Actualiteiten bestuursrecht uitspraken 18 (en 11) november 2015 mr. W.J. (Willem) Bosma Van der Feltz advocaten www.feltz.nl
1. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3536 (I) • • • •
Dwangsom bij niet tijdig beslissen Vijftal handhavingsverzoeken, in hoger beroep staan twee ter discussie Ingebrekestelling wegens niet-tijdig beslissen Besluit 27 november 2013: – – –
geen dwangsom verschuldigd tijdig beslist omdat bij brief van 9 augustus 2013 mededeling is gedaan van op 13 augustus 2013 verzonden vooraankondigingen van handhaving
1. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3536 (II) •
Oordeel Rechtbank: – – –
• •
niet aangetoond dat brief van 9 augustus 2013 aan appellant is verzonden Omdat beslistermijn op 26 november 2013 verstreek, is besluit van 27 november 2013 één dag te laat genomen Dwangsom: EUR 40,-
Appellant in hoger beroep; B&W in incidenteel hoger beroep Oordeel ABRvS – – – –
Tijdige verzending aannemelijk gemaakt, Incidenteel hoger beroep B&W slaagt, maar niet leidt niet tot beoogde doel Vooraankondigingen zijn geen besluit ex art. 1:3 Awb Maximale dwangsom à EUR 1.260,- 2 x verbeurd (twee handhavingsverzoeken)
2. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3539 (I) • • • •
Belanghebbendenbegrip Verzoek om handhaving in verband met belemmering voetpad Verzoek afgewezen, bezwaar niet-ontvankelijk Oordeel Rechtbank – –
–
•
beroep gegrond, beslissing op bezwaar vernietigd Beslissing op bezwaar innerlijk tegenstrijdig: • enerzijds is door B&W gesteld dat al op handhavingsverzoek is beslist, • anderzijds zou, volgens de rechtbank, de niet-ontvankelijkheid enkel voortvloeien uit het gegeven dat degene die bezwaar heeft gemaakt niet dezelfde is als degene die om handhaving heeft verzocht Rechtbank laat rechtsgevolgen beslissing op bezwaar in stand, omdat eiser geen belanghebbende is
Eiser stelt hoger beroep in
2. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3539 (II) •
Oordeel ABRvS: – – – –
ABRvS stelt voorop dat niet de Wegenwet, maar de APV grondslag biedt voor handhaving openbaarheid ABRvS verwijst naar ABRvS 7 februari 2007 in zaak nr. 200606192/1 Appellant stelt dat hij wél belanghebbende is vanwege afstand van zijn perceel tot voetpad (100 meter) en recreatieve gebruik dat hij van voetpad maakt ABRvS: geen bijzonder individueel belang
3. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3532 (I) • •
Handhaving Last onder dwangsom tot sloop pand krachtens art. 13a Woningwet – –
•
Invordering – –
• •
In ernstige mate strijd met redelijke eisen van welstand Strijd met Bouwbesluit • Niet waterdicht • Geen voorziening voor afvoer hemelwater
“Haakt aan” in procedure tegen last onder dwangsom (art. 5:39 Awb) Invorderingsbesluit naderhand aangevuld
Bezwaar ongegrond, beroep rechtbank ongegrond Hoger beroep appellant
3. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3532 (II) •
Oordeel ABRvS: –
–
Stelling appellant dat last onvoldoende duidelijk is, omdat slopen volgens art. 1.1 Wabo ook gedeeltelijke sloop valt, slaagt niet • Doel van art. 12a lid 1 sub a wordt niet bereikt bij gedeeltelijke sloop Rechtbank had motiveringsgebrek met toepassing art. 6:22 Awb gepasseerd • Moet leiden tot proceskostenveroordeling, omdat sprake is van gebrek
– Voor het overige falen betogen tegen last onder dwangsom – Beroep tegen invorderingsbesluit slaagt wel • • • •
Dwangsommen worden volgens last onder dwangsom per week dat overtreding voortduurt verbeurd Begunstigingstermijn liep tot 1 juli 2014 ABRvS: eerst vanaf 8 juli 2014 verbeurte dwangsommen mogelijk Vgl. ABRvS 6 november 2013, nr. 201301822/1/A1
4. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3521 (I) • • • • • • • •
Invordering en verjaring Juli 2008: bouwvergunning verleend voor dakopbouw, in afwijking hiervan gebouwd Verzoek om handhaving tegen dakopbouw Maart 2011: verzoek afgewezen December 2011 b.o.b. : herroeping primaire afwijzingsbesluit en oplegging last onder dwangsom Juni 2012: RB b.o.b. vernietigd en uitspraak in de plaats van b.o.b. gesteld Augustus 2013: ABRvS hoger beroep daartegen gegrond verklaard, waardoor b.o.b. (waarbij last onder dwangsom was opgelegd) herleefde Augustus 2013: Verzoek appellant aan B&W om tot invordering over te gaan en zo nodig nogmaals tot handhaving over te gaan om dakopbouw in overeenstemming met vergunning te brengen
4. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3521 (II) •
September 2013: reactie B&W – – –
• • •
Dwangsom is verbeurd Omdat nieuwe aanvraag is ingediend, is er sprake van concreet zicht op legalisatie Daarom wordt invordering opgeschort tot beslist is op aanvraag omgevingsvergunning
Oktober 2013: verzoek om handhaving afgewezen, omdat sprake is van concreet zicht op legalisatie December 2013: omgevingsvergunning voor aanpassing dakopbouw verleend, en later onherroepelijk geworden Mei 2014: b.o.b. (handhaving weigering), wordt door Rb in stand gelaten
4. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3521 (III) •
Oordeel ABRvS: – –
–
Bevoegdheid invordering dwangsom is verjaard Mededeling aan verzoeker om handhaving (niet: overtreder) dat invordering is opgeschort heeft geen stuitende werking van de verjaringstermijn en kan ook niet als verlenging van betalingstermijn worden aangemerkt • Vgl. ABRvS 5 augustus 2015, AB 2015/382 • Anders: Vz ABRvS 26 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2306 Ten tijde van primaire besluit was sprake van concreet zicht op legalisatie en ten tijde van b.o.b. waren B&W niet meer bevoegd om te handhaven, vanwege verleende omgevingsvergunning
5. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3508 (I) • •
Art. 6:19 Awb Besluit 26 maart 2013: weigering omgevingsvergunning die door appellant 2 was aangevraagd – –
• •
RB in tussenuitspraak: besluit onvoldoende gemotiveerd, bestuurlijke lus Brief 18 februari 2014 – –
•
strijd met bestemmingsplan v.v.g.b. geweigerd door gemeenteraad
Raad gebruikt niet geboden herstelmogelijkheid Alsnog v.v.g.b. verleend
Besluit 18 maart 2014 – –
intrekking besluit 26 maart 2013 Omgevingsvergunning alsnog verleend
5. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3508 (II) •
RB in einduitspraak: – –
•
motiveringsgebreken niet hersteld besluit 26 maart 2013 vernietigd
Hoger beroep ABRvS: –
–
Appellant 2: • Appellant 1 heeft geen procesbelang, omdat art. 6:19 Awb niet van toepassing is op besluit 18 maart 2014 • Vgl. ABRvS 19 april 2001, JB 2001/154 Oordeel ABRvS: • besluit 18 maart 2014 is genomen naar aanleiding van en met inachtneming tussenuitspraak • Art. 6:19 Awb van toepassing • Vgl. ABRvS 24 december 2011, nr. 201310840/1/A1 • De in uitspraak van 19 april 2001 aangegeven beperking van (destijds) art. 6:18 Awb is niet langer van toepassing • Slotsom: rechtbank heeft ten onrechte geen inhoudelijk oordeel gegeven over besluit 18 maart 2014
6. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3519 • • • •
Relativiteitsvereiste (art. 8:69a Awb) Omgevingsvergunning verleend voor gebruik bedrijfswoning als plattelandswoning Nabijgelegen nertsenhouderij stelt beroep in, wordt door Rb ongegrond verklaard Hoger beroep ABRvS: – – – –
Rechtbank had bezwaar inzake luchtkwaliteitseisen afgedaan met toepassing van art. 8:69a Awb Aan luchtkwaliteitseisen moet worden voldaan bij verlenen omgevingsvergunning ex art. 2.1 lid 1 onder e Wabo Bepalingen titel 5.2 Wm beschermen niet alleen menselijke gezochtheid en milieu, maar ook van diegenen die invloed op luchtkwaliteit kunnen uitoefenen Hoger beroep slaagt in zoverre, maar leidt om inhoudelijke redenen niet tot vernietiging uitspraak
7. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3556 (I) • • • • •
Wob Verzoek op grond van de Wob ingediend bij minister van Veiligheid en Justitie Verzoek gedeeltelijk toegewezen, gedeeltelijk afgewezen Bezwaar ongegrond verklaard Beroep bij RB – – – –
•
verklaart het tegen b.o.b. ingestelde beroep gegrond vernietigt b.o.b. vernietigd herroept primaire besluit gelast Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (‘CVOM’) om informatieverzoek door te zenden aan bestuursorgaan dat over overige gevraagde documenten beschikt
Hoger beroep minister
7. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3556 (II) •
Oordeel ABRvS: –
–
–
ABRvS stelt voor op dat art. 4 van de Wob bepaalt dat een bestuursorgaan een schriftelijk Wob-verzoek, indien dat verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij ander bestuursorgaan dan dat waarbij verzoek is ingediend, moet doorzenden aan dat bestuursorgaan • Vgl. ABRvS 27 juli 2011, nr. 201011248/1/H3 Redelijke uitleg brengt van art. 4 van de Wob brengt volgens ABRvS mee dat deze doorzendplicht evenzeer geldt indien het bestuursorgaan waarbij het verzoek is ingediend zelf over documenten beschikt waarop dat verzoek ziet en derhalve zelf een besluit op het verzoek moet nemen, maar weet dat bij een ander bestuursorgaan andere documenten berusten die eveneens onder de reikwijdte van het verzoek vallen In dit geval deed zich echter te situatie voor dat gemachtigde van appellant bij CVOM bleef verzoeken om toezending stukken, terwijl gemachtigde wist bij welk bestuursorgaan deze stukken zich berustten • Kennelijk onredelijk om zich te beroepen op doorzendplicht • Minister had onder deze omstandigheden van doorzenden Wob-verzoek mogen afzien • Handelen van gemachtigde moet aan appellant worden toegerekend
8. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3526 (I) • • • •
Mandaat Wob-verzoek, gedeeltelijk ingewilligd Bezwaar niet-ontvankelijk verklaard bij brief van de secretaris van de hoorcommissie Beroep Rb: – – – –
•
Rb heeft brief als b.o.b. aangemerkt het hiertegen gerichte beroep gegrond verklaard b.o.b. vernietigd, omdat de b.o.b. in strijd met art. 59 lid 1 Gem. wet niet is ondertekend door B&W, en B&W opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen
Hoger beroep B&W
8. ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3526 (II) •
Oordeel ABRvS –
–
–
– –
Uit besluitformulier blijkt dat B&W hebben besloten om bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren, overeenkomstig advies hoorcommissie Anders dan RB, is ABRvS van oordeel dat brief moet worden gezien als een brief, waarmee ingevolge art. 7:12 lid 2 Awb, het besluit van het college tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, is bekendgemaakt door de secretaris van de hoorcommissie Bevoegdheid tot bekendmaking van besluiten is gemandateerd door B&W aan secretaris van de hoorcommissie Aard van bevoegdheid verzet zich niet tegen mandateren, noch doet een wettelijk voorschrift dat Brief is weliswaar niet ondertekend, maar dit is een onregelmatigheid van na het nemen van het besluit • Tast rechtmatigheid niet aan • Vgl. ABRvS 15 februari 2006, nr. 200505067/1
9. ABRvS 11 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3294 • • • • •
Handhaving, short stay Verzoek om handhaving tegen gebruik pand voor short stay Verzoek afgewezen bij primaire besluit B.o.b.: bezwaar gegrond, primaire besluit herroepen en alsnog last onder dwangsom Uitspraak Rb: – –
•
beroep gegrond, b.o.b. vernietigd en B&W gelast om alsnog op de bezwaren te beslissen met inachtneming van uitspraak Rb Volgens Rb valt short stay binnen bestemming ‘wonen’ (niet in planregels gedefinieerd)
Hoger beroep ABRVS: – – –
Voor ‘wonen’ is een zekere duurzaamheid vereist Bij short stay is daarvan geen sprake B&W waren dus bevoegd om handhavend op te treden
10. ABRvS 11 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3526 • • • •
•
Handhaving, NEN-normen Last onder dwangsom staatssecretaris I&M wegens overtreding Vuurwerkbesluit – Niet voldaan aan NEN-normen Bezwaar ongegrond, beroep ABRvS Oordeel ABRvS – Betogen appellant kunnen niet los worden gezien van de vraag of Vuurwerkbesluit wordt overtreden als in strijd met NEN-normen wordt gehandeld – Vergt beantwoording vraag of NEN-normen bindend zijn – Op grond van Vuurwerkbesluit worden de geharmoniseerde normen die in Nederland worden erkend en overgenomen bij Ministeriële Regeling aangewezen • Niet gebeurd, alleen publicatie in Staatscourant – ABRvS: hieruit volgt dat de wetgever de bindende kracht van NEN-normen in kwestie niet heeft bepaald, zodat deze NEN-normen appellant niet kunnen worden tegengeworpen – Staatssecretaris niet bevoegd om handhavend op te treden
NB: ABRvS 2 februari 2011, AB 2011/85 en HR 22 juni 2012, NJ 2012/397
Mr W.J. Bosma
Van der Feltz advocaten | Javastraat 22 | 2585 AN Den Haag Postbus 85615 | 2508 CH Den Haag T: (070) 31 31 065 | F: (070) 31 31 060 E:
[email protected] | W: www.feltz.nl