PENSIOENFEDERATIE
Aanbevelingen Uitvoeringskosten Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer herziene versie met aanvullingen
2013
Pensioenfederatie De Pensioenfederatie is sinds eind 2010 de overkoepelende belangenbehartiger van de Nederlandse pensioenfondsen. De Pensioenfederatie is voortgekomen uit een samenwerking van de koepels voor bedrijfstak- (Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen – VB), beroeps- (Unie van Beroepspensioenfondsen – UvB) en ondernemingspensioenfondsen (Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen – OPF). Cijfers De Pensioenfederatie behartigt namens circa 400 Nederlandse pensioenfondsen de belangen van 5,8 miljoen deelnemers, 2,7 miljoen gepensioneerden en 8,6 miljoen gewezen deelnemers. Circa 80% van alle werkenden is aangesloten bij een collectief pensioenfonds. De pensioenfondsen van de Pensioen federatie beheren samen ca. 950 miljard euro (ultimo Q4 2012).
Deze uitgave is tot stand gekomen met medewerking van Eric Veldpaus (APG). Daarnaast bedankt de Pensioenfederatie Anne Laning (TKPI) en Frits Meerdink (PGGM).
Contactinformatie Prinses Margrietplantsoen 90 2595 BR Den Haag Postbus 93158 2509 AD Den Haag T +31 (0)70 7620220
[email protected] www.pensioenfederatie.nl
PENSIOENFEDERATIE
oktober 2013
INHOUD
4
INHOUD
Inleiding Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7
6
Comply or explain 9 Diversen 13 Vermogensbeheerstructuren 21 Kosten van vermogensbeheer 25 Alternatieve beleggingen 37 Transactiekosten 59 Overige onderwerpen 73
Bijlagen 81 1 Voorbeeld 1 rapportage aan het Bestuur pensioenfonds 82 2 Voorbeeld 2 rapportage aan het Bestuur pensioenfonds 84 3 Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011 86 4 Rapportage format DNB 88
5
INLEIDING
In 2011 heeft de Pensioenfederatie de Aanbevelingen Uitvoeringskosten gepresenteerd. In 2012 is een nadere uitwerking kosten vermogensbeheer gemaakt. Over het boekjaar 2011 hebben veel fondsen ervaring opgedaan met de Aanbevelingen. Hierbij bleek de behoefte om de Nadere uitwerking uit te breiden. In deze uitgave is daarom de oorspronkelijke tekst met een aantal nieuwe onderwerpen en extra toelichting aangevuld. De nieuwe tekst is weergegeven in blauw. Pensioenfondsen hebben, in vergelijking met het door de Pensioenfederatie aangegeven ambitieniveau, over 2011 en 2012 voortvarend1 over de uitvoeringskosten gerapporteerd in de jaarverslagen. Verbeteringen ten aanzien van het kwalitatieve gedeelte zijn zeker nog mogelijk. In de afgelopen periode is door de Pensioenfederatie bij belanghebbenden getoetst wat de ervaringen met de Nadere uitwerking zijn geweest bij het opstellen van de jaarverslagen over 2011 en 2012. Op basis van deze inven tarisatie is besloten een aantal kostensoorten verder uit te werken in deze uitgave. Teneinde te voorkomen dat meerdere brochures geraadpleegd dienen te worden zijn de aanvul1 Op basis van onderzoek door Laning, Langendijk en Grobbe blijkt dat aanzienlijk meer pensioenfondsen de kosten conform de Aanbevelingen rapporteren dan het voor 2011 gestelde ambitieniveau. In de jaarverslagen 2012 is over weer een groter deel kostentransparantie gegeven.
6
lingen toegevoegd aan de tekst van de Nadere uitwerking. Ook nieuwe ontwikkelingen zijn verwerkt in deze versie. Primair is het bestuur van het pensioenfonds verantwoordelijk voor de kosten van het vermogensbeheer en de rapportage hierover. Zij vragen de uitvoeringsorganisatie en/of vermogensbeheerder naar de relevante gegevens, zowel ten behoeve van beleidsmatige beslissingen als voor het jaarverslag. De wijze waarop de kosten worden gepresenteerd in een jaarverslag, jaarrekening of een andere uitingsvorm, is aan het bestuur van het pensioenfonds met inachtneming van relevante verslaggevingsregels. De komende jaren zal binnen de pensioensector aandacht voor kostentransparantie blijven bestaan. Het rapporteren van de kosten door alle pensioenfondsen overeenkomstig de Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011 zal enige jaren in beslag nemen. Jaarlijks zal een evaluatie van de rapportages over de kosten vermogensbeheer plaatsvinden en indien noodzakelijk verdere aanscherping van definities.
Ideeën en suggesties
Zoals uit deze publicatie duidelijk wordt, is de pensioensector voortdurend bezig de Aanbevelingen Uitvoeringskosten verder te specificeren. Als u als gebruiker van de Aanbevelingen suggesties voor verbetering heeft, kunt u deze kenbaar maken bij de Pensioenfederatie via
[email protected].
7
8
1
Comply or explain
9
Het rapporteren van de kosten op een gedetailleerd niveau is complex. Binnen de sector is sprake van een variëteit van grote tot kleine uitvoeringsorganisaties en pensioenfondsen. Deze Nadere uitwerking is opgesteld met als doel de gehele pensioensector in staat te stellen de uitvoeringskosten transparant en op vergelijkbare wijze te rapporteren. Teneinde het inzicht in de beleggingskosten te verkrijgen zal vooralsnog bij enkele kostensoorten en kostencategorieën in meer of mindere mate moeten worden gewerkt met schattingen, die in deze Nadere uitwerking op een aantal plaatsen zijn benoemd. Dit geldt met name voor het bepalen van de transactiekosten bij onder andere de vastrentende waarden maar ook voor kosten van onderliggende managers bij beleggingscategorieën zoals private equity en hedge fondsen. In de komende jaren kan worden volstaan met het hanteren van een schatting, indien de noodzakelijke informatie nog niet bij het bestuur van het pensioenfonds wordt verkregen van de betreffende vermogensbeheerder. In de komende periode moeten naar de mening van de Pensioenfederatie met de betreffende vermogensbeheerders echter gesprekken opgestart worden teneinde op redelijke termijn wel alle kosten gerapporteerd te krijgen. De Pensioenfederatie beveelt aan dat pensioenfondsen de kosten overeenkomstig de aanbevelingen transparant rapporteren door middel van één of meer overzichten met daarbij een (korte) toelichting van de gehanteerde grondslagen. Wanneer het inzicht in de kosten nog niet volledig is of omwille van bijvoorbeeld contractuele bepalingen (nog) niet mogelijk, wordt verzocht een schatting van de kosten alsmede een toelichting in het verslag met betrekking tot de kosten op te nemen. In dat geval moet dan tevens zichtbaar worden gemaakt welk deel van de kosten geschat is en welk deel gemeten.
10
Enkele voorbeelden van toelichtingen op schattingen.
Voorbeeld 1 Bij beleggingen in private equity met een marktwaarde van EUR 500 mln. zijn de kosten van de onderliggende managers niet beschikbaar. Voor de kosten is de standaard fee ad. 1,5% van de Pensioenfederatie gebruikt hetgeen leidt tot EUR 7,5 mln. management fee onderliggende managers. Voorbeeld 2 De kosten vermogensbeheer bedragen EUR 14 mln. die voor 30% bestaan uit kosten die zijn gefactureerd en voor 70% gebaseerd op schattingen overeenkomstig gehanteerde modellen.
Kostentransparantie zoals hier uitgewerkt, heeft een andere insteek dan kostenverantwoording in de jaarrekening. In het bestuursverslag geldt het principe: “waar je opbrengsten hebt, saldeer je niet”. In jaarrekeningen mogen volgens Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 610 bepaalde kosten worden verrekend met opbrengsten, terwijl dit hier niet het geval is. In het bestuursverslag moet worden vermeld wat de impact is van salderingen, zodat de relatie duidelijk is met de kosten die blijken uit de jaarrekening.
11
12
2
Diversen
13
GENERIEKE
UITGANGSPUNTEN
Bij het opstellen van de Aanbevelingen en de Nadere uitwerking is uitgegaan van een aantal generieke uitgangspunten. Bij specifieke onderwerpen die niet beschreven zijn, kan de lezer zelf een keuze maken gebaseerd op onderstaande uitgangspunten.
2.1 GEEN SALDERING OPBRENGSTEN MET KOSTEN Bij het transparant maken van kosten is het noodzakelijk dat kosten niet worden gesaldeerd met opbrengsten. Een van de fundamentele uitgangspunten is dat de kosten separaat gerapporteerd moeten worden. Hieronder twee voorbeelden:
itvoeringsorganisatie vormt een deelneming van U het pensioenfonds Binnen Nederland is in een aantal gevallen het pensioenfonds aandeelhouder van de uitvoeringsorganisatie. Door deze verhouding kan het pensioenfonds derhalve dividend ontvangen van de uitvoeringsorganisatie. Deze opbrengsten worden echter niet gesaldeerd met de uitvoeringskosten die door de uitvoeringsorganisatie bij het pensioenfonds in rekening worden gebracht. Securities lending inkomsten met bewaarloon In geval van securities lending activiteiten is het niet ongebruikelijk de opbrengst die ontvangen wordt uit hoofde van securities lening direct in mindering te brengen van het bewaarloon. Conform het uitgangspunt “niet salderen” dienen de inkomsten uit hoofde van securities lending te worden aangemerkt als opbrengsten en het bewaarloon geheel gerapporteerd te worden als kosten vermogens beheer.
14
2.2 SCHATTEN VAN DE TOTALE KOSTEN Het rapporteren van de kosten op een gedetailleerd niveau is complex. Binnen de sector is sprake van een variëteit van grote tot kleine uitvoeringsorganisaties en pensioenfondsen. De AFM 2 heeft gesteld dat met name de kleinere pensioenfondsen onvoldoende zicht hebben op de daadwerkelijke beleggingskosten omdat vermogensbeheerders en externe managers kosten onzichtbaar verrekenen in netto rende menten. De Pensioenfederatie beveelt aan dat pensioenfondsen de kosten overeenkomstig de Aanbevelingen transparant rapporteren met daarbij een toelichting van de gehanteerde grondslagen. Wanneer het inzicht in de kosten nog niet volledig is of omwille van bijvoorbeeld contractuele bepalingen (nog) niet mogelijk, wordt een schatting van de kosten alsmede een toelichting in het verslag3 met betrekking tot de kosten opgenomen. In dat geval wordt aanbevolen aan te geven welk deel van de kosten met forfaitaire opslagen of percentages is geschat en van welk deel de werkelijke kosten bekend zijn, bijvoorbeeld op basis van een overeenkomst.
2.3 GEEN LIMITATIEVE OPSOMMING In de tot nu toe verschenen Aanbevelingen is niet aan alle beleggingscategorieën specifiek aandacht besteed. In de praktijk bestaan nog talloze varianten, maar ook andere (nieuwe) beleggingscategorieën, die hier niet verder zijn
2 Publicatie AFM april 2011 Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht. 3 Pensioenfondsen wordt verzocht in het jaarlijkse Bestuursverslag aandacht te besteden aan kostentransparantie overeenkomstig deze aanbevelingen. Het staat besturen vrij daarnaast op andere wijze, bijvoorbeeld via hun website, gedetailleerder inzicht te geven.
15
uitgewerkt. Indien twijfels bestaan over de reikwijdte van de kosten kan wellicht de volgende vraag worden gesteld.
“Wat zijn de totale kosten (direct en indirect) voor het pensioenfonds om te kunnen beleggen in de betreffende beleggingscategorie?”4
2.4 GEBRUIK MAKEN VAN BESTAANDE RAPPORTAGESTANDAARDEN In de afgelopen jaren zijn, mede door toenemende allocatie naar alternatieve beleggingen, organisaties ontstaan die o.a. rapportagestandaarden voor de desbetreffende beleggingscategorie hebben vastgesteld. Hier wordt zoveel als mogelijk gebruik van gemaakt waarmee wordt voorkomen dat aanvullende nieuwe rapportages moeten worden opgeleverd.5 Vanaf boekjaar 2012 dienen pensioenfondsen ook in de FTK-staten gedetailleerde aandacht te schenken aan uitvoeringskosten. In jaarstaat J402 dienen per beleggingscategorie algemene kosten, prestatieafhankelijke vergoedingen en transactiekosten te worden gerapporteerd. De opzet van J402 is weergegeven in bijlage 4. DNB hanteert hierbij dezelfde definities als in de Aanbevelingen zijn vastgelegd.
2.5 PRAKTISCH UITVOERBAAR Ten slotte is één van de uitgangspunten dat de aanwijzingen praktisch uitvoerbaar moeten zijn. Dit betekent dat zoveel mogelijk eenvoudige modellen gehanteerd worden
4 Een andere vraag zou kunnen zijn: “wie verdient er aan het pensioenfonds bij het beleggen in de betreffende beleggingscategorie”. 5 Indien de huidige rapportagestandaard nog niet alle relevante informatie bevat, zal in overleg worden getreden met de betreffende organisatie met als doel de rapportage dusdanig aan te passen zodat alle informatie over vermogensbeheerkosten alsmede transactiekosten beschikbaar is.
16
voor het berekenen van de (geschatte) kosten. Een goede benadering is voldoende. Een arbeidsintensieve berekening op basis van een complex model is voor het verkrijgen van inzicht in de uitvoeringskosten niet noodzakelijk.
ALGEMENE KOSTEN PENSIOENFONDS 2.6 ALGEMENE KOSTEN Kosten bestuur en commissies Binnen een pensioenfonds is sprake van verschillende organen en commissies die betrokken zijn bij het besturen van het pensioenfonds. Zo is naast het Pensioenfondsbestuur vaak sprake van een auditcommissie, een verantwoordingsorgaan en een Beleggingscommissie. De vacatiegelden alsmede de kosten van externe commissieleden (externe adviseurs) worden als Bestuurskosten gerapporteerd. Kosten bestuursbureau Indien sprake is van een bestuursbureau, worden hiervoor kosten gemaakt. Onder kosten bestuursbureau worden naast de personeelskosten eveneens aangemerkt de kosten van huisvesting, automatisering en administratie etc.. Wanneer het bestuursbureau (van een OPF) gebruik maakt van huisvesting en faciliteiten van het bedrijf dienen de kosten hiervan geschat en meegenomen te worden. Kosten externe adviseurs Ter ondersteuning van beleid worden diverse specialisten ingehuurd of wordt de dienst als onderdeel van de SLA geleverd door de uitvoeringsorganisatie. Deze kosten worden gezien als algemene kosten van het pensioenfonds omdat vaak geen splitsing te maken is tussen de kosten pensioenbeheer en kosten vermogensbeheer.
17
Kosten toezichthouders Door de pensioenfondsen dienen, o.a. afhankelijk van de omvang van het betreffende pensioenfonds, bijdrage betaald te worden inzake toezichtkosten. Zowel De Nederlandsche Bank (DNB) alsmede de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ontvangt een vergoeding voor het uitoefenen van het toezicht.
2.7 VERDELING VAN DE ALGEMENE KOSTEN OVER PENSIOENBEHEER EN VERMOGENSBEHEER Algemene kosten zijn vaak moeilijk toe te rekenen aan vermogensbeheer of pensioenbeheer. De totale kosten van het bestuur, bestuursbureau, adviseurs en toezichthouders worden naar rato toegerekend aan kosten pensioenbeheer en kosten vermogensbeheer. De verdeling kan, gezien de vaak beperkte omvang van deze kosten ten opzichte van de totale kosten, met behulp van eenvoudige verdeelsleutels plaatsvinden. Indien bijvoorbeeld de verhouding pensioenbeheerskosten : vermogensbeheer 1:4 is, kan deze zelfde verhouding worden toegepast bij de verdeling van deze categorie kosten. Bijvoorbeeld: • Algemene kosten: 10 miljoen • Pensioenbeheer: 50 miljoen • Vermogensbeheer: 200 miljoen De algemene kosten worden verdeeld 1:4, dus 2 mln naar pensioenbeheer (wordt 52 mln) en 8 mln naar vermogens beheer (wordt 208 mln).
18
KOSTEN PENSIOENBEHEER 2.8 INTEGRALE KOSTEN IN DE ADMINISTRATIE De kosten van het voeren van de pensioenadministratie worden in de regel vastgelegd in de financiële administratie en kunnen dan ook in de jaarrekening als zodanig worden gerapporteerd. Alleen bij volledig herverzekerde fondsen kan dit anders zijn (zie hoofdstuk 10.6). In de regel is geen sprake van saldering van kosten met opbrengsten.
2.9 INVESTERINGEN IN PENSIOENREGELING De kosten van pensioenbeheer kunnen sterk worden beïnvloed door o.a. (noodzakelijke) investeringen in de systemen. Door nieuwe wetgeving, het vereenvoudigen of verhogen van de complexiteit van de pensioenregeling, is het wellicht noodzakelijk dat systeemaanpassingen worden doorgevoerd. Deze investeringen kunnen aanzienlijke invloed hebben op de kosten per deelnemer. Het advies is deze, vaak éénmalige, kosten toe te lichten in het verslag. Deze toelichting kan bestaan uit het vermelden van de reden van investering, alsmede een vooruitzicht ten aanzien van de ontwikkeling van de kosten in de komende jaren als gevolg van de desbetreffende investering. Deze kosten kunnen volgens algemene verslaggevingsbepalingen (BW2 en RJ) geactiveerd worden en over meerdere jaren aan het resultaat worden toegerekend.
2.10 KOSTEN PER DEELNEMER, GEPENSIONEERDE EN SLAPER In de Aanbevelingen is aangegeven dat de kosten van pensioenbeheer berekend dienen te worden op basis van het
19
aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Bewust is hier gekozen voor het achterwege laten van het meenemen van de slapers. De onderlinge vergelijkbaarheid van kosten verandert niet door de slapers buiten beschouwing te laten. En volledig meetellen van de slapers geeft een vertekend beeld van de kosten. Daarom is gekozen voor een simpele definitie van het aantal deelnemers. Binnen de pensioenfondsenpopulatie is echter sprake van pensioenfondsen met een relatief hoog aandeel slapers. In dit geval is het mogelijk om naast de definitie van de Pensioenfederatie eveneens de berekening op te nemen waarbij wel rekening wordt gehouden met de slapers. Aanbevolen wordt dit in het verslag toe te lichten.
20
3
Vermogensbeheerstructuren
21
Pensioenfondsen kunnen in verschillende vormen de beleggingen (laten) verrichten. De wijze waarop dit geschiedt heeft direct gevolgen voor de kostensoorten die in een bepaalde situatie kunnen voorkomen. In figuur 1 is een aantal situaties opgenomen waarbij sprake is van verschillende relaties tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder.
PENSIOENFONDS FIDUCIAIR BEHEER FIDUCIAIR MANAGER
FIDUCIAIR MANAGER
FIDUCIAIR MANAGER
EXTERNE MANAGER
EXTERNE MANAGER
EXTERNE MANAGER
FUND OF FUNDS
FIDUCIAIR MANAGER
EXTERN BEHEER FIDUCIAIR MANAGER
FIDUCIAIR MANAGER
INDIRECTE BELEGGING (FONDSBELEGGING) FUND OF FUNDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
INTERN BEHEER
INDIRECTE BELEGGING (FUND OF FUNDS) EXTERNE MANAGER
EXTERNE MANAGER
EXTERNE MANAGER
FUND OF FUNDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
FUND OF FUNDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
INDIRECTE BELEGGING INDIEN VIA ANDERE ENTITEIT VANUIT EEN JURIDISCH/FISCALE STRUCTURERING
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSFONDS
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSENTITEIT
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
BELEGGINSTITELS
Figuur 1 – Varianten in structurering (vermogensbeheer is veelal een combinatie van varianten)
Een pensioenfonds kan de beleggingsportefeuille intern beheren (rechterblok figuur 1). Binnen intern beheer kan het fonds kiezen voor direct beleggen in beleggingstitels of voor indirect via beleggingsfondsen. Een aparte categorie vormt de fund-of-funds, beleggingsfondsen die doorbeleggen in andere beleggingsfondsen. De kosten vermogensbeheer bestaan uit salarissen, automatiseringskosten, datavendorkosten, huisvestingskosten etc. van het pensioenfonds zelf, maar ook de kosten van de fund-of-funds en beleggingsfondsen.
22
Extern beheer betekent dat een pensioenfonds gebruik maakt van externe managers voor het beheren van beleggingsportefeuilles. De externe manager kan op naam van het pensioenfonds direct beleggingstitels aanhouden, maar ook posities hebben in door hem geselecteerde beleggingsfondsen. De kosten vermogensbeheer bestaan dan naast de hierboven genoemde kosten eveneens uit de kosten die betaald worden aan de externe managers. Een pensioenfonds kan zijn vermogensbeheer ook uitbesteden aan een fiduciair manager (linkerblok). De fiduciair manager neemt een aantal vermogensbeheertaken op zich, zoals selectie en monitoring van externe managers. Naast de bij extern beheer genoemde kosten worden eveneens de kosten van de fiduciair manager als kosten vermogensbeheer aangemerkt. Naast de hierboven genoemde relaties bestaan wellicht nog tussenvormen.
23
24
4
Kosten van vermogensbeheer
25
4.1 KOSTENSOORTEN In de Aanbevelingen Uitvoeringskosten 2011 worden de volgende kostensoorten onderscheiden: • vaste beheerkosten van beleggingen; • prestatieafhankelijke vergoedingen; • kosten bewaarloon; • belastingen; • overige kosten.
4.2 VASTE BEHEERKOSTEN VAN BELEGGINGEN 4.2.1 Inleiding De vaste beheerkosten voor de beleggingen kunnen bestaan uit kosten fiduciair beheer en uit kosten van portefeuillebeheer of een combinatie van beide. Van belang is goed kennis te nemen van het contract tussen het pensioenfonds en de uitvoeringsorganisatie(s) met als doel uiteindelijk de kosten over een volledig verslagjaar op te nemen in de kosten van vermogensbeheer. De beheerkosten van beleggingen zijn veelal goed te schatten, omdat in de regel de kosten gebaseerd zijn op een beheerfee-percentage van het geschat beheerd vermogen. Gezien de diversiteit aan contracten is het wel van belang inzicht te hebben in de wijze waarop het beheer van het volledige vermogen plaatsvindt (intern, uitvoeringsorganisatie, onderliggende manager betrokken).
26
4.2.2 Kosten fiduciair beheer De fiduciair manager kan vergoedingen ontvangen voor: • monitoring en management (externe) vermogensbeheerders; • treasury en overlaymanagement; • risicomanagement; • advisering op het gebied van Asset en Liability Management etc.; • kosten van de administratie. De wijze waarop de beheerfee wordt berekend kan verschillen, namelijk: • een vaste beheerfee ongeacht de omvang van het beheerd vermogen; • een fee per transactie (is niet gelijk aan transactiekosten); • een fee op basis van het beheerd vermogen. In het contract is een vaste beheervergoeding voor vermogensbeheer afgesproken, waarbij vaak is inbegrepen de vergoeding voor het voeren van de beleggingsadministratie. Deze afgesproken fee dient dan als kosten beheerfee voor het betreffende verslagjaar gerapporteerd te worden. 6 Ook kunnen kosten per transactie in rekening worden gebracht voor bijvoorbeeld overlaymanagement. Van belang is per balansdatum voor alle transacties een fee op te nemen. Daarnaast kan sprake zijn van een variabele fee die gebaseerd is op het gemiddeld beheerd vermogen van de desbetreffende beleggingscategorie. Bij het berekenen van de kosten kan indien nodig uitgegaan worden van het geschat 7
6 I n geval het pensioenfonds geen beheerfee aan de uitvoeringsorganisatie verantwoordt maar vanwege 100% dochtersituatie, de daadwerkelijke kosten van de uitvoeringsorganisatie in haar resultatenrekening opneemt, dienen de kosten aangemerkt te worden als kosten uit hoofde van fiduciair beheer, zonder dat de in de beheerfee opgenomen winstopslag wordt “weggeconsolideerd”. Kosten die echter specifiek worden benoemd zoals kosten bewaarloon, acquisitiekosten, dienen onder die noemer te worden verantwoord. 7 Op basis van opgave van het bewaarbedrijf of op basis van in eigen beheer gevoerde beleggingsadministratie.
27
gemiddeld beheerd vermogen over het verslagjaar, bijvoorbeeld als de definitieve afrekening nog niet is ontvangen. Door een vermogensbeheerder (maar ook uitvoeringsorganisaties) kunnen per cliënt, afhankelijk van omvang, voor eenzelfde beleggingscategorie verschillende fee-percentages in rekening worden gebracht. Met andere woorden: kortingen kunnen worden gegeven. Deze verstrekte korting behoeft niet apart zichtbaar gemaakt te worden.
4.2.3 Kosten van portefeuillebeheer Portefeuillebeheer kan zowel door het pensioenfonds zelf (intern beheer 8) als door een uitvoeringsorganisatie (extern beheer) worden uitgevoerd. Het pensioenfonds betaalt een beheerfee voor het portefeuillemanagement. Op basis van het contract dient nagegaan te worden welke kosten in rekening worden gebracht aan het pensioenfonds en welke kosten direct in mindering zijn gebracht van de beleggingsopbrengsten. Beide componenten dienen als kosten vermogensbeheer te worden gerapporteerd. Intern beheer Indien sprake is van intern beheer dienen deze kosten op totaalniveau te worden gerapporteerd. Extern beheer In de regel wordt vermogensbeheer uitgevoerd door een uitvoeringsorganisatie waarbij de vergoeding (percentage), afhankelijk van de beleggingscategorie, is gebaseerd op de omvang van het beheerd vermogen. Ultimo verslagjaar zullen met behulp van schattingen de kosten voor het volledige verslagjaar moeten worden voorzien. 8 V olgens de definities van CEM is sprake van intern beheer indien de (individuele) beleggingsbeslissing wordt genomen door het pensioenfonds. 9 Bij de verschillende beleggingscategorieën worden hier andere termen voor gebruikt; zo spreekt men bij private equity over “carried interest”.
28
Uitvoeringsorganisaties kunnen een gedeelte van het in beheer gegeven vermogen uitbesteden aan derde vermogensbeheerders. Van belang is deze kosten ook te rapporteren als uitvoeringskosten vermogensbeheer. Voor de specifieke beleggingscategorieën als hedge fondsen, private equity, onroerend goed en infrastructuur wordt verwezen naar de laatste paragrafen van dit hoofdstuk.
4.3 PRESTATIEAFHANKELIJKE VERGOEDINGEN 4.3.1 Inleiding Bij actieve beleggingsstrategieën, maar ook bij specifieke beleggingscategorieën kan sprake zijn van prestatievergoedingen. Kenmerk van prestatievergoedingen is dat vanwege een bijzondere prestatie de vermogensbeheerder een extra vergoeding ontvangt. Met de keuze voor een actieve beleggingsstrategie wordt in principe een hoger rendement beoogd. Door de meeropbrengsten te vergelijken met het prestatie-afhankelijke aandeel in de winst, kan een pensioenfonds nagaan of de actieve strategie een juiste keuze is geweest. De beoordeling vindt in de regel plaats over een meerjarige periode. Tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder worden specifieke afspraken gemaakt die contractueel worden vastgelegd. Teneinde de kosten adequaat te kunnen berekenen is het noodzakelijk kennis te nemen van de contractuele bepalingen met hierin opgenomen de looptijd, de “benchmark” alsmede de berekeningswijze. Prestatievergoedingen komen in principe bij alle verschillende beleggingscategorieën voor.9 De wijze waarop de berekeningen plaatsvinden, varieert in complexiteit onder
29
andere vanwege langdurige looptijden maar ook per beleggingscategorie. De complexiteit neemt toe vanwege het feit dat beleggingen direct en indirect plaatsvinden waarbij met name bij indirecte beleggingen het lastig is het benodigde inzicht in de prestatievergoedingen te krijgen. Prestatievergoedingen kunnen grote schommelingen vertonen, met name als er hoge rendementen worden gerealiseerd. Dit kan leiden tot complexe communicatie omdat deze hoge kosten gezien moeten worden in combinatie met het rendement.
4.3.2 Prestaties Tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder kunnen op verschillende wijzen afspraken gemaakt worden. Vaak zijn deze afspraken ook gerelateerd aan verschillende soorten beleggingscategorieën. Enkele voorbeelden zijn: •
•
•
b enchmark > bij met name de liquide beleggingscategorieën zoals aandelen en vastrentende waarden wordt als referentie een openbare en onafhankelijk berekende benchmark gekozen. Indien de vermogensbeheerder na een periode van bijvoorbeeld 3 jaar beter presteert dan de benchmark, wordt de prestatievergoeding uitgekeerd; high watermark > bij het bepalen van de prestatievergoeding wordt pas een prestatievergoeding verstrekt indien eerdere underperformance is goedgemaakt; hurdle rate > bij het bepalen van het extra rendement dient een, in de regel absolute waarde, tenminste geëvenaard te worden wil er sprake zijn van een prestatievergoeding. Pas na overschrijving van deze waarde is sprake van een prestatievergoeding.
30
4.3.3 Toerekenen van prestatievergoedingen aan het verslagjaar Prestatieafhankelijke vergoedingen hebben in de regel een looptijd langer dan één jaar waarbij zelfs een periode van 6 jaar of langer 10 geen uitzondering is. Pas na deze periode kan de definitieve omvang van de prestatievergoeding worden bepaald. Gedurende de looptijd dienen op rapportagemomenten reserveringen gemaakt te worden voor de tot dat moment toe te rekenen prestatievergoeding. Indien een extra rendement in een verslagjaar is behaald, dienen de prestatievergoedingen hieraan toegerekend te worden (matchingprincipe). Afhankelijk van de contractuele bepalingen en de beleggingsprestaties, kan een verantwoorde verplichting in latere perioden weer vervallen. Gedurende deze (langdurige) periode kan het zijn dat in jaar één sprake is van een (eventueel op termijn) verschuldigde prestatievergoeding tegenover jaar twee het verminderen daarvan of zelfs een “terug te ontvangen” vergoeding van de desbetreffende manager. Voor het bepalen van de reservering van de kosten, wordt aanbevolen er van uit te gaan alsof het contract aan het eind van het verslagjaar wordt afgewikkeld. Inherent aan prestatievergoedingen is dat de omvang van de reservering gedurende deze looptijd kan variëren van nihil 11 tot 15-25% van het behaalde extra rendement.
10 Dit is van toepassing bij niet-beursgenoteerde beleggingen in o.a. private equity, infrastructuur, onroerend goed en hedge fondsen. 11 Contracten kunnen ook boeteclausules bevatten indien niet voldaan wordt aan vooraf bepaalde prestaties.
31
4.4 KOSTEN BEWAARLOON Individuele beursgenoteerde beleggingstitels worden in bewaring gegeven bij een bewaarbedrijf. Voor het in bewaring geven van deze stukken wordt een vergoeding gevraagd. Deze vergoeding is afhankelijk van de aard van de in bewaring gegeven stukken. Zo wordt voor emerging markets beleggingstitels in de regel een hogere vergoeding gevraagd dan het in bewaring geven van aandelen genoteerd in ontwikkelde landen. De berekening vindt plaats op basis van de marktwaarde van de in bewaring gegeven stukken. De marktwaarde wordt vermenigvuldigd met een beheerpercentage (afhankelijk van de aard van de belegging). Door het bewaarbedrijf kunnen additionele services worden uitgevoerd. Van belang is om aan de hand van het contract na te gaan welke services worden afgenomen teneinde de kosten hiervan te kunnen berekenen. Enkele voorbeelden van additionele services zijn: • verzorgen van cash-sweeps; 12 • verwerken van alle corporate actions bij liquide beleggingstitels; • compliance monitoring; • uitvoeren van de administratie; • indienen dividendclaims bij lokale overheden; • voorfinanciering van terug te vorderen bronbelastingen. De nota’s van de bewaarbedrijven worden periodiek opgesteld. Aan de hand van het contract met het desbetreffende bewaarbedrijf dient nagegaan te worden tegen welk percentage en met welke periodiciteit kosten bewaarloon worden 12 Zorgdragen dat aan het eind van de werkdag saldi op lopende bankrekeningen naar een rentedragende rekening worden overgeboekt;
32
berekend. Voor de periode waar nog geen kosten voor zijn opgenomen in de administratie zal een schatting van de nota moeten worden gemaakt. Voor het verkrijgen van het totaalinzicht van de kosten dient als kosten bewaarloon het bruto bedrag gerapporteerd te worden, voor aftrek van eventuele opbrengsten uit securities lending.13
4.5 BELASTINGEN 4.5.1 Kostprijsverhogende belastingen Ook wel indirecte belastingen genoemd; dit zijn belastingen die in de prijs van een product of dienst zijn opgenomen en op deze manier door het afnemend pensioenfonds of beleggingsfonds worden betaald. Voorbeelden zijn de omzetbelasting (BTW) en de overdrachtsbelasting. Deze belastingen moeten meegenomen worden als kosten in de categorie waar deze belastingen op drukken, dus de BTW op vermogensbeheerkosten als vermogensbeheerkosten enzovoort. BTW komt met name aan de orde indien het fonds werkzaamheden uitbesteedt. Zo is sprake van een zogenaamde verleggingsregeling indien gebruik gemaakt wordt van diensten door dienstverleners in het buitenland. Een pen sioenfonds kan door middel van aftrek een gedeelte van de betaalde BTW terugkrijgen in geval het als pensioenfonds met BTW belaste activiteiten uitvoert. Het pensioenfonds mag dan een deel van de BTW dat evenredig is aan de belaste omzet ten opzichte van de totale omzet in aftrek brengen. De overdrachtsbelasting bij directe transacties in onroerend goed is een onderdeel van de transactiekosten. 13 Beursgenoteerde stukken belegd in een beleggingsfonds of op naam van het desbetreffende pensioenfonds kunnen tegen een vergoeding door het bewaarbedrijf aan derden worden uitgeleend. De hiervoor ontvangen vergoeding wordt als beleggingsopbrengsten gerapporteerd.
33
4.5.2 Belastingen op rendement Deze belastingen worden geheven op het beleggingsrendement van pensioenfondsen of beleggingsfondsen. Dit betreft veelal buitenlandse belastingen, en kan omvatten bronbelastingen op dividend en rente (heffing op direct rendement) en heffingen op gerealiseerde boekwinsten (capital gains tax). In diverse Nederlandse belastingverdragen met andere landen zijn deze heffingen voor pensioenfondsen en in mindere mate voor beleggingsfondsen beperkt. Omdat dit geen kostprijsverhogende heffingen zijn, dienen deze belastingen niet als kosten meegeteld te worden. Vergelijk het met vennootschapsbelasting, deze wordt door bedrijven gewoonlijk ook niet als kosten gerapporteerd.
4.6 OVERIGE KOSTEN 4.6.1 Administratiekosten van vermogensbeheer Het voeren van de administratie van de beleggingen kan door pensioenfondsen en/of vermogensbeheerders zijn uitbesteed aan daarvoor gespecialiseerde bedrijven. Op basis van het afgesloten contract dient nagegaan te worden of de gehele vergoeding in het verslagjaar is opgenomen. De wijze waarop de vergoeding wordt berekend kan verschillen. Enerzijds kan sprake zijn van een vaste vergoeding. Anderzijds kan op basis van activiteiten de fee worden berekend. Ook een combinatie van beide is mogelijk. De administratiekosten worden als “overige kosten” gerapporteerd. Bij o.a. hedge fondsen wordt gebruik gemaakt van externe gespecialiseerde administratiekantoren. Deze kosten worden eveneens aangemerkt als administratiekosten (zie ook hedge fondsen).
4.6.2 Accountants- en advieskosten Beleggingen kunnen plaatsvinden via een beleggingsfonds. Ook kunnen (gedeeltes van) administraties zijn uitbesteed.
34
Omwille van de betrouwbaarheid van de desbetreffende deeladministratie, worden de jaarrekeningen en/of administratie gecontroleerd door een externe accountant. De kosten die hiervoor worden gemaakt, worden gerapporteerd onder de “overige kosten”. Hier worden derhalve niet de controlekosten van het pensioenfonds gerapporteerd, maar de controlekosten van de beleggingen.
4.6.3 Taxatiekosten Vanwege wet- en regelgeving dienen beleggingsobjecten die niet worden verhandeld aan een gereguleerde beurs, ook gewaardeerd te worden tegen de actuele waarde. De kosten die hiervoor door taxateurs worden gemaakt worden ten laste van de fondsen gebracht. In de regel geldt dit voor beleggingen in onroerend goed en infrastructuur.
35
36
5
Alternatieve beleggingen
37
5.1 INLEIDING De pensioenfondsen zijn de afgelopen jaren meer dan voorheen gaan beleggen in alternatieve beleggingscategorieën. Een belangrijke reden hiervoor is zorgdragen voor risicospreiding (lage correlatie met vastrentende waarden en aandelen). De beleggingscategorieën waarin belegd wordt, worden ook wel private investeringen genoemd en zijn vanwege de verschillende juridische structuren waarin zij voorkomen complex. Ook het onderscheid tussen de verschillende strategieën van bijvoorbeeld private equity en hedge fondsen is niet altijd eenduidig en kunnen ook per regio verschillen.14 Kosten van vermogensbeheer voor deze alternatieve beleggingscategorieën zijn gemiddeld hoger in vergelijking met traditionele beleggingscategorieën zoals aandelen en vastrentende waarden. Ook door de verschillende juridische entiteiten is het verkrijgen van inzicht in alle kosten van vermogensbeheer lastig en dienen zo nodig (vooralsnog) schattingen voor deze kosten gemaakt te worden. Voor het rapporteren van de kosten vermogensbeheer dient de gehele (juridische) structuur beoordeeld te worden. Doelstelling is die kosten te rapporteren tot het niveau waar de beleggingen op regelniveau worden verantwoord. Getracht is met behulp van overzichten aan te geven hoe de beleggingscategorieën vastgoed, infrastructuur, private equity en hedge fondsen in de regel zijn opgezet. In de praktijk bestaan nog talloze varianten, maar ook andere (nieuwe) beleggingscategorieën, die hier niet verder zijn uitgewerkt. Indien twijfels bestaan over de reikwijdte van de kosten, kan wellicht de volgende vraag worden gesteld: 14 Met name in de Angelsaksische landen worden strategieën waarbij sprake is van derivaten, aangemerkt als hedgefondsen.
38
Wat zijn de totale kosten (direct en indirect) voor “ het pensioenfonds om te kunnen beleggen in de betreffende beleggingscategorie?” 11 In de volgende paragraaf zijn actuele ontwikkelingen (2013) op het gebied van wet- en regelgeving opgenomen. Vervolgens wordt stilgestaan bij de oprichtingskosten van fondsen voor alternatieve beleggingen. Voor enkele relevante beleggingscategorieën wordt toegelicht hoe de beleggingen in de regel worden gestructureerd. Vanuit vermogensbeheer zijn organisaties opgericht die per specifieke beleggingscategorie standaarden hebben ontwikkeld voor bijvoorbeeld rapportages. Hier wordt aandacht aan besteed. Ten slotte zijn standaard kostenniveaus voor de management fee opgenomen indien adequate informatie (vooralsnog) niet is verkregen. Onder het hoofdstuk “Transactiekosten” worden nog de specifieke kostensoorten bij beleggingen per alternatieve belegging toegelicht. In eerste instantie worden vastgoed en infrastructuur toegelicht, gevolgd door private equity. Ten slotte wordt een toelichting gegeven op hedge fondsen.
5.2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WET- EN REGELGEVING M.B.T. ALTERNATIEVE BELEGGINGEN 5.2.1 Resultaten DNB onderzoeken innovatieve beleggingen In het afgelopen jaar hebben de alternatieve beleggings categorieën in de schijnwerpers gestaan. Zo heeft DNB op 22 juni 2012 haar onderzoeksresultaten naar aanleiding van een thematisch toezicht naar deze categorie gepubliceerd. Ten aanzien van de kosten van deze beleggingscategorieën is het volgende opgemerkt door DNB:
39
De categorie biedt veel diversificatievoordelen en “ vermoedelijk hoger rendement gepaard gaand met een grote mate van complexiteit en hogere beheerskosten alsmede een gebrek aan liquide en transparante marktprijzen. Een van de aandachtspunten is dat de kostenstructuur niet altijd in verhouding staat tot de toegevoegde waarde van de beleggingscategorie. Dit kan leiden tot een overschatting van diversificatievoordelen en een onderschatting van de beheerskosten.” Van belang is dus volledige transparantie van de kosten en vervolgens een relatie leggen met het rendement.
5.2.2 Alternative Investment Fund Managers Directive (AIFMD) De AIFMD heeft als doel meer transparantie richting investeerders en toezichthouders én een versterking van de financiële stabiliteit. Veranderingen als gevolg van AIFMD hebben betrekking op beleggingsfondsen die geen UCITS 15 zijn. Dus ook voor vastgoed, hedge fondsen, private equity beleggingen en overige institutionele fondsen. Eisen waaraan de beheerders van deze beleggingscategorieën moeten voldoen hebben betrekking op risico- en liquiditeitsmanagement, administratieve organisatie, waardering, beloningsbeleid en gedragsvereisten. Daarnaast moet op fondsniveau een onafhankelijke bewaarder (van de beheerder) worden aangesteld die verantwoordelijk is voor toezichtstaken als cash monitoring, bewaring van het vermogen en daarnaast bepaalde toezichtstaken (“oversight functies”) heeft ten aanzien van door de beheerder gevoerde procedures / processen. Naast de tot op heden gerapporteerde kosten betekent dit mogelijk een extra kostenpost. Hierbij valt te denken aan toezichtskosten die gemaakt worden door de bewaarder. 15 UCIT: Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities
40
5.3 OPZETTEN VAN FONDSEN TEN BEHOEVE VAN ALTERNATIEVE BELEGGINGEN (OPRICHTINGSKOSTEN) Teneinde te kunnen beleggen in de minder liquide alternatieve beleggingen worden door general partners speciale fondsen opgericht waarin de desbetreffende beleggingen worden ingebracht. Bij het opzetten van deze fondsen zijn adviseurs zoals accountants, juridische adviseurs, taxateurs en fiscalisten betrokken. Afhankelijk van van toepassing zijnde verslagleggingsregels, worden deze kosten in één keer dan wel gedurende een bepaalde periode ten laste van het resultaat gebracht. Deze kosten dienen als oprichtingskosten van de betreffende beleggingscategorie te worden aangemerkt.
5.4 VASTGOED EN INFRASTRUCTUUR 5.4.1 Verschillende manieren van beleggen in vastgoed en infrastructuur Beleggingen in vastgoed en infrastructuur (verder: vastgoed tenzij anders) kunnen op verschillende manieren plaatsvinden. Een vermogensbeheerder/pensioenfonds kan beleggen: • via een aan de beurs genoteerd aandeel (pensioenfonds A, B); • door deel te nemen in een (indirect) partnership (pensioenfondsen C, D); • direct in eigen beheer een project ontwikkelen en in exploitatie nemen (pensioenfonds E) waarbij gebruik gemaakt kan worden van een manager voor het verrichten van onderhoud etc. De kostensoorten van vermogensbeheer komen in principe bij de drie hierboven genoemde verschijningsvormen voor. Zo zijn bijvoorbeeld bij een direct aan de beurs genoteerde
41
belegging de managementkosten geïntegreerd in de beurskoers.
PENSIOENFONDS A
1
PENSIOENFONDS B
PENSIOENFONDS C
PENSIOENFONDS D
VERMOGENSBEHEERDER B
VERMOGENSBEHEERDER C
VERMOGENSBEHEERDER D
BELEGGING IN VASTGOED ENTITEIT
3
RE MGR.
RE MGR.
RE MGR.
2
PENSIOENFONDS E
BELEGGING IN VASTGOED
= Beleggingen in beursgenoteerd vastgoed = Individuele beleggingen in ontwikkeling en exploitatie
Figuur 2
5.4.2 Directe of indirecte belegging Directe belegging Indien sprake is van een directe belegging, is een pensioenfonds direct verantwoordelijk voor het operationele management van die belegging en het in exploitatie nemen ervan. De uitgaven bestaan dan o.a. uit aankoop van grond, kosten architecten, kosten voor de benodigde vergunningen en kosten van de verschillende bouw- en installatiebedrijven. Nadat een belegging in exploitatie is genomen, worden kosten betaald voor onderhoud en afschrijvingskosten voor o.a. installaties.
42
Al de hiervoor genoemde uitgaven worden niet aangemerkt als kosten vermogensbeheer. Indirecte belegging Pensioenfondsen en/of vermogensbeheerders kunnen via een (besloten) fonds/entiteit beleggen in onroerend goed en infrastructuur. Vaak is sprake van meerdere beleggers die op verschillende wijze beleggen in het desbetreffende fonds of juridische entiteit. Een belangrijk onderscheid met directe beleggingen is dat bij indirecte beleggingen pensioenfondsen niet direct betrokken zijn bij het dagelijks operationele management van de belegging. Het operationele management van de beleggingen wordt door de fondsmanager verricht en blijft bij het managementteam van de onderliggende onderneming (bijvoorbeeld bij infrastructuurbeleggingen). Het managen van de beleggingen wordt door de manager verricht waarvoor een management fee wordt betaald. Deze kosten dienen als kosten vermogensbeheer te worden gerapporteerd.
5.4.3 Definitie van de kosten vermogensbeheer m.b.t. vastgoed Van belang is om tot een eenduidige definitie van kosten te komen. Onderscheid dient gemaakt te worden tussen kosten voor ontwikkeling en exploitatie (property-management kosten) én kosten voor het management van de desbetreffende belegging (portefeuillebeheerkosten): • Property-management kosten (objectbeheerkosten) Per boekjaar het totaal van de direct aan een vastgoedof infrastructuur-object toe te rekenen betaalde (dan wel afhankelijk van de context geraamd te betalen) kosten in het betreffende boekjaar. De kosten zijn gericht op het optimaliseren van het exploitatieresultaat, ter vergoeding van nader omschreven (intern of extern) opgedragen vastgoedbeheerwerkzaamheden. De kosten zijn berekend volgens de bepalingen in de daartoe geslo-
43
ten beheerovereenkomst, alsmede de - aan genoemde werkzaamheden gerelateerde - aanvullend te leveren inspanningen, separaat ad hoc te vergoeden. Portefeuillebeheerkosten Dit betreft de management fee alsmede een mogelijke prestatievergoeding voor de vermogensbeheerder. Uitsluitend de portefeuillebeheerkosten worden als kosten vermogensbeheer gerapporteerd. In figuur 2 komen drie lagen van portefeuillebeheerkosten voor. Op basis van de contracten kan vastgesteld worden of alle kosten van het managen zijn meegenomen voor het managen van vastgoedbeleggingen. De kostensoorten zoals accountantskosten, taxatiekosten en bankkosten 16 komen voor bij vastgoed- en infrastructuur-beleggingen en dienen derhalve als kosten vermogensbeheer te worden gerapporteerd. •
5.4.4 Standaarden binnen de vastgoedsector
INREV (European Association for Investors in Non-Listed Real Estate Vehicles) Deze organisatie heeft als doel kennis te delen op het gebied van niet-genoteerd onroerend goed. Daarnaast willen zij de transparantie verhogen, best practices uitwisselen en zorgdragen dat niet-genoteerd onroerend goed toegankelijk en aantrekkelijk is voor beleggers. In toenemende mate sluiten partijen zich aan bij INREV. Teneinde extra werkzaamheden te voorkomen, sluit de Pensioenfederatie zich aan bij de definities die door INREV zijn bepaald. Concreet betekent dit dat op basis van bestaande rapportages de noodzakelijke gegevens verkregen kunnen worden voor het rapporteren van de kosten vermogensbeheer en de transactiekosten. 16 Bankkosten zijn exclusief eventueel betaalde interest over leningen.
44
INREV is een Europese organisatie. Dit betekent dat voor beleggingen buiten Europa dezelfde informatie verkregen dient te worden. Hierbij kan gesteund worden op de kostensoorten zoals die onderkend worden door INREV. Op het gebied van verslaglegging is door INREV recentelijk een standaard gegevenssheet ontwikkeld die op kwartaalbasis ingevuld dient te worden door de vastgoedbeheerders. Deze verslaglegging bestaat uit: • kerncijfers van de betreffende belegging; • gegevens op fondsniveau; • gegevens op vastgoedbeheerdersniveau; • overzicht; • allocatie naar regio. INREV maakt onderscheid tussen kosten van de belegger en kosten op fondsniveau. Met andere woorden INREV onderscheidt geen vermogensbeheerkosten en transactiekosten. De INREV-rapportages bevatten echter wel alle kostensoorten. Voor het rapporteren van de kosten vermogensbeheer overeenkomstig de definities van de Pensioenfederatie dienen de volgende kostensoorten (met tussen haakjes de code refererend naar de INREV-data sheet) meegenomen te worden bij het berekenen van de vermogensbeheerkosten.
Kosten vermogensbeheer vastgoed
(gebaseerd op aandeel in het fonds) Beleggersniveau • management fee van het fonds (21.1) > verrichten van service tbv fonds; • asset management fee (21.2) > eventueel additionele service fee; • prestatiebeloning (21.3); • vastgoed management fee (21.4); • financieringsfee (21.8).
45
Fondsniveau • oprichtingskosten (4.2.8); • contractuele fee > vergoeding aan eind van contract te betalen (4.2.10); • fondsniveaukosten (5.7). Het totaal van de kosten op beleggersniveau alsmede fondsniveau zijn de kosten vermogensbeheer voor vastgoed. ROZ/IPD De IPD/ROZ Vastgoedindex voor direct belegd vastgoed in Nederland. Primair zijn deze richtlijnen bedoeld voor het berekenen van het rendement van de betreffende beleggingsobjecten. Voor het adequaat kunnen berekenen van het rendement wordt toegelicht hoe omgegaan moet worden met de kosten. Een belangrijke afwijking ten opzichte van de Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011 is dat de transactiekosten niet als kosten worden meegenomen.
5.4.5 Fee-structuren Management fee-structuren Binnen vastgoed is sprake van twee verschillende soorten management feeberekeningen, te weten een management fee berekend over het gecommitteerde bedrag (commitment fee) en een management fee over de waarde van de beleggingen. Er wordt een management fee berekend over het gecommitteerde bedrag op het moment dat de vastgoedmanager op zoek gaat naar geschikte beleggingen. Voor het “zoeken” naar geschikte investeringen ontvangt de manager in principe een vergoeding. Vanaf het moment dat de beleggingen zijn aangekocht, wordt een management fee in rekening gebracht voor de
46
reguliere beheerhandelingen. Vaak wordt een termijn afgesproken binnen welke de management fee berekend wordt over het gecommitteerde bedrag, waar na het verstrijken hiervan de management fee wordt berekend over de waarde van de beleggingen.
Prestatievergoeding Bij vastgoed- en infrastructuurbeleggingen kan sprake zijn van prestatievergoedingen. Deze kosten dienen als kosten vermogensbeheer te worden gerapporteerd.
5.4.6 Schattingen van kosten voor vastgoed en infrastructuur Voor het kunnen rapporteren van de kosten dienen de pensioenfondsen tijdig te kunnen beschikken over de rapportages van vastgoed- en infrastructuurmanagers. Kosten over het laatste kwartaal kunnen in de regel niet tijdig worden aangeleverd. Het is dan noodzakelijk dat de manager tijdig schattingen van de kosten opstelt en verstrekt. Pensioenfondsen hebben nog niet altijd volledig zicht op de kostenstructuur. Indien hiervan sprake is, kan op basis van schattingen van CEM 17 de management fee die pensioenfondsen voor vastgoed- en infrastructuuractiviteiten betalen, worden geschat. In de hieronder voorgestelde schattingen is geen rekening gehouden met de prestatievergoedingen. De omvang van de prestatievergoeding dient eveneens gerapporteerd te worden als kosten vermogensbeheer. Indien de omvang van de prestatievergoeding niet beschikbaar is, dient de prestatievergoeding (maar ook de overige kosten zoals accountantskosten) te worden geschat dan wel te worden toegelicht op basis van “comply-or-explain”.
17 CEM (Cost Effectiveness Measurement) Canadese onafhankelijke organisatie die pensioenfondsen benchmarkt en op basis van onderzoek gekomen is tot standaarden.
47
Vastgoed Te hanteren management fees als percentage van het gemiddeld beheerd vermogen bij de indirecte beleggingen zijn: • vastgoed waarbij sprake is van een fund-of-funds 70 bps exclusief de kosten van de onderliggende managers; • directe beleggingen in vastgoed 90 bps. Infrastructuur Te hanteren management fees als percentage van het gemiddeld beheerd vermogen zijn: • infrastructuur waarbij sprake is van een fund-of-funds 70 bps. exclusief de kosten van de onderliggende managers; • directe beleggingen in infrastructuur 140 bps.
5.5 PRIVATE EQUITY 5.5.1 Structuren voor private equity Binnen private equity komen tal van verschillende structuren voor, noodzakelijk voor het beleggen in private equity. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het beperken van aansprakelijkheden en het zorgdragen voor een adequate fiscale structuur. In figuur 3 zijn twee gangbare structuren voor het beleggen in private equity opgenomen. Over het algemeen vinden beleggingen via een general partner (private equity manager A t/m E) en een limited partner (pensioenfonds) structuur plaats. Concreet betekent dit dat het pensioenfonds als limited partner deelneemt in de betreffende belegging; de rol beperkt zich in feite tot het verstrekken van de noodzakelijke middelen voor het investeren in de beleggingen. De aansprakelijkheid beperkt zich tot de hoogte van het ingelegde bedrag. De general partner is in veel gevallen de betreffende private equity manager die de middelen van het pensioenfonds belegt en is verantwoordelijk voor het dagelijks management en derhalve aansprakelijk voor de des-betreffende belegging.
48
= LP PENSIOENFONDS
= GP
1
VERMOGENSBEHEERDER
FOF PE MGR.A
2
PE MGR.B
BELEGGING IN PRIVATE EQUITY II
BELEGGING IN PRIVATE EQUITY I
4
PE MGR.C
PE MGR.D
BELEGGINGSFONDS X
PE MGR.E
BELEGGINGSFONDS Y
BELEGGINGSFONDS Z
Individuele bedrijven
3
5
Figuur 3
Via de externe vermogensbeheerder wordt belegd in private equity. Omdat vermogensbeheerder intern de kennis niet in huis heeft worden een private equity fund of funds manager A en een private equity manager B ingehuurd. De manager A (general partner) zoekt geschikte investeringen die leiden tot een investering in private equity I. Dit fonds belegt in de 3 beleggingsfondsen X, Y en Z. Manager B (general partner) belegt in private equity II die direct in individuele bedrijven investeert.
5.5.2 Rapporteren van de totale kosten Voor het rapporteren van de kosten is het noodzakelijk de volledige kosten aan te merken. Met andere woorden: de kosten dienen gerapporteerd te worden tot en met de entiteit waar ook daadwerkelijk de beleggingen plaatsvinden. In figuur 3 betekent dit kosten niveau 1 t/m niveau 4.
49
Indien gebruik gemaakt wordt van entiteiten vanwege o.a. beperken van aansprakelijkheden is het noodzakelijk hier “doorheen” te kijken. Voor het rapporteren van de kosten private equity, dienen (eventueel pro rata) de kosten van de betrokken entiteiten in figuur 3 te worden opgeteld met uitzondering van kosten van de betreffende investering zelf (niveau 5).
5.5.3 Fee-structuren Management fee-structuren Binnen private equity is doorgaans sprake van twee verschillende soorten management fee berekeningen, te weten een management fee berekend over het gecommitteerde bedrag (commitment fee) en een management fee over de kostprijs dan wel actuele waarde van de beleggingen. Er wordt een management fee berekend over het gecommitteerde bedrag op het moment dat de private equity manager op zoek gaat naar geschikte beleggingen. Voor het “zoeken” naar geschikte investeringen ontvangt de manager in principe een vergoeding. Vanaf het moment dat de beleggingen zijn aangekocht, wordt een management fee in rekening gebracht voor de reguliere beheerhandelingen. Vaak wordt een termijn afgesproken binnen welke de management fee berekend wordt over het gecommitteerde bedrag, waar na het verstrijken hiervan de management fee wordt berekend over de kostprijs dan wel actuele waarde van de beleggingen. Naast de reguliere management fee kunnen ook bijvoorbeeld advieskosten én directiekosten alsmede monitoringfees in rekening worden gebracht. Deze kosten dienen onder de noemer “management fee” gerapporteerd te worden. Als management fee dient de bruto fee verantwoord te worden.
50
Prestatievergoeding Ook bij private equity kan sprake zijn van prestatievergoedingen. Binnen de private equity sector wordt dit ook wel “carried interest” genoemd.
5.5.4 Reporting standaarden voor private equity De Institutional Limited Partners Association (ILPA) heeft in oktober 2011 best practices uitgevaardigd voor kwartaalrapportages alsmede voor bijstortingsverzoeken. ILPA is een initiatief van de limited partners; met andere woorden de general partners zijn niet verplicht zich hieraan te houden. Aanleiding hiervoor was o.a. het standaardiseren van de verschillende rapportages teneinde binnen de branche processen effectiever in te kunnen richten. Belangrijk was ook de toenemende vraag naar transparantie. De standaarden die zijn ontwikkeld bevatten de informatie noodzakelijk om de kosten van vermogensbeheer te kunnen rapporteren. Binnen private equity is sprake van additionele kostensoorten en –begrippen. De concept-kwartaalrapportages worden tussen de 45-60 dagen na afloop van het kwartaal opgeleverd. Voor fund-of-funds managers geldt tussen de 75-90 dagen. Voor gecontroleerde cijfers geldt nog een additionele termijn van 30 dagen. De kwartaalrapportages bestaan uit: • samenvatting inclusief een analyse van de ontwikkelingen gedurende de afgelopen periode; • financiële rapportage bestaande uit een balans, specificatie beleggingen, winst en verliesrekening, kasstromenoverzicht, specificatie eigen vermogen inclusief toelichtingen; • aanvullende rapportages op partner en fondsniveau; • aanvullende specificaties van de beleggingen.
51
Kosten vermogensbeheer private equity
(gebaseerd op aandeel in het fonds)
• • • •
management fee van het fonds; professionele fees; prestatiebeloning (carried interest); oprichtingskosten.
Op de in rekening gebrachte management fee kunnen door de general partner bepaalde kosten in mindering worden gebracht; met andere woorden de kosten uit hoofde van de management fee worden verlaagd doordat de general partner heeft besloten deze kosten voor zijn rekening te nemen. Hierbij dient gedacht te worden aan: • advieskosten; • kosten gemaakt voor een transactie die uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden (broken deal costs); • kortingen op management fees; • overige kortingen; • transactiekosten. Voor het inzicht worden deze kosten separaat gerapporteerd aan het bestuur van het pensioenfonds. Hierbij dient wel onderscheid gemaakt te worden tussen de kosten vermogensbeheer en transactiekosten. Door ILPA worden periodiek de standaardrapportages aangepast naar aanleiding van ontwikkelingen in de branche.
5.5.5 Schattingen van kosten Voor het kunnen rapporteren van de kosten dienen de pensioenfondsen tijdig te kunnen beschikken over de rapportages van private equity managers. Kosten over het laatste kwartaal kunnen in de regel niet tijdig worden aangeleverd. Het is dan noodzakelijk dat de private equity manager tijdig schattingen van de kosten opstelt en verstrekt.
52
Pensioenfondsen hebben nog niet altijd volledig zicht op de kostenstructuur. Indien hiervan sprake is kan op basis van schattingen van CEM 18 de management fee die pensioenfondsen voor private equity activiteiten betalen, worden geschat. In de hieronder voorgestelde standaard is geen rekening gehouden met de prestatievergoedingen. De omvang van de prestatievergoeding dient eveneens gerapporteerd te worden als kosten vermogensbeheer. Indien de omvang van de prestatievergoeding niet beschikbaar is, dient de prestatievergoeding (maar ook de overige kosten zoals accountantskosten) te worden geschat dan wel te worden toegelicht op basis van “comply-or-explain”. Te hanteren management fees als percentage van het gemiddeld beheerd vermogen zijn: • private equity waarbij sprake is van een fund-of-funds 165 bps, exclusief de kosten van de onderliggende managers; • venture capital 200 bps.; • overige private equity strategieën 165 bps.
5.6 HEDGE FONDSEN 5.6.1 Generieke structuur voor hedge fondsen Binnen de beleggingscategorie hedge fondsen bestaan verschillende soorten strategieën. De strategieën worden vaak door (niche) managers uitgevoerd. De manager (hedge fonds manager V) richt een beleggingsfonds op dat toegankelijk is voor o.a. institutionele beleggers, het zogenaamde “masterfund”. Voor bijvoorbeeld de institutionele beleggers (pensioenfondsen X,Y,Z) kan vanuit fiscaal oogpunt danwel vanwege de beperking van de aan18 C EM (Cost Effectiveness Measurement) Canadese onafhankelijke organisatie die pensioenfondsen benchmarkt en op basis van onderzoek gekomen is tot standaarden.
53
PENSIOENFONDS X
PENSIOENFONDS Y
HEDGE FONDS A (FEEDER)
HEDGE FONDS MANAGER V
PENSIOENFONDS Z
HEDGE FONDS B (FEEDER)
BELEGGING VERRICHT DOOR HEDGE FONDS MANAGER (MASTER FUND)
ADMINISTRATIEKANTOOR C
Figuur 4
sprakelijkheden een feeder-entiteit (hedge fonds A en hedge fonds B) worden opgericht, vaak in samenwerking met de hedge fonds managers. Via deze entiteit wordt in het masterfund belegd. De managers hebben vaak de administratieve dienstverlening uitbesteed aan een in hedge fondsen gespecialiseerd administratiekantoor dat op haar beurt in de regel weer gecontroleerd wordt door een externe accountant. De institutionele belegger die in hedge fondsen belegt, kan aanvullend voor de verschillende hedgefondsstrategieën één administratiekantoor aanstellen dat zorgdraagt voor de (geconsolideerde) administratieve verwerking van de hedge fondsen.
5.6.2 Juridische vormen en structuren voor hedge fondsen Binnen hedge fondsen komen tal van verschillende structuren voor. In figuur 5 zijn de meest voorkomende vormen opgenomen.
5.6.3 Rapporteren van de totale kosten Voor het rapporteren van de kosten is het noodzakelijk de volledige kosten aan te merken. Met andere woorden: de
54
= LP PENSIOENFONDS
= GP
1
VERMOGENSBEHEERDER
2
4
HF MGR.C
HF MGR.B
BELEGGING IN HEDGE FONDS I
BELEGGING IN HEDGE FONDS
HF MGR.D
BELEGGINGSFONDS X
HF MGR.E
BELEGGINGSFONDS Y
BELEGGINGSFONDS Z
Individuele bedrijven
3
FOF HF MGR.A
5
Figuur 5
kosten dienen gerapporteerd te worden tot en met de entiteit waar ook daadwerkelijk de beleggingen plaatsvinden. In figuur 5 betekent dit kosten niveau 1 t/m niveau 4. Indien gebruik gemaakt wordt van entiteiten vanwege o.a. beperken van aansprakelijkheden is het noodzakelijk hier “doorheen” te kijken. Voor het rapporteren van de hedge fonds kosten betekent dit dat indien gebruik gemaakt wordt van een extern administratiekantoor, deze kosten eveneens gerapporteerd dienen te worden.
5.6.4 Fee-structuren Management fee Binnen hedge fondsen is doorgaans sprake van twee verschillende soorten management feeberekeningen, te weten een management fee berekend over het gecommitteerde
55
bedrag (commitment fee) en een management fee over de kostprijs dan wel actuele waarde van de beleggingen. Er wordt een management fee berekend over het gecommitteerde bedrag op het moment dat de hedge fonds manager op zoek gaat naar geschikte beleggingen. Voor het “zoeken” naar geschikte investeringen ontvangt de manager in principe een vergoeding. Vanaf het moment dat de beleggingen zijn aangekocht, wordt een management fee in rekening gebracht voor de reguliere beheerhandelingen. Vaak wordt een termijn afgesproken binnen welke de management fee berekend wordt over het gecommitteerde bedrag, waar na het verstrijken hiervan de management fee wordt berekend over de kostprijs dan wel actuele waarde van de beleggingen.
Prestatievergoedingen Ook bij hedge fondsen kan sprake zijn van prestatievergoedingen.
5.6.5 Rapportage standaarden voor hedge fondsen De Hedge Funds Standards Board, gevestigd in Londen, heeft in februari 2012 nieuwe standaards gepubliceerd. De HFSB is een organisatie die standaarden vaststelt voor de hedge fonds industrie. De standaard is een goed mechanisme om transparantie te promoten, integriteit en juiste governance structuur neer te zetten. Ook wordt beoogd aanvullende weten regelgeving te beperken. De hedge fonds standaarden behandelen: • rapportages; • waarderingen; • risk management; • fonds governance; • aandeelhouders.
56
In principe dienen de hedge fonds managers zich aan deze standaard te houden. Indien dit onverhoopt (nog) niet mogelijk is dient dit overeenkomstig het “comply-or-explain” principe kenbaar gemaakt te worden. Onder de rapportages worden de fees en kosten als vermogensbeheer verder uitgewerkt. In dit onderdeel worden de berekeningswijze van de management fee en de performance fee alsmede een toelichting op de gemaakte overige kosten gegeven. Ook worden eventuele bijzonderheden over de vergoeding voor de manager toegelicht. Ook vergoedingen aan dienstverleners en overige kosten die ten laste van het fonds worden gebracht worden gerapporteerd. De standaarden worden periodiek geactualiseerd, mede naar aanleiding van ontvangen commentaar van belanghebbenden op deze standaarden.
5.6.6 Schattingen van kosten Voor het kunnen rapporteren van de kosten dienen de pensioenfondsen tijdig te kunnen beschikken over de rapportages van de hedge fond managers. Pensioenfondsen hebben nog niet altijd volledig zicht op de kostenstructuur. Indien hiervan sprake is kan op basis van schattingen de management fee die pensioenfondsen voor hedge fonds activiteiten betalen, worden geschat. In de hieronder voorgestelde standaard is geen rekening gehouden met de prestatievergoedingen. De omvang van de prestatievergoeding dient eveneens gerapporteerd te worden als kosten vermogensbeheer. Indien de omvang van de prestatievergoeding niet beschikbaar is, dient de prestatievergoeding (maar ook de overige kosten zoals accountantskosten) te worden geschat dan wel te worden toegelicht op basis van “comply-or-explain”.
57
Te hanteren management fee als percentage van het gemiddeld beheerd vermogen voor hedge fondsen waarbij sprake is van een fund-of-funds: 100 bps exclusief de kosten van de onderliggende managers.
58
6
Transactiekosten
59
6.1 INLEIDING Transactiekosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om een (beleggings-)transactie tot stand te brengen en uit te voeren. Dit zijn geen kosten die aan de vermogensbeheerder worden betaald, maar kosten die bijvoorbeeld aan de beurs of aan een broker moeten worden betaald. Transactiekosten vormen een lastige categorie, omdat de kosten vaak zijn verborgen vanwege het feit dat ze impliciet onderdeel zijn van een zogenaamde nettoprijs die bij een transactie is overeengekomen. Vermogensbeheerders zijn vanuit toezichtwetgeving verplicht om te komen tot best execution.19 Hierdoor wordt, gegeven de wijze waarop kosten hierbij zijn gedefinieerd, per transactie reeds bijgedragen aan het bereiken van lage kosten. Naast het tegen zo laag mogelijke kosten (laten) uitvoeren van een transactie, dient ook inzicht in de totale kosten verkregen te worden bij de bestuurders van pensioenfondsen. Het volledig in beeld brengen van de transactiekosten is een uitdaging voor de Nederlandse pensioensector. Wereldwijd wordt immers in vele markten gewerkt met zogenaamde nettoprijzen. Zoals eerder in de Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011 uiteengezet is het bepalen van de omvang van de transactiekosten lastig en complex, en zal een aantal kostencomponenten geschat dienen te worden.
19 Voor en tijdens het uitvoeren van financiële transacties wordt rekening gehouden met verschillende factoren om het best mogelijke resultaat op langere termijn te realiseren. Hierbij spelen onder andere de volgende factoren, te weten de prijs van het financiële instrument, de uitvoeringskosten, snelheid van uitvoering, waarschijnlijkheid van uitvoering en de correcte afwikkeling. Alvorens een transactie aan een broker of tegenpartij wordt toegekend, wordt het relatieve belang van de genoemde factoren afgewogen tegen de omvang en de aard van de transactie, de eventuele instructies van de transactie en de plaats van uitvoering. Ook de eventuele invloed die de transactie op de koers kan hebben, wordt meegewogen. Tot slot is de toegevoegde waarde op lange termijn van de broker of tegenpartij voor de klant een belangrijk aspect.
60
6.2 KOSTENCOMPONENT EN TRANSACTIEKOSTEN Transactiekosten bestaan bij alle beleggingscategorieën uit de volgende componenten: • brokerage fees voor het verwerken van de transactie; • spread (verschil tussen de bied- en laatkoers) ten behoeve van de diverse kosten en winstopslagen bij de tussenpersoon; • kosten voor het verwerken en registreren van de transacties in de administratie van de vermogensbeheerders. Bij de illiquide beleggingen kan sprake zijn van van acquisitiekosten. Voor wat betreft de kosten van verwerken en registreren van de transacties wordt ervan uitgegaan dat deze kosten reeds inbegrepen zijn in de fee die de vermogensbeheerder aan de pensioenfondsen in rekening brengt. De andere twee worden hierna behandeld. De aan- en verkoopprijs van beleggingen kan worden beïnvloed door factoren zoals bijvoorbeeld market impact.20 Er is voor gekozen om bij het berekenen van de transactiekosten hiermee geen rekening te houden. De drie componenten brokerage fees, spread en kosten voor het registreren en verwerken van de transacties zijn niet bij alle beleggingscategorieën eenduidig te identificeren. Zo wordt bijvoorbeeld bij transacties in aandelen een aparte verwerkingsfee (brokerage fee) via een factuur in rekening gebracht door de tussenpersoon. In geval van transacties in vastrentende waarde is een deel van de spread ter dekking van de transactieverwerking. 20 Market impact; het plaatsen van een effectenorder kan resulteren in een koersstijging (bij koop) of –daling (bij verkoop) voordat de order wordt uitgevoerd. De koers wijzigt vanwege vraag en aanbod. Indien bijvoorbeeld veel vraag bestaat naar een specifiek aandeel, zal de beurskoers stijgen en vice versa.
61
6.3 SOORTEN TRANSACTIEKOSTEN EN STRUCTUREN Transactiekosten zijn kosten die een directe relatie vertonen met het uitvoeren van de transactie. Op dit moment is sprake van 3 categorieën transactiekosten: 1 in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen; 2 aan- en verkoopkosten bij directe belegging in beleggingstitels; 3 acquisitiekosten. Deze definitie van transactiekosten beperkt zich uitsluitend tot het aan- en verkopen van beleggingen en/of participaties in beleggingsfondsen. Het verwerken van bijvoorbeeld corporate actions (dividend ontvangsten, coupon betalingen) worden in deze definitie niet meegenomen voor het berekenen van de transactiekosten.
6.4 IN- EN UITSTAPKOSTEN BIJ BELEGGINGSFONDSEN Een groot gedeelte van de beleggingen van pensioenfondsen wordt via een beleggingsfonds belegd. Vermogensbeheerders zijn met behulp van deze vorm van beleggen op eenvoudige en efficiënte wijze in staat te beleggen voor meerdere pensioenfondsen door het uitgeven van participaties in de desbetreffende beleggingsfondsen. Bij allocatie of onttrekking van middelen aan deze beleggingsfondsen, “betalen” 21 de pensioenfondsen in- en uitstapkosten. De omvang van de in- en uitstapkosten (het percentage) verschilt per beleggingscategorie. 21 Een vooraf bepaald percentage van het totaalbedrag dat gealloceerd of onttrokken wordt, wordt niet meegenomen bij het bepalen van het aantal participaties die worden uitgegeven of worden ingetrokken. Dit bedrag is bedoeld om enerzijds beleggingstitels te kopen (in geval van allocatie) dan wel beleggingen te verkopen (in geval van een onttrekking). Een eventueel verschil tussen de verwachte kosten en daadwerkelijke kosten komt ten goede aan de zittende participanten.
62
Het percentage dient ter dekking van de daadwerkelijk (geschatte) kosten voor het uitvoeren van de transacties als gevolg van allocatie of onttrekkingen. Wanneer door het fonds geen in- en uitstapkosten in rekening worden gebracht, dienen de kosten per transactie berekend te worden (zie 9.5).
6.5 AAN- EN VERKOOPKOSTEN BIJ DIRECTE BELEGGING IN BELEGGINGSTITELS 6.5.1 Aandelen Voor de transactiekosten van aandelen worden door brokers gewoonlijk facturen gestuurd. Het betreft hier de werkelijke kosten die in rekening zijn gebracht bij het afsluiten van een transactie door de broker. Van belang is dat de volledige kosten van de transacties voor het betreffende boekjaar worden verantwoord. De kosten van ‘stamp duties’ dienen meegenomen te worden in het bepalen van de transactiekosten van aandelen. Transactiekosten van mandaten die door externe managers worden uitgevoerd dienen als transactiekosten verantwoord te worden.
6.5.2 Exchange traded funds De exchange traded fondsen zijn producten die er naar streven beleggers hetzelfde rendement te bieden als de onderliggende markt. Indien een bepaalde index stijgt, stijgt ook de waarde van het exchange traded fonds. Ook hier dient rekening gehouden te worden met aan- en verkoopkosten. Door de broker worden de aan- en verkoopkosten (transactiekosten) periodiek in rekening gebracht.
63
6.5.3 Grondstoffen Transacties in grondstoffen geschieden in de regel via derivaten. De transactiekosten bestaan uit de daadwerkelijke kosten van Total Return Swaps en Future Index.
6.5.4 Vastrentende waarden Generieke formule Voor vastrentende waarde transacties worden geen nota’s gestuurd; de transactiekosten zijn begrepen in de transactieprijs (spread) en moeten worden geschat. Teneinde een indicatie te verkrijgen van de transactiekosten wordt gewerkt met een formule die voor de uitvoeringsorganisaties en pensioenfondsen betrekkelijk eenvoudig is uit te voeren.22 Het verschil tussen de aan- en verkoopprijs (spread) wordt gedeeld door twee 23 en vervolgens vermenigvuldigd met de transactiewaarde. In formulevorm: transactiewaarde * (spread)/2) = geschatte transactiekosten
6.5.5 Derivaten Matching overlay Hieronder worden de transactiekosten opgenomen die samenhangen met de interest rate swaps en zero coupon inflation swaps. Op basis van de spread per looptijd wordt een gemiddelde spread berekend. De uitkomst wordt gedeeld door 2 en vervolgens op transactieniveau vermenigvuldigd met de nominale waarde en de looptijd.
22 Vooralsnog kan worden volstaan met een indicatie; een complexe berekening die rekening houdt met bijvoorbeeld marktbewegingen is in dit stadium nog niet van toepassing. 23 Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de kopende en verkopende partij ieder exact de helft (ideale markt) van de kosten dragen om te komen tot een transactie.
64
In formulevorm: nominaal *( spread/2)* duration = geschatte transactiekosten
FX-contracten Betreft hier een schatting van de kosten voor fx transacties (spot en swap). De schatting is gebaseerd op 0,5 bps. van de nominale waarde vermenigvuldigd met de fx-rate. De vermenigvuldiging dient maar bij één poot (indien van toepassing de EURO-poot) te geschieden. De berekening wordt gemaakt op transactieniveau. In formulevorm: nominale waarde Euro-“poot” *fx rate (op moment transactie)*0,5 bps. = geschatte transactiekosten.
6.6. Het gebruiken van de spread voor het berekenen van de transactiekosten Teneinde een goede indicatie te verkrijgen van de transactiekosten bij o.a. de vastrentende waarden dient gebruik gemaakt te worden van de spread. De spread is afhankelijk per type product. De hoogte van de spread kan op drie verschillende manieren worden bepaald: 1 de werkelijke spread zoals die per individuele transactie is vastgelegd; 2 op basis van gemiddelde spread van afgelopen kwartaal; 3 op basis van onderstaande (standaard) spread (tabel 1). Overzicht transactiekosten Product Kosten (%) AAA staatsobligaties 0,10 EMU staatsobligaties 0,35 Bedrijfsobligaties 0,35 High yield (wereld en EURO) 0,50 Emerging markets obligaties 0,50
Tabel 1
65
De omvang van de transactiekosten kan dus op verschillende manieren worden bepaald. De wijze waarop de berekening geschiedt heeft behoorlijke impact op de totale transactiekosten en kan derhalve leiden tot aanzienlijke verschillen met andere pensioenfondsen wat betreft transactiekosten als percentage van het beheerd vermogen. Bij voorkeur worden de kosten berekend op basis van methode 1, te weten de daadwerkelijke spread op moment van de transactie. Teneinde dit adequaat te kunnen uitvoeren dienen de noodzakelijke gegevens vastgelegd te zijn in de administratie van hetzij de externe vermogensbeheerder dan wel de interne systemen. De wijze van totstandkoming van de totale kosten moet vervolgens kunnen worden aangetoond. Naar verwachting zal het berekenen van de transactiekosten, gebruik makend van de hierboven genoemde standaardspreads, leiden tot hogere transactiekostenniveaus in vergelijking met de daadwerkelijke spread. Dit is een reden om waar mogelijk over te gaan op berekeningen op basis van de werkelijke spread, aantoonbaar vastgelegd in de verschillende systemen. Geadviseerd wordt duidelijk aan te geven op welke wijze de kosten zijn berekend. Dit kan een verklaring zijn voor afwijkingen tussen pensioenfondsen onderling.
66
6.7
ACQUISITIEKOSTEN
6.7.1 Generieke berekeningswijze Aan directe transacties van illiquide beleggingen 24 gaat een uitgebreid proces vooraf. Bij de afweging spelen adviezen en onderzoeken van diverse ingehuurde (externe) adviseurs een rol. De acquisitiekosten (lees: ”transactiekosten”) bestaan hier uit: • kosten taxateurs > beoordelen / uitvoeren van taxaties van verschillende beleggingsobjecten die tegen de marktwaarde op transactiedatum moeten worden gewaardeerd; • kosten accountants > onderzoek financiële administratie, jaarrekeningen met als doel na te gaan of sprake is van bijzondere financiële aandachtspunten; • kosten fiscalisten > due diligence met aandacht voor mogelijke fiscale aspecten verbonden aan de potentiële transactie; • kosten juridische adviseurs > beoordelen van de structuur alsmede het opstellen van contracten. Niet in alle gevallen leidt het uitgebreide proces tot een transactie. De gemaakte kosten worden daarentegen wel als transactiekosten gerapporteerd (broken deal costs).
6.7.2 Private equity Naast de hierboven genoemde kosten worden ook distributiefees, kortingen op management fees (ofwel voluntary fee waiver) voor zover het gevolg van transacties, aangemerkt als transactiekosten. Binnen private equity is het verrekenen van management fees (verstrekken van een korting) niet ongebruikelijk. Indien bijvoorbeeld een onderneming naar de beurs gebracht 24 De transactie vindt plaats in een niet-gereguleerde markt en komt onderling tot stand.
67
gaat worden, maakt het betreffende bedrijf kosten voor het voorbereiden van de beursgang (investeren in de periodieke rapportage, herstructureren van de organisatie). De general partner die de betreffende onderneming adviseert, kan hiervoor een fee in rekening brengen. Deze fee komt ten goede aan de general partner en zal in veel gevallen (gedeeltelijk) worden verrekend met de management fee die de limited partners dienen te betalen. Deze korting (ook wel management fee offsets) dient als transactiekosten separaat te worden gerapporteerd. Met andere woorden de transactiekosten worden zichtbaar verminderd met deze “opbrengst”.
6.7.3 Vastgoed- en infrastructuur Ook bij vastgoed en infrastructuurbeleggingen is sprake van specifieke kosten. Bij aan- en verkoop worden naast de hierboven genoemde kosten de hieronder opgenomen kosten aangemerkt als transactiekosten: • kosten van de makelaar; • kosten inschrijving kadaster; • kosten voor overdrachtsbelasting. INREV maakt onderscheid tussen kosten van de belegger en kosten op fondsniveau. Met andere woorden INREV onderscheidt geen vermogensbeheerkosten en transactiekosten. De INREV-rapportages bevatten echter wel alle kostensoorten. Voor het rapporteren van de transactiekosten overeenkomstig de definities van de Pensioenfederatie dienen de volgende kostensoorten (met tussen haakjes de code refererend naar de INREV-data sheet) meegenomen te worden: • acquisitie-fee (21.5); • verkoop-fee (21.6); • acquisitiekosten (geactiveerd) (4.2.9); • acquisitie-fee (11.5); • verkoop-fee (11.6).
68
6.8. BIJZONDERE ONDERWERPEN INZAKE TRANSACTIEKOSTEN
6.8.1 Kostprijsverhogende belastingen
In Europees verband is inmiddels sprake van een Financial Transaction Tax 25 (FTT), een belasting op financiële transacties. In het regeerakkoord is afgesproken dat Nederland zonder een uitzonderingspositie voor pensioenfondsen niet zal meewerken aan de FTT. Recent heeft de Nederlandse regering besloten de FTT niet in Nederland van toepassing te laten zijn voor de pensioensector. Dit betekent echter niet dat deze kosten niet zullen voorkomen. Indien een transactie plaatsvindt in een land waarbij wel sprake is van FTT, komen deze kosten voor en dienen als transactiekosten gerapporteerd te worden. Onder deze noemer worden ook de kosten van stamp duty (belasting) op aandelentransacties in onder andere Groot-Brittannië gerapporteerd.
6.8.2 Dark pools Bij uitzondering maken uitvoeringsorganisaties/vermogensbeheerders (uitsluitend institutionele partijen hebben toegang) gebruik van zogenaamde dark pools. Doelstelling van een dark pool is omvangrijke transacties te verrichten zonder dat dit de prijs beïnvloedt. Bij een normale verwerking van transacties via de beurs wordt alle informatie over transacties, biedingen en offers rechtstreeks op continue basis gepubliceerd. Bij dark pools zijn geen gegevens bekend over orders in het systeem. Op gezette tijden wordt aan de koper en verkoper bekend gemaakt tegen welke prijs is gehandeld. Volstaan wordt met de minimaal wettelijk noodzakelijke gegevens, zo laat en beperkt mogelijk. Deze transacties hebben dan ook weinig invloed op de prijs van het aandeel in de openbare markt. 26
25 Ondanks een lobby voor het verkrijgen van een vrijstelling voor de Nederlandse pensioenfondsen, zal op moment van schrijven naar verwachting deze FTT ook van toepassing zijn. 26 Dark pool= degene die een order opgeeft heeft geen idee of er een tegenpartij zal zijn en zo ja op welk prijsniveau deze ligt en voor welk volume.
69
6.8.3 (tijdelijk) Illiquide producten
In bijzondere marktomstandigheden kan sprake zijn van het ontbreken van handel. Op dat moment is geen sprake van prijsvorming en zijn de spread en de hiervan afgeleide transactiekostprijs niet gebaseerd op een “normale”quote. Aanbevolen wordt dit vast te leggen en toe te lichten indien niet gebruik is gemaakt de geadviseerde spread.
6.9 IMPLEMENTATIE BEREKENING TRANSACTIEKOSTEN
6.9.1 Scope voor het rapporteren van de transactiekosten
Vanwege het feit dat door pensioenfondsen in veel gevallen een groot deel van de vermogensbeheeractiviteiten zijn uitbesteed aan de commerciële (internationale) vermogensbeheerders, zal het opvragen van de transacties en transactiekosten niet eenvoudig zijn.
PENSIOENFONDS
VERMOGENSBEHEERDER X
1
2
BELEGGING IN BELEGGINGSFONDS A
BELEGGINGSFONDS X
BELEGGINGSFONDS Y
BELEGGING IN BELEGGINGSFONDS B
BELEGGINGSFONDS X Z
BELEGGING IN BELEGGINGSFONDS C
BELEGGING VIA EEN MANDAAT D
BELEGGING ALS LIMITED PARTNER IN E
BELEGGING ALS LIMITED PARTNER IN F
Figuur 6 – In de bovenstaande figuur is nog een vermogensbeheerder als extra laag opgenomen. Ook indien geen vermogensbeheerder X is ingeschakeld dienen dezelfde transactiekosten te worden gerapporteerd.
70
Volgens de Aanbevelingen uitvoeringskosten 2011 beperken zich de transactiekosten tot niveau 1; hierover is over 2011 voor het eerst gerapporteerd. Ook over het verslagjaar 2012 wordt gerapporteerd op dezelfde wijze. Naar aanleiding van de rapportage over 2012 zal een evaluatie plaatsvinden waarbij vastgesteld zal gaan worden of wijziging van de scope zal plaatsvinden. Een mogelijkheid is dat overeenkomstig niveau 2 gerapporteerd dient te gaan worden. Voor de pensioenfondsen is het van belang dat zij reeds anticiperen op deze mogelijke aanpassing. Met andere woorden, de (externe) vermogensbeheerders reeds informeren dat wellicht op transactiebasis berekend en gerapporteerd moet gaan worden.
6.9.2 Berekeningswijze transactiekosten
Teneinde een indicatie te krijgen van de omvang van de transactiekosten, wordt vooralsnog uitgegaan van de volgende uitgangspunten en berekeningsmethodiek: • de in- en uitstapvergoedingen zijn een goede indicatie van de transactiekosten die binnen een beleggingsfonds worden gemaakt.27 Indien pensioenfondsen beleggen via een beleggingsfonds kan dan ook gemakshalve worden volstaan met een in- en uitstapfee als indicatie voor de transactiekosten. Als transactiekosten worden de vergoedingen gezien die ingehouden worden bij de beleggingsfondsen A, B en C. In het bijzondere geval dat gedurende het verslagjaar geen in- dan wel uitstap in beleggingsfondsen heeft plaatsgevonden, zijn de transactiekosten derhalve nihil. • indien direct belegd wordt in beleggingsinstrumenten dient gebruik gemaakt te worden van de methodiek aan- en verkoop beleggingstitels (belegging via man-
27 Hiermee wordt een dubbeltelling van transactiekosten voorkomen.
71
daat D 28) én van de acquisitiekosten (belegging als limited partner in E 29).
Voorbeeld 1 Manager van mandaat D en/of limited partner E hebben geen transactiekostengegevens verstrekt. Vanwege contractuele bepalingen met een externe manager is het thans niet mogelijk om de transactiekosten van hedgefondsstrategieën met een marktwaarde van EUR 2,3 mln. te rapporteren.
6.10 BENCHMARK VOOR TRANSACTIEKOSTEN
Vooralsnog zal worden volstaan met het rapporteren van de geschatte “transactiekosten”. In de komende jaren zal de nauwkeurigheid van de gerapporteerde kosten, onder meer vanwege het verkregen inzicht, verder stijgen. Vanwege de te verwachten diversiteit van ontvangen transactiekosten rapportages, worden de kosten vooralsnog niet vergeleken met een benchmark. Volstaan wordt met het schatten van de kosten. In en later stadium kunnen uiteindelijk de transactiekosten worden vergeleken (zie ook hoofdstuk 10.4. Benchmarking.)
28 Het mandaat belegt in liquide titels. 29 De limited partner belegt in niet-beursgenoteerde beleggingen zoals infrastructuur, onroerend goed, private equity en hedge fondsen.
72
7
Overige onderwerpen
73
7.1 BEREKENINGSWIJZE KOSTENVERDELING BINNEN BELEGGINGSFONDS Pensioenfondsen kunnen de middelen samen met andere participanten beleggen in een beleggingsfonds. De vermogensbeheerder rapporteert de kosten van het totale beleggingsfonds. Het pensioenfonds dient de kosten echter pro-rata als kosten te verantwoorden. Teneinde een juiste schatting te kunnen maken van de kosten zal een pro rata berekening van de kosten opgesteld dienen te worden om het aandeel van het desbetreffende pensioenfonds te bepalen.
Voorbeeld: • management fee fonds EUR 1,5 mln.; • totaal aantal participaties 300.000; • aantal participaties in bezit bij pensioenfonds A 100.000. Kosten van pensioenfonds A: EUR 0,5 mln.
Kosten dienen toegerekend te worden aan de verschillende participanten. Indien deze gedurende het verslagjaar niet aangepast worden, kan worden volstaan met een berekening per jaar. Indien periodiek de samenstelling wijzigt, dient de frequentie van berekenen te worden aangepast.
7.2 GEMIDDELD BELEGD VERMOGEN In de Aanbevelingen uitvoeringkosten 2011 is aangegeven de kosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen (inclusief de beleggingen voor risico en rekening van derden) uit te drukken. Over de wijze waarop het gemiddeld beheerd vermogen berekend dient te worden bestaan verschillende definities.
74
De Richtlijnen voor de Jaarverslaglegging schrijven voor dat negatieve posities in derivaten aan de passiefzijde worden gerapporteerd. Er is dan sprake van balansverlenging. Ook bij directe beleggingen in long–short strategieën kan sprake zijn van balansverlenging. Aanbevolen wordt om voor de berekening van de kostenratio’s uit te gaan van het netto beheerd vermogen. Bij beleggingscategorieën als private equity, vastgoed, infrastructuur maar ook grondstoffen is in de regel sprake van commitments.30 Bij het berekenen van het gemiddeld beheerd vermogen wordt vooralsnog uitgegaan van de daadwerkelijk geïnvesteerde bedragen. Voor het berekenen van het gemiddeld beheerd vermogen wordt uitgegaan van de nettovermogenspositie, exclusief openstaande commitments. Het gemiddeld beheerd vermogen (AuM) kan als volgt worden berekend: Gemiddeld beheerd vermogen = 0,5 * AuM 1/01 +AuM 31/3+AuM 30/6+AuM 30/9+ 0,5 * AuM 31/12 4
Het verdient voorkeur deze berekeningswijze aan te laten sluiten bij de methodiek zoals DNB die voorschrijft. Indien de berekening op maandbasis geschiedt, wordt dit eveneens toegestaan. 30 Commitments: door de opdrachtgever is een bedrag toegezegd dat geïnvesteerd kan worden in een bepaalde beleggingsstrategie. Vanwege schaarste is het niet mogelijk direct het gehele bedrag te investeren in de desbetreffende beleggingscategorie. In de regel wordt een commitmentfee door de asset-manager in rekening gebracht over het toegezegde (gecommitteerde) bedrag.
75
7.3 COMMUNICATIE Zoals in de inleiding vermeld: het bestuur van een pensioenfonds is primair verantwoordelijk voor de kosten van het vermogensbeheer. Aanbevolen wordt (zie bijlage 3) om de kosten in diverse uitingen toe te lichten De wijze en de vorm waarin dit geschiedt is aan het bestuur van het pensioenfonds. De beleidsbepalers binnen een fonds zullen echter tot in detail geïnformeerd moeten worden. Vanwege de aanscherping van definities op basis van de jaarlijkse evaluatie zal het kostenniveau van met name de transactiekosten fluctueren. Aanbevolen wordt de wijze waarop de berekeningen en schattingen hebben plaatsgevonden te vermelden. In het jaarverslag zal tenminste op totaalniveau rapportage van de vermogensbeheerkosten plaatsvinden. In de bijlagen zijn voorbeelden opgenomen van rapportages zoals die aan het bestuur kunnen worden verstrekt.
7.4 BENCHMARKING
7.4.1 Kosten vermogensbeheer
De kosten vermogensbeheer dienen in hun context te kunnen worden beoordeeld. Het beoordelen van uitsluitend het kostenniveau heeft weinig informatiewaarde en kan zelfs leiden tot onjuiste conclusies. Een pensioenfondsbestuur moet en zal de kosten beoordelen in samenhang met het rendement en het risico. De samenstelling van het vermogen (beleggingsmix) van het pensioenfonds is mede bepalend voor het rendement, risico en het kostenniveau. Naast de beleggingsmix bepalen onder andere de mate van actief en passief beheer, de mate van intern of extern beheer, directe en indirecte belegging en
76
ten slotte de schaalgrootte de omvang van de kosten vermogensbeheer. Om de kosten vermogensbeheer te kunnen beoordelen dient rekening gehouden te worden met deze kostenbepalende factoren. Immers, een pensioenfonds dat naar verhouding relatief veel belegt in alternatieve beleggingscategorieën leidt tot een hoger kostenniveau dan een pensioenfonds dat voornamelijk belegt in vastrentende waarden. Bij het vergelijken van kostenniveaus tussen pensioenfondsen dient hiermee, maar ook met de andere kostenbepalende factoren, rekening gehouden te worden. Teneinde een goede vergelijking mogelijk te maken is het in eerste instantie noodzakelijk dat de pensioenfondsen overeenkomstig de definities zoals opgenomen in deze Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer de kosten rapporteren. Naar verwachting zal een relevant gedeelte van de pensioenfondsen voor het eerst over 2012 de kosten rapporteren volgens de Nadere uitwerking. Vervolgens kunnen de benchmarkkosten 31 worden berekend. Deze zijn in het derde kwartaal van 2013 bekend. Naar verwachting kan op dat moment voor het eerst een goede vergelijking worden gemaakt tussen de kosten vermogensbeheer van het desbetreffende pensioenfonds en de benchmarkkosten.
7.4.2 Benchmark transactiekosten
Binnen vermogensbeheer is/was het niet gebruikelijk om de kosten van de transacties vast te leggen. In de Aanbevelingen is opgenomen dat de transactiekosten, als percentage van het gemiddeld beheerd vermogen, opgenomen moeten worden in het jaarverslag. Om de transactiekosten te rapporteren is in eerste instantie gebruik gemaakt van een vereenvoudigde methode om de kosten van de transacties te schatten. 31 Benchmarkkosten = kosten van vermogensbeheer van vergelijkbare pensioenfondsen in termen van omvang vermogen, beleggingsmix en implementatiestijl.
77
Transactiekosten zijn voor een groot deel afhankelijk van de beleggingsstrategie die is geïmplementeerd. Zo zal het aantal transacties van een passieve strategie afwijken van een actieve strategie. Ook zal het aantal transacties bij een strategie waarbij frequent gedurende de dag gehandeld wordt, een veelvoud transacties met zich meebrengen. Geconcludeerd moet worden dat het benchmarken van transactiekosten op totaalniveau van de beleggingsportefeuille dan ook niet mogelijk is.
7.5 RENDEMENT OVER LANGERE TERMIJN In de beleggingsplannen van pensioenfondsen wordt uitgegaan van de rendementen over een langere periode. Dit betekent dat de resultaten van het fonds ook over meerdere jaren beoordeeld dient te worden. Bij investeringen in private equity maar ook vastgoed en infrastructuur worden met name in de aanvangsfase relatief veel kosten gemaakt zonder dat hier een (beperkte) opbrengst tegenover staat. Deze periode kan zelfs enkele jaren duren en na verloop van tijd leiden tot een (relatief hoge) opbrengst. Dit kan zichtbaar worden gemaakt met een J (J-curve). Bij het beoordelen van deze categorie beleggingen is het belangrijk aan te geven in welke “fase” de beleggingsportefeuille zich begeeft. Is sprake van een relatief gespreide portefeuille of is sprake van bijvoorbeeld een recent opgestarte beleggingsportefeuille waarbij in de komende periode nog voornamelijk kosten gemaakt moeten worden? Ook in geval van actief management, waarbij de doelstelling is de afgesproken benchmark te verslaan, dient op langere termijn het resultaat te worden beoordeeld.
78
7.6 HERVERZEKERINGEN Pensioenfondsen kunnen zich herzekeren. Hierbij is sprake van een scala van verschillende pensioencontracten. Van belang is het verzekeringscontract te beschrijven in het jaarverslag, dusdanig dat hieruit blijkt wat het contract inhoudt en welk effect dit heeft op kostentransparantie. Hieronder is weergegeven welke twee hoofdvormen er bestaan. Zoals gezegd, tal van contracten met varianten zijn inmiddels geïmplementeerd. Van belang is goed kennis te nemen van de contracten. Een pensioenfonds heeft een aantal pensioenrisico’s. Een selectie hiervan: • beleggingsrisico; • renterisico; • langlevenrisico; • arbeidsongeschikheidsrisico; • overlijdensrisico (kortleven). Een pensioenfonds kan ervoor kiezen (een deel van) deze risico’s te herverzekeren bij een externe partij. Als alle risico’s worden afgedekt spreekt men over een volledig herverzekerd fonds. Er zijn twee hoofdtypen contracten: 1 Garantiecontract Alle verplichtingen gaan voor de duur van het contract over naar de verzekeraar. In ruil daarvoor betaalt het fonds een premie (zgn. garantiepremie) en draagt het fonds het vermogen over aan de verzekeraar. Afhankelijk van het type contract heeft het fonds nog wel of geen zeggenschap over de beleggingen. Soms zal er belegd worden in fondsen van de verzekeraar, waarbij de kosten en het rendement voor het pensioenfonds zijn. In andere gevallen heeft het fonds
geen bemoeienis met de beleggingen en is er geen inzage in de kosten en het rendement. Bij een garantiecontract kan het voorkomen dat een fonds eigen vermogen heeft om een indexatiebeleid te voeren (wordt gefinancierd door het positieve verschil tussen binnenkomende pensioenpremie en uitgaande herverzekeringspremie, vermeerderd met beleggingswinsten). De kosten van pensioenbeheer zijn over het algemeen bekend. Of ook de kosten van het vermogensbeheer bekend zijn, hangt af van de contractvorm. Het fonds dient de kosten toe te lichten in het jaarverslag. Garantiekosten worden gezien als premie en niet als uitvoeringskosten. 2 Kapitaalcontract Het langlevenrisico, beleggingsrisico en renterisico blijven bij het pensioenfonds. In dit geval zijn de kosten “zichtbaar” en dienen conform de Aanbevelingen te worden gerapporteerd. De kosten van pensioenbeheer zijn over het algemeen bekend. Of ook de kosten van het vermogensbeheer bekend zijn, hangt af van de contractvorm. Het fonds dient de kosten toe te lichten in het jaarverslag.
80
Bijlagen
81
BIJLAGE 1 VOORBEELD 1 RAPPORTAGE AAN HET BESTUUR PENSIOENFONDS
Op basis van kostenrapportages kan het bestuur van het pensioenfonds opvolging geven. In de Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer wordt voornamelijk ingegaan op de totale kosten van het pensioenfonds. Op basis van rapportages per beleggingscategorie wordt aanvullende informatie verstrekt aan het bestuur op basis waarvan eventuele acties kunnen worden ondernomen.
Bij geschatte (model) kosten worden de kosten geschat op basis van de forfaitaire bedragen zoals die in de Nadere uitwerking zijn opgenomen voor bijvoorbeeld het berekenen van de beheerfee van hedge fondsen en transactiekosten bij vastrentende waarden. Naar eigen inzicht kan het onderstaande voorbeeld nog verder worden uitgebreid, waarbij bijvoorbeeld onderscheid gemaakt wordt tussen kosten van intern en/of extern portefeuillebeheer of kosten van actief en passief beheer. Ook kunnen de kosten voor het voeren van de beleggingsadministratie separaat worden gerapporteerd.
Hieronder is een voorbeeld van een kostenrapportage voor de beleggingsklasse vastrentende waarden opgenomen. Uiteraard kan deze kostenspecificatie verder worden uitgebreid met de kosten per beleggingscategorie zoals staatsobligaties, inflatiegerelateerde obligaties, hypotheken etc. In het overzicht is onderscheid gemaakt tussen (harde) kosten en geschatte (model) kosten. Bij (harde) kosten is de factuur inmiddels ontvangen of kan op basis van een geschat beheerd vermogen een reservering voor de nog niet gefactureerde periode worden opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld bij de portefeuillebeheerkosten en bewaarloon.
De kosten dienen in perspectief gezien te worden. Het relateren van de kosten met de opbrengsten is hierbij van belang. Naast het vergelijken met de opbrengsten per beleggingscategorie kan ook een vergelijking worden gemaakt met de kosten van het voorgaande jaar. Ten slotte kan een vergelijking worden gemaakt met de benchmarkkosten.
82
Vastrentende waarden
Kosten (in bps.)
Geschatte Totale (model)kosten kosten (in bps.) (in bps.)
Kosten vermogensbeheer • Portefeuillebeheerkosten • Administratiekosten • Bewaarloon • Overige kosten Prestatieafhankelijke vergoedingen • Transactiekosten • Beursgenoteerde
transacties
• Acquisitiekosten • In-
en uitstapvergoedingen
Gemiddeld belegd vermogen
83
BIJLAGE 2 VOORBEELD 2 RAPPORTAGE AAN HET BESTUUR PENSIOENFONDS
2. Resultaat uit actief beheer Het resultaat uit actief beheer bestaat enerzijds uit extra rendement. Anderzijds worden de, gemakshalve 33 uitsluitend de door externe managers in rekening gebrachte prestatievergoeding, hierop in mindering gebracht.
Hiernaast is een voorbeeld van een managementrapportage 32 opgenomen dat de uitvoeringsorganisatie of bestuursbureau ter beschikking zou kunnen stellen aan het bestuur van het pensioenfonds. Het overzicht bevat de aanbevolen kengetallen voor vermogensbeheer. 1. Beleggingsopbrengsten De beleggingsopbrengsten bestaan uit de bruto-opbrengsten volgens de policy return; het rendement indien de benchmarks volledig zouden zijn gevolgd. Eventuele afwijkingen van de return komen vanwege een afwijkende asset-allocatie dan wel vanwege een bewuste afwijking van de gekozen benchmark. In het laatste geval is sprake van extra rendement vanwege actief beheer van de beleggingsportefeuille. Van belang is dat hier de bruto-rendementen worden gerapporteerd; eventuele kosten worden verbijzonderd bij kosten portefeuillebeheer.
32 De getallen in het overzicht zijn mede gebaseerd op schattingen; bovenstaand overzicht dient dan ook niet te worden beschouwd als een verantwoordingsrapportage maar is uitsluitend bedoeld voor managementdoeleinden. 33 Ook intern worden actieve mandaten gemanaged; de personeels- en overige toerekenbare kosten worden niet meegenomen onder de kosten uit hoofde van prestatievergoeding.
84
(* in EUR 1 min. of in bps.)
Verslagjaar
1 Beleggingsopbrengsten (excl. extra rendement vanwege actief beheer) 2 Resultaat uit actief portefeuillebeheer Bij: extra rendement Af: prestatieafhankelijke vergoedingen Kosten portefeuillebeheer Kosten bestuur en bestuursbureau Beheerkosten Kosten bewaarloon Overige kosten Transactiekosten In- en uitstapvergoedingen Beursgenoteerde transacties Acquisitiekosten Nettoresultaat uit beleggingen Resultaat uit beleggingen (%) Gemiddeld beheerd vermogen Actief portefeuillebeheer - Resultaat over het afgelopen verslagjaar - Cumulatief resultaat van afgelopen 5 jaar (in bps.) Kosten vermogensbeheer (in basispunten van gemiddeld beheerd vermogen) - Kosten vermogensbeheer - Benchmarkkosten Transacties - Transactiekosten (in bps. van gemiddeld beheerd vermogen)
85
Verslagjaar-1
BIJLAGE 3 AANBEVELINGEN UITVOERINGSKOSTEN 2011
Aanbevelingen • Rapporteer de kosten van pensioenbeheer in euro per deelnemer. 34 Het aantal deelnemers is de som van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. • Rapporteer de kosten van het vermogensbeheer in % van het gemiddeld belegd vermogen. Bekijk deze kosten ook in relatie tot: - de gekozen beleggingsmix en de bijbehorende benchmarkkosten; - het rendement over een langere termijn. • Rapporteer separaat (eventueel geschatte) transactiekosten in % van het gemiddeld belegd vermogen.
Communicatie-uiting Jaarverslag Jaarrekening Jaarbericht UPO Website Pensioenkrant/nieuwsbrief Startbrief Einde deelneming Rapportage toezichthouder Rapportagebestuur, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan
Communicatie en verantwoording De communicatie over uitvoeringskosten dient afgestemd te zijn op de ontvanger. Alle communicatieuitingen worden gemaakt met een doelgroep voor ogen. Onderstaande tabel geeft een toelichting op de mate van informatie over uitvoeringskosten in de verschillende uitingen.
0 geen informatie over uitvoeringskosten + hoofdlijnen informatie over uitvoeringskosten ++ uitgebreide informatie over uitvoeringskosten
Mate van informatie over uitvoeringskosten + + + 0 + + 0 0 ++ ++
86
Toelichting Volgens Aanbevelingen Volgens RJ610
Verwijzing naar de website Volgens toelichting DNB Meest uitgebreide informatie over de drie soorten uitvoeringskosten
Implementatietraject De Pensioenfederatie heeft een implementatietraject voor ogen. Onderstaande tabel geeft de doelstelling van de Pensioenfederatie weer. Het percentage geeft op sectorniveau aan over welk deel van het vermogen transparantie bereikt is. 100% betekent
Pensioenbeheer Vermogens
het totale vermogen van alle Nederlandse pensioenfondsen bij elkaar, 50% de helft van dit vermogen. Doelstelling transparantie per onderdeel, als percentage van het totaalvermogen van de Nederlandse pensioenfondsen.
Boekjaar 2011 80% 65%
Boekjaar 2012 90% 80%
Boekjaar 2013 95% 90%
Boekjaar 2014 100% 100%
25%
50%
n.t.b. 35
n.t.b.
beheer Transactie kosten
34 Een pensioenfonds kan er natuurlijk voor kiezen aanvullend ook de kosten als percentage van de premie te vermelden 35 Op basis van de ervaringen en ontwikkelingen in 2012-2013 vult de Pensioenfederatie deze doelstelling nader in.
87
BIJLAGE 4 RAPPORTAGE FORMAT DNB KOSTEN VERMOGENSBEHEER 4.1
Is er gebruik gemaakt van schattingsmethodieken?
4.2
Toelichting:
5.1
Worden de transactiekosten in vragen 5.2 t/m 5.11 inclusief aan- en verkoopkosten beleggingstitels ingevuld?
ja/nee
ja/nee
Beheerkosten
Performance gerelateerde kosten
Transactiekosten
Totaal
KOSTEN PER BELEGGINGSCATEGORIE 5.2
Vastgoed
–
–
–
–
5.3
Aandelen
–
–
–
–
5.4
Private equity
–
–
–
–
5.5
Vastrentende waarden
–
–
–
–
5.6
Hedgefunds
–
–
–
–
5.7
Commodities
–
–
–
–
5.8
Overige beleggingen
–
–
–
–
5.9
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën excl. overlay
–
–
–
–
5.10
Kosten overlay beleggingen
–
–
–
–
5.11
Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën incl. overlay
–
–
–
–
OVERIGE VERMOGENSBEHEERKOSTEN 5.12
Kosten vermogensbeheer pensioenfonds en bestuursbureau
–
–
–
5.13
Kosten fiduciair beheer
–
–
–
5.14
Bewaarloon
–
–
–
5.15
Advieskosten vermogensbeheer
–
–
–
5.16
Overige kosten
–
––
–
5.17
Totaal overige vermogensbeheerkosten
–
–
–
5.18
Totaal kosten vermogensbeheer
6.1
Toelichting kosten vermogensbeheer:
–
88
Ontwerp PutGootink
89