EEN BED BIJ HET RAAM Sylvia Vanden Heede; illustraties Jan De Kinder Lesmodel Achtergrondinformatie Het boek werd geschreven om het project ‘Kinderen en jongeren betrekken bij palliatieve zorg’ te ondersteunen. Inhoud De mama van Stan is erg ziek. Eerst was ze een tijd in het ziekenhuis maar sinds kort is ze thuis. ‘Mama heeft nu een bed voor zichzelf gekregen’. Het staat in de woonkamer bij het raam zodat ze naar buiten kan kijken. Eerst vindt Stan zo’n bed op wieltjes wel leuk. Hij kan circus spelen met de beugel die boven het bed hangt. Maar als mama steeds minder vaak uit haar bed komt, wordt hij toch een beetje ongerust. Hij voelt aan de reacties van vader, van de grootouders en van de verzorgster Lieve dat mama niet gewoon ziek is. Alles is erg, beseft hij, als zelfs wenscake niet meer helpt. Eerst wordt hij boos als papa hem het droeve nieuws vertelt. Daarna heel verdrietig en bang. ‘Waar ga je heen als je dood bent, mama? Ben je dan voor altijd weg?’ vraagt hij. ‘Wel weg, niet voorbij’, zegt mama. Doelgroep: vanaf 2e graad basisonderwijs Hoe werken met het boek Aanleiding Met een boek als ‘Een bed voor het raam’ kan gewerkt worden als kinderen geconfronteerd worden met de dood of een ernstige en levensbedreigende ziekte en palliatieve zorg in hun omgeving: een familielid of een persoon die de kinderen goed kennen; een kind uit de klas of de school waarvan de mama of papa ziek of gestorven is; de dood van een grootouder; zelfs de dood van een huisdier. Kortom wanneer kinderen verdriet en gemis ervaren. Allerheiligen is een andere aanleiding om met kinderen over dood, verdriet en gemis te praten. Praktisch Boeken met een grote emotionele geladenheid worden best kort en intensief behandeld. In twee interactieve voorleesbeurten, waarbij het verhaal regelmatig onderbroken wordt om met de kinderen te praten en hen te laten reageren, wordt het boek voorgelezen. Na elke voorleesbeurt volgt een verwerking. Het geheel wordt besloten met een namiddag waarin de kinderen hun gevoelens kunnen uiten in woord en beeld en klank. Ze kunnen eventueel hun inbreng in een afscheidsviering voorbereiden. De gedichten aan het eind van elke dag kunnen voorgelezen en kort besproken worden. Ze kunnen ook worden gebruikt bij het zoeken naar geschikte teksten voor een afscheidsviering; Werken met het boek DAG 1 1. Voor het lezen Oriënteren op het verhaal Refereer aan de ziekte/ het overlijden van… Toon het gedachtenisprentje en laat de kinderen reageren. Vraag de kinderen of er in hun familie als eens iemand erg ziek geweest is of gestorven is. Laat hen vertellen. De kinderen kunnen foto’s van een overledene en/of gedachtenisprentjes meebrengen. Toon het boek, schrijf de titel op het bord: EEN BED BIJ HET RAAM.
Bespreek met de kinderen: - Is dat de gewone plaats voor een bed? - Waar staat jou bed? - Wanneer zou een bed bij het raam kunnen staan? - Ben jij al eens erg ziek geweest? - Toen er iemand in je familie erg ziek was, wat was er aan de hand? - Hoe is het afgelopen? Bij de prent op de voorkaft: Zeg de kinderen dat Stan op het bed zit. Is Stan ziek? Toon de eerste prent (Stan en het gordijn). Naar wie wuift Stan? In dit boek gaat het over Stan en over zijn mama die heel erg ziek is. Zeg aan de kinderen dat ze tijdens het voorlezen mogen onderbreken als ze iets willen zeggen. Ze steken dan gewoon de hand op. Voorlezen Hoofdstuk 1: Het bed Materiaal: flappen Lees voor en bespreek: - Weet Stan al dat mama erg ziek is? Hoe weet je dat? - Hoe komt hij op het idee om in een circus te werken? Toon de prent: - Hoe ziet een ziekenhuisbed eruit? Hoofdstukken 2 en 3: Lieve en De dokter Lees voor en maak flappen met: (de flappen groeien aan naarmate het verhaal vordert) - een portret van Lieve: - Wie is Lieve? Wat doet ze? - Is Lieve vervelend of lief? En is ze echt zo? - wat Stan voelt: - Houdt Stan van Lieve? Hoe weet je dat? Wat denkt Stan over de ziekte van mama? Waarom vindt Stan het niet vervelend als de verpleegster komt? Begrijp je waarom Stan ‘razend’ wordt en schreeuwt? Zou het kunnen dat Stan iets voelt dat hij nog niet wil weten? Hoe voelt Stan zich? Kunnen dokters alle ziekten genezen? - De ziekte van mama: - Vul op deze flap in wat je weet over de ziekte van mama. Vraag de kinderen: wat ‘smoezen’ betekent. Waarom smoest Lieve meer met papa nadat de dokter geweest is? Hoofdstuk 4: Ziek Lees voor. In dit en volgend hoofdstuk kijkt Stan terug op hoe de ziekte van mama begon. Bespreek: - Wordt iedereen vroeg of laat beter? En was dat ook zo met mama? - Toon de prent: Wat zie je aan het gezicht van papa? - Wat betekent over een poos? En later? Wanneer is dat? Wat duurt het langst ‘een poos’ of ‘later’? Hoofdstuk 5: Thuis Lees voor en bespreek: - Hoe ging mama naar het ziekenhuis? En hoe kwam ze thuis? Wat zegt dat over haar ziekte? - ‘Het leek wel feest.’ Wat is het verschil tussen het ‘leek’ feest en het ‘is’ feest? - Waarom huilen oma, mama en papa? - Wat voelt Stan?
- Hoe zit het met zijn gevoelens tegenover Lieve? Toon de prent: Kun je zien hoe Stan zich voelt? Vul de flappen aan. Hoofdstuk 6: Nooit meer beter Lees voor, hou het daarna even stil, geef de kinderen tijd om hun emoties te uiten en bespreek dan: - Wat vertelt papa aan Stan? - Wat zal er met mama gebeuren? - Gelooft Stan het? Wat voelt hij? - Begrijp je dat Stan boos wordt? Wanneer ben je boos? - Stan gilt, Stan jammert, smeekt. Welke gevoelens zijn dat? - ‘Zijn keel doet pijn en toch is hij niet ziek.’ Wat betekent dat? - ‘Met een raar dun stemmetje’ Wanneer heeft iemand een dun stemmetje? - Waarom verfrommelt Stan zijn tekening? Vraag de kinderen: - Heb jij al eens heel slecht nieuws gekregen? Kun je daarover vertellen? Verwerking 1. Schrijven De kinderen krijgen een kaartje. Vraag hen op te schrijven wat zij tegen iemand als Stan zouden zeggen. De kaartjes worden voorgelezen en besproken. 2. Flappen aanvullen -Wat weet je nog meer over : de ziekte van mama; Lieve Stan 3. Tekenen - het portret van mama, Stan, Lieve. Stan heeft wisselende gevoelens: verdrietig, boos, bang, blij, opstandig, hoop… Laat de kinderen kleuren zoeken die bij die gevoelens passen. 4. Gedachtenisprentjes Vraag de kinderen een gedachtenisprentje mee te brengen van iemand die ze heel goed hebben gekend. 5. Gedicht Besluit met het gedicht: ‘Dood’ van Willem Wilmink Als er iemand doodgaat die je heel goed hebt gekend, dan is het nogal logisch dat je erg verdrietig bent. Misschien is het je oma, misschien is het je hond, misschien is het een ander die je ook zo aardig vond. Want doodgaan is iets missen. Het maakt je ook zo bang. Toch zul je er aan wennen Al duurt het vaak heel lang.
DAG 2 De kinderen tonen de gedachtenisprentjes en vertellen wat voor bijzonder iemand die persoon voor hen was. Vraag aan de kinderen hoe vaak ze aan die persoon denken. Wanneer denken ze er aan? Zijn er bepaalde plaatsen waar je aan overledenen denkt? Wat denk je van deze zin: ‘Dood ben ik pas als jij mij bent vergeten.’ (B. Vermeulen)? Onder deze zin krijgen alle prentjes een plaats op het prikbord. Deel twee van het boek wordt voorgelezen: Materiaal: flappen Tekenpapier en kleurtjes (wasco’s, kleurpotloden) Hoofdstuk 7: Doodgaan Hoe eindigde het verhaal? Wat weet Stan nu? Lees het hoofdstuk voor en bespreek: - Begrijp je dat Stan bang is dat mama doodgaat als hij er niet is? - Stan en mama zeggen dat ze elkaar niet zullen loslaten, hoe kan dat? - ‘Als ze bleef leven. Als het niet ophield.’ Houdt alles op als iemand doodgaat? - Wat kon mama toen ze nog niet ziek was? Vul aan op de flap van mama. - De kinderen maken een lijstje met: ‘Wat mama’s doen!’. Rubriceer en maak er een afzonderlijke flap mee. Hoofdstuk 8: Weg Na het voorlezen wordt er met de kinderen gepraat over hoe zij denken over de dood. Voorzie voor dit gesprek voldoende tijd. Schrijf deze tekst op het bord: Stan vraagt: ‘Waar ga je heen als je dood bent, mama? Ben je dan voor altijd weg?’ Mama antwoordt: ‘Wel weg, niet voorbij. Mijn lichaam geeft het op. Ik kan hier niet blijven. Maar dat het echt ophoudt… Nee. Ik geloof dat het niet over is als ik sterf.’ Begrijpen jullie dat? Hoe kan het niet voorbij zijn als je sterft? Mama zegt ook dat ze altijd van Stan zal houden. Hoe kan dat? Als Stan vraagt: ‘Zul je me zien?’, antwoordt mama: ‘Dat weet ik niet.’ Laat de kinderen filosoferen aan de hand van volgende vragen: - Wat is dat dood zijn? - Waarom gaan mensen dood? - Waar ga je naartoe als je dood bent? - Bestaat er een hemel? - Hoe is het om dood te zijn? - Zou er een plek bestaan waar de dood niet komt? Teken hoe jij denkt dat het is als je dood bent. De kinderen tekenen bij voorkeur met wasco. Ze kunnen er ook bij schrijven. De tekeningen worden gebruikt bij de verwerking achteraf. Hoofdstuk 9: Verrassingscake Lees voor en bespreek: - Stan is even een beetje blij. Waarom? - Hoe werkt een verrassingscake? - Hoe gaat het nu met mama? Vul de flap aan. - Wat vindt Stan erg? Begrijp je dat?
Hoofdstuk 10: De boon Lees voor en bespreek: - Waarom wil Stan de boon vinden? - Papa zegt: ‘Ik mag hem thuishouden als…’ Wie mag hij thuishouden? En wat betekent ‘als’? - Mama en papa zijn bang. Waarvoor? - Wat kan de dokter aan mama geven? Stan heeft de boon. Hij mag een wens doen. Maar dat is hij niet van plan. De kinderen bespreken in duo waarom Stan geen wens doet en wat hij dan wel met de boon wil doen? De antwoorden worden vergeleken en besproken. Hoofdstuk 11: Een wens Bespreek na het voorlezen: - Stan zegt: ‘Jij mag de boon hebben. Ik heb toch geen wens.’ Waarom geeft hij de boon aan mama? - Stan liegt. Waarom? - Moeten wensen kunnen uitkomen? - Wat zou Stan het liefst wensen als het kon? - Wat wenst mama? Hoofdstuk 12: De tuin Voorlezen en kort bespreken: - Wat is een bordes? - Wat is mama’s wens? - Wanneer wil ze de rozen? Hoofdstuk 13: Morgen Maak het even stil na het voorlezen. Als er kinderen willen reageren geef ze tijd. Bespreek dan: - Wat betekent het als gans de familie komt en als Stan niet meer naar school hoeft de rest van de week? - Waar praten mama en papa over? - Wat is een afscheidsdienst? Hoe gaat dat? Wat is cremeren? - Wat moet er daarna gebeuren? Hoe gaat het dan verder? - Wat voor tent tekent Stan? Wist hij al dat mama doodging toen hij acrobaat in het circus wilde worden? - Is het raar te lachen als je verdriet hebt? Waarmee lachen Stan? En mama en papa, (leuke herinneringen, …) - Wie zou die ster kunnen zijn op Stan’s tekening. Het verhaal lijkt niet af. De kinderen bedenken in groepen van 4 hoe het verder gaat. De verschillende versies worden vergeleken. Besluit: Lees deze tekst van Toon Tellegen voor of geef een kopie aan elk kind en laat hen het stil lezen: ‘Denk je dat wij ooit afgelopen zijn , eekhoorn?’ vroeg de mier op een keer. De eekhoorn keek hem verbaasd aan. ‘Nou, zoals een feest afgelopen is,’ zei de mier. ‘Of een reis.’ De eekhoorn kon zich dat niet voorstellen. Maar de mier keek uit het raam naar de verte tussen de bomen en zei: ‘Ik weet het niet, ik weet het niet…’ Er verschenen rimpels in zijn voorhoofd.
‘Maar hoe zouden we dan aflopen?’ vroeg de eekhoorn. Dat wist de mier niet. ‘Als een feest is afgelopen gaat iedereen naar huis’, zei de eekhoorn. ‘En als een reis is afgelopen wrijf je in je handen en kijk je of er nog een potje honing in je kast staat. Maar als wij zijn afgelopen…’ De mier zweeg. Hij maakte een raar geluid met zijn voelsprieten. Toon Tellegen uit Maar niet uit het hart. Dieren verhalen over afscheid. DAG 3 Verwerking 1. Reconstructie van het verhaal Aan de hand van de illustraties uit het boek vertellen de kinderen het verhaal. 2. Werken met tekeningen over de dood De kinderen vertellen over hun tekening ( zie hoofdstuk 8)en over hoe zij denken dat het na de dood is. 3. Afscheid nemen Bespreek met de kinderen op welke manier je afscheid kunt nemen: - Wat kun je meegeven? - Welke muziek zou je kiezen? Laat de kinderen hun lievelingsmuziek meebrengen of laat hen kiezen uit verschillende cd’s. - Schrijf een briefje aan de dode. - Maak een tekening. - Zet bloemen op het graf. - Zoek gepaste teksten of gedichten voor een afscheidsviering Voorzie dichtbundels en verhalen (zie o.a. bibliografie). In groepen van vier zoeken de kinderen vier geschikte teksten. 4. Wat helpt als je iemand mist? Laat de kinderen bedenken wat zij doen als ze iemand missen. Bespreek volgende mogelijkheden: - foto tegen het plafond hangen zodat je degene die je mist ziet zodra je je ogen opent; - kussentje met parfum van de overledene; - een doosje met spulletjes van de dode; wat zou erin kunnen zitten? - hoofdkussen van de overledene gebruiken; - foto op een centrale plaats met bloemen erbij; - tegen de overleden praten; - naar het graf gaan… 5. Lijst met dingen waar je blij van wordt Je kunt niet altijd verdrietig blijven als je doorgaat met leven. Welke dingen maken je blij? De kinderen maken een lijstje en vergelijken met elkaar. 6. Herinneringen houden de doden levend Teken de omtrek van je mama en schrijf erin wat ze allemaal kan en doet, zodat je het nooit vergeet. 7. Verrassingscake Maak vooraf een grote wenscake, verdeel hem in stukken en stop in elk stuk een boon. Nu ze allemaal een boon hebben mogen de kinderen hun liefste wens op een strookje papier schrijven, opvouwen en in
een doos stoppen. Om de beurt mag ieder kind een wens nemen en voorlezen. De wensen moeten kunnen uitkomen. 8. Bezoek aan een begraafplaats Als afsluiter kan je met de kinderen een bezoek brengen aan de gemeentelijke begraafplaats. 9. Mijn mooiste tekst Uit al de teksten en gedichten die de kinderen hebben gelezen, kiezen ze elk een lievelingstekst of gedicht. Ze schrijven het mooi over en versieren het en oefenen om het mooi voor te lezen. 10. Boekenhoek Voorzie een boekenhoek met boeken over dood, verdriet en gemis. Gedicht: Dood zijn duurt zo lang, Willem Wilmink, uit Ik snap het, Bert Bakker, 1993 Bibliografie Toon Tellegen, Maar niet uit het hart. Dierenverhalen over afscheid, Querido, 2003 Toon Tellegen, Een hart onder de riem. Dierenverhalen vol troost, Querido, 2004 Ineke van Essen, Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk. Als je vader of moeder is doodgegaan, Sjaloom/ Bakermat, 2001 Tobias Brocher, Ik zou graag nog eens opstaan. Gedachten van kinderen over de dood, Bosch & Keuning, 1981 Judith Herzberg e.a.,Vergeet mij niet. Gedichten over afscheid en herinnering, Rainbow Pocketboeken, 2003 Thomas & Anna-Clara Tidholm, De reis naar Ugri-La-Brek, Querido, 1996 Pili Mandelbaum, Zoals Vroeger, Infodok, 1990 Els Pelgrom, Kleine Sofie en Lange Wapper, Querido, 1985 Kitty Crowther, Kleine Dood en het meisje, Querido, 2004 Angela Sommer-Bodenburg, Dag, oma, Ploegsma, 2003 Susan Varley, Derk Das blijft altijd bij ons, Lemniscaat, 1984 Bart Demyttenaere, Een ster voor Amber. De dood van een vriendje , Averbode, 2002 Eric-Emmanuel Schmidt, Oscar en oma Rozerood, Atlas, 2004 Meer informatie op: www.palliatief.be www.kinderen-en-palliatieve-zorg.be Beullens Annie