Aanvraag Wbr beschikking
Ten behoeve van
Aanvrager is:
Bedrijf
Vraagt u de vergunning voor uzelf aan?
Ja
Gegevens Aanvrager
Bedrijfsnaam
Windpark Krammer BV
Voorletter(s) * / Voornaam
M.
Achternaam contactpersoon
Spaans
KVK / BIN
54108306
Adres
Edisonweg
Postcode * / Plaats
4382 NV
Postbusnummer
5054
Postcode / Plaats
4380 KB
Email
[email protected]
Telefoonnummer
0118474181
Marco
Dhr. Tussenvoegsel
Nummer
53F
Vlissingen
Land
Nederland
Vlissingen
Land
Nederland
Faxnummer
geen
Doel waarvoor de aanvraag geldt
Selecteer het doel waarvoor deze aanvraag geldt. Verhardingen Bouwwerken niet zijnde gebouwen Overige en bijkomende werken
Tevens eigenaar / eigendom
Zijn de percelen waar u werkzaamheden wilt uitvoeren eigendom van de aanvrager?
Nee
Zijn de percelen eigendom van De Staat (zoals Rijkswaterstaat of RVOB (Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf))? Ja
Waarom? (doel / belang)
Wat wilt u gaan doen / maken en waarvoor dient het? (maximaal 8 regels gebruiken) De aanvraag betreft de bouw van een drietal windturbines binnen het Wbr beheergebied dat is begrensd rond de N59, ter hoogte van de aansluiting van de Philipsdam op de Grevelingendam. De windturbines maken deel uit van windpark Krammer dat bestaat uit 35 windturbines. Naast de bouw van de windturbines vindt de aanleg van kraanopstelplaatsen en (tijdelijke) verhardingen voor bouwwegen plaats. Verder wordt een windparkbekabeling aangelegd.
Wat zijn de specifieke afmetingen van het werk? (maximaal 7 regels gebruiken) De afmetingen en locaties van de beoogde windturbines zijn toegelicht in de bij de aanvraag behorende toelichting. De
Toevoeging
windturbines zijn tevens weergegeven op tekening.
Betreft het aangevraagde werk een uitbreiding / wijziging van een bestaande situatie?
Nee
Is er reeds eerder een Wbr vergunning verstrekt?
Nee
Hoe? (uitvoeringswijze)
Hoe zullen de werkzaamheden worden uitgevoerd? (maximaal 7 regels gebruiken) Zie uitvoering van de werkzaamheden is beschreven in het principe werkplan dat voor het beoogde Windpark Krammer is opgesteld. Het principe werkplan is onderdeel van de vergunningaanvraag
Waar? Locatiegegevens / kadastrale gegevens / situatie tekening
Adresgegevens van de locatie
Zie toelichting bij de aanvraag
Gemeente
SchouwenDuiveland
Postcode
4311 NE
Naam rivier / kanaal / rijksweg / zee (wering) / dijk / meer
N59
Naam loswal / kade / steiger
nvt
Kilometrering
niet bekend
Zijde : N / Z / O / W / Li / Re
Z
Kadastrale gegevens bekend bij Bruinisse G 01438 gemeente . . . , sectie . . . , nummer . . . Xcoördinaat
69225
Ycoördinaat 410594
Wanneer + periode (instandhouding)
Wat is de gewenste aanvangsdatum van de werkzaamheden?
01042016
Is het resultaat van de werkzaamheden van tijdelijke of permanente aard? Permanent
Kostprijs / raming van de werkzaamheden (leges)
Wat is de kostprijs of raming van de kosten (exclusief BTW) van het aangevraagde werk? > EUR 2400,
Bijlagen
Situatietekening (algemeen)
1375788_3.01_20140414_Overzicht_windpark_Rev00.pdf
Detailtekening van de bestaande situatie
1375789_1.01_20140414_Alg_overz_tek_WP_Rev00.pdf
Constructietekening van de nieuwe situatie
1375790_6.01_20140414_Overz_WP_incl_voorz_Rev00.pdf
Overzicht toe te passen materialen
1375791_7.01_20140414_Kabeltrace_WP_Krammer_Rev00.pdf
Kadastrale gegevens (algemeen)
1375793_Rho_20140424_RWS_toelichting_aanvraag_Wbr_vergunning_WVe.pdf
Specificatie van gewenste wijzigingen en bijbehorende vergunning(en) (datum en nummer)
Ik verklaar hierbij deze aanvraag naar waarheid te hebben ingevuld.
Windpark Krammer BV Toelichting aanvraag vergunning Wet beheer rijkswaterstaatswerken Windpark Krammer
Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Zee en Delta, District Noord
identificatie
planstatus
projectnummer:
datum:
status:
240520.00892.00
25-03-2014 24-04-2014
Concept Definitief
auteurs:
drs W.L. Verweij
Inhoudsopgave 1.
Toelichting bouwplan
3
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
3 3 4 6 7 7 7 8 9
1.6.
Initiatiefnemer Het bouwplan Windturbines Civiele infrastructuur Elektrische infrastructuur 1.5.1. Transformatorstation 1.5.2. Windparkbekabeling Overdraai over N59 1.6.1. Toename veiligheidsrisico weggebruikers
Bijlagen: 1 2 3
Tekenlijst Lijst rapporten en onderzoeken behorende bij de aanvraag Kadastrale percelen
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
240520.00892.00
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
3
1. Toelichting bouwplan
1.1.
Initiatiefnemer
Windpark Krammer BV is voornemens om de locatie Krammersluizen voor windenergie te ontwikkelen. Windpark Krammer BV is opgericht door de coöperaties Zeeuwind en Deltawind die beiden windparken exploiteren in de provincie Zeeland en op Goeree-Overflakkee. Windpark Krammer B.V. p/a Postbus 5054 4380 KB Vlissingen
[email protected]
1.2.
Het bouwplan
Het bouwplan bestaat uit 35 windturbines (inclusief windturbinefundamenten) met bijbehorende voorzieningen; infrastructuur, windparkbekabeling, compacte transformatorstations, koppelstations, een transformatorstation en een windmeetmast, verdeeld over het sluizencomplex, de Philipsdam en de aansluiting van de Philipsdam met de Grevelingendam. De bouwwerken, kraanopstelplaatsen en bouw- en onderhoudswegen zijn weergeven op de overzichts- en situatietekeningen bij de aanvraag. Deze aanvraag betreft de aanvraag voor de bouw en gebruik van de navolgende windparkonderdelen:
35 windturbines, inclusief per windturbine een compact transformatorstation (indien noodzakelijk); 35 windturbinefundamenten, inclusief paalfundatie en benodigde hulpconstructies (damwand en/of kering); per windturbine een kraanopstelplaats, inclusief benodigde hulpconstructies; damwand en/of betonnen poeren en/of kering; de 33kV windparkbekabeling, inclusief communicatienetwerk; 33/150kV transformatorstation 4 koppelstations; 1x permanente windmeetmast; servicegebouw; Tijdelijke aanpassingen bestaande infrastructuur, zie hiervoor het principe werkplan
Voor alle onderdelen zijn tekeningen opgesteld die behoren bij de aanvraag. In bijlage 1 is een tekenlijst opgenomen met daarin een overzicht van alle tekeningen die behoren bij de aanvraag. Het bouwplan en de wijze van bouw wordt meer in detail toegelicht in het bij de aanvraag behorende principe werkplan.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
240520.00892.00
4
1.3.
Windturbines
De windturbine bestaat uit een conisch gevormde stalen en/of betonnen toren, met daarop een gondelhuis waar drie rotorbladen aan zijn bevestigd. In tabel 1 zijn de hoofdafmetingen van de windturbine weergegeven. De aanzichten van de windturbine, inclusief afmetingen, zijn weergegeven op tekening 2.01 (voor- en zijaanzichten). Alle vijfendertig windturbines zijn qua afmetingen en kenmerken identiek. Tabel 1 Afmetingen windturbines Onderdeel Hoogte (m) Ashoogte minimaal 80 m maximaal 122,5 m vanaf bovenkant fundering Rotordiameter minimaal 80 m maximaal 122 m Tiphoogte maximaal 180 m vanaf bovenkant fundering De windturbines hebben de volgende kenmerken: Tabel 2 Kenmerken windturbines Kenmerken Bouwplan Nominaal vermogen Tussen 2,3 tot 3,6 MW Rotor 3 bladen per rotor Draairichting Met het zicht op de hub/voorzijde gondelhuis: in klokrichting Draairichting is voor alle windturbines gelijk Funderingsconcept Fundatieplaat van gewapend beton gefundeerd op grondverdringende heipalen (schoorpalen) of schroefpalen. Bovenkant fundament bedraagt maximaal 7 m ten opzichte van NAP. De hoogte van de fundering varieert ten opzichte van NAP tussen de 1,00 m en 7,00 m + NAP. Per windturbine is de hoogte van het fundament afgestemd op waterpeil en de hoogte van het omliggende maaiveld. De variatie in hoogte van omliggend maaiveld is groot (hoogte Philipsdam, Grevelingendam, dammen Laagbekken, Hoogbekken, etc.) Het voorontwerp van het windturbinefundament is op tekening weergegeven, evenals een situatietekening en/of een dwarsdoorsnede per windturbinelocatie. Paalsysteem Prefab betonpaal of Vibropaal Kleurstelling turbine Grijs/wit, Eventueel mastvoet ingepast in landschap (groene/blauwe ringen)
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Toelichting bouwplan
5
Figuur 1 Wijze van meten ashoogte windturbines
Het Rijksinpassingsplan Windpark Krammer maakt de bouw van windturbines uit de 3 MW klasse mogelijk. In het Rijksinpassingsplan is een lijst opgenomen met voorbeeldtypen van windturbines met een vermogen van 2,3 tot 3,6 MW die binnen deze klasse vallen. De minimale en maximale ashoogte en rotordiameter die is opgenomen in het Rijksinpassingsplan en de voorliggende omgevingsvergunningaanvraag zijn gebaseerd op de in deze lijst opgenomen voorbeeldtypen. De verhouding ashoogte : rotordiameter bedraagt minimaal 1 : 0,70 en maximaal 1: 1,4. In onderstaande tabel 3 is een lijst opgenomen met de windturbinenummering en de bijbehorende coördinaten (x, y). De coördinaten geven het hart van de windturbine aan. Op tekening 1.01 zijn de posities van de windturbines weergegeven, inclusief de positie en coördinaten van het transformatorstation en de windmeetmast. Tabel 3 Coördinaten windturbines Windturbine X Wt 1 69.225 Wt 2 69.496 Wt 3 69.821 Wt 4 69.769 Wt 5 70.006 Wt 6 70.389 Wt 7 70.940 Wt 8 68.586 Wt 9 68.956 Wt 10 69.324 Wt 11 69.673 Wt 12 70.312 Wt 13 70.715 Wt 14 71.172 Wt 15 71.520 Wt 16 69.794 Wt 17 69.394 Wt 18 68.995
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Y 410.594 410.705 410.949 410.441 409.278 409.415 409.460 408.900 409.080 409.092 409.103 409.014 409.138 409.153 409.062 408.635 408.595 408.541
Windturbine Wt 19 Wt 20 Wt 21 Wt 22 Wt 23 Wt 24 Wt 25 Wt 26 Wt 27 Wt 28 Wt 29 Wt 30 Wt 31 Wt 32 Wt 33 Wt 34 Wt 35
X 68.596 68.889 69.239 69.677 70.019 69.957 70.324 70.688 71.047 71.432 71.071 70.717 70.425 70.337 70.761 71.201 71.639
Y 408.493 408.277 408.193 408.291 408.274 407.909 407.656 407.405 407.250 407.452 407.638 407.822 408.113 408.522 408.640 408.614 408.660
240520.00892.00
6
In tabel 4 zijn per windturbine de kadastrale gegevens weergegeven. In bijlage 3 bij deze toelichting is een kadastrale ondergrond opgenomen met daarop de genummerde windturbinelocaties. De windturbines zijn allen gelegen op percelen die kadastraal zijn gelegen in Bruinisse (gemeente Schouwen-Duiveland) Tabel 4 kadastrale gegevens Wind Sectie Nummer turbine Wt 1 G 01438 Wt 2 G 01438 / 01251 Wt 3 G 01079 Wt 4 G 01079 Wt 5 G 01448 Wt 6 G 01448 Wt 7 G 01448 Wt 8 G 01448 Wt 9 G 01448 Wt 10 G 01448 Wt 11 G 01448 Wt 12 G 01448 Wt 13 G 01448 Wt 14 G 01448 Wt 15 G 01448 Wt 16 G 01448 Wt 17 G 01448 Wt 18 G 01448
Wind turbine Wt 19 Wt 20 Wt 21 Wt 22 Wt 23 Wt 24 Wt 25 Wt 26 Wt 27 Wt 28 Wt 29 Wt 30 Wt 31 Wt 32 Wt 33 Wt 34 Wt 35
Sectie
Nummer
G G G G G G G G G G G G G G G G G
01448 01448 01448 01448 01448 01448 01448 01448 01448 01448 / 01303 01448 / 01303 01448 01448 01448 01448 01448 01448
Constructieve veiligheid Het type windturbine dat wordt gebouwd voldoet aan de IEC veiligheidsnorm voor windturbines, op basis van de IEC 61400 serie. In Nederland zijn alleen conform de WT-01 of IEC-61400-22 gecertificeerd windturbinetypen toegestaan. Het te bouwen type windturbine dient dan ook te beschikken over een geldig Type Certificaat. Voor de ingebruikname van de windturbines worden de windturbines conform de van toepassing zijnde procedure onderworpen aan een test. Op basis van een per windturbinelocatie uit te voeren grondonderzoek en de kenmerken van het te plaatsen windturbinetype wordt een definitief ontwerp van het fundament van de windturbine gemaakt. De berekeningen en tekeningen van het fundatieontwerp worden samen met de overige relevante informatie over het windturbinetype uiterlijk 3 weken voor de start van de bouwwerkzaamheden ter goedkeuring aan de gemeente voorgelegd.
1.4.
Civiele infrastructuur
Per windturbinelocatie wordt een kraanopstelplaats gerealiseerd. De kraanopstelplaats is benodigd om tijdens de bouwfase de windturbine te kunnen bouwen. Tevens dient de kraanopstelplaats om tijdens de gebruiksfase service en onderhoudswerkzaamheden aan de windturbine te kunnen uitvoeren. De voorontwerpvarianten voor de kraanopstelplaats en voorzieningen ten behoeve van het windturbinefundament zijn op tekening weergegeven, evenals de relevante overzichten, situaties en dwarsdoorsneden.
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Toelichting bouwplan
7
Om de windparkonderdelen te kunnen bouwen en onderhouden zijn bouw- en onderhoudswegen benodigd. Overwegend wordt gebruik gemaakt van de bestaande infrastructuur, met uitzondering van enkele aanpassingen welke in het principe werkplan zijn omschreven. De bestaande infrastructuur en benodigde aanpassingen zijn op tekening weergegeven. De overige benodigde (tijdelijke) voorzieningen ten behoeve van de bouwfase zijn eveneens per windturbinelocatie op tekening weergegeven. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar het principe werkplan.
1.5.
Elektrische infrastructuur
1.5.1. Transformatorstation Bij het windpark hoort een transformatorstation. Ter plaatse van het transformatorstation wordt de elektriciteit getransformeerd van middenspanning naar 150 kV transportspanning. Vanuit het transformatorstation wordt het windpark door middel van een 150kV verbinding aangesloten op het 150kV transformatorstation te Middelharnis. Hiervoor wordt het bestaande transformatorstation Middelharnis uitgebreid met een schakelstation. Voor de 150 kV verbinding wordt een aparte Wbr-vergunning aangevraagd. Het transformatorstation bestaat uit een gesloten bouwkundig gedeelte waarin onder andere de 33kV installatie wordt ondergebracht, twee 33/150kV transformatoren in open transformatorcellen en een 150kV deel als een open schakeltuin. Ten zuiden van het transformatorstation is een servicegebouw voorzien, bestemd voor service en onderhoud van en toezicht op het windpark. Qua fundatie wordt het servicegebouw op dezelfde wijze uitgevoerd als het transformatorstation. 1.5.2. Windparkbekabeling De windturbines worden onderling verbonden door middel van middenspanningskabels. Er wordt tevens een glasvezelkabel aangelegd voor datatransport. De middenspanningskabels (windparkbekabeling) worden met behulp van koppelstations aangesloten op het transformatorstation behorende bij het windpark, waar de elektriciteit wordt getransformeerd naar 150 kV. Het kabeltracé van de windparkbekabeling, inclusief de posities van de te realiseren koppelstations en het transformatorstation, zijn op tekening weergegeven. De aanzichten van de te realiseren koppelstations zijn eveneens op tekening weergegeven. Het kabeltracé kruist het sluizencomplex. Deze kruising zal worden gerealiseerd door middel van het maken van horizontaal gestuurde boringen. Ten behoeve van deze boringen is er een studie uitgevoerd. De project specifieke boorplannen zijn als bijlage bij de aanvraag opgenomen. Voor de N59 geldt dat rekening wordt gehouden met een tweetal kruisingen van de kabel (windparkbekabeling) met de weg, uitgaande van het blauwe tracé (zie figuur 2). Hierbij worden horizontaal gestuurde boringen toegepast. Bij de aanvraag zijn tekening opgenomen waarop het gehele tracé van de windparkbekabeling is opgenomen. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar het principe werkplan.
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
240520.00892.00
8
Figuur 2 Kruising parkbekabeling met N59
1.6.
Overdraai over N59
De locatie van de windturbines is na uitgebreid onderzoek tot stand gekomen. Dat onderzoek is uitgevoerd in het kader van het MER windpark Krammer. De locaties zijn zodanig gekozen dat bij de bouw van windturbines met de maximaal toegestane rotordiameter van 122 m geen overdraai plaatsvindt over de hoofdrijbaan van de N59. Er vindt alleen overdraai plaats over de zuidelijke afrit van de N59, de verbindingsweg van de N257 naar de N59 en over parallelwegen(zie figuur 3). In verband met deze overdraai is een wegbeeldanalyse uitgevoerd voor de N59, waarin de effecten van de gehele opstelling met vier turbines nabij de N59 is beoordeeld op effecten ten aanzien van verkeersafleiding en verkeersveiligheid. De wegbeeldanalye is als apart document bij de aanvraag gevoegd.
Figuur 3 Overdraai windturbines beheergebied Wbr
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Toelichting bouwplan
9
In de wegbeeldanalyse is de opstelling van windturbines tevens getoetst aan de obstakelvrije zones die voor wegen moeten worden aangehouden. Op basis van de wegbeeldanalyse wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van onaanvaardbare risico’s ten aanzien van de verkeersveiligheid. Er is één aandachtspunt en dat betreft het rijzicht en de inschatting van het wegverloop voor weggebruikers op de afrit van de zuidelijke rijstrook van N59 en de naastgelegen verbindingsweg van de N257 naar de zuidelijke rijstrook van de N59. Voor beide wegen geldt dat er sprake is van een krappe boog. Door de aanwezigheid van windturbine 3 kan sprake zijn van beïnvloeding van het rijzicht en het idee van het wegverloop. De verkeersveiligheid kan worden verbeterd door de bocht beter te geleiden door deze te accentueren met goed zichtbare bochtschilden. Deze maatregel wordt uitgevoerd in het kader van de voorliggende aanvraag voor een Wbr-vergunning.
1.6.1. Toename veiligheidsrisico weggebruikers Op grond van de ‘Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken (2002)’ van Rijkswaterstaat geldt dat windturbines langs wegen worden toegestaan wanneer zij tenminste 30 meter uit de rand van de verharding worden geplaatst of bij een rotordiameter groter dan 60 meter tenminste de halve diameter (art. 3.1). Binnen 30 meter van de rand van de verharding ,langs wegen of op parkeerplaatsen, worden alleen windturbines toegestaan wanneer uit aanvullend onderzoek (een risicoberekening) blijkt dat er geen onaanvaardbaar verhoogd veiligheidsrisico bestaat (art. 3.2). Om die reden is in het kader van het MER Windpark Krammer een risicoberekening uitgevoerd voor de N59 en de N257. De berekening is in de vorm van een apart memo bij de aanvraag gevoegd. Uit de berekening volgt dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toename van de veiligheidsrisico’s voor passanten in relatie tot de toetsingswaarde die volgt uit het Handboek risicozonering windturbines (AgentschapNL, mei 2013).
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
240520.00892.00
10
Bijlagen
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Toelichting bouwplan
11
1 Tekenlijst
Titel Algemene overzichtstekening Windpark Krammer Aanzichten windturbine Vormtekening voorontwerp windturbinefundament Dwarsprofiel: principe variant 1 Dwarsprofiel: principe variant 2 Dwarsprofiel: principe variant 3 Dwarsprofiel: principe variant 4 Dwarsprofiel: principe variant 5 Overzichtstekening Windpark Krammer Deeltekening 1 van 4 Deeltekening 2 van 4 Deeltekening 3 van 4 Deeltekening 4 van 4 Situatie en/of dwarsdoorsnede per windturbinelocatie Overzichtstekening Windpark Krammer, inclusief tijdelijke voorzieningen Kabeltracé windpark Krammer
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Tekeningnr. / kenmerk 1.01 2.01 2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3.01 4.01 4.02 4.03 4.04 5.01 t/m 5.35 6.01 7.01
240520.00892.00
12
2 Lijst onderzoeken en rapporten behorende bij de aanvraag
MER Windpark Krammer Principe werkplan Rho adviseurs, wegbeeldanalyse N59, 14-04-2014 Rho adviseurs, Memo beoordeling IPR en MR Windpark Krammer, 07-03-2014
240520.00892.00
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
Toelichting bouwplan
13
3 Kadastrale percelen
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging Rotterdam
240520.00892.00
Wegbeeldanalyse N59
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
Windpark Krammer B.V. Wegbeeldanalyse N59
Ministerie van I & M Rijkswaterstaat Zee en Delta, District Noord identificatie
projectnummer:
datum:
status:
240520.0089200
24‐01‐2014 14‐04‐2014
concept definitief
Auteurs:
Ing. W.K. Swolfs Drs. W.L. Verweij
aangesloten bij:
planstatus
Delftseplein 27b postbus 150 3000 AD Rotterdam T: 010-201 85 55 E-mail:
[email protected]
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Inhoudsopgave 1. Inleiding
3
2. Beleidskader 2.1. Toetsingskader 2.2. Beschikbaar onderzoek
5 5 7
3. Situatie windpark en verkeerssituatie 3.1. Windpark Krammer 3.2. Verkeerssituatie
8 8 10
4. Beoordeling verkeersveiligheid 4.1. Visualisatie en beleving van de route langs windturbines 4.2. Beoordeling hoofdrijbaan N59 4.3. Beoordeling toe‐ en afrit N59 4.4. Beoordeling lokale wegen
11 11 12 13 14
5. Conclusie
16
Bijlagen: 1 2
Literatuuroverzicht Figuur afstanden windturbines tot verharding rijbanen
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging test
0
2
Inhoudsopgave
0
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging test
3
1. Inleiding
Coöperatieve Windenergie Vereniging Zeeuwind en Coöperatie Deltawind zijn gezamenlijk voornemens om een windpark op te richten op en rondom het Krammersluizencomplex in de provincie Zeeland, zie figuur 1.1. Het plan wordt hierna kortweg aangeduid als “Windpark Krammer”.
Figuur 1.1 Opstelling windturbines Windpark Krammer Voor windturbines 1, 2 en 3 geldt dat de plaatsing plaatsvindt binnen het beheergebied van Rijkswaterstaat voor het waterstaatswerk Grevelingendam. Om die reden treedt voor de bouw en het gebruik van deze windturbines met bijbehorende kraanplaatsen en kabels een vergunningplicht op die volgt uit de Wet beheer rijkswaterstaatswerken. Op grond van de beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatswerken moet in geval van overdraai over wegen binnen het beheersgebied aandacht worden besteed aan externe veiligheidsrisico’s voor weggebruikers en aan het aspect verkeersveiligheid. Voor beide aspecten geldt dat onderzoek moet worden uitgevoerd, als onderdeel van de Wbr‐vergunningaanvraag. Voor het aspect externe veiligheid zijn berekeningen uitgevoerd en in een apart memo weergegeven. Voor de onderbouwing van het aspect verkeersveiligheid is de voorliggende wegbeeldanalyse opgesteld waarin conclusies worden getrokken over de gevolgen van de aanwezigheid van de turbines voor de verkeersveiligheid. Hiervoor is nagegaan of er gevaar en hinder optreedt als gevolg van de aanwezigheid van de windturbines en of en zo ja in welke mate sprake is van afleiding van weggebruikers. Bij de voorliggende wegbeeldanalyse hoort een 3d‐visualisatie van de N59 die voor windpark Krammer is
Rho adviseurs voor leefruimte vestiging test
0
4
Inleiding
opgesteld en eveneens onderdeel uitmaakt van de vergunningaanvraag. In hoofdstuk 4 is een tweetal ‘stills’ (2d‐beelden) uit deze 3‐visualisatie weergegeven.
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Beleidskader
5
2. Beleidskader
2.1.
Toetsingskader
Beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over rijkswaterstaatswerken (2002) De beleidsregel stelt dat windturbines, langs wegen, worden toegestaan wanneer zij tenminste 30 meter uit de rand van de verharding worden geplaatst of bij een rotordiameter groter dan 60 meter tenminste de halve diameter (art. 3.1). Binnen 30 meter van de rand van de verharding worden alleen windturbines toegestaan langs wegen of op parkeerplaatsen, wanneer uit aanvullend onderzoek (een risicoanalyse) blijkt dat er geen onaanvaardbaar verhoogd veiligheidsrisico bestaat (art. 3.2). Tevens is een verkeersveiligheidsonderzoek als partijen turbines wensen te plaatsen bij knooppunten of aansluitingen, of op locaties waarbij de rotorbladen zich boven de verharding zullen bevinden (art. 3.3). Een dergelijk aanvullend verkeersveiligheidonderzoek is dus ook vereist wanneer de turbines buiten 30 meter van de rand van de verharding staan maar wel op de bovengenoemde locaties worden geprojecteerd of wanneer rotorbladen overdraai over de weg veroorzaken. Het aanvullende verkeersveiligheidsonderzoek is voornamelijk gericht op effecten van windturbines in het wegbeeld en op het rijgedrag. Handboek Wegontwerp (CROW) Wegbeeldelementen In het handboek Wegontwerp (CROW) wordt een opsomming gegeven van elementen die een wegbeeld bepalen. Het begrip wegbeeld is daarin als volgt gedefinieerd: “Beeld dat een weggebruiker, rijdend over de weg, ervaart uit het verloop van de weg, de visuele on‐ dersteuning daarvan en het omringende landschap. [..] De informatie die een weggebruiker nodig heeft om zijn rijtaak uit te voeren is voor ongeveer 90% visueel van aard.” Het wegbeeld wordt in het Handboek onderscheiden in drie elementen: ruimtelijke ontwerpelementen en het dwarsprofiel van de weg de elementen waarmee de weg wordt aangekleed (denk aan wegmeubilair, DRIPs enz.) het landschap waar de weg doorheen loopt. Voor het wegbeeld zijn enkele kwaliteitsaspecten van belang zijn: 1. Hoeveelheid informatie 2. Continuïteit in de informatie 3. Beschikbaarheid van rijzicht en geleidende elementen 4. Overeenstemming in functie van beelddominantie 5. Beeldstructuur 6. Herkenbaarheid van (beeld)elementen 7. Oriëntatiemogelijkheden 8. Attractiviteit Ad 1: Hoeveelheid informatie Weggebruikers streven naar een optimalisatie van de verwerking van visuele informatie. Het wegdek en belijning vormen de eerste vorm van visuele informatie. Aanvullende elementen op en langs de weg
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
6
Beleidskader
maken de weg aantrekkelijker. Er wordt aangenomen dat wanneer de weg saaier is, weggebruiker de rit interessanter maken door bijvoorbeeld harder te gaan rijden. Een gebrek aan informatie gecombineerd met fixatie op het verdwijnpunt van de weg aan de horizon kan zelfs tot ‘polderblindheid’ leiden. De bestuurder mist informatie uit de directe omgeving waardoor hij een slechtere inschatting kan maken van zijn snelheid. Aan de andere kant kan overvloed aan informatie het de bestuurder lastig maken om de voor de rijtaak relevante informatie te selecteren. Ad 2: Continuïteit in de informatie Wanneer er veel abrupte wisselingen plaatsvinden in het karakter van het wegbeeld, dan kan dat leiden tot onrust en onzekerheid bij de weggebruiker. De weggebruiker is immers permanent bezig met de vraag of hetgeen hij ziet in het reeds bekende beeld past. Ad 3: Beschikbaarheid van rijzicht en geleidende elementen Een bestuurder dient vooruit te kunnen kijken om op een rustige en zekere wijze snelheid en koers te kunnen bepalen. Dit wordt ook wel rijzicht genoemd en voor onzekere bestuurders bedraagt dat ongeveer 167 tot 222 meter. Wanneer bestuurders zich zeker voelen, wordt deze afstand aanzienlijk korter. Het bestaande zicht op het wegverloop kan worden berekend. Daarmede is niet gezegd dat bestuurders het wegverloop ook daadwerkelijk zien. En na benodigde tijd behorende bij het rijzicht is er ook nog sprake van reactietijd die ervoor zorgt dat er nog meer tijd nodig is voordat er een feitelijke handeling kan worden uitgevoerd. Hierbij moet gedacht worden aan tienden van seconden. Opgeteld wordt het ook wel de ‘schrikseconde’ genoemd: de tijd die het duurt om iets waar te nemen, te realiseren dat er actie nodig is en die actie ook inzetten. Vervolgens is er nog tijd nodig om het voertuig te laten afremmen en/of tot stilstand te komen. In veel gevallen levert de weg zelf niet voldoende informatie over het verloop ervan. Andere beeldelementen zoals geleiderail of lichtmasten zullen deze informatie eerder geven. Een voorwaarde is hierbij wel dat de elementen niet te ver van de wegas mogen liggen om een geleidende functie te hebben. Ad 4: Overeenstemming in functie van beelddominantie Elementen die van belang zijn voor de rijtaak horen duidelijk in beeld te zijn. Dat is niet altijd het geval. Er zijn verschillende eigenschappenwaardoor beeldelementen duidelijk in beeld zijn (dominant). Dominant zijn ontstaat door het afwijken van een element op een of meer eigenschappen. Eigenschappen zijn: - Grootte: hoe groter een voorwerp, hoe nadrukkelijker het in beeld komt; - Vorm: een eenvoudige vorm is makkelijk te herkennen (continuïteit van informatie); - Kleur: er zijn kleuren die eerder de aandacht trekken; - Contrast met de omgeving: door beweging en (knipperende) verlichting kan een voorwerp in beeld komen. - Reclame is door de aard dominant. In het handboek Wegontwerp wordt gesuggereerd dat reclame niet zou moeten worden toegestaan wanneer het tot misinterpretatie kan leiden. Ad 5: Beeldstructuur Het beeld dat de weggebruiker ziet dient te overzien te zijn. Informatiedragers zoals bewegwijzering dienen gegroepeerd te zijn. Daarnaast bekijkt de bestuurder alles vanuit een centraal perspectief waardoor er verwachtingen ontstaan over het beeld. Bijvoorbeeld: lijnelementen lopen naar hetzelfde punt op de horizon toe. Ad 6: Herkenbaarheid van (beeld)elementen Herkenbaarheid leidt tot het toekennen van een betekenis aan het voorwerp/wegverloop en het ontwikkelen van een verwachting daarover. Een blauwbord met witte letters en een witte bies wordt snel gecategoriseerd als bewegwijzering en de bestuurder vormt op basis daarvan een verwachting. Door de herkenbaarheid is de bestuurder in staat een schatting te maken van beslismomenten die er aankomen, wegverloop enzovoorts. Te grote herkenbaarheid zou kunnen leiden tot gebrek aan informatie en tot saaiheid. Volledige herkenbaarheid en voorspelbaarheid lijken dan ook niet wenselijk.
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Beleidskader
7
Ad 7: Oriëntatiemogelijkheden Markante punten langs de weg geven de bestuurder de mogelijkheid om zich op zijn route te plaatsen die hij wil rijden. Met deze informatie kan de bestuurder zich een beeld vormen van de tijd die hij nog kwijt is voordat hij zijn eindbestemming bereikt heeft. Soms gebeurt deze oriëntatie aan de hand van bewegwijzering, maar het kan ook door geluidsschermen, viaducten, kunstwerken en bebouwing langs de weg. Ad 8: Attractiviteit Wanneer het wegbeeld onaantrekkelijk is, bestaat de kans dat de bestuurder minder alert wordt. Deze verminderde alertheid kan leiden tot verminderd reactievermogen en ergernis bij andere bestuurders. Door de weg aantrekkelijk te maken kan bijgedragen worden aan rustiger rijgedrag.
2.2.
Beschikbaar onderzoek
Er zijn diverse windparken in Nederland waarvoor onderzoek heeft plaatsgevonden naar de effecten van plaatsing van windturbines langs wegen. Voorbeelden zijn windturbines langs de A6 bij Almere, langs de A30 bij Ede‐West en langs de A27 ter hoogte van Nieuwegein. Verder heeft het SWOV al in 1992 onderzoek gedaan naar de invloed van windturbines op de verkeersveiligheid. Aan de hand van uitkomsten van eerder onderzoek wordt onderstaand aangegeven welke aspecten niet opnieuw worden onderzocht omdat uit eerder onderzoek al blijkt dat er geen sprake is van beïnvloeding van de wegtaak: Geluid Het geluid van windturbines is voor inzittenden van auto’s en bestuurders van motoren nauwelijks te horen. Een (conservatieve) ondergrens voor het mogelijk optreden van schrikreacties als gevolg van piekgeluid bedraagt 95 dB(A) bij open ramen en 107 dB(A) bij gesloten ramen. Het geluidsniveau van windturbine, ook op korte afstand van de turbine, ligt ruim lager dan deze geluidwaarden zodat er geen sprake is van het optreden van schrikreacties. Windhinder Verkeer kan aanzienlijke hinder ondervinden of zelfs gevaar lopen als gevolg van (ruk)winden. Het is echter niet te verwachten dat windturbines een extra risico door verandering van de windrichting of versterking van windhinder met zich mee brengen. Licht en beweging Voor Windpark Krammer geldt dat, gelet op de maximale toerentallen, een flikkerfrequentie tot maximaal 2,5 Hz kan optreden (volgt uit het MER). Bij dergelijke frequenties leveren de lichteffecten geen gevaar op voor het wegverkeer. Hetzelfde geldt voor bewegende schaduwen. Pas bij hogere frequenties kan er sprake van afleiding of verminderd zicht. Voor signaalverlichting (in verband met vliegverkeer) geldt dat afscherming zal plaatsvinden waarmee uitstraling naar het maaiveld zoveel mogelijk wordt beperkt. De windturbines zullen door de verlichting in de nachturen goed zichtbaar zijn voor weggebruikers maar er is geen sprake van een verstorend effect voor het wegverkeer. Er zijn geen cijfers bekend over de invloed van de aanwezigheid van windturbines op het voorkomen van ongevallen. Voor dat aspect kunnen dan ook geen conclusies worden getrokken.
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
8
Situatie windpark en verkeerssituatie
3. Situatie windpark en verkeerssituatie
3.1.
Windpark Krammer
Met de ontwikkeling van windpark Krammer worden 4 turbines gesitueerd ter hoogte van het knooppunt Philipsdam‐Grevelingendam. In de onderzoeken voor het inpassingsplan en de vergunningen wordt dit de ‘kleine wolk’ genoemd ter onderscheid van de ‘ grote wolk’ die ter hoogte van het sluizencomplex wordt gebouwd. Bij de lay‐out van de windturbines in de kleine wolk is met diverse factoren rekening gehouden zoals landschap, ecologie, recreatie enz. Deze afwegingen zijn toegelicht in het MER dat voor het inpassingsplan en de vergunningen is opgesteld.
Figuur 3.1 Opstelling windturbines ter hoogte van het knooppunt Philipsdam‐Grevelingendam De windturbines hebben een ashoogte van minimaal 80 en maximaal 122,5 m. De rotordiameter bedraagt minimaal 80 en maximaal 122 m. Ongeacht de ashoogte en rotordiameter geldt een eis voor de maximale tiphoogte: 180 m ten opzichte bovenzijde fundering. In de voorliggende wegbeeldanalyse is rekening gehouden met een maximale rotordiameter van 122 m. De opstelling van de turbines 1 tot en met 3 is zodanig gekozen dat er geen overdraai plaatsvindt over de hoofdrijbaan van de N59. Er vindt enkel overdraai over een parallelweg (windturbine 1) en over de afrit/toerit aan de zuidzijde van de N59. Onderstaand wordt per winturbine ingegaan op de afstanden tot de rand van de omliggende wegen. In figuur 2 is een figuur opgenomen waarop de situatie voor alle drie de turbines is weergegeven.
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Situatie windpark en verkeerssituatie
9
Windturbine 1 Er vindt geen overdraai over de N59 plaats, enkel over de parallelweg. Deze weg wordt gebruikt voor verkeer van en naar restaurant Grevelingen en de parkeerplaatsen ten zuiden van de Grevelingendam. De afstand tot de parallelweg bedraagt circa 31 m, gemeten vanuit het hart van de turbine. Daarnaast vindt overdraai plaats over de onderhoudsweg die over de strekdam loopt. Deze weg is geen openbare weg. Het voorstel is om de bestaande slagboom (blauw) te verplaatsen naar een locatie op de weg voordat de windturbine wordt gepasseerd (zwart)
Windturbine 2 Voor Windturbine 2 geldt dat geen overdraai over de N59 plaatsvindt. Er kan enkel overdraai plaats over het verlengde van de N257 (ten noorden van de rotonde) en de parallelweg naar restaurant Grevelingen en parakeerplaatsen. De afstand tot de parallelweg bedraagt circa 22 m. De overdraai over het fietspad (weergegeven in wit, wordt verlegd) wordt niet verder beschouwd in de wegbeeldanalyse.
Windturbine 3 Voor windturbine 3 geldt dat overdraai plaatsvindt over de toe- en afrit van de N59. De afstand tot wegverharding bedraagt circa 28m. Verder vindt overdraai plaats over de Zuiderlandsezeedijk waarover bestemmingsverkeer naar verspreid liggende woningen in het buitengebied van Oude Tonge en (sluip)verkeer naar de kern Nieuwe Tonge plaatsvindt. De afstand tot de Zuiderlandsezeedijk bedraagt circa 15 m, gemeten vanaf het hart van de turbine.
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
10
Situatie windpark en verkeerssituatie
3.2.
Verkeerssituatie
De drie windturbines zijn voorzien aan de zuidzijde van de N59, nabij de aansluiting van de N257 op de N59. De N59 ligt op de Grevelingendam en de N257 op de Philipsdam. De N257 sluit via de zuidzijde aan op de N59. De aansluiting is eenzijdig (oostzijde) vormgegeven, waarbij de N59 en N257 elkaar ongelijkvloers kruisen (de N59 ligt op een viaduct). Aan de zuidzijde van de aansluiting is een rotonde aanwezig. Vanaf deze rotonde is een verbindingsweg aanwezig tussen de N257 en de zuidelijke rijbaan van de N59. Het kruispunt tussen de N257 en verbindingsweg naar de noordelijke rijbaan van de N59 is vormgegeven als voorrangskruispunt. Op de N59 zijn vanuit beide naderingsrichtingen uitvoegstroken aanwezig. Invoegstroken ontbreken echter. Vanaf de verbindingswegen tussen de N59 en de N257 rijdt het verkeer de N59 op via standaard vormgegeven voorrangskruispunten (bebording en haaientanden), waarbij het verkeer op de N59 voorrangsgerechtigd is. Langs de N59 is aan beide zijden van de weg een parallelweg aanwezig ten behoeve van het langzaam verkeer en bestemmingsverkeer richting langs gelegen functies. Deze parallelwegen takken aan op de verbindingswegen van de aansluiting.
Figuur 3.2 Knooppunt Philipsdam ‐ Grevelingendam De N59, een regionale stroomweg in beheer van Rijkswaterstaat, is uitgevoerd als autoweg met een maximum snelheid van 100 km/uur. Ter hoogte van de aansluiting met de N257 geldt een snelheidsbeperking van 70 km/uur tussen km. 32.125 en 32.925. De weg is ter hoogte van de aansluiting is uitgevoerd in 2x1 rijstroken, gescheiden door een middenberm. Verder van de aansluiting af (in beide richtingen), wijzigt de indeling in 1x2 rijstroken, waarbij als rijstrookscheiding een dubbele as‐markering met groene vulling aanwezig is. De weg kent rondom deze locatie een etmaalintensiteit van circa 14.500 mvt/etmaal (werkdag). Ter hoogte van de aansluiting is de omgeving zeer open vormgegeven. Langs de weg zijn hier vrijwel geen bomen of andere zich belemmerende elementen aanwezig. De weg ligt op het hoogste punt van het dijklichaam en daarmee hoger dan directe omgeving. Het zicht op de weg en de omgeving is hierdoor goed.
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Beoordeling verkeersveiligheid
11
4. Beoordeling verkeersveiligheid
4.1.
Visualisatie en beleving van de route langs windturbines
Bij de Wbr‐vergunningaanvraag is een 3d‐visualisatie gevoegd voor zowel de oost‐west route als de wet‐ oost route over de N59. Deze visualisaties zijn betrokken bij de beoordeling van het wegbeeld. Onderstaand is voor beide richtingen (oost‐west en west‐oost) en de zuidelijke afrit van de N59 een kenmerkend beeld weergegeven. De standplaatsen voor de beelden zijn weergegeven in figuur 4.3.
Figuur 4.1 Route N59 oost‐west (locatie 1)
Figuur 4.2 Route N59 west‐oost (locatie 2)
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
12
Beoordeling verkeersveiligheid
Figuur 4.3 Standplaats beeld locatie 1 (figuur 4.1), locatie 2 (figuur 4.2) en locatie 3 (figuur 4.4)
4.2.
Beoordeling hoofdrijbaan N59
Obstakelvrije zone Langs regionale stroomwegen zoals de N59 geldt op grond van het Toetsingskader Beoordeling van objecten langs auto(snel)wegen (Rijkswaterstaat, 2011), bij een maximum snelheid van 100 km/uur, een norm voor de obstakelvrije zone van ten minste 10 meter buiten de verhardingbreedte. Uit het Handboek wegontwerp 2013 van het CROW volgt voor dergelijke wegen eveneens een obstakelvrije zone van 10 m. Deze obstakelvrije zone heeft als doel het aantal en de ernst van ongevallen met uit koers geraakte voertuigen zoveel mogelijk te beperken. Windturbines dienen buiten deze zone geplaatst te worden. De drie windturbines langs de N59 staan allen op een afstand van 61 meter (gemeten vanuit het hart van de turbine) van de verharding. Zodoende hoeven geen kerende constructies rondom de turbine geplaatst te worden. Wegverloop De N59 doorloopt ter hoogte van de aansluiting met de N257 een lichte boog. Daarnaast loopt de weg, ten behoeven van het viaduct over de N257, in beperkte mate omhoog. Echter is het wegverloop door de zeer open omgeving goed te overzien. De drie windturbines worden, allen op gelijke afstand van de N59, in het verloop aan de zuidzijde van de weg geplaatst. Hierdoor wordt het verloop van de weg versterkt. De plaatsing van de windturbines draagt in die zin bij aan de verwachtingen van de weggebruiker over het wegverloop. Rijzicht Het rijzicht is de afstand waarover een bestuurder in korte periode de weg moet kunnen overzien om op een veilige en comfortabele wijze zijn rijtaak te kunnen uitvoeren. Het rijzicht kan in de binnenzijde van bogen nadelig worden beïnvloed door objecten die zich langs de weg bevinden. De windturbines zijn aan de zuidzijde, in de ‘buitenbocht’ van de boog in de N59 gesitueerd. Hierdoor heeft de plaatsing van de windturbines geen invloed op het rijzicht, er is geen sprake van afscherming van het wegverloop.
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Beoordeling verkeersveiligheid
13
Informatie op strategisch niveau De windturbines zijn voorzien nabij de aansluiting van de N257 op de N59. Vanaf de N59 zijn hiervoor uitvoegstroken aanwezig. De weggebruiker dient op voldoende afstand van deze uitvoegstroken informatie te kunnen verwerken over de mogelijke afslag. Ter hoogte van de aanvang van de uitvoegstroken is bewegwijzering aanwezig. Op grotere afstand van de uitvoegstroken is een vooraankondiging geplaatst. Deze bewegwijzering zorgt voor voldoende informatie naar de weggebruiker. Afleiding door aanwezigheid windturbines De N59 ligt ter hoogte van de aansluiting op de N257 in een zeer open omgeving. Hierdoor kunnen de windturbines al op ruime afstand waargenomen worden. De weggebruiker kan daardoor al in een vroeg stadium anticiperen op de aanwezigheid van windturbines. Doordat langs de weg vrijwel geen hoge elementen aanwezig zijn, vallen de turbines dan ook niet weg tegen het landschap. Anderzijds zijn de turbines niet dusdanig van kleur of vorm dat deze juist teveel contrast opleveren met de omgeving. Tevens geldt voor alle drie de windturbines dat, ten aanzien van de hoofdrijbaan van de N59, geen sprake is van overdraai van de rotorbladen over de weg. De kans op schrikreacties is hiermee geminimaliseerd.
4.3.
Beoordeling toe‐ en afrit N59
Obstakelvrije zone Windturbine 3 is in nabijheid van de zuidelijke op‐ en afrit van de N59 gesitueerd. Vanaf deze op‐ en afrit loopt een verbindingsweg naar de N257. Ook ten aanzien van deze verbindingsweg geldt een obstakelvrije zone van maximaal 10 meter buiten de verharding. De afstand tussen de verbindingsweg en de windturbine bedraagt circa 28 meter, waarmee de turbine buiten de obstakelvrije zone ligt. Wegverloop Vanaf de zuidelijke uitvoegstrook van de N59 is de overgang naar de verbindingsweg in een krappe boog naar rechts vormgegeven. De weggebruiker verwacht deze scherpe bocht niet direct, nadat hij op de N59 lange tijd rechtuit heeft gereden in een lichte boogstraal naar links. De windturbines parallel aan de N59 versterken deze doorgaande beweging. Met de situering van winturbine 3 recht voor de weggebruiker ter hoogte van de scherpe bocht naar rechts, wordt de neiging rechtdoor te rijden vergroot. Om de krappe boog naar de verbindingsweg te accentueren is het advies daarom om goed zichtbare bochtschilden te plaatsen.
Figuur 4.4 Beeld ter hoogte van zuidelijke afrit N59 (locatie 3)
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
14
Beoordeling verkeersveiligheid
Ook komend vanaf de N257 in de richting van de zuidelijke rijstrook van de N59 kan het idee over het wegverloop van de verbindingsweg worden beïnvloed door de aanwezigheid van windturbine 3. Vanaf de rotonde met de N257 loopt de verbindingsweg in een relatief krappe boog naar de aansluiting op de N59. De aanwezigheid van windturbine 3 kan ervoor zorgen dat de bocht door de weggebruikers als minder scherp wordt beoordeeld. Advies is daarom ook in deze bocht, aan de buitenzijde, goed zichtbare bochtschilden te plaatsen. Rijzicht Ten opzichte van de zuidelijke uitvoegstrook van de N59 is windturbine 3 gesitueerd in de ‘buitenbocht’. In die zin is de situering van de turbine niet van invloed op de afstand waarover de bestuurder het verloop van de weg kan overzien. De scherpe bocht naar rechts vanaf de uitvoegstrook naar de verbindingsweg met de N257 en de verdere afbuiging van de verbindingsweg in de richting van de rotonde met de N257 heeft hier wel invloed op. Dit is in de huidige situatie reeds het geval. Ook in dit kader is daarom het advies de krappe boog naar de verbindingsweg te accentueren met goed zichtbare bochtschilden. Komend vanaf de verbindingsweg, in de richting van de zuidelijke rijbaan van de N59, is de windturbine wel eveneens in de ‘buitenbocht’ gesitueerd. Het rijzicht over de verbindingsweg, die in een relatief krappe boog naar links naar de aansluiting met de N59 leidt, wordt daardoor niet negatief beïnvloed door de aanwezigheid van windturbine 3. Informatie op strategisch niveau Ter hoogte van de overgang van de zuidelijke uitvoegstrook van de N59 naar de verbindingsweg is bewegwijzering aanwezig. Door de omvang van de windturbine en de overdraai van de rotorbladen over de verbindingsweg neemt het overzicht van de weggebruiker over deze informatievoorziening mogelijk af. De weggebruiker heeft echter al op grotere afstand van de daadwerkelijke aansluiting een strategische keuze gemaakt over de te volgen route. Bij de aanvang van de uitvoegstrook is ook reeds bewegwijzering aanwezig. Daarnaast is op ruime afstand voor de uitvoegstrook al een vooraankondiging aanwezig. Zodoende wordt reeds in voldoende mate in strategische routeinformatie voorzien. Afleiding door aanwezigheid windturbines Zoals aangegeven zijn de windturbines door de zeer open omgeving al op grote afstand waarneembaar. Echter is ter hoogte van de aansluiting van de verbindingsweg op de N59 sprake van overdraai van de rotorbladen van windturbine 3 over de rijbaan van de verbindingsweg. Hierdoor is, bij hoge rijsnelheden en een grote mate van turbulentie, mogelijk sprake van afleiding van de rijtaak. Gezien het verloop van de weg (relatief krappe boog in de verbindingsweg) is het van belang dat de weggebruiker hier voldoende aandacht voor heeft. Verkeer komend vanaf de zuidelijke uitvoegstrook van de N59 heeft, door de aanwezigheid van de krappe bocht naar de verbindingsweg een lage snelheid. Ditzelfde geldt voor het verkeer op de verbindingsweg richting de aansluiting met de N59. Dit verkeer nadert een voorrangskruispunt en zal daardoor snelheid minderen. De relatief krappe boog in de verbindgingsweg draagt hieraan bij. Daarnaast is, door de geringe intensiteiten op de N59, geen sprake van een grote mate van turbulentie in het verkeersbeeld. De afleiding door de overdraai van de rotorbladen over de verbindingsweg zal hierdoor niet dusdanig van aard zijn dat de verkeersveiligheid in het geding komt.
4.4.
Beoordeling overige wegen
Obstakelvrije zone De N257 is een regionale stroomweg in beheer van de provincie Zeeland. De weg kent in principe een maximum snelheid van 100 km/uur. Echter geldt ter hoogte van de aansluiting met de N59, tussen de zuidelijke en noordelijke verbindingsweg, een snelheidslimiet van 80 km/uur. Bij een dergelijke maximum snelheid geldt op grond van het Handboek wegontwerp CROW een obstakelvrije zone van ten
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Beoordeling verkeersveiligheid
15
minste 6 meter buiten de verharding. De nabijgelegen windturbine 2 staat op grotere afstand (circa 50 m) en ligt daarmee buiten de obstakelvrije zone. Op de parallelwegen van de N59 geldt een maximum snelheid van 60 km/uur. Deze wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Het CROW adviseert voor dergelijke wegen een obstakelvrije zone aan te houden van ten minste 1,5 meter. Indien het toetsingskader van Rijkswaterstaat wordt gehanteerd, wordt ook aan deze normafstand van 10 m voldaan; de drie windturbines liggen allen buiten een afstand van 10 m tot de parallelwegenstructuur van de N59. Wegverloop Het deel van de N257 binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat kent een logisch, recht doorgaand wegverloop. Daarnaast zullen de snelheden van het verkeer relatief laag zijn. De rotonde ter hoogte van de zuidelijke verbindingsweg en het kruispunt ter hoogte van de noordelijke verbindingsweg hebben een snelheidsremmend effect. Ditzelfde geldt voor de parallelwegen van de N59, waar een maximum snelheid geldt van 60 km/uur. De aanwezigheid van de windturbines heeft hierdoor geen negatief effect op de verwachting van de weggebruiker aangaande het wegverloop. Rijzicht Het deel van de N257 binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat en de parallelweg aan de zuidwestzijde van de N59 kennen een recht doorgaand wegverloop. De situering van windturbines 1 en 2 nabij deze wegen heeft hierdoor geen effect op het rijzicht. De zuidoostelijke parallelweg van de N59 heeft een beperkte S‐vorm met ruime boogstralen. Windturbine 3 is langs een recht wegvak tussen de beide boogstralen gesitueerd. Deze situering en de ruime vormgeving van de bogen in het wegverloop zorgen ervoor dat het rijzicht, ondanks de aanwezigheid van de windturbine, niet wordt beperkt. Informatie op strategisch niveau De informatievoorziening naar de weggebruiker vindt plaats ter hoogte van de rotonde N257 – zuidelijke verbindingsweg. De windturbines zijn zo gesitueerd dat deze geen invloed hebben op de informatievoorziening naar de weggebruiker. Afleiding door aanwezigheid windturbines Windturbine 1 heeft overdraai van de rotorbladen over de zuidwestelijk gelegen parallelweg van de N59, windturbine 3 heeft overdraai van de rotorbladen over de zuidoostelijk gelegen parallelweg van de N59 en turbine 2 heeft overdraai over de zuidwestelijk gelegen parallelweg en het deel van de N257 binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat. De maximum snelheid op de parallelwegen van de N59 is laag (60 km/uur). Ditzelfde geldt voor de intensiteiten op deze wegen. Ook het wegvak van de N257 is recht vormgegeven. De aanwezigheid van de rotonde zorgt er tevens voor dat de gereden snelheden op dit wegvak relatief laag zullen zijn. De afleiding door de overdraai van de rotorbladen over de verschillende wegvakken zal hierdoor niet dusdanig van aard zijn dat de verkeersveiligheid op deze locaties in het geding komt.
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
16
Conclusie
5. Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de effecten van de beoogde windturbines gering zijn en dat er geen risico’s ontstaan voor de verkeersveiligheid op de N59. De reden daarvoor is dat er geen overdraai over de N59 plaatsvindt en de opstelling van windturbines het verloop van de N59 volgt. Doordat de turbines in de buitenbocht van de boog van de N59 zijn geplaatst vindt geen afscherming van het wegverloop plaats. Voor de parallelwegen langs de N59 geldt dat gezien de geringe snelheid, geringe verkeersintensiteit en afstand tot de weg geen sprake is van afleiding of hinder. Voor alle turbines geldt dat aan de norm voor de obstakelvrije zone langs wegen wordt voldaan. Enige aandachtspunt betreft de zuidelijke afrit van de N59 en de naastgelegen verbindingsweg van de N257 naar de N59. Voor beide wegen geldt dat er sprake is van een krappe boog. Door de aanwezigheid van windturbine 3 kan sprake zijn van beïnvloeding van het rijzicht en het idee van het wegverloop. De verkeersveiligheid kan worden verbeterd door de bocht beter te geleiden door deze te accentueren met goed zichtbare bochtschilden. Aanbevelingen Op basis van de voorliggende wegbeeldanalyse wordt de volgende maatregel voorgesteld: - plaatsen bochtschilden afrit N59 naar verbindingsweg N257 - plaatsen bochtschilden in de boog van de verbindingsweg van de N257 naar de N59
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
Bijlagen
Conclusie
17
1 Literatuuroverzicht
Handboek Risicozonering Windturbines, AgentschapNL, mei 2013 Wegebeeld: probleemherkenning en –analyse, Rijkswaterstaat AVV, 2006 Beoordeling van objecten langs auto(snel)wegen, Rijkswaterstaat DVS, oktober 2011 Handboek wegontwerp, CROW, 2013 Nieuwe Ontwerpeisen Auto(snel)wegen (NOA), Rijkswaterstaat, 2007 3d‐visualisatie N59 Windpark Krammer
Rho adviseurs voor leefruimte
240520.00892000
18
Conclusie
2 Figuur afstanden windturbines tot verharding rijbanen
240520.00892000
Rho adviseurs voor leefruimte
boom slag
m
boo slag
Transformatorstation.
Windpark Krammer Overdraai turbines Rotordiameter maximaal 122 meter Regionale weg Lokale weg Slagboom bestaande locatie Slagboom nieuwe locatie
memo
Aan:
Rijkswaterstaat Zee en Delta, district Noord
Onderwerp:
Risicoberekeningen voorkeursalternatief Windpark Krammer
Datum:
13-12-2013
Referte:
Wouter Verweij
Postbus 150, 3000 AD Rotterdam Telefoon: 010-2018555 Fax: 010-4121039 E-mail:
[email protected]
Inleiding Het MER voor windpark Krammer is in de fase aangekomen waarin het definitieve voorkeursalternatief (VKA) voor opstelling van windturbines bekend is geworden. Nu het definitieve VKA bekend is, is duidelijk welke turbinelocatie binnen de minimale afstand tot wegen zijn gelegen die is opgenomen in de beleidsregel voor het plaatsen van windturbines op, in of over Rijkswaterstaatswerken van het Ministerie van I en M (voorheen Verkeer en Waterstaat). Deze minimale afstand bedraagt een halve rotordiameter. Indien niet aan deze afstand wordt voldaan moet door middel van onderzoek worden aangetoond dat er geen onaanvaardbaar verhoogd veiligheidsrisico bestaat. Uit het Handboek blijkt dat in dat geval een beoordeling moet plaatsvinden van het Individueel Passanten Risico (IPR) en het Maatschappelijk Risico (MR). Daarvoor is voorliggend memo opgesteld. De windturbines waarvoor overdraai plaatsvindt over wegen in het Wbr-beheergebied van Rijkswaterstaat zijn weergegeven in figuur 1. In bijlage 1 is een figuur opgenomen waarop het totale windpark is weergegeven.
Figuur 1 Voorkeursalternatief MER Windpark Krammer: overdraai windturbines binnen Wbr-beheergebied \\22-data\data\bureau\240520 Zeeuwind\00892000 mer krammerpark\12- Vergunningmanagement\Wbr-vergunning aanvraag\Externe veiligheid\Memo beoordeling IPR en MR Windpark Krammer_def VKA.docx blz. 1
Individueel Passanten Risico (IPR) Uit het Handboek Risicozonering Windturbines blijkt dat Rijkswaterstaat en Prorail het IPR als criterium hanteren als criterium voor het beoordelen van risico’s van passanten. Voor het risico voor passanten is een risicomaat vastgesteld -6 die aansluit bij overige regelgeving op het gebied van externe veiligheid. De toetswaarde bedraagt 10 per jaar. Op grond van het Handboek Risicozonering wordt het IPR berekend door de trefkans te vermenigvuldigen met de aanwezigheidsfractie: IPR = ∑ trefkans * aanwezigheidsfractie
De trefkans is gelijk aan de som van onderstaande factoren: De kans om getroffen te worden door een rotorblad of omvallende turbine De kans om te overlijden (PDT) aan de gevolgen van een klap met het rotorblad. De aanwezigheidsfractie van een passant op locatie i wordt uitgedrukt als Pa,i De formule voor berekening van het IPR luidt dan als volgt: IPR = ∑ Pa,i x PT,i x PDT
Voor de volledigheid is een IPR berekening uitgevoerd voor zowel een fietser als een automobilist. 1) Fietser Philipsdam In de beschouwing van de situatie rond de windturbines binnen Windpark Krammer is uitgegaan van een fietser die dagelijks over de Zuiderlandsezeedijk/Philipsdam fietst. De keuze voor een fietser is bepaald door het feit dat deze jaarlijks het meest binnen het invloedsgebied van de turbines verkeert en per passage het langste binnen het invloedsgebied van de windturbines verblijft. De aangenomen rijsnelheid bedraagt 15 km/h en het aangenomen aantal dagen per jaar bedraagt 250. Dat betekent 500 passages per jaar. Omdat de fietser de grootste verblijfstijd heeft kan worden geconcludeerd dat wanneer het IPR van een fietser voldoet, ook het IPR van een automobilist voldoet. Wanneer wordt aangenomen dat iedere klap dodelijk is (een veilige aanname), geldt dat PDT = 1. Hierdoor kan de berekening worden vereenvoudigd tot IPR = ∑ Pa,i x PT,i . De aanwezigheidsfractie kan op grond van bijlage C bij het handboek worden berekend met de volgende formule: Pa,i
=
L0 / V o
x
1 / (365x24x3600) =
Waarin: L0 : lengte van passerend object (passant + remweg) Vo : snelheid van passerend object (fiets)
3,4 x 10
= =
-8
(0,3m + 4,2m = 4,5 m) (15 km/h) = (4,2 m/s)
De trefkans op locatie i volgt uit bijlage B van het Handboek Risicozonering Windturbines. Hierbij is voor de afstand tussen de turbine en de Zuiderlandsezeedijk / Philipsdam 30 meter aangehouden. De trefkans kan worden berekend met de volgende formule: -4 PT,i = pw,b + Pw,m = 2,1 x 10 Waarin: pw,b : genormaliseerde trefkans per passage dat een passerend object wordt getroffen door een afgebroken blad van -4 een turbine = 1,3 x 10 \\22-data\data\bureau\240520 Zeeuwind\00892000 mer krammerpark\12- Vergunningmanagement\Wbr-vergunning aanvraag\Externe veiligheid\Memo beoordeling IPR en MR Windpark Krammer_def VKA.docx blz. 2
Pw,m : genormaliseerde trefkans per passage dat een passerend object wordt getroffen door een omvallende 3,0 MW-5 turbine = 7 x 10 -8
-4
-12
Totale trefkans fietser = ∑ 3,4 x 10 x 2,1 x 10 = ∑ 7,1 x 10 IPR
=
-12
7,1 x 10
-9
x 500 = 3,6 x 10 (waarin 500 = aantal passages per jaar).
2) Auto over A59 / Philipsdam In deze berekening is uitgegaan van een auto die dagelijks heen en terug over de A59 Zuiderlandsezeedijk/ Philipsdam rijdt met een snelheid van 80 km/h. Deze auto doet dit 250 dagen in het jaar. Dit betekent 500 passages per jaar. De formule: IPR = Σ Pa,i x PT,i x PDT Waarin: Pa,i = aanwezigheidfractie op locatie i PT,i = trefkans op locatie i PDT = kans op overlijden na treffen Als veiligheid wordt aangenomen dat iedere klap dodelijk is, waardoor PDT gelijk is aan 1. Hierdoor kan de formule worden vereenvoudigd tot: IPR = Σ Pa,i x PT,i De aanwezigheidsfractie kan worden berekend met de volgende formule: Pa,i = L0 / Vo x 1 / (365x24x3600) = 5,1 x 10-8 Waarin: L0 = lengte van passerend object (passant + remweg) = (5m + 30m = 35 m) Vo = snelheid van passerend object (auto) = (80 km/h) = (22 m/s) De trefkans op locatie i volgt uit figuur 4.1 en figuur 4.2 uit Bijlage B Generieke gegevens van het Handboek Risicozonering Windturbines. Hierbij is voor de afstand tussen de turbine en de Zuiderlandsezeedijk / Philipsdam 30 meter aangehouden. De trefkans kan worden berekend met de volgende formule: PT,i = pw,b + Pw,m = 2,1 x 10-4 Waarin: pw,b = genormaliseerde trefkans per passage dat een passerend object wordt getroffen door een afgebroken blad van een 3,0 MW-turbine = 1,4 x 10-4 Pw,m = genormaliseerde trefkans per passage dat een passerend object wordt getroffen door een omvallende 3,0 MW-turbine = 7 x 10-5 IPR = Σ 5,1 x 10-8 x 2,1 x 10-4 = Σ 1,1 x 10-11 IPR = 1,1 x 10-11 x 500 = 5,3 x 10-9 (waarin 500 = aantal passages per jaar). Conclusie IPR Traject Zuiderlandsezeedijk / Philipsdam (fietser) Auto N59/Philipsdam
IPR -1 [jaar ] -9 3,6*10 -9
5,3 * 10
Toetsingswaarde -1 [jaar ] -6 1*10
Overschrijding toetsingswaarde Nee
-6
1*10
Nee
Het berekende IPR is in alle gevallen veel lager dan de toetswaarde. Het risico is aanvaardbaar. \\22-data\data\bureau\240520 Zeeuwind\00892000 mer krammerpark\12- Vergunningmanagement\Wbr-vergunning aanvraag\Externe veiligheid\Memo beoordeling IPR en MR Windpark Krammer_def VKA.docx blz. 3
Maatschappelijk risico Rijkswaterstaat en Prorail hanteren binnen hun werken naast het IPR het MR als criterium voor het beoordelen van risico’s voor passanten. Het MR (maatschappelijk risico) is een maat voor het verwachte aantal doden per jaar. Uit het -3 handboek volgt een toetsingswaarde van 2 * 10 voor het overlijden van passanten. MR = gemiddeld aantal doden per passage x aantal passages per jaar Met: Het gemiddeld aantal doden per passage = IPR / aantal passages per passant per jaar. Wanneer wordt uitgegaan van een gemiddelde van 10 passanten per minuut wordt het MR als volgt berekend: MR = (IPR/aantal passages per passant per jaar) x aantal passages per jaar -9 -5 MR = (5,3 x 10 / 500) x 10 * 60 * 24 * 365 = 5,6 * 10 Het aantal van 10 passanten per minuut (jaarrond) is reëel. Dit komt jaarrond namelijk ongeveer overeen met een verkeersintensiteit van circa 14.000 motorvoertuigen/fietsers per etmaal en dat komt redelijk overeen met de verkeersintensiteit op de onderzochte wegen. De toetswaarde wordt bij lange na niet gehaald, deze wordt pas kritisch bij een veelvoud van het aantal verkeersbewegingen over de N59/Philipsdam. Overschrijding van het MR bij overdraai over autowegen treedt in de regel ook pas op bij verkeersintensiteiten van meer dan 100.000 mvt/etmaal. Conclusie MR Traject N59/Philipsdam
MR [jaar] -5 5,6*10
Toetsingswaarde [jaar] -3 2*10
Overschrijding toetsingswaarde Nee
Het project voldoet ruimschoots aan de toetswaarde voor het MR
\\22-data\data\bureau\240520 Zeeuwind\00892000 mer krammerpark\12- Vergunningmanagement\Wbr-vergunning aanvraag\Externe veiligheid\Memo beoordeling IPR en MR Windpark Krammer_def VKA.docx blz. 4