art.13 De dienstchef en de leider van de operaties waken ervoor dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat.
art.14 De stagecommissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt, aan het einde van de stage, ten behoeve van de benoemende of indienstnemende overheid, een verslag op over ieder stagiair. Zij stelt voor:
- hetzij de benoeming in vast verband voor een beroepsstagiair of de effectieve indienstneming voor een stagiair-vrijwilliger. - hetzij de verlenging van de stagetermijn voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden; onverminderd het bepaalde in art. 12, 3de en 4de lid. - hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de stage, en eventueel tijdens de verlengde stage, volgens dezelfde procedure worden voorgesteld wanneer de wijze van dienen van de stagiair te wensen overlaat.
art.15 Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem medeondertekend. Deze beschikt over een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de kennisneming, om bezwaar in te dienen bij de benoemende of indienstnemende overheid.
Sectie 3 - benoeming, indienstneming en loopbaan art.16 Op grond van het einde-stageverslag :
? ?kan de stagiair in vast verband benoemd worden als hij lid is van het beroepspersoneel ; ? ?kan de vrijwilliger effectief in dienst genomen worden. Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger tegentekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van vijf jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingscontract bedoeld in artikel 11. Deze dienstneming wordt stilzwijgend hernieuwd indien door de bevoegde gemeentelijke overheid niet binnen een periode van uiterlijk 3 maanden voor het verstrijken van het contract beslist werd om dit niet te verlengen.
art.17 Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden opgegeven de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen.
art.18 Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de burgemeester worden gericht.
art.19 De vereisten voor toegang tot de bevorderingsgraden zijn de volgende:
-
Tot korporaal : 1. Ten minste drie jaar dienstanciënniteit tellen, stage inbegrepen; 2. Gunstig advies bekomen van de officier-dienstchef; 3. Houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van korporaal; 4. Slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit: ? ? een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. ? ? Een mondelinge proef.
-
Tot sergeant : 1. 2. 3. 4.
Minstens drie jaar dienstanciënniteit als korporaal tellen; Gunstig advies bekomen van de officier-dienstchef; Houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van sergeant; Slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit: ? ? een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. ? ? Een mondelinge proef. 5. Wanneer deze graad niet kan begeven worden, hetzij bij ontstentenis van in aanmerking komende personeelsleden, hetzij wegens niet deelneming aan of mislukken voor de bekwaamheidsproef, komen in aanmerking, voor zover zij aan de voorwaarden onder 2, 3 en 4 voldoen en onverminderd de bepalingen vervat in artikel 8 : ? ? alle korporaals, ongeacht hun graadanciënniteit, of bij ontstentenis, alle brandweermannen met ten minste 5 jaar dienstanciënniteit.
-
Tot eerste sergeant : 1. Sergeant zijn; 2. Gunstig advies bekomen van de officier-dienstchef; 3. Slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit:
? ? een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. ? ? Een mondelinge proef. -
Tot sergeant-majoor : 1. Eerste-sergeant zijn; 2. Gunstig advies bekomen van de officier-dienstchef; 3. Slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit: ? ? een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. ? ? Een mondelinge proef.
-
Tot adjudant : 1. 2. 3. 4.
Sergeant-majoor zijn; Gunstig advies bekomen van de officier-dienstchef; Houder zijn van het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van adjudant; Slagen voor een bevorderingsexamen, bestaande uit: ? ? een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten te testen. ? ? Een mondelinge proef. 5. Wanneer deze graad niet kan begeven worden, hetzij bij ontstentenis van in aanmerking komende personeelsleden, hetzij wegens niet deelneming aan of mislukken voor de bekwaamheidsproef, komen in aanmerking, voor zover zij aan de voorwaarden onder 2, 3 en 4 voldoen, onverminderd de bepalingen vervat in artikel 8 : ? ? de eerste sergeanten en sergeanten met ten minste 3 jaar graadanciënniteit in één van beide graden of in beide samen, of bij ontstentenis, de leden van de dienst met minstens de graad van korporaal en ten minste 6 jaar dienstanciënniteit.
De examens bedoeld in dit artikel worden georganiseerd zoals bepaald in artikel 10. Elk advies van de officier-dienstchef, hetzij gunstig of ongunstig, dient gemotiveerd te zijn en aan de belanghebbende betekend te worden. Ingeval van ongunstig advies beschikt de kandidaat over een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de datum van kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de inzake bevordering bevoegde overheid. Deze kan dan op zijn beurt, indien de kandidaat dit wenst, deze horen.
art.20 De benoeming, de indiensttreding, of de bevordering wordt door de burgemeester of zijn gemachtigde medegedeeld en ter kennis van de andere leden van dienst gebracht.
II. OFFICIEREN-VRIJWILLIGERS
Sectie 1 – Officieren-vrijwilligers Afdeling 1. – Toegang bij aanwerving tot de graad van onderluitenant-vrijwilligers Onderafdeling 1. – De kandidaturen.
art.21 Wanneer een bij aanwerving te verlenen betrekking van onderluitenant-vrijwilliger vacant verklaard wordt of uiterlijk binnen twaalf maanden zal worden, richt de gemeenteraad een oproep tot kandidaten. De oproep wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in minstens twee kranten die in het gehele land worden verspreid ten laatste veertien dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum. De oproep wordt aangeplakt in de kazerne. Deze bekendmakingen en dit aanplakken zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van de procedure. De oproep vermeldt de te vervullen voorwaarden, de opgelegde proeven, de stof ervan en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen. Elke kandidatuur moet per aangetekende brief aan de burgemeester worden gericht.
art.22 Kandidaten voor een betrekking van onderluitenant-vrijwilliger moeten de volgende voorwaarden vervullen: 1. Belg zijn; 2. Ten minste 21 jaar oud zijn; 3. Een minimale lengte hebben van 1,60 m; 4. Van goed zedelijk gedrag zijn; 5. In orde zijn met de dienstplichtwetten; 6. Zijn hoofdverblijfplaats hebben in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is, of binnen een straal van 5 km. wonen, waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is, dit binnen de 6 maanden na de indienstneming 7. Houder zijn van het diploma of getuigschrift dat ten minste toegang verleent tot de betrekkingen van niveau 2 bij de federale overheidsdiensten, vermeld in bijlage I bij het voormelde KB van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel
art.23 Kandidaten worden aan selectieproeven onderworpen. De minister van Binnenlandse Zaken kan de inhoud en de nadere regels van deze proeven bepalen. De gemeenteraad organiseert deze proeven. Hij bepaalt de samenstelling van de examencommissie die verplicht de officier-dienstchef omvat. De examencommissie bestaat voor ten minste de helft uit experts die niet tot de gemeentediensten behoren. Gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij mogen echter niet deelnemen aan de beoordeling van de kandidaten en aan de deliberatie door de examencommissie. De proeven dienen de technische vaardigheden van de kandidaten; hun geschiktheid tot leidinggeven, hun maturiteit en de manier waarop zij hun eigen ideeën uiteenzetten, te beoordelen.
art.24 Kandidaten die geschikt zijn bevonden bij de selectieproeven moeten zich onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek dat op grond van de in bijlage II van het KB d.d. 19 april 1999 bepaalde maatstaven wordt verricht door de officier-geneesheer van de dienst, de geneesheer aangewezen door de gemeenteraad of de SociaalMedische Rijksdienst.
art.25 De medisch geschikt bevonden kandidaten worden onderworpen aan proeven inzake lichamelijke geschiktheid. De minister van Binnenlandse Zaken kan de inhoud en de nadere regels van deze proeven bepalen. De gemeenteraad organiseert die proeven. Hij bepaalt de samenstelling van de examencommissie die verplicht de officier-dienstchef omvat. De examencommissie bestaat voor ten minste de helft uit experts die niet tot de gemeentediensten behoren. Gemeenteraadsleden kunnen het examen als waarnemer bijwonen. Zij mogen echter niet deelnemen aan de beoordeling van de kandidaten en aan de deliberatie door de examencommissie.
art.26 De selectieproeven worden ingericht als vergelijkend examen. Kandidaten die de voorwaarden vervullen en die geslaagd zijn voor het geneeskundig onderzoek, de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en de selectieproeven, worden door de gemeenteraad toegelaten tot de proeftijd in orde van rangschikking resulterend uit de selectieproeven bedoeld in artikel 46.
Onderafdeling 2. – De proeftijd.
art.27 Voor zijn indiensttreding gaat het personeelslid op proef een dienstverbintenis aan voor een even lange duur als de proeftijd. Het model van die aanstelling wordt door de minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld.
Het personeelslid op proef kan zijn dienstverbintenis op elk ogenblik opzeggen, met een opzegtermijn van drie maanden.
art.28 De proeftijd duurt één jaar. Zij kan door de gemeenteraad max. twee maal verlengd worden met een periode van één jaar. Op het einde van de proeftijd maakt de officier-dienstchef een verslag op over de geschiktheid tot bevelvoering van de kandidaat, over zijn ondernemingsgeest en over zijn wijze van dienen. Hij vermeldt daarin eveneens de diploma’s en brevetten die de kandidaat tijdens de proeftijd heeft behaald. Hij stelt de benoeming, het ontslag of de verlenging van de proeftijd voor. Dat verslag is conform aan het model vastgesteld in bijlagen III van het KB d.d. 19 april 1999; het wordt genotificeerd aan het personeelslid op proef, dat er kennis van neemt en het ondertekent en dagtekent.
art.29 Het personeelslid op proef moet voor het einde van zijn proeftijd het brevet van onderluitenant behalen overeenkomstig het KB van 19 maart 1997.
art.30 Wanneer de wijze van dienen van het personeelslid op proef niet voldoet, kan de gemeenteraad, op schriftelijk en met redenen omkleed voorstel van de officier-dienstchef, op elk moment een einde maken aan de proeftijd. Dat voorstel wordt aan het personeelslid op proef genotificeerd, dat er kennis van neemt en het ondertekent en dagtekent.
art.31 Het personeelslid op proef kan een bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad tegen het verslag en het voorstel die respectievelijk in de artikelen 28 en 30 voorzien zijn. Dit bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren binnen tien dagen vanaf de datum waarop het personeelslid op proef het voormelde verslag of het voormelde voorstel heeft getekend. De gemeenteraad wint het advies in van een commissie die voor de helft samengesteld is uit leden aangewezen door deze raad en voor de andere helft uit leden van de brandweerdienst aangewezen door de Koninklijke Belgische brandweerfederatie. Op zijn verzoek wordt het personeelslid op proef door bovenvermelde commissie of door de gemeenteraad gehoord.
art.32 Het personeelslid op proef dat houder is van het brevet van onderluitenant overeenkomstig het voormelde KB van 19 maart 1997 en die door de gemeenteraad geschikt geacht wordt, treedt in dienst in de graad van onderluitenant-vrijwilliger. Indien dit niet het geval is, wordt hij ontslagen. De gemeenteraad mag alleen afwijken van een gunstig advies van de officier-dienstchef bedoeld in artikel 51 na het personeelslid op proef te hebben verzocht zijn standpunt te doen gelden.
art.33 Bij effectieve indienstneming van de onderluitenant-vrijwilliger, vernieuwt de gemeenteraad de aanstelling voor een onbepaalde duur. Het model van die aanstelling wordt door de minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld.
Afdeling 2. – Toegang bij bevordering, tot de graad van onderluitenant-vrijwilliger.
art.34 Wanneer een bij bevordering toe te wijzen betrekking van onderluitenant-vrijwilliger vacant verklaard wordt, worden de onderofficieren-, de korporaals- en de brandweermannen-vrijwilligers van de dienst daarvan bij nota in kennis gesteld. In die nota worden de te vervullen voorwaarden alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen aangegeven. Elke kandidatuur moet per brief aan de burgemeester gericht worden.
art.35 Voor elke bij bevordering te verlenen betrekking van onderluitenantvrijwilliger kunnen zich kandidaat stellen de onderofficieren-, de korporaals- en de brandweermannenvrijwilligers. De kandidaten moeten de volgende voorwaarden vervullen: 1. Belg zijn; 2. Ten minste drie jaar dienstanciënniteit tellen bij het brandweerkorps; 3. Houder zijn van het brevet van onderluitenant overeenkomstig het voormelde KB van 19 maart 1997; 4. Een gunstig verslag van de officier-dienstchef hebben gekregen of een gunstige beslissing van de bevoegde overheid hebben gekregen. 5. Voor de kandidaten korporaals en brandweermannen: houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot de betrekkingen van niveau 1 bij de federale overheidsdiensten vermeld in bijlage I bij het voormelde KB van 2 oktober 1937 of houder zijn van en diploma vermeld in bijlage I van het KB d.d. 19 april 1999.
art.36 Het in artikel 35, tweede lid,4 , bedoelde verslag stemt overeen met het model dat in bijlage IV van het KB d.d. 19 april 1999 is vastgesteld; het wordt genotificeerd aan de kandidaat, die er kennis van neemt en het dagtekent en ondertekent. De kandidaat kan een bezwaarschrift indienen bij de gemeenteraad tegen het in het eerste lid bedoelde verslag. Dit bezwaarschrift moet schriftelijk gebeuren binnen de tien dagen vanaf de datum waarop hij het voormelde verslag heeft getekend. Op zijn verzoek wordt hij door de gemeenteraad gehoord.
Afdeling 3. – Toegang tot hogere graden dan die van onderluitenant-vrijwilliger.
art.37 De toegang tot de hogere graden dan die van onderluitenant-vrijwilliger geschiedt bij bevordering.
art.38 Wanneer een hogere officiersbetrekking dan die van onderluitenant-vrijwilliger vacant verklaard wordt, worden de officieren-vrijwilligers van de dienst daarvan bij nota in kennis gesteld. In die nota worden de te vervullen voorwaarden en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen aangegeven. Elke kandidatuur moet per brief aan de burgemeester gericht worden.
art.39 De officieren-vrijwilligers van de dienst mogen hun kandidatuur indienen voor elke vacant verklaarde betrekking van een hogere graad dan die van onderluitenant-vrijwilliger. Om toegang te hebben tot de in het eerste lid bedoelde betrekkingen, moeten de kandidaten houder zin van het brevet van onderluitenant, van het brevet van technicus-brandvoorkoming en een gunstig verslag hebben gekregen van de officier-dienstchef.
art.40 § 1. Bevorderd kunnen worden: 1. de kandidaten die houder zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die ten minste drie jaar graadanciënniteit tellen; 2. bij gebrek aan de onder 1. Bedoelde kandidaten, de kandidaten die houder zijn van de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking en die minder dan drie jaar graadanciënniteit tellen.
§ 2. Bij gebrek aan een kandidaat in de onmiddellijk lagere graad dan die van de vacant verklaarde betrekking, beslist de gemeenteraad ofwel de kandidaten van de dienst die ten minste drie jaar anciënniteit hebben als officier te bevorderen, met de voorkeur voor de houder van de hoogste graad, ofwel een beroep te doen op kandidaten van een andere brandweerdienst. Wanneer er beslist is om een beroep te doen op kandidaten van een andere brandweerdienst, wordt de oproep bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in minstens twee kranten die in het gehele land worden verspreid ten laatste veertien dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum. De oproep wordt aangeplakt in de kazerne en in de vooruitgeschoven posten als deze bestaan. Deze bekendmakingen en dit aanplakken zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid van de procedure. De kandidaten moeten houder zijn van een graad evenwaardig aan de graad van de vacant verklaarde plaats of, bij onstentenis, de onmiddellijke lagere graad.
Sectie 2 – De dienstchef art.41 Als dienstchef kan enkel de officier worden aangewezen die de volgende voorwaarden vervult: 1. Ten minste drie jaar dienstanciënniteit als officier hebben in een brandweerdienst; 2. Houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming; 3. Houder zijn van het brevet van dienstchef;
Sectie 3 – De officieren-geneesheren art.42 Kandidaten voor een betrekking van onderluitenant-geneesheer moeten de volgend voorwaarden vervullen: 1. Belg zijn; 2. Zijn hoofdverblijfplaats hebben in de gemeente waar de brandweerdienst gevestigd is, of binnen een straal van 5 km. wonen, waarvan de brandweerkazerne het beginpunt is dit binnen de 6 maanden na de indienstneming. 3. Van goed zedelijk gedrag zijn; 4. In orde zijn met de dienstplichtwetten; 5. Houder zijn van het diploma van doctor in de geneeskunde en gerechtigd zijn de geneeskunde in België uit te oefenen. 6. Voorrang wordt gegeven aan de geneesheren specialisten in anesthesiologie of specialisten in de algemene heelkunde of aan de houders van het certificaat bijzondere bekwaamheid in rampengeneeskunde en rampenmanagement.
art.43 De oproep wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatblad en in ten minste twee kranten die in het gehele land worden verspreid ten laatste veertien dagen voor de uiterste inschrijvingsdatum. In die oproep worden de te vervullen voorwaarden en de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen aangegeven. Deze bekendmaking is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de procedure. Elke kandidatuur moet per aangetekende brief aan de burgemeester worden gericht.
art.44 De door de gemeenteraad aangewezen kandidaat heeft de graad van onderluitenant-geneesheer. De onderluitenant-geneesheer-vrijwilliger wordt aangeworven voor onbepaalde duur. Het model van deze aanstelling wordt door de minister van Binnenlandse Zaken vastgesteld.
art.45 De onderluitenant-geneesheer, die vijf jaar dienstanciënniteit telt, kan door de gemeenteraad tot de graad van luitenant-geneesheer bevorderd worden.
III. ALLE PERSONEELSLEDEN Sectie 1 - beëindiging van het ambt A. Bepalingen van het beroepspersoneel art.46 Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting. Ter zake van vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als voor de andere gemeenteambtenaren. Indien de betrokkene niet langer de voorwaarden vervult, bepaald in artikel 9, wordt door de benoemde overheid, ontslag van ambtswege uitgesproken. Afzetting wordt uitgesproken door de gemeenteraad. Zij behoeft goedkeuring van de provinciegouverneur voor de officieren en van de bestendige deputatie voor de andere leden van de dienst. Het ambt van beroepsleden van de dienst eindigt eveneens wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is tot het vervullen van zijn ambt, als bepaald in artikel 17 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en in het Koninklijk besluit van 20 februari 1963, houdende schorsing en beperking van de uitwerking van zekere regelen welke artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel inhoudt.
B. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel art.47 Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen onder de voorwaarden gesteld in de artikels 48 en 49, kan de eretitel van zijn graad worden verleend.
art.48 Het ambt van de leden-vrijwilligers van de dienst eindigt: 1. 2. 3. 4. 5.
Bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de wederdienstneming; Bij het bereiken van de leeftijdsgrens: eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt; Door vrijwillig ontslag: ontslag kan door de betrokkene ten allen tijde, met opzegging van drie maanden worden gegeven; Door ontslag van ambtswege: dit ontslag vindt plaats op initiatief van de indienstnemende overheid, wanneer de betrokkene de in artikel 10 gestelde voorwaarden niet langer vervult; Door afdanking: wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid: a) wegens kennelijk wangedrag; b) wegens miskenning van de tucht; c) in het geval bedoeld in artikel 58
Voor de ambulanciers gelden dezelfde bepalingen als voor het brandweerpersoneel
art.49 Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid-vrijwilliger van de dienst: -
dat ten minste dertig jaar dienst telt; dat, na ten minste tien jaar dienst van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in de dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval. Bij eervol ontslag mag het brandweerpersoneel in het bezit blijven van het uitgangstenue.
Sectie 2 - plichten A. Plichten die gelden voor alle leden
art.50 De gemeenteraad bepaalt, bij een reglement van orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement.
art.51 Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen.
art.52 De leden van de dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificaties, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt.
B. Bijzondere plichten aan sommige leden art.53 De beroepskorporaal is inzonder belast met het onderhoud van het rollend materieel van de dienst, het klaarmaken van de voertuigen en toestellen voor interventies, het onderhoud van het brandweerstation. Tevens kan hij gelast worden met de alarmering van het personeel. De uitvoering van die taken sluit het eventueel deelnemen aan de eigenlijke reddingsoperaties niet uit.
art.54 De officier-geneesheer moet: 1. De kandidaten voor een betrekking in de dienst geneeskundig onderzoeken; 2. Instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodieke herscholingscursussen organiseren; 3. De gegrondheid van de afwezigheden wegens ziekte nagaan; 4. De personeelsleden, die in dienst gekwetst worden, verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval; 5. Het geneeskundig materieel periodisch nazien; 6. Vaccinatiestatus van het personeel bijhouden. 7. De personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de indienstnemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus 8. om de vijf jaar het personeel aan een heronderzoek onderwerpen, namelijk vóór het hernieuwen van het dienstcontract
C. Plichten ingeval van interventies art.55 De beroepsleden van de dienst kunnen, bij interventies, tot langere prestaties verplicht worden. Bij ernstige interventies kunnen alle personeelsleden van de dienst, zowel de vrijwilligers als de beroepsleden, op bevel van de dienstchef die er onmiddellijk de burgemeester van verwittigt ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar het kazernement te begeven.
art.56 De dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van orde, opdat alle voertuigen en toestellen welke voor een belangrijke interventie vereist zijn gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet.
art.57 Wanneer, tijdens een brand in de gemeente voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke sloping van een bouwwerk vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de burgemeester niet afwachten.
Sectie 3 - onverenigbaarheden art.58 Afgezien van de bepalingen van de gemeentekieswet en van de desbetreffende gemeentereglementen, is er onverenigbaarheid tussen (KB 11 april 1999): - de ambten van lid-vrijwilliger en van beroepslid van dezelfde dienst; - het ambt van lid van een brandweerdienst en het ambt van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door tussenpersonen: a) in de ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming, voorkoming of -bestrijding; b) in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of kontroleren. Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der vorenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen constateert, stelt hij de betrokkenen in mora daaraan binnen zes maanden een einde te maken. Ieder lid dat na verloop van die termijn geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven, wordt afgezet of afgedankt.
Sectie 4 - hiërarchie en tuchtregeling A. Bepalingen die gelden voor alle personeelsleden art.59 Zelfs buiten de prestatie-uren, blijft ieder lid van de dienst, dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in art.6, en moet het de hem krachtens de reglementaire bepalingen ter zake opgelegde verplichtingen nakomen.
art.60 De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijk dossier van de betrokkene.
B. Bepalingen die gelden voor het vrijwilligerspersoneel art.61 Ten aanzien van de leden-vrijwilligers van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken: 1° de terechtwijzing 2° de berisping 3° de schorsing voor de duur van maximum één maand 4° de afdanking
art.62 Wat de officieren betreft: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de burgemeester; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de provinciegouverneur onderworpen.
art.63 Voor de andere leden dan de officieren: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de officier-dienstchef; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken.
art.64 Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd.
art.65 De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg.
Sectie 5 - vergoeding van het vrijwilligerspersoneel art.66 De vergoeding van de prestaties van de leden-vrijwilligers van de dienst worden berekend naar rato van de uren prestaties op basis van minstens het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddeschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel.
1° Het minimum-uurloon wordt vastgesteld op 1/1976ste van de gemiddelde wedde bepaald bij hiernavermelde referteschalen geldend voor het personeel van de lokale en regionale besturen, bij toepassing van het KB van 20 juni 1994 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de bezoldiging van het personeel van de openbare brandweerdiensten en het personeel van de gemeentepolitie, en in toepassing van de ministeriële omzendbrief van 13 juli 1994 m.b.t. het veiligheidspersoneel: Graad Stagiair Brandweerman Korporaal Sergeant Eerste-Sergeant Sergeant-Majoor Adjudant Onderluitenant Houder van diploma 2 Houder van diploma 1 Luitenant Houder van diploma 2 Houder van diploma 1 Kapitein Houder van diploma 2 Houder van diploma 1 Kapitein-commandant Houder van diploma 2 Houder van diploma 1 Officier-geneesheer Ambulancier 1
Referteschaal PB1 PB2 PB2bis PB3 PB4 PB5 PB5speciaal1 A1 A6 PB19 A7 PB21 PB20 PB23 PB22 A6 PB2bis
Is gelijk aan PB5, het minimum- en maximumbedrag verhoogd zijnde met het bedrag van de tweejaarlijkse verhogingen.
Bestuurder van de ambulance waarvoor de kwalificatie van ambulancier niet is vereist
PB2
Diploma 1: burgerlijk ingenieur Diploma 2: andere(industrieel ingenieur, architect, andere,…) Voor wat betreft de graad van luitenant-bevelhebber wordt de vergoeding als volgt berekend: het verschil tussen de vergoeding van luitenant en kapitein gedeeld door twee. Voor wat betreft de graad van kapitein-bevelhebber wordt de vergoeding als volgt berekend: het verschil tussen de vergoeding van kapitein en kapitein-commandant gedeeld door twee. 2° De vergoedingen zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01 en volgen de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk. De toepassing van een verhoging ingevolge een stijging van het indexcijfer geschiedt onder dezelfde voorwaarden als voor de bezoldiging van het gemeentepersoneel. 3° de vergoedingen worden per kwartaal uitbetaald na vervallen termijn. 4° Bij de interventies wordt voor elke interventie een vergoeding van minstens 2 uren uitbetaald daarna wordt elk begonnen uur volledig vergoed. De prestaties in het kader van niet-dringend liggend ziekenvervoer worden vergoed volgens de werkelijk geleverde prestaties met evenwel een minimumvergoeding voor 1 uur prestaties en waarbij voor elk begonnen nieuw prestatie-uur steeds een volledig uurloon wordt uitbetaald. 5° Voor ieder uur oefening, wacht in het brandweerstation, administratie en/of technische prestaties wordt een vergoeding toegekend van 80%, en voor ieder uur opleiding gevolgd in een erkend opleidingscentrum wordt een vergoeding van 50% toegekend, op voorwaarde dat effectief deelgenomen werd aan het examen, behoudens grondige reden(en) van verhindering. Het aantal uren onderhoudswerken aan het wagenpark is beperkt tot 208 uur per jaar. 6° Voor elke interventie die, hetzij bij nacht, hetzij op een zondag wordt uitgevoerd, wordt een toelage toegekend als volgt: a) Als zondagprestatie wordt beschouwd de arbeid verricht op een zondag of op een wettelijke of reglementaire feestdag tussen 00.00 uur en 24.00 uur. Het bedrag per uur van de toelage voorzien voor deze prestaties bedraagt 100% van het uurloon. b) Als nachtprestatie wordt beschouwd de arbeid verricht tussen 22.00 uur en 06.00 uur. Het bedrag van de toelage per uur voorzien voor deze prestaties bedraagt 25% van het uurloon. 7° Met het oog op het vergoeden ven sommige administratieve en/of technische prestaties, of prestaties van representatieve aard en van diverse kleine kosten, wordt een fictief maximumcontingent van wekelijkse prestatie-uren bepaald, dat door de burgemeester, op voorstel van de dienstchef verdeeld wordt tussen de brandweerlieden, die de prestaties werkelijk verrichten. Onder administratieve prestaties dient onder meer te worden verstaan: - het bijhouden van registers; - het opmaken van diverse verslagen;
- het opmaken van de programma’s der werkzaamheden; - de briefwisseling. Dit jaarlijks contingent bedraagt minimum 20 uren voor een autonoom korps en minimum 30 uren voor een Z-korps. 8° Voor prestaties in het kader van de brandweerpreventie, voor het opstellen en bijhouden van rampenplannen en van de bijzondere interventieplannen wordt een vergoeding toegekend gelijk als deze van interventies zoals vermeld in 1° 9° De leden-vrijwilligers van de dienst worden tot dekking van de kosten voor reizen, waartoe zij voor het uitvoeren van bevolen dienst mochten gehouden zijn, vergoed op gelijkaardige grondslagen als voor het gemeentepersoneel gelden. 10° De leden-vrijwilligers van de dienst die, buiten het brevet vereist voor het bekleden van hun graad, houder zijn van een brevet uitgereikt in het kader van het door de staat ingericht of erkend onderwijs inzake brandweer, krijgen een jaarlijkse premie, gelijk aan 3% van het totaal der vergoedingen die hen uitbetaald worden voor hun deelneming aan de interventies gedurende het afgelopen jaar. 11° Aan al de leden-vrijwilligers van de dienst, die de leeftijd van 60 jaar hebben bereikt en eervol ontslag bekomen uit hun ambt, wordt met ingang van de eerste januari van het jaar, volgende op de datum waarop zij voormelde leeftijd hebben bereikt, een jaarlijkse vergoeding “erkentelijkheidspremie”genaamd, toegekend. De erkentelijkheidspremie bedraagt 200 Bfr.(4,96 EURO), (aan index 110%) per jaar dienst met een maximum jaarbedrag van 8.000 Bfr.(198,31 EURO), (aan index 110%). Voor de berekening van de premie worden de gedeelten van een jaar voor een volledig jaar aangerekend. In geval van overlijden van een oud-vrijwilliger-brandweerman, die reeds geniet van de erkentelijkheidspremie, wordt voornoemde premie toegekend naar rato van 50% van de in het tweede lid bedoelde premie, en dit van af de eerste januari volgend op de datum van het overlijden. Wanneer een vrijwillige brandweerman komt te overlijden alvorens het genot te hebben van de erkentelijkheidspremie wordt 50% van de onder het vierde lid bedoelde premie toegekend aan zijn niet-hertrouwde of niet uit de echt gescheiden weduwe of weduwenaar, en dit vanaf de eerste januari volgend op de datum waarop de overleden brandweerman de leeftijd van 60 jaar zou bereikt hebben.
HOOFDSTUK III : Gebouwen art.67 De voor de goede werking van de dienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente te zijner beschikking gesteld. Hij heeft er het uitsluitend gebruik van.
art.68 Het kazernement van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op borden of op de muren het woord “brandweerdiensten” onder een nachtverlichting worden aangebracht.
art.69 Het gemeentebestuur dient de nodige initiatieven te nemen om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen.
art.70 De brandweerdienst moet aangesloten zijn op een openbaar telefoonnet en over ten minste één oproepnummer, uitsluitend voorbehouden voor de hulpoproepen, beschikken. Dit oproepnummer moet in de telefoongids vermeld staan onder de rubriek “Brandweer-Hulp”. Een voorziening moet mogelijk maken de hulpoproepen door te geven enerzijds, naar het kazernement en
anderzijds, naar de woning van de leden van de dienst die met de oproeping of de wederoproeping van het personeel belast zijn.
HOOFDSTUK IV : Materieel en bevoorrading in bluswater art.71 Het materieel wordt geplaatst in lokalen die door de gemeenteraad uitsluitend daarvoor bestemd worden. Het wordt bewaakt en onderhouden door het personeel en inzonderheid door de beroepskorporaal, onder het toezicht van de dienstchef of van dezes gemachtigde. Het moet bestendig in goede staat en gebruiksklaar worden gehouden opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn. Het materieel mag, zelfs tijdelijk, niet voor andere doeleinden dan die van de dienst worden gebruikt.
art.72 De op of onder de openbare weg geplaatste hydranten staan ter beschikking van de dienstchef of van dezes gemachtigde die er, ten allen tijde, gebruik mag van maken voor interventies of oefeningen.
art.73 In alle gemeenten van de gewestelijke groep en inzonderheid in de gemeenten zonder watervoorzieningsnet, laat de dienstchef alle gemeenten waar water voorhanden is opnemen. Hij/Zij stelt aan de bevoegde gemeentebesturen de nodige maatregelen en werken voor om het te vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij/zij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor. Bij de aanleg of de uitbreiding van een watervoorzieningsnet gaat de vooraf geraadpleegde dienstchef na of de ontworpen installaties in de behoeften aan bluswater kunnen voorzien. Eerst doet hij/zij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten.
HOOFDSTUK V : Kleding en uitrusting art.74 Alle leden van de brandweerdienst ontvangen ten bezware van de gemeentekas, een diensttenue, een branduitrusting en een uitgaanstenue volgens de voorschriften van het desbetreffende ministerieel besluit terzake. Zij hebben tot plicht ze te onderhouden en in goede staat te bewaren.
art.75 De kledings- en uitrustingsvoorwerpen zomede de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen van het lid van de dienst, welke tijdens en ter oorzake van de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt door toedoen van de gemeente.
art.76 De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij de uitoefening van de dienst of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden.
art.77 De diensttenue, de branduitrusting en de uitgangstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen worden gedragen.
art.78 Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische Regering is toegelaten. Door de buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen wanneer bij Koninklijk Besluit daartoe toelating is verleend.
HOOFDSTUK VI : Verzekering van het vrijwilligerspersoneel
art.79 Met het oog op de schadevergoeding voor ongevallen, die aan de leden-vrijwilligers van de brandweerdienst kunnen overkomen tijdens en ter oorzake van de uitoefening van hun functies in bevolen dienst, met of zonder materieel, daarin begrepen de ongevallen die zich kunnen voordoen op de weg naar het kazernement of bij hun terugkeer naar hun woning of naar de plaats waar zij werken, sluit het gemeentebestuur een polis van gemeen recht af bij een voor verzekering inzake arbeidsongevallen erkende verzekeringsmaatschappij. Die polis dekt eveneens de ongevallen die zich kunnen voordoen tijdens bijeenkomsten van professionele aard en openbare demonstraties, zelfs buiten de normale activiteitszone, alsmede op het traject naar en van die plaatsen.
Zij waarborgt de vrijwillige leden van de dienst een schadeloosstelling van ten minste gelijke waarde als verschuldigd zou zijn indien op hen toepasselijk waren de bepalingen van de wet van 3 juli 1967 houdende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen in de overheidssector en van het ter uitvoering daarvan vastgestelde KB van 13 juli 1970. De rente voor overlijden en blijvende invaliditeit wordt berekend op basis van het bedrag zoals bepaald in artikel 4, § 1, tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967. Bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid is de schadeloosstelling gelijk aan het werkelijk geleden inkomensverlies weliswaar beperkt tot een maximale dagvergoeding gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 4, §1, tweede lid van voormelde wet van 3 juli 1967 gedeeld door 365. Ieder vrijwillig lid van de dienst heeft evenwel het recht de schadeloosstelling te laten verzekeren op basis van zijn reëel beroepsinkomen, beperkt tot maximum 5 000 000 BEF. Hij dient daartoe jaarlijks een met bewijsstukken gestaafde aangifte te doen bij het gemeentebestuur, tegen ontvangstbewijs. De werkgever(s) en de verzekeringsinstelling waarbij de getroffene is aangesloten of waar hij is ingeschreven overeenkomstig de wetgeving inzake de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, zijn gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer voor wat betreft de vergoedingen die zij op wettelijke of statutaire basis dienen uit te keren. Deze hypothetische bezoldiging mag niet minder bedragen dan het geïndexeerd gewaarborgd minimum loon. Die polis dekt tevens de burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente waar het ongeval plaats heeft gehad en wordt gesloten voor een bedrag van ten minste 60.000.000 frank per getroffene. De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten arbeidsongevallenverzekering. Elke wijziging in de bepalingen van deze polis wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld. De verzekering wordt aangevuld met een verzekering ten gunste van de vrijwilligers aangegaan bij een daarvoor erkende maatschappij. Die verzekering wordt door de gemeenten verplicht afgesloten om, in geval van overlijden in dienst of ten gevolge van in dienst opgelopen verwondingen of ziekten , aan de rechtverkrijgende de uitbetaling van een som van minimum 500 000 Bef te waarborgen. Dit bedrag wordt aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen gekoppeld overeenkomstig de regelen voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij het koninlijk besluit nr. 178 van 30 december 1982. Het bedrag wordt aan de spilindex 138,01 gekoppeld. De stagiair-vrijwilliger wordt bij zijn indienstneming in kennis gesteld van de bepalingen van de door de in dienst nemende overheid afgesloten overlijdensverzekering. Elke wijziging in de bepalingen van de overlijdensverzekering wordt onmiddellijk aan alle personeelsleden meegedeeld. Voor wat het ambulancevervoer betreft: § 1. Dient de verzekering de burgerlijke aansprakelijkheid van de autobestuurder en begeleiders te dekken voor: a) de ongevallen die, door hun schuld aan de verwonde zieken of gekwetsten kunnen overkomen. b) de schade ingevolge door hen aan de vervoerden verleende verzorging. § 2. Dient de verzekering de BA van de gemeente te dekken voor schade die autobestuurder en begeleider oplopen tijdens de verzorging.(zoals HIV, hepatitis B e.a.)
HOOFDSTUK VII : Administratieve bescheiden art.80 De officier-dienstchef waakt ervoor dat in zijn eenheid het navolgende al of niet geautomatiseerd wordt bijgehouden overeenkomstig de desbetreffende ministeriële onderrichtingen:
1° Het immatriculatiebestand of kaartsysteem: Het bevat per lid van de dienst, één of meer bladen of kaarten, waarop staan vermeld inlichtingen van professionele aard en inzonderheid: - identiteit, burgerlijke staat; - gezinstoestand (o.m. de bij ongeval te verwittigen personen); - bloedgroep; - immatriculatienummer; - aanduidingen om een dringende terugroeping naar de dienst mogelijk te maken. 2° Het bestand van de hulpoproepen: In dat bestand worden chronologisch en doorlopend aangetekend: - het uur en de herkomst van de oproep; - de aard en de lokalisering van de brand; - het uur van vertrek van de hulpoproep en de samenstelling van elk dezer - het uur van aankomst ter plaatse; - het uur waarop eventuele versterkingen werden gevraagd en de herkomst van die versterkingen; - het uur van terugkeer in de kazerne. 3° Het bestand der inventarissen: Dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden: het dient inzonderheid precieze aanduidingen te behelzen omtrent de volgende rubrieken: - materieel; - uitrusting; - kleding; - meubilair; - bureaumachines. 4° Het gebruiks- en onderhoudsboekje: Bij elk voertuig en toestel moet een boekje gaan. Daarin worden vermeld de data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen alsmede de onderhouds- en herstellingswerken. Voor de toestellen zoals pompen en aggregaten wordt de rubriek “afgelegde afstand” vervangen door “duur van gebruik”. 5° Het aanwezigheids- en prestatieregister: In dat bestand worden de samenstelling der verschillende ploegen en de prestatie-uren van elk dezer opgetekend. Voorts worden dagelijks daarin de afwezigheden en de redenen ervan vermeld.
6° Het repertorium en de dossiers van de gebouwen, gebouwen-complexen of installaties waar zeer grote gevaren bestaan en welke van die aard zijn dat zij moeten onderworpen worden aan de toepassing van artikel 15 van het Koninklijk Besluit van 8 november 1967 zoals dit laatste werd gewijzigd bij Koninklijk besluit van 2 oktober 1978 en waarvoor in geval van brand de gealarmeerde dienst de dichtsbijgelegen brandweerdienst van de categorie X of Y alsmede de territoriaal bevoegde interventiedienst van de civiele bescherming ter versterking moet oproepen. Het behoort aan de Burgemeester van de gemeente, na ruggespraak met de territoriaal bevoegde brandweerdienst, te bepalen welke gebouwen of installaties in zijn gemeente onder deze toepassing vallen; op verzoek van de Burgemeester wordt voor de bescherming tegen brand voor voormelde inrichtingen een voorafgaand interventieplan opgemaakt door de territoriaal bevoegde brandweerdienst; voor elk van deze wordt door de Burgemeester het definitieve interventieplan vastgesteld. Het repertorium kan in een bestand worden gehouden; het betreft een rangschikking in alfabetische orde van de in de gemeente bestaande gebouwen of installaties als bedoeld in het hierboven aangehaald nieuw artikel 15 van het Koninklijk besluit van 8 november 1967. Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin, benevens het voor de instelling definitief vastgestelde interventieplan, kaarten, plans, toegangswegen en alle dienstige aanwijzigingen voorkomen omtrent de aard en de omvang van de risico’s alsmede de ligging van de in de onmiddellijke omgeving, bestaande waterwinplaatsen. Bij het uitrukken voor een interventie wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigd aan de bestuurder van het eerste interventievoertuig, die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operaties. Voorts zorgt de dienstchef ervoor dat een lijst van die inrichtingen in het kazernement wordt opgehangen, opdat alle leden van de dienst ervan kennis zouden hebben. De Burgemeester van het gewestelijk groepscentrum wordt in het bezit gesteld van een exemplaar van de interventieplans en van het repertorium alsmede van de dossiers waarvan sprake in onderhavig artikel. 7° De opgaven van de plaatsen waar bluswater voorhanden is: het hoofd van de brandweerdienst waakt ervoor dat de gemeente van de gewestelijke groep kaarten verschaffen, waarop klaar zijn aangeduid de wegen, de bebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen, (hydranten, waterlopen, reservoirs), het debiet en de druk, de watervoorzieningsmaatschappijen en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen. 8° Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waarvan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waarvan het in voorkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren.
art. 81 De officier-dienstchef waakt ervoor de volgende verslagen, al of niet geautomatiseerd, naar het model vastgesteld door de minister van Binnenlandse Zaken, worden overgemaakt:
1° Het interventieverslag: Wordt opgemaakt in ten minste vier exemplaren: de drie eerste exemplaren worden binnen acht dagen gezonden aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond, en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. Het vierde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 2° Het bijzonder interventieverslag: Wordt opgemaakt in ten minste zes exemplaren. De vijf eerste worden binnen de vier dagen gezonden aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente, aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond, aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten, aan de Provinciegouverneur, en aan de minister van Binnenlandse Zaken; een zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. Dat bijzonder verslag dient te worden opgemaakt voor elke brand die de dood van ten minste één persoon tot gevolg had of die het gezamenlijk optreden van twee of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. 3° Het semestrieel aktiviteitenprogramma: Is een overzicht van de voor het komende halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen. Het moet vóór de 10° januari en de 10° juli van elk jaar aan de Burgemeester van de groepscentrumgemeente en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden gezonden. 4° Het jaarlijks aktiviteitenverslag: Is de synthese van de aktiviteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar. Het wordt vóór 31 januari in één exemplaar toegezonden aan de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep, aan de Provinciegouverneur, aan de minister van Binnenlandse Zaken en in tweevoud aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten.
HOOFDSTUK VIII : Inspecties en bezichtigingen art.82 De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, bij toepassing van artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming.
art.83 Afgezien van de inspectie bedoeld in artikel 79 inspecteert de Burgemeester, of de gedelegeerde schepen de brandweerdienst ten minste éénmaal per jaar. Zo ook inspecteert de officier-dienstchef geregeld de installaties alsmede het meubilair en het materieel van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na. Hij treft de maatregelen om vastgestelde vergissingen en verzuimen recht te zetten en te verhelpen.
art.84 Telkenjare bepaalt de Burgemeester de datum waarop de overheden van de gemeenten van de gewestelijke groep de installaties en het materieel van de brandweerdienst kunnen bezichtigingen en ter plaatse alle dienstige inlichtingen inwinnen, onder meer in verband met de werking van de dienst en de problemen die met de bescherming tegen brand in hun respectievelijke gemeenten gepaard gaan.
HOOFDSTUK IX : Overgangsbepalingen art.85 De bepalingen van dit reglement mogen in geen geval tot gevolg hebben enig nadeel te berokkenen aan de personeelsleden die in dienst zijn.(zie KB 19 maart 1997)
HOOFDSTUK X : Slotbepalingen art.86 Dit reglement wordt in viervoud, voor goedkeuring aan de provinciegouverneur voorgelegd. Een behoorlijk gewaarmerkt afschrift ervan wordt bezorgd aan: - de minister van Binnenlandse Zaken; - aan de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep; - de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten; - ieder lid van de dienst.
art.87 Dit reglement wordt van kracht drie maanden na datum van goedkeuring door de Provinciegouverneur, behalve: -
Artikel 41,3, dat in werking treedt op 1 mei 2002.
art.88 De bepalingen van het thans van toepassing zijnde organiek reglement worden opgeheven de dag waarop de bepalingen van dit reglement van kracht worden. Vastgesteld en goedgekeurd door de gemeenteraad van ZELZATE in zitting van 21 september 1999.
De Gemeentesecretaris,
De Burgemeester,
W. DE MEYER
J. SCHENKELS
Bijlagen: 4
Bijlage I Diploma van technisch ingenieur uitgereikt door een inrichting voor hogere technisch onderwijs, die door de Staat is erkend, aangenomen of gesubsideerd, in een van de volgende specialiteiten of in een andere door de gemeenteraad aangenomen specialiteit voor zover deze verenigbaar is met de opdrachten van de brandweerdienst: - Technisch ingenieur sterkstroom; - Technisch ingenieur zwakstroom; - Technisch ingenieur scheikundige bedrijven; - Technisch ingenieur openbare werken; - Technisch ingenieur kernbedrijven; - Technisch ingenieur scheikunde der kernbedrijven; - Technisch ingenieur burgelijke bouwkunde; - Technisch ingenieur mechanische bedrijven; - Technisch ingenieur industriële scheikunde; - Technisch ingenieur mijnbouw; - Technisch ingenieur elektriciteitsbedrijven; - Technisch ingenieur metaalbedrijven voor openbare werken; - Technisch ingenieur openbare werken en aardkunde. Gezien om te worden gevoegd bij het gemeenteraadsbesluit van 21 september 1999. Bijlage II Basiscriteria voor het geneeskundig onderzoek. De kandidaat voor een betrekking van onderluitenant: -
-
-
-
-
moet een sterke lichaamsgesteldheid hebben die hem toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weergesteldheden te trotseren, op elk soort van terreinen te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen; mag niet onderhevig zijn aan duizeligheid; moet bekwaam zijn in alle omstandigheden, zowel ’s nachts als overdag autovoertuigen van alle typen te besturen, en mag niet lijden aan kwalen die een plotselinge bezwijming tijdens het besturen kunnen veroorzaken (epilepsie, duizeligheid, neiging tot flauwvallen, aandoeningen van de hartvaten die plotselinge bewusteloosheid kunnen veroorzaken, suikerziekte, die inspuitingen of inneming van hypoglycaemiërende geneesmiddelen noodzakelijk maakt); moet een gezichtsscherpte hebben, zo nodig met brilglazen, van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor het minst goede oog. De gezichtsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen; moet voor elk oor een gehoorscherpte hebben die hem toelaat zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,50m afstand de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd. mag geen afwijking of gebrek vertonen waardoor zijn prestige ernstig in het gedrang kan komen bij het uitoefenen van zijn bevelvoering en geen spraakstoornissen vertonen.
Gezien om te worden gevoegd bij het gemeenteraadsbesluit van 21 september 1999.
Bijlage III Brandweerdienst van ......................................................... Aanwerving in de graad van beroepsonderluitenant,onderluitenant-vrijwilliger (1) Verslag opgemaakt aan het einde van de stage door de officier-dienstchef. Naam en voornaam : .......................................................... Geboorteplaats en -datum : .................................................. Woonplaats : ................................................................ Datum begin stage : ......................................................... Datum einde stage : ......................................................... 1° Wijze van dienen Zeer goed Goed Onvoldoende Nauwgezetheid Tucht Voorkomen Houding tegenover zijn meerderen Houding tegenover zijn gelijken Houding tegenover zijn ondergeschikten 2° Ondernemingsgeest 3° Geschiktheid tot bevelvoering N.B. - Een kruisje plaatsen in het vakje dat met de toegekende vemelding overeenstemt. Diploma's en brevetten : .................................................... Eventuele opmerkingen : ..................................................... Met redenen omkleed voorstel : .............................................. a)gunstig advies voor de benoeming in vast verband (1) voor de effectieve indienstneming ongunstig advies voor de benoeming in vast verband voor de effectieve indienstneming b)motivering : Heb kennis genomen van dit verslag Opgemaakt te De (datum en handtekening van de belanghebbende)
De officier-dienstchef, (hand.)
Overgezonden aan de heer burgemeester de De officier-dienstchef. (hand.) (1) Het onnodige doorhalen Gezien om te worden gevoegd bij het gemeenteraadsbesluit van 21 september 1999.
Slecht
Bijlage IV Brandweerdienst van ......................................................... Betreft : Bevordering tot graad van onderluitenant-vrijwilliger, beroepsonderluitenant (1) Verslag van de oficier-dienstchef. Naam en voornaam : .......................................................... Geboorteplaats en -datum : .................................................. Woonplaats : ................................................................ Graad : ..................................................................... Graadanciënniteit : ......................................................... Dienstanciënniteit : ........................................................ 1° Wijze van dienen
Zeer goed
Goed
Onvoldoend Slecht e
Nauwgezetheid Tucht Voorkomen Houding tegenover zijn meerderen Houding tegenover zijn gelijken Houding tegenover zijn ondergeschikten 2° Ondernemingsgeest 3° Geschiktheid tot bevelvoering N.B. - Een kruisje plaatsen in het vakje dat met de toegekende vemelding overeenstemt. Diploma's en brevetten : .................................................... Eventuele opmerkingen : ..................................................... Met redenen omkleed voorstel : .............................................. a)gunstig advies voor de bevordering ongunstig advies voor de bevordering b)motivering : ..............................................................
Heb kennis genomen van dit verslag Opgemaakt te De (datum en handtekening van de belanghebbende)
De officier-dienstchef, (hand.)
Overgezonden aan de heer burgemeester de De officier-dienstchef. (hand.) (1) Het onnodige doorhalen Gezien om te worden gevoegd bij het gemeenteraadsbesluit van 21 september 1999.