Raad
vanState 20101 2377/1/V4. Datum uitspraak: 21 november 2011
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van: de minister voor Immigratie en Asiel, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 1 9 november 2010 in zaak nr. 09/45345 in het geding tussen:
en de minister.
201012377/1/V4
1.
2
21 november 2011
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 1 2 november 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 19 november 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 17 december 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.
Overwegingen
2.1.
Onder de minister wordt tevens verstaan: diens rechtsvoorgangers.
2.2. Hetgeen als grief 1, 2, 4 en als eerste deel van grief 3 is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 9 1 , tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.3. In grief 5 betoogt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit van 12 november 2009 ook omdat daarbij onvoldoende aandacht is besteed aan de noodzakelijke mantelzorg voor de vreemdeling onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voor deze overweging heeft de rechtbank, volgens de minister, ten onrechte redengevend geacht dat de vreemdeling in strijd met het in onderdeel B8/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) neergelegde beleid, niet in de gelegenheid is gesteld te onderbouwen dat voor haar geen mantelzorgnetwerk aanwezig is in haar land van herkomst, Ghana. Aldus heeft de rechtbank, zo betoogt de minister, niet onderkend dat de vreemdeling in de bezwaarfase in de gelegenheid is gesteld om de aan- dan wel afwezigheid van mantelzorg in Ghana toe te lichten. Hiermee is overeenkomstig het beleid gehandeld, aldus de minister.
201012377/1/V4
3
21 november 2011
2.3.1. In onderdeel B8/5 van de Vc 2000, zoats dat ten tijde van belang gold, wordt vermeld dat, indien de medisch adviseur aangeeft dat mantelzorg voor de vreemdeling noodzakelijk is, de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld aan te geven of er al dan niet personen aanwezig zijn in het herkomstland, die in staat moeten worden geacht mantelzorg te verlenen. Voor zover een vreemdeling stelt dat voor hem in het herkomstland geen mantelzorgnetwerk aanwezig is, dient hij gegevens en bescheiden over te leggen waaruit dit blijkt. Aan niet onderbouwde stellingen dan wel speculatieve stellingen hieromtrent wordt geen betekenis toegekend. Evenmin rust op het bestuursorgaan de verplichting om onderzoek te doen naar dergelijke stellingen. 2.3.2. In het besluit van 12 november 2009 heeft de minister zich, voor zover thans van belang, op het standpunt gesteld dat weliswaar kan worden aangenomen dat de vreemdeling afhankelijk is van mantelzorg, maar dat niet aannemelijk is dat zij in Ghana geen mantelzorg kan krijgen. Daartoe heeft de minister in aanmerking genomen dat in de bezwaarfase is gebleken dat meerderjarige kinderen van de vreemdeling in Ghana wonen. Volgens de minister heeft de vreemdeling niet aannemelijk gemaakt dat deze kinderen haar geen mantelzorg zouden kunnen verlenen. Voorts heeft de minister van belang geacht dat, nu de vreemdeling veruit het grootste deel van haar leven in Ghana heeft gewoond, moet worden aangenomen dat zij, naast haar kinderen, ook nog over andere familiale of sociale contacten beschikt waarop zij in dat land kan terugvallen. 2.3.3. In de bezwaarfase is de vreemdeling, tijdens de hoorzitting van 13 maart 2008, naar de aanwezigheid van familieleden in Ghana gevraagd. Daarbij is naar voren gekomen dat meerderjarige kinderen van de vreemdeling in Ghana wonen. Ook is aan de orde gekomen of deze kinderen in Ghana voor de vreemdeling kunnen zorgen. Voorts is de vreemdeling tijdens de hoorzitting van 9 november 2009 opnieuw in de gelegenheid gesteld om op deze vraag in te gaan. Reeds onder deze omstandigheden bestaat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat de minister in dit opzicht niet in overeenstemming met het in onderdeel B8/5 van de Vc 2000 neergelegde beleid dan wel in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld. De grief slaagt. 2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het tweede deel van grief 3 behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, overweegt de Afdeling als volgt. 2.5. Uit het hiervoor onder 2.2. overwogene vloeit voort dat het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: het BMA) van 4 augustus 2009 niet inzichtelijk is. Reeds daarom is het beroep gegrond en dient het besluit van 1 2 november 2009 wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd. 2.6. De Afdeling ziet aanleiding te bezien of uit een oogpunt van finale geschilbeslechting reden bestaat met toepassing van artikel 8:72, derde lid,
201012377/1/V4
4
21 november 2 0 1 1
van de A w b te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Zij overweegt hiertoe als volgt. 2.6.1. In onderdeel B8/3.2 van de Vc 2 0 0 0 , zoals dat ten tijde van belang gold, is, voor zover thans van belang, vermeld dat betrokkene, om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning in verband met de medische noodsituatie, zich in Nederland dient te bevinden en dat sprake dient te zijn van de situatie dat: - stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan; - de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waarheen betrokkene zich kan doen verwijderen; en - de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting langer dan één jaar zal duren. 2.6.2. Volgens onderdeel B 8 / 4 . 4 van de Vc 2 0 0 0 , zoals dat ten tijde van belang gold, w o r d e n , voor zover thans van belang, omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het herkomstland betreffen, niet betrokken bij het beoordelen van aanvragen t o t het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking "medische behandeling" of "vanwege medische noodsituatie". 2.6.3. Het BMA heeft, bij brief van 23 februari 2 0 1 0 , naar aanleiding van een op 17 februari 2 0 1 0 door de minister gestelde aanvullende vraag bij het BMA-advies van 4 augustus 2 0 0 9 een nadere uiteenzetting gegeven, waarin, voor zover thans van belang, het volgende is vermeld: "Ten aanzien van het BMA advies d.d. 11-07^2007 blijkt dat betrokkene na het plotselinge overlijden van haar partner depressieve klachten, slaapproblemen, en psychotische kenmerken (achterdocht, stemmen horen en een gestoorde realiteitszin) heeft gekregen. Daarbij is sprake van een verhoogde bloeddruk. Er zijn bij betrokkene geen aanwijzingen voor ernstige psychiatrische problematiek, zoals suïcidaal gedrag, noch is hiervan sprake geweest in het verleden en er is in de voorgeschiedenis van betrokkene geen sprake geweest van een psychiatrische opname. Op basis van de depressie met psychotische kenmerken tijdens de rouwreactie werd (...) destijds een medische noodsituatie verwacht bij het uitblijven van de behandeling en werd betrokkene onder bepaalde voorwaarden in staat geacht te reizen. Ten aanzien van het BMA advies d.d. 04-08-2009 blijkt dat er een wijziging in de klachtenpresentatie is ontstaan. Betrokkene woont zelfstandig en heeft enige sociale contacten. Betrokkene heeft wel last van vergeetachtigheid. In het kader van rouwverwerking bezoekt zij zelfstandig het graf van haar overleden partner. De bloeddruk is echter ondanks medicatie nog steeds enigszins verhoogd. Betrokkene wordt in staat geacht zelfstandig aan te geven welke medicatie zij gebruikt. Daarnaast zijn er geen psychotische kenmerken, zoals het horen van stemmen en achterdochtig zijn. Er zijn bij betrokkene geen aanwijzingen voor ernstige psychiatrische problematiek, zoals suïcidaal gedrag, noch is hiervan sprake geweest in
201012377/1/V4
5
21 november 2 0 1 1
het verleden en er is in de voorgeschiedenis van betrokkene geen sprake geweest van een psychiatrische opname. Op basis hiervan wordt geen medische noodsituatie verwacht bij het uitblijven van behandeling. Betrokkene wordt in staat geacht te reizen onder normale voorwaarden en behoeft daarbij niet te worden ondersteund door een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Zij kan zelfstandig haar medische voorgeschiedenis uitleggen aan de arts in het land van herkomst." 2.6.4. De vreemdeling heeft bij brief van 2 4 juni 2 0 1 0 een reactie op de nadere uiteenzetting van het BMA ingebracht. Volgens de vreemdeling is niet duidelijk op welke bronnen de nadere uiteenzetting van het BMA is gebaseerd. Voorts stelt de vreemdeling dat het BMA niet is ingegaan op de vraag of mantelzorg voor haar noodzakelijk is. Verder stelt de vreemdeling dat slechts één van haar kinderen in Ghana is getraceerd en dat die heeft verklaard niet in staat te zijn voor haar te zorgen. 2.6.5. Met voormelde nadere uiteenzetting van het BMA bij brief van 23 februari 2 0 1 0 is alsnog inzichtelijk gemaakt dat, vanwege een wijziging in de klachtenpresentatie, anders dan in het BMA-advies van 11 juli 2 0 0 7 , geen medische noodsituatie w o r d t verwacht bij het uitblijven van de voor de vreemdeling vereiste behandeling, bestaande uit medicatie en therapie, en dat zij in staat w o r d t geacht zelfstandig naar Ghana te kunnen reizen. Nu in deze uiteenzetting is aangegeven dat daarbij tevens gebruik is gemaakt van de door de minister meegezonden relevante dossierstukken, is eveneens duidelijk geworden dat het BMA zich in ieder geval heeft gebaseerd op dezelfde bronnen als die aan de eerdere BMA-adviezen van 11 juli 2 0 0 7 en 4 augustus 2 0 0 9 ten grondslag lagen. Voor zover de vreemdeling heeft gesteld dat het BMA niet is ingegaan op de vraag of mantelzorg voor de vreemdeling noodzakelijk is, w o r d t overwogen dat dit niet betekent dat de minister in strijd met de vereiste zorgvuldigheid heeft gehandeld. Daartoe is van belang dat de minister juist heeft aangenomen dat mantelzorg voor de vreemdeling noodzakelijk is. Gelet op de gemotiveerde uiteenzetting van de minister, hiervoor weergegeven onder 2 . 3 . 2 . , bestaat voorts geen grond voor het oordeel dat zijn standpunt, dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij geen mantelzorg zou kunnen krijgen in Ghana, de toetsing in rechte niet kan doorstaan. De vreemdeling heeft weliswaar verklaard dat slechts één van haar meerderjarige kinderen in Ghana is getraceerd en dat die heeft gesteld niet in staat te zijn voor haar te zorgen, maar daarmee heeft de vreemdeling onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit kind haar daadwerkelijk geen mantelzorg zou kunnen bieden en daarnaast is niet gebleken dat andere familieleden of personen uit haar vriendenkring in Ghana haar geen mantelzorg kunnen verlenen. Voorts heeft de vreemdeling de reeds in het advies van het BMA van 4 augustus 2 0 0 9 opgenomen conclusie, dat de voor haar vereiste behandeling in Ghana beschikbaar is, in beroep niet bestreden anders dan door te verwijzen naar de omstandigheid dat er nauwelijks psychiaters in Ghana zijn. Die omstandigheid betreft evenwel de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst en die kan, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspaak van 6 april 2 0 0 9 in zaak nr.
20101 2377/1/V4
6
21 november 2011
200807465/1/V3, www.raadvanstate.nl), niet bij de beoordeling worden betrokken. Aangezien dan ook moet worden aangenomen dat de vereiste medische behandeling in Ghana beschikbaar is, kan het standpunt van de minister, dat de vreemdeling niet voldoet aan hetgeen is vermeld onder het tweede gedachtestreepje in voormeld onderdeel B8/3.2 van de Vc 2000, in rechte stand houden. Datzelfde geldt, gezien de door het BMA gegeven nadere toelichting inhoudende dat stopzetting van de medische behandeling geen medische noodsituatie zal doen ontstaan, voor het standpunt van de minister, dat de vreemdeling niet voldoet aan hetgeen wordt vermeld onder het eerste gedachtestreepje in voormeld onderdeel B8/3.2 van de Vc 200O. Gelet op het vorenstaande kan het standpunt van de minister, dat de vreemdeling aan het daarin opgenomen beleid geen aanspraken kan ontlenen, de toetsing in rechte doorstaan. 2.6.6. Ten aanzien van het betoog van de vreemdeling dat bij haar uitzetting naar Ghana artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) wordt geschonden, wordt verwezen naar de vaste jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie onder meer het arrest van 27 mei 2008, nr. 26565/05, N. tegen het Verenigd Koninkrijk, www.echr.coe.int), waaruit volgt dat uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon, onder uitzonderlijke omstandigheden en wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebrek aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land, waarnaar wordt uitgezet, kan leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Van uitzonderlijke omstandigheden kan blijkens die jurisprudentie slechts sprake zijn, indien de desbetreffende vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium. Uit de stukken, waaronder die van het BMA, blijkt niet dat zich ten aanzien van de vreemdeling een zodanige situatie voordoet. 2.7. Gezien het vorenstaande, waaruit tevens voortvloeit dat het door de vreemdeling gedane beroep op de in artikel 3.71, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 opgenomen zogeheten hardheidsclausule niet kan slagen, ziet de Afdeling aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. 2.8. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
201012377/1/V4
3.
7
21 november 2011
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. II.
III. IV. V. VI.
verklaart het hoger beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 19 november 2010 in zaak nr. 09/45345; verklaart het in die zaak ingestelde beroep gegrond; vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Justitie van 12 november 2009, kenmerk 8902.13.0003; bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven; veroordeelt de minister voor Immigratie en Asiel tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1529,50 (zegge: vijftienhonderdnegenentwintig euro en vijftig cent) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; € 1092,50 (zegge: duizendtweeënnegentig euro en vijftig cent) daarvan dient aan de Secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 56.99.94.977) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro) daarvan dient aan de vreemdeling onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. G. van der Wiel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink voorzitter
w.g. Van Loo ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2011 418. Verzonden: 21 november 2011
201012377/1 /V4
8
21 november 2011
Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State,
mr. H.H.C. Visser
17..Dec. 2010 18:20
Nr. 3731
P. I l
uitspraak RECHTBANK 's-GRAVENHAGË Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening) uitspraak van de enkelvoudige kamer Toorzteningenrechter van 19 november 2010
voor
vreemdelingenzaken
en
de
In de zaak van:
geboren op , van Glumeae nationaliteit, eiseres/vcrzoekster, vorder te noemen eiseres, gemachtigde; mr. S.S, Jangali, advocaat te Amsterdam, tegen: de minister voor Immigratie on Aslol, voorheen de minister van Justitie, danrvoor de staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. M.S. Mol, werkzaam Mi de Immigratie- en Naturalisatiedienst te VGravonhage, 1,
procesverloop
1.1
Eiseres heeft op 22 januari 2007 een aanvraag ingediend tot het verlenen von eon verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tfjd voor het doel 'medische behandeling'. Verweerder beeft de aanvraag bij besluit van 3 augustus 2007 afgewezen, Blseros heelt tegen het besluit op 17 augustus 2007 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bJJ besluit van 12 november 2009 ongegrond verklaard. Blseres heeft tegen dit besluit op 6 december 2009 beroep ingesteld.
1.2
Eiseres heeft op 6 december 2009 gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden baar uit te zetten voordat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
1.3
Verweerder heef) een verweerschrift Ingediend,
1.4
De openbare behandeling van de gesohillen heed plaatsgevonden op 12 mei 2010. Eiseres is ui persoon verschenen, b\Jge*laan door haar gemachtigde. Verweerder ia vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het onderzoek ter zitting ts aangehouden om eiseres in de gelegenheid te stellen te reageren op het faxbericht van verweerder van 24 februari 2010.
j •
17-Dec. 2010 18:20
Nr. 3/31
P. 12
zaaknummer AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening) 2 1.5
Op 29 juli 2010 is de behandeling van het onderzoek tor zitting voortgezet. Eueres Is In persoon verschenen» bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder Ja vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het onderzoek Ia no verdere behandeling gesloten.
1
Overwegingen
2.1 - In beroep (octet de rechtbank het bestreden besluit san do hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve dan voorschriften van openbare orde. 2.2
Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde HJd worden afgewozen, indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mach II ging tot voorlopig verblijf (mw) dio overeenkomst met hot verblijfsdoel waarvoor de vergunning is aangevraagd (hetmw-vereisto).
23
Ia artikel 17, eerste lid, aanhef en onder o, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde ttfd als bedoeld in artikel 14 van de Vw niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mw, Indien het betreft de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om to reizen,
2.4
In paragraaf B1/4,1,1 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vo) is ten aanzien van de toepassing van artikel 17, eerste lid, sub o, Vw opgenomen dat voor deze vrijstelling dient te worden beoordeeld of de vreemdeling in staat la te reizen naar zfln land van herkomst of bestondig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mw-aanvraag, Omstandigheden dio de feitelijko toegankelijkheid van do medische zorg In het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij do beoordeling. Hierbij wordt aangesloten bij paragraaf B8/4.4 Vo,
2.5
In paragraaf B8/3.1 Vc Is bepaald dat onder con medische noodsituatie wordt verataan die situatie waarbij betrokkene ujdt aan een stoornis» waarvan op basis van de huidig . medisoh- wetenschappeJtike inzichten vast staat dat het achterwege btyven van • behandeling op korte termijn zal lelden tot overladen, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke scliade. Onder "op- korte termijn" wordt verslaan een termijn van drie maanden. In paragraaf B8/3.2 Vo is bepaald dat de medische noodsituatie in het verlangde ligt van de aanvraag ta verband met medisohe behandeling en behoeft derhalve nlet'separaat to worden aangevraagd indien ui de oorspronkemko aanvraag Yorbllj f wegens medische redenen werd gevraagd. Verder Is opgenomen dat betrokkene, om In aanmerüng te komen voor een verblijfsvergunning In verband met de medische noodsituatie, zloh in Nederland dient te bevinden en dat sprake dient te zfln van de situatie dat: - stopzetting van de medi&oho behandeling een medlscho noodsituatie zal doen ontstaan; en - do medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden In het land van herkomst of een ander land waarheen betrokkene zich kan doen verwijderen; en - de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze noodsituatie naar verwachting langer dan eenjaar zal duren.
' I |
P. 13
Nr. 3731
17. Dec. 2010 18:21
zaaknummer: AWB 09/45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening) 3 2.6
In paragraaf B8/2.1, onder b, Vo is neergelegd dat hot dient te gaan om een noodzakelijke medische behandeling en ter beoordeling van de vraag of de medische behandeling noodzakelijk Is, wordt advies Ingewonnen bij het Bureau Medische Advisering (BMA).
2.7
In paragraaf BS/5 Vc 1« neergelegd dat in sommi go gevallen de medische adviseur vaststeit dat een bepaalde medische behandeling slechts Jeans van slagen heeft Indien de betrokken vreemdeling kan terugvallen op een zogenaamd 'mantelzorgnetwerk', Hiermee wordt bedoeld dat de aard van.de aandoening het noodzakelijk maakt dat de vreemdeling wordt verzorgd door derden, met name familieleden of vrienden. Indien de raedisohc adviseur aangeeft dat mantelzorg voor de betrokken vreemdeling noodzakelijk la, wordt de vreemdeiJng in de gelegenheid gesteld aan te geven of er al dan niet personen aanwezig ztyn in het herkomstland, die in staat moeten worden geaoht mantelzorg te verlenen. Voor zover een vreemdeling «tolt dat voor hem in het herkomstland geen mantelzorgnetwerk aanwezig Is» dient hij gegevens en bescheiden te overleggen waaruit dit blijkt. Aan niet (in onvoldoende mate) onderbouwdo dan wol speculatieve stellingen hieromtrent wordt geen betekenis toegekend. Evenmin rust op het bestuursorgaan de verplichting om onderzoek te doen naar dergelijke stellingen,
2.8
Verweerder heeft zich, samengevat en voor zover hier van belang, op het volgende standpunt gesteld. Verweerder heeft do aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over oen geldige raw. Nu uit belde adviezen van het BMA blijkt dat eiseres kan reizen en haar behandeling kan plaatsvinden In het land van herkomst, is er geon aanleiding om eiseres vrij te stellen van het mw-verelste op grond van artikel 17, eerste lid, aanhol en onder Q, VW.
2.9
Eiseres heeft hiertegen, samengevat, aangevoerd dat het bestreden besluit onzorgvuldig en ondeugdelijk gemotiveerd la. Daartoe heeft eiseres het volgende naar voren gebracht, Br h discrepantie tussen de BMA-advlezen van 11 juli 2007 en 4 augustus 2009, In het oudste advies werd een mcdisoho noodsituatie op korte termijn aangenomen en werden reisvoorwaarden va a tg wl old, terwijl in het jongste advies geon medische noodsituatie werd aangenomen en geen rolsvoorwaarden werden vastgesteld. Gelet hierop had verweerder nader onderzoek moeten venlohten middels nadere vraagstelling aan het BMA, temeer nu eiaerea daar ujdons do hoorzitting van 9 november 2009 op heeft gewezen. De discrepantie tussen de twee adviezen had uitgelegd moeten worden, Voorts heeft verweerder niet voldaan aan z{jn vergewisplicht om vast te stellen of bij de verwijdering daadwerkelijk aan de in het BMA-advles van 11 juli 2007 gestolde roisvoorwaarden kan worden voldaan, Ook Is verweerder In het bestreden besluit voorbij gegaan aan de reeds in bezwaar en tijdens de hoorzitting van 13 maart 2008 naar voren gebrachte noodzaak van mantelzorg, waarbij verzooht la om het BMA nader te bevragen. Nu verweerder dat heeft nagelaten is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank overweegt als volgt,
2.10 Niet in geschil is dat eiseres niet In het bezit is van een geldige mw. 2.11 Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of verweerder gehouden was om eiseres vrijstelling te verlenen van het raw-vereisto op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, Vw, Bij de beantwoording van deze vraag betrekt do rechtbank do volgende feiten.
Dec. 2010 1 8 : 2 2
Nr. 3731
P
xaaknummar: AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 43347 (voorlopige voorziening)
2.12 Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op de adviezen van het BMA van 11 Ju/l 2007 enï 4 augustus 2009 en hieraan de conclusie verbonden dat uit bedde adviezen blijkt dat elsercs in stoat ia om te reizen, 2.13 In het advies van 11 Juli 2007 beeft het BMA is, voor zover van belong, bet volgende opgenomen, Eiseres heeft depressieve klaohten na het plotselinge overladen van haar man. Ze slaapt slecht, piekert en Ja soma het contact met de realiteit kwijt. Ook hoort •zo stemmen on ia ze aohterdoûhtig. De psychiater schrijft over eon gestagneerde ' rouwreactie on een depressie. Ook heeft ze een hoge bloeddruk. De medische behandeling bestaat uit eens In de drie weken en gesprek met de psychiater, ten einde eiseres te leren orügaan met het verlies van haar man. Daarbij kijgt zij medioijnen tegen de depressie en om beter te kunnen slapen. Gezien de ernst van de klachten zal de behandeling langdurig zijn, Bij het uitblijven van de paychlutrischo behandeling kan er een aoute payohlsche decompenaatie ontstaan. Hot uitblijven van medicatie voor de bloeddruk zal niet direct leiden tot een acuto medische noodsituatie-. Eiser« ia in staat om te reizen en reizen In het algemeen Is toegestaan, maar er zrjn aanwijzingen dat enigs medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk 1° Er dient een schriftelijke overdracht plaats te vinden van de medische gegei ma; Gedurende de reis en ook na aankomst dient eiaeres de beschikking te hebben ver haar medicatie en zQ dient tijdens de reis te worden begeleid door een soi laai psychiatrisch verpleegkundige, De behandeling van dé klachten Jn het land tan herkomst (Ghana) z(Jn In medisch-technische zin in voldoende mate aanwezig de psychiatrische behandeling kan plaatsvinden bij dr, J.B. Aaare in do payohiatrii :he afdeling van het militair ziekenhuis In Accra, waar tevens de benodigde medici i e n verkrijgbaar zijn. Behandeling van do hoge bloeddruk Is mogelijk In de me ste ziekenhuizen, bijvoorbeeld in hel Teaching Hospital in Korle-fiu of het Ko ïfo Anokye Hospital In Kumaal, 2.14 Op 4 augustus 2009 heeft hel BMA op verzoek van verweerder opnieuw advies uitgebracht In dit advies is, voor zover hier van belang, het volgendo opgenomen. Eiaeres ondergaat; een medische behandeling vanwege een te hoge bloeddruk en depressieve klachten, maar er wordt bij het stopzetten van de behandeling niet een medische noodsituatie op korte termijn verwacht. Eiseres Is in staat om te reizon en er zjjn geen aanwijzingen dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk Is. De medicatie en de behandeling van de klachten zijn In het land - van herkomst In mcdlaoh-teahnlsche zin in voldoende mate aanwezig, 2.15 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: do Afdeling), zie bijvoorbeeld da. uitspraak van 11 december 2003, LTN BÛ7950, dient een advies van het BMA to worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder (en behoeve van de uitvoering van zUn bevoogdhedon. Indien een zodanig advies op een objectieve en Inzichtelijke wijze Ja opgesteld, mag verweerder b{j de besluitvorming Jn beginsel van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan de Juistheid of volledigheid ervan. 2.16 .'Çoïechlbaûk is van oordeel dat'Het BMA-advieà van 4 augustus 2 0 Q 9 : ^ ir^çbtej'l}£ äÜJJ Hierbij Is het volgende In aanmerking genomen«
17. Dec. 2010 18:22
P. 15
Nr. 3731
zaaknummer; AWB 09/45345 (beroep) A V/B 09 / 45347 (voorlopige voorziening) 5 2, J7 Evenals In het advies van 11 juli 2007 is Jn het advies van 4 augustus 2009 vastgesteld dat ten aanzien van efseres sprake is van depressieve klachten, maar in laatstgenoemd advies wordt met die vaststelling volstaan, terwijl in eerstgenoemd advies die klachten worden omschreven. Voorts wordt in'het advies van 4 augustus 2009 weliswaar vermeld dat eiser« gesprekken heeft met een psychiater en sociaal verpleegkundige, maar, anders dan in het advies van 11 Juli 2007, wordt niet aangegeven wat de frequentie van die gesprakken is. Verder la van belang dat In het advies van 11 Juli 2007 la aangegeven dat eisere«, gelet op de ernst van de beschreven klachten, bij staken van de behandeling kan de compenseren, terwijl het BMA m het advies van 4 augustus 2009 2lch over do mogelijkheid van decompensate van-eiseres niet uitlaat. Met de enkele vaststelling In laatstgenoemd advies, dat geen sprake is van eerdere periodes van decompensatle, opname in het kader van de Wet Bopz of zelfinoordnoigragen, Js niet duidelijk of de kans op dccoraponealle b(| staken van de behandeling nog steeds aanwezig Is. Tenslotte is In het advies van 4 augustus 2009 ' anders dan til het advies van 11 Juli 2007, geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk Is. 2,18 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het de onduidelijkheid over de aard van.de depressieve Wachten van elsercs, over de frequentie van haar gesprekken mei & hulpverleners en over het'risico op decompensatle b{j staken van de behandeling, de conclusie in het advies van 4 augustus 2009, inhoudende dat er geen aanwijzingen zijn dat enige medische voorziening voor tijdens of direct na de reis noodzakelijk is,1 niet gedragen wordt dooi1 de mcdisohe bevindingen In dat-advies; Het advies van 4 augustus 2Ó09 Is daarom al onvoldöen^QlnzicSeiïjË. Het advies van 4 augustus 2009 la to minder mzichtehjfi; gelet op de hierboven gesignaleerde discrepanties ten opzichte van het advies van 11 Juli 2007, terwtfl uit het advies van 4 augustus 2009 niet blijkt, en ook de overige gedingstukken wijzen daar niet op, ' dat de gezondheidstoestand van eiser« wezenlijk Is veranderd, Verweerder heeft het. advies van 4 augustus 2009 dan ook niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Door dat wel te doen heoft verweerder onzorgvuldig gehandeld. 2.19 Die onzorgvuldigheid kan niet gerepareerd worden met de door verweerder bij sohrflven van TAfebruari2010 In het geding gebracht nadere reactie van BMA van 23 februari 2010, waarin door BMA op verzoek van verweerder een nadere toelichting op het advies van 4 augustus 2009.1a gegeven. Verweerder dient immers bJJ de totstandkoming van een besluit de vereiste zorgvuldigheid In acht Ie nemen, Daarvan is, gelet op het bovenstaande, geen sprake geweest. 2.20 De hiervoor geconstateerde onzorgvuldigheid leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden besluit, Indien geo.ordçeid moet worden dat het besluit gedragen kan worden door het BMA-advles van H juH^tiO^ Dat ia niet het geval, fen Ifyde van hot bestreden besluit was dat advies meer dan twee Jaar oud, zodat het bestreden besluit óp verouderde medische informatie la gebaseerd. Daarnaast heelt verweerder, zoals door' eiseros terecht naar voren Is gebracht, verzuimd zich ervan te vergewissen dat san de in voornoemd advies gestolde retsvoorwaarden wordt voldaan, voor zover deze betrekking bobben op de noodzakelijk geachte continuering van medicatie "na aankomst en schriftelijke overdracht van medische gegevens. Verwezen wordt In dit verband naar do uitspraak van de Afdeling van 21 november 2008 (200805776; UN;' BO5703). Verweerder heeft ook In zoverre onzorgvuldig gehandeld.
„
17..0ec. 2010 1 8 : 2 3
Nr. 3731
P. 16
zaaknummer; AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening) 6 2.21 Tenslotte is ook op andere grond het bestreden besluit uict met de verejatfl zorgvuldigheid tot stand gekomcni&fierbij h het volgende In aanmerking genomen. 2.22 ïh de gronden van bezwaar is door eiseres naar voren gebracht en toegedicht dat'ztf afliankeüjk is van mantelzorg. Op de hoorailtjtoc, yaij.. J^ t ,inë^l 2008 heeft'Ho gemachtigde van eiseres daarover ook een en ander naar voren-geÊralsHf, Bij schrijven van 17 Juni 2008 heeft de gemachtigde van elserea nogmaals gewezen op de noodzaak van manlelzorg en daartoe verklaringen van mantelzorgen en een verklaring van de sociaal psychiatrisch 'verpleegkundige overgelegd. Verweerd« heeft volgens zijn schrijven van 3 juli 2008 hierin aanleiding gezien het BMA om aanvullend advies >to vragen, hetgeen geresulteerd heeft in het advies van 4 augustus 2009, Daarin. .Is evenwel geen aandacht besteed aan de vraag of eiseres aangewezen is op mantelzorg, Op de hoorzitting van 9 november 2009 heeft de gemachtigde van eiseres daar op gewezen. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen en daarin overwogen dat, gelet op de stukken en de verklaringen tijdens de hoorzittingen, wordt aangenomen dat eiseres afhankelijk Ja van mantelzorg, maar eiseres nietaanhemejijjc heeft gemaakt dat haar nog in Ghana wonende kinderen die mantelzorg niet kunnen verlenen. Naar hot oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet zonder meer op dit standpunt kunnen stellem.Uit het In paragraaf B8/5 Vc neergelegde beleid volgt dat als mantelzorg voor een vreemdeling noodzakelijk wordt geacht, de vreemdeling in de gelegenheid dient te worden gesteld aan to geven of er al dan niet personen aanwezig zijn in het land van herkomst, die In staat geaoht moeten worden de mantelzorg te verlenen en indien de vreemdeling stolt dat voor hom in bet herkomstland geen • mantelzorgnetwerk aanwezig is, hfy gegovero en bescheiden dient over (e leggen, waaruit dat blijkt/Nu eiseres op de hoorzitting van 9 november 2009 heeft verJdasra en toegelloht dat haar kinderen niet in staat zijn voor haar te zorgen, heeft verweerder niet het bestreden besluit kunnen nemen zonder eiseres, conform het beleid, in. de gelegenheid te stellen dat te onderbouwea Door dat niet te doen is het bestreden besluit ook op dit onderdeel onzorgvuldig tot stand gekomen, 2.23 Do rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit Js in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2.24 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. . 2.25 De rechtbank zal met toepassing van artikel 9:75, eerste ltd, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 61092,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging Is verleend krachtens de Wet op * de rcohtstyjatand, wordt dit bedrag op grond van artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier. 2.26 Do rechtbank zal met toepassingvan artikel 8:74, eerste Ud, Awb verweerder opdragen liet betaalde griffierecht te vergoeden.
17.J)ec. 2010 18:23
Nr. 3731
P. 17
zaaknummer: AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening) 7 Verzoek om een voorlopige voorziening 2.27 Indien legen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan do Yooracningenrechter van dfl rechtbank die bevoegd ia ra de hoofdzaak, ingevolge artikei 8:81, eerste Jid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek eon voorJopIgo voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist, 2.28 Nu In do Hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang .komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom • niot . voor toewijzing i s aanmerking komt. Do voorzleningenreohter zal het yerzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. 2.29 De voaraieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verwoerder veroordelen in de kosten die olseres heeft gemaakt, De kosten zïjn op grond van het Besluit proceskosten bestaunrecht €437,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1), Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wot op de rechtsbijstand, worden deze bedragen Ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier. 2.30 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb gelast de rechtbank dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden,
Oec. 2010 18:24
Nr. 3731
P.
zaaknummer. AWB 09 / 45345 (beroep) AWB 09 / 45347 (voorlopige voorziening)
3,
Beslissing De rechtbank:
3.1
verklaart het beroep gegrond;
3.2
vernietigt het bestreden besluit;
3.3
draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw bestuit te nemen op het bezwaarschrift;
3.4
veroordeelt verweerder In de proceskosten en draagt verweerder op 6 1092,50 te betalen aan de griffier van doze rechtbank, nevenzittingsplaata Haarlem, in verband mot het beroep;
3.5
draagt verweerder op £ 150,- aan eisere» te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met hot beroep. De voorzienJugenreohter'.
3.6
wljat het verzoek om een voorlopige voorziening ai}
3.7
veroordeelt verweerder In de proceskosten en draagt verweerder op 6 437,- te betalen aan do griffier van deze rechtbank, nevenzittlngsplaats Haarlem, In verband mot het verzoek;
3.8
draagt verweerder op 6 150,- aan elseres te betalen als vergoeding voor hot betaalde griffierecht, In verband met het verzoek. Deze uitspraak la gedaan door mr. H.C. Oi eeuw, rechter, tevens voorzlanlngenrechter, en op 19 november 2010 In het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S.M.Parleviiet, griffier.
H.
Afschrift verzonden op; ] 9 "11"* 2010 Coll;
^>
Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen'deze uitspraak, voor zover deze de hoofdzaak betraft, hoger beroep Instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingeazaken, Postbus 16113, 250O BC, 's-Oravenbagc. Hot hoger beroep moetingesteld worden door het Indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier wekcn^a^tendlng van de uitspraak door de jjriffier, BrJ het beroepschrift moet worden gevoe^tón®flf&«jn dezo uitspraak. Vaatfeze uitspraak staat, voor zover deze' de v ° 0 1 ' l o P * 8 ^ o & 5 i r è J p % 8 e e n hos61" betwöpon. .; ^ ^ ^ S |] Voor e e n ^ p f i d Afschrift. 'A , WfflÈwtyfl V9 i ^ y ™ «*• rechtbank ta VGnfonhage
17..Dec. 2010 18:17
Nr. 3731
P. 4
RAAD VAN STATE INGEKOMEN
'f 7 DEC 2010 ZAAKNR. AAN: BEHANDELD: DD:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Vreemdelingenzaken Postbus 20019 2500 BA VCRAVENHAGE .
Hoger beroepschrift vreemdelingenzaken Van; de Minister voor Immigratie en Asiel te 's-Gravenhage, appellant, gemachtigde; mi, L.)f./. Stams ambtenaar ten départements Tegen: de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, ncvenzlitlngsplaats Haarlem, van 19 november 2010, mei kenmerk Awb 09/45345 Inzake: met kenmerk 8902,130003 aan te duiden als verweerster, gemachtigde: mr. S.S. JangaJl advocaat te Amsterdam (Hoogoord 3 B, 1102 CA) Pret« Procesvertegenwoordiging; Den Haag
J59IXR0BnH»g fatbui3Dl20 250DGCOcnHasg mp.C, Brand 70779428t
PAR:
17. Dec. 2010 18:17
Nr. 3731
1,
Inleiding De Minister voor Immigratie en Asiel komt ia hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank 's-Graven h age, nevenztttingsptaats Haarlem van 19 november 2010, verzonden op 19 november 2010, met kenmerk AWB 09/45345 (productie 1), In welke zaak de rechtbank het beroep tegen de beschikking van 12 november 2009 gegrond heeft verklaard, deze beschikking heeft vernietigd de Minister heeft opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift en de Minister in de proceskosten heeft veroordeeld.
2.
Achtergronden
2.1.
Op 22 Januari 2007 heeft verweerster een aanvraag Ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doei "medische behandeling".
2.2.
Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft de Staatssecietaxis van Justitie deze aanvraag afge weien.
2.3.
Op 17 augustus 2007 heeft verweerster hiertegen een bezwaarschrift Ingediend.
2.4.
Verweerster is op 13 maart 2008 en 9 november 2009 door een ambtelijke commissie gehoord.
2.5.
Bij besluit van 12 november 2009 heeft de Staatssecretaris van Justitie het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
2.6.
Op 6 december 2009 heeft verweerster hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
2.7.
Bij de (hans bestreden uitspraak heeft de rechtbank het daartegen door verweerster ingestelde beroep gegrond verklaard.
3
Standpunt van de Minister
3.1.
De Minister Is van oordeel dat het besluit van 12 november 2009 rechtens juist Is. Met het oog daarop had het beroep tegen dit besluit ongegrond dienen te worden verklaard
3.2.
De Minister heeft vijf grieven tegen de uitspraak. Grief1
3.3,
De rechtbank overweegt ten onrechte fn rechtsoverweging 2.12 op pagina 4 van de bestreden uitspraak: "Verweerder heeft tiet bestreden besluit gebaseerd op de adviezen van het BMA van 11 Juli 2007 en 4 augustus 2009 en hieraan de conclusie .
verbonden dat uit beide adviezen blijki dat eisere« In staat Is om te reizen.' Grief2 3.4,
De rechtbank overweegt ten onrechte In rechtsoverweging 2.16 op pagina 4 en 5 van de bestreden uitspraak: "De rechtbank Is van oordeel dathet BMA-advies van 4 augustus 2009 niet inzichtelijk ü. Hierbij is het volgende In aanmerking genomen."
2
P. 5
17..0ec. 2010 18:18
Nr. 3731
3.5.
P. 6
En vervolgens ten onrechte, voor zover door de Minister hieronder is gecuraiveeid, In rechtsoverweging 2.17 op pagina 5 van de bestreden uitspraak: "Evenals in het advies van 11 juli 2007 is In het advies van 4 augustus 2009 vastgesteld dat ten aanzien van elseres sprake Is van depressieve klachten, maar In laatstgenoemd adv!« wordt met die vaststelling volstaan, terwijl in eerstgenoemd advies die klachten worden omschreven. Voorts wordt In het advies van 4 augustus 2009 weliswaar vermeld dat elseres gesprekken heeft met een psychiater en sociaal verpleegkundige, maar, anders dan in het advies van 11 juli 2007, wordt niet aangegeven wat defrequentievan dte gesprekken Is. Verder is van belang dat In het advies van n juli 2007 ts aangegeven dat eiseret, gelet op de emit van de beschieven klachten, bij staken van de behandeling kan decompenseren, terwijl het BMA In het advies van 4 augustus 2009 «Ich over de mogelijkheid van decompeniaüe van elseres niet uitlaat Met da enkele vaststelling tn laatstgenoemd advies dat geen sprake is van eerdere périodes van deeompensatte, opname tn net kader van de WetBopz ofzelfmoordnetglnegn, Is niet duidelijk of de kans op decompensatie bij staken van de behandeling nog steeds aanwezig is, tenslotte is in het advies van 4 augustus 2003anders dan tn het advies van 11juli2007, gpconctudterd dater geen aanwijzingen zijn dat enige medische voorziening voor, tijdens of direct na de reis noodzakelijk ts."
3.6.
En vervolgens ten onrechte in rechtsoverweging 2,16 op pagina S van de bestreden uitspraak: "De rechtbank Is van oordeel dat, gelet op de onduidelijkheid over de aard van de depressieve klachten van eiseies, over de frequentie van haar gesprekken met de hulpverleners en over het risico op decompeniatie bij staken van de behandeling, de conclusie tn het advies van 4 augustus 2009, Inhoudende dat er geen aanwijzingen zijn dat enige medische voorziening voor tijdens of direct na de iels noodzakelijk Is, niet gedragen wordt door de medische bevindingen tn dat advies. Het advies van 4 augustus 2009 is daarom al onvoldoende inzichtelijk. Het advies van 4 augustus 2009 U te minder inzichtelijk, gelet op de hierboven gesignaleerde discrepanties ten opzichte van bet advies van 11 juli 2007, terwijhn het advies van 4 augustus 2009 niet blijkt, en ook de overige gedingstukken wijzen daar niet op, dat de gezondheidstoestand van elseres wezenlijk Is veranderd, Verweerder heeft het advies van 4 augustus 2009 dan ook niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Door dat wel te doen heelt verweerder onzorgvuldig gehandeld." Grief3
3.7.
Ten onrechte overweegt de rechtbank in rechtsoverweging 2,19 op pagina 5 van de bestreden uitspraak "Die onzorgvuldigheid kan niet gerepareerd worden met de door verweerder bij schrijven van 24 februari 2010 m het geding gebracht nadere reaede van BMA van 23 februari 2010, waadn door BMAop verzoek van verweerder een nadere toelichting op het advies van 4 augustui 2009 is gegeven. Verweerder dient Immers bij de totstandkoming van een besluit de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen. Daarvan is, gelet op het bovenstaande, geen sprake geweest" Grief 4
3.6.
Ten onrechte overweegt derechtbankin rechtsoverweging 2.20 op pagina 5 van de bestreden uitspraak: "De hiervoor geconstateerde onzorgvuldigheid leidt echter nog niet tot vernietiging van het bestreden besluit, Indien geoordeeld moet worden dat het besluit gedragen kan worden door het BMA-advies van 11 juli 2007. Dat is met het gevaJ- Ten djde van bet bestreden besluit was dat advies meer dan twee jaar oud, zodat het bestreden besluit op verouderde medische Informatie Is gebaseerd, Daarnaast heeft verweerder, zoals door eiseres terecht naar voren is gebracht, verzuimd zich ervan te vergewissen dat aan de in voornoemd advies gestelde refsvoorwaarden wordt voldaan voor zover deze betrekking heoben op de noodzakelijk geachte continuering van
3
7. Dec. 2010 18:18
Nr. 3731
medicatie na aankomst an schriftelijk« overdracht van medische gegevens. Verwezen wordt In dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2006 (200805776; UN: BG5703). Verweerder beeft ook fn zoverre onzorgvuldig gehandeld,"
Griefs 3.9.
Ten onrechte overweegt de rechtbank En de rechtsoverwegingen 2.21 en 2.22 op pagina 6 van de bestreden uitspraak: "Tenslotte fa ook op andere grond het bei treden besluit ntet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Hierbij is bet volgende in aanmerking genomen. (...) Vervolgens heeft verweerder liet bestreden besluit genomen en daarin overwogen dat, gelet op de stukken en de verklaringen tijdens de hoorzittingen, wordt aangenomen dat eiseres afhankelijk ts van mantelzorg, maar efseres ntet aannemelijk heeft gemaakt dat baar nog In Ghana wonende kinderen die mantelzorg niet kunnen verlenen. Naai het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet zonder meer op dit standpunt kunnen stellen. Utt het In paragraaf B8/5 Vc neergelegde beleid volgt dat als mantelzorg voor een vreemdeling noodzakelijk wordt geacht, de vreemdeling in de gelegenheid dient te worden gesteld aan te geven of er al dan niet personen aanwezig zijn In bet huid van herkomst, die In staat geacht moeten worden de mantelzorg te venenen en indien de vreemdeling stelt dat voor hem in het herkomstland geen mantelzorgnetwerk aanwezig la, hij gegevens en bescheiden dient over te leggen, waaruit dat blijkt. Nu elseres op de hoorzitting van 9 november 2009 heeft verklaard en toegelicht dat haai kinderen niet in staat 2ljn voor baar te zorgen, heeft verweerder niet het bestreden besluit kunnen nemen zonder eisern, conform het beleid, In ds gelegenheid te stellen dat te onderbouwen. Door dat niet te doen b het bestreden besluit ook op dit onderdeel onzorgvuldig tot stand gekomen."
3.10.
Op de hiervoor genoemde en beatreden overwegingen van de rechtbank berusten de rechtsoverwegingen 2,23,2,24,2.25 en 2.29 op pagina 6 en 7, Gegrondverklarlng van de hiervoor geformuleerde grieven tast ook de geldigheid van deze rechtsoverwegingen aan.
4
Toelichting op de grieven
4.1.
4.2.
Ad griefl De Minister ts van mening dat het besluit van 12 november 2009, voor wat betreu de advisering door het BMA, enkel is gebaseerd op het advies van het BMA van 4 augustus 2009. Weliswaar wordt in dit besluit ook het advies van het BMA van 11 Juli 2007 vermeld, maar deze vermelding vindt slechts plaats in het kader van een verwijzing naar het eerdergenomen besluit In primo van 3 augustus 2007, in welk laatstgenoemd besluit (wel) het advies van het BMA van 11 juli 2007 ten grondslag ligt. De (destijds) S taats secret aria van Justitie geeft (n het besluit van 12 november 2009 slechts aan dat het advies van het BMA van 4 augustus 2009, aangaande de vraag of verweerster in staat is om te reizen, een bevestiging Is van het advies van 11 Juli 2007, In de zin dat verweerster geacht wordt in staat te zijn te reizen. Aan het besluit van 12 november 2009 ligt (Inhoudelijk) enkel het advies van het BMA van 4 augustus 2009 ten grondslag, nu in dit advies de meest recente informatie over de gezondheidstoestand van verweerster Is verwerkt. De rechtbank heeft het vorenstaande miskend. Ad grief 2 De Minister Is van mening dat het advies van het BMA van 4 augustus 2009 voldoende Inzichtelijke. In dit advies ts onder meer, naar aanleidingvan een vraagstelling duidelijk aangegeven wat de aard van de medische klachten van verweerster is, de aard van de behandeling, door wie deze behandeling gegeven wordt, of de behandeling van tijdelijke opblijvende
4
P. ?
17..Dec. 2010 1 8 : 1 9
Nr. 3731
aard Is, of het uitblijven van de behandeling zal lelden tût een medische noodsituatie op korte termijn, en of verweerster - met of zonder medische reisvoorwaarden- kan reizen. Dat in dit advies niet de aard van de depressieve klachten wordt vermeld noch de frequentie van de gesprekken met de hulpverleners, doet aan het vorenstaande niet af. Voorts heeft het BMA in het advies van 4 augustus 2009 (Inzichtelijk) aangegeven op grond waarvan het uitblijven van de behandeling niet zat leiden tot een medische noodsituatie. Nu het advies van het BMA van 4 augustus 2009 voldoende Inzichtelijk Is, en overigens een deskundigenadvies aan de Minister, volgt de Minister de rechtbank niet dat uit dit advies niet duidelijk is of de kans van decompensate bij het staken van de behandeling nog steeds aanwezig Is. De Minister is voorts van mening dat de omstandigheid dat het BMA' advies van 11 Juli 2007 verschilt van het BMA-advles van 4 augustus 2009. geen aibreuk doet aan de Inzichtelijkheid van het laatstgenoemde advies. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, Is het BMA-advles van 4 augustus 2009 op zichzelf reeds inzichtelijk. Het BMA heeft bij de behandelende artsen Informatie ingewonnen en Is op basis hiervan tot het advies van 4 augustus 2000 gekomen. Niet valt derhalve In te zien dat dit laatste advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, Gelet op al het vorenstaande is de Minister van mening dat hij het advies van 4 augustus 2009 op goede gronden aan het besluit van 12 november 2009 heeft kunnen leggen.
4.3,
4.4,
Ad grief 3 De Minister is van mening dat de rechtbank de nadere reactie van het BMA van 23 februari 2010 bij de beoordeling van het beroep had moeten betrekken. Dit stuk is Immers geen nieuw feit, opgekomen na het besluit van 12 november 2009, maar enkel een toelichting op het reeds inzichtelijke advies van het BMA van 4 augustus 2009. Die reactie van het BMA onderbouwt het standpunt van de Minister dat het laatste advies zorgvuldig tot stand Is gekomen. Voorts blijkt uit die reactie dat de situatie van verweerster in de loop van de tijd niet is verslechterd. Bovendien, 20 de rechtbank al terecht een motiveringsgebrek in het besluit van 12 november 2009 constateerde, dan had zij zich bij het In stand laten van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit uit dienen te laten over het advies van het BMA van 12 november 2009 en de nadere toelichting van 23 februari 2010. De constatering dat een besluit voldoende zorgvuldig voorbereid moet zijn, maakt niet dat de rechtbank het stuk van 23 februari 2010 terzijde kon schuiven, Ad grief 4 Deze grief heeft geen zelfstandige betekenis en dient te worden bezien In het licht van wat de Minister hiervoor, naar aanleiding van de eerste en derde grief, heeft aangegeven. De Minister ziet derhalve niet in waarom de rechtbank In dit kader (enkel) het BMA-advles van 11 juli 2007 heeft beoordeeld, Ad grief 5
4.5,
De Minister is van mening dat verweerster bl) de ambtelijke hoorcommisste Juist in de gelegenheid is gesteld om in het kader van mantelzorg de aanwezigheid van familieleden in Ghana toe te lichten, waarmee is voldaan aan hetgeen In het beleid Is neergelegd. Indien verweerster had aangegeven geen familieleden te hebben, dan had aan haar een termijn moeten worden gegund voor een nadere schriftelijke onderbouwing van het ontbreken van een netwerk. Overigens Ut het aspect mantelzorg ook op de hoorzitting van 13 maart 2008 aan de orde geweest De Minister is van mening dat In het besluit van 12 november 2009 terecht is aangegeven dat verweerster niet
5
P. 8
7..Dec. 2010 1 8 : 1 9
Nr. 3731
afdoende aannemelijk heeft gemaakt dat haar meerderjarige kinderen In Ghana haar geen mantelzorg kunnen verlenen, 5.
Conclusie De Minister concludeert tot gegrondverfd aring van het hoger beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en ongegrondverklaring van het door verweerster tegen het bestuit van 12 november 2009 ingestelde beroep,
DenHaag, I7dece
GemachTTgaë" Mr. LIJ. StamyfenioT procesvertegenwoordiger Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Immigratie- en Naturalisatiedienst Proces Procesvertegenwoordiging Vestiging Den Haag Postbus 30120 2500 CC Den Hang
6
P. 9