MR WILLEM CORNELIS TREURNIET, 1897-1979 DOOR MR WE. DE VIN
Mr Willem Cornells Treurniet werd op 5 januari 1897 geboren te Rotterdam. Hij was de zoon van Arie Treurniet en Leentje van Pieterson. Vader Arie stamde uit een oud boerengeslacht te Bleiswijk. Zijn ouders hadden twaalf kinderen, van wie Arie de op een na jongste was. Het was de bedoeling dat de oudste zoon Willem het boerenbedrijf zou voortzetten. Hij stierf echter reeds op 45-jarige leeftijd, waarna de familie besloot de boerderij te verkopen. De tweede zoon Nicolaas wordt als baby getroffen door een verlamming aan de benen. Hij kiest dan ook een administratieve loopbaan en wordt later notaris te Moordrecht. Deze man zal een grote invloed uitoefenen op zijn naaste familieleden, met name op zijn broer Arie, die inmiddels gezien de slechte tijd in de landbouw, heeft besloten onderwijzer te worden. Arie, van wie bekend is, dat hij een aantal zeer bijzondere eigenschappen had, die hem een uitstekend onderwijzer zouden maken, wordt al spoedig hoofdonderwijzer op een volksschool te Rotterdam. In tegenstelling tot Nicolaas, die als notaris te Moordrecht goed boert, leidt het gezin van Arie een sober bestaan. De inkomsten van onderwijzers in die tijd waren bepaald bescheiden te noemen. Uit het huwelijk worden vier kinderen geboren, die met uitzondering van de oudste begiftigd zijn met een uitzonderlijk verstand. De ouders hebben zich ten doel gesteld de kinderen een 'goede' opvoeding te geven. De tweede zoon Alex Julianus studeert in Delft waar hij opvalt door zijn bijzondere studieresultaten en daardoor tot opluchting van zijn ouders een studiebeurs krijgt. Hij voltooit ook de rechtenstudie en wordt later lid van de Octrooiraad. Het zusje Sie volgt na de HBS een snelcursus op een toenmalige kweekschool. Kort daarop komt zij ook in het bezit van een akte Frans. Zij wordt een goede onderwijzeres en moeder. Zij heeft een prachtige stem. In dit gezin waar men moet leven van een zeer karig onderwij146
zersinkomen, groeit het nakomertje Wim Treurniet op. De moeder moet, zeker na het overlijden van de vader in 1917, elk dubbeltje omdraaien, om het doel dat zij en haar man zich gesteld hebben, te weten de goede opleiding van hun kinderen, na te streven. De kinderen zijn muzikaal en geven daarvan duidelijk blijk, later ook buiten het directe familieverband. Aanvankelijk worden de bijzondere gaven van zoon Wim door zijn vader niet opgemerkt. Uit brieven blijkt dat hij in zijn jongste zoon geen student ziet. Het valt de vader overigens wel op dat hij toch goede cijfers behaalt. Naast muziek maken en beluisteren - dit laatste zal Treurniet zijn gehele leven volhouden - begint hij al heel jong met schaken. Al spoedig blijkt dat hij voor deze denksport een bijzondere aanleg heeft. Zijn zeven jaar oudere broer Alex, van wie hij in de aanvang verliest, kan op het schaakbord al spoedig niet tegen zijn jongste broertje op. Waarschijnlijk zal het overstelpend drukke leven, dat Treurniet later leidt, verhinderd hebben dat hij bekender op dit gebied is geworden, alhoewel hij in Rotterdamse schaakkringen een belangrijke rol heeft gespeeld. Destijds bestond er in Rotterdam een grote vereniging van leerlingen (junior-leden) en oud-leerlingen (senior-leden) van de diverse Rotterdamse HBSen. De vereniging had ongeveer 500 leden. Haar bestuurders hadden, zeker gezien hun jonge leeftijd, een zware taak. De vereniging gaf tweemaal per maand een blad uit, genaamd 'Ons Orgaan'. Treurniet, leerling van de zogenaamde HolwerdaHBS heeft in de vereniging een belangrijke rol gespeeld als ondervoorzitter. Hij publiceerde in 'Ons Orgaan' vele artikelen. Een van die pennevruchten was niet vleiend voor een bepaalde familie, waarvan met name de vader op de korrel werd genomen. Het aangevallen gezin stond kennelijk destijds in hoog aanzien. Een en ander veroorzaakte dan ook grote spanningen binnen de bevolking van de verschillende HBSen, speciaal onder de leraren. Met name een leraar Nederlands verbonden aan een andere HBS eist het aftreden van Treurniet als bestuurder der vereniging. Typerend is, dat Treurniet deze, zeker voor die tijd ongelijke, slag wint. Hij weet met goede argumenten de verenigingsraad achter zich te krijgen. Het gevolg hiervan was dat de Bond het verder zonder elke steun uit de rijen der leraren moest stellen. 147
Treurniet houdt echter, ook later, stand. Waarschijnlijk wordt door dit voorval voor het eerst ook voor de buitenwereld duidelijk hoe sterk het karakter van Treurniet is. Hij zal in de toekomst meermalen blijk geven opgewassen te zijn tegen tegenspoed. Tegenslagen zijn hem namelijk naast grote voorspoed in zijn leven helaas niet bespaard gebleven. De geschiedenis heeft ook nog een prettige bijkomstigheid. Ze zal hem een vriendschap voor het leven opleveren, namelijk met de later alom bekende Rotterdammer Mr W.F. Lichtenauer. Evenals zijn broer Alex heeft Treurniet een bijzondere aanleg en liefde voor de Nederlandse taal. Hij zou dan ook graag Nederlands hebben gestudeerd. Waarschijnlijk is dit plan niet tot uitvoering gekomen om louter financiële redenen. Het is wel duidelijk dat oom Nicolaas, de Moordrechtse notaris en een gezaghebbende figuur in de familie, invloed heeft gehad op de uiteindelijke studiekeuze van zijn neefje. Mr N.C.M.A. van der Dries, de latere vice-president van de Hoge Raad, wordt zijn opleider; de studie voor candidaatnotaris zal immers eerst in 1959 universitair worden. Reeds in 1918 wordt Treurniet candidaat-notaris, hij is dan 21 jaar oud. Hij legt de drie notariële examens in buitengewoon korte tijd af. Al spoedig blijkt de jonge candidaat-notaris te beschikken over een aangeboren gave om te doceren. Wil hij echter notaris worden, dan zal hij de wettelijk verplichte drie jaar stage ten kantore van een notaris moeten doorlopen. Wat ligt meer voor de hand dan dat hij deze stage aanvangt ten kantore van zijn oom te Moordrecht? Vrijwel op hetzelfde moment start hij echter ook als opleider voor de notariële examina. Hij sticht de Rotterdamsche Notariaatsschool. Op deze instelling kom ik hierna nog terug. Zijn eerste afgestudeerde leerlingen zijn zijn neef Wim Treurniet, oudste zoon van oom Nicolaas, later notaris te Haarlem en de latere opvolger van oom Nicolaas als notaris in Moordrecht, Leendert van Lange. Het is dan 1923. Ook de oudste zoon van zijn zuster Sie, de huidige Amsterdamse notaris Arie Verhoeven, zal later bij hem afstuderen.
148
De stageperiode bij oom Nicolaas leidt ook tot het eerste huwelijk van Treurniet. Hij trouwt de oudste dochter Clasina. Zij gaan in Rotterdam in de Essenburgstraat wonen. Op 1 februari 1926 wordt een dochter geboren. Na enige tijd verhuist het echtpaar naar de Scheepmakershaven nummer 60. Een fraai patriciërshuis; een foto van de ingang met de mooie stoep siert nog steeds ons kantoor. Het huwelijk zal helaas op een mislukking uitlopen. Frappant is dat de Nederlandse Jurisprudentie door deze gebeurtenis verrijkt zal worden met een bijzonder arrest, het zogenaamde notarisarrest, waardoor een nieuwe dimensie aan het leerstuk van de dwaling wordt toegevoegd. Studenten nemen er voor hun doctoraal examen nog steeds kennis van. Het moet echter voor Treurniet, die later als een eminent jurist te boek zal staan, afschuwelijk geweest zijn dat juist zijn persoonlijk drama is opgenomen in de Nederlandse Jurisprudentie. De scheiding vervreemdt uiteraard dochter en vader, maar gelukkig blijven zij, op enkele jaren in het begin na, hun hele leven contact houden en wordt de band langzamerhand hersteld. De Rotterdamsche Notariaatsschool is mee verhuisd naar de Scheepmakershaven. Al spoedig bijkt dat deze school mede door zijn onorthodoxe aanpak algemene bekendheid verwerft. Treurniet die blijkens een studiegids voor het schooljaar 1928/29 de opleiding voor het notariaat en voor de registratie verzorgt tezamen met mr. A.J. van Soest, trekt voor de verschillende vakken specialisten aan, onder wie bekende hoogleraren als Van Oven en Meijers en ook de latere hoogleraar Van der Grinten. Bovendien neemt hij zijn leerlingen zogenaamde schaduwexamens af. Deze examens worden afgelegd ten overstaan van voor de leerlingen niet bekende examinatoren. Het voordeel hiervan is evident. De leerlingen verliezen hun examenvrees en raken zodoende ingespeeld op de werkelijke examens. Bovendien probeert Treurniet zijn studenten een enigszins met 'echte' studenten vergelijkbaar studentenleven te bezorgen. Hij organiseert in zijn huis feestjes, waardoor men het gevoel krijgt op een studentensociëteit te zijn. Opvallend is dat onder meer uit advertenties van andere opleiders blijkt dat men Treurniet de nieuwe methode niet altijd in dank heeft afgenomen. Een van hen adverteert dan ook dat hij les geeft voor de opleiding tot candidaat-notaris, uitsluitend met gebruikmaking van diktaten en zonder charlatanerie. Overigens kan niet ontkend worden dat 149
met name Treurniet grote invloed heeft gehad op de moderne opleiding tot candidaat-notaris. In 1962 zal dit dan ook erkend worden door de verlening van een eredoctoraat in de rechten door de Universiteit van Amsterdam, enige tijd nadat de notariële studie academisch is geworden. Zijn promotor is een oud-leerling, de alom bekende professor Pitlo. Op 19 juli 1934 wordt Treurniet tot notaris te Rotterdam benoemd. Hij start op een bescheiden kantoor. Onder het weinige personeel dat hij op dit kantoor aantreft, bevindt zich de heer Eikenaar, die onlangs zijn 60-jarige jubileum als notarisklerk heeft gevierd. Vanaf 1934 tot zijn defungeren als notaris zal Treurniet met Eikenaar samenwerken. Laatstgenoemde heeft nog maar pas zijn funktie op het kantoor Westbroek Notarissen neergelegd. Treurniet heeft voor dit kantoor de grondslag gelegd. Al spoedig volgt namelijk een aantal associaties. Eerst met Kruiswijk en daarna met Leenaers. Na de oorlog zal hij een aantal van zijn oud-leerlingen als candidaat-notaris aan zijn kantoor verbinden. Met drie van hen, te weten Westbroek, Van der Elburg en Schuurmans zullen Treurniet en Leenaers zich later associëren. Uiteraard geeft Treurniet zijn Notariaatsschool niet op. Zijn drukke leven als notaris en opleider beneemt hem niet al zijn vrije tijd. Hij volgt zanglessen, schaakt, bezoekt tot op zeer hoge leeftijd de schouwburg en vooral concerten, waar hij sterk geïnteresseerd is in moderne muziek. Voorts zal hij in nauwe samenwerking met zijn schoonzoon, ir Slebos, het familie-archief van de Treurniets opbouwen. Later zal hij daaraan nog toevoegen het bijwonen van alle thuiswedstrijden van Sparta. Zijn belangrijkste bezigheid naast zijn gewone werk is echter zijn studie. Hij bouwt een zeer waardevolle civielrechtelijke bibliotheek op. Waarschijnlijk bezit hij reeds in 1940 de belangrijkste privébibliotheek van Rotterdam op dit gebied. Naast deze boeken verzamelt hij historische werken, speciaal met betrekking tot Rotterdam. Inmiddels is Treurniet in het huwelijk getreden met Bep Fiege, die hij in zijn vriendenkring heeft ontmoet. Dit huwelijk, dat door zijn dood wordt ontbonden, zal ruim 40 jaar voortduren en 150
is in alle opzichten gelukkig. Mevrouw Fiege is evenals hij eerder getrouwd geweest en uit haar eerste huwelijk is eveneens een dochter geboren. Met die dochter, evenals met haar man en de later uit dat huwelijk geboren kinderen zal een hechte band ontstaan. Bij het bombardement in de meidagen van 1940 wordt het huis van de familie Treurniet aan de Scheepmakershaven met alle inboedel, waaronder de grote bibliotheek, totaal verwoest. Treurniets eerste zorg is dan ook het herstel van zijn bibliotheek. Men verhuist naar de Mathenesserlaan, maar ook daar zal het echtpaar - zij het minder desastreus - nog twee bombardementen meemaken. In die tijd zal Treurniet, zoals zo velen, nauwer contact met zijn familie hebben. Zij wonen voor een belangrijk gedeelte nog in Bleiswijk. De hongerwinter drijft hem die richting uit, op zoek naar voedsel. Toch heeft de intellectueel Treurniet nooit innige banden gehad met zijn boerenfamilie. Opvallend in dit verband is, dat hij mij eens toevoegde dat ik wel niet van huisdieren zou houden. Ik kwam immers van het platteland. Treurniet had zich kennelijk aan dit milieu ontrukt, want juist hij was dol op zijn huisdieren. Een van de meest opvallende karaktereigenschappen van Treurniet was zijn levensstijl. Hij maakte zich nimmer zorgen over zaken, die niet meer te keren waren of tot het verleden behoorden. Bovendien maakte hij zich niet bovenmatig bezorgd over dreigende gebeurtenissen. Hij pakte de problemen van het heden aan, besloot snel en kwam zelden terug op een eenmaal genomen besluit. Hij was verre van een tobber. Hij deed al het mogelijke om zijn leven en dat van zijn naaste omgeving in goede banen te leiden. Hij zei mij meermalen 'de gave van de oppervlakkigheid' te bezitten; op zijn gezag heb ik dat maar - zonder veel overtuiging - aangenomen. Na de oorlog begon hij dus gewoon opnieuw. Hij organiseerde zijn kantoor en zijn Rotterdamsche Notariaatsschool en eigenlijk zijn gehele leven zeer efficiënt. Hij was bijna maniakaal waar het zijn tijdsindeling betrof. Hij maakte geen afspraken op het uur maar op de minuut en kon het dan ook nauwelijks uitstaan als iemand te laat op een bijeenkomst verscheen, maar ergerde 151
zich ook aan diegenen, die te vroeg kwamen. Deze manier van leven heeft hem tezamen met zijn ongelooflijke werkkracht resultaten doen bereiken waar een normaal mens twee levens voor nodig heeft. Treurniet heeft reeds spoedig na de oorlog ingezien dat de opleiding tot candidaat-notaris overgenomen moest worden door de Universiteiten, waardoor uiteraard zijn school zou verdwijnen. Hij groef aldus, wat dit onderdeel van zijn werkzaamheden betrof, zijn eigen graf en wel met volle overtuiging. Hij bouwde dan ook met name aan zijn kantoor zonder ook maar één moment het belang van zijn leerlingen uit het oog te verliezen. Veel eerder dan anderen zag hij dat de behoefte van het publiek wat de notariële diensten betrof, zou veranderen. Hij zag scherp, dat met name een stad als Rotterdam behoefte zou hebben aan gespecialiseerde notariële vennootschapsjuristen. Opnieuw benadert hij het notariaat dan ook onorthodox. Nu niet wat de opleiding betreft, maar de uitoefening van het vak. Zijn notariële ambtsbroeders zullen deze zienswijze eerst vele jaren later als juist aanvaarden. Het is dan ook opvallend, dat Treurniet die zulk een grote rol in de juridische wereld heeft gespeeld, juist in de Notariële Broederschap anders dan als wetenschapsbeoefenaar, nauwelijks enige rol van betekenis heeft gespeeld. Waarschijnlijk had hij daar ook geen behoefte aan, maar merkwaardig blijft het wel. Een en ander blijkt nog het meest uit het volgende: in 1971 promoveert mr G.Ch. Kok, destijds notaris te Rotterdam en thans lid van het Haagse Gerechtshof, op het proefschrift genaamd 'Het Nederlandse Notariaat'. Treurniet wordt getroffen door de ideeën van Kok en besluit niet alleen in te gaan op een verzoek een recensie te schrijven, maar verzorgt kort daarop een uitvoerig artikel genaamd 'Het notariaat nu en straks'. Beide stukken zijn te vinden in het rechtsgeleerd magazijn Themis, 1974-1 en 2. Kennisneming van de bijna verontwaardigde reacties, zowel in Themis 1974-3 als in het Weekblad voor privaatrecht, notariaat en registratie (W.P.N.R. 5313), maakt duidelijk dat Treurniet voor de meeste van zijn collega's zijn tijd te ver vooruit was. Alhoewel hij in hetzelfde W.P.N.R. nog officieel reageert, kan Treurniet om die reacties, zoals ik uit eigen waarneming weet, toch slechts glimlachen. Zijn kantoor zal in de jaren vijftig uitgroeien tot een kantoor van landelijke bekendheid. Eerst nadat de studie voor candidaat-notarissen universitair is 152
geworden, verwerven afgestudeerden naast het radicaal candidaat-notaris de titel 'Mr'. Treurniet heeft deze titel niet. Het behalen daarvan zou voor hem echter geen groot probleem zijn. Het bezwaar zat dan ook niet in de studie, doch in de vooropleiding. Hij heeft geen gymnasium. Wil hij de rechtenstudie aanvangen, dan zal hij in die leemte moeten voorzien. Op een leeftijd, waarop anderen het wellicht voor gezien houden, verwerft hij de toestemming, om na het afleggen van het colloquium doctum, rechten te gaan studeren. Met onder meer zijn toenmalige candidaat-notaris Westbroek slaagt hij in het jaar 1952 cum laude voor het doctoraal examen Nederlands recht aan de Universiteit te Utrecht. Het behalen van de Mr-titel heeft hem ongetwijfeld een grote voldoening gegeven. Wordt hem later dan ook een eredoctoraat toegekend, dan zal hij desondanks de Mr-titel niet vervangen door de Dr-titel en deze daaraan naar oud Leids gebruik ook niet toevoegen. Ook de Universiteit te Utrecht heeft zijn kwaliteiten erkend. Zij heeft hem als oud-alumnus in het jaar 1968 de zilveren erepenning toegekend. Deze penning wordt uitgereikt aan oudleerlingen van de Universiteit van Utrecht, die zich na hun doctoraalexamen als jurist hebben onderscheiden in hun vakgebied. Uit het bovenstaande zal reeds de verknochtheid tussen de stad Rotterdam en Treurniet duidelijk geworden zijn. Hij bezat een zeer bijzondere historische boekerij en vele prentbriefkaarten over en van de stad. Hij was een vooraanstaand lid van het Historisch Genootschap 'Roterodamum'. Jarenlang was hij lid en bestuurder van het Rotterdams Juridisch Genootschap. Hij was lid van het Rotterdams Schaakgenootschap. Hij behoorde tot de zogenaamde oer-Spartanen, zoals de verdienstelijke, oudere leden van de R.V. & A.V. Sparta wel worden aangeduid. Een opmerkelijk feit voor een intellectueel, die Treurniet was. Het notariaat, met zijn strikte beroepsregels en het terecht met zorg bewaarde beroepsgeheim brengt met zich mee, dat de invloed van Treurniet op de Rotterdamse samenleving niet direkt duidelijk is. Slechts ingewijden kunnen die invloed taxeren. Dit is echter merendeels een steeds wisselende groep. Eigenlijk kunnen alleen zijn naaste medewerkers en compag153
nons zich daar een voorstelling van maken. Het is echter buiten twijfel, dat Treurniet door zijn groot overwicht en zijn specialistische kennis op het naoorlogse bedrijfsleven in Rotterdam vanuit zijn vakgebied een grote invloed heeft gehad. Archiefstudie zal dit na jaren wellicht eerst aantonen. De voorname rol, die hij gespeeld heeft in een bedrijf als de Koninklijke Boskalis Westminster N.V. moge blijken uit het In memoriam, opgenomen in het huisorgaan van die vennootschap, gedateerd 6 december 1979. Zijn groot gezag, dat vooral tot uiting komt in zijn talloze adviezen, die uit de aard der zaak vaak ook nu nog geheim zijn, maar ook duidelijk wordt uit zijn nagelaten openbare geschriften, nam met het klimmen der jaren eerder toe dan af. Na zijn defungeren als notaris verzorgde hij tot vlak voor zijn dood, ten behoeve van zijn oude kantoor de wekelijkse literatuuroverzichten. Deze buitengewoon knappe stukken, waar hij wekelijks enige dagen aan werkte en die door ons oneerbiedig 'Fliegende Blatter' werden genoemd, verschenen elke dinsdag tijdens het middaguur. Alleen die regelmaat al is voor gewone stervelingen verbluffend. Ik heb mijn werkgever en mentor slechts vijftien van zijn vruchtbare levensjaren meegemaakt. Eerst in 1964 trad ik toe tot zijn kantoor. Hij was toen reeds 67 jaar oud. Eerst nu ben ik mij bewust geworden dat ik hem heb leren kennen op een leeftijd, waarop anderen reeds enkele jaren met pensioen zijn. Ook na zijn pensionering, op 70-jarige leeftijd, ging hij onverdroten voort met het geven van juridische adviezen, zij het op geheel andere wijze dan als notaris. Hij werd nog meer wetenschapsbeoefenaar. Hij verzorgde vele voordrachten. Ook in zijn publicistische arbeid versaagde hij niet. Voor zijn defungeren als notaris was hij lid van de door de Koninklijke Notariële Broederschap ingestelde Commissie Erfrecht, wier arbeid juist dezer dagen weer belangrijk wordt bij de herziening van ons erfrecht. Van 1968 tot 1978 was hij lid van de Regeringscommissie Vennootschapsrecht, een gezelschap van vooraanstaande juristen, met gezag op het gebied van het vennootschapsrecht. In het voor vennootschapsjuristen bekende tijdschrift 'De Naamloze Vennootschap' publiceerde hij een aantal belangrijke artikelen; zo besprak hij de door het Departement van Justitie 154
enige malen gepubliceerde 'Departementale Richtlijnen', waarin wordt uiteengezet hoe het Departement ten aanzien van een aantal betwistbare punten voornemens is de wet te hanteren. Bovendien verschenen van zijn hand van tijd tot tijd in dit blad belangwekkende artikelen op het gebied van de vennootschapswetgeving. Niet alleen echter op dit terrein van het civiele recht was hij actief. Zo schreef hij een tweetal prae-adviezen. Eerst in 1957 voor de Broederschap der Candidaat-Notarissen, tezamen met Plantenga over Erfpacht en Erfpachtsvoorwaarden, later, in 1964, over Certificering van Onroerend Goed, voor de Broederschap der Notarissen, tezamen met zijn goede vriend Van der Grinten. Hij assisteerde voorts, blijkens het voorwoord bij de laatste druk van Asser-Meijers-Van der Ploeg (het bekendste handboek voor ons erfrecht) zijn vriend en oud-collega mr P. van der Ploeg. Hij stond Van der Ploeg ter zijde door het werk kritisch door te lezen. De dood overviel hem toen hij halverwege was. In zijn nagelaten papieren vond ik met het oog op dit werk tientallen blaadjes eigenhandig geschreven tekst met opmerkingen. Ook als mens was Treurniet bijzonder. Voorzover dit niet reeds uit het bovenstaande duidelijk mocht zijn geworden, moge daar nog het volgende aan worden toegevoegd. Hij was behalve zeer helder in woord en geschrift, een leermeester van bijzondere klasse. Hij bezat een groot gevoel voor humor, dat ook sterk tot uiting kwam in zijn bijzondere gave voor het op geestige wijze spelen met woorden. Hij was punctueel, zonder overdreven precies te zijn. Hij besteedde buitengewoon veel aandacht aan de Nederlandse taal, en in het algemeen aan omgangsvormen. Hij hield ervan verzorgd te eten. Hij vierde zijn verjaardag groots en besteedde tevens veel aandacht aan de verjaardagen van zijn vele vrienden en medewerkers. Hij zou er nimmer één vergeten. Zijn waarschijnlijk meest opvallende eigenschap was echter zijn eenvoud. Hij ging op dezelfde manier om met de leden van de raad van bestuur van grote multinationals als met eenvoudige lieden, die bijvoorbeeld een testament wilden maken. Hij had echter bepaald voorkeur voor academici. Wellicht een frustratie uit de tijd toen de notariële studie nog niet een academische was? Hij stond voorzover hem dat gevraagd werd klaar om een probleem op te lossen in zijn familie- of vriendenkring. Voor ons 155
medewerkers was het wel erg opvallend hoe zeer hij zijn personeel terzijde stond als dit nodig bleek. Typerend voor hem was, dat hij ter gelegenheid van de toekenning van zijn eredoctoraat een bus huurde, opdat zijn gehele personeel aanwezig kon zijn bij deze gebeurtenis en mee kon delen in de vreugde. Hij eiste veel van zichzelf en daardoor ook van zijn omgeving. Merkwaardig genoeg had hij echter oog voor het feit, dat niet iedereen hem in zijn dadendrang kon volgen. Slechts enkele maanden voor zijn dood werd Treurniet door Hare Majesteit de Koningin, op 30 april 1979, benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Gezien het feit dat hij kort daarvoor naar Breda was verhuisd en met het oog op zijn leeftijd waren bij de uitreiking van de versierselen, behalve zijn naaste familieleden, als gasten slechts aanwezig mijn compagnon Westbroek en ik. Wij hebben persoonlijk kunnen ervaren hoezeer Treurniet deze koninklijke onderscheiding op prijs stelde. Zijn verdiensten, die zoals gezegd toch slechts voor een beperkte groep in volle omvang zijn te schatten, rechtvaardigden haar volkomen. Hij stierf vrij onverwacht op 1 november 1979 in een Bredaas ziekenhuis. Mijnsheerenland, januari 1981.
156
67. Mr W. C
Afr. /C. P. van der A/art*/e7e; «aar een ge/eA:ewd porfref door/1. C.