“IS PROGESTERONBEPALING HET PERFECTE HULPMIDDEL VOOR EEN VRUCHTBARE AFLOOP BIJ EEN DEKKING?” DE OESTRISCHE CYCLUS BIJ DE TEEF De oestrische cyclus is een periodieke kringloop van hormonale veranderingen. Deze hormonale veranderingen bewerkstelligen de lichamelijke en geestelijke gesteldheid, die nodig is voor de voortplanting. Een goede kennis van deze cyclus, en de mogelijke afwijkingen van de oestrische cyclus, is daarom van groot belang bij het fokken van honden. De eerste loopsheid wordt bij de hond in de regel gezien voor het eerste levensjaar. Sommige teven vormen hierop een uitzondering en kunnen de eerste loopsheid wel uitstellen tot 18 maanden leeftijd. De intervallen waarin de loopsheden bij de teef zich opvolgen zijn meestal eenmaal per 6 tot 12 maanden, dus 1-2 loopsheden per jaar. DE VERSCHILLENDE FASES VAN DE CYCLUS De oestrische cyclus van de teef bestaat uit vier periodes: 1. Pro-oestrus ( +/- 9 dagen), deze wordt uitwendig gekenmerkt door bloederige uitvloeiing, gezwollen vulvalippen, veelvuldig urineren en aantrekkelijkheid voor reuen. Deze uitwendige verschijnselen worden voornamelijk veroorzaakt door het hormoon oestrogeen. 2. Oestrus (+/- 9 dagen), de bloederige uitvloeiing en zwelling nemen af en de teef is nu bereid om zich te laten dekken. Tijdens deze fase vindt de ovulatie plaats. Tijdens deze periode neemt de hoeveelheid oestrogeen af, vindt de LH-piek plaats en gaat het progesteron stijgen. Pro-oestrus en oestrus vormen samen de loopsheid bij de hond. 3. Metoestrus (+/- 2 maanden), de vulva blijft nog iets gezwollen. De teef vertoont vaak wat rustiger of slomer gedrag; halverwege deze periode kunnen symptomen van (schijn-)dracht optreden. Deze periode wordt gekenmerkt door een hoog progesteron, wat op het einde van de periode daalt en een toename van het prolactine rond de uitgerekende werpdatum, dan wel 2 maanden na het stoppen van de loopsheid. 4. Anoestrus (+/- 2-10 maanden), dit wordt wel de rustperiode van het geslachtsapparaat genoemd. De duur is afhankelijk van het ras en het individu. Er moet met nadruk op gewezen worden dat de genoemde tijdsbestekken gemiddelden zijn en dat er een grote individuele variatie mogelijk is. 1
HET HORMONALE VERLOOP VAN DE CYCLUS (FIG. 1)
Tijdens de pro-oestrus wordt de eierstokken gestimuleerd tot het vormen van oestrogenen. Dit hormoon zorgt ervoor dat de geboorteweg van de teef wordt voorbereid op de bevruchting. Op de overgang van pro-oestrus naar oestrus wordt er vanuit de hersenen (hypofyse) plotseling veel LH (luteïniserend hormoon) afgegeven (fig.1). De productie van oestrogeen neemt daarna af en de eierstokken gaan nu meer progesteron (zwangerschapshormoon) produceren. Ongeveer twee dagen na de LH-piek vindt de eisprong (ovulatie) plaats. De ovulatie vindt in een tijdsbestek van ongeveer 12 uur plaats. Alle aanwezig follikels zijn dan gesprongen en de eitjes die vrijkomen dienen nog een rijping te ondergaan van ongeveer 24 uur, voordat deze bevrucht kunnen worden door zaadcellen. Na de LH-piek zal de productie van progesteron snel stijgen en deze blijft hoog tot halverwege de metoestrus. Dan daalt de concentratie van progesteron. Bij een drachtige teef zal op het einde van de dracht het progesteron snel dalen, terwijl de productie van prolactine (melkgifthormoon) toeneemt. Maar ook bij de niet drachtige teef zal het progesteron gaan dalen en zal ongeveer 2 maanden na de loopsheid tot een zeer laag niveau zijn gedaald. Ook hierbij treedt er productie van prolactine op, maar de hoeveelheid prolactine, met daarbij tepelzwelling en opzetten van de melkklieren kan zeer wisselend zijn per teef. Sommige teven produceren gewoon melk, alsof ze een nest hebben gekregen.
Fig.1: hormonale verloop van de cyclus
Tijdens de anoestrus zijn de eierstokken weinig actief en zijn de concentraties van oestrogeen en progesteron laag.
BELANG VAN HERKENNEN VAN DE AFWIJKINGEN I N DE CYCLUS BIJ HET FOKKEN
2
Gespleten loopsheid ("Split heat") (fig.2) Bij deze aandoening stopt de loopsheid na een paar dagen en vangt dan na één of meerdere weken weer aan. Deze "pauze" kan zelfs binnen één cyclus enkele keren herhaald worden. Hormonaal gezien wordt er oestrogeen geproduceerd, maar vindt er geen LH-piek plaats en blijft het progesteron laag. Na het opnieuw loops worden van de teef vindt er uiteindelijk wel een ovulatie plaats, maar het vaststellen van de vruchtbare periode is vaak een groot probleem als er geen dektijdstipbepaling wordt gedaan. Sommige teven laten zich namelijk gedurende een groot deel van de loopsheid dekken dus ook als er geen ovulatie plaatsvindt. De aandoening wordt voornamelijk gezien bij jonge teven en teven die al ouder zijn. Bij rassen zoals de Duitse Herder en de Saarloos Wolfshond wordt de
gespleten loopsheid, procentueel gezien, frequenter waargenomen dan bij andere rassen. Fig. 2: gespleten loopsheid
Persisterende pro-oestrus (fig. 3) Hierbij wordt er te weinig LH afgegeven, waardoor de teef in de pro-oestrus blijft; zij kan dan wel 6 tot 8 weken loops blijven. We spreken van een persisterende pro-oestrus als er binnen 25 dagen na aanvang van de loopsheid geen ovulatie heeft plaats gevonden. De aandoening wordt gekenmerkt door het opgezwollen blijven van de vulva, rode uitvloeiing uit de vulva en aantrekkelijk blijven voor de reuen. Bij het meten van het progesteron blijft deze onder de waarde van 5 ng/ml. De oorzaak van deze aandoening kan o.a. zijn het aanwezig zijn van een cyste(-s) in de ovaria of een tumor in een van de ovaria. D.m.v. bloedonderzoek, gynaecologisch onderzoek, palpatie van de buik en echografisch onderzoek is het mogelijk om de diagnose te stellen. De mogelijkheid tot behandeling is bij een jonge teef in de regel beter dan bij een oudere teef.
3
Fig. 3: persisterende pro-oestrus
Schijndracht Bij deze "aandoening" vertoont de teef +/- 8 weken na de loopsheid melkproduktie en/of een gdrag dat wijst op zwangerschap. Het wordt bij 20-80% van de teven waargenomen. Dit komt omdat het hormonale verloop van de niet-drachtige teef zo weinig verschilt van de drachtige. Dit is ook de reden dat schijndracht ook wel als natuurlijk wordt beschouwd.
FERTILITEITSBEGELEIDING BIJ DE TEEF
In het engels wordt dit “Breeding management” genoemd. De fout die soms gemaakt wordt is ons helemaal te focussen op de teef, maar we moeten niet vergeten dat de reu ook zijn aandeel heeft. Met andere woorden, de reu dient vruchtbaar te zijn. Als we sperma van een reu gaan gebruiken wat gekoeld wordt aangevoerd (chilled semen) of met diepvriessperma gaan werken dan is de kwaliteit van het sperma minder en zullen we dus extra veel aandacht moeten besteden aan het zo optimaal mogelijk voorbereiden van de teef. Om de teef zo optimaal mogelijk voor te bereiden op de dekking met een vruchtbare afloop is het verstandig de volgende stappen uit te voeren: de eerste dagen van de loopsheid een vaginaaluitstrijkje maken voor bacteriologisch onderzoek vaginoscopisch onderzoek van de teef en indien nodig ook vaginaal toucher bloedafname voor progesteron-bepaling
4
VAGINAALUITSTRIJKJE Het vaginaaluitstrijkje wordt in het begin van de loopsheid genomen (niet eerder). Hierbij wordt door middel van een spreidspeculum de vulva opengehouden en wordt met een steriel wattenstokje uit het voorste gedeelte, dus zo dicht mogelijk bij de baarmoeder, van de vagina een monster genomen. Dit monster wordt geënt op voedingsbodems en gedurende 24 uur in een broedstoof geplaatst. Na deze 24 uur worden de voedingsbodems beoordeeld op groei van bacteriën en/of gisten. Hierbij wordt gekeken naar het aantal bacteriën dat groeit en er wordt gekeken of er sprake is van een rein cultuur (er groeit maar één type bacterie). Men moet zich realiseren dat een vagina bij de teef nooit steriel is, er zal dus altijd bacteriegroei
plaatsvinden. Als we te maken hebben met een reincultuur van o.a. staphylococcen, streptococcen, pseudomonas, proteus en E. coli, zal er altijd van deze reincultuur een gevoeligheidstest ingezet worden. Bij deze gevoeligheidstest wordt onderzocht met wat voor antibioticum deze bacteriën het best bestreden kunnen worden. De gevoeligheidstest moet meestal ook 24 uur in de broedstoof geplaatst worden voordat deze afgelezen kan worden. Indien uit de kweek is gebleken dat behandeling van de aanwezige infectie noodzakelijk is, dan zal er gedurende minimaal 7 dagen behandeld moeten worden. De behandeling Om de geboorteweg zo optimaal mogelijk te behandelen dienen we te werken met antibiotica die via de bloedbaan worden aangevoerd (pillen of injectie geven) en niet met zalf of vloeistof via die via de vagina wordt ingebracht. Het nadeel van de laatste methode is dat de baarmoeder niet behandeld wordt en dat bepaalde vloeistoffen of zalven zaaddodend kunnen zijn.
VAGINOSCOPISCH ONDERZOEK Voorafgaande aan het vaginoscopisch onderzoek wordt de vulva schoongemaakt m.b.v. een witte tissue en wordt gekeken naar de kleur van de uitvloeiing en geroken of de geur van de 5
uitvloeiing normaal is. Ook de vulva wordt geïnspecteerd om te kijken naar mogelijk anatomische afwijkingen zoals bijvoorbeeld een botje in de clitoris. Bij het vaginoscopisch onderzoek wordt bij de teef inwendig gekeken naar de hoeveelheid en kleur van de uitvloeiing, de kleur en rimpeling van het vagina slijmvlies en of er een beschadigingen of ontstekingen in de wand van de vagina aanwezig zijn. Daarnaast wordt door dit onderzoek gecontroleerd of er geen maagdenvlies meer aanwezig is, dan wel of er geen stricturen aanwezig zijn in de vagina. Voor een ervaren dierenarts is het mogelijk om aan de hand van het vaginoscopisch onderzoek en de reactie van de teef op aanraking van het gebied rond de vulva (evt. een stareflex) een zeer duidelijke indicatie te krijgen van de fase waarin de cyclus zich bevindt. DEKTIJDSTIPBEPALING Voor een grote kans op drachtigheid is het belangrijk de teef op het juiste moment, d.w.z. ongeveer 24 uur na de ovulatie te laten dekken. De ovulatie kan nauwkeurig worden vastgesteld aan het verloop van de progesteronconcentratie in het bloed (zie fig. 4). Bij een groep normale vruchtbare honden bleek dan 94% drachtig te worden. Bij een groep "probleemgevallen" met slechts 23 % drachtigheid liep dit percentage dan op naar 78% na het bepalen van het optimale dekmoment.
Fig. 4: LH-piek en ovulatie
Progesteron-bepaling 6
Door om de 2 tot 3 dagen kwantitatief, dus exact, de hoeveelheid aanwezig progesteron in het bloed te meten kan het optimale dekmoment bepaald worden. Uit eigen ervaring is gebleken dat het optimale dekmoment kan schommelen tussen de 3de en 76ste dag na de eerste bloedige uitvloeiing. Dit betekent dat er gewerkt moet worden met een kwalitatief goede meetmethode waarbij de hoeveelheid progesteron exact gemeten dient te worden. Er zijn op dit moment (2008) meerdere methodes om het progesteron te meten: 1. semi-kwantitatieve methode: hierbij wordt de verkleuring van de het cupje met het bloedmonster vergeleken met twee standaard waardes, de vergelijking van de kleuren gebeurd met het oog, wat er natuurlijk voor zorgt dat de betrouwbaarheid niet ten goede komt. Daarnaast is de kwaliteit van de test matig. 2. een kwantitatieve methode d.m.v. een eenvoudige ELISA-test. Hierbij worden de bloedmonsters en de standaarden met de hand gepipetteerd en worden de waardes met een spectofotometer uitgelezen. Het nadeel van deze methode is dat er een hoge mate van betrouwbaarheid wordt gesuggereerd, maar de betrouwbaarheid valt tegen, dit t.g.v. de kwaliteit van de test. 3. een kwantitatieve methode d.m.v. een RIA bepaling of een Immulite®. De betrouwbaarheid van deze methode is het hoogst haalbare op dit moment en wordt dan ook de “gouden standaard” bevonden t.a.v. het bepalen van progesteron in het bloed. Dat deze apparatuur niet vaak in dierenartsenpraktijken aanwezig is heeft te maken met de aanschafprijs en het onderhoud van de apparatuur.
Er zijn verschillende onderzoekers in binnen- en buitenland geweest die van de bovenstaande methodes groep 1 & 2 vergeleken met groep 3. In ongeveer 30% van de gevallen was het gevolg een totaal andere progesteronwaarde dan bepaald met bepalingsmethode 3. Ook al werd er twee dagen verschil getolereerd, dan nog bleef het percentage ongeveer 30%. Het advies is dan ook om als we spreken van het bepalen van een optimaal dekmoment, te werken met een bepalingsmethode uit groep 3.
DE DEKKING
Na kwantitatieve progesteronbepaling is duidelijk geworden wanneer de teef gedekt moet worden. Het is het beste om met de teef naar de reu te gaan. Dominante teven laten zich thuis soms door een minder dominante reu niet dekken. Jonge teven moeten zeker de tijd krijgen om met een reu te spelen voor ze zich ter dekking aanbieden. Onervaren reuen moeten vaak wat afgeremd en gestuurd worden; in hun enthousiasme proberen ze de teef in de flank of op de kop te dekken, waardoor het sperma buiten de vagina terecht komt. Bij een normale dekking zal de reu de vulva besnuffelen en likken en zal de teef de staart opzij houden en een stareflex vertonen. De reu brengt nu de nog niet overmatig gezwollen 7
penis in de vagina (dit is mogelijk door de aanwezigheid van een botje in de penis). Zodra de penis is ingebracht beginnen de frictie bewegingen en komt de volledige erectie tot stand. De twee zwellichamen aan weerzijden van de penis zwellen in de vagina enorm op, waardoor de reu komt "vast te zitten". Tijdens de frictiebewegingen komt gedurende 5 tot 20 seconden voorvocht wat geen spermiën bevat, hierna wordt gedurende 30 seconden tot soms wel 4 minuten sperma geloosd. Hierna stapt de reu over en kan gedurende 5 tot 60 minuten gekoppeld staan waarbij prostaatvocht geloosd wordt. Tijdens de koppeling verlopen er contracties over de vagina die het sperma richting de baarmoeder en eileiders stuwen. Indien de koppeling niet plaats vindt, omdat de reu te fors is of de teef te nauw, is het verstandig om de reu toch enige tijd op de teef te houden om er zeker van te zijn dat het zaad voldoende diep in de vagina terecht komt.
CONCLUSIE Op de vraag “Is progesteronbepaling het perfecte hulpmiddel voor een vruchtbare afloop bij een dekking?” is het antwoord zondermeer ja. Hierbij dient wel als kanttekening geplaatst te worden dat de progesteronbepaling geschiedt met een bepalingsmethode die betrouwbaar is. Daarnaast is het uitermate belangrijk dat er op uitstekende wijze “breeding management” wordt verricht, zowel door de eigenaar van de teef en de reu als door de dierenarts. Van de dierenarts mag verwacht worden dat zij/hij veel kennis heeft van de oestrische cyclus bij de hond en de daarbij mogelijke afwijkingen en het vaginoscopisch onderzoek en de uitslag van de progesteronbepaling op deskundige wijze kan beoordelen.
8