Academiejaar 2011-2012 B A C H E L O R I N D E O R T H O P E D A G O G I E - 3de opleidingsfase
M A A KT IN T ERN E T ON S A SO CI A AL ? Online hulpverlening voor het uitbreiden van netwerken bij personen met een verstandelijke beperking
Academiejaar 2011-2012 B A C H E L O R I N D E O R T H O P E D A G O G I E - 3de opleidingsfase
M A A KT IN T ERN E T ON S A SO CI A AL ? Online hulpverlening voor het uitbreiden van netwerken bij personen met een verstandelijke beperking
Projectgroep: Sara Garcia, Tina Smets, Britt Penders, Dorien Nouwen, Vicky Swers Projectbegeleider: Davy Nijs Procesbegeleider: Els Schepens Theoretisch begeleider: Sara Theuwen
Voorwoord Als laatstejaarsstudenten Orthopedagogie aan de Katholieke Hogeschool Limburg kijken we terug op een leerrijke tijd tijdens onze studie. Na vele lessen, examens en stages staan we nu voor ons afstudeerproject aan het einde van onze opleiding. Doorheen ons project werden we door verschillende personen bijgestaan om tot het eindresultaat te komen waar we allen fier op zijn. We willen deze mensen graag bedanken en nemen in ons voorwoord hier even de tijd voor. Als eerste willen we graag de expertisecel eSocialWork van de Katholieke Hogeschool Limburg bedanken. Door het indienen van een projectvraag kregen we als groep namelijk de kans om ons project uit te werken. Een speciaal dankwoord hierbij gaat naar onze projectbegeleider Davy Nijs. Door zijn passie voor het onderwerp was het leerrijk en verruimend om met hem te mogen samenwerken. Hij toonde interesse voor onze inzet en stond steeds klaar met gerichte feedback over de uitwerking. Door overleg te plegen werden zijn verwachtingen naar ons toe duidelijk en hebben we ons best gedaan om hier voldoende aan te beantwoorden. Els Schepens onze procesbegeleidster, willen we zeker niet vergeten. Zij was voor ons een grote steun in het groepsproces en de begeleiding er van. Tijdens verschillende vergaderingen gaf ze ons bruikbare tips en liet ze ons ook stilstaan bij onze persoonlijke groei gedurende het project. Onze theoretische begeleidster Sara Theuwen verdient ook zeker een plaats in ons voorwoord. We willen haar bedanken voor de interesse die ze getoond heeft naar het onderwerp toe, en de gerichte feedback die ze telkens gaf na het nalezen van onze theorie. We hebben veel uit haar aanmerkingen geleerd, waardoor we steeds dichter bij ons einddoel kwamen. Tijdens de internationale studiedagen in België en Nederland hebben we veel nieuwe inzichten en ideeën verworven die relevant waren voor ons project. We willen alle bezochte instellingen dan ook bedanken voor het warme onthaal en de tijd die er werd genomen om ons rond te leiden en informatie te geven. Ook tijdens de studiedagen en workshops die we gevolgd hebben met betrekking tot het onderwerp van ons project kregen we veel nieuwe informatie aangeboden. Onze buitenlandse connecties die we hebben opgebouwd willen we dan ook in de kijker zetten: Sanne Van der Hagen, Leon Alberts, Ed Leunissen en Heleen Van Egmond. We willen hen bedanken voor de leuke ontmoetingen en de bruikbare informatie die ze ons gaven. Ook hun bereikbaarheid via email appreciëren we als groep enorm. Om af te sluiten willen we onze familieleden bedanken voor de inzet en de steun tijdens ons project. Zo hebben onze ouders de inhoud nagelezen en konden we steeds bij hun terecht als we het eens moeilijk hadden. Wegens persoonlijke redenen is Leida Tomsin gestopt tijdens het project. Toch bedanken we ook haar voor de tijd die ze bij ons was en de inzet die ze getoond heeft. De projectgroep: Sara Garcia, Tina Smets, Britt Penders, Dorien Nouwen, Vicky Swers
2
Inho udsopgave Voorwoord ................................................................................................................. 2 Inhoudsopgave ......................................................................................................... 3 Algemene inleiding ................................................................................................... 7 Deel 1: Theoretische onderbouw............................................................................. 8 1
Inleiding ....................................................................................................... 8
2
Voorstelling van de expertisecel ............................................................... 9
2.1
Doelstelling ................................................................................................... 9
2.2
Projectaanvraag ........................................................................................... 9
2.3
Besluit......................................................................................................... 10
3
Verstandelijke beperking ......................................................................... 11
3.1
Wat is verstandelijke beperking? ................................................................ 11
3.1.1
Definitie ...................................................................................................... 11
3.1.2
Biologische oorzaken ................................................................................. 12
3.2
Classificatie ................................................................................................ 12
3.2.1
Licht verstandelijk beperkt .......................................................................... 12
3.2.2
Matig verstandelijk beperkt ......................................................................... 13
3.2.3
Ernstig verstandelijk beperkt ...................................................................... 13
3.2.4
Zeer ernstig verstandelijk beperkt............................................................... 13
3.3
Multidimensioneel ondersteuningsmodel.................................................... 14
3.3.1
Verstandelijke mogelijkheden ..................................................................... 14
3.3.2
Adaptieve vaardigheden ............................................................................. 14
3.3.3
Participatie, interactie en sociale rollen ...................................................... 15
3.3.4
Gezondheid ................................................................................................ 15
3.3.5
Context ....................................................................................................... 16
3.4
Besluit......................................................................................................... 16
4
Netwerken ................................................................................................. 17
4.1
Inleiding ...................................................................................................... 17
4.2
De functie van netwerken ........................................................................... 17
4.2.1
Definitie en functie ...................................................................................... 17
4.2.2
Meerwaarde van netwerken ....................................................................... 18
4.2.3
Geschiedenis van netwerken: van groepscultuur naar individualisering..... 19
4.3
Waarom werken met netwerken: Kwaliteit van leven ................................. 20
4.3.1
Personen met een beperking hebben recht op een volwaardig burgerschap22
4.3.2
Verstandelijke beperking is een sociale constructie ................................... 22
4.3.3
Het beleid is gericht op inclusie .................................................................. 23 3
4.3.4
Van community care naar community support: de-institionalisatie ............. 23
4.4
Het uitbouwen van netwerken .................................................................... 24
4.4.1
Vaardigheden van de cliënt ........................................................................ 25
4.4.2
Vaardigheden van de begeleider ................................................................ 26
4.5
Besluit......................................................................................................... 29
5
Communicatie ........................................................................................... 30
5.1
Inleiding ...................................................................................................... 30
5.2
Communiceren met personen met een licht verstandelijke beperking........ 30
5.2.1
Grondbeginselen ........................................................................................ 31
5.2.2
Respect en bejegening ............................................................................... 32
5.3
Methoden en technieken voor cliëntencommunicatie ................................. 32
5.3.1
Totale communicatie en ondersteunende communicatie ............................ 32
5.3.2
Afstemmen van communicatie ................................................................... 33
5.4
Praktische communicatievormen ................................................................ 35
5.4.1
Natuurlijke tekens ....................................................................................... 36
5.4.2
Concrete verwijzers .................................................................................... 36
5.4.3
Afgesproken tekens .................................................................................... 36
5.4.4
Afbeeldingen .............................................................................................. 36
5.5
Besluit......................................................................................................... 37
6
Offline hulpverlening ................................................................................ 38
6.1
Person-centered planning .......................................................................... 39
6.1.1
Persoonlijke toekomstplanning ................................................................... 39
6.2
Netwerken in kaart brengen ....................................................................... 41
6.2.1
Het genogram ............................................................................................. 41
6.2.2
Het ecogram ............................................................................................... 42
6.2.3
Tijdlijn ......................................................................................................... 42
6.3
Buddyproject .............................................................................................. 43
6.4
Begeleid werken ......................................................................................... 43
6.5
Aansluiten bij een self-advocacybeweging ................................................. 44
6.6
Deelnemen aan inclusieve activiteiten........................................................ 45
6.7
Vrijwilligers inschakelen.............................................................................. 45
6.8
Community Support .................................................................................... 45
6.9
Besluit......................................................................................................... 46
7
Online hulpverlening ................................................................................ 47
7.1
Kritische kijk op de hulpverlening ............................................................... 47
7.1.1
Privacy........................................................................................................ 47
7.1.2
Veiligheid van het internet .......................................................................... 48 4
7.1.3
Voordelen en uitdagingen van het internet ................................................. 49
7.2
Meerwaarde van internet ............................................................................ 53
7.2.1
Sociale meerwaarde ................................................................................... 53
7.2.2
Aantrekkingskracht ..................................................................................... 54
7.2.3
Constante begeleiding ................................................................................ 54
7.2.4
Zekerheid en structuur................................................................................ 54
7.2.5
Werken en denken op een gestructureerde manier.................................... 54
7.2.6
Meer aandacht............................................................................................ 55
7.2.7
Eigenwaarde .............................................................................................. 55
7.2.8
Drempel wordt verlaagd ............................................................................. 55
7.3
E-inclusie .................................................................................................... 55
7.4
Digitale kloof ............................................................................................... 56
7.4.1
Wat houdt de digitale kloof in? ................................................................... 56
7.4.2
Besluit......................................................................................................... 57
7.5
Vaardigheden en middelen om de digitale kloof te verkleinen.................... 57
7.5.1
Vaardigheden ............................................................................................. 57
7.5.2
Middelen ..................................................................................................... 59
7.5.3
Competenties begeleiders .......................................................................... 60
7.6
Besluit......................................................................................................... 61
8
Algemeen besluit ...................................................................................... 62
Deel 2: Implementatie ............................................................................................. 63 1
Inleiding ..................................................................................................... 63
2
De link van offline methoden met online methoden .............................. 63
2.1
Netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Steffie.nl ............. 63
2.1.1
Vergelijking tussen het ecogram en Steffie.nl ............................................. 64
2.1.2
Visualisering ............................................................................................... 64
2.1.3
Besluit......................................................................................................... 65
2.2
Deelnemen aan inclusieve activiteiten door gebruik te maken van Ikkies .. 66
2.2.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten en Ikkies .......... 66
2.2.2
Visualisering ............................................................................................... 66
2.2.3
Besluit......................................................................................................... 69
2.3
Community support door gebruik te maken van Maatjesmatch.nl .............. 69
2.3.1
Vergelijking tussen community support en Maatjesmatch.nl ...................... 69
2.3.2
Visualisering ............................................................................................... 70
2.3.3
Besluit......................................................................................................... 71
2.4 Deelnemen aan inclusieve activiteiten en de netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Windows Live Messenger ...................................................... 72 5
2.4.1 Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten, netwerken in kaart brengen en Windows Live messenger ...................................................................... 72 2.4.2
Visualisering ............................................................................................... 73
2.4.3
Besluit......................................................................................................... 74
2.5
Deelnemen aan inclusieve activiteiten door gebruik te maken van Facebook75
2.5.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten en Facebook.... 75
2.5.2
Visualisering ............................................................................................... 77
2.5.3
Besluit......................................................................................................... 78
2.6 Deelnemen aan inclusieve activiteiten en netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Google+ ................................................................................. 78 2.6.1 Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten, netwerken in kaart brengen en Google+ ................................................................................................. 78 2.6.2
Visualisering ............................................................................................... 79
2.6.3
Besluit......................................................................................................... 80
Literatuurlijst ........................................................................................................... 81 1
Gedrukte bronnen .................................................................................... 81
2
Digitale bronnen ....................................................................................... 82
Bijlagen ................................................................................................................... 83 1
Projectaanvraag........................................................................................ 83
2
Internationale studiedagen ...................................................................... 85
2.1
Verslag Sint Anna te Heel (Nederland): bezoek 13 oktober 2011 .............. 85
2.2
Verslag St. Anna te Heel (Nederland): bezoek 10 november 2011 ............ 87
2.3
Verslag studiedag ICT-inclusief te Geel ..................................................... 90
3
Onderzoeksmethoden hanteren .............................................................. 93
3.1
Onderzoeksvraag ....................................................................................... 93
3.2
Onderzoeksmethode: vragenlijsten ............................................................ 93
3.3
Contact ....................................................................................................... 95
6
Algemene i nleiding Internet is een onmisbaar gegeven binnen onze samenleving. Steeds meer mensen maken er gebruik van om verschillende redenen. Informatie verzamelen, communicatie, ontspanning en netwerken onderhouden zijn voorbeelden hiervan. Het internet heeft bovendien een duidelijke invloed op de manier waarop mensen in de huidige samenleving met elkaar omgaan. We communiceren anders, sneller en kunnen steeds grotere afstanden overbruggen. Met afstand bedoelen we niet enkel de letterlijke afstand, maar ook de kloof tussen mensen. De hulpverlening speelt hier op in. Personen met een beperking kunnen moeilijkheden ondervinden in het leggen van contacten en deze te onderhouden. Internet kan hier een bruikbaar hulpmiddel zijn. De expertisecel e-Social Work van de Katholieke Hogeschool Limburg heeft reeds veel online hulpmiddelen verzameld en ontwikkeld voor verschillende doelgroepen, maar merkt dat er een beperkt aanbod is voor personen met een verstandelijke beperking. Vandaar dat men ons de opdracht heeft gegeven hier verder op in te gaan. Deze opdracht is onderverdeeld in twee luiken: enerzijds is het de bedoeling om methodieken te verzamelen die het netwerk van de persoon onderhouden en verbreden via het internet en anderzijds willen we kijken hoe men online hulpverlening kan bieden op een aangepast niveau. Op basis van reeds bestaande middelen gaan we nieuwe methodieken ontwikkelen die aansluiten bij de hulpvraag van de doelgroep. Om een duidelijk resultaat te bereiken, bakenen we onze doelgroep af en concentreren we ons op personen met een licht verstandelijke beperking. De bedoeling van dit project is de methodieken theoretisch te onderbouwen en tegelijkertijd een praktijkgericht resultaat aanreiken. Op deze manier is ons projectboek opgebouwd. We hebben ons allereerst verdiept in de hulpverleningsvraagstukken met betrekking tot dit thema. Daarna zijn we op internationale studie gegaan. Tenslotte hebben we de informatie verzameld en verwerkt tot een inspiratiebundel met bruikbare methodieken. Deze bundel is laagdrempelig en gericht op de persoon en zijn context. De inspiratiebundel is ons eindproduct.
7
Deel 1: T heoretische onderbouw 1
INLEIDING
„Internet maakt ons asociaal‟ is een veel gebruikt citaat in onze samenleving. De invloed van verschillende media zoals onder andere het internet laten een duidelijke invloed na op de mens. Doorheen ons project willen we deze stelling kritisch gaan bekijken. We gebruiken het internet dus als centraal thema en bestuderen of het internet wel degelijk zo asociaal is. Doorheen het project kaderen we het internet in een orthopedagogische context. Hoe kunnen we het internet inschakelen in de hulpverlening? We verdiepen ons in het thema netwerken en we stellen ons de vraag hoe we de netwerken van cliënten met een verstandelijke beperking kunnen uitbreiden. Kan het internet cliënten helpen om nieuwe contacten te leggen of oude contacten te onderhouden? Het sociale aspect van internet wordt dus centraal gesteld. Klopt het citaat dan nog wel dat internet ons asociaal maakt? In het eerste deel van ons project werken we een theoretische onderbouw uit. We staan eerst stil bij de visie van de expertisecel eSocialWork van de Katholieke Hogeschool Limburg departement SAW, aangezien zij het project hebben aangevraagd. Vervolgens analyseren we onze doelgroep en maken we de afbakening naar licht verstandelijke beperking. Met de thema‟s netwerken en communicatie als kapstok van onze theoretische onderbouw bouwen we verder op methodieken die hierbij passen. Hierna bespreken we zowel offline als online methodieken die we kunnen linken met eerder besproken theorie.
8
2
VOORSTELLING VAN DE EXPERTISECEL
2.1
Doelstelling
Onze projectaanvraag komt vanuit de expertisecel eSocialWork van de Katholieke Hogeschool Limburg, departement Sociaal Agogisch Werk. De expertisecel wordt gecoördineerd door onze eigen projectindiener Davy Nijs. Hij is orthopedagoog en als lector verbonden aan de Katholieke Hogeschool Limburg. Begeleiders in de orthopedagogische hulpverlening zoals bijvoorbeeld gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdzorg,… hebben vaak nog een beperkte kijk op het gebruik van internet in hun werkveld. Ze kijken immers vaak naar de risico‟s of de gevaren die internet kan inhouden. Zo worden de vele mogelijkheden en voordelen van het internet over het hoofd gezien. (D. Nijs, orthopedagoog en lector KHLim, persoonlijke communicatie, 21 september 2011) eSocialWork heeft als doelstelling een nieuwe kijk te bieden op het gebruik van bestaande ICT- en internettoepassingen in deze hulpverlening. “De expertisecel is dus rechtstreeks gericht op de competentievergroting van sociaal werkers” vertelt de website van e-Social Work ons (www.eopvoeding.classy.be). De begeleiders kunnen hun kennis over het internet verbreden door het internet te zien als werkmiddel in de hulpverlening zodat ze er zelf mee aan de slag gaan. Het einddoel is dus om kwetsbare groepen zoals personen met een beperking meer kansen te bieden op het gebied van ICT- en internetgebruik. De opbouw van de expertise gebeurt volgens verschillende vormen zoals de ondersteuning van onderzoeksprojecten uitgevoerd door studenten, waar wijzelf een mooi voorbeeld van zijn. Ook wordt er gewerkt aan een expertisebank die bereikbaar is via het internet. Deze kan geraadpleegd worden voor relevante literatuur of organisaties. Bij de opgebouwde expertisecel is een duidelijke verspreiding nodig. De expertisecel wil zich dus kenbaar maken bij het publiek. Dit gebeurt al door de expertisebank eerder vermeld. Ook biedt de expertisecel verschillende publicaties, bijscholingen, cursusmateriaal en dergelijke aan. (www.eopvoeding.classy.be) Een voorbeeld hiervan is de workshop rond netwerkvorming via het internet die wij samen met Davy hebben gegeven in de voorziening Intesa VZW te Borgloon. 2.2
Projectaanvraag
Ons project moet een antwoord bieden op de vraag van Davy Nijs en de expertisecel. Zelf hebben ze door eerdere onderzoeken en projecten al veel kennis opgedaan in verband met het internet in de hulpverlening. Er bestaan bijvoorbeeld al heel wat specifieke middelen voor de doelgroep bijzondere jeugdzorg. Voor personen met een verstandelijke beperking is het aanbod eerder beperkt. Toch is er een duidelijke vraag vanuit deze doelgroep. (D. Nijs, orthopedagoog en lector KHLim, persoonlijke communicatie, 21 september 2011) Het is de bedoeling om dieper op in te gaan op het sociale aspect van internet en hoe we dit in de hulpverlening kunnen gebruiken. Zoals we eerder in de inleiding besproken hebben, kunnen we het bekende citaat „maakt internet ons asociaal?‟ in vraag stellen. Het internet biedt immers vele mogelijkheden wat betreft netwerkontwikkeling. Zo kan men op Facebook een netwerk in kaart brengen of kan men online nieuwe mensen leren kennen via verschillende websites. Het is voor zwakkere groepen zoals personen met een verstandelijke beperking niet altijd vanzelfsprekend om in het dagelijks leven bezig te zijn met hun netwerk omdat men op allerlei drempels kan botsen. Men heeft bijvoorbeeld moeilijkheden om zich verbaal uit te drukken of men beschikt niet over de nodige sociale vaardigheden om contacten te leggen. 9
Het internet kan dus een hulpmiddel zijn om deze contacten te leggen, hun netwerk uit te breiden en te onderhouden en dit op een laagdrempelige manier. Internet gebruiken wordt vaak geassocieerd met gevaren, maar het is ook mogelijk om op een veilige manier om te gaan met internet. Daarom is het ook belangrijk om sociale werkers voldoende te vormen in verband met het internetgebruik bij personen met een verstandelijke beperking. 2.3
Besluit
Om ons project op te starten, vonden we het als groep belangrijk om de expertisecel die het project heeft aangevraagd voldoende te leren kennen. Wij kregen de aanvraag van Davy Nijs, coördinator van de expertisecel Katholieke Hogeschool Limburg. We hebben enkele keren samen vergaderd en zijn daarna op internet beginnen surfen om zo verder informatie op te doen. Na de analyse van de projectvraag zijn we van start gegaan met het verwerken van theorieën die in verband staan met ons projectthema. Ten eerste vonden we het als groep belangrijk om een duidelijk beeld te krijgen van de doelgroep waar we mee aan de slag willen gaan. We bespreken onze doelgroep „Personen met een verstandelijke beperking‟ in het volgende hoofdstuk.
10
3
VERSTANDELIJKE BEPERKING
Doordat onze projectdoelstelling te maken heeft met het uitbreiden van het netwerk van personen met een verstandelijke beperking, leek het ons als groep interessant om deze doelgroep nader te bekijken. Met behulp van deze theoretische onderbouw is het gemakkelijk om een volledig beeld te krijgen van onze doelgroep waar we later creatief mee aan de slag gaan in de implementatie. We geven een algemeen beeld, maar proberen de focus te leggen op personen met een licht verstandelijke beperking. We kiezen voor deze afbakening na bespreking met projectindiener Davy Nijs. Zo kunnen we meer diepgang brengen in de uitwerking van onze theorie. 3.1
Wat is verstandelijke beperking?
3.1.1
Definitie
Men spreekt van een verstandelijke beperking wanneer personen onder een gemiddeld IQ van 70 presteren. De beperking start altijd voor het 18 e levensjaar. Wanneer personen deze eigenschap bezitten, kunnen we al spreken over een verstandelijke beperking. Toch is het ook de bedoeling om verder te kijken. Men merkt immers dat jonge personen met een IQ onder 70 vaak moeilijkheden hebben in hun aanpassingsgedrag en dit op tenminste twee van volgende gebieden: communicatie, zelfverzorging, zelfstandigheid, sociale en relationele vaardigheden, functionele intellectuele vaardigheden, werk, ontspanning, gezondheid en veiligheid. (De Beer, 2011) Doorheen de jaren werd de definitie van verstandelijke beperking eerst gebaseerd op niveau van beperking. Hiermee werd bedoeld dat men ging oordelen in welke mate een persoon sociale vaardigheden, motorische vaardigheden,… wel of niet bezat. Vandaag echter kijken we naar de graden van ondersteuning, dus de hoeveelheid ondersteuning een persoon met een beperking nodig heeft. Dit kwam door de nieuwe definitie die de AAIDD (American Association of Mental Retardation) vormde in 2010. De AAIDD is een Amerikaanse organisatie van professionelen die uitlegt wat een verstandelijke beperking is. Ze spelen een grote rol in de evolutie van verstandelijke beperking doordat ze voortdurend onderzoeken uitvoeren naar de beperking en zijn classificatie. (http://www.aaidd.org/content_100.cfm?navID=21) In deze definitie ging men zich meer concentreren op de interactie tussen de persoon en zijn omgeving en de analyse van de ondersteuning die hij nodig heeft. Deze vernieuwde definitie luidt: “Een verstandelijke beperking verwijst naar functioneringsproblemen die worden gekenmerkt door significante beperkingen in zowel het intellectuele functioneren als in het adaptieve gedrag zoals tot uitdrukking komt in conceptuele, sociale en praktische vaardigheden. De functioneringsproblemen ontstaan voor de leeftijd van 18 jaar” (http://www.aaidd.org/content_100.cfm?navID=21). Vanaf 2010 lijkt men zich meer te focussen op het functioneren en niet op de beperkingen van de persoon. In de definitie staat bovendien ook dat deze functioneringsproblemen voor het 18e levensjaar zijn ontstaan. Wanneer de verstandelijke beperking optreedt na het 18e levensjaar spreken we van een Niet Aangeboren Hersenletsel (NAH). Dit is een aparte doelgroep, dus gaan we hier niet dieper op in. We hebben in deze paragraaf verstandelijke beperking in zijn ruime context bekeken. Omdat we onze doelgroep hebben afgebakend tot licht verstandelijke beperking gaan we de volgende thema‟s voornamelijk bekijken vanuit dit perspectief. Hierbij beginnen we met het overlopen van de biologische oorzaken van licht verstandelijke beperking. Zo krijgen we een beeld van wanneer de beperking is ontstaan en wat de oorzaken hiervan kunnen zijn. 11
3.1.2
Biologische oorzaken
Een licht verstandelijke beperking kan ontstaan voor, tijdens of na de geboorte. Een eerste oorzaak van een beperking is een genetische afwijking of erfelijkheid. Deze oorzaak ontstaat voor de geboorte en kan veroorzaakt worden door een ziekte van de moeder tijdens de zwangerschap zoals rode hond of het gebruik van drank, drugs en medicijnen. Wanneer er zuurstofgebrek of een hersenbloeding tijdens de geboorte optreedt, kan er hersenbeschadiging ontstaan. Na de geboorte kan er een verstandelijke beperking ontstaan wanneer een persoon getroffen wordt door een ongeval of dergelijke en waardoor de hersenen beschadigd zijn. Zoals eerder vermeld wordt deze doelgroep „personen met een niet aangeboren hersenletsel‟ genoemd (De Beer, 2011). 3.2
Classificatie
Volgens de AAIDD, de organisatie die eerder is vermeld, kan verstandelijke beperking verklaard worden als tekorten in intellectueel functioneren en adaptieve vaardigheden waardoor sociale en praktische zaken bemoeilijkt worden. (http://www.aaidd.org/content_100.cfm?navID=21) We bekijken de AAIDD omdat dit de meest recente definitie is en ons kan verder helpen in een heldere kijk te krijgen op de doelgroep. In voorgaand onderdeel hebben we reeds stilgestaan bij de definitie die de AAIDD hanteert betreffende verstandelijke beperking. In het volgende onderdeel staan we stil bij de onderverdeling die zij gebruiken wanneer ze het hebben over een verstandelijke beperking. De AAIDD deelt verstandelijke beperking op in vier stadia. Naast deze vier stadia bekijken we deze beperking ook vanuit een ander perspectief, namelijk het perspectief van D. Timmers-Huigens. Zij is een psychologe en pedagoge die reeds 30 jaar ervaring heeft in de zorg voor personen met een verstandelijke beperking. De classificatie van D. TimmersHuigens wordt ook het ontwikkelingsfasen georiënteerde model genoemd. Hierbij worden de ervaringen geordend aan de hand van de ontwikkelingsfase waarin iemand zich bevindt, ook wel de ervaringsordeningsfasen genoemd. De theorie verklaart op welke manier mensen de wereld beleven en er in leven. Dit model kan voor iedereen gebruikt worden.(http://www.pptimmers.nl/ervaringsordening/) Wanneer we vanuit deze perspectieven de verstandelijke beperking bekijken, kunnen we effectiever te werk gaan in onze zoektocht naar aangepaste methodieken. We vervolgen daarom het hoofdstuk door een onderverdeling te maken in de gradaties van verstandelijke beperking. We baseren ons op de websites van de AAIDD en D. TimmersHuigens. 3.2.1
Licht verstandelijk beperkt
Bij personen met een licht verstandelijke beperking moeten er al zware psychosociale problemen aanwezig zijn vooraleer ze in een leefgroep of door Begeleid Wonen worden opgenomen. Het IQ van deze personen ligt tussen 50 en 70. Dit wil tegelijkertijd zeggen dat ze zich in de structurerende en vormgevende ervaringsfase van D. Timmers-Huigens bevinden. Personen met een verstandelijke beperking worden in deze fase erkend met hun mogelijkheden en beperkingen. Dit zorgt ervoor dat ze gemakkelijker handelingen durven te stellen. Ze hebben nood om hun leven zelf te bepalen en vorm te geven. Deze behoefte wordt niet verminderd door hun beperking. (http://www.pptimmers.nl/ervaringsordening/)
12
Hierbij kunnen we het voorbeeld uit onze internationale studie aanhalen bij ons bezoek aan Sint-Anna te Heel. G. een bewoner van leefgroep drie, gaat zelfstandig naar de winkel. Wanneer hij na twee uur nog niet terug is, belt de verantwoordelijke van de leefgroep G. op. Hierbij vertelt G. dat hij de bus verder heeft genomen naar zijn grootouders in het volgende dorp en dat hij er nog even gaat blijven. In dit voorbeeld is dus duidelijk dat cliënt G. nood heeft om handelingen die hij doet in zijn leven zelf te bepalen. Hij wil zelf beslissen wat hij gaat doen of wie hij wil bezoeken. Door zijn lager IQ beseft G. misschien niet dat hij dit ook moet verantwoorden ten opzichte van de begeleiding. Het is dan belangrijk hem hierin te ondersteunen en zoals in het voorbeeld hem op te bellen. 3.2.2
Matig verstandelijk beperkt
Personen met een matig verstandelijke beperking bevinden zich in de associatieve en de structurerende fase doordat hun IQ tussen de 35/40 en 50/55 zit. Deze personen worden ook hoog middenniveau genoemd. De structurerende fase verwerkt informatie die we niet in verband kunnen brengen met andere informatie. Hiernaast kunnen personen in de structurerende fase keuzes maken en gemakkelijker dingen uitleggen omdat ze langere zinnen kunnen maken.(http://www.aaidd.org/content_100.cfm?navID=21) 3.2.3
Ernstig verstandelijk beperkt
Deze beperking staat gelijk aan het laag middenniveau. Het IQ schommelt tussen 20 en 35/40. Dit wil zeggen dat ze zich in de lichaamsgebonden en de associatieve ervaringsfase bevinden. Volgens D. Timmers-Huigens geeft de associatieve fase informatie over de betrouwbaarheid van de werkelijkheid waarin geleefd wordt en geeft duidelijkheid over hoe toekomstige situaties gebruikt kunnen worden. De associatie moet eerst ervaren worden, waarna er verbanden tussen bepaalde gebeurtenissen kunnen gelegd worden. (http://www.pptimmers.nl/ervaringsordening/) De associatieve fase kunnen we verduidelijken met volgend voorbeeld uit onze internationale studie: S. is een persoon met een ernstig verstandelijke beperking. Het is winter en de leefgroep gaat buiten in de sneeuw spelen. S. komt wat later dan de andere mensen uit de leefgroep buiten en heeft geen jas aan. Hierdoor heeft hij het heel koud. De dag erop gaat de leefgroep opnieuw in de sneeuw spelen. S. herinnert zich de dag ervoor nog dat hij het koud had in de sneeuw en hij trekt een jas aan. Dit is een duidelijk voorbeeld van de ervaringsfase waar de persoon met ernstige beperking zich in bevind. Door eerdere ervaringen kan hij zijn gedrag aanpassen zoals in het voorbeeld beschreven is. Ervaringen worden door deze personen dus beter aangevoeld dan bijvoorbeeld gesprekken. 3.2.4
Zeer ernstig verstandelijk beperkt
Personen met een zeer ernstige verstandelijke beperking hebben een IQ lager dan 20/25. Dit niveau staat gelijk aan het laagste niveau. Ze bevinden zich enkel in de lichaamsgebonden ervaringsfase van D. Timmers-Huigens. Dit deel geeft informatie over het lichaam zoals het is en hoe het lichaam ingezet moet worden om iets te bereiken wat men wil. Voor het fysiek overleven is deze informatie heel belangrijk want we gebruiken ons lichaam altijd en overal. (http://www.pptimmers.nl/ervaringsordening/)
13
Dit wil zeggen dat de persoon met een zeer ernstige verstandelijke beperking ervaringen opdoet die gemakkelijk van aard zijn. De persoon doet onder andere ervaringen van beweging, strelingen en andere soorten van lichamelijk contact op. (http://www.aps.nl) 3.3
Multidimensioneel ondersteuningsmodel
In ons project gaan we aan de slag met een specifieke doelgroep, namelijk de lichte vorm van verstandelijke beperking. Zoals eerder vermeld in dit hoofdstuk kiezen we ervoor om onze doelgroep af te bakenen om zo meer diepgang te krijgen in de uitwerking van onze theorie. In wat volgt willen we onze afgebakende doelgroep, namelijk licht verstandelijke beperking, analyseren aan de hand van het multidimensioneel ondersteuningsmodel. Het ondersteuningsmodel bestaat uit vijf dimensies waarin we het functioneren van personen met een licht verstandelijke beperking gaan bespreken volgens thema. Door het ondersteuningsmodel te gebruiken wordt onze visie over de doelgroep verruimd omdat we het functioneren op verschillende gebieden gaan bekijken. Deze tekst is gebaseerd op Buntinx (2003) en De Beer (2011). 3.3.1
Verstandelijke mogelijkheden
Onder verstandelijke mogelijkheden verstaat men de intelligentie van personen. De ontwikkeling van de verstandelijke mogelijkheden loopt bij personen met een verstandelijke beperking op alle functies en denkprocessen vertraging op. Daarom scoren personen met een verstandelijke beperking onder de 70 op intelligentietests. Hun aandacht is weinig selectief en hun taal en communicatie zijn minder ontwikkeld dan normaal. Ook traag tot begrip en inzicht komen is een veelvoorkomende eigenschap, net zoals het snel en gelijktijdig verwerken van veel informatie voor deze personen moeilijk is. Wanneer ze stapsgewijs kleine delen informatie verwerken, lukt dit beter. (Buntinx, 2003) Het begrijpen van dagdagelijkse handelingen is dus voor een persoon met een licht verstandelijke beperking niet evident. Aan de hand van bijvoorbeeld picto‟s kunnen dingen wel stap voor stap uitgelegd worden, zodat er niet te veel informatie in één keer wordt vrijgegeven. Zo krijgen ze ook langer de tijd om alles te begrijpen. (De Beer, 2011) Wanneer we de link maken naar ons project, willen we internet aanbieden op het niveau van de cliënt. De handelingen mogen dus niet te moeilijk zijn en begeleiding moet beschikbaar zijn indien dit nodig is. Alles moet stap voor stap uitgelegd worden en moet duidelijk zijn. Ons uiteindelijke resultaat zal een inspiratiebundel zijn. In deze bundel willen we online methodieken aanbieden in de hulpverlening voor begeleiders en hun cliënten. We willen deze bundel zo opstellen dat deze aansluit bij de verstandelijke mogelijkheden van de cliënt. Enkele voorbeelden hieromtrent zijn het lettertype en lettergrootte die in de bundel gebruikt worden, duidelijke zinsbouw, geen moeilijke woorden,… 3.3.2
Adaptieve vaardigheden
Met adaptieve vaardigheden bedoelen we het aanpassingsvermogen in nieuwe situaties. Als er een onvoorziene situatie zich voordoet, is het moeilijk voor deze personen om hiermee om te gaan. Als in een dagcentrum de bus bijvoorbeeld later is dan gewoonlijk kunnen personen met een licht verstandelijke beperking helemaal in de war zijn. Ook hebben deze personen het duidelijk moeilijker met het toepassen van sociale vaardigheden. Ze hebben moeite om een situatie in te schatten of een andere persoon te begrijpen. Dit slaat terug op het aanpassingsvermogen dat eerder al aan bod is gekomen. Hierdoor is de kans groter dat ze gepest worden en is het moeilijker om nieuwe vriendschappen te maken.
14
Ze hebben moeite om emoties te plaatsen en er gepast op te reageren. Het gepast reageren gebeurt minder snel dan bij een persoon zonder verstandelijke beperking, waardoor ze vaker negatieve opmerkingen krijgen. Dit komt omdat ze zich heel moeilijk in de andere persoon kunnen verplaatsen. (De Beer, 2011) In voorgaande alinea‟s hebben we het gehad over de mogelijkheden van personen met een licht verstandelijke beperking. In wat volgt geven we hier een concreet voorbeeld van. De vriendschapssite „Dottie‟ is opgericht voor personen met een verstandelijke beperking. De broer van de oprichtster van „Dottie‟ surfte graag op het internet maar werd ofwel uitgelachen ofwel genegeerd op websites door zijn beperking. Hierdoor viel zijn enige bron van contact weg. Omwille van deze reden kwam zijn zus tot het besef dat personen met een verstandelijke beperking het moeilijker hebben om iemand te leren kennen en ze besloot om een website te maken waar personen met een licht verstandelijke beperking in contact kunnen treden met lotgenoten. Zo kunnen ze begrepen en geaccepteerd worden, ongeacht hun beperking. (http://www.dottie.be/nl/home) 3.3.3
Participatie, interactie en sociale rollen
De wens om sociaal geaccepteerd te worden is bij personen met een verstandelijke beperking meestal wel aanwezig. Ze willen participeren in de samenleving, maar dit is niet altijd vanzelfsprekend. Er zijn bijvoorbeeld verschillende openbare activiteiten die moeilijk toegankelijk zijn voor deze personen zoals toneel, film,… Ook gemene blikken van omstanders vermoeilijken het proces van acceptatie van de persoon met een beperking in de samenleving. Personen met een verstandelijke beperking hebben in de loop van hun leven wel een opeenstapeling van ervaringen waardoor de meesten zich redelijk kunnen handhaven in de samenleving. (De Beer, 2011) Dit is vaak te danken aan de ondersteuning die ze krijgen van begeleiders, familie en anderen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld zelfstandig gaan winkelen omdat ze dit eerst enkele keren met begeleiding of familie hebben gedaan. Ook de participatie op het internet is niet vanzelfsprekend voor onze doelgroep. Dit kunnen we afleiden na ons bezoek aan de voorziening Sint-Anna te Heel voor de internationale studie. In deze buitenlandse residentie verblijven personen met een licht verstandelijke beperking. Uit dat gesprek kunnen we afleiden dat wanneer personen met een beperking op het internet willen, dit wel eens moeilijkheden kan meebrengen. Zo zijn internetsites soms te druk. Hiermee wordt bedoeld dat er teveel informatie wordt aangeboden op de site en dat het moet afgebakend worden tot de meest bruikbare en essentiële zaken van de site. Aan de andere kant kan het moeilijk zijn om artikels te lezen omwille van de moeilijke zinsconstructies. Daarom bieden we verder in het project online hulpmiddelen aan, aangepast aan de mogelijkheden van personen met een verstandelijke beperking. Verdere informatie hierover wordt gegeven in het hoofdstuk „online hulpverlening‟. 3.3.4
Gezondheid
Gezondheid slaat zowel op lichamelijke als geestelijke gezondheid. Zowel lichamelijke als geestelijke gezondheid zijn grotendeels verantwoordelijk voor het functioneringsvermogen van personen met een verstandelijke beperking. Personen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak achterstand in de ontwikkeling van waarneming, lichaamsschema, ruimte- en tijdsbeleving, grove of fijne motoriek, richtingsbewustzijn en –gevoel. Hun waarneming is eerder oppervlakkig en weinig gedifferentieerd. (De Beer, 2011)
15
Ook binnen onze internationale studie in Nederland werden we geconfronteerd met zulke achterstand in ruimte- en tijdsbeleving. In Sint-Anna, de residentie die we bezochten in Nederland, verblijven personen met een licht verstandelijke beperking. In deze instelling krijgen ze de vrijheid om zelfstandig uitjes of bezoeken te plannen. Door hun gebrek aan coördinatie gebeurt het echter wel eens dat ze de weg kwijt geraken. Ook hun tijdsbeleving tijdens deze uitjes kan moeilijker verlopen zodat ze niet weten hoelang ze al weg zijn of hoe laat ze terug moeten keren naar de voorziening. Als hulpmiddel voor deze beperkingen heeft Sint Anna i-pads ingeschakeld. Hierop kunnen de cliënten een routebeschrijving aflezen of wordt het uur duidelijk gemaakt waarop ze terug moeten keren naar de voorziening. Dit is momenteel nog een proefproject. (E. Leunissen, begeleider en ICT-verantwoordelijke, persoonlijke communicatie, 10 november 2011) 3.3.5
Context
De context kan men beschrijven als de situatie of de omgeving waarin de persoon zich bevindt en functioneert. Bij personen met een verstandelijke beperking kunnen we zeggen dat ze ook in dit aspect levenslang en levensbreed ondersteuning nodig hebben. Dit gebeurt in de meeste gevallen door het sociale netwerk van de persoon. (De Beer, 2011) Dit onderwerp komt in het verloop van dit project uitvoerig aan bod. Ons onderwerp „het uitbreiden van netwerken‟ kunnen we dus plaatsen onder de term context, waarmee we de personen uit de omgeving van de persoon met een verstandelijke beperking bedoelen. 3.4
Besluit
In dit onderdeel van de theorie hebben we kennis gemaakt met onze doelgroep. We hebben een duidelijke definitie weergegeven, en de doelgroep geclassificeerd in verschillende subgroepen namelijk licht, matig, ernstig en zeer ernstige verstandelijke beperking. We maken de keuze om de doelgroep af te bakenen tot de lichte vorm. Ook de mogelijkheden en de beperkingen van deze personen hebben we geanalyseerd met behulp van het multidimensioneel ondersteuningsmodel. Met deze doelgroep willen we nu aan de slag gaan. Het is onze doelstelling om in het project het netwerk van personen met een licht verstandelijke beperking uit te breiden via het internet. Daarom sluiten we het thema verstandelijke beperking af en gaan we verder met het thema netwerken. Hoe kunnen we de netwerken van personen met een verstandelijke beperking uitbreiden? Welke linken kunnen we leggen met het internet? In wat volgt wordt een antwoord geboden op deze vragen.
16
4
NETWERKEN
4.1
Inleiding
Vermits het onderwerp van ons project zich specifiek richt op het ondersteunen van netwerken met behulp van het internet, is het van belang dat we even stil staan bij het thema „netwerken‟. We beschrijven wat een netwerk is en in welke mate de betekenis ervan is veranderd. Ten slotte gaan we na over welke vaardigheden iemand moet beschikken om zijn netwerk uit te bouwen. 4.2
De functie van netwerken
4.2.1
Definitie en functie
Er bestaan verschillende definities die omschrijven wat een netwerk is. Vlaeminck (2005) bundelt er enkele in het „Tijdschrift voor welzijnswerk‟. We kunnen besluiten dat een netwerk een patroon van verbindingen is tussen individuen en groepen en dat wijst op knooppunten. Mensen vormen een netwerk omdat het hen een aantal voordelen oplevert of nadelen vermijdt. Het gaat dus over het leggen en onderhouden van contacten die men als hulpbron kan inschakelen op het werk of in het privéleven. (Vlaeminck, 2005) Voor veel mensen is dit een dagelijkse bezigheid en gaat het haast automatisch: een praatje bij de bakker, het afspreken met een vriend, een vergadering bijwonen… We netwerken bijna voortdurend, maar meestal onbewust. Wanneer we netwerken actief willen inzetten om bepaalde doelen te bereiken, moeten we bewust te werk gaan. Het is belangrijk om een idee te hebben over de omvang van het eigen netwerk en over welke kennis en vaardigheden de personen in dat netwerk beschikken. Zo is het bijvoorbeeld handig om te weten dat de buurman een handige klusser is. Misschien komt dat ooit nog van pas. Het is zelfs aan te raden om niet alleen zicht te hebben op het eigen netwerk, maar ook op het netwerk van de contactpersonen. Zo worden ontbrekende relaties in dat netwerk zichtbaar. Wanneer men gestructureerd werkt, zal men geen energie verliezen in het verzamelen van onnodige telefoonnummers, adressen of kaartjes. Een valstrik kan zijn dat men enkel oog heeft voor de doelen, terwijl het zien van kansen en mogelijkheden minstens even waardevol is. Het gevaar bestaat er namelijk in dat men veel kansen mist en daardoor misschien de doelen voorbijstreeft. (Gerritsma & Rubrech, 2011) Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat je in functie van begeleid werken haastig op zoek bent naar een werkplaats voor je cliënt. De cliënt heeft lang gedroomd om verpleegster te worden, maar heeft omwille van haar verstandelijke beperking nooit de opleiding kunnen volgen. Je wil toch iets zoeken dat aansluit bij haar interesse en schuimt allerlei ziekenhuizen af. Misschien is er wel iets dat ze kan doen, niet hoofdzakelijk als verpleeghulp. Je ontmoet veel dokters en verpleegkundigen die openstaan voor het idee, maar geen werkje voor haar hebben. De zorg voor mensen brengt namelijk een grote verantwoordelijkheid met zich mee. Indien je het bij je eigen netwerk zou houden, dan zou je zoektocht hier eindigen. Als je echter aan het ziekenhuispersoneel vraagt of zij iemand kennen, dan kan je een heel eind verder komen. Een voorbeeld hiervan is het volgende: Stel dat de oogarts een opticien kent die nog iemand kan gebruiken om de brillen in zijn winkel op te poetsen. Hier worden dus netwerken van andere personen ingeschakeld. Ondertussen kan ze ook de brillen aan klanten geven, terug aannemen en op hun plaats zetten. Op die manier komt ze ook in contact met mensen en het vak heeft een medische achtergrond zonder een al te grote verantwoordelijkheid.
17
Het kan ook zijn dat je werkelijk niemand vindt. Dan nog zijn de mogelijkheden van je netwerk niet ten einde. Je hebt namelijk een logistiek medewerker gevonden waarmee het klikt. Blijkbaar kennen jullie elkaar van vroeger. Hij vraagt je om eens iets mee te gaan drinken. Indien je enkel doelgericht werkt, kan je besluiten dat dit niets bijdraagt tot het zoeken van een geschikte werkplaats. Het is echter een kans om nieuwe mensen te ontmoeten. Wanneer je met hem afspreekt, leer je zijn kameraden en oud-collega‟s kennen. Eén van hen werkt in een rusthuis en kan nog wat hulp gebruiken in de keuken. Dit zijn slechts enkele voorbeelden om aan te tonen hoeveel mogelijkheden een netwerk kan bieden. Netwerken zorgen echter niet alleen dat doelen worden bereikt, ze hebben nog andere functies die we kunnen toepassen op het gebruik van internet. Daar gaan we in de volgende paragraaf dieper op in. 4.2.2
Meerwaarde van netwerken
Netwerken kunnen we dus inschakelen bij het bereiken van bepaalde doelen die we in ons leven stellen. We beschrijven even wat dat concreet kan inhouden. Eerst en vooral kunnen contacten zorgen voor plezier. Samen tijd doorbrengen en ervaringen opdoen is vaak de sleutel tot het opbouwen van een hechte band. Mensen zijn sociale wezens die anderen nodig hebben voor hun algemeen welzijn en kunnen bij elkaar terecht voor emotionele steun. (Gerritsma & Rubrech, 2011) Denk maar aan een goed gesprek met een vriend wanneer iemand dierbaar is overleden of de steun van je partner wanneer het moeilijk gaat op het werk. Via het internet kunnen foto‟s worden gedeeld waardoor familie en vrienden verbonden blijven, ook al is direct fysiek contact niet meteen mogelijk. Ten tweede is er binnen een netwerk een enorme hoeveelheid aan kennis ter beschikking. Naargelang de informatie die je wilt vergaren, kan men verschillende mensen met een verschillende achtergrond raadplegen. Hierdoor gaat men gerichter zoeken naar informatie en is er de mogelijkheid om ervaringen te delen. Men kan een netwerk dus raadplegen voor advies en feedback. Het netwerk houdt een spiegel voor die bijdraagt aan de persoonlijke ontwikkeling. Bovendien draagt deze cognitieve steun bij tot het ontwikkelen van nieuwe ideeën. (Gerritsma & Rubrech, 2011) Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een cliënt graag iets wil maken voor zijn moeder. De begeleider kan hem wijzen op het materiaal dat aanwezig is en wat hij daarmee kan doen zoals kleurpotloden, knutselpapier, scharen, tijdschriften, enzovoort. Een andere cliënt vertelt dat hij eens een hondje had geknutseld omdat zijn moeder erg van dieren houdt. Dit brengt de cliënt op het idee om een collage te maken van honden, omdat het de lievelingsdieren van zijn moeder zijn. Indien hij nog bij zijn ouders woont, kan hij dit ook online doen. Via een aangepast forum of website kan hij een vraag posten, waar anderen op kunnen reageren. Hij kan online op zoek gaan naar specifieke afbeeldingen en tekst toevoegen. Contacten zorgen ook voor materiële en praktische steun, zoals het zoeken naar huisvesting en hulp met het huishouden en klusjes. Hierbij sluit aan dat men met meer mensen een grotere invloed kan uitoefenen op de maatschappij dan alleen. (Van Hove, 2007) Via sociale netwerksites worden honderden mensen tegelijkertijd uitgenodigd om actie te ondernemen en een boodschap te verkondigen. Er worden ook online enquêtes en polls gehouden. Net als wij, kunnen cliënten online hun boodschap verspreiden. Velen doen dit reeds offline door middel van een bewonersraad. Het internet zou hun stem rechtstreeks de wereld in kunnen sturen.
18
Tenslotte leiden directe contacten tot indirecte contacten(Gerritsma & Rubrech, 2011). Directe contacten zijn alle mensen die men persoonlijk kent: familie, vrienden, collega‟s, leefgroepbegeleiders, enzovoort. Maar al deze mensen kennen dan weer andere mensen. Via hen krijgt men ook toegang tot deze personen, met name de indirecte contacten. Op deze manier heeft men een nog bredere waaier aan mogelijkheden. Dit toont aan dat geen enkel netwerk hetzelfde is en voortdurend verandert. (Van Hove, 2007) 4.2.3
Geschiedenis van netwerken: van groepscultuur naar individualisering
Vroeger was een sterk netwerk noodzakelijk om te overleven in de maatschappij. Er was een grote sociale controle van de familie, de buren en de Kerk. De politieke partij waarbij men zich aansloot, bepaalde voor een groot stuk wie iemand was en welke overtuigingen hij of zij verkondigde. Sinds de jaren „70 heeft de samenleving een individualiseringstrend ondergaan. Maatschappelijke instellingen verloren hun aanzien en het belang van het individu ging primeren boven het groepsbelang. De Kerk verloor zijn invloed. Mensen gingen minder naar de mis en zochten naar hun eigen levensvisie. De politieke partijen werden minder vast omlijnd, waardoor men (als hij of zij dat wilde) op de liberalen kon stemmen, bij de socialistische vakbond zijn en ondertussen de kinderen naar een christelijke jeugdbeweging sturen. Dit is iets wat voorheen ondenkbaar was. (Theuwen, 2010) Omdat steeds meer mensen zich een auto konden veroorloven, was men niet langer beperkt tot het dorp waarin ze woonden en was een goede relatie met de buren dus minder belangrijk. Door de opkomst van diverse media, zoals de televisie, de mobiele telefoon en het internet, is dit gegeven nog meer toegenomen. Mensen kiezen tegenwoordig uit het aanbod van de samenleving hun eigen contacten, overtuigingen en invulling van het dagelijks leven. Van Hove (2007) stelt de vraag of deze individualisering niet ten koste is van de solidariteit en de verbondenheid tussen mensen. Minder sociale controle zorgt enerzijds voor meer persoonlijke vrijheid, maar anderzijds bestaat het gevaar van vereenzaming. (Van Hove, 2007) Netwerken zijn dus niet minder belangrijk geworden, maar er wordt wel verwacht dat mensen in staat zijn hun eigen netwerk invulling te geven. Ook in de zorg is de mate van individualisering toegenomen. Er is meer aandacht voor de zelfbepaling en de keuzevrijheid van de cliënt. Grote instellingen die de cliënten van de maatschappij afsluiten worden langzaam afgebouwd waardoor steeds meer cliënten zelfstandig of in kleine leefgroepen in de buurt gaan wonen. Dit wordt in het werkveld „begeleid wonen‟ genoemd. Deze overgang van een instelling naar begeleid wonen mag echter niet onderschat worden. Vaak missen bewoners positieve ervaringen in de omgang met personen buiten de voorziening waardoor ze minder kansen gehad hebben om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Hierdoor wordt het moeilijk om nieuwe contacten te leggen of te onderhouden en bestaat het risico dat de vereenzaming groeit in plaats van afneemt. Dit hoeft niet het geval te zijn, maar als begeleiding moeten we hier aandacht voor hebben. Bovendien blijven personen met een licht verstandelijke beperking op vele vlakken afhankelijk van begeleiders, ouders of andere steunbronnen. (Van Hove, 2007) Veel personen met een licht verstandelijke beperking verblijven in begeleid wonen en hebben een computer ter beschikking. Voor hen is het waardevol om te kijken welke ambulante hulpverlening er online mogelijk is en tot welke sociale netwerksites zij toegang hebben.
19
4.3
Waarom werken met netwerken: Kwaliteit van leven
We weten nu dat een netwerk bijdraagt tot ondersteuning in verschillende aspecten in iemands leven, maar van waar komt de idee dat netwerken een onmisbaar hulpmiddel is in de zorg? De afgelopen 30 jaar heeft er in de zorgsector een paradigma-verschuiving plaatsgevonden. Tot de jaren „70 was er het medisch model waar er nauwelijks sprake was van werken met netwerken. De cliënten woonden vaak in grote voorzieningen en werden zo van hun familie en de maatschappij afgesloten. De begeleiders dachten dat ze, omwille van hun opleiding, wisten wat het beste was voor de cliënt en namen beslissingen in hun plaats. Hierdoor kreeg de persoon niet meer de kans om eigen keuzes te maken en zelf beslissingen te nemen. Een gevolg was dat het sociale netwerk van de cliënt heel erg werd beperkt. Bovendien was het een erg kunstmatig netwerk omdat het natuurlijk netwerk (zoals de familie) grotendeels werd vervangen door professioneel personeel waarbij de klemtoon op de dagelijkse verzorging lag. (Van Hove, 2007) Zoals eerder besproken, is vanaf de jaren „70 de individualisering van de maatschappij doorgedrongen waardoor begeleiders zagen dat de cliënt niet enkel beperkingen, maar ook mogelijkheden had. Vanaf toen werd het normalisatie- en integratiemodel stilaan in praktijk gebracht waarbij de klemtoon werd gelegd op een zo normaal mogelijk leven voor de cliënten. Er werd hard gewerkt om hun vaardigheden te vergroten, maar van echte inclusie in de samenleving was er weinig sprake. Begin jaren „90 ontwikkelden zich daardoor twee nieuwe modellen die vandaag de dag nog steeds worden gebruikt. Enerzijds is er het burgerschapsparadigma dat de klemtoon legt op de verschuiving van cliënt naar burger met dezelfde rechten en plichten. Anderzijds is er het model „kwaliteit van leven‟ dat aandacht besteedt aan verschillende levensdomeinen. Hierdoor wordt er tegenwoordig meer aandacht besteed aan de eigen wensen en behoeften van de cliënt. Ook zijn persoonlijk netwerk komt hierdoor in beeld. Familie, vrienden, kennissen en alle andere contacten die waardevol zijn voor de persoon met de licht verstandelijke beperking worden steeds intensiever in de zorg betrokken. Begeleiders gaan nu samen met hun cliënten aan de slag en kijken wat voor hen belangrijk is. (Van Hove, 2007) Het model „kwaliteit van leven‟ wordt door verschillende auteurs anders ingevuld en benoemd. Andere namen voor het model zijn „Quality of life‟ en „kwaliteit van bestaan‟. Wij kiezen voor het model van Schalock omdat we het kunnen toepassen op ons project. Schalock (1997) zegt dat ieder mens recht heeft op een kwaliteitsvol leven en hier zelf vorm aan mag en kan geven. Volgens hem houdt kwaliteit van leven in dat er een positieve invulling bestaat van de volgende acht dimensies (Schalock, 1997) 1. Emotioneel welbevinden: dit betekent dat de cliënt en zijn omgeving zich veilig moeten voelen. 2. Interpersoonlijke relaties: iedere cliënt heeft een sociaal netwerk, dit kan positief of negatief zijn. Zo kan het netwerk van een persoon met een beperking beperkt zijn tot de professionals die met hem werken. 3. Materieel welbevinden: een cliënt gaat werken en ontvangt hiervoor een loon. Hiermee kan hij dan bezittingen kopen. Dit zorgt voor zekerheid. 4. Persoonlijke ontwikkeling: wanneer cliënten de kans krijgen, kunnen ze hun mogelijkheden verder ontwikkelen. Dit zorgt voor vooruitgang.
20
5. Fysiek welbevinden: dit houdt de gezondheid, voeding, recreatie, vrije tijd en activiteiten van het dagelijkse leven in. 6. Zelfbepaling: dit houdt in dat men gezien wordt als een onderdeel van de samenleving. Men valt hier niet buiten als persoon met beperking. De cliënt kan ook zelf keuzes maken. 7. Sociale inclusie: de cliënt doet mee aan maatschappelijke activiteiten. Zo komen ze op andere, nieuwe plaatsen en ontmoeten ze nieuwe mensen. Hierbij krijgen ze ondersteuning van hun omgeving. 8. Rechten: ook de persoon met een beperking heeft dezelfde rechten in de samenleving. Zo heeft ook hij het recht om te werken en om geld te verdienen. Hieruit blijkt al dat netwerken een onderdeel zijn van een kwaliteitsvol leven. Schalock (1997) geeft namelijk interpersoonlijke relaties aan als één van de acht dimensies die bijdragen aan kwaliteit van leven, net als sociale inclusie. Daarnaast spreekt over het coachen van deze deelaspecten. Coachen zorgt ervoor dat de persoon met een beperking ondersteund wordt in de verschillende dimensies en op die manier controle krijgt over zijn eigen leven. Iedere dimensie verwacht een andere ondersteuning. Wij zullen enkel de ondersteuning op het gebied van de sociale netwerken bespreken omdat we ons in dit project ook toespitsen op de sociale netwerken van personen met een verstandelijke beperking. Het thema „coachen‟ wordt verder uitgelegd in het hoofdstuk „uitbouwen van netwerken. Vera Van Hove (2007) beschrijft in haar boek “De begeleider als bruggenbouwer” een andere invulling van het begrip „kwaliteit van leven‟. Hoewel ze net als Schalock benadrukt dat een kwaliteitsvol leven voor iedereen iets anders betekent, maakt zij een onderscheid tussen objectieve en subjectieve factoren. De objectieve factoren bestaan uit feiten die waar te nemen zijn en zo nodig meetbaar zijn. (Van Hove, 2007) Zo zijn er bijvoorbeeld factoren op gebied van: -
De algemene gezondheid: Wat staat er in het medisch rapport? Welke diagnose is er gesteld? Welke uiterlijke kenmerken zijn er waarneembaar?
-
Sociale factoren: Hoe ziet het sociaal netwerk er uit? Is er veel contact of net heel weinig? Over welke sociale vaardigheden beschikt iemand?
-
Arbeidsomstandigheden: Hoe ziet de werkplaats eruit? Hoeveel uren verricht men arbeid? Wat is de vergoeding?
Dit zijn allemaal factoren die we feitelijk kunnen vaststellen. Wat moeilijker te meten is, maar wat volgens Van Hove nog veel belangrijker is, zijn de subjectieve factoren. Deze factoren gaan over de mate waarin de cliënt tevreden is over de verschillende aspecten van zijn leven. Wanneer iemand in een rolstoel zit bijvoorbeeld: ziet hij dat als een zware beperking? Of stoort het hem niet omdat hij verder een goede mobiliteit heeft en dagelijks mensen ziet in een rolstoel? Heeft de persoon nood aan veel contacten of heeft hij liever een klein en veilig netwerk? De subjectieve factoren worden dus gemeten aan de mate van tevredenheid van de cliënt en indien mogelijk aangepast aan zijn behoeften. Wat belangrijk is in het leven van een cliënt wordt dus niet meer bepaald door de professionelen, maar door de cliënt zelf. (Van Hove, 2007) Dit nieuwe paradigma „kwaliteit van leven‟ steunt op enkele uitgangspunten. We sommen ze even op en gaan daarna dieper in op de uitgangspunten die relevant zijn voor het project. Met andere woorden, we gaan na in welke mate we het gebruik van internet kunnen verantwoorden in de zorg. 21
-
Diversiteit is een verrijking: in een diverse samenleving leren we van elkaar, ieder met zijn eigenheid
-
Personen met een beperking hebben recht op een volwaardig burgerschap: zij hebben dezelfde rechten en plichten als elke andere burger
-
Verstandelijke beperking is een sociale constructie: er worden drempels door de samenleving gecreëerd
-
Het bevorderen van zelfbepaling en keuzevrijheid staat centraal: „niets over mij, zonder mij!‟, personen met een beperking kunnen goed aangeven wat zij willen
-
Van zorg naar ondersteuning: zorg laat weinig ruimte voor zelfbepaling en heeft een negatieve lading, terwijl ondersteuning op maat van de cliënt wordt gemaakt
-
Het beleid is gericht op inclusie:er zou gestreefd moeten worden naar één samenleving waar iedereen, ook de persoon met een beperking, erbij hoort
-
Emancipatie: het loskomen van bevoogding en het vermijden van aangeleerde hulpeloosheid bij de cliënt
-
Empowerment: het aanboren van potentiële krachten bij de cliënt
-
Van aanbodgericht naar vraaggestuurd werken: In plaats van een all-in pakket aan te bieden, luisteren naar de wensen en vraag van de client
-
Van community care naar community support: de-institionalisatie: cliënten worden niet langer verzorgd in grote instellingen, maar ondersteund in kleine leefgroepen in de maatschappij (Van Hove, 2007)
Enkele uitgangspunten worden verder toegelicht aan de hand van „De begeleider als bruggenbouwer‟ van Van Hove (2007) waar zij zich onder andere baseert op Van Gennep (1997). 4.3.1
Personen met een beperking hebben recht op een volwaardig burgerschap
Volwaardig burgerschap opnemen wil zeggen dat men dezelfde rechten en plichten heeft als alle andere burgers. Op die manier krijgen ook personen met een verstandelijke beperking een volwaardige plaats in de samenleving. (Van Hove, 2007) Ook onze visie doorheen dit project sluit aan bij de visie van Van Hove. Toegang tot het internet is een recht dat elke burger heeft. Het internet aanbieden aan personen met een verstandelijke beperking kan leiden tot een volwaardig burgerschap voor deze personen. 4.3.2
Verstandelijke beperking is een sociale constructie
Onze doelgroep bevindt zich door hun verstandelijke beperking vaak in een nadelige situatie. Zij komen verschillende drempels tegen die door de samenleving zijn gecreëerd waardoor sociale uitsluiting en een grote afhankelijkheid ontstaat. Het nieuwe paradigma stelt dat de persoon met een beperking zich niet moet aanpassen aan de samenleving, maar dat de samenleving zich moet aanpassen aan de persoon. Dit kan door sociale en fysieke drempels te elimineren en hulpbronnen aan te bieden.(Van Hove, 2007) Ook tijdens onze internationale studie is dit duidelijk geworden. In dit kader kunnen internet, mobiele telefoons en andere technologie een hulpmiddel zijn om drempels te verlagen. Zo is er in de Nederlandse koepelorganisatie de Koraal Groep het proefproject CL!CT gestart, waarbij cliënten een persoonlijke Ipad kunnen krijgen waarop ze bijvoorbeeld de route naar de winkel kunnen instellen en terug. Indien ze in de problemen geraken kunnen ze de begeleiding via diezelfde Ipad bereiken.
22
Op deze manier kunnen cliënten zelfstandig naar de winkel gaan, in plaats van dat de begeleider dat voor hen doet of met hen meegaat. Dit verhoogt hun zelfredzaamheid. (E. Leunissen, begeleider en ICT-verantwoordelijke, persoonlijke communicatie, 10 november 2011) Maar het kan ook simpeler. Wanneer de cliënt de weg in zijn buurt kent en een mobiele telefoon bij zich draagt, kan hij de begeleiding bereiken indien er problemen zouden zijn. Bijvoorbeeld wanneer hij is vergeten om hoe laat hij terug moet zijn, of wanneer er door wegenwerken een wegomlegging is en hij niet meer weet hoe hij op zijn bestemming moet geraken. Omgekeerd kan ook: de begeleider kan de cliënt bellen wanneer hij lang wegblijft of wanneer er nog iets vergeten is op het boodschappenlijstje. 4.3.3
Het beleid is gericht op inclusie
Ook al werkt men reeds enkele jaren rond inclusie, toch bestaan er bestaan nog steeds aparte werelden tussen mensen met en zonder een beperking. De persoon met een beperking kent vaak enkel andere personen met een beperking en hun familie. Er zit weinig diversiteit in hun leefomgeving. Omgekeerd geldt dit ook: de persoon met een beperking wordt weinig in het straatbeeld of in de media gezien waardoor hij voor de samenleving onzichtbaar wordt. (Van Hove, 2007) Door middel van blogs, sociale netwerksites en interactieve websites kunnen personen met een verstandelijke beperking gemakkelijker toegang krijgen tot dezelfde informatie als personen zonder een verstandelijke beperking en zo eenvoudiger participeren in de samenleving. Bovendien zullen mensen zonder beperking hierdoor ook in staat zijn om sneller aansluiting te vinden bij mensen met een beperking. Binnen verschillende instellingen bestaat er nog wel de discussie of cliënten vrij op het internet mogen of dat er enkel gebruik wordt gemaakt van het beschermde intranet van de voorziening (E. Leunissen, begeleider en ICT-verantwoordelijke, persoonlijke communicatie, 10 november 2011). Ook tijdens onze internationale studie hebben we verschillende meningen over dit aspect gehoord. Indien we deze discussie in het licht van het nieuwe paradigma zetten, zijn we voorstander om cliënten vrij op het internet te laten surfen met ondersteuning waar nodig. “Zonder ooit een risico te nemen, kan je niets leren of ontdekken,” vertelde Sanne van der Hagen ons. Zij werkt voor het Nederlands bedrijf NoXqs. Het is een bedrijf dat ICT ontwerpt en produceert voor mensen met een beperking. Zij verdiept zich in het thema en heeft veel expertise in het gebied. (Sanne Van Der Hagen, onderzoekster, Persoonlijke communicatie, 17 oktober 2011) 4.3.4
Van community care naar community support: de-institionalisatie
Zoals eerder vermeld, heeft er in de zorgsector een verschuiving plaatsgevonden van zorg naar ondersteuning. Zorg houdt in dat men de cliënt een totaalpakket aan hulp aanbiedt zonder er veel bij stil te staan of de cliënt bepaalde hulp nodig heeft. Ondersteuning op maat vertrekt vanuit de hulpvraag van de cliënt. De begeleiding gaat na waar de cliënt hulp nodig heeft en waar niet. Zo wordt er ook een onderscheid gemaakt tussen community care en community support. Community care wilt zeggen dat de samenleving zorgt voor personen met een verstandelijke beperking door middel van voorzieningen en professionals, terwijl community support meer de klemtoon legt op ondersteuning door de buurt. Instellingen zijn een kunstmatige thuisomgeving. De begeleiding heeft een opleiding gehad en wordt betaald om met de cliënt om te gaan.
23
In functie van zijn zorgvraag is dit noodzakelijk, maar zoals ieder persoon heeft de cliënt nood aan een natuurlijk netwerk waar relaties spontaan tot stand kunnen komen gebaseerd op gemeenschappelijke interesses en belangen. Zoals eerder vermeld, is de individualisering van de samenleving ook in de zorgsector doorgedrongen. Personen met een beperking zijn niet langer een nummer in een grote voorziening, maar worden als individu gezien met zijn eigen wensen en behoeften. Het fenomeen van het afbouwen van grote instellingen en de opkomst van begeleid wonen wordt de-institionalisatie genoemd. Personen met een beperking worden niet langer verstopt in grote, kunstmatige voorzieningen, maar gaan in kleine leefgroepen in een wijk wonen. (Van Hove, 2007) Door middel van internet kunnen we dit nog meer uitbreiden. Ze kunnen bijvoorbeeld mensen met gemeenschappelijke interesses en hobby‟s vinden via sociale netwerksites. Een goed voorbeeld is een cliënt die een grote fan is van Jan Smit. Op het internet bekijkt hij filmpjes van zijn idool. Via een sociale netwerksite ontmoet hij andere mensen die ook fan zijn van Jan Smit. Samen kunnen ze filmpjes uitwisselen en over de zanger praten. Wanneer we dus de uitgangspunten van Schalock en Van Hove langs elkaar leggen, kunnen we concluderen dat een goed onderbouwd netwerk een noodzakelijk middel is voor personen met een beperking om aan de aspecten van het nieuwe paradigma tegemoet te komen. Netwerken is op zich al een onderdeel van kwaliteit van leven omdat het bijdraagt aan sociale contacten, maar netwerken zijn ook noodzakelijk om ondersteuning te krijgen in de andere aspecten zoals materiële, praktische en cognitieve hulp. Met het burgerschapsparadigma en kwaliteit van leven kunnen we motiveren waarom het waardevol is om internet in de zorgsector te gebruiken. Personen met een beperking zijn namelijk volwaardige burgers die recht hebben om deel te nemen aan de maatschappij op een manier die het best bij hun wensen past. Omdat internet en andere technologische middelen een dagelijks hulpmiddel voor ons allemaal zijn, kunnen ook personen met een verstandelijke beperking er een voordeel uithalen. Als we dus besluiten dat het internet een hulpmiddel kan zijn voor het uitbouwen van netwerken, kunnen we best nagaan hoe we dat het best kunnen doen. Bij netwerken komt meer kijken dan we misschien in eerste instantie zouden verwachten. Daarom gaan we hier in het volgend deel dieper op in. 4.4
Het uitbouwen van netwerken
Diverse relaties opbouwen, onderhouden en versterken vraagt veel vaardigheden. Met deze vaardigheden oefent iedereen zijn leven lang. De complexe samenstelling van ongeschreven sociale regels, het lezen van lichaamstaal en gepast reageren in verschillende situaties is een uitdaging voor personen met een licht verstandelijke beperking. Daar komt nog bij dat er veel woorden die we gebruiken te moeilijk zijn voor hen. Wij spreken niet dezelfde taal. Om personen met en personen zonder een licht verstandelijke beperking te verbinden, moeten we dus nagaan waar we rekening mee moeten houden. De begeleiding zal zich moeten aanpassen, maar de cliënt kan ook een heleboel vaardigheden leren. (Boschman, 2005) In dit deel staan we eerst stil bij de vaardigheden die iedereen zou moeten beheersen indien hij relaties wil opbouwen. We spreken echter van de cliënt omdat we zo een duidelijker onderscheid maken met de specifieke vaardigheden waarover de begeleider moet beschikken.
24
4.4.1
Vaardigheden van de cliënt
Allereerst zou de cliënt moeten beschikken over algemene competenties. Deze competenties hebben betrekking tot inzicht in zichzelf. Om anderen te leren kennen, moeten we eerst weten wie we zelf zijn. Wat zijn mijn kwaliteiten en valkuilen? Wat zijn mijn interesses, mijn behoeftes en mijn wensen? Wie zijn betekenisvolle anderen en hoe kom ik bij hen over? Deze vragen zijn essentieel om tot relaties te komen. Het is dus niet enkel aan de cliënt, maar aan iedereen om zichzelf deze vragen te stellen. (Van Hove, 2007) Om dit concreet aan te pakken, inspireren we ons op het boek „Slim en simpel netwerken‟ van Gerritsma en Rubrech (2011) waarbij we de vertaling naar personen met een licht verstandelijke beperking maken. De methodieken worden maar kort toegelicht en dienen slechts ter illustratie. In het hoofdstuk „offline hulpverlening‟ gaan we hier dieper op in. Om de cliënt inzicht te laten verwerven in zichzelf kan de begeleiding samen met de cliënt een sterkte-zwakte analyse maken. Men kan dit doen aan de hand van kernwoorden, picto‟s en tekeningen. Dit kan worden aangevuld met prenten van zijn hobby‟s en/of angsten. Om zijn netwerk in kaart te brengen, kan men gebruik maken van netwerkcirkels, een ecogram, genogram en/of tijdslijn. Zoals eerder gezegd, gaan we hier later dieper op in. Verder is het belangrijk om te kijken in welke mate de cliënt beschikt over empathie. Kan hij zich verplaatsen in anderen? Deze kwaliteit vormt de basis voor een aantal specifieke competenties. Deze competenties worden opgedeeld in vaardigheden enerzijds en attitudes anderzijds. (Van Hove, 2007) Vaardigheden: -
Afspraken maken
-
Attent zijn
-
Behulpzaam zijn
-
Gastvrij ontvangen
-
Tijd vrijmaken en initiatief nemen
-
Gebruik maken van de (communicatie)middelen.
Attitudes: -
Balans tussen discretie en privacy bewaren: zowel naar de ander toe als naar jezelf
-
Inschatten van situaties
-
Contextgevoeligheid: sociale spelregels in een groep herkennen en hanteren
-
Omgaan met ontgoocheling en mislukking
-
Humor in relaties kunnen leggen
-
Alleen kunnen zijn.
Verder zijn er nog enkele randvoorwaarden voor het uitbouwen van netwerken: -
Wonen in de samenleving: direct en regelmatig contact hebben met mede-burgers
-
Accommodatie: de mate waarin het verblijf van de gastheer is aangepast aan de behoeften van de gasten. Het bepaalt hoe iemand gasten kan ontvangen, of er voldoende ruimte is, enzovoort
25
-
Financieel aspect: de middelen hebben voor samenkomsten, feesten, vervoer en andere middelen die worden ingezet in sociale bijeenkomsten
-
Mobiliteitsaspect: zich (zelfstandig) kunnen verplaatsen naar anderen, naar diensten en bijeenkomsten
-
Bestand bijhouden: informatie van anderen verzamelen, zoals bijvoorbeeld: namen kennen, verjaardagen onthouden, adressen bijhouden, telefoonnummers ter beschikking hebben, ...
Internet kan enkele barrières opheffen zoals het mobiliteitsaspect, accommodatie en het bijhouden van bestanden, maar het financiële aspect komt des te meer ter sprake. De aankoop van een computer en internet is vaak erg kostelijk en personen met een verstandelijke beperking hebben een beperkt inkomen. Ook de voorziening heeft geld nodig om de infrastructuur en kwaliteit van begeleiden optimaal te kunnen aanbieden. Tijdens onze Internationale studie werd duidelijk dat internet vaak als een kost wordt gezien. Sint-Anna is een voorziening in Nederland die deel uitmaakt van de koepelorganisatie de Koraal Groep. Deze voorziening maakt reeds gebruik van het internet, maar het heeft enige tijd geduurd vooraleer het zover was. Leon Albrechts, praktijk en opleidingscoördinator van Sint Anna, wist ons te vertellen dat niet iedereen gebruik maakt van het internet. Er is een algemene netwerkverbinding van de voorziening waar iedereen van gebruik kan maken, maar wanneer de cliënten dit netwerk willen gebruiken moeten ze zelf een computer of een laptop aanschaffen. Dit is niet voor alle cliënten financieel haalbaar, waardoor ze dus niet over deze middelen beschikken. Er zijn cliënten die dit financieel wel kunnen bekostigen, maar niet de techniek hebben om met dit middel te werken. (E. Leunissen, begeleider en ICT-verantwoordelijke, persoonlijke communicatie, 10 november 2011) Bovendien is het niet de bedoeling dat internet de fysieke contacten vervangt, maar wel ondersteunt. Op dit aspect komen we in het hoofdstuk „Online hulpverlening‟ terug. Omdat er zoveel vaardigheden bij komen kijken, ondervinden veel begeleiders hindernissen om met online hulpverlening te starten. Vaak zijn ze zelf nog niet bekend met het medium en staan ze er twijfelachtig tegenover. Dit hebben we persoonlijk ondervonden toen we op 25 november een workshop zijn gaan geven over ons project. Deze workshop vond plaats tijdens een studiedag van Klavis, een overkoepelende vzw waaronder Intesa, Open Thuis en Mané werkzaam zijn. We vroegen aan de begeleiders wie zelf met sociale netwerksites werkt. Het aantal was beperkt en het waren vooral de jongere begeleiders. Ze stelden ons vragen over veiligheid en vroegen zich af of het internet niet te moeilijk en te snel is voor de cliënten. Ook hier komen we in het hoofdstuk „Online hulpverlening‟ uitgebreid op terug. We gaan tevens dieper in op de competenties die nodig zijn om te kunnen werken met het internet. In welke mate deze vaardigheden kunnen worden aangeleerd, is afhankelijk van cliënt tot cliënt. In het kader van ons project is het wel belangrijk om aandacht te besteden aan het trainen van deze vaardigheden. De cliënt zal zich beter kunnen uitdrukken via sociale media indien hij ook in het dagelijks leven deze vaardigheden beheerst. 4.4.2
Vaardigheden van de begeleider
Iedereen die betekenisvolle relaties aangaat zou bovenstaande vaardigheden onder de knie moeten hebben. Bij de meesten gaat dit spontaan. Cliënten daarentegen hebben soms wat meer ondersteuning nodig. Daarom bekijken we over welke elementaire sociale vaardigheden de begeleider zou moeten beschikken om de cliënt en zijn omgeving te ondersteunen.
26
Deze vaardigheden zijn praktische handvaten: niet enkel om het sociale netwerk van de cliënt verder te begeleiden, maar ook om zijn digitale netwerk te bevorderen. De begeleider kan aan de cliënt en zijn omgeving uitleggen hoe het internet werkt, handelingen voordoen en nabespreken. Adriaansen & Caris (2011) beschrijven tien elementaire sociale vaardigheden die nodig zijn. Het gaat meer bepaald over de volgende vaardigheden: 1. Juist waarnemen en interpreteren Factoren zoals kennis, gevoelens, aandacht, achtergrond en cultuur kunnen de waarneming kleuren en leiden tot interpretatiefouten. Door niet te snel te reageren en vooroordelen even achterwege te laten, voorkomt men interpretatiefouten. (Adriaansen & Caris, 2011) 2. Bewust zijn van eigen non-verbaal gedrag en dat van anderen kunnen lezen Non-verbaal gedrag kleurt de woorden die men spreekt. Wanneer in een zin de klemtoon verandert, verandert vaak de hele betekenis van de zin. Ook mimiek en lichaamshouding verraden gevoelens. Hiervan moet de begeleiding bewust zijn. Deze bewustwording is in de eerste plaats belangrijk om de eigen boodschap correct over te brengen. Ten tweede is het een hulpmiddel om de boodschap van de cliënt beter te begrijpen. (Adriaansen & Caris, 2011) 3. Luisteren Het maken van oogcontact en het stellen van vragen zijn erg belangrijke aspecten bij het luisteren. Hierbij is het belangrijk om de eigen opvattingen en associaties achterwege te laten en aandacht te hebben voor het verhaal van de cliënt. (Adriaansen & Caris, 2011) 4. Samenvatten Samenvatten is een handig hulpmiddel om te toetsen of de boodschap juist is begrepen. Het brengt ook orde in een gesprek en nodigt uit om het verhaal verder uit te diepen. Het is makkelijker indien men regelmatig en beknopt samenvat en spreekt in de „ik‟- of „jij‟vorm. Het is ook belangrijk om een onderscheid te maken tussen inhoud en gevoel. (Adriaansen & Caris, 2011) 5. Vragen stellen Bij vragen stellen is het belangrijk dat ze duidelijk geformuleerd zijn en passen in het thema van het gesprek. Ze mogen het antwoord nog niet in zich hebben, anders gaat de begeleider het gesprek te veel sturen. Er wordt aangeraden om meer gebruik te maken van open vragen dan van gesloten vragen. Open vragen beginnen meestal met wie, wat, hoe, waarom, enzovoort. Ze bieden de mogelijkheid om de eigen standpunten of gevoelens te verwoorden. Bij gesloten vragen daarentegen, is het antwoord meestal beperkt. De cliënt kan met „ja‟ en „nee‟ antwoorden en nodigen niet uit tot verdere diepgang. (Adriaansen & Caris, 2011)
27
6. Concretiseren van informatie Er worden veel vage begrippen gebruikt zoals „een beetje‟, „soms‟, „nogal‟ en „wel goed‟. Er worden ook veel vage uitspraken gedaan over feiten en gevoelens, zoals: “het liep helemaal uit de hand!” Dit gebeurt ook vaak via e-mail. Om na te gaan wat er precies gaande is, is concretiseren een handig hulpmiddel. Dit houdt in dat men eerst samenvat en herhaalt in eigen woorden. Daarna kan men concrete bijvragen stellen, zoals: “Wat is er dan gebeurd?” of “Hoe bedoel je, nogal?”. (Adriaansen & Caris, 2011) 7. Mening kunnen uiten Bij het uiten van meningen zijn vooral de formulering en de durf van belang. Het kan zijn dat men bang is voor de reactie van de ander, dat men iets pijnlijk zegt of dat men wordt afgewezen. Of men valt in beschuldigingen. Daarom kan men best vanuit de „ik‟-vorm spreken en letten op het eigen non-verbale gedrag. (Adriaansen & Caris, 2011) 8. Gevoelens kunnen uiten De manier van gevoelens uiten sluit aan bij het uiten van een mening. Namelijk dat men spreekt vanuit de „ik‟-vorm. Zo is er minder kans dat men de ander zal kwetsen. Belangrijk bij het uiten van gevoelens is dat het gevoel steeds wordt gekoppeld aan een feit, zoals bijvoorbeeld: “Ik voel mij boos omdat we helemaal opnieuw moeten beginnen.” Zo wordt duidelijk hoe men zich voelt en waarop dat gevoel is gebaseerd. (Adriaansen & Caris, 2011) 9. Feedback kunnen geven en ontvangen Feedback is de terugkoppeling van een boodschap, namelijk hoe hij is overgekomen en wat men ervan vindt. Dit doen we de hele dag door, bewust of onbewust, verbaal of nonverbaal, spontaan of op verzoek en zelfs formeel of informeel. Bij het geven van feedback is het van belang om niet te lang te wachten. Het volgt best zo snel mogelijk op het gedrag dat best concreet wordt omschreven. Men zou ook niet uitsluitend negatief moeten zijn, maar eventueel suggesties maken voor hoe het beter kan. (Adriaansen & Caris, 2011) 10. Assertief kunnen reageren. Assertief reageren wil zeggen dat men voor zichzelf opkomt zonder daarbij de ander aan te vallen. Weer is het belangrijk om vanuit de „ik‟-vorm te spreken en het eigen gevoel te uiten. (Adriaansen & Caris, 2011) Deze sociale vaardigheden kunnen helpen in het contact met anderen, maar ze garanderen niet dat conflicten worden vermeden. Wanneer de begeleiding in conflict komt met de cliënt of zijn ouders, is het belangrijk om een volwassen houding aan te nemen. Dit wil zeggen dat men aandachtig luistert en oog hebt voor de gevoelens van de ander. Men gaat vervolgens samen met de ander op zoek naar oplossingen. Indien men een kindhouding aanneemt en dus zijn gelijk wil halen, of men neemt een ouder-houding aan en men gaat preken, dan loopt men het risico om op nog meer weerstand te stuiten. (Verhulst, 1992)
28
4.5
Besluit
Een netwerk is onmisbaar in het leven van een persoon. Personen met een verstandelijke beperking hebben ook behoefte aan omdat ze van hun netwerk ondersteuning krijgen. Ook om de computer en het internet te kunnen gebruiken, hebben zij nood aan een netwerk voor hulp en advies. Door de geïndividualiseerde en gedigitaliseerde samenleving wordt het voor hen een meerwaarde om toegang te krijgen tot online netwerken. Hierbij gaat het niet enkel om op het internet te gebruiken, maar er effectief en actief aan deel te nemen. Tijdens de workshop die we gaven op 25 november, kregen we de feedback van opvoeders dat de vaardigheden waarover de cliënten zouden moeten beschikken, misschien te hoog gegrepen zouden zijn. Ze stelden ook de vraag hoe ze daar concreet aan kunnen beginnen. We gaan dieper in op de manier waarop we met personen met een verstandelijke beperking kunnen communiceren en maken we de vertaling naar online communicatie.
29
5
COMMUNICATIE
5.1
Inleiding
Wanneer we aan de slag willen gaan met netwerken, is het duidelijk dat zowel cliënten als begeleiding over bepaalde vaardigheden moeten beschikken. We hebben reeds stilgestaan bij de vaardigheden die nodig zijn om tot netwerken te komen, zowel bij de cliënt als bij de begeleider. In dit hoofdstuk focussen we ons echter op een heel belangrijke vaardigheid: de manier van communiceren. Deze informatie hebben we namelijk nodig om concreet aan de slag te gaan met netwerken via het internet. Ten eerste lijkt communicatie ons noodzakelijk om in verbinding te staan met anderen. Via communicatie onderhouden we contacten en brengen we boodschappen over. Ten tweede kan cliëntencommunicatie een handvat zijn om ze het gebruik van internet aan te leren en te ondersteunen waar nodig. Communiceren met personen met een verstandelijke beperking vraagt om bepaalde aandachtspunten 5.2
Communiceren met personen met een licht verstandelijke beperking
Iedereen heeft behoefte aan contact. Communiceren houdt in dat men zijn eigen keuzes, verwachtingen en wensen uitdrukt en begrijpt wat de ander wil zeggen. Dat kan met woorden, maar ook met beelden en gebaren. Verbale communicatie is alles wat met woorden te maken heeft, zowel mondeling als schriftelijk. Non-verbaal is dan al de rest: lichaamstaal, mimiek, stemgebruik, gebaren en handelingen die men stelt naar anderen toe. (Verhulst, 1992) Taal die niet is afgesproken en bijgevolg meerdere betekenissen kan hebben, noemen we analoge taal. Lichaamstaal, mimiek, stemgebruik en kledij zijn hier voorbeelden van. Woordenschat, zowel gesproken als geschreven, en vastgelegde tekens en pictogrammen vallen onder digitale taal: taal die is afgesproken. (Van Hove, 2007) Er bestaan veel bronnen over hoe men kan communiceren met personen met een specifieke beperking. Zo schreef Cloetens (2006) een werkboek rond kinderen met autisme en een verstandelijke beperking, terwijl Lonckens (1998) het gebruik van gebaren toepast op personen met het Syndroom van Down en personen met een taalstoornis. Maar ook Van Hove (2007), Boschman (2005) en nog vele andere auteurs verdiepen zich in cliëntencommunicatie. Hieruit kunnen we afleiden dat er veel verschillende visies zijn op het communicatieproces tussen mensen. We hebben allemaal een ander referentiekader waardoor we een andere betekenis geven aan signalen. Dit geldt niet enkel voor personen met een beperking, maar voor iedereen. Gedrag en woorden krijgen een emotionele lading. Daardoor kunnen echter heel wat misverstanden ontstaan. Een simpel voorbeeld is een cliënt die al de hele dag erg zwijgzaam is, terwijl hij normaal goed van zich laat horen in de leefgroep. De begeleider kan interpreteren dat hij verdrietig is. Maar hij kan ook boos zijn of gewoonweg moe omdat hij gisteren zo‟n drukke dag heeft gehad. Het kan ook dat hij met zijn gedachten ergens anders zit: er is thuis iets op til of misschien heeft hij iemand ontmoet die hij erg leuk vindt? Veel voorkomende kortsluitingen bij analoge taal is het gevaar voor verkeerde interpretaties of het zelf invullen van wat de ander wil zeggen. Wanneer we een bepaalde boodschap willen overbrengen, kan dit bij de ander een ander effect geven dan we misschien verwachten. (Van Hove, 2007) Zo kan een begeleider die mee op boerderijuitstap is goedbedoeld vragen of de cliënt mee wil gaan kijken naar de geiten. De cliënt reageert hier hevig op en loopt de andere kant op. Achteraf blijkt dat de cliënt bang is van geiten.
30
Bij het opstellen van ons project hebben we ook ondervonden dat er via mail en chat ook verschillende misverstanden kunnen ontstaan. Wanneer we toenadering zochten tot verschillende professionals via het internet, moesten we steeds een goede uitleg geven over ons project. De professionals konden wel bijvragen stellen, maar dat ging trager en moeilijker dan wanneer we met hen een persoonlijk gesprek konden aangaan. Ook in ons persoonlijk leven zien we dat communicatie via het internet kan mislopen. Veel discussies op sociale netwerksites zijn het gevolg van het verkeerd interpreteren van de boodschap. De non-verbale taal ontbreekt namelijk, waardoor een woord op meerdere manieren kan klinken. 5.2.1
Grondbeginselen
Wanneer personen met elkaar communiceren en elkaar beter willen begrijpen, kunnen er zowel belemmeringen als mooie perspectieven ontstaan. Belangrijk voor dit project is de communicatie met personen met een (licht) verstandelijke beperking. Er dient op een bewuste manier met deze personen gecommuniceerd te worden op basis van enkele grondbeginselen. We baseren ons op Boschman (2005) en passen ze toe op het gebruik van internet: - Veiligheid en vertrouwen bieden: Er zijn verschillende factoren die er voor zorgen dat mensen zich niet veilig voelen op het internet. Zo is er bijvoorbeeld een bezorgdheid rond de bescherming van de privacy. Wanneer zijn onze gegevens veilig op het internet? Dit kan worden aangepakt door de privacy-instellingen correct af te stemmen. Ook bestaat er het gevaar voor computervirussen die gegevens kunnen stelen of de computer beschadigd. Dit risico kan worden beperkt door middel van een goede virus-scanner. Tenslotte is het aan te raden om de internetomgeving herkenbaar te maken met duidelijke taal en beelden. Deze herkenbaarheid zorgt voor het nodige vertrouwen. Verderop in dit hoofdstuk volgt er meer uitleg rond aangepaste communicatie voor personen met een licht verstandelijke beperking. In het hoofdstuk „Online hulpverlening‟ wordt er nog dieper ingegaan op de voor- en nadelen van het internet. - Gebruik maken van hun mogelijkheden: Zoals we reeds in het hoofdstuk „Verstandelijke beperking‟ hebben gezegd, hebben personen met een licht verstandelijke beperking de nood om hun leven zelf te bepalen en vorm te geven. Cliënten met een IQ tussen 50 en 70 zouden vrij op het internet kunnen op voorwaarde dat ze voldoende tijd krijgen om stap voor stap te oefenen. Diegenen die kunnen lezen en schrijven kunnen in staat zijn om mails te sturen of te chatten. Cliënten met een lager niveau hebben behoefte aan afbeeldingen en duidelijke knoppen. Afhankelijk van hun motorische vaardigheden kunnen ze de muis, het toetsenbord of aangepaste middelen gebruiken. - Moed hebben om te ontdekken: De cliënten dienen geprikkeld te worden door het internet en zijn mogelijkheden. De begeleider kan de eerste keren meedoen en ondersteunen waar nodig. - Aanmoedigen van communicatie: Wanneer er open over het gebruik van internet wordt gesproken, zal er geen taboe rond hangen. Op die manier is het makkelijker voor de cliënt om naar de begeleiding te stappen wanneer er zich moeilijkheden voordoen. - Ondersteunende basishouding: De begeleider gaat uit van ondersteuning waar nodig en vertrekt vanuit de interesses van de cliënt.
31
- Goede dosering: Zoals in elk gezin, dienen er regels omtrent het internetgebruik worden gemaakt . Een goede dosering houdt ook in dat men niet voortdurend in gesprek gaat over het onderwerp, maar dat er ook ruimte is voor andere thema‟s. - Reflecteren over successen: De begeleiding zou moeten nagaan wat er goed loopt en zich niet blind staren op wat er allemaal fout kan gaan. Complimentjes geven is zeker op zijn plaats. - Steeds coöpereren met anderen: Het is leuker om de andere leefgroepbewoners te betrekken in het proces en hen mee te laten ontdekken. De meerwaarde van het internet wordt verderop nog uitgebreid besproken. Als begeleider dienen we deze grondbeginselen steeds in ons achterhoofd te houden wanneer we in communicatie treden met onze cliënten. Deze grondbeginselen worden ondersteund door een bepaalde grondhouding van de begeleiding, namelijk respect en bejegening. (Boschman, 2005) 5.2.2
Respect en bejegening
Respect en bejegening zijn twee termen die talrijk voorkomen in de zorg. Daarom is het niet onbelangrijk om beide termen te verhelderen. Met bejegening worden de methoden bedoeld die worden gehanteerd in contact met cliënten. Men denkt na over hoe er best wordt omgegaan met cliënten en men reflecteert over het eigen handelen. Respect is het verlengde van bejegening en staat voor de waardering en aanvaarding die men heeft voor het anders-zijn van iemand. Het is de basishouding van de begeleider. (Boschman, 2005) Beide termen lijken in de theorie makkelijk verwoord en hanteerbaar, toch blijkt het een moeilijk gegeven om respect en bejegening concreet in de praktijk toe te passen. Boschman (2005) haalt enkele punten aan die bijdragen aan een vertaling van respect en bejegening in de praktijk: -
De cliënt aanvaarden zoals hij/zij is
-
Afstemmen op de cliënt
-
Aandacht geven aan de cliënt
-
Gemaakte afspraken in acht nemen
-
Adequate en heldere informatie geven
-
Goede zorg- en dienstverlening bieden
Indien men hiermee rekening houdt, komen we al een stapje verder in de algemene communicatie (Boschman, 2005). Deze algemene communicatie hebben we nodig om met de cliënten aan de slag te gaan in functie van internet. Nu we de basisprincipes hebben verkend, gaan we na hoe we deze concreet kunnen invullen met behulp van verschillende methoden en technieken. 5.3
Methoden en technieken voor cliëntencommunicatie
5.3.1
Totale communicatie en ondersteunende communicatie
Boschman (2005) maakt een onderscheid tussen totale en ondersteunende communicatie. Dit zijn werkwijzen die gebruikt worden om communicatie aan te passen aan de mogelijkheden van mensen met een licht verstandelijke beperking.
32
Het begrip totale communicatie heeft zijn oorsprong gevonden in de dovenpedagogiek en wordt reeds jaren gehanteerd in de hulpverlening van personen met een licht verstandelijke beperking. Het begrip staat voor een visie die ervan overtuigd is dat iedere persoon recht heeft op communicatie in eender welke gestalte. Verder benadrukt deze visie dat er op een weloverwogen manier moet worden omgegaan met alle bestaande middelen die tegemoetkomen aan het ontstaan en stimuleren van communicatie tussen diverse personen. Zo denken wij bijvoorbeeld aan het gebruik van gebaren. Hieruit volgt dat geen enkele vorm van communicatie mag worden uitgesloten. Wij leiden hieruit af dat ook internet niet zomaar mag worden verworpen in de ondersteuning van cliënten. (Boschman, 2005) De term ondersteunende communicatie duidt op een communicatiemiddel voor personen die hun spraak- en communicatiemogelijkheid verloren hebben. Er wordt getracht om de resterende communicatieve vaardigheden optimaal te bevorderen door het verzamelen en nastreven van werkwijzen en instrumenten. Voorbeelden van zo‟n werkwijzen zijn gebarensystemen, foto‟s, pictogrammen of iconen. Dit zijn vooral visuele toepassingen, maar er wordt ook gewerkt met spraaktechnologie. (Boschman, 2005) Het gebruik van internet zou dus een vorm van ondersteunende communicatie kunnen zijn. Cliënten die moeilijk kunnen praten, maar wel kunnen schrijven, hebben het toetsenbord als hulpmiddel. Voor familie worden de moeizame bezoekjes makkelijker wanneer ze schriftelijk via het internet kunnen communiceren. Diegenen die niet kunnen schrijven, kunnen gebruik maken van afbeeldingen. 5.3.2
Afstemmen van communicatie
Communicatie is een wisselwerking tussen twee individuen die elkaar een boodschap willen brengen. Zowel de cliënt als de begeleider heeft dus een rol in het communicatieproces. De begeleider zal dus in de eerste plaats zicht moeten krijgen op de communicatiewijze van de cliënt en dan zijn houding aanpassen. (Boschman, 2005) We gaan dieper op het feit dat enerzijds de begeleider de cliënt weet te ondersteunen in het gebruik van internet, maar ook dat de internetomgeving kan worden aangepast aan het niveau van de cliënt. 5.3.2.1
Communicatieniveau van de cliënt
Allereerst is het zeer belangrijk om het verschil te zien tussen de expressieve en de receptieve communicatie van de cliënt. De manier waarop een persoon zichzelf uit, wordt de expressieve communicatie genoemd. Receptieve communicatie daarentegen wil zeggen op welke manier de cliënt de boodschap van de andere persoon begrijpt. Beide begrippen staan duidelijk los van elkaar. Een cliënt die zelden tot nooit communiceert met woorden, zou de woorden van de andere persoon immers wel kunnen begrijpen. Een ander voorbeeld is werken met iconen en pictogrammen: een cliënt kan ze wel begrijpen, maar daarom niet zelf hanteren (Boschman, 2005). Gedurende het bestuderen van de communicatieve vaardigheden en mogelijkheden zijn volgende vragen een handig hulpinstrument: -
Welke communicatiefuncties heeft de cliënt ontwikkeld? Voorbeelden van functies kunnen zijn: iets afwijzen, emoties uiten, …
-
Maakt de cliënt contact met anderen en op welke manier communiceert hij met zijn directe omgeving? Met andere woorden, hoe ziet zijn expressieve communicatie eruit?
-
Is de cliënt bewust van zijn omgeving en hoe interpreteert hij boodschappen van anderen en in welke mate begrijpt hij deze informatie? Dus in welke mate is zijn receptieve communicatie ontwikkeld? 33
-
Welke zintuigen zijn het meest optimaal om te communiceren en welke zintuigen kan de cliënt het best gebruiken in functie van zijn communicatie met anderen? Voorbeelden van zintuigen zijn: horen, zien, voelen, ruiken en proeven. (Boschman, 2005)
Met deze vragen kan men nagaan in welke communicatieve fase de cliënt zich bevindt. Bij personen met een licht verstandelijke beperking kunnen deze fases namelijk later optreden of langer duren. (Van Hove, 2007) Wanneer we het taalniveau gaan beoordelen, zijn niet enkel de woorden en zinnen die de persoon hanteert van belang. Zelfs wanneer de cliënt slechts een beperkte woordenschat gebruikt, kan hij wel een uitgebreide woordenschat begrijpen. Het is dus aan te raden om voldoende tijd te nemen voor observaties. (Boschman, 2005) Afhankelijk van de antwoorden op deze vragen en de communicatieve fase waarin een cliënt zich bevindt, kan er een waaier van communicatievormen en -toepassingen worden gezocht. Het is hierbij belangrijk om voldoende tijd te nemen en de gekozen methoden regelmatig te evalueren en aan te passen indien nodig. 5.3.2.2
Tips voor de begeleiding
Personen met een licht verstandelijke beperking hebben een achterstand opgelopen in hun ontwikkeling, dus ook in hun taalontwikkeling. Hierdoor is het voor hen moeilijker om te leren communiceren. De meerderheid van personen met een licht verstandelijke beperking ervaren moeite en hinder bij het hanteren van de mondelinge en schriftelijk taal. Hierdoor worden ze minder geprikkeld om zich voldoende uit te drukken. Op deze manier vindt er geen leerproces plaats en wordt de achterstand steeds groter en groter. Het is belangrijk om als begeleiding hier aandacht aan te besteden en te letten op enkele aspecten die we verder gaan bespreken. We baseren ons voor de algemene richtlijnen in verband met de basishouding van de begeleider op Van Hove (2007), maar vullen deze aan met de tips van Boschman (2005). 1. Sensitieve responsiviteit Eerst en vooral is het belangrijk om de signalen van de cliënt op te merken. Personen met een licht verstandelijke beperking kunnen minder goed aangeven wat zij wel en niet willen of ondervinden moeilijkheden om uit te leggen wat hen dwars zit. Wanneer we goed observeren en nieuwsgierig zijn naar het verhaal van de cliënt, zullen we deze signalen opmerken en hierop kunnen inspelen. (Van Hove, 2007) 2. Luisteren Wanneer we signalen hebben opgemerkt en we spreken de cliënt aan, is het natuurlijk van belang om goed te luisteren. Dit houdt in dat we oogcontact houden en aandachtig zijn. De communicatie van mensen met een licht verstandelijke beperking verloopt meestal trager. Het is ook belangrijk om duidelijke bijvragen te stellen, zoals: hoe, wie, wat, waarom,… en geduldig te wachten op het antwoord. (Van Hove, 2007) 3. Lichaamshouding Om rustig met de cliënt te communiceren is het prettiger om in zijn gezichtsveld te zitten zodat hij de begeleider kan zien. Voor de cliënt zou het aangenaam zijn indien we rekening houden met een gepaste afstand. Dit kan bij elke cliënt verschillen. Sommigen hebben graag nauw contact, terwijl anderen hun ruimte nodig hebben. Ook dezelfde lichaamshouding als de cliënt aannemen bevordert de communicatie. (Van Hove, 2007)
34
4. Eenvoudig taalgebruik Wanneer men communiceert met behulp van gesprekken of teksten is het belangrijk om het eigen taalgebruik af te stemmen aan het niveau van de ander. Zoals eerder vermeld hebben personen met een licht verstandelijke beperking vaak een beperkte woordenschat. Universele regels bij eenvoudig taalgebruik zijn: -
Gebruik woorden die de ander kent
-
Maak korte zinnen
-
Maak heldere en begrijpelijke zinnen waarin je zegt wat je bedoelt
-
Reduceer je tot 1 kerngedachte per zin
-
Communiceer rustig en duidelijk
-
Maak gebruik van voldoende en functionele stiltes
-
Wees bedachtzaam met expressies (uitdrukkingen)
-
Voeg woorden met andere vormen van communicatie samen om de boodschap te versterken, bijvoorbeeld met foto‟s of pictogrammen. (Boschman, 2005)
Vermits het internet veel met geschreven taal werkt is het belangrijk om deze tips in het achterhoofd te houden bij het zoeken van een gepaste site of bij het schrijven van een email. 5. Communicatie bevorderen Het is heel belangrijk om alles uit te leggen wat men met en voor de cliënt doet. Hierbij sluit aan dat we niet over de cliënt heen moeten praten, maar hem actief betrekken bij het gesprek. Een gesprek hoeft niet enkel over dingen te gaan, maar ook over gevoelens. Sowieso is het aan te raden om te praten binnen het referentiekader en de interesses van de cliënt. (Van Hove, 2007) 5.4
Praktische communicatievormen
Nu we weten hoe we als begeleider onze persoonlijke communicatie kunnen aanpassen aan de cliënt, gaan we kijken welke praktische middelen we hiervoor kunnen gebruiken. Er bestaan enorm veel verschillende communicatiemiddelen, maar aangezien ons project specifiek over het internet en de sociale contacten via dit medium gaat, wordt enkel dieper ingegaan op de aspecten die daarop betrekking hebben. Allereerst maakt Boschman (2005) een onderscheid tussen de taal van het lichaam, de taal van de dingen en de taal van de woorden. Onze lichaamstaal is de manier van bewegen, stemintonatie en mimiek. Alles wat zich buiten ons lichaam afspeelt, valt onder de taal van de dingen. Tenzij we dus met beeldmateriaal gaan werken, valt onze lichaamstaal grotendeels weg wanneer we gaan communiceren via het internet. Chatten en mailen zijn geschreven taal. Door een object te tonen of door het gebruik van foto‟s, tekeningen en pictogrammen die naar personen, voorwerpen of betekenissen verwijzen, kan er een gesprek op zich ontstaan of worden geschreven woorden verduidelijkt. De idee hierachter is dat een beeld vaak meer zegt dan 100 woorden. De taal van de woorden is onze gesproken en geschreven taal. Deze drie talen bevatten verschillende abstractieniveaus. Er zijn namelijk tekens die van concreet naar abstract gaan en dus van makkelijk naar moeilijk. We kunnen deze tekens gebruiken in onze communicatie met cliënten. (Boschman, 2005)
35
5.4.1
Natuurlijke tekens
Natuurlijke tekens zijn hoofdzakelijk non-verbale taal die we spontaan hanteren. Het kan gaan over zuchten, blozen, lachen, huilen, enzovoort. Deze tekens zijn universeel en worden door ieder mens gehanteerd, bewust of onbewust. (Boschman, 2005) 5.4.2
Concrete verwijzers
Concrete verwijzers zijn symbolen of tekens die een tastbare aanduiding zijn voor begrippen. Bijvoorbeeld het voorwerp zelf of een onderdeel van dat voorwerp. Maar het kan ook een afbeelding zijn of een eigenschap van het begrip, zoals de kleur of het geluid. (Boschman, 2005) Zo kan het laten zien van een jas aangeven dat de cliënt gaat wandelen. Een ander voorbeeld kan een prent zijn van een sneeuwman, om het seizoen winter aan te duiden. 5.4.3
Afgesproken tekens
Wanneer men met tekens en symbolen gaat werken, moeten deze worden aangeleerd. De cliënten dienen immers een bepaald inzicht en begrip te hebben in de gebruikte symbolen, anders gaat het zijn doel voorbij. Door de tekens regelmatig te gebruiken bij het bedoelde voorwerp of de bijbehorende handeling, zal de cliënt het verband tussen het teken en datgene waar het naar verwijst leggen. (Boschman, 2005) Zo kan een tekening van eten aangeven dat het etenstijd is. Bij herhaling zal de cliënt het symbool gaan herkennen, er een betekenis aan toevoegen en daarbij eigen maken. De taal van dingen is dus een leerproces voor zowel de cliënt als de begeleider. Schriftelijke en verbale taal zijn de bekendste en daarbij meest gebruikte manieren om te communiceren met afgesproken tekens. Maar binnen de gehandicaptenzorg wordt er ook gebruik gemaakt van gebaren, de zogenaamde SMOG-taal. SMOG wil zeggen: spreken met ondersteuning van gebaren.(Boschman, 2005) 5.4.4
Afbeeldingen
Er kunnen verschillende soorten afbeeldingen worden gebruikt. Allereerst is er het gebruik van foto‟s. Foto‟s hebben enkel nut wanneer er een herkenbare voorstelling van de realiteit wordt geven. Op deze manier ziet de cliënt waar het echt om gaat. De cliënt mag niet overrompeld worden met prikkels en daarom moet de achtergrond van de foto zo neutraal mogelijk blijven. Gebeurt dit niet, dan kunnen cliënten zich te zeer concentreren op de achtergrond van de foto.(Boschman, 2005) Tekeningen daarentegen zijn abstracter en eenvoudiger dan foto‟s. Ze worden aangewend om te verwijzen naar bepaalde activiteiten en voorwerpen. (Boschman, 2005) Daarnaast bestaan er pictogrammen. Het verschil tussen een tekening en een pictogram is dat pictogrammen zijn afgeleid van tekeningen. Ze zijn dus nog eenvoudiger dan foto‟s en tekeningen. Het voordeel van een pictogram is dat het universeel is en daardoor doorheen de hele wereld begrepen kan worden.(Boschman, 2005) Personen met licht verstandelijke beperking kunnen echter moeilijkheden ondervinden met pictogrammen omwille van het abstracte karakter. Betere opties voor hen zijn foto‟s of de werkelijke voorwerpen. Deze praktische communicatievormen kunnen we gebruiken wanneer we de internetomgeving op maat van de cliënt gaan maken. We vatten dit hoofdstuk samen in een besluit.
36
5.5
Besluit
We hebben stilgestaan bij het thema „Communicatie‟ om te weten te komen waar we op moeten letten bij onze zoektocht naar online hulpmiddelen. We kunnen samenvatten dat we eerst en vooral naar het niveau van de cliënt kijken. Daarna passen we onze eigen communicatie aan en zoeken een internetomgeving op zijn niveau. Meestal gaan die aanpassingen over taalgebruik: eenvoudige en duidelijke zinnen en woordenschat binnen het referentiekader van de cliënt. Het is ook duidelijk geworden dat we veel met afbeeldingen moeten werken. Dit nemen we mee naar het hoofdstuk „Online hulpverlening‟, maar eerst bekijken we in het volgende hoofdstuk welke offline methoden er reeds bestaan.
37
6
OFFLINE HULPVERLENING
In ons project willen we komen tot online hulpverlening die personen met een beperking bijstaat bij het versterken van hun sociaal netwerk. Omdat we het belangrijk vinden om gestructureerd te werken, gaan we ons eerst toespitsen op de hulpverlening die offline al aangeboden wordt om netwerken te versterken. In dit deel zullen we hulpverlening bekijken die online aangeboden wordt om netwerken op te bouwen, te versterken of uit te breiden. Tegenwoordig is iedereen veel bezig met zijn sociaal netwerk, ook al gebeurt dit onbewust. Wanneer je hier gaat over nadenken, merk je dat je er wel mee bezig bent. Zowel in ons leven als in het leven van personen met een beperking komt dit dagelijks aan bod. Zo heeft tegenwoordig bijna iedereen Facebook, hetgeen een handig hulpmiddel is om al dan niet bewust bezig te zijn met je netwerk. Ook door een hobby uit te voeren, door naar de les te gaan of door op café te gaan, ben je al bezig met je sociaal netwerk. Iedereen komt dagelijks in contact met andere personen, we zitten dagelijks op sociale netwerksites en komen hierop in contact met andere en soms nieuwe mensen. Ook personen met een beperking komen met veel verschillende mensen in contact. Ze hebben allen een verschillende functie. Zo zijn er professionals, vrienden of familie. Volgens Kleine Schaars (2000): “bevinden cliënten die in een voorziening terechtkomen zich in een afhankelijke situatie. In de cliënt zijn proces naar onafhankelijkheid via zijn omgeving, heeft hij te maken met begeleiders die onafhankelijk zijn en veel macht hebben.” (Kleine Schaars, 2000) Doordat de personen met een beperking op verschillende vlakken hulp nodig hebben, zijn ze dus afhankelijk van de personen die deze hulp verlenen. De professional heeft meer kennis waardoor hij ook vaker de macht over de relatie probeert te behouden. Voor onze doelgroep, personen met een licht verstandelijke beperking, zal deze afhankelijkheid slechts licht waarneembaar zijn omdat ze op meer gebieden hun zelfstandigheid kunnen behouden. Toch worden ze op verschillende gebieden ondersteund door verschillende methodieken. De methodieken kunnen toegepast worden op lichamelijk vlak, op psychisch vlak of op cognitief vlak. Zo bestaan er methodieken om pyscho-sociale en gedragsproblemen aan te pakken of om bepaalde vaardigheden aan te leren. Ook bestaan er verschillende methodieken die het netwerk van personen met een licht verstandelijke beperking kunnen helpen uitbreiden. Hier gaan wij ons verder op toespitsen. Om tot online hulpverlening te komen willen we eerst kijken wat er offline allemaal bestaat om netwerken uit te breiden. In dit onderdeel baseren we ons op literatuur van Van Hove (2007). Wanneer we andere bronnen raadplegen, vermelden we dit expliciet. Als tussenproduct van ons project hebben we workshops gevolgd en gegeven binnen Intesa vzw. De titel van deze vorming was “netwerkvorming bij personen met een beperking”. Deze workshops werden georganiseerd door Klavis. Klavis is een netwerkorganisatie waar vier verschillende organisaties aan meewerken. Dit zijn Open Thuis Limburg, Intesa vzw, ADO Icarus vzw en Mané vzw. Zij werken vrijwillig en streven gemeenschappelijke doelstellingen na. Klavis heeft verschillende gemeenschappelijke doelstellingen. Zo willen ze een vormingsaanbod realiseren, aan expertise-uitwisseling doen en een gezamenlijk beleid ontwikkelen. Op de vorming hebben we verschillende workshops gevolgd. Zo ook een workshop over begeleid werken en over persoonlijke toekomstplanning. We zullen onze theorie verder dan ook linken aan onze opgedane ervaringen van de internationale studie.
38
6.1
Person-centered planning
Person-centered planning is een methodiek die personen met een verstandelijke beperking helpt om hun leven op orde te krijgen. Hierin ontdekken personen met een beperking hoe ze willen leven. Ze doen dit samen met hun circle of support. Deze circle of support bevat alle mensen die men als steun of hulp ervaart. Dit kunnen vrienden, buren, familie of zelfs vrijwilligers zijn. Samen gaat men bekijken hoe men kan en wil leven. Ook komen ze regelmatig samen en kan de persoon met een beperking altijd terugvallen op zijn circle of support. Het is de bedoeling dat deze persoon ondersteuning vindt waardoor hij zijn eigen levensplan kan volmaken. Voor dit alles wordt een plan ontwikkeld. Er worden bijeenkomsten georganiseerd door de persoon zelf met zijn steungroep. Op deze bijeenkomsten stelt men vragen, gaat men luisteren en probeert de centrale persoon antwoord te krijgen op drie levensvragen: wie ben ik, wat wil ik en welke stappen kan ik zetten om vanaf nu in de richting van mijn droom te evolueren. Iedere strategie vertrekt van dezelfde drie basisconcepten: de persoon staat centraal en bepaalt zelf het project, het sociale netwerk wordt versterkt door middel van de circle of support en er wordt gezocht naar mogelijkheden die helpen om het project te volmaken en om te kunnen leven in de samenleving. (Boone, 2001) 6.1.1
Persoonlijke toekomstplanning
Persoonlijke toekomstplanning is een onderdeel van person-centered planning. Het zijn twee te vergelijken methodieken. Persoonlijke toekomstplanning is een strategie die de toekomst van de persoon met de beperking helpt uitstippelen. De persoon staat met zijn behoefte en zijn netwerk centraal. Hij is verantwoordelijk voor zijn eigen leven, dit wordt niet bepaald door iemand anders. Wanneer men werkt met de toekomst van de persoon met de beperking is de achterliggende doelstelling het uitbreiden en ontplooien van het sociale netwerk. Boone (2008) zegt dat een ander doel van persoonlijke toekomstplanning het verbeteren van kwaliteit van leven is. Bij het hoofdstuk „Netwerken‟ gaven we ook al aan dat netwerken een middel is om de kwaliteit van leven van personen met een licht verstandelijke beperking te vergroten. Persoonlijke toekomstplanning is een middel waar men gaat werken met het sociale netwerk en de kwaliteit van leven dus gaat vergroten. Doordat de personen met een licht verstandelijke beperking hun eigen leven vorm geven, krijgen ze nieuwe kansen. Kansen die iedere burger kan krijgen, waardoor een persoon met een beperking ook een volwaardige burger kan worden. (Boone, 2008) De inbreng van de persoon binnen persoonlijke toekomstplanning is heel belangrijk om zelf persoonlijke netwerken op te bouwen. Volgens Demeyer en Van Regenmortel (2009) zijn er drie fases in het proces van een persoonlijke toekomstplanning te vinden. De eerste fase is de opstartfase. In deze fase gaat men op zoek naar personen die belangrijk zijn voor de persoon met de licht verstandelijke beperking. Wanneer het nodig is, kan men de netwerken eerst in kaart brengen om een overzicht te hebben van wie zich allemaal in het netwerk bevindt. De persoon met de verstandelijke beperking bepaalt dan wie er naar de bijeenkomsten mag komen en wanneer en waar deze doorgaan. Aan de hand van deze vragen wordt het eigenlijke plan opgesteld. (Demeyer en Van Regenmortel, 2009)
39
Tijdens de tweede fase gaat men regelmatig samenkomen om antwoorden te vinden op verschillende vragen. Op deze bijeenkomsten zijn de centrale persoon, de steungroep en de twee begeleiders aanwezig. Hierin worden thema‟s besproken om de doelen te behalen. Het belangrijkste doel is natuurlijk de kwaliteit van leven voor de persoon vergroten. Eerst gaat men kijken wie de persoon is en gaat men kijken wat hij wil. Hierna wordt er beslist welke oplossingen er gevonden kunnen worden. Na de tweede fase is het eigenlijke toekomstplan uitgewerkt waardoor men terecht komt in de derde en laatste fase. Hierin staat duidelijk wat de persoon wil bereiken en wanneer hij dit wil bereiken. Door dit plan en de richtlijnen die erin staan behoudt de persoon de controle over zijn eigen leven. Ook wordt er bepaald hoe men het plan gaat evalueren. (Demeyer en Van Regenmortel, 2009) We hebben tijdens de vorming, georganiseerd door Klavis, een workshop gevolgd over het project persoonlijke toekomstplanning. Deze workshop werd gegeven door een medewerker van P.L.A.N. vzw. P.L.A.N. vzw is de eigenlijke organisator van het project persoonlijke toekomstplanning. Iedereen kan zich hiervoor aanmelden. Ondertussen zijn er al 700 verschillende personen gestart sinds het project zes jaar geleden is opgestart. P.L.A.N. vzw wil de centrale persoon sterker maken in het leven door zijn netwerk aan te spreken. Om aan persoonlijke toekomstplanning mee te werken, kan de persoon zelf bellen naar P.L.A.N. vzw of kan hij doorverwezen worden door een voorziening. Ook kan het dat de voorziening het proces mee leidt of begeleidt. Om in het proces te stappen is het daarnaast belangrijk dat het gezin van de centrale persoon mee wil werken aan het proces. Het project persoonlijke toekomstplanning heeft verschillende stappen die de centrale persoon moet doornemen. Een eerste stap die gezet wordt, is samen met de centrale persoon op zoek gaan naar mensen die in de steungroep aanwezig willen en kunnen zijn. Het is heel belangrijk dat de mensen die in de steungroep zitten een goed gevoel hebben bij de centrale persoon en hem goed kennen. Iedere persoon in de steungroep heeft een andere rol. Vooral de centrale persoon moet de rol van iedere persoon kennen zodat er geen verwarring ontstaat. Er zitten in de steungroep bijvoorbeeld personen die betaald worden voor hun medewerking. De centrale persoon moet dit zeker weten zodat hij niet ontgoocheld is wanneer deze persoon de steungroep verlaat. Om deze duidelijkheid zeker te bewaren wordt er een inventaris gemaakt van de verschillende personen en hun rollen. De grootte van de steungroep is niet belangrijk. Het is mogelijk om met iedere steungroep aan de slag te gaan. In het begin van het proces komt de steungroep ongeveer één keer per maand samen om de persoon beter te leren kennen. Deze periode kan bij ieder proces anders zijn. De steungroep wil een zicht krijgen op wie de persoon is en op wat hij nog wil op basis van zijn krachten. De steungroep stelt mee vragen om te weten wie de persoon is en wat de persoon te bieden heeft. Tijdens de bijeenkomst gaat het telkens over één thema. Dit thema kan gaan over werken, wonen of vrije tijd. De steungroep helpt nadenken over oplossingen voor deze thema‟s. Er kunnen zowel specifieke, dringende als minder dringende vragen behandeld worden. Tijdens de bijeenkomsten wordt er gewerkt met posters waar verschillende begrippen op getekend en geschreven worden. Dit helpt om een duidelijk beeld te krijgen van de problemen, de krachten en de oplossingen. Deze begrippen komen op dit bord te staan door de vragen die de steungroep stelt. Na een bepaalde tijd zal de medewerking van P.L.A.N. vzw misschien niet meer nodig zijn. Dan wordt er een vrijwilliger uit de steungroep gekozen die het proces toch mee helpt verder zetten. Dit wordt dan de procesbegeleider.
40
Het proces kan op ieder moment stopgezet worden wanneer de centrale persoon dit vraagt. Het is de centrale persoon zelf die moet willen meewerken. Hij is baas in het hele proces. De medewerker van P.L.A.N. vzw gaf aan dat het niet vaak gebeurt dat een proces wordt stopgezet. (S. Bogaerts, begeleider, persoonlijke communicatie, 25 november 2011) 6.2
Netwerken in kaart brengen
Binnen de persoonlijke toekomstplanning komt al aan bod dat netwerken in kaart brengen kan helpen in het ontwikkelen van de persoonlijke toekomstplanning. Daarom besteden we daar in dit hoofdstuk extra aandacht aan. 6.2.1
Het genogram
Een eerste manier om netwerken in kaart te brengen is aan de hand van een genogram. In een genogram gaat men enerzijds de feiten weergeven. Dit zijn de namen, data, verwantschappen, samenlevingsvormen, enzovoort. Anderzijds geeft een genogram ook een overzicht van de kwaliteit van de verschillende relaties tussen de verschillende personen. Een genogram is een persoonlijke interpretatie van de persoon zijn gezinssituatie. (Vlaeminck, 2005) Een eenvoudig voorbeeld:
Ellen
Mark
Marie
°24-071960
°04-01-1963
16-041965
H. 2005
s. 2002
Lize
Pieter
Kimberly
°10-082006
°14-11-1989
°23-051992
+02-09-2001
41
6.2.2
Het ecogram
Bij het ecogram werkt men met de aanwezige hulpbronnen. Dit zijn niet enkel de familiebanden, maar iedereen waarmee de persoon met de beperking contact heeft. Deze geeft men weer in leefwerelden. Een ecogram verkent het netwerk en stelt een diagnose van een situatie. (Vlaeminck, 2005) Een eenvoudig voorbeeld: Moeder Famile Vader Piet 35 jaar
Begeleid werken
Mark Begeleider Ellen
Woonvorm Begeleider Rick
Het ecogram zorgt voor een visueel overzicht van de persoon zijn netwerk. Door dit overzicht is het gemakkelijker om te zien wat de persoon wil aanpakken. Samen met de hulpverlener kunnen bestaande verbindingen worden ondersteund. Moeilijke of verwaarloosde verbindingen worden bekeken en de cliënt wordt gestimuleerd om deze te herstellen. Ten slotte kan hij worden aangemoedigd om nieuwe verbindingen aan te gaan. Omdat hij zijn netwerk nu klaar en duidelijk voor zich ziet liggen, worden tekorten zichtbaar en merkt men waar ruimte is om uit te breiden. (Vlaeminck, 2005) 6.2.3
Tijdlijn
Op een tijdslijn worden de feiten in iemands leven chronologisch geordend. Dit kan op allerlei creatieve manieren: met foto‟s, teksten, symbolen, enzovoort. Op deze manier krijgt de cliënt een duidelijk overzicht van wat er tot nu toe allemaal in zijn leven is gebeurd en hoe het komt dat zijn huidige situatie is zoals hij is. Een eenvoudig voorbeeld: 06-08-1986
02-02-2002
05-10-2005
Huwelijk Mark en Marie
Scheiding Mark en Marie
Huwelijk Mark en Ellen
14-11-1989
23-05-1992
02-09-2001
10-08-2006
Geboorte Pieter
Geboorte Kimberly
Overlijden Pieter
Geboorte Lize
(www.kennisportalgehandicaptenzorg.nl)
42
6.3
Buddyproject
Dit woord verklaart al veel van dit project. Het gaat erom dat de persoon met een beperking een vriend (zonder beperking) heeft waarmee hij verschillende activiteiten kan doen. Ook helpt de buddy om in contact te komen met nieuwe mensen. (Van Hove, 2007) Zo kunnen ze bijvoorbeeld samen op stap gaan, samen een ijsje gaan eten of gaan zwemmen. Een buddy zorgt ervoor dat de persoon met de beperking wordt opgebeurd en dat hij zijn netwerk extra kan ontwikkelen en versterken. Iedereen die wil kan zich inschrijven om buddy te worden, er is geen opleiding voor nodig. Er worden niet zomaar koppels gevormd, maar er wordt naar verschillende dingen gekeken. Zo wordt er naar gezamenlijke interesses gekeken en naar het gevoel dat de twee personen bij elkaar hebben. Ook worden er verschillende afspraken op voorhand gemaakt. Dit wordt allemaal neergeschreven in een klein contract. Er wordt drie keer per jaar contact opgenomen met de buddy om een korte samenvatting van dat jaar te krijgen. (www.buddyproject.be) We zien een groot verschil tussen het buddyproject en het project persoonlijke toekomstplanning. Bij het project persoonlijke toekomstplanning is het heel belangrijk dat de steungroep de centrale persoon kent. Bij het buddyproject wordt een tot dan toe vreemde persoon gekoppeld aan de centrale persoon. 6.4
Begeleid werken
Begeleid werken is bedoeld voor mensen die een job in het reguliere arbeidscircuit net niet aankunnen. Maar om in een dagcentrum aan de slag te kunnen gaan, hebben ze nog te veel mogelijkheden. Ze bevinden zich juist tussen deze twee niveaus van werken. Wanneer iemand begeleid werkt, kan hij of zij terecht komen in een sociale voorziening, in een culturele organisatie, in een bedrijf of in een andere organisatie. Hierbij wordt extra rekening gehouden met de mogelijkheden en beperkingen van de persoon in kwestie. (www.VAPH.be) Begeleid werken is er ook voor mensen met een licht verstandelijke beperking die onder begeleiding op een reguliere werkplaats werken. De persoon wordt hierin begeleid door een jobcoach. De jobcoach is diegene die de werkplaats zoekt en die de persoon ook in heel het proces verder begeleid. (Van Hove, 2007) Coachen wil ervoor zorgen dat de kwaliteiten van de persoon met een beperking voldoende benut en versterkt worden. Op basis van deze kwaliteiten worden er doelen opgesteld. Er wordt ook een einddoel opgesteld dat op de toekomst en op de ontwikkeling gericht is. (Kleine schaars, 2000) De werkgever zegt wat de persoon moet doen en ondersteunt waar het nodig is. Aan het begeleid werken hangt geen loon vast. Het is de bedoeling dat de persoon taken doet die hij wil en kan doen en dit op vaste tijdstippen. Een andere workshop die we tijdens de vorming van Klavis gevolgd hebben, is die over begeleid werken. Een medewerker van „t Hoeveke heeft ons meer uitleg hierover kunnen geven. ‟t Hoeveke is een dagcentrum binnen O.C. Sint Ferdinand Lummen en ook zij hebben een dienst begeleid werken. Deze dienst is toegankelijk voor personen met een licht, matig of ernstig verstandelijke beperking. Deze personen hebben nog te veel mogelijkheden om terecht te kunnen in een nursingtehuis en onvoldoende mogelijkheden voor een beschutte werkplaats. Begeleid werken is een dienst waar dromen en wensen van mensen uitkomen. Ze werken vanuit een driedelige visie: graag komen, groeien en gelukkig zijn. De droom is om iedereen aan het werk te krijgen door te kijken naar de mogelijkheden en de vraag van de cliënt. Zij geven aan dat begeleid werken een job of een bezigheid is binnen het reguliere arbeidscircuit. De personen die begeleid werken, hebben ook collega‟s en een baas. Bij begeleid werken ontstaat er een trajectmatige begeleiding. 43
Deze begeleiding is op maat van de persoon: niet iedere persoon werkt evenveel of heeft dezelfde taken. Het begeleid werken heeft verschillende doelstellingen. Ten eerste willen ze het sociaal netwerk van de persoon verruimen waardoor de eigenwaarde stijgt. Ook willen ze de persoon integreren in de maatschappij en een variatie in de dagbesteding aanbieden. Een derde doelstelling is dat ze inwerken op het gevoel van normalisatie doordat de persoon echt gaat werken. Een laatste doelstelling is zorg op maat. Iedere persoon is anders en heeft ook een andere aanpak nodig. De medewerker van „t Hoeveke gaf aan dat er verschillende drempels en valkuilen bestaan binnen het begeleid werken. Ouders zijn soms bezorgd over de veiligheid en soms bestaat er ook twijfel of de persoon wel zelfstandig genoeg is. Hieruit blijkt dat het heel belangrijk is om de ouders mee te nemen in het traject. De draagkracht van de persoon in combinatie met het niveau van de werkplaats moet in het oog gehouden worden. De werking van het begeleid werken is steeds dezelfde. Eerst gaat men het handelingsplan van de persoon bespreken en bekijken of begeleid werken een meerwaarde kan zijn. Dan gaat men overleggen met de jobcoaches en gaat men een jobcoach aanwijzen die de persoon verder gaat begeleiden. De familie zal, samen met de persoon, kennismaken met zijn jobcoach en met zijn werkplaats. Van daaruit vertrekt men van de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt om een gepaste job te vinden. De persoon wordt steeds begeleid zowel tijdens als na de job. De medewerker van ‟t Hoeveke gaf heel duidelijk de meerwaarde aan voor de verruiming van het sociaal netwerk. De nieuwe job geeft mogelijkheden tot het ontdekken van een nieuwe omgeving en nieuwe ervaringen. Ook is het een kans om nieuwe mensen te leren kennen zoals collega‟s. (W. Vanroelen, begeleider, persoonlijke communicatie, 25 november 2011) 6.5
Aansluiten bij een self-advocacybeweging
Een self-advocacybeweging noemt men simpelweg ook een zelfhulpgroep. Deze beweging bestaat uit mensen met een beperking die ondersteund worden door mensen zonder beperking. Deze coaches en mensen met beperking komen vrijwillig naar de samenkomsten. Tijdens deze samenkomsten ontmoet men lotgenoten. Met deze lotgenoten gaat men praten over ervaringen, gedachten en vragen die men allemaal heeft. Hierdoor leert men van elkaar en kan men steun krijgen van anderen met dezelfde problemen of mooie momenten. Ze willen controle krijgen over hun eigen leven door de sociale positie van personen met een beperking te versterken. Ook wil men een volledige participatie in de samenleving krijgen. Dit verwezenlijkt men door aan de rechten van personen met een beperking te sleutelen. (www.biblio.ugent.be) Een voorbeeld van een self-advocacybeweging is „onze nieuwe toekomst‟. Onze nieuwe toekomst is een beweging van en voor personen met een verstandelijke beperking. Samen willen ze laten zien wat ze kunnen en voor hun rechten opkomen. De groep bevat verschillende kernleden: dit zijn de personen met de beperking. De groep bevat ook verschillende coaches die ervoor zorgen dat de bijeenkomsten vlot verlopen. Op de bijeenkomsten worden verschillende dingen gedaan. Zo maken ze een krant die twee keer per jaar verschijnt. Hier werken ze actief aan mee. Ze gaan zelf op pad om mensen te interviewen en maken zelf de artikels. Ze worden hierin wel ondersteund door hun coach. Ook geven ze workshops en worden er ontdekkingsdagen georganiseerd. De personen die naar „onze nieuwe toekomst‟ komen willen allemaal opnieuw de controle over hun leven terugkrijgen. Dit willen ze terugkrijgen door met elkaar te praten, samen na te denken en actie te ondernemen. (www.ont.be)
44
6.6
Deelnemen aan inclusieve activiteiten
Ook personen met een beperking zijn een lid van de samenleving. Zij hebben dezelfde rechten en plichten als andere mensen. Inclusie heeft verschillende functies. Ten eerste houdt inclusie in dat personen met een beperking een zo normaal mogelijk leven kunnen leiden met hun mogelijkheden en beperkingen. Ten tweede zorgt het ervoor dat iedereen het gevoel heeft erbij te horen en mee in de maatschappij te kunnen stappen. Ook al heeft een persoon met een beperking extra zorg nodig, er mag geen discriminatie optreden. (www.VAPH.be) Ten slotte zorgt inclusie ervoor dat personen met een beperking hun netwerk kunnen uitbreiden door nieuwe mensen te ontmoeten. Zo kan begeleide wandelingen maken of naar de cinema gaan al een voorbeeld zijn van meedoen aan inclusieve activiteiten. Vanuit onze ervaring betekent inclusie dat er geen aparte werelden meer zijn voor mensen met een beperking, maar dat er één samenleving bestaat voor iedereen. De persoon met de beperking maakt een deel uit van de samenleving. Zo bevinden voorzieningen zich meer en meer binnen gewone woonwijken, gaan personen met een beperking werken bij mensen zonder beperking en kunnen personen met een beperking ook zowat overal terecht om activiteiten mee te doen. 6.7
Vrijwilligers inschakelen
Volgens de Europese Commissie wordt vrijwilligerswerk gedefinieerd als: “alle typen vrijwillige activiteit, formeel of informeel”. Er hangt dus geen financiële tegemoetkoming aan vast. Doordat een vrijwilliger andere helpt en dingen deelt, is hij solidair met zijn medemens. (www.vrijwilligerswerk.be) Een voorbeeld van vrijwilligerswerk is dat een persoon met een beperking begeleid wordt in het naar een concert gaan. De persoon die mee gaat naar het concert doet dit vrijwillig. Zoals gezegd wordt men hier niet voor betaald, men kan enkel een onkostenvergoeding ontvangen van bijvoorbeeld het vervoer. Men kan de vrijwilliger ook niet verplichten om ergens mee naar toe te gaan. De activiteit die men begeleidt moet binnen een organisatie vallen die zonder winstoogmerk werkt. (www.kbs-frb.be) Vrijwilligers kunnen ervoor zorgen dat personen met een beperking hun horizon gaan verbreden. Zo leren ze nieuwe contacten kennen of beginnen ze met nieuwe activiteiten. De vrijwilliger kan hierin ondersteunen door eerst mee te gaan naar de nieuwe activiteiten of door de persoon voor te stellen aan nieuwe mensen. Een vrijwilliger kan ofwel een bekend ofwel een onbekend persoon zijn. Vertrouwen tussen deze twee personen is wel heel belangrijk. (Van Hove, 2007) 6.8
Community Support
Bij community support vertrekt men ook vanuit de persoon zijn netwerk. De netwerken van de persoon worden in kaart gebracht. Dit doet de persoon samen met een begeleider van het proces. Nadat het netwerk in kaart is gebracht, wordt gekeken wie er als steunbron kan gebruikt worden in het uitwerken van de doelstellingen. De persoon met de beperking kiest dus zelf wie zijn steunbronnen zullen zijn. Dan gaat de persoon met de beperking de mensen die hij als steunbron wil, vragen of ze willen meewerken.
45
Deze steunbronnen vormen samen de steungroep. De begeleider van het proces is een professional die voorzitter is van de steungroep. Hierdoor ontstaat er in het begin van het proces duidelijkheid voor iedereen die er aan meewerkt. Dan moet er natuurlijk ook gekeken worden of deze steunbronnen de persoon ook werkelijk kunnen helpen. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is, zal er naar vervangers in het netwerk gezocht moeten worden. Vanaf dan wordt er een bijeenkomst georganiseerd. Hier wordt aan de steunbronnen uitgelegd wat de bedoeling is van het hele project. De steungroep heeft een belangrijke rol: samen verdelen ze de taakverdeling. Alles wat er afgesproken wordt, gebeurt in samenspraak met de persoon met de beperking. De afspraken zet men in het ondersteuningsplan. Eén van de opzetten van het ondersteuningsplan is het uitbreiden van het sociale netwerk, daarom is het belangrijk dat de steungroep zelf veel mensen kent. Een voordeel van community support is dat er geen professionele hulpverlening op gang hoeft te komen. (Mur en De Groot, 2003) We geven hieronder een voorbeeld van hoe er gewerkt wordt binnen community support: X heeft een verstandelijke beperking. Op school wordt hij gepest en heeft hij weinig vrienden. Hij heeft het gevoel dat er alleen naar zijn beperkingen wordt gekeken en niet naar zijn eigen persoon. Thuis heeft hij ook niet het gevoel begrepen te worden. Hierdoor vertoont hij opstandig gedrag. De ouders van X beslissen om met behulp van community support in te grijpen. De supportmedewerker zet een eerste stap door samen met X te gaan kijken wat hem blij maakt en wat hem ongelukkig maakt. Ze gaan samen kijken wat X nu en in de toekomst wil. Zo wil X zijn opleiding afmaken en hij wil graag meer vrienden maken. Dan brengen ze samen X zijn netwerk in kaart. Ze doen dit aan de hand van stickers. Iedere persoon binnen het netwerk krijgt een andere sticker omdat X zich anders voelt bij iedere persoon. De supportmedewerker gaat ook samen met X op zoek naar zijn talenten en werkt hier verder naar. Men wil dat X positief in het leven komt te staan. Zijn idealen en dromen worden als uitgangspunt genomen om richting te zoeken in het leven met zijn sterke kanten. Ze gaan samen op zoek naar een steungroep die X kan helpen zijn doelen te bereiken. Hij kiest drie mensen uit zijn omgeving. Dagelijkse dingen worden besproken in de steungroep. X ervaart dat hij niet alleen beperkingen heeft, maar ook talenten. In de steungroep voelt hij verbondenheid en gelijkwaardigheid. X slaagt op school, vindt werk en kan alleen gaan wonen. De steungroep heeft hem geholpen door de vele momenten van steun en het bieden van een luisterend oor. Hij merkt dat er nog mensen zijn die zich soms anders voelen. (www.communitysupport.nl) 6.9
Besluit
Voor personen met een beperking is het belangrijk om een goede kwaliteit van leven op te bouwen. Het sociale netwerk kan hier zeker bij helpen. Voor personen met een beperking kan het netwerk beperkt worden doordat ze afhankelijk worden van professionals. Daarom is het belangrijk om deze netwerken terug op te bouwen en te versterken. Hier bestaan offline al verschillende methodieken voor, die we zonet hebben opgenoemd. Verder zullen we nu de online hulpverlening bekijken.
46
7
ONLINE HULPVERLENING
Na het bespreken van de offline methodes om de netwerken uit te breiden voor personen met een verstandelijke beperking, willen we in het volgende hoofdstuk nagaan welke online methodes er bestaan om deze netwerken uit te breiden. Ons doel is om personen met een licht verstandelijke beperking uiteindelijk zoveel mogelijk zelfstandigheid te geven op het internet en op deze manier hun netwerken te onderhouden en uit te breiden. Wanneer we personen met een licht verstandelijke beperking willen laten integreren in het internetgebeuren is het belangrijk om alle essentiële zaken te bekijken die nodig zijn om deze personen op het internet te krijgen. We zullen dit hoofdstuk beginnen met een kritische kijk op de online hulpverlening en zullen erna aantonen dat er verschillende mogelijkheden bestaan om deze kritische punten aan te pakken. Hierna bespreken we enkele voordelen die duidelijk aangeven dat online hulpverlening een meerwaarde kan zijn voor onze doelgroep. Na de voordelen van online hulpverlening willen we even stil staan bij de inclusie die nodig is om te kunnen deel nemen aan het internet en benoemen welke kloven er zijn die deze integratie tegenhouden. En ten slotte zullen we bekijken wat er nodig is om deze kloven te overbruggen en over welke competenties de begeleiders moeten beschikken. Eerder in de theorie hebben we reeds stilgestaan bij competenties rond communicatie, maar in dit deel zullen we het iets ruimer bekijken. 7.1
Kritische kijk op de hulpverlening
In ons eerste onderdeel van online hulpverlening willen we graag enkele kritische standpunten innemen over dit onderwerp. Er zijn, ondanks dat internet een ongelofelijke evolutie heeft doorstaan doorheen de jaren, nog veel drempels wanneer het gaat over het toepassen van ICT in de hulpverlening. Door kritisch te kijken naar dit onderwerp gaan we na welke oorzaak er aan de basis ligt van deze drempels. Het is niet de bedoeling om de risico‟s te benadrukken, maar we willen deze ook niet negeren. We willen deze overlopen om na te gaan wat we kunnen doen om deze drempels weg te werken. 7.1.1
Privacy
ICT en alle andere multimediamiddelen beïnvloeden de laatste jaren onze samenleving enorm. Wanneer er gesproken wordt over de beïnvloeding van onze samenleving kan er ook gesteld worden dat dit een beïnvloeding heeft op de privacy. Hier volgen enkele voorbeelden om het verband tussen privacy en internet duidelijker te maken. Wanneer we kijken naar de evolutie die de GSM doorstaan heeft, kan er gesteld worden dat de GSM steeds meer begint te lijken op een kleine computer. Zo zijn er allerlei functies toegevoegd en uitgebreid. Deze functies kunnen invloed hebben op de privacy. Tegenwoordig zijn op bijna alle GSM‟s camera‟s geplaatst waarmee men te allen tijde foto‟s en filmpjes kan maken van mensen. De maker van deze foto‟s en filmpjes kan deze nadien op internet plaatsen waardoor de hele wereld dit beeldmateriaal kan bekijken. Bij cyberpesterijen wordt er vaak gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, maar dit kan evenzeer gebeuren via een chatbox, Facebook, enzovoort. (Martens B., Dierick G. en Noot W., 2008) Een andere functie die tegenwoordig van toepassing is op de nieuwe GSM‟s, zijn satellieten die onmiddellijk te weten komen op welke plaats men zich op dat moment bevindt. Dit kan zowel voordelig als nadelig werken. Wanneer een persoon vermist is, kan de politie dankbaar gebruik maken van deze functie om na te gaan waar de persoon zich bevindt, maar anderzijds kunnen bijvoorbeeld partners elkaar op elk moment controleren.
47
Een ander voorbeeld van privacy is het opvragen van gegevens via het internet. Wanneer men bijvoorbeeld iets wil kopen op het internet moet men meestal het nummer van de creditcard doorgeven om de betaling te kunnen voltooien. Er zijn ook een aantal sites die heel wat gegevens opvragen alvorens men toegang krijgt tot bepaalde informatie. Vaak weet men niet precies wat er met deze gegevens gebeurt. (Martens B., Dierick G. en Noot W., 2008) Mensen weten vaak niet dat er veel informatie van zichzelf op het internet beschikbaar is. Aangezien velen van ons niet op de hoogte zijn van het onderwerp „privacy op het internet‟, vinden wij het zeker noodzakelijk om personen met een licht verstandelijke beperking op de hoogte te brengen van de eventuele gevolgen op gebied van privacy. Als begeleiders moeten wij hen erop wijzen dat ze niet zomaar persoonlijke gegevens moeten plaatsen op het internet, omdat iedereen die op het internet surft hier gebruik van kan maken. (Martens B., Dierick G. en Noot W., 2008) 7.1.2
Veiligheid van het internet
Wanneer men internet hanteert, komt men vaak zaken tegen waarvan de meesten zeker niet willen dat kinderen of cliënten deze onder ogen komen. Internet kan uitdagingen inhouden voor iedereen. Dit kan door het bekijken van bijvoorbeeld porno, gewelddadige beelden, aanlokkelijke reclame, ... Ook voor personen met een beperking lijken deze zaken schadelijk voor hun veiligheid. Door de verminderde cognitieve vermogens laten personen met een licht verstandelijke beperking zich vaak meer beïnvloeden, zijn ze minder weerbaar voor bepaalde situaties en kunnen ze moeilijker informatie verwerken en hanteren. Hier kan men dan de bedenking maken of het aangeraden is om een filter te plaatsen of niet. Deze filter houdt in dat er bepaalde sites niet toegankelijk worden gemaakt voor personen met een licht verstandelijk beperking. Nijs (2007) stelt dat het aangeraden is om dit niet op te lossen door zaken op internet te verbieden of te blokkeren, maar dat iedereen die weinig tot geen weet heeft over de veiligheid van het internet op een pedagogische manier wordt begeleid. Hier verstaan we bijvoorbeeld kinderen, jongeren en personen met een licht verstandelijke beperking onder. Het is enorm belangrijk om het aspect van veiligheid te bespreken met de cliënt. Op deze manier wordt het voor deze persoon een leerzame ervaring (Nijs,2007). Hier volgen enkele tips om de veiligheid voorop te stellen zonder personen bepaalde sites te verbieden : - Zorg voor een open klimaat om het internetgebruik bespreekbaar te houden. - Maak afspraken over computergebruik - Zelfstandig op het internet kan, maar zet de computer wel in een ruimte waar toezicht en hulp bieden mogelijk is. - Geef aan wat nettiquette is, de ongeschreven richtlijnen en gedragsregels voor het gebruik van internet. - Maak internetgebruikers ervan bewust dat niet alle informatie even betrouwbaar is en dat een kritische kijk noodzakelijk blijft. - Vergelijk de cyberwereld steeds met de echte wereld en hanteer de normen en waarden van deze laatste (Nijs, 2007). Om terug te komen op de vraag of men dan best een filter kan plaatsen op het internet of dat men personen met een licht verstandelijke beperking beter gewoon op het internet kan laten experimenteren, wordt er gesteld dat het van groot belang is dat de opvoeder aan de cliënt gaat vragen wat hij precies wil.
48
Het is dus de bedoeling dat de opvoeders nagaan of de cliënt wil dat er een filter geplaatst wordt op het internet, waardoor het internet beperkt wordt of niet. Naast de wensen van de cliënten is het belangrijk om na te gaan of de wensen wel haalbaar zijn. Men moet als begeleider oog hebben op het eventuele risicovolle gedrag dat de persoon kan stellen op internet. Wanneer we kijken naar het risicovolle gedrag, kan de begeleider voor een goede ondersteuning zorgen en is dit gedrag geen factor om het gewone internet te verbieden voor de cliënten. Als begeleider moet men goed op de hoogte zijn van wat de cliënten precies willen bereiken op het internet en hoe men er voor kan zorgen dat ze weerbaar worden in deze wereld. (http://blikopmedia.nl) Tijdens onze internationale studie hebben we hierover veel inzichten opgedaan. Zo kan men onder andere ondersteuning bieden door bijvoorbeeld de tegenslagen die ze tegenkomen op internet samen te bespreken en na te gaan wat men kan doen om dit de volgende keer te vermijden of goed af te handelen. Wanneer er bijvoorbeeld iemand contact houdt met een vreemde man via een chatbox en achteraf te weten komt dat deze slechte bedoelingen heeft, is het dus aangeraden dit te bespreken met het kind of de cliënt. Op deze manier worden nare ervaringen die men kan tegenkomen op het internet bespreekbaar gehouden. Kortom men zorgt voor een relatie waar de cliënt geen geheimen moet bewaren waardoor hij uit zijn fouten kan leren. (E. Leunissen, begeleider en ICTverantwoordelijke, Persoonlijke communicatie,10 november 2011). 7.1.3
Voordelen en uitdagingen van het internet
Wanneer men gebruik maakt van internet, zijn er voordelen maar ook uitdagingen aan verbonden. Om deze uitspraak te bekrachtigen zijn we op zoek gegaan naar een onderzoek dat ons wat meer uitleg kan geven over dit thema. We zijn uitgekomen bij een onderzoek dat intensief aan de slag is gegaan met het onderzoeken van het internetgebruik van jongeren, namelijk EU kids online. Dit onderzoek lijkt ons van toepassing voor ons project omdat het duidelijk weergeeft welke gevaren er kunnen schuilen bij internetgebruik, maar ook wat de voordelen zijn. Voor we enkele resultaten weergeven leiden we even in wat hun onderzoek precies inhoudt. EU kids online is een project dat in 2006 is gestart met een onderzoek naar het gebruik van internet en nieuwe online technologieën bij jongeren. De doelgroep waar het project zich op richtte waren jongeren tot en met 18 jaar. Men heeft empirisch onderzoek gedaan in 21 Europese landen om na te gaan hoe de online activiteiten in de Europese landen op elkaar lijken en waar ze net verschillen. Deze resultaten werden hierna samengebracht en geanalyseerd. Het resultaat van deze vergelijkende studie is dat men zicht krijgt op welke activiteiten de jongeren doen op het internet en met welke voordelen en uitdagingen ze in aanraking kunnen komen. (http://www.scp.nl) Uit dit onderzoek is gebleken dat het gecompliceerd is om duidelijk weer te geven wat de voordelen en de uitdagingen zijn van internet. Ouders en kinderen hebben namelijk een verschillende visie op deze kansen en uitdagingen. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat jongeren het een voordeel vinden om pornografische beelden te bekijken terwijl volwassenen hier duidelijk een uitdaging in zien. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op kinderen en jongeren, maar wij willen in functie van ons project deze bevindingen bekijken met onze specifieke doelgroep in ons achterhoofd. De begeleiding of ouders kunnen daarom de nood voelen om jongeren tegen dergelijke sites te beschermen. Dit is mogelijk door allerhande filters te installeren op de computer. Hierdoor hebben jongeren geen toegang meer tot deze sites. Wij vragen ons echter af of het wel nodig is om jongeren te beschermen tegen alle uitdagingen?
49
Volgens dit onderzoek is het niet nodig jongeren steeds tegen alle mogelijke uitdagingen te beschermen. Het kan net een meerwaarde zijn om jongeren het internet te laten ontdekken met de mogelijke voordelen en nadelen. Hierdoor ontwikkelen ze een grotere weerbaarheid en krijgen ze de kans om hier zelfstandig mee om te gaan. (http://www.scp.nl) Dit sluit aan bij ons besluit over het al dan niet toepassen van filters. Om een overzicht te krijgen van bestaande kansen en uitdagingen, heeft het project EU kids online een schema gemaakt: Classificatie van online kansen Domein Rol van het kind
Onderwijs, leren en digitale geletterdheid
Participatie en Creativiteit Identiteit maatschappelijke en en sociale betrokkenheid zelfexpressie verbinding
Content
Gebruik van educatieve hulpbronnen
Gebruik van maatschappelijke betrokkenheid
Gebruik van cultuurwebs
Advies (Persoonlijk, gezondheid, seksueel,..)
Contact
Contact met anderen met gedeelde interesses
Uitwisseling tussen belangengroepen
Sociale interactie rond creatieve processen
Sociale netwerken, ervaringen delen met anderen.
Conduct Samenwerkingsprojecten Actieve vormen bij het leren van maatschappelijke betrokkenheid
Eigen producten uploaden
Expressie van identiteit
50
Classificatie van online risico‟s Domein Rol van het kind
Commercie
Agressie
Seks
Waarden
Content
Reclame, spam
Gewelddadige beelden/ hatelijke informatie
Pornografische Racistische info, beelden onjuiste info en advies
Contact
Tacking, oogsten persoonlijke informatie
Cyberpesten, intimidatie, stalking
Vreemden ontmoeten
Zelfbeschadiging, onwelkome overredingskracht
Conduct
Gokken, Hacken, Illegaal downloaden
Anderen pesten of intimideren
Uploaden van pornografisch materiaal
Advies geven over bijvoorbeeld zelfmoord, anorexia,…
In de bovenstaande tabel zie je dat er een onderverdeling is gemaakt. In de tabel waarin de online kansen opgenomen zijn, zijn er drie communicatievormen en vier domeinen. De vier domeinen zijn onderwijs en leren, participatie en maatschappelijke betrokkenheid, creativiteit en identiteit en sociale verbinding. Dit zijn vier domeinen waar men internet op een positieve manier kan gebruiken. Zo kan men internet gebruiken om bij te leren of te participeren om creativiteit de vrije loop te laten en om sociale contacten te leggen. De drie communicatievormen die je in de bovenstaande tabellen ziet zijn content, contact en conduct. Content (inhoud) gaat meer bepaald over wat het kind kan ontvangen via de massamedia-informatie. Zo kan het kind informatie tot zich nemen over bepaalde onderwerpen wanneer het aan het surfen is op het internet. Contact bestaat uit de sociale contacten met andere personen. Men kan bijvoorbeeld informatie delen met anderen, chatten met anderen,… Tenslotte is er conduct (realisatie). Hier draait het hoofdzakelijk over het uploaden van een zelfgeproduceerde tekst, beeld of geluid. Door deze onderverdelingen in de tabel krijg je verschillende voorbeelden uit variërende invalshoeken van zowel de voordelen als uitdagingen. (http://www.scp.nl) Uit dit onderzoek kunnen we besluiten dat de stelling klopt dat er bij het internetgebruik niet enkel voordelen maar ook uitdagingen zijn. Bij de voordelen hebben we gezien dat men via internet contacten kan leggen met andere mensen, informatie kan uitwisselen, gebruik kan maken van cultuurwebs (sites van steden of regio‟s met hun cultuuraanbod), advies kan vragen over persoonlijke zaken en veel meer. Anderzijds kan men ook te maken krijgen met ongewenste informatie. Zo bestaat er spam. Dit is een begrip waarmee ongewenste e-mails worden benoemd. Men kan op het internet ook reclame, gewelddadige en expliciete beelden of vreemden die slechte bedoelingen hebben, tegenkomen. Aangezien we enkel resultaten hebben van één onderzoek, willen we kritisch naar deze resultaten kijken. We hebben daarom gezocht naar een theoretische invalshoek die dit onderzoek bevestigd. Deze bijkomende invalshoek kan ook zorgen voor een aanvulling op de voorbeelden van het voorgaande onderzoek. We hebben hier gebruik gemaakt van het boek „Mag ik op de computer?‟ van Valcke (2001).
51
In het boek van Valcke (2001) worden zowel de voordelen als de uitdagingen besproken. Een groot voordeel is dat computers steeds meer mogelijkheden bieden op verschillende gebieden. Een computer biedt bijvoorbeeld animatie, informatieve teksten, leerrijke filmpjes, foto‟s,… Door het gebruik van een computer en internet bestaat er de mogelijkheid om informatie uit te wisselen met elkaar, interactief met elkaar te communiceren, leerrijke en oefenmogelijkheden te bieden en dergelijke. (Valcke, 2001) Er kan dus gesteld worden dat de computer een toestel is waar men veel dingen kan op leren, zowel cognitief als emotioneel. Zoals bij elk leerproces, is er dus ruimte voor positieve en negatieve ervaringen. Hierdoor krijgt men de kans om hier op een leerrijke manier mee om te gaan. Er zijn buiten deze bevorderende voordelen ook enkele uitdagingen waar de ouders en jongeren rekening mee moeten houden. Eerder in het onderzoek van EU kids online hebben we enkele voorbeelden van uitdagingen gezien. We willen hier een paar voorbeelden uitgebreider bekijken. Deze zijn ook van toepassing op onze doelgroep. Zowel begeleiding als personen met een licht verstandelijke beperking moeten rekening houden met de bestaande voordelen en uitdagingen van het internet. Een eerste uitdaging heeft betrekking tot geweld en racisme. Vooral bij het spelen van spelletjes komt men vaak geweld tegen. Zo kan men in spelletjes voetgangers omverrijden, soldaten doodschieten, bommen gooien,… om punten te scoren. De vraag is of deze confrontatie van geweld op internet ook echt geweld veroorzaakt in het gewone leven. Het blijkt dat mensen die agressieve gedragingen stellen veel meer de neiging hebben om agressiviteit in spelletjes en internet op te zoeken. Anderzijds helpt het voor sommige mensen om hun agressie te ventileren bij het spelen van zulke spelletjes. Het is vergelijkbaar met wanneer iemand in het echte leven bijvoorbeeld met een stok tegen de muur slaat om zijn boos gevoel onder controle te houden. (Valcke, 2001) In deze situaties is het belangrijk dat begeleiding of ouders dit bespreekbaar houden met de cliënt of het kind. Het is belangrijk dat de ouders vertellen wat hun gevoel is bij deze confrontatie met geweld. Naast deze mogelijke aanpak is het aangeraden om te weten waar het kind of de cliënt online mee bezig is. Het is belangrijk om na te gaan wat de cliënt en het kind ziet op het internet en welke spelletjes hij speelt. Hierdoor krijgt de begeleiding namelijk zicht op de graad van agressie waarmee de cliënt en het kind te maken krijgt. Bij een teveel aan agressie of een te erge vorm van agressie, kunnen ouders of begeleiding beslissen om sites of spelletjes te verbieden. (Valcke, 2001) Een tweede voorbeeld van een uitdaging waar het kind of de cliënt mee in aanraking kan komen is pornografie. Veel ouders en opvoeders hebben bedenkingen bij de hoeveelheid pornografie op het internet. Wanneer kinderen of cliënten zich op het internet begeven en bijvoorbeeld de zoekterm „seks‟ ingeven, krijgen ze onmiddellijk een ruim aanbod van vrij toegankelijke en betalende pornografische sites. Het internet zorgt voor een anonieme sfeer en creëert zo enorm veel mogelijkheden. Voor cliënten en kinderen is het bijvoorbeeld makkelijker om een pornosite te bezoeken dan een seksboekje te gaan kopen in een krantenwinkel. In deze winkel worden ze namelijk gezien door de verkoopster en andere klanten. Zeker in een krantenwinkel in de buurt kan dit ervoor zorgen dat de persoon in kwestie zich gaat schamen. Zoals bij de vorige uitdaging is het aangeraden om deze situaties bespreekbaar te houden en weet te hebben van hun internetgebruik. Ook hier kan men bij overmatig gebruik, of wanneer nodig, ingrijpen.(Valcke, 2001)
52
Zoekmachines zoals Google zijn geliefd bij personen met een licht verstandelijke beperking. Dit halen we uit ons eigen onderzoek. Ook sites waar men kan kopen en verkopen komen vaak terug. Een voorbeeld hiervan is Kapaza. Op deze manier kunnen zij informatie rond hun favoriete onderwerpen opzoeken. Deze resultaten tonen aan dat er inderdaad een grote kans is dat cliënten in contact kunnen komen met ongewenste informatie. 7.2
Meerwaarde van internet
Hiervoor hebben we enkele kritische kanttekeningen gemaakt bij het internetgebeuren omdat het nodig is om als begeleider op de hoogte te blijven van situaties die moeilijk kunnen lopen. Men moet op de hoogte zijn van de uitdagingen van het internet zodat we tijdens onze begeleiding van personen met een licht verstandelijke beperking en ICT rekening kunnen houden met deze kanttekeningen. Het leek ons noodzakelijk om hier even bij stil te staan, maar in ons project willen we bewijzen dat internet net een meerwaarde kan zijn voor deze personen. Daarom zullen we in het volgende onderdeel stilstaan bij de meerwaarde van internet voor personen met een licht verstandelijke beperking. 7.2.1
Sociale meerwaarde
Personen met een licht verstandelijke beperking hebben vaak moeilijkheden op gebied van sociale contacten. Dit werd reeds vermeld in het hoofdstuk „Verstandelijke beperking‟. Hier wordt aangehaald dat personen met een licht verstandelijke beperking moeite hebben met het begrijpen van een andere persoon of situatie. Er wordt ook vermeld dat adaptieve vaardigheden een noodzaak zijn om te kunnen functioneren in het dagelijkse leven en hier hebben personen met een licht verstandelijke beperking een bepaalde achterstand in. Ondersteuning van de opvoeders is dan ook essentieel. Personen met een licht verstandelijke beperking leven vaak in een voorziening, gaan naar een dagcentrum of wonen begeleid en zijn beperkt tot de contacten die ze in deze omgeving vormen. Deze contacten lopen vaak goed omdat ze met de personen van hun thuisfront dagelijks in contact komen en vaak worden begeleid door de opvoeders. Eerder in de tekst, namelijk bij „Offline methodieken‟, zijn we enkele methodes tegengekomen die hulpverleners kunnen hanteren om de netwerken van personen met een licht verstandelijke beperking uit te breiden of te onderhouden. Maar wanneer ze contacten willen leggen buiten deze omgeving wordt het vaak moeilijker. Dit komt door de eerder besproken beperkte sociale vaardigheden. Waar moeten ze andere contacten zoeken of hoe nemen ze contact op met vrienden of familie die ze al lang niet meer hebben gezien? En vooral, hoe pakken ze dit het beste aan? Internet zou op dit gebied een grote verruiming kunnen betekenen. Men zou via bepaalde sites of communicatiemiddelen op internet op zoek kunnen gaan naar nieuwe vrienden of contact kunnen houden met familieleden die niet in de buurt wonen. (Nijs, 2007) Uit ons onderzoek blijkt dat online toepassingen zoals Hotmail, Facebook, MSN en verschillende chatboxen vrij populair zijn bij personen met een licht verstandelijke beperking.
53
7.2.2
Aantrekkingskracht
Informatie kan op verschillende manieren aangeboden worden. Dit kan namelijk op een stijve, formele manier of op een leuke, aangename manier. Wanneer de informatie op een aantrekkelijke en gevarieerde manier wordt aangeboden, zal de persoon met een licht verstandelijke beperking deze informatie makkelijker opvangen. Aangezien een computer het vermogen heeft om informatie door te geven op verschillende manieren waaronder prentjes, pictogrammen, tekst, geluiden, beelden die bewegen, enzovoort, verschaft de computer dus een enorme aantrekkingskracht naar de cliënt toe en is het eenvoudiger voor de cliënten om informatie op te nemen. (Gombeir, 2008) 7.2.3
Constante begeleiding
Uit eigen ervaring hebben we ondervonden dat we als begeleider niet de kans krijgen om continu bij elke cliënt aanwezig te zijn en hen te belonen wanneer nodig. Het is nochtans noodzakelijk om regelmatig een compliment te kunnen geven wanneer een cliënt iets goed heeft gedaan. Enkel zo zal hij gestimuleerd raken om dit opnieuw te doen. De computer kan vervangend werken voor de begeleider die niet continue aanwezig kan zijn bij de personen met een licht verstandelijke beperking. Zo bestaan er leerrijke spelletjes waar een beloningssysteem in is verwerkt. Wanneer de cliënt iets goed doet, zal de computer de cliënt belonen door bijvoorbeeld een lachend mannetje op de computer te laten verschijnen. Maar niet enkel de beloningen worden aangegeven, ook wanneer er een fout gemaakt wordt, zal dit getoond worden. De persoon met een licht verstandelijke beperking kan zich dan gestimuleerd voelen om dit de volgende keer beter te doen. Op deze manier creëert de computer zelfstandigheid en leert het de cliënten bepaalde vaardigheden aan. (Gombeir, 2008) 7.2.4
Zekerheid en structuur
Een computer is een middel dat kan voldoen aan de noden van personen met een licht verstandelijke beperking. Een computer heeft een eindeloos geduld, beantwoordt aan de vragen zonder gebruik te maken van emoties, toont geen ergernissen of frustraties,is meestal duidelijk en ondubbelzinnig… Door dit gegeven weet de persoon met een licht verstandelijke beperking wat hij kan verwachten van de computer en krijgt daardoor zekerheid en structuur. In deze sfeer kunnen de personen zich ten volle ontplooien. (Gombeir, 2008) 7.2.5
Werken en denken op een gestructureerde manier
Wanneer een persoon een bepaald resultaat op de computer wilt krijgen, wordt er verwacht te handelen hoe de computer dat wil. De computer vereist een chronologische volgorde namelijk: eerst denken, nadien handelen. Wanneer we personen met een licht verstandelijke beperking vaardigheden willen aanleren, moeten we hetzelfde doen als de computer, namelijk alles in stapjes opdelen. Wanneer deze stapjes frequent en juist herhaald worden, kunnen personen met een licht verstandelijke beperking deze vaardigheden onthouden. Het gebruiken van tekeningen, afbeeldingen of pictogrammen kan een hulpmiddel zijn. (Gombeir, 2008)
54
7.2.6
Meer aandacht
Personen met een licht verstandelijke beperking hebben een beperkte concentratie. Een computer verleent veel prikkels die de aandacht kunnen richten en behouden. Voorbeelden van prikkels zijn licht-, geluid- en bewegingsprikkels. Deze prikkels kunnen er dus voor zorgen dat ze hun concentratie kunnen behouden of verhogen. Daarnaast heeft een computer een groot aanbod van diverse mogelijkheden en toepassingen. Dit brengt variatie teweeg, hetgeen de aandacht van de persoon behoudt en eventueel versterkt. (Gombeir, 2008) 7.2.7
Eigenwaarde
ICT en de mogelijkheden daarrond geven de indruk zelf een effect op de uitwerking te hebben. Dit geeft een positief gevoel op de eigenwaarde van de persoon. (Gombeir, 2008) 7.2.8
Drempel wordt verlaagd
Internet biedt zowel schriftelijke (MSN) als verbale (spraakrecorder) communicatie aan. Door deze vorm van communicatie zijn personen nooit direct waarneembaar voor de ontvanger. Dit werkt zeer laagdrempelig voor de cliënt om contacten met anderen te leggen. Daarnaast is er zelden tot nooit sprake van vooroordelen omdat er geen direct fysiek contact is. (Gombeir, 2008) Op gebied van communicatie kan het internet dus een zeer waardevol gegeven zijn voor personen met een licht verstandelijke beperking. Personen met een beperking hebben vaak moeite met communicatie en het is een voordeel dat ze zich geen zorgen hoeven te maken over het gebruik van gezichtsuitdrukkingen en intonatie. (http://blikopmedia.nl) 7.3
E-inclusie
Inclusie is één van de belangrijkste zaken om van start te kunnen gaan met internet. Men kan mogelijk wel beschikken over een computer en internet, maar wanneer men niet geïntegreerd raakt in de werking van de internetwereld kan men geen gebruik maken van de voordelen die reeds besproken zijn. Het is dus van groot belang dat personen met een verstandelijke beperking kunnen participeren in deze wereld en op deze manier kunnen genieten van de voorgaande voordelen. (http://blikopmedia.nl) Daarom vinden wij het van belang dat we ons hier wat meer in gaan verdiepen. Tot nu toe lijkt het geen frequent gegeven dat personen met een licht verstandelijke beperking gebruik maken van het internet. (http://blikopmedia.nl) Kortom, er is nog enorm veel werk aan dit participatiegebeuren. Eerder in de tekst hebben we de voordelen van internet al besproken. Bij de meerwaarde op sociaal vlak hebben we kunnen lezen dat internet een verruiming kan zijn voor personen met een licht verstandelijke beperking. Hiervoor heb je al vernomen dat er sociale vaardigheden nodig zijn om gebruik te kunnen maken van internet. Later in dit hoofdstuk zullen we hier specifieker op ingaan. Je kan er lezen dat personen met een licht verstandelijke beperking vaak bepaalde vaardigheden missen waardoor het niet zo eenvoudig is om te participeren in de internetwereld. Toch is het belangrijk om deze stap te zetten aangezien deze personen ook autonome burgers zijn die recht hebben op een eerlijke integratie in de maatschappij. Wanneer een persoon recht heeft om optimaal te integreren, hoort hier uiteraard ook bij dat ze de mogelijkheid moeten krijgen om te participeren in de internetwereld.
55
Wanneer men stelt dat internet een recht is voor alle burgers, moet men er voor zorgen dat iedereen gebruik kan maken van deze mogelijkheid. Wanneer men personen met een licht verstandelijke beperking gaat integreren in het internetgebruik, is het van belang om de essentie ervan te zoeken en te hanteren. De voordelen van internetgebruik is immers het belangrijkste voor de cliënten. Wanneer men hiervan op hoogte is, is het uiteindelijk een eigen keuze om te bepalen of men hier gebruik van maakt of niet. (http://blikopmedia.nl) 7.4
Digitale kloof
Internet heeft een enorm maatschappelijk belang gekregen. Steeds meer scholen en werkgevers gaan ervan uit dat iedereen internet heeft. Ook verschillende overheidsdiensten integreren het internet in hun werking. Op zich werken ze zo sneller en efficiënter, maar tegelijkertijd zijn er een heleboel mensen die niet van deze diensten gebruik kunnen maken. Niet iedereen heeft immers een computer en internet ter beschikking. Er zijn in het verleden wel projecten gestart om internet voor meer mensen beschikbaar te maken. Bibliotheken bieden nu computers aan. Er bestaan ook initiatieven waardoor personen met een lager inkomen er eentje goedkoper kunnen aanschaffen. Toch lijken deze inspanningen niet voldoende te zijn. Voor mensen in armoede blijft de prijs te hoog. Bovendien weten ze niet hoe ze er gebruik van kunnen maken. We besluiten hieruit dat men het risico loopt om achterop in de samenleving te raken wanneer men niet in staat is om online middelen te gebruiken. (Callens, 2011) 7.4.1
Wat houdt de digitale kloof in?
Wanneer men spreekt van een digitale kloof, heeft men het over de kloof tussen mensen die internet kunnen gebruiken en mensen die dat niet kunnen. Het hebben van een computer en internetverbinding is echter niet genoeg, mensen moeten ook weten hoe ze ermee kunnen werken. Ze moeten over bepaalde vaardigheden beschikken. Niet enkel de vaardigheden zijn de oorzaak van de digitale kloof. Er zijn mensen die vaak niet de financiële middelen hebben om een computer, laptop, GSM of dergelijke aan te kopen. Ook de toegankelijkheid op het internet is een factor die vaak personen met een licht verstandelijke beperking tegenhoudt om gebruik te maken van het internet. (Callens, 2011). Wanneer men niet over deze vaardigheden beschikt, kan men dit deels oplossen door vaardigheden aan te leren. De andere twee oorzaken van de digitale kloof kan men deels oplossen door ondersteuning te bieden in het financiële aspect en door toegankelijkheid te creëren op het internet. Bovendien zijn er veel opvoeders die nog veel problemen zien op gebied van autonomie en zelfstandigheid. Er wordt met andere woorden verondersteld dat men steeds hulp zal moeten bieden aan de cliënten. Vele opvoeders hebben twijfels of personen met een verstandelijke beperking ooit zelfstandig met internet kunnen werken. Op basis van deze gedachte komt het vaak voor dat men de cliënten toegang op internet beperkt of verbiedt. Ook dit houdt de digitale kloof in stand. Volgens Sanne Langendoen (2009), een onderzoekster, hebben opvoeders deze attitude omdat ze bang zijn om zich meer te verdiepen in het internetgebeuren en door hun lage kennis over het internet de controle kwijt te raken. De voorziening krijgt immers de grote opdracht om zorg te dragen en ondersteuning te bieden rond de ICT en dit is niet altijd eenvoudig. Omdat de hulpverleners zelf weinig „know how‟ en vaardigheden hebben is hun controle over het internetgebruik van de cliënten des te groter. Maar het is noodzakelijk in het burgerschapsparadigma om deze controle los te laten (http://blikopmedia.nl).
56
Diegenen die wel over deze vaardigheden beschikken, kunnen ze gebruiken om hun eigen positie in de samenleving te verbeteren. Mensen met een goed uitgebouwd netwerk kunnen dit online nog sterker maken. Mensen met een kleinschalig netwerk blijven echter min of meer hetzelfde netwerk behouden. Dit is het zogenaamde Matteüs-effect: wie meer heeft krijgt meer, wie minder heeft krijgt minder. (Callens, 2011) De digitale kloof vertaalt zich ook naar andere groepen. Personen die ICT als een meerwaarde zien, hebben vaak een hogere status, terwijl mensen met een lagere status de computer eerder gebruiken voor ontspanning. Ook jongeren gebruiken ICT voor ontspanning en communicatie. Ze zijn hier heel vlot in, maar weten vaak niet hoe ze de computer voor andere zaken kunnen gebruiken. Ouderen daarentegen gebruiken internet voor praktische diensten die hun een nut kunnen opleveren. (Callens, 2011) Veel personen met een beperking hebben een beperkt inkomen en dikwijls bijkomende medische kosten. De aanschaf van computer en internet is dus ook voor hen duur. Wanneer dit probleem zich voordoet kunnen personen met een beperking wel gebruik maken van een computer die zich bevindt in de leefgroep. Dit wordt meestal ingepland als een activiteit. Maar daarnaast missen zij vaak belangrijke vaardigheden. Omdat zij beperkt zijn in hun verstandelijke mogelijkheden is het voor hen nog moeilijker om orde te vinden in de online chaos. (Callens, 2011) In plaats van dat men vroeger dus dacht dat internet asociaal maakt, lijkt het nu alsof men net wordt uitgesloten wanneer men geen toegang heeft tot het internet. En erbij horen, hebben wat elke burger heeft, is een uitgangspunt van het burgerschapsparadigma. (Callens, 2011) 7.4.2
Besluit
We kunnen besluiten dat er twee grote zaken aan bod komen in de digitale kloof. De digitale kloof bestaat namelijk uit twee graden. De eerste graad bestaat uit het feit of men over een computer, laptop, GSM of dergelijke beschikt en de tweede graad bestaat uit de vaardigheden om deze middelen te kunnen hanteren. 7.5
Vaardigheden en middelen om de digitale kloof te verkleinen
In het hoofdstuk „Netwerken‟ hebben jullie reeds kunnen lezen dat er bepaalde sociale vaardigheden nodig zijn om te kunnen deelnemen aan het internetgebeuren. In dit deel willen we de specifieke digitale vaardigheden aanhalen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de voorgaande besproken digitale kloof wordt verkleind en personen met een licht verstandelijke beperking geïntegreerd raken in deze digitale wereld. 7.5.1
Vaardigheden
Ten eerste is het belangrijk dat er een sociaal netwerk aanwezig is dat het bezit en gebruik van ICT stimuleert en digitale vaardigheden helpt ontwikkelen. Het is belangrijk dat er personen in de naaste omgeving zijn om valkuilen te vermijden en de digitale inclusie te stimuleren. Internet is dus niet enkel een voorwaarde om erbij te horen, een netwerk is ook nodig om aan internet te geraken. (Callens, 2011) Ten tweede is het belangrijk om zogenaamde digitale competenties te ontwikkelen. Deze competenties zijn: -
Informatiegeletterdheid: de mate waarin iemand informatie kan opzoeken, oordelen en gebruiken, de mate waarin iemand weet hoe hij kan leren.
57
-
Mediageletterdheid: het vermogen om toegang te hebben tot de verschillende media, er kritisch naar te kijken en op verschillende manieren kunnen gebruiken.
-
Meervoudige geletterdheid: niet louter de taal begrijpen, maar ook de culturele betekenis ervan en er kritisch naar kunnen kijken. (Callens, 2011)
Deze competenties zijn onderverdeeld in verschillende niveaus om te bepalen wanneer men digitaal geletterd is: -
Instrumentele vaardigheden: de zogenaamde „knoppenkennis‟. De mate waarin iemand weet hoe hij een computer moet gebruiken. Dit gaat van de computer aan- en uit te schakelen tot het uploaden van foto‟s en filmpjes. Het ontwikkelen van deze vaardigheden hangt sterk samen met de sociale contacten waarover mensen beschikken. Het zijn mensen uit hun eigen netwerk die beschikbaar zijn wanneer ze hulp of advies nodig hebben.
-
Structurele vaardigheden: de mate waarin iemand zijn weg weet te vinden op het internet en informatie kan verwerken. Het internet is niet zoals een boek dat een logische opbouw heeft, maar bestaat uit verschillende losse stukken. Men gaat van het ene stuk naar het andere zonder zeker te zijn dat de informatie betrouwbaar is.
-
Strategische vaardigheden: de mate waarin iemand de informatie creatief kan implementeren in zijn dagelijkse leven.
-
Expressieve en reflectieve vaardigheden: een combinatie van bovenstaande factoren. De zogenaamde „mediawijsheid‟. (Callens, 2011)
Mediawijsheid is een begrip dat de betekenis van geletterdheid verruimt. Het is namelijk zo dat er niet enkel over instrumentele of structurele vaardigheden wordt gesproken maar er wordt een combinatie gemaakt. Iemand is mediawijs wanneer men beschikt over zowel de technische vaardigheden, informatie kan analyseren, er over kan reflecteren en creatief kan gebruiken. Het is ideaal wanneer deze vier aspecten evenveel ontwikkeld zijn. (Callens, 2011)
Mediawijsheidscirkel
Reflectie
Analyse
Techniek
Creativiteit
De mediawijsheidscirkel (Callens, 2011) We vragen ons echter af in welke mate het verwerven van deze vaardigheden haalbaar is voor onze doelgroep. Is dit te hoog gegrepen en zo ja, hoe kunnen we dit dan beter op hen gaan afstemmen? Bovendien moeten ze niet enkel over digitale vaardigheden beschikken, maar ook over sociale vaardigheden. 58
Uit ons onderzoek blijkt dat deze vaardigheden haalbaar zijn voor personen met een licht verstandelijke beperking. In de meeste vragenlijsten staat dat de cliënten het zichzelf hebben aangeleerd. De anderen hebben een cursus gevolgd. Voor hen het vooral moeilijk wanneer er sprake is van virussen. Sommigen hebben reeds problemen ondervonden met forums en sociale netwerksites, maar de klachten zijn eerder beperkt. Personen met een licht verstandelijke beperking zullen doorheen hun internet leerproces te maken krijgen met beperkingen in de vaardigheden die net besproken zijn. Eerder in dit project, namelijk bij „Verstandelijke beperking‟, heb je kunnen lezen dat personen met een licht verstandelijke beperking drie drempels hebben op gebied van hun ontwikkeling die zeer belangrijk zijn. Zo hebben ze storingen op verstandelijk, adaptief en sociaal gebied. Deze storingen zijn te linken aan de vaardigheden die eerder besproken zijn, vooral dan het verstandelijke en het adaptieve en zijn eveneens noodzakelijk om gebruik te maken van het internetgebeuren. Zo kunnen wij de motorische beperkingen linken aan de instrumentele vaardigheden en de cognitieve ontwikkeling kan gelinkt worden aan de structurele vaardigheden en de strategische vaardigheden. Op dit vlak lijkt het op het eerste zicht dat deze personen kwetsbaar zijn voor het gebruik van internet en niet de mogelijkheid hebben om van dit middel gebruik te maken. ICT kan voor personen met een licht verstandelijke beperking dus mogelijk zorgen voor een nieuwe uitsluiting. Het is een moeilijkheidsgraad voor deze personen om te begrijpen wat men allemaal moet kennen om met internet te werken, om met hun verstandelijke beperking informatie op te nemen en juist te verwerken,… Maar ICT kan ook als meerwaarde bekeken worden en kan ervoor zorgen dat bepaalde sociale ongelijkheden kunnen worden verholpen. Zo kan ICT een meerwaarde zijn op gebied van communicatie, het vergroten van zelfredzaamheid en zelfstandigheid en daarbovenop kunnen al deze internetmogelijkheden, voor personen met een licht verstandelijke beperking, zorgen voor een betere integratie in de maatschappij (Limpens, Nekkers en Ter Pelle, 2003). Deze voordelen zijn eerder in dit hoofdstuk reeds besproken. 7.5.2
Middelen
Om ICT bevorderend te laten werken bij personen met een licht verstandelijke beperking moet men rekening houden met de taal. Men moet zorgen dat deze taal eenvoudig gehouden wordt. De meest effectieve vorm zijn symbolen en pictogrammen. Wanneer men dit niet eenvoudig zou houden, zou de taal van het internet te ingewikkeld en niet logisch zijn voor personen met een licht verstandelijk beperking. De reden dat deze taal niet logisch zou zijn voor deze personen, komt door de vertraagde ontwikkeling op alle functies en denkprocessen op cognitief gebied. Men komt traag tot begrip en inzicht en men heeft moeite met het snel en gelijktijdig verwerken van veel informatie. Dit heb je al eerder kunnen lezen in het deeltje van „Verstandelijke beperking‟. Wanneer personen met een licht verstandelijke beperking kunnen werken met sites of programma‟s aan de hand van deze symbolen en pictogrammen kunnen ze na een periode van oefening zelfstandigheid ontwikkelen en zelf e-mails versturen, chatten, enzovoort. Men kan dus concluderen dat er heel wat aanpassingen nodig zijn om personen met een beperking te kunnen integreren in de internetwereld. Uiteraard zijn enkel deze aanpassingen niet voldoende, er zijn ook vaardigheden en voldoende begeleiding van de opvoeders nodig. Deze vaardigheden van de begeleiders worden later besproken in dit hoofdstuk. Wanneer men zich aan deze factoren houdt kan de persoon met een verstandelijke beperking zich eenvoudiger integreren in het ICT gebeuren. (Limpens, Nekkers en Ter Pelle, 2003)Naast deze vereisten moet men ook rekening houden met het maatschappelijk en pedagogisch gebied, enkel zo kan kwaliteit van leven bevorderd worden. Op maatschappelijk gebied moet men steeds nagaan en vragen stellen rond het integratiegebeuren. 59
Kunnen personen met een licht verstandelijke beperking een computer of laptop aankopen? Kunnen ze alle verkregen ICT informatie voldoende en goed verwerken? Welke eventuele aanpassingen zijn er nodig? Deze vragen zijn eerder in dit hoofdstuk besproken. Op pedagogisch gebied moet men er oog voor hebben dat heel het ICT gebeuren een nuttige functie heeft en op maat is voor de personen met een licht verstandelijke beperking. Wanneer men spreekt over het op maat maken, wordt bedoeld dat er gezorgd wordt voor structuur en duidelijkheid. Structuur en duidelijkheid zijn factoren die ze nodig hebben in het dagelijks leven, dus is het noodzakelijk hier ook rekening mee te houden op het internet. Op deze manier kan men chaos vermijden (Nijs, 2007). In de praktijk betekent structuur en duidelijkheid geven concreet dat men bijvoorbeeld makkelijke en duidelijke taal hanteert, gebruikt maakt van een groter lettertype, afbeeldingen of afgesproken tekens. Deze afgesproken tekens en afbeeldingen werden eerder in het hoofdstuk „communicatie‟ besproken. 7.5.3
Competenties begeleiders
Wanneer een begeleider met een cliënt het internet wil gebruiken of een cliënt alleen het internet wil laten gebruiken, moet hij over een aantal competenties beschikken om dit proces goed te kunnen laten verlopen. Daarom gaan we even bekijken welke competenties dit zijn. Een eerste competentie waarover een begeleider moet beschikken, is dat hij een positieve houding aanneemt. Dit wil zeggen dat hij moet geloven in de waarde die het ICT-gebruik heeft op personen met een beperking. Hiernaast is het ook de bedoeling dat de begeleider ervaringen van ICT uitwisselt met collega‟s en hen motiveert over het gebruik. Deze competentie houdt ook in dat hij kan meewerken rond het uitwerken van een visie voor het gebruik van ICT. We kunnen daaruit besluiten dat een begeleider zelf ook ICT-vaardig moet zijn. Dit wil zeggen dat hij kan werken met verschillende programma‟s zoals tekstverwerkingsprogramma‟s en gegevensverwerkingsprogramma‟s. Hiernaast kan de begeleider ook het internet gebruiken om informatie te zoeken, te e-mailen, correct te handelen bij problemen, … Een competentie die daaruit volgt is het voorbereiden van het internetgebruik. De begeleider moet hierbij in staat zijn om op de vraag en het interessegebied van de cliënt in te spelen en zich aan te passen aan het niveau en het tempo. De begeleider moet hiervoor gepaste software en websites gebruiken die passen in de leefwereld van de cliënt. Hiermee wordt onder andere bedoeld dat hij toegankelijke websites kan herkennen. Bij de competentie van het voorbereiden kunnen we ook zeggen dat de begeleider ervoor dient te zorgen dat iedereen een gepaste lichaamshouding heeft en er eventueel voor zorgt dat er aangepaste hulpmiddelen zijn voor een goede lichaamshouding. Hij moet immers de werkomgeving toegankelijk maken. Een vierde competentie is het didactisch vaardig zijn. Hierbij wordt eerst begonnen met het bepalen van het beginniveau van de cliënt, het analyseren van de ICT-vaardigheden en het stapsgewijs aanleren van ICT-vaardigheden. Wanneer we deze competentie verder ontleden, kunnen we ook zeggen dat het op maat hulpmiddelen aanreiken om zelfstandig werken te bevorderen hieronder past, net zoals veilig leren internetten en de vaardigheden leren gebruiken in een andere context.
60
Als laatste competentie bekijken we het ICT integreren. Hierbij stimuleert de begeleider personen met een verstandelijke beperking om zelfstandig ICT te gaan gebruiken in het dagdagelijkse leven. Hierbij is de begeleider zich bewust van de mogelijkheden om het netwerk van de individuele persoon in kaart te brengen via ICT-mogelijkheden. ICT integreren betekent ook dat ICT-gebruik wordt ingevoegd in andere activiteiten (Torfs, 2011). Deze competenties zijn ons aangereikt tijdens een studiedag van ICT-inclusief, gehouden in de Katholieke Hogeschool Kempen op 20 oktober 2011. 7.6
Besluit
Voor we kunnen spreken van integratie, vinden is het noodzakelijk om belangrijke punten van het internetgebruik te overlopen. Zo hebben we enkele kritische punten bekeken waar iedereen zich bewust of onbewust zorgen over maakt wanneer het kind of de cliënt in aanraking komt met internet. Hier kunnen we besluiten dat er inderdaad enkele drempels zijn waar we rekening mee moeten houden, maar dat dit geen reden is om niet de stap kunnen zetten om personen met een beperking te integreren in de internetwereld. We kunnen net stellen dat er voor elke hindernis een oplossing bestaat om hier over te raken. We zien deze drempels dan ook niet als negatieve factoren, maar als uitdagingen. Hiernaast hebben we ook een waslijst aan voordelen besproken die duidelijk maken dat het een meerwaarde is om personen met een beperking te integreren in het internetgebeuren. Uiteraard hebben we even stil gestaan hoe het momenteel gesteld is met de e-inclusie in onze maatschappij. Hier kunnen we stellen dat er momenteel nog veel werk is. Er bestaat in deze tijden helaas nog veel zaken die de digitale kloof in stand houden. Aangezien we net willen dat deze digitale kloof gedicht wordt, zijn we op zoek gegaan hoe men dit precies kan doen. We kunnen stellen dat er enkele middelen en vaardigheden van zowel cliënten als begeleiding nodig zijn, maar wij zien hier alvast een mooie toekomst in. We hopen anderen ook overtuigd te hebben van de online mogelijkheden voor personen met een licht verstandelijke beperking.
61
8
ALGEMEEN BESLUIT
Eerst en vooral hebben we de vraag van de expertisecel e-Social Work geanalyseerd en bijgestuurd aan de hand van feedback van Davy Nijs, coördinator van de expertisecel. Zo kregen we een duidelijk beeld van de doelgroep en het uiteindelijke product. Vervolgens hebben we onze doelgroep afgebakend tot personen met een licht verstandelijke beperking. We hebben hun mogelijkheden en beperkingen geanalyseerd met behulp van het multidimensioneel ondersteuningsmodel. In het thema „Netwerken‟ zijn we te weten gekomen dat personen met een licht verstandelijke beperking een grote behoefte hebben aan een netwerk in functie van ondersteuning. Ook gingen we na over welke vaardigheden cliënten en begeleiders moeten beschikken om sociale contacten uit te bouwen. Vervolgens gingen we dieper in op de manier waarop we met personen met een verstandelijke beperking kunnen communiceren en koppelen we dit aan online communicatie. Tenslotte zijn we op zoek gegaan naar reeds bestaande offline methoden en hebben we het over de meerwaarde van internet in de hulpverlening. We hebben hieruit geleerd dat netwerken een centrale plaats innemen in het leven van iedereen, ongeacht of er sprake is van een beperking of niet. Het is wel zo dat personen met een licht verstandelijke beperking meer behoefte hebben aan ondersteuning en dit liefst vanuit hun eigen, natuurlijk netwerk. Internet kan een meerwaarde zijn omdat het verschillende drempels verlaagd en een brug maakt tussen personen met en personen zonder beperking. Op deze manier werken we aan e-inclusie. In onze huidige samenleving heeft internet en andere media een grote plaats ingenomen. Vooral sociale netwerksites kennen een opmars. Daarom besluiten we dat internet niet asociaal maakt. Integendeel zelfs, door de digitale kloof vallen mensen net uit de boot wanneer ze geen internet hebben. In de visie van het burgerschapsmodel vinden we dat ook personen met een licht verstandelijke beperking recht hebben op het participeren in de digitale samenleving.
62
Deel 2: Implementatie 1
INLEIDING
We hebben onze vraagstelling reeds ontleed en vervolgens theoretisch onderbouwd aan de hand van kaders uit de literatuur. Ook hebben we verschillende offline en online methodieken verkend. De volgende stap is deze methodieken implementeren in de praktijk. We gaan na welke methodieken het meest aansluiten bij onze vraagstelling en verantwoorden waarom we er voor kiezen. De hoofdstukken zijn volgens een vaste structuur opgebouwd. Allereerst worden de online hulpmiddelen gekoppeld aan reeds bestaande offline hulpmiddelen. Er volgt een korte toelichting waarom we voor deze koppeling kiezen. We verwijzen hierbij ook naar de theoretische kaders die we in het eerste deel hebben verwerkt. Daarna visualiseren we de online methoden met behulp van afbeeldingen. Hiermee willen we de mogelijkheden van de methoden verder toelichten. Tenslotte schrijven we een besluit waarin de informatie kort wordt samengevat. Deze methodieken komen achteraf in onze inspiratiebundel. 2
DE LINK VAN OFFLINE METHODEN MET ONLINE METHODEN
Om de link te maken met online methoden hebben we reeds bekeken welke offline methodieken er bestaan om de netwerken van een persoon in kaart te brengen. Maar we zijn er ons van bewust dat netwerken ook via online methoden kunnen behouden of vergroot worden. Daarom gaan we de offline methodieken vergelijken met de online methodieken. We hebben hierbij online methodieken gezocht die ontworpen zijn voor personen met een licht verstandelijke beperking of door zowel personen zonder licht verstandelijke beperking en hun begeleiding kunnen gebruikt worden. Deze online methoden zorgen ervoor dat personen met een licht verstandelijke beperking zoveel mogelijk kansen kunnen grijpen om op het internet te integreren en hun netwerk uit te breiden. Deze methoden maken, eventueel met behulp van een begeleider, het internetgebruik eenvoudig en overzichtelijk voor de cliënt. Bij het gebruik van online methoden is het echter ook belangrijk om na te gaan in welke mate de cliënt communicatieve vaardigheden bezit zoals reeds eerder besproken in de theoretische onderbouw „afstemmen van communicatie‟. In „afstemmen van communicatie‟ kunnen we ook terugvinden wat er moet gebeuren om de cliënt verder op weg te helpen. Zo is eenvoudig taalgebruik vaak noodzakelijk. In de drie aangepaste sites, namelijk Steffie.nl, Ikkies en Maatjesmatch.nl voor personen met een licht verstandelijke beperking is dit aanwezig. De andere drie sites, Windows Live Messenger, Facebook en Google+, zijn niet aangepast, maar kunnen wel door personen met een licht verstandelijke beperking gebruikt worden. Het is belangrijk dat begeleiders of anderen het taalgebruik aangepast en eenvoudig houden. 2.1
Netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Steffie.nl
De website Steffie.nl is gericht op personen met een licht verstandelijke beperking en biedt veel mogelijkheden zoals e-mailen, surfen, zoeken, … Maar we spitsen ons toe op het thema „sociale netwerken‟ dat Steffie aanbiedt. Zoals reeds besproken in het hoofdstuk „netwerken‟ is het voor veel mensen gemakkelijk om contacten te onderhouden of uit te breiden doordat ze buiten komen door bijvoorbeeld naar de bakker te gaan of een vergadering bij wonen.
63
Toch is dit voor personen met een licht verstandelijke beperking niet altijd even vanzelfsprekend. Bij wie kunnen ze terecht met welke vragen of problemen? Met wie kunnen ze een gewoon praatje slaan? Steffie.nl kan helpen om deze vragen op te lossen door de persoon en zijn contacten in beeld te brengen met behulp van cirkels met verschillende thema‟s. Zo kan duidelijk worden in welke mate de cliënt bepaalde contacten bezit. 2.1.1
Vergelijking tussen het ecogram en Steffie.nl
De sociale netwerken van Steffie kunnen vergeleken worden met een ecogram. Het ecogram is eerder besproken in het hoofdstuk „Offline methodieken‟. Wanneer we dit even kort samenvatten, kunnen we stellen dat in het ecogram gewerkt wordt met de aanwezige hulpbronnen. Hiermee wordt bedoeld dat iedereen die in contact staat met de persoon met een licht verstandelijke beperking in het ecogram wordt opgenomen. Het ecogram visualiseert het netwerk en maakt duidelijk welke contacten diepgaander zijn dan de anderen en wat er aan kan veranderen. Ook het maken van nieuwe contacten wordt via het ecogram ondersteund. Deze functies biedt de website Steffie ook aan, al dan niet spraakgestuurd. In het thema „Sociale netwerken‟ van Steffie wordt er begonnen met een algemene uitleg over dit hoofdstuk. Hierna worden er tips gegeven hoe een netwerk opgestart, in stand gehouden of vergroot kan worden en wordt er uitgelegd wat een sociaal netwerk is. Met of zonder deze informatie kan men dan het eigen netwerk in kaart brengen. Hierbij wordt er gevraagd wie men is en wie de belangrijkste personen in het leven zijn. Wanneer men deze informatie heeft opgegeven, wordt er een reeks vragen gesteld over het soort contact in verschillende thema‟s met deze personen. Op het einde van deze vragen worden de verschillende thema‟s apart bekeken en kan men hierbij zien hoe de contacten per thema zijn. 2.1.2
Visualisering
Op de eerste afbeelding is de eerste stap te zien, namelijk wie de gebruiker zelf is. Hierna wordt er gevraagd wie er belangrijk in zijn leven is, men kan hier zoveel personen opgeven als men zelf wil.
64
Als volgt kan men ingeven hoe deze persoon met iemand anders in contact staat. Is het familie, een vriend of een ondersteuner? Wanneer men deze drie stappen heeft overlopen, kan men beginnen met de vragen te beantwoorden. Dit zijn er 23 en ook hier kan men zoveel personen als men wil aanduiden.
Na de 23 vragen te beantwoorden, komt men uit op de laatste stap. Dit zijn vier netwerkcirkels die onderverdeeld zijn in verschillende thema‟s: hulp vragen, dezelfde interesses, meeleven en met iemand praten. Dit is het resultaat van de personen in te geven die belangrijk zijn voor de persoon met de licht verstandelijke beperking en de vragen op te lossen. Men staat zelf centraal in deze cirkels en men kan zien hoe de andere personen die voor hem belangrijk zijn, in contact staan met hem in een bepaald thema. Wanneer men met de cursor over een gekleurd bolletje gaat, kan men zien wie het bolletje voorstelt. Met deze methode kan men het netwerk in kaart brengen op verschillende domeinen met behulp van duidelijke vragen. 2.1.3
Besluit
Steffie.nl is een handig hulpmiddel, zowel op vlak van communicatie als op vlak van het uitbreiden van netwerken. De persoon met een licht verstandelijke beperking kan contacten onderhouden, bankgegevens opvragen, e-mailen, … Voor ons lijkt Steffie.nl een goede online methodiek omdat de persoon een duidelijk beeld krijgt van zijn netwerk en hier dus ook mee aan de slag kan. Op deze manier kan het netwerk vergroot of versterkt worden. 65
Het internet wordt voor de persoon met de licht verstandelijke beperking ook zeer toegankelijk gemaakt aan de hand van pictogrammen en duidelijke teksten. Hierdoor is het voor de persoon gemakkelijker om aan het internet te kunnen deelnemen. Dit is ook het doel is bij Steffie.nl omdat, zoals reeds besproken in het hoofdstuk „Verstandelijke beperking‟, personen met een licht verstandelijke beperking moeite hebben met het begrijpen van dagdagelijkse handelingen. Door het gebruik van pictogrammen worden dingen stap voor stap uitgelegd, waardoor personen met een licht verstandelijke beperking langer de tijd krijgen om alles te begrijpen. Een ander positief aspect bij Steffie.nl is dat de site gratis is. 2.2
Deelnemen aan inclusieve activiteiten door gebruik te maken van Ikkies
Ikkies is een software die gericht is op personen met een licht verstandelijke beperking en biedt aangepaste mogelijkheden om naar een site te surfen. Zo maakt Ikkies gebruik van pictogrammen waarvan men zelf kan instellen hoe groot men ze wil en kan er een persoonlijke toets aan gegeven worden door een afbeelding op de achtergrond te zetten. Zoals eerder besproken in het hoofdstuk „verstandelijke beperking‟ is het ook voor personen met een licht verstandelijke beperking belangrijk om te kunnen deelnemen aan de samenleving en dus aan het internet. Door gebruik te maken van Ikkies wordt het internetgebruik vereenvoudigd. Zo kan men door op een groot pictogram te klikken meteen doorgestuurd worden naar de site. Wanneer de persoon met een licht verstandelijke beperking naar de site van Youtube wil, kan hij op het pictogram van Youtube klikken, waarna hij meteen op de site terecht komt. 2.2.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten en Ikkies
Wanneer we spreken over de software Ikkies, dan kunnen we stellen dat deze software op een heel andere manier werkt dan de website Steffie.nl. Toch bevordert Ikkies ook het netwerken van de personen met de licht verstandelijke beperking. De offline methodiek „deelnemen aan inclusieve activiteiten‟ wil ervoor zorgen dat de persoon met de licht verstandelijke beperking een zo normaal mogelijk leven wil of kan leiden met zijn mogelijkheden en beperkingen. Hierbij is inclusie ook belangrijk, namelijk het gevoel erbij te horen en in de maatschappij te staan. Dit zien we ook in ons hoofdstuk over netwerken. Ikkies beantwoordt aan deze doelstellingen door een aangepaste software aan te bieden. Het programma houdt rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de persoon met de licht verstandelijke beperking door middel van pictogrammen, de grootte en de snelheid van het voorbijschuiven van de pictogrammen. Deze pictogrammen geven duidelijk aan wat men terug kan vinden wanneer men op een bepaald pictogram klikt. Wanneer men bijvoorbeeld op het pictogram van Youtube klikt, komt men uit op de website van Youtube. 2.2.2
Visualisering
We overlopen stap voor stap hoe men met Ikkies aan de slag kan. Het programma kan gedownload worden op de website Ikkies.nl en is gratis verkrijgbaar. Na het downloaden kan men kiezen tussen bepaalde instellingen.
66
Op voorgaande afbeelding kan men een voorbeeld zien van Ikkies nadat de instellingen ingevoerd zijn. Wanneer men in het programma bezig is, ziet men verschillende pictogrammen. Zo is er een pictogram voor het internet, voor muziek, voor filmpjes, … Dit programma zorgt ervoor dat internet en andere hulpmiddelen toegankelijk, bruikbaar en overzichtelijk worden. Op de eerste afbeelding die we hieronder zien moet de gebruiker zijn gegevens invoeren. Onder andere zijn naam, geslacht, geboortejaar en of hij tekst en beeld wilt of alleen beeld. Op de rechtse foto volgt het instellen van de knopgrootte. Men kan kiezen van kleine knoppen tot grote knoppen.
Daarna kan men de snelheid van het voorbijgaan van de pictogrammen kiezen. Als laatste kan men de achtergrondkleur aanpassen en een achtergrondafbeelding kiezen. Hierna klikt men op opslaan en kan men beginnen in het programma Ikkies.
67
Zoals op het onderstaande voorbeeld te zien is, krijgt men een reeks van pictogrammen. We gaan dieper in op het pictogram „internet explorer‟ om de mogelijkheden van Ikkies te illustreren.
Wanneer men op het icoon klikt, verschijnen er twee beschikbare websites: ookjij.nl en steffie.nl. De meerwaarde van Steffie.nl is reeds uitgelegd. Ookjij.nl is een aangepaste website voor personen met een beperking waar men spelletjes kan spelen, muziek kan beluisteren, informatie kan verzamelen en een mening kan uiten. Naar de filmpjeswebsite „Youtube‟ kan men rechtstreeks surfen door op het icoon te klikken.
68
2.2.3
Besluit
Ikkies biedt een veilige omgeving aan om wegwijs te raken op de computer en het internet. Het scherm is zo eenvoudig mogelijk gehouden zonder overbodige knoppen. Bovendien verwijst het programma ondermeer naar sites op maat. Door internet toegankelijk te maken voor personen met een licht verstandelijke beperking laat men hen deelnemen aan activiteiten die gangbaar zijn in de huidige maatschappij. Men laat hen er dus bijhoren. Dit is een vorm van inclusie. 2.3
Community support door gebruik te maken van Maatjesmatch.nl
Maatjesmatch.nl is een sociale netwerksite voor mensen met een beperking die graag anderen willen ontmoeten die net zo zijn als zichzelf. In het hoofdstuk „Verstandelijke beperking‟ hebben we gezegd dat personen met een IQ-waarde onder 70 vaak moeilijkheden hebben op verschillende gebieden, zoals onder andere: communicatie, sociale en relationele vaardigheden, ontspanning, veiligheid, enzovoort (De Beer, 2011). Ook in het hoofdstuk „Netwerken‟ komt het belang van sociale vaardigheden aan bod in functie van het opbouwen en onderhouden van contacten. We kunnen hieruit besluiten dat sociale contacten belangrijk zijn, zeker voor personen met een licht verstandelijke beperking, maar dat net zij moeilijkheden ondervinden op dit gebied. Het bieden van veiligheid en vertrouwen is een grondbeginsel van Boschman (2005) als voorwaarde om tot een goede communicatie te komen met personen met een beperking. Maatjesmatch.nl houdt hier rekening mee. De site biedt namelijk een veilige omgeving aan, uitsluitend voor personen met een beperking, opdat ze binnen hun mogelijkheden op zoek kunnen gaan naar personen met een gelijkaardige achtergrond. De term „beperking‟ slaat hier niet enkel op een licht verstandelijke beperking, maar ook op een lichamelijke of psychiatrische beperking en allerhande syndromen zoals AD(H)D en Autisme Spectrum Stoornis. Via deze site kunnen zij elkaar ontmoeten. Er kunnen contacten ontstaan om samen uit te gaan, samen te gaan sporten of gewoon eens goed te praten met iemand die hen begrijpt. De site biedt ook de mogelijkheid om aan te geven of iemand al dan niet een relatie wilt. Zo kunnen personen met een beperking op zoek gaan naar iemand die bij hen past. 2.3.1
Vergelijking tussen community support en Maatjesmatch.nl
Omdat deze site de mogelijkheid geeft aan gebruikers om zelf op zoek te gaan naar steunbronnen, sluit dit aan bij de offline methode „community support‟. De persoon kan anderen die hij als steunbron wil, vragen om hem bij te staan. De cliënt heeft behoefte aan een natuurlijk netwerk waar relaties kunnen ontstaan op basis van gemeenschappelijke interesses en belangen (Van Hove, 2007). Dit gebeurt op een spontane en vrijwillige basis in een veilige omgeving. Zoals eerder vermeld, is het bieden van veiligheid en vertrouwen een grondbeginsel (Boschman, 2005). De verantwoordelijke van de site controleert de profielen en berichten op echtheid en ongepaste inhoud. Dit is een site specifiek voor personen met een beperking, zodat ze zich niet anders hoeven te voelen. Volgens ons draagt contact met lotgenoten bij tot emotioneel welbevinden, persoonlijke ontwikkeling en sociale inclusie. Bovendien komt het ten goede van interpersoonlijke relaties en dus het natuurlijk netwerk. We kunnen stellen dat contact met anderen met een beperking dus ook bijdraagt tot kwaliteit van leven. (Schalock, 1997).
69
2.3.2
Visualisering
We overlopen hoe men Maatjesmatch.nl kan gebruiken. Allereerst maakt men een profiel aan. Dat moet men doen om berichten te kunnen schrijven, lezen en vrienden toe te voegen. Zodra men een profiel heeft aangemaakt, kan men de site gaan verkennen. Dat kan men met behulp van de rode balk. Allereerst staat er „Beginpagina‟, dat is de pagina met het welkomstwoord en de regels van de website. Bij „Gebruikers‟ kan men alle profielen zien die op Maatjesmatch.nl zijn aangemaakt. Bij elk profiel verschijnt er een blauwe balk waar men alles wat de persoon heeft gepost kan bekijken. Men kan zijn interesses lezen, zijn hobbies, zijn foto‟s, woonplaats, enzovoort. Men kan zien of de persoon op zoek is naar een relatie of simpelweg contact wil opbouwen. Onderaan een profiel kan men een zogenaamde „Krabbel‟ toevoegen. Dat is een kort bericht wat men zichtbaar op het profiel plaatst en waar personen op kunnen reageren, inclusief de eigenaar van het profiel.
Naast profielen bekijken kan men zichzelf aansluiten bij een groep en vervolgens volgen wat die groep doet. Groepen zelf aanmaken kan men in het menu. Het forum kan men wel zelf vorm geven. Ten eerste kan men klikken op een reeds bestaand onderwerp, „off topic‟ zoals ze dat noemen, en daarop reageren. Ten tweede kan men zelf een nieuw onderwerp lanceren waarop anderen dan kunnen reageren. Zo ontstaat er een online gesprek en kan men ideeën, meningen of tips uitwisselen.
70
In het menu is het mogelijk om het profiel bij te werken.
Tenslotte heeft de website een zoekfunctie, waar men profielen kan zoeken op basis van naam, woonplaats, geslacht en of er al dan niet sprake is van een relatie. Links bovenaan de site ziet men een persoonlijk kader, waarbij men heel snel berichten kan beheren. Allereerst ziet men de „Inbox‟. Dit zijn alle berichten die door gebruikers persoonlijk naar de gebruiker worden gestuurd en dus niet kunnen gelezen worden door iedereen. Om een privébericht te sturen, moet men wel vrienden toevoegen. Dit zijn de mensen die een profiel hebben op Maatjesmatch.nl en met wie men beter contact heeft of wilt hebben. Door op het memberpaneel te klikken, kan men volgen welke uploads vrienden hebben gedaan. Informatie zoals verjaardagen, blogs, afbeeldingen, video‟s en linken worden met de gebruiker gedeeld. Vrienden worden op de site ook wel „Buddies‟ genoemd. Verder biedt de site nog enkele andere dingen aan. Aan de zijkant van het scherm kan men zien wie online is, welke profielen nieuw zijn en welke gebruiker het meest actief is. Daarnaast kunnen gebruikers elkaar punten geven. Nu kan men makkelijk contacten onderhouden met mensen via het internet en eventueel iemand leuk ontmoeten. 2.3.3
Besluit
Maatjesmatch.nl is een site waar personen met een beperking onderling kunnen communiceren. Omdat er controle is van de webmaster, is de site een veilige omgeving waar ze anderen met een beperking kunnen ontmoeten met al dan niet de mogelijkheid om een liefdesrelatie te starten. Het bieden van veiligheid en vertrouwen is immers een belangrijk grondbeginsel in de communicatie (Boschman, 2005). De persoon kan zelf zijn steunbronnen kiezen en beslissen wat hij wel en niet wil delen. Zo ontstaan relaties op een spontane manier en ontwikkelt de cliënt een natuurlijk netwerk op basis van gemeenschappelijke interesses en belangen (Van Hove, 2007). Op deze manier sluit deze site aan bij community support.
71
2.4
Deelnemen aan inclusieve activiteiten en de netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Windows Live Messenger
Windows Live Messenger is niet specifiek gericht op personen met een licht verstandelijke beperking. Het kan door iedereen gebruikt worden. Op Windows Live Messenger kan men chatten, videochatten, spelletjes spelen, … met de mensen die men in het programma heeft toegevoegd door middel van een e-mailadres. Ook kan men er heel andere dingen op doen zoals de tv-gids raadplegen, een job zoeken, … We bekijken hier echter de methoden die het netwerken stimuleren. 2.4.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten, netwerken in kaart brengen en Windows Live messenger
De netwerkmethoden van Windows Live Messenger kunnen vergeleken worden met het deelnemen aan inclusieve activiteiten. Deze vergelijking kan gemaakt worden omdat het deelnemen aan inclusieve activiteiten duidelijk wil maken dat iedere persoon dezelfde rechten en plichten heeft. Inclusie is hierbij heel belangrijk, de mogelijkheid om aan de samenleving deel te nemen zonder dat er aparte werelden ontstaan tussen de persoon met en de persoon zonder licht verstandelijke beperking. Eerder in de theorie, bij het hoofdstuk „Online hulpverlening‟, heb je al wat meer kunnen lezen over inclusie. Hier werd aangehaald dat het van groot belang is dat personen met een licht verstandelijke beperking kunnen participeren in de internetwereld en op deze manier kunnen genieten van enkele voordelen die ook besproken zijn in dit hoofdstuk. Het is belangrijk om de stap van participatie te zetten aangezien personen met een licht verstandelijke beperking ook autonome burgers zijn die recht hebben op een eerlijke integratie in de maatschappij. Windows Live Messenger kan voor deze inclusie zorgen omdat iedereen in het programma kan toegevoegd worden, zowel personen met, als personen zonder licht verstandelijke beperking. Door de verschillende functies kan iedereen Windows Live Messenger gebruiken. Zo kan men gewoon chatten. Wanneer men gewoon chat, ziet of hoort men elkaar niet, maar houdt men toch contact. Hiernaast kan men schrijvend videochatten. Met schrijvend videochatten wordt bedoeld dat men elkaar ziet, maar dat men elkaar nog niet hoort en het verhaal of gedachten nog moet neerschrijven. Windows Live Messenger biedt echter ook het videochatten aan met geluid. Hierbij ziet en hoort men elkaar en moet men niet meer schrijven. In Windows Live Messenger kan men ook groepen aanmaken zoals bijvoorbeeld familie, vrienden, begeleiding, enzovoort. Hierdoor kan men het programma vergelijken met het ecogram. Dankzij de groepen die men kan aanmaken, krijgt men een visueel beeld van het netwerk en kan men deze netwerken onderhouden. Hiernaast krijgt men ook een duidelijk zicht in welke groep weinig contactpersonen staan en waar men aan moet werken om uit te breiden. Windows Live Messenger lijkt ons bruikbaar voor personen met een licht verstandelijke beperking omdat men in dit programma groepen kan aanmaken waardoor men de contactpersonen gemakkelijk kan terugvinden. Doordat men nieuwe contactpersonen moet accepteren of zelf een bekend contactpersoon moet toevoegen op Windows Live Messenger is de kans veel kleiner dat men met vreemde personen chat. Wanneer personen met een licht verstandelijk beperking enkel in contact komen met mensen die ze kennen zal dit zorgen voor een veilige omgeving. In de theorie hebben we de veiligheid, de voordelen en uitdagingen bekeken. Bij de voordelen en uitdagingen kon je lezen dat men in contact kan komen met onbekende mensen en dat dit kan leiden tot seksuele intenties, cyberpesten, advies geven over zelfmoord,… Bij de kritische bedenking over veiligheid werd aangehaald dat dit zaken zijn waarvan men zeker niet wil dat de kinderen of cliënten hiermee in contact komen. Dit kan namelijk bepaalde gevolgen hebben voor deze personen. 72
Er werd ook aangegeven dat men in zulke situaties de kinderen of cliënten op een pedagogische manier moet begeleiden in plaats van deze zaken op het internet te verbieden. Het is belangrijk om het aspect veiligheid bespreekbaar te houden. Het is dus een voordeel dat men via Windows Live Messenger over de veiligheid beschikt dat men enkel in contact komt met bekende mensen. Dit chatten kan aangepast zijn aan de noden van de cliënt. Zo kan de cliënt gewoon chatten maar is er ook de mogelijkheid om te videochatten. Het videochatten kan dan vooral handig zijn voor personen met een verstandelijke beperking die niet kunnen lezen of schrijven. Net zoals Windows Live Messenger biedt Skype echter ook deze functie van videochatten. Ook Skype kan een handige methodiek zijn om aan het netwerk te werken. 2.4.2
Visualisering
Op deze afbeelding kan men het beginscherm van Windows Live Messenger zien voordat de gebruiker is aangemeld.
Wanneer men is aangemeld, komt men in het overzicht terecht. Hier kan men alle aangemaakte groepen zien en wie er in elke groep online is.
73
Wanneer men dan op een online naam dubbelklikt, komt men in het chatvenster zoals hieronder te zien is.
In dit chatvenster kan men beginnen te praten door te typen, maar men kan ook praten door middel van de microfoonfunctie die Windows Live Messenger biedt. Hierbij kan men dan ook de gebruiker zijn webcam activeren.
Wanneer men gedaan heeft met chatten, kan men zich afmelden. Hierdoor is men niet meer online en kan niemand nog met de gebruiker chatten. Na het afmelden komt men terug in het beginscherm van Windows Live Messenger waar men zich kan aanmelden. 2.4.3
Besluit
Windows Live Messenger lijkt ons een goed hulpmiddel omdat contactpersonen in groepen kunnen worden onderverdeeld. Hierdoor is het voor de persoon met een licht verstandelijke beperking duidelijk wie er online is en wat deze persoon voor hem betekent (familie, vrienden, begeleiding, …) Hiernaast kan het chatkader en het lettertype groot ingesteld worden en kan er gewoon gechat worden, maar kan ook de functie van het videochatten opgezet worden waardoor de persoon met een mentale beperking niet hoeft te lezen of schrijven. Het programma bevat overigens ook weinig andere pictogrammen of reclame die losstaan van de chatfunctie waardoor Windows Live Messenger heel overzichtelijk is. Deze overzichtelijkheid is nodig bij personen met een licht verstandelijke beperking omdat er bij de ontwikkeling van de verstandelijke mogelijkheden op alle functies en denkprocessen vertraging oploopt.
74
Hieronder wordt verstaan dat hun aandacht weinig selectief is, hun taal en communicatie zijn minder ontwikkeld dan normaal, ze komen traag tot begrip en inzicht en kunnen moeilijk snel en gelijktijdig informatie verwerken. Het is dus noodzakelijk dat alles stapsgewijs wordt uitgelegd en dat alles overzichtelijk is. Deze theorie hebben jullie eerder kunnen lezen in het hoofdstuk „Verstandelijke beperking‟. 2.5
Deelnemen aan inclusieve activiteiten door gebruik te maken van Facebook
Facebook is een zeer bekende site geworden voor de meesten onder ons. Het is een site die ideaal blijkt te zijn om netwerken uit te breiden, te onderhouden en oude contacten terug op te nemen. Men kan via Facebook vrienden zoeken door hun naam of e-mailadres te typen in de zoekfunctie. Wanneer men vrienden gevonden hebt, kan men een uitnodiging zenden om deze vriendschap te bevestigen. Wanneer deze persoon de uitnodiging aanvaardt, behoort deze tot de vriendenlijst. Anderen kunnen ook een vriendschapsverzoek zenden naar de cliënt. In dit geval krijgt men een vriendschapsverzoek en kan ook de cliënt dit aanvaarden. Men kan ook vrienden, kennissen en familie opsporen door op zoek te gaan in de vriendenlijsten van andere mensen of in de vriendenkring. Men kan dus op een anonieme manier op zoek gaan, op iedereen zijn Facebookpagina, of er mensen zijn die men kent of die men boeiend vindt. Men kan met andere woorden in iedereen zijn vriendenlijst op Facebook geraken om op zoek te gaan naar mensen die men eventueel kent en dit zonder dat iemand weet dat zijn profiel is bekeken. Wanneer men deze functies van Facebook bekijkt, lijkt dit een ideale site om netwerken uit te breiden bij personen met een licht verstandelijke beperking. Uit ons onderzoek blijkt dat dit een zeer populaire site is bij personen met een licht verstandelijke beperking. Er zijn echter enkele nadelen aan Facebook waardoor het moeilijk wordt voor personen met een licht verstandelijke beperking om gebruik te maken van deze site. Zo biedt Facebook vele applicaties aan waardoor de site onoverzichtelijk en onduidelijk wordt. Facebook biedt met andere woorden immens veel informatie aan waardoor de site rommelig overkomt. Voor velen onder ons is het vaak moeilijk om duidelijkheid te krijgen in alle applicaties die Facebook aanbiedt. Vaak hebben we zelfs geen kennis van wat Facebook allemaal te bieden heeft. Wanneer personen met een licht verstandelijke beperking gaan werken met Facebook zal dit voor hen een totale chaos zijn. Daarom zijn we op zoek gegaan naar een methode die op een eenvoudige manier kan uitgelegd worden aan personen met een licht verstandelijke beperking. 2.5.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten en Facebook
Aangezien Facebook een veelgebruikte communicatiesite is waarmee men zijn netwerken kan onderhouden, leek het ons toch de moeite om op zoek te gaan naar een applicatie op Facebook die wel hanteerbaar is voor personen met een licht verstandelijk beperking. In onze theorie hebben we immers besproken dat e-inclusie bevorderd moet worden. In de theorie is te lezen dat e-inclusie inhoudt dat personen met een beperking ook autonome burgers zijn die recht hebben op een eerlijke integratie in de maatschappij. Bij het recht om optimaal te integreren hoort ook de mogelijkheid om te participeren in de internetwereld. Zo heb je ook in het hoofdstuk „Offline hulpverlening‟ kunnen lezen dat personen met een licht verstandelijke beperking evenveel recht hebben als wij om lid te zijn van onze samenleving. Hieronder verstaat men dat de persoon een zo normaal mogelijk leven moet kunnen leiden en dat men het gevoel moet hebben dat men erbij hoort. Er moet dus gezorgd worden dat er geen aparte werelden ontstaan, maar dat er één samenleving is voor iedereen.
75
Dit is de reden waarom we toch op zoek zijn gegaan naar een applicatie op Facebook die hanteerbaar is voor personen met een licht verstandelijke beperking, zodat ook zij kunnen mee doen met de nieuwe hype op dit moment. Bij het zoeken naar een bruikbare applicatie zijn we terecht gekomen bij „lijsten‟ op Facebook. Men kan via deze applicatie een overzicht maken van alle mensen die belangrijk voor de gebruiker zijn. Men kan verschillende lijsten maken en hierin kan men mensen toevoegen die onder deze subgroep passen. Zo kan men bijvoorbeeld familie, vrienden, kennissen,… als subgroepen aanmaken en de personen hier in toevoegen die de gebruiker wil. Door deze onderverdeling krijgt men een perfect overzicht van wie er zich in de gebruiker zijn netwerk bevindt en welke netwerken de gebruiker eventueel nog kan uitbreiden. Deze applicatie is gemaakt om een beperkter overzicht te krijgen van wat mensen posten op hun Facebook. Meestal voegen mensen de gebruiker toe zonder hem amper of niet te kennen. Vaak aanvaardt men hun vriendschapsverzoek, maar heeft men hier geen verdere bedoelingen mee. Men heeft vaak niet de intentie om alles te lezen wat ze op hun Facebook posten. Maar wanneer men dit wel wil weten van de mensen waar men dichter bij staat, zoals bijvoorbeeld familie of beste vrienden, moet men ook alle statussen van mensen lezen waar men geen interesse in heeft. Dit zorgt voor een onoverzichtelijk geheel. Wanneer men mensen toevoegt in de applicatie „lijsten‟, zal men enkel het gebeuren lezen van de mensen die dicht bij de gebruiker staan. Dit geeft duidelijkheid en is zeer overzichtelijk. Een ander voordeel van deze applicatie is dat men kan praten en berichten kan posten met de leden van de gebruiker zijn lijst zonder dat andere mensen dit kunnen lezen. Wanneer men iets post op het eigen profiel zal iedereen die bevriend is met de gebruiker dit kunnen lezen. Ook mensen waarvan men niet wil dat ze dit lezen. Wanneer men bijvoorbeeld iets post in de lijst „familie‟, zullen enkel de mensen die de gebruiker heeft toegevoegd in de lijst „familie‟ dit kunnen lezen. Heel dit gebeuren zorgt voor een afgebakende en private sfeer. Dit kan ervoor zorgen dat een persoon met een licht verstandelijke beperking meer duidelijkheid krijgt in het gebruik van Facebook en kan zorgen voor een gevoel van veiligheid. In het hoofdstuk „Online hulpverlening‟ heb je eerder kunnen lezen dat men bij personen met een licht verstandelijke beperking op maat moet werken. Hiermee wordt bedoeld dat er gezorgd moet worden voor structuur en duidelijkheid. Structuur en duidelijkheid zijn factoren die noodzakelijk zijn in het dagelijks leven voor personen met een licht verstandelijke beperking en het is dus ook nodig om hier rekening mee te houden op het internet. Het is dus een belangrijke factor dat de applicatie „lijsten‟ voor meer duidelijkheid zorgt op de site Facebook. Ook het belang van veiligheid werd aangehaald in dit deel. Hier werd vooral benoemd dat men iedereen die gebruik maakt van het internet op een pedagogische manier moet begeleiden en het aspect van veiligheid bespreekbaar moet houden met de cliënt. Op deze manier wordt het voor deze persoon een leerzame ervaring. Wanneer cliënten gebruik maken van Facebook is dit aspect van veiligheid zeer belangrijk om in het achterhoofd te houden.
76
2.5.2
Visualisering
Resultaat :
77
2.5.3
Besluit
Bij het overlopen van de mogelijkheden van Facebook voor personen met een licht verstandelijke beperking zijn we uitgekomen op de applicatie „lijsten‟. Dit lijkt voor ons een ideale tussenstap om personen met een licht verstandelijke beperking te laten integreren met deze site. Aangezien Facebook een populaire site is geworden, is het aangenaam om personen met een licht verstandelijke beperking hier ook in te kunnen laten participeren. Deze site lijkt ons bruikbaar voor personen met een licht verstandelijke beperking omdat men door gebruik te maken van het onderdeel „lijsten‟, perfect kan werken met deze site zonder rekening te moeten houden met overbodige applicaties. Enkel de zoekfunctie om vrienden op te zoeken, het bovenste balkje om vrienden te aanvaarden en berichten te lezen en de applicatie „lijsten‟ is nodig om gebruik te maken van Facebook. Het geeft meer duidelijkheid omdat men geen rekening meer moet houden met zaken die overbodig worden geplaatst en die alleen maar zorgen voor onduidelijkheid en wanorde. 2.6
Deelnemen aan inclusieve activiteiten en netwerken in kaart brengen door gebruik te maken van Google+
Google+ is het nieuwe project van Google. Ze willen delen op het internet eenvoudiger maken. Hierdoor zal het in contact komen met mensen via internet meer lijken op contacten leggen in het echte leven. Google+ wordt nog steeds verder ontwikkeld. Het is ontwikkeld voor iedereen en is dus niet aangepast aan de noden van een persoon met een licht verstandelijke beperking. Toch willen wij het graag bespreken omdat het mits voldoende begeleiding ook handig kan zijn voor personen met een licht verstandelijke beperking. 2.6.1
Vergelijking tussen deelnemen aan inclusieve activiteiten, netwerken in kaart brengen en Google+
We kunnen Google+ linken aan onze offline methode „inclusieve activiteiten‟. Inclusieve activiteiten zorgen ervoor dat personen met een licht verstandelijke beperking kunnen meedoen aan alledaagse activiteiten. Deze activiteiten worden ook gevolgd door personen zonder beperking. Zoals we al eerder gezien hebben in ons hoofdstuk „Netwerken‟ draagt inclusie ook bij tot kwaliteit van leven van iedere persoon. Kwaliteit van leven zorgt ervoor dat iedere persoon zijn eigen leven invulling kan en mag geven. In het hoofdstuk „Online hulpverlening‟ zien we ook dat inclusie heel belangrijk is om van start te kunnen gaan met het internet. Men moet geïntegreerd geraken in de werking van de internetwereld om gebruik te maken van de vele voordelen ervan. (Van Der Hagen, 2011) Bij Google+ komen personen met een licht verstandelijke beperking ook in contact met personen zonder beperking doordat ze deze gewoon kunnen toevoegen aan hun kringen. Ze kunnen met deze personen dingen delen en chatten. Ook kunnen we Google+ linken aan netwerken in kaart brengen. Wanneer men bij Google+ personen toevoegt aan de cirkels heeft men een duidelijk overzicht van het netwerk. De personen in de kring worden met foto‟s weergegeven. Men ziet het aantal personen in iedere kring. Men kan zelf kringen maken en ook weer verwijderen. Men bepaalt zelf wie wat kan lezen wanneer men dingen deelt.
78
2.6.2
Visualisering
Google+ is een eigen profielpagina. Via de gebruiker zijn profiel presenteert men zichzelf aan anderen binnen Google en op internet. Op dit profiel kiest men zelf welke gegevens men deelt en wie men in zijn kringen wilt. Het kan dus aangepast worden aan de noden van ieder persoon. Wanneer iemand zijn uiterlijk liever niet laat zien, voegt hij gewoon geen profielfoto toe.
Op Google+ kan men verschillende dingen delen met verschillende mensen door middel van kringen. De kringen zorgen ervoor dat de verschillende personen die men kent worden geordend. Hierdoor kan men zelf kiezen met wie men zijn eigen informatie deelt. Binnen deze kringen kan men ook chatten. Doordat de persoon met een licht verstandelijke beperking zelf kan kiezen met wie hij chat hoeft hij ook geen schrik te hebben om met vreemden te moeten praten.
Ook is er de toepassing “hangouts”. Dit is een plek waar men kan videochatten met mensen die men kent en niet kent. Het is een manier om te laten weten dat de gebruiker online is en met anderen wil praten. Men kan een live videochat gebruiken, een afspraakje plannen, of gewoon praten met de gebruiker zijn eigen kringen. Dit kan aangepast worden. Zo kan men chatten met de webcam en met de microfoon. Wanneer een persoon met een licht verstandelijke beperking moeite heeft met typen, kan hij er dus voor kiezen om met een microfoon te chatten. Hierboven hebben we alle voordelen en handige hulpmiddelen van Google+ opgesomd. Toch zijn er voor personen met een licht verstandelijke beperking ook nadelen. Zo is het niet gemakkelijk om jezelf aan te melden voor Google+. Ten eerste moet men een emailadres hebben en een Google-account. Ook Google+ zelf is niet altijd even gemakkelijk. Zo moeten er verschillende stappen ondernomen worden vooraleer er iets veranderd of toegevoegd kan worden. 79
Zoals we in ons hoofdstuk over verstandelijke mogelijkheden gezien hebben, komen personen met een licht verstandelijke beperking trager tot begrip en inzicht. Ook het snel en gelijktijdig verwerken van veel informatie is soms moeilijk. Google+ geeft soms veel informatie op korte tijd, dit kan voor personen met een licht verstandelijke beperking moeilijk zijn. Het is dus aan ons om in onze implementatie stapsgewijs kleine delen informatie weer te geven. De begeleider kan hier ook bij helpen door alles rustig en stapsgewijs uit te leggen. 2.6.3
Besluit
We hebben de voor- en nadelen van Google+ voldoende in de verf gezet. We vinden dat Google+ zeker een werkbaar hulpmiddel is, maar het is voor personen met een licht verstandelijke beperking niet altijd evident om nieuwe sites te gebruiken. Daarom is het belangrijk dat er bij het gebruiken van Google+ begeleiding aanwezig is. Zo is het niet gemakkelijk om zich aan te melden voor Google+ of privacy-instellingen te wijzigen. Wel kan er na een tijd gewenning optreden van het gebruik ervan waardoor minder begeleiding nodig zal zijn. Om deze gewenning te laten optreden is het voor de persoon met de licht verstandelijke beperking gemakkelijk om iedere actie in stapjes op te delen.
80
Literatuurlijst 1
GEDRUKTE BRONNEN
Adriaansen, M. & Caris, J. (2011). Elementaire sociale vaardigheden. Houten : Bohn Stafleu van Loghum. Boone, M., Vandelanotte, G. (2008). Beter anders: een pleidooi voor persoonlijke toekomstplanning. Tielt: Drukkerij Lannoo. Boschman, M. (2005). Communiceren met mensen met een verstandelijke handicap. Soest: Uitgeverij Nelissen. Buntinx, W.H.E. (2003). Wat is een verstandelijke handicap: Definitie, assasment en ondersteuning volgens het AAMR-model. Nieuw tijdschrift zwakzinnigenzorg, (29), 4-24. Callens, H. (2011). Sociaal-cultureel werk in de digitale samenleving, Brussel: z.u. (hoofdstuk 1-4). De Beer, Y. (2011). De Kleine Gids mensen met een licht verstandelijke beperking 2011: Moeilijke zaken makkelijk uitgelegd. Deventer: Kluwer. Demeyer, B., Van Regenmortel, T. (2009). ‘Iets heel bijzonders’: een verkennende studie naar de effecten van PTP bij personen met een handicap en steungroepleden. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Gerritsma, M. & Rubrech, J. (2011). Slim en simpel netwerken, Amsterdam: Pearson Education Benelux Gombeir, D. (2010). Jongeren met extra zorg: stimuleren en compenseren met hulp van ICT. Mechelen: Wolters Plantyn. Kleine Schaars, W. (2000). Via gelijkwaardigheid naar zelfbepaling. Soest: H. Nelissen. Martens, B., Dierick, G., & Noot, W. (2008). Ethiek en weerbaarheid: in de informatiesamenleving. Leuven: Lannoocampus. Mur, L., De Groot, M. (2003) Community Support en hulpverlenen: Mogelijkheden voor mensen met beperkingen. Soest: H. Nelissen. Nijs, D. (2010). Bijzondere Orthopedagogiek 1.1 [cursus]. Hasselt: Katholieke Hogeschool Limburg. Schalock, R.L. & Faulkner, E.H. (1997). Cross-validation of a contextual model of quality of life. American Association on Mental Retardation Theuwen, S. (2010).Filosofie 1.2 [cursus]. Hasselt: Katholieke Hogeschool Limburg Departement Sociaal-Agogisch Werk. Torfs, E., Daems, J., & Hannes, A. (2011). ICT Inclusief – ICT competentielijst voor leerkrachten / begeleiders. Katholieke Hogeschool Kempen. Valcke, M. (2001). Mag ik op de computer?: computers en het internet in de opvoeding, Lannoo: Tielt. Van Hove, V. (2007). De begeleider als bruggenbouwer, Drongen: z.u. (hoofdstuk 2 en 5) Verhulst, J. (1992). Sociaal vaardig: praktijkboek voor dienstverleners. Groningen: Wolters-Noordhoff. Vlaeminck, H. (2005). Het ecogram als röntgenfoto van het netwerk bij psychische problemen. Tijdschrift voor welzijnswerk, 29 (266), 13-22.
81
2
DIGITALE BRONNEN
American Association on Intellectual and Developmental Disabilities. (2011). AAIDD. Geraadpleegd 21 november 2011, http://www.aaidd.org/content_100.cfm?navID=21 Buddyproject. Geraadpleegd op 21 november 2011, http://buddyproject.be/ De Haan, J. (2010). NL Kids online : nieuwe mogelijkheden en risico’s van internetgebruik door jongeren. Geraadpleegd 5 oktober 2011, http://www.scp.nl/dsresource?objectid=24782&type=org Hambach, E. (2008). Vrijwilligerswerk de wet. In kbs-frb (vragen en antwoorden). Geraadpleegd 21 november 2011, http://www.kbs-frb.be/uploadedFiles/KBSFRB/05)_Pictures,_documents_and_external_sites/09)_Publications/PUB_1563_Dewet.pd f ICT en handicap (2005). Geraadpleegd 12 oktober 2011, http://www.wainot.org/files/2005714_MUB_65233.pdf Kuijs, T. (november 2005). Over ontwikkelingsbehoeften. P.4. Geraadpleegd 28 november 2011, http://www.aps.nl/NR/rdonlyres/1989147AEC7B4F8093498A083C37E9CF/0/overontwikkel ingsbehoefte.pdf Lohier, S. (2011). Dottie. Geraadpleegd 12 oktober 2011, http://dottie.be Nijs, D. (2007). esocialwork. Geraadpleegd 5 oktober 2011, http://193.190.56.244/~dnijs/ictforspecials1.pdf Nijs,D. (2011). Over e-social work. In e-social work. Geraadpleegd 2 novermber 2011, http://eopvoeding.classy.be Ondersteuning in en door de samenleving. In community support (voorbeelden uit de praktijk). Geraadpleegd 21 november 2011, http://www.communitysupport.nl/voorbeeldenuit-de-praktijk/ Onze nieuwe toekomst. Geraadpleegd op 21 november 2011, http://www.ont.be/ Theorie van Ervaringsordening. Geraadpleegd 18 november 2011, http://www.pptimmers.nl/ervaringsordening/ Van Der Hagen, S. (23/09/2011). Blik op de media. Geraadpleegd 6 oktober 2011, http://blikopmedia.nl/e-inclusie-meedoen-in-de-digitale-samenleving/ Van Loo, D. (2008). Bibliougent. Geraadpleegd op 2 november 2011, http://biblio.ugent.be/input/download?func=downloadFile&fileOId=1882146&recordOId=47 2225 Vlaams agentschap voor personen met een handicap. (2007). VAPH. Geraadpleegd op 3 November 2011, http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/20965-Inclusief+beleid.html Vlaams agentschap voor personen met een handicap. (2007). VAPH. Geraadpleegd op 1 November 2011, http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/337063-Begeleid+werken.html Vrijwilligerswerk. (2011). Geraadpleegd op 3 november 2011, http://www.vrijwilligerswerk.be/node/10733
82
Bijlagen 1
PROJECTAANVRAAG
Projectorganisatie
KHLIM, departement SAW, expertisecel e-social work ADRESGEGEVENS
Oude Luikerbaan 79 3500 Hasselt
CONTACTPERSOON/
Davy Nijs
BEGELEIDER PROJECT
Projectthema
TELEFOON
011 28 82 70
EMAILADRES
[email protected]
e-social work: maakt het internet ons a-sociaal?
1 Geef een situatieschets aangaande het projectthema
Waarom is er gekozen voor dit projectthema?
Wat is de voorgeschiedenis van het gekozen thema in uw organisatie?
“Het internet maakt ons a-sociaal”. Dat deze uitspraak zeker niet waar is bewijzen het groot aantal Facebookgebruikers of het aantal Twitterberichten dat dagelijks cyberspace in worden gestuurd. We geven hierbij wel toe dat het over een andere vorm van sociaal zijn kan gaan, maar toch. Het internet reikt ons verschillende mogelijkheden aan om online met andere mensen om te gaan. Allemaal vormen van sociaal contact maar dan mogelijk gemaakt langs het internet. Maar nog meer voor mensen met een beperking of handicap houdt het internet ongekende mogelijkheden in. Futurist Marcel Bullinga stelt gehandicapten de winnaars zijn van de digitale revolutie. Denk maar aan mensen die omwille van beperkte mobiliteit niet buitenhuis kunnen komen. Het internet biedt hen een mogelijkheid om dat online wel te doen. Of aan mensen met beperkte communicatiemogelijkheden (vb. autismespectrumstoornissen) waar het internet allerlei applicaties aanbiedt om „anders‟ te communiceren. Ook hier zijn de mogelijkheden onbeperkt, mits enige creativiteit. eSocialWork, een expertisecel binnen het departement SAW, buigt zich reeds langer over de vraag op welke manier een digitaliserende maatschappij ook een stempel drukt op het sociaal-agogisch werk. Hoe moeten sociaal werkers hun cliënten ondersteunen op het internet, en hoe kan het internet een plaats krijgen in het dagdagelijkse ondersteuningswerk zijn de twee kernvragen waar de cel zich over buigt. Het gaat dus over het verzamelen van kennis, maar met als belangrijkste doel deze kennis ook te verspreiden naar het werkveld.
83
Met dit project willen we de socialiserende mogelijkheden van het internet voor volwassen personen met een beperking of handicap verder verkennen en illustreren. Hoe kan het internet bijdragen aan het uitbreiden van het netwerk van personen met een beperking? Immers, één van de domeinen die belangrijk zijn in de dagdagelijkse ondersteuning van de sociaal werker is het uitbreiden van het netwerk van de cliënt, en ook hier heeft een internet zijn mogelijkheden. 2 Geef een inhoudelijke omschrijving van het projectthema waarbij dit thema concreet en afgebakend wordt toegelicht in al zijn facetten.
Voor wie is het project bedoeld?
Welke doelstellingen wil u bereikt zien bij de uitwerking van dit thema?
Beschrijf de beoogde resultaten en/of producten
Dit project wil in eerste instantie ondersteuners van personen met een verstandelijke beperking handvatten bieden om vanuit hun ondersteunende rol ook de mogelijkheden van het internet te leren benutten of te ondersteunen op vlak van netwerkvorming. Als eindproduct willen we komen tot een soort inspiratiegids waar voor verschillende vormen van netwerkvorming één (of enkele) online mogelijkheden worden voorgesteld en concreet worden geïllustreerd (hoe begint men eraan, welk stappenplan volgt men, wat is de rol van de begeleider, wat zijn de risico‟s, tips, …). De weg er naar toe gaat enerzijds over de verkenning van de netwerknoden van een volwassen persoon met een beperking en anderzijds over het zoeken naar hiervoor bruikbare online tools. Deze tools worden ook getest bij de doelgroep. Het gerealiseerde materiaal wordt verspreid via de expertisecel eSocialWork. 3 Verduidelijk de orthopedagogische invalshoek. . Het ondersteunen en uitbouwen van het netwerk rond een persoon met een beperking is meer en meer de belangrijkste rol aan het worden van de begeleider als bruggenbouwer. Ook online liggen hier heel wat mogelijkheden. Sterker nog, het internet biedt vaak ongekende mogelijkheden tot sociale contacten voor personen met een beperking. Echter is het internet door een begeleider vaak nog niet mee opgenomen als hulpverleningsmethodiek. 4 Welke middelen worden voorzien door uw organisatie voor dit project?
Welk budget is er voorzien?
Welke materialen mogen gebruikt worden?
Hoe worden de onkosten en uitgaven geregistreerd?
Er is niet dadelijk budget voorzien, tenzij we ergens anders hiervoor subsidiëring vinden. Maar gezien de kracht van de recente internettools (web 2.0) nu net is dat ze gratis zijn, zullen we daar creatief in kunnen zijn. De gewone materialen op school staan ter beschikking. Bepaalde kopiekosten kunnen gedragen worden, alsook bepaalde telefoonkosten. Verder staat alle kennis binnen de expertisecel eSocialWork ter beschikking. Elke kost en uitgave wordt op voorhand besproken.
84
2
INTERNATIONALE STUDIEDAGEN
2.1
Verslag Sint Anna te Heel (Nederland): bezoek 13 oktober 2011
2.1.1
Algemene informatie
St. Anna is een stichting die zich bevindt binnen de Koraal Groep. De Koraal Groep is een voorziening waar personen met een beperking op verstandelijk, lichamelijk en/of psychosociaal gebied terecht kunnen. De Koraal Groep is een voorziening die bestaat uit 11 andere stichtingen verspreid over Noord-brabant en Limburg. Wij hebben contact gehad met St. Anna. Dit is een stichting gelegen te Heel in Nederland. St. Anna biedt verblijf, ondersteuning, advies en begeleiding aan mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking en/of hun familie. Ze zijn voornamelijk in de regio Noord- en Midden-Limburg gelegen. Ze bieden mogelijkheden op vlak van wonen, werken, dagbesteding, vrijetijdsbesteding, behandeling, begeleiding en crisisopvang. Ze werken zowel ambulant als residentieel. Op de website van St. Anna vinden we de contactgegevens van Leon Alberts. Hij is praktijk- en opleidingscoördinator binnen St. Anna. We spreken een eerste keer met hem af voor een oriënterend gesprek. Hij wil graag ontdekken wat ons project inhoudt en wij willen graag een beeld krijgen over hun ICT-werking. Op donderdag 13 oktober brengen we een eerste bezoek aan St. Anna. 2.1.2
Beantwoorde vragen
Vanuit welke visie werkt St. Anna? Leon wist ons te vertellen dat de visie van St. Anna waarschijnlijk niet veel verschilt van andere voorzieningen. Hun visie bestaat vooral uit het ondersteunen van personen met een verstandelijke beperking, en dit met de nodige hulpmiddelen. Hij vertelde ons ook dat het van groot belang is om de visie aan te passen naargelang de jaren vorderen. Zo hadden ze vroeger bijvoorbeeld niet de noodzaak om over geld te praten, terwijl dit nu een zeer belangrijk thema is. Ze besteden hier dan ook veel aandacht aan en ondersteunen de gasten hierin waar nodig. Hoe ziet de infrastructuur eruit? St. Anna is een voorziening die 400 cliënten opvangt. Deze 400 personen zijn verspreid over verschillende woningen. Deze woningen liggen niet allemaal op het terrein. De meerderheid van de cliënten die hier wonen, werken hier ook. Met welke doelgroep werken jullie? De doelgroep varieert van een licht verstandelijke beperking tot een zwaar verstandelijke beperking. Eén op vier cliënten heeft een licht verstandelijke beperking, dit is een IQ van niveau 70. We beperken ons binnen het project ook tot deze doelgroep. Hoe gebruiken jullie internet bij het personeel en de cliënten? Eerst en vooral wist Leon ons te vertellen dat niet iedereen gebruik maakt van internet. Er is een algemene netwerkverbinding van de voorziening waar iedereen gebruik van kan maken, maar wanneer men dit netwerk wil gebruiken moet men zelf een computer of een laptop bekostigen. Voor een deel personen is dit financieel niet haalbaar, waardoor ze niet over deze middelen beschikken. Er is ook een deel van de personen die dit financieel wel kunnen bekostigen, maar niet de techniek hebben om met dit middel te werken.
85
Zijn er specifieke maatregelen met betrekking tot de veiligheid? In de voorziening bestaat er geen algemene visie over het gebruik van internet. In principe krijgen de cliënten hier alle vrijheid in. Dit komt vooral omdat de meeste gebruikers in de voorziening over hun eigen laptop/computer beschikken en dit zelf moeten bekostigen. Er zullen hoogstwaarschijnlijk wel bepaalde regels heersen over het gebruik van internet. Zo mogen ze bijvoorbeeld niet de hele dag internet gebruiken of spelletjes spelen op de computer. Dit wordt individueel en per leefgroep bepaald. De ouders hebben hier uiteraard ook hun zeggenschap in. Er is wel één toepassing die wordt beperkt, namelijk het downloaden. Deze beperking is noodzakelijk om het netwerk niet te overbelasten. Wat zijn de knelpunten van internet volgens u? Er zijn volgens Leon twee grote knelpunten die heersen in de voorziening. Het eerste knelpunt bestaat uit het technische aspect. Een groot deel van de cliënten hebben mogelijk de financiën om een computer aan te kopen, maar ze hebben helaas de motoriek of de kennis niet mee om met deze computer aan de slag te gaan. Het tweede knelpunt draait rond het downloaden. Leon vertelde ons dat er in de voorziening enorm veel wordt gedownload. Dit kan een enorm probleem vormen, aangezien een teveel aan downloaden kan zorgen voor overbelasting van het netwerk. Uiteraard zijn er buiten deze knelpunten ook nog enkele kritische bedenkingen die worden gemaakt. Werkt internet niet verslavend? Mag elke cliënt op internet? Mogen ze alles bekijken? Kan u ons meer vertellen over de communicatie met de cliënten (via internet)? Normaal is het niet de bedoeling dat de begeleiding extern contact heeft met de cliënten via internet of gsm. Men hoort privé en werk gescheiden te houden. Toch gebeurt het regelmatig dat begeleiders hun telefoonnummer of e-mailadres doorspelen. Iedereen heeft hier uiteraard een andere visie rond en heeft andere grenzen, maar er moet wel een professionele afstand-nabijheid behouden blijven. Zijn er in de voorziening projecten om ICT te stimuleren? Binnen de Koraal Groep, dit is het hoofdgebouw van de voorziening, loopt er een project genaamd CL!CT. Dit woord is een samenvoeging van twee woorden die essentieel zijn voor dit project, namelijk cliënt en ICT. Het doel van dit project is om de cliënt beter te laten communiceren en dit aan de hand van een Ipad. De cliënt kan communiceren met de begeleiding, met familie, met vrienden,… Hoe het project precies in elkaar zit, kon Leon ons niet vertellen. Hij gaat wel alle gegevens doorgeven zodat we contact kunnen opnemen met de Koraal Groep. In St. Anna loopt ook een project, namelijk Act. Leon zei ons dat dit een onderdeel is van cliëntencommunicatie. Voor dit project hebben ze een achttal computers samen geplaatst in een lokaal. Als dagbesteding mogen de cliënten hier naartoe komen om hun vaardigheden (verder) te ontwikkelen. Welke functies heeft het internet bij de cliënten? Sommige cliënten gebruiken de computer om hun netwerken te onderhouden of uit te breiden. Anderen gebruiken het om spelletjes te spelen. 2.1.3
Wat hebben we geleerd uit dit bezoek?
Voor ons was dit eerste gesprek vooral een kennismaking met een Nederlandse voorziening. We hebben een beeld gekregen over hun werking rond ICT. Ook heeft Leon ons verder in contact gebracht met Ed Leunissen, die ons meer kon vertellen over de lopende projecten “Act” en “CL!CT”.
86
2.1.4
Contact
St. Anna - Centrumlocatie Panheelderweg 3 6097 AH Heel Wanneer we vragen hebben mogen we altijd contact opnemen met Leon Alberts via zijn emailadres,
[email protected]. 2.2
Verslag St. Anna te Heel (Nederland): bezoek 10 november 2011
2.2.1
Algemene informatie
Op 10 november gaan wij op bezoek bij St. Anna om meer informatie te krijgen over hun ICT-atelier. We krijgen deze uitleg van Ed Leunissen. Hij is begeleidervan het ICT-atelier. Hun ICT-atelier wordt benoemd als ACT. 2.2.2
Gesprek met begeleider ACT
Ze hebben verschillende projecten waaraan de persoon met de licht verstandelijke beperking meewerkt. Deze zullen we hieronder opsommen. Deze projecten ondersteunen de mondigheid, het zelf beslissingen nemen en de eigen keuzes maken van de cliënten. Clientenredactie Binnen de redactie werken zes cliënten, twee dagen in de week aan een krantje, “Het Annablaadje”. Dit is een zeer duidelijk en overzichtelijk krantje met pictogrammen en symbolen. De cliënten bedenken samen onderwerpen, maken zelf foto‟s en interviews. Ook leggen ze zelf de laatste hand aan de vormgeving aan de hand van excel en word. Uiteindelijk wil Ed dat alle cliënten alles zelfstandig kunnen doen en dat ze enkel ondersteuning nodig hebben op het vlak van plannen en afspraken maken. De redactie maakt zelf keuzes, niet de Koraal Groep of de directeur. Iedere cliënt kan solliciteren om bij de redactie te komen. Er wordt rekening gehouden met het inlevingsvermogen van de cliënt. Om een verhaal van iemand te kunnen vertellen moet de cliënt zich kunnen inleven in de andere. Audiovisueel De cliëntenredactie maakt verschillende producten. Zo maken ze een kwartaaloverzicht aan de hand van een dvd. Deze dvd wordt grotendeels gemaakt door de cliënten. De cliënten bedienen zelf de camera en het statief. Ook regelen ze zelf het geluid. De cliënten bepalen zelf waarover de dvd gaat. Zo kan het gaan over carnaval, Koninginnendag, sluiting van het zwembad en over de fitness. Het belangrijkste is dat ze zelf de onderwerpen mogen kiezen en hier zelf mee aan de slag kunnen. Website Sinds deze week kunnen ze ook een eigen website gaan organiseren. Cliënten van de redactie gaan deze ontwerpen. De cliënten bepalen zelf wat er op zal komen. Op de site zal ook het krantje en het filmpje gepubliceerd worden. Randactiviteiten Onverwachts kon Ed ons meer informatie geven over het project CL!CT. Hij staat mee aan de basis van dit project. Bij het project staat de Ipad centraal. Het geheugen van de cliënt wordt georganiseerd op de Ipad. Er wordt gewerkt aan de hand van pictogrammen en symbolen. Dit is een project op maat. Zo kan een cliënt die het moeilijk heeft met communiceren, zijn jeugdherinneringen op de Ipad aan zijn familie laten zien. Ook kan de cliënt zijn dag organiseren aan de hand van dagschema‟s.
87
Ed geeft ook aan dat technologie binnen de zorg nog altijd te weinig wordt aangeboden. Zowel op school als in voorzieningen. Begeleiders worden nog steeds tegengehouden door de idee dat er veel mis kan gaan. Ook krijgen we nog meer informatie over andere onderdelen van ons project. Veiligheid Binnen St. Anna zijn er geen veiligheidsmaatregelen op vlak van ICT. Wel is er een virusscanner en een firewall. Alle woningen hebben internet. Hierbij wordt er geen afscherming gegeven. St. Anna legt de verantwoordelijkheid bij de cliënt zelf. Het gaat over de manier waarop de cliënt er zelf mee omgaat. Wanneer de cliënt iets gevaarlijks zou doen, moeten ze hierin begeleid worden. Tijdens Act mag de cliënt niet doen wat hij wil. Zo mogen ze niks verkopen. Wel wordt dit besproken met de cliënt. De cliënten werken onder beperkte rechten. Dit zijn eerder de instellingen die beperkt worden. De cliënten mogen contacten onderhouden op de chat of op Hyves. Maar de begeleiders behouden altijd het overzicht door de opstelling in de ruimte. Alle computers staan namelijk in een cirkel en de tafel van de begeleiders staat in het midden. Dit zorgt ervoor dat de cliënten altijd begeleid kunnen worden. Privézaken mogen niet geregeld worden binnen Act of op een groepscomputer. Dit geldt zowel voor de cliënt als voor de begeleider. Steffie.nl Steffie.nl in een aangepaste website voor personen met een verstandelijke beperking. Ook over Steffie.nl heeft Ed ons veel informatie kunnen geven, omdat hij mee helpt met het ontwikkelen van de website. Deze informatie hebben we gebruikt om onze implementatie verder uit te werken. De website Steffie.nl werkt rond sociale netwerken. Ze werken vanuit de idee dat internet niet afgeschermd mag worden. Ze willen organisaties laten realiseren dat internet voor cliënten een handig hulpmiddel kan zijn. Ook haalt Ed Google+ aan, een netwerksite die we ook gebruiken in onze implementatie. Doel van Act Ed geeft aan dat het netwerk belangrijk is voor iedereen. Iedereen wil erbij horen, contacten leggen en vrienden hebben. Zowel jongeren als oudere personen met een licht verstandelijke beperking zijn met hun netwerk bezig. Natuurlijk valt het bij de jongeren meer op. De jongeren met een licht verstandelijke beperking hebben dezelfde noden als pubers zonder beperking. Binnen Act streeft men één doel na, namelijk zelfredzaamheid. De cliënten maken keuzes vanuit hun verantwoordelijkheidsbesef. Maar bij het maken van deze keuzes worden ze wel begeleid. Door de begeleiding die ze krijgen worden de keuzes na een tijd meer verantwoord en kunnen ze deze ook sneller zelfstandig maken. De cliënt maakt deze keuzes voor zichzelf en voor anderen. Technologie is bij dit alles een handig hulpmiddel. Maar uiteindelijk gaat het over wat de cliënten kwijt willen en over de boodschap achter de verhalen. Zelfredzaamheid Het doel van Act is de zelfredzaamheid van de personen met een licht verstandelijke beperking te bevorderen. Zo bedienen de cliënten de computer zelf, slaan ze zelf documenten op, bedienen ze zelf de camera, het statief en de microfoon. De basiskennis van ICT is meestal aanwezig bij de cliënten doordat ze zelf een computer hebben of in de leefgroep een computer hebben. Het is wel belangrijk dat de cliënt kan lezen en schrijven om in de redactie te komen.
88
Binnen Act heeft iedere cliënt een instructieboekje rond computer en internetgebruik. Dit is op maat gemaakt, iedereen heeft zijn eigen mapje met tips, sjablonen en stappenplannen. Financieel Binnen St. Anna is er een eigen afdeling voor cliëntencommunicatie. Hiervan krijgt de cliëntenredactie een bedrag. Dit is niet zo een heel groot bedrag, maar ze kunnen er wel mee aan de slag. Zo kunnen ze met dit bedrag voldoende hulpmiddelen kopen. Ook ontvangen ze een officiële begroting, maar de meeste bedragen of hulpmiddelen komen van derden. Zo kunnen ze via connecties aan een tweedehandscamera geraken. Wat vinden de cliënten moeilijk? De deadline zorgt soms voor problemen. Ook de structuur is voor de personen met een licht verstandelijke beperking soms moeilijk. Het product dat er gemaakt wordt, moet aan verschillende eisen voldoen. De personen met de licht verstandelijke beperking hebben dus een grotere verantwoordelijkheid dan dat ze gewoon zijn. De lat ligt voor hun hoog. De cliënten hebben niet snel problemen met het leren kennen van een nieuwe software. De basiskennis is gekend en er zijn weinig veranderingen. Zo blijft de kleur, het lettertype en de opmaak van het krantje altijd hetzelfde wat zorgt voor structuur. Hoe zijn de cliënten bezig met netwerken? Het zijn vooral de jongeren die bezig zijn met netwerken. Ze hebben contacten met derden buiten de voorziening en krijgen bezoek. Ook breiden de jongeren hun wereld uit door de aangeboden technologie zoals een smartphone. De vraag voor netwerkuitbreiding komt ook het vaakst van de jongeren. Sommige jongeren maken gemakkelijk en snel nieuwe contacten terwijl anderen het daar moeilijker mee hebben. Wat is de rol van de begeleider bij netwerkuitbreiding? De begeleider heeft een stimulerende, begeleidende en controlerende rol. Ed geeft aan dat een jongere begeleider minder levenservaring heeft en dus ook minder professionele bagage heeft. Hoe gaan jullie om met de privacy van de cliënten? Hier zijn al enkele richtlijnen rond geschreven maar deze zijn nog niet officieel ingevoerd. Ed gaat ervan uit dat alles gevaarlijk kan zijn maar dat de oplossing niet is om alles daarom te verbieden. “Dynamiet is in verkeerde handen ook gevaarlijk” geeft hij ons mee. 2.2.3
Wat hebben we geleerd uit dit bezoek?
Tijdens dit bezoek hebben we onverwachts veel informatie gekregen. Zowel over het project CL!CT als over Act zelf. Ook hebben we ideeën gekregen voor onze implementatie. Zowel Steffie.nl en Google+ hebben we verder uitgewerkt. Door te praten met Ed hebben we ook weer nieuwe informatie gekregen over het aanleren van ICTvaardigheden bij personen met een licht verstandelijke beperking. 2.2.4
Contact
St. Anna - Centrumlocatie Panheelderweg 3 6097 AH Heel Het verdere contact met Ed Leunissen verliep via zijn persoonlijk e-mail adres:
[email protected]. Ook de cliëntenredactie van Sint Anna is per e-mail te bereiken. 2 keer per week wordt hun mailbox nagekeken op
[email protected]
89
2.3
Verslag studiedag ICT-inclusief te Geel
Op 20 oktober volgen we een studiedag ICT-inclusief in Geel. Eerst krijgen we uitleg over een onderzoek dat gevoerd wordt aan de Katholieke Hogeschool Kempen. Daarna hebben we de kans om een gesprek te voeren met Sanne Van der Hagen en Heleen Van Egmond. Dit maakt de studiedag toch internationaal, omdat onze contactpersonen uit Nederland hier ook aanwezig zijn. 2.3.1
Gesprek met Sanne Van der Hagen
We ontmoeten Sanne in de cafetaria van de Katholieke Hogeschool Kempen. Nadat we ons project verder hebben toegelicht, geeft ze ons enkele waardevolle tips. Sanne werkt voor het bedrijf NoXqs. Het is een bedrijf dat ICT ontwerpt en produceert voor mensen met een verstandelijke beperking. Het bedrijf is onder andere een database aan het maken om sites aan te passen. Bijvoorbeeld Twitter alleen met foto‟s. Sanne voert ook veel onderzoek rond het thema internet en personen met een verstandelijke beperking. Zij lijkt ons dus een zeer interessant iemand om informatie mee uit te wisselen. Ze geeft ons verschillende namen van personen die ook aanwezig zijn op de infodag. Deze personen zijn ook met het onderwerp „netwerken bij personen met een verstandelijke beperking‟ bezig en kunnen we aanspreken. Verder vermeldt ze twee sites en de verantwoordelijken achter elke site. www.ookjij.nl Deze site moeten we zeker opzoeken. Hier kan men als particulier programma‟s downloaden. Eén van de oprichters is Jaap Verbeek. We kunnen ook aan hem vragen stellen en er is een platform met verschillende instellingen om onderling te communiceren. Zijn e-mailadres is
[email protected]. Steffie.nl Ook Sanne geeft ons de site van Steffie.nl. Deze site gaat het ook over sociale netwerken. Gerard Nass werkt hieraan mee, zijn e-mailadres is
[email protected]. We moeten altijd zeggen dat we hen via Sanne hebben gevonden. Verder is de site www.ikkies.nl heel interessant. Sanne geeft ook de tip dat we eerst naar de ouderzorg kunnen kijken. Hier zijn al verschillende methodieken uitgewerkt waardoor we er dus belangrijke dingen kunnen uithalen. EU Kids Online Bij EU Kids Online heeft men het onder andere over de risico‟s van het internet. Maar Sanne vindt dat een beperking van de risico‟s ook zorgt voor een beperking van de voordelen. Sanne vindt ook dat men risico‟s moet nemen om te kunnen ontwikkelen. Wanneer de begeleiding iets verbiedt, zullen cliënten niet meer naar hen toekomen. Men kan ze beter begeleiden en leren hoe ze met verschillende situaties moeten omgaan. We kunnen haar steeds een mail sturen om hier meer info over te krijgen. “Advantage” is ook een onderzoek dat we kunnen bekijken. Verder is „Ethiek in de ICT: Ethiek en weerbaarheid‟ een waardevol boek over dit onderwerp. LinkedIn Op LinkedIn is er een groep „onderzoek‟ waar ook al vragen van andere studenten beantwoord zijn. Er staat een literatuurlijst die voor ons handig kan zijn. We mogen onze literatuurlijst op LinkedIn zetten, dan kijkt Sanne of er nog iets extra aan kan worden toegevoegd. Zo kunnen we op onze beurt weer studenten verder helpen. Afhankelijk van de individuele behoeftes van een cliënt kunnen de knoppen op een site worden aangepast. Er zijn sociale netwerksites die al aangepast zijn. 90
Sanne geeft ons een voorbeeld ter illustratie: EVB kan niet lezen en schrijven. Eénmaal per week komt de familie op bezoek, maar hij kan niet praten en niets doen. Het is vaak een moeilijk, vervelend bezoek en de familie voelt zich permanent schuldig. Thuis kunnen ze niet met hem bellen of skypen. Supportapps verandert dit. Op het moment dat de bezoeker naar huis gaat, foto‟s maakt en ze op Facebook zet, kan iedereen deze foto‟s zien. Met supportapps kan ook EVB deze foto‟s zien op zijn beeldscherm. Door een duim of middelvinger toe te voegen ziet men thuis wat hij ervan vindt. Zo wordt het contact leggen makkelijker en is de cliënt op de hoogte van wat er gebeurt in de familie. Hij ziet de kinderen en blijft betrokken. EVB is een grote fan van Jan Smit. Door op een knop te klikken komt hij op een filmpje van Jan Smit uit. Database zorgt ervoor dat hij ook ziet welke filmpjes het meest bekeken wordt binnen de voorziening en kan zo een ander filmpje kiezen wanneer hij het vorige beu is. Sanne raadt ons aan om best eerst zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Pas dan een onderzoeksvraag te stellen en de informatie te filteren. Ten slotte vertelt ze dat er een aantal tools zijn om het netwerk van LinkedIn te visualiseren. Zo worden belangrijke sleutelfiguren zichtbaar. Een dergelijke toepassing bestaat ook bij Google en Twitter. Tegen de tijd dat we de inspiratiebundel af hebben, vraagt Sanne ons om nog eens contact op te nemen met haar. Zij werkt in haar bedrijf heel veel met inspiratie. Het zou leuk en fijn zijn om van elkaar te leren. 2.3.2
Gesprek met Heleen van Egmond
Net als Sanne, ontmoeten we Heleen in de cafetaria. We hebben met haar een kort individueel gesprek na de voorstelling. We halen enkele vragen uit onze vragenlijst, maar omwille van tijdsgebrek spreken we af om ze door te sturen via e-mail. Heleen werkt voornamelijk met personen met een licht verstandelijke beperking, waardoor ze dus een grote kennis heeft over de doelgroep waar ook wij rond gaan werken. Bij De Hartekamp Groep te Nederland (organisatie voor personen met een verstandelijke beperking) is ze webmaster en houdt ze zich bezig met de website en intranet. Daarnaast heeft ze een eigen bedrijfje: Onbeperkt Online. Hier maakt ze websites en het is haar missie om ooit websites te kunnen maken voor mensen met een verstandelijke beperking. De aanleiding tot het maken van haar site is een vorig onderzoek van Jo Deams over digitale communicatie bij cliënten. Heleen zag dat veel middelen erg duur waren. Zij wilde iets maken wat duidelijk en eenvoudig was. Zo is Doedat.nl ontstaan. Zij kiest zelf welke sites ze erop zet. Ze vertrekt van heel algemene sites zoals Google en Youtube en gaat verder met sites die voor cliënten interessant kunnen zijn. Ze wil haar site nog verder aanvullen, zoals bijvoorbeeld thema-pagina‟s maken zodat cliënten sneller informatie vinden over hun interesses. Ze vertelt ook over Symbaloo: een project dat nog in ontwikkeling is. Dit project wordt ook in het bijzonder onderwijs gebruikt en vertrekt vanuit de individuele interesses. Heleen zegt dat er best wel wat ICT bestaat voor mensen met een beperking, maar dat zijn meestal kleine initiatieven. Er zou een overkoepeling moeten komen. Tenslotte verwijst ze nog naar enkele sites namelijk www.hyves.nl, www.dottie.be en Link4all. Deze laatste is nog niet helemaal ontwikkeld. 2.3.3
Wat hebben we geleerd uit dit bezoek?
We hebben heel veel inspiratie kunnen halen uit deze studiedag. De verschillende sites die voorgesteld zijn hebben we kunnen gebruiken binnen ons project. Ook hebben we weer een andere invalshoek op verschillende begrippen gekregen. Sanne en Heleen hebben ons doorheen heel het project ook altijd verder geholpen. 91
2.3.4
Contact
Wanneer we meer informatie wilden of een vraag hadden, mochten we altijd een e-mail sturen. Zowel naar Sanne als naar Heleen. Sanne haar e-mailadres is
[email protected] en Heleen haar e-mailadres is
[email protected].
92
3
ONDERZOEKSMETHODEN HANTEREN
In functie van ons project willen we nagaan hoe het internetgebruik gesteld is bij personen met een licht verstandelijke beperking. Dit doen we ter aanvulling van onze theorie en onze implementatie. 3.1
Onderzoeksvraag
We zijn nagegaan of personen met een licht verstandelijke beperking internet gebruiken, hoe ze dit doen, waarvoor en wat de moeilijkheidsgraad hierin is. Om dit te onderzoeken, hebben we gebruik gemaakt van een vragenlijst. We hebben een aantal voorzieningen gezocht die wilden deelnemen aan onze vragenlijst. Helaas hebben we maar een gering aantal antwoorden gekregen. Er zijn duidelijk nog een aantal voorzieningen die geen gebruik maken van het internet. We kregen te weinig antwoorden om een algemene conclusie te trekken over internetgebruik bij personen men een licht verstandelijke beperking, maar ze kunnen wel dienen als bevestiging van onze theorie. We hebben in de voorgaande theorie enkele voorbeelden geïntegreerd om aan te tonen dat er werkelijk mogelijkheden zijn met internet bij personen met een licht verstandelijk beperking. Hieronder volgt een voorbeeld van een vragenlijst. 3.2
Onderzoeksmethode: vragenlijsten
Om een antwoord te vinden op onze onderzoeksvraag, hebben we gegevens verzameld aan de hand van een methode. Wij hanteren de methode vragenlijsten. We zullen hieronder beschrijven waarom we deze methode gekozen hebben, wat deze methode inhoudt, welke de voordelen zijn en hoe betrouwbaar deze methode is. 3.2.1
Verantwoording methode
Vragenlijsten helpen om op een snelle en efficiënte manier een grote hoeveelheid gegevens te verzamelen. Omdat wij ons onderzoek voeren via e-mail, is het voor ons een extra handig en snel hulpmiddel. We hebben ervoor gekozen zelf een vragenlijst op te stellen en geen bestaande te gebruiken. De vragen van de vragenlijst moet de persoon motiveren om te antwoorden. Ook moet het antwoord betrouwbaar zijn en dus een antwoord zijn op de vraag die gesteld wordt. We hebben verschillende soorten vragen gebruikt in onze vragenlijst. Zo hebben we open, gesloten, directe en indirecte vragen gebruikt. Door verschillende soorten vragen te gebruiken, krijgen we ook verschillende antwoorden en een ander soort informatie. Zo is het antwoord bij open vragen zeer verschillend, terwijl het bij gesloten vragen beperkt blijft tot meestal twee antwoordmogelijkheden. 3.2.2
Formuleren van vragen
Bij het opstellen van de vragen hebben we rekening gehouden met enkele tips. Zo moet je vragen naar concrete zaken. Daarom stellen wij enkel vragen over het internet en blijven we bij dit onderwerp. Ook is het belangrijk om de vragen af te stemmen op het taalgebruik en de belevingswereld van de proefpersonen. Wij hebben onze vragen afgesteld op de noden van personen met een licht verstandelijke beperking. We houden de vraag simpel en stellen genoeg bijvragen in plaats van één grote vraag.
93
Ook bij het maken van de vragenlijst hebben we rekening gehouden met enkele dingen. Zo zorgen we ervoor dat er eerst algemene vragen beantwoord worden. Zo vragen we eerst het geslacht, de leeftijd en of de persoon internet gebruikt. Daarna gaan we verder met de meer specifieke vragen. We zorgen bij open vragen dat er voldoende ruimte is om een antwoord neer te schrijven. 3.2.3
De vragenlijst
Hieronder sommen we de vragen op die we gesteld hebben in onze vragenlijst. Bij het doorsturen hebben we rekening gehouden met de opgenoemde tips. Ook hebben we voor een inleiding gezorgd die duidelijk maakte waarom de persoon met de licht verstandelijke beperking deze vragenlijst zou moeten invullen.
Ben je een man of een vrouw?
Hoe oud ben je?
Gebruik je internet?
Heb je zelf geleerd om internet te gebruiken of heeft iemand anders je dat geleerd? Zo ja, wie?
Waarom wilde je op internet?
Wat vind je moeilijk en wat vind je fijn op het internet?
Welke sites gebruik je op het internet?
Heb je al mensen leren kennen op het internet? Zo ja, via welke site?
Welke slechte en goede ervaringen heb je al gehad op het internet?
Heb je nog opmerkingen?
3.2.4
Wat hebben we uit dit onderzoek geleerd?
In de resultaten van onze vragenlijsten zijn er enkele opvallende besluiten te maken. We zien dat zowel mannen als vrouwen actief zijn op het internet. Uit de ingevulde vragenlijsten kunnen we besluiten dat de meerderheid van de personen zelf heeft leren werken met het internet. Degenen die het niet zelf geleerd hebben, hebben hun kennis opgedaan aan de hand van een cursus. De meerderheid wou leren werken met het internet om informatie op te zoeken. Een andere reden die vaak aan bod komt, is contacten onderhouden met kennissen via een forum, een chatbox en Facebook. Bij het gebruik van het internet ondervinden de mensen enkele moeilijkheden. Zo vinden ze het moeilijk om informatie op te zoeken en om leren om te gaan met virussen en spam. Buiten deze moeilijkheden zijn er ook enkele dingen die ze fijn vinden op het internet. Hier komen vooral netwerksites aan bod zoals Facebook, chatten en MSN. Ze vinden het ook leuk om informatie op te zoeken op internet, foto‟s te bekijken en muziek te beluisteren. Het valt op dat ze hoofdzakelijk Facebook en Google gebruiken. We hebben hen ook de vraag gesteld of ze nieuwe contacten hebben kunnen maken via het internet. Hier zijn de antwoorden verdeeld. Een groot aantal personen hebben nieuwe mensen leren kennen via chatboxen, Facebook en forums. Een ander deel heeft hier geen ervaring mee. Als laatste kunnen we concluderen dat de personen met een licht verstandelijke beperking zowel slechte als goede ervaringen met het internet heeft.
94
Ze geven aan dat internet verslavend werkt, dat je mensen met slechte bedoelingen kan ontmoeten en dat je vaak te maken krijgt met virussen. Maar ze vinden het internet ook leerrijk en kunnen langs deze weg nieuwe mensen leren kennen. 3.3
Contact
We hebben deze vragenlijsten doorgestuurd via e-mail. Hieronder zullen we de contactgegevens van iedere voorziening weergeven die ons geholpen heeft. Contactgegevens uit Nederland:
Anne van Rheede: Sheerenloo Berkenweg 11, Amersfoort
[email protected]
Contactgegevens België:
Patrick Sannen Open thuis Limburg Harmoniestraat 1, 3500 Hasselt
[email protected]
Stéphanie Sint Elisabeth Peer Sint Elisabethlaan 20, 3990 Peer
[email protected]
95