directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning
Aanvullende nota milieuscreening PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1' 1. Inleiding Deze nota behandelt de adviezen die zijn binnengekomen in het kader van het verzoek tot raadpleging van de milieuscreeningsnota voor het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP) 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene fase 1'. Ze biedt bijkomende motiveringselementen aan en is te lezen als aanvulling op de eigenlijke screeningsnota.
2. Binnengekomen adviezen Er werd advies gevraagd aan volgende instanties: - Gemeente Stekene – college van burgemeester en schepenen - ANB – Oost-Vlaanderen - VLM Regio West - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen - Agentschap Wonen – Vlaanderen - Departement MOW - LNE – Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen - VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer De initiële adviesvraag werd verstuurd op 24 mei 2013 (zie bijlage). Volgende instanties gaven hun advies na deze adviesvraag: - ANB – Oost-Vlaanderen - Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen - Departement MOW - LNE – Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen - VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer Aan de adviesinstanties die niet reageerden op de initiële adviesvraag, werd een rappel gestuurd op 8 juli 2013 (zie bijlage). Volgende instanties gaven hun advies na deze rappel: - Gemeente Stekene – college van burgemeester en schepenen - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling - Agentschap Wonen – Vlaanderen Volgende adviesinstanties reageerden noch op de initiële adviesvraag, noch op de rappel: - VLM Regio West
3. Bespreking adviezen Hieronder worden de binnengekomen adviezen behandeld. Er wordt per adviesinstantie en per item eerst een samenvatting gegeven en daarna volgt de bespreking (cursief). De integrale adviezen zijn te vinden in bijlage.
Gemeente Stekene – college van burgemeester en schepenen Gunstig advies.
ANB – Oost-Vlaanderen Het Agentschap voor Natuur en Bos gaat akkoord met de inhoud van de screeningsnota. We hebben geen opmerkingen wat betreft de globale milieueffecten van het plan, en meer specifiek voor de discipline fauna en flora. De invulling van de nieuwe bestemmingen uitgetekend in dit RUP zullen geen significant negatieve effecten veroorzaken op een speciale beschermingszone, Er moet dan ook geen passende beoordeling opgemaakt worden in het kader van het RUP.
Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Zij gaat er mee akkoord dat het voorgenomen plan in zijn huidige vorm geen aanzienlijke milieueffecten kan genereren, enkel en alleen indien met onderstaande opmerkingen rekening wordt gehouden bij de verdere uitwerking van het plan: -
Voor wat betreft deelplan 4 (herbestemming gedeelte woonuitbreidingsgebied 'Habroek') worden er vanuit landbouwkundig standpunt geen negatieve milieueffecten verwacht, enkel en alleen indien er een billijke vergoeding wordt voorzien voor de gebruikers van de landbouwgronden. Het is duidelijk dat het al dan niet voorzien van een vergoeding weinig met effecten op het milieu te maken heeft. De opmerking staat dan ook los van de screening op (aanzienlijke) milieueffecten. Eventuele wettelijk voorziene vergoedingen zullen sowieso van toepassing zijn.
-
Voor wat betreft deelplan 5 (herbestemming gedeelte woonuitbreidingsgebied 'Merlanstraat') worden er vanuit landbouwkundig standpunt geen negatieve milieueffecten verwacht, enkel en alleen indien er een billijke vergoeding wordt voorzien voor de gebruikers van de landbouwgronden. Het is duidelijk dat het al dan niet voorzien van een vergoeding weinig met effecten op het milieu te maken heeft. De opmerking staat dan ook los van de screening op
(aanzienlijke) milieueffecten. Eventuele wettelijk voorziene vergoedingen zullen sowieso van toepassing zijn. Gelet op de argumenten, de doelstelling en de locatie van het voorgenomen plan, acht de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling de opmaak van een plan-MER niet noodzakelijk.
Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen De screeningnota maakt een voldoende inschatting van de milieueffecten voor de ruimtelijke ordening.
Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen Er zijn volgende opmerkingen: -
Wij stellen vast dat de impactanalyse op eventueel aanwezig archeologisch erfgoed onvoldoende uitgewerkt werd in dit dossier. Nochtans schatten wij de potentiële archeologische waarde van de verschillende deelgebieden zeer hoog in. Bij de verdere uitvoering van dit dossier (verkavelings- of bouwaanvragen) zullen de wettelijk verplichte adviezen van Ruimte en Erfgoed voorwaarden opleggen inzake archeologisch onderzoek. Het is niet mogelijk om in deze fase van het planproces al een archeologisch (voor)onderzoek te voeren. Wel is het zo dat in het (voorontwerp) PRUP een voorschrift m.b.t. archeologie is opgenomen: "Voorafgaand aan de ontwikkeling van de plangebieden 4 en 5, wordt met het oog op het identificeren van de potentieel waardevolle zones, een archeologisch detectieonderzoek uitgevoerd. Dit detectieonderzoek wordt verricht aan de hand van proefsleuven, die op statistisch relevante wijze verspreid worden over de gehele zone, waarbij 10% van de oppervlakte effectief verkend wordt. Bij aanwezigheid van archeologische sporen worden op de zones die als archeologisch waardevol worden aangeduid, bijkomende archeologische opgravingen uitgevoerd." Op die manier wordt in het PRUP zelf tegemoet gekomen aan de gemaakte opmerking.
-
Het huidige planningsintiatief is hoofdzakelijk een herbevestiging van de bestaande toestand en heeft in hoofdzaak betrekking op een betere ordening, waardoor de impact op het landschap beperkt is en mogelijk op lange termijn deels kan gemilderd worden. De mogelijkheid tot bijbouwen van nieuwe verblijven en uitbreiding, heeft daarentegen wel een impact op het landschap, gelet dat bijkomende aansnijding van open ruimte en verstoring hierdoor verwacht wordt. De realisatie van de voorziene nabestemming wordt bovendien deels gehypothekeerd door de mogelijkheid tot nieuwbouw, uitbreiding en verbouwing, gelet dat een realisatie van de nabestemming op een relatief korte termijn hierdoor vrijwel uitgesloten is. Vanuit landschapszorg wordt dan ook als conclusie gesteld dat de mogelijkheid tot nieuwbouw en uitbreiding wel een impact zal hebben op het landschap.
Het was een expliciete keuze van de provincieraad om niet meteen met de 'hakbijl' in te grijpen op een situatie die al jaren bestaat. Vandaar dat werd voorzien in een overgangsregeling en dat tot 1 januari 2020 nog niet-bebouwde percelen nog kunnen ingevuld worden. De invulling is beperkt tot 1 recreatief verblijf (geen permanente bewoning!) per perceel en er zijn tal van voorschriften in het (voorontwerp) PRUP opgenomen die de (landschappelijke) impact sterk beperken. De belangrijkste voorschriften zijn: o Nooit meer dan de helft van het perceel kan ontbost worden. o De oppervlakte van het recreatief verblijf bedraagt max. 60 m². o Het volume van het recreatief verblijf bedraagt max. 200 m³. o Er is enkel een gelijkvloerse verdieping toegelaten. o Er zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegelaten. o Het K-peil bedraagt max. 30. o De totale verharding op het perceel bedraagt nooit meer dan 100 m². o Er is max. 1 autostaanplaats van max. 15 m² toegelaten. o Zwembaden en tuinconstructies zijn verboden. o Er moet op min. 2 m van de perceelsgrens gebouwd worden (geen koppeling mogelijk). o De kroonlijsthoogte bedraagt max. 3 m, de nokhoogte max. 5 m. o De constructie dient volledig in hout opgetrokken te worden (met uitzondering van die elementen die technisch niet in hout kunnen worden uitgevoerd). o Een groendak is verplicht. o Donkere kleuren zijn verplicht. o Vasthouden van hemelwater is verplicht. o De constructie moet worden aangesloten op de riolering, een IBA of een betonnen opvangput van 10 m³ zonder overloop. Bovendien zijn in de betreffende plangebieden zo goed als alle percelen al ingevuld. De eventuele opvulling van een paar tussenliggende percelen, gekoppeld aan strenge voorwaarden, zal maar een zeer beperkte (landschappelijke) impact hebben. -
Vanuit de discipline monumenten is er geen bezaar.
Vanuit de disciplines landschap en archeologie worden er mogelijk effecten verwacht op de erfgoedwaarden binnen het plangebied, er wordt echter beoordeeld dat er vanuit deze disciplines geen verdere noodzaak is tot opmaak van een MER.
Agentschap Wonen – Vlaanderen De mogelijke milieu-effecten zijn in de screeningsnota voor wat wonen betreft voldoende beschreven. Dit advies beperkt zicht tot het aspect wonen, het doet echter geen uitspraak over andere aspecten die in het plan-m.e.r.-besluit van 12.10.2007 zijn vermeld.
Departement MOW Het Departement Mobiliteit en Openbare Werken gaat akkoord met het gemotiveerd besluit dat het voorliggend plan geen aanzienlijke milieueffecten zal genereren. Het betreft een gecoördineerd advies van de afdelingen Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid en Algemeen Beleid.
LNE – Afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen Er blijkt blijkt dat er voor het ontginningsgebied momenteel geen initiatieven genomen worden. Dit valt ook af te leiden uit het "Deelplan 2 (herbestemming zuidelijk deel zone voor verblijfsrecreatie D5)' op pagina 11. De dienst natuurlijke rijkdommen heeft dan ook geen opmerkingen.
VMM – Afdeling Operationeel Waterbeheer Het RUP en de screening worden voorwaardelijk gunstig geadviseerd en zijn in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid. Voor wat betreft het aspect waterkwaliteit moet opgenomen worden dat de bouwvergunning afhankelijk wordt gemaakt van de plaatsing van een IBA en in de screening moet aangegeven worden hoe tegemoet kan gekomen worden aan het knelpunt inzake waterkwaliteit. Het (voorontwerp) PRUP legt volgend voorschrift op: "Het is verboden vervuild water in het oppervlaktewater te lozen. Er dient verplicht te worden aangesloten op een bestaande riolering. Indien dit niet mogelijk is, dient een systeem van Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA) of een betonnen opvangput van 10 m³ zonder overloop op eigen terrein te worden voorzien." Een stedenbouwkundige vergunning wordt dus afhankelijk gemaakt van een oplossing voor de behandeling van vervuild water. De waterkwaliteit zal net verbeterd worden door het bovenvermelde voorschrift van het (voorontwerp) PRUP. Op die manier biedt het plan een antwoord op het knelpunt inzake waterkwaliteit.
4. Besluit Op basis van de screeningsnota en de bijkomende motivering in voorliggende aanvullende nota kan besloten worden dat, mits het opnemen van de voorgestelde milderende maatregelen, het PRUP geen aanleiding kan geven tot aanzienlijke milieueffecten.