AANSPRAKELIJKHEID EN BESTUURDERS VAN VZW'S
Docent : Jos Renard, juridisch adviseur partner Feys, Renard, Bossuyt en Co nv verzekeringsmakelaar CBFA13371 Gentsesteenweg 67 8500 Kortrijk tel. 056/231.870 fax 056/22.35.41 E-mail:
[email protected] Website: www.groepnba.com
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Inleiding
Lezers onder u hebben zich waarschijnlijk al dikwijls de vraag gesteld : 'In hoeverre kunnen wij als bestuurder verantwoordelijk gesteld worden voor wat misgaat in onze vereniging, in onze vzw ?' In dit korte bestek zal ik u als lezer inzicht proberen te geven in de ingewikkelde wereld van de aansprakelijkheid. Eerst zal ik een overzicht van de soort aansprakelijkheden geven. Daarna zal ik wat dieper ingaan op de figuur van de lasthebber. Tenslotte zal ik specifiek de bestuurdersaansprakelijkheid in de vzw behandelen. Er moet benadrukt worden dat deze materie onderhevig is aan een permanente evolutie (cfr. rechtspraak, rechtsleer). Ook de economische realiteit waarin u zich als bestuurder bevindt, is geen vaststaand gegeven. De bedoeling van deze tekst is niet om alle juridische details ten gronde uit te spitten, maar wel om op een min of meer verstaanbare manier duidelijk te maken wat aansprakelijkheid is en met welke elementen men bewust moet rekening houden als men de functie van bestuurder op zich neemt.
Jos Renard
V.S.D.C. vzw
2/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133712
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
SOORTEN AANSPRAKELIJKHEID Wat wordt er verstaan onder aansprakelijkheid ? Verschillende definities zijn gangbaar. Zonder echter in juridische terminologie te vervallen, zouden we kunnen stellen dat het de vraag beantwoordt : “Wanneer heeft men de verplichting tot schadeloosstelling ten aanzien van iemand die schade heeft geleden ?” Belangrijk daarbij is dat aan de basis van deze aansprakelijkheid een stramien te onderkennen valt. Er zal namelijk altijd gezocht worden naar de FOUT, de SCHADE en het OORZAKELIJKE VERBAND tussen die beide elementen. Het is hier niet de bedoeling om deze elementen verder te ontrafelen (wat is fout, wat is schade, wat is oorzakelijk verband), doch laten we onthouden dat de AARD van de 'verkeerde gedraging' (of niet-gedraging) bepalend zal zijn voor de soort aansprakelijkheid die men oploopt. Bijvoorbeeld * U rijdt met uw wagen door het rode licht. * Tijdens een fietstocht rijdt u iemand aan met lichamelijke letsels tot gevolg. * Een dakpan van het gebouw waar de vereniging is ondergebracht, is losgekomen en valt op iemand zijn hoofd. * Iemand komt zwaar ten val en al fluitend loopt u de zwaargekwetste voorbij zonder enige hulp te bieden. In deze voorbeelden zit impliciet de verwijzing naar een strafnorm. Een gedraging die gepenaliseerd wordt door onze strafwetgeving. U heeft in deze gevallen ofwel een zware overtreding op de verkeerswetgeving begaan of u heeft door uw handelen of nalaten, een verkeerde gedraging begaan die in één of andere wet de kwalificatie “misdrijf “ met zich mee krijgt. Aldus spreken we hier van een STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID.
Uit de vooraf geciteerde voorbeelden kan nog een ander soort aansprakelijkheid ontstaan. Denken we opnieuw aan de fietser die een ander persoon omver rijdt. Aan deze derde werd lichamelijke en stoffelijke schade berokkend. Een jeugdvereniging gaat kamperen. Bij het opbreken van het kamp vergeet men het vuur te doven. Een bosbrand is het gevolg. In deze gevallen vindt de schade zijn oorsprong in een misdrijf of een oneigenlijk misdrijf.
V.S.D.C. vzw
3/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133713
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Er kan hier niet gesproken worden van een aansprakelijkheid die voortvloeit uit een vooraf bestaande juridische relatie tussen schadeverwekker en schadelijder. U had geen enkel contract gemaakt om de fietser omver te rijden. Deze aansprakelijkheid noemen we de EXTRA-CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID. Of nog anders, de aquiliaanse of burgerlijke aansprakelijkheid. Aan de basis van deze aansprakelijkheidsregeling liggen de artikels 1382 tot 1386 van het burgerlijk wetboek ( B.W. ). (* zie bijlage) Belangrijk hierbij is dat de eerste twee artikels (1382-1383 B.W.) de aansprakelijkheid behandelen voor een eigen daad, nalaten of onvoorzichtigheid. (zie boven naar onze fietser; u dooft het kampvuur niet) Men noemt dit de enkelvoudige aansprakelijkheid. We komen terug op wat al vroeger gesteld werd. Basis hiervan is opnieuw de aanwezigheid van de elementen fout-schade-causaal verband. Toch even kort inhaken op het begrip ‘fout‘.
HET FOUTBEGRIP Een fout begaan wil zeggen dat men zich verkeerd gedragen heeft. Daaruit blijkt dat men de normale voorzichtigheid niet in acht genomen heeft. Of dat een normaal zorgvuldig persoon niet op die manier gehandeld (of niet-gehandeld) zou hebben. De vraag die men zich hier terecht mag stellen is wat men moet verstaan onder een “normaal zorgvuldig of voorzichtig iemand“ ? M.a.w., de fout die men begaan heeft, komt deze gedraging al dan niet overeen met wat mag verwacht worden van een goede huisvader (of moeder) in deze concrete omstandigheden. U begrijpt onmiddellijk dat deze appreciatie door de rechter in casu wordt ingevuld. Dat deze beoordeling dan ook onderhevig is aan verandering is een inherent gegeven. Maatschappelijke evoluties, leeftijd, opleiding, sociaal milieu zullen elementen zijn die de appreciatie zullen kleuren. Voorbeelden * Mag men normaal verwachten van een kind van 11-jaar dat zij alleen een drukke straat kan dwarsen? Of begaat de monitor een fout door het kind niet te helpen ? * Begaat de turnleraar een fout als hij of zij op het einde van de les de sporthal verlaat terwijl nog een aantal leerlingen achter blijven ? Nadien kwetst een kind zich bij het spel. * Schiet de verplegingsinstelling tekort als één van haar patiënten aan de aandacht van de verple-gers ontsnapt ? Bij het buitenkomen van de instelling veroorzaakt deze persoon een ongeval. * Heeft u als manègehouder een fout begaan als u een paard ter berijding aanbiedt aan een meisje van dertien jaar ? Tijdens deze rit wordt zij van het paard geworpen met letsels tot gevolg.
V.S.D.C. vzw
4/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133714
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Allemaal feiten die aanleiding zullen geven tot de vraag : “Wat mag normaal verwacht worden van de betrokken personen in deze omstandigheden ?“ Elementair bij een beoordeling blijft ook of de schadeveroorzaker wel schuld kan treffen ? Was het kind zich bewust van de eventuele gevolgen van z’n doen ? Bezat het al een onderscheidingsvermogen tussen goed en kwaad ? Bij jonge kinderen zal de rechter dan ook oordelen dat zij geen fout treffen. Dit betekent daarom niet dat de ouder, de inrichtende vzw, de opvoeders, leidinggevende of toezichthoudende personen niet verantwoordelijk zullen geacht worden. Ook verenigingen die minderbegaafde personen begeleiden, zullen kunnen aansprakelijk gesteld worden voor de daden van deze laatsten. Nochtans zal de schadeveroorzaker als niet-toerekeningsvatbaar beschouwd worden. Een regeling is echter voorzien in art. 1386 bis B.W. (* zie bijlage) De andere artikels (1384-1386 B.W.) voorzien in de samengestelde aansprakelijkheid. (* zie bijlage) Enkele voorbeelden * Naar aanleiding van een manifestatie zet de vereniging een tent op. Een koord breekt en de tent klapt toe. Mensen raken gewond. * Tijdens het spelen met een bal schopt uw kind de ruit van het huis van de buren kapot. * Gedurende het spel (in het kader van een jeugdbeweging) loopt een jongen de straat over en wordt aangereden. De leiding wordt aansprakelijk geacht. * Op de speelplaats werpen leerlingen naar elkaar met kastanjes. Een leerling wordt gekwetst. * Een vereniging heeft een aantal dieren (pony, herten, hond) onder z’n hoede. Eén van de dieren ontsnapt en loopt op de openbare weg. Een botsing tussen twee wagens is het resultaat. * De vzw is eigenaar van een huis. Op een bepaalde dag valt de schoorsteen op een naburig pand. Deze voorbeelden hebben allen gemeenschappelijk dat ten aanzien van bepaalde personen (ouders, leraars, werkgevers enz...) er een wettelijk vermoeden ontstaat waarbij verondersteld wordt dat ze aansprakelijk zijn voor iemands anders daden of zaken die ze onder zich hebben. Dat heeft als gevolg dat er vermoed wordt dat er een fout aanwezig is t.a.v. die persoon. Soms bestaat de mogelijkheid voor de aansprakelijk geachte persoon van dat vermoeden te weerleggen. In andere gevallen weer niet.
V.S.D.C. vzw
5/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133715
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Bijvoorbeeld * Het klimtouw breekt met lichamelijke schade voor de klimmer. Eénmaal de klimmer het gebrek in het touw heeft bewezen, kan de bewaarder van de zaak (turnvereniging) zijn aansprakelijkheid niet meer betwisten. Het vermoeden is hier absoluut. Dat vermoeden is niet absoluut t.a.v. ouders of leerkrachten voor respectievelijk de kinderen of de leerlingen. Anders dan weer m.b.t. de aangestelden van een vereniging. De vzw wordt geacht aansprakelijk te zijn voor de fout van personen waarover zij gezag en toezicht kan uitoefenen. Te noteren valt dat het niet nodig is dat een arbeidsovereenkomst tussen beiden bestaat. Rechtspraak aanzag de monitor van een vzw als een aangestelde. In bepaalde gevallen werd zelfs aan een vrijwilliger deze kwalificatie gegeven. Veelal wordt ook hier de ‘orgaantheorie‘ weerhouden. Meer daarover straks (ook cfr. art. 14 VZW-wet) De leiders van jeugdbeweging, vakantiekolonies, jeugdtehuizen enz. worden aanzien als orgaan. De vzw wordt in zulke gevallen aansprakelijk geacht. Om de leider aansprakelijk te stellen, moet een persoonlijke fout bewezen worden (cfr. 1382 - 1383 B.W.) (* zie bijlage) De implicatie van het creëren van dergelijke (al dan niet weerlegbare) vermoedens is de mogelijkheid voor de schadelijder om vergoeding te eisen op verschillende gronden of artikels. Ter verduidelijking. Een schadevergoedingseis kan tegen de vzw-werkgever ingesteld worden op basis van artikel 1384 lid 3 B.W. (onweerlegbaar vermoeden van fout voor de werkgever) en artikel 1382 (persoonlijke fout van de aansteller). (* zie bijlage) De mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen, blijft bestaan gedurende 5- jaar , dit te rekenen vanaf de dag van kennisneming van de schade, verzwaring van de schade of identiteit van de aansprakelijke persoon met een maximum van 20 – jaar. Een derde soort aansprakelijkheid situeert zich op het vlak van de contractuele relaties.
DE CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID. Kort gezegd : de aansprakelijkheid die voortvloeit uit een contract. Of nog beter, deze aansprakelijkheidsvorm vloeit voort uit het feit dat de aangegane verbintenissen t.a.v. de andere contracterende partij niet nagekomen worden of slecht worden uitgevoerd. Voorbeeld * De vzw organiseert een feest en staat de organisatie af aan firma X. Deze vergeet de nodige publiciteit te voeren. Het feest wordt een serieuze financiële kater. * De vereniging koopt een computer met bijhorende software. De apparatuur werkt niet. V.S.D.C. vzw
6/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133716
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
* De vereniging X vraagt aan de vzw Y om gedurende een tijd hun materiaal te mogen stapelen in de lokalen van Y. Op een nacht vernielt een brand het gebouw en de inhoud. * Een meisje op sportkamp loopt weg en wordt aangerand. De organisator wordt gedagvaard. Eén zaak is hier belangrijk. Associeer het begrip ‘contract‘ niet met een geschrift. Zoals u kunt afleiden uit hogervermelde voorbeelden ligt een geschrift niet noodzakelijkerwijze aan de basis van de contractuele aansprakelijkheid. De juridische grondslag van deze aansprakelijkheid is terug te vinden in het contractenrecht. Cfr. Burgerlijk Wetboek vb. koop - verkoop; bewaargeving; lening; borgtocht enz.... Cfr. Bijzondere wetten vb. verkoop op afbetaling; verzekeringscontract; arbeidsovereenkomst, enz... Het contractenrecht heeft een aantal specifieke karakteristieken. Grosso modo kunnen we ze als volgt samenvatten. De overeenkomst strekt de partijen tot wet. (art. 1134 B.W.) (* zie bijlage) D.w.z. dat enerzijds de regels die bepaald worden tussen hen (voor zover niet strijdig met een dwingende wetsbepaling of goede zeden) bindend zijn. Noch door de rechter, noch door een eenzijdige handeling kan aan het contract afbreuk worden gedaan. Dat houdt dus ook in dat de engagementen ter goeder trouw moeten uitgevoerd worden. Tenzij de uitvoer van een verbintenis niet mogelijk is omwille van toeval of overmacht. Al naargelang de soort verbintenis (resultaatsverbintenis of middelverbintenis) zal de bewijslast van de fout gemakkelijker zijn of niet. Een voorbeeld ter verduidelijking. * Bij de organisatie van het jaarlijkse ledenfeest van de vereniging laat u uitnodigingen drukken. Deze worden echter nooit gedrukt. * Een psychiatrisch patiënt verlaat z’n afdeling en pleegt zelfmoord. In ons eerste geval blijkt duidelijk dat het niet uitvoeren van de prestatie aanleiding zal geven tot schadevergoeding. De drukkerij nam de taak op zich om het drukwerk te verzorgen. De vereniging moet enkel bewijzen dat het drukwerk niet geleverd werd. In het tweede voorbeeld zullen de nabestaanden dienen te bewijzen dat de instelling (was hier een vzw) tekort schoot in haar contractuele verplichting als verzorgingsinstelling. Zij heeft niet alle middelen aangewend teneinde dergelijke feiten te vermijden. Geoordeeld werd dat zij tekort schoot in haar contractuele bewakingsplicht. In dat laatste voorbeeld raken wij in feite ook een meer specifieke vorm van contractuele aansprakelijkheid aan, met name de ‘beroepsaansprakelijkheid’. Zij valt te omschrijven als de aansprakelijkheid die voortvloeit uit een fout die rechtstreeks verband houdt met de aard van de uitgeoefende activiteit. Deze beroepsfout kan bestaan uit het plegen van een inbreuk op wetten en gebruiken die gelden in een bepaalde sector. Of uit een kennelijke beroepsonbekwaamheid, een grove nalatigheid of het overtreden van de elementaire normen van voorzichtigheid. V.S.D.C. vzw
7/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133717
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Dat deze beroepsaansprakelijkheid echter ook aanleiding kan geven tot een extracontractuele aansprakelijkheid, hoeft geen betoog. Doch de bespreking van de problematiek van de samenloop van contractuele en extra-contractuele aansprakelijkheid lijkt mij hier niet opportuun. Heel even nog een andere vorm van aansprakelijkheid. Deze zal mijn inziens in de toekomst nog voor heel wat ophef zorgen (dit in het licht van de al bestaande rechtspraak). We praten hier over de foutloze of objectieve aansprakelijkheid.
OBJECTIEVE AANSPRAKELIJKHEID (ook nog foutloze aansprakelijkheid genoemd). Denken we opnieuw aan ons basisstramien : fout-schade-oorzakelijk verband. In deze context echter wordt de notie ‘fout‘ volledig opzij geschoven. M.a.w., men kan rechtsgeldig handelen en toch wordt men aansprakelijk gesteld. De eerste toepassingen zijn terug te vinden in een aantal specifieke wetsbepalingen. Vb. de arbeidsongevallenwetgeving, luchtvaart, enz.... Dat we echter deze weg verder ingeslagen zijn blijkt enerzijds uit een aantal nieuwe wettelijke bepalingen (wetgeving i.v.m. de zwakke weggebruiker, objectieve aansprakelijkheid na brand en ontploffing) en anderzijds uit de evoluerende rechtspraak. Meer bepaald artikel 544 B.W. of beter gekend onder burenhinder. Dat ook deze elementen verzekeringstechnisch van vrij groot belang zijn voor de vereniging hoeft geen verdere uitleg. Wellicht kan bij een andere gelegenheid hier dieper op ingegaan worden. Het waarom van deze weliswaar lange aanloop naar de aansprakelijkheid van de bestuurder van de vzw, zal u onmiddellijk duidelijk worden. Eerst en vooral zijn de voorop gestelde regels m.b.t. zowel extra-contractuele als contractuele aansprakelijkheid op iedereen van toepassing. Bijgevolg ook wanneer u als bestuurder optreedt binnen en buiten uw vereniging. Anderzijds bevindt u zich als bestuurder in een speciale situatie. Door het aanvaarden van het bestuursmandaat is er een contractuele relatie ontstaan tussen u en de vzw. Deze rechtsfiguur noemt men de lastgeving. De bespreking van deze rechtsfiguur zal ons dus helpen om de positie van de bestuurder duidelijker te definiëren.
V.S.D.C. vzw
8/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133718
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
DE LASTGEVING Artikel 1984 lid 1 B.W. : “lastgeving of volmacht is een handeling waarbij een persoon aan een ander de macht geeft om iets voor de lastgever en in zijn naam te doen.“ Dus, m.a.w. de vzw geeft de bevoegdheid aan een bestuurder (die aanvaardt) om hem te vertegenwoordigen en in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen te stellen. Aldus ontstaat een verhouding VZW lastgever medecontractant derde
bestuurder lasthebber
De rechtsfiguur van de lastgeving zal aldus bepalend zijn voor de relatie tussen de vzw en de bestuurders. Deze reglementering zal de relatie vzw-medecontractant-derde verduidelijken. Dit voor zover de bestuurders optreden in naam van de vzw en binnen de perken van de lastgeving. Met andere woorden, de aansprakelijkheidsbeoordeling zal afhankelijk zijn naar gelang men zich in de relatie lastgever-lasthebber begeeft of in de verhouding lasthebber-derde. Ter verduidelijking : de lasthebber die binnen z’n bevoegdheden optreedt en in naam van de lastgever, is zelf niet gebonden. Bijvoorbeeld * De bestuurder koopt een autobus aan in naam en voor rekening van de vzw. De vzw betaalt echter niet. De bestaande schuldvordering in hoofde van de garagist zal door hem niet kunnen opgeëist worden t.a.v. de individuele bestuurder die de koopovereenkomst sloot. Relatie lastgever - lasthebber. De lastgeving is een middelenverbintenis. (cfr. het onderscheid tussen resultaat-middelenverbintenis) Dit wil dus niet zeggen dat het niet bereiken van het beoogde resultaat automatisch de verantwoordelijkheid van de bestuurder met zich mee zou brengen. Wel moet hij alle middelen aanwenden om z’n taak naar behoren te vervullen. U ziet dat wederom de appreciatie van de rechter (wat wordt er verstaan onder normaal, zorgvuldig en voorzichtig beheer ?) een rol zal spelen bij het al dan niet aansprakelijk zijn. Dat deze beoordeling zal beïnvloed worden als de bestuurder al dan niet een vergoeding ontvangt, is me dunkt ook logisch. Zich beroepen op z’n onkunde als bestuurder, zal zeker geen argument zijn om z’n aansprakelijkheid af te wimpelen. Het kan ook gebeuren dat men iemand aanduidt om een bepaalde taak binnen de vereniging te vervullen. Op dat ogenblik wordt men echter als Raad van Bestuur niet ontslagen van zijn verantwoordelijkheid. Wanneer blijkt dat de aangeduide persoon (zoals de wet stelt in artikel V.S.D.C. vzw
9/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 133719
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
1994 lid 1 B.W.) onbevoegd of onvermogend is, dan draagt men de volledige verantwoordelijkheid. Blijkt het dat u zich heeft laten vertegenwoordigen zonder de toelating van de lastgever, dan bent u niet alleen aansprakelijk indien desbetreffende persoon onbevoegd zou blijken, maar ook voor iedere fout van de plaatsvervanger. De lasthebber en de medecontractant. Bepalend voor zijn aansprakelijkheid is of hij (lasthebber dus) handelde in naam en voor rekening van de lastgever (I) of in eigen naam en voor rekening van de lastgever (II). I. Lasthebber in naam en voor rekening lastgever. De medecontractant zal zich altijd tot de lastgever moeten richten, tenzij de lasthebber buiten zijn mandaat gehandeld heeft. In dat geval zal de lasthebber als contracterende partij beschouwd worden en is de lastgever niet aansprakelijk. Uitzondering : de medecontractant wist dat hij z’n mandaat te buiten ging. II. Lasthebber in eigen naam en voor rekening van lastgever. De lasthebber wordt aldus contracterende partij en is gehouden tot de overeenkomst en kan ook persoonlijk aansprakelijk gesteld worden t.a.v. de lastgever. Deze wijze van benadering moet enigszins genuanceerd worden. Het kan voorkomen dat de bestuurder buiten zijn mandaat optreedt doch dat de lastgever door zijn handelen of houding expliciet of impliciet te kennen heeft dat hij akkoord is. (stilzwijgende of uitdrukkelijke bekrachtiging) Door de rechtspraak wordt ook aangenomen dat als de medecontractant redelijk mocht verwachten dat de lasthebber bevoegd was dat dan ook de lastgever gebonden is (schijnmandaat).
V.S.D.C. vzw
10/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337110
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
AANSPRAKELIJKHEID VAN DE BESTUURDERS IN DE VZW In deze bijdrage zal dus niet gesproken worden over de verantwoordelijkheid die de oprichters, leden en vereffenaars van de vzw kunnen dragen. Bij nader inzien kunnen we verschillende relaties onderkennen die ontstaan tussen de individuele bestuurder en andere betrokken partijen. U zult opmerken dat vele elementen die hierboven reeds besproken werden ook van toepassing zijn op de verhouding bestuurdervzw, bestuurder-medecontractant, bestuurder-leden en bestuurder-derden. Wellicht is het ook aan te bevelen dat we de rechtspositie van de bestuurder bekijken vanuit een dubbele invalshoek. Denken we maar terug aan het belang dat we hechtten i.v.m. het onderscheid tussen de contractuele aansprakelijkheid en extra-contractuele aansprakelijkheid. Principe. Artikel 14 van de VZW-wet stelt uitdrukkelijk dat de bestuurders geen persoonlijke verplichting aangaan voor de verbintenissen van de vereniging. Hun aansprakelijkheid is beperkt tot de vervulling van de hun gegeven opdracht en de tot de in hun beheer bedreven misgrepen. Hier past het om toch even kort de notie ‘orgaantheorie’ naar voor te brengen. Daarmee wordt bedoeld dat de personen die in het kader van de organisatie een functie uitoefenen of vertegenwoordigingsdaden stellen en waarbij de wet uitdrukkelijk voorziet in het bestaan van een dergelijke vertegenwoordiging, dat deze personen ten aanzien van derden als orgaan worden beschouwd. Dat heeft voor gevolg dat de Raad van Bestuur als vertegenwoordiger beschouwd wordt ten aanzien van een derde en dat de fouten die gemaakt worden door dat orgaan rechtstreeks toegekend worden aan de vzw. Dit geldt zowel voor alle rechtshandelingen alsook voor onrechtmatig optreden van een bestuurder in deze functie. Dit houdt echter ook altijd in dat wie optreedt als orgaan de beperkingen van zijn mandaat moet respecteren. Dit heeft aldus niet tot consequentie dat men als bestuurder niet meer aansprakelijk kan gesteld worden door derden of zelfs door de vereniging. Eerst wordt de verhouding bestuurder-vzw belicht, vervolgens de bestuurder-contractant, bestuurder- derde en bestuurder-lid.
DE BESTUURDERS EN HUN AANSPRAKELIJKHEID TEN AANZIEN VAN DE VZW * Contractuele aansprakelijkheid. Zoals al verschillende keren gesteld, ligt aan de basis van deze verhouding een contract, met name de rechtsfiguur van de lastgeving.
V.S.D.C. vzw
11/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337111
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Bijgevolg zijn de principes en bepalingen vervat in het Burgerlijk Wetboek ook hier van toepassing. (zie boven ) Doch niet enkel zullen deze elementen bepalend zijn voor de beoordeling van het al dan niet goed uitvoeren van zijn bestuurdersmandaat, doch ook statutaire bepalingen en de bepalingen die in de VZW-wet zijn opgenomen zullen de aansprakelijkheidsappreciatie beïnvloeden. Wij zijn zelfs de mening toegedaan dat de bestuurder niet enkel kan tekortschieten in zijn functie van vertegenwoordiger van de rechtspersoon, doch ook in datgene wat normaal mag aanzien worden als behorende tot de taak van bestuurder en wat niet onmiddellijk iets te maken heeft met zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. Bijvoorbeeld : de normale bekwaamheid die mag verondersteld worden om een evenwichtig financieel beheer van de vereniging waar te nemen. In hoeverre de bestuurder in de uitoefening van zijn mandaat in de fout gegaan is, zal de rechter beoordelen. Hij zal moeten nagaan in hoeverre mocht verwacht worden van een normaal vooruitziend en zorgvuldig bestuurder, in die concrete omstandigheden, dat hij op deze of geen manier gehandeld heeft. In de rechtsleer wordt hier veelal het begrip ‘marginale toetsing’ aangehaald. Voorbeeld * Het Hof van Beroep in Luik oordeelde dat de bestuurder het vermogen van iemand anders, zijnde de vzw, beheerde en aldus een zwaardere verantwoordelijkheid draagt dan een persoon die ten individuele titel handelingen stelt. * De bestuurders dienen bijvoorbeeld de algemene vergadering inlichten als zij er zich bewust van zijn dat de vzw niet langer zijn financiële verplichtingen kan nakomen. * In het kader van het nieuwe artikel 492 bis van het Strafwetboek (misbruik van vennootschapsgoederen) lijkt het mij ook aangewezen dat bij het vaststellen van dergelijke praktijken in de vzw, de bestuurder uitdrukkelijk voorbehoud maakt. Aldus zal het zich beroepen op zijn onkunde of het niet aanwezig zijn op de Raden van Bestuur beoordeeld worden als een tekortschieten in zijn plicht om als zorgvuldig bestuurder te handelen. Wel blijkt dat de beoordeling strenger is wanneer het mandaat van bestuurder bezoldigd wordt. Zijn alle bestuurders aansprakelijk ? In afwijking van het principe van hoofdelijkheid in vennootschappen, zijn de bestuurders in de vzw enkel aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun persoonlijke fout. (bepaalde uitzonderingen niet te na gesproken) Men moet dus het bewijs leveren dat men geen individuele fout begaan heeft. Vandaar ook het belang om als bestuurder, indien nodig, zijn bezwaar ten aanzien van een beslissing te laten notuleren.
V.S.D.C. vzw
12/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337112
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
In de praktijk echter worden meestal de beslissingen in college genomen. Aldus zal een gemeenschappelijke fout de solidaire aansprakelijkheid tot gevolg hebben. En kan men aldus ook aangesproken worden voor de volledige betaling van de schade. De statuten kunnen echter wel voorzien dat de bestuurders hoofdelijk of solidair aansprakelijk zijn. Meer nog. De VZW-wet (artikel 13) voorziet in een verzwaring van de aansprakelijkheid die normaal bij een lasthebber berust. Als Raad van Bestuur heeft u de mogelijkheid om één of meerdere bevoegdheden over te dragen aan een lid van de Raad of zelfs aan een derde. In dat geval bepaalt de wet dat de Raad van Bestuur aansprakelijk blijft voor de fouten begaan door die lasthebbers. En aldus zal het niet of te weinig toezicht houden op de uitvoering van dit mandaat de aansprakelijkheid van de bestuurder tot gevolg hebben. De contractuele aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder kan enkel gebeuren door de lastgever. De algemene vergadering kan beslissen de ‘actio mandati’ in te stellen en dit bij gewone meerderheid. Van zodra door de algemene vergadering kwijting gegeven werd aan de bestuurders, verzaakt zij aan haar vorderingsrecht ten aanzien van de bestuurders. (kan ook stilzwijgend gebeuren, namelijk wanneer de rekeningen van de vereniging goedgekeurd worden) De vergadering geeft echter enkel en alleen kwijting voor datgene wat uit de rekeningen kan afgeleid worden. Andere feiten die niet blijken uit de voorgelegde rekeningen kunnen aanleiding geven tot een vordering in aansprakelijkheid. Nog een aantal voorbeelden die geleid hebben tot aansprakelijkheidsstelling van de bestuurder. * Een vzw wordt door een bestuurder gebruikt als commerciële dekmantel en dit wordt stilzwijgend door de andere bestuurders toegestaan. * Bestuurders laten na van een mogelijke subsidie aan te vragen voor een activiteit. Na het plaats hebben van deze activiteit houden ze zich niet meer bezig met het bestuur van de vereniging. Onderscheiden schuldeisers hadden ondertussen al verschillende aanmaningen ter betaling van de aangegane schulden gestuurd, zonder gevolg. * Leningen toestaan aan een bestuurder of werknemers. * Uitgaven verrichten die niet in verhouding staan tot de verwachte inkomsten. * Verbintenissen aangaan onder voorwaarden die duidelijk niet aan de normale marktvoorwaarden beantwoorden. * Extra - contractuele aansprakelijkheid. Kan de bestuurder bij de uitoefening van zijn beheer ook een extra-contractuele fout maken ? Het antwoord is hier volmondig : ‘Ja’. Kan de bestuurder dan ook op die basis ter verantwoording geroepen worden door de vzw ? V.S.D.C. vzw
13/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337113
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Als we voor zo'n situatie staan, spreekt men van ‘samenloop van aansprakelijkheden’. Bepaalde rechtsleer ziet een dergelijke keuzemogelijkheid in hoofde van de vzw aanwezig. Het Hof van Cassatie heeft samenloop echter reeds verworpen. Belangrijk hierbij echter is dat de kwijting die gegeven wordt door de algemene vergadering niet zal gelden voor de aansprakelijkheid die voortvloeit uit een fout die niets te maken heeft met het lastgevingscontract. In hoofde van de vereniging bestaat echter wel de keuzemogelijkheid (contractuele vordering of extra-contractuele vordering) wanneer de begane fout ook een overtreding inhoudt van een strafbepaling. (zie verder) Bijvoorbeeld, het niet betalen van RSZ., BTW enz..
DE BESTUURDERS EN HUN AANSPRAKELIJKHEID TEN AANZIEN VAN DERDEN Hier geldt ook de theorie van het orgaan. Er wordt verondersteld dat als een handeling gesteld wordt door de bestuurder in naam en voor rekening van de vzw, hij als orgaan optreedt. Bijgevolg wordt de handeling rechtstreeks toegewezen aan de rechtspersoon zelf. Vb. De bestuurders kopen voor de vereniging een computer aan. Men weigert echter de prijs te betalen aan de leverancier om één of andere reden. De leverancier kan enkel de vzw dagvaarden ter betaling van de prijs. Als een foutief handelen gebeurt ten aanzien van een derde zal de vzw gehouden zijn hem te vergoeden. Van belang echter is dat bestuurder of college hun mandaat niet te buiten zijn gegaan. M.a.w. het gebrekkig uitvoeren van een overeenkomst kan geen aansprakelijkheid van de bestuurder t.a.v. een derde-contractant teweeg brengen. Tenzij natuurlijk de bestuurder buiten zijn mandaat is opgetreden. In dergelijk geval zal de derde de uitvoering van de overeenkomst van de bestuurder persoonlijk kunnen eisen of zal hij verbreking van de overeenkomst kunnen vragen met eventuele schadevergoeding. Vb. De statuten voorzien dat de aankoop van onroerende goederen enkel kan gebeuren na goedkeuring door de algemene vergadering. Het compromis tot aankoop wordt door de Raad van Bestuur ondertekend. De goedkeuring wordt niet verleend door de algemene vergadering. De bestuurder zal gehouden zijn tot de uitvoering van het contract of tot betaling van een eventuele schadevergoeding aan de verkoper door de verbreking van de verkoop. Als echter aangetoond wordt dat de derde wist dat de bestuurders handelden buiten hun mandaat (bewijslast ?), dan zullen en de vzw en de bestuurder vrijuit gaan. De vzw kan ook in zo’n geval de rechtshandeling van zijn bestuurder erkennen. De zaken liggen echter anders als de bestuurders (collectief of individueel) een fout begaan die of een strafrechtelijke inbreuk of een onrechtmatige daad in de zin van artikel 1382 B.W. is. (* zie bijlage)
V.S.D.C. vzw
14/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337114
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Op dat ogenblik is niet enkel de vereniging aansprakelijk doch wordt ook de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder betrokken. Een aantal voorbeelden zullen dit duidelijk maken. * De bestuurders begaan een fout als zij overgaan tot de aankoop van een onroerend goed, wetende dat op het ogenblik van het afsluiten van het compromis de financiële middelen ontoereikend zijn en geen leningsmogelijkheden aanwezig zijn. * De bestuurders begaan een fout als zij een begroting opmaken voor het organiseren van een bepaalde manifestatie en daarna ongeveer het dubbele van wat begroot was, uitgaven. Nadien bleek dat de opbrengst zwaar ontoereikend was en dat de bestuurders het zinkende vzw–schip verlieten. * Het niet betalen van RSZ (strafrechtelijke inbreuk) is een onrechtmatige daad die de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder met zich mee brengt .
DE BESTUURDERS EN HUN AANSPRAKELIJKHEID TEN AANZIEN VAN DE LEDEN Principe Enkel de algemene vergadering kan normaal gezien de bestuurders voor hun verantwoordelijkheid stellen. Door het geven van de kwijting wordt de Raad van Bestuur ontlast ten aanzien van de vzw. Echter, het individuele lid kan de bestuurder persoonlijk aansprakelijk stellen. Er moet wel een persoonlijke schade bewezen worden . Voorbeelden * De jaarlijkse korting toegekend aan ieder lid wordt hem ontzegd. * Hij ontvangt geen uitnodiging voor de jaarlijkse vergadering. Daarop worden er een aantal maat-regelen gestemd waardoor hij benadeeld wordt.
V.S.D.C. vzw
15/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337115
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
DE AANSPRAKELIJKHEIDSVERZEKERING VOOR DE VZW. WIE KAN DE VERZEKERING ONDERSCHRIJVEN ? De vraag die verschillende keren gesteld wordt, is : “Kan ik mij persoonlijk verzekeren tegen een eventuele aansprakelijkheid als bestuurder in het kader van de activiteiten van de vzw ?“ Het antwoord hierop is : “neen”. Het is inderdaad zo dat het onderschrijven van een dergelijke verzekering niet ten individuele titel kan gebeuren. Daar is een dubbele reden toe. - Een verzekeringsmaatschappij wenst geen anti-selectie. Het spreekt voor zich dat bij eventuele aansprakelijkheidsvordering men eerder geneigd zal zijn de verzekerde persoon te dagvaarden dan de niet-verzekerde. - Anderzijds is het te vermijden dat men antwoord dient te geven op de vraag : “In welke mate is deze fout toe te wijzen aan een bestuurder ?" Vandaar dat de vereniging zelf de dekking moet onderschrijven. “In hoeverre de beheerraad bevoegd is om een dergelijke verzekering te onderschrijven”, is een ander probleem. Deze problematiek moet benaderd worden in het licht van een eventuele belangenvermenging. Gezien echter in deze versie en de vereniging en de bestuurders en de leden kunnen genieten van de dekking, lijkt het mij geen inbreuk op dergelijk rechtsprincipe dat de beheerraad zijn normale rol hierin speelt. Anders zou het zijn wanneer als verzekerde enkel en alleen de bestuurder naar voren geschoven wordt. WIE IS DE VERZEKERDE ? De bestuurder, de vereniging, haar leden. De omschrijving van wie verzekerde is, werd ruim gedefinieerd. Er wordt dus in desbetreffende polis meer verzekerd dan enkel en alleen de bestuurder. Het blijft echter van belang om op een regelmatige manier de bestuurders te herbenoemen en de jaarlijkse neerlegging van de ledenlijst te verrichten. (natuurlijk voor zover een wijziging is opgetreden in de ledenlijst) Teneinde discussie te vermijden, werd ook bepaald dat zelfs de ‘feitelijke bestuurder’ kan genieten van de dekking. Wie als feitelijk bestuurder optreedt, zal door de rechter beoordeeld worden. Niet onbelangrijk is ook dat als verzekerden beschouwd worden de eventuele erfgenamen en rechthebbenden van de verzekerde personen. Denken we maar aan de erfgenamen die de erfenis aanvaard hebben zonder voorbehoud van boedelbeschrijving en waarbij de nalatenschap gedagvaard wordt in vrijwaring.
V.S.D.C. vzw
16/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337116
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
WAT IS HET VOORWERP VAN DE VERZEKERING OF WAT WORDT VERZEKERD ? Dat kan als volgt omschreven worden. “Het dragen van de financiële gevolgen voor de verzekerden, die ten hunne laste worden gelegd ten gevolge van elke schade-eis tegen hen ingesteld gedurende de verzekerde periode en aangemeld bij de verzekeraar zo spoedig mogelijk.“ Financiële gevolgen. Dit zijn de schadevergoedingen en de verdedigingskosten die naar aanleiding van een schade-eis moeten betaald worden. De schadevergoeding is een bedrag dat men verschuldigd is aan de schadelijder. Een maximale tussenkomst (5 of 10 miljoen) is voorzien in de polis. Het vermelde bedrag is de tussenkomst per schade-eis en per verzekeringsjaar. Er wordt een eigen risico (franchise) van 10.000 fr. voorzien. De verdedigingskosten, zijnde erelonen en diverse kosten zoals expertisekosten, zijn in het verzekerde bedrag begrepen. Eigen erelonen zijn echter niet opgenomen in de dekking. Artikel 82 van de wet op de landsverzekeringsovereenkomst voorziet ook dat de eventueel verschuldigde intresten op de hoofdsom van de schadevergoeding ook opgenomen zijn in de dekking. Schade-eis. Onder schade-eis wordt verstaan, zowel een dagvaarding als een geschreven aanspraak alsmede ieder strafrechtelijk en/of administratief onderzoek ingesteld tegen de verzekerde. M.a.w., niet enkel een vordering voor de rechtbank wordt in de dekking opgenomen, doch ook iedere schadeclaim die op een minnelijke basis kan geregeld worden. Het spreekt voor zich dat een dergelijke eis altijd in rechtstreeks verband moet staan met de activiteiten van de vzw. Vb. Het behoort niet tot de normale activiteiten van een vzw, die zich bezighoudt met het promoten van het milieu, van op de beurs te speculeren. Vb. Het optreden van een bestuurder in een andere vzw valt niet onder de dekking van de polis onderschreven door zijn vzw. Het is ook aan te raden om melding te maken van het feit dat er participatie of activiteit ontwikkeld wordt door een vzw in een andere vzw. Wordt de bestuurder opgedragen bepaalde externe mandaten op zich te nemen, dan is het ook aanbevelenswaardig van daarvan melding te maken.
V.S.D.C. vzw
17/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337117
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Uitsluitingen Niet alle schade-eisen zijn gewaarborgd. Met andere woorden, wat wordt uitgesloten uit de dekking ? De schade-eisen die gebaseerd zijn op : - Een persoonlijk voordeel van de verzekerde. Vb. een discussie die zou kunnen gevoerd worden tussen de bestuurders van de vzw in verband met hun eventuele bestuurdersvergoeding. - Een opzettelijke of bedrieglijke fout die aan de basis ligt van de vordering. De verzekeringswet laat niet toe dat opzet opgenomen wordt in de dekking van een polis. Aldus zal een bestuurder die op een frauduleuze manier handelt, niet kunnen genieten van een dergelijke dekking. - Feiten die voordien al gekend waren door één van de verzekerden. Er werd echter uitdrukkelijk in de voorwaarden opgenomen dat de voorziene uitsluiting enkel tegenstelbaar is aan diegene die het persoonlijk voordeel geniet, met opzet heeft gehandeld of kennis had van de feiten die aanleiding zouden gegeven hebben tot deze vordering. - Schade-eisen of vorderingen die ingesteld werden voor de aanvang van de verzekering. Een huis dat in brand staat, kan ook niet meer verzekerd worden. - Schade-eisen die ingesteld worden met het doel om een vergoeding te krijgen voor de lichamelijke, stoffelijke of daaruit voortvloeiende onstoffelijke schade. Vb. de schade die verzekerbaar is in het kader van een brandverzekering, een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid uitbating en na levering, productaansprakelijkheid, enz… -
Schade-eisen die verzekerbaar zijn in het kader van een verzekering beroepsaansprakelijkheid. Vb. De vordering door een patiënt ingesteld ten aanzien van het ziekenhuis omwille van een verkeerde ingreep door één van de artsen.
- Boetes, zowel administratieve als strafrechtelijke. - Schade-eisen die gebaseerd zijn op het niet naleven van zakelijke contracten zoals koop-verkoop, huur-, leasingovereenkomsten. Het is niet de bedoeling van de verzekeraar om een tekortkoming aan de contractuele verplichtingen van een vereniging te compenseren. Vb. De vereniging koopt een wagen aan. Er is echter een discussie omtrent de overeengekomen prijs. De niet-betaalde prijs of de eventuele schadevergoeding voortvloeiend uit een laattijdige betaling, zal niet ten laste genomen worden door de polis.
V.S.D.C. vzw
18/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337118
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Gedurende de verzekerde periode. Hier wordt dus bedoeld dat er dekking verleend wordt voor de schade-eisen die ingesteld worden gedurende de looptijd van het contract. M.a.w. is het voldoende dat de vordering in de desbetreffende periode ingesteld wordt, ongeacht het tijdstip waarop de schade of het schadeverwekkende feit zich heeft voorgedaan. Vb. Bepaalde publicaties gedaan voor het onderschrijven van de polis geven aanleiding tot schadeclaims gedurende de looptijd van de polis. Als de bestuurders vooraf geen weet hadden van het misleidende karakter van de publicatie zal dekking verworven zijn. Natuurlijk voor zover geen opzet of kwade trouw in het spel is. Probleem van de posterioriteit. Zelfs als de vereniging ontbonden wordt of in staat van onvermogen verklaard wordt of afziet van de verderzetting van een dergelijke polis dan is (conform de wet op de landsverzekeringsovereenkomst) de dekking verder geldig. De schade-eis moet wel ingesteld zijn en gemeld worden binnen de 36 maanden na beëindiging van de overeenkomst en op voorwaarde dat ze natuurlijk betrekking hebben op feiten die zich voorgedaan hebben binnen de duurtijd van het contract. DUURTIJD VAN DE POLIS De duurtijd van de polis is een jaar. Er is een stilzwijgende verlenging tenzij een opzeg gebeurt drie maanden voor de vervaldag. GELDIGHEID VAN DE POLIS Waar geldt de polis ? De dekking is verworven over heel de wereld met uitzondering van schade- eisen die ingesteld worden in de gemeenrechtelijke landen. Deze zijn : Verenigd Koninkrijk, Ierse Republiek, Australië, Nieuw-Zeeland, VSA., Canada en Zuid–Afrika. Als een dergelijke waarborg gewenst wordt, kan deze altijd bekomen worden in onderling overleg met de maatschappij. WELKE ZIJN DE VERPLICHTINGEN VAN DE VERZEKERINGSNEMER ? In de aanvangsfase moet de verzekeringsnemer het voorstelformulier correct invullen. De statuten, de exploitatierekening en het beheersrapport over het laatste boekjaar moeten overgemaakt worden. Treden er belangrijke veranderingen op binnen de vzw, dan blijft het aan te raden deze aan de tussenpersoon schriftelijk mee te delen. De meest voorkomende mededelingen zullen bijvoorbeeld zijn : de verandering van het aantal bestuursleden en het exploitatieresultaat dat wijzigt.
V.S.D.C. vzw
19/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337119
Aansprakelijkheid en bestuurders van vzw's
Gedurende de looptijd van het contract zal iedere schade-eis, die zou kunnen aanleiding geven tot tussenkomst van de verzekeraar, zo spoedig mogelijk aangemeld worden. Al het nodige zal door de verzekerde gedaan worden teneinde zijn rechten te vrijwaren. Opgave zal gebeuren en van de aard en omstandigheden van de eis, bedrag van gevraagde vergoeding, kopij van ieder document die daarmede betrekking heeft. Een voorafgaande toestemming moet aan de maatschappij gevraagd worden teneinde eventuele tussenkomst in verdedigingskosten te bekomen. De premie moet betaald worden. De hoegrootheid wordt bepaald in functie van het aantal bestuurders, het exploitatieresultaat en de gevraagde dekking.
V.S.D.C. vzw
20/20
Feys, Renard, Bossuyt & co CBFA 1337120