BROEDERRAAD van de Grootloge van Nederland en België
Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van bestuurders van Loges en Kampementen en van andere organisaties binnen het verband van de I.O.O.F. in Nederland
Dit is een uitgave van de Broederraad van de Grootloge van Nederland en België van de Independent Order of Odd Fellows.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 1 van 20
V091014
Inhoudsopgave 0. Inleiding 1. Het Burgerlijk Wetboek in relatie tot onze organisatie(s) 1.1 Verenigingen 1.2 Stichtingen 1.3 Besloten Vennootschappen 2. Organisatiestructuur Grootloge 2.1 De Grootloge, de Broederraad en de Zusterraad 2.2 De loges en kampementen 3. Statuten en Reglementen 3.1 Algemeen 3.2 Loges en kampementen 3.3 Andere verenigingen, zoals VMA 3.4 Stichtingen en Besloten Vennootschappen 4. Bestuur en leden 4.1 Algemeen 4.2 De Grootloge, de Broederraad en de Zusterraad 4.3 De loges en kampementen 4.4 Andere verenigingen 4.5 Stichtingen 4.6 Besloten Vennootschappen 5. De verplichtingen en de aansprakelijkheid van bestuurders op basis van het Burgerlijk Wetboek 5.1 Algemeen 5.2 Specifieke bepalingen voor verenigingen (zoals loges en kampementen en Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten en de Vereniging Thomas Wildey) 5.3 Specifieke bepalingen voor stichtingen en Besloten Vennootschappen 5.4 Stichtingen 5.5 Besloten Vennootschappen 5.6 Samenvatting 6. Overige, van belang zijnde Wet en regelgeving 6.1 Wet bescherming persoonsgegevens 6.2 De nationale wetgeving en de muzikale omlijsting van zittingen en andere bijeenkomsten 6.3 De “ANBI” regeling 6.4 Drank- en Horecawet 6.5 Tabakswet 6.6 De Monumentenwet 1988
Kenmerk: R&W090525
Pagina 2 van 20
V091005
0. Inleiding Deze notitie is bedoeld om bestuursleden van loges en kampementen en van andere organisaties binnen het verband van de I.O.O.F in Nederland enige informatie te verschaffen met betrekking tot hun wettelijke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. De notitie is oorspronkelijk geschreven op verzoek van het bestuur van de Broederraad, maar heeft inmiddels een - de gehele breedte van de Grootloge overkoepelende - bredere invulling gekregen. De Commissie voor de Wetgeving van de Broederraad heeft geprobeerd om, binnen de structuur van de Grootloge van Nederland en België van de I.O.O.F. - in het bijzonder voor wat betreft de organisaties in Nederland (de commissie beschikt over te weinig kennis betreffende de Belgische wet- en regelgeving) - een zo goed mogelijk beeld van de genoemde taken en verantwoordelijkheden te scheppen. Desondanks mag dit overzicht niet worden beschouwd als een volledige schets van alle denkbare en voorkomende situaties. Het besturen van organisaties binnen onze Odd Fellowgemeenschap berust op basis van vrijwillige inzet. Besturen brengt echter ook risico’s met zich mee. Bij lezing van deze notitie zal men constateren dat er heel wat regels zijn waarmee rekening moet worden gehouden. Men zal echter óók lezen dat, indien men zich aan die regels houdt, er geen problemen behoeven te ontstaan. Met andere woorden: daar hoeft de lezer een bestuurslidmaatschap, op welk niveau binnen onze organisatie dan ook, niet om te laten! In eventueel voorkomende gevallen waarin de lezer in deze notitie geen, of naar zijn oordeel, onvoldoende antwoord vindt, is de commissie, voor zover het in haar vermogen ligt, uiteraard graag bereid nader advies te verstrekken.
De Commissie voor de Wetgeving
Kenmerk: R&W090525
Pagina 3 van 20
V091005
1. Het Burgerlijk Wetboek in relatie tot onze organisatie(s) De Nederlandse wetgeving kent natuurlijke personen (mensen) en rechtspersonen (organisaties als verenigingen, stichtingen en vennootschappen). Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 BW) handelt over die rechtspersonen. In Boek 2 BW zijn - onder meer - bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de oprichting van rechtspersonen, de organisatie en het besturen van rechtspersonen, de verantwoordelijkheden die bestuurders van rechtspersonen (de natuurlijke personen) hebben en de mate waarin deze laatsten aansprakelijk zijn voor hun handelen ten behoeve van die rechtspersonen. Binnen het verband van onze Grootloge kennen we diverse vormen van rechtspersonen. Het gaat hierbij in het bijzonder om: - Verenigingen; - Stichtingen en - Besloten Vennootschappen. 1.1 Verenigingen. De Grootloge, de Broederraad en de Zusterraad, de loges en de kampementen zijn verenigingen. In plaatsen, waar meerdere loges zijn gevestigd, bestaan veelal Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten, die door die loges gezamenlijk zijn opgericht 1. Voorts kennen we de (landelijke) Vereniging Thomas Wildey. 1.2 Stichtingen. In plaats van gezamenlijke verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten hebben sommige loges gezamenlijk een stichting opgericht die deze maatschappelijke activiteiten bundelt. Loges opereren in het algemeen vanuit een eigen accommodatie (het plaatselijke Odd Fellowhuis)2. Veelal hebben de loges het eigendom of in elk geval de exploitatie daarvan (eveneens) ondergebracht in een stichting. 1.3 Besloten Vennootschappen (B.V.’s). In plaats van in stichtingsverband hebben sommige loges er voor gekozen om het eigendom en/of het beheer van hun Odd Fellowhuis onder te brengen in een Besloten Vennootschap (B.V).
1
Zie artikel 40, derde lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. Zie de in artikel 1, tweede lid (onder 2.4, onder f) van het Algemeen Reglement voor Broederloges opgenomen begripsbepaling. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 4 van 20
V091005
Organisatiestructuur Grootloge 2.1 De Grootloge, de Broederraad en de Zusterraad. De Grootloge van Nederland en België kent twee afdelingen: de Broederraad en de Zusterraad. De Grootloge heeft, binnen het verband van de I.O.O.F., het hoogste gezag in alle zaken betreffende de I.O.O.F. binnen het rechtsgebied van Nederland en België 1. De Broederraad is belast met het nastreven en uitvoeren van de doelstelling van de Grootloge, voor wat betreft de zaken die uitsluitend deze broederafdeling en de daartoe behorende organisaties (broederloges en kampementen) aangaan 2 . N.B. De Zusterraad kent een overeenkomstige taakstelling: zij is belast met het nastreven en uitvoeren van de doelstelling van de Grootloge, voor wat betreft de zaken die uitsluitend deze zusterafdeling en de daartoe behorende organisaties (zusterloges en kampementen) aangaan 3. 2.2 De loges en kampementen. De broederloges en kampementen, respectievelijk de zusterloges en kampementen zijn, met betrekking tot hun handelen, eindverantwoording verschuldigd aan de Broederraad, respectievelijk de Zusterraad en - uiteindelijk - aan de Grootloge. Zij dienen zich dan ook niet slechts aan hun eigen statuten en reglementen te houden, maar moeten bovendien handelen volgens de regels, die door de Grootloge en de Broederraad, respectievelijk de Zusterraad, zijn opgesteld. In deze notitie wordt op dit aspect niet verder ingegaan. Volstaan wordt slechts met te verwijzen naar de aan de loges en kampementen uitgereikte charters 4 en handleidingen5. Ook op de taken van de loge- en kampementbestuurders wordt hier niet verder ingegaan. Daartoe wordt verwezen naar de statuten en reglementen van die loges en kampementen 6 .
1
Zie artikel 3, tweede lid, van de Statuten van de Grootloge. Zie artikel 3, derde lid, van de Statuten van de Broederraad. 3 Zie artikel 3, derde lid, van de Statuten van de Zusterraad. 4 Door het aanvaarden van het Charter onderwerpt de Loge zich aan het oppertoezicht en het gezag van de Grootloge, respectievelijk de Broederraad. (Zie – voor wat betreft de broederloges - artikel 2, vijfde lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges). 5 De in het Logehandboek opgenomen richtlijnen dienen door de logebesturen zo goed mogelijk te worden nageleefd. (Zie artikel 4, derde lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges). 6 Zie, voor wat betreft de broederloges, ook de artikelen 24 t/m 30 van het Algemeen Reglement voor Broederloges. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 5 van 20
V091005
3. Statuten en Reglementen 3.1 Algemeen. Het hebben van eigen, bij notariële akte vastgelegde en bij de Kamer van Koophandel geregistreerde, statuten is op zich, volgens Boek 2 BW, niet verplicht. Verenigingen die echter niet over dergelijke statuten beschikken hebben minder bevoegdheden, terwijl bovendien de betrokken bestuursleden een grotere eigen verantwoordelijkheid en daaraan gekoppelde aansprakelijkheid hebben 1. De statuten bieden elke vereniging de mogelijkheid tot het opstellen van eigen reglementen, zoals een Huishoudelijk Reglement. Dergelijke reglementen dienen, zoals in de statuten vermeld, door de betrokken vereniging zelf te worden vastgesteld. Zij bevatten in het algemeen een nadere uitwerking van in de statuten opgenomen bepalingen en genoemde procedures. 3.2 Loges en kampementen. De Broederraad eist dat elke loge beschikt over statuten 2 en acht dit eveneens wenselijk voor elk kampement. Ook de Zusterraad verlangt van haar loges en kampementen dat zij beschikken over statuten. Modellen voor het opstellen van statuten voor loges en kampementen zijn op de website van de Grootloge beschikbaar. Ze zijn ook via het Centraal Secretariaat opvraagbaar. De statuten van de broederloges en kampementen dienen, voordat zij door de notaris in een akte worden vastgelegd, door het bestuur van de Broederraad te worden goedgekeurd3. De statuten van de zusterloges en kampementen dienen, voordat zij door de notaris in een akte worden vastgelegd, door het bestuur van de Zusterraad te worden goedgekeurd. Dit vloeit voort uit het eerder al genoemde gegeven dat de loges en kampementen verantwoording verschuldigd zijn aan de Grootloge en de Broederraad, respectievelijk de Zusterraad. Ook de Huishoudelijke Reglementen van loges en kampementen moeten door het bestuur van de Broederraad, respectievelijk de Zusterraad, worden goedgekeurd. Ze mogen geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de nationale wetgeving, de eigen statuten en - voor wat betreft de broederloges - het Algemeen Reglement voor Broederloges4. Voor broederloges is het opstellen van een eigen Huishoudelijk Reglement verplicht. Dit moet gebeuren binnen een jaar na oprichting van een loge of na vaststelling of wijziging van haar statuten5. Ook de Zusterraad verlangt van haar loges dat zij beschikken over een Huishoudelijk Reglement.
1
Artikel 30, Boek 2 BW. Zie artikel 3, eerste lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. 3 Zie, voor wat betreft de broederloges, artikel 3, eerste lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. 4 Zie, voor wat betreft de broederloges, de statuten van de betrokken loge als ook artikel 3, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. 5 Zie artikel 3, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 6 van 20
V091005
Voor broeder en zusterkampementen is het opstellen van eigen Huishoudelijke Reglementen eveneens noodzakelijk. In hun statuten wordt immers - in verband met de nadere uitwerking van diverse procedures - op meerdere plaatsen verwezen naar die reglementen. 3.3 Andere verenigingen, zoals VMA. Gelet op het bepaalde in Boek 2 BW is het noodzakelijk dat ook plaatselijke Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten over, in een notariële akte vastgelegde, statuten beschikken. Zij verrichten immers allen activiteiten die - zeker van de betrokken bestuursleden - de nodige zorgvuldigheid vereisen en waaruit dan ook een voor hen relevante verantwoordelijkheid kan voortvloeien. Daarbij komt dat het - voor Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten in het bijzonder bovendien van belang is om te beschikken over notarieel vastgelegde statuten omdat zij anders - in eventueel voorkomende gevallen - geen erfgenaam kunnen zijn 5. Het kan ook voor deze verenigingen zinvol zijn om in de statuten vastgelegde onderdelen nader in een Huishoudelijk Reglement uit te werken. 3.4 Stichtingen en Besloten Vennootschappen. Voor Stichtingen en Besloten Vennootschappen zijn statuten eveneens noodzakelijk. Dit houdt met name verband met hun (zakelijke) activiteiten en de daaruit voortvloeiende bestuurlijke verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Stichtingen en Besloten Vennootschappen kennen in het algemeen geen reglementen.
5
Artikel 30, eerste lid, Boek 2 BW.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 7 van 20
V091005
4. Bestuur en leden 4.1 Algemeen. Verenigingen kennen leden. In het algemeen betreft dit natuurlijke personen. Het kunnen echter óók rechtspersonen zijn. De besturen bestaan altijd uit natuurlijke personen. Verenigingsbesturen worden in het algemeen door en vanuit de Algemene Ledenvergadering van de betrokken vereniging gekozen. Het benoemen van bestuursleden van buiten de betrokken vereniging is slechts mogelijk indien dat in de statuten van die vereniging is vastgelegd 1. Een bestuurslid van een vereniging kan te allen tijde door de Algemene Ledenvergadering van de betrokken vereniging worden ontslagen of geschorst. Tegen een dergelijk besluit bestaat geen mogelijkheid tot beroep bij de rechter 2. 4.2 De Grootloge, de Broederraad en de Zusterraad. De Grootloge is in 2002 gereorganiseerd. Werd het ledenbestand van de Grootloge tot dan toe gevormd door diegenen (natuurlijke personen), die in de Grootlogegraad waren ingewijd, sindsdien kent de Grootloge nog slechts rechtspersonen als lid. Het betreft hier de broeder- en zusterloges en de broeder- en zusterkampementen 3. Deze leden worden in de vergaderingen van de Grootloge vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers en vertegenwoordigsters4. De Broederraad is in 2002 opgericht. De Broederraad kent uitsluitend rechtspersonen als lid. Het betreft hier de broederloges en kampementen 5. Ook zij worden in de vergaderingen van de Broederraad vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers 6. De Zusterraad is in 2002 ontstaan door omvorming van de (oude) Rebekkahraad. Voor de Rebekkahraad gold een vergelijkbare situatie als tot 2002 voor de Grootloge het geval was (zij die in de Rebekkahraadgraad waren ingewijd, waren lid van de Rebekkahraad). De Zusterraad kent echter evenals de Broederraad en de huidige Grootloge, uitsluitend rechtspersonen als lid. Het betreft hier de zusterloges en kampementen 7. Zij worden in de vergaderingen van de Zusterraad vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigsters 8. Het Algemeen Bestuur van de Grootloge wordt gevormd door de Grootmeester, die gekozen wordt door de leden (loges en kampementen), als voorzitter9 en de bestuursleden van de Broederraad en de Zusterraad als leden van het bestuur 10.
1
Zie artikel 37 Boek 2 BW. Zie artikel 37, zesde lid, Boek 2 BW. 3 Artikel 6, eerste lid, van de Statuten van de Grootloge. 4 Zie artikel 17, eerste lid, van de Statuten van de Grootloge. 5 Artikel 6 van de Statuten van de Broederraad. 6 Zie artikel 17, eerste lid, van de Statuten van de Broederraad. 7 Artikel 6 van de Statuten van de Zusterraad. 8 Zie artikel 17, eerste lid, van de Statuten van de Zusterraad. 9 Zie artikel 11, eerste lid, van de Statuten van de Grootloge. 10 Deze bestuursleden worden, behoudens indien de Algemene Ledenvergadering van de Grootloge anders beslist, gekozen op voordracht van de besturen van de Broederraad en de Zusterraad. Doorgaans betreft het hier de betrokken bestuursleden van beide raden zelf. Zie artikel 11, de leden 3, 4 en 5, van de Statuten van de Grootloge. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 8 van 20
V091005
4.3 De loges en kampementen. De loges en kampementen hebben uitsluitend natuurlijke personen als lid. Logeleden kunnen lid zijn van méér dan één loge1. Onder bepaalde voorwaarden kunnen leden van een loge eveneens lid worden van een kampement 2. De besturen van de loges en kampementen worden gekozen door en vanuit hun Algemene Ledenvergadering. 4.4 Andere verenigingen. Ook de Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten en de Vereniging Thomas Wildey kennen slechts natuurlijke personen als lid (in het algemeen zijn deze allemaal eveneens lid van een Odd Fellow loge). De besturen van deze organisaties worden eveneens gekozen door en vanuit hun Algemene Ledenvergadering. In veel gevallen gebeurt deze verkiezing op basis van een voordracht vanuit de betrokken loges. Een dergelijke voordracht is echter niet bindend 3! De ledenvergadering kan dus (ook) anders beslissen! 4.5 Stichtingen. Stichtingen kennen geen leden, maar deelnemers. In de meeste gevallen zullen de betrokken loges de deelnemers aan de (plaatselijke) stichting zijn. De besturen van deze stichtingen worden weer gevormd door natuurlijke personen. Deze bestuurders worden door hun loges aangewezen en vertegenwoordigen in het algemeen elk hun eigen loge in het bestuur van de stichting en brengen in de bestuursvergaderingen hun stem uit. Eén en ander moet in de statuten van de betrokken stichting zijn vastgelegd. 4.6 Besloten Vennootschappen. Besloten Vennootschappen kennen evenmin leden maar aandeelhouders. Waar het hier in het algemeen gaat om de exploitatie van Odd Fellowhuizen, zullen meestal de plaatselijke loges eigenaar van de aandelen van de B.V. zijn en daarmee dus de aandeelhouders van die B.V. Een B.V. kent een dagelijks bestuur, dat wordt gevormd door een directie. De aandeelhouders benoemen uiteindelijk, via hun jaarlijkse Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVvA), de directie. Deze wordt gecontroleerd en geadviseerd door een Raad van Commissarissen. De Raad van Commissarissen wordt gekozen door de AVvA. Directie en Raad van Commissarissen zijn tezamen de bestuurders van de B.V. In een enkel geval komt het ook voor dat loges hun aandeelhoudersbelangen in een stichting hebben ondergebracht. In dat geval treden de bestuursleden van de stichting op namens de (als) aandeelhouders van de betrokken B.V.
1
Zie artikel 9 van het Algemeen Reglement voor Broederloges en artikel 3-2, lid 13, van het Huishoudelijk Reglement voor een Rebekkahloge. 2 Zie artikel 12 van het Algemeen Reglement voor Broederloges en artikel 3-3, lid 5, van het Huishoudelijk Reglement voor een Rebekkahloge. 3 Zie artikel 37, vierde lid, Boek 2 BW. Kenmerk: R&W090525
Pagina 9 van 20
V091005
5. De verplichtingen en de aansprakelijkheid van bestuurders op basis van het Burgerlijk Wetboek 5.1 Algemeen. Alle in deze notitie genoemde instellingen worden, zoals eerder vermeld, volgens Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 BW) aangemerkt als “rechtspersonen”. Op deze rechtspersonen en hun bestuurders zijn een aantal, in Boek 2 BW opgenomen, bepalingen van toepassing. Het betreft hier: - Bepalingen die op alle genoemde rechtspersonen van toepassing zijn: de zogenaamde “Algemene bepalingen” ( titel 1, Boek 2 BW); - Specifieke bepalingen voor Verenigingen (titel 2, Boek 2 BW); - Idem voor BV’s met beperkte aansprakelijkheid (titel 5, Boek 2 BW); - Idem voor Stichtingen (titel 6, Boek 2 BW). In het kader van hun bestuurslidmaatschap dragen bestuursleden van verenigingen, stichtingen en BV’s een bepaalde verantwoordelijkheid. Van bijzonder belang is het bepaalde in artikel 9, Boek 2BW1: “Elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. Indien het een aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer bestuurders behoort, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk ter zake van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden”. Dit artikel vormt daarmee de grondslag voor de aansprakelijkheid van bestuursleden ten opzichte van de rechtspersoon, die zij - al dan niet in gezamenlijkheid - besturen. Het gaat hierbij met name om situaties, waarin er sprake is van “onbehoorlijk bestuur”, d.w.z. indien de bestuurder(s) anders heeft (hebben) gehandeld dan van een redelijk handelend bestuurder, die voor zijn taak berekend is, onder dezelfde omstandigheden mag worden verwacht. Van “aansprakelijkheid” is sprake indien de betrokken bestuurder(s) een ernstig verwijt kan worden gemaakt. In het verlengde hiervan is artikel 10, Boek 2BW 2 eveneens van groot belang. Dit artikel heeft betrekking op de verslaglegging door het bestuur. Er moet door het bestuur een goede administratie worden gevoerd. Die administratie moet zodanig worden bewaard dat “te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend”. De administratie moet gedurende zeven jaren worden bewaard. Jaarlijks moet binnen zes maanden na afsluiting van het boekjaar een staat van baten en lasten worden opgemaakt en op papier gezet3.
1
Titel 1, Boek 2. Eveneens Titel 1, Boek 2. 3 De statuten van de betrokken organisatie kunnen overigens een wat kortere tijd vastleggen, doch daarvan kan in bijzondere omstandigheden wel worden afgeweken. Zie de statuten van de betrokken organisatie. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 10 van 20
V091005
Er mogen geen besluiten worden genomen die in strijd zijn met de wet of met de statuten. Dergelijke besluiten zijn, op grond van de wet, nietig 4! 5.2 Specifieke bepalingen voor verenigingen (zoals loges en kampementen en Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten en de Vereniging Thomas Wildey) Er zijn voor het overige, in het kader van het Burgerlijk Wetboek, geen bijzondere, de aandacht vragende, bepalingen voor verenigingen waarbij niet nakoming daarvan ernstige gevolgen voor de betrokken vereniging en/of de betrokken bestuursleden met zich kan brengen. Uiteraard spreekt het voor zich dat de betrokken bestuursleden zich dienen te houden aan de Wet en aan de statuten. Besluiten, in strijd met de Wet of de statuten zijn immers nietig (zie het algemene deel van deze paragraaf). Samenvattend kan dan ook worden gezegd dat bij verenigingen, zoals de Grootloge, de Broederraad, de Zusterraad, de loges en kampementen en verenigingen als die voor Maatschappelijke Activiteiten en de Vereniging Thomas Wildey, de bestuurdersaansprakelijkheid beperkt is. In feite komt het er op neer dat, zolang men zich maar netjes aan de regels houdt, er niets aan de hand is. 5.3 Specifieke bepalingen voor stichtingen en Besloten Vennootschappen Bij Stichtingen en BV’s is de bestuurdersaansprakelijkheid groter. Met name is dit van belang indien er sprake is van “onbehoorlijk bestuur. Van “onbehoorlijk bestuur” is sprake indien de bestuurders (leden van het Stichtingsbestuur of leden van de Directie van de B.V. en/of leden van de Raad van Commissarissen van de B.V.) namens die stichting of B.V: -
onbevoegd verbintenissen aangaan met derden,
-
onnodig (grote) financiële risico’s nemen,
-
onvoldoende voorbereide beslissingen nemen, waaruit financiële risico’s voor de Stichting of de BV voortvloeien;
-
transacties aangaan, die de financiële draagkracht van de Stichting of de BV te boven gaan.
5.4 Stichtingen Naast wat hiervoor al is vermeld, is voor stichtingen in het bijzonder nog het bepaalde in artikel 298 Boek 2BW1 van belang. In dat artikel wordt bepaald dat een bestuurder, die iets doet of nalaat in strijd met de bepalingen van de wet of van de statuten, dan wel zich schuldig maakt aan wanbeheer, of niet of niet behoorlijk voldoet aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank, ingevolge het vorige artikel, gegeven bevel, door de rechtbank kan worden ontslagen. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder van een stichting worden. 4 1
Zie artikel 14, Boek 2 BW. Titel 6 Boek 2.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 11 van 20
V091005
Met andere woorden: indien het bestuurslid van een stichting niet handelt overeenkomstig de Wet of de statuten van de stichting, kan dit bestuurslid door de rechter worden ontslagen en kan hem/haar de bevoegdheid om als bestuurslid, van welke stichting dan ook, op te treden gedurende vijf jaren worden ontzegd. Het betreft hier dus een bestuurlijke sanctie en niet een financiële aansprakelijkheid. Deze laatste gaat niet verder dan hiervoor, in het algemene gedeelte van deze paragraaf, met betrekking tot bestuursleden van verenigingen, is vermeld 2 . 5.5 Besloten Vennootschappen Voor bestuurders van Besloten Vennootschappen (dus: de leden van de directie en de leden van de Raad van Commissarissen) gelden nog een aantal verzwarende bepalingen. Daarbij gaat het in het bijzonder om het bepaalde in artikel 248 Boek2 BW3. Dit artikel handelt over het (eventuele) faillissement van de BV. Het artikel is zodanig uitvoerig, dat het niet zinvol is om het complete artikel hier te citeren. Van belang is om te weten dat, in geval van faillissement van de vennootschap iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het artikel zegt verder (onder meer) dat, indien het bestuur niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 10 ( Boek 2 BW)4 of 394 (Boek 2 BW) 5, het zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Een onbelangrijk verzuim wordt niet in aanmerking genomen. Niet aansprakelijk is de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Met een bestuurder wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij bestuurder (een lid van de Raad van Commissarissen). Dit artikel heeft dus uitsluitend betrekking op het faillissement van een BV en heeft dan ook geen betrekking op een vereniging of op een stichting. 2
Zie artikel 9, Boek 2 BW. Titel 5 Boek 2. 4 Dit artikel heeft betrekking op de administratie; zie hiervóór, onder “Algemeen”. 5 In artikel 394 Boek 2 BW is bepaald dat de rechtspersoon (i.c. de BV) verplicht is tot openbaarmaking van de jaarrekening door neerlegging daarvan bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. In principe geldt hiervoor een termijn van 2 maanden na goedkeuring van de jaarrekening door de algemene vergadering van aandeelhouders. Wordt deze termijn overschreden, dan moet een niet vastgestelde en goedgekeurde jaarrekening aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken worden gezonden onder opgave van het feit dat goedkeuring en vaststelling nog niet heeft plaats gehad. In dit laatste geval moet goedkeuring en vaststelling uiterlijk binnen 13 maanden na afloop van het boekjaar plaats hebben. In dit verband is in artikel 21 van de statuten van de BV bepaald dat de boeken van de BV binnen 2 maanden na afsluiting van het boekjaar door de directie en de leden van de Raad van Commissarissen moeten zijn vastgesteld. Er rest dan – ingevolge artikel 15 van die statuten – nog maximaal 1 maand voor de goedkeuring door de algemene vergadering van aandeelhouders. 3
Kenmerk: R&W090525
Pagina 12 van 20
V091005
Op grond van dit artikel is iedere bestuurder en óók elk lid van de Raad van Commissarissen, omdat hij/ zij immers een toezichthoudende taak jegens het bestuur heeft, jegens de eventuele boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden (althans voor zover die niet door vereffening met de resterende baten kan worden voldaan). Deze aansprakelijkheid is van toepassing indien het bestuur haar taak niet behoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit plichtsverzuim in belangrijke mate de oorzaak van het faillissement is. In dit verband moet onder “niet behoorlijk” of wel “onbehoorlijk” bestuur worden verstaan het uitvoeren van die handelingen, die geen redelijk denkend (ander) bestuurder onder de gegeven omstandigheden zou hebben verricht. De rechter kan de mate van persoonlijke aansprakelijkheid beperken. 5.6 Samenvatting Samenvattend moet worden geconcludeerd dat de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder van een vereniging of stichting aanzienlijk beperkter is dan de persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder (en van een lid van de Raad van Commissarissen) van een (de) BV. Indien de betrokken bestuurders zich echter van hun verantwoordelijkheid bewust zijn, zich houden aan de statutaire voorwaarden van de BV, binnen het raam van de beschikbare financiële middelen blijven en de nationale wet en regelgeving naar behoren toepassen, behoeft er geen reden te zijn waarom een BV failliet zou gaan en zullen de betrokken personen dan ook - onder normale omstandigheden - geen enkel persoonlijk risico lopen. Dit alles laat onverlet dat de directie van een Besloten Vennootschap wél zorg moet dragen voor een goede aansprakelijkheidsverzekering, op basis waarvan, ingeval van eventuele onvoorziene schaden, de jegens derden verschuldigde kosten kunnen worden bestreden! Een dergelijke aansprakelijkheidsverzekering is eveneens zinvol indien het gaat om verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten en andere, daaraan verwante verengingen of stichtingen, dan wel om stichtingen, die Odd Fellowhuizen beheren.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 13 van 20
V091005
6. Overige, van belang zijnde Wet en regelgeving 6.1 Wet Bescherming Persoonsgegevens. Verenigingen houden een ledenregister aan. Dit geldt ook voor de Grootloge, de Broederraad (en de Zusterraad), de Kampementen en Loges. Evenzo is dit het geval bij Verenigingen voor Maatschappelijke Activiteiten en de Vereniging Thomas Wildey. Het behoort normaliter tot de taak van de secretaris (GS/PS) van de betrokken vereniging om dat ledenregister te beheren en te bewerken 1. Op dit ledenregister is de Wet bescherming persoonsgegevens 2 van toepassing. In het register mogen slechts gegevens worden verwerkt die in het belang van en in overeenstemming met het doel van de betrokken vereniging zijn 3. Gegevensverwerking is bovendien slechts toegestaan voor zover en indien de betrokkene (het lid van de vereniging) daartoe toestemming heeft verleend 4. Het is uitdrukkelijk verboden persoonsgegevens voor andere doeleinden, dan waarvoor ze zijn verkregen, te verwerken5! Onder verwerking van persoonsgegevens wordt verstaan: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samen brengen, met elkaar in verband brengen alsmede afscherming, uitwissen of vernietigen van gegevens 6. In artikel 26, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges is een bepaling opgenomen, die rechtstreeks verband houdt met wat in de Wet bescherming persoonsgegevens is vastgelegd en daarvan een verkorte weergave bevat. Overtreding van het bepaalde in genoemde wet kan met een boete worden bestraft. Een dergelijke boete wordt opgelegd aan de ter zake verantwoordelijke (in het algemeen: het bestuur van de betrokken vereniging)7. De Wet bescherming persoonsgegevens is eveneens van toepassing op stichtingen en Besloten Vennootschappen, voor zover die een persoonsregister bijhouden.
1 2 3 4 5 6 7
Zie in dit verband artikel 26, tweede lid, van het Algemeen Reglement voor Broederloges. Wet van 6 juli 2000, houdende regels inzake de bescherming van persoonsgegevens (Staatsblad 2000, nr. 302). Zie in het bijzonder de artikelen 6, 7, 8 en 11 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Zie artikel 8, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Zie artikel 9 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Zie artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet bescherming persoonsgegevens. Zie artikel 1, aanhef en onder d, van de Wet bescherming persoonsgegevens.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 14 van 20
V091005
6.2 De nationale wetgeving en de muzikale omlijsting van zittingen en andere bijeenkomsten Loges en kampementen omlijsten hun zittingen met muziek. Ook bij sommige andere bijeenkomsten, zoals feestelijke nazittingen, wordt wel muziek gespeeld of op andere wijze ten gehore gebracht. Daarbij wordt gewoonlijk gebruik gemaakt van een orgel of piano (soms in samenhang met gezongen teksten), of - zoals thans meestal gebruikelijk - van geluidsdragers, waarop muziekstukken zijn samengevoegd. Bestuurders en commissies moeten in dit verband echter rekening houden met de “Auteurswet 1912”1 en met de “Wet op de naburige rechten”2. Het gebruik maken van door anderen gecomponeerde en op tekst gestelde muziek is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Auteurswet 1912. “Muziekwerken, met of zonder woorden”, worden volgens deze wet beschouwd als “werken van letterkunde, wetenschap of kunst” 3. Het toezicht op de juiste naleving van de “Auteurswet 1912” wordt in hoofdzaak uitgeoefend door Buma/Stemra. Deze organisatie draagt er zorg voor dat de muziekauteurs een vergoeding ontvangen voor hun creaties. Sinds 1993 moet men daarnaast rekening houden met de “Wet op de naburige rechten”. Deze wet regelt de eigendomsrechten van de uitvoerende musici en platenproducenten. Het toezicht op de juiste naleving van deze wet wordt uitgeoefend door de “Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten” (SENA). Gewoonlijk zullen beide organisaties de loges/kampementen en/of directies/besturen van Odd Fellowgebouwen eerst benaderen met het verzoek tot het invullen van een formulier, waarop de voor hen geldende omstandigheden moeten worden beschreven. Eerst daarna kan een verzoek tot betaling van verschuldigde rechten volgen. De eventueel verschuldigde vergoeding is namelijk afhankelijk van de specifieke situatie. Het verdient aanbeveling de bedoelde formulieren altijd in te vullen (of - op zijn minst in overleg te treden met Buma/Stemra, respectievelijk SENA). In principe handelen zij immers conform hun wettelijke taak en bevoegdheid! Naar de mening van de Commissie voor de Wetgeving van de Broederraad is overigens ingeval van loges en kampementen aan geen van beide organisaties een vergoeding verschuldigd. En dat wel om de volgende redenen: Het auteursrecht volgens de “Auteurswet 1912” is verschuldigd ingeval van openbaarmaking. Onder “openbaarmaking” van muziek verstaat deze wet onder meer “de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het geheel of een gedeelte van het werk of van een verveelvoudiging daarvan” 4. Onder “openbaar” wordt mede verstaan een voordracht, op- of uitvoering in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie, vrienden of daaraan gelijk te stellen kring en voor de toegang geen betaling, in welke vorm dan ook, geschiedt5. Hetzelfde geldt voor een tentoonstelling6.
1 2 3 4 5 6
Wet van 23 september 1912. Wet van 18 maart 1993. Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder 5, van de Auteurswet 1912. Artikel 12, eerste lid, aanhef en onder 4, van de “Auteurswet 1912”. Artikel 12, vierde lid, van de “Auteurswet 1912”. Artikel 12, vierde lid, van de “Auteurswet 1912”.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 15 van 20
V091005
De “Wet op de naburige rechten” kent een vergelijkbare bepaling 1. Zittingen en bijeenkomsten van loges en kampementen hebben in principe altijd een besloten karakter. Openstelling van Odd Fellowgebouwen (waarbij soms ook muziek ten gehore wordt gebracht) vindt meestal slechts plaats ingeval van een Open Monumentendag (tentoonstelling). Besturen/directies van Odd Fellowgebouwen kunnen zich bovendien beroepen op het feit dat zij meestal niet verantwoordelijk zijn voor de muzikale omlijsting van zittingen en/of andere bijeenkomsten, maar dat dit de verantwoordelijkheid is van de individuele loges en kampementen. NB. Organiseert men “open” bijeenkomsten voor - bijvoorbeeld - een goed doel, waarbij tijdens die bijeenkomsten sprake is van een muzikale omlijsting, dan bestaat de mogelijkheid dat voor die specifieke gevallen wél een vergoeding verschuldigd is. 6.3 De “ANBI Regeling” De Grootloge, de Broederraad (en de Zusterraad), de loges en kampementen, worden door de Belastingdienst sinds 13 december 2010 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2008 (Groepsbeschikking G78) aangemerkt als zogenaamde “Algemeen Nut Beogende Instellingen”2. De Belastingdienst is tot dit besluit gekomen op basis van meerdere arresten van de Hoge Raad3 en een uitspraak van het Gerechtshof te ’s Gravenhage 4. De Belastingdienst erkent dat (de Grootloge en) loges en kampementen levensbeschouwelijke instellingen zijn, en komt in haar uiteindelijke oordeel, met inachtneming van genoemde rechterlijke uitspraken, tot de conclusie dat de activiteiten van Grootloge en loges en kampementen het algemeen belang dienen. Het gevolg van deze besluitvorming is dat eventuele schenkingen of legaten ingaande 1 januari 2008 zijn vrijgesteld van de heffing van schenkingsrecht en/of successierecht en dat aan loges en kampementen betaalde contributies ook in aanmerking komen als aftrekpost bij een aangifte voor de inkomstenbelasting. Verenigingen en/of stichtingen voor Maatschappelijke Activiteiten, de Vereniging Thomas Wildey en eventuele vergelijkbare verenigingen of stichtingen kunnen door de Belastingdienst (Inspectie Den Bosch) werden wel al als “ANBI instelling” aangemerkt. Contributies, schenkingen en/of legaten aan deze instellingen waren dus reeds vrijgesteld van een fiscale heffing en daarmee voor de contribuant of schenker of erflater al een mogelijkheid bood voor een fiscale aftrekpost. De betrokken verenigingen of stichtingen moeten echter wél aan enkele specifieke voorwaarden voldoen.
1
Artikel 2, achtste lid, van de “Wet op de naburige rechten”. Zie de artikelen 32, derde lid, van de Successiewet 1956 en 6.33, eerste lid, onder b, van de Wet inkomstenbelasting 2001. 3 Onder meer 12 oktober 1960 (BNB 1960/296) en 7 november 2003 (nr. 38049). 4 4 juni 2004, nr. BK-03/03113. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 16 van 20
V091005
Het betreft hier in het bijzonder de volgende: a. In de statuten moet een bepaling zijn opgenomen waarin is vastgelegd aan welk (algemeen nut beogend) doel eventueel resterende middelen zullen worden overgedragen bij liquidatie van de betrokken vereniging of stichting; b. Het is bovendien wenselijk in de statuten een bepaling op te nemen waarin wordt vastgelegd dat het bestuur geen andere vergoeding uit de middelen van de vereniging zal ontvangen dan een vergoeding ter dekking van redelijkerwijs gemaakte kosten; c. Er moet door de Algemene Ledenvergadering (van de vereniging) of door het bestuur (van de stichting) een Beleidsplan worden vastgesteld, dat jaarlijks dient te worden geëvalueerd; 6.4 Drank- en Horecawet. In die gevallen waarin de loges (en kampementen) werken vanuit een eigen of gezamenlijk Odd Fellowhuis zullen, behalve koffie en andere niet alcoholhoudende dranken, meestal ook alcoholhoudende dranken worden geserveerd. Odd Fellowhuizen worden dan op grond van de Drank- en Horecawet1 aangemerkt als een horecabedrijf2. In die gevallen moet door het gemeentebestuur van de plaats van vestiging een horecavergunning worden afgegeven3. N.B. Voor die gevallen, waarin de Odd Fellowhuizen eigendom zijn van en/of beheerd worden door een Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, biedt de Drank en Horecawet ogenschijnlijk niet de mogelijkheid tot het aanvragen van een vergunning 4. In de praktijk blijkt dit echter wel degelijk - via de omschrijving, welke in de aanvraag van de vergunning wordt opgenomen - mogelijk!5 Voor het verkrijgen van een horecavergunning moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan6: Leidinggevenden7 – mogen niet onder curatele staan dan wel uit het ouderlijk gezag of voogdij ontzet zijn; – zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn; – zij moeten de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt; – zij moeten van goed zedelijk gedrag zijn; – zij moeten beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot sociale hygiëne, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen eisen. 1
Wet van 7 oktober 1964, tot regeling van de uitoefening van de bedrijven en de werkzaamheid, waarin of in het kader waarvan alcoholhoudende drank wordt verstrekt. 2 Zie artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. Daarin wordt voor een “horecabedrijf” de volgende definitie gegeven: “de activiteit in ieder geval bestaande uit het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse”. 3 Ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet is het verboden zonder daartoe strekkende vergunning van burgemeester en wethouders een horecabedrijf uit te oefenen. 4 Zie artikel 4, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. 5 De Commissie voor de Wetgeving van de Broederraad beschikt over een voorbeeld hoe in een dergelijk geval de aanvraag kan worden ingevuld. 6 Zie artikel 8 van de Drank- en Horecawet. 7 Hier worden degenen bedoeld die leiding geven bij het beheer van het Odd Fellowhuis, in het algemeen dus leden van het bestuur van het Odd Fellowhuis. Zie in dit verband artikel 1, eerste lid, van de Drank- en Horecawet. Kenmerk: R&W090525
Pagina 17 van 20
V091005
(Dit laatste betekent dat in het algemeen ten minste twee leidinggevenden in het bezit van een “Verklaring Sociale Hygiëne” moeten zijn). Er moet altijd iemand aanwezig zijn die, tijdens de uren waarop alcoholhoudende dranken worden verstrekt, bevoegd is tot het serveren van deze consumpties. Hij/zij moet daarvoor de” Instructie Verantwoord Alcoholgebruik” hebben gevolgd. De daarvoor te volgen cursus vergt ongeveer twee uren en bestaat in hoofdzaak uit het volgen van een film over het op verantwoorde wijze schenken van alcohol. Bij de aanvraag tot het verkrijgen van een horecavergunning dient door het bestuur van het Odd Fellowhuis een reglement te worden vastgesteld dat waarborgt dat de verstrekking van alcoholhoudende drank in de inrichting gedurende de openingstijden vanuit het oogpunt van sociale hygiëne te allen tijde geschiedt door op dit gebied gekwalificeerde personen. De kwalificatienormen waaraan deze personen moeten voldoen moeten eveneens in dat reglement worden vastgelegd (het betreft de al genoemde Verklaring Sociale Hygiëne en de Instructie Verantwoord Alcoholgebruik). Dit bestuursreglement moet bovendien aangeven op welke dagen en tijdstippen bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Het Odd Fellowhuis moet voorts voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur in het belang van de sociale hygiëne te stellen eisen 1. Er gelden voorts diverse verbodsbepalingen, zoals het verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik elders2. Het is tevens verboden in het Odd Fellowhuis of op het bijbehorende terras de aanwezigheid toe te laten van een persoon die in kennelijke staat van dronkenschap of kennelijk onder invloed van andere psychotrope stoffen verkeert 3. Naast de Horecavergunning zijn verder nog de volgende vergunningen noodzakelijk: -
Een “exploitatievergunning Horecabedrijven”, welke inhoudt dat er ook wérkelijk, binnen de Horecavergunning vallende, activiteiten mogen worden verricht. De vergunning wordt afgegeven door Burgemeester en Wethouders;
-
Een “gebruikersvergunning”, af te geven door de Brandweer op basis van de gemeentelijke bouwverordening. In dit kader moet het gebouw aan allerlei veiligheidseisen voldoen;
De brandweer stelt in het kader van de genoemde gebruikersvergunning (uiteraard) een aantal eisen. Daartoe behoort - onder meer - een maximum aantal personen dat, met het oog op de brandveiligheid, in de ruimten, die het betrokken gebouw heeft, mag worden toegelaten. Het niet naleven van deze eis kan - ingeval van een onverhoopte calamiteit - verstrekkende gevolgen hebben! Er moet bovendien door het bestuur van het gebouw/de directie een ontruimingplan worden opgesteld, dat door de plaatselijke brandweer moet worden goedgekeurd. In dit verband moet het gebouw over diverse veiligheidsvoorzieningen beschikken. Ten minste éénmaal per jaar dient een ontruimingsoefening te worden gehouden, waarvan een verslag moet worden opgemaakt. Dit verslag moet bij de bar aanwezig zijn ter 1 2 3
Zie artikel 10 van de Drank- en Horecawet. Zie artikel 13 van de Drank- en Horecawet. Zie artikel 20, zevende lid, van de Drank- en Horecawet.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 18 van 20
V091005
controle door de brandweer. Bij overtreding van de bepalingen in de Drank- en Horecawet kan een boete (van maximaal € 100.000,00) worden opgelegd1! Samenvattend betekent dit alles echter dat, indien het bestuur van het Odd Fellowhuis zorgt voor een goede naleving van de Drank- en Horecawet en de in dat verband gestelde veiligheidseisen, er zich - naar mag worden aangenomen - geen probleem zullen voordoen. Nochtans is het bestuur, indien er zich onverhoopt wél een probleem voordoet en voor zover een vervangende leidinggevende niet aansprakelijk kan worden gesteld, in persoon aansprakelijk voor de uit de nalatigheid voorkomende gevolgen! Ook dáárom al is het van belang met de gebruikers en hun leden (deelnemers) tot goede afspraken te komen en deze in het op te stellen bestuursreglement goed vast te leggen! NB! Odd Fellowgebouwen worden niet continu gebruikt. Het is daarom raadzaam dat de plaatselijke politie en/of de brandweer bij een eventuele calamiteit weet wie de eigenaar, c.q. de beheerder van het gebouw is. Bestuurders van Odd Fellowgebouwen zouden in dat verband hun adres en telefoongegevens kunnen deponeren bij de plaatselijke (of regionale) politie en/of de brandweer. 6.5 Tabakswet. De Tabakswet 2 stelt beperkingen aan de verkoop en aan het gebruik van tabaksartikelen. Zo wordt in artikel 7, tweede lid, van die wet een aantal categorieën van instellingen genoemd waar geen tabaksartikelen mogen worden verkocht. Vervolgens worden in de artikelen 10 en 11 van deze wet instellingen aangeduid waarvoor rookverboden gelden. De specifieke aanwijzing van dergelijke instellingen geschiedt vervolgens op basis van een zogenaamde “Algemene Maatregel van Bestuur”. In dit geval betreft het (Koninklijk) “Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten” 3. Op grond van het genoemde besluit is het in Odd Fellowhuizen, waarvoor een horecavergunning is afgegeven, niet toegestaan om tabaksproducten te verkopen, respectievelijk te roken. Roken is nog slechts toegestaan in zogenaamde “Privéruimten”. Het betreft hier ruimten “waar geen inbreuk gemaakt mag worden op de persoonlijke levenssfeer”. Van dit laatste is geen sprake in een Odd Fellowhuis. Het is aan het bestuur, dan wel de directie van een Odd Fellowhuis om eventueel een afsluitbare ruimte in te richten waar wél mag worden gerookt. Controle op de naleving van de Tabakswet berust bij de Voedsel en Warenautoriteit. Deze is ook bevoegd tot het opleggen van een ( door het bestuur, dan wel de directie te betalen) boete. Ook hier geldt dus weer: houdt u aan de spelregels en men loopt geen risico!
1
Zie artikel 44a van de Drank- en Horecawet. Wet van 10 maart 1988, houdende maatregelen ter beperking van het tabaksgebruik, in het bijzonder ter bescherming van de niet-roker. 3 Besluit van 28 december 1989, gepubliceerd in Staatsblad 612 van 1989. Dit besluit is recentelijk op 4 april 2008 gewijzigd. Deze wijziging (Staatsblad 2008, nummer 123) is op 1 juli 2008 in werking getreden. 2
Kenmerk: R&W090525
Pagina 19 van 20
V091005
6.6 De Monumentenwet 1988. Sommige Odd Fellowhuizen vallen onder de Monumentenwet 1988 1. Het betreft hier de volgende gevallen: -
Indien een Odd Fellowhuis ten minste vijftig jaar geleden is gebouwd, dan wel is verbouwd, en - vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap, of zijn culturele waarde - van algemeen belang wordt geacht 2;
-
Indien het Odd Fellowhuis een beschermd monument is, dat als zodanig in het daarvoor bestemde register is ingeschreven 3.
De besturen/directies van Odd Fellowhuizen, die onder deze wet vallen, moeten bij het ontwikkelen van plannen tot verbouw rekening houden met deze wet. Bij wijziging van het gebouw moet daarvoor bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente een vergunning worden aangevraagd. Het is verboden zonder of in afwijking van die vergunning het monument in enig opzicht te wijzigen 4. Bij het opzettelijk handelen in strijd met de Monumentenwet 1988 lopen de betrokken bestuurders het risico van een gevangenisstraf of een hoge boete! Het betreft hier namelijk een misdrijf5. Ook hier geldt echter weer: handel conform de wettelijke bepalingen en men loopt geen risico.
1 2 3 4 5
Wet van 23 december 1988, tot vervanging van de Monumentwet. Artikel 1, aanhef en onder b, onder 1, van de Monumentenwet 1988. Artikel 1, aanhef en onder d, en artikel 6 van de wet. Artikel 11 van de wet. Artikel 61 van de wet.
Kenmerk: R&W090525
Pagina 20 van 20
V091005