Adviesnota
Persoonsgebonden budget “hulp bij huishouden” in de gemeenten Werkendam en Woudrichem
1
Buro Altena, Welzijn
Juni 2007 (11) “Persoonsgebonden budget in de gemeenten Werkendam en Woudrichem”, beleidsnotitie juni 2007
1
Samenvatting Adviesnota”: “Persoonsgebonden budget in de gemeente werkendam en Woudrichem” Meedoen is het devies van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo spreekt mensen aan op hun eigen verantwoordelijkheid. Niet alleen gezonde mensen moeten kunnen meedoen in de maatschappij, ook mensen met een (tijdelijke) beperking. De gemeente heeft voor deze mensen een zorgplicht. Burgers kunnen zich wenden tot het gemeentelijke Wmo-loket om (tijdelijke) zorg of voorzieningen aan te vragen. Het gaat hierbij om hulp bij huishouden (HbH), een rolstoel, vervoersvoorziening of woonvoorziening. De burger kan ervoor kiezen om de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget te ontvangen. De gemeente stelt hiervoor regels op.Tot op heden zijn er nog onvoldoende regels opgesteld voor de uitvoering van het PersoonsGebonden Budget (PGB) bij hulp bij het huishouden. Dit leidt in de praktijk tot veel vragen en is de aanleiding voor de gemeente Werkendam en Woudrichem om aanvullend PGB-beleid te maken. In de nota zijn voor diverse onderwerpen, verscheidene varianten uitgewerkt. Aan het eind van deze uitwerking is een visie van de belangenorganisaties en het advies opgenomen. Op de volgende onderdelen worden nadere regels vastgesteld; 1) Ondersteuning door Sociale Verzekeringsbank; 2) Hoogte PGB voor HbH1 te verhogen; 3) Uitbetaling- en verantwoordingstermijn voor PGB’s groter dan €5.000,- wijzigen; 4) 1 x per jaar omzetten van PGB naar Zorg in Natura en vice versa mogelijk maken; 5) Vaststellen dat een PGB-houder 10% van het budget per jaar mag meenemen naar volgend kalenderjaar; 6) Doorbetalen 1 maand na overlijden van de budgethouder aan de hulp; 7) Stopzetten PGB als budgethouder 2 maanden of meer opgenomen wordt in een AWBZ-instelling; 8) PGB alleen verstrekken voor hoofdverblijf; 9) Periodiek evalueren. Het doel is deze regeling per 1 januari 2008 in te laten gaan. Na kennisname van deze adviesnota door beide colleges zullen de huidige PGB-houders worden voorgelicht over de consequenties van de nieuwe PGB-regeling. Bovendien zal nieuw voorlichtingsmateriaal ontwikkeld worden voor nieuwe PGB-houders. Met dit beleid poogt de gemeente het PGB te stimuleren en volledige keuzevrijheid te bieden aan alle cliënten die hulp bij huishouden aanvragen. Bovendien zal de gemeente budgethouders optimale ondersteuning bieden, middels het verlengen van het contract met de SVB, waardoor een PGB voor veel burgers toegankelijker wordt.
2
“ Persoonsgebonden Budget in de gemeenten Werkendam en Woudrichem” Algemene inleiding Voor u ligt de adviesnota “Persoonsgebonden Budget in de gemeenten Werkendam en Woudrichem”. In het afgelopen jaar is gebleken dat er nog veel vragen leven omtrent de uitvoering van het persoonsgebonden budget (PGB). Deze onduidelijkheden hadden met name betrekking op “hulp bij het huishouden”. Op dit moment is er in de verordening of het Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (“het besluit”) nog niets vastgelegd over onder andere de wijze van verantwoorden, uitbetaling en ondersteuning van het PGB. Bovendien is in de loop van de tijd de hoogte van het huidige PGB een discussiepunt gebleken. Het PGB van hulp bij het huishouden, categorie 1 zou niet toereikend zijn. Er is grote behoefte aan duidelijkheid. Daarom is het noodzakelijk om beleid te maken over het PGB. Voor woon-, rolstoel en vervoersvoorzieningen zijn deze onderdelen wel beschreven in de verordening of het besluit. Op een enkel onderdeel (de hoogte van het PGB) was behoefte aan een nieuwe discussie over het persoonsgebonden budget voor vervoers- en rolstoelvoorzieningen. Dit onderdeel is meegenomen in de discussie en het advies. De nota bestaat uit twee delen: een inleidend deel en een deel waarin de beleidsvarianten worden weergegeven. Aan beide colleges wordt gevraagd in te stemmen met de voorgestelde adviezen en deze notitie ter kennisname voor te leggen aan de commissies in hun gemeente. Leeswijzer Hoofdstuk 1 bestaat uit een algemene inleiding op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de problematiek en probleemstelling. In paragrafen 1.1 tot en met 1.4, treft u een algemene toelichting op de Wmo. Vervolgens wordt in paragraaf 1.5 een korte beschrijving gegeven van de stand van zaken rondom de invoering van de Wmo in de gemeenten Werkendam en Woudrichem. Deze beschrijving beperkt zich tot prestatieveld 6. Dit prestatieveld beschrijft het onderdeel van maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. Eén van de uitwerkingen hiervan is het maken van PGB-beleid. In paragraaf 1.6 worden enkele feiten en cijfers over het persoonsgebonden budget weergegeven. Paragraaf 1.7 beschrijft in het kort de huidige problematiek binnen de gemeente Werkendam en Woudrichem. Deze problematiek vormt aanleiding voor deze notitie. In paragraaf 1.8 wordt de totstandkoming van deze notitie in het kort weergegeven. Na dit inleidende hoofdstuk zullen in hoofdstuk 2 achtereenvolgens: ondersteuning, hoogte van het PGB, uitbetaling, verantwoording, inzet van het budget bij “hulp bij het huishouden” en de mogelijkheid om het PGB om te zetten naar “Zorg in Natura” (ZIN) worden uitgewerkt. Per onderwerp worden varianten beschreven. Van iedere variant worden voor- en nadelen genoemd. Met betrekking tot elke mogelijkheid wordt de visie van belangenorganisaties en een advies gegeven. Deze notitie wordt afgesloten met een “blik op de toekomst”.
3
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding op Wmo en PGB 1.1 Devies Wmo Meedoen is het devies van de Wmo: iedere burger, jong, oud, gehandicapt, niet-gehandicapt moet (kunnen) participeren in de samenleving. Persoonlijke belemmeringen mogen participatie niet in de weg staan. De filosofie van de Wmo is het vergroten van de eigen verantwoordelijkheid van burgers en een overheid die regisseert, faciliteert en waar nodig, ondersteuning biedt. De Wmo legt bij de gemeente de taak neer om deze participatie van burgers te organiseren en sociale samenhang te bevorderen. 1.2 Wat houdt de Wmo in? De Wmo geeft gemeenten extra taken en bevoegdheden op het terrein van ondersteuning. Met de komst van de Wmo zijn de Wet Voorzieningen Gehandicapten (Wvg) en de Welzijnswet komen te vervallen. Het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten en het organiseren van activiteiten op het brede terrein van welzijn worden zogenaamde ‘prestatievelden’ in de Wmo. Daarnaast omvat de Wmo delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV). Vooralsnog gaat dit om de huishoudelijke verzorging, een aantal subsidies (1) uit de AWBZ en de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg taken uit AWBZ en WCPV. De verantwoordelijkheden van de gemeente zijn in de wet benoemd in de vorm van negen prestatievelden. De gemeente moet op het niveau van deze prestatievelden plannen maken, middelen inzetten, resultaten boeken en zich verantwoorden naar de raad en naar de bevolking. De Wmo is, in tegenstelling tot de AWBZ, geen voorzieningenwet. Dat betekent dat mensen in bepaalde omstandigheden of met bepaalde problemen niet vanzelfsprekend recht hebben op een voorziening. De bedoeling van de Wmo is dat men zoveel mogelijk voor zichzelf en elkaar zorgt en zich pas in laatste instantie tot de overheid wendt. De Wmo legt de gemeente dus een aantal verplichtingen op. 1.3 Verplichtingen voor de gemeente Een van de verplichtingen die de Wmo aan de gemeente stelt is het verstrekken van individuele voorzieningen ter compensatie van de beperkingen die de burger ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Dit wordt ook wel de zorgplicht of compensatiebeginsel genoemd (prestatieveld 6). Deze voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning stellen burgers in staat om: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De gemeente kan op verschillende manieren een voorziening verstrekken. 1.4. Verschillende manieren om voorzieningen te verstrekken Artikel 6 van de Wmo bepaalt het volgende: “ Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.” Het gevolg van deze regel is dat er drie vormen van verstrekkingen van individuele voorzieningen mogelijk zijn. Allereerst is er de voorziening in natura. Dat wil zeggen dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt die hij of zij kant en klaar krijgt. Voor zorg in natura (ZIN) ontvangt de cliënt géén geldelijke bijdrage, maar kan de cliënt (bijvoorbeeld bij HbH) kiezen uit vijf, vooraf door de gemeente geselecteerde zorgaanbieders. Deze zorgaanbieders zijn middels
4
2
een aanbestedingsprocedure geselecteerd. Wanneer de cliënt voor hulp bij het huishouden in aanmerking komt regelt een medewerker van de gemeente dat deze zorg door de gewenste zorgaanbieder geleverd wordt. De gemeente is bij ZIN ook verantwoordelijk voor de financiële afwikkeling. Artikel 6 Wmo bepaalt tevens dat er een verplicht alternatief voor een voorziening in natura geboden moet worden en wel in de vorm van een persoonsgebonden budget: de tweede vorm van verstrekking. Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag waarmee de burger zelf zorg, begeleiding, een rolstoel, vervoersvoorziening of woonvoorziening van (niet) bouwkundige aard kan inkopen. Men kiest in het geval van “hulp bij huishouden” zelf huishoudelijke hulpen uit of men huurt een organisatie in, die in opdracht van de budgethouder gaat werken. De PGB-houder maakt zelf afspraken met de hulp over wat er gedaan moet worden, de dagen en uren waarop de hulp werkt en de vergoeding die men daarvoor betaalt. Waar het rolstoelen, vervoersvoorzieningen en woonvoorzieningen aangaat kan de ondersteuningsvrager een middel kopen bij een gecertificeerd bedrijf naar eigen keuze. Op die manier houdt de burger zelf de regie (vraaggestuurde zorg). Daarmee houdt de burger ook de touwtjes van zijn eigen leven in handen. Volledige keuzevrijheid is hierbij het uitgangspunt. Bovendien gaat de wet ervan uit dat het persoonsgebonden budget vergelijkbaar is met ZIN. En tenslotte is de derde vorm van verstrekking de financiële tegemoetkoming, zo blijkt uit artikel 7 Wmo. Bij een financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van een eenmalige toekenning. 1.5 De Wmo in de Gemeenten Werkendam en Woudrichem De Wmo is een raamwet en geeft gemeenten veel vrijheid om haar eigen beleidsregels op te stellen, met als doel beleid te kunnen afstemmen op de behoeften/wensen van de plaatselijke bevolking. De wet is per 1 januari 2007 officieel van kracht. Vóór deze datum moest er veel gebeuren in beide gemeenten. De voormalige verordening Wvg kwam te vervallen en het verstrekken van Hulp bij Huishouden werd als nieuwe taak toegevoegd. In de praktijk betekende dit voor beide gemeenten dat er nieuw beleid moest worden gemaakt. Allereerst is een nieuwe verordening opgesteld. De Verordening “Maatschappelijke Voorzieningen” is eind september 2006 vastgesteld en is een uitwerking van de Wmo op gemeentelijk niveau. In aansluiting daarop is het Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeenten Werkendam/Woudrichem 2007”, vastgesteld. Dit besluit is een uitwerking van de Verordening en bevat nadere regelingen en bepalingen. In dit besluit zijn onder andere de financiële kaders vastgesteld. 1.6 Feiten en Cijfers Landelijk maken ongeveer 95.000 mensen gebruik van een PGB. Deze gegevens zijn gebaseerd op cijfers van eind 2006, van het ministerie van VWS (www.minvws.nl). Eén op de drie budgethouders koopt met zijn PGB voor Hulp bij Huishouden, uitsluitend zorg in bij mantelzorgers. Een op de drie koopt zorg zowel in bij mantelzorgers, professionele hulpverleners als zorginstellingen. De overige groep koopt uitsluitend zorg in bij een zorginstelling. In 2006 werd 1 miljard euro uitgegeven aan de PGB-regeling. In de gemeente Woudrichem maken 37 PGB-houders gebruik van de overgangsregeling. Deze cliënten worden tot 1 januari 2008 uitbetaald door het Zorgkantoor. Met het Zorgkantoor is hierover een overeenkomst gesloten. Sinds 1 januari 2007 hebben vijf nieuwe cliënten gekozen voor een persoonsgebonden budget. In de gemeente Werkendam maken 60 cliënten gebruik van de overgangsregeling. Hier hebben sinds 1 januari 2007 twee mensen gekozen voor een persoonsgebonden budget. 1 , pag 4. W.o. Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg (CVTM), diensten wonen met zorg, OGGZ.. en in 2008 de subsidie MEE.
5
Bovengenoemde cijfers gelden voor Hulp bij Huishouden. In totaal worden er in beide gemeenten op dit moment 104 persoonsgebonden budgetten verstrekt. Met betrekking tot voorzieningen is er sinds 1 januari jl. één PGB-aanvraag binnen gekomen voor een woningaanpassing en één voor een scootmobiel. Vooraf is een inschatting gemaakt dat er zich ongeveer 25 nieuwe PGB-houders in 2007 zullen aanmelden voor Hulp bij Huishouden. In de periode van 1 januari tot 1 juni 2007 heeft ongeveer 60% van de cliënten een Hulp bij Huishouden categorie (HbH) 1 indicatie ontvangen. Voor de categorieën HbH2 en 3 gelden respectievelijk percentages van 37% en 3%. HbH1 wordt geïndiceerd bij alleen huishoudelijke werkzaamheden, HbH2 als er ondersteuning nodig is bij de organisatie van het huishouden en Hbh3 wordt toegekend als er sprake is van een ontregelde huishouding. 1.7 Probleemstelling en aanleiding tot deze notitie Enige tijd geleden is er met betrekking tot de persoonsgebonden budgetten voor Hulp bij Huishouden een probleem ontstaan. De gemeente heeft in haar besluit, “Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeenten Werkendam/Woudrichem 2007”, Hulp bij Huishouden (HbH) in drie categorieën ingedeeld, te weten HbH1, 2 en 3. In iedere categorie is beschreven welke huishoudelijke werkzaamheden de zorgaanbieder uitvoert. Voor ieder van deze categorieën geldt een ander uurtarief (oplopend in hoogte). In de oude AWBZregeling bestond hulp bij het huishouden (toen nog huishoudelijke verzorging genoemd) maar uit één klasse. Alle cliënten die nog een AWBZ-indicatie voor huishoudelijke verzorging hebben, moeten vóór 1 januari 2008 worden geherindiceerd, met als doel ze in te delen conform de indeling van voornoemd besluit. Het “oude” AWBZ-tarief (€17,-) komt ongeveer overeen met het huidige HbH2-tarief (€16,95). Dit betekent dat cliënten, die volgens het besluit worden geherindiceerd in categorie HbH2 of HbH3, er nagenoeg niets op achteruitgaan. Dit is echter de kleinste groep. De meeste cliënten zullen worden ingedeeld in HbH1. Door deze herindicering zullen deze cliënten er ongeveer 36% op achteruit gaan. In plaats van €16,95 krijgen zij vanaf 1 januari 2008 een PGB van €10,88 per uur uitgekeerd. De gemeenten Werkendam en Woudrichem hebben afgesproken dat 2007 een overgangsjaar is. Alle cliënten die vóór 1 januari 2007 een PGB ontvingen, behouden hun “oude” rechten tot 1 januari 2008. Op 1 januari 2008 zal het nieuwe PGB-beleid van kracht worden en ontvangen overgangscliënten die na herindicatie worden ingedeeld in categorie HbH1, het in deze notitie vastgesteld tarief. De cliënten worden uiterlijk 1 oktober 2007 geïnformeerd over mogelijke consequenties van de nieuwe regeling per 1 januari 2008. Op enkele Wmo-inspraakavonden van politieke partijen, werden veel vragen gesteld rondom de uitvoering van PGB’s. Hieronder een korte impressie van de belangrijkste vragen: • Wanneer worden PGB’s uitbetaald? • Hoe vindt de verantwoording plaats? • Wordt er ondersteuning geboden aan budgethouders? • Hoe kan de informatievoorziening over persoonsgebonden budgetten verbeterd worden? • Gelden er ook kortingsregelingen voor budgethouders? • Wat is de hoogte van het PGB per 1 januari 2008? Zoals blijkt leven er vele prangende vragen. Dit gaf aanleiding te komen tot nieuw PGB beleid. Dit beleid is door middel van burgerparticipatie tot stand gekomen. (*) mei 2007
1.8 Burgerparticipatie Beide gemeenten hechten veel waarde aan burgerparticipatie. Daarom is besloten een avond te organiseren met als doel over dit onderwerp van gedachten te wisselen met de Cliëntenraad en Seniorenraad uit de gemeente Woudrichem en de Adviesraad Wonen Zorg en Welzijn uit Werkendam. Ook is de PGB-consulente van stichting Zorgbelang bij de discussie aangeschoven. Aansluitend is een zelfde avond georganiseerd met de leden van de klankbordgroep Wmo en overige leden van de commissie Diensten en Inwoners van
6
beide gemeenten. De suggesties die tijdens beide avonden naar voren zijn gebracht zijn waar mogelijk verwerkt in deze notitie. De belangenorganisaties hebben alvorens deze notitie aan u is aangeboden nogmaals een advies mogen uitbrengen op de inhoud van deze notitie. Dit advies treft u in bijlage 1.
Hoofdstuk 2: Varianten 2.1 Ondersteuning bij “hulp bij het huishouden” Een PGB-houder die hulp inkoopt bij een professionele organisatie of particuliere hulp is zelf werkgever. Een werkgever heeft volgens de wet verplichtingen. Als een PGB-houder vier of meer dagen per week hulp ontvangt van dezelfde medewerker, (ongeacht het aantal uren en ongeacht of het Wmo of AWBZ-zorg betreft) is deze maandelijks verplicht tot afdracht van werkgeverspremies, loonheffing en inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (zorgverzekeringswet). De PGB-houder is dus verplicht een salarisadministratie te voeren. Een PGB-houder die maximaal drie dagen per week (1-3 dagen) hulp ontvangt van dezelfde medewerker (ongeacht het aantal uren en ongeacht of het Wmo of AWBZ-zorg betreft) heeft deze verplichting niet. PGB-houders mogen in dit geval het loon aan de hulp bruto uitkeren. De hulp is zelf verantwoordelijk voor aangifte van zijn inkomsten bij de belastingdienst. De SVB biedt de mogelijkheid aan budgethouders om het loon direct netto aan de hulp uit te keren. Dit wordt ook wel opting-in genoemd. Er wordt wel loonheffing en de inkomensafhankelijke Zvw ingehouden en direct door de SVB afgedragen aan de belastingdienst, maar er is geen inhoudingsplicht. Dit is een extra service van de budgethouder aan de hulp, maar geen verplichting voor de PGB houder. In beide gevallen geldt wel dat de PGB-houder het loon van de hulp, ingeval van ziekte, door moet betalen. Dit geldt vanaf de tweede dag tot maximaal 6 weken. In sommige gevallen moet zelfs 104 weken doorbetaald worden, bovendien krijgt de budgethouder te maken met arbowetgeving (Wet Poortwachter). Tenslotte is het een recht van de werknemer om deel te kunnen nemen aan een levensloopregeling en in dit geval is de budgethouder verplicht om dit aan te bieden. Er zijn drie verschillende mogelijkheden om ondersteuning te bieden aan PGB-houders, te weten: a. een contract met het Servicecentrum van de Sociale Verzekeringsbank; b. een lidmaatschap van een belangenvereniging; c. gratis ondersteuning door een cliëntenondersteuner, ouderenadviseur, stichting MEE, Zorgbelang etc. Ad. a ondersteuning van het servicecentrum PGB van de Verzekeringsbank (SVB). Deze ondersteuning houdt in: • het aanbieden van modelovereenkomsten; • informatie en advies; • collectieve verzekeringen voor rechtsbijstand, wettelijke aansprakelijkheid, loondoorbetaling bij ziekte en arbo-begeleiding bij ziekte van de hulp; • verzorgen van de loonadministratie. De gemeente kan hiervoor een contract afsluiten. De SVB rekent hiervoor € 19.80 per cliënt per maand (€ 238, - per jaar). Op dit moment zijn er voor beide gemeenten ongeveer 100 PGB-houders. Tien PGB-houders maken momenteel structureel gebruik van de ondersteuning (loonadministratie) door de SVB. De overige budgethouders zullen pas gebruik maken van de diensten op het moment dat dat nodig is (als de hulp zich ziekmeldt, informatie en advies, calamiteiten).
7
In de € 19,80 is € 4,90 gereserveerd voor de doorbetaling van ziekte van de hulp. Aan het eind van het kalenderjaar berekent de SVB hoeveel budgethouders een beroep hebben gedaan op deze verzekering. Door middel van nacalculatie kan de gemeente geld terug ontvangen. Ad. b Een voorbeeld van een belangenorganisatie is Stichting Per Saldo. Per Saldo is de landelijke vereniging voor mensen met een PGB. Als men lid is van Per Saldo, kan men onbeperkt bellen met een consulent PGB voor informatie en advies over alles wat met het PGB te maken heeft. Per Saldo heeft ook een juridisch steunpunt. Ook is het mogelijk als lid kortingen te verkrijgen op de aanschaf van o.a. hulpmiddelen en medicatie etc. Ad c Naast een lidmaatschap bij een belangenorganisatie is het mogelijk om informatie en advies te verkrijgen bij verschillende gratis instanties. Uitwerking varianten ondersteuning: De vraag is in hoeverre de gemeente verantwoordelijk is, gezien de wettelijke plichten die PGB-houders hebben, om ondersteuning te bieden. Hiervoor zijn twee opties geformuleerd. In optie 1 wordt uitgegaan dat de gemeente zich niet verantwoordelijk acht en dus geen ondersteuning biedt aan de PGB-houder. In optie 2 voelt de gemeente zich wel verantwoordelijk om goede ondersteuning te bieden aan PGB-houders. Optie 3 staat los van optie 1 en 2 omdat de vorm van ondersteuning die de SVB aan de PGB-houder verleend wezenlijk anders is dan van de vorm van ondersteuning zoals die door een belangenorganisatie aan de budgethouder wordt geboden. Optie 3 wordt daarom afzonderlijk behandeld. De vraag is of de gemeente, naast ondersteuning door de SVB, ook een lidmaatschap van een belangenorganisatie wil vergoeden voor de budgethouder. Optie 1: Gemeente sluit geen contract met de SVB voordelen: - de gemeente betaalt geen € 238 per cliënt per jaar; dus lagere kosten - geen betutteling van de budgethouder (op eigen verantwoordelijkheid aanspreken) - een PGB geeft meer financieel voordeel dan Zorg in Natura nadelen: - de budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het afsluiten van diverse verzekeringen (WA, rechtsbijstand etc). Budgethouders kunnen zich niet individueel aansluiten bij de SVB en worden vanuit de Wettelijke bepalingen verplicht individueel contracten af te sluiten met verzekeraars. De kosten hiervan zullen vele malen hoger zijn dan wanneer men gebruik zou kunnen maken van een collectieve verzekering en het is niet haalbaar deze individuele verzekering te bekostigen uit het PGB budget. Er zou weinig tot geen geld overblijven voor het inkopen van zorg. - risico dat budgethouders zich met problemen tot de gemeente wenden (uit oogpunt van compensatieplicht). Voorbeeld: iemand betaalt wegens (langdurige) ziekte het loon door aan de hulp. Als gevolg daarvan blijkt het budget op te zijn en kan later geen zorg meer ingekocht worden, hoewel er wel hulp noodzakelijk is. Vanuit haar zorgplicht zal de gemeente opnieuw budget moeten verstrekken. - de budgethouder moet kosten uit “eigen zak” betalen. - de gemeente stimuleert hiermee niet het PGB.
8
Optie 2: Gemeente sluit wel een contract af met de SVB, iedere budgethouder kan hiervan gebruik maken. Voordelen: - afkopen van het risico dat burgers met juridische problemen of een budgettekort zich tot de gemeente wendt. - ruime vorm van ondersteuning (rechtsbijstand, salarisadministratie, doorbetaling bij ziekte, arbo-ondersteuning etc). - controle door gemeente achteraf is eenvoudiger, mits de PGB-houder er gebruik van maakt. - Alle PGB-houders krijgen dezelfde vorm van ondersteuning aangeboden (gelijkheidsprincipe). - de gemeente stimuleert hiermee het kiezen voor een PGB. Nadelen: - optie die geld kost. SVB rekent op dit moment €19,80 per persoon per maand. Op dit moment hebben we ongeveer 100 PGB-houders. Dit komt neer op een totaalbedrag van ongeveer € 24.000,- op jaarbasis. - (mogelijk betuttelend) Optie 3: Los van optie 1 en 2 kan overwogen worden om aan alle budgethouders een lidmaatschap bij een belangenvereniging aan te bieden. Voordelen: - laagdrempelig voor burgers. - belangenbehartiging van PGB-houders. Nadelen - indien voor optie 2 gekozen wordt, komen deze kosten er nog bij, waardoor een brede vorm van ondersteuning aan PGB-houders wordt geboden. Bovendien is er een overlap in de dienstverlening van beide instanties. Zo ondersteunen beide instanties bij juridische problemen. - indien voor optie 1 gekozen wordt, blijven de kosten beperkt. Wel dient men te realiseren dat de belangenorganisatie cliënten niet ondersteunt bij hun plichten als werkgever. De gemeente loopt het risico dat budgethouders zich bij problemen alsnog tot de gemeente wenden in verband met hun compensatieplicht. - Betutteling-> teveel zorg geregeld Visie belangenorganisaties: Belangenorganisaties zijn van mening dat ondersteuning van groot belang is voor PGBhouders. Enerzijds vinden zij het de plicht van de lokale overheid om de budgethouder te leren omgaan met een PGB. Op deze wijze maakt de gemeente het PGB voor iedereen toegankelijk en heeft een cliënt volledige keuzevrijheid. Deze vorm van ondersteuning hoeft niet perse een lidmaatschap te zijn van een organisatie, maar kan ook door de gemeente zelf worden verzorgd (Loket Altena). Anderzijds zijn de cliëntenorganisaties van mening dat de gemeente ondersteuning dient te bieden in het kader van de wettelijke verplichtingen die er aan de PGB-houder worden gesteld. In het laatste geval gaat het om ondersteuning aan de PGB-houder in zijn rol als werkgever.
9
Advies optie 1 of 2: Voorstel is om wel een contract aan te gaan met het Servicecentrum van de SVB. De overheid heeft volgens de wet vastgelegd dat PGB-houders die vier of meer dagen per week zorg inkopen, maandelijks werkgeverspremies moeten afdragen en een salarisadministratie dienen te voeren in de breedste zin van het woord. Daarnaast heeft iedere PGB-houder vanuit zijn werkgeversrol verplichtingen ten opzichte van zijn hulp. Denk hierbij aan doorbetaling bij ziekte, bieden van levensloopregeling en naleven Wet Poortwachter (arbo-begeleiding). Door middel van het afsluiten van een contract met de SVB schept de gemeente de mogelijkheid om budgethouders door deskundigen te laten voorlichten zodat zij aan hun wettelijke verplichtingen als werkgever kunnen voldoen. Zij leren zodoende omgaan met hun PGB. De SVB ontlast de PGB houder van diverse zeer ingewikkelde taken en hierdoor wordt een PGB laagdrempeliger. Als de gemeente een contract sluit met de SVB wordt de administratie van alle PGB-houders op dezelfde professionele manier gevoerd, wat het (steekproefsgewijs) controleren vergemakkelijkt. Bovendien kan de PGB-houder ook terecht voor juridische bijstand en een beroep doen op de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering etc. Door te kiezen voor deze optie biedt de gemeente alle hulp om de keuze voor een PGB mogelijk te maken, biedt ze maximale ondersteuning bij de wettelijke verplichtingen en koopt elk risico af van cliënten bij conflicten/problemen. De financiële consequentie van optie 2 is dat de gemeente maximaal €24.000 euro betaalt voor deze dienstverlening. Uitgaande van het huidig vastgestelde uurtarief is het PGB in vergelijking tot Zorg in Natura goedkoper blijft voor de gemeente. Advies optie 3: Het advies aan het college is om geen lidmaatschap te vergoeden. Op dit moment zijn er diverse instanties die gratis voorlichting geven over het PGB. Denk hierbij aan stichting Zorgbelang, Stichting MEE, ouderenadviseurs en de cliëntenondersteuning. Het is de taak van Loket Altena om cliënten naar de juiste instanties door te geleiden. Goede voorlichting naar cliënten is van groot belang, hiervoor is niet per se een lidmaatschap noodzakelijk. Een lidmaatschap van een belangenorganisatie is voor eigen verantwoordelijkheid van de cliënt.
10
2.2 Hoogte van het PGB 2.2.1 Hulp bij het huishouden In het ‘Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning’ is de hoogte van het PGB reeds vastgelegd. Vooral de overgangscliënten hebben te kennen gegeven dat het huidige PGB-tarief voor HbH1 niet toereikend is om goede zorg in te kopen en de aanvullende kosten te dekken. In de AWBZ werd géén onderscheid gemaakt in verschillende vormen van huishoudelijke zorg. Na toekenning kreeg iedere budgethouder met het product Huishoudelijke Verzorging (HV) hetzelfde uurtarief van € 17,- uitbetaald. De gemeenten hebben met de komst van de Wmo contracten gesloten met zorgaanbieders en voor iedere categorie HbH prijsafspraken gemaakt. De hoogte van het huidige uurtarief voor PGB HbH 1,2 en 3 is gebaseerd op 75% van het uurtarief dat betaald wordt aan de zorgaanbieders. Er is gekozen voor 75% omdat een PGB-houder, in tegenstelling tot een zorgaanbieder, minder (tot zelfs geen) overheadkosten heeft. Alle cliënten die in 2006 een AWBZ-indicatie voor HVZ hadden (overgangscliënten) moeten vóór 1 januari 2008 worden geherindiceerd. Zij krijgen dan een Wmo-beschikking voor het product HbH1, 2 of 3. In onderstaand figuur worden de genoemde categorieën inzichtelijk gemaakt. categorie HbH1
HbH2
HbH3
Klasse (uur per week) 1: 0-1,9 uur 2: 2-3,9 uur 3: 4-6,9 uur etc. 1: 0-1,9 uur 2: 2-3,9 uur etc. 1: 0-1,9 uur 2: 2-3,9 uur etc
PGB- tarief
Type zorg
€10,88 €32,64 €59,84 etc.
Huishoudelijke werkzaamheden (licht, zwaar huishoudelijk werk, boodschappen doen, warme maaltijd bereiden etc)
€16,50 €49,50
Organisatie van het huishouden (andere helpen in huis met zelfverzorging, anderen helpen bij bereiden maaltijd, dagelijkse organisatie van huishouden) Hulp bij ontregelde huishouding ivm psychische stoornis (Advies, instructie, voorlichting)
€17,25 €51,75
Vanaf 1 januari 2008 zullen deze overgangscliënten het nieuwe PGB-tarief ontvangen dat is vastgesteld in het ‘Besluit Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning gemeenten Werkendam en Woudrichem’. Cliënten die dan worden geherindiceerd voor HbH1 zullen een uurtarief ontvangen van €10,88: 64% van het bedrag dat zij gewend waren. Op dit tarief zijn veel reacties gekomen vanuit de cliënten van beide gemeenten, de belangenorganisaties en de media. Zij stellen dat €10,88 geen reëel bedrag is om goede hulp in te kunnen kopen. De rijksoverheid heeft destijds met de modernisering van de AWBZ beoogd om meer vraagsturing in de zorg te stimuleren. Een PGB is een middel om vraagsturing in de markt te bewerkstelligen. Door te kiezen voor een laag PGB-tarief loopt de gemeente risico dat het PGB niet aantrekkelijk is voor cliënten en zij voor Zorg in Natura kiezen. De zorg zal minder vraaggestuurd zijn en de marktwerking mogelijk negatief beïnvloeden. Het is de vraag of dit een wenselijke ontwikkeling is. Hieronder worden 3 opties beschreven om met deze kwestie om te gaan.
11
Optie 1 Handhaven van het reeds vastgestelde uurtarief voor HbH1, namelijk €10,88. In deze situatie is indirect aangenomen dat een PGB met name aangewend dient te worden voor het inhuren van een huishoudelijke hulp uit de informele sector, zoals een familielid of een andere mantelzorger. Uit onderzoek van het ministerie van VWS blijkt dat op dit moment (landelijk) tweederde van de AWBZ-budgethouders hulp inkoopt bij de mantelzorger. Wanneer een cliënt voorkeur heeft voor een hulp uit de ‘formele’ sector, dan kan er gebruik worden gemaakt van Zorg in Natura. In de gemeenten Werkendam en Woudrichem zijn 5 aanbieders gecontracteerd, dus er is een ruime keuze voor cliënten. Daarnaast blijkt dat er op de markt een aanbod is van particuliere hulpen die zich aanbieden voor € 10,- per uur. Het minimumloon voor 23 jaar of ouder bedraagt momenteel €9,18 incl. vakantiegeld en – uren. Conclusie: € 10,88 is een reëel bedrag waarvoor zorg ingekocht kan worden. De cliënten die worden ingedeeld in categorie HbH1 zullen in de Wmo dus minder PGB ontvangen. Zij hebben ten tijde van de AWBZ-regeling, een te hoog PGB ontvangen en het is reëel dat zij in de nieuwe situatie opnieuw prijsafspraken moeten maken met hun huishoudelijke hulp. Het voordeel voor de gemeente van het verschil tussen de kosten voor het PGB en het uurtarief voor ZIN, te weten € 3,62, wordt echter (deels) tenietgedaan door de kosten voor ondersteuning via de SVB. Het omslagpunt dat een PGB (HbH1) goedkoper is dan ZIN, ligt bij 5,5 uur zorg per maand dus vanaf klasse 1 (zie bijlage 2). Het merendeel van de cliënten wordt voor klasse 2 of hoger geïndiceerd (vanaf 13 uur per maand). Voordelen: - de kosten voor de gemeente blijven beperkt. (PGB is voordeliger voor gemeente dan ZIN) - het besluit hoeft niet aangepast te worden. - gegunde zorgaanbieders hebben geen bezwaar tegen dit PGB-tarief. Omdat ze het reëel vinden dat PGB-houders geen overheadkosten hebben. Nadelen: - een PGB in het geval van HbH1 wordt niet aantrekkelijk terwijl het juist uitgangspunt was om een PGB zoveel mogelijk te stimuleren. - met name de groep cliënten met een indicatie HbH1 is de groep die het meest zelfredzaam is. Dit zijn de cliënten die zelf in staat zijn hun huishouden te organiseren. Een PGB is vooral in trek bij deze groep mensen, maar door het tarief van € 10,88 juist onaantrekkelijk. Dit is dus een tegenstrijdigheid. - door laag in te steken op het uurtarief zijn cliënten(organisaties) van mening dat ze ernstig beperkt worden in hun keuzevrijheid. Met een tarief van € 10,88 kan er uitsluitend worden ingekocht ‘aan de onderkant van de markt’. - Door te kiezen voor een laag PGB, maakt de gemeente het PGB niet aantrekkelijk. De gemeente stimuleert hiermee (mogelijk) niet het Rijksoverheidbeleid, die vraaggerichte zorg wil stimuleren. - de kans bestaat dat cliënten die van mening zijn geen goede zorg in te kunnen kopen, alsnog de keuze maken voor ZIN. Dit zal hogere kosten voor de gemeente met zich meebrengen. (huidige budgethouders kiezen (mogelijk) voor ZIN). - tarief is niet gebaseerd op de marktprijs voor hulp bij huishouden, maar op basis van 75% van het ZIN-tarief (gemiddeld aantal uren uit de klasse).
12
Optie 2 Het uurtarief voor HbH1 bij een PGB wordt gelijkgetrokken met het uurtarief dat geldt bij Zorg in Natura, € 14,50 per uur. Omdat de huidige PGB tarieven voor HbH2 en HbH3 redelijk overeenkomen met de tarieven uit de AWBZ-situatie, wordt hierin niets gewijzigd. Dit zijn ook niet de tarieven die als ‘te laag’ worden ervaren. De eventuele kosten voor ondersteuning via de SVB komen boven op het PGB-tarief. Voordelen: - een PGB wordt op deze manier aantrekkelijker voor cliënten. - cliënten hebben ruimere keuze m.b.t. het inkopen van hun zorg (eigen regie, vraaggestuurde zorg). - overgangscliënten gaan er in verhouding minder op achteruit. Nadelen: - hogere kosten voor de gemeente; PGB en ZIN zijn wat betreft uurtarief even duur, voor de PGB-houders betalen we € 24.000,- extra voor de SVB. - er is geen verschil meer tussen de tarieven voor ZIN en PGB. Mogelijk dat vanuit de gegunde aanbieders de reactie komt dat dit geen reële situatie is omdat zorgaanbieders te maken hebben met overheadkosten. Op deze manier worden de overheadkosten ondergewaardeerd. - het besluit moet gewijzigd worden. - het is voor de gemeente financieel gezien geen voordeel meer dat cliënten met HbH1 voor PGB of voor ZIN kiezen.
13
Optie 3 Het uurtarief voor HbH1 wordt verhoogd naar € 13,- per uur. Navraag bij verschillende particuliere hulpen die zich aanbieden wijst uit dat de tarieven variëren tussen de € 10,- per uur en € 15,- per uur. Om cliënten niet te beperken tot de groep huishoudelijke hulpen die zich aanbiedt voor € 10,- kan er gekozen worden voor een gemiddelde. Op de website van Stichting Per Saldo (www.pgb.nl) is een lijst gepubliceerd waarop een groot aantal gemeenten haar PGB-tarief voor HbH1 heeft aangegeven. Het gemiddelde PGB-tarief van 145 gemeenten is ongeveer €13,40 (d.d 30-6-2007). Daarnaast blijkt in de praktijk dat veel ‘zwartwerkende’ hulpen zich voor ongeveer € 10,- per uur aanbieden. Voor deze groep is het weinig aantrekkelijk om voor bijna hetzelfde bedrag, in ‘het wit’ te werken. Om te voorkomen dat het aantrekkelijker wordt om zwart te werken is het een optie om het tarief te verhogen naar € 13,- per uur. Op deze manier ontkrachtig je de tegenstrijdigheid die benoemd werd bij optie 1, namelijk dat een PGB dat met name wordt aangewend door HbH1-cliënten, juist voor deze groep onaantrekkelijk is. Tegelijkertijd is het uurtarief zo opgesteld dat het nog steeds financieel gezien aantrekkelijker is voor de gemeente als cliënten kiezen voor een PGB. Het PGB behoudt dus zijn financiële voordeel. Het voordeel van het verschil tussen de kosten voor het PGB en het uurtarief voor ZIN, te weten € 1,50, wordt echter (deels) tenietgedaan door de kosten voor ondersteuning via de SVB. Het omslagpunt ligt bij 13 uur zorg per maand (3 uur per week), dus bij klasse 2 of hoger. Het merendeel van de cliënten wordt voor klasse 2 of hoger geïndiceerd. Het PGB is voor de grootste groep cliënten (klasse 2) budget neutraal ten opzicht van ZIN. Voor de groep PGB-houders die meer dan klasse 2 geïndiceerd krijgen levert het PGB een voordeel op van € 1,50 per uur (vanaf zijn 14e uur zorg of meer).(bijlage 2) Voordelen: - door PGB te verhogen naar €13,- en aan te sluiten op de marktprijs, hebben cliënten een ruime keuze m.b.t. het inkopen van hun zorg en dat maakt het kiezen voor een PGB aantrekkelijker. - er blijft onderscheid tussen de uurtarieven voor ZIN en PGB; dus voor de gemeente blijft het PGB een financieel voordeel houden, ondanks de SVB-ondersteuning (zie bijlage 2). - het bedrag is berekend op een gemiddelde en is dus gebaseerd op de praktijk. - vraaggestuurde zorg staat hier centraal, in plaats van aanbodgestuurde zorg. - huidige PGB-houders zullen waarschijnlijk hun PGB behouden Nadelen: - hogere kosten voor de gemeente. - besluit moet gewijzigd worden.
14
Visie belangenorganisaties: Vanuit de belangenorganisaties is de voorkeur gekomen om in het kader van de keuzevrijheid, het HbH1-tarief op te hogen naar €14,50 (het ZIN-tarief). Zij zijn van mening dat voor een uurtarief van €10,88 geen professionele zorg in te kopen is. Advies: Het advies is om te kiezen voor optie drie. De Wmo gaat uit van volledige keuzevrijheid en participatie. Burgers moeten hun zorg zowel in natura als in PGB kunnen inkopen. In beide gevallen dient de zorg van voldoende kwaliteit te zijn. Met de hoogte van het huidige PGB van €10,88 worden cliënten beperkt in hun keuzevrijheid. De PGB-houder wordt verplicht om te shoppen aan ‘de onderkant van de markt’. Bovendien dekt het huidige tarief geen aanvullende kosten (zoals reiskosten, verzekeringen etc.), terwijl de PGB-houder wel wettelijke plichten heeft. Vanuit de belangenorganisaties is de voorkeur gekomen om in het kader van de keuzevrijheid, het HbH1-tarief op te hogen naar €14,50 (het ZIN-tarief). Zij zijn van mening dat voor een uurtarief van €10,88 geen professionele zorg in te kopen is. In dit advies wordt afgeweken van de keuze om het uurtarief op te hogen naar €14,50, omdat het de vraag is in hoeverre HbH1-cliënten het nodig hebben om ‘professionele hulp’ in te kopen. HbH1 indicaties worden juist afgegeven in de situaties waar de cliënt zelf nog de regie kan voeren over zijn huishouding en de zorgvraag zich met name bevindt op het gebied van schoonmaakwerkzaamheden. Na een klein onderzoek blijkt dat hulpen hun diensten voor gemiddeld €13,- aanbieden. Bovendien bedraagt het gemiddeld PGB-tarief voor HbH1 in 145 gemeenten, ook ongeveer €13,-. Omdat de groep HbH1-cliënten met name de groep is die gebruik zal maken van een PGB, is het belangrijk dat een PGB voor deze groep aantrekkelijk wordt. Dat gebeurt door het tarief op te hogen naar €13,-. Het voordeel voor de gemeente zit in het feit dat een PGB nog steeds voordeliger is dan ZIN (een verschil van €1,50 per uur). Dit verschil wordt wel enigszins beperkt door de eventuele kosten voor SVB-ondersteuning, maar omdat het merendeel van de cliënten in klasse 2 of hoger geïndiceerd wordt, zal een PGB ofwel budget neutraal, ofwel voordeliger zijn dan ZIN. Met de keuze voor optie 3 is er dus sprake van een win-win-situatie. 2.2.2 Hoogte PGB Vervoersvoorzieningen/Rolstoelvoorzieningen In het besluit staat vermeld dat het PGB voor een scootmobiel, rijwiel bijzondere uitvoering of rolstoelvoorziening even hoog is als het bedrag dat het college, op basis van de afspraken met haar eigen leverancier zou moeten betalen voor een verstrekking in natura. Wanneer cliënten zelf een goedkopere voorziening kunnen aanschaffen is het voordeel voor henzelf. In de regel wordt een PGB vaak aangewend door cliënten om een luxere voorziening aan te schaffen. Om te voorkomen dat de gemeente dit bedrag volledig gaat vergoeden is in het besluit deze beperkende maatregel opgenomen. De gemeente vergoedt alleen de goedkoopst adequate oplossing. Het aantal cliënt dat een PGB aanvraagt voor een goedkopere voorziening is erg klein. Sinds 1 januari 2007 hebben zich twee cliënt aangemeld voor een PGB. Deze cliënt wilden een PGB omdat zij zelf een luxere voorziening wilde aanschaffen. Het is nu de vraag of cliënt die het voordeel dat zij behalen uit de aanschaf van een goedkopere voorziening zelf mogen behouden? In optie 1 wordt uitgegaan dat de cliënt het voordeel niet mag behouden. Het zelf “shoppen” wordt niet beloond door de gemeente. In optie 2 komt het voordeel wel aan de budgethouder toe.
15
Optie 1: Het PGB wordt opgesplitst in twee delen. Het budget voor de aanschaf van de voorziening en het deel voor het onderhoud, reparaties etc. Een persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een scootmobiel, rolstoelvoorziening of rijwiel bijzondere uitvoering, mag dan niet hoger zijn dan de cliënt zelf aan deze voorziening uitgeeft en ook niet hoger zijn dan het bedrag wat het college, op basis van afspraken met de eigen leverancier (prijs/korting) zou moeten betalen voor een naturaverstrekking. Het onderhoud wordt volledig vergoed op basis van de bedragen die zijn opgenomen in bijlage II van het besluit Maatschappelijke voorzieningen. Hierbij is rekening gehouden met de afschrijvingstermijn van de voorziening. Voordelen: - minder gemeenschapsgeld gaat verloren. - meer inzicht in de kosten van aanschaf voor de gemeente en budgethouder. nadelen: - minder prikkels om “te shoppen” . - meer bureaucratie
Optie 2: De hoogte van het persoonsgebonden bedraagt maximaal het bedrag dat de gemeente aan haar eigen leverancier zou moeten betalen voor deze voorziening (ook wel goedkoopst adequate oplossing genoemd). Deze optie is al in het besluit vastgelegd. Voordelen: - minder bureaucratie. - PGB-houders zijn aan deze regel gewend. - meer prikkels om te “shoppen” nadelen - mogelijk gaat er gemeenschapsgeld verloren. - minder inzicht in de kosten van aanschaf voor de gemeente en budgethouder.
Visie belangenorganisaties: Uitgangspunt van de belangenorganisaties is dat een PGB houder met gemeenschapsgeld zorgvuldig dient om te gaan. Als het om grote bedragen gaat zijn de belangenorganisaties van mening dat “het voordeel” dat een cliënt haalt uit “het shoppen” niet geheel in de portemonnaie van de budgethouder mag verdwijnen. In dat geval stellen de organisaties voor om het voordeel met de gemeenten te delen. Een andere optie die zij voorstellen is het volledige voordeel ten bate van de cliënt te stellen, maar met de restrictie om dit bedrag alleen te mogen besteden aan andere hulpmiddelen die zijn/haar beperking compenseert. Als het om kleine aantallen gaat vinden belangenorganisaties het weinig zinvol om de regeling aan te passen. Advies: Uitgaande dat de regeling is opgesteld vooral om duurdere aankopen mogelijk te maken en het feit dat er zich tot op heden nog geen cliënten hebben gemeld met het verzoek een PGB te ontvangen om een goedkopere voorziening aan te schaffen, adviseren wij het college om de huidige regeling van het besluit te handhaven.
16
2.3 Uitbetaling Persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden Uitgangspunt bij een persoonsgebonden budget is dat men de hulp bij het huishouden flexibel kan inkopen. Op dit moment wordt bij Buro Altena het PGB één keer per vier weken vooraf (bruto) uitbetaald. Dit is al vastgesteld in de verordening. Voor veel PGB-houders (PGB tot € 2.500) is dit een omschakeling omdat ze op basis van de “oude” AWBZ-regeling het PGB veelal op jaarbasis uitgekeerd kregen. Vooral budgethouders die gebruik maken van de ondersteunende diensten van de SVB, dienen iedere maand tijdig hun PGB over te maken, zodat de SVB de hulpverlener tijdig kan uitbetalen. In de praktijk ervaren budgethouders dat er weinig ruimte is om tijdig het geld naar de SVB over te boeken. Bovendien moeten budgethouders die bijvoorbeeld in het begin van het jaar -tijdelijk- meer zorg inkopen, het bedrag voorschieten. Er zijn verschillende mogelijkheden om het PGB aan burgers uit te betalen. Hieronder volgen twee opties. Optie 1: Uitbetaling per 4 weken (handhaven huidige betalingswijze) Voordelen: - minder risico dat PGB-houders het budget als aanvullende inkomen gaan gebruiken en het budget al op is als de hulp uitbetaald moet worden. - Als PGB omgezet wordt in zorg in natura, hoeft budgethouder niet zoveel budget terug te betalen aan de gemeente. Nadelen - termijn is te krap om geld door te boeken naar SVB. (wat de ervaring is van budgethouders). - wij bieden budgethouders de mogelijkheid om PGB flexibel in te zetten, maar de betalingswijze is hierop niet afgestemd. Risico is dat budgethouders geld moeten voorschieten. - betuttelend, minder aanspreken op eigen verantwoordelijkheid - (mogelijk) hogere administratieve kosten voor de afhandeling (inefficiënter) - belastend voor de uitvoering - PGB-houders met gecombineerde zorg (AWBZ/hulp bij huishouden) krijgen op (twee) verschillende wijzen/termijnen alles uitbetaald.
Optie 2: Uitbetaling vooruit. Een persoonsgebonden budget lager dan € 2.500, wordt 1x per jaar uitbetaald Een persoonsgebonden budget tussen € 2.500-5000 wordt 1x per half jaar uitbetaald. Een persoonsgebonden budget hoger van € 5.000 wordt 1x per kwartaal uitbetaald. Voordelen: - flexibele inzet van zorg is mogelijk voor de budgethouder. - Aanspreken eigen verantwoordelijkheid budgethouder - cliënt kan tijdig geld overboeken naar SVB voor betaling aan de hulp. - (mogelijk) lagere administratieve kosten voor de afhandeling (efficiënter). - minder belastend voor de uitvoering . - vergelijkbaar met de AWBZ-regeling. Budgethouders zijn het al gewend uit voorgaande jaren. - PGB-houders met gecombineerde zorg (AWBZ/hulp bij huishouden) krijgen op zelfde wijze/termijn alles uitbetaald.
17
nadeel: - risico dat mensen niet goed om kunnen gaan met een groter geldbedrag en het budget gebruiken als inkomen (voor levensonderhoud, denk aan minima). - Wanneer PGB omgezet wordt in zorg in natura, kan dit lastig zijn voor de budgethouder. Het PGB wordt vooruitbetaald aan de budgethouder. Mogelijk is het bedrag al doorgesluisd naar derden, waardoor de budgethouder, bij verrekening, het geld weer terug moet vorderen van derden.
Visie belangenorganisaties: Alle partijen zijn het erover eens dat de huidige wijze van uitbetaling geen optie is. Dit wordt ervaren als overdreven betuttelend, beperkend (cliënten kunnen niet schuiven met zorguren) en zeer veel administratie. Alle partijen zijn van mening dat uitbetaling zou moeten verlopen volgens optie 2. Advies: Het advies aan de beide colleges is om te kiezen voor optie 2. Deze optie sluit aan bij het karakter van de Wmo, dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben. Door het PGB één keer per vier weken uit te betalen is het niet alleen betuttelend, maar ook onmogelijk om flexibel zorg in te kunnen kopen en werkt bureaucratie in de hand. Dit geeft niet alleen een belasting voor de PGB-houder, maar ook voor Buro Altena die de betaling van het PGB uitvoert. Volgens de belangenorganisaties kunnen PGB-houders het persoonsgebonden budget goed scheiden van hun maandelijkse inkomen en is de kans klein dat er iets mis gaat. Terugbetalen van het budget is dan geen probleem. De voordelen voor optie 1 vervallen hierdoor. Optie 1 heeft alleen nog maar nadelen. Bovendien is het niet zinvol om beleid te maken op de uitzonderingsgevallen. Veel PGB-houders hebben vaak in combinatie met HbH ook nog andere zorgindicaties, denk hierbij bijvoorbeeld aan persoonlijke verzorging en wijkverpleging. De SVB keert de PGB’s uit voor de AWBZ. Uitgaande dat de gemeente het contract met de SVB verlengt, is het praktisch om de uitbetalingtermijn van het PGB voor hulp bij het huishouden gelijk te stellen aan de uitbetaling van de AWBZ indicaties.
2.4 Verantwoording PGB Hulp bij huishouding Een budgethouder dient te allen tijde verantwoording af te leggen aan de gemeente over het bedrag dat hij besteedt aan hulp bij het huishouden. Op deze manier krijgt de gemeente inzicht in de (rechtmatige) besteding van het persoonsgebonden budget. Op dit moment is het verantwoorden als volgt geregeld: • Heeft een cliënt een PGB tot € 2.500,- per jaar, dan hoeven de verantwoordingsformulieren niet opgestuurd te worden. De ingevulde formulieren worden door de cliënt 5 jaar bewaard en de gemeente voert steekproefsgewijs controles uit. • Heeft een cliënt een PGB op jaarbasis tussen de € 2.500,- en € 5.000,- , dan moeten alle verantwoordingsformulieren 1x per jaar opgestuurd worden en wel voor 15 februari van het volgende jaar. De gemeente controleert alle verantwoordingsformulieren na ontvangst. Indien het PGB stopt (door overlijden of einde van de beschikkingsperiode) dan moet de budgethouder of hun nabestaanden, binnen twee maanden na de datum van beëindiging van het PGB, verantwoording af leggen over de besteding. De gemeente maakt een eindafrekening voor de PGBhouder. • Als het budget hoger dan € 5.000,- is dan is de cliënt verplicht om iedere 4 weken het verantwoordingsformulier naar de gemeente te sturen. De gemeente controleert alle
18
verantwoordingsformulieren na ontvangst. Indien het PGB stopt (door overlijden of einde van de beschikkingsperiode) dan moet de budgethouder of hun nabestaande binnen twee maanden na de datum van beëindiging van het PGB, verantwoording af leggen over de besteding. De gemeente maakt een eindafrekening (aan eind van het jaar) voor de PGB- houder. In de praktijk blijkt dat in het bijzonder de budgethouders in de laatste categorie (hoger dan € 5.000,- op jaarbasis) verbaasd zijn over de manier van verantwoorden. In de AWBZ waren zij gewend bij ditzelfde bedrag slechts 2 x per jaar hun verantwoordingsformulieren toe te moeten sturen. Zij ervaren de nieuwe regeling, waarbij ze dus 4-wekelijks de verantwoordingsformulieren op dienen te sturen, als extra (onnodige) belasting. De vraag is of we de regeling voor deze laatste categorie budgethouders moeten blijven handhaven. Van twee opties zijn voor- en nadelen uitgewerkt. Optie 1 gaat er vanuit dat de regeling wordt versoepeld. Optie 2 gaat ervan uit dat de budgethouder met een PGB hoger dan € 5.000 per 4 weken het formulier blijft insturen naar de gemeente (handhaven huidige wijze van verantwoorden). Optie 1: We versoepelen de verantwoordingsregels voor de PGB-houders met een budget hoger dan € 5.000,-. In plaats van iedere 4 weken alles op te sturen stellen we dat bij naar 1 x per half jaar. De gemeente controleert alle formulieren na ontvangst (2x per jaar). Voordelen: - minder administratie voor zowel de gemeente als de cliënt. - overeenkomstig oude AWBZ-regeling. - voor cliënten met een 'dubbel' PGB (zowel AWBZ als Wmo) meer eenduidigheid in de regelgeving; dus minder verwarrend. Nadelen: - minder controle op de uitgaven van PGB-houders. - hierdoor minder snel in kunnen grijpen als blijkt dat iemand (bewust of onbewust) misbruik maakt van het PGB.
Optie 2: de regels rondom het opsturen van de verantwoordingsformulieren blijven handhaven zoals hierboven weergeven. Dus cliënten met een budget hoger dan € 5.000,- dienen iedere 4 weken hun verantwoordingsformulieren toe te sturen. Voordelen: - meer zicht op uitgaven van cliënten dus meer controle. Nadelen: - meer administratie voor zowel de gemeente als de cliënten. - minder draagvlak vanuit de cliënten voor een PGB. - voor cliënten met een 'dubbel' PGB (zowel AWBZ als Wmo) minder eenduidigheid in de regelgeving; is mogelijk verwarrend (vooral voor ouderen) Visie belangenorganisaties: Belangenorganisaties zijn van mening dat de huidige verantwoordingstermijn van de PGBhouders met een budget hoger van € 5.000 versoepeld dient te worden. De huidige verantwoordingstermijn is veel te strak. Zij adviseren de gemeente om de verantwoordingstermijn van deze groep te verruimen naar 1 x per drie of 1x per zes maanden. Alle partijen vinden unaniem dat verantwoording van het budget belangrijk is.
19
Advies verantwoording: Wij adviseren de beide colleges om de verantwoordingsregels ten aanzien van PGBhouders met een budget hoger € 5.000 te verruimen naar één keer per half jaar. Dit is minder belastend voor zowel de cliënt als Buro Altena, bovendien kan de gemeente nog voldoende zicht (2x per jaar) houden op de rechtmatige besteding van het budget. Deze regeling sluit aan bij de (oude) AWBZ-regeling. Door aan te sluiten bij deze regeling kunnen PGB-houders met meerdere indicaties (AWBZ/HbH) op dezelfde wijze verantwoording af leggen. Het voordeel dat optie 1 heeft zou haaks staan op wat de wetgever met de Wmo heeft beoogd, namelijk stimuleren van eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van de burger. De overheid dient vertrouwen te hebben in de cliënt en moet er vanuit gaan dat deze naar eer en geweten handelt. De gemeente zal alle formulieren controleren na ontvangst. De budgethouder ontvangt hiervan een jaarlijks een eindafrekening.
2.5 Omzetten van PGB naar Zorg In Natura (ZIN) in geval van hulp bij huishouding Uitgangspunt binnen de Wmo is de keuzevrijheid van de cliënt. In het geval van hulp bij het huishouden betekent dit dat de cliënt het recht heeft om een keuze te maken voor een PGB óf voor ZIN. In de praktijk kan een cliënt die gebruik maakt van een PGB na een bepaalde periode tot de conclusie komen om liever hulp in natura te willen. Welke mogelijkheid bieden we rondom switchen van product en welke grens stelt de gemeente hieraan? Optie 1: We leggen hier niets over vast. De cliënt kan dus ten allen tijde wisselen. Voordelen: - cliënten hebben veel keuzevrijheid en dit creëert draagvlak. Nadelen: - het stopzetten van een PGB en opnieuw opstarten vraagt veel administratie. Het kost veel tijd om alles steeds om te zetten. Optie 2: Een cliënt mag eenmaal per jaar wisselen van PGB naar ZIN of andersom, tenzij er dringende redenen zijn om nogmaals te wisselen (bijvoorbeeld iemands geheugen gaat dermate achteruit dat men niet meer in staat is om met een PGB om te gaan). Voordelen - cliënten blijven hun keuzevrijheid behouden, zonder voortdurend te kunnen switchen. - minder administratieve belasting voor de gemeente. Nadelen: - cliënten kunnen niet op ieder gewenst moment ruilen van product. Ze hebben keuzevrijheid, maar niet onbeperkt. Visie belangenorganisatie: Alle organisaties zijn van mening dat de mogelijkheid moet bestaan om het PGB om te zetten naar zorg in natura en andersom. De gemeente mag aan het omzetten een beperking stellen. Wel zijn de organisaties van mening dat bij dringende redenen hiervan afgeweken moet kunnen worden. Advies omzetten PGB naar ZIN Om te voorkomen dat een cliënt zich heel vaak tot de gemeente wendt om PGB naar ZIN om te zetten en vice versa, is het verstandig hieraan een limiet toe te kennen. Doen we dit niet dan leidt dit in de toekomst tot een grote administratieve last voor zowel de cliënt als Buro Altena. Advies aan de beide colleges is, iedere cliënt de mogelijkheid te bieden om éénmaal
20
per jaar te switchen tussen PGB naar ZIN of andersom. Ingeval er dringende redenen zijn om nogmaals te wisselen kan de gemeente besluiten om een uitzondering te maken. Het college van Burgemeester en Wethouders van beide gemeenten zal nadere richtlijnen hierover opstellen. De cliënt dient de opzegging per de eerste van de maand te doen bij Bureau Altena.
2.6 Inzet PGB bij Hulp bij het huishouden In paragraaf 3 bij de uitbetaling van het persoonsgebonden budget zijn we ervan uitgegaan dat budgethouders hun zorg flexibel kunnen inkopen gedurende het jaar waarin het PGB wordt uitbetaald. De vraag is of ze dit gehele bedrag moeten opmaken of dat ze een klein percentage mogen overhevelen naar het volgende kalenderjaar. Dit percentage dient uiteraard wel verantwoord te worden door de cliënt. Optie één gaat uit van de mogelijkheid dat 10% overgeheveld kan worden naar het volgende jaar. Optie twee gaat uit van volledige besteding van het budget per kalenderjaar.
Optie 1: Budgethouder mag 10% overhevelen naar volgend kalenderjaar Voordelen: - PGB-houder kan zorg flexibel inkopen over het gehele jaar. Wat hij niet nodig heeft kan hij bewaren voor een volgend jaar. - voorkomt onnodige geldverspilling (wat niet nodig is hoeft nog niet worden besteed). - cliënt is het gewend vanuit AWBZ-regeling. Nadelen: - meer administratieve last Buro Altena/gemeente.
Optie 2: Budgethouder mag niets meenemen naar het volgende kalenderjaar (1 jan- 31 dec) Voordelen: - minder administratieve last voor Buro Altena/gemeente. Nadelen: - mogelijk onnodige verspilling van het geld. Het bedrag wat niet nodig is voor het kalenderjaar zal mogelijk wel worden opgemaakt. Visie belangenorganisaties: Belangenorganisaties vinden het een goed idee dat budgethouders 10% van het budget mogen overhevelen naar het volgende kalenderjaar Advies Ten tijde dat huishoudelijke zorg nog vanuit de AWBZ gefinancierd werd was het mogelijk om per jaar maximaal 10% van het persoonsgebonden budget mee te nemen naar het volgend kalenderjaar. Als cliënten dit bedrag mogen overhevelen hoeft niet onnodig zorg ingekocht worden. Door het bieden van deze mogelijkheid stimuleert de gemeente het gebruik van een persoonsgebonden budget en maakt het hiermee aantrekkelijker voor de cliënt.
21
2.7 Overige zaken Tijdens de discussieavonden bleken een aantal vragen onbeantwoord. Het gaat om de volgende vier vragen; 1. Betaalt de gemeente bij overlijden van de PGB-houder, de hulp nog één maand salaris door? 2. Bij opname in een AWBZ-instelling (ziekenhuis o.i.d.) wordt het PGB in de AWBZ stop gezet. Hoe gaat de gemeente hiermee om bij hulp bij het huishouden? 3. Hoe is het geregeld met vakanties al dan niet in het buitenland, voor zowel kortere als langere perioden? 4. Wanneer evalueren wij het PGB beleid Over deze vragen is geen aparte discussie gevoerd met de belangenorganisaties. Deze vragen zijn echter wel relevant voor de nieuwe regeling. Daarom willen wij deze nog afzonderlijk aan het college voorleggen. Omdat over deze vragen niet breed is gediscussieerd, is gekozen de vragen in de vorm van een voorstel afzonderlijk te beantwoorden. Aan het eind van iedere vraag is een advies geformuleerd. ad 1. Betaalt de gemeente bij overlijden van de PGB-houder, de hulp nog één maand door? Ten tijde van de AWBZ-regeling was vastgelegd dat het PGB onder andere eindigt bij overlijden van de budgethouder. Resterende onvermijdbare kosten en verplichtingen met zorgverleners kunnen daarna betaald worden uit het PGB. Advies: Wij adviseren de colleges om bij overlijden van de budgethouder, het budget nog één maand door te betalen. Een PGB houder is volgens de wet werkgever. Een PGB houder gaat in de meeste gevallen een arbeidsovereenkomst aan met zijn hulp. Dit dient formeel vastgelegd te worden. In de modelovereenkomst die de SVB aan PGB houders stuurt, is opgenomen dat de overeenkomst per direct eindigt bij overlijden. De hulp krijgt volgens deze overeenkomst nog één maand uitbetaald. Is er echter geen overeenkomst afgesloten dan gelden de wettelijke bepalingen uit artikel 672, boek 7 Burgerlijk Wetboek en zijn de erven van de budgethouder bevoegd en verplicht het loon van de hulp door te betalen tot het moment dat de overeenkomst formeel eindigt. ad 2. Bij opname in een AWBZ-instelling (ziekenhuis o.i.d.) wordt het PGB in de AWBZ stop gezet. Hoe gaat de gemeente hiermee om bij hulp bij het huishouden? Voor de komst van de Wmo was er in de AWBZ-regeling het volgende vastgelegd: • Bij opname korter dan 2 maanden loopt het budget door en mag de budgethouder kosten declareren. Ook als van begin af aan duidelijk is dat de opname een definitief karakter heeft, geldt een doorloop van 2 maanden. • Bij opname langer dan 2 maanden wordt het PGB stop gezet. Door deze regeling kan gemeenschapsgeld dat niet gebruikt wordt teruggevorderd worden. Advies: Handhaven van de regeling zoals deze in de AWBZ wordt gehanteerd. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om een opname van langer dan 2 maanden aan de gemeente te melden. De gemeente heeft hier zelf niet goed zicht op. Bovendien moeten PGB-houders met een budget onder € 2.500 hun budget wel kunnen verantwoorden maar hoeven zij hier zelf geen actie op te ondernemen naar de gemeente toe. De gemeente controleert deze groep door middel van een steekproef. Het is daarom van groot belang dat het beleid wordt geëvalueerd. Eventuele aanpassingen op dit onderdeel kunnen dan worden gedaan.
22
ad 3. Hoe is het geregeld met vakanties al dan niet in het buitenland, voor zowel kortere als langere perioden Duidelijk is dat de Wmo de functie HV (huishoudelijke verzorging) uit de AWBZ, een voorzieningenwet, overhevelt naar gemeenten. Waar vroeger iemand recht had op een AWBZ-voorziening, bepaalt de gemeente nu zelf of iemand recht heeft. Gemeenten werken in een bepaald afgegrensd gebied. Alle bijna 450 gemeenten bij elkaar werken binnen de Nederlandse grenzen. De AWBZ kent zowel in natura als in de vorm van een PGB, zorg in het buitenland. Er zijn zelfs aparte tarieven voor deze hulp, omdat lonen in bepaalde landen vaak (aanzienlijk) lager zijn. Recent is bekend geworden dat de minister van VWS de aanspraken in het buitenland voor de AWBZ aanzienlijk wil gaan inperken. Wat heeft de wetgever in de Wmo gewild? De Wmo verplicht gemeenten (zie paragraaf 1.4, hoofdstuk 1) tot het verstrekken van individuele voorzieningen ter compensatie van de beperkingen die de burger ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. In de verordening van beide gemeenten wordt in artikel 3.5 aangegeven dat het college slechts een naturavoorziening of persoonsgebonden budget verstrekt als de ondersteuningsaanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. Artikel 7.3 lid 2 uit dezelfde verordening regelt dat een besluit tot het verlenen van een natura voorziening of PGB, wordt ingetrokken als blijkt dat de ondersteuningsvrager zijn hoofdverblijf zoals bedoeld in artikel 1.1 lid L, niet meer in de gemeente heeft. Advies: In de verordening is vastgesteld dat de gemeente alleen een PGB verstrekt voor het hoofdverblijf. Op basis van deze vaststelling adviseren we de colleges om geen nadere (uitzonderings-) regeling te maken ten aanzien van de inzet van persoonsgebonden budget in het buitenland. Als we dit wel zouden toestaan, dan is het op dit moment niet te overzien welke consequenties deze optie met zich meebrengt. Denk hierbij aan: • arbeidsrelaties in het buitenland. • andere tarieven in het buitenland; • hoe kunnen we controleren in het buitenland; • welke verplichtingen verbindt de wet van het land waar de budgethouder zijn vakantiewoning heeft; • hoe gaan we om met arbeidsconflicten die de budgethouder in het buitenland heeft etc; ad 4. Evaluatie PGB beleid Het beleid zal tegelijk worden geëvalueerd met het Wmo-beleidsplan. De evaluatie zal worden voorgelegd aan het formele adviesorgaan van de beide gemeenten. Dit orgaan zal advies uitbrengen op de evaluatie.
23
2.8. Blik op de toekomst Nadat deze regeling is vastgesteld zullen beide colleges een brief sturen naar alle PGBhouders (overgangscliënten en nieuwe PGB-houders) en hen op de hoogte stellen van de nieuwe regeling en de mogelijke consequenties die hieraan verbonden zijn. Hiervoor zal de administratie van Buro Altena zorgdragen. De voorlichting over het Persoonsgebonden budget is nog niet optimaal. Hierin dient op korte termijn verandering worden aangebracht. Duidelijk moet worden wie, voor welke voorlichting verantwoordelijk is en cliënten moeten naar de juiste instantie worden verwezen. Loket Altena heeft hierin een belangrijke rol. De komende tijd zal informatie en advies over PGB nader worden uitgewerkt (bijvoorbeeld foldermateriaal), zodat cliënten goed kunnen worden voorgelicht over de nieuwe PGB-regeling. Tenslotte zullen criteria voor evaluatie van het beleid moeten worden geformuleerd. In de loop van 2008 zullen deze criteria moeten worden vastgesteld.
24
Bijlage 1: Advies Belangenorganisaties Seniorenraad gemeente Woudrichem Punt 1; tekstuele opmerking; in de nota staat ‘compensatiebeginsel’ en dit zou moeten zijn ‘compensatieplicht’. Reactie college: is aangepast in de adviesnota. Punt 2; inhoudelijk advies m.b.t. de meldingsplicht van burgers als zij zijn opgenomen in een AWBZ-instelling. Het advies is om de burger te ontzien van een meldingsplicht en de gemeente hier verantwoordelijk voor te stellen. Reactie college: dit advies wordt niet overgenomen daar de gemeente geen zicht heeft op opname van cliënten. Het is de plicht van de burger zelf zorg te dragen voor een melding. Punt 3; opmerking m.b.t. een rekenfout de financiële bijlage. Reactie college: is aangepast in de nota. Punt 4; advies om in de financiële bijlage onderscheid te maken tussen de gemeenten Werkendam en Woudrichem. Reactie college: niet overgenomen daar de financiële bijlage bedoeld is om een globaal beeld te schetsen van de financiële consequenties van een contract met SVB. Doel is niet om een gespecificeerd financieel beeld per gemeente weer te geven. Punt 5; betreft een advies m.b.t. informatievoorziening. Het advies is om hier veel aandacht aan te besteden zodat PGB-houders weten hoe zij met een PGB om moeten gaan en wat hun rechten en plichten als werkgever zijn. Reactie college: voor kennisgeving aangenomen. Cliëntenraad gemeente Woudrichem Punt 1; tekstuele opmerking; in de nota staat ‘compensatiebeginsel’ en dit zou moeten zijn ‘compensatieplicht’. Reactie college: is aangepast in de adviesnota. Punt 2; m.b.t. de hoogte van het PGB wordt geadviseerd deze gelijk te stellen aan het ZIN tarief, dus €14,50. Reactie college: advies niet overgenomen. Zie de adviesnota (hoofdstuk 2, paragraaf 2 ‘Hoogte van het PGB’) voor inhoudelijke onderbouwing. Punt 3; inhoudelijk advies m.b.t. de meldingsplicht van burgers als zij zijn opgenomen in een AWBZ-instelling. Het advies is om de burger te ontzien van een meldingsplicht en de gemeente hier een signaleringsverplichting in te geven. Reactie college: dit advies wordt niet overgenomen daar de gemeente geen zicht heeft op opname van cliënten. Het is de plicht van de burger zelf zorg te dragen voor een melding. Punt 4; opmerking m.b.t. de informatievoorziening over PGB’s. Cliënten dienen goed geïnformeerd te worden over de consequenties van alle wijzigingen en over hun rechten en plichten hierin. Er wordt opgemerkt dat de plannen hieromtrent weinig concreet zijn gezien het feit dat de gemeente zelf onderkent dat de informatievoorziening ‘niet optimaal’ is. Reactie college: voor kennisgeving aangenomen. Punt 5; aanvulling m.b.t. criteria voor beleid. Criteria kunnen ontwikkeld worden voor alle fasen van het beleidsproces. Advies is om de resultaten van het voorgenomen jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek hierin te betrekken. Reactie college: wordt in overweging genomen.
25
Adviesraad Wonen, Zorg en Welzijn Vanwege vakantie heeft de Adviesraad Wonen, Zorg en Welzijn niet tijdig advies uit kunnen brengen op de nota. Om deze reden worden de adviezen van de Adviesraad Wonen, Zorg en Welzijn in een afzonderlijke memo aangeboden aan het college. Zorgbelang West Brabant Punt 1; aanvulling m.b.t. de kosten van een contract met de SVB. Wanneer niet alle cliënten gebruik maken van de diensten van de SVB dan wordt een gedeelte van het bedrag gerestitueerd en dan kan dat een financieel voordeel opleveren voor de Gemeente. Zorgbelang wil dit financieel voordeel benadrukken. Reactie college: voor kennisgeving aangenomen. Punt 2; Zorgbelang benadrukt dat het de plicht van de gemeente is om te zorgen dat PGBhouders een PGB weten te hanteren. Derhalve is het de plicht van de gemeente hier de juiste ondersteuning voor te bieden. Reactie college: het college deelt deze visie. Hieruit voortvloeiend is een contract met de Sociale Verzekeringsbank afgesloten en staat ontwikkeling van informatie omtrent een PGB hoog op de agenda van het college. Punt 3; advies is om een klein verantwoordingsvrij bedrag vast te stellen binnen het PGB waarvan de budgethouder een eventueel lidmaatschap bij een belangenvereniging kan bekostigen. Reactie college: advies wordt niet overgenomen daar het college van mening is dat het afsluiten van een lidmaatschap bij een belangenvereniging voor eigen rekening van de cliënt is. Hier wordt geen bedrag voor vrijgemaakt. Punt 4; m.b.t. de hoogte van het PGB is het advies een ophoging naar €17,40 per uur, maar zeker minimaal €15,50. Reactie college: advies niet overgenomen. Zie de adviesnota (hoofdstuk 2, paragraaf 2 ‘Hoogte van het PGB’) voor inhoudelijke onderbouwing. Punt 5; advies m.b.t. HbH in het buitenland. Advies is om de regeling van het zorgkantoor over te nemen. Reactie college: advies wordt vooralsnog niet overgenomen. Voorlopig blijft het college bij haar standpunt een PGB uitsluitend te kunnen gebruiken voor hulp in het hoofdverblijf. Er zitten teveel consequenties aan een dergelijke verbreding van het gemeentelijk zorgbeleid. Komend najaar willen wij op dit punt nader onderzoek doen. Punt 6; inhoudelijke opmerking m.b.t. het betalen van de eigen bijdrage aan het CAK. Wanneer de eigen bijdrage wordt geïnd a.d.h.v. het uitbetaalde budget en de klant heeft minder zorg ingekocht, dan wordt er teveel eigen bijdrage betaald. Dit is niet eerlijk t.o.v. ZIN, want daar betaalt men alleen een eigen bijdrage over de daadwerkelijk geleverde uren. Zorgbelang wil dat de gemeente hiervoor een oplossing zoekt. Reactie college: Dit is een reëel probleem. Het college is met zorgbelang van mening dat cliënten geen eigen bijdrage verschuldigd zijn over zorguren die zij niet ontvangen hebben. Dit probleem is op meerdere manieren op te lossen. Wij zullen dit verwerken in het werkproces afrekening PGB’s.
26
Bijlage 2: Financiële consequenties
Kosten SVB Wanneer de gemeente een contract sluit met de SVB, dan kost dat €19,80 per maand per cliënt. Op dit moment heeft 10% van de PGB-houders zich aangemeld bij de SVB. Zorg in Natura kost de gemeente €14,50. Uitgaande van het feit dat de gemeente het PGBtarief vaststelt op €13,-, betekent dat een PGB, wat betreft uurtarief, een voordeel van €1,50 oplevert voor de gemeente ten opzichte van ZIN. Het voordeel van €1,50 wordt echter deels tenietgedaan door de kosten voor ondersteuning via de SVB. In onderstaand schema leest u op welk moment de gemeente het voordeel van €1,50 daadwerkelijk terugverdiend ten opzichte van ZIN. €19,80/€1,50 = 13 uur. Een PGB is dus goedkoper voor de gemeenten als cliënten meer dan 13 uur Hulp bij Huishouden categorie 1 (HbH1) per maand hebben. Daar ligt het omslagpunt. Op dit moment is de meest voorkomende geïndiceerde klasse; klasse 2: gemiddeld 3 uur per week (13 uur per maand). In dit geval is het PGB budget neutraal ten opzichte van ZIN. In tabel 1 is de financiële consequentie van deze optie weergegeven. Vanaf het 13e uur HbH1 verdient de gemeente voor ieder extra uur HbH1 €1,50 ten opzichte van ZIN. Dit is weergeven in tabel 2.
Tabel 1 soort ZIN PGB
Uurtarief 14,5 13
uren
personen kosten 13 100 18.850 13 100 16.900
totaal per totaal jaar per maand 226.200 18.850 226.560 1.980 18.880
SVB
Budgettair verschil
-30
-360
Tabel 1: berekening omslagpunt waarbij PGB evenveel kost als ZIN
Tabel 2 Soort ZIN PGB
Uurtarief 14,5 13
uren
personen kosten 20 100 29.000 20 100 26.000
totaal per totaal per maand jaar 348.000 29.000 335.760 1.980 27.980
SVB
Budgettair verschil
1.020
12.240
Tabel 2: het aantal uur geïndiceerde hulp bij huishouden is verhoogd. Dit levert een financieel voordeel op voor de gemeente ten opzichte van ZIN.
Wanneer het aantal PGB-houders toenemen (bijvoorbeeld 200) dan kunt u zien in tabel twee dat dit nauwelijks tot meer kosten voor de gemeente leidt. (tabel 3)
Tabel 3 soort ZIN PGB
Uurtarief 14,5 13
Budgettair verschil
uren
personen kosten 13 13
200 200
37.700 33.800
SVB 3960
totaal per maand
totaal per jaar 452.400 37.700 453.120 37.760 -60
720
Tabel 3: geeft financiële consequenties weer van de toename van PGB-houders die gebruik maken van ondersteuning
27
Tabel 4 laat zien als er minder uren zorg zijn geïndiceerd (lager dan 13 uur per maand), het PGB voor HbH1 duurder is dan ZIN voor de gemeente. Tabel 4 soort ZIN PGB
Uurtarief uren personen kosten SVB 14,5 9 100 13.050 13 9 100 11.700 1.980
Totaal per Totaal per maand jaar 13.050 156.600 164.160 13.680
Budgettair verschil
-7.560
-630
Tabel 4: aantal uren geïndiceerde zorg verlaagd naar 9 uur. Op dat moment gaat is ZIN voordeliger voor de gemeente dan een PGB (HbH1).
Voor de volledigheid laat tabel 5 zien wat de financiële consequenties zijn als we uitgaan van het huidige PGB-tarief van €10,88. In dit geval ligt het omslagpunt niet bij 13 uur per maand maar bij 5,5.. Het voordeel treedt sneller in voor de gemeente. Ieder volgend uur levert de gemeente een voordeel op van €3,62 (€14,40-€10,88).
Tabel 5 soort ZIN PGB
Uurtarief 14,5 10,88
uren personen kosten 5,5 100 7.975 5,5 100 5.984
Budgettair verschil
SVB 1.980
totaal per totaal per maand jaar 95.700 7.975 95.568 7.964 11
132
Tabel 5 is uitgegaan van het huidige PGB-tarief.
Conclusies Uitgaande van het nieuwe PGB-tarief bij HbH 1 (€13,-), kunnen we op dit moment alleen concluderen dat bij 13 uur geïndiceerde HbH1 een PGB even aantrekkelijk voor de gemeente is om te verstrekken als ZIN. Heeft een PGB-houder meer uren hulp bij huishouden per maand dan verdient de gemeente €1,50 uur zorg terug per uur ten opzichte van ZIN bij HbH1. Omdat categorie HbH1 gemiddeld 13 uur geïndiceerd wordt is een PGB budget neutraal ten opzichte van ZIN. Voor HbH2 en 3 is een PGB altijd goedkoper omdat hier het PGB is vastgesteld op 75% van het ZIN tarief. We kunnen nog niets zeggen over wat de uitvoering van de Wmo ons gaat kosten aan het eind van het jaar. Op dit moment zijn een aantal bedragen nog niet duidelijk. Het gaat hier om de extra compensatie van Algemene Uitkering, de kosten die de beide gemeenten voor hulp bij huishouden aan de zorgaanbieders moeten betalen en de inkomsten die we uit “eigen bijdrage” terugontvangen van het CAK. U zult daar in een later stadium nader over geïnformeerd worden.
28