Advies gemeentelijke bijdrage bekostiging uitvoeringsmaatregelen Zuidwestelijke Delta Inleiding In het vroege voorjaar van 2015 is door de (toenmalig) programmadirecteur Zuidwestelijke Delta (ZWD) in een openbare informerende raadsbijeenkomst een toelichting gegeven op de stand van zaken rondom de concept-Structuurvisie ZWD. In deze bijeenkomst is al aangekondigd dat er in het voorjaar 2016 besluiten moeten worden genomen over de bekostiging van het Programma ZWD. Deze nota gaat in op de vraag welke gemeentelijke bijdragen aan het programma reëel te beargumenteren zijn en met welke financiële constructies. Om het belang van deze gemeentelijke bijdragen duidelijker te maken wordt eerst de globale inhoud van en de context waarin het programma ZWD zich thans bevindt geschetst. Daarna wordt een voorstel geformuleerd om een mogelijk financieel bod vanuit de gemeenten Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland te doen aan de Minister. Beide gemeenten hebben ambtelijk en bestuurlijk hierin samen met elkaar opgetrokken vanuit het gezamenlijk belang dat beide gemeenten hechten aan een goede waterkwaliteit van het Grevelingenmeer en aan een goede onderlinge samenwerking. 1.
Actuele stand van zaken concept-Rijksstructuurvisie Zuidwestelijke Delta
De Rijksstructuurvisie is een visie op het robuust maken van de ZWD. Eén van de belangrijkste maatregelen daarbij is het toelaten van beperkt getij op de Grevelingen en het weer zout laten worden van het Volkerak en Zoommeer om de waterkwaliteit te verbeteren. Om dit doel te bereiken zijn naast de meest fundamentele en duurste maatregel, namelijk het (afsluitbaar) open maken van de Brouwersdam, tal van mitigerende maatregelen nodig zoals het realiseren van zoet/zout scheidingen, maatregelen in havens, etc. Het programma is te onderscheiden in een pakket “zout” en een pakket “zoet”. Het “zoet”-pakket bevat maatregelen voor de agrarische zoet watervoorziening, hoofdzakelijk in Noord-Brabant. Omdat het om een afgebakend pakket met een aparte financieringsstroom gaat waar de Brabantse overheden, ondernemers en inwoners bij zijn betrokken, laten we dit onderdeel hier verder buiten beschouwing. De actuele stand van zaken wat betreft de concept-Rijksstructuurvisie wordt hieronder op drie thema’s toegelicht: procedureel, financieel en in het verlengde daarvan de governance-structuur. Tot slot worden de additionele onderwerpen die bij dit programma spelen toegelicht. 1.1.
Procedureel
De concept-Rijkstructuurvisie ZWD is gereed en heeft ter inzage gelegen voor inspraak. Er zijn diverse inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties worden op dit moment behandeld en van een reactie voorzien. De procedure die het Rijk voor de besluitvormingsprocedure volgt is dat de Nota van zienswijzen en inspraakreactie tegelijkertijd met de vaststelling van de Rijksstructuurvisie wordt behandeld door het Kabinet. Voorafgaand wordt wel, mede op verzoek van de lagere overheden, contact gezocht met verschillende indieners van inspraakreacties en zienswijzen. Enerzijds voor een goed begrip van de inhoud van de reactie of zienswijze en anderzijds om hierop zo goed mogelijk te antwoorden. De inspraakprocedure is op bovengeschetste manier zo goed als doorlopen, zodat de Nota tegelijkertijd met het vaststellingsbesluit kan worden vastgesteld. De Rijksstructuurvisie wordt pas vastgesteld als er een reëel zicht is op de bekostiging. Voorwaarde die het Ministerie van Financiën stelt is dat er een reëel uitzicht op bekostiging van het aan de Rijksstructuurvisie gerelateerde uitvoeringsprogramma moet zijn. In dat kader heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) een intentie uitgesproken voor het leveren van een rijksbijdrage. Deze is echter niet toereikend voor het hele programma. Ze verwacht daarom een substantiële financiële bijdrage uit de regio. Dit is op zichzelf al een bijzonder traject. Normaal 1
gesproken wordt er niet op een concept-Rijksstructuurvisie gereageerd voordat er een 100% dekkende financiering beschikbaar is. Het ministerie van Financiën bedient zich in dit traject van de term “reëel zicht op bekostiging”. De Minister van I&M heeft aangegeven de regio tijd te gunnen om met een bod vanuit de regio te komen voor wat betreft het invullen van het ontbrekende deel van de financiën. Eén en ander is vastgelegd in een Bestuursovereenkomst tussen de Ministeries van I&M en Economische Zaken (EZ), provincies Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland en de waterschappen Zuid-Hollandse Delta, Brabantse Delta en Scheldestromen (BOK I). BOK I is daarmee in belangrijke mate een procesovereenkomst die moet uitmonden in een tweede bestuursovereenkomst (BOK II), waarin het zicht op reële bekostiging is geregeld en vastgelegd. De planning is er opgericht dat deze medio 2016 kan worden aangegaan. Daarnaast is er ook een Bestuursovereenkomst Zoetwatermaatregelen; deze is voor onze gemeenten zoals eerder aangegeven minder relevant. 1.2.
Financieel
Het plaatje voor het totale uitvoeringsprogramma ZWD ziet er als volgt uit: Kosten totale maatregelenpakket voor het programma zout water: € 250.000.000,-Geraamde kosten na optimalisatie en aanbesteding : € 168.000.000,-Inspanningsverplichting Ministerie van I&M: Inspanningsverplichting provincie Zuid-Holland: Inspanningsverplichting provincie Noord-Brabant: Inspanningsverplichting provincie Zeeland:
€ 30.000.000,-€ 10.000.000,-€ 5.000.000,-€ 5.000.000,--
Raming Europese subsidies: € 18.000.000,-Overige bijdragen uit publieke en maatschappelijke organisaties (waaronder mogelijke kostenbesparingen in infra vanwege zoetwatermaatregelenpakket): € 24.000.000,-Te verwerven bijdragen private sector (waaronder ook lagere overheden):
€ 76.000.000,--
Op grond van de Bestuursovereenkomst wordt op dit moment in de regio druk gewerkt aan mogelijkheden en methoden om te komen tot het formuleren van een aanvaardbaar regionaal bod voor de ontbrekende financiën en mogelijke financiële constructies om dit te dekken in een periode van 20 tot 30 jaar. Met het verkregen resultaat uit de regio wordt opnieuw onderhandeld met de Ministers van I&M en EZ om te komen tot finale toezeggingen in de financiering die zicht moeten bieden op een reële bekostiging. Dit moet uitmonden in BOK II waarmee ook de basis ontstaat om de Rijksstructuurvisie vast te stellen. Het bod dat uit de regio moet komen is, gelet op de verwachtingen die door het Rijk daarbij zijn uitgesproken, zeer hoog. Door het organiseren van bekkentafels voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer waarvoor alle relevante stakeholders, met name ondernemers en belangenorganisaties, worden uitgenodigd moet duidelijk worden welke ontwikkelkansen zich voordoen door de waterkwaliteitsverbetering en hoe sectoren vanuit die ontwikkelkansen kunnen bijdragen. Zo wordt onder andere gekeken naar mogelijke bijdragen vanuit de visserijsector. Op dit moment liggen er nog geen concrete biedingen op tafel en is er alleen voor de visserij een op onderzoek gebaseerde berekening wat ontwikkelkansen door waterkwaliteitsverbetering in de bekkens kunnen zijn en een daarop gebaseerde raming van een financiële bijdrage. Er is nog geen sprake van toezeggingen uit de sector. 1.3.
Governance-structuur
Bij de provincies is de gedachte ontstaan om gebiedscoöperaties op te richten om met deze vehikels betrokkenheid bij het programma en bereidheid tot het doen van bijdragen door stakeholders uit het 2
gebied te creëren. De provincies hebben deze gebiedscoöperaties opgericht maar er zijn nog geen leden en geen vertaling naar concrete doelen die de coöperaties zouden moeten gaan nastreven. Er wordt gekeken naar ontwikkelkansen op land. Daarvan is echter de vraag of die causaal goed in verband zijn te brengen met een toename van waterkwaliteit en of die gelet op bestaande wet- en regelgeving maar ook beleidsmatig te realiseren zijn. Omdat het proces tot oprichten van gebiedscoöperaties moeizaam verloopt is besloten om de bekkentafels als een begin van mogelijk in te richten gebiedscoöperaties te zien. Afhankelijk van de ontwikkelingen rondom deze bekkentafels wordt bezien wat een passende vorm is om stakeholders in het gebied te betrekken en de vorm waarin dit het meest passend is. 2.
Aanvullende/additionele activiteiten - topwensen
Bij het programma zijn twee topwensen geformuleerd. De ene betreft het realiseren van een getijdecentrale in de Brouwersdam bij het realiseren van de doorlaat en de andere betreft het verdiepen van de Binnenschelde bij Bergen op Zoom. 2.1.
Getijdecentrale
De mogelijke realisering van een laag verval getijde centrale in de Brouwersdam is als optioneel in het programma bestempeld en loopt op die manier ook mee. Concreet betekent dit dat er een zelfstandige positieve businesscase moet zijn om de getijdecentrale mee te koppelen en onderdeel te laten uitmaken van de werken die aan de Brouwersdam moeten plaatsvinden. Voorwaarde vanuit het programma ZWD is dat er medio 2016 duidelijkheid moet zijn over de businesscase om op tijd te kunnen besluiten of de getijdecentrale wel of niet meegenomen wordt in de aanbesteding. In het afgelopen jaar zijn diverse varianten bestudeerd en is een marktconsultatie uitgevoerd. Uit deze consultatie en optimaliseringsonderzoeken is gebleken dat een laag verval getijde centrale van circa 22 tot 25 Megawatt (Mw) het meest haalbaar is. Voorwaarde is wel dat er een langjarige toezegging op SDE+-subsidie van het Ministerie van EZ komt. Die toezegging is er nog niet. Het Ministerie gaat wel meewerken aan oplossingen voor de financiering van ontwikkelingen op het gebied van opwekken van stroom uit water (mariene energieopwekking). Op dit moment werkt het projectbureau Getijdecentrale aan verdere optimalisatiemogelijkheden in samenwerking met de markt. Hierin vervult het Tidal Technology Centre (TTC) dat gerealiseerd wordt in de Grevelingendam een belangrijke rol met het testen en optimaliseren van turbines door diverse fabrikanten (deelnamegraad door het bedrijfsleven is hoog, uiteindelijk kan TTC leiden tot een kleinschalige centrale van 5 tot7 Mw). Daarnaast wordt nagedacht over de te volgen aanbestedingsstrategie en de wijze waarop de getijdecentrale bij een positieve businesscase aanbesteding-technisch en aanbesteding-juridisch in te passen is in de aanbesteding van een waterstaatkundig werk (het afsluitbare gat). 2.2.
Binnenschelde
Voor het bekken Volkerak-Zoommeer geldt dat indien de bekostiging van verdieping van de Binnenschelde financieel door partijen in de regio wordt mogelijk gemaakt deze uitvoeringsmaatregel ook additioneel meegenomen kan worden in het programma. Deze uitvoeringsmaatregel biedt met name perspectief voor de gemeente Bergen op Zoom. 3.
Zorgen omtrent de bekostiging van het programma
Een punt van zorg is de bekostiging van het programma ZWD. Enerzijds omdat de voorziene voordelen uit aanbesteding waarschijnlijk niet haalbaar zijn zoals geraamd, anderzijds zijn de bijdragen uit Europese subsidieprogramma’s na consultatie van experts te hoog ingeschat. Verder is de businesscase rondom de getijdecentrale nog niet sluitend. Tot slot ligt er een forse opgave voor 3
de regio om tot een financiële bijdrage aan het programma ZWD te komen. Een regionaal bod is nodig om tot afspraken te komen met betrokken Ministers over de wijze van bekostiging van het programma. Dit is een voorwaarde om tot vaststelling van de concept-Rijksstructuurvisie te komen. Dit voorjaar moet duidelijk worden of stakeholders uit de regio willen bijdragen en op welke wijze. Om besluitvorming mogelijk te maken worden diverse varianten voor bekostiging onderzocht om tijdig aan de betrokken stakeholders voorstellen voor te leggen. De komende periode wordt verder benut om de bereidheid voor het doen van bijdragen bij de betrokken stakeholders na te gaan en meer concreet te maken. Hierbij is een mogelijke bijdrage vanuit de visserijsector op dit moment het meest concreet. De verwachting dat overige relevante private partijen tijdig met een bod kunnen komen via de gebiedstafels is niet erg reëel. 4.
Financiële bijdrage vanuit de gemeenten als stakeholders
Om de bekostiging van het programma rond te krijgen is het van groot belang dat er een bod vanuit de regio komt als signaal dat de regio de uitvoeringsmaatregelen van het programma en het programma als geheel belangrijk vindt en hiervoor een breed draagvlak bestaat. Daarbij zijn ook de betrokken gemeenten als stakeholder aan zet. Aangezien een (samengesteld) bod vanuit de private sector in de resterende tijdspanne niet erg reëel lijkt wordt nadrukkelijker naar de gemeenten en overige mogelijk te betrekken (semi-)publieke organisaties rondom en functionerend voor de bekkens Grevelingen en Volkerak-Zoommeer gekeken. Gelet op de onderzoeksopgaven die er nog voor het Volkerak-Zoommeer liggen wordt niet verwacht dat de gemeenten rondom het VolkerakZoommeer met een regionaal bod kunnen komen. Het programma ZWD lijkt zich nu te ontwikkelen naar een gefaseerde uitvoering, waarbij op Rijksniveau eerst naar bekostiging van uitvoeringsmaatregelen voor de Grevelingen wordt gezocht en na ontstaan van breed draagvlak in de rondom het Volkerak-Zoommeer naar de bekostiging van de uitvoeringsmaatregelen voor dit bekken. Hieronder volgt een opbouw voor de argumenten om tot een bod vanuit de gemeentelijke overheden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland voor het Grevelingenbekken te komen en de voorwaarden waaronder een dergelijk bod te doen is. Dit in de context dat zicht moet blijven op de uitvoering van het gehele programma ZWD omdat dit het best borg staat voor een robuuste en duurzame Zuidwestelijke Delta. Hiervoor wordt eerst een globale uitleg van de maatschappelijke kostenbatenanalyse gegeven die voor het programma in geheel is gemaakt, het scenario indien er niets in het gebied gaat gebeuren en hoe het belang van een goede waterkwaliteit van het Grevelingenmeer te waarderen is binnen een breder concept. Vervolgens leidt dit tot een waardering die onder bepaalde voorwaarden en condities beschikbaar is te maken. 4.1.
Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA)
Door Stratelligence is een MKBA bij de Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer gemaakt die per juli 2014 definitief is geworden. Voor het gehele programma zijn de maatschappelijke kosten en baten in kaart gebracht en van een waardering voorzien, ook voor immateriële opbrengsten. Het rapport is beoordeeld door het Centraal Plan Bureau (CPB) en Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het commentaar is verwerkt. Bij de bepaling van waarderingen zijn een aantal onzekerheden en is een gevoeligheidsanalyse gehanteerd. Het onderzoek is zeer gedegen uitgevoerd en het rapport is zeer compleet. Wat wel opvalt is dat wat betreft literatuur en referenties veel gebruik is gemaakt, dit kon ook niet anders, van gegevens die van vóór de economische crisis dateren. Als gevolg van de economische crisis zijn een aantal domeinen toch wel fundamenteel veranderd, bijvoorbeeld de vastgoedmarkt en de kredietverstrekking door banken. Geconcludeerd moet worden dat de MKBA is opgesteld volgens de huidig bekende gevalideerde gegevens. Voor het gebied als geheel is een MKBA opgesteld. Voor beide bekkens afzonderlijk is door middel van een Regionale Economische Effectenstudie (REES) het economisch gevolg naar de regio 4
toegedeeld. Voor het gehele programma blijkt dat er sprake is van een positieve MKBA. Deze positieve MKBA valt voor het grootste deel toe te rekenen aan effecten op en aan het bekken Volkerak-Zoommeer. Voor wat betreft het bekken Grevelingen gelden veel effecten als verwaarloosbaar. Samengevat wordt het welvaartsaldo (samenstel van materiële en immateriële aspecten) voor het Grevelingenbekken licht negatief dat met een aantal maatregelen verandert naar licht positief. Er wordt een groei van toeristische overnachtingen benoemd door het realiseren van drie hotels rond de Grevelingen met elk een capaciteit van 57 kamers. Hierbij wordt een kennelijke causale relatie gelegd tussen bouwactiviteiten voor toerisme en waterkwaliteit. De vraag is of die causale relatie door mogelijke initiatiefnemers in de praktijk gelegd wordt. Daarnaast is de vraag waar deze hotels rondom het Grevelingenbekken gerealiseerd kunnen worden omdat een groot deel van de oevers Natura 2000-gebied is. Bovendien blijkt uit toeristisch onderzoek dat een minimale omvang van 80 kamers nodig is om een hotel goed bedrijfsmatig te exploiteren. Daarnaast noemt de MKBA een toename van het visserijpotentieel zowel voor wat betreft het directe als het indirecte complex, verwerking en distributie. Een toename van positieve effecten van duiksport wordt als verwaarloosbaar geacht. Verder leveren de tijdelijke werkzaamheden voor aanpassingen van de Brouwersdam en infrastructuur in het bekken tijdelijke positieve effecten op. Deze positieve effecten worden met name verwacht door een lichte toename van werkgelegenheid en toename van toeristenbelasting en onroerende zaak belasting. De conclusies uit de MKBA en de REES liggen in elkaars verlengde maar dat is in principe logisch. Hierbij past de opmerking dat grote bandbreedtes en een hoge gevoeligheidsanalyse is gehanteerd. Op grond van de MKBA is een beslissingsmodel ontwikkeld om regret-maatregelen te voorkomen. Daartoe zijn alle mogelijke varianten in de uitvoering van het programma in beeld gebracht. Wat verder uit de MKBA naar voren komt is dat de regionale overheden en particulieren een beperkt deel van de baten ontvangen. Het overgrote deel gaat terug naar het Rijk in de vorm van belastingen en heffingen. Op grond van deze berekening en het feit dat de lidstaat op grond van de Europese richtlijn verantwoordelijk wordt gehouden voor de waterkwaliteit is het verdedigbaar dat het Rijk meer geld beschikbaar stelt voor het uitvoeringsprogramma. Al met al is de conclusie dat de uitvoeringsmaatregelen voor het bekken Grevelingen een geringe positieve bijdrage leveren. De meest positieve bijdrage komt bij de visserijsector. Op grond van deze conclusie kan niet worden beargumenteerd om grote bijdragen vanuit de gemeentelijke overheden beschikbaar te maken. De vraag die niet beantwoord is betreft wat er gebeurt als er niets wordt gedaan aan de waterkwaliteit van de Grevelingen. Het staat inmiddels vast dat het herstelvermogen van de zuurstofgraad van het water steeds verder afneemt en daarmee de stratificatie toeneemt. Op een gegeven moment bereikt het water een staat waarin het zich niet meer kan herstellen en alleen de bovenste laag nog zuurstof bevat. Dit betekent dat de aantrekkelijkheid van het water afneemt en er negatieve gevolgen gaan ontstaan voor de visserij. Op het moment dat het Grevelingenmeer in het nieuws komt als zuurstofarm zout meer heeft dit negatieve uitwerking op de aantrekkelijkheid van de regio als geheel en daarmee effect op meer beleidsdomeinen. 4.2.
Argumenten om te komen tot een bod vanuit de twee Grevelingenbekken-gemeenten
De licht positieve bijdrage die uit de MKBA en REES naar voren komt rechtvaardigt puur cijfermatig bekeken een beperkte financiële bijdrage vanuit beide gemeenten voor bekostiging. Puur juridisch geredeneerd behoort de borging van waterkwaliteit tot het taakveld van de waterbeheerder, in dit geval het Ministerie van I&M c.q. Rijkswaterstaat. In deze lijn doorgeredeneerd behoort de financiële opgave voor de uitvoering bij het Rijk.
5
Er zijn evenwel argumenten om een wat grotere financiële bijdrage vanuit beide gemeenten onder voorwaarden aan het programma te doen: 1. Het is niet meer ongebruikelijk dat stake- en shareholders uit een gebied bijdragen aan maatregelen om de kwaliteit van een gebied te verbeteren waardoor het beter (be)leefbaar wordt. Wegkijken van deze belangrijke gebiedsopgave is in het moderne openbaar bestuur eigenlijk “not done”. 2. In geval er geen bod vanuit de regio komt wat redelijk en billijk is vrij te maken zal het programma niet tot uitvoering komen, met als redenering vanuit het Rijk dat de regio het uitvoeringsprogramma kennelijk minder belangrijk vindt. 3. In geval het uitvoeringsprogramma nu niet bekostigd kan worden zal het waarschijnlijk lange tijd duren voordat er weer maatregelen in het gebied worden getroffen. Een verslechterende waterkwaliteit als gevolg van het langdurig uitblijven van maatregelen levert een negatieve invloed op aan het imago van het gebied. 4. Een goede waterkwaliteit van de Grevelingen levert een belangrijke bijdrage aan merkbelofte van rust, ruimte, veelzijdige eilanden, robuuste natuur, mooi landschap, schone lucht en dus ook schoon water in het kader van goed wonen, werken, leven en verblijven. 5. In de afgelopen periode is op beide eilanden zowel publiek als privaat veel geïnvesteerd in landschap, natuur, bedrijven, algemene voorzieningen en infrastructuur om kwaliteitsverbetering te realiseren. 6. Het investeren in de waterkwaliteit van de Grevelingen is vanuit dat oogpunt evenzeer te verdedigen. Daarmee is een goede waterkwaliteit van de Grevelingen een belangrijke component om de merkbelofte tot en met de laatste schakel kloppend te maken. 7. De MKBA geeft aan dat de uitvoeringsmaatregelen voor het Grevelingenbekken een licht positief effect hebben. Met het kloppend maken van de merkbelofte ontstaat ook een basis om te behouden wat we hebben in sociaal, economisch en ecologisch opzicht. Daardoor ontstaat de basis voor beide gemeenten om hoog te blijven scoren in kwaliteitskeurmerken als ECO XXI, Quality Coast, Blauwe Vlag en Green Key (beide gemeenten scoren in de hoogste regionen van deze kwaliteitskeurmerken die voor buitenlandse gasten zeer belangrijk zijn) de omgevingsfactoren, waaronder waterkwaliteit, die in de beoordeling een zeer belangrijke rol spelen elk blijven voldoen aan hoge kwaliteit. 8. Dit heeft een positief effect op de toeristisch-recreatieve sector waardoor de basis ontstaat om blijvend in kwaliteitsverbetering te investeren en een hoogwaardig toeristisch-recreatief product neer te zetten waarbij zowel voorzieningen als omgevingsfactoren kloppen. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor beide gemeenten om robuuste en duurzame toeristisch-recreatieve gebieden te blijven en de toegevoegde waarde die dit biedt op peil te houden. 9. Het kloppende samenstel van omgevingsfactoren is promotioneel en marketingtechnisch uit te nutten in het profiel van beide gemeenten en in te brengen bij andere doelen, zoals het verder ontwikkelen van de lokale gastronomie met als belangrijke component de zilte zaligheden. 10. Een goede waterkwaliteit van de Grevelingen draagt qua omgevingsfactor ook bij aan de doelstelling van gezonde regio, waarin de overige omgevingsfactoren al ingevuld zijn. Dit past naadloos in de Bleu Zones-strategie en het project dat onder meer GGD Zeeland hierop heeft uitgezet onder de naam “Vitale revolutie”. In het verlengde hiervan is qua product- en conceptontwikkeling aan te sluiten op de trends van “health” (gezondheid, gezond leven, vitaal ouder worden) en mindfullness (reflectie, zingeving, waarden en normen). Dit komt tegemoet aan gemeentelijke doelstellingen in het sociaal domein en geeft invulling aan een belangrijk onderdeel: preventie en daarmee het voorkomen van kosten voor dure en intensieve zorg. 11. Met deze bredere benadering wordt bijgedragen aan een goed imago op meer terreinen: niet alleen recreëren en verblijven maar ook wonen, werken en leven. 12. Met het uitvoeringsprogramma wordt mede uitvoering gegeven aan een verplichting vanuit de Omgevingswet, die ook bij gemeenten berust, om voor 2020 met een adaptieplan te komen met uitvoeringsmaatregelen om in 2050 klimaat adaptief te zijn. Door toelaten van beperkt getij ontstaat weer een dynamisch estuariëne milieu waarmee het gebied weer robuust wordt en 6
mogelijkheden ontstaan voor mitigerende maatregelen in het kader van klimaatverandering, zoals de verwachte zeespiegelrijzing. 13. Vanuit de kansen voor de visserij die toename van de waterkwaliteit biedt mag enige toename van de directe en indirecte werkgelegenheid verwacht worden. 14. Gelet op de omvang van de positieve effecten die op basis van de MKBA terugvloeien naar Rijk is het redelijk en reëel om een hogere bijdrage voor de bekostiging van het Rijk te vragen als voorwaarde bij een regionaal gezamenlijk bod vanuit beide gemeenten. 4.3.
Meekoppel-kansen
Om ten volle van de investeringen in waterkwaliteit en daaruit volgende investering in behoud van kwaliteit van voorzieningen te profiteren moet het gebied goed ontsloten zijn. Niet alleen digitaal maar ook qua fysieke bereikbaarheid. Dit pleit voor het meenemen van de verbreding van de N59 tot op de Grevelingendam in het uit te brengen bod. Gelet op de aard van de investeringen, zowel in waterkwaliteit als in de overige omgevingskwaliteiten, renderen deze investeringen in de eerste plaats door de fysieke beleving en het fysieke gebruik. Goede en adequate fysieke ontsluiting van het gebied is daarom een randvoorwaarde. Deze ontsluiting ligt te meer voor de hand nu met de aansluiting op de recentelijk gerealiseerde tracés A4 (Midden Delftland en Bergen op Zoom – Hellegatsplein) eenvoudig is aan te sluiten op een zeer belangrijke en steeds intensiever gebruikte noord-zuid verbinding die van nationaal en internationaal belang is. Gelet het belang van de ontsluiting en de bijdrage die dit biedt om te behouden wat we hebben en de gemeenten kwalitatief robuust en duurzaam te maken, is verdedigbaar om een financieel bod voor de verbeteren van de N59 vanuit beide gemeente te koppelen aan een bod als bijdrage in de uitvoeringsmaatregelen van het programma Zuidwestelijke Delta. Dit bod kan bestaan uit een bedrag en/of het aanbieden van voorfinanciering. Met deze meekoppel-kans wordt invulling gegeven aan een breed gedragen maatschappelijke, bestuurlijke en politieke wens die leeft in beide gemeenten. 4.4.
Methoden om de hoogte van een uit te brengen bod te bepalen.
4.4.1. Rekenkundige benadering Te hanteren uitgangspunten bij deze benadering zijn de berekening van positieve effecten uit de MKBA en de verhouding van de in intentie uitgesproken hoogte van de rijksbijdrage in relatie tot de totale bekostiging: Positieve effecten van de uitvoeringsmaatregelen voor het hele gebied die terechtkomen bij lokale overheden: € 12.000.000,-Percentage rijksbijdrage (intentie) in totale bekostiging: € 30.000.000,--/€ 168.000.000,-- is afgerond 20%. Aantal gemeenten rond beide bekkens: 6 Dit zou betekenen een bijdrage van € 12.000.000,--/6 x 20% is: € 400.000,-- per gemeente op een termijn van 20 of 30 jaar (afhankelijk van de te kiezen vorm van financiering). Een variant hierop kan zijn om de intenties van beide provincies in het percentage mee te nemen: € 45.000.000,--/€ 168.000.000,-- is afgerond 30%. Dit zou betekenen een bijdrage van € 12.000.000,--/6 x 30% is: € 600.000,-- per gemeente op een termijn van 20 of 30 jaar (afhankelijk van de te kiezen vorm van financiering). Bij deze varianten geldt dat het positieve effect van het totale gebied als uitgangspunt is genomen. Het overgrote deel van het positieve effect slaat echter neer in bekken Volkerak-Zoommeer. Met 7
deze varianten dragen beide Grevelingen-gemeenten in verhouding meer bij aan de uitvoeringsmaatregelen als de positieve effecten uit de MKBA en waar deze neerslaan als uitgangspunt worden genomen. Indien alleen het positieve effect dat wordt verondersteld in het Grevelingenbekken als uitgangspunt wordt genomen ontstaan de volgende sommen: Positieve effecten van de uitvoeringsmaatregelen voor Grevelingenbekken die terecht komen bij lokale overheden (twee gemeenten Grevelingenbekken): € 2.400.000,-Bij een percentage van 20% (alleen verhouding rijksbijdrage) zou dit een bijdrage betekenen van € 2.400.000,--/2 x 20% is: € 240.000,-- per gemeente Bij een percentage van 30% (verhouding bijdrage rijk en provincie) zou dit een bijdrage betekenen van € 2.400.000/2 x 30% is: € 360.000,-- per gemeente Puur op grond van deze rekenkundige benadering ligt een verband met de meekoppel-kans van de ontsluiting N59 niet voor de hand. Er zijn meerdere varianten in een dergelijke benadering mogelijk maar bovenvermelde zijn de meest direct afleidingen op grond van cijfers van uit de MKBA en REES. 4.4.2. Narratieve benadering In de MKBA en REES worden aspecten als imago niet meegenomen omdat deze moeilijk zijn te kwantificeren en als speculatief worden geduid. Op zichzelf genomen is dit een juiste stelling. De conclusie van het MKBA voor het Grevelingenbekken is dat er een licht negatief welvaartseffect is maar toch een aantal licht positieve inkomsteneffecten. Daarmee blijft de kans tot positionering van de regio liggen en verdient het toch aanbeveling om naar imago en daarop te baseren effecten te kijken. Wel in alle nuchterheid en met conservatieve inschattingen. Hoewel niet met harde cijfers te onderbouwen is er wel degelijk een “groter verhaal”. Het programma ZWD richt zich op het robuust en duurzaam maken van ons leef-, werk-, woon- en verblijfsgebied, met maatregelen die te zien zijn als adaptiemaatregelen in verband met klimaatveranderingen. Op het moment dat een reëel regionale bod uitblijft is de kans reëel dat er voor een langere periode niet substantieel in het gebied wordt geïnvesteerd. Bij het uitblijven van maatregelen aan de Brouwersdam behoeft het additionele onderdeel Getijdecentrale ook geen inzet meer en gaat een kans op innovatie en extra spin-off in het gebied verloren. Los daarvan is er ook een “groter” verhaal waarmee we het gebied stevig kunnen positioneren en op de kaart kunnen zetten. Een verhaal dat past bij alle duurzaamheidsinitiatieven die beide gemeenten al nemen en de merkbelofte tot en met de laatste schakel waar maken. Een belangrijke wet in promotie en marketing is dat alle factoren moeten kloppen op het moment dat je iets claimt, beweert of belooft. Waterkwaliteit van de Grevelingen is daar een belangrijk onderdeel in. Vanuit dit “grotere” verhaal ontstaat in ieder geval de basis om te behouden wat we hebben. Dat is al een belangrijk gegeven in een gebied dat onder druk staat en waar steeds meer voorzieningen uit dreigen te verdwijnen. Zie hiervoor bijvoorbeeld “Waar staat je gemeente” (www.waarstaatjegemeente.nl) en het onderzoek Rijksuniversiteit Groningen/COELO (www.agendastad.nl/.../14091-Eindrapport-De-veranderende-geografie-van-Nederland), waaruit blijkt dat in het afgelopen decennium beide gemeenten niet in omvang van de economische groei hebben weten te profiteren van allerlei ontwikkelingen op sociaaleconomisch vlak. Een kloppende merkbelofte biedt ook de basis om duurzaam te investeren in kwaliteitsverbetering. Kwaliteitsverbetering van met name de (water)recreatieve voorzieningen in het gebied. Hiermee worden kosten vermeden, namelijk herstructureringskosten op het moment dat er weinig meer in het gebied gebeurt en er weinig vernieuwend perspectief wat betreft de toekomst is. Daarvoor is 8
nodig dat het geheel klopt en naast de overige randvoorwaarden voor goed en gezond leven, werken, wonen en verblijven in het gebied ook het watersysteem van het juiste kwaliteitsniveau is waardoor het gebied als geheel robuust wordt en er aanknopingspunten ontstaan om op andere beleidsdomeinen met de gerealiseerde en integraal kloppende omgevingsfactoren in te zetten op innovatie en doorontwikkeling. De “brand” is daarbij in overeenstemming met de omgeving waar het naar verwijst, het geheel klopt en wordt door consumenten als betrouwbaar aangemerkt . Bovendien komen dan andere randvoorwaarden om de hoek kijken waarvan het redelijk is om die te agenderen, zoals de ontsluiting van het gebied. Een kwestie die al lang op de nationale agenda staat maar waar nog weinig voortgang in is geboekt. Aan deze benadering is niet op een rekenkundige manier een bijdrage te koppelen. Het is dan zoeken naar verhoudingen en het reëel inschatten van scenario’s. Eén uitgangspunt dat hierbij is te hanteren betreft het vermijden van kosten. Het gaat hierbij vooral om het vermijden van herstructureringskosten omdat bepaalde sectoren door het ijs zakken in geval er voor langere tijd geen grootschalige kwaliteitsinvesteringen in het gebied op het terrein van publieke goederen, waaronder water, gebeuren. Dat er op dit gebied nu al risico’s zijn blijkt uit het onderzoek van adviesbureau ZKA dat in opdracht van provincie Zeeland is uitgevoerd (www.kenniscentrumtoerisme.nl/l/library/download/18384). De ervaringen uit de Regiovisie Schouwen-West leren dat herstructureringsmaatregelen budgetten in de ordegrootte van miljoenen vergen. Daarnaast worden kosten in het sociaal domein vermeden als gevolg van een minder werkloosheid, meer participatie en vermeden zorgkosten. Op basis van een reële en integrale benadering zijn kansen en mogelijkheden te onderscheiden op meerdere beleidsdomeinen. Door een inschatting te maken van vermeden c.q. te besparen kosten of afgeleide effecten naar andere beleidsdomeinen is een redenatie op te zetten naar een bepaald bedrag als bijdrage aan het programma. Hierbij is het uitgaan van een bepaald scenario helpend om daarover een beeld te vormen. 4.4.3. Mogelijke scenario’s In deze paragraaf werken we drie mogelijke scenario’s uit. Dit doen we niet in schema’s en assen maar we beschreven drie mogelijke scenario’s: 1. Een groeiscenario waarin alle programmaonderdelen en optionele mogelijkheden worden uitgevoerd. Dit scenario biedt de meest uitgelezen kansen om het gebied integraal “te branden” en de merkbelofte volledig in te vullen. Naast verbeteringsmaatregelen voor de waterkwaliteit in het kader van het Grevelingenbekken wordt het Tidal Test Centre (TTC) maximaal benut en wordt de Getijdecentrale (GC) gerealiseerd. Omdat TTC en GC buiten de scope van de MKBA en REES vallen zijn hierover geen prognoses opgenomen. Los van de exploitatie en de bijdrage die de TTC (hoe beperkt ook) en de GC bij kunnen dragen aan de ambitie van de twee gemeenten om energieneutraal te worden, ontstaat tijdelijke en permanente werkgelegenheid in het gebied en genereren beide projecten veel nationaal en internationaal bezoek en verblijf. Daarnaast is het aannemelijk dat er nieuwe bedrijvigheid ontstaat in het gebied door nieuw- of nevenvestiging van bedrijven die zich bezighouden met turbinebouw en getijde- of mariene energie en hun toeleveranciers. Tot slot ontstaan mogelijkheden voor het ontwikkelen van een informatie- en kenniscentrum. De reeds aanwezige bedrijvigheid, met name op het gebied van recreatie, toerisme en zorg, krijgt met dit scenario mogelijkheden om door te blijven ontwikkelen en blijven kosten voor herstructurering uit. Gelet op de economische en sociale spin-off is een substantiële bijdrage aan het programma vanuit de regio te rechtvaardigen. Tot slot moet de regio fysiek goed toegankelijk zijn, hetgeen een bijdrage en/of voorfinanciering in de verbreding van N59 rechtvaardigt. De kans tot mee koppelen van de N59 moet dus benut worden. 2. Een groeiscenario waarin het programmaonderdeel verbetermaatregelen waterkwaliteit worden uitgevoerd. In dit scenario ontstaat er geen sluitende businesscase voor het realiseren van de GC. 9
De MKBA en REES geven aan dat er geen significante effecten zijn voor de toename van het welvaartsniveau. Anderzijds, niets doen –en dan voor langere tijd niets doen- levert geen enkele grootschaliger impuls voor het gebied op. Stilstand is dan achteruitgang. Met een integrale en sluitende pr- en marketingstrategie, die door het kloppend worden van alle omgevingsfactoren mogelijk is, ontstaan kansen voor het profiel “healthy region”. In een dergelijk scenario moet de groei komen door de inzet op verbreding en verbetering van de toeristisch-recreatieve sector met niches die nieuwe en andere bezoekersgroepen naar de regio trekken. In dit scenario wordt tevens de basis gelegd om herstructureringskosten te vermijden en is ruimte voor groei in de sectoren health, food en leisure. Gelet op de inspanningen die het publiek domein aan de voorkant moet leveren om een dergelijk proces in gang te zetten en de minder grote sociaaleconomische spin-off die bij dit scenario verwacht mag worden, is een iets minder substantiële bijdrage aan het programma te beargumenteren. Anderzijds worden in dit scenario herstructureringskosten vermeden, die al gauw per gemeente op 2 tot 3 miljoen euro moeten worden geraamd indien voorzieningen verouderd en verpauperd raken. Een goede fysieke toegankelijkheid van de regio is ook in dit scenario van belang, hetgeen een bijdrage aan de verbreding van de N59 rechtvaardigt. 3. Een scenario waarin we uitgaan van het behouden van wat we hebben. In dit geval gaan we er vanuit dat de bijdrage van de waterkwaliteit er toe leidt dat met een duidelijke en integrale pren marketingstrategie de regio wordt gepositioneerd als een regio waar het goed toeven is voor wonen, werken, leven en verblijven. Er ontstaat geen groei maar door een continue stroom aan met name tijdelijke inwoners kunnen voorzieningen worden behouden en ontstaat de basis voor het bedrijfsleven om te investeren in een robuust systeem en kwaliteitsverbetering, inspelend op de continue veranderende vraag waarmee een onderscheidend aanbod ontstaat waar consumenten extra voor willen betalen. Op deze manier blijft het ontstaan van vechtmarkten uit, ontstaat ruimte om continue in kwaliteitsverbetering te investeren en worden kosten voor (regionale en lokale) overheden om herstructureringsmaatregelen te moeten treffen uit. In deze overzichtelijke situatie zijn pilots te realiseren in het kader van circulaire economie. Ook dit scenario rechtvaardigt een bijdrage vanuit de regio aan het programma. De bijdrage is te relateren aan het vermijden van herstructureringskosten maar is niet te relateren aan flinke economische groei in de regio. Ook in dit scenario blijft de fysieke toegankelijkheid van het gebied essentieel, hetgeen een bijdrage aan verbreding van de N59 rechtvaardigt. Een “veilig” te kiezen scenario is, mede gelet op de sociaaleconomische ontwikkeling van de regio in het afgelopen decennium scenario 3. Nuchter en basaal. Dat betekent dat voor de bepaling van reële bijdrage in de bekostiging uitgegaan moet worden van te vermijden kosten voor lokale overheden bij uitvoering van het programma. Beide gemeenten hebben een slechts gedeeltelijke invloed op de realisering van het programma en de optionele aanvullende projecten. Door beide gemeenten wordt nu al meebetaald in de proceskosten om te komen tot een sluitende businesscase en goede aanbesteding van de getijdecentrale, passend in het tijdspanne van de bestuursovereenkomst die moet leiden tot definitieve vaststelling van de Structuurvisie ZWD en het bijbehorende uitvoeringsprogramma, gericht op waterkwaliteit. Daarnaast dragen beide gemeenten bij aan de proceskosten voor het onderzoek naar bekostiging van het programma en leveren beide gemeenten inzet van menskracht. Het is niet reëel te veronderstellen dat er voor het moment dat in het kader van BOK II een besluit over bekostiging moet worden genomen sprake is van werkende gebiedscorporaties, laat staan van een reëel ledenaantal waarmee het uitzicht op private bekostiging ontstaat. Een reëel bod, los van ramingen vanuit de visserij die op dit moment als enige onderdeel te ramen zijn, moet dus van publieke en semipublieke instellingen komen. 4.4.4. Mogelijk samenstel van bekostiging en varianten in financiering
10
Op aangeven van beide gemeenten zal provincie Noord-Brabant, thans samen met Rijkswaterstaat/Ministerie van I&M trekker van het programma, overleg voeren met de gebiedsbeheerder. Door het toelaten van beperkt getij verandert het beheer van het gebied. Het is heel goed mogelijk dat door het meer dynamische estuariëne milieu de beheerskosten afnemen en er dus op structurele basis van uit nu beschikbare beheerskosten bijgedragen kan worden in de opening van de Brouwersdam. Bij doorgaan van Brouwerseiland ontstaat een belangrijke inkomstenbron voor de toekomstig eigenaar/gebiedsbeheerder, terug te investeren in het gebied. Waterkwaliteit is een belangrijk onderdeel daarvan waardoor het te rechtvaardigen is dat de toekomstig eigenaar/gebiedsbeheerder bijdraagt in de waterkwaliteitsmaatregelen. Voor het Rijk is belangrijk dat de regio met een substantieel bod komt. Enerzijds blijkt hieruit draagvlak voor de maatregelen, anderzijds is dit een nieuwe vorm van bekostigen die op andere plaatsen en in andere domeinen ook wordt gebruikt. Het is daarom belang dat beide gemeenten rondom de Grevelingen een standpunt innemen waaruit hun ambitie blijkt. De varianten die hierin zijn te hanteren betreffen de hieronder genoemde. Deze varianten zijn niet uitputtend. 1. Geen bekostiging aanbieden. Op puur formele gronden kan dit maar een dergelijke houding past niet meer in het hedendaags bestuur. Voor het Rijk kan dit een argument zijn om niet verder naar aanvullende bekostiging van het gat in de begroting te zoeken door het niet aanbieden van bekostiging uit te leggen als onvoldoende draagvlak vanuit de regio. Hierdoor lopen beide gemeenten imago-schade op. 2. Een bekostiging aanbieden op basis van een rekenkundig model. Dat is hierboven al behandeld. Strikt naar de positieve effecten voor het Grevelingenbekken bekeken is dit een bijdrage per gemeente van € 240.000,-- of € 360.000,--. Bezien vanuit het totale programma en in de wetenschap dat er ook bijgedragen wordt ten gunste van het andere bekken kan dit een bedrag zijn van € 400.000,-- of € 600.000,-- per gemeente. De zeer strikte benadering stemt niet overeen met de verwachting van het Rijk maar doet ook geen recht aan een scenario waarin herstructureringskosten te vermijden zijn. Met een bijdrage van € 400.000,-of € 600.000,-- per gemeente ontstaat een substantiëlere bijdrage vanuit het Grevelingenbekken ter grootte van € 800.000,-- of € 1.200.000,--, zeker wanneer dit wordt afgezet tegen de bijdrage van provincie Zeeland. 3. Herstructureringsmaatregelen als gevolg van achteruitgang kosten uit ervaring veel geld en het zijn vaak noodzakelijkerwijs overheden die voor deze kosten opdraaien. Afhankelijk van de omvang van de opgave is al gauw € 3.000.000,-- tot € 5.000.000,-- nodig om bijvoorbeeld bedrijven of voorzieningen netjes te saneren en/of wijziging in infrastructuur te realiseren. Vanuit dit perspectief bezien en de mogelijke kansen die het programma biedt is een hogere bijdrage te verdedigen, bijvoorbeeld € 1.000.000,-- per gemeente. Daarmee zou de bijdrage aan het programma vanuit het Grevelingenbekken op € 2.000.000,-- komen. Dit is een zeer substantieel bod waar het Rijk niet om heen kan en waaruit blijkt hoezeer lokale overheden aan het programma als het creëren van perspectief voor de regio hechten. Tegelijkertijd geldt de vaststelling dat een dergelijk bedrag per gemeente niet zomaar vanuit een reserve beschikbaar te maken is. 4. In alle scenario’s is het realiseren van een betere fysieke toegankelijkheid van de regio een randvoorwaarde. Bij het uitbrengen van een bod vanuit het Grevelingenbekken kan de verbreding van N59 zal randvoorwaarde gelden. Daar hoort dan ook een bod bij dat is te combineren met het door de provincie Zuid-Holland beschikbaar gestelde budget ad € 10.000.000,-- voor verbetering van de weg. De bijdrage aan de N59 is vorm te geven via een financiële bijdrage en/of als voorfinanciering. Gelet op de verschillen in meerwaarde in directe effecten voor beide gemeenten is te denken aan een bod van € 1.000.000,-- in een 11
verhouding van € 600.000,-- voor gemeente Goeree-Overflakkee en € 400.000,-- voor gemeente Schouwen-Duiveland op voorwaarde dat de verbreding niet stopt met de Haansweg zoals de plannen nu luiden maar stopt op de Grevelingendam nabij Bruinisse. De regio krijgt op deze manier een directe goede aansluiting op het nieuwe tracé A4, een belangrijke verkeersader tussen Randstad Holland en Antwerpen. 5. Aanvullend is nog te denken aan bijdragen waarbij mogelijkheden worden ingebouwd om geld terug te verdienen, bijvoorbeeld door dit in te brengen in een Gebiedsfonds (met het Rijk) en extra heffingen op ontwikkelingen zorgdragen voor hetzij het opnieuw vullen van het Gebiedsfonds (revolverend karakter) of gemeenten en Rijk inkomsten kunnen terug zien als gevolg van toe te rekenen ontwikkelingen. Op zich kan dit de financiering van de bekostiging wel ingewikkelder maken. Het voorzien in een bijdrage ineens verdient, mede gelet op het voorkomen van administratieve drukte, de voorkeur. 6. Het verkrijgen van aandelen in bijvoorbeeld de mogelijke getijdecentrale als verdienmogelijkheid is ingewikkeld. Het realiseren van de getijdecentrale is optioneel en loopt via een apart aanbestedingstraject. Aandelen zijn in dit kader alleen haalbaar als er een bedrag nominaal wordt ingelegd in de hiervoor op te richten besloten of naamloze vennootschap. 7. Het programma vraagt eigenlijk € 2.000.000,-- per gemeente in het totale programmagebied, ervan uitgaande dat het programma in totaal € 12.000.000,-- aan inkomsten voor de 6 gemeenten (2 aan het Grevelingenbekken en 4 aan het bekken Volkerak-Zoommeer, inclusief nog een deel Goeree-Overflakkee). Er zijn meerdere manieren om de bekostiging te financieren: 1. De meeste éénvoudige manier is het bedrag ineens te laste te brengen van een voorziening. De financiering en dekking wordt dan in één keer genomen maar drukt wel stevig op één jaar van de begroting. Een manier op dit te doen is de financiering in één keer ten laste van de Algemene Reserve te brengen na een integrale afweging over de besteding van een toevoeging aan de Algemene Reserve (bijvoorbeeld uit een positie rekeningsaldo). Deze methode is de minst dure vorm van dekking omdat er geen rentelasten ontstaan. 2. Een andere methode is om een lening aan te gaan voor het beschikbaar te stellen bedrag en de jaarlijkse kosten te dekken ten laste van een voorziening of reserve dan wel de lopende exploitatie. Hoewel het programma uitgaat van 20 jaar kan de financiering en dekking van de gemeenten er anders uitzien, bijvoorbeeld een looptijd van 30 jaar of 40 jaar. Dit is ook te beargumenteren vanuit de maatregelen die met het programma genomen worden en waarvoor de bijdrage geldt. De maatregelen betreffen vrijwel volledig investeringen die over een langere looptijd dan 20 jaar zijn af te schrijven. Op dit moment is geld uit de markt halen relatief goedkoop. De rente voor kortlopende leningen (5-7 jaar) bedraagt momenteel 0,9 %. In de Kadernota’s wordt voor langlopende leningen (30-40 jaar) uitgegaan van een rente van 2,0 %. 3. De bijdragen zijn beschikbaar te stellen in tranches. Dat wil zeggen dat het bedrag pas beschikbaar komt op het moment dat de cashflow van het project daarom vraagt. Anderzijds leidt het gelijk beschikbaar stellen van het totaalbedrag bij start van het project tot een hogere netto contante waarde. Dit betekent dat om een investering van € 1.400.000,-- te bereiken een feitelijke bijdrage van bijvoorbeeld € 1.300.000,-- nodig is. 4. Een samenstel tussen dekking van een gedeelte van de bijdrage in eens, meerdere keren een bijdrage ineens (afgestemd op cashflow) of een gedeelte via financiering door een (kortlopende) lening en later een bijdrage ineens is ook mogelijk. Als rekenvoorbeeld voor de structurele kosten van een bijdrage: Bijdrage aan het programma Zuidwestelijke Delta: Bijdrage aan verbreding N59:
€ 1.000.000,-€ 400.000,-12
Totale bijdrage aan bekostiging (package deal): Aflossing lineaire lening: Looptijd 40 jaar, rente 2,0%: Jaarlijkse aflossing: Jaarlijkse rente (2,0% over hoofdsom): Jaarlijkse last gedurende 40 jaar:
€ 1.400.000,-€ € €
35.000,-28.000,-63.000,--
Naar analogie komt een bijdrage in dit rekenvoorbeeld voor Goeree-Overflakkee op € 40.000,-+ € 32.000,-- is € € 72.000,-- aan jaarlijkse last gedurende 40 jaar. Hierbij moet bedacht worden dat de verbreding van de N59 over geheel Goeree-Overflakkee een grotere economische bijdrage levert dan voor Schouwen-Duiveland. De condities voor lening en rentepercentage zijn wellicht nog gunstiger te maken vanwege programmadoel in onderhandeling met Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) of Nationale Waterschap Bank (WNB). Bundeling van de financieringsvraag van beide gemeenten draagt hieraan bij aangezien het “stallen van geld” voor banken op dit moment geld kost in plaat van geld oplevert. Financiering in omgevingskwaliteiten door creëren van gunstige voorwaarde is daarnaast voor de banken aan te merken als een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Een dergelijke last is te overzien en via meerdere sporen te dekken, bijvoorbeeld vanwege voorziene voordelen economie, meeropbrengst toeristenbelasting en sociaal domein. Indien met een coherente pr- en marketingbenadering, een duidelijke positionering als regio en behoud van kwaliteitsverbetering het lukt om per gemeente 100.000 toeristische overnachtingen (water en land) per jaar extra te realiseren op een totaal van 2,3 miljoen overnachtingen op GoereeOverflakkee en 4,7 miljoen overnachtingen op Schouwen-Duiveland1 (opgave van resp. 4% en 2% groei) kan in de dekking van een lening ten behoeve van de financiering aan het programma worden voorzien (100.000 x € 1,10 + meerjarig indexering). 5.
Governance
Gelet op het verschillen in dynamiek en opgaven per bekken en de planning van de uitvoering levert een wijziging in de governance structuur voordelen op. Door de stuurgroepen Getijdecentrale en Gebiedsontwikkeling voor wat betreft de Grevelingen bij elkaar te brengen ontstaat een integraal programma met een integrale programmasturing. Daarnaast vermindert dit de bestuurlijke drukte. In deze stuurgroep die beide grote opgaven aanstuurt dienen de Ministers van I&M en EZ zitting te hebben, Gedeputeerden uit de beide provincies, de twee gemeenten en de (toekomstig) eigenaar van het gebied. Uiteraard dient afstemming en coördinatie plaats te vinden met de uitvoeringsprogramma’s voor de andere bekkens binnen het geheel van de Rijksstructuurvisie/Programma Zuidwestelijke Delta. 6.
Samenvatting en advies
De MKBA laat voor het Grevelingenbekken slechts een licht positief effect zien. Het creëren van perspectief voor de regio is, zeker als we kijken naar ontwikkelingen in andere regio’s, van groot belang. Het komen tot een bestuurlijk en politiek gedragen voorstel tot het doen van een regionaal bod vanuit het Grevelingenbekken door beide betrokken gemeenten is van groot belang om de betrokkenheid bij en het belang van het programma voor de regio te onderstrepen. Op korte termijn zijn geen substantiële bijdragen of toezeggingen vanuit de private sector te verwachten. Een uitzondering hierop is de visserijsector omdat de meerwaarde van het programma voor deze sector iets concreter te maken is. 1
Kenniscentrum Kusttoerisme gaat uit van 1.170.000 toeristische overnachtingen voor Goeree-Overflakkee en 2.900.000 overnachtingen voor Schouwen-Duiveland (2009). Dit verhoudt zich echter niet met het bedrag aan toeristenbelasting dat wordt ontvangen (ca. € 1,00 euro, 2009).
13
Bestuurlijk willen beide gemeenten rondom het Grevelingenbekken zorgen voor een belangrijk signaal naar de Ministers van I&M en EZ en de betrokken provincies. Het is beide gemeenten helder dat, afgemeten naar aard en omvang van de organisaties, een uit te brengen bod substantieel van aard moet zijn. De hoogte onderstreept het belang dat beide gemeenten aan het programma hechten. Op grond van bovenstaande is de bestuurlijke keuze om de narratieve benadering te hanteren en de volgende bijdragen door de gemeenten van het Grevelingenbekken mogelijk te maken. Hierbij nemen we in acht het feit wat het programma vraagt maar ook de berekende welvaartstoename voor het Grevelingenbekken uit de MKBA/REES. Met dit bod gaan beide gemeenten dan al veel verder dan puur financieel te onderbouwen is: Gemeente Goeree-Overflakkee: - bijdrage programma Zuidwestelijke Delta: € 1.000.000,-- bijdrage aan verbreding N59: € 600.000,-Gemeente Schouwen-Duiveland: - bijdrage programma Zuidwestelijke Delta: € 1.000.000,-- bijdrage aan verbreding N59: € 400.000,-In nader overleg dient bepaald te worden hoe de bijdrage aan het programma ZWD er concreet uit moet zien om netto contant een bijdrage van € 2.000.000,-- aan het programma uit de regio (van lokale overheden) is te genereren door dit af te stemmen op de cash-flow van de uitvoering van het programma. Het zelfde geldt voor de bijdrage aan de verbreding van N59 ter grootte van € 1.000.000,-- in de voorfinanciering van de weg en verlenging van het tracé. In de uitwerking moet afstemming plaatsvinden met de reservering die provincie Zuid-Holland voor verbreding van de weg gemaakt heeft. Dit bod is door beide gemeenten te dekken uit te verwachten jaarlijkse inkomsten door zeer lichte groei (conform verwachting MKBA/REES) en vanuit het besef dat mogelijke herstructureringskosten worden vermeden. Deze bijdragen passen vanuit deze benadering dan ook het voeren van duurzaam, solide beleid dat meerdere beleidsdomeinen raakt. Dekken van deze bijdragen ineens levert de voor de gemeenten goedkoopste financiële oplossing op door deze bijdragen ten laste van de Algemene Reserve (na toevoegingen en een integrale belangenafweging) te brengen. Hiermee doen beide gemeenten een zeer vergaand en maximaal te creëren bod dat redelijker- en billijkerwijs binnen een begroting van een lokale overheid gedaan kan worden en geven zij uitdrukking aan het belang dat beide gemeenten hechten aan de uitvoering van de Rijkstructuurvisie Zuidwestelijke Delta. Hieraan verbinden beide gemeenten de volgende voorwaarden: 1. Het instrument van toeristenbelasting als lokale heffingsmiddel voor gemeenten blijft bestaan. 2. De uitvoeringsmaatregelen als genoemd in het programma voor het Grevelingenbekken worden volledig uitgevoerd, inclusief maatregelen waarbij het strand van de Brouwersdam in stand wordt gehouden en de gebruiksmogelijkheden daarvan behouden blijven. Ook bij een gefaseerde uitvoering blijft zicht op de uitvoering van het gehele programma voor de twee bekkens. 3. Hiertoe zetten Rijk en beide provincies hun intenties om in concrete toezeggingen als bijdrage aan het programma. 4. Het Rijk legt voor de resterende bekostiging nadrukkelijk de relatie met voor het Rijk reëel te ramen inkomsten uit het programma, zoals becijferd in de MKBA. 5. Vanuit het Rijk wordt maximaal ingezet op realisering van de Getijdecentrale door de volledige ruimte te benutten die in de Energienota van het Ministerie van Economische Zaken voor getijdeenergie wordt gecreëerd. 6. De programma’s voor de gebiedsontwikkeling/waterkwaliteit en Getijdecentrale worden voor het Grevelingenbekken samengebracht tot een integraal uitvoeringsprogramma met één 14
7.
8. 9. 10. 11.
stuurgroep waarin de Ministers van I&M en EZ, de Gedeputeerden van Zuid-Holland en Zeeland en de wethouders van Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland zitting hebben. De Minister van I&M de intentie en ambitie blijft houden en uitspreekt om bij gefaseerde uitvoering van het gehele programma Zuidwestelijke Delta zicht op uitvoering van het gehele programma blijft houden en zich daartoe inzet. Provincie Zuid-Holland zet het gereserveerde budget ad € 10 miljoen in voor de verbetering van de N59. Het tracé van de verbetering eindigt niet bij de kruising Haansweg op Goeree-Overflakkee maar op de Grevelingendam nabij de aansluiting op de Oesterdam. Aan realisering van de verbetering van de N59 wordt een concrete opleverdatum gekoppeld van 1 januari 2023. In de bepaling van de netto contante waarde van het bod worden de eerder door de beide gemeenten verstrekte financiële bijdragen in proceskosten voor het uitvoeringsprogramma en de getijdecentrale verdisconteerd.
15