Aan de raad
AGENDAPUNT 6.9 Doetinchem, 9 december 2009
Treasurystatuut 2010 Voorstel: het Treasurystatuut 2010 vaststellen. Inleiding In februari 2009 hebben wij u geïnformeerd over de treasury bij onze gemeente. Aanleiding hiervoor waren de risico's die een aantal gemeenten loopt als gevolg van het uitzetten van geld bij banken die achteraf minder solide bleken. Hierbij hebben wij gemeld dat wij, gelet op het feit dat wij een lenende gemeente zijn en overtollige middelen zeer risicomijdend uitzetten, geen risico hebben gelopen. Wel hebben wij toegezegd om bij de voorgenomen actualisering van ons treasurystatuut te beoordelen of risicobeheersing verder kan worden geborgd. Wij werken op het gebied van treasury met twee instrumenten. Allereerst het treasurystatuut en daarnaast de paragraaf financiering (ook wel de treasuryparagraaf genoemd). Het treasurystatuut is de 'beleidsmatige infrastructuur' van de treasuryfunctie, vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. De paragraaf financiering geeft de kaders voor de uitvoering van de treasury in een bepaald jaar (begroting) en verantwoordingsinformatie over de uitvoering hiervan (jaarrekening). Het huidige treasurystatuut is in werking getreden op 18 januari 2002 en naar aanleiding van de gemeentelijke herindeling opnieuw en ongewijzigd vastgesteld op 3 januari 2005. Op grond van artikel 14, lid 4 van de Verordening financieel beleid en beheer wordt het treasurystatuut door ons opgesteld en zenden wij deze ter vaststelling aan u. Op dit moment kunnen wij u een geactualiseerd treasurystatuut aanbieden. Aanpak Het nieuwe statuut is gebaseerd op een door de Bank Nederlandse Gemeenten BNG ontwikkeld model. (De VNG beschikt niet over een model). Dit hebben wij geactualiseerd op basis van de in 2009 van kracht geworden wetswijzigingen. Daarnaast hebben wij enkele voorbeelden van andere gemeenten geraadpleegd. In grote lijnen is het statuut gelijk gebleven aan het huidige statuut. De belangrijkste veranderingen in de regelgeving liggen op het gebied van uitzettingen opgenomen in de Fidouivoeringsregeling uitzettingen derivaten decentrale overheden. Daarnaast is in het statuut rekening gehouden met het duale stelsel waarbij de kaderstelling en de controle in handen liggen van de gemeenteraad en de uitvoering en verantwoording ligt bij ons. Ten opzichte van het huidige statuut betekent dat dat de verdeling van bevoegdheden in het statuut zich beperkt tot de raad en het college. Het algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon door het college vast. De wijze waarop dit wordt opgenomen, is ter kennisgeving bijgevoegd. Het statuut is een aanvullend kader op hetgeen al wettelijk is geregeld. Toch worden daar waar het zinvol is, deze wettelijke voorschriften nog opgenomen voor de leesbaarheid en volledigheid. Aanvullingen op de wet zijn erop gericht risico's verder te beperken of de Doetinchemse uitvoering specifiek te regelen. Toelichtende teksten zijn zoveel mogelijk ondergebracht in de memorie van toelichting waardoor het geheel leesbaarder is geworden.
2 Doetinchem, 9 december 2009 Uitgangspunten Evenals voor het huidige treasurystatuut gelden voor het hier voorliggende treasurystatuut de volgende uitgangspunten: Transparantie in beleid en uitvoering Met het treasurystatuut wordt inzicht verschaft in de doelstellingen van het treasurybeleid, de inrichting van de treasuryfunctie, de regeling van bevoegdheden en (bestuurlijke) verantwoordelijkheden en de informatievoorziening over de uitvoering van het treasurybeleid. Prudent beheer van gemeenschapsgelden Bij het aangaan van transacties wat betreft uitzettingen, verstrekte leningen en garanties worden specifieke eisen gesteld aan tegenpartijen, het karakter en het gebruik van instrumenten. Beheersing van de financiële risio's In het treasurystatuut wordt, overeenkomstig de eisen van de wetgever, uitgegaan van een beperking van de financiële risico's die samengaan met de uitoefening van de treasuryfunctie. Vooraf gaan wij kort in op de wettelijke kaders en de belangrijkste wijzigingen hierin. Daarna geven wij in samengevatte vorm weer wat de aanpassingen zijn ten opzichte van het huidige statuut. Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving is opgenomen in: • de Wet Fido (Financiering decentrale overheden) en de hieruit voortvloeiende regelgeving zijnde: o besluit leningvoorwaarden decentrale overheden; o regeling ontheffing gemeentelijke kredietbanken en nazorgfondsen; o regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo); o uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden; • de Gemeentewet; • het Bbv (Besluit begroten en verantwoorden). Het belangrijkste uitgangspunt van de Wet Fido is het beheersen van financiële risico's. Daarom gelden op basis van deze wet kwalitatieve randvoorwaarden voor de treasuryfunctie van gemeenten, provincies en waterschappen. Dit zijn: 1. Het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen (uitlenen en beleggen) en het verstrekken van garanties is uitsluitend toegestaan ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. 2. Het is toegestaan om derivaten te hanteren en (overtollige) middelen te beleggen anders dan ten behoeve van de publieke taak als deze beleggingen of derivaten een prudent karakter hebben en niet gericht zijn op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Derivaten kunnen in dit verband worden omschreven als financiële instrumenten die tot doel hebben renterisico's te beperken door daarvoor contracten te sluiten. De Wet Fido bevat instrumenten die de risico's beperken die gemeenten lopen bij lenen en uitzetten of beleggen. Dat vermindert de kans op ten eerste grote schommelingen in de rente die de gemeente betaalt over geleend geld en ten tweede het verlies aan uitgezet geld. Bovendien biedt het geldschieters de zekerheid dat gemeenten geen 'gekke dingen' doen, waardoor zij aan gemeenten een lagere rente vragen dan aan minder solide partijen.
3 Doetinchem, 9 december 2009 Dat is gunstig voor de gemeentekas. Risicobeheersing is dus ook kostenbesparing. De risico's van lenen worden beperkt doordat gemeenten zich moeten houden aan de zogeheten kasgeldlimiet en de renterisiconorm. De kasgeldlimiet voorkomt dat er te veel kortlopende leningen worden aangetrokken; de renterisiconorm zorgt voor spreiding in aflossing van de langlopende leningen en daarmee in de spreiding van de herfinanciering. De Gemeentewet vereist dat de gemeente de Verordening financieel beleid en beheer vaststelt, ook wel Verordening 212 genoemd. De Verordening 212 bepaalt onder andere dat het de raad een 'besluit financieringsstatuut' ook wel treasurystatuut genoemd vaststelt. In dit statuut kan de raad aanvullende bepalingen opnemen. De verplichting tot het opstellen van een treasuryparagraaf in de begroting en de rekening is opgenomen in het Bbv. Bij het opstellen van het treasurystatuut hebben wij volledig rekening gehouden met de wetswijzigingen die voortvloeien uit de evaluatie van de Wet Fido. Relevante aanpassingen wettelijk kader Per 1 januari 2009 zijn enkele wijzigingen in de Wet Fido doorgevoerd die vooral technisch van aard zijn zoals de berekening van de renterisiconorm. Verder is de verstrekking van hypotheekleningen aan gemeentepersoneel niet meer toegestaan. Daarnaast is in de Wet Fido nu opgenomen dat indien Nederland een boete krijgt opgelegd wegens overschrijding van de EMU-norm en de decentrale overheden hierin een aandeel hebben, de minister van financiën deze boete deels in rekening kan brengen bij deze decentrale overheden. Overigens wordt dit gezien als een uiterste middel. De minister gaat ervan uit dat er voldoende andere middelen zijn om het EMU-tekort te beheersen. Een wettelijke aanpassing die vooral in het kader van risicobeheersing van belang is, is de wijziging van de (Fido-uitvoerings)regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden (Ruddo) per 3 april 2009. Hierbij zijn de eisen ten aanzien van kredietwaardigheid verscherpt. Het uitzetten van middelen langer dan drie maanden mag nu alleen nog maar bij financiële instellingen met minimaal een AA-rating. Tot en met drie maanden liggen de eisen op minimaal een A-rating. Daarnaast is nu expliciet geregeld dat het verboden is om geld te lenen enkel met als doel om dit geld tegen een hoger rendement uit te zetten. De volledige tekst van de oude Wet Fido uit 2002 en de nieuwe Wet Fido en Ruddo zijn bijlagen bij dit voorstel. In het huidige statuut is vereist dat alleen bij financiële instellingen gelden mogen worden uitgezet wanneer de kredietwaardigheid is geborgd met minimaal een AA/A2-rating van ten minste één erkend ratingbureau. In het nu voorliggende statuut verscherpen wij deze eis mede naar aanleiding van de behandeling in de commissie bestuurlijke zaken en financiën, tot een minimale vereiste van AAA /Aaa1. Overigens hebben wij met de BNG een overeenkomst inzake financiële dienstverlening, waardoor wij tegen gunstige condities een overschot of tekort kunnen hebben op de rekening-courant. Hierdoor is de noodzaak tot het kort uitzetten nauwelijks aanwezig.
1
De hoogste kredietwaardigheid voor de lange termijn credit-rating wordt bij Standard & Poor's en Fitch weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D.
4 Doetinchem, 9 december 2009 Relevante aanpassingen statuut In de nieuwe Wet Fido is een nieuwe inhoud aan de renterisiconorm gegeven. Deze was 20% van de totale vaste schuld en is nu 20% van de totale uitgaven van de primitieve begroting van het desbetreffende jaar. In het treasurystatuut worden per onderdeel doelstellingen geformuleerd. In het nieuwe statuut zijn deze doelstellingen ondergebracht en samengevat onder de algemene doelstellingen. Samengevat en artikelsgewijs de meest relevante veranderingen. Artikel 2, lid 4: Het accent wordt meer gelegd bij het beperken van risico's en daarmee minder op het behalen van een optimaal resultaat. Artikel 3, lid 3: Het gebruik van derivaten uitsluitend onder begeleiding van een AFM-erkende expert te laten plaatsvinden. Hiermee wordt de toepassing van derivaten mogelijk, overigens nog altijd nadat u hiertoe voor elk zich voordoend geval een besluit hebt genomen (artikel 3, lid 4). Artikel 4, lid 3, lid 4 en lid 6: Hiermee worden bepalingen toegevoegd die een verdere beperking van de renterisico's beogen. Artikel 5, lid 2: Verscherping kredietwaardigheidseis tot een minimale vereiste van AAA /Aaa. Artikel 5, lid 4 en artikel 9, lid 1: Dit betreft een verdere borging van het prudent omgaan met gemeenschapsgeld bij de opname en verstrekking van leningen en garanties. Artikel 11, lid 1, lid 2 en lid 3 geven een verdere invulling aan het relatiebeheer. Burgemeester en wethouders van Doetinchem, De secretaris, De burgemeester, ING. N. VAN WAART
DRS. H.J. KAISER
De raad van de gemeente Doetinchem; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders over Treasurystatuut 2010 en met overname van de in dat voorstel vermelde overwegingen; gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en de daarop gebaseerde Verordening financieel beleid en beheer; besluit: het Treasurystatuut 2010 vast te stellen. Aldus besloten in zijn vergadering van 17 december 2009,
, griffier
, voorzitter