Aan de leden van het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht
Datum: Kenmerk: Contactpersoon: Telefoon:
27 november 2012 2012-06989 H. Kerckhaert 030-2862578
Onderwerp:
Uitnodiging vergadering woensdag 12 december 2012
Geachte heer, mevrouw, Hierbij nodig ik u uit tot het bijwonen van de vergadering van het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht op: Datum: woensdag 12 december 2012 Aanvang: 20.00 uur Plaats: Stadhuis Utrecht, Korte Minrebroederstraat 2 te Utrecht Bijgaand treft u de agenda en bijbehorende stukken aan. Ik nodig u hiervoor van harte uit.
Met vriendelijke groet, de voorzitter,
mr. A. Wolfsen
Postbus 14107 3508 SE Utrecht Bank 46.53.43.570
[email protected] www.regioutrecht.nl
Bezoekadres: Maliebaan 34 3581 CR Utrecht T (030) 286 25 25 F (030) 286 25 00
In Bestuur Regio Utrecht werken negen gemeenten samen aan de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de regio Utrecht. Het gaat om: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist.
Agenda vergadering algemeen bestuur d.d. 12 december 2012
1.
Opening en mededelingen - Mondelinge toelichting portefeuillehouder OV: o Financiële risico’s gemeenten m.b.t. interne verzelfstandiging trambedrijf (n.a.v. vraag AB-vergadering 3 oktober) o Voortgang Grootschalige Vervanging Infrastructuur, fase 1A
2.
Notulen vergadering d.d. 3 oktober 2012 (notanr. 2012-06974) De notulen van het besloten deel worden ter vergadering uitgedeeld. Voorstel: Notulen vaststellen.
3.
Ingekomen stukken/Verslagen (notanr. 2012-06975) Voorstel: Verslagen voor kennisgeving aannemen.
4.
Tussentijdse evaluatie Regionale Agenda 2011-2014 en werkplan DB 2013 (notanr. 2012-06976) Voorstel: - De conclusies uit deze evaluatie overnemen; - De 30 voorgestelde acties op basis van deze conclusies vaststellen .
5.
MIRT onderzoek OV regio Utrecht (notanr. 2012-06977) Voorstel: - Eventuele aandachtspunten meegeven aan het DB voor vervolgonderzoek; - Instemmen met het voornemen om tijdens het BO MIRT in januari 2013 een afspraak te maken met de minister van I&M over vervolgonderzoek naar de oplossingsrichtingen uit het MIRT-onderzoek en de effecten daarvan.
6.
Materieelbehoefte tram Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein 2012-2023 (notanr. 2012-06978) Voorstel: Gefaseerde desinvestering van het spitstram materieel tot begin 2015.
7.
BDU-bijdrage aan provincie Utrecht voor OV, regiotaxi en infraprojecten in Loenen/Breukelen (notanr. 2012-06979)
8.
Aanpassingen Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 januari 2013 (notanr. 2012-06981) Voorstel: Instemmen met de aanpassingen van de Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 januari 2013
9.
Vaststelling regiobijdrage 2014 (notanr. 2012-06982) Voorstel: - De regiobijdrage per inwoner voor 2014 vaststellen op € 3,10 zijnde een verlaging met 10% ten opzicht van de regiobijdrage 2013; - Een taakstelling op het werkbudget/inhuur op te nemen binnen de programma’s van de regiobijdrage, in te vullen in de Programmabegroting 2014; - Instemmen met de Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2014.
10.
Instellen externe bezwarencommissie en ad hoc bezwaarschriftencommissie en verlengen geschillencommissie Regiotaxi Utrecht (notanr. 2012-06983) Voorstel: - Instellen van een externe bezwaarschriftencommissie die advies zal geven bij de afhandeling van bezwaren gericht tegen besluiten van het AB, het DB of de voorzitter; - De zittingstermijn van de huidige leden van de geschillencommissie Regiotaxi Utrecht te verlengen van 1 juli 2013 tot 1 april 2014; - De commissieleden te benoemen van de ad hoc bezwaarschriftencommissie ten behoeve van het bezwaar gericht tegen de gunningsbeschikking in het kader van de aanbesteding concessie openbaar vervoer; - De Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 en de Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht vast te stellen.
11.
Opdrachtverlenging accountantscontrole en normenkader 2012 (notanr. 2012-6984) Voorstel: - Instemmen met de opdrachtverlening voor de accountantscontrole 2012 aan Deloitte Accountants B.V. - Het geactualiseerde normenkader vaststellen (bijlage 1)
12.
Verlengen benoeming van de heer P.C.M. van Elteren als secretaris-directeur tot 1 april 2013 (notanr. 2012-06985) Voorstel: Benoeming van de heer P.C.M. (Piet) van Elteren als secretaris-directeur verlengen tot 1 april 2013
13.
Rondvraag
14.
Sluiting
Ter kennisgeving: • • •
Vaststelling OV-Uitvoeringsplan 2013 (tarieven en vervoerplan) van GVU/Connexxion (notanr. 2012-06986) e Programmamonitor Wegen en Verkeer 1 helft jaar 2012 (notanr. 2012-06980) Boardletter 2012 Deloitte (notanr. 2012-06988)
Nr. 2012-06974 Notulen van de openbare AB-vergadering op woensdag 3 oktober 2012, 20.00 tot 21.40 uur, gemeentehuis te Houten voorzitter: secretaris (plv.):
mw. M.M. van ’t Veld, Stichtse Vecht (DB) P.G. Smit
leden:
mw. H.J. Mourits , Bunnik H.M. Ostendorp, Bunnik (DB) A.A. de Boer, De Bilt A.J. Gerritsen, De Bilt (DB) C. van Dalen, Houten (DB) A.R. van Dijk, Houten C.H.J. Lamers, Houten V. v.d Horst, Stichtse Vecht (vervangt K. Wiersma) R. Roos, Stichtse Vecht F. Zivkovic, Stichtse Vecht (vervangt M.L. Veldhuijzen) A.J. Adriani, Nieuwegein H.J. Schat, Nieuwegein E. v.d. Voort, Nieuwegein (vervangt W.G.J. Wijntjes) W.W. Buunk, Utrecht P.H. van Corler, Utrecht Mw. G.W. Nalis, Utrecht G.P. Isabella, Utrecht (DB) F.C.W.C. Lintmeijer, Utrecht (DB) D. Gillissen, Utrecht S. Koopmans, Utrecht (vervangt D. Hoek) V. Oldenborgh, Utrecht (vervangt B.F.M. Beerlage) S. de Vries, Utrecht J.A.E. Landwehr, Vianen (DB) J.R. Scheringa, Vianen P.J. Ligtelijn, IJsselstein H.R. Camstra, Zeist C.A. van Liempde, Zeist P.E.B. van Ojen, Zeist (vervangt D.A.C.A. Gudde)
Afwezig met bericht:
J.L.H. de Jong Schouwenburg, De Bilt M.L. Veldhuijzen, Stichtse Vecht (wordt vervangen door F. Zivkovic) K. Wiersema, Stichtse Vecht (wordt vervangen door V. v.d. Horst) H. Verdouw, Nieuwegein W.G.J. Wijntjes, Nieuwegein (wordt vervangen door E. v.d. Voort) B.F.M. Beerlage, Utrecht (wordt vervangen door V. Oldenborg) D. Hoek, Utrecht (wordt vervangen door S. Koopmans) B. Fokke, Utrecht A. Wolfsen, Utrecht (DB) J. Huizinga, IJsselstein M.G.M. de Jong, IJsselstein (DB) J.J.L.M. Janssen, Zeist (DB) D.A.C.A. Gudde, Zeist (wordt vervangen door P.E.B. van Ojen)
Verslag:
M. Kassing-Veenbrink (Kassing Notuleerservice, Odijk)
Vergaderdata 2012:
12 december
1/12
1. Opening Mevrouw van ’t Veld, voorzitter, opent de vergadering. Bericht van verhindering is ontvangen van de heren De Jong Schouwenburg, Veldhuijzen, Wiersema, Verdouw, Wijntjes, Beerlage, Hoek, Fokke, Wolfsen, Huizinga, De Jong, Janssen en Gudde. De actiegroep Utrecht voor Palestina heeft verzocht om in te mogen spreken. De voorzitter geeft de insprekers het woord. Actiegroep Utrecht voor Palestina: ‘ Wij stellen het zeer op prijs dat we mogen inspreken in uw vergadering, hoewel de aanbesteding van het tram- en busvervoer vanavond niet op de agenda staat. Zoals de meesten van u weten hebben we een petitie ingediend, waarin we onder het motto ‘met een fout OV rij ik niet mee’ stellen dat ‘OV regio Utrecht’ alias Connexxion niet voor de concessie in aanmerking moet komen, omdat het sinds vorig jaar onderdeel is van het Veolia concern. We zijn hier met een kleine groep, maar we zijn deel van een wereldwijde beweging. Overal ter wereld voeren velen deze campagne tegen Veolia, vanwege Veolia’s steun aan Israëls mensenrechtenschendingen in de Palestijnse bezette gebieden. We noemen enkele resultaten… In november 2006 verkoopt de ASN bank haar aandelen in Veolia, omdat haar activiteiten ‘niet in lijn zijn met VN-eisen om steun aan (kolonisatie-)activiteiten te stoppen’. Er zijn nu meer dan 440 ondertekenaars van onze petitie, in korte tijd op straat en digitaal opgehaald. Een ondertekenaar schrijft: ‘uit eigen ervaring (drie maanden in bezette gebieden gewoond) heb ik aan alle kanten ondergaan hoe Palestijnen onderdrukt en rechteloos zijn in hun eigen land. Daar kunnen we als burgers van een beschaafd land toch niet aan meewerken! We moeten de apartheid ook hier bestrijden’ (Sjouke Bergsma). In oktober 2010 neemt de gemeenteraad van Cork in Ierland een resolutie aan om geen contracten met Veolia te tekenen of te vernieuwen. In bezet Palestina exploiteert Veolia tram- en buslijnen naar de illegale nederzettingen en profiteert ook op andere manieren van de bezetting, zoals vuilstort en waterzuivering, dit alles alleen voor Israëlisch kolonisten en andere Israëliërs, niet voor de Palestijnse bevolking. In juni 2009 besluit de gemeenteraad van Victoria Australië het contract met Veolia om Melbourne ‘s treinen te exploiteren, niet te verlengen. In juli 2009 verliest Veolia het contract voor de bouw van een ontziltingsinstallatie ter waarde van 2,9 miljard US dollar. Artikel 45 van het Besluit Aanbesteding door overheidsorganen schrijft ‘goed gedrag’ van de gegadigden voor. Schending van mensenrechten zijn daar niet mee in overeenstemming. Want activiteiten op bezet gebied zijn in strijd met de Vierde Geneefse Conventie. In een groot aantal resoluties hebben de Verenigde Naties de bezetting veroordeeld. Israël legt steeds deze resoluties en uitspraken van het Internationaal Gerechtshof naast zich neer. Het Internationale Russel Tribunaal heeft in 2011 geconcludeerd dat Israël in de bezette Palestijnse gebieden een apartheidsbeleid voert. Apartheid is een misdaad tegen de menselijkheid.
2/12
In april 2009 verliest Veolia een contract ter waarde van 750 miljoen euro in Bordeaux betreffende de exploitatie van het grootste urbane openbaar vervoer netwerk in Frankrijk. Het Platform Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen heeft in januari 2012 een Referentiekader uitgegeven. In het hoofdstuk over mensenrechten staat: ‘geen betrokkenheid bij of (indirecte) bijdrage leveren aan mensenrechtenschendingen; waar schendingen dreigen of zich voordoen, inspanningen leveren om schendingen te voorkomen of schade te compenseren’. Veolia leeft dit overduidelijk niet na. In maart 2012 werd Veolia uitgesloten van de gemeenschappelijk aanbesteding voor afvalinzameling, recycling, straat- en strand schoonmaakdiensten voor 20 jaar voor de gemeenten Eastbourne, Hastings, Rother en Wealden van East Sussex. De VN principes voor bedrijfsleven en mensenrechten worden bekrachtigd in de (bredere) OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen. Ook ISO 26000 legt sterke nadruk op naleving en daarnaast op bevordering van de mensenrechten. Enkele belangrijke elementen in deze richtlijn zijn: • In oorlogssituaties of het ontbreken van goed bestuur: extra alert zijn op naleving van mensenrechten en geen voordeel halen uit de situatie • Een bijdrage leveren aan het verbeteren van de positie van kwetsbare groepen, minderheden en vrouwen • Adequate basisvoorzieningen respecteren en waar mogelijk helpen realiseren. Veolia doet het omgekeerde als het om de Palestijnen gaat. In november 2010 besluit de gemeente Lille het contract voor het personenvervoer in de stad niet aan Veolia te gunnen. Veolia heeft in andere procedures aangevoerd niet meer in Palestina actief te zijn. Maar de topman van Veolia Israël ontkende begin dit jaar nog zelf in een interview in een Israëlisch krant: ‘Veolia Israel is het meest winstgevend van alle bedrijfsonderdelen in de wereld. Het is een pilotproject voor het internationale Veolia. We opereren (in Israël) als een divisie, waar alle divisies in de wereld afzonderlijk opereren’. Na 10 jaar exploitatie verloor Veolia in januari 2009 een contract ter waarde van 3,5 miljoen euro voor de exploitatie van de Stockholm metro. Een ander verweer is dat Connexxion los van Veolia opereert. Maar volgens het MVO referentiekader geldt een ketenverantwoordelijkheid; ‘de bedrijfsvoering als geheel dient zo te worden ingericht dat de normen nageleefd kunnen worden’. Wij zullen graag uw eventuele vragen beantwoorden. Wij hopen dat u in uw besluitvorming naast zakelijke ook principiële overwegingen zult hanteren. Bedankt dat u naar ons geluisterd heeft’. De handtekeningen worden overhandigd aan de voorzitter. De voorzitter merkt op dat er informatie is uitgereikt aan de aanwezigen door de actiegroep. De heer Gerritsen merkt op dat de initiatieven van het comité bekend zijn bij het DB. Het comité heeft enige weken geleden een handtekeningenlijst van dezelfde strekking aan het DB aangeboden. De heer Gerritsen heeft deze lijst namens het DB in ontvangst genomen. De organisatie maakt terecht een punt van de aanbesteding van diensten ook aan bedrijven die ‘ niet zuiver’ zijn. Zij plaatsen in dit verband Veolia op die lijst omdat Veolia een relatie
3/12
heeft met een van de inschrijvers op de concessie van het OV. De heer Gerritsen wil niet vooruit lopen op de uitkomsten van de concessie maar het DB heeft goede nota genomen van de punten waar het comité zich sterk voor maakt. Niet alle maatschappelijke en politieke sentimenten kunnen meewegen maar op basis van de wetgeving wordt de aanbesteding uitgevoerd. De voorzitter meldt dat er aan het einde van de vergadering een besloten vergadering plaatsvindt. Uitgereikt is informatie over de WGR-plus en U10. De heer Gerritsen (DB) deelt mede dat het DB zich a.s. maandag zal beraden op de aanbesteding van het OV in de stadsregio Utrecht. Het AB had wellicht verwacht dat een maand eerder het besluit was genomen. Het uitstel is toe te schrijven aan de langere tijd die nodig was om de inschrijvingen zorgvuldig te beoordelen. De beoordelingscommissie had meer tijd nodig. Het DB zal 8 oktober a.s. een beslissing nemen over de aanbesteding gunning van het OV. De heer Gerritsen (DB) deelt mede dat de werkzaamheden, grootschalige vervanging aan de infrastructuur, aan de Sunny-lijn ter hoogte van Nieuwegein op 8 oktober a.s. worden hervat. Er is overeenstemming tussen het BRU en de aannemer Volker Rail over het hervatten van de werkzaamheden. De planning is erop gericht dat op 5 november 2012 de trams weer volgens de dienstregeling kunnen rijden. Tot die tijd is vervangend vervoer beschikbaar. De noodzaak voor de omvang van het vervangend vervoer wordt dagelijks gemonitord. De beschikbaarheid van het vervangend vervoer wordt hierop afgestemd. De heer Van Corler (Utrecht) wil graag, desnoods schriftelijk, op korte termijn geïnformeerd worden over de ins en outs rondom dit project. De heer Schat (Nieuwegein) sluit zich hierbij aan. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat dit vanzelfsprekend is. Hij zegt dit toe. De heer Van Dalen (DB) merkt op dat op 24 september jl. de minister een brief heeft verstuurd waarin de uitkomsten van het traject met de stuurgroep betreffende de Ring rondom Utrecht in is verwoord. Sinds 2010 wordt gewerkt aan een voorkeursvariant voor de Ring Utrecht. Er ligt een pakket aan maatregelen voor, waarin een groot deel van de partners in de stuurgroep mee kunnen instemmen. In de brief wordt melding gemaakt dat het BRU heeft ingestemd met de voorgestelde maatregelen. Het BRU is geen bevoegd gezag over besluiten rondom de Ring. Het BRU treedt op als adviseur en belangenbehartiger voor de BRU-regiogemeenten. Betreffende de inhoud kan het BRU de minister volgen (inclusief twee keer zeven rijstroken om de verkeersstromen te ontweven). De instemming van het BRU moet in dat kader worden bezien. De heer Van Dalen merkt op dat de Uithoflijn politiek verknoopt is met de Ring. Het BRU is daar wel het bevoegd gezag. Er wordt gewerkt aan de uitwerking van een beschikking voor de Uithoflijn. De heer Van Dalen verwacht hier op korte termijn een positief resultaat. De stuurgroep treedt in overleg met de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de gemeenten en rechtstreeks met de gemeenten betreffende de inhoud. De heer Camstra (Zeist) heeft de brief van de minister gelezen. Als onderdeel van het BRU voelt hij zich aangesproken door de passage die door de heer Van Dalen is aangehaald. De heer Van Dalen merkt op dat het BRU niet het bevoegd gezag is in dezen. De minister noemt het woord ‘instemming’. De heer Camstra vraagt de heer Van Dalen hoe hij dit moet
4/12
interpreteren. Hij merkt op dat het beter was geweest wanneer het AB hierin was gekend, voordat het DB een standpunt had ingenomen. De heer Van Corler (Utrecht) begrijpt van de heer Van Dalen dat in het portefeuilleoverleg hierover is gesproken. De Utrechtse delegatie is verbaasd over de passage ‘het BRU heeft ingestemd’ en ontvangt hier graag, eventueel schriftelijk, een uitleg over de gang van zaken. De heer Van Dalen (DB) antwoordt dat instemming is gegeven langs de inhoudelijke lijnen om het mobiliteitsprobleem op te lossen en niet langs de lijnen van het bevoegd gezag. A.s. maandag zal in het DB de brief worden besproken en daarna volgt overleg met de portefeuillehouders. De instemming is langs de inhoudelijke lijn en er is geen instemming gegeven namens het DB en AB. De voorzitter merkt op dat in de stuurgroep een voorbehoud is gemaakt namelijk dat het AB en DB nog moeten instemmen. De heer Van Corler (Utrecht) wil dat in de communicatie dit wordt uitgedragen. De heer Van Dalen (DB) zegt toe schriftelijk een toelichting te geven over de procesgang. 2. Notulen vergadering d.d. 20 juni 2012 De heer Van Liempde (Zeist) merkt op dat op pagina 4 en 5 wordt gesproken over de herprioritering van de VERDER-projecten. De heer Van Dalen heeft toegezegd de vragen van Zeist schriftelijk te beantwoorden. De heer Van Liempde heeft geen antwoorden ontvangen. De heer Van Dalen (DB) antwoordt dat de antwoorden zijn gestuurd. Hij adviseert intern hier navraag na te doen. De voorzitter zegt toe dat de antwoorden aan de heer Van Liempde worden gestuurd. De notulen worden vastgesteld. 3. Ingekomen stukken/verslagen De stukken worden voor kennisgeving aangenomen. 4. Interne verzelfstandiging trambedrijf Eerste termijn De heer Lamers (Houten) merkt op dat toen het BRU het beheer kreeg van de rails en het trambedrijf het AB daar moeite mee had. De WGR-plus regio is niet opgericht om trams in eigendom te hebben. Het BRU is een strategisch beleids- en beïnvloedingsorganen. De portefeuillehouder en het DB hebben het AB overtuigd om de toekomstige aanbesteding Rail OV zo zuiver mogelijk te laten verlopen. Uitgewisseld is destijds dat rail en trams in eigendom zouden moeten overgaan naar de nieuwe concessiehouder. Deze overweging staat niet in de voorliggende notitie genoemd. Vanuit die gedachte vindt de heer Lamers hetgeen wordt voorgesteld een goede stap namelijk om binnen het BRU het trambedrijf te verzelfstandigen middels een agentschap. Benadrukt wordt dat het BRU, zowel AB als DB, eindverantwoordelijkheid zal blijven
5/12
houden. Er zit een mandatering in voor de directeur van het agentschap maar het bedrijf blijft onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van het BRU opereren. De heer Lamers vindt een agentschap een goede stap omdat het een eerst stap naar privatisering is naar een toekomstige partij. De heer Lamers wil toegezegd krijgen dat het AB inzicht krijgt in de financiële rapportages en budgettering van het agentschap. Hij wil dat het agentschap ook gerapporteerd wordt in de bestuursrapportages. Risico’s moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen. Daarnaast vindt hij het onwenselijk dat het trambedrijf eigenstandig communiceert. Dit moet altijd onder de vlag van het BRU. De heer Roos (Stichtse Vecht) merkt op dat het voorstel geen applaus ontlokt van de delegatie van Stichtse Vecht. De delegatie vindt het jammer dat in de voorliggende notitie geen alternatieve opties zijn genoemd. Het AB wordt hiermee de mogelijkheid onthouden om een keuze te maken. Met dit voorstel blijven formeel de deelnemende gemeenten verantwoordelijk voor de mogelijke tekorten. Dit moet worden vermeden. Gepleit wordt om het geheel te verzelfstandigen (risico’s en financiën). Tot slot vraagt de heer Roos wat het standpunt is van de provincie betreffende het voorliggende voorstel. De heer Buunk (Utrecht) merkt op dat het in de praktijk lastig blijkt om de rails, de remise, de trams goed te beheersen. Dit moet professioneel worden aangepakt. De Utrechtse delegatie vindt het goed om een organisatorische scheiding aan te brengen tussen het trambedrijf en het BRU. Er komt een beleidsbureau BRU die het OV beleid regelt en het concessiebeheer. Er is een vervoerder die de concessie uitvoert er is een zakelijke uitvoerende organisatie die functioneel alle middelen goed op orde houdt en het functioneel beheer verzorgt. De toekomst van het BRU is ongewis. Mocht het BRU worden opgeheven dan komt het beheer bij een andere organisatie te liggen en daar moet het BRU goed op voorbereid zijn. Met het beheer van het materieel zijn grote geldbedragen gemoeid. Door de organisatie op te knippen worden er financieel schotten geplaatst tussen onderdelen en wordt het duidelijker waar welke risico’s liggen en hoe deze beheerd en beheerst moeten worden. De heer Buunk vraagt hoe dit wordt vormgegeven en hoe de grenzen tussen de eenheden komen te liggen. De heer Buunk heeft er begrip voor, dat er niet ineens wordt gekozen voor een overheids NV. De keuze voor een agentschap zou nu sneller zijn volgens de notitie. De Utrechtse delegatie kan zich in het voorstel vinden maar pleit om later een meer privaatrechtelijke vorm te kiezen. Deze privaatrechtelijke vorm is makkelijker te verzelfstandigen of over te dragen. Minder duidelijk wordt het voor de Utrechtse delegatie waar gesproken wordt over de rollen van de Raad van Toezicht die tussen DB en AB zitten en de directeur van het agentschap. Het BRU krijgt twee directeuren. Een portefeuillehouder in het DB is verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. De heer Buunk vraagt verduidelijking over de gelaagdheid die wordt voorgesteld en over de taken en verantwoordelijkheden (mede in relatie tot de projectorganisatie van de Uithoflijn). Spreker vraagt wat de toegevoegde waarde is van een Raad van Toezicht. Hij vraagt of het AB of DB deze taak niet kan invullen. De Utrechtse delegatie maakt zich zorgen over de overhead- en organisatiekosten. Binnen het BRU werken veel ingehuurde deskundigen op deze dossiers. Gevraagd wordt wie hier in de toekomst toezicht op houdt. Tot slot merkt hij op dat twee grote financiële eenheden namelijk het beheer van de remise, tram en tramlijnen en de aanleg van de Uithoflijn in het agentschap worden ondergebracht. De Utrechtse delegatie lijkt het onlogisch, en wil hier graag een toelichting op, gezien de verschillende dynamiek, expertise en de risico’s. De heer Buunk heeft gezocht in eerdere stukken of hiertoe is besloten. Volgens hem is in een achterliggend stuk bij een beslispunt een intentie uitgesproken maar heeft het AB hier niet expliciet toe besloten.
6/12
De heer Camstra (Zeist) merkt op dat de delegatie Zeist het principe ondersteunt dat achter het voorstel zit. Het gaat om ongelijksoortige activiteiten en verantwoordelijkheden die gescheiden worden. De delegatie ondersteunt het uit elkaar trekken van de dagelijkse bezigheden en de opdracht verlenende bevoegdheden. Spreker merkt op dat niet snel doorgestoomd moet worden naar verzelfstandiging. Dit leidt tot extra overhead en kosten. In de nadere uitwerking moet het risicomanagement centraal staan. Hij vraagt wie verantwoordelijk is voor de financiële en personele risico’s. Het BRU is kwetsbaar doordat de personeelsbezetting gering is. Hij vraagt de activiteiten zo te organiseren dat de organisatie niet nog kwetsbaarder wordt nu het wordt gesplitst in twee onderdelen. De delegatie ondersteunt het voorstel. De heer Schat (Nieuwegein) sluit zich aan bij de woorden van de heer Lamers. Hij merkt op dat de reden voor de keuze voor een agentschap onvoldoende uit de stukken blijkt. Hij wil daar graag een toelichting over. Hij wil weten wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt en hoe het agentschap wordt gepresenteerd in de begroting 2013. Spreker hoort graag hoe het DB aankijkt tegen een scheiding tussen de vervoerder en het trambedrijf. Toestanden als bij de NS/ProRail moeten voorkomen worden. Tot slot vraagt hij of het trambedrijf een eigen portefeuillehouder krijgt. De heer Ligtelijn (IJsselstein) merkt op dat de delegatie in principe akkoord is met het voorstel. Hij stelt dat de opdracht formulering aan het trambedrijf helder moet zijn en goed moet zijn vastgelegd om de organisatie goed te kunnen managen. Het OV is momenteel een aangelegenheid van negen gemeenten. Hij vraagt of dit ongewijzigd blijft. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat al langere tijd geleden het ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft besloten dat de regionale lijnen moesten worden overgedragen aan de regionale autoriteiten. BRU is in gesprek gegaan met ProRail, de toenmalige eigenaar, om de lijn over te nemen. Dit proces verliep moeizaam. ProRail wilde eigenlijk geen afstand doen van de lijn. Het beheer van het trambedrijf is ondergebracht in de afdeling OV-I. In de afgelopen jaren is een enorme expertise opgebouwd binnen deze afdeling. Een belangrijk deel van de expertise is extern ingehuurd om de rol van eigenaar van het tramsysteem te kunnen uitoefenen. Inmiddels heeft het BRU in huis veel gekwalificeerde know how op het gebied van veiligheidsmanagement, onderhoudsplanningen, toekomst tramlijn, beheer, etc. Op langere termijn moet deze kennis worden geconsolideerd. Het BRU kan niet blijven inhuren. De functies moeten in de formatie worden ondergebracht omdat het BRU, op grond van de wet, een taak heeft voor het in stand houden van het openbaar vervoer. Ook als er een NV van wordt gemaakt blijven deze verantwoordelijkheden liggen bij het BRU. De heer Gerritsen vindt het kritisch om zaken door te privatiseren naar een NV of taken over te brengen naar een vervoerder. Hij is voorstander van het splitsen van verantwoordelijkheden. Hij vraagt zich af of de verzelfstandiging verder doorgevoerd moet worden. De heer Gerritsen vindt dat het AB zich serieus moet afvragen of de verzelfstandiging moet worden doorgevoerd. Hij hecht eraan dat het DB zich uitspreekt over de publieke verantwoordelijkheid die het BRU heeft ten aanzien van het tramsysteem. Dit kan via een agentschap maar kan ook via een overheids NV worden gerealiseerd.
De heer Gerritsen zegt toe dat het AB niet alleen de saldi maar ook de begrotingen krijgt voorgelegd. Het trambedrijf wordt intern verzelfstandigd maar verder verandert er niets. Het AB houdt volledig inzage en beslissingsbevoegdheden ten aanzien van het trambedrijf. Hij
7/12
wil dat het AB zich uitspreekt over de begroting en het beleidsplan van het trambedrijf Spreker is terughoudend voor het privatiseren van het trambedrijf. Er ligt een belangrijke publieke taak voor het BRU. Met het agentschap wordt dit bereikt. Het primaire motief om deze interne verzelfstandiging gestalte te geven is dat de afdeling OV-I te zwaar drukt op de beleidsorganisatie. Daarnaast zit er een aantal plussen aan dit voorstel zoals het verzelfstandiging als taken van het BRU overgaan en het beheersen van de (financiële) risico’s. Een intern verzelfstandigd trambedrijf is een betere waarborging, en een biedt een beter inzicht in de financieringsconstructie en de beheersing van risico’s dan dat het als een programmaonderdeel in de begroting wordt gepresenteerd. Het is zaak om het trambedrijf te scheiden en een eigen budget toe te kennen. Het trambedrijf zal onder toezicht van het AB en onder verantwoordelijkheid van het DB opereren. Dat betekent ook dat boven het interne trambedrijf de BRU-vlag hangt. Het trambedrijf functioneert onder de ambtelijke eindverantwoordelijkheid van de secretaris directeur BRU. Het gaat om een administratieve, economische, interne verzelfstandiging. Er zijn geen alternatieven aangeboden omdat die er niet zijn. Het DB stelt dat het BRU een publieke verantwoordelijkheid heeft jegens de instandhouding van het trambedrijf. In dat licht is er geen alternatief anders dan het perspectief op doorprivatiseren. Met een stichting wordt het buiten de politieke bestuurlijke systemen geplaatst en dat heeft niet de voorkeur van het DB. De heer Gerritsen benadrukt dat de gemeenten geen risicodragende aandeelhouders zijn van het BRU. Het BRU is een zelfstandige publiek wettelijke overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de eigen tekorten. Het trambedrijf is een (tamelijk) statische activiteit. Voor het beheren van de risico’s is het wenselijk de beleidsactiviteiten af te zonderen. Toen het opheffen van het BRU nog aan de orde was, zijn met het collegae van Gedeputeerde Staten afspraken gemaakt over de consequenties van het ontmantelen van het BRU. Het trambedrijf was onderwerp van gesprek. Na de val van het kabinet heeft er geen formeel overleg meer plaatsgevonden met de provincie dienaangaande. Van de provincie is bekend dat zij geen tegenstander zijn van dit traject. Zij zijn niet tot in de finesses meegenomen. Het BRU heeft een wettelijke verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het OV in het stedelijk gebied. De provincie heeft hier vooralsnog geen rol in. Het DB vindt dat beleid en uitvoering gescheiden dienen te worden. Op pagina 2 van de notitie staat de aanleiding van het voorstel verwoord. De afdeling OV&I wordt geleid gelijk aan de andere afdelingen. De afdeling krijgt een eenhoofdige leiding (afdelingsmanager, afdelingshoofd, directeur of bedrijfshoofd). Deze leidinggevende is verantwoording schuldig aan de secretaris directeur. Het trambedrijf wordt opgehangen in de BRU-organisatie. De realisatie van de Uithoflijn is een coproductie tussen gemeente en het BRU. Er is een projectorganisatie opgericht aan de hand van de overeenkomst die is opgesteld. BRU en gemeente Utrecht leveren expertise om de Uithoflijn te realiseren. De onderbaan, omgevingsvergunning en bestemmingsplanwijziging worden door de gemeente Utrecht gerealiseerd. De bovenleidingen en de tram door het BRU en regie op het totaal. Het project valt onder de eindverantwoording van BRU. Bij het uitvoeringsbesluit is gesteld dat de beste expertise om het BRU deel te kunnen bedienen, zit bij de medewerkers die werkzaam zijn bij de afdeling OV&I. De heer Gerritsen wil dat de functies binnen het trambedrijf ingevuld worden door een vaste formatie. Het is aan de secretaris directeur om hieraan invulling te geven. Een agentschap (misschien had een ander woord gekozen moeten worden) geeft de mogelijkheid het trambedrijf intern te verzelfstandiging waarbij de verantwoordelijkheden voor het AB en DB gewaarborgd zijn. De organieke zelfstandigheid kan gestalte worden gegeven. Mocht de politiek vinden dat het trambedrijf door geprivatiseerd moet worden of het voortbestaan van het BRU op maanden wordt gesteld, dan is er de mogelijkheid het trambedrijf over te dragen naar een volgende eigenaar.
8/12
Het DB legt aan het AB een begroting ter goedkeuring voor van het trambedrijf. Het AB krijgt niet alleen saldi gepresenteerd. De opdrachtformulering aan het trambedrijf moet goed worden geformuleerd. BRU moet toegerust worden om deze opdracht gevende rol goed uit te kunnen voeren. Dit zal in de komende maanden een belangrijk punt zijn om uit te werken. De heer Gerritsen denkt dat op langere termijn het BRU een OV-autoriteit wordt. Heel veel taken die nu door het BRU worden opgepakt zullen in teamverband worden uitgevoerd. De heer Gerritsen voorziet dat op lange termijn er geen portefeuillehouder trambedrijf meer is maar dat het DB daarvoor integraal verantwoordelijk is. Tweede termijn De heer Buunk (Utrecht) vraagt hoe de verdeling van taken en verantwoordelijkheden eruit komt te zien. De notitie is hierin niet duidelijk. Hij verzoekt hier in de nadere uitwerking zorgvuldig naar te kijken. De heer Buunk vraagt wat de rol is van de Raad van Toezicht die wordt ingesteld. De heer Buunk stelt dat de dynamiek in een projectorganisatie wezenlijk anders is dan in een beheerorganisatie zoals het beheer van de remise en het trambedrijf. De risico’s verschillen wezenlijk. Hij gaat ervan uit dat de projectorganisatie een harde taak heeft om binnen budget en tijd de klus te klaren. Dit is een andere opdracht dan aan een afdeling die dagelijks beheer uitvoert. Hij kan zich vinden dat medewerkers in een afdeling worden ondergebracht vanwege de deskundigheid, Hij vindt het belangrijk te weten hoe de medewerkers die voor beide organisatieonderdelen werken, worden aangestuurd en hoe de uren worden geschreven. De heer Buunk verzoekt dit nader uit te werken en scherper te formuleren. De heer Roos (Stichtse Vecht) had wat de heer Gerritsen heeft verteld, graag in de notitie teruggezien. Het staat buiten discussie dat in de WGR-plus het OV een publieke verantwoordelijkheid is. Het geeft niet aan hoe hier invulling aan wordt gegeven. Het kenmerk van een gemeenschappelijke regeling is volgens spreker dat de gemeenten mede risico dragen. De delegatie gaat nog niet mee in het voorstel om een agentschap te vormen. De heer Roos had het zorgvuldig gevonden wanneer er overleg was gepleegd met de provincie over het voorstel gezien de mogelijke rechtsopvolging. De heer Lamers (Houten) merkt op dat zijn eerste statement was bedoeld om te herinneren dat het AB gemengde gevoelens had bij de overname van het trambedrijf en de infrastructuur. De regionale infrastructuur is een taak van de concessiegever. Over het tramgedeelte kan die discussie goed worden gevoerd. Het overnemen van de tramrail was om te zorgen dat in een aanbesteding geen verschillen zouden zitten omdat een aanbieder ook de trams zou meenemen in de aanbesteding (en een andere niet) en dat een investerings- en exploitatieverschil zou ontstaan. De heer Lamers vindt dat de heer Gerritsen uitgaat van een defensieve situatie. De verzelfstandiging moet voor het trambedrijf plaatsvinden. Het besturingsmodel ziet er ‘dik’ uit. Spreker kan zich voorstellen dat er op dit vakgebied behoefte is aan ondersteuning, een Raad van Advies. Wanneer uitgegaan wordt van een tijdelijke organisatie dan is de vraag waarom het zo zwaar wordt opgetuigd. Als de Raad van Advies vindt dat er iets onverkwikkelijks gebeurd dan moet er ook een relatie zijn met het DB. Het DB moet open staan voor signalen. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat een aantal zaken moeten worden uitgewerkt, nadat het besluit is genomen. In het model worden taken en posities beschreven en geen afdelingen. De oranje blokjes onder asset provider, zijn de taken die het BRU heeft in de afdeling OV&I. Het BRU is al bezig met asset management. De scheiding ligt bij het beheer van de hardware (investeren veiligheid, nieuwe ontwikkelingen, beheer remise). Het DB
9/12
vindt dat hiervoor een Raad van Advies moet worden ingesteld. De Raad van Advies kan kritisch/vakinhoudelijk kijken, buiten de politiek bestuurlijke verantwoordelijkheid om, naar de plannen. De heer Gerritsen heeft er geen probleem mee om een lijn te leggen tussen het AB/DB en de Raad van Advies. De heer Gerritsen vindt dat er ook nu al een Raad van Advies zou mogen zijn. Het is niet mogelijk om op korter termijn een Raad van Advies te introduceren. De projectorganisatie Uithoflijn wordt samen gerund met de gemeente Utrecht. De expertise van het BRU komt van medewerkers die werkzaam zijn bij OV&I. Het project als zodanig is eigendom van de gemeente Utrecht en het BRU. De risico’s zijn verdeeld. Wanneer de Uithoflijn in gebruik wordt genomen dan wordt de lijn beheerd en onderhouden door het trambedrijf c.q. afdeling OV&I. In de huidige bestuurlijke constellatie is het DB verantwoordelijk (integraal en collectief) de dagelijkse aangelegenheden van het BRU en voor de dagelijkse gang van zaken zijn er portefeuillehouders zijn aangesteld. De heer Gerritsen zegt toe aan de punten die de heer Roos heeft genoemd bijzondere aandacht te geven. Spreker komt terug op de risico’s die gemeenten dragen om ook de heer Roos te kunnen overtuigen. (In)formeel vindt er afstemming plaats met de provincie. Het BRU heeft een formele positie betreffende het trambedrijf. De heer Gerritsen wil nog niet zo ver gaan om in de aanbesteding ook de trams op te nemen. De levensduur van trams is hoger dan de duur van de concessie. De mogelijkheid om het trambedrijf verder te privatiseren moet open blijven staan. De heer Buunk (Utrecht) legt een stemverklaring af. Hij merkt op dat de delegatie Utrecht zich zorgen maakt om de projectorganisatie van de Uithoflijn met name ten aanzien van de verantwoordelijkheden en risico’s. Het punt verdient bijzondere aandacht (taken en verantwoordelijkheden). Met deze kanttekening gaat de Utrechtse delegatie akkoord met het voorstel. De heer Roos (Stichtse Vecht) merkt op dat gelet op de uitdrukkelijke toezegging van de heer Gerritsen dat de zorgen die spreker heeft uitgesproken schriftelijk worden beantwoord ook de delegatie van Stichtse Vecht kan instemmen met het voorstel. Het AB stemt in met de voorgestelde besluiten verwoord in de notitie 2012-05779 d.d. 3 oktober 2012. 5. Eerste wijziging Programmabegroting 2012 Het AB stemt in met de voorgestelde wijziging in de programmabegroting 2012 zoals verwoord in de notitie 2012-05780 d.d. 3 oktober 2012. 6. Bestuursrapportage 2012 Eerste termijn De heer Scheringa (Vianen) merkt op dat voorafgaande aan de AB-vergadering een informatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden. De uitleg van de portefeuillehouder financiën was verhelderend. Op pagina 3 van de bestuursrapportage staat beschreven dat het DB verwacht 2012 met een voordelig saldo ad 111.000 euro te kunnen afsluiten. De heer Scheringa verzoekt aan dit bedrag een bedrag ad 8 miljoen euro toe te voegen dat afkomstig is van een gedeelte van de reservering ad 13 miljoen euro, waar geen uitgave verplichtingen tegenover staan uit BDS, BLS en BDU-rente. De heer Landwehr heeft
10/12
aangegeven dat alle risico’s in kaart zijn gebracht. De heer Scheringa verzoekt het bestuur het bedrag ad 8 miljoen euro toe te voegen en in 2013 met een voorstel te komen hoe het bedrag uit te betalen aan de deelnemende gemeenten. De heer Van Ojen (Zeist) merkt op dat in het DB van 25 juni 2012 is afgesproken dat eventuele overschotten teruggestort zouden worden aan de gemeente. Hij vraagt hoe hij de opmerking moet lezen dat in deze bestuursrapportage, dat bij de jaarrekening 2012 hierover pas beslist zal worden. De heer Van Ojen wil weten, ook al valt het buiten de tijdsscope van de bestuursrapportage, wat de financiële gevolgen zijn van de tegenvallers betreffende de grootschalige vervanging van de trambaan. De heer Landwehr (DB) antwoordt dat hij tijdens de voorbespreking inderdaad heeft aangegeven dat er een reserve staat van 13 miljoen (voordelen behaald op de programma’s) waar nog geen uitgaveverplichtingen tegenover staan. Spreker zal in het DB overleggen hoe met deze gelden om te gaan en komt hier bij het AB op terug. Er is inderdaad gezegd dat de overschotten terug kunnen vloeien naar de gemeenten alleen het bedrag over 2012 was minimaal. Het is niet de moeite om het bedrag over de gemeenten te verdelen en terug te storten. Tweede termijn De heer Buunk (Utrecht) concludeert dat er reserves zijn waar geen bestemming aan hangt maar de portefeuillehouder spreekt over een risicobuffer. Hij verzoekt de portefeuillehouder uit te zoeken of er geen risico’s zijn. Hij merkt op dat er een aantal kaders is vastgesteld waar ambities aan zijn gekoppeld. Voor veel ambities, bijvoorbeeld die in het VERDERpakket is geen geld beschikbaar. Spreker verzoekt in het voorstel dat de heer Landwehr uitwerkt ook hier naar te kijken. De heer Van Ojen (Zeist) vraagt hoe tegenvallers bij de vervanging van de trambaan worden opgevangen. De heer Landwehr (DB) antwoordt dat in de besparingsmaatregel een dreigend tekort was van 94 miljoen. Er is een besparing gerealiseerd van 63 miljoen euro. Het tekort is opgelost door besparingen en ombuigingen ad € 66 miljoen met een structureel effect en de inzet van oude BDU middelen ad € 28 miljoen, welke inzet niet structureel doorwerkt. Naast de inzet van oude BDU middelen zijn bestemmingsreserves (BWS/BLS) ingezet als achtervang indien deze operatie niet zou slagen. Op dit moment is het beeld dat deze achtervang niet meer noodzakelijk wordt geacht. Over de inzet van deze reserves komt de heer Landwehr bij het AB op terug. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat de omvang van de tegenvallers van de vervanging van de trambaan nog niet bekend zijn. Hij zegt toe het AB op de hoogte te houden. De bestuursrapportage 2012, met kenmerk 2012-05781 d.d. 3 oktober 2012 wordt vastgesteld. 7. Besparingsmonitor najaar 2012 De besparingsmonitor najaar 2012 met kenmerk 2012-05782 d.d. 3 oktober 2012 wordt ongewijzigd vastgesteld. 8. Rondvraag
11/12
De heer Roos (Stichtse Vecht) vraagt naar aanleiding van de intentieverklaring A12, of er nu of in de toekomst financiële gevolgen aan zijn verbonden voor de gemeenschappelijke regeling. De heer Isabella (DB) antwoordt dat daar naar is gekeken. Aan de intentieverklaring wordt pas een financiële vertaalslag gegeven in de MIRT-procedure 2020. De verklaring betekent niet meer dan dat we met elkaar blijven samenwerken. 9. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering.
Actielijst Nr 1
Onderwerp Sunij-lijn
Actie/ toezegging Problemen rondom project op schrift uitwerken en zenden aan AB
DB-lid Gerritsen
2
A-27 verbreding
Schriftelijke uitleg over procesgang
Van Dalen
3
VERDER-projecten Zeist Verzelfstandiging trambedrijf
Aan de heer Van Liempde antwoorden op vragen Verder-projecten sturen Financiële risico’s gemeente inzichtelijk maken
Van Dalen Gerritsen
Bestuursrapportage 2012
Voorstel uitwerken uitkeren financiële middelen aan gemeenten
Landwehr
4
5
Voortgang AB is meerdere malen per mail geïnformeerd Brief is 16 oktober verzonden Antwoorden 4 oktober gemaild Mondelinge toelichting ter vergadering (agendapunt 1) Februari 2013
12/12
algemeen bestuur Agendapunt : Nr. Bijlagen
: :
12 december 2012
3 2012-06975 1
Onderwerp Ingekomen stukken
Nr
Ingekomen van
Betreft
Advies
+ -
1.
Provincie Utrecht
Aard begrotingstoezicht 2013
V.k.a.
+
algemeen bestuur Agendapunt
:
4
Nr.
: :
2012-06976 4
Bijlagen
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
drs. J.J.L.M. Janssen H. Adriani
Onderwerp Tussentijdse evaluatie regionale agenda 2011-2014 en werkplan DB 2013
Voorstel AB besluit 1. De conclusies uit deze evaluatie over te nemen; 2. De 30 voorgestelde acties op basis van deze conclusies vast te stellen (deze acties zijn opgenomen in bijlage 1).
Samenvatting De Regionale Agenda 2011-2014 vormt de beleidsmatige basis voor de activiteiten van Bestuur Regio Utrecht in deze periode. Tegelijk met de vaststelling hiervan door het algemeen bestuur (in juni 2011) is besloten om halverwege deze periode een tussenrapportage op te stellen. Deze evaluatie is hiervan het resultaat. Deze evaluatie moet antwoord geven op de vraag in hoeverre de uitvoering van deze agenda nog op schema ligt, en op de vraag of de doelstellingen en het beleid in deze agenda nog actueel zijn. Sinds het opstellen van de Regionale Agenda zijn er immers belangrijke maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen geweest, die van invloed kunnen zijn op de regionale ambities zoals de economische recessie, de verslechterde situatie op de woningmarkt, de rijksbezuinigingen op het openbaar vervoer en de plannen voor een andere bestuurlijke organisatie. Deze ontwikkelingen kunnen voor het algemeen bestuur aanleiding vormen om het beleid of de uitvoering hiervan aan te passen. In september 2012 heeft het DB besloten om de evaluatie regionale agenda uit te voeren én een werkplan 2013 op te stellen. De regionale agenda zelf wordt dus niet hernieuwd uitgegeven. Momenteel zijn de regiogemeenten en Woerden in het U10 traject op zoek naar een verbeterde intergemeentelijke samenwerking in de toekomst. Vanuit diverse gemeenten is gewezen op de noodzaak van een andere werkwijze – een meer open communicatie waarbij de gemeenten eerder in het beleidstraject bepalend zijn voor de keuzes en niet slechts aan het eind om instemming worden gevraagd. Het U10 traject is volop in beweging en de resultaten zijn nog niet definitief. Eind oktober 2012 is duidelijk geworden dat het nieuwe kabinet verregaande voornemens heeft mbt de bestuurlijke indeling. Te midden van deze ontwikkelingen moeten de taken van BRU ook in 2013 voortvarend worden uitgevoerd. Dat is het uitgangspunt van het werkplan 2013.
Toelichting Op basis van een ambtelijke rapportage over de stand van zaken m.b.t. de doelstellingen van de regionale agenda zijn medewerkers van BRU in gesprek gegaan met 'de aandeelhouders van de regionale agenda': de leden van het algemeen bestuur. Daarbij is gekozen voor interviews per gemeente, waarvoor alle AB-leden zijn uitgenodigd. Soms zijn op verzoek van enkele AB-leden ook de plv. AB-leden bij deze gesprekken betrokken. De resultaten van deze gesprekken zijn vastgelegd in verslagen die door de betreffende AB-leden zijn gefiatteerd. Op basis van de conclusies uit deze Pagina 1 van 3
gesprekken is vervolgens met de betrokken teams binnen BRU bekeken hoe de vervolgacties uit deze conclusies konden worden geconcretiseerd. De conclusies uit de interviews en het voorstel voor hieruit voortvloeiende acties zijn terug te vinden in bijlage 1. In bijlage 2 wordt nader ingegaan op specifieke aandachtspunten per gemeente. Bijlage 3 betreft een aangepaste versie van de bovengenoemde rapportage over de 'stand van zaken' van de regionale agenda. Bijlage 4 bevat het concept werkplan DB 2013. Meerdere AB-leden hebben in de gesprekken de wens geuit om in een vroeger stadium te worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding. Het beeld van BRU als 'broedende kip' werd gebruikt om aan te geven dat men in het AB niet alleen met de kuikens wil worden geconfronteerd, maar meer invloed wil hebben op de daaraan voorafgaande keuzes. Derhalve wordt de actielijst nav de evaluatie regionale agenda ter vaststelling aan het AB voorgelegd. Het DB heeft deze actielijst gebruikt bij de opstelling van het concept werkplan 2013. Dit concept is als bijlage 4 bij dit voorstel gevoegd. Dit werkplan vormt een uithangbord van het DB, waarin haalbare doelstellingen op een aansprekende manier voor het voetlicht worden gebracht. Het dagelijks bestuur wil daarmee laten zien dat het voortvarend doorgaat met de uitvoering van haar taken en daar waar nodig die taken aan de actualiteit heeft aangepast. Vanuit communicatief oogpunt vormen gemeenteraadsleden, Haagse beslissers en provinciale / regionale beïnvloeders de doelgroep van het werkplan 2013. Het werkplan is gebaseerd op de programmabegroting 2013 en de actiepunten zoals die voortkomen uit de evaluatie Regionale agenda. Het werkplan bevat de concrete “krenten uit de pap” en is aantrekkelijk vormgegeven. Het werkplan bevat dus geen volledige opsommingen van alle activiteiten die BRU in 2013 zal ondernemen. Over dit concept werkplan wil het DB graag de mening van het AB horen. Ook wordt het voor advies voorgelegd aan de portefeuillehoudersoverleggen EZ (15/11), V&V (26/11) en RO/wonen (13/12). Vervolgens zal het DB het werkplan vaststellen in haar eerste vergadering van 2013. In de interviews met de AB-leden stonden de volgende vragen centraal: • Wat zijn volgens u de resultaten die de regio in 2011 en 2012 heeft bereikt en waar we trots op mogen zijn? • Waar zijn we in 2011 en 2012 minder succesvol in gebleken, en waar ligt dat volgens u aan? • Zijn er volgens u aanvullende maatregelen nodig om de afspraken uit de Regionale Agenda waar te kunnen maken en zo ja, welke? • Zijn er volgens u doelstellingen uit de Regionale Agenda die we, bijvoorbeeld als gevolg van gewijzigde omstandigheden, moeten bijstellen? • Is het volgens u nodig, bijvoorbeeld als gevolg van gewijzigde omstandigheden, om nieuwe doelstellingen aan de Regionale Agenda 2013-2014 toe te voegen? • Hebt u suggesties voor hoe gemeenten intensiever bij de regionale agenda betrokken kunnen worden? In bijlage 1 zijn de algemene conclusies themagewijs gegroepeerd en de actiepunten doorlopend genummerd.
Vervolgacties evaluatie In bijlage 1 worden de conclusies uit deze evaluatie per thema beschreven. Op basis hiervan worden hierna richtinggevende voorstellen gedaan voor te ondernemen acties. Deze voorstellen zijn nadrukkelijk nog niet uitgewerkt om het algemeen bestuur volop de gelegenheid te bieden zich hierover eerst in hoofdlijnen te kunnen uitspreken. Hieronder worden deze voorstellen puntsgewijs samengevat. De nummering in deze samenvatting correspondeert met de nummering van de voorstellen in bijlage 1. In bijlage 2 wordt nader ingegaan op de specifieke aandachtspunten per gemeente uit deze interviews. Voorgesteld wordt om deze punten eerst ambtelijk af te stemmen met de betrokken gemeenten en vervolgacties op maat te ondernemen. Wellicht kan het soms verhelderend werken
Pagina 2 van 3
wanneer BRU per geïnteresseerde gemeente over deze aandachtspunten een extra bijeenkomt met hierin geïnteresseerde raadsleden organiseert.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Bijlagen: 1. Samenvatting conclusies interviews AB-leden en hieruit voortvloeiende acties; 2. Specifieke aandachtspunten per gemeente uit interviews AB-leden en hieruit voortvloeiende acties; 3. Notitie uitgebreide stand van zaken tussenevaluatie regionale agenda 2011-2014; 4. Concept werkplan DB 2013.
Pagina 3 van 3
Bijlage 1 bij AB-voorstel 12 december 2012. Evaluatie Regionale agenda, samenvatting conclusies interviews met AB-leden en hieruit voortvloeiende acties (m.b.t. doelstellingen, beleid, uitvoeringsaspecten en communicatie). Conclusies en voorgestelde acties per thema Thema Openbaar vervoer Doelen Regionale Agenda 2011-2014: 1. Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod; 2. Uitbouwen van een robuust OV-netwerk, met nieuwe tramlijnen en nieuwe knooppunten; 3. In stand houden en moderniseren van de huidige sneltram Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein. Conclusies interviews: a. In het algemeen is er waardering voor de aanpak van de OV-visie, waarin het accent sterk gelegd wordt op de “dikke” vervoersstromen en het strekken van lijnen. De gevolgen zijn niet altijd even prettig, maar BRU maakt daarin een heldere keuze. Toch geven veel gemeenten aan dat BRU moet nadenken over de sociale functie van het openbaar vervoer, want niet altijd zijn regiotaxi en servicebussen oplossingen voor de inwoners, met name voor hen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer en voor de inwoners van kleine kernen. De pilot Servicenetwerk kan daarvoor aanknopingspunten geven. In die pilot met de gemeenten De Bilt, Utrecht en Stichtse Vecht wordt vanuit zowel verkeers- als welzijnsbeleid uitwerking gegeven aan minibuslijnen tussen het reguliere OV en de RegioTaxi in. b. In de uitwerking is er wel kritiek te bespeuren op hoe de visie zich in concrete keuzes vertaalt. In het Vervoersplan 2013 lijken een aantal keuzes niet in overeenstemming met de visie om knooppunten met elkaar te verbinden, zoals de lus van buslijnen 3 en 4 in Utrecht, het niet doortrekken van lijn 58 naar het 2 km verder gelegen NS-station Hollandse Rading, OV aansluiting van industriegebied Vianen, om enkele voorbeelden te noemen. c. De communicatie van de bezuinigingen op het openbaar vervoer naar de inwoners werd als verwarrend ervaren. BRU communiceert met de gemeenten, de gemeenten communiceren met hun inwoners. De meningen over deze aanpak waren verdeeld: van “heldere keuze maar als gemeente hebben we er niet goed op ingespeeld omdat de afspraken niet helder waren” tot “BRU is verantwoordelijk voor de concessie dus moet ook de directe communicatie met de eindgebruiker hebben”. d. Het mislukken van de eerdere aanbesteding van de concessie werd door bijna alle gemeenten genoemd als negatief voor het imago van BRU. De aanpak van de lopende aanbesteding 2014-2023 vonden de meeste AB leden aanzienlijk verbeterd, met name het instellen van een klankbordgroep vanuit het AB, hoewel het uitstel van de gunning hier en daar reden tot gekrab achter de oren leidde. Ook was een enkeling de mening toegedaan dat een OV-concessie dermate complex is dat BRU onvoldoende kennis in huis heeft om deze aan te kunnen besteden. Omdat dit ook voor andere stadsregio’s geldt, zou de aanbesteding in dat geval centraal georganiseerd moeten worden. e. Unaniem positief waren de AB leden over de herziene afspraken rond de regiotaxi en de aanpak van het project Uithoflijn. Hoewel bij het laatste onderwerp ook wel de vraag gesteld werd of BRU de risico’s kan behappen en de angst of uiteindelijk de risico’s niet bij de gemeenten terecht zouden komen. f. Omtrent het onderhoud van de bestaande tramlijn zijn geen bijzonderheden opgetekend.
1
Voorstel vervolgacties: 1. De rol van BRU inzake de communicatie naar reizigers dient nader te worden bezien. Vanuit haar positie als OV-autoriteit is het logisch dat BRU hierin sterker regie gaat voeren. Tot nu toe is de verantwoordelijkheid om naar bewoners te communiceren door gemeenten gezien als hun verantwoordelijkheid. De communicatie naar reizigers verloopt via de vervoerder. Daardoor communiceert BRU alleen direct met gemeenten en ROCOV 1 bij beleidsvoorbereiding, inclusief aanpassingen in het OV-voorzieningenniveau. Gemeenten pakken dit verschillend op, BRU ondersteunt op verschillende manieren, waarbij ook voor inwoners dit verwarrend kan overkomen. Daarbij geven bedrijven(terreinen)/werkgevers aan onvoldoende inbreng te hebben in dit proces via ROCOV en gemeenten. Dit alles betekent dat BRU het communicatietraject gaat herzien, dat beter past bij de wijze van besluitvorming richting inwoners (en werkgevers). 2. In de visienota knooppunten wordt het begrip ‘regionaal knooppunt’ nader geconcretiseerd. Momenteel bestaat nog onduidelijkheid over concrete lijnwijzingen op korte termijn en de OVvisie op de langere termijn. 3. De vertaling van beleid naar concrete maatregelen zal bij toekomstige besluiten over lijnvoering helder worden gecommuniceerd. Deze -meer tactische- uitwerking van het beleid tot concrete maatregelen vindt op dit moment plaats, waarbij het belangrijk is om gemeenten en het algemeen bestuur goed mee te nemen. Thema Wegen en Verkeer Doelen Regionale Agenda 2011-2014: 1. Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen; 2. Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit; 3. Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt. Conclusies interviews: a. Wat zegt voortgang “op schema”? Betekent dit dat BRU de inbreng heeft verzorgd of dat BRU ook daadwerkelijk invloed heeft gehad. Het accent moet volgens de meeste AB-leden liggen op daadwerkelijke invloed. BRU heeft echter een beperkte invloed in lobby rond snelwegverbredingen en communiceert slecht over de inbreng van BRU. Niet altijd is duidelijk wat het standpunt van BRU is. Gelet op het vorenstaande, moet BRU lobby wel als doelstelling opnemen? b. BRU is spreekbuis voor 8 gemeenten, de gemeente Utrecht vervult een eigenstandige rol in de lobby voor snelwegen. Dat maakt een gezamenlijk optrekken lastig, temeer vanwege soms verschillende belangen BRU versus individuele gemeenten. Wat is bijvoorbeeld de concrete invloed van BRU geweest bij bijvoorbeeld het tot stand komen van de NRU en in hoeverre is het BRU gelukt om de omliggende gemeenten bij de ontwikkeling van de NRU te betrekken? c. De communicatie over de voortgang van herprioritering van de afspraken rond VERDER en AROV 2 is mager. De gemeenten zijn benieuwd naar de uitkomsten. d. BRU mag sterker sturen op de monitor van subsidies op projecten, om daarmee te bewerkstelligen dat projectsubsidies ook daadwerkelijk tot infrastructurele verbeteringen leiden. 1
Regionaal Overleg Consumentenorganisaties Openbaar Vervoer
2
Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer
2
e. De meeste gemeenten zien voor BRU wel een taak in de ontwikkeling van een strategisch fietsbeleid, waarin ook de ontwikkeling van fietsroutenetwerken en elektrisch fietsen een plek krijgt. Met de bovengemeentelijke actieradius wordt elektrisch fietsen regionaal van aard. Specifiek voor elektrisch fietsen gelden criteria die in CROW 3-richtlijnen zijn opgenomen. f. De gemeenten zijn in het algemeen positief over de investeringen in fietsenstallingen, fietscarrousels etc. Voorstel vervolgacties: 4. Gemeenten informeren over AROV en VERDER zodra informatie beschikbaar is. 5. Gemeenten in een vroeg stadium informeren en betrekken bij de meest recente ontwikkeling(en) van projecten (zoals de aanpassing van de ring Utrecht). Aandachtspunten van gemeenten proactief meenemen bij de vertegenwoordigende rol die BRU heeft tussen de plannen van het Rijk (bij de A27 en A12), provincie en gemeenten Utrecht (bij de NRU) en de belangen van de BRU-gemeenten. Met vervolgens ook een goede terugkoppeling naar gemeenten over de inzet en haalbaarheid van door de gemeenten gewenste doelen en de inbreng van BRU richting het Rijk en de provincie. 6. Ontwikkeling op korte termijn van een fietsvisie-/beleid, incl. ruime aandacht voor de in opmars zijnde elektrische fiets. Hierin dient aandacht te zijn voor fietsenstallingen en de fiets als voor- en natransport van het OV. Alsmede de mogelijkheid de elektrische fiets als transportmiddel voor de langere afstanden te gebruiken, zowel voor recreatief als voor woon – werk verkeer. 7. Het opstellen van een plan van aanpak voor monitoring maatschappelijke effecten op langere termijn (eind 2013 gereed). 8. Doorgaan met monitoring en sturing op voortgang projecten. BRU vertrekt subsidies voor infrastructurele projecten aan de BRU-gemeenten. Het algemeen bestuur wordt hierover geïnformeerd middels de halfjaarlijkse programmamonitor Wegen & Verkeer. Resultaten zijn pas op de langere termijn zichtbaar, want projecten duren lang en effecten zijn pas na jaren zichtbaar. Thema Ruimtelijke Ontwikkeling Doelen regionale agenda 2011-2014: 1. Kwaliteit en samenhang in ruimtelijke ontwikkeling; 2. Aandacht voor groen, recreatie en milieu. Conclusies interviews: a. Er leven vragen over de veranderde positie en rol van BRU op dit beleidsterrein naar aanleiding van nieuwe wetgeving over de rol van de provincies in deze (bijv. de SVIR 4). De vraag is wat de rol van BRU in deze is als men niet over middelen beschikt om zaken af te dwingen. b. Over het algemeen is men positief over de gezamenlijke inbreng op de PRS 5, door dit gezamenlijk te doen pakte BRU haar rol als belangenbehartiger op waardoor gemeenten sterker komen te staan tegenover de provincie (bijv. inzake Hoef en Haag in Vianen). 3
De naam CROW is oorspronkelijk een afkorting van Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek
4
StructuurVisie Infrastructuur en Ruimte
5
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie
3
c. Een minderheid is ook kritisch op dit traject en ziet hier geen meerwaarde van BRU,temeer gezien de extra ambtelijke en bestuurlijke drukte die hierdoor is ontstaan. Men zou graag geëvalueerd willen zien tot welke concrete resultaten dit traject heeft geleid. d. Bijlage 3 met de uitgebreide stand van zaken volgens de zg. stoplichtenmethode vraagt wel nadere toelichting op het niet halen van de doelstelling van 4.000 woningen per jaar. e. Het lopende traject van regionaal programmeren is bij allen onbekend, maar wordt wel relevant geacht en vraagt daarom om snelle informatie richting c.q. behandeling in het AB. f. Men acht het gewenst om zo mogelijk samen met de provincie op te trekken bij het ontwikkelen van voorstellen om de woningbouw vlot te trekken. g. Aandacht voor groen, recreatie en milieu wordt door de meesten niet gezien als kerntaak van BRU, maar hierbij dient wel helder te worden gemaakt wat BRU dan nog wel doet en waarom en welke andere partijen in ons gebied hierin welke rol vervullen. Zo kan dit belangrijke onderwerp op meer transparante wijze worden geadresseerd. In het verlengde hiervan wordt wel benadrukt dat duurzaamheid binnen alle overige thema’s wel een belangrijke plek dient te krijgen. Voorstel vervolgacties: 9. Het resultaat in de regionale agenda mbt woningbouw (De woningproductie ligt in 2014 op het niveau voor de economische crisis: ruim 4000 woningen per jaar) is niet meer realistisch en wordt vervangen door : BRU-gemeenten maken afspraken om de regionale woningproductie weer op gang te krijgen. 10. Het organiseren van themabijeenkomsten voor raadsleden (onderwerpen: bijv. programmering, sociale woningbouw, kantorenmarkt). 11. Het algemeen bestuur informeren over de voortgang van het traject regionale programmering en een voorstel hiertoe agenderen voor het AB in februari. Daarbij tevens aandacht besteden aan de samenwerkingsmogelijkheden met de provincie. 12. Aandacht voor groen, recreatie en milieu is bij alle gemeenten heel belangrijk, maar gezien de vele partijen die hier reeds mee bezig zijn kan BRU daar nauwelijks een rol in spelen. Juist voor het beter op de kaart zetten van duurzaamheid, maar dan als onderwerp dat in alle thema’s wordt geïntegreerd, is een taak voor BRU weggelegd. 13. Volgens de bestuurlijke afspraken zal BRU zich niet meer bezighouden met het thema groen. In 2013 zijn de laatste acties: a. De afhandeling van de subsidies ‘groenprojecten 2011 -2015; b. Onderzoeken van mogelijkheden voor cofinanciering voor recreatie om de stad; c. Onderbrengen van het Woerdens Beraad (waarin de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in het Groene Hart samenwerken) in het portefeuillehoudersoverleg RO. Thema Wonen Doelen regionale agenda 2011-2014: 1. Evenwichtiger spreiden sociale woningbouw in de Utrechtse regio; 2. Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Conclusies interviews: a. De 30%-norm is voor de meeste gemeenten nog steeds richtsnoer voor beleid, maar men is kritisch over de realisatie hiervan door andere gemeenten en de handhaving hiervan door BRU.
4
b. Bovendien is het voor sommigen de vraag wat de zin is van het maken van regionale afspraken hierover als BRU niet over middelen beschikt om deze te handhaven. Meer helderheid is daarom nodig over wat precies de mogelijkheden in deze van BRU zijn. c. Er is onduidelijkheid over de herkomst van deze doelstelling en over de actuele stand van zaken m.b.t. de realisatie hiervan (actuele cijfers over de sociale bouwproductie en de ontwikkeling en spreiding van de sociale voorraad). De bijlage met de stoplichtenmethode vraagt wel nadere toelichting op het al dan niet halen van de doelstellingen. d. Gesuggereerd wordt om net als bij de besparingsmonitor periodiek over de voortgang en hieruit voortvloeiende acties te rapporteren. e. Gezien de crisis op de woningmarkt worden vraagtekens geplaatst bij de haalbaarheid van deze doelstelling en bij de veranderde positie en rol van corporaties bij de realisatie hiervan. f. In het verlengde hiervan wordt door sommigen aangedrongen op lokaal maatwerk omdat als gevolg van de crisis de oorspronkelijke doelstelling m.b.t. de sociale opgave niet altijd haalbaar meer is. g. Meer aandacht is nodig voor de doorstroming van m.n. ouderen, door gerichte productie en toewijzing waardoor geschikt aanbod voor anderen op de woningmarkt vrijkomt. Men ziet te weinig terug in het AB welke acties op dit front worden verricht. h. Sommigen vragen ook meer aandacht voor de kwaliteit van wonen, naast de aandacht voor de aantallen. i. De vraag wordt gesteld in hoeverre sommige gemeenten eventueel opvanggemeente voor Utrecht zijn. Meer cijfers daarover worden gewenst geacht. j. Onduidelijk is wat de resultaten zijn van de 90%-regeling, wat zijn de cijfers, regionaal en per gemeente? En zijn er ook ongewenste neveneffecten? k. Er is meer aandacht nodig voor de positie van lagere middeninkomens, de groep die niet sociaal meer kan huren en nu ook niet kan kopen. Wat doet BRU hieraan en wat gaan we hieraan doen? Voorstel vervolgacties: 14. In de jaarlijkse woningmarktmonitor worden de actuele woningmarktontwikkelingen in onze regio integraal beschreven. Om het algemeen bestuur hierover direct te informeren wordt voorgesteld om continue de meest actuele cijfers op de website van BRU te publiceren. In overleg met gemeenten wordt gekeken naar welke informatie hierbij nuttig is (op het gebied van woningbouw, verhuisstromen en toewijzing van sociale huurwoningen). Aan de hand van de woningmarktmonitor wordt jaarlijks in het Algemeen Bestuur besproken of het beleid aanpassing behoeft. 15. Het beleid met betrekking tot de sociale woningbouw en de huisvesting van doelgroepen is dringend aan actualisatie toe. Het dagelijks bestuur stelt in 2013 een beleidsplan op waarin acties benoemd worden die haalbaar en actueel zijn en passen binnen de afspraken van bestaande woningbouw. 16. Richting algemeen bestuur dient te worden verhelderd op welke manier en met welke middelen de gemaakte afsprakendoor BRU zijn gehandhaafd en wat de resultaten hiervan tot nu toe zijn. 17. Een eerste voorstel ter bevordering van de doorstroming zal worden ingebracht voor het algemeen bestuur in februari 2013. 18. Een vervolgonderzoek naar kansen middeninkomens op niet-sociale woningmarkt in relatie tot deze norm is gepland in eerste helft 2013 (voorstel nog ter discussie in verband met de kosten). 19. In maart 2013 zal een informatiebijeenkomst voor raadsleden over wonen worden georganiseerd, waarin bovengenoemde ontwikkelingen kunnen worden toegelicht en besproken.
5
Thema Economische zaken Doelen regionale agenda 2011-2014: 1. Versterken economisch profiel van de regio Utrecht; 2. Een vitale kantorenmarkt in de regio; 3. Kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen met accent op herstructurering. Conclusies interviews: a. Sommige gemeenten constateren binnen dit thema een spanning tussen samenwerken en concurreren. De meerwaarde van samenwerken wordt niet altijd vanzelfsprekend geacht. b. De actuele ontwikkeling van meer economische samenwerking in Noordvleugelverband wordt breed ondersteund. Men wil graag beter worden geïnformeerd over de rol die BRU vervult bij het versterken van het economisch profiel van de regio. Eventuele dubbels met de rol van de provincie en de stad hierin moeten worden voorkomen. Meer helderheid wordt gewenst over wie in welk platform wie vertegenwoordigt. c. Aandacht wordt gevraagd voor het regiobreed positioneren van het Science park (USP). De ontwikkelingen in de gemeente Utrecht dienen in nauw verband met die in de omliggende gemeenten te worden aangepakt. Dit vergt vanuit BRU ook een communicatieslag waarbij de (inter-)nationale potenties van de Universiteit en het USP breed worden uitgemeten. d. Er is tevredenheid over het bereikte convenant bedrijventerreinen, maar bij sommigen is dit nauwelijks bekend. Wellicht dienen we dit resultaat en andere economische resultaten beter uit te dragen. Wel zijn er vragen over de handhaving van dit convenant en over de rol van de provincie in deze. e. Men wil graag snel geïnformeerd worden over de aanpak van leegstaande kantoren en over regionale kantorenprogrammering. Daarbij dient rekening te worden gehouden met nieuwe toekomstige kantoorconcepten. Men vindt dit een belangrijke taak voor het BRU. f. Voor beide beleidsterreinen wil men graag geïnformeerd worden met concrete cijfers over de huidige situatie en vraag en aanbod in de toekomst. Vastgesteld beleid in deze dient vervolgens te worden gemonitord. Voorstel vervolgacties: 20. Het algemeen bestuur informeren over de activiteiten om het economische profiel van de regio Utrecht te versterken. Dit geldt zowel voor de activiteiten die erop zijn gericht om de economische samenwerking in de Noordvleugel te verbeteren als voor de activiteiten die hiervoor in onze regio worden ontplooid, samen met de provincie, kennisinstellingen en bedrijven, zoals de ontwikkelingen m.b.t. het Science Park. Hierbij is extra aandacht nodig voor de afspraken over onderlinge rolverdeling. 21. Het algemeen bestuur informeren over de wijze waarop momenteel tussen onze gemeenten samengewerkt wordt om te komen tot regionale kantorenprogrammering. Een plan van aanpak hiertoe is momenteel in voorbereiding en zal binnenkort (voorjaar 2013) aan het algemeen bestuur worden voorgelegd. 22. Het algemeen bestuur informeren over de bereikte resultaten met het convenant bedrijventerreinen gericht op herstructurering en een kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod. Tevens hierin aandacht besteden aan de voortgang van de uitvoering van dit convenant. 23. Het werkveld EZ besteedt aandacht aan communicatie over de economische kracht van deze regio.
6
Thema Regionale samenwerking Conclusies interviews: Rol regio / BRU: a. Men is unaniem van mening dat continueren van regionale samenwerking noodzakelijk en gewenst is. De manier waarop dit gestalte dient te krijgen dient in de eerste plaats te worden bepaald door de samenwerkende gemeenten zelf. Daartoe nemen de gemeenten deel aan het U10 traject. b. Het U10 traject wordt belangrijk geacht in relatie tot de evaluatie van de regionale agenda. Men dringt erop aan om beide trajecten niet los van elkaar maar in samenhang te bekijken en de conclusies hieruit samen te brengen in een nieuwe visie op regionale samenwerking. Zo kunnen evt. nieuwe vergezichten op regionale samenwerking tevens worden verbonden met het collectief geheugen van het BRU 'als instituut'. c. De kwestie over eventuele uitbreiding van de regionale samenwerking met Woerden zal niet in het kader van deze evaluatie dienen te worden behandeld, maar in het U10-traject. d. Ook blijft extra aandacht nodig voor mogelijke verdergaande samenwerking in Noordvleugelverband. Dit biedt ook kansen om gebruik te maken van de aanwezige expertise (bijv. op gebied van OV en EZ) in de regio Amsterdam en aldus onze regio verder te professionaliseren. e. De huidige rol van BRU als belangenbehartiger namens de gemeenten richting andere overheden (bijv. de provincie) wordt gewaardeerd en dient te worden gecontinueerd. Daarbij is wel meer transparantie nodig vanuit welke positie BRU dit doet (bijv. als bevoegd gezag of juist niet) en hoe BRU dit concreet aanpakt. f. De samenwerkende gemeenten dienen zich, o.a. vanuit het oogpunt van efficiency en een betere prijs-kwaliteitsverhouding, te beraden op verdergaande regionale samenwerking op gebied van bedrijfsvoering, zoals bijv. ‘shared services’. g. Er is breed draagvlak voor het aangaan van meer regionale samenwerking op het thema sociaal maatschappelijke innovatie. Vooralsnog hoeft dit thema niet in deze evaluatie te worden meegenomen, maar wordt hieraan verder gewerkt in het U10 traject. Transparantie, communicatie en werkwijze: h. BRU heeft een imagoprobleem, we komen te vaak negatief in de pers. Er wordt op aangedrongen om meer werk te maken van het bewerkstelligen van een positiever imago. i. Men ervaart zich als AB-lid te vaak te laat en te slecht geïnformeerd over actuele zaken. Men zou graag vaker, bijv. per brief aan het AB, tussentijds geïnformeerd willen worden over belangrijke zaken die men anders alleen via de pers verneemt. j. Sommigen vinden dat BRU het AB eerder moet betrekken in het beleidsvoorbereidende traject. We zijn soms teveel een ‘broedende kip die zich niet wil laten storen en pas naar buiten komt als het kuiken geboren is’. Dan resteert voor het AB slechts nog een beperkte rol en dat zou ook anders kunnen. k. Men zou graag meer thematische informatiebijeenkomsten willen zien. Niet alleen over openbaar vervoer, maar vooral ook over RO/wonen en EZ. Zo raken wellicht ook meer raadsleden betrokken bij de beleidsvoorbereiding door BRU. Daarbij zouden evt. ook partijen uit het maatschappelijk veld kunnen worden betrokken. l. Meer transparantie is ook gewenst welke informatie bij gemeenten (ambtenaren of wethouders?) en uit het maatschappelijk veld is opgehaald om tot beleidsvoorstellen te komen. Dit blijft nu nog vaak achterwege. Wie zijn precies waarover geconsulteerd?
7
m. Er is breed draagvlak voor het meesturen met de AB-stukken van een samenvatting van de voorstellen voor het AB, ook om zo een snellere en effectievere terugkoppeling naar en voorbereiding op de AB-vergaderingen met de eigen Raden mogelijk te maken. n. Sommigen suggereren om de AB-stukken voortaan niet meer in papieren vorm maar alleen nog digitaal te versturen. o. Sommigen (o.a. Houten en Stichtse Vecht) pleiten voor een meer efficiënte vergaderorde in het AB. Zo zou bij elk agendapunt voorafgaand kunnen worden gepeild wie hierover een verklaring wil afleggen, zodat niet elke gemeente overal iets over hoeft te zeggen. Daarna kan direct de reactie van het DB gegeven worden, eventueel gevolgd door een debat. Daarmee zou ook de tweede termijn kunnen worden afgeschaft. Een dergelijke werkwijze zou de vergaderingen aanzienlijk kunnen verkorten en daardoor een stuk aantrekkelijker maken. Voorstel vervolgacties: 24. BRU biedt het U10-traject ondersteuning. 25. BRU blijft samen met de gemeente Utrecht inzetten op versterking van de samenwerking met de Noordvleugelpartijen. Het algemeen bestuur zal meer worden betrokken bij deze ontwikkelingen. 26. BRU continueert de rol van belangenbehartiger namens de negen gemeenten. Het standpunt dat BRU inneemt wordt zo mogelijk vooraf besproken in het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur legt hierover verantwoording af aan het algemeen bestuur. Daarbij wordt helder aangegeven vanuit welke positie BRU het belang behartigt. 27. Ten behoeve van verder ontwikkelen van de rol van het algemeen bestuur wordt voorgesteld de volgende wijzigingen door te voeren: a. Over politiek belangwekkende onderwerpen informeert het dagelijks bestuur het algemeen bestuur tijdig, in een geplande AB vergadering of als dat te laat is op een andere wijze. b. Het DB blijft specifieke informatiebijeenkomsten voor het AB c.q. de raden organiseren. Tevens kan de informatiebijeenkomst worden gebruikt om een onderwerp oriënterend te bespreken in de fase van de beleidsvoorbereiding, zodat het AB eerder wordt betrokken bij de strategische koersbepaling. De informatiebijeenkomsten kunnen betrekking hebben op het volledige palet aan beleidsterreinen dat BRU beslaat. Per keer wordt bekeken of relevante andere partijen (raden, maatschappelijke organisaties etc.) uitgenodigd kunnen worden. c. Bij de AB-voorstellen wordt een ‘samenvatting’ toegevoegd. Momenteel ontvangen de AB-leden die hebben aangegeven digitaal te werken uitsluitend digitaal hun stukken. Zodra alle AB-leden digitaal werken, zullen de vergaderstukken niet meer op papier worden verstrekt. d. Om de vergaderingen van het algemeen bestuur efficiënter te laten verlopen zal gekeken worden naar mogelijkheden om het compacte karakter van de vergaderingen te bevorderen. In overleg met AB delegaties zal (in het eerste half jaar van 2013) een voorstel worden gemaakt voor aanpassing vergaderorde. 28. In voorstellen waarover interne c.q. externe consultatie heeft plaatsgevonden neemt het DB op welke partijen geconsulteerd zijn over het onderwerp. Thema Financiën Conclusies interviews: a. Het proces rond de besparings- en ombuigingsmaatregelen voor € 94 mln heeft het algemeen bestuur als zeer helder en nuttig ervaren. 8
b. De besparingsmonitor is beknopt en geeft een goed beeld van de voortgang van de maatregelen. c. De interne verzelfstandiging van het Trambedrijf wordt toegejuicht. d. Een aandachtspunt is dat niet duidelijk is welke risico’s gemeenten uiteindelijk lopen bij tegenvallers op het project Uithoflijn en bij het Trambedrijf. e. De vraag is ook gesteld of in de toekomst door bijvoorbeeld bezuinigingen BRU nog meer diensten voor rekening van gemeenten gaat uitvoeren, zoals bij de regiotaxi het geval is. Voorstel vervolgacties: 29. Het huidige beleid rond financiering van de taken formaliseren door in de eerstvolgende aanpassing op de financiële verordening de volgende lijn op te nemen: kerntaken die het AB vaststelt dan wel die BRU op grond van de WGR-plus heeft, worden gefinancierd door de regiobijdrage respectievelijk BDU. Indien BRU aanvullend buiten de kerntaken diensten voor gemeenten uitvoert, zoals regiotaxi en inkoop energie, vraagt BRU een specifieke bijdrage van de gemeenten. 30. BRU informeert de gemeenten over het financieel beleid bij het optreden van tegenvallers als gevolg van financiële risico’s en de mogelijke gevolgen daarvan voor de gemeenten.
9
Bijlage 2 bij AB-voorstel 12 december 2012. Evaluatie Regionale agenda, overzicht specifiek lokale wensen en opmerkingen per gemeente De wensen en opmerkingen die AB-leden of hun vervangers tijdens de interviewronde hebben aangegeven en specifiek betrekking hebben op de eigen gemeente, zijn in onderstaand overzicht weergegeven. In de ambtelijke overleggen tussen BRU en de individuele gemeenten wordt bekeken hoe deze punten een nadere uitwerking binnen de bestaande programma’s en binnen het vigerend beleid kunnen krijgen. Algemene opmerking bij Openbaar vervoer: veel van onderstaande opmerkingen lijken betrekking te hebben op de reacties zoals gemaakt op de consultatieronde van de OV-Uitgangspuntennotitie 2013 afgelopen voorjaar. Deze zijn grotendeels meegenomen in het verdere besluitvormingstraject en worden in 2013 ook daadwerkelijk gerealiseerd.
A. Gemeente Bunnik •
•
Wegen en verkeer: o Ondersteun Bunnik in lobby om N229 om te leggen. Verwachting meer gebruik N229 na ontlasten van N225. N229 splijt toekomstige kern Odijk-West van rest Odijk. Wonen: o Vraagt in hoeverre de door de BRU gehanteerde norm van 30% sociale woningbouw bij nieuwbouwprojecten strak is. De 30%-norm wordt als beklemmend gezien vanuit die verwachte woningvraag. De norm sluit goede, creatieve oplossingen uit.
B. Gemeente De Bilt •
•
•
•
Openbaar vervoer: o Hopen dat lijn 77 in stand kan blijven, zeker voor ouderen en scholieren noodzakelijk. o Ontwikkel tangent Uithof – Bilthoven – Berg en Bosch. o Bus Maartensdijk doortrekken naar station Hollandse Rading. o Aandacht voor ouderen in Bilthoven, niet alleen naar Utrecht centrum of sociale bezoeken, ook voor aansluiting op eindhalte tram Uithof. Wegen en verkeer: o Meer fietsenstallingen bij o.m. stationsgebied Bilthoven. o Tegengaan sluipverkeer NRU en door Westbroek. Ruimtelijke ontwikkeling: o Geeft aan BRU aan om te zorgen dat de ecopassage gebouwd wordt. Het ecoduct maakt onderdeel uit van een ‘groene slurf’ rond Utrecht. o Benadrukt de aandacht voor ‘groen’ die De Bilt heeft. Economie: o Het gebied Bilthoven – Uithof is een groen gebied en men pleit voor ‘groene’ nijverheid in dit gebied.
C. Gemeente Houten Geen specifieke lokale wensen geuit
D. Gemeente Nieuwegein •
Openbaar vervoer: o In Papendorp en ‘t Klooster moet OV z.s.m. gaan rijden. o Pleit voor goede ontsluiting naar Leidsche Rijn.
E. Gemeente Stichtse Vecht •
•
Openbaar vervoer: o Mist Breukelen als OV-knooppunt in provinciaal beleid. o Voor plattelandskernen: andere manier van denken over OV (“vitale platteland”), gebruik resultaten uit de pilot voor ontsluiting van die gebieden, bijvoorbeeld met regiotaxi, waar ook Stichtse Vecht aan deelneemt. Wegen en verkeer: o Meer transparantie in overleggen rond NRU die BRU voert.
F. Gemeente Utrecht •
•
Openbaar vervoer: o Wanneer wordt de lagevloertram Sunij gerealiseerd? o Lusje buslijn 3 en 4, aansluiting op Diakonessenhuis. o Pijnpunt lijn 77 naar Bilthoven. Wegen en verkeer: o Fietsvoorzieningen bij Vleuten en St. Maartensdijk. o Verplaatsen tramhalte naar PR Westraven.
G. Gemeente Vianen •
Openbaar vervoer: o Ontsluit industrieterrein aan A27 voor forensen die met OV willen komen. o Verbind voor reizigersstromen van Vianen naar Utrecht de A27 met de Uithoflijn. o Lijn 46 (Gelderse concessie) rijdt niet meer door centrum van Everdingen, geeft onrust bij inwoners, BRU maakt zich niet hard voor Everdingen. • Wegen en verkeer: o Fietspad langs A27 voor aansluiting op station Houten t.b.v. inwoners en forensen. o Schenk meer aandacht aan transferia. • Regionale samenwerking: o Geeft aan te zien dat de aandacht van BRU zich vooral lijkt te richten op de grote projecten (Uithoflijn) waar veel energie en geld heengaat. Wat voor Vianen belangrijk is, heeft vaak weinig prioriteit bij BRU. o Door het kleine inwonertal dreigt er minder OV te komen, maar de sociale gevolgen van de moeilijke bereikbaarheid zullen groot zijn voor de inwoners van en voor de werknemers in Vianen (die lang niet allen inwoner zijn). Kortom een oproep aan BRU: denk aan de kleine kernen en houdt rekening met de kleinschaligheid van en de ligging van de bedrijvigheid in Vianen. H. Gemeente IJsselstein •
I.
Ruimtelijke ontwikkeling: o Vraagt zich af of het BRU deel heeft genomen aan overleg over de ontwikkeling van het Lekgebied.
Gemeente Zeist • •
Openbaar vervoer: o Toekomstig tramnetwerk vanuit Uithof doortrekken naar Zeist, niet naar De Bilt. Wegen en verkeer: o Waarom wordt A28 niet genoemd in de teksten? o Schrap plan fietspad Zeist-West – Uithof, gaat dwars door natuurgebied. o Positief over inbreng BRU bij stationsgebied Driebergen-Zeist.
Bijlage 3: Evaluatie Regionale Agenda algemeen bestuur 12 december 2012 Uitgebreide versie stand van zaken 25 oktober 2012 Dit document bevat de integrale tekst van de Regionale Agenda 2011-2014, met een stand van zaken per onderdeel.
Inhoud 1. Openbaar vervoer ............................................................................................................................... 2 2. Wegen en Verkeer ............................................................................................................................... 9 3. Ruimtelijke ontwikkeling ................................................................................................................... 12 4. Wonen ............................................................................................................................................... 16 5. Economische zaken ........................................................................................................................... 18 Regionale samenwerking ...................................................................................................................... 22 Financiën ............................................................................................................................................... 27
1
1. Openbaar vervoer Bestuur Regio Utrecht wil aantrekkelijk en hoogwaardig openbaar vervoer bieden en de groei van het reizigersaantal bevorderen. Voor deze ambitie zijn 7 pijlers benoemd en staat de keuzereiziger centraal door een snel, betrouwbaar, gemakkelijk en comfortabel OV aanbod te verzorgen. Het BRU heeft de visie dat we toe moeten naar een situatie waarin trein, tram en bus functioneren als een samenhangend netwerk, onder meer door de toevoeging van een robuuste regionale ringlijn. Binnen dat kader worden in deze agenda drie doelen nader benoemd: • Kwaliteit verbeteren en groei faciliteiten van regionaal openbaar vervoeraanbod • Uitbouwen van een robuust OV netwerk, met nieuwe tramlijnen en nieuwe knooppunten • Moderniseren van de huidige sneltram Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein (SUNIJ) Deze doelen zijn hierna verder uitgewerkt en toegelicht. Doel: Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De bijna 200.000 dagelijkse openbaar vervoersreizigers waarderen de vervoersmogelijkheden per tram, bus en Regio Taxi Utrecht hoger dan het landelijke gemiddelde. Er is een gestage vervoersgroei binnen BRU, ook als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Dit past ook bij de vastgestelde regionale openbaar vervoersambities, om juist het openbaar vervoer te stimuleren als Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk & Comfortabel vervoersalternatief naar de regionale kerngebieden. De toekomstige reizigers willen goed vervoerd worden. Deze kwaliteit staat steeds verder onder druk als gevolg van ontwikkelingen. De komende jaren zijn diverse grootschalige werkzaamheden gepland op het knooppunt Utrecht Centraal en de stationsomgeving, die voor fysieke beperkingen voor de afwikkeling van het regionale openbaar vervoer en dus reizigershinder gaan zorgen. Ook ondervindt het openbaar vervoer steeds meer hinder van congestie in de regio, wat leidt tot meerkosten in de exploitatie van het openbaar vervoer. De groei en daarmee samenhangende groeiende kosten én de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de opgaven, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren. Resultaten 2014: 1. Een robuuster regionaal busnetwerk met een sterker accent op de verbindende radiale en tangentiële lijnen tussen bestaande en nieuwe woongebieden, de openbaar vervoer-/P+Rknooppunten en de kerngebieden. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Vastgelegd in de Regionale OV-Visie, doorgevoerd in het OV-Uitvoeringsplan 2012 en uitgewerkt in het OV-Uitvoeringsplan 2013, dat op 8 oktober is vastgesteld door het DB. Momenteel wordt gewerkt aan de streefbeelden die, als uitwerking van de OV-visie, tussen de OV-visie en het jaarlijkse uitvoeringsplan in staan. 2. In dit aangepaste openbaar vervoersnetwerk wordt de groei gefaciliteerd tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Inhoudelijk vastgelegd in de Regionale OV-Visie en doorgevoerd in het OVUitvoeringsplan 2012 en het uitgewerkte OV-Uitvoeringsplan 2013. Vanwege de teruglopende BDU en gestegen kosten in het OV (niet de volledige index voor OV wordt in de BDU gecompenseerd) was een besparing op het lijnennet van circa 10% over 2012 en 2013 noodzakelijk. De inhoudelijke en budgettaire uitgangspunten zijn opgenomen in het bestek voor de concessie OV 2014-2023. Daarnaast is in het bestek meer ruimte voor flexibiliteit 2
voor de vervoerder opgenomen door meer op output te sturen. Dat heeft geresulteerd in een gunning 2014-2023 die past binnen de inhoudelijke en budgettaire kaders. 3. De positie van het openbaar vervoer bij de wegbeheerder is versterkt. Omdat bij werkzaamheden tijdig (infrastructurele of faserings-)maatregelen worden getroffen wordt (reizigers)overlast en congestie voorkomen en de exploitatiekosten beperkt. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Diverse grootschalige werkzaamheden zijn inmiddels in de afrondingsfase. BRU neemt deel aan regionale overleggen over de afstemming van werkzaamheden. Zorgpunt zijn vooral de qua bouwfasering zeer complexe werkzaamheden in en rond het Utrechtse stationsgebied, maar ook hier is bij de wegbeheerder het OV-belang duidelijk. 4. De huidige sociale functie van het openbaar vervoer blijft overeind met de Regio Taxi Utrecht (per 2013 opnieuw aan te besteden), het vervoer kleine kernen en het toegankelijker maken van het regulier aanbod. Wel is een structurele oplossing gevonden voor het financieringsvraagstuk van dit vervoer. Openbaar vervoer heeft in de kleine kernen voornamelijk een sociale functie. Om deze functie bij gelijkblijvende of lagere kosten te versterken, worden vraagafhankelijke initiatieven ontplooid waarin bewonersgroepen een rol in de ontwikkeling krijgen. Met deze insteek verwachten wij de kwaliteit van het openbaar vervoer in kleine kernen sterk te verbeteren, terwijl het de regio niet meer kost. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Voor de regiotaxi zijn er financieringsafspraken gemaakt met de gemeenten, waarbij de gemeenten een jaarlijkse bijdrage van BRU krijgen naar rato van het inwonertal. Parallel aan de aanbesteding vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden om de diverse vervoersstromen (waaronder regulier OV- en WMO-vervoer) beter te combineren. Daarnaast vindt in pilots uitwerking plaats van het zogenaamde “Servicenetwerk”, zoals opgenomen in de Regionale OV-visie, om de ontsluitende functie van het OV te waarborgen. Hiermee wordt in de dienstregeling 2013 een start gemaakt. 5. De OV-chipkaart met een vernieuwd regionaal tarievenassortiment en de nieuwe openbaar vervoersconcessie met nieuw hybride-busmaterieel zijn succesvol geïmplementeerd en wordt door de reiziger als ook positiever gewaardeerd. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: De OV-chipkaart is geïmplementeerd. Een nieuw tarievenassortiment is in ontwikkeling en zal vooral in de nieuwe concessie (2014-2023) verder worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor de komst van nieuw busmaterieel. In het vernieuwde bestek zijn wel eisen en criteria aan de milieuvriendelijkheid gesteld (Euro VI-norm), maar welke bus(aandrijf)techniek wordt gerealiseerd is afhankelijk van het aanbod van de winnende vervoerder. 6. Er is een structurele oplossing gevonden voor de meerjarige bekostiging van het reguliere aanbod binnen de BRU-begroting, waar de jaarlijkse indexering, het regionale tariefbeleid en het bestuurlijk gewenste voorzieningenniveau van het openbaar vervoer deel van uit maken. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Financiële kaders vastgesteld in de meerjarenbegroting. Binnen de uitkomst van de OV-aanbesteding Regiovervoer en uitgaande van een gemiddelde groeiverwachting voor 3
de reizigersopbrengsten is ook financiële ruimte aanwezig om enkele eerder geconstateerde knelpunten op te lossen: - Verplaatsing busstalling Europalaan na 2019 - Hogere indexering van kosten OV versus index die BRU op de BDU ontvangt - Vernieuwing wagenpark bussen in 2019 - Vervangingskosten OV-chip apparatuur bij einde levensduur - Vervanging reizigersinformatiesystemen bij einde levensduur De ambities die in de OV-visie met concept streefbeelden zijn weergegeven, vragen ook om extra middelen. De besluitvorming rond plannen in het kader van de OV-visie moeten in integraal perspectief worden geplaatst, ook in relatie met enkele concrete knelpunten als: - Ombouw haltes Sunijlijn tot lagevloer haltes - Vernieuwing trammaterieel Sunijlijn tot tramstellen die geschikt zijn voor lagevloer haltes - Verbeteringen in infrastructurele maatregelen ter bevordering van de doorstroming van het OV en daarmee doorgaande tramexploitatie Nieuwegein/Ijsstelstein-Utrecht OVT (centrumzijde) - Uithof Tot slot speelt onzekerheid m.b.t. de uitkomst van de aanbesteding Regio Taxi Utrecht.
Activiteiten: -
Het opstellen van de Regionale OV-visie, waarbij de gemeenten nauw worden betrokken. Voortgang: Gerealiseerd
-
In overleg met de vervoerder en gemeenten wordt het regionaal busnetwerk geoptimaliseerd, waarbij aanvullende aanpassingen in de infrastructuur randvoorwaardelijk zijn. Deze maatregelen komen ter besluitvorming bij het dagelijks bestuur via het jaarlijkse Uitvoeringsplan van de vervoerder of voor infrastructurele maatregelen via het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV). Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Vastgelegd in de Regionale OV-Visie en verder uitgewerkt in het OVUitvoeringsplan 2012 en het OV-Uitvoeringsplan 2013, inclusief het beschreven besluitvormingstraject. Momenteel worden de streefbeelden verder uitgewerkt .
-
Sterkere sturing door BRU naar de gemeente en wegbeheerders om de positie van het openbaar vervoer te verbeteren (overlast voorkomen/beperken, snelheidsverbetering). Samen met de vervoerder zal BRU hier actief uitvoering aan geven door concrete afspraken met de gemeenten te maken. Het algemeen bestuur wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de voortgang van deze afspraken en de gerealiseerde effecten in de prestaties van de vervoerder. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Ondanks dat BRU het OV-belang via inbreng in de diverse programma’s goed heeft gewaarborgd, is het op voorhand nog moeilijk om concrete –kwantitatieve- afspraken te maken over hinder en aanvullende maatregelen. Ook ontbreekt het hierbij vooralsnog aan de juiste monitoringsinstrumenten om de prestaties inzichtelijk te maken. BRU is momenteel bezig met het ontwikkelen van deze instrumenten. 4
-
Voorbereidend op de aanbesteding van de Regio Taxi Utrecht wordt met betrokken gemeenten door BRU een toekomstvisie Sociale functie Openbaar Vervoer opgesteld, waarin de hoogte van de reizigersbijdrage, de regionale en gemeentelijke dekkingsmogelijkheden een belangrijk onderdeel in vormen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Gemeenten worden betrokken bij de verdere ontwikkeling en uitwerking van de RegioTaxiUtrecht en het Servicenetwerk.
Doel: Uitbouwen van een robuust OV netwerk, met nieuwe tramlijnen en nieuwe knooppunten De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. In de eerste plaats kijkt de regio hiervoor naar het uitgebreide spoorwegennet. Het uitbreiden van frequenties van intercity’s en Randstadspoor krijgt de hoogste prioriteit. In december 2009 heeft het bestuur van BRU vastgesteld dat op termijn 5 openbaar vervoerslijnen vertramd kunnen worden, te beginnen met de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)lijn om de Zuid. Ook de huidige Sneltram Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein (SUNIJ) maakt hier deel van uit; deze moet worden gemoderniseerd nu deze het einde nadert van zijn technische levensduur. De komende jaren zou de uitbouw van dit tramnetwerk eigenlijk hand in hand moeten gaan met de binnenstedelijke ruimtelijke en economische ontwikkeling. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de aanleg van nieuwe tramlijnen pas na 2020 financierbaar is. Resultaten 2014: 1. BRU heeft een Regionale OV-visie 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld, dat is afgestemd met de verstedelijkingsopgaven in de regio (vooral A12 Centraal). De Regionale OV-visie beschrijft de samenhang tussen de diverse vervoersystemen. De visie is de leidraad voor alle activiteiten op het gebied van openbaar vervoer. Voortgang: Gerealiseerd 2. Besluit tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe stations en infrastructurele aanpassingen, naar 6 tot 8 x per uur. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Dit wordt door het Rijk in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer opgepakt. 3. Op de huidige SUNIJ-lijn en de HOV om de Zuid/Uithoflijn wordt gewerkt aan realisatie in de periode 2015-2020 van één doorgaande tramlijn. Dit betreft de aanschaf van nieuw lage vloermaterieel, een vernieuwde remise, (om)bouw van de traminfrastructuur en de aanpassingen binnen het stationsgebied/OV-Terminal. De financiering hiervoor is zowel qua investeringskosten als exploitatiekosten (beheer&onderhoud, vervoer) geregeld. Voortgang: Kan niet zonder nadere maatregelen worden gerealiseerd Toelichting: Het besluit tot realisatie van de Uithoflijn is genomen, maar voor de wenselijke exploitatieve koppeling vanaf 2019 is nog geen besluit genomen (de huidige SUNIJ-lijn eindigt daarmee op de Verlengde Graadt van Roggenweg) en er zijn geen middelen gereserveerd. Dit besluit is in voorbereiding, waarbij de meer- en minderkosten in beeld worden gebracht, evenals een voorstel tot dekking van de meerkosten. 5
4. BRU voert een MIRT-onderzoek uit voor de verdere kwaliteitssprong in het samenhangende OV netwerk, waaronder mogelijk vertramming van buslijnen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De kansen die openbaar vervoer op middellange en lange termijn biedt, worden onderzocht in het MIRT-onderzoek OV Regio Utrecht dat samen met Rijk, provincie en gemeente Utrecht wordt uitgevoerd. Activiteiten: - Opstellen van een Regionale OV-visie samen met de gemeenten en deze voorleggen voor besluitvorming in het algemeen bestuur. Voortgang: Gerealiseerd -
Lobby richting rijk en NS over infrastructurele aanpassingen spoor en frequentieverhogingen Randstadspoor. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Dit wordt door het Rijk in het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer opgepakt.
-
Uitvoeren werkzaamheden Tramsysteem 2025 gericht op ombouw SUNIJ en realisatie HOVODZ. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Het besluit tot realisatie van de Uithoflijn is genomen, maar voor de wenselijke exploitatieve koppeling vanaf 2019 is nog geen besluit genomen (de huidige SUNIJ-lijn eindigt daarmee op de Verlengde Graadt van Roggenweg). Dit besluit is in voorbereiding, waarbij de meer- en minderkosten in beeld worden gebracht, evenals een voorstel tot dekking van de meerkosten.
-
Uitvoeren MIRT-verkenning in samenwerking met gemeenten, provincie en Rijk. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De kansen die openbaar vervoer op middellange en lange termijn biedt, worden onderzocht in het MIRT-onderzoek OV Regio Utrecht dat samen met Rijk, provincie en gemeente Utrecht wordt uitgevoerd.
Doel: In stand houden en moderniseren van de huidige sneltram Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein (SUNIJ) BRU staat aan de vooravond van de opgave om het SUNIJ-systeem (infrastructuur, materieel en remise) te renoveren. Hiermee wordt niet alleen een belangrijke regionale openbaar vervoersverbinding in stand gehouden, dit vormt tevens de opmaat naar het gewenste regionale lightrail netwerk. Resultaten 2014: 1. De bestaande SUNIJ-infrastructuur is vervangen conform het Integraal Programma van Eisen. Voortgang: Wordt zonder aanvullende maatregelen niet gerealiseerd Toelichting: De eerste fase van de vervanging van de infrastructuur (GVI 1A) is in uitvoering. Na een aanvankelijk voorspoedige start zijn er nu problemen met de lassen van de 6
spoorstaven, waardoor het project ernstig is vertraagd. De energievoorziening van de baan krijgt dit jaar een zelfstandige bediening (conform afspraak met het ministerie van I&M wordt de bediening losgekoppeld van ProRail). De haltes hebben een opknapbeurt gehad, waarbij het vervoerderonafhankelijke kwaliteitsbeeld is doorgevoerd. 2. De levensduur van het bestaande wagenpark is met maximaal 10 jaar verlengd tot ongeveer 2020. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: het levensduurverlengend onderhoud aan het materieel (LVO) is in volle gang. Fase 1 wordt dit jaar afgerond – steeds meer trams met de nieuwe uitstraling vullen het straatbeeld. 3. Er is een besluit genomen over de aanschaf van nieuw trammaterieel dan wel verdere verlenging van de levensduur van bestaand materieel, waarbij rekening is gehouden met de start van de exploitatie van de Uithoflijn. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Inmiddels hebben de marktconsultaties plaatsgevonden en is het voorbereidingsproces in volle gang. De duidelijkheid inzake de ombouw van de SUNIJ-lijn en daarmee zicht op het totaalvolume (in fasen) te bestellen materieel ontbreekt nog. 4. BRU heeft de voorbereidingen afgerond en is begonnen met de herinrichting van haar remisecomplex waarbij rekening is gehouden met de komst van nieuw materieel en de komst van de Uithoflijn. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Het 2e halfjaar van 2012 zal het functioneel ontwerp worden uitgewerkt. 5. De BRU-organisatie is volledig ingericht en heeft bewezen haar rol als opdrachtgever met toonaangevend gezag te vervullen. Hiermee geeft het DB-BRU maximaal invulling aan de verantwoordelijkheden die zij krijgt in het kader van de nieuwe wet Lokaalspoor. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: het besluit inzake de interne verzelfstandiging wordt komende periode uitgewerkt en in het voorjaar van 2013 geoperationaliseerd. Hiermee worden de randvoorwaarden gecreëerd om de continuïteit te kunnen waarborgen. Gegeven het volume van succesvol gerealiseerde (aanbestedings-)projecten kan BRU zich op dit terrein een adequaat opdrachtgever noemen. Activiteiten: - Uitvoering geven aan vervanging van de infrastructuur. Voortgang: Wordt zonder aanvullende maatregelen niet gerealiseerd Toelichting: De eerste fase van de vervanging van de infrastructuur (GVI 1A) is in uitvoering. Na een aanvankelijk voorspoedige start zijn er nu problemen met de lassen van de spoorstaven, waardoor het project ernstig is vertraagd. De energievoorziening van de baan krijgt dit jaar een zelfstandige bediening (conform afspraak met het ministerie van I&M wordt de bediening losgekoppeld van ProRail). De haltes hebben een opknapbeurt gehad, waarbij het vervoerderonafhankelijke kwaliteitsbeeld is doorgevoerd. 7
-
Uitvoering geven aan levensduurverlenging materieel. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: het levensduurverlengend onderhoud aan het materieel (LVO) is in volle gang. Fase 1 wordt dit jaar afgerond – steeds meer trams met de nieuwe uitstraling vullen het straatbeeld.
-
Voorbereidingen treffen voor aanschaf nieuw trammaterieel of verlenging levensduur en herinrichting remise. Voortgang: Loopt op schema Toelichting: Inmiddels hebben de marktconsultaties plaatsgevonden en is het voorbereidingsproces in volle gang. De duidelijkheid inzake de ombouw van de SUNIJ-lijn en daarmee zicht op het totaalvolume (in fasen) te bestellen materieel ontbreekt nog. Het 2e halfjaar van 2012 zal het functioneel ontwerp voor de remise worden uitgewerkt.
-
Organisatie-inrichting en -sturing gericht op professioneel beheer en opdrachtgeverschap (veiligheid staat hierbij centraal). Voortgang: Ligt op schema Toelichting: het interne bedrijfsproces van het ‘trambedrijf’ wordt gecertificeerd (PAS55) en de hieruit voortvloeiende verbeteracties zijn in gang gezet.
8
2. Wegen en Verkeer Het vorige hoofdstuk toont de grote inzet op het versterken van openbaar vervoer voor de regio. Toch zal ook in de toekomst een groot deel van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio afhangen van de doorstroming van het wegverkeer. Het is bijna een cliché: verkeer stopt niet bij de gemeentegrenzen, dus samenhangende en doegerichte regionale inzet is onmisbaar. Dit zijn de drie doelen voor de regio in de komende bestuursperiode: - Stevige regionale inbreng bij snelwegverbredingen; - Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit; - Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt. Hierna staan deze drie doelen toegelicht en uitgewerkt in resultaten en benodigde activiteiten. Doel: Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Alle BRU-gemeenten hebben te maken met verbredingen van de snelwegen A2, A12, A27 en A28 aan de randen van woon- en recreatiegebieden in het kader van de Planstudies Ring en Driehoek. De betere doorstroming op de snelwegen zorgt er voor dat de inwoners van de regio zich straks sneller met de auto kunnen verplaatsen. Ook het landelijke belang weegt zwaar; op de snelwegen in de Utrechtse regio rijdt veel landelijk verkeer. Het rijk probeert daarom vaart met de projecten te maken. Deze vaart betekent in de praktijk dat er voor individuele gemeenten weinig gelegenheid is om een stevig geluid te laten horen in de studies, bijvoorbeeld waar het gaat om leefbaarheid op lokaal niveau. Door gezamenlijk op te trekken en BRU de lobby te laten trekken kunnen de BRUgemeenten met meer gewicht in het proces participeren en er voor zorgen dat het lokale belang volwaardig wordt meegenomen. Resultaten 2014: 1. Lokale bestuurders hebben permanent zicht op de stand van zaken van de studies en de eerstvolgende inspraak- en beslismomenten. 2. In de studies zijn alternatieven onderzocht voor een zo goed mogelijke inpassing van de snelwegverbredingen, bijvoorbeeld door overkappingen, schermen, stil asfalt, lagere snelheden en andere duurzame oplossingen. 3. BRU heeft verkend op welke wijze het openbaar vervoer kan helpen om op lange termijn de snelwegen te ontlasten en de leefbaarheid te verbeteren en doet daar actief voorstellen voor. 4. Bij de onderhandelingen over snelwegverbredingen zit BRU aan tafel namens de BRUgemeenten om de leefbaarheid en landschappelijke kwaliteit van de regio naast betere bereikbaarheid te bepleiten. Activiteiten: - BRU spant zich in voor optimale afstemming en informatieoverdracht met lokale bestuurders. Het onderwerp is een vast agendapunt in het portefeuillehoudersoverleg verkeer en vervoer. Daarnaast vindt afstemming plaats met ambtenaren van betrokken gemeenten in het RegioPartner overleg met RWS. - Op momenten dat daaraan behoefte is verzorgt BRU presentaties in raden of bewonersavonden in gemeenten. - De inzichten uit ‘overkapping A27’ , ‘OV+++’ en ‘Kracht van Utrecht’ worden door het BRU ingebracht in de tweede fase van de Planstudie Ring. - BRU voert de lobby namens de BRU-gemeenten in het kader van de verschillende planstudies van het rijk.
9
Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Vooral de planstudie Ring raakt direct aan de belangen van enkele BRUgemeenten. Binnen deze planstudie trekt Rijkswaterstaat de verbreding van de A27, terwijl de gemeente Utrecht en de provincie de aanpassing van de Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) trekken. BRU vertegenwoordigt de BRU-gemeenten in de Ambtelijke Begeleidingsgroep (ABG) en de Bestuurlijke Stuurgroep (BSG) met in het bijzonder aandacht voor inpassing, gebiedsontwikkeling en openbaar vervoer. Besluitvorming in bovenstaande gremia wordt ambtelijk afgestemd en besproken met de betrokken bestuurders in het PHO V&V. Op het gebied van leefbaarheid en verkeersveiligheid heeft BRU namens de BRUgemeenten richting Tweede Kamer gereageerd op het voorstel van het demissionaire kabinet om de maximumsnelheid op bepaalde tracés te verhogen. De kansen die openbaar vervoer op middellange en lange termijn biedt, worden onderzocht in het MIRT-onderzoek OV Regio Utrecht dat samen met Rijk, provincie en gemeente Utrecht wordt uitgevoerd, terwijl bij de verbreding van de A27 rekening wordt gehouden met De Uithoflijn en regionale ontsluiting van het hoofdwegennet (inclusief P+R). Doel: Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Daarbij staat een integrale benadering voorop. De regio zet in op een schaalsprong in het openbaar vervoer, zodat betere alternatieven voor autogebruik worden geboden. Ook de aansluiting tussen openbaar vervoer en fiets is van groot belang, bijvoorbeeld waar het gaat om het stallen van fietsen. Daarnaast zet BRU in op andere alternatieven, zoals doorgaande fietsverbindingen, mobiliteitsmanagement, prijsbeleid en gedragsbeïnvloeding. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas […] en een integraal beoordelingskader om het regionaal belang van maatregelen te bepalen. Resultaten 2014: 1. Middelen voor lokaal maatwerk blijven bestaan, maar worden in het kader van de bezuinigingen wel beperkt. 2. BRU heeft bestaande fietsverbindingen verbeterd en nieuwe verbindingen aangelegd, vooral woon-school en woon-werk tussen kleine kernen. 3. BRU heeft met onderzoek aangetoond hoe maatregelen op het gebied van beprijzen, gedragsbeïnvloeding, autodelen en leenfietsen werken en welke resultaten er van te verwachten zijn zodat de regio in lobbytrajecten andere overheden kan overtuigen. Activiteiten: - Programmamanagement van de diverse programma’s op het gebied van wegen en verkeer. - De projecten in het VERDER-programma worden uitgevoerd. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De besparingsmaatregelen (onder andere de herprioritering van VERDERprojecten en verlaging van de nog niet beschikte subsidies voor RUVV-projecten en lokaal maatwerk) worden volgens planning uitgevoerd. De herprioritering van VERDER-projecten heeft geen consequenties voor de fietsprojecten in de regio. Naast het bestaande VERDERpakket, zijn tussen Rijk en regio afspraken gemaakt over het programma Beter Benutten. In dit investeringsprogramma zijn onder andere extra fietsenstallingen bij OV-haltes en stations opgenomen. De komende jaren dienen deze extra stallingen te worden gerealiseerd. Momenteel wordt bepaald welke locaties hiervoor het meest geschikt zijn en om welk aantal stallingen het daarbij gaat. Op het gebied van Fietsbeleid wordt, onder meer als gevolg van de opkomst van de elektrische fiets, overwogen een strategische visie te ontwikkelen op de bereikbaarheid van de stad Utrecht en het voorkomen van congestie. De programma’s 10
VERDER, Beter Benutten, AROV en BOR, en de daaronder vallende projecten worden volgens afspraak uitgevoerd. De evaluatie van VERDER wordt door BRU aangegrepen om de projecten in het programma opnieuw te prioriteren. Stap III t/m VI van de Ladder van Verdaas (III. De mogelijkheden van mobiliteitsmanagement; IV. Een optimalisatie van het openbaar vervoer; V. Benutting van de bestaande infrastructuur; VI. Aanpassingen van bestaande infrastructuur) maken onderdeel uit van het programma Beter Benutten. Doel: Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Als de ene gemeente een weg afsluit of verkeersluw maakt , kan een andere daar last van hebben. Door deze grote regionale samenhang en de complexiteit van het onderwerp is gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling nodig, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement. BRU kan de gemeenten daarbij ondersteunen en op die manier voor meer efficiëntie, betere samenwerking en betere resultaten zorgen. Resultaten 2014: 1. BRU heeft een grotere rol op zich genomen op het gebied van regionaal verkeersmanagement binnen het VERDER-samenwerkingsverband. Het gaat dan vooral om inbreng die regionaal verkeersmanagement een meer integraal karakter moet geven; niet alleen voor het autoverkeer maar voor alle vormen van vervoer. 2. BRU werkt actief samen met het bedrijfsleven op gebieden als vervoersmanagement en mobiliteitsmanagement. 3. BRU fungeert als kennisbank voor de aangesloten gemeenten. Activiteiten: - Communicatie van resultaten naar de raden is van groot belang. BRU stelt informatie beschikbaar, laat zien hoe projecten regionaal met elkaar samen hangen en tot welke resultaten regionale regie kan leiden. Laat het zien in de gemeenteraden! Voortgang: Ligt op schema Toelichting: BRU is en blijft actief op het gebied van regionaal verkeersmanagement om het bestaande mobiliteitsnetwerk zo effectief mogelijk te gebruiken. BRU heeft inmiddels een overeenkomst met de VERDER-partners gesloten waarin de regionale samenwerking bij operationeel verkeersmanagement is geregeld. (De overeenkomst is op 26 maart door het DB goedgekeurd en wordt een dezer dagen ondertekend). Ondanks de omvangrijke bezuinigingen van 94 miljoen euro tot 2020 wordt voortgegaan met het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer en Lokaal Maatwerk. Gemeenten kunnen jaarlijks nieuwe projecten aanmelden, die telkens worden geprioriteerd en afgewogen ten opzichte van de hoeveelheid middelen die beschikbaar zijn, bijvoorbeeld uit vrijval van projecten uit voorgaande jaren. Met het programma Beter Benutten wordt niet alleen van overheden een inspanning verwacht, maar ook van het bedrijfsleven en burgers. Wat gaan we niet doen? Zelfstandig een rol nemen in Regionaal Verkeersmanagement aangezien hier regionaal al de nodige structuren voor zijn. Alle VERDER-partners werken samen in de regionale verkeerscentrale. Op die plek zal BRU zich inspannen om de belangen van de BRU-gemeenten beter te laten doorklinken. Die inspanning is gericht op alle vormen van verkeer.
11
3. Ruimtelijke ontwikkeling Binnenstedelijke bouw en behoud van het landschap, daar ligt de focus van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Dat doel voor de komende bestuursperiode is weliswaar eenvoudig te formuleren, maar het vergt voortdurende aandacht, inzet en afstemming. Bestuur Regio Utrecht concentreert zich daarbij op de beleidsterreinen waar de samenwerking een duidelijke meerwaarde kan betekenen. Dat houdt in dat BRU (onder meer vanwege het ontbreken van financiële middelen en het gegeven dat vele andere partijen actief zijn op groengebied) geen zelfstandig beleid zal voeren op het gebied van groen, recreatie en milieu. Het voeren van integraal beleid staat echter hoog in het vaandel. Dat wil zeggen dat bij het maken van ruimtelijke plannen ook rekening wordt gehouden met de hiervoor genoemde beleidsvelden. Doel: Kwaliteit en samenhang in ruimtelijke ontwikkeling De Utrechtse regio kent ook op langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Centrale opgave is om te voorzien in de blijvende behoefte aan woningen en tegelijkertijd de kwaliteit van het buitengebied en de economische vitaliteit van het platteland verder te versterken, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe zal een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties worden gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor (structurele) veranderingen op de kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen. Resultaten 2014: 1. De verstedelijkingsmogelijkheden op (middel)lange termijn zijn in samenhang met de opgaven op het gebied van de herstructurering van bedrijventerreinen, de kantorenmarkt en groen uitgewerkt en (onder meer in de vorm van het Regiodocument) ingebracht in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie als gezamenlijke inzet van de BRU-gemeenten. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: In 2011 hebben BRU-gemeenten een gezamenlijk Regiodocument opgesteld als input voor de PRS. In het daaropvolgende proces bleven gemeenten met elkaar en (gezamenlijk) met de provincie in gesprek over de PRS. In april 2012 is door BRU een gezamenlijke zienswijze op de ontwerp-PRS opgesteld en aan de provincie gezonden. 2. Gemeenten zijn nieuwe samenhangende afspraken overeengekomen over sociale en binnenstedelijke woningbouw, kantoorlocaties, (herstructurering van) bedrijventerreinen en infrastructuur voor de periode tot 2020. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Eind 2011 heeft het dagelijks bestuur de startnotitie Uitvoeringsafspraken ruimtelijke ontwikkeling vastgesteld. Op basis daarvan wordt in parallelle sporen toegewerkt naar samenhangende afspraken over (programmering van) woningbouw en een werklocaties. Dit proces wordt naar verwachting in 2013 afgerond. 3. De woningproductie ligt in 2014 op het niveau van voor de economische crisis: ruim 4.000 woningen per jaar. Voortgang: Wordt zonder aanvullende maatregelen niet gerealiseerd Toelichting: De crisis op de woningmarkt is hardnekkiger dan tijdens het opstellen van de regionale agenda kon worden voorzien. Externe economische omstandigheden en landelijke maatregelen in de woningmarkt zijn daarin bepalend. Op regionaal niveau wordt geprobeerd om met programmatische afspraken de consequenties zo veel mogelijk te beperken. Het is 12
echter de onwaarschijnlijk dat het niveau van 4.000 woningen per jaar het komende decennium haalbaar zal zijn. Vooralsnog wordt uitgegaan van een geleidelijke groei in de komende jaren naar ruim 3.000 woningen per jaar. Activiteiten: - Uitwerken van de Ontwikkelingsvisie NV Utrecht in een regionaal verstedelijkingsdocument als gezamenlijke inbreng van de BRU-gemeenten in het proces van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: In 2011 hebben BRU-gemeenten een gezamenlijk Regiodocument opgesteld als input voor de PRS. In het daaropvolgende proces bleven gemeenten met elkaar en (gezamenlijk) met de provincie in gesprek over de PRS. In april 2012 is door BRU een gezamenlijke zienswijze op de ontwerp PRS opgesteld en aan de provincie gezonden. -
Agenderen van binnenstedelijke opgave NV Utrecht (middelen en instrumenten) bij rijk, provincie en andere partijen. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Gemeenten blijven inzetten op het realiseren van binnenstedelijke woningbouwlocaties en BRU blijft dit agenderen bij rijk, provincie en andere partijen. Realisatie van deze opgave is echter lastig zolang de woningmarkt op slot blijft. In de agendering bij andere partijen wordt de nadruk daarom sterker gelegd bij het lostrekken van de vastgelopen woningmarkt en bevordering van doorstroming.
-
Nieuwe uitvoeringsafspraken formuleren voor de periode tot 2020 over binnenstedelijke en sociale woningbouw, werklocaties en infrastructuur. Een beperkt aantal integrale, prioritaire projecten selecteren waar de focus van BRU en samenwerkende gemeenten de komende jaren op gericht is. Ontwikkelingen in de woning- en kantorenmarkt monitoren. Programmering van grootschalige ontwikkelingen in de regio in beeld brengen en op elkaar afstemmen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Eind 2011 heeft het dagelijks bestuur de startnotitie Uitvoeringsafspraken ruimtelijke ontwikkeling vastgesteld. Op basis daarvan wordt in parallelle sporen toegewerkt naar samenhangende afspraken over (programmering van) woningbouw en een werklocaties. Dit proces wordt naar verwachting in 2013 afgerond. Er is een eerste verkenning uitgevoerd naar de regionale samenhang in de Utrechtse woningmarkt en mogelijkheden en meerwaarde om bij te sturen in programmering en positionering. Ook is een kantorenmarktanalyse uitgevoerd en is een regionaal convenant Bedrijventerreinen opgesteld. In de tweede helft van 2012 vindt verdieping van de analyse plaats en wordt verkend welke vormen mogelijk zijn voor programmatische afspraken (met welke gemeenten en/of andere partijen, welke mate van binding, tijdshorizon, etc.). Vervolgens wordt zo mogelijk toegewerkt naar concrete afspraken.
-
Kennisuitwisseling tussen gemeenten vormgeven en gemeenten ondersteunen bij de uitvoering van projecten. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd
13
Toelichting: Kennisuitwisseling tussen gemeenten is tot dusverre beperkt gebleven tot reguliere ambtelijke en bestuurlijke overleggen. Op dit moment wordt het voornemen uitgewerkt om op subregionaal niveau kennisuitwisseling te faciliteren over locatieontwikkeling en transformatie tegen de achtergrond van de economische crisis. Ondersteuning bij uitvoering van individuele projecten wordt op dit moment niet opgepakt, omdat de stagnatie op de woningmarkt vooral aan de vraagkant zit. Het is nu niet effectief om te investeren in proces/projectondersteuning. -
Verkennen op welke locaties de verstedelijkingsopgave op langere termijn gerealiseerd kan worden. Een van deze locaties is de A12-zone tussen knooppunten Oudenrijn en Lunetten. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: In juni 2012 stelde het dagelijks bestuur van BRU de intentieverklaring A12 centraal vast. Daarin is vastgelegd om de samenwerking de komende jaren te continueren, maar in een lichte vorm. Voorlopig ligt de focus op realisatie van het lopende programma, dat door de huidige woningmarktcrisis flink vertraging oploopt. Daarnaast wordt een verkenning uitgevoerd naar ontwikkelingsmogelijkheden van OV-knooppunten, met als ambitie om de wisselwerking tussen mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling te versterken.
Doel: Aandacht voor groen, recreatie en milieu Zoals hiervoor is aangegeven ziet BRU slechts een beperkte rol voor zichzelf op het gebied van groen, recreatie en milieu. Er zijn dan ook geen concrete resultaten benoemd. Activiteiten: - Optreden als pleitbezorger voor groen namens de gemeenten. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De inzet is tot nu toe vooral gericht op de herijking RodS (zie ook onder ‘Deelname aan het Bestuurlijk Overleg Groen’). -
Strategische partner als het gaat om het realiseren van groenprojecten. Als er middelen voor groen nodig zijn, gaat BRU actief op zoek naar middelen. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Nadat de “Subsidieverordening Groenvoorziening Bestuur Regio Utrecht 20112015” in oktober 2011 door het algemeen bestuur is vastgesteld, zijn eind 2011 de beschikkingen afgegeven voor de zeven groen- en recreatieprojecten: Heerenwaarden (Vianen), Speeleiland Maarsseveense Plassen (Stichtse Vecht), Binnenstedelijke Vecht (Utrecht), Recreatieve verbindingen (Bunnik), Renovatie dagrecreatieterrein De Leijen (De Bilt), Elpad/Waalse Bos/Verdronken Bos (Houten), Ontsluiting IJsselveld (IJsselstein).
-
Deelname aan het Bestuurlijk Overleg Groen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Het Bestuurlijk Overleg Groen is met een aantal (beherende) partijen uitgebreid tot de Stuurgroep Herijking RodS (Recreatie om de Stad). Naar verwachting zal de herijking RodS in het najaar van 2012 worden afgerond. Dan zal duidelijk zijn of aan de door BRU gestelde voorwaarden voor medefinanciering van € 3,5 mln wordt voldaan (inzet voor inrichting in Utrecht-West en de provincie dient eenzelfde bedrag in te zetten). Per 1 juli is de gebiedscommissie Stad en Land Utrecht opgeheven, daarvoor zal een stuurgroep RodS in de
14
plaats komen. De verwachting is dat de samenstelling daarvan overeen zal komen met de stuurgroep Herijking RodS en dat BRU daar dus deel van gaat uitmaken. -
Optreden als vertegenwoordiger van de BRU-gemeenten in het Woerdens Beraad. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Het Woerdens Beraad is gevraagd om deel te gaan nemen in de Stuurgroep Groene Hart, die tot nu toe alleen door de provincies wordt gevormd. Het jaar 2012 wordt gezien als transitiejaar, waarin de mogelijkheden voor verdergaande samenwerking worden verkend.
Wat gaan we niet doen? • Groen: - Nieuwe sectorale beleidsnotities opstellen; - Regionaal groenprogramma opstellen en/of uitvoeren; - Deelname (adviseur) aan gebiedscommissies. • Plantoetsing. De plantoetsing van gemeentelijke ruimtelijke plannen is de voorgaande jaren reeds teruggebracht tot een basisniveau, vooral gericht op het bewaken van de RSP-afspraken over kantoorontwikkeling en het OV-belang van BRU. Dit naar aanleiding van het wegvallen van formele bevoegdheden van stadsregio’s in de nieuwe Wro in 2009 • BLS-subsidieverlening; dit wordt eind 2010 definitief afgerond.
15
4. Wonen Betaalbare huisvesting is nog altijd een schaars goed in de regio Utrecht. De gewenste oplossingen kunnen zelden binnen een enkele gemeente worden geboden. Daarom hebben de samenwerkende gemeenten al langer geleden deze taak op zich genomen. Tot 2014 zijn daartoe twee doelen geformuleerd en uitgewerkt: - Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio - Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Doel: Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio In 2007 zijn regionale afspraken gemaakt om de sociale woningbouw evenwichtiger te spreiden. Enkele gemeenten kennen een ruime voorraad van meer dan 30%, terwijl andere gemeenten daar sterk bij achterblijven. Veel gemeenten hebben echter moeite met de uitvoering van de afspraken, zeker gelet op de economische omstandigheden en de realisatie van woningbouw in veelal dure binnenstedelijke locaties. Resultaten 2014: 1. Regionale afspraken over de sociale woningbouwopgave hebben ertoe geleid dat het aanbod aan sociale woonruimte – huur en koop – evenwichtiger is gespreid over de regio. Activiteiten: - Regionale afspraken over sociale woningbouw zodanig aanpassen dat gemeenten en corporaties zich maximaal inzetten om de voorraad sociale huur- en koopwoningen op niveau te brengen en op peil te houden. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Regionale afspraken over sociale woningbouw worden meegenomen bij de Uitvoeringsafspraken Ruimtelijke Ontwikkeling. Dit proces wordt naar verwachting in 2013 afgerond. (Zie verder onder Ruimtelijke Ontwikkeling). -
Gemeenten ondersteunen bij het realiseren van de sociale bouwopgave Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Dit is uitgesteld in afwachting van de Uitvoeringsafspraken Ruimtelijke Ontwikkeling (Zie verder onder Ruimtelijke Ontwikkeling).
Doel: Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Voor de sociale woningbouw geldt dat de wachttijden in de Utrechtse regio bijzonder lang zijn. De sociale woningvoorraad dient in beginsel te worden benut voor de huisvesting van doelgroepen die afhankelijk zijn van het aanbod van sociale woonruimte. Voor het aanbod en de verhuring van sociale woonruimte heeft het BRU de regionale huisvestingsverordening opgesteld. Hierin staan regels die eenduidig zijn in alle gemeenten maar een gemeente ook de mogelijkheid biedt lokaal maatwerk toe te passen. De komende jaren gaat er veel veranderen met de invoering van Europese regelgeving en een nieuwe Huisvestingswet. Veranderingen die de uitgangspunten raken van ons regionaal verdeelsysteem zoals lokaal maatwerk en de definitie van doelgroepen. Resultaten 2014: 1. De slaagkansen van woningzoekenden zijn verhoogd door een betere doorstroming – van huur naar koop – in de woningmarkt. 2. Het regionale verdeelsysteem is aangepast, gelet op nieuwe wetgeving en biedt voldoende ruimte voor lokaal maatwerk. 16
Activiteiten: - Aanpassing toewijzingscriteria sociale huisvesting om ‘scheefwonen’ bij mutatie te voorkomen. Deze activiteit vloeit ook voort uit de implementatie van Europese regelgeving. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Op 1 januari 2011 zijn de regels voor de verdeling van sociale woonruimte aangepaste in verband met de ‘90%-norm’. Deze door de minister opgelegde norm bepaald dat minimaal 90% van de sociale woonruimte moet worden toegewezen aan huishoudens met een inkomen tot 34.614 euro. Een evaluatie van de norm (Algemeen Bestuur 20 juni 2012) toont aan dat BRU voldoet aan de 90%. -
Onderzoek naar maatregelen (en uiteindelijk deze maatregelen toepassen) om de slaagkansen voor woningzoekenden te vergroten. Door de Europese regelgeving gaat het hierbij ook om de slaagkansen van de lage middeninkomens, een doelgroep die tussen wal en schip dreigt te vallen. Behalve naar de sociale woningmarkt wordt ook gekeken naar de relatie met de (goedkope) koopmarkt, het tegengaan van scheefwonen en bevorderen van doorstroming. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Door toepassing van de 90%-norm worden er meer woningen aan lagere inkomensgroepen toegewezen. Verhoging van de slaagkans is echter niet waarneembaar doordat de vraag hoog blijft en het aanbod van sociale woonruimte laag is door een gebrek aan doorstroming. Punt van zorg zijn de lage middeninkomens. Discussie over de betaalbaarheid van huisvesting is nog gaande, evenals de mogelijkheid voor gemeenten om de doorstroming te bevorderen. Nauw verwant hieraan de discussie landelijk omtrent extra huurverhogingen voor middeninkomens en de financiële continuïteit van de sociale huursector.
-
Ondersteuning gemeenten bij de toepassing van lokaal maatwerk en evaluatie van de maatregel. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Toepassing van lokaal maatwerk is een continu proces. Regionale afstemming over het gebruik vindt plaats binnen BRU-overlegstructuur.
-
Implementatie nieuwe Huisvestingswet in het regionaal verdeelsysteem, met een discussie over de uitgangspunten regionale woonruimteverdeling. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Een nieuwe Huisvestingswet is nog steeds niet vastgesteld. De vorming van een nieuwe regering zorgt voor nog meer uitstel waardoor het niet meer te verwachten is dat een nieuwe huisvestingswet per 1 januari 2013 wordt ingesteld. In de tweede helft van 2012 wordt regionaal bekeken of er behoefte is de regionale huisvestingsverordening aan te passen. Wachten op een nieuwe Huisvestingswet is niet meer aan te bevelen.
Wat gaan we niet doen? • De uitvoering van de woonruimteverdeling; dit is overgegaan op de woningcorporaties in de regio. Het contract tussen BRU en WoningNet is beëindigd. • Het Project ‘wonen met welzijn en zorg’; dit wordt niet gecontinueerd. De subsidiebeschikkingen 2010 worden afgehandeld en hebben nog een doorloop naar 2011/12. 17
5. Economische zaken Het BRU-gebied is een economisch sterke regio en functioneert als één economisch gebied met onderling sterk verweven activiteiten. Samenwerking tussen de BRU-gemeenten is daarbij heel belangrijk, onderlinge concurrentie moet voorkomen worden. De doelen voor de komende bestuursperiode daarbij zijn: - Versterken economisch profiel van de regio Utrecht - Een vitale kantorenmarkt in de regio - Kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen met accent op herstructurering. Doel: Versterken economisch profiel van de regio Utrecht Door gezamenlijk een gewenst economische profiel te bepalen, met ruimtelijke component, kunnen keuzes over prioriteiten en een gewenste verdeling van de werkmilieus over de regio worden gemaakt. Om het BRU-gebied economisch verder te versterken en de kwaliteiten van deze regio nationaal en internationaal onder de aandacht te brengen zijn lobby en samenwerking cruciaal. De ontwikkeling van het Utrecht Science Park naar een regionaal netwerk van hoogwaardige vestigingslocaties en projecten gericht op kennisintensieve bedrijven is een voorbeeld hiervan. Het Science Park is voor de regio een belangrijke economische motor. Resultaten 2014: 1. BRU heeft bijgedragen aan onderlinge afstemming tussen gemeenten en het voorkomen van ongewenste concurrentie bij bedrijfsvestigingen. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Met behulp van het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen is er een fasering in de uitgifte van nieuwe bedrijventerreinen aangebracht. 2. Lobbyactiviteiten hebben geleid tot een goede vertegenwoordiging (op economisch vlak) van BRU richting rijk, provincie en andere partijen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Door netwerken en agendavorming in de Noordvleugel van de Randstad zijn er nauwere banden gevormd met de regio Amsterdam en met het rijk. Ook binnen de provincie Utrecht zijn de contacten verbeterd. 3. BRU heeft bijgedragen aan activiteiten om innovatie te stimuleren en de sterke punten van de regionale economische structuur te promoten. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: In samenwerking met de Taskforce Innovatie regio Utrecht zijn er projecten, initiatieven en acties m.b.t. innovatie uitgevoerd. Op dit moment wordt er gewerkt aan de oprichting van een Economic Board Utrecht, deze zal de contacten tussen overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties intensiveren om zo de (innovaties in de) economie te stimuleren. Activiteiten: -
De mogelijkheden verkennen van uitwisseling van kennis en capaciteit tussen gemeenten. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd 18
Toelichting: In bestuurlijke en ambtelijke overleggen worden uiteenlopende onderwerpen besproken. Kennisdeling is daar aanwezig, het uitwisselen van capaciteit tussen gemeenten is nog minder aan de orde. -
Voorkomen van ongewenste concurrentie door het faciliteren van onderlinge afstemming tussen gemeenten bij nieuwe bedrijfsvestingen van buiten de regio en eventuele ruimtelijke specialisatie/segmentering van bedrijvigheid de regio. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Met behulp van het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen is er een fasering in de uitgifte van nieuwe en in de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen aangebracht.
Extra activiteiten: -
Het realiseren en intensiveren van samenwerking in de Noordvleugel van de Randstad. Toelichting: BRU neemt deel aan het PRES Utrecht (Platform Regionale Economische Stimulering), wat aansluit bij de manier van werken in de Amsterdamse regio. BRU werkt ook mee aan de oprichting van een Economic Board Utrecht om de samenwerking met marktpartijen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties te verbeteren. (DB-besluit van 25 juni 2012).
-
BRU draagt bij aan BV Utrecht. Toelichting: BV Utrecht is een programma op regionale zender RTV Utrecht waar bedrijven uit de regio voor het voetlicht gebracht worden. De kracht van de Utrechtse economie wordt hiermee aangetoond en versterkt. (DB-besluit van 26 maart 2010).
-
BRU draagt bij aan de Utrechtse Ondernemers Academie De stichting Utrechtse Ondernemers Academie helpt startende en gevestigde ondernemers om betere ondernemers te worden. Dit beoogt een positief effect op de regionale economie en geeft een impuls aan de economie, het welzijn en de welvaart in de regio. Na 1 jaar zal er een evaluatie plaatsvinden. (DB-besluit 25 juni 2012).
-
Samenwerking op het gebied van detailhandel Toelichting: Door de portefeuillehouders is de behoefte geuit onderling kennis en beleidsvisies uit te wisselen op het gebied van detailhandel.
Doel: Een vitale kantorenmarkt in de regio Het BRU-gebied is een echte kantorenregio. BRU heeft onderzoek naar de ontwikkelingen op de kantorenmarkt en de behoefte aan kantoren verricht. Van de regionale kantorenmarkt is de verwachting dat het verzadigingspunt bijna is bereikt. In BRU-verband zijn afspraken gemaakt over het maximale aantal m2 kantoren dat gemeenten ontwikkelen. Om leegstand te bestrijden en toekomstige leegstand te voorkomen is het van regionaal belang deze afspraken over het kantorenprogramma opnieuw tegen het licht te houden. Transformatie van kantoren naar woningen wordt hierin, in samenwerking met de provincie, meegenomen en gestimuleerd. Resultaten 2014: 19
1. Afspraken in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de kantorenmarkt. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Op basis van de in 2012 op te leveren kwalitatieve kantorenmarktanalyse zal de komende periode toegewerkt worden naar een regionale kantorenmarktstrategie. 2. Mogelijkheden voor de aanpak van leegstand op de kantorenmarkt en transformatie van kantoren zijn verkend (i.s.m. de provincie) en de kennis daarover is gedeeld. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Op basis van de in 2012 op te leveren kwalitatieve kantorenmarktanalyse zal de komende periode toegewerkt worden naar een regionale kantorenmarktstrategie. Activiteiten: -
Uitvoeren (vervolg) kantorenmarktanalyse en bepalen toekomstig regionaal beleid t.a.v. de kantorenmarkt. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Op basis van de in 2012 op te leveren kwalitatieve kantorenmarktanalyse zal de komende periode toegewerkt worden naar een regionale kantorenmarktstrategie.
-
Nieuwe regionale programmatische afspraken formuleren voor ontwikkeling van de kantorenmarkt in de periode 2010-2020. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Op basis van de in 2012 op te leveren kwalitatieve kantorenmarktanalyse zal de komende periode toegewerkt worden naar een regionale kantorenmarktstrategie. Als wordt gekomen tot een kantorenprogrammering kan, mits wenselijk en effectief, een koppeling gemaakt worden met de woningbouwprogrammering (zie Ruimtelijke Ontwikkeling).
-
Uitwerking kansen voor transformatie en leegstand. Voortgang: Wordt op aangepaste wijze gerealiseerd Toelichting: Op basis van de in 2012 op te leveren kwalitatieve kantorenmarktanalyse zal de komende periode toegewerkt worden naar een regionale kantorenmarktstrategie, hierin zal ook mogelijkheden voor transformatie en het tegengaan van leegstand meegenomen worden.
Doel: Kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen met accent op herstructurering Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder aandacht te besteden aan de herstructurering van bestaande terreinen. BRU gaat in afstemming met de provincie een regionaal herstructureringsplan opstellen voor die terreinen waar herstructurering nodig wordt geacht. Resultaten 2014: 1. Afspraken in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van bedrijventerreinen, vastgelegd in een regionaal herstructureringsplan. Voortgang: Gerealiseerd 20
Toelichting: Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 is opgesteld en ondertekend. 2. BRU behartigt belangen van BRU-gemeenten en vervult hierin een regiefunctie. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 is opgesteld en ondertekend. 3. Op basis van het regionaal herstructureringsplan wordt uitvoering gegeven aan herstructurering van bedrijventerreinen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 is opgesteld en ondertekend, de utvoering is begonnen. Activiteiten: -
In samenwerking met gemeenten en provincie de aanpak van de problematiek rond bedrijventerreinen formuleren en uitvoeren. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: In samenspraak met de provincie worden een aantal criteria en onderdelen van het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen nader uitgewerkt.
-
Opstellen regionaal herstructureringsplan waarin prioriteiten worden bepaald. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 is opgesteld en ondertekend
-
Regionale programmatische afspraken formuleren voor ontwikkeling van de bedrijventerreinen, met aandacht voor herstructurering van bestaande voorraad, voor de periode 2010-2020. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen 2011-2020 is opgesteld en ondertekend.
Wat gaan we niet doen? • Detailhandelsbeleid. Gemeenten kunnen dit zelf, er is geen regionale noodzaak toe. • Activiteiten met betrekking tot de arbeidsmarkt .
21
Regionale samenwerking In de voorgaande hoofdstukken is beschreven wat Bestuur Regio Utrecht in de regio in de komende jaren wil bereiken. In dit hoofdstuk staat hoe de regio wil samenwerken en hoe de regio de ambities wil realiseren. Bestuur Regio Utrecht is van de gemeenten. Dit uitgangspunt staat centraal bij de regionale samenwerking. In BRU-verband werken gemeenten samen als het gezamenlijke optreden meer oplevert dan de som der delen. Samenwerking vergt inzet van iedereen: het bestuur van BRU werkt aan optimale betrokkenheid van gemeenten, de gemeenten leveren een bijdrage aan de samenwerking en spreken elkaar daarop aan. BRU zet zich met een slanke en krachtige organisatie in voor efficiënte, effectieve en transparante uitvoering van de regionale opgaven. Dit doet het bestuur van BRU niet alleen, maar samen met de betrokken medeoverheden, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. BRU wil op goede en constructieve wijze samenwerken, elkaars kennis benutten en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken daarbij voorop stellen. Drie punten verdienen de aandacht. Rol BRU -
BRU zet zich in voor taken met een evidente regionale meerwaarde. Bij eventuele nieuwe taken moet helder zijn wat de meerwaarde is van de regionale samenwerking. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: BRU voert haar taken uit volgens de Regionale Agenda. Buiten de Regionale Agenda zijn enkele nieuwe activiteiten opgepakt bij besluit van het Dagelijks Bestuur.
-
Geen dubbel werk: de taken en projecten die zijn belegd bij BRU worden niet door de provincie, een waterschap of een andere gemeenschappelijke regeling uitgevoerd. Verantwoordelijkheden zijn helder afgebakend ten opzichte van andere overheden. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De taken en projecten van BRU verschillen van die van de andere overheden. Op het gebied van verkeer en vervoer zijn de verschillen wettelijk verankerd. Op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling, wonen en economische zaken voert BRU louter taken uit in opdracht van (dus in aanvulling op) de gemeenten en is goed contact met de provincie om de raakvlakken met hun taken gezamenlijk te bespreken.
-
In de beginfase van grote projecten vindt overleg plaats met de gemeenten over de rol van BRU in het project. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: De vervanging van de traminfrastructuur (GVI) is het enige grote project dat is opgestart na het gereed komen van de Regionale Agenda. Omdat de rol van BRU hier wordt bepaald door de wet en een logisch gevolg is van het eigenaarschap van de infrastructuur, heeft hierover geen specifiek overleg met de gemeenten plaatsgevonden.
-
In het licht van het regeerakkoord komt het dagelijks bestuur met voorstellen over de wijze waarop de regio invulling wil geven aan het voornemen van de regering om de Wgr-plus af te schaffen en de toekomst van de regionale samenwerking. De gemeenten spelen in de discussie een leidende rol. 22
Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: Na het ontvangen van een brief van de minister van Binnenlandse zaken over het kabinetsbesluit om de Wgr-plusregeling af te schaffen en in het Utrechtse geval de taken over te dragen naar de provincie, heeft het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur in april 2012 besloten om het proces van overdracht van taken, mensen en middelen naar de provincie op te starten samen met de provincie. Het AB heeft daarbij uitgangspunten meegegeven aan het DB, waaronder de evidente rol van de gemeenten in het proces. Het AB heeft op voorstel van het DB tevens besloten om de overdracht te scheiden van de discussie over de toekomst van de regionale samenwerking in het zogenaamde ‘U10-gebied’ (BRU-gemeenten en Woerden). De U10-discussie is van de gemeenten, BRU concentreert zich op de overdracht. Gedurende het hele proces is op ambtelijk niveau veel overleg geweest met de gemeenten en op bestuurlijk niveau via de overlegstructuur van BRU. Vanwege de val van het kabinet is de toekomst van de Wgrplusgebieden onzeker en is de overdracht ‘on hold’ gezet. -
Aan het einde van de bestuursperiode stelt het bestuur een overdrachtsdocument op. Daarin geeft het bestuur onder meer een richtsnoer voor het takenpakket van BRU. Voortgang: ligt op schema Toelichting: Met het opstellen van het overdrachtsdocument wordt eind 2013 gestart, zodat het gereed is op het moment dat de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014 plaatsvinden (in het geval de Wgr-plus regeling niet voordien wordt afgeschaft, hoewel het dan een overdrachtsdocument wordt voor de rechtsopvolger).
Betrokken gemeenten -
Goede betrokkenheid van alle geledingen van de gemeenten is de essentie van regionale samenwerking. Dit vraagt om een gedegen en tijdig gecommuniceerde procesplanning, waarin ruimte is voor het betrekken van gemeenten. Op verschillende manieren wordt de betrokkenheid verbeterd: o Gemeenteraden worden tijdig geconsulteerd bij de kaderstelling van belangrijke onderwerpen. Het bestuur organiseert daartoe onder meer themabijeenkomsten. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Tot op heden is één kaderstellend document opgesteld: de OV-visie. In de ontwikkelingsfase is hierover in alle gemeenteraden een presentatie gehouden en een discussie gevoerd. o De wethouders zijn nauw betrokken bij de voorstellen van het dagelijks bestuur op hun beleidsterrein. De regel is dat een voorstel wordt besproken in het portefeuillehouderoverleg voordat naar het dagelijks bestuur gaat. Het portefeuillehouderoverleg functioneert als belangrijke adviseur van het dagelijks bestuur. De gemeenteambtenaren bereiden dit samen met de BRU-ambtenaren in een gezamenlijk overleg voor. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Voor vrijwel alle beleidsterreinen is een ambtelijk overleg en portefeuillehouderoverleg, waarin de relevante wethouders van alle gemeenten zitting hebben. De meeste DB-voorstellen worden eerst behandeld in het portefeuillehouderoverleg. Af en toe wordt een voorstel niet in het portefeuillehouderoverleg behandeld, of na de behandeling in het DB. Er zijn reeds 23
acties ondernomen om te waarborgen dat alle belangrijke voorstellen in het portefeuillehouderoverleg worden behandeld voordat het voorstel naar het DB gaat. Inmiddels is op het format van de DB-voorstellen een paragraaf ‘Advies van het portefeuillehouderoverleg’ toegevoegd, zodat het advies op een tijdige en eenduidige wijze het DB bereikt. In enkele gevallen moet het advies mondeling in de DB-vergadering worden ingebracht, omdat het portefeuillehouderoverleg later dan de verzending van de stukken plaatsvindt. o De colleges van B&W van de gemeenten kunnen hun DB-lid van advies voorzien over een DB-voorstel in de conceptfase van het voorstel. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Aangezien een DB-voorstel voordat het naar het DB wordt verzonden wordt voorgelegd aan het portefeuillehouderoverleg, kunnen de deelnemers van het portefeuillehouderoverleg het concept DB-voorstel voorleggen aan hun college van B&W. De portefeuillehouders kunnen zelf beslissen of ze van deze mogelijkheid gebruik wensen te maken. -
Het algemeen bestuur wordt vroegtijdig geïnformeerd over en betrokken bij belangrijke onderwerpen. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Ten behoeve van de tijdige informatieoverdracht zijn informatiebijeenkomsten voor het AB geïntroduceerd tussen de reguliere AB-vergaderingen. Deze bijeenkomsten hebben een louter informerend karakter. Een in het oog springend belangrijk onderwerp van de afgelopen periode is de afschaffing van de Wgr-plus. Het DB heeft het AB daarover steeds geïnformeerd, zodra informatie bij hen bekend was. Over de aanpak heeft het DB het AB vanaf het begin nauw betrokken.
-
De leden van het algemeen bestuur hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het betrekken van hun raden; zij bereiden de gemeentelijke inbreng voor en koppelen de uitkomsten terug naar hun raad. Voortgang: In te vullen na gesprekken met AB-leden Toelichting: In te vullen na gesprekken met AB-leden
-
In de vergaderingen van het algemeen bestuur wordt de rondvraag geïntroduceerd. Dit stelt de leden in de gelegenheid onderwerpen te agenderen en vergroot de dynamiek en de rol van de actualiteit in de vergaderingen. De leden kunnen de punten voor de rondvraag uiterlijk 48 uur voor de vergadering kenbaar maken bij de secretaris, zodat het dagelijks bestuur een gedegen reactie kan voorbereiden. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: In iedere AB-vergadering staat een rondvraag op de agenda. Van de rondvraag maken de AB-leden vaak gebruik.
-
Maatwerk: BRU betrekt gemeenten bij regionale activiteiten op een wijze die past bij de betreffende activiteit en de betreffende gemeente. Voortgang: Ligt op schema 24
Toelichting: Over plannen die alle gemeenten raken (bijvoorbeeld OV-visie en OVuitvoeringsplan) worden alle gemeenten geconsulteerd. Over projecten die enkele gemeenten raken (bijvoorbeeld tram Utrecht-Nieuwegein-IJsselstein) worden deze gemeenten nauw betrokken en worden de andere gemeenten betrokken via de reguliere overlegstructuur. -
Afspraak = afspraak: het dagelijks bestuur van BRU doet een voorstel voor het wijzigen van de subsidieverordening om een tijdige en juiste uitvoering van regionale projecten te stimuleren. Voortgang: Gerealiseerd Toelichting: In het najaar van 2011 is een nieuwe subsidieverordening vastgesteld door het AB, waarin stimulansen en sancties zijn opgenomen ten behoeve van een tijdige en juiste uitvoering.
-
Ieder jaar vindt een regiodag plaats voor alle raads- en collegeleden van de BRU-gemeenten ten behoeve van de ontmoeting, informatie-uitwisseling, koersbepaling en het afleggen van verantwoording. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: In september 2011 heeft een regiodag plaatsgevonden, waarbij alle raads- en collegeleden waren uitgenodigd. Het dagelijks bestuur heeft besloten in 2012 geen regiodag te organiseren, vanwege de lopende U10-discussie (zie hierboven) met vergelijkbare thema’s en doelgroep.
Transparant - Het dagelijks en algemeen bestuur van BRU wil vroegtijdig en helder communiceren over zijn activiteiten. Voortgang: Ligt op schema Toelichting: Openbare communicatie over activiteiten vindt plaats via BRU-Actueel en BRUBerichten. Hierin wordt helder verteld welke besluiten zijn genomen, wat de achtergrond hiervan is en wat de implicaties zijn. De media verschijnen idealiter kort na de vergaderingen waarin is besloten. Dat is nog niet altijd het geval. Door de teksten voor de media op te nemen in de DB-voorstellen moeten deze media sneller gaan verschijnen. -
Over de uitwerking en voortgang van de uitvoering van de activiteiten rapporteert BRU in de jaarstukken (planning- en controlcyclus), zoals gebruikelijk. Daarnaast verschijnt over de uitvoering van de Regionale Agenda een tussenrapportage na twee jaar en een eindrapportage in het overdrachtsdocument. De gemeenteraden en colleges ontvangen deze rapportages. Voortgang: Ligt om schema Toelichting: De ambities die zijn opgenomen in de Regionale Agenda zijn – soms is aangepaste vorm – verwerkt in de documenten die onderdeel zijn van de P&C-cyclus. Deze voortgangsrapportage is onderdeel van de tussenrapportage. De uitvoering van het opstellen van een overdrachtsdocument wordt voorzien voor eind 2013 (in het geval de WGRplus regeling niet voordien wordt afgeschaft, hoewel het dan een overdrachtsdocument wordt voor de rechtsopvolger).
Wat gaan we niet doen? 25
-
Taken die andere overheden of organisaties doen; Taken anders dan wettelijke of door BRU-gemeenten aan ons opgedragen.
26
Financiën Tekst uit de Regionale agenda: “In financiële zin belooft de komende bestuursperiode 2011-2014 voor Bestuur Regio Utrecht een zware periode te worden. Door het Rijk wordt fors bezuinigd op de Brede Doeluitkering Verkeer & Vervoer (BDU), wat direct invloed heeft op de beschikbare middelen van BRU. Dit terwijl de bestaande activiteiten en de ambities voor de (nabije) toekomst veel geld kosten. Kortom: de wensen zijn groter dan de beschikbare middelen. Dit betekent dat er voor de periode 2011-2014, meer nog dan normaal al het geval is, keuzes gemaakt zullen moeten worden. In deze Regionale Agenda wordt een eerste richting van deze keuzes gemaakt voor de verschillende beleidsterreinen van BRU. In dit hoofdstuk wordt de financiële vertaling gemaakt: wat zijn de inkomsten en waaraan geven we dat uit.” Inkomsten De inkomsten van BRU komen uit vier typen dekkingsbronnen, waarvan de BDU verreweg de belangrijkste is. In percentages ziet de onderlinge verdeling (gebaseerd op de cijfers van 2011) er als volgt uit:
Uitgaven Aan de uitgavenkant worden de jaarlijks binnenkomende BDU-middelen en de regiobijdrage verdeeld over de programma’s. In percentages ziet deze verdeling (gebaseerd op de cijfers van 2011) er als volgt uit:
27
€ 1,-
Gemeenten
BRU
€ 50,-
BRU is als samenwerkingsverband tussen gemeenten voor wat betreft haar dekkingsmiddelen voor een klein deel afhankelijk van de financiële bijdragen van deze gemeenten. De Regiobijdrage vormt ongeveer 2% van de totale middelen van BRU, terwijl alle financiële middelen ingezet worden ten gunste van de gemeenten in de regio. Dit betekent dat het rendement van BRU voor de BRUgemeenten 1 op 50 is: voor elke euro die de gemeenten aan BRU betalen, krijgen zij gemiddeld 50 euro terug!
Ombuigingen Hoewel de economie volgens het Centraal Plan Bureau weer een lichte groei laat zien, zijn de financiële gevolgen van de economische recessie voor de financiële positie van het BRU de komende jaren nog volop merkbaar. De Rijksbegroting heeft nog steeds een tekort van 18 miljard euro. In het regeerakkoord zijn bezuinigingen aangekondigd op onze belangrijkste inkomstenbron, de Brede Doel Uitkering (BDU). Naast een forse daling van de inkomsten zijn er ook ontwikkelingen die er toe leiden dat de financiële positie van BRU onder druk komt te staan. De stijgende uitgaven hebben met name te maken met de kosten voor het openbaar vervoer die meerjarig in concessies zijn vastgelegd. Deze ontwikkelingen van inkomsten en uitgaven leiden tot een forse ombuigingstaakstelling voor de komende vier jaar. In het voorjaar van 2011 is door het bestuur van BRU een pakket van maatregelen opgesteld dat ervoor moet zorgen dat de begroting van BRU meerjarig weer sluitend is. In dit pakket worden budgetten geherprioriteerd en ambities bijgesteld. Ook worden voor de eerste jaren nog BDU-middelen ingezet die uit eerdere jaren als saldo waren blijven staan. De vastgestelde ombuigingen leiden tot de volgende budgetten op programmaniveau voor de jaren 2011-20141 (programma’s volgen hoofdstukindeling Regionale Agenda):
28
“ (einde tekst Regionale agenda) Evaluatie: In juni 2011 heeft het Algemeen Bestuur van BRU een besparingsoperatie over de periode 2011-2014 bekrachtigd. Er was een dreigend tekort van € 94 miljoen. Het tekort is opgelost door besparingen ad € 66 miljoen met een structureel effect en de inzet van oude middelen ad € 28 miljoen, welke inzet niet structureel doorwerkt. Omdat de inzet van oude middelen na 2014 niet meer mogelijk is, levert de eerdere besparingsoperatie geen structurele oplossing voor de jaren vanaf 2015. Het bestuur heeft daarom in het najaar 2011 de wens geuit om inzicht te hebben in de toekomstige financiële ontwikkelingen van de BDU en de sturingsmogelijkheden van BRU. In februari 2012 heeft het Algemeen Bestuur de meerjarenraming BDU 2011-2025 vastgesteld. Hierin is een aantal uitgangspunten opgenomen voor het opstellen van de Programmabegroting 2013 en de meerjarenraming. De uitgangspunten zijn: • • •
Bij de uitwerking in de Programmabegroting 2013 het principe laten hanteren dat structurele uitgaven alleen door structurele inkomsten gedekt kunnen worden. Om de uitgaven uit de BDU beheersbaar te houden, het principe van een vaste procentuele verdeling van de BDU naar programma’s over de gehele periode 2011-2020 te hanteren. Bij de uitwerking van de Programmabegroting 2013 uit te gaan van de percentages die het AB bij de Programmabegroting 2011 heeft vastgesteld: Openbaar vervoer (60% voor programma’s OV concessie en OV infrastructuur), Wegen en verkeer (35%), Netwerkontwikkeling en mobiliteit (1%) en apparaatkosten (4%). Deze verdeling is ook conform de Regionale Agenda 2011-014.
29
•
Bij de behandeling van de Programmabegroting 2013 de besparingsmaatregelen vast te stellen die noodzakelijk zijn om middelen en uitvoering met elkaar in evenwicht te brengen.
In de in juni 2012 door het AB vastgestelde Programmabegroting 2013 zijn deze uitgangspunten gehanteerd. Deze hebben geleid tot een structureel sluitend budgettair kader als uitgangspunt voor de uitvoering van het beleid op de verschillende programma’s. Daarbij zijn de hierna genoemde besparingsmaatregelen in de budgettaire kaders geïntegreerd, zodat vana oktober 2012 geen afzonderlijke monitoring van de besparingsmaatregelen meer noodzakelijk is. Besparingsmaatregelen Gebaseerd op de besluitvorming over het pakket van besparingsmaatregelen 2011-2014 is een besparingsmonitor ontwikkeld, waarin de voortgang van de realisatie van de besparingsmaatregelen weergegeven wordt. De monitor is 3 keer uitgebracht. De laatste monitor van het najaar 2012 geeft het volgende beeld:
STAND VAN ZAKEN BIJ BESPARINGSMONITOR 2011-2014 (voor DB en AB NAJAAR 2012) Nr Besparingsmaatregel
Voortgang 2011
2012
bedragen x € 1 mln. 2013 2014
Totaal
A1a Versobering OV-voorzieningenniveau, OV Concessie
0,000
7,500
2,000
2,500
12,000
A1b Versobering OV-voorzieningenniveau Wegen en Verkeer
0,050
-0,750
0,150
0,150
-0,400
A1c Versobering OV-voorzieningenniveau OV infrastructuur
0,000
0,012
0,012
0,012
0,036
A2 Eenmalige tariefverhoging OV van 5% naast indexering
0,000
0,000
0,900
0,900
1,800
A3 Verhoging regionale tarieven (P+R- en winkelkaartje)
0,000
0,000
0,500
0,500
1,000
A4 Eenmalige tariefverhoging Regiotaxi van 20%, daarna indexering
0,000
1,650
1,800
0,000
3,450
A5 Scherper nieuw contract Regiotaxi en taakstellende bijdrage BRU
0,000
0,000
1,300
4,200
5,500
A6a Extra snelheidverhogende maatregelen OV, OV Concessie
0,000
0,100
0,200
0,200
0,500 -3,000
A6b Extra snelheidverhogende maatregelen OV, Wegen en Verkeer
-0,100
-1,500
-1,400
0,000
A7* BRU-bijdrage voor VERDER-projecten integraal met 5% verlagen
0,000
1,200
1,200
1,200
3,600
A8* Infraprogramma herprioriteren op OV-exploitatie
0,000
4,000
4,000
4,000
12,000
Verschil met AB-besluit
A9 Verlaging subsidies nog niet beschikte RUVV-projecten en lokaal maatwerk
2,500
1,700
0,800
0,500
5,500
A10 Schrappen budget lokale gedragsbeïnvloeding
0,000
0,250
0,250
0,250
0,750
A11 Afschaffing post Onvoorzien
2,000
2,000
2,000
2,000
8,000
A12 Schrappen bijdrage Regionaal Overlegorgaan Verkeersveiligheid
0,000
0,500
0,500
0,500
1,500
A13 Beperken prijsindexering grote meerjarige projecten
2,600
0,000
0,000
0,000
2,600
A14 Besparing op ontwikkeling tramnetwerk en -systemen
0,300
0,300
0,500
0,500
1,600
A15 Vergroten efficiency bij beheer en onderhoud
1,250
1,300
1,500
1,500
5,550
A16 Beperken inhuur en inzet bij Randstadspoor
0,000
0,070
0,070
0,070
0,210
0,370 18,70 €
0,370 16,65 €
0,370 19,35 €
1,500 63,70 €
A17 Besparing op de apparaatskosten en budget programma Bestuur Totaal besparingsmaatregelen voortgang conform planning/besluit Voortgang behoeft aandacht Voortgang niet conform planning/besluit
0,390 € 8,99 €
*Beparing 2011-2014 is conform prognose, maar na 2014 is er nog een financiële taakstelling van in totaal 2 mln (zie toelichting in besparingsmonitor)
De uitvoering van de meeste besparingsmaatregelen ligt op schema (groengekleurd). De voortgang bij de besparingsmaatregelen A6, A7 en A8 (respectievelijk: extra snelheidverhogende maatregelen OV, verlaging BRU-bijdrage aan VERDER-projecten en herprioritering infraprogramma op OVexploitatie) behoeft nu nog aandacht (oranjegekleurd), hoewel bij deze besparingsmaatregelen wél voortgang is geboekt.
30
0,114
2,700
2,81
Concept tekst DB werkplan 2013 Versie AB 12 december 2012
Een bondig overzicht Het dagelijks bestuur is verheugd u dit DB Werkplan 2013 te kunnen aanbieden. Geen dik pak papier maar een bondig overzicht van wat we als BRU in 2013 gaan doen. Zowel de kansrijke ontwikkelingen als de soms forse en complexe problemen in onze regio vragen om een sterke regionale aanpak en dus om regionaal samenwerken - ook in 2013. Samenwerken blijven we doen op basis van de afspraken die we met elkaar hebben gemaakt in de Regionale Agenda en de recente tussenevaluatie daarvan. Met het oog op een goede bereikbaarheid en de best mogelijke ontwikkeling op de huizenen de kantorenmarkt, heeft de economie in onze regio onze gezamenlijke daadkracht nodig. Niet alleen blijven wij van mening dat openbaar vervoer en bereikbaarheid het best regionaal kunnen worden georganiseerd. Ook vinden wij dat de bovenregionale betekenis van de regio Utrecht beter moet worden gezien. Want juist in krachtige regio's als de onze ligt het potentieel voor een doorbraak naar economisch herstel. Het nieuwe kabinet heeft ingrijpende voorstellen voor de bestuurlijke inrichting van de Noordvleugel in petto. De BRU gemeenten en de gemeente Woerden zijn al bezig met het ontwikkelen van een nieuwe vormen van regionale samenwerking – U10. Te midden van deze ontwikkelingen moet de burger erop kunnen rekenen dat bussen en trams blijven rijden en gemeenten goed samenwerken aan de economische en ruimtelijke vraagstukken in de stadsregio. Ook in 2013 blijft het BRU voortvarend aan de slag. Op wat wij in dat jaar willen bereiken, kunt u ons blijven aanspreken. Namens het dagelijks bestuur mr. A. Wolfsen Voorzitter Bestuur Regio Utrecht
Nieuwe concessie regionaal OV bus en tram en beheer van de lopende concessies BRU is wettelijk aangewezen als concessieverlener voor het openbaar vervoer per bus en tram in de regio. Dit is een van de grootste taken en verantwoordelijkheden. Een belangrijk en langverwacht resultaat wordt de succesvolle start van de nieuwe concessie voor het bus- en tramvervoer in de regio, per 8 december 2013. In 2012 gunde het Dagelijks Bestuur de concessie voor tien jaar aan Qbuzz bv. In de aanbesteding stelde het regiobestuur ambitieuze eisen op het gebied van milieu, reizigersgroei en kwaliteit. Het genomen gunningsbesluit wordt onherroepelijk na afronding van eventuele bezwaarprocedures. Tot aan de overgangsdatum wordt het openbaar vervoer uitgevoerd volgens de drie lopende concessies, nu nog apart: stadsvervoer Utrecht en Regio en spitslijnen Utrecht. Die concessies worden door BRU met zorg beheerd, dat wil zeggen: BRU ziet toe op goede uitvoering door vervoerders GVU en Connexxion. Het dagelijks bestuur stelt in het voorjaar 2013 een strategisch plan op voor de communicatie met de gemeenten en reizigers en neemt daarmee als OV-autoriteit meer regie op die communicatie. Regiotaxi Utrecht: op weg naar een nieuwe aanbesteding In opdracht van de negen gemeenten voert BRU het contractbeheer uit voor Regiotaxi Utrecht. Gezamenlijk wordt overlegd over de uitvoering, kosten en aanbesteding van de regiotaxi. De nieuwe overeenkomst voor Regiotaxi Utrecht gaat in op 1 februari 2014, in 2013 vindt de aanbesteding plaats. Op verzoek van de BRU-gemeenten onderzoekt BRU de mogelijkheden van bundeling van doelgroepenvervoer (zoals leerlingenvervoer en WMO-geïndiceerden). Het onderzoek moet aantonen of er voordelen te behalen zijn door bundeling en onderlinge samenwerking. Dit onderzoek wordt in april 2013 afgerond. Vervolgens besluiten de gemeenten over de samenwerking in de organisatie en uitvoering van het doelgroepenvervoer. Exploitatie openbaar vervoer in 2013 en 2014 Terwijl huidige vervoerders GVU en Connexxion in 2013 de bussen en trams rijden, richt BRU zich op de voorbereiding van de dienstregeling 2014, met een nieuwe vervoerder. In dat proces stelt het regiobestuur een Uitgangspuntennotitie op voor 2014 en geeft deze mee aan de vervoerder. De vervoerder stelt vervolgens een Uitvoeringsplan 2014 op. Bij de uitgangspuntennotitie worden het algemeen bestuur, de BRU-gemeenten en reizigersorganisaties nauw betrokken, zodat de vertaling van beleid naar concrete maatregelen goed wordt gecommuniceerd. Samen met de vervoerder geeft BRU in 2013 extra aandacht aan communicatie over de nieuwe dienstregeling, naar de reizigers en overige betrokkenen. BRU richt zich in 2013 nadrukkelijk op de doorontwikkeling van het dynamische reisinformatie systeem (DRIS). Vervoerders kunnen met dit systeem de reiziger in 2013 steeds uitgebreide, goede en actuele reisinformatie bieden. Daartoe neemt de regio ook deel aan het landelijke systeem Grenzeloze Openbaar Vervoer Informatie (GOVI).
Fietsbeleid: fysieke verbeteringen en ondersteuning van gemeenten Actief fietsbeleid blijft een speerpunt in het mobiliteitsbeleid van de regio Utrecht. Het fietsgebruik bevorderen levert veel bereikbaarheid en leefbaarheid op, terwijl het relatief weinig kost. Meer mensen op de fiets levert ook direct ruimte voor het wél noodzakelijke autoverkeer - zonder dat daar extra auto-asfalt of OV-investeringen voor nodig zijn. Het dagelijks bestuur stelt in 2013 een strategische fietsvisie op, met aandacht voor de opkomende elektrische fiets (ook voor langere afstanden), voor fietsenstallingen en voor de fiets als voor- en natransport van het OV. Onder regie van BRU leggen gemeenten op dit moment twee regionale Fiets Filevrij-routes aan. De ene route loopt van Houten naar Utrecht/De Uithof en Bilthoven, de ander van Houten via Nieuwegein naar Utrecht-West en Maarssen. Eind 2013 zijn deze snelfietsroutes klaar. Ook in 2013 verbetert het regiobestuur bestaande fietsverbindingen en legt nieuwe verbindingen aan, vooral voor woon-school- c.q. -werkverkeer tussen de kernen. Daarnaast biedt BRU kennis aan gemeenten, bijvoorbeeld over de effectiviteit van gedragsbeïnvloeding, autodelen en leenfietsen.
Vervoersnetwerken: ontwikkelen en versterken Verkeers- en vervoernetwerken vormen de bloedsomloop van een economisch vitale regio. Het regiobestuur is primair verantwoordelijk voor een hoogwaardig regionaal openbaar-vervoernetwerk. Dat er één doorlopende tramlijn tussen Nieuwegein/IJsselstein en De Uithof komt is inmiddels een feit. Het dagelijks bestuur BRU wil in het voorjaar van 2013 een afspraak maken met de Minister van I&M over verdere uitbouw van het tramnetwerk. De komende aanpassingen van het buslijnennet volgen de netwerkprincipes van de regionale OVvisie: de meest gebruikte lijnen versterken, en aanvullen met een fijnmazig servicenetwerk om ook de sociale functie van het OV te versterken. In 2013 is dit netwerk voor het eerst gedeeltelijk operationeel, BRU volgt nauwlettend hoe het functioneert. Wat de automobiliteit betreft heeft BRU weinig eigen projecten. BRU vervult wel een schakelrol tussen de plannen van Rijk, Provincie en de belangen van de BRU gemeenten. Daarbij hoort ook een goede informatie verstrekking en adequate lobby daar waar nodig. Het regiobestuur biedt de lokale bestuurders steeds zicht op de stand van belangrijke studies, zoals de besluiten die het Rijk in 2013 voorbereidt rond de verdere ontwikkeling van Randstadspoor en de Ring Utrecht.
Verkeer- en vervoerprojecten: in 2013 achterstand in uitvoering inlopen De regiogemeenten worden in 2013 gestimuleerd verkeersprojecten in uitvoering te nemen. BRU ondersteunt hen hierin. Dit betreft bijvoorbeeld de VERDER-projecten, de met het Rijk afgesproken maatregelen voor openbaar vervoer, fiets en autodoorstromingsmaatregelen. Afgelopen jaar moest BRU met de andere bestuurlijke partners het programma VERDER heroverwegen vanwege de bezuinigingsopgave. Daardoor ontstond achterstand in de uitvoering. Die achterstand moet in 2013 worden ingehaald. Het regiobestuur streeft naar een versnelde aanpak van de prioritaire projecten, zoals versnelling openbaar vervoer en vergroten fietsgebruik. De laatste projecten van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) zijn in 2012 in uitvoering genomen, 2013 wordt eraan verder gewerkt. Dat programma werd onlangs opnieuw geijkt. Tot slot worden in 2013 (en 2014) de vijf BRU-projecten van het programma Beter Benutten gestart.
Ruimte en Wonen: regionale afspraken en gezamenlijke inbreng De ruimtelijke strategie op Noordvleugelniveau wordt in 2013 met het Rijk vastgelegd in de Gebiedsagenda Noordvleugel. BRU participeert namens de regio in dit traject, behartigt de regionale belangen en vertaalt de gebiedsvisie naar de regio. Samen met de Utrechtse partners brengt BRU de ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030 die in 2009 is vastgesteld in. De inhoud van deze visie (nadruk op binnenstedelijk bouwen) wordt door de Utrechtse partners nog steeds gedeeld, al is de uitvoering ervan ernstig vertraagd als gevolg van de huidige situatie op de woningmarkt. De situatie en het actuele vraag en aanbod in de woningbouw zijn voor gemeenten vitale beleidsinformatie. Daarom brengt BRU in 2013 onder meer de Regionale Woningmarktmonitor uit. Belangrijke actuele gegevens komen op de website van BRU, zoals kwartaalcijfers over de woningbouw. De regiogemeenten informeren elkaar via BRU over de stand van grootschalige ontwikkelingen in de regio. In 2013 komen er themabijeenkomsten bijvoorbeeld over programmering en sociale woningbouw. In 2013 maken de BRU-gemeenten nieuwe uitvoeringsafspraken. Belangrijke ambitie is het komen tot afspraken over woningbouwprogrammering. Voor woningzoekenden - en zeker voor wie een sociale huurwoning zoekt - is de Utrechtse regio één samenhangende woningmarkt. Belangrijk zijn de regionale afspraken over sociale woningbouw. Het algemeen bestuur wordt direct betrokken door betere informatie en door meer samenspraak over beleidsontwikkeling. De verwachte nieuwe Huisvestingswet is er nog niet. Toch zijn er ook in 2013 vanuit het Rijk beleidswijzigingen te voorzien, met name voor de woonruimteverdeling. Het regiobestuur vertaalt die zo snel mogelijk door naar regionaal beleid. De regio blijft ook eigen initiatieven nemen. Zo worden doelgroepgerichte doorstromingsprojecten gestart, met name gericht op starters en ouderen. Er komt een vervolgonderzoek naar de kansen van de middeninkomens, die veelal te veel verdienen voor de sociale markt, maar te weinig voor de commerciële markt. Groen is volgens afspraak vooral een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf. Regionaal worden nog zeven groenprojecten uitgevoerd, naar verwachting worden de meesten in 2013 afgerond. Het dagelijks bestuur bereidt een voorstel voor over de bijdrage van BRU aan het project Recreatie om de stad. Ook blijft BRU participeren in het Woerdens Beraad.
OV-Infra BRU beheert de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise en stuurt marktpartijen aan met betrekking tot de uitvoering. Om de relevante werkprocessen verder te optimaliseren, wordt de komende twee jaar toegewerkt naar certificering via PAS 55. Afspraak is dat het trambedrijf eind 2014 over dit certificaat beschikt. Op 3 september 2012 heeft het dagelijks bestuur besloten de activiteiten en verantwoordelijkheden van het zogenaamde ‘trambedrijf’ intern te verzelfstandigen. Het trambedrijf heeft als belangrijkste taak het regionale tramnetwerk te beheren. Ook het realiseren van areaaluitbreidingen waartoe in het algemeen bestuur is besloten – zoals de Uithoflijn - hoort bij de taak van het trambedrijf. Het streven is het agentschap op 1 maart 2013 operationeel te hebben. Net als het afgelopen jaar zal ook in 2013 de focus gericht zijn op het aanbesteden en uitvoeren van zowel infrastructuur (GVI, Grootschalige Vervanging Infrastructuur) als trammaterieel (LVO, Levensduurverlengend Onderhoud). Bij het vernieuwen van de trambaan (GVI) wordt ook de systeemveiligheid van de SUNIJ-lijn meegenomen. Het positieve projectbesluit Uithoflijn en het principebesluit over de ombouw van de SUNIJlijn naar een lagevloersysteem, maakt het noodzakelijk het wagenpark te vernieuwen en uit te breiden. Ook de remise dient herzien en uitgebreid te worden. In 2013 wordt de aanbesteding voor de realisatie van het herontwerp voorbereid. De aanleg van de Uithoflijn is veruit het grootste project dat onder verantwoordelijkheid van BRU wordt uitgevoerd. In februari 2013 komt er een voorstel in het algemeen bestuur om voor de Uithoflijn een extra apart programma in de begroting op te nemen. De veranderingen in het stationsgebied en de bouw van de nieuwe OV-terminal maken het noodzakelijk de SUNIJ-lijn in te korten. De halte aan de stadszijde wordt opgeheven en vervangen door een nieuwe halte aan de jaarbeurszijde, op de zogenaamde Verlengde Graadt van Roggenweg. Deze halte wordt in 2013 opgeleverd en gaat dienen als eindhalte tot het moment dat de Uithoflijn in gebruik wordt genomen. De omvangrijke werkzaamheden aan de oostzijde van het station hebben grote invloed op bus en tram: de (tijdelijke) eindhalte van de tram maar ook het tijdelijke busstation worden naar de westzijde verplaatst. BRU bewaakt en behartigt de belangen van het regionale OV binnen het project OVterminal. Dat geldt uiteraard ook voor de inpassen van de Uithoflijn in de OV-terminal.
Economie: kantorenmarkt, bedrijventerreinen, Randstadslagkracht Zeker in deze economisch lastige tijden profiteren regiogemeenten er van als we gezamenlijk optrekken, en niet onderling concurreren. Vanuit dat gezamenlijke belang richtten overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties in 2012 het Platform Regionaal Economische Stimulering (PRES) en de Economic Board Utrecht (EBU) op. In 2013 worden de afspraken over de economische samenwerking in de Noordvleugel verder uitgewerkt. BRU participeert in 2013 actief namens de regio en informeert het algemeen bestuur over de activiteiten voor het versterken van het economische profiel van de regio Utrecht en de Noordvleugel. In 2013 stelt het regiobestuur een Plan van Aanpak op voor de regionale kantorenmarkt. Daarmee vertaalt BRU het regionaal kantorenmarktbeleid in concrete acties, die bestaande leegstand moeten bestrijden en toekomstige leegstand voorkomen. Voor bedrijventerreinen is - eveneens vanuit het ervaren gezamenlijk belang - in 2012 een regionaal convenant gesloten. In 2013 concretiseert BRU het convenant, als uitgangspunt voor de herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen. In 2013 blijven we als één regio naar buiten treden bij profilering en promotie van ons gezamenlijke goede vestigingsklimaat. Het dagelijks bestuur zet er op in dat de economische kracht van de regio goed wordt gecommuniceerd en draagt de bereikte resultaten meer uit.
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
5 2012-06977 1 (animatie volgt ter plaatse)
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
drs. F.C.W.C. Lintmeijer
Onderwerp MIRT-onderzoek OV regio Utrecht
Voorstel AB besluit -
Eventuele aandachtspunten meegeven aan het DB voor vervolgonderzoek; Instemmen met het voornemen om tijdens het BO MIRT in januari 2013 een afspraak te maken met de minister van I&M over vervolgonderzoek naar de oplossingsrichtingen uit het MIRTonderzoek en de effecten daarvan.
Samenvatting Kern van het MIRT-onderzoek is: - De capaciteit voor het regionaal OV binnen de OV-terminal (OVT) is in 2020 reeds onvoldoende en dit probleem verergert vanaf 2020 - Voor 2020 treden al bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen op rondom de binnenstadsas, die door de komst van de Uithoflijn niet worden opgelost. Dit probleem wordt veroorzaakt door de beperkt beschikbare ruimte in de binnenstad op de verbinding tussen de OVT en De Uithof en verergert door de aanzienlijke mobiliteitsgroei op deze verbinding tot en na 2020 - Rondom Amersfoort en Food Valley zullen geen capaciteitsproblemen optreden voor het regionaal OV, maar zijn diverse reistijdverbeteringen mogelijk - De oplossingsrichtingen lightrail op de drukste OV-assen van en naar de OVT, verbetering van de doorstroming van regionaal OV en fiets in stedelijk gebied, versterking van tangenten en knooppunten en integratie van landelijk en regionaal OV zijn alle vijf nodig om de problemen op te lossen. Om tot een optimale mix te komen is nader onderzoek nodig. De kern van het onderzoek is ook verbeeld in een korte animatiefilm, die tijdens de vergadering van het algemeen bestuur zal worden vertoond.
Aanleiding Op 14 september 2010 is door de toenmalige minister van VenW per brief het startsein gegeven voor een MIRT-onderzoek OV regio Utrecht. Het MIRT-onderzoek is een gezamenlijk onderzoek van Rijk (ministerie van Infrastructuur en Milieu) en regio (provincie, BRU en gemeente Utrecht) en bij gezamenlijke vaststelling van het onderzoek in het BO MIRT zullen afspraken met het Rijk worden gemaakt over het vervolgproces. Inzet van de regio hierbij is een MIRT-verkenning, oftewel: een nader onderzoek van Rijk en regio naar de oplossingsrichtingen en het effect daarvan, waarbij zicht is op financiële middelen na 2020 om deze oplossingen uit te kunnen voeren.
Pagina 1 van 2
Toelichting Op 14 september 2010 is door de toenmalige minister van VenW per brief het startsein gegeven voor een MIRT-onderzoek OV regio Utrecht. Het MIRT-onderzoek is een gezamenlijk onderzoek van Rijk (ministerie van Infrastructuur en Milieu) en regio (provincie, BRU en gemeente Utrecht) en bij gezamenlijke vaststelling van het onderzoek in het BO MIRT zullen afspraken met het Rijk worden gemaakt over het vervolgproces. Inzet van de regio hierbij is een MIRT-verkenning, oftewel: een nader onderzoek van Rijk en regio naar de oplossingsrichtingen en het effect daarvan, waarbij zicht is op financiële middelen na 2020 om deze oplossingen uit te kunnen voeren. Het MIRT-onderzoek sluit aan op de ambities uit de OV-visie van BRU die op 29 februari 2012 is vastgesteld door het algemeen bestuur. De inhoud van het onderzoek wordt onderschreven door Rijk en regio. In de animatie bij het onderzoek is door de gemeente Utrecht om meer aandacht gevraagd voor het belang van de regio Utrecht voor de nationale economie. Deze aanpassing wordt vóór het BO MIRT nog doorgevoerd. Het BO MIRT vindt naar verwachting eind januari 2013 plaats. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
MIRT-onderzoek Openbaar Vervoer Regio Utrecht
‘Regio in beweging’
Een gezamenlijk onderzoek van:
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Doel 1.3 Scope 1.4 Achtergrond 1.5 Leeswijzer 2. Regio Utrecht van groot belang voor Noordvleugel en Nederlandse economie 2.1 Regio Utrecht belangrijke pijler voor economie en topsectoren in Noordvleugel 2.2 Ook na 2020 aanhoudende bevolkingsgroei in Utrechtse regio 2.3 Mobiliteitsvraag groeit mee met economie en bevolking 3. Vervoersaanbod regionaal OV en fiets groeit onvoldoende mee met vraag 3.1 Concentratie op Utrecht CS: zegen uit het verleden, beperking in de toekomst 3.2 Geplande projecten en ingezet beleid volstaan niet 4. Probleemanalyse 4.1 Analyse bereikbaarheidskwaliteit; samenhang tussen de knelpunten 4.2 Nadere probleemanalyse van vier deelgebieden 4.3 Beperkte ruimte in binnenstad en bereikbaarheid binnenstad en Uithof onder druk 4.4 De capaciteit van de OVT en het stationsgebied 4.5 Amersfoort 4.6 Food Valley 5. Oplossingsrichtingen, effecten en vervolgproces 5.1 Oplossingsrichtingen 5.2 Analyse van effecten oplossingsrichtingen 5.3 Urgentie voor verdere verkenning van oplossingen Samenvatting en conclusies Bijlagen
1
1. Inleiding 1.1 Aanleiding Op 14 september 2010 is door de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat schriftelijk de afspraak met de regio bevestigd dat er een gezamenlijk MIRT-onderzoek wordt gestart naar het openbaar vervoer (OV) in de regio Utrecht. In zijn brief stelt de minister voor dat in dit onderzoek het verband wordt gelegd tussen de regionale OV-ambities, de nog vast te stellen Rijksvisie Regionaal OV en de analyses uit de Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse (NMCA), waaruit blijkt dat er ondanks forse investeringen capaciteitsproblemen blijven bestaan in het binnenstedelijk en stadsregionaal OV van de regio Utrecht. De minister dringt daarnaast aan op een koppeling tussen het OV en de verstedelijkingsopgave van de regio Utrecht (de grote woningbouwopgave) met aandacht voor de leefbaarheid in stedelijk gebied. Voor u ligt het resultaat van dit MIRT-onderzoek. 1.2 Doel Het doel van dit MIRT-onderzoek is om de gezamenlijke opgave uit de gebiedsagenda Utrecht 2009 te concretiseren. Dit MIRT-onderzoek brengt in kaart welke kansen en knelpunten op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid in de toekomst in de provincie zullen ontstaan en welke rol het OV hierbij kan spelen. Daarbij uitdrukkelijk rekening houdend met de verstedelijkingsopgave van de regio. Daarmee is dit MIRT-onderzoek een eerste stap om als gezamenlijke overheden te komen tot een gebiedsgerichte probleemanalyse vanaf 2020. 1.3 Scope De geografische afbakening van het MIRT-onderzoek volgt de grenzen van de provincie Utrecht, waarbij de verbindingen met omliggende regio’s zijn meegenomen. Dit onderzoek heeft 2020 als referentiejaar en daarnaast wordt gekeken naar de middellange (2028/2030) en lange termijn (2040). Hierbij wordt rekening gehouden met demografische, economische en mobiliteitsontwikkelingen in de regio na 2020. 1.4 Achtergrond In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Hierin wordt geschetst hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Veel ruimtelijk en mobiliteitsbeleid wordt daarbij aan decentrale overheden overgelaten, terwijl het Rijk zich richt op de nationale belangen met in het bijzonder aandacht voor de stedelijke regio’s rondom de mainports, brainport, greenports en valleys. Doelen van de SVIR zijn: vergroting van de concurrentiekracht van Nederland door versterking van de ruimtelijk-economische structuur, verbetering van de bereikbaarheid en zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Dit MIRT-onderzoek biedt een regionale vertaalslag van deze drie doelen. Ook de Rijksvisie Regionaal OV waar momenteel aan wordt gewerkt, is relevant voor dit onderzoek. Hierin wordt de gebruiker van OV centraal gesteld en dat is ook het uitgangspunt van dit MIRT-onderzoek. Omdat leefbaarheidseffecten echter niet alleen voor reizigers gelden, maar ook voor mensen die wonen, werken en recreëren in de openbare ruimte is het begrip ‘gebruiker’ in dit onderzoek breder getrokken dan alleen (OV-)reizigers. Tot slot wordt in dit onderzoek, conform het voorstel van de toenmalige minister, het verband gelegd met de regionale OV-ambities. Leidend daarbij zijn de OV-visie van Bestuur Regio Utrecht (BRU) en de nog af te ronden provinciale Mobiliteitsvisie en het Mobiliteitskader van de gemeente Utrecht. 1.5 Leeswijzer Na deze inleiding wordt in het tweede hoofdstuk een duiding van de regio Utrecht gegeven met een schets van de economische, demografische en mobiliteitsontwikkelingen. Hoofdstuk 3 gaat vervolgens in op het vervoersaanbod in de regio, met name van OV en fiets. In hoofdstuk 4 volgt een analyse van de knelpunten en kansen, waarna in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op mogelijke oplossingsrichtingen en de effecten daarvan. 2
2. Regio Utrecht van groot belang voor Noordvleugel en Nederlandse economie Dit hoofdstuk gaat in op de context van dit onderzoek. Eerst komen de economische kenmerken van de regio en het belang van de regio voor de Noordvleugel en BV Nederland aan bod. Vervolgens wordt uitgebreid ingegaan op de demografische ontwikkelingen en de mobiliteitsgroei in de regio tot 2020 en daarna. 2.1 Regio Utrecht belangrijke pijler voor economie en topsectoren in Noordvleugel Volgens de Rijksvisie op de Noordvleugel is de Noordvleugel, samen met de Mainport Rotterdam en de Brainport Eindhoven de motor van de Nederlandse economie. Momenteel wordt 25% van het BNP in de Noordvleugel verdiend, een aandeel dat in de toekomst verder zal toenemen. Vandaar dat het Rijk de Noordvleugel als belangrijkste economische regio van Nederland kenschetst en schrijft: ‘Door meer samenwerking en samenhang binnen de Noordvleugel te realiseren kan de huidige positie van het gebied in de Europese top 5 van stedelijke regio’s op het gebied van het vestigings- en ondernemingsklimaat, het aantrekken van kennis(werkers) en investeringen en de concurrentiekracht van sectoren als de financieel en zakelijke dienstverlening worden behouden en zelfs worden versterkt tot een positie direct achter Londen en Parijs. Het kabinet is van mening dat de Noordvleugel alle mogelijkheden in zich heeft om deze ambitie te realiseren.’ 1 Verder constateert het Rijk dat er zeer sterke economische verbanden bestaan tussen de regio’s rond Amsterdam en Utrecht en dat het versterken van de samenwerking en samenhang tussen deze twee kernen in de Noordvleugel bijzondere aandacht vergt. Dit betekent een vergrote aandacht voor de bereikbaarheid van deze steden. Dit is voor de steden zelf van belang, maar vooral ook voor de internationale concurrentiepositie van de Noordvleugel en de Nederlandse economie als geheel. Dit komt ook tot uiting in de SVIR, waarin de twee belangrijkste doelen een excellente ruimtelijkeconomische structuur en een goede bereikbaarheid van de stedelijke gebieden met een hoge concentratie topsectoren zijn. De gehele Noordvleugel en meer specifiek het stedelijke gebied rondom Utrecht en Utrecht Science Park behoren tot deze gebieden 2.
Figuur 1: Positionering van het studiegebied in de Noordvleugel en aan de ontwikkelingsassen 1 2
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, september 2011: Visie op de Noordvleugel Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maart 2012: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
3
Naast de positie van grootstedelijk Utrecht in de Noordvleugel is een kracht van de provincie Utrecht dat ze op meerdere economische ontwikkelingsassen ligt (figuur 1). De as Amsterdam-UtrechtEindhoven (A2-as) is de snelst groeiende economische as van Nederland, maar ook langs de A12-as groeit de toegevoegde waarde per km2 in Nederland snel 3. Utrechtse regio sterk in life sciences In de topsector life sciences heeft de regio een zeer sterke positie met het Utrecht Science Park (USP) op De Uithof en het Food Valley-cluster rond Wageningen dat deels (Rhenen, Veenendaal) in de provincie Utrecht ligt. Het USP is in life sciences nationaal en internationaal toonaangevend: onderwijs, onderzoek en kennisintensieve bedrijven versterken elkaar hier door hun onderlinge nabijheid. Het USP is het grootste wetenschappelijke cluster op één locatie in Nederland met onder andere de Hogeschool en Universiteit Utrecht, het UMC Utrecht en diverse commerciële en overheidsinstellingen, die veelal zijn gericht op life sciences en duurzaamheid. De gebruiksruimte op De Uithof groeit tussen 2010 en 2030 met 260.000m2 (een groei van 25%) en daarnaast wordt de beschikbare ruimte intensiever gebruikt. Enkele kenmerken van het USP die het economisch belang ervan onderstrepen: •
•
•
• •
De hoeveelheid technologiepatenten van Utrechtse instellingen op het gebied van life sciences vertoont een jaarlijkse groei en ook het aantal beursgenoteerde biotechbedrijven uit Utrecht is in opkomst. Het USP kent dan ook een zeer hoge dichtheid van instellingen op het gebied van life sciences in onder andere de bedrijfsverzamelgebouwen (Life Science Incubators). De alliantie Utrecht Life Sciences (ULS) met onder andere Danone, Genmab en Artemis als partner, draagt actief bij aan onderwijs gericht op ondernemerschap met als doel fundamenteel en klinisch onderzoek te doen naar nieuwe geneesmiddelen en behandelmethoden. De impactscores van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht liggen 40% boven het wereldgemiddelde en het wetenschappelijk onderzoek van deze instellingen (met 3,83 publicaties per duizend inwoners gaat Utrecht aan kop in Europa) is van hoge kwaliteit. De Universiteit Utrecht is voor de tiende keer op rij uit de bus is gekomen als beste Nederlandse universiteit in de zogeheten Shanghai-ranking (12e universiteit van Europa, 53e van de wereld) 4. Naast de Universiteit Utrecht, het UMC Utrecht en binnenkort het RIVM en het Europese onderzoekscentrum van Danone, huisvest het USP ook het Hubrecht Instituut en het Centraal Bureau voor Schimmelcultures. Deze onderzoeksinstituten van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) zijn internationaal toonaangevend op het gebied van ontwikkelingsbiologie, stamcelonderzoek en taxonomisch en evolutiebiologisch onderzoek op schimmels, gisten en bacteriën.
Utrechtse regio ook sterk in andere topsectoren In de regio zijn ook andere topsectoren vertegenwoordigd waarvan het belang voor de Nederlandse economie groot is. Omdat het drie sectoren betreft waar in de toekomst de grootste groei in mag worden verwacht (financiële en zakelijke dienstverlening, ICT en creatieve industrie), zal het belang van de regio voor de Nederlandse economie in de toekomst nog sterk toenemen. Het Rijk stelt in haar visie 5 dan ook het volgende: ‘Vooral de groeiende sector financieel en zakelijke dienstverlening is van belang voor de economie van de Noordvleugel en Nederland als geheel. De sector [...] is goed voor 22% van de werkgelegenheid in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en zelfs 28% in de regio Utrecht. De toegevoegde waarde van de financieel en zakelijke dienstverlening in de MRA is in de periode 1999-2009 vrijwel verdubbeld. De sector is niet alleen door haar omvang van belang voor de Noordvleugel en Nederland als geheel, maar is daarnaast van groot belang omdat de sector 3
Focus op Kennis en Creativiteit, Economische Visie 2020 Provincie Utrecht, september 2011. Academic Ranking of World Universities 2012 5 Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, september 2011: Visie op de Noordvleugel 4
4
verbindingen slaat met en tussen andere (top)sectoren. Dit laatste geldt ook voor de sectoren ICT en creatieve industrie, zoals beschreven in de digitale agenda van het ministerie van EL&I (juni 2011). Dit versterkt de samenhang binnen de Noordvleugel economie en stelt in Nederland gevestigde bedrijven in staat zich te verbinden met bedrijven en markten elders in Europa en de wereld.’ Figuur 2 laat de specialisatie van Nederlandse gemeenten in de sectoren financiële en zakelijke dienstverlening, ICT en creatieve industrie zien, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de regio Utrecht en de rest van Nederland.
Figuur 2: Specialisatie van Nederlandse gemeenten in drie topsectoren Bovenstaande topsectoren zijn binnen Noordvleugel sterk geconcentreerd in regio Utrecht Regio geschikte locatie voor hoofdkantoren Hoewel ook in de Utrechtse regio de topsectoren geraakt worden door de economische crisis (met name transport en logistiek en financiële en zakelijke dienstverlening), profiteert de regio ook sterk van landelijke concentratiebewegingen bij saneringen, overnames en fusies als gevolg van de crisis. Dat blijkt ook uit de werkgelegenheid in de stad Utrecht die zelfs ten tijde van de crisis licht is toegenomen. Enkele voorbeelden hiervan uit de afgelopen jaren zijn de concentratie van activiteiten van de Rabobank en ASR vanuit heel Nederland naar de stad Utrecht, de concentratie van Rijkswaterstaatdiensten te Westraven, het hoofdkwartier van de Koninklijke Landmacht in de Utrechtse Kromhoutkazerne en het nieuwe V&D-distributiecentrum in Nieuwegein. Deze beweging is niet nieuw; veel bedrijven hebben Utrecht in het verleden als zetel voor hun hoofdkantoor gekozen. Dit is niet alleen te danken aan de centrale positie van de regio en het uitgebreide hoofdwegennet in de regio (de A1, A2, A12, A27 en A28 verbinden de Randstad met de rest van Nederland en met de aangrenzende landen), maar ook aan de hoogwaardige spoorverbindingen en de aanwezigheid van het drukst bevaren kanaal ter wereld: het AmsterdamRijnkanaal. Naast de life sciences zijn hiervan voorbeelden te vinden in: • De financiële en zakelijke dienstverlening: Rabobank, Cap Gemini, Stork, Movares, Berenschot, ASR en SNS Bank (Utrecht), Royal Haskoning DHV, Arcadis, Twynstra Gudde en Agis Zorgverzekeringen (Amersfoort), PGGM en Triodos Bank (Zeist), Ordina (Nieuwegein) en Grontmij (De Bilt) • De bouwsector: Strukton in Utrecht, Bouwfonds en Volker Wessels in Amersfoort, Ballast Nedam in Nieuwegein en BAM in Bunnik • De topsector transport en logistiek: NS en ProRail in Utrecht en diverse transport- en logistiekbedrijven elders in de regio 5
Bereikbaarheid van Amsterdam en Utrecht cruciaal binnen Noordvleugel Binnen de Noordvleugel heeft de provincie Utrecht een sterke economische positie 6 die wordt verklaard door de centrale ligging, de goede bereikbaarheid, de aantrekkelijke woon- en recreatiegebieden en de relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Dit uit zich in het aantal bedrijfsvestigingen in de regio (met name in de stad Utrecht) en in de lage leegstand in de kantorenen bedrijfsruimtemarkt in de stad Utrecht 7. Ook de banengroei is hiervan een veelzeggend kenmerk. De banengroei in de provincie is zowel in het lage als het hoge WLO-scenario bovengemiddeld, zoals ook blijkt uit onderstaand citaat van het PBL 8. 'Door de vergrijzing neemt de (potentiële) beroepsbevolking in omvang af. De werkgelegenheid, uitgedrukt in het aantal arbeidsplaatsen, zal in grote delen van ons land gaan stabiliseren of afnemen, het eerst in de perifere regio’s. De werkgelegenheid zal zich volgens de scenario’s concentreren in de stedelijke regio’s, met name in Midden-Nederland.' De provincie heeft, nu en in de toekomst, een groot aandeel 20-65 jarigen (potentiële beroepsbevolking) en de verwachte bevolkingsgroei is hoger dan elders. Dit onderstreept de economische perspectieven van de regio: mensen gaan wonen waar ze werk hebben en omgekeerd geldt in toenemende mate ook dat bedrijven zich vestigen in de buurt van schaarse werknemers. Voor de sector creatieve industrie en delen van de sectoren financiële en zakelijke dienstverlening en ICT is dit een belangrijk punt. Binnen de Noordvleugel zijn het met name de steden Amsterdam en Utrecht die in de behoefte van deze kenniswerkers voorzien en de bereikbaarheid van deze steden is een belangrijke vestigingsplaatsfactor van de Noordvleugel. Goede bereikbaarheid is cruciaal voor versterking van samenwerking en samenhang in Noordvleugel 2.2 Ook na 2020 aanhoudende bevolkingsgroei in Utrechtse regio Bevolkingsgroei tot 2020 en daarna Figuur 3 beschrijft de demografische ontwikkelingen tot 2020 en van 2020-2040. Gebied
Groei (%) 2010-2020 Nederland 4 Provincie Utrecht 6 Grootstedelijk Utrecht 10 Gemeente Utrecht 18 Gemeente Amersfoort 11 G3 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag) 9 9 Figuur 3: Demografische kerncijfers per gebied
Groei (%) 2020-2040 4 8 11 22 6 5
Aandeel potentiële beroepsbevolking in 2020 (%) 58 59 61 66 59 64
Tot 2020 groeit de bevolking van Nederland met gemiddeld 4%. Deze groei is bovengemiddeld hoog in de provincie Utrecht (6%). Hoe meer wordt ingezoomd op grootstedelijk Utrecht (10%) en de stad Utrecht (18%), hoe groter deze groei is. Van de vier grote steden (G4) groeit Utrecht veruit het snelst; de drie andere grote steden groeien tot 2020 met gemiddeld 9%. Binnen de provincie groeit ook Amersfoort hard met 11%, de rest van de provincie heeft lagere groeicijfers. Na 2020 laat de bevolkingsgroei in Nederland een wisselend beeld zien. De landelijke bevolkingsgroei van 2020-2040 is gemiddeld 4%, het inwonertal van de provincie Utrecht groeit in diezelfde periode echter met 8%, 6
De provincie heeft het hoogste Bruto Regionaal Product per inwoner van Nederland: bijna 43.000 Euro in 2011 (ING 2011) Gemeente Utrecht 2012: Vastgoedmonitor Utrecht 2011 en Utrecht Monitor 2012 8 Planbureau voor de Leefomgeving 2011: Nederland in regio’s; Ruimtelijke Verkenning 2011 9 CBS 2011: Demografische kerncijfers per gemeente 7
6
terwijl de groei in grootstedelijk Utrecht 11% bedraagt. De bevolking van de stad Utrecht groeit zelfs met 22%. De verwachte demografische groei in de andere drie grote steden ligt in diezelfde periode met gemiddeld 5% slechts iets boven het landelijk gemiddelde. Om de demografische groei in de regio te faciliteren hebben Rijk en regio afgesproken om tussen 2010-2020 zo’n 44.000 woningen toe te voegen aan de provinciale woningvoorraad 10. Hoewel de economische crisis zorgt voor een kleinere jaarlijkse toename van de woningvoorraad dan eerder werd verwacht, neemt de demografische groei in de regio hierdoor niet af. Groot aandeel hoogopgeleiden en jongeren in regio van economisch belang Vergeleken met de rest van Nederland heeft de regio Utrecht een jonge bevolking. Dat blijkt ook uit figuur 3: er is een relatief grote groep van 20-65 jaar (potentiële beroepsbevolking) en daarnaast is het aandeel 65-plussers klein. Hoe meer wordt ingezoomd op de stad Utrecht, hoe jonger de beroepsbevolking is. De aanwezigheid van de jonge en hoogopgeleide bevolking wordt mede veroorzaakt door de aanwezige hogere onderwijsinstellingen (de stad Utrecht huisvest de grootste universiteit en één van de drie grootste hogescholen van Nederland), het aantrekkelijke vestigingsklimaat en de centrale ligging van de regio. Zo telt de stad Utrecht bijvoorbeeld ruim 65.000 studenten, waarvan een aanzienlijk deel na de studie in de stad of nabije omgeving blijft wonen. Aangezien per jaar ruim 10.000 nieuwe studenten in de stad Utrecht komen studeren, zal het aandeel hoogopgeleiden in met name grootstedelijk Utrecht alleen nog maar verder toenemen. Dit is een belangrijke verklaring voor de sterke economische positie van de regio. De relatief jonge bevolking in de regio heeft overigens ook een positief effect op de bevolkingsgroei: zo wordt 44% van de bevolkingsgroei van de stad Utrecht verklaard door het grote geboorteoverschot 11. 2.3 Mobiliteitsvraag groeit mee met economie en bevolking Groei mobiliteitsvraag Door onder andere de economische en demografische groei, is sprake van een bovengemiddelde mobiliteitsgroei in de regio tot 2020 en daarna (figuur 4). De regio is de draaischijf van Nederland en het goed laten functioneren van het hoofdwegennet (weg, spoor en water) en het regionaal OV is dan ook van groot belang 12. Terwijl na 2020 grote delen van Nederland met een afname van de mobiliteit te maken kunnen krijgen, wordt in en rondom Utrecht en Amersfoort nog mobiliteitsgroei verwacht tot 2030 en groei of stabilisatie van de mobiliteit tussen 2030 en 2040.
Figuur 4: Ontwikkeling totale mobiliteit in laag en hoog scenario volgens PBL 13
10
Conform afspraken NV Utrecht inclusief aftrek van 8.000 woningen onttrekking (ABF Research 2011: Primos-prognose) Gemeente Utrecht 2011, Universiteit Utrecht en Hogeschool Utrecht 2012 en HBO-raad 2012 12 Ministerie van Infrastructuur en Milieu, maart 2012: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 13 Planbureau voor de Leefomgeving 2011: Nederland in regio’s; Ruimtelijke Verkenning 2011 11
7
De belangrijkste bestemmingen binnen de regio zijn het centrum van de stad Utrecht, De Uithof en Amersfoort. De economische en demografische ontwikkelingen die in paragraaf 2.1 en 2.2 beschreven zijn, leiden samen met de centrale ligging van de regio tot een forse mobiliteitsgroei in de regio. In het centrum van Utrecht (figuur 5a) en op De Uithof (figuur 5b) is dit effect nog sterker als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen daar. Voor De Uithof is de verwachte groei van het aantal studenten en werknemers na 2020 (en daarmee het aantal reisbewegingen) een belangrijke factor. Het aantal verplaatsingen van, naar en binnen het centrum van Utrecht neemt extra sterk toe door de ontwikkelingen in het stationsgebied (betere spoorbediening Utrecht CS en realisatie van woningen, kantoren en andere voorzieningen, zie figuur 5). Ook bij station Amersfoort is sprake van verdichting rondom het station tot en na 2020 met zowel woningen als kantoorruimte.
1 mln m² (126 voetbalvelden) 2.229 woningen (nu 331) 8.500 autoparkeerplaatsen (nu 6.000) 33.000 fietsparkeerplaatsen (nu 16.000) 110 mln reizigers/jr door CS (nu 80 mln)
Figuur 5a: Ontwikkelingen in stationsgebied Utrecht
Figuur 5b: De Uithof 8
3. Vervoersaanbod regionaal OV en fiets groeit onvoldoende mee met vraag Dit hoofdstuk behandelt het vervoersaanbod in de regio met daarbij vooral aandacht voor het regionaal OV en de fiets. De ontwerpopgave bij het regionale OV-systeem wordt geschetst, waarbij de koppeling wordt gelegd tussen verstedelijking, bereikbaarheid en leefbaarheid. Afsluitend worden projecten tot 2020 en relevant beleid besproken. 3.1 Concentratie op Utrecht CS: zegen uit het verleden, beperking in de toekomst Historische beschrijving en ontwerpopgave regionaal OV-systeem Sinds de oplevering van de eerste spoorlijn tussen Haarlem en Amsterdam in 1839 is het nationale spoornetwerk gestaag gegroeid met Utrecht CS als belangrijkste knooppunt. Dit station bedient in 2020 ruim 700.000 inwoners van grootstedelijk Utrecht bij langere treinreizen. Geen enkel ander station in de regio of in Nederland vervult zo’n centrale functie als Utrecht CS. Waar Amsterdam (met Amstel, Bijlmer ArenA, Sloterdijk en Zuid), Rotterdam (met Alexander en Blaak) en Den Haag (met Hollands Spoor en - in beperkte mate - Laan van NOI) naast een centraal station beschikken over minimaal één ander intercitystation, is het meest nabije en enige andere grote station in de provincie Utrecht zo’n twintig kilometer verderop in Amersfoort te vinden. Ook het nabije Hilversum (net buiten de provincie) beschikt over een groot station, maar beide stations bieden vanwege hun geografische ligging geen alternatief voor de bereikbaarheid van de economische kerngebieden in grootstedelijk Utrecht. Een regionaal OV-systeem bestaat uit een netwerk van knooppunten en OV-verbindingen die de belangrijkste woon- en werkgebieden met elkaar verbinden. In vergelijking met Amsterdam kent de Utrechtse regio een sterke radiale OV-structuur met één zwaarbelaste centrale naaf (Utrecht CS) en diverse lichte tangenten, terwijl Amsterdam beschikt over meerdere decentrale knopen (intercitystations aan de rand van de stad en in de regio) met tangenten ertussen die de centrale naaf (Amsterdam CS) ontlasten 14. Als het regionaal OV-systeem schematisch als wiel zou worden weergegeven, dan kent Utrecht dus stevige spaken (radiale trein- en tramverbindingen richting de naaf), terwijl Amsterdam over stevige spaken (trein-, metro- en tramverbindingen) én een stevige band beschikt (tangenten tussen de intercitystations die de naaf ontlasten).
Figuur 6: Vergelijking van het OV-systeem van Amsterdam en Utrecht 14
VROM-raad 2009: Acupunctuur in de hoofdstructuur
9
De eenvoud van het monocentrische OV-systeem in Utrecht (figuur 6 rechts) kent grote voordelen. Zo zijn nagenoeg alle bestemmingen in de regio met slechts één overstap te bereiken. De grote druk op de ruimte (en daarmee op de bereikbaarheid en leefbaarheid van de binnenstad rondom het station) is echter een groot nadeel, zeker bij de verwachte voortschrijdende mobiliteitsgroei. Dit nadeel komt niet alleen voort uit het feit dat het overgrote deel van de OV-verbindingen (zowel trein, tram als bus) op de naaf Utrecht CS is gericht (figuur 7), maar ook door de zeer hoge concentratie van ruimtelijke activiteiten in de binnenstad (wonen, werken, recreëren en verplaatsen). De aanwezigheid van één centrale naaf in de regio maakt het systeem bovendien kwetsbaar: problemen rond Utrecht CS hebben vanwege de centrale ligging van Utrecht vaak niet alleen gevolgen voor de regio, maar voor heel Nederland. Daarnaast hebben problemen op de regionale OV-verbindingen in de stad naar Utrecht CS niet alleen gevolgen voor de stad zelf, maar ook voor omliggende gemeenten. Onder andere de ontwikkeling van De Uithof en Leidsche Rijn en de toekomstige plannen in de A12-zone (allen aan de rand van de stad en nabij het hoofdwegennet) geven bovendien vanuit ruimtelijk perspectief aanleiding voor versterking van decentrale multimodale knooppunten. Hiermee wordt Utrecht CS ontlast, vermindert het autoverkeer op het wegennet en dit komt de leefbaarheid in de binnenstad ten goede.
Figuur 7: OV-knooppunten met meer dan 5000 in-, uit- en overstappers per dag
10
3.2 Geplande projecten en ingezet beleid volstaan niet Projecten In dit onderzoek is 2020 de referentiesituatie. Rijk en regio investeren de komende jaren flink in diverse projecten om de bereikbaarheid en leefbaarheid in de regio te verbeteren. Op onderstaande kaart zijn de projecten weergegeven die voor 2020 zijn afgerond en in de referentiesituatie van dit onderzoek zijn opgenomen (figuur 8). Op de volgende pagina volgt een beschrijving van deze projecten.
Figuur 8: Projecten in de regio Utrecht tot 2020 • • • • •
Voltooiing van het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht (ALU) als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Planstudies Ring Utrecht, Knooppunt Hoevelaken, A27-A1 en A28 Utrecht-Amersfoort Spoedwetprojecten en andere projecten op het hoofdwegennet (HWN) in de regio, waaronder Beter Benutten Uitvoering van het Programma Hoogfrequent Spoor en Randstadspoor (frequentieverhoging) en realisatie van de OV-terminal (OVT) Regionale VERDER-projecten die gericht zijn op de economische kerngebieden in de regio: fiets (uitbreiding van fietsvoorzieningen en versterking van fietsverbindingen), OV (aanleg van de Uithoflijn, uitbreiding van de HOV-busbanen met een aantal ongelijkvloerse kruisingen en diverse doorstromingsmaatregelen), mobiliteits- en verkeersmanagement, aanpassing van het onderliggend wegennet (OWN) en goederenvervoer
11
Beleid Het beleid van de verschillende overheden tot 2020 is samen te vatten in enkele uitgangspunten die onderdeel uitmaken van de referentiesituatie bij dit onderzoek. Deze uitgangspunten komen onder andere voort uit de SVIR, de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, het Regiodocument en de OVvisie van BRU en het ambitiedocument Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar. In lijn met de Ladder van Verdaas zijn de beleidsuitgangspunten bij dit onderzoek: • • • • • • •
Concentratie van ruimtelijke ontwikkeling bij multimodale knooppunten Fiets als hét vervoermiddel voor de korte afstand en als voor- en natransport van het OV Spoor is drager van het OV in de regio (ruggengraat), het verstedelijkte gebied rondom stations wordt met bussen en trams ontsloten (de visgraat) Snellere verbindingen met dikkere vervoerstromen in het regionaal OV en bij Randstadspoor door bundeling van OV-verbindingen Meer prioriteit voor doorstroming van het OV in stedelijk gebied door verkeersmanagement, aanpassing van het autonetwerk en extra investeringen in ongelijkvloerse kruisingen Maximale benutting van het mobiliteitssysteem door inzet op vraagbeïnvloeding met als doel vermindering van de drukte in de spits Verbetering van de deur-tot-deur bereikbaarheid in de spits tussen belangrijke woon- en werklocaties: meer samenhang binnen het OV-netwerk en een betere aansluiting van het OV op andere modaliteiten (fiets en auto)
Bovenstaand beleid en de genoemde projecten zijn erop gericht om het mobiliteitsnetwerk zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Knelpunten treden in dit mobiliteitsnetwerk vooral op tijdens de spits, omdat veel mensen zich dan verplaatsen in een relatief korte periode. Dit zorgt voor files, overvolle bussen, trams en treinen, te drukke fietsverbindingen tussen de belangrijkste herkomst- en bestemmingslocaties, uitpuilende fietsenstallingen op deze locaties en overstappunten met weinig comfort. Daarnaast beperkt dit de doorstroming van het verkeer en daarmee de betrouwbaarheid van het mobiliteitsnetwerk. Om te voorkomen dat het mobiliteitsnetwerk vastloopt in de spits is de inzet van Rijk en regio om de vraag naar en het aanbod van mobiliteit in evenwicht te brengen. De verbetering van het vervoersaanbod met bovenstaande projecten kan worden samengevat als versterking van het wegennet (HWN, OWN en fietsnetwerk), versterking van het OV-netwerk (spoor en regionaal OV) en versterking van de koppeling tussen deze netwerken (multimodaliteit). Vraagbeïnvloeding Ook op de mobiliteitsvraag (die grotendeels bepalend is voor de verkeersdrukte in de ochtend- en avondspits) wordt op verschillende wijzen gestuurd. Zo wordt mobiliteitsmanagement toegepast om de drukte te spreiden in tijd (eerder of later reizen), ruimte (via een andere route reizen) en modaliteit (een deel van de reis of de gehele reis met een ander vervoermiddel afleggen). Daarbij is de beschikbaarheid van actuele reisinformatie als sturingselement van belang, omdat individueel reisgedrag daardoor wordt beïnvloed. Reizigers zullen (zeker als de vertraging door files bekend is) eerder geneigd zijn het OV te gebruiken als dat een aantrekkelijk alternatief is voor de auto. Ook het OV heeft in de spits op diverse plaatsen echter te maken met capaciteitsproblemen en daarom wordt reizen buiten de spits in het OV bevorderd (bijvoorbeeld door tariefdifferentiatie met hogere tarieven in de spits en lagere tarieven daarbuiten). Deze tariefdifferentiatie is echter aan grenzen gebonden, omdat een te hoog OV-tarief kan leiden tot een afname van het OV-gebruik en een toename van het autogebruik, wat ongewenst is. Fiets en e-bike Het onderscheid tussen alleen OV en auto is overigens te beperkt bij het behandelen van sturing op de mobiliteitsvraag. Beleid van zowel Rijk als regio is namelijk gericht op de fiets als hét vervoermiddel voor de korte afstand en voor- en natransport. Fietsgebruik is echter, met name in het centrum van Utrecht en rondom stations, ook aan grenzen gebonden vanwege overvolle 12
fietsverbindingen en beperkte stallingsmogelijkheden. Met de opkomst van de e-bike is het bereik van fietsers en het fietscomfort sterk toegenomen. Op afstanden van vijf tot tien kilometer vindt de grootste groei van het gebruik van e-bikes plaats 15. Onderzoek toont ook aan dat de e-bike vooral tussen en niet binnen stedelijke kernen succesvol kan zijn. Dit komt doordat de genoemde problemen voor fietsers in de stad (overvolle fietsverbindingen en beperkte stallingsmogelijkheden) ook voor de gebruikers van de e-bike gelden. Voor minder validen (ouderen en gehandicapten) is zowel de fiets als de e-bike in de spits overigens vaak geen alternatief vanwege hun fysieke kwetsbaarheid en de risico’s die dan voor deze doelgroep aan fietsgebruik verbonden zijn. Meer reizigers per fiets biedt daarom zeker kansen om de mobiliteitsvraag in evenwicht te brengen met het mobiliteitsaanbod, maar is in stedelijk gebied ook aan grenzen gebonden. Bedrijven, burgers en overheden Overheden en reizigers (werknemers, studenten, recreanten, etc.) oefenen invloed uit op respectievelijk het mobiliteitsaanbod en de mobiliteitsvraag. Ook onderwijsinstellingen en werkgevers in de economische kerngebieden van de provincie spelen echter een voorname rol bij reisgedrag en het optimaal benutten van het mobiliteitsnetwerk. Zo levert het hanteren van flexibele werk- en collegetijden op De Uithof een aanzienlijke bijdrage aan het verminderen van de verkeersdrukte rondom dat gebied in de spits. Voor de belangrijkste economische kerngebieden in de regio zijn afspraken gemaakt over mobiliteitsmanagement tussen werkgevers en betrokken overheden. Daarbij is per economisch kerngebied in convenanten vastgelegd welke maatregelen worden getroffen om medewerkers slim (met zo min mogelijk hinder) te laten reizen. Ook de fietscampagne Rij2op5 is daarbij van belang: bedrijven in de regio Utrecht sporen werknemers die op fietsbare afstand wonen aan om vaker op de fiets te komen. Zo zijn er nog talrijke andere initiatieven van het Platform Slim Werken Slim Reizen, waar 250 bedrijven in Midden Nederland bij zijn aangesloten. Bedrijven, burgers en overheden hebben ieder een eigen verantwoordelijkheid en een eigen belang bij effectief gebruik van het mobiliteitsnetwerk. Om dit belang te dienen is een hechte samenwerking tussen bedrijven en overheden noodzakelijk. Dit is dan ook de insteek van het programma Beter Benutten, waarbij Rijk en regio (overheden en bedrijven) gezamenlijk tientallen miljoenen investeren in een bereikbare regio door onder andere een bewuste mobiliteitskeuze van de reiziger te stimuleren.
15
Kennisplatform Verkeer en Vervoer 2012: E-bike kan fietsverkeer met meer dan 20% doen toenemen
13
4. Probleemanalyse In de voorgaande hoofdstukken is de ontwikkeling van de mobiliteitsvraag en het mobiliteitsaanbod in de regio Utrecht beschreven. In dit hoofdstuk worden de effecten beschreven van de discrepantie tussen de stijgende mobiliteitsvraag in de regio en het achterblijvende aanbod. Daarbij komen zowel de bereikbaarheidseffecten als de hiermee samenhangende leefbaarheidseffecten aan bod. Paragraaf 4.1 beschrijft de resultaten van de kwalitatieve analyse om duidelijk te maken van welke economische kerngebieden de bereikbaarheid in de toekomst onder druk komt te staan. Daarna volgt een kwantitatieve analyse waarmee de knelpunten in de regio in beeld worden gebracht. 4.1 Analyse bereikbaarheidskwaliteit; samenhang tussen de knelpunten Methodiek bij analyse van bereikbaarheidskwaliteit De basis voor de uitgevoerde analyses naar de bereikbaarheidskwaliteit is de klantwensenpiramide 16 (figuur 9). Betrouwbaarheid en veiligheid zijn randvoorwaarden voor de reiziger die op orde moeten zijn. Snelheid en gemak zijn de belangrijkste kenmerken die de reiziger in zijn overwegingen meeneemt en dus voldoende concurrerend moeten zijn met alternatieven. Als de gewekte verwachtingen op het gebied van gemak of snelheid niet worden waargemaakt, wordt dat ervaren als een dissatisfier. Comfort en beleving zijn tot slot de satisfiers: leuke extra’s die het reizen extra plezierig kunnen maken: hun afwezigheid is geen directe reden om het OV niet te gebruiken, maar hun aanwezigheid kan een stimulans zijn om dat wel te doen 17.
Figuur 9: Klantwensenpiramide De klantwensenpiramide geeft aan dat reistijd, reiskwaliteit, OV-systeemcapaciteit, betrouwbaarheid en knooppuntkwaliteit de belangrijkste indicatoren zijn van de bereikbaarheidskwaliteit. Deze criteria staan dan ook centraal in de uitgevoerde analyses om de toekomstige kwaliteit van de bereikbaarheid in de Utrechtse regio inzichtelijk te maken 18.
16
Van Hagen, Peek & Kieft, 2000: Colloquium Vervoersplanologisch Speurwerk Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid 2011: Hoe groeit het regionaal OV? 18 Zie bijlage 1 voor een nadere uitleg over deze analyses 17
14
Uit de zojuist beschreven analyse komen vijf clusters van knelpunten naar voren die in figuur 10 zijn weergegeven.
Figuur 10: Geografische weergave van kansen en knelpunten De clusters van kansen en knelpunten laten zich als volgt samenvatten (in oplopend schaalniveau): 1. De Binnenstadsas Utrecht: tussen de OVT en De Uithof/Zeist/De Bilt ligt een busroute door de binnenstad van Utrecht. Op dit traject komen al vóór 2020 veel OV-problemen bij elkaar: de buscapaciteit, doorstroming, betrouwbaarheid en leefbaarheid voldoen steeds minder aan de wensen van de reiziger en binnenstadsgebruiker. Door de ontwikkelingen in het stationsgebied neemt de mobiliteitsvraag extra toe, wat de problemen vergroot. De vele bussen verstoppen niet alleen de verbinding, maar ook de OVT en De Uithof als belangrijkste in- en uitstapplaatsen. De tram naar De Uithof (de Uithoflijn) raakt bovendien rond 2030 overbelast. 2. De Zuidcorridor: de verbinding tussen de OVT, Zuidwest Utrecht, Nieuwegein, IJsselstein en Vianen loopt door een van de grootste stedelijke gebieden in Nederland zonder eigen treinstation. De OVT is daarom van hieruit de enige logische plek om op de trein te stappen, wat soms een grote omweg betekent. De bussen en trams op deze verbinding lopen tegen hun capaciteitsgrens aan, ondanks de nieuwe ongelijkvloerse kruisingen in de stad. Er is geen restcapaciteit voor de A12-zone als potentieel ontwikkelgebied en de bussen vormen een zware belasting voor de OVT. 3. De Oosttangent: de bundel van rechtstreekse busverbindingen tussen de Zuidcorridor (zie II) en de oostkant van grootstedelijk Utrecht (Zeist/De Bilt/Utrecht Oost) met De Uithof als belangrijkste bestemming kent een matige en onbetrouwbare doorstroming in de spits, met name op de Waterlinieweg. De verbinding is niet concurrerend met de auto. Bestaande buslijnen verbinden De Uithof weliswaar met treinstations als Bilthoven, Driebergen-Zeist, Bunnik, 15
Lunetten en Vaartsche Rijn, maar zijn nog niet op orde waardoor de druk op de OVT wordt verhoogd. 4. De Driehoek (Gooi/Almere, Eemland, Utrecht Oost) kent diverse OV-verbindingen die door verschillende oorzaken onvoldoende concurrerend zijn ten opzichte van de auto: - Beperkte spoorcapaciteit naar Utrecht vanuit Almere, Baarn en Amersfoort - Omwegen bij spoorverbindingen (Almere-Utrecht/Amersfoort, Amersfoort-Uithof) - Lange/trage busroutes vanuit kernen als Zeist en Leusden - Te langzaam tangentieel vervoer naar De Uithof vanaf onder andere Bilthoven en Overvecht 5. Interregionale verbindingen (tussen de provincie Utrecht en omliggende regio’s) hebben onvoldoende spoorcapaciteit: - A12-Oostcorridor (Utrecht-Food Valley-Arnhem): onvoldoende doorstroming en robuustheid van zowel de ICE als de sprinters op dit traject - A12 West-Zuidvleugel 19: matige doorstroming van sprinters tussen Woerden en Gouda Goverwelle: geen robuust spoorsysteem en onvoldoende capaciteit - A27-Zuid (Utrecht-Gorinchem-Dordrecht/Breda): de interliners (bussen) bieden als alternatief voor deze ontbrekende spoorcorridor onvoldoende snelheid en kwaliteit - A28-corridor (Amersfoort-Zwolle): onvoldoende capaciteit voor sprinters en intercity’s 4.2 Nadere probleemanalyse van vier deelgebieden Om de problematiek te concretiseren wordt nu ingezoomd op de bereikbaarheid en leefbaarheid in de volgende deelgebieden (zie figuur 11): 1. 2. 3. 4.
1.
De corridor tussen het centrum van Utrecht en De Uithof (de binnenstadsas) De OVT en het stationsgebied Amersfoort Food Valley
2.
3. 4. Figuur 11: Deelgebieden MIRT-onderzoek 19
Op basis van vaststelling en uitwerking van de definitieve variant HOV-NET Zuid-Holland Noord door Gedeputeerde Staten in Zuid-Holland is de verwachting dat de te lage frequentie en te beperkte treincapaciteit tussen Woerden en Leiden in 2020 zal zijn verholpen.
16
Per deelgebied wordt een kwalitatieve analyse van de problemen gegeven, vervolgens wordt de problematiek geconcretiseerd met gegevens uit het gebruikte verkeersmodel 20. 4.3 Beperkte ruimte in binnenstad en bereikbaarheid binnenstad en Uithof onder druk De busbaan en fietsverbinding tussen de OVT en De Uithof doorkruisen de historische binnenstad van Utrecht en verbinden het westen van de stad (waaronder Leidsche Rijn) met De Uithof, Zeist en De Bilt aan de oostkant van de stad. De beperkte ruimte op deze binnenstadsas is een groot probleem voor de bereikbaarheid, maar ook voor de leefbaarheid van de Utrechtse binnenstad en daarmee ook voor de aantrekkelijkheid van Utrecht als vestigingsplaats voor bedrijven.
Figuur 12: De Utrechtse binnenstadsas Groei Uithof De Uithof groeit aanzienlijk door de concentratie van meer onderwijsvoorzieningen op het USP (8000 extra studenten vanaf 2015), de autonome groei van het aantal studenten tot 2030 (volgens het CBS gemiddeld 36% voor heel Nederland, maar dit percentage ligt in Utrecht waarschijnlijk hoger) en de groei van de werkgelegenheid in de topsector life sciences met in totaal enkele duizenden extra arbeidsplaatsen tot 2030. Voorbeelden van de groei van het aantal arbeidsplaatsen op de korte termijn zijn de komst van het RIVM per 2017 met 1500 arbeidsplaatsen en de komst van Danone per 2015 met 400 arbeidsplaatsen. De mobiliteitsgroei die met deze groei gepaard gaat, zal gefaciliteerd moeten worden met meer fiets- en OV-gebruik, omdat het aantal parkeerplaatsen in het bestemmingsplan van De Uithof is bevroren. Het totale OV-gebruik van en naar De Uithof groeit in de periode 2010-2020 met 70-80% en daarna nog eens met 10-20% 21. In de periode 2018-2030 wordt de enorme groei van het OV-gebruik van en naar De Uithof met name opgevangen door de Uithoflijn (de tramverbinding tussen Utrecht CS en De Uithof om de oostkant van het centrum heen). Rond 2030 bereikt deze lijn echter zijn maximale capaciteit met twintig gekoppelde, 75m lange trams per uur per richting. Nog langere trams is fysiek niet mogelijk en in hogere frequenties rijden evenmin vanwege de gelijkvloerse kruisingen met het autoverkeer en de exploitatieve beperkingen.
20 21
Verkeersmodel Regio Utrecht (VRU), versie 2.31, gebaseerd op het GE-scenario Bestuur Regio Utrecht december 2010: MKBA Uithoflijn
17
De Uithof
Stationsgebied Utrecht 60.000
50.000 Inwoners
50.000
20.000
Werknemers detailhandel
30.000
10.000
Werknemers
10.000
40.000 30.000
40.000
Inwoners Werknemers
20.000
Studenten
-
-
2010 2020 2030
2010 2020 2030
Figuur 13: Kengetallen als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen De Uithof en stationsgebied Utrecht Ontwikkelingen stationsgebied Zoals in paragraaf 2.3 al is geschetst, vinden er ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen plaats in het stationsgebied. Er komen ruim 2.000 woningen, circa 200.000m2 kantooroppervlak en 40.000m2 winkeloppervlak bij en verder horeca, cultuur en amusementsvoorzieningen. In figuur 13 is weergegeven wat dit betekent voor het aantal werknemers en bewoners van het gebied. Dit leidt tot een forse extra reizigersgroei en dat is in de reizigersprognoses te zien (figuur 14).
400 300 200 100 2010
2020
2030
In- en uitstappers trein OVT
Autoverkeer van/naar stationsgebied
Regionaal OV van/naar stationsgebied
Fiets van/naar stationsgebied
Ter vergelijking: autoverkeer NL
Figuur 14: Reizigersprognoses van en naar het stationsgebied (2010=100) In de gemaakte prognoses is uitgegaan van het hoge GE-scenario en is geen rekening gehouden met de huidige crisis, waardoor de mobiliteitsgroei momenteel achterblijft. Hierdoor kan er sprake zijn van een overschatting van de reizigersgroei. Er is echter ook geen rekening gehouden met Het Nieuwe Werken, terwijl het effect daarvan is dat het aantal verplaatsingen rondom het Utrechtse stationsgebied als centrale nationale ontmoetingsplek sterk toeneemt. Evenmin is rekening gehouden met de effecten van de maatregelen van de gemeente Utrecht om het autoverkeer in de binnenstad terug te brengen, waardoor OV- en fietsgebruik sneller zullen groeien. Desalniettemin zijn de prognoses veelzeggend: een groei van de vraag naar regionaal OV die verviervoudigt, het aantal fietsers naar het stationsgebied dat verdrievoudigt en een zeer forse groei van het autoverkeer en van de aantallen in- en uitstappende treinreizigers. De verwachte ontwikkeling van de automobiliteit in heel Nederland valt erbij in het niet. Ook als de daadwerkelijke ontwikkelingen minder fors blijken te zijn dan in deze prognoses is er nog sprake van een extreme ontwikkeling en dat in een gebied dat nu al overbelast is. Er zijn drie belangrijke vervoersstromen die van de binnenstadsas gebruik maken: bussen en fietsverkeer tussen Utrecht CS en de oostkant van Utrecht, bewoners en bezoekers van de oostelijke binnenstad per auto (ook al wordt dit sterk ontmoedigd) en expeditieverkeer voor de binnenstad 18
(voornamelijk laad- en losverkeer voor de aanwezige winkels). De combinatie van deze aanzienlijke vervoersstromen leidt in de huidige situatie tot grote hinder en flinke vertragingen. Zo treedt er op willekeurige tijden (dus niet alleen in de spits) minutenlange vertraging op voor auto- en busverkeer. Fietsers rijden verder massaal door rood en zouden ze dit niet doen, dan ontstaan lange fietsfiles. Laden en lossen vindt plaats op de (bus)rijbaan en/of het fietspad, waardoor fietsers, auto’s en bussen moeten uitwijken op de andere weghelft of op elkaars weggedeelte. Daarnaast zitten deze enorme stroom aan fietsers, bussen en auto’s en het kruisende verkeer dat bestaat uit winkelend publiek, fietsers en automobilisten elkaar in de weg. In de toekomst zal dit probleem alleen maar verder toenemen, blijkt ook uit figuur 15. Modaliteit 2012 2020 22 2030 Bijzonderheden Aantal fietsers 2300 2900 3600 per uur per drukste richting Aantal bussen 67 84 92 per uur per drukste richting Aantal auto’s 350 350 350 per uur in één richting Figuur 15: Intensiteiten op de binnenstadsas op doorsnede Nobelstraat Dit alles leidt tot ernstige verkeershinder, geluidshinder, onveilige situaties en tast bovendien de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de historische binnenstad aan: een belangrijk economisch kerngebied met een hoge dichtheid aan winkels, zakelijke ontmoetingsplaatsen en monumenten. Terwijl er bij veel snelwegen en spoorlijnen met capaciteitsproblemen ruimte beschikbaar is voor capaciteitsuitbreidingen, neemt in de stad de ruimte voor voetgangers, fietsers, OV-reizigers en automobilisten nauwelijks toe. Dit komt niet alleen door de beperkt beschikbare fysieke ruimte in de binnenstad, maar ook door het grote aantal kruisingen waar de verschillende modaliteiten op elkaar moeten wachten. Waar in Rotterdam, Amsterdam en in mindere mate Den Haag oplossingen zijn gezocht in ongelijkvloerse kruisingen en nog zwaardere ingrepen (metrolijnen en tramtunnels), ontbreekt hiervoor de fysieke ruimte op de binnenstadsas in de historische binnenstad van Utrecht. Concretisering van de problematiek De kern van het probleem is dus het chronische gebrek aan ruimte voor auto's (waaronder vrachtauto’s), bussen, fietsen en voetgangers in de Utrechtse binnenstad. Een kijkje op de drukke plekken in de stad zegt wat dit betreft veel meer dan een beschrijving of kwantitatieve analyses.
Figuur 16: Ruimtegebrek op binnenstadsas 22
De groei van het verkeer is voor alle modaliteiten conservatief ingeschat in deze tabel: De groei van het aantal fietsers is gelijk verondersteld aan de groei van het aantal in- en uitstappende treinreizigers. Gelet op de prognoses in figuur 14 zou de groei van het aantal fietsers ook aanzienlijk hoger kunnen zijn. 2. De weergegeven groei van het aantal bussen is lager dan de groei van het aantal OV-reizigers van en naar het stationsgebied (figuur 14). Deels is dit te verklaren door de Uithoflijn en de inzet van bussen met een grotere capaciteit (tot 50%). Deze mogelijkheden zijn echter eindig. Gelet op de forse groei van het aantal busreizigers is naar verwachting ook hier sprake van een onderschatting van het aantal bussen in 2020 en zeker in 2030. 3. Bij ongewijzigd beleid van de gemeente Utrecht is ook wat betreft het aantal auto’s sprake van een forse onderschatting van de mobiliteitsgroei. Aangezien dit in strijd is met het beleid van de gemeente, is het aantal auto’s in de toekomst gelijk verondersteld aan het huidige aantal. Overigens zal dit gemeentelijke beleid leiden tot een verdere toename van de groei van andere modaliteiten, die nog niet in de berekeningen is opgenomen. 1.
19
Gegeven de (voorzichtige) verwachting dat de drukte in de binnenstad voor wat betreft fietsers nog met 25% toeneemt tussen 2010 en 2020 en met 50% tot 2030, terwijl de toename van het aantal auto’s en bussen 10% tot 2020 en 15% tot 2030 bedraagt, bieden de geplande verbeteringen slechts tijdelijk soelaas. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat de bereikbaarheid van de binnenstad en De Uithof, maar ook de leefbaarheid in de binnenstad sterk onder druk komt te staan. Hoewel de problematiek zich het beste met beelden laat uitleggen, worden de problemen hieronder ook met diverse kwantitatieve analyses inzichtelijk gemaakt. Bus Er is een analyse gemaakt van de capaciteit en de intensiteit van de belangrijkste busroutes in de binnenstad in 2012, 2020 en 2030, waarbij de ontwikkeling van het aantal bussen, zoals eerder opgemerkt, aan de voorzichtige kant is (figuur 17). In deze analyse is de capaciteit van de busroutes (hoeveel bussen kan de route per tijdseenheid aan?) afgezet tegen de intensiteit (hoeveel bussen rijden er?). Een Intensiteit/Capaciteit (I/C)-verhouding van 0,8 is nog net acceptabel, hoewel kleine vertragingen dan al grote gevolgen hebben voor de overige dienstregeling. Bij een I/C-verhouding boven de 0,8 ontstaan onacceptabele vertragingen. Figuur 17 laat zien dat er in 2012 al een probleem is op de binnenstadsas en dat er op een aantal andere routes problemen zullen ontstaan. De Uithoflijn leidt tot een betere I/C-verhouding in 2020, maar met name op de binnenstadsas bestaat dan al een onmogelijke situatie. In 2030 is op alle belangrijkste busroutes en op de Uithoflijn sprake van een capaciteitstekort. Hierbij is al rekening gehouden met meer propvolle bussen op drukke lijnen en evenveel, maar vollere bussen op minder drukke lijnen. Corridor I/C 2012 I/C 2020 I/C 2030 Binnenstadsas 1,3 1,7 1,8 Uithoflijn 0,8 1,0 Zuidradiaal 0,3 0,9 1,0 Figuur 17: Intensiteit/capaciteitsverhouding van drie busroutes Genoemde capaciteitsproblemen vertalen zich in minder veilige, minder betrouwbare (langer wachten op de bus), minder snelle (langer wachten in de bus) en minder comfortabele busritten. Betrouwbaarheid en veiligheid zijn voor OV-reizigers belangrijke randvoorwaarden bij de vervoerskeuze en bepalen samen met de andere criteria uit de klantwensenpiramide de kwaliteit van de reis en daarmee de tevredenheid van de reiziger. Los van deze criteria zijn aan een onbetrouwbare dienstregeling ook extra exploitatiekosten verbonden. Zo staan bussen uit de concessie van BRU nu al zo’n 20% van de tijd onnodig stil. De afnemende betrouwbaarheid van bussen over bovenstaande routes heeft ook consequenties voor de capaciteitsbenutting van de OVT, maar daarover meer in paragraaf 4.4. Fiets Ook voor fietsers ontstaat een onmogelijke situatie. Ter illustratie is voor drie fietskruisingen een analyse gemaakt van de verhouding tussen de capaciteit van deze kruisingen en het aantal fietsers. Bij onderstaande kruisingen bestaat op dit moment al een chronisch capaciteitstekort. Dankzij het grote aantal fietsers dat door rood rijdt, valt de fietsfile nog mee. Het komt echter al regelmatig voor dat fietsers één of twee keer een groen licht moeten afwachten voordat ze met groen licht kunnen doorrijden. In de toekomst wordt deze situatie onhoudbaar, vanwege het toenemende fietsverkeer op de drukke corridors naar de OVT (voor- en natransport van de trein) en naar De Uithof (als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen daar). Omdat er niet meer ruimte kan worden gecreëerd voor de fiets en de aantallen bussen en trams ook toenemen, neemt de druk op de kruisingen toe. Hierdoor wordt door rood rijden steeds moeilijker en gevaarlijker. Dit zal, nog meer dan nu, leiden tot ontwijkgedrag van fietsers, waardoor de drukte in de binnenstad in bijvoorbeeld voetgangersgebied fors zal toenemen. De leefbaarheid komt hiermee verder onder druk te staan. 20
Bij de oversteek van fietsers vanaf het Vredenburg over de Catharijnesingel heen naar het Smakkelaarsveld, kruisen de fietsers het auto- en expeditieverkeer van en naar Hoog Catharijne. De gemeente heeft als beleid om het autoverkeer niet te laten groeien (meer bestemmingsverkeer gaat ten koste van doorgaand verkeer), maar het aantal fietsers op deze hoofdroute groeit sterk (figuur 18). Fietsoversteek Catharijnesingel 2012 2020 2030 23 Aantal fietsers per cyclus 80 102 126 Capaciteit kruising per cyclus (geteld) 50 50 50 IC-waarde kruising 1,6 2,0 2,5 Figuur 18: Ontwikkeling aantal fietsers en capaciteit fietsoversteek Catharijnesingel Het is duidelijk dat dit geen houdbare situatie is: al in 2020 kan in de spits meer dan de helft van de fietsers deze kruising niet zonder problemen passeren vanwege capaciteitsproblemen. Aanpassen van de verkeerslichten kan wat ruimte bieden, maar de marges zijn klein omdat het ook op de weg heel druk is. Als er niets gebeurt en fietsers rijden niet door rood, ontstaat een lange wachtrij voor het verkeerslicht, die pas lang na de spits is opgelost. Daarnaast zullen fietsers allerlei alternatieve routes kiezen, wat voor de leefbaarheid nadelige consequenties zal hebben. Bij het Westplein kruist de fietsersstroom nu de tram, enkele buslijnen, maar vooral het autoverkeer van de A2 en A12 naar de binnenstad en de andere kant van Utrecht. De trams en bussen zijn er in 2020 niet meer en het autoverkeer zal niet veel meer toenemen door ontmoediging van het doorgaande verkeer (knip Paardeveld uit het Actieplan Luchtkwaliteit), maar het aantal fietsers zal nog sterk toenemen door de groei van Leidsche Rijn (figuur 19). Hoewel deze situatie minder ernstig is dan bij de fietsoversteek van de Catharijnesingel kan hier in 2030 in de spits ook bijna de helft van de fietsers de kruising niet oversteken, met soortgelijke gevolgen als bij de Catharijnesingel. Fietsoversteek Westplein 2012 2020 2030 Aantal fietsers per cyclus 50 64 78 Capaciteit kruising per cyclus (geteld) 50 50 50 IC-waarde kruising 1,0 1,3 1,6 Figuur 19: Ontwikkeling aantal fietsers en capaciteit fietsoversteek Westplein Bij het Lucasbolwerk kruist het fietsverkeer vanuit onder andere de binnenstad en het westen van de stad met auto’s, fietsers en afslaande bussen langs de singel. Het fietsverkeer tussen de westkant en oostkant van de stad gaat verder toenemen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen op De Uithof, de groei van het aantal treinreizigers en het feit dat de fiets steeds interessanter wordt ten opzichte voor de auto voor ritten binnen de stad. Dit alles terwijl het aantal bussen niet afneemt. Deze situatie (figuur 20) is vergelijkbaar met de oversteek bij de Catharijnesingel en heeft dan ook vergelijkbare consequenties. Fietsoversteek Lucasbolwerk 2012 2020 2030 Aantal fietsers per cyclus 70 89 109 Capaciteit kruising per cyclus (geteld) 50 50 50 IC-waarde kruising 1,4 1,8 2,2 Figuur 20: Ontwikkeling aantal fietsers en capaciteit fietsoversteek Lucasbolwerk
23
De groei van het aantal fietsers is gelijk verondersteld aan de groei van het aantal in- en uitstappende treinreizigers. Gelet op de prognoses in figuur 14 zou de groei van het aantal fietsers ook (veel) hoger kunnen zijn. Ditzelfde geldt voor de voorbeelden van de andere fietskruisingen op deze pagina.
21
Voor voetgangers zijn geen berekeningen gemaakt, maar duidelijk is dat de oversteekbaarheid van de bus- en fietsroutes nog slechter wordt. Bovendien neemt het aantal voetgangers door de groei van de bevolking en de toenemende dichtheid aan activiteiten in het centrum van de stad verder toe, waardoor de toch al erg drukke binnenstad nog drukker wordt. 4.4 De capaciteit van de OVT en het stationsgebied Utrecht huisvest als hét nationale OV-knooppunt het grootste trein- en busstation van Nederland. Utrecht CS verwerkt meer dan 500 bussen en trams per spitsuur en 270.000 trein-, tram- en busreizigers per dag. Het totale aantal in-, uit- en overstappers bij de trein bedraagt ruim 230.000 per dag. Het stationsgebied in Utrecht wordt herontwikkeld waardoor het aantal bewoners, werknemers en bezoekers (winkelend publiek of bezoekers van horeca, cultuur- en amusementsvoorzieningen) extra toeneemt. Binnen het Masterplan Stationsgebied is onder randvoorwaarden 24 een ontwerp van de OVT gemaakt. Dit ontwerp is in 2005 vastgesteld door het Rijk en de gemeente en omvat één gebouw voor de integrale afhandeling van trein, tram en bus met een forse uitbreiding van de capaciteit. Dat is ook nodig: het huidige Utrecht CS verwerkt dagelijks nu al zo’n 270.000 reizigers, terwijl veel minder capaciteit beschikbaar is (figuur 21). Er bestaat momenteel dan ook een groot capaciteitsprobleem dat zich uit in een te drukke stationshal en overbelaste haltes nabij Utrecht CS. Dit ondanks heropening van het busstation aan het Jaarbeursplein, het extra treinperron en de vele tijdelijke fietsenstallingen die de afgelopen tijd zijn gerealiseerd.
Figuur 21: Reizigerscapaciteit en reizigersaantallen terminals Schiphol, Amsterdam en Utrecht Het totale aantal reizigers dat in 2020 van de OVT gebruik zal maken, bedraagt 370.000 per dag. Uit figuur 21 blijkt dat Utrecht CS nu al meer reizigers verwerkt dan Schiphol en Amsterdam CS. Dat verschil is in 2020 nog een stuk groter. Na 2020 loopt dat verschil verder op, omdat het aantal reizigers van Utrecht CS dan als enige van de drie terminals nog hard doorgroeit tot zo’n 465.000 reizigers per dag in 2030 25. Het gebruik van het regionaal OV groeit tot 2020 met zo’n 70%. Deze groei ligt ruim twee keer zo hoog als de 32% waarmee destijds in het Programma van Eisen van de OVT rekening is gehouden. Hierdoor zou het aantal benodigde bussen ten opzichte van 2000 met zo’n 35% groeien. Hoewel vertramming van de Uithoflijn (vervanging van vele bussen door een beperkter aantal trams) dit capaciteitsprobleem halveert, is er in 2020 dus al sprake van een capaciteitsprobleem voor het regionaal OV in de OVT. Dit probleem verergert na 2020 aanzienlijk als het aantal bussen rondom de OVT verder doorgroeit. De NMCA toont dan ook aan dat er ook na 24
De OVT moet in 2020 geschikt zijn voor het vervoer van 360.000 passagiers per dag (ca. 100 miljoen reizigers per jaar) en een toekomstvaste oplossing bieden tot minimaal 2030 25 ProRail: Programma van Eisen OVT Utrecht en Amsterdam; Schiphol: Traffic Review 2011 en Ruimtelijk Ontwikkelingsplan Schiphol 2015
22
vertramming van de Uithoflijn nog structurele capaciteitsproblemen op de as van Utrecht CS naar De Uithof bestaan. Er zijn diverse verklaringen voor de aanzienlijke reizigersgroei van de OVT. Zo groeit het aantal reizigers over het spoor nu al aanzienlijk, maar neemt die groei door het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer sterk toe, omdat vanaf 2020 zo’n 50% meer treinen van, naar en via Utrecht gaan rijden met als gevolg 60-70% meer treinreizigers. Ook het Actieplan Groei op het Spoor, het programma Beter Benutten en het Project Reistijdverbetering zorgen voor een extra groei van het aantal treinreizigers als gevolg van verbeterd voor- en natransport, extra fietsenstallingen, P+Rterreinen en betere informatievoorziening. Een aanzienlijk deel van deze treinreizigers stapt op Utrecht CS over op het regionaal OV of gebruikt dit regionaal OV als voortransport voor een reis per trein: 40% van de OV-reizigers maakt gebruik van de combinatie trein-tram of trein-bus (en vice versa). Zo’n 30% van de bus- en tramreizigers reist via het busstation zonder gebruik te maken van de trein. De reizigersaantallen van het regionaal OV zullen de komende jaren sneller stijgen dan waar bij het ontwerp van de OVT is uitgegaan. Niet alleen door projecten die tot verbeteringen voor de reiziger leiden, maar ook door de eerder genoemde forse demografische en mobiliteitsgroei in de regio en de gebiedsontwikkeling rond het station. Dit legt extra druk op de capaciteit die binnen de OVT beschikbaar is voor het regionaal OV. Samengevat: • De capaciteit van de hal van de OVT is in 2020 voldoende voor het aantal gebruikers, maar er zijn andere capaciteitsdimensies die wel knellen, zoals de capaciteit van de bushaltes en de fietsparkeerplekken bij de terminal. • De capaciteit voor het regionaal OV binnen de OVT is in 2020 reeds onvoldoende en zal in 2030 volstrekt onvoldoende zijn. • Het knelt bij de OVT bij de overgang van de ruggengraat (spoor) naar de visgraat (regionaal OV). Concretisering van de problematiek De kern van het probleem is dus de drukte in en rond de OVT. Om een beeld te geven van de situatie in 2020 en 2030 is gekeken naar verschillende soorten capaciteit rond de OVT. De capaciteit van de hal in 2020 volstaat voor het aantal gebruikers, maar er zijn andere capaciteitsdimensies die meer knellen. Capaciteit busterminal en bushaltes Uit analyse van de benodigde en beschikbare bushalteerslots (de tijd die een bus een halteplek bezet houdt voor uitstappen, instappen, maar vooral om onregelmatigheden in de dienstregeling op te vangen) blijkt dat er in 2012 een bezettingsgraad is van 80% in de spits (zie figuur 22 op de volgende pagina). Dit wordt gezien als een maximale bezetting, omdat de restcapaciteit nodig is om piekmomenten binnen een spitsuur en bijzondere vertragingen op te kunnen vangen. In 2020 stijgt deze bezettingsgraad boven de 100%: er zijn dan 20% meer halteplaatsen nodig dan er beschikbaar zijn. In 2030 is dit opgelopen tot een tekort van 40%. Dit betekent dat in 2020 bij een 100% bezetting van alle bussen (wat niet realistisch is, er zullen zeker verschillen tussen de diverse lijnen zijn), 17% van de reizigers die in een bus wil stappen, niet mee kan. Bij de volgende bus is dit dan 34% (want de 17% van de eerste bus moeten ook mee), bij die daarna 51%, etc. Zo ontstaan er grote vertragingen, grote mensenmassa’s en een volstrekt onwenselijke situatie.
23
Criterium 2012 2020 Beschikbaar aantal bushaltes 42 27 85-percentiel halteertijd 6 6 Slot 8 8 26 Aantal vertrekken 293 254 Idem, excl. lijn 11/211 en 12 252 236 Benodigd aantal bushaltes excl. lijn 11/211 en 12 34 31 I/C-waarde busstation 0,8 1,2 Figuur 22: De intensiteit/capaciteitswaarde busstation OV-terminal
2030 27 6 8 305 287 38 1,4
Capaciteit fietsparkeren Bij het fietsparkeren ontstaan na 2020 ook diverse knelpunten. Er wordt momenteel hard gewerkt aan het realiseren van 22.000 fietsparkeerplekken, zodat de huidige situatie met alle verkeerd gestalde fietsen in de stationsomgeving wordt opgelost. De huidige bezettingsgraad is namelijk 1,2, wat betekent dat er 2.000 fietsen niet in de rekken kunnen worden geparkeerd. In 2020 is de verwachte bezettingsgraad 0,9. Dit is al een zeer hoge bezettingsgraad, omdat fietsers vanuit verschillende richtingen naar het station komen en de vraag zowel naar tijd als naar locatie pieken zal kennen. De benodigde tijd om een vrije fietsplek te vinden zal bovendien groot zijn. De berekeningen laten echter zien dat de bezettingsgraad tot 2030 zal toenemen tot rond de 1,1. Dat betekent dat het absolute probleem groter is dan op dit moment, omdat er dan 2.500 fietsen niet in de rekken kunnen worden geparkeerd, nog 500 meer dan nu het geval is (figuur 23). Eenheid 2012 2020 2030 In-/uitstappers trein 160.000 220.000 27 280.000 Fietsenstallingen 12.000 22.000 22.000 Fietsen 28 14.000 19.250 24.500 Bezetting 1,2 0,9 1,1 Figuur 23: Capaciteit van het fietsparkeren 4.5 Amersfoort Amersfoort streeft naar een doelmatig mobiliteitssysteem om de bereikbaarheid in en van Amersfoort voor alle vervoerswijzen te waarborgen. Bij het waarborgen van de bereikbaarheid in Amersfoort en de omliggende regio is er met name aandacht voor het terugdringen van doorgaand verkeer en sluipverkeer. Ook het verbeteren van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid en het beperken van de overlast van verkeer is een doelstelling. Om een balans te vinden tussen toekomstige ontwikkelingen op het gebied van demografie, economie, mobiliteit en ruimte zijn alle modaliteiten van belang. Binnen de ruimtelijke structuur van Amersfoort is echter differentiatie mogelijk: zo zijn werkgebieden bij de stations voornamelijk gebaat bij goede treinbediening en hebben diverse woongebieden vanwege het hoge autobezit baat bij een goede auto-ontsluiting. Het regionaal OV in de regio Amersfoort kent momenteel geen capaciteitsproblemen en die worden ook niet verwacht in 2020 of daarna. Reden hiervoor is dat tot 2020 hard wordt gewerkt aan de autobereikbaarheid van de regio, waarvan ook de doorstroming van het regionaal OV profiteert. De bestemmingen in Amersfoort die bij een treinstation liggen, zijn prima per OV bereikbaar, de 26
De groei van het aantal bussen is lager dan de groei van het aantal OV-reizigers van en naar het stationsgebied (zie ook paragraaf 4.3). Deels is dit te verklaren door de Uithoflijn en de inzet van bussen met een grotere capaciteit (tot 50%), maar deze mogelijkheden zijn eindig. Gelet op de forse busreizigersgroei is vermoedelijk sprake van een onderschatting van het aantal vertrekkende bussen in 2020 en zeker in 2030. 27 Dit zijn de prognoses van ProRail, waar de effecten van PHS nog niet in zijn meegenomen. De kans is groot dat, ondanks de crisis, het aantal van 220.000 in-/uitstappers al eerder dan 2020 zal worden gehaald, zo blijkt ook uit berekeningen die door de regio zijn uitgevoerd. De prognoses voor 2030 komen wel globaal overeen. 28 De procentuele groei van het aantal fietsers is gelijk verondersteld aan de groei van het aantal in- en uitstappende treinreizigers. Gelet op de prognoses in figuur 14 zou de groei in het aantal fietsers ook (veel) hoger kunnen zijn.
24
bestemmingen verder weg van stations zijn per OV over het algemeen zeer matig bereikbaar. Mogelijke verbeteringen hierbij en het effect daarvan worden in het volgende hoofdstuk behandeld. 4.6 Food Valley In de Food Valley spelen op dit moment geen capaciteitsproblemen voor het OV en die worden ook niet voorzien in 2020 of daarna. De specialistische bestemming van de Universiteit Wageningen net buiten de Utrechtse regio en de gerelateerde bedrijvigheid op het gebied van onder andere voedselproductie, gezondheid en leefomgeving in onder andere Veenendaal en Rhenen vormen wel een belangrijk aandachtspunt. Uit de analyse blijkt dat er diverse OV-verbeteringen mogelijk zijn die tot een significante verbetering van de bereikbaarheid van dit economisch belangrijke gebied leiden en het aantal OV-reizigers sterk kunnen laten groeien. Net als bij De Uithof is de ligging van de campus van de Universiteit Wageningen ongunstig, vooral vanwege de grote afstand tot een station. Dit legt een grote druk op het pendelvervoer tussen station Ede-Wageningen en de campus. De kwaliteit van deze verbinding is een aandachtspunt (doorstroming en reistijd). Andere belangrijke verbindingen in de Food Valley ontbreken, zoals directe verbindingen tussen Veenendaal centrum en Ede, tussen Veenendaal en Wageningen en tussen Veenendaal en Barneveld. De reistijd per OV is vanwege overstappen en omwegen in verhouding tot de auto erg lang. Ook hier liggen dus kansen waarop in het volgende hoofdstuk nader wordt ingegaan. Tot slot ontstaan in de toekomst mogelijk capaciteitsknelpunten op het spoor tussen Amersfoort en Food Valley (de Valleilijn, onderdeel van de concessie van de provincie Gelderland). Daar deze lijn grotendeels buiten de provinciegrens en daarmee het studiegebied ligt, is dit knelpunt in dit onderzoek niet meegenomen.
25
5. Oplossingsrichtingen, effecten en vervolgproces In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de oplossingsrichtingen en de effecten daarvan beschreven. Afsluitend wordt de urgentie van vervolgonderzoek naar deze oplossingsrichtingen besproken. 5.1 Oplossingsrichtingen De in het vorige hoofdstuk geanalyseerde knelpunten op het gebied van bereikbaarheid en leefbaarheid lopen sterk uiteen. Op locaties waar de leefbaarheid en bereikbaarheid nu al onder druk staan, zal dit probleem in de toekomst verergeren. Dit is een logisch gevolg van de aanhoudende mobiliteitsgroei op de nu al drukke verbindingen waaromheen geen extra fysieke ruimte beschikbaar komt. Dit probleem raakt niet alleen de reizigers op deze verbindingen, maar ook de gebruikers van de openbare ruimte rondom deze verbindingen. De grootste van deze knelpunten zitten in en rond het stationsgebied en in de binnenstad van Utrecht. Op een wat hoger schaalniveau (binnen de provincie en op verbindingen tussen de provincie en andere regio’s) zijn ruimtegebrek en aantasting van de leefbaarheid een minder groot probleem; daar zit het knelpunt voornamelijk in het feit dat de OV-bereikbaarheid onvoldoende is door relatief trage spoor- en busverbindingen. Hoewel de knelpunten sterk van elkaar verschillen, kunnen bepaalde oplossingsrichtingen bijdragen aan het oplossen van de verschillende soorten knelpunten. Het benodigde pakket aan oplossingsrichtingen bestaat uit: 1. Het ontwikkelen van lightrail op de drukste OV-assen van en naar de OVT 2. Het verbeteren van de doorstroming van het regionaal OV in stedelijk gebied 3. Het versterken en versnellen van tangenten op verschillende schaalniveaus 4. Het versterken van knooppunten: aantrekkelijke overstappunten tussen mobiliteitssystemen (trein, tram, bus, auto en fiets) in een omgeving met een hoge ruimtelijke concentratie 5. Verdere integratie van landelijk en regionaal OV Investeren in het spoorwegennet is ook een belangrijke oplossingsrichting. Uit de analyse blijkt dat de verknoping van de bustangenten met de Randstadspoorstations succesvol kan zijn. De reismogelijkheden van en naar De Uithof verbeteren, wat te zien is in een toename van 10-20% van het aantal treinreizigers op de Randstadspoorcorridors van Utrecht naar Amersfoort en Hilversum. De OVT wordt hierdoor ontlast en dit effect zou nog veel groter kunnen zijn indien deze overstapstations ook door intercity’s zouden worden bediend. Ook interregionale reizigers kunnen dan gebruik maken van de tangenten, met een veel grotere ontlasting van de OVT tot gevolg. Deze oplossingsrichting met intercitystations vergt echter grote investeringen en een bepaalde omvang van vervoersstromen die nu nog onvoldoende is. Een veel kosteneffectievere oplossing op lange termijn zou een spoorlijn door of langs De Uithof kunnen zijn. Hierdoor kunnen sprinters én intercity’s direct op De Uithof halteren zonder een overstap op bus of tram. Deze oplossingsrichtingen zijn in dit onderzoek echter niet verder uitgewerkt, omdat het huidige economische klimaat om oplossingsrichtingen vraagt die minder grote investeringen vergen. Hieronder wordt kort op elk van de bovenstaande vijf oplossingsrichtingen ingegaan. 1. Lightrail op de drukste OV-assen van en naar de OVT Bij doorzettende groei van De Uithof is rond 2030 een tweede tramcorridor naar De Uithof nodig vanaf de OVT 29. De huidige route van buslijn 11 over de binnenstadsas ligt hierbij voor de hand, omdat de huidige HOV-busbaan zodanig ontworpen is dat deze in de toekomst kan worden vertramd. Vertramming van de binnenstadsas is echter kort na 2020 al gewenst om diverse andere problemen op te lossen. De binnenstadsas kent immers nu al een zware overbelasting die de komende jaren verder zal toenemen. Door bussen te vervangen door trams kan binnen het OV 29
Het vergroten van de frequentie van de bussen is geen optie is uit de MKBA van de Uithoflijn al gebleken
26
worden bijgedragen aan het oplossen van deze problemen. Hiermee wordt de bereikbaarheid van de binnenstad vergroot door een hogere betrouwbaarheid en een toename van de capaciteit, terwijl minder hinder optreedt voor de omgeving vanwege de lagere frequenties. Vertramming van de binnenstadsas betekent niet alleen het vertrammen van lijn 11 (de drukste buslijn), maar ook het aantakken van regionale buslijnen op de tram en het omleiden van lokale buslijnen via een andere route. Hierdoor wordt in veel gevallen een overstap gecreëerd, die gecompenseerd moet worden door een snellere en betrouwbare reismogelijkheid met de tram. Deze vertramming is echter alleen mogelijk als ook auto- en fietsverkeer beter worden georganiseerd. Daarnaast is aan de westkant van het station een snellere route van de bestaande sneltram (SUNIJ-lijn) over de Europalaan en Vondellaan noodzakelijk om de vervoerspotentie tussen Nieuwegein en Utrecht in het tramsysteem te bundelen. De huidige sneltram is onvoldoende concurrerend omdat er concurrerende parallelle buslijnen zijn die sneller zijn. Deze buslijnen bieden echter onvoldoende capaciteit. Deze snellere route kan mogelijk ook het kantorenpark Papendorp voorzien van een hoogwaardige OV-ontsluiting per tram. Daaraan bestaat grote behoefte. 2. Verbetering van de doorstroming van regionaal OV in stedelijk gebied Het verbeteren van de doorstroming omvat een palet aan verschillende maatregelen, waarvan de belangrijkste zijn: 1. Versterking van de handhaving op onder andere foutparkeerders en foutstallers, ‘onwettig’ autoverkeer en overschrijding van laad- en lostijden van winkels. Dit is een basisvoorwaarde, want zonder handhaving hebben andere maatregelen veel minder effect. 2. Intensivering van vraagbeïnvloeding bij bewoners, werknemers en recreatief publiek gericht op buiten de spits reizen en de vervoerswijzekeuze. Zaken als Het Nieuwe Werken, spreiding van collegetijden, digitale colleges, het hanteren van brede spitsen en tariefdifferentiatie spelen hierbij een rol. 3. Optimalisering van de infrastructuurcapaciteit en de betrouwbaarheid daarvan: een op de mobiliteitskeuzes gebaseerde zonering in de stad, een ruimtelijke inrichting die aansluit bij en ontworpen is op de beleving en het gedrag van de gebruiker, differentiatie in het parkeerbeleid die hierop aansluit, ruime stallingsvoorzieningen voor fietsers, op snelheid en comfort ingerichte 'snelfietsroutes' tussen de stedelijke en regionale kerngebieden en de verdeelring inrichten op uitsluitend lokaal autoverkeer, zodat autoverkeer van buiten de stad wordt ontmoedigd 30. 4. Beter verkeersmanagement door VRI’s (verkeerslichten) beter af te stellen en soms te verwijderen, de circulatie en routering van modaliteiten aan te passen (links- en rechtsafverboden voor de auto, herordening van de rijbanen, extra ruimte voor laden en lossen realiseren in zijstraten of op de stoep) en betere afstemming van aankomst en vertrek van bussen om de haltecapaciteit optimaal te benutten. 5. Grotere infrastructurele maatregelen: het aanleggen van een vrije busbaan zonder ander verkeer en de aanleg van ongelijkvloerse kruisingen. Extra HOV-banen en/of ongelijkvloerse kruisingen zijn alleen mogelijk (en nodig) op en buiten de verdeelring van Utrecht. Daarbinnen liggen al HOV-banen en zijn ongelijkvloerse kruisingen niet inpasbaar door ruimtegebrek in de binnenstad. 3. Versterking van tangenten Het zodanig aanpassen van het busnetwerk dat de OVT wordt ontzien. Dit kan door middel van lange tangenten, waarbij bussen de belangrijkste woongebieden in de regio direct verbinden met de belangrijkste werkgebieden in de regio. Een andere mogelijkheid zijn korte tangenten, die de belangrijkste werkgebieden in de regio met buslijnen aansluiten op OV-knooppunten in en rond de stad Utrecht.
30
Gemeente Utrecht april 2012: Ambitiedocument Utrecht Aantrekkelijk en Bereikbaar
27
Figuur 24: Voorbeeld van een bustangent en het effect daarvan 4. Versterking van knooppunten Door bij de ruimtelijke ontwikkeling rekening te houden met de problematiek rond de OVT en binnenstad kan de groei elders worden geaccommodeerd. Door meer decentrale knooppunten te ontwikkelen wordt de drukte in grootstedelijk Utrecht gespreid, wat ook kansen biedt voor gebiedsontwikkeling. De huidige vastgoedmarkt laat zien dat er een blijvende behoefte is aan centraal gelegen locaties die met het OV goed bereikbaar zijn. De huidige leegstand en druk op de prijzen concentreert zich met name op de perifeer gelegen autolocaties 31. Dit past ook bij het beleid rondom binnenstedelijk bouwen dat Rijk en regio in de Noordvleugel inzetten als oplossing voor de spanning tussen de groeiende ruimtebehoefte voor wonen en werken en de net zo dringende behoefte aan bescherming van natuur en landschap 32. Bij het realiseren van deze doelstelling speelt OV een belangrijke rol. Door beleid te richten op een beperkt aantal OV-knooppunten en hoogwaardige OV-verbindingen in de regio wordt prioriteit aangebracht binnen de binnenstedelijke bouwopgave. Binnenstedelijke bouwlocaties worden zo voorzien van hoogwaardig OV waardoor het OV-gebruik toeneemt. Tegelijkertijd jaagt het OV-systeem stedelijke ontwikkeling aan waarbij grote investeringen in nieuwe infrastructuur worden voorkomen. 5. Verdere integratie van landelijk en regionaal OV Optimalisatie is ook mogelijk door het beter afstemmen van landelijk en regionaal OV. In concreto betekent dit afstemming van dienstregelingen (kortere wachttijden), integrale reisinformatie en integratie van tarieven, kaartsystemen en beleid bij P+R en leenfietsen.
31 32
Economisch Instituut voor de Bouw, Kantorenmonitor 2011 NV Utrecht 2009: Ontwikkelingsvisie Noordvleugel Utrecht 2015-2030
28
5.2 Analyse van effecten oplossingsrichtingen Om een eerste indruk te krijgen van het oplossend vermogen van de bovengenoemde oplossingsrichtingen, zijn modelberekeningen gemaakt van twee verschillende scenario’s 33, die met name de oplossingsrichtingen 1 (lightrail) en 3 (OV-tangenten) bevatten en daarmee bijdragen aan de bereikbaarheid van knooppunten (deel van oplossingsrichting 4). Met de huidige modelversie is het niet mogelijk om de maatregelen in oplossingsrichting 2 (gericht op een betere doorstroming) door te rekenen en te vertalen in reistijden en vervoerwaarden. In een volgende fase zal het verkeersmodel hiervoor wel geschikt zijn. Ook de maatregelen in oplossingsrichting 5 (verdere integratie van landelijk en regionaal OV) kan het verkeersmodel niet doorrekenen. Scenario’s In beide scenario’s (zie figuur 25) is verondersteld dat er een tramlijn wordt aangelegd op de route van de huidige buslijn 11 naar De Uithof, doorgetrokken naar het begin van Zeist met een OVknooppunt bij het eindpunt. Ook is verondersteld dat de SUNIJ-lijn binnen Utrecht over een snellere route wordt geleid. Daarnaast zijn er grote veranderingen in het buslijnennetwerk doorgevoerd. In scenario 1 is uitgegaan van korte tangenten, waarbij OV-knooppunten in en rond de stad Utrecht worden verbonden met de belangrijkste werkgebieden in de regio. In scenario 2 is uitgegaan van lange tangenten, waarbij deze werkgebieden direct zijn verbonden met woonkernen rond Utrecht. Ook in de regio Amersfoort en Food Valley zijn in dit scenario langere verbindingen doorgerekend. Korte tangenten: 2e tramlijn = binnenstadsas plus versnelling SUNIJ-lijn en tramlijn Papendorp Hoogfrequente (6x/u) tangenten tussen De Uithof en de stations Bilthoven, Overvecht, Driebergen-Zeist, Bunnik, Houten, Vaartsche Rijn en knooppunt Vianen. HOV-lijn station Amersfoort-Vathorst Frequente tangenten tussen Nijkerk/Vathorst en Amersfoort Schothorst/A1-zone HOV-lijn tussen Soest, Amersfoort en Leusden Frequente streeklijn tussen Tiel en Wageningen 6x/u Randstadspoor tussen Utrecht, Bilthoven, Amersfoort en Harderwijk, 6x/u Randstadspoor tussen Utrecht, Hilversum en Amsterdam Valleilijn (trein) doortrekken van station EdeWageningen tot Campus Wageningen, 4x/u
Lange tangenten: 2e tramlijn = binnenstadsas plus versnelling SUNIJlijn Directe snelbusverbindingen (4x/u) tussen De Uithof en Almere, Huizen, Hilversum, Soest/Baarn, Amersfoort, Leusden, Rhenen, Driebergen, Wijk bij Duurstede, Houten, Gorinchem en Breda. Frequente streeklijn tussen Tiel en Ede via Wageningen Directe snelwegbussen (4x/u) tussen Amersfoort Schothorst/A1-zone en Almere, Huizen, Hilversum HOV-lijnen 6x/u tussen Veenendaal en Amersfoort, Veenendaal en Barneveld (doorgetrokken naar Nijkerk), Veenendaal en Ede, Veenendaal en Wageningen Directe snelbusverbindingen (4x/u) tussen De Uithof en Almere, Huizen, Hilversum, Soest/Baarn, Amersfoort, Leusden, Rhenen, Driebergen, Wijk bij Duurstede, Houten, Gorinchem en Breda. Frequente streeklijn tussen Tiel en Ede via Wageningen
Figuur 25: Samenvatting scenario’s met respectievelijk korte en lange tangenten
Resultaten en bevindingen De belangrijkste algemene bevinding op basis van de analyse van bovenstaande scenario’s is dat de oplossing voor de problemen niet alleen ligt in verbeteringen van het OV. Er moet worden gezocht naar een optimale combinatie van maatregelen uit de vijf genoemde oplossingsrichtingen. Dat blijkt ook uit de verandering in de modal split. De modal split in het stationsgebied verandert nauwelijks in de twee doorgerekende scenario’s. De modal split bij De Uithof verandert wel, daar wint het regionaal OV ten koste van zowel auto als fiets. Vooral in het scenario met de korte tangenten is dit
33
Zie bijlage 2 voor een weergave van deze scenario’s in kaartbeelden
29
effect duidelijk te zien. In het gebied rond Amersfoort en Food Valley is het effect op de modal split marginaal. 100% 80% 60%
26,0%
25,0%
25,3%
33,6%
35,6%
34,7%
40% 20%
fiets OV
40,5%
39,4%
40,0%
Referentie
Korte tangenten
Lange tangenten
auto
0%
Figuur 26: Modal split De Uithof Andere bevindingen zijn: •
•
•
Als gevolg van de tramverbinding en de verbeteringen in het spoorvervoer, neemt het OV gebruik naar de OVT in beide scenario’s toe. Deze toename wordt gedeeltelijk gecompenseerd door de tangenten, waarmee reizigers juist niet via de OVT worden vervoerd. Het netto effect hiervan is een afname van het aantal reizigers via de OVT met 5% in het scenario met korte tangenten en een gelijkblijvend aantal reizigers op de OVT in het scenario met lange tangenten. Hiermee verminderen onderdelen van de problematiek op de OVT ten opzichte van de referentie, omdat een groot aantal bussen wordt vervangen door trams, waardoor de haltecapaciteit een minder groot probleem is en er minder voertuigen door de binnenstad rijden. Verder geven de resultaten ook inzicht in de kansen die er voor het OV zijn: - Voor het spoorvervoer liggen er kansen op het traject Utrecht-Bilthoven-Den Dolder Amersfoort. - De nieuwe tramlijn trekt voldoende reizigers aan en ontlast de overbezette Uithoflijn. - Interessante bustangenten rond Utrecht zijn een snelwegbus over de A27 naar het noorden en bustangenten tussen De Uithof en de stations van Bilthoven, Vaartsche Rijn en Overvecht. - Rond Food Valley liggen er grote kansen voor een HOV-verbinding tussen Ede en Wageningen. Korte tangenten: OVT wordt netto met 5% ontlast (zonder tram en treinverbetering zou dit 13% zijn) OV-gebruik naar Food Valley neemt met 15% toe Grote reizigersaantallen op tangenten tussen Uithof en stations Bilthoven, Overvecht en Vaartsche Rijn (dus volle bussen, kostenefficiënte buslijnen) Ruim 20% groei in Randstadspoor tussen station Bilthoven en Amersfoort 20% groei op SUNIJ-lijn Ontlasting van Uithoflijn met ongeveer 20% Verdubbeling OV-gebruik van station Ede naar Campus Wageningen 50% groei OV-gebruik tussen Tiel en Wageningen
Figuur 27: Effecten scenario’s
30
Lange tangenten: Netto geen ontlasting OVT (zonder tram zou er 4% ontlasting zijn) Afname spoorvervoer (-5% tot -15%) richting Arnhem, Amersfoort, Soest en Hilversum vanwege concurrentie door snelwegbussen Afname OV-gebruik Valleilijn (-30%) door concurrentie van HOV-lijnen Sommige snelwegbussen succesvol (Uithof – Huizen- Almere), andere niet (Uithof - Soest) Verdubbeling OV-gebruik van station Ede naar Campus Wageningen Bijna 100% groei OV-gebruik tussen Tiel en Ede Voldoende reizigers in 2e tramlijn voor hoge frequentie (16-24x/u) Netto geen ontlasting OVT
Figuur 27 geeft een samenvatting van de resultaten van de analyse op basis van de twee scenario’s. Het scenario met de korte tangenten scoort beter op het ontlasten van de OVT en de bereikbaarheid van De Uithof en daarmee ook op de leefbaarheid van de binnenstad, maar de capaciteitsproblemen van de OVT en het ruimtegebrek in de omgeving van de OVT zijn hiermee nog niet opgelost. Zoals eerder al is geconstateerd, moet de oplossing voor de problemen niet alleen worden gezocht in verbeteringen van het OV: er moet worden gezocht naar een optimale combinatie van maatregelen uit de vijf oplossingsrichtingen die in paragraaf 5.1 zijn genoemd. 5.3 Urgentie voor verdere verkenning van oplossingen In dit hoofdstuk is de effectiviteit van twee van de vijf genoemde oplossingsrichtingen geanalyseerd. Conclusie is dat de doorgerekende scenario’s waarin deze oplossingsrichtingen zijn opgenomen niet voldoende zijn om de genoemde bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen op te lossen. Er is dus nader onderzoek nodig naar de kosten en effecten van alle vijf de in paragraaf 5.1 gepresenteerde oplossingsrichtingen. Naast lightrail en tangenten gaat het dan om maatregelen die de doorstroming bevorderen (oplossingsrichting 2), knooppuntversterking (oplossingsrichting 4) en verdere integratie van landelijk en regionaal OV (oplossingsrichting 5). Wat betreft de prioritering in de oplossingsrichtingen ligt het voor de hand om de Ladder van Verdaas toe te passen, zodat wordt voorkomen dat er onnodig nieuwe infrastructuur wordt aangelegd. Dit uiteraard binnen de randvoorwaarden van de reeds gemaakte afspraken over de ruimtelijke ontwikkeling in het stationsgebied en rond De Uithof. Vervolgonderzoek moet uitmonden in een optimaal pakket van maatregelen dat de bereikbaarheidsen leefbaarheidsproblemen binnen acceptabele grenzen brengt. Bij een deel van deze maatregelen ligt het voortouw bij de gemeente, bij een ander deel bij de regio en bij weer een ander deel van de maatregelen zal ook het Rijk in beeld zijn. Het is duidelijk dat het om een integraal probleem gaat waarbij bereikbaarheid, leefbaarheid en economische ontwikkeling (en ook de lokale, regionale en Rijksbelangen) hand in hand gaan. In vervolgonderzoek moet daarom in samenwerking tussen regio en Rijk de juiste koppeling tussen bereikbaarheid en ruimtelijke kwaliteit worden gemaakt, zodat een essentiële bijdrage kan worden geleverd aan de leefbaarheid in stedelijk gebied en de bereikbaarheid van de regio als onderdeel van de Noordvleugel.
31
Samenvatting en conclusies De provincie Utrecht is als belangrijk onderdeel van de Noordvleugel cruciaal voor de internationale concurrentiepositie van de Randstad en van Nederland. Momenteel wordt 25% van het BNP in de Noordvleugel verdiend, een aandeel dat in de toekomst verder zal toenemen. Binnen de Noordvleugel is vooral de samenhang tussen grootstedelijk Amsterdam en grootstedelijk Utrecht van belang voor de aanwezige topsectoren life sciences, financiële en zakelijke dienstverlening en creatieve industrie. De sterke economische positie van de provincie Utrecht binnen de Noordvleugel wordt verklaard door de centrale ligging, de goede bereikbaarheid, de aantrekkelijke woon- en recreatiegebieden en de relatief jonge en hoogopgeleide bevolking. Ook na 2020 is sprake van aanhoudende bevolkingsgroei in de Utrechtse regio. Daarnaast zal het aandeel hoogopgeleiden in de bevolking verder toenemen. Terwijl in grote delen van ons land de werkgelegenheid na 2020 zal stabiliseren of afnemen, verwacht het PBL dat de werkgelegenheid met name in stedelijke regio’s in Midden-Nederland zal blijven groeien, zowel in het lage als het hoge WLO-scenario. De mobiliteitsvraag in de regio groeit mee met de economische en demografische ontwikkelingen en zal na 2020 het sterkst toenemen rondom De Uithof, het stationsgebied van Utrecht en Amersfoort, mede als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen op die locaties. Het beleid van Rijk en regio is gericht op het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid in de regio. Er wordt tot 2020 in diverse bereikbaarheidsprojecten geïnvesteerd. Toch kan niet worden voorkomen dat het aanbod van regionaal OV en fietsinfrastructuur in de regio onvoldoende meegroeit met de vervoersvraag. Daarnaast zijn spoorknelpunten binnen de Driehoek Almere-Amersfoort-Utrecht en op enkele interregionale corridors geconstateerd. De belangrijkste knelpunten die uit dit onderzoek naar voren komen, zijn: •
• •
Bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen tot 2020 en daarna op de corridor tussen het stationsgebied en De Uithof (de binnenstadsas), ondanks de aanleg van de Uithoflijn. Dit probleem wordt veroorzaakt door de beperkt beschikbare ruimte in de binnenstad op deze corridor en verergert door de aanzienlijke mobiliteitsgroei op deze verbinding na 2020. De capaciteit voor het regionaal OV binnen de OV-terminal (OVT) is al in 2020 onvoldoende. Dit probleem wordt vanaf 2020 steeds groter. Rondom Amersfoort en Food Valley zullen naar verwachting geen capaciteitsproblemen optreden voor regionaal OV, maar kan de OV-bereikbaarheid fors aan kwaliteit winnen, waarmee de aantrekkelijkheid van deze economische kerngebieden een belangrijke impuls krijgt.
Dit MIRT-onderzoek heeft de urgentie van de problematiek duidelijk gemaakt voor met name de economische hotspots van nationaal belang: het stationsgebied inclusief OVT, de Utrechtse binnenstad en De Uithof. Daarnaast heeft dit onderzoek inzicht opgeleverd in de kansen die OV kan bieden in de andere belangrijkste economische kerngebieden in de provincie. In dit onderzoek is ook aandacht besteed aan mogelijke oplossingrichtingen. Hieruit blijkt dat een combinatie van oplossingsrichtingen nodig is om de problemen op te lossen: • • • • •
Lightrail op de drukste OV-assen van en naar de OVT Verbetering van de doorstroming van regionaal OV en fiets in stedelijk gebied Versterking van tangenten om de OVT te ontlasten Knooppuntversterking Integratie van landelijk en regionaal OV.
Om tot een optimale mix te komen is nader gezamenlijk onderzoek van Rijk en regio nodig. De problematiek heeft immers zowel een regionaal als nationaal karakter en datzelfde geldt voor de oplossingsrichtingen voor deze integrale bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen. Gezamenlijk kan een volgende belangrijke stap worden gezet richting het oplossen van de problemen. 32
Bijlage 1: Analysemethodiek Bij dit MIRT-onderzoek zijn vijf typen analyses uitgevoerd die hieronder schematisch worden weergegeven, voordat ze worden toegelicht:
1. Deur-tot-deur-reistijd: Met behulp van het verkeersmodel VRU 2.3 (gebruikt voor de MKBA bij de Uithoflijn) zijn eerst de zware H(erkomst)/B(estemmings)-relaties geselecteerd tussen de woongebieden en de economische kerngebieden van de regio Utrecht (conform het beoordelingskader van VERDER). Daarbinnen zijn de knelpunten en kansen benoemd: de relaties met het grootste reistijdverschil ten opzichte van de auto (VF > 2,5), de laagste reissnelheid in relatie tot de afstand en het laagste aandeel OV in de modal split. Dit zijn relaties waar het OV niet concurreert met de auto en die het wegennet onevenredig zwaar belasten. 2. Deur-tot-deur-reiskwaliteit: Een kwalitatieve analyse van de OV-relaties waar de kwaliteit van de reisketen te wensen overlaat, met name door de noodzaak van verschillende kaartsystemen, hoge tarieven en/of beperkte keteninformatie. In de praktijk zijn dit vooral de deur-tot-deurrelaties waarin gebruik wordt gemaakt van trein en regionaal OV. Deze analyse is alleen op hoofdlijnen uitgevoerd. 3. OV-systeemcapaciteit: In deze kwantitatieve analyse staat de vraag centraal op welke routes er (in de spits) onvoldoende capaciteit is om de reizigers te kunnen vervoeren, ondanks maximale voertuiginzet. Hierbij is onderscheid gemaakt naar zitplaatscapaciteit (voor reizigers die langer dan 15 minuten in een voertuig verblijven) en zit- en staanplaatscapaciteit (bij ritten tot 15 minuten). 4. OV-doorstroming: In deze analyse zijn voor tram en bus de routes (inclusief kruispunten) bepaald waarbij fiets, auto en OV elkaar zodanig in de weg zitten, dat dit de doorstroomsnelheid en betrouwbaarheid van het OV (en andere modaliteiten) negatief beïnvloedt. Dit heeft veelal ook 33
negatieve effecten op de leefbaarheid en verkeersveiligheid. Voor het spoor betreft dit de routes die dusdanig zwaar belast zijn door personen- en goederenvervoer dat de gewenste doorstroomsnelheden en/of frequenties niet gehaald kunnen worden. 5. Knooppuntkwaliteit: Allereerst is het vraagstuk van de OVT als knooppunt geanalyseerd, omdat deze afzonderlijk is benoemd in de NMCA. Daarnaast zijn ongeveer 50 bestaande, te ontwikkelen of potentiële knooppunten kwalitatief onderzocht op diverse aspecten. Per knooppunt ontstaat zo een beeld van: - de knoopwaarde (het bereik) en de plaatswaarde (dichtheid en RO-kansen in de omgeving) - in hoeverre het knooppunt kan bijdragen aan het verminderen van de druk op de OVT - welke kansen het knooppunt biedt voor P+R (het afvangen van autoverkeer naar de stad) - de aantrekkelijkheid en herkenbaarheid van een knooppunt
34
Bijlage 2: Scenariokaarten
35
36
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
6 2012-06978 -
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
A.J. Gerritsen
Onderwerp Materieelbehoefte tram Utrecht – Nieuwegein/IJsselstein periode 2012 - 2023
Voorstel AB besluit Gefaseerde desinvestering van het spitstram materieel tot begin 2015.
Samenvatting De ingeschatte vervoervraag op de SUNIJ-lijn in de periode 2012-2023 en de hieruit volgende materieelbehoefte heeft gevolgen voor de in stand te houden vloot sneltrams en spitstrams. Vanaf 2015 zijn de spitstrams operationeel gezien niet meer noodzakelijk om aan te houden. Daarom wordt het algemeen bestuur gevraagd akkoord te gaan met verkoop. Desinvestering (waaronder verkoop) > € 100.000,00 behoeven akkoord van het algemeen bestuur conform financiële verordening.
Aanleiding Sneltrams In september 2010 is de tram 5018 bij een aanrijding met een gelede bus zodanig ernstig beschadigd (vrijwel total loss) dat deze niet meer inzetbaar is. De totale kosten voor schadeherstel zijn door een erkend schade expert geraamd op minstens € 1.100.000,00 (prijspeil 2010). Na aftrek van uitgekeerde verzekerde waarde bij casco schade minus eigen risico resteert een te financieren bedrag van minimaal € 920.000,00 als de tram zou worden hersteld. Dit geld is binnen de begroting van BRU niet beschikbaar en zal bij gewenst herstel elders moeten worden gevonden. Herstel van de 5018 is niet nodig om aan de inzetbehoefte aan sneltrams in de periode 2012 - 2023 te kunnen voldoen. Dit wordt ondersteund door de inmiddels opgedane ervaring sinds september 2010. U wordt voorgesteld om de 5018 niet te herstellen en af te voeren voor sloop. Daarmee resteren 26 sneltrams die na uitvoering van LVO inzetbaar zijn tot 2023. Hiermee kan worden voldaan aan de hierboven vastgestelde vervoersvraag. Spitstrams In de exploitatie wordt de spitstram als set van 2 motorwagens (MW) en 1 bijwagen (BW) ingezet. Er zijn op dit moment 4 sets spitstrams en 3 losse MW in rijvaardige staat. Het overige materieel (3 MW en 7 BW) is ooit aangeschaft als reserve en donor voor onderdelen en nooit omgebouwd om op de SUNIJ-lijn te kunnen rijden. De capaciteitsbehoefte heeft de volgende consequenties voor de vlootomvang van spitstrams:
Pagina 1 van 2
2012 – 2014:
na 2014:
3 sets spitstrams in rijvaardige staat + 1 MW en 1 BW als extra reserve ter dekking van eventuele forse schades; Afwisselend worden dan 2 sets in exploitatie ingezet. De technische en operationele reserve is meer dan voldoende. geen behoefte meer aan inzet spitstram.
Door de gewijzigde vervoervraag en materieelbehoefte kan de vlootomvang aan spitstrams tot eind 2014 al flink worden gereduceerd en vanaf 2015 verder worden terugbracht.
Toelichting Het overbodige materieel kan worden verkocht aan het trambedrijf van Krakau (MPK) of zal worden gesloopt. Er zullen voorlopig 3 sets in strategische reserve (mottenballen) worden gehouden. Deze kunnen worden afgevoerd als de Uithoflijn en de toekomstige ombouw van de SUNIJ-lijn naar lagevloermaterieel zijn gerealiseerd en in stabiel operationeel bedrijf zijn. Eenmalige baten • € 46.000,00 opbrengst verkoop reserve materieel spitstrams (reeds uitgevoerd) • € 215.000,00 uitkering verzekering cascowaarde sneltram 5018 Te realiseren structurele kostenbesparingen • •
€ 350.000,00 op jaarlijkse onderhoudskosten in eindsituatie bij gefaseerde afvoer; € 130.000,00 op jaarlijkse exploitatiebegroting door vervallen van de spitstramexploitatie.
In combinatie met de volgende opmerkingen: • De huidige balanswaarde van het materieel (sneltram en spitstram) bedraagt 1 euro; • De aanschafprijs van alle spitstrams bedroeg € 837.000,00; • De aanschafprijs van de sneltram 5018 bedroeg € 230.335,00. De eenmalige baten en te realiseren structurele kostenbesparing worden ingezet ter realisatie van de besparingstaakstelling die resteert na het vaststellen van de Besparingsmaatregelen 2011-2014.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
7 2012-06979 1
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
drs. C. van Dalen
Onderwerp BDU-bijdrage aan provincie Utrecht voor OV, regiotaxi en infraprojecten in Loenen/Breukelen
Voorstel AB besluit Van 2012 tot en met 2016 verlenen van een jaarlijkse bijdrage van 0,077% van het landelijke BDUbudget (waarvan BRU momenteel 4,93% ontvangt) aan de provincie Utrecht t.b.v. de bekostiging van OV-activiteiten op het grondgebied van de voormalige gemeenten Loenen en Breukelen.
Aanleiding De provincie Utrecht heeft een schriftelijk verzoek gedaan om een bijdrage te verlenen ter dekking van uitgaven voor openbaar vervoer, regiotaxi en infrastructuurprojecten op het grondgebied van de voormalige gemeenten Loenen en Breukelen, thans deel uitmakend van de gemeente Stichtse Vecht.
Toelichting BRU ontvangt als gevolg van de samenvoeging van de voormalige gemeenten Maarssen, Loenen en Breukelen extra BDU-budget van het rijk. De provincie Utrecht continueert de komende jaren het huidige beleid en doet de daarmee gemoeide uitgaven voor openbaar vervoer, regiotaxi en infrastructuurprojecten op het grondgebied van Loenen en Breukelen. Ons voorstel is dat BRU de provincie daarvoor gedurende de jaren 2012 t/m 2016, het jaar waarin de provinciale OV-concessie afloopt, een bijdrage verleent ter grootte van 0,077% van het landelijk beschikbare BDU-budget. Voor 2012 bedraagt dit € 1,444 mln, voor 2013 en volgende jaren kan het bedrag pas exact worden vastgesteld na ontvangst van de BDU-budgetbrief van het rijk in december a.s. Deze bijdrage valt binnen het verhoogde BDU-budget dat BRU vanaf 2012 extra ontvangt van het rijk i.v.m. de toevoeging van het grondgebied van Loenen en Breukelen aan de BRU-regio. Te uwer informatie treft u een conceptbrief aan de provincie Utrecht aan, waarin de uitgangspunten en voorwaarden zijn vermeld waaronder BRU een BDU-bijdrage verstrekt, ingeval van een positief besluit uwerzijds. BRU doet geen structurele toezegging voor onbepaalde duur, maar slechts voor de periode t/m 2016, overeenkomend met de resterende looptijd van de provinciale OV-concessie. Daarna zal opnieuw worden bezien of een continuering van eventuele bijdragen redelijk en gewenst is. Centrale vraag daarbij is in hoeverre eventuele bijdragen dan nog passen binnen de beleidskaders van BRU. Het is dus niet de bedoeling dat BRU zijn beleid betreffende het openbaar vervoer in de regio alsmede de regie daarop volledig uit handen geeft. In de brief aan de provincie wordt de intentie uitgesproken dat BRU vanaf 2017 de dienstregeling betreffende Loenen en Breukelen in de eigen concessie opneemt.
Pagina 1 van 2
De financiële dekking van de met dit besluit gemoeide uitgaven geschiedt binnen het kader van de vigerende programmabegroting.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht Postbus 80300 3508 TH UTRECHT
Datum: Kenmerk:
xx-xx-xxxx
(conceptversie 27-11-2012)
Contactpersoon: Telefoon:
J. Lips 030-2862 519
Onderwerp:
BDU-bijdrage voor OV, regiotaxi en projecten in Breukelen/Loenen
Geacht College, In uw brief van 2 oktober 2012 verzoekt u ons om een bedrag aan gederfde BDU-inkomsten te vergoeden, die het gevolg zijn van het onderbrengen van Loenen en Breukelen in de BDU-regio BRU. Het gaat daarbij om een bedrag groot 0,077% van het landelijk beschikbare BDU-budget, zoals door u onderbouwd in een bijlage bij uw verzoek. Daarvoor in ruil stelt u voor om de bestaande toedeling van middelen ten gunste van OV-lijnen, regiotaxi en openbaar vervoerprojecten ongewijzigd te laten in de komende jaren. Wij zijn bereid om uw verzoek in te willigen onder de volgende voorwaarden en uitgangspunten: - De provincie Utrecht voert, conform het bij uw verzoek gevoegde schema, t/m 2016 de volgende activiteiten c.q. projecten uit op het gebied van openbaar vervoer en regiotaxi: o Streekvervoer Breukelen/Loenen loopt t/m 2016; het betreft de lijnen B120, B121, B122, B130 en B143. BRU heeft de intentie om de lijnen voor de periode vanaf 2017 in de eigen concessie op te nemen, e.e.a. uiteraard in overleg met de provincie Utrecht.. o Regiotaxi loopt door t/m 2013; over de wijze van voortzetting daarna worden nadere afspraken gemaakt tussen provincie en BRU. o Bijdrage aan NS voor frequentieverhoging Breukelen – Utrecht loopt t/m 2014. o De volgende infrastructuurprojecten worden gedurende de periode t/m 2016 uitgevoerd en/of gesubsidieerd door de provincie: project P&R Breukelen, project BB53 aanpassen rotondes aansluiting Breukelen, project uitbreiding stallingvoorzieningen Breukelen en project ophoging bushaltes. -
Eventuele wijzigingen in de uitvoering van het door de provincie uitgevoerde beleid m.b.t. openbaar vervoer, regiotaxi en infrastructuurprojecten zijn toegestaan mits daarover tussen provincie Utrecht en BRU overeenstemming is bereikt.
-
Voor 2012 geldt een bijdrage van € 1,444 mln, zijnde 0,077% van het landelijk beschikbare reguliere BDU-budget voor dit jaar. Dit bedrag zal na uw instemming met ons voorstel op het door u opgegeven bankrekeningnummer worden gestort, overeenkomstig het betaalritme van het BDU-budget van rijk aan BRU.
Postbus 14107 3508 SE Utrecht Bank 46.53.43.570
[email protected] www.regioutrecht.nl
Bezoekadres: Maliebaan 34 3581 CR Utrecht T (030) 286 25 25 F (030) 286 25 00
In Bestuur Regio Utrecht werken negen gemeenten samen aan de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de regio Utrecht. Het gaat om: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist.
-
Voor 2013 t/m 2016 geldt bij ongewijzigde uitvoering van de betreffende activiteiten in beginsel een bijdrage van 0,077% van het reguliere BDU-budget voor het betreffende jaar, zoals door het rijk beschikt in december van het voorafgaande jaar.
-
De provincie Utrecht verstrekt BRU uiterlijk voor 1 maart een bestedingsverantwoording over het voorgaande jaar, vergezeld van een accountantsverklaring dat de uitgaven ten behoeve van de betreffende doeleinden zijn gedaan.
-
BRU verstrekt uitsluitend een jaarlijkse bijdrage zolang de gemeente Stichtse Vecht deel uitmaakt van de BRU-regio en het rijk aan BRU een BDU-budget heeft verstrekt waarin de volledige gemeente Stichtse Vecht is verdisconteerd.
Indien u instemt met ons voorstel verzoeken wij u een afschrift van deze brief voor akkoord te ondertekenen en aan ons te retourneren. Wij zien uw reactie met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend, het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht, namens deze, secretaris directeur (a.i.)
P.C.M. van Elteren
Voor akkoord getekend, Provincie Utrecht
Datum:
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
8 2012-06981 1
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
G. P. Isabella
Onderwerp Aanpassingen Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 januari 2013
Voorstel AB besluit Instemmen met de aanpassingen van de Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 januari 2013: 1. Aanvraag urgentie, artikel 2.5.2, lid één; 2. Versneld aanbieden, artikel 2.6.1, lid vier en zes; 3. Lotingsysteem, artikel 1, artikel 2.6.1 (lid één, vijf en zes) en de artikelsgewijze toelichting; 4. Reële compensatie, artikel 3.1.5, lid vijf en artikelsgewijze toelichting; 5. Woongroep en hospita, artikelsgewijze toelichting, artikel 1, lid 44; 6. Criteria voor vergunningverlening, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4.
Samenvatting BRU stelt voor negen gemeenten de regionale huisvestingsverordening vast. In deze notitie een voorstel tot aanpassing van de verordening per 1 januari 2013. De aanpassingen zijn verdeeld over zes onderwerpen. 1. Aanvraag Urgentie Een urgentieverzoek moet worden aangevraagd in de gemeente waar de urgente woonsituatie is ontstaan. De huidige tekst in de verordening kan tot onduidelijkheid leiden en wordt aangescherpt door het opnemen van de onderstreepte tekst. 2. Versneld aanbieden In 2013 wil de SWRU starten met het dagelijks aanbieden (in plaats van iedere twee weken) van huurwoningen. Hiervoor is het nodig om de huisvestingsverordening aan te passen. Inhoudelijk heeft de wijziging betrekking op het aantal keer dat een woningzoekende kan reageren op het aanbod. Wat betreft het aantal reacties is het uitgangspunt dat een woningzoekende er niet op achteruitgaat bij de nieuwe wijze van aanbieden. 3. Lotingsysteem Voorstel om het lotingsysteem op te nemen als alternatief naast het aanbodmodel. Het lotingsysteem staat nu nog als mogelijkheid vermeld via lokaal maatwerk. Na een experiment met het lotingsysteem in de gemeente Nieuwegein vertonen meer gemeenten interesse in deze aanbiedingswijze. Wel wordt een maximum gesteld aan het aantal woningen dat verloot kan worden, namelijk 20% van het aanbod. 4. Reële compensatie Het betreft hier reële compensatie bij onttrekking, omzetting of samenvoeging van woonruimte. Op verzoek van de gemeente Utrecht wordt een aantal aanpassingen voorgesteld waardoor de bedoeling van reële compensatie wordt verduidelijkt. Daarnaast is een aanpassing noodzakelijk vanwege jurisprudentie 5. Toelichting woongroep en hospita Op verzoek van de gemeente Utrecht een verdere aanscherping om misbruik te voorkomen.
Pagina 1 van 2
6. Criteria voor vergunningverlening Bij de vorige wijziging van de verordening per 1 juli 2012 is de toelichting bij artikel 3.1.4 niet juist aangepast. De gemeente Utrecht stelt alleen bij de omzettingsvergunning een bovengrens van € 280.000 en niet voor de onttrekkings- en samenvoegingsvergunning. Met deze wijziging wordt dit hersteld. Daarnaast wordt een aanpassing voorgesteld ter verduidelijking over de aantoonbaarheid voor de aanvrager met betrekking tot het niet willen compenseren.
Aanleiding De aanleiding voor de aanpassingen verschilt per aanpassing. In de bijlage wordt de aanleiding verder omschreven.
Toelichting In de bijlage wordt iedere aanpassing toegelicht samen met de te wijzigen tekst
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
Bijlage aanpassing Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 januari 2013 Aanpassing 1: aanvraag urgentie Aanleiding De aanvraag voor een urgentie wordt over het algemeen ingediend in de gemeente waar sprake is van een urgente woonsituatie. Vanuit de gemeente Zeist is hierover de volgende opmerking ontvangen: “Als urgentiecommissie Zeist hanteren wij de spelregel dat cliënten een urgentieaanvraag moeten indienen in de gemeente waar het probleem is ontstaan. Wij weten niet beter dan dat dit een regionale afspraak is tussen de deelnemende gemeenten in de regionale huisvestingsverordening. Bijv. cliënt is gevlucht uit Hilversum gaat scheiden en vraagt urgentie in Zeist. Wij behandelen deze aanvraag niet inhoudelijk en verwijzen terug naar Hilversum. Deze spelregel staat helaas nergens in de verordening en de praktijk leert dat sommige gemeenten niet meewerken aan deze afspraak omdat die niet in de verordening staat. Dit leidt tot onnodige discussie.” Om deze discussie te voorkomen volgt hieronder een voorstel de verordening aan te passen.
Voorstel Huidige tekst: Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming urgentie lid 1
De woningzoekende die meent voor een sociale of medische indicatie voor urgentie in aanmerking te komen, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders van de woongemeente. De aanvraag dient in ieder geval een motivering te bevatten waarin wordt vermeld: De aard van de persoonlijke problematiek De relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en De argumentatie op grond waarvan verhuizing binnen een jaar absoluut noodzakelijk is.
Vervangen door: Artikel 2.5.2 Aanvraag en besluitvorming urgentie lid 1 a. De woningzoekende die meent voor een sociale of medische indicatie voor urgentie in aanmerking te komen, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waar de urgente woonsituatie is ontstaan b. De aanvraag onder lid 1a dient in ieder geval een motivering te bevatten waarin wordt vermeld: De aard van de persoonlijke problematiek De relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en De argumentatie op grond waarvan verhuizing binnen een jaar absoluut noodzakelijk is.
Toelichting Het onderstreepte gedeelte is de enige aanpassing. Bij het merendeel van de aanvragen zal de betreffende woningzoekende nog in de woongemeente verblijven maar de voorgestelde wijziging ondervangt de aanvragen waar de woningzoekende zich in een andere gemeente inschrijft.
1
Aanpassing 2: Versneld aanbieden Aanleiding De stichting Woonruimteverdeling Regio Utrecht is namens de samenwerkende woningcorporaties verantwoordelijk voor de uitvoering van het verdeelsysteem sociale huurwoningen. Een verdeelsysteem waarmee jaarlijks 4000 woningen worden aangeboden in zestien gemeenten. Al geruime tijd is de SWRU bezig met het verbeteren van het systeem. Vanaf 1 oktober jl. is bijvoorbeeld de website vernieuwd met meer ruimte voor de presentatie van het woningaanbod en meer selectiemogelijkheden voor woningzoekenden. De vernieuwde website is te vinden op www.woningnetregioutrecht.nl De volgende stap is ‘versneld aanbieden’. Met ‘versneld aanbieden’ wordt de woonruimte aangeboden zodra de verhuurder de woning aanmeldt bij WoningNet. De huidige periodiek van twee weken, nog gebaseerd op de verschijningsdatum van de papieren woningkrant, verdwijnt hierdoor. De verhuurder heeft op deze manier meer tijd voor het huurproces, waarmee de kans op huurderving afneemt. De woningzoekende heeft sneller inzicht in het aanbod. Met de komst van de nieuwe website kan een woningzoekende nu al een abonnement nemen op het ‘digizine’. Dit is een e-mailservice waarmee de woningzoekende op de hoogte wordt gehouden van het woningaanbod met de hoogste slaagkans die passen bij de inschrijfgegevens en woonwensen. Naar verwachting kan het project ‘versneld aanbieden’ begin 2013 van start. Bij ‘versneld aanbieden’ kan de beschikbare woonruimte per dag worden aangeboden, maar vervolgens hebben woningzoekenden zeven/acht dagen de tijd om te reageren. In principe kan een woningzoekende volstaan met bekijken van het aanbod eenmaal per week. In afwijking van het huidige systeem wordt het aantal reacties aangepast. Bij het dagelijks aanbieden kan een woningzoekende maximaal twee reacties tegelijk uitzetten. De regionale huisvestingsverordening is nu nog ingericht op een periodiek uitgave (eenmaal per twee weken) waarbij de woningzoekende vier keer per uitgave kan reageren op het aanbod. De volgende aanpassing van de huisvestingsverordening wordt voorgesteld.
Voorstel Huidige tekst Artikel 2.6.1 lid 4
lid 8
Aanbodsysteem voor de toewijzing van huurwoningen Het advertentiemedium verschijnt periodiek per gemeente dan wel per groep van gemeenten in de regio. Het advertentiemedium biedt inzicht in het aanbod van tenminste de woonruimte in beheer bij corporaties en waarvoor het vergunningenstelsel geldt, van de gemeente of van de groep van gemeenten in de regio. Het woningaanbod moet tijdig voor alle geïnteresseerde woningzoekenden in de regio inzichtelijk zijn. De woningzoekende mag per uitgave van het advertentiemedium op maximaal vier advertenties reageren. Bij meer dan het vastgestelde aantal reacties per uitgave, wordt het maximale aantal reacties in behandeling genomen van de desbetreffende woningzoekende.
Vervangen door lid 4
(de eerste regel vervalt) Het advertentiemedium biedt inzicht in het aanbod van tenminste de woonruimte in beheer bij corporaties en waarvoor het vergunningenstelsel geldt, van de gemeente of van de groep van gemeenten in de regio. Het advertentiemedium moet tijdig voor alle geïnteresseerde woningzoekenden in de regio beschikbaar zijn. lid 8 (Artikel is vervallen. Uitgangspunt is wel dat een woningzoekende er met versneld aanbieden niet op achteruitgaat.) (lid 9 wordt lid 8)
2
Toelichting Een woningzoekende gaat er niet op achteruit ten opzichte van de huidige werkwijze. In plaats van viermaal per twee weken, kan een woningzoekende straks twee reacties uitzetten binnen een reactietermijn van een week. Een woningzoekende gaat er zelfs op vooruit door de werkwijze van dagelijks aanbieden in combinatie met de mogelijkheid om een reactie weer in te trekken en opnieuw in te zetten als er beter aanbod beschikbaar komt. In één reactieperiode kan een woningzoekende zien op welke plek hij staat en eventueel een reactie intrekken. Dit kan nu ook al, maar deze mogelijkheid wordt beperkt doordat het aanbod in één keer wordt aangeboden met een beperkte reactietermijn. Bij versneld aanbieden kan een woningzoekende dagelijks wisselen van reactie als blijkt dat er betere slaagkansen zijn op nieuw aanbod. Inzicht in de slaagkans wordt tenslotte ook gefaciliteerd. Bij het voorstel voor de huisvestingsverordening vindt in eerste instantie een tekstuele aanpassing plaats in artikel 2.6.1 lid 4. Meer inhoudelijk is het verwijderen van lid 8. Het opleggen van het maximale aantal reacties wordt hierdoor uit de verordening weggelaten. Het aantal keer reageren is afhankelijk van het systeem en een kwestie van efficiënte verhuur. Het gaat ook niet alleen om het aantal reacties maar ook om de mogelijkheden er omheen (intrekken reacties, inzicht in slaagkansen). Dergelijke mogelijkheden staan ook niet omschreven in de verordening. Uitgangspunt van de verordening is dat het systeem eenduidig en transparant is, waarbij het aanbod tijdig en voor iedere woningzoekende inzichtelijk is. Dit uitgangspunt wordt omschreven in lid 4 van artikel 2.6.1.
3
Aanpassing 3: Lotingsysteem Aanleiding Al enige jaren is het mogelijk om via lokaal maatwerk woonruimte te verdelen via loting. In het systeem van WoningNet is hiervoor een speciale module opgenomen waar aanbieders gebruik van kunnen maken. Aanpassing van het systeem is hierbij niet nodig. De afgelopen jaren heeft de gemeente Nieuwegein gebruik gemaakt van de lotingmodule waarbij ongeveer 20% van het aanbod werd verloot. Bij deze lotingmodule maakt Iedere woningzoekende evenveel kans op de woning en de status urgent geeft geen voorrang. Inmiddels is er in meer gemeenten interesse in de lotingmodule. Hieronder wordt voorgesteld het ‘lotingsysteem’ naast het aanbodsysteem te zetten en niet meer weggestopt bij lokaal maatwerk.
Voorstel Huidige tekst artikel 2.6.1 lid 1 lid 5
lid 6a
Aanbodsysteem voor de toewijzing van huurwoningen Burgemeester en wethouders verlenen geregistreerde woningzoekenden medewerking bij het verkrijgen van zelfstandige woonruimte door middel van het aanbodsysteem. Ter bepaling van de volgorde worden alle belangstellende woningzoekenden op datum van inschrijving gerangschikt. De woning wordt voor verhuring aangeboden op volgorde van de anciënniteit. Woningzoekenden met de status "urgent" hebben, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, voorrang boven alle andere kandidaten in de provincie, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders voor de urgente vastgestelde zoekprofiel en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn.
Artikelsgewijze toelichting 2.6.1 Lid 6 “…per jaar niet meer dan 5% van het totaal aantal woningen per gemeente dat in het voorgaande jaar in de Woningkrant is aangeboden, worden aangemerkt als woning waarop de status "urgent" niet geldig is.”
Toevoegen artikel 1 lid 26
Lotingsysteem: de kandidaat voor de aangeboden woonruimte wordt door middel van loting bepaald. (vervolg nummering wordt aangepast)
En vervangen artikel 2.6.1 Systeem voor de toewijzing van huurwoningen lid 1 Burgemeester en wethouders verlenen geregistreerde woningzoekenden medewerking bij het verkrijgen van zelfstandige woonruimte door middel van het aanbodsysteem of het lotingsysteem lid .. Maximaal 20% van het vrijkomende aanbod van sociale woonruimte in een gemeente wordt via het lotingsysteem verhuurd. lid 5a Ter bepaling van de volgorde bij het aanbodsysteem worden alle belangstellende woningzoekenden op datum van inschrijving gerangschikt. De woning wordt voor verhuring aangeboden op volgorde van de anciënniteit. lid 5b De volgorde van de reacties bij het lotingsysteem wordt aselect bepaald (door het computersysteem). Een woningzoekende kan per woning één reactie uitbrengen. lid 6a Woningzoekenden met de status "urgent" hebben bij het aanbodsysteem, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, voorrang boven alle andere kandidaten in de provincie, indien de woonruimte past binnen het door burgemeester en wethouders voor de urgente vastgestelde zoekprofiel en zij hebben gereageerd binnen de zoektermijn.
4
artikelsgewijze toelichting 2.6.1 Lid 6
“…per jaar niet meer dan 5% van het totaal aantal woningen per gemeente dat in het voorgaande jaar met het aanbodsysteem is aangeboden, wordt aangemerkt als woning waarop de status "urgent" niet geldig is.
(Toegevoegd aan de artikelsgewijze toelichting) Het aanbod via het lotingsysteem valt buiten de 5%-regeling, aangezien urgentie in geen enkel geval voorrang geeft bij het lotingsysteem.
Toelichting Loting wordt als vast onderdeel opgenomen van regionale woonruimteverdeling en vervalt bij lokaal maatwerk. Kenmerk van lokaal maatwerk is dat het maatwerk zich richt op specifieke doelgroepen en/of woningen. Bij het lotingsysteem is geen sprake van maatwerk maar geldt als alternatief voor het aanbieden van woonruimte. Voor het gebruik van loting wordt wel een maximum opgenomen van 20% gerelateerd aan het aanbod in een gemeente. Een percentage gelijk aan het lotingexperiment in gemeente Nieuwegein. Loting is slechts een alternatief naast het aanbodsysteem. Volledig overstappen op loting is niet de bedoeling. Bij een dergelijke aanpassing van het systeem is een discussie op hoofdlijnen nodig. Zoals al eerder opgemerkt is met de huidige verordening loting ook mogelijk via lokaal maatwerk, zelfs tot het maximum van 30%.
5
Aanpassing 4a: Reële compensatie Aanleiding Op verzoek van de gemeente Utrecht wordt onderstaande aanpassing voorgesteld. De gevraagde aanpassing betreft lid 5 van artikel 3.1.5 en verduidelijkt de bedoeling en handelwijze met betrekking tot reële compensatie en voorkomt discussie in de toekomst. Uitgangspunten bij reële compensatie: Reële compensatie moet bestaan uit nieuw geplande toekomstige woonruimte waarvoor ten tijde van de aanvraag om vergunning op grond van de Huisvestingwet – voor zover nodig – tevens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw wordt aangevraagd. Reeds voorgenomen of geplande vervangende nieuwbouw –al dan niet vergund- kan niet dienen als reële compensatie. Huidige tekst: Lid 5. Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte (reële compensatie) dient de aanvrager binnen 4 weken na de verzenddatum van het besluit van burgemeester en wethouders een waarborgsom te betalen – dan wel een bankgarantie te stellen – aan het in het vierde lid bedoelde fonds overeenkomstig het bedrag dat geboden zou moeten worden in geval van financiële compensatie. Artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.5 Als uit de belangenafweging in Artikel 3.1.5. blijkt dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de aanvrager, wordt t.b.v. de vergunningverlening de voorwaarde van compensatie opgelegd. Eerst wordt nagegaan of reële compensatie mogelijk is, is dat niet het geval dan volgt financiële compensatie. Door aan de voorwaarde van compensatie te voldoen wordt beoogd de woonruimte die verloren gaat te compenseren en wordt tegemoet gekomen aan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. De compensatie wordt als voorwaarde opgelegd om elders vervangende woonruimte te kunnen (laten) creëren. De reële compensatie vindt binnen deze regio plaats door (delen van) niet woongebouwen te verbouwen tot woonruimte. Deze woonruimte moet daadwerkelijk worden toegevoegd aan de woningvoorraad (d.w.z. beschikbaar zijn voor bewoning). In geval van onttrekking door sloop t.b.v. nieuwbouw kan ook deze nieuwbouw dienen als reële compensatie. De ter compensatie aangeboden woonruimte moet worden opgericht of gebouwd na ontvangst van de aanvraag om omzetting, onttrekking of samenvoeging. Daarbij dient voldoende duidelijkheid te bestaan over de planning en uitvoerbaarheid. Voor de nieuwbouw dient - voor zoveel nodig - een (omgevingsvergunning) te zijn verleend of deze moet in een vergevorderd stadium van verlening verkeren. Vervangen door Lid 5. Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte (reële compensatie) dient de aanvrager: a. tegelijkertijd met of na de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.1.2, voor zover nodig een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning in te dienen voor de toekomstig op te richten vervangende woonruimte; b. binnen 4 weken na de verzenddatum van het besluit van burgemeester en wethouders een waarborgsom te betalen – dan wel een bankgarantie te stellen – aan het in het vierde lid bedoelde fonds overeenkomstig het bedrag dat geboden zou moeten worden in geval van financiële compensatie.
6
Artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.5 "Als uit de belangenafweging in Artikel 3.1.5. blijkt dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de aanvrager, wordt t.b.v. de vergunningverlening de voorwaarde van compensatie opgelegd. Eerst wordt nagegaan of reële compensatie mogelijk is, is dat niet het geval dan volgt financiële compensatie. Door aan de voorwaarde van compensatie te voldoen wordt beoogd de woonruimte die verloren gaat te compenseren en wordt tegemoet gekomen aan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. De compensatie wordt als voorwaarde opgelegd om elders vervangende woonruimte te kunnen (laten) creëren. De reële compensatie vindt binnen deze regio plaats door (delen van) niet woongebouwen te verbouwen tot woonruimte. Deze woonruimte moet daadwerkelijk worden toegevoegd aan de woningvoorraad (d.w.z. beschikbaar zijn voor bewoning). In geval van onttrekking door sloop t.b.v. nieuwbouw kan ook deze nieuwbouw dienen als reële compensatie. Lid 5a van artikel 3.1.5 verduidelijkt de bedoeling en handelwijze m.b.t. reële compensatie. Uitgangspunten: Reële compensatie moet bestaan uit nieuw geplande toekomstige woonruimte waarvoor ten tijde van de aanvraag om vergunning op grond van de Huisvestingwet –voorzoveel nodig- tevens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw wordt aangevraagd. Reeds voorgenomen of geplande vervangende nieuwbouw –al dan niet vergund- kan niet dienen als reële compensatie. Reeds geplande, voorgenomen, in uitvoering zijnde of toegevoegde woonruimte kunnen niet als reële compensatie worden aangeboden ter voldoening aan de compensatieverplichting.
Toelichting Met het opnemen van de aanpassing in de verordening wordt voorkomen dat aanvragers op het moment van indiening van de aanvraag om bijvoorbeeld een omzettings- of onttrekkingsvergunning reeds geplande, voorgenomen, in uitvoering zijnde of toegevoegde woonruimte alsnog als reële compensatie kunnen aanbieden ter voldoening aan de compensatieverplichting. De huidige tekst van artikel 3.1.3 alsmede de tekst van de toelichting op dit artikel kan aanleiding geven voor discussie met ontwikkelaars die reeds in aanbouw zijnde of eerder vergunde woonruimte willen inzetten als compensatie voor een later ingediende aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 3.1.2. betreffende onttrekking, omzetting of samenvoeging.
7
Aanpassing 4b: Reële compensatie Aanleiding Ingebracht door de gemeente Utrecht. Betreft de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.1.5: Reële compensatie. Aanpassing is een reactie op jurisprudentie waarbij het begrip ‘woningtype’ wordt toegevoegd zodat meer duidelijkheid wordt gegeven over de compensatie die wordt verwacht. (Rechtbank Utrecht 2011, SBR 10/1238 en SBR 11/651)
Voorstel Huidige tekst: artikelsgewijze toelichting 3.1.5 Er is sprake van gelijkwaardige vervangende woonruimte als de ter compensatie aangeboden woonruimte op de onderdelen zelfstandigheid en het aantal vierkante meters gelijk is aan de onttrokken woning. Beide onderdelen wegen hierbij even zwaar. Wanneer sprake is van onvoldoende vierkante meters, is het mogelijk om deze vierkante meters financieel te compenseren.
Vervangen door artikelsgewijze toelichting 3.1.5 Er is sprake van gelijkwaardige vervangende woonruimte als de ter compensatie aangeboden woonruimte op de onderdelen zelfstandigheid, woningtype en aantal vierkante meters gelijk is aan de onttrokken woning. Alle onderdelen wegen hierbij even zwaar. Wanneer sprake is van onvoldoende vierkante meters, is het mogelijk om deze vierkante meters financieel te compenseren.
8
Aanpassing 5: woongroep en hospita Aanleiding Om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheid voor woongroepen en de hospitasituatie wordt voorgesteld de omschrijving van beiden aan te scherpen. Voorstel woongroep Huidige tekst: Artikelsgewijze toelichting artikel 1 lid 44 "Een woongroep wordt gedefinieerd als een groep van twee of meer meerderjarige personen die de bedoeling hebben om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan. Ieder lid is ingeschreven als woningzoekende en draagt bij in het gebruik van voorzieningen als keuken en sanitair. De woongroep staat tenminste 1 jaar als groep geregistreerd op de lijst van woningzoekenden of heeft langer dan 1 jaar op hetzelfde adres gewoond. Een woongroep is georganiseerd in een rechtspersoon en beschikt over een gezamenlijke rekening waarvan de vaste lasten en dagelijkse uitgaven worden betaald, zoals de huur. Bij nieuwbouw van een woning voor een woongroep is er sprake van een initiatiefgroep waarvan de leden het recht van eerste bewoning krijgen." Vervangen door (De dikgedrukte zin wordt als volgt aangepast (zie onderstreepte deel)) Een woongroep is georganiseerd in een formele rechtspersoon (opgericht bij notariële akte en met inschrijving in de Kamer van Koophandel) en beschikt over een gezamenlijke rekening waarvan de vaste lasten en dagelijkse uitgaven worden betaald, zoals de huur.
Voorstel hospitasituatie Huidige tekst: Artikelsgewijze toelichting artikel 1 lid 44 Bij een hospes / hospitasituatie is sprake van één hoofdhuurder of eigenaar / bewoner (voor meer dan 50% eigenaar) die maximaal 2 kamers aan in totaal maximaal 2 personen verhuurt. Tevens geldt hierbij de eis dat de hoofdhuurder of eigenaar / bewoner het exclusieve gebruiksrecht moet hebben op minimaal 50% van de gebruiksoppervlakte van de woning als bedoeld in NEN 2580. Voor de berekening van de oppervlakte van de woning worden de gemeenschappelijke ruimten, zoals gang, badkamer, keuken en toilet, niet meegerekend. Dit betekent dat de hoofdhuurder of eigenaar / bewoner het exclusieve gebruiksrecht moet hebben op minimaal 50% van die ruimten waarop ofwel de hoofdhuurder of eigenaar / bewoner ofwel de onderhuurder een exclusief gebruiksrecht heeft. Uit de regeling vloeit automatisch voort dat er sprake moet zijn van een huurcontract zowel met de hoofdhuurder als tussen de hoofdhuurder en de onderhuurders. Vervangen door: (Tussen de beide dikgedrukte woorden komt de schuingedrukte toevoeging): …verhuurt. De hoofdhuurder of eigenaar/bewoner kan ook een samenwonend paar zijn, onder voorwaarde dat er sprake is van aantoonbaar gezinsverband en/of (duurzame) relatie blijkend uit een notarieel vastgelegd samenlevingscontract, huwelijksakte of akte van geregistreerd partnerschap. Is dit laatste niet aantoonbaar dan wordt voor de toepassing en uitleg van de hospita regeling uitgegaan van individuele personen die op een bepaald adres woonachtig zijn. Tevens…..
9
Aanpassing 6: criteria voor de vergunningverlening Aanleiding De toelichting bij artikel 3.1.4 is bij de vorige wijziging van 1 juli 2012 niet juist aangepast. Op dit moment geeft de huisvestingsverordening aan dat de compensatiedrempel van € 280.000,- in Utrecht niet alleen voor omzetten, maar ook voor onttrekken en samenvoegen geldt. Aangezien deze drempel in Utrecht alleen voor omzetten is bedoeld en niet op situaties van onttrekking of samenvoeging wordt een wijziging voorgesteld. De gemeenten Houten en Bunnik sluiten zich bij deze wijziging aan. De tekst blijft hierdoor eenduidig. Als tweede aanpassing is opgenomen, ter verduidelijking en in aansluiting van de praktijk, de aantoonbaarheid van het niet willen of kunnen compenseren door de aanvrager.
Voorstel Huidige tekst Artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4 Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragerbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad) en de leefbaarheid (het belang van het beschermen van de leefbaarheid van het woon- en leefmilieu in een complex, straat of buurt). Voor de gemeenten Bunnik, Houten en Utrecht geldt voor woningen, behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starter en doorstromers op de woningmarkt, dat prioriteit wordt gegeven aan het behoud van de bestaande zelfstandige woningvoorraad. Voor woningen behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starter en doorstromers wordt de volgende tabel gebruikt. Met het prijspeil van de WOZ-waarde op 1 januari, jaar van vergunningaanvraag. Gemeente: Bunnik Houten Utrecht
WOZ-waarde tot: € 260.000,€ 275.000,€ 280.000,-
Wanneer aan het aanvragerbelang voorrang wordt verleend (lid 1), moet de vergunning worden verleend. Er kan geen compensatie worden gevraagd. Als het belang van de aanvrager minder zwaar weegt dan het belang van de volkshuisvesting (lid 2), dan is in de verordening een compensatiemogelijkheid opgenomen. Op grond van jurisprudentie wil dit zeggen dat als de aanvrager bereid is te compenseren, de vergunning verleend moet worden (ook als het college van oordeel zou zijn dat geen enkele compensatie het verlies van zelfstandige woonruimte zou kunnen compenseren). Wil de aanvrager niet compenseren, dan wordt de vergunning niet verleend. Op grond van artikel 32 van de Huisvestingswet dient de gemeenteraad in de verordening tenminste de voorschriften, die burgemeester en wethouders aan de verlening van een vergunning kunnen verbinden, op te nemen. Vervangen door: Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragerbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad) en de leefbaarheid (het belang van het beschermen van de leefbaarheid van het woon-en leefmilieu in een complex, straat of buurt).
10
Wat betreft de omzettingsvergunning in de gemeenten Bunnik, Houten en Utrecht geldt voor woningen, behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starter en doorstromers op de woningmarkt, dat prioriteit wordt gegeven aan het behoud van de bestaande zelfstandige woningvoorraad. Voor woningen behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starter en doorstromers wordt de volgende tabel gebruikt. Met het prijspeil van de WOZ-waarde op 1 januari, jaar van vergunningaanvraag. Gemeente: Bunnik Houten Utrecht
WOZ-waarde tot: € 260.000,€ 275.000,€ 280.000,-
Wanneer aan het aanvragerbelang voorrang wordt verleend (lid 1), moet de vergunning worden verleend. Er kan geen compensatie worden gevraagd. Als het belang van de aanvrager minder zwaar weegt dan het belang van de volkshuisvesting (lid 2), dan is in de verordening een compensatiemogelijkheid opgenomen. Als de aanvrager bereid is te compenseren -en er zijn geen overige beletselen zoals een negatieve leefbaarheidstoets- dan moet de vergunning verleend worden (ook als het college van oordeel zou zijn dat geen enkele compensatie het verlies van zelfstandige woonruimte zou kunnen compenseren). Indien de aanvrager echter aantoonbaar niet wil of kan compenseren (met een voorafgaande waarborg), dan zal de vergunning alsnog worden geweigerd.
11
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
9 2012-06982 1
12 december 2012 Portefeuillehouder
: J.A.E. Landwehr
Onderwerp Vaststelling regiobijdrage 2014
Voorstel AB besluit • • •
De regiobijdrage per inwoner voor 2014 vaststellen op € 3,10 zijnde een verlaging met 10% ten opzicht van de regiobijdrage 2013; Een taakstelling op het werkbudget/inhuur op te nemen binnen de programma’s van de regiobijdrage, in te vullen in de Programmabegroting 2014; Instemmen met de Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2014.
Samenvatting In bijgevoegde Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2014 wordt de hoogte van de regiobijdrage voor het begrotingsjaar 2014 berekend. Na vaststelling door het algemeen bestuur wordt deze brief verstuurd aan de BRU-gemeenten, zodat zij in hun begroting rekening kunnen houden met deze bijdrage. Rond de vaststelling van de Programmabegroting 2013 zijn van de gemeenten Utrecht en Stichtse Vecht brieven ontvangen met betrekking tot de hoogte van de regiobijdrage aan BRU. De gemeente Utrecht wenste een verlaging van de regiobijdrage vanaf 2013 vanwege bezuinigingen en de gemeente Stichtse Vecht gaf aan dat gelet op de onzekerheid omtrent de WGR+ de status quo te handhaven en de regiobijdrage te baseren op de voormalige gemeente Maarssen. Over beide brieven heeft het DB voor het jaar 2013 een standpunt ingenomen, namelijk dat de brief van Utrecht wordt meegenomen in de voorbereidingen van de begroting voor 2014 waarvan dit voorstel onderdeel is. Voor de gemeente Stichtse Vecht zal de regiobijdrage 2014 voorlopig berekend worden op het inwoneraantal van Maarssen totdat er duidelijkheid is over de WGR+ en de gemeente een standpunt hierover heeft genomen. De regiobijdrage per inwoner over 2013 bedraagt € 3,44. Gelet op de signalen van de gemeenten over de hoogte van regiobijdrage wordt voor 2014 voorgesteld de regiobijdrage te verlagen met 10% met een taakstelling op het werkbudget/inhuur van de regioprogramma’s. De regiobijdrage per inwoner voor 2014 komt hiermee op € 3,10.
Pagina 1 van 4
Toelichting In de Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2014 worden de gemeenten geïnformeerd over de hoogte van de regiobijdrage voor het begrotingsjaar 2014. Dit gebeurt in een vroegtijdig stadium, om de BRUgemeenten tijdig te kunnen informeren over de hoogte van hun bijdrage aan BRU. Zij kunnen hier in hun begroting voor 2014 hier rekening mee kunnen houden. Voor BRU is de vaststelling van de regiobijdrage een kader voor de Programmabegroting 2014. Het model hierna geeft de positie van de Vaststellingsbrief in de P&C-cyclus weer.
PLANNING
1x per 4 jaar
REGIONALE AGENDA
dec. t-2
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE
jun. t-1 dec. t-1
PROGRAMMABEGROTING
dec. t-1
TEAMPLANNEN
CONTROL
OVERDRACHTSDOCUMENT
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
SECRETARISDIRECTEUR
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
TEAMMANAGERS
dec. t-1
FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
Rond de vaststelling van de Programmabegroting 2013 zijn van de gemeente Utrecht en Stichtse Vecht brieven ontvangen met betrekking tot de hoogte van de regiobijdrage aan BRU. Het DB heeft op beide brieven een standpunt ingenomen voor het jaar 2013, maar deze brieven hebben ook zijn effect op de bepaling van de regionale bijdrage 2014. Regionale bijdrage 2013 De regiobijdrage 2013 is vastgesteld met als basis de regiobijdrage 2012, de bijdrage per inwoner van € 3,37 is geïndexeerd met 2% tot € 3,44. De opbouw per gemeente is als volgt: Gemeente De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht 1) Utrecht Vianen Zeist Totaal 1)
Aantal inwoners 42.017 14.459 47.622 34.226 60.896 62.781 307.081 19.647 60.286 649.015
Regiobijdrage 2013 € 144.538 € 49.739 € 163.820 € 117.737 € 209.482 € 215.967 € 1.056.359 € 67.586 € 207.384 € 2.232.612
Stichtse Vecht: Maarssen, Loenen en Breukelen
Pagina 2 van 4
De regiobijdrage 2013 vormt de financiering van de volgende programma’s: • Bestuur € 1.146.000 • Ruimtelijke Ordening € 545.000 • Economische Zaken € 210.000 • Groen, Recreatie & Milieu € 82.000 • Wonen € 250.000 € 2.233.000 De kostenopbouw van de regiobijdrage in de programma’s is (afgerond): • Personeelskosten € 900.000 • Overheadkosten € 500.000 • Inhuur € 200.000 • Budget activiteiten € 600.000 € 2.200.000 De kosten van inhuur/werkbudget, totaal € 800.000 zijn als volgt verdeeld over de programma’s: • Bestuur € 270.000 • Ruimtelijke Ordening € 245.000 • Economische Zaken € 210.000 • Groen, Recreatie & Milieu € 5.000 • Wonen € 70.000 € 800.000
Gemeente Utrecht In de brief van 7 juni 2012 geeft de gemeente Utrecht aan dat vanwege bezuinigingen in de Voorjaarsnota 2012 van de gemeente een vermindering van de regiobijdrage aan BRU is opgenomen van € 0,2 mln in 2013 en vanaf 2014 € 0,3 mln. Dit betekent een structurele verlaging van de bijdrage van Utrecht met zo’n 20 tot 30%. In een brief van 9 juli 2012 aan de gemeente Utrecht heeft het DB het standpunt ingenomen dat de regiobijdrage 2013 niet aangepast kan worden omdat deze regiobijdrage door algemeen bestuur is vastgesteld in juni 2012. Het DB stelt ook dat een eventuele korting op de regiobijdrage door de gemeenten gezamenlijk geïnitieerd moet worden. Voor 2012 en 2013 is toegezegd dat de eventueel niet bestede regiobijdrage teruggestort wordt naar de gemeenten. Dit gebeurt via de resultaatbestemming bij de jaarrekening. Tevens is toegezegd dat voor de periode na 2013 onderzocht zal worden of er mogelijkheden zijn om de regiobijdrage structureel te verlagen, dit in samenhang met de lopende discussie over de regionale samenwerking (U10). Brief Stichtse Vecht De regionale bijdrage 2013 voor Stichtse Vecht is gebaseerd op het inwoneraantal van Maarssen, Loenen en Breukelen, conform de Vaststellingsbrief Regiobijdrage 2013, vastgesteld door het AB op 14 december 2011. Dit is nog bevestigd in een brief aan de gemeente in juli 2012. Stichtse Vecht heeft hierop gereageerd bij brief van 16 augustus 2012. Gesteld wordt dat de gemeenteraad van Stichtse Vecht in december 2011 gekozen heeft om zolang er geen duidelijkheid is over de WGR+ de bijdrage gehandhaafd blijft op de voormalige gemeente Maarssen. Dit standpunt is door het DB van 3 september 2012 overgenomen. De programmabegroting 2013 is hierop aangepast. Deze aanpassing is ook van toepassing voor de Regiobijdrage 2014.
Pagina 3 van 4
Regiobijdrage 2014 De financiële effecten van de brieven van de gemeenten Stichtse Vecht en Utrecht zijn van belang voor de regiobijdrage 2014. Voor Stichtse Vecht zal de regiobijdrage 2014 berekend worden op het inwoneraantal van Maarssen. Utrecht is akkoord gegaan met het standpunt van het DB over de bijdrage 2012 en 2013, maar de verwachting is dat voor 2014 e.v. Utrecht vasthoudt aan een lagere bijdrage zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2012 van de gemeente. De overige gemeenten kunnen dit standpunt voor verlaging van de regiobijdrage gaan volgen, zij hebben immers ook te maken met bezuinigingen. Een verlaging van de regiobijdrage heeft uiteraard gevolgen voor de programma’s. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden welke activiteiten niet meer gedaan worden met eventuele personele consequenties. Voor het bepalen van de regionale bijdrage 2014 wordt voorgesteld een verlaging van de regiobijdrage 2014 doorvoeren van 10% met een taakstelling naar het werkbudget binnen de programma’s van de regiobijdrage. Dit betekent dat bepaalde activiteiten niet meer of minder worden uitgevoerd. Welke activiteiten dat zijn en wat de gevolgen zijn voor de programmadoelstellingen wordt ingevuld bij de Programmabegroting 2014, vast te stellen door het algemeen bestuur in juni 2013. De regiobijdrage per inwoner over 2013 bedraagt € 3,44. Rekening houdend met de voorgestelde verlaging van 10% wordt de regiobijdrage per inwoner voor 2014 € 3,10. Voor het inwoneraantal worden de meest recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd, het inwoneraantal op 1-1-2012. Dit leidt tot de volgende bedragen per gemeente:
Gemeente De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht* Utrecht Vianen Zeist Totaal
Aantal inwoners
Regiobijdrage 2013 € 3,44 per inwoner € 144.538 € 49.739 € 163.820 € 117.737 € 209.482 € 133.664 € 1.056.359 € 67.586 € 207.384 € 2.150.309
42.079 14.451 48.309 34.271 60.720 39.663 316.275 19.670 61.233 636.671
Regiobijdrage 2014 € 3,10 per inwoner € 130.445 € 44.798 € 149.758 € 106.240 € 188.232 € 122.955 € 980.452 € 60.977 € 189.822 € 1.973.679
* Inwoneraantal gemeente Stichtse Vecht is gebaseerd op het inwoneraantal van Maarssen.
In de Programmabegroting 2014 die in juni 2013 ter vaststelling aan het algemeen bestuur zal worden aangeboden, wordt uitgegaan van deze beschikbare middelen vanuit de regiobijdrage.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 4 van 4
Aan de raden van de BRU-gemeenten
Datum: Kenmerk:
28 november 2012
Contactpersoon: Telefoon:
E.Philips 030-2862 525
Onderwerp:
Vaststelling Regiobijdrage 2014
Geachte heer, mevrouw, Op grond van de Gemeenschappelijke Regeling Bestuur Regio Utrecht artikel 26 is er per deelnemende gemeente een bijdrage aan de begroting van Bestuur Regio Utrecht verschuldigd. Door middel van deze brief informeren wij u over de hoogte van deze bijdrage voor het begrotingsjaar 2014, zoals deze door het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht is vastgesteld op 12 december 2012. Het vaststellen van deze regiobijdrage gebeurt in een vroeg stadium, zodat u hier als gemeenten in uw begroting voor 2014 rekening mee kunt houden. Bij de bepaling van de gemeentelijke regiobijdrage wordt voor de afrekening uitgegaan van het aantal inwoners. Hierbij worden de meest recente gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd. Op het moment van opstellen van deze brief gaven deze meest recente cijfers het aantal inwoners per 1 januari 2012. De regiobijdrage per inwoner over 2013 bedraagt € 3,44. Gelet op de signalen van de gemeenten over de hoogte van de regiobijdrage wordt voor 2014 deze bijdrage verlaagd met 10% met een taakstelling op het werkbudget/inhuur van de regioprogramma’s. De regiobijdrage per inwoner voor 2014 komt hiermee op € 3,10. In onderstaand overzicht is de bijdrage per gemeente weergegeven. Gemeente
Aantal inwoners 42.079 14.451 48.309 34.271 60.720 39.663 316.275 19.670 61.233 636.671
De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht* Utrecht Vianen Zeist Totaal
Regiobijdrage 2013 € 3,44 per inwoner € 144.538 € 49.739 € 163.820 € 117.737 € 209.482 € 133.664 € 1.056.359 € 67.586 € 207.384 € 2.150.309
Regiobijdrage 2014 € 3,10 per inwoner € 130.445 € 44.798 € 149.758 € 106.240 € 188.232 € 122.955 € 980.452 € 60.977 € 189.822 € 1.973.679
* Inwoneraantal gemeente Stichtse Vecht is gebaseerd op het inwoneraantal van Maarssen. Postbus 14107 3508 SE Utrecht Bank 46.53.43.570
[email protected] www.regioutrecht.nl
Bezoekadres: Maliebaan 34 3581 CR Utrecht T (030) 286 25 25 F (030) 286 25 00
In Bestuur Regio Utrecht werken negen gemeenten samen aan de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de regio Utrecht. Het gaat om: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist.
Voor de gemeente Stichtse Vecht zal de regiobijdrage 2014 voorlopig berekend worden op het inwoneraantal van Maarssen totdat er duidelijkheid is over de WGR+. De taakstelling op het werkbudget/inhuur vormt een kader voor de Programmabegroting 2014. In samenhang met de U10 ontwikkeling en WGR+ worden keuzes gemaakt welke activiteiten niet meer of minder gedaan worden en welke gevolgen dit heeft voor de realisatie van de programmadoelstellingen. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet,
Drs. P.C.M. van Elteren secretaris-directeur (a.i.)
mr. A. Wolfsen voorzitter
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
10 2012-06983 3
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
drs. J.J.L.M. Janssen
Onderwerp Instellen externe bezwaarschriftencommissie en ad hoc bezwaarschriftencommissie en verlengen geschillencommissie Regiotaxi Utrecht
Voorstel AB besluit • • •
•
Instellen van een externe bezwaarschriftencommissie die advies zal geven bij de afhandeling van bezwaren gericht tegen besluiten van het AB, het DB of de voorzitter; De zittingstermijn van de huidige leden van de geschillencommissie Regiotaxi Utrecht te verlengen van 1 juli 2013 tot 1 april 2014; De volgende commissieleden te benoemen van de ad hoc bezwaarschriftencommissie ten behoeve van het bezwaar gericht tegen de gunningsbeschikking in het kader van de aanbesteding concessie openbaar vervoer: o Mw. A. Vreugdenhil (voorzitter); o Dhr. P. Verheijdt; o Mw. B. Kampman. De Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 en de Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht vast te stellen.
Aanleiding Externe bezwaarschriftencommissie Voor het behandelen van bezwaarschriften kan op basis van de Algemene wet bestuursrecht een externe bezwaarschriftencommissie worden ingesteld. Deze commissie hoort de bezwaarde en adviseert aan het bestuursorgaan over het bezwaarschrift. Vervolgens neemt het bestuursorgaan zelf een besluit op het bezwaarschrift. Bij BRU is nu geen externe bezwaarschriftencommissie. Voorgesteld wordt een dergelijke commissie in te stellen. Hiervoor moeten twee verordeningen worden vastgesteld. Een verordening waarbij de instelling en werkwijze voor de commissie wordt geregeld en een verordening waarin de vacatiegelden voor de commissieleden worden bepaald. De commissie zal bevoegd worden te adviseren over bezwaarschriften die worden ingediend tegen besluiten van het DB, het AB of de voorzitter. De commissie is echter niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten inzake rechtspositionele aangelegenheden of besluiten inzake de Europese aanbestedingsprocedure voor de concessie voor het openbaar vervoer. Ad hoc bezwaarschriftencommissie in het kader van de aanbesteding concessie openbaar vervoer Naar aanleiding van het gunningsbesluit in het kader van de aanbesteding van de concessie openbaar vervoer is het waarschijnlijk dat er een bezwaar wordt ingediend. Nu de aanbestedingsprocedure slechts eens per 10 jaar voor komt en specifieke juridische materie betreft anders dan de gebruikelijke besluitvorming van de bestuursorganen van BRU, zal de externe vaste bezwaarschriftencommissie niet bevoegd worden in deze te adviseren. Daarbij zal de werving Pagina 1 van 3
en selectie van de commissieleden van de vaste bezwaarschriftencommissie niet tijdig zijn afgerond om te kunnen voldoen aan de termijnen op het gebied van de bezwaarbehandeling in deze procedure. Het AB wordt dan ook voorgesteld alvast de leden te benoemen die in deze de ad hoc bezwaarschriftencommissie zullen vormen. Geschillencommissie Regiotaxi Utrecht Regiotaxi Utrecht heeft een eigen geschillencommissie die bezwaren behandelt met betrekking tot klachten over Regiotaxi Utrecht. Het DB heeft op 3 juli 2009 mevrouw A. Dekker, de heer H.C.A. Zandvliet en de heer B.J. Schouten benoemd tot leden van deze geschillencommissie. De leden zijn benoemd voor een periode van 4 jaar; deze periode kan op basis van het reglement één maal met maximaal 4 jaar worden verlengd. Op 8 oktober 2012 heeft het DB besloten de lopende overeenkomsten voor de uitvoering van Regiotaxi Utrecht te verlengen tot 1 februari 2014. Het benoemen, verlengen en ontslaan van commissieleden is een bevoegdheid van het AB. Aan u wordt voorgesteld de zittingstermijn van de huidige leden te verlengen tot 1 april 2014 zodat bezwaren, die betrekking hebben op klachten over de huidige opzet en uitvoering van Regiotaxi Utrecht, nog kunnen worden behandeld door de huidige leden van de geschillencommissie.
Toelichting Externe bezwaarschriftencommissie Binnen BRU bestaat behoefte om een externe bezwaarschriftencommissie in te stellen. Deze commissie zal adviseren over bezwaarschriften die worden ingediend tegen besluiten van het DB, het AB of de voorzitter. Het DB, het AB of de voorzitter nemen na het verkrijgen van dit advies zelf een besluit op bezwaar. Tegen dat besluit op bezwaar staat beroep open bij de bestuursrechter. Op dit moment is er geen externe bezwaarschriftencommissie. Als bezwaar wordt gemaakt, wordt iedere keer opnieuw gekeken welke medewerkers of bestuurders van BRU de bezwaarde zullen horen. Er wordt ongeveer een vijftal bezwaarschriften per jaar afgehandeld. Er zijn diverse redenen waarom BRU behoefte heeft aan een externe bezwaarschriftencommissie: - een objectieve, deskundige en onafhankelijke beoordeling van bezwaarschriften wordt gewaarborgd; - de procedure voor elk bezwaarschrift verloopt gelijk en daarmee meer efficiënt in plaats van de huidige werkwijze waarbij per binnengekomen bezwaarschrift een procedure voor de afhandeling ervan bedacht wordt; - de verhoudingen tussen BRU en subsidieontvangers wordt zakelijker worden waardoor het aantal bezwaarschriften en voortvloeiend daaruit beroepsprocedures bij de rechtbank tegen bijvoorbeeld subsidiebesluiten naar verwachting zal toenemen. De externe commissie geeft een deskundig oordeel over de bestreden besluiten, zodat de besluiten op bezwaar bij de rechter eerder stand zullen houden; - BRU krijgt meer te maken met commerciële marktpartijen die meer middelen beschikbaar hebben voor het voeren van juridische procedures (instellen van bezwaar en beroep) dan particulieren; - het doen van een beroep op een externe bezwaarschriftencommissie door het bestuursorgaan in de voorbereiding op het nemen van een beslissing op bezwaar wordt opgevat als zorgvuldige besluitvorming en draagt bij aan het principe van good governance; - de wettelijk verplichte hoorfase inzake een bezwaarschrift hoeft niet langer door bestuurders of medewerkers van BRU te worden gehouden, waardoor eventuele ongemakkelijke situaties worden voorkomen; - de bestuurders worden in hun verschillende bestuurlijke verantwoordelijkheden niet extra belast in het moeten vormen van een inhoudelijk oordeel over het bezwaar, maar het advies van de commissie kan bij het nemen van een beslissing op het bezwaar als inhoudelijke leidraad worden gebruikt. Pagina 2 van 3
De Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 regelt de instelling, de samenstelling en de werkzaamheden van de commissie. Deze verordening is bijgevoegd. Voor de commissie zullen in totaal vijf personen worden geworven. Het gaat om een voorzitter, twee leden en twee plaatsvervangend leden. Ook zal een extern secretaris worden geworven voor de juridische ondersteuning van de commissie. De kosten van een externe bezwaarschriftencommissie zijn begroot op € 12.000,-- per jaar. De vacatiegelden van de leden van de bezwaarschriftencommissie zijn geregeld in de Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht. Deze verordening is bij het voorstel bijgevoegd. Ad hoc bezwaarschriftencommissie in het kader van de aanbesteding concessie openbaar vervoer Naar aanleiding van het gunningsbesluit in het kader van de aanbesteding van de concessie openbaar vervoer is het waarschijnlijk dat er een bezwaar wordt ingediend. In 2013 zal een vaste externe bezwaarschriftencommissie worden ingesteld. Echter is in de Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 bepaald dat deze externe vaste bezwaarschriftencommissie niet bevoegd is te adviseren inzake besluiten met betrekking tot aanbestedingsprocedures inzake de concessie voor het openbaar vervoer. Daarbij zal de werving en selectie van de commissieleden van de vaste bezwaarschriftencommissie niet tijdig zijn afgerond om te kunnen voldoen aan de termijnen op het gebied van de bezwaarbehandeling in de huidige aanbestedingsprocedure. Aan het algemeen bestuur wordt dan ook voorgesteld de volgende leden in deze bezwaarschriftencommissie te benoemen: • Mw. A. Vreugdenhil (voorzitter) - Jurist aanbesteding en bouw bij de provincie Flevoland Expertise: aanbesteding en mediation; • Dhr. P. Verheijdt - Mede-eigenaar van het onafhankelijke adviesbureau Conquist Consultants Expertise: beleidsontwikkeling en -uitvoering op het gebied van openbaar vervoer; • Mw. B. Kampman - Senior onderzoeker/adviseur bij het onafhankelijk adviesbureau CE Delft Expertise: verkeer en klimaat. Geschillencommissie Regiotaxi Utrecht Regiotaxi Utrecht heeft een eigen geschillencommissie die bezwaren behandelt met betrekking tot klachten over Regiotaxi Utrecht. Het DB heeft op 3 juli 2009 mevrouw A. Dekker, de heer H.C.A. Zandvliet en de heer B.J. Schouten benoemd tot leden van deze geschillencommissie. De leden zijn benoemd voor een periode van 4 jaar; deze periode kan op basis van het reglement één maal met maximaal 4 jaar worden verlengd. Op 8 oktober 2012 heeft het DB besloten de lopende overeenkomsten voor de uitvoering van Regiotaxi Utrecht te verlengen tot 1 februari 2014. Het benoemen, verlengen en ontslaan van commissieleden is een bevoegdheid van het AB. Aan u wordt voorgesteld de zittingstermijn van de huidige leden te verlengen tot 1 april 2014 zodat bezwaren, die betrekking hebben op klachten over de huidige opzet en uitvoering van Regiotaxi Utrecht, nog kunnen worden behandeld door de huidige leden van de geschillencommissie.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
Toelichting Verordening Bezwaarschriftencommissie Algemeen Deze verordening regelt de instelling en werkzaamheden van een externe bezwaarschriftencommissie. Deze bezwaarschriftencommissie zal het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van Bestuur Regio Utrecht (hierna: BRU) adviseren over de afhandeling van bezwaarschriften gericht tegen besluiten van voornoemde organen. Deze verordening moet gelezen worden in combinatie met de bepalingen over bezwaar in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Een externe bezwaarschriftencommissie (hierna: de commissie) wordt aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat bepalingen die van toepassing zijn op bestuursorganen ook gelden voor de commissie. Zo is op een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) of Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) of een klacht in de zin van artikel 9:1 Awb de regelgeving die hierover gaat van toepassing op de commissie.
Artikelsgewijze toelichting Hieronder wordt een toelichting gegeven per artikel. Artikelen die geen toelichting behoeven, zijn weggelaten. Artikel 2. Bevoegdheid commissie BRU heeft voor rechtspositionele aangelegenheden een aparte commissie die adviseert over bezwaarschriften. De in deze verordening opgerichte bezwarencommissie is uitdrukkelijk niet bevoegd om te adviseren over bezwaarschriften inzake rechtspositionele besluiten. Hier is reeds een hoorcommissie voor in het leven geroepen. Tevens is de bezwarencommissie niet bevoegd te adviseren over bezwaarschriften inzake besluiten met betrekking tot aanbestedingsprocedures inzake de concessie voor het openbaar vervoer. Deze aanbesteding vindt eens per 10 jaar plaats waardoor er slechts zelden bewaarprocedures voor lopen en daarbij betreft het inhoudelijk zeer specifieke juridische materie anders dan de reguliere besluitvorming van de bestuursorganen van BRU waardoor de wens bestaat in geval van bezwaren over dit onderwerp een ad hoc adviescommissie in het leven te roepen waarvan de leden deze specifieke kennis in huis hebben.
Artikel 3. Samenstelling van de commissie Bestuur Regio Utrecht kiest voor een volledig externe commissie, wat inhoudt dat zowel de voorzitter als de twee leden geen deel uitmaken van en niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van de bestuursorganen van BRU.
1
In deze bepaling wordt de bevoegdheid om leden te benoemen door het AB gedelegeerd aan het DB van BRU. Het bewaken van de kwaliteit van de commissie ligt hierdoor ook bij het DB. Overigens zal de commissie zelf in de eerste plaats de kwaliteit van haar eigen leden bewaken. Het DB zal moeten ingrijpen als de commissie een voorkomend probleem niet zelf oplost. Bestuur Regio Utrecht kiest voor een commissie waarin 2 plaatsvervangend leden worden aangewezen die kunnen optreden als een vast commissielid verhinderd is. Er zijn binnen de commissie niet verschillende kamers. Dit is gezien het relatief geringe aantal te verwachten bezwaarschriften niet nodig. Artikel 4. Zittingsduur Hoewel in het derde lid bepaald wordt dat een aftredend of ontslag nemende voorzitter of lid van de commissie hun functie blijft vervullen totdat in de opvolging is voorzien, kan een lid of voorzitter niet gedwongen worden feitelijk de functie te blijven vervullen. Artikel 5. De secretaris Op grond van deze bepaling is het mogelijk om nog te kiezen of de secretaris een ambtenaar in dienst van Bestuur Regio Utrecht is, of een externe persoon die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van BRU. Ook mogelijk is een externe secretaris te kiezen, met als plaatsvervanger een ambtenaar van BRU. Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden De voorzitter oefent een aantal bevoegdheden uit die in de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen. Het gaat hier om • het verlangen van een schriftelijke machtiging; • het weigeren van een elektronisch verzonden bericht voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van dit bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelte op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt; • het stellen van een termijn voor het herstellen van een gebrek in het bezwaarschrift; • het verzenden van stukken aan de gemachtigde van bezwaarde; • het voorafgaand aan het horen ter inzage leggen van de stukken voor belanghebbenden en • beslissen over geheimhouding als belanghebbenden in verschillende hoorzittingen gehoord zijn. Artikel 8. Vooronderzoek Deze bepaling in combinatie met artikel 9 van de verordening moet de commissie voldoende middelen geven om de behandeling van het bezwaarschrift voldoende voor te bereiden. Uiteraard moet de voorzitter per zaak bekijken op welke wijze het vooronderzoek zal plaatsvinden. Daarbij hoeven niet alle middelen te worden gebruikt. 2
Artikel 11. Hoorzitting Op basis van artikel 7:3 Awb kan besloten worden in sommige gevallen van horen af te zien. De voorzitter krijgt de bevoegdheid om hierover te beslissen. Artikel 13. Quorum De commissie bestaat uit drie leden, te weten een voorzitter en twee leden. Ook zijn twee plaatsvervangende leden aangewezen. De helft van het aantal leden van de commissie, dus minimaal 2 leden, waaronder de voorzitter of zijn plaatsvervanger, moeten aanwezig zijn bij een zitting. Dat neemt niet weg dat het advies moet worden uitgebracht door de voorzitter en 2 leden. Weliswaar laat de Awb toe dat door twee leden wordt gehoord , maar de Awb eist dat geadviseerd wordt door een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). Artikel 14. Onpartijdigheid Ook in artikel 2:4 Awb is bepaald dat een bestuursorgaan (wat de bezwaarschriftencommissie is) zijn taak zonder vooringenomenheid verricht. Als een lid niet onpartijdig kan zijn in een bepaalde zaak laat hij zich door een ander (plaatsvervangend) lid vervangen. Artikel 15. Openbaarheid zitting De hoorzitting kan achter gesloten deuren plaatsvinden als hiervoor gewichtige redenen zijn. Denk bij gewichtige redenen bijvoorbeeld aan persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard. Artikel 18. Nader onderzoek In veel gevallen zal na het houden van de hoorzitting een advies worden uitgebracht aan de hand van het vooronderzoek en de hoorzitting. Soms is nog iets onduidelijk en zal behoefte bestaan aan het verder doen van onderzoek. Deze bepaling geeft hiertoe de gelegenheid. Na dit nadere onderzoek zal soms behoefte bestaan om de nieuwe bevindingen te bespreken in een tweede hoorzitting. Deze bepaling geeft ook hiertoe de mogelijkheid. Artikel 19. Raadkamer en advies Anders dan de hoorzitting vinden de beraadslagingen van de commissie achter gesloten deuren plaats. De bezwaarschriftencommissie mag alleen een advies uitbrengen. De commissie mag dus niet de bevoegdheid van het bestuursorgaan krijgen om op het bezwaar te beslissen. Het advies moet worden uitgebracht door 3 leden van de commissie, de voorzitter en 2 andere leden. Mocht er door de voorzitter en 1 lid gehoord zijn, dan moet toch het derde lid betrokken worden in de totstandkoming van het advies. Artikel 20. Uitbrengen advies
3
Het advies moet tijdig worden uitgebracht. Bij het tijdig uitbrengen van het advies moet de commissie er rekening mee houden dat het bestuursorgaan nog op tijd een beslissing op bezwaar moet kunnen nemen. De termijn om te beslissen op bezwaar is op grond van artikel 7:10, eerste lid, van de Awb twaalf weken. De termijn vangt aan vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (en dus niet vanaf de dag waarop het bezwaarschrift is binnengekomen bij het bestuursorgaan). Het bestuursorgaan kan deze beslistermijn met een periode van 6 weken verdagen. De voorzitter van de commissie moet het bestuursorgaan tijdig laten weten als gebruik moet worden gemaakt van deze verdagingsmogelijkheid. Verder uitstel is mogelijk voor zover alle belanghebbenden daarmee instemmen of de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften (zie artikel 7:10, vierde lid, van de Awb). Artikel 21. Alternatieve geschillenbeslechting Omdat de bezwaarschriften bij BRU vaak zaken betreffen waarover al veel gediscussieerd is door partijen hoeft niet bij elk bezwaarschrift eerst geprobeerd te worden tot een minnelijke oplossing te komen. Het initiatief ligt bij de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan: geven zij aan eerst te willen onderzoeken of een minnelijke schikking mogelijk is, dan probeert de commissie eerst via een informele wijze tot een oplossing van het geschil te komen. Artikel 22. Jaarverslag De commissie informeert het AB, DB en de voorzitter jaarlijks via het jaarverslag over de werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. In deze bepaling wordt niet precies voorgeschreven wat in dit verslag moet komen te staan: het staat de commissie vrij te bepalen op welke wijze zij invulling geeft aan dit verslag.
4
Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht
Het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 12 november 2012; overwegende, dat het algemeen bestuur een bezwaarschriftencommissie heeft ingesteld op basis van artikel 21, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling; dat deze bezwaarschriftencommissie een adviescommissie is als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (WGR); dat bepaald wordt in artikel 24, vierde lid, van de WGR dat de leden van een commissie van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn, een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie ontvangen en dat hierop de artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet van toepassing zijn; gelet op de artikelen 24, vierde lid van de WGR juncto artikel 96 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de hierna volgende Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. de commissie: de Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht; b. lid van de commissie: een lid dan wel plaatsvervangend lid van de commissie dat als zodanig is benoemd; c. voorzitter van de commissie: de voorzitter van de commissie die als zodanig is benoemd, of bij diens afwezigheid: een lid dat als voorzitter optreedt; d. vergadering: de hoorzittingen van de commissie per dagdeel; Artikel 2. Hoogte vergoeding voor het bijwonen van vergadering 1. De voorzitter van de commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van € 325,--. 1
2. De leden van de commissie ontvangen voor het bijwonen van de vergadering een vergoeding van € 200,--. Artikel 3. Presentielijst Het bijwonen van de vergadering blijkt uit het tekenen van een presentielijst. Artikel 4. Reis- en verblijfkosten Aan de voorzitter en de leden van de commissie worden de reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van een vergadering van de commissie vergoed overeenkomstig de ministeriële regeling ‘Reisregeling binnenland’. Artikel 5. Uitbetaling vergoeding De vergoeding wordt per vergadering uitbetaald op declaratiebasis. Artikel 6. Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening geldelijke vergoedingen bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht”. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur in de openbare vergadering van 12 december 2012. De secretaris,
drs. P.C.M. van Elteren
De voorzitter,
mr. A. Wolfsen
2
Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van Bestuur Regio Utrecht, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 12 november 2012; gelet op de artikelen 7:5 en 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de gemeenschappelijke regeling Bestuur Regio Utrecht;
besluiten:
vast te stellen de hierna volgende Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013 Artikel 1. Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. commissie: de Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht; b. verwerend orgaan: het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen; c. wet: de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2. Bevoegdheid commissie 1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten inzake rechtspositionele aangelegenheden. 3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten met betrekking tot aanbestedingsprocedures inzake de concessie voor het openbaar vervoer. Artikel 3. Samenstelling van de commissie 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. 2. De voorzitter en de leden worden door het dagelijks bestuur benoemd, geschorst en ontslagen. 3. De voorzitter en de leden kunnen geen deel uitmaken van, of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van Bestuur Regio Utrecht of van een bestuursorgaan van een aan de gemeenschappelijke regeling Bestuur Regio Utrecht deelnemende gemeente. 1
4. Het dagelijks bestuur benoemt een aantal plaatsvervangende leden. 5. De commissie wijst uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan. Artikel 4. Zittingsduur 1. De voorzitter en de leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Het is mogelijk om één keer herbenoemd te worden. 2. De voorzitter en de leden kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan het dagelijks bestuur. 3. De aftredende of ontslag nemende voorzitter of leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien. Artikel 5. De secretaris Het dagelijks bestuur benoemt de secretaris van de commissie alsook zijn plaatsvervanger(s). Artikel 6. Ontvangst en doorsturen bezwaarschrift. 1. Na ontvangst van een bezwaarschrift verzendt het verwerend orgaan, of namens hem een gemandateerde ambtenaar, een ontvangstbevestiging. 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld. Artikel 7. Uitoefening bevoegdheden De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden uitgeoefend door de voorzitter van de commissie: a. artikel 2:1, tweede lid; b. artikel 2:15, derde lid; c. artikel 6:6, voor wat betreft het de indiener stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van het niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 kan worden hersteld; d. artikel 6:17, voor wat betreft de verzending van de stukken tijdens de behandeling door de commissie; e. artikelen 7:4, tweede lid en f. artikel 7:6, vierde lid. Artikel 8. Vooronderzoek 1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen. 2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de 2
hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist. Artikel 9. Plaatsopneming 1. Indien de voorzitter plaatsopneming nodig oordeelt, bepaalt hij plaats, dag en uur, waarvan mededeling wordt gedaan aan het verwerend orgaan, de belanghebbenden dan wel hun gemachtigden. 2. Belanghebbenden dan wel hun gemachtigden worden in de gelegenheid gesteld ter plaatse hun zaak mondeling toe te lichten. 3. Van de plaatsopneming wordt een verslag gemaakt. Artikel 10. Adviseren na plaatsopneming De voorzitter kan bepalen dat met de plaatsopneming de zaak genoegzaam is voorbereid voor het uitbrengen van een advies. Artikel 11. Hoorzitting 1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen. 2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet. 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan. Artikel 12. Uitnodiging zitting 1. De voorzitter nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit. 2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend orgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen. 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld. 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid. Artikel 13. Quorum Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden, onder wie in elk geval de voorzitter, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn. Artikel 14. Onpartijdigheid 3
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen. Artikel 15. Openbaarheid zitting 1. De zitting van de commissie is openbaar. 2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende of zijn gemachtigde daartoe een verzoek doet. 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats achter gesloten deuren. Artikel 16. Handhaving orde zitting De voorzitter handhaaft de orde ter zitting. Hij is bevoegd wanneer de orde op enigerlei wijze wordt verstoord, de schuldige te doen verwijderen. Artikel 17. Schriftelijke verslaglegging 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid. 2. Het verslag vermeldt in het kort wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen. 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding. 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht. 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie of hun vervangers. Artikel 18. Nader onderzoek 1. Indien na afloop van de zitting, maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.
4
2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden. 3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op een dergelijk verzoek. 4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Artikel 19. Raadkamer en advies 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies. 2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies. 3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter. 4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt. 5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift. 6. Het advies wordt door de voorzitter, of diens plaatsvervanger, en de secretaris, of diens plaatsvervanger, ondertekend. Artikel 20. Uitbrengen advies 1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag, als bedoeld in artikel 17 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen. 2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van 12 weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen. 3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift. Artikel 21. Alternatieve geschillenbeslechting Indien de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan daartoe de wens te kennen geven, wordt de bezwaarschriftprocedure opgeschort, in afwachting van de behandeling van het onderliggende conflict door middel van alternatieve geschillenbeslechting. Artikel 22. Jaarverslag 5
De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van Bestuur Regio Utrecht verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar. Artikel 23. Citeerartikel Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Bezwaarschriftencommissie Bestuur Regio Utrecht 2013”. Artikel 24. Inwerkingtreding Deze verordening treedt met ingang van 1 maart 2013 in werking, tenzij de bekendmaking van deze verordening later plaatsvindt dan 28 februari 2013. In dat geval treedt deze verordening de dag na bekendmaking van de verordening in werking. Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur in de openbare vergadering van 12 december 2012,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
6
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
11 2012-06984 1
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
J.A.E. Landwehr
Onderwerp Opdrachtverlening accountantscontrole en normenkader 2012
Voorstel AB besluit 1) Instemmen met de opdrachtverlening voor de accountantscontrole 2012 aan Deloitte Accountants B.V. 2) Het geactualiseerde normenkader vaststellen (bijlage 1)
Aanleiding Controle verordening art. 213 Gemeentewet (start van de accountantscontrole 2012)
Toelichting Conform artikel 2 lid 1 van de controleverordening wordt de opdrachtverlening aan de accountant jaarlijks verstrekt door het algemeen bestuur. Voorgesteld wordt om deze opdracht aan Deloitte Accountants B.V. te verstrekken. Namens het algemeen bestuur treedt de rekeningcommissie op als eerste aanspreekpunt. In november zijn de opdrachtverlening en het normenkader met de rekeningcommissie besproken. In artikel 2 lid 3 a t/m c staat dat het algemeen bestuur tevens het programma van eisen voor de accountantscontrole vaststelt. Hierin worden opgenomen: a) De goedkeuringstoleranties bij de controle b) Apart te controleren deelverantwoordingen c) De frequentie van eventueel aanvullend uit te voeren tussentijdse controles De goedkeuringstoleranties zijn opgenomen in het controleprotocol. Dit protocol is in 2009 vastgelegd voor een periode van 5 jaar, wat inhoudt dat deze geldig is tot en met de controle over 2013. Het protocol zal alleen tussentijds worden aangepast als de accountantscontrole daar aanleiding toe geeft. Aparte deelverantwoordingen zijn voor BRU niet van toepassing en zijn daarom niet in het programma van eisen opgenomen. Er is een interim controle opgenomen in het derde kwartaal als aanvulling op de jaarcontrole. Lid 3 d en e van artikel 2 bieden het algemeen bestuur de mogelijkheid voor ieder afzonderlijk jaar eventueel posten met bijbehorende afwijkende rapporteringtoleranties vast te stellen waar de accountant specifiek aandacht aan dient te besteden. De huidige controle is dusdanig breed van opzet dat alle processen van belang worden meegenomen en alle risico’s worden beoordeeld. We achten het daarom niet noodzakelijk om extra controles toe te voegen.
Pagina 1 van 2
Lid 4 bied de mogelijkheid om in overleg met de accountant extra controles toe te voegen. Ook dit achten we niet noodzakelijk. In het kader van de opdrachtverstrekking aan de accountant is het noodzakelijk dat u het geactualiseerde normenkader vaststelt. Actualisatie is noodzakelijk in verband met wijzigingen in de interne regelgeving. Het normenkader is hierop aangepast. De wijzigingen waren: Regelgeving Regeling budgetbeheer 2012 Inkoopbeleid 2012 Financiële verordening 2012 Mandaatregister
Door wie vastgesteld Dagelijks bestuur Dagelijks bestuur Algemeen bestuur Dagelijks bestuur
Wanneer 13 februari 2012 13 februari 2012 29 februari 2012 26 maart 2012
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
Bijlage 1. Normenkader Inventarisatie wet- en regelgeving in het kader van de rechtmatigheidscontrole bij het Bestuur Regio Utrecht In het navolgende overzicht is een inventarisatie gegeven van de in het kader van de rechtmatigheidscontrole bij het BRU relevante algemene wet- en regelgeving. Dit overzicht moet als volgt worden gelezen: In de eerste kolom wordt een algemene omschrijving gegeven die overeenkomt met een mogelijke algemene aanduiding van programma´s en/of producten. In de tweede kolom wordt e.e.a. nader uitgewerkt naar de specifieke activiteiten welke onder zo´n programma/product kunnen vallen. In de kolom wetgeving extern wordt de te toetsen wet- en regelgeving op rijksniveau (wetten in formele zin, AMvB’s en ministeriële regelingen) aangegeven die direct een relatie heeft met het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie van het BRU. Het feitelijke toetsingkader voor een specifieke geldstroom moet echter veelal nog nader worden uitgewerkt in een regeling van BRU. Voor subsidies van en voor derden worden bijvoorbeeld nadere subsidieregels opgesteld. De randvoorwaarden waarbinnen uitgaven (lasten) mogen worden (aan)gedaan worden onder meer ontleend aan de begroting, de beheersverordening,het delegatiebesluit Bestuur Regio Utrecht en het mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit Bestuur Regio Utrecht. Deze regelingen van BRU zijn te vinden in de vierde kolom. Tot slot is in de vijfde kolom aangegeven welke delen van de regelingen van BRU in het bijzonder relevant zijn voor de financiële beheershandelingen.
Mutaties 2012: Regelgeving Extern geen Regelgeving Intern Tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur d.d. 13 februari zijn de regeling budgetbeheer 2012 en het inkoopbeleid 2012 vastgesteld. Tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur d.d. 26 maart 2012 zijn nieuwe regelingen aan het mandaatregister toegevoegd. Tijdens de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 29 februari is de financiële verordening 2012 vastgesteld. Deze herzieningen zijn opgenomen in dit controleprotocol.
1
Programma’s/ producten
Specifieke activiteit
Wetgeving extern
Regelgeving intern
Bestuur & Bedrijfsvoering
Algemeen financieel middelenbeheer
-Grondwet -Burgerlijk Wetboek -Gemeentewet -Besluit Begroting en verantwoording -Wet gemeenschappelijke regelingen, inclusief hoofdstuk XI over de WGR+ -Algemene wet bestuursrechthoudende wijziging van enkele besluiten in verband met de invoering van single information single audit voor specifieke uitkeringen.312) - Regeling verantwoordingsinformatie specifieke uitkeringen -Wet financiering decentrale overheden - Regeling uitzettingen derivaten decentrale overheden -Ambtenarenwet -Fiscale wetgeving -Sociale verzekeringswetten -CAR/UWO
-Verordening ex art 212: financieel beleid, beheer en inrichting financiële organisatie -Verordening ex art. 213: controle -Financieel Statuut
geheel art. 4 t/m 12, 16 t/m 19
-Gemeenschappelijke Regeling BRU
hoofdstuk 6
-Treasurystatuut 2011-2015
art. 1 t/m 13
-EU-aanbestedingsregels
Regeling budgetbeheer 2012 Inkoopbeleid 2012
Treasury beheer
Arbeidsvoorwaarden en personeelsbeleid
Inkopen en contractbeheer
2
Financiële beheershandelingen (toetsingskader) geheel
Programma’s/ producten
Specifieke activiteit
Wetgeving extern
Regelgeving intern
-Bijdrageregeling BOR-fonds BRU
Mobiliteit (Verkeer en Vervoer)
Ruimtelijk Beleid & Wonen (Stedelijke ontwikkeling, wonen en economie)
Grondbeleid
Wonen, economie en beheer gemeentelijke panden en accommodaties
Financiële beheershandelingen (toetsingskader) art. 3, 5 t/m 10, 13,14,15, 16, 20, 23 t/m 28
Wet BDU Verkeer en Vervoer
-Subsidieverordening Mobiliteit Regio Utrecht 2011
- Art. 2.1, 2.4 t/m 2.6, 2.8 t/m 2.10, 2.12, 2.13, 3.1 t/m 3.3, 4.1, 4.2, 4.5, 4.6
-Wet ruimtelijke ordening -Besluit ruimtelijke ordening -Besluit locatiegebonden subsidies 2005 -Wet gemeenschappelijke regelingen -Huisvestingswet -Besluit woninggebonden subsidies
-Regeling bijdrage Locatie Gebonden Subsidies -Subsidieverordening Woningbouw BRU 2005-2010
art. 11 t/m 17, 20
-Subsidieverordening Groenvoorziening BRU 2011-2015
art. 2, 5, 6 en 8
-Regionale Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 voor het Bestuur Regio Utrecht -Mandateringsbesluit Besluit Woninggebonden Subsidies - Stimuleringsregeling Stadsgewest Utrecht voor Wonen met Welzijn en Zorg
art.29
3
art. 2, 6, 7 en 8
geen artikelen art. 6 t/m 8
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
12 december 2012
12 2012-06985 -
Portefeuillehouder
:
drs. J.J.L.M. Janssen
Onderwerp Verlengen benoeming van de heer P.C.M. (Piet) van Elteren als secretaris-directeur tot 1 april 2013
Voorstel AB besluit Benoeming van de heer P.C.M. (Piet) van Elteren als secretaris-directeur verlengen tot 1 april 2013
Samenvatting Op 16 mei 2012 heeft u de heer P.C.M. (Piet) van Elteren benoemd als secretaris-directeur ad interim tot 1 januari 2013. Met de gemeente Nieuwegein is hiertoe een contract gesloten om de heer Van Elteren, naast zijn functie van gemeentesecretaris/algemeen directeur, tot 1 januari 2013 de functie van secretaris-directeur te laten vervullen. Zoals wij u op 3 oktober hebben medegedeeld, hebben wij ondertussen binnen de BRU-gemeenten en –organisatie gezocht naar een geschikte kandidaat voor de functie van secretaris-directeur. Dit heeft geen geschikte kandidaat opgeleverd. Gelet op de afschaffing van de WGR+ die het kabinet Rutte II aankondigt en de ontwikkelingsfase van de oprichting van het trambedrijf en de cruciale rol die de secretaris-directeur hierin en in andere processen vervult, adviseren wij u de benoeming van de heer Van Elteren te verlengen tot 1 april 2013. Dit voorstel doen wij na overleg met het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein, waarbij wel afgesproken is dat de inzet van de heer Van Elteren in uren verminderd wordt. Wij achten, gelet op de lopende dossiers, de afgesproken urenvermindering verantwoord. Indien u besluit tot verlenging van de benoeming, dan zullen wij het contract met de gemeente Nieuwegein over de inzet van de heer Van Elteren als secretaris-directeur bij BRU verlengen tot 1 april 2013.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 1 van 1
TER KENNISGEVING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
tkg 2012-06986 2
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
A.J. Gerritsen
Onderwerp Vaststelling OV-Uitvoeringsplan 2013 (tarieven+vervoerplan) van GVU/Connexxion
Aanleiding Het DB heeft 8 oktober ingestemd met het OV-Uitvoeringsplan 2013. Dit is gebaseerd op het –na consulatie- in mei door het DB vastgestelde Uitgangspuntennotitie. Hierin waren de beleidsmatige, vervoerkundige, infrastructurele en financiële uitgangspunten beschreven, waarbij: 1. Uitgegaan wordt van de verlenging van de concessies van GVU/Connexxion, 2. Invulling wordt gegeven aan de verdere besparingsvoorstellen op het voorzieningenniveau (per saldo zo’n 6% minder OV-aanbod/Dienstregelingsuren in de regio ten opzichte van 2012) en de 5%-gemiddelde tariefsverhoging bovenop de indexering. Deze besparingsmaatregelen komen voort uit het door het Algemeen Bestuur in juni 2011 vastgestelde “Besparingsmaatregelenpakket 2011-2014.” 3. De voorziene grootschalige wijzigingen en beperkingen in en rondom het Stationsgebied Utrecht uitgangspunt zijn. Het door de vervoerders GVU/Connexxion opgestelde OV-Uitvoeringsplan 2013 vormt de basis voor de uitvoeringsactiviteiten van volgend jaar en de toekenning voor de OV-exploitatiesubsidie van BRU over 2013. Het OV-Uitvoeringsplan 2013 is gebaseerd op de eerder door het BRU vastgestelde OVUitgangspuntennotitie 2013, maar naar aanleiding van de recente vervoerkundige en infrastructurele uitwerking zijn een aantal uitgangspunten gewijzigd of nader ingevuld. De infrastructurele maatregelen zijn gelijktijdig met de betrokken gemeenten verder uitgewerkt. Deze zijn op Voorlopig Ontwerp-niveau (VO) uitgewerkt, inclusief kostenraming en planning. Deze maatregelen worden bekostigd door BRU. Hiervoor is een éénmalig budget beschikbaar gesteld in het kader van de besparingsmaatregelen.
Toelichting Het proces om tot dit OV-Uitvoeringsplan te komen is in het voorjaar van 2009 door het algemeen bestuur (AB) vastgesteld. Voorafgaand aan het opstellen van het OV-Uitvoeringsplan, is het noodzakelijk dat de vervoerders de juiste uitgangspunten voor het komende jaar meekrijgen en hier geen discussie meer over ontstaat. Deze uitgangspunten zijn door u in mei definitief vastgesteld na een uitgebreide consultatietermijn.
Pagina 1 van 9
Met de betrokken gemeenten zijn de diverse maatregelen uitgewerkt, waarbij de afstemming tussen het realiseren van de infrastructurele maatregelen en de vervoerkundige aanpassingen van belang was. Dit heeft in het bijzonder geleid tot een gewijzigde opzet van de dienstregelingsperioden over het jaar: • Zondag 9 december 2012: ingang Winterdienst 1 • Zondag 7 april 2013: ingang Winterdienst 2 • Zondag 2 juni 2013: ingang Zomerdienst • Zaterdag 13 juli 2013: ingang Beperkte zomerdienst • Zondag 1 (Connexxion)/Maandag 2 september 2013 (GVU): ingang Winterdienst 3 De ingangsdatum van 7 april voor Winterdienst 2 vergt speciale aandacht, omdat dit een extra en daarmee ongebruikelijke ingangsdatum van een dienstregelingwijziging betreft. De reden om dit te doen, komt voort uit: • De wijzigingen in het Utrechtse stationsgebied/OVTerminal: o Ingebruikname tijdelijke eindhalte tram Verlengde Graadt van Roggenweg; o Verhuizing van deel stad/regionale buslijnen naar tijdelijk busstation West, inclusief oplevering Verlengde Van Zijstweg als toeleidende busbaan; o Start van de werkzaamheden aan de oostzijde (stationsplein). • De realisatietermijn van de diverse infrastructurele werkzaamheden in de regio ten behoeve van de gewijzigde lijnvoering. • De voorkeur om alle grootschalige wijzigingen begin 2013 in één samenhangend pakket te organiseren (voordeel logistiek proces) en naar de reiziger als zodanig breed, eenduidig en integraal te communiceren. Ten opzichte van de vastgestelde Uitgangspuntennotitie zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd of moeten aanvullend door GVU/Connexxion worden verwerkt: Vervoerkundig: • Eindpunt lijn 43 naar Galgenwaard: bij de uitwerking van het inkorten van lijn 43 is gezocht naar een geschikte keervoorziening in de gemeente Bunnik. De voorkeur betrof hierbij een oplossing nabij het station Bunnik. Uit deze verkenning is gebleken dat dit alleen mogelijk is indien er hoge kosten voor een eigen opstelplaats gemaakt worden, terwijl in 2015 vanwege de verbouwing van het station Bunnik ook de spoorwegovergang vervalt. Hierdoor is ook geen toekomstvaste busroute met keervoorziening mogelijk. Andere alternatieven binnen de gemeente Bunnik zijn om diverse redenen ook afgevallen. Daarom is nu opgenomen om met lijn 43 gedurende de spitsuren door te rijden naar Galgenwaard, waar wel een keervoorziening aanwezig is. Daarnaast wordt reizigers een extra overstapmogelijkheid geboden op de hoogfrequente lijnen 12/13. Deze wijziging betreft circa 250 DRU’s meer dan voorzien in de vastgestelde Uitgangspuntennotitie, maar hiermee vervallen kosten voor infrastructurele maatregelen. • Routevoering lijn 74 door Zeist via waarschijnlijk en alternatieve route over de Griffesteinselaan-Koppelweg in plaats van Kromme Rijnlaan-Weteringlaan. De vastgestelde maatregelen uit de OV-Uitgangspuntennotitie hebben binnen Zeist-west geleid tot een herziening van het gemeentelijke standpunt. De gemeente Zeist wil hierbij 3 varianten afwegen: o de voorgestelde route, o een route via de Griffesteinselaan (circa even lang, maar meer door 30 km/u-gebied en gunstiger gelegen voor reizigers) o bezien of door middel van frequentieverlaging buiten de spitsen de bezuinigingstaakstelling is te realiseren, waarbij de huidige route in tact blijft; De laatste optie is in strijd met de uitgangspunten uit de regionale OV-Visie, waarbij een hogere loopafstand (tot 600 meter) acceptabel wordt gevonden, mits een hogere frequentie geboden wordt. Ook heeft deze variant mogelijk onwenselijke consequenties op lijn 74 buiten Zeist-west (te weinig capaciteit, lagere frequentie). Dat is de reden dat de BRU geen voorstander is van deze variant. Vanwege het besluitvormingsproces binnen de gemeente Zeist, wordt nu nog geen definitieve variant voor lijn 74 vastgesteld in dit Vervoerplan. Uiterlijk Pagina 2 van 9
•
•
•
per 15 november zal BRU hier richting Connexxion uitsluitsel over geven op basis van het besluitvormingstraject binnen de gemeente Zeist. De besparing van 1.400 DRU is hierbij taakstellend, waarbij afhankelijk van de gekozen variant de bijkomende infrastructurele kosten moeten worden bepaald. Samenvoegen lijn 3+4 in Utrecht-oost uitgesteld. In de OV-Uitgangspuntennotitie is op basis van de consultatie een voorkeursvariant bepaald, waarbij een eenrichtingscircuit met een keervoorziening in Utrecht oost essentieel is. Daarbij zijn drie aandachtspunten voor de implementatie van belang: o Door de gemeente Utrecht is hierbij een indicatieve locatie voor deze keervoorziening aangegeven ter hoogte van de Prinsesselaan. Op basis van de nadere uitwerking, blijkt deze keervoorziening waarschijnlijk niet op 7 april 2013 realiseerbaar. Ook dient een afweging te worden gemaakt in welke rijrichting de eenrichtingslus het best kan worden gereden. o Ook blijkt de gemeente Utrecht per september 2013 onderhoudswerkzaamheden te starten -duur 9 maanden- aan de Stadhoudersbrug (Stadhouderslaan-Jan van Scorelstraat), waardoor de voorgenomen route van lijn 3+4 niet gereden kan worden. Maar ook de huidige lijnvoering van lijn 4 en de lijnvoering in de eerder in consultatie gebrachte varianten, kunnen niet gereden worden. Dit vergt een andere, tijdelijke oplossing. o Tot slot is lijn 3 nu ingekort vanwege onderhoudswerkzaamheden op de Julianabrug. Deze heeft een tijdelijk eindpunt gegeven dat begin december 2012 vervalt. Dit alles leidt ertoe dat in het Vervoerplan 2013 rekening gehouden moet worden met een aanzienlijk gewijzigd OV-aanbod dan waar in de OV-Uitgangspuntennotitie van uit is gegaan: • Per ingang van de winterdienstregeling 1 (december 2012) tot aanvang werkzaamheden/start winterdienst 3 (september 2013) rijden de lijnen 3 en 4 beiden tijdelijk door naar het eindpunt Fockema Andrealaan; • Per ingang van de winterdienst 3 rijdt alleen lijn 3 nog tijdelijk door naar de Fockema Andrealaan. Voor lijn 4 wordt op het gedeelte tussen bushalte Biltstraat en Adriaan van Ostadelaan voorzien in een aanvullende servicebuslijn (klein materieel), wat ook geschikter is voor routevoering over alternatieve wegen in Utrecht-oost. Hierover vindt nog nader overleg plaats tussen de gemeente Utrecht, GVU en BRU. • Per voorjaar 2014 (buiten Uitvoeringsplan 2013) wordt de voorgenomen voorkeursvariant gerealiseerd. De gemeente Utrecht heeft hierdoor één jaar extra om de benodigde keervoorziening en bijbehorende infrastructurele aanpassingen te realiseren; Het gevolg van deze wijziging is dat het aantal DRU’s toeneemt ten opzichte van het OVUitvoeringsplan en er een verschuiving is in de inzet van materieeltypen. Qua infrastructurele maatregelen en bekostiging hiervan zijn geen extra wijzigingen voorzien, behalve dat deze later opgeleverd kunnen worden. Ook heeft deze wijziging tot gevolg dat de gecombineerde lijn 3+4 niet doorgekoppeld kan worden met lijn 28 (omdat de frequenties niet meer overeenkomen) en ook lijn 4 langer blijft bestaan. Dit betekent dat er tijdelijk meer bussen in het stationsgebied moeten worden afgewikkeld tijdens de voorgenomen werkzaamheden aan de oostzijde. Met de gemeente Utrecht (SO, Stadswerken, Wijkbureau), GVU en BRU zijn ambtelijk afspraken gemaakt over het communicatietraject met de wijk. Met de gemeente Utrecht worden ook (ambtelijke) afspraken gemaakt over de zekerheid dat dit werk ook volgens planning uitgevoerd wordt, ondanks -dreigende- herprioritering op onderhoudswerken in 2013. Route Servicebus Lombok. In overleg met de gemeente Utrecht wordt de routevoering van de Servicebus nader uitgewerkt; deze was in de Uitgangspuntennotitie en bij vaststelling van het Uitvoeringsplan nog niet bekend. Wel dient het principe van de Servicebus in het Uitvoeringsplan 2013 opgenomen te worden. De lijnvoering dient hierbij binnen het gestelde budget te blijven. Route Servicebus Bilthoven. In overleg met de gemeente Bilthoven wordt de routevoering van de Servicebus nader uitgewerkt; deze was in de Uitgangspuntennotitie en bij vaststelling van het Uitvoeringsplan nog niet bekend. Wel dient het principe van de Servicebus in het Pagina 3 van 9
•
•
•
Uitvoeringsplan 2013 opgenomen te worden. De lijnvoering dient hierbij binnen het gestelde budget te blijven. Handhaving route lijn 77 door Bilthoven. De huidige routevoering van buslijn 77 in Bilthoven wordt niet ingekort, zoals aangegeven in de Uitgangspuntennotitie bij de komst van de Servicebuslijn, omdat in 2013 nog geen eindpuntvoorziening op station Bilthoven gereed kan zijn. Lijn 77 behoud hierdoor zijn huidige route. Optimalisatie bediening Vianen-De Hagen (omgeving Tuijnmanweg). Aanvullend op de lijnswijzingen in Vianen, dient de bediening van het bedrijventerrein Vianen-De Hagen (omgeving Tuijnmanweg) te worden geoptimaliseerd door buslijnen 63 of 65 te verlengen naar een nieuw te realiseren halte. Hierdoor worden de loopafstanden naar de kantoorbedrijven verkort . Wijzigingen bediening halten binnen de gemeente Utrecht. Dit betreft aanpassing in het OV-bediening van halten vanwege gewijzigde infrastructurele omstandigheden. In het bijzonder betreft dit: o het vervallen van de halte W. Sonneveldlaan, die al weinig gebruikt wordt en met de komst van de Uithoflijn in zijn geheel vervalt. Vanwege de werkzaamheden aan de Uithoflijn komt de huidige halte per december 2012 te vervallen, waarbij wordt voorgesteld om geen vervangende tijdelijke halte te realiseren. De halten Kromme Rijn en Rijnsweerd Zuid zijn hiervoor het alternatief. o Het voornemen om de halte Van Everdingenlaan (staduitwaarts) te verschuiven richting de te vervallen halte Jan Van Galenstraat en gewijzigde lijnvoering van lijn 8, blijkt infrastructureel/ruimtelijk niet inpasbaar. Door de gemeente Utrecht wordt nu een nieuwe halte op de Kardinaal de Jongweg uitgewerkt ter hoogte van de Hengeveldsestraat. Hierdoor worden de loopafstanden met de (ouderen)woningen beperkt.
Infrastructurele aanpassingen: Overleg met de betrokken gemeenten over de aanvullende infrastructurele maatregelen heeft plaatsgehad. Deels heeft dit ook geleid tot aanpassingen in het vervoerplan, zoals hierboven al beschreven. Door gemeenten is bij het vaststellen van de Uitgangspuntennotitie gevraagd om behalve bij de infrastructurele maatregelen die noodzakelijk zijn om de nieuwe lijnvoering te realiseren, ook vanuit BRU financieel volledig bij te dragen aan de aanpassingen die noodzakelijk zijn om OVvoorzieningen te verwijderen. Dit is in de verdere infrastructurele maatregelen ook opgenomen. Dit geldt ook voor de aanpassingen aan de DRIS-apparatuur (= bord met actuele reisinformatie). Bij de wijzigingen in halten is zoveel mogelijk aangesloten bij het lopende project om de toegankelijkheid van halten in de regio te verbeteren. Binnen de gemeente Utrecht is het helaas onvermijdelijk gebleken om een aantal halten te laten vervallen, die echter recentelijk zijn verbeterd. Alle nieuw te realiseren halten worden uitgevoerd conform de toegankelijkheidseisen. Tarievenplan Voor 2013 ziet de opbouw van het tarievenplan er als volgt uit: Saldoreizen: • Het saldoreizen wordt jaarlijks gecompenseerd voor inflatie met de Landelijke Tarief Index (LTI). Deze wordt na bekendmaking van de onderliggende indexfactoren op Prinsjesdag nog definitief opgesteld; voorlopig bedraagt dit 3.81%. Het DB heeft besloten het OV een taakstelling op te leggen welke middels een tariefverhoging (is in bezuinigingen gesteld op 5%, naast indexering) gehaald moet worden. Deze tariefverhoging wordt voor 2013 na doorberekening uiteindelijk voorgesteld op 4.34%.
Pagina 4 van 9
Regionale producten: • De huidige verchipte sterabonnementen dienen slechts als overgang en zijn alleen voor het jaar 2012 geldig. De vervoerders hebben voor 2013 echter nog geen alternatief product hiervoor. Daarom wordt voorgesteld de verchipte sterabonnementen ook voor 2013 nog te handhaven. Het wordt daarmee gezien als verlenging van de overgangssituatie. Deze lijn wordt door meerdere regio’s in het land gevolgd. Voor 2013 worden wel een paar wijzigingen doorgevoerd. Zo zal het weekabonnement niet meer doorgezet worden aangezien hier bijna geen gebruik van wordt gemaakt. Daarnaast zullen de producten alleen regionaal gelden. De 34% leeftijdskorting blijft gehandhaafd op deze abonnementen, zodoende worden scholieren niet geconfronteerd met een prijsverhoging. •
De Utrecht Bereikbaar pas wordt voor 2013 geprolongeerd. BRU heeft zich de afgelopen periode ingezet om hier een betere tariefstelling voor te voeren, die aansluit bij de reguliere OV-tarieven/reële waarde van de UB-pas. De huidige OV-afdracht is te laag gebleken op basis van extern onderzoek, waarmee de OV-afdracht per 2013 wordt verhoogd van circa €80,- naar €130,- per pas. De Stichting Utrecht Bereikbaar onderzoekt momenteel hoe deze hogere OV-afdracht (deels) wordt doorbelast in de huidige tariefstelling van €150,- per UBpas.
•
Het FC Utrechtkaartje (voor de regio) wordt afgeschaft, vanwege het geringe gebruik (2.100 verkochte kaartjes in 2011). Gebleken is dat de reguliere kaartjes (waaronder reizen per OVchipkaart) goedkoper zijn, waardoor deze kaartsoort steeds minder wordt gebruikt.
•
De voorgenomen dalkorting is technisch nog niet compleet. Afgezien hiervan zou invoering leiden tot grote opbrengstenderving. Invoeren zonder opbrengstderving leidt tot een stijging van het spitstarief. Dit zou, in combinatie met de tariefsverhoging die vanwege de bezuinigingen nu al plaats vindt, niet wenselijk zijn.
Landelijke producten uit het LTK (Landelijk Tarieven Kader): • Het grootgebruik voor de zakelijke markt is in ontwikkeling en gaat naar reizen op rekening. De consequentie hiervan voor de landelijke abonnementen is nog niet duidelijk. Het grootgebruik dient ook regionaal vastgesteld te worden en valt onder het LTK. • Het LTK is afgelopen maanden geëvalueerd. De uitkomsten hiervoor zullen binnenkort bekend gemaakt worden. Reactie ROCOV: Het concept OV-Uitvoeringsplan is door GVU/Connexxion voorgelegd aan de reizigersconsumentenorganisatie ROCOV. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen en reacties op het onderdeel Vervoerplan: • In algemeenheid onderschrijft ROCOV de uitgangspunten van de OV-Visie niet, namelijk die betrekking hebben op de sociale en ontsluitingsfunctie van het OV. Ook verzoekt het ROCOV om de extra vrijgekomende OV-middelen voor de G4 vanuit Rijkszijde (lente-akkoord) in te zetten om de bezuinigingen af te zwakken. De regionaal vastgestelde (financiële) uitgangspunten staan echter nu niet ter discussie, ook in perspectief van de regionale meerjarenbegroting. • Het ROCOV pleit ervoor dat de halte-infrastructuur tijdig op orde is, voordat de wijzigingen worden doorgevoerd. Door met name de lijnswijzigingen per april 2013 in te laten gaan, wordt dit geborgd. Ook voldoen de nieuwe halten aan de toegankelijkheidseisen. • Het ROCOV ziet graag dat er goede afstemming plaatsvindt met grensoverschrijdende lijnen, binnen en buiten de concessiegrenzen. Dit is vooral een uitwerking tussen de vervoerders bij het opstellen van de definitieve dienstregelingen; die BRU ook belangrijk vindt en momenteel
Pagina 5 van 9
•
•
goed verloopt. Indien noodzakelijk zal BRU vervoerders verzoeken hier extra aandacht aan te schenken. Het ROCOV vindt het servicenetwerk nog dusdanig beperkt uitgewerkt, dat zij hierover nog geen advies kunnen uitbrengen. Vragen die leven hebben betrekking op de bedieningstijden, routes en frequenties, de in te zetten voertuigen (toegankelijkheid) en de te hanteren tarieven. Daarmee kan ROCOV ook niet instemmen met de voorstellen in Utrecht West en Zuid. BRU is van mening dat in de uitgangspuntennotitie en in het Vervoerplan de minimale bediening van het servicenetwerk (frequentie/bedieningstijden/te bieden verbindingen) voldoende zijn gewaarborgd. Omdat er over de exacte invulling van de lijnvoering/bediening nog overleg met gemeente én ROCOV plaatsvindt, is hierover nog geen verdere duidelijkheid te geven. Dit geldt ook voor de inzet van de voertuigen, waarbij voor komend jaar (=lopende concessie) als basis wordt uitgegaan van regulier minibussen. De te hanteren tarieven zijn de reguliere OVtarieven, waarbij . ROCOV verzoekt om extra OV-aanbod, betreffende: o Lijn 37 vanuit Maarssenbroek door te laten rijden naar station Leidsche Rijn Centrum. Met lijn 39 wordt hierin naar de mening van de regio/vervoerder voldoende in voorzien. o Met lijnen 2 en 18 te waarborgen dat er een goede verbinding gaat ontstaan tussen het oostelijke en westelijke busstation. Naar de mening van de regio/vervoerder wordt hier met lijn 1 voldoende in voorzien, ook omdat de busroute via de Leidseveertunnel voor 2013 nog beschikbaar blijft. o De bediening van de diverse lijnen op de Rubenslaan goed op elkaar af te stemmen, ook te waarborgen dat haltebediening tijdens de FC Utrecht thuiswedstrijden wordt gewaarborgd en de halte Rubenslaan toegankelijk gemaakt dient te worden. Deze eerste punten worden als aandachtspunt meegegeven met de vervoerder voor verdere uitwerking. Over het toegankelijk maken van de halte zal met de gemeente overleg gevoerd worden, juist vanwege de aanwezigheid van bomen op deze plek.
Voor het onderdeel Tarievenplan heeft dit geleid tot de volgende reacties: 1. De voorlopige tariefindex was aangegeven op 3.5%. ROCOV geeft aan dat de onderbouwing hiervoor onderbreekt en pleit voor slechts een vergoeding van de inflatie, zijnde 2%. Daarnaast wijst ROCOV compensatie van vraaguitval resoluut af. Dit verslechtert de concurrentiepositie van het Openbaar Vervoer. De reactie van BRU hierop is dat voorlopige aangegeven tariefindex van 3.5% voort komt uit de Landelijke Tarief Index. Alle 19 decentrale overheden hebben zich aan deze landelijke methodiek geconformeerd. Inmiddels is deze gecalculeerd door het Landelijke Tarievenbureau op 3.83%. Definitieve vaststelling van de index wordt berekend aan de hand van de cijfers gepubliceerd op Prinsjesdag. Deze index is een weergave van de kostenontwikkeling in het Openbaar Vervoer en bevat de elementen loonontwikkeling, brandstof en inflatie. Indien men afwijkt van deze index, ontstaat er een financieel gat en moet dit gecompenseerd worden in het voorzieningenniveau. BRU volgt de definitieve Landelijke Tarievenindex (LTI). In de LTI is voor 2013 nog sprake van compensatie van vraaguitval. Landelijk is afgesproken dat deze compensatie van de vraaguitval wordt afgebouwd voor lopende concessies. In onze nieuwe concessie die ingaat per december 2013 is geen compensatie voor vraaguitval meegenomen. Voor 2013 heeft het Dagelijks Bestuur van BRU besloten tijdens de bezuinigingsronden om het tarief van het openbaar Vervoer per 2013 te verhogen met 5%. Deze komt bovenop de jaarlijkse LTI. Deze extra verhoging van 5% geldt alleen voor het saldoreizen. Het tarief voor saldoreizen in 2013 komt daarmee uit op €0.83 voor de landelijke vast voet en €0.125 voor het kilometertarief.
Pagina 6 van 9
2. ROCOV spreekt haar zorg uit over de abonnementen en eist dat deze altijd grensoverschrijdend zijn. De reactie van BRU is dat wordt aangesloten bij de landelijke afspraak waarbij grensoverschrijdend reizen wordt opgevangen door de Landelijke producten die hiervoor zijn ontwikkeld. De regionale producten zijn in beginsel niet bedoeld voor grensoverschrijdend reizen. Hierover is met Provincie Utrecht overlegd en voor 2013 zijn de regionale abonnementen geldig op onze beide concessies. 3. Lijn 50 wordt gedeeltelijk geëxploiteerd door BRU en gedeeltelijk door Provincie Utrecht. Connexxion gaat niet in op hoe dit in 2013 wordt geregeld. ROCOV pleit voor het territorialiteitsbeginsel wat ook afgelopen jaar is afgesproken met Connexxion. BRU steunt dit uitgangspunt. 4. ROCOV constateert verder dat er nog onduidelijkheid is over de invulling van de servicenetlijnen en de daarmee samenhangende tarieven. Voor het servicenet is het BRU uitgangspunt dat hierop de reguliere OV tarieven van toepassing zijn. Risico’s: Belangrijkste risico’s betreffende het OV-Uitvoeringsplan betreffen: • Faseringsrisico: dit betreft de implementatie in samenhang met het gereedkomen van de infrastructurele maatregelen. Hierbij is de datum van 7 april 2013 (ingang winterdienst 2) cruciaal. De aanpassingen in het stationsgebied (tijdelijk trameindhalte Jaarbeursplein en tijdelijk busstation westzijde met toeleidende routes en busbuffer) en oplevering van de Westtangent Nieuwegein-Papendorp zijn hierbij het meest tijdskritisch; de andere maatregelen lijken vooralsnog in planning ruim realiseerbaar. • Functioneren OV in tijdelijke situatie Stationsgebied Utrecht: Na 7 april zijn het onvoldoende functioneren van de nieuwe tijdelijke busstations (west en oostzijde) met toeleidende routes en diverse werkzaamheden in en rond dit gebied een risico. Dit betreft vooral de ontsluiting tussen het Anne Frankplein, Westplein/Croeselaan, Overste Den Oudenlaan, de Verlengde Van Zijstweg/OVTerminal westzijde en het tijdelijk busstation Zuid/realisatie Stationsplein oost. De gemeente Utrecht werkt –met input vanuit BRU- aan aanvullende beheersmaatregelen binnen het Project Tijdelijke Bereikbaarheid Busstation Westzijde en tevens wordt een nieuw busstationontwerp en bouwfaseringsplan voor de oostzijde opgesteld. • Informatie en communicatie: Een ander belangrijk risico wordt gevormd indien er onvoldoende reizigersinformatie en bewonersdraagvlak is voor de nieuwe maatregelen. Dit vergt voorafgaand aan de wijzigingen een extra inspanningsverplichting vanuit de vervoerder naar de reizigers/bewoners om uit te leggen wanneer en wat wijzigt. Dit is opgenomen in het marketingplan van de vervoerder. Zeker in de gewijzigde opzet van de OVTerminal met gespreide bus- en tramhaltes zal dit een kritisch proces worden. Daar waar er sprake is van infrastructurele wijzigingen, heeft de gemeente hierin een belangrijke taak. • Bijstelling dienstregeling: Tot slot wordt in de uitvoering nog het risico bezien dat de afstemming tussen enerzijds vervoersaanbod (inzet busmaterieel) en vervoersvraag (reizigersaanbod) zich anders gaat voordoen dan vooraf ingeschat en opgenomen in de dienstregeling. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor de inschatting van de rijtijden op de nieuwe trajectdelen. Enerzijds is dit risico vooraf getracht te beperken door op drukke deeltrajecten al inzet van extra spitscapaciteit in te stellen, anderzijds mag - gezien de vele wijzigingen verwacht worden dat er tussentijds bijstelling noodzakelijk kan zijn. Dit risico wordt beheersbaar geacht door de wijzigingen goed te monitoren, zodat bijstelling in de Zomerdienstregelingen en Winterdienstregeling 3 kan plaatsvinden. Deze dienstregelingswijzigingen volgen elkaar relatief snel op en vanaf april neemt de reizigersdrukte af, waardoor per september 2013 (Winterdienstregeling 3) de eventuele bijstellingen gerealiseerd zijn als de najaarsdrukte start.
Pagina 7 van 9
Financiën Programma: Programma OV Concessie Activiteit: OV-Concessiebeheer bus/tram (846) In de programmabegroting 2013 is voor de exploitatiebijdrage van het vervoer zoals opgenomen in het Uitvoeringsplan 2013 in totaal € 40,18 miljoen beschikbaar. Dit bedrag is exclusief de kosten die samenhangen met het verlengen van de concessies, aanvullende concessiekosten voor sociale veiligheid, marketing en dergelijke. Op basis van de huidige prognoses (inclusief vervoerkundige besparingsmaatregelen en de voorgenomen tariefsverhoging en op basis van de actuele indexeringsprognose) is circa € 39,5 miljoen noodzakelijk voor de exploitatiebijdrage. Dit is exclusief de correctie op looptijd van de GVUsubsidie van eind kalenderjaar (31 december) naar eind concessiejaar (7 december 2012) van de GVU-concessie. Hierdoor ontstaat over 2013 een mogelijk overschot van € 0,5 miljoen. Voorgesteld wordt dit beperkte saldo te reserveren binnen het programma OV-Concessie voor eventuele aanpassingen cq tegenvallers in de definitieve OV-subsidievaststellingen. In het budget zijn de meerkosten die voortvloeien uit de grootschalige vervanging (GVI) van de trambaan in 2013 niet meegenomen, want dit is opgenomen in het projectbudget GVI. Het resterende budget in 2012 bij Wegen en Verkeer voor infrastructurele aanpassingen voor de OVbesparingsmaatregelen bedraagt € 975.00,-. Ook is € 55.000,- beschikbaar voor wijzigingen aan het DRIS-systeem in 2013. Op basis van de voorgestelde maatregelen en de hierbij verkende infrastructurele wijzigingen, is een bedrag van € 965.000,- noodzakelijk. Deze raming is als volgt opgebouwd: • Infrakosten gemeente Utrecht: € 790.000,• Infrakosten gemeente Zeist: € 150.000,• Infrakosten gemeente Vianen: € 25.000,Voorgesteld wordt het restant 2012 te reserveren voor aanvullende infrastructurele maatregelen ten behoeve van het OV-voorzieningenniveau in 2013.
Communicatie Gezien de grote publieke en bestuurlijke belangstelling die het onderwerp heeft gegenereerd, is het raadzaam het DB-besluit en onderliggende notitie op verschillende manieren bekend gemaakt: - via een persbericht - op de website van BRU. - in BRU Actueel De vervoerder heeft hierbij de belangrijke rol om de wijzigingen onder de aandacht te brengen onder de diverse reizigersdoelgroepen. Dit betreft ook de manier met de lijnnummering wordt omgegaan, zodat hier voor reizigers logica en continuïteit in zit. Uitwerking hiervan heeft plaatsgevonden via het Marketing- en communicatieoverleg. Naast het actief informeren van de bestaande reizigers, zal ook via huis-aan-huis informatie over het totale (gewijzigde) OV-aanbod bij bewoners en bedrijven/instellingen op wijkniveau plaatsvinden. Specifiek voor de gewijzigde onderdelen van het vervoerplan (routevoering lijn 74 in Zeist en samenvoegen lijn 3+4 in Utrecht oost) vond communicatie plaats vanuit de betrokken gemeenten, waar BRU en vervoerder aansloten.
Pagina 8 van 9
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 9 van 9
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 1
UITVOERINGPLAN BRU 2012 – 2013 - VERVOERPLAN Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht 1
INLEIDING
Voor u ligt het onderdeel Vervoerplan van het Uitvoeringsplan BRU 2012 – 2013 voor de gezamenlijke concessies Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht. Voor de vervoerders Connexxion en GVU is dit het tweede verlengingsjaar van de huidige concessies in verband met het uitstel van de gunning van de nieuwe concessie ‘Regio Utrecht’.
In dit dienstregelingjaar moet invulling worden gegeven aan de bezuinigingstaakstelling van de regio Utrecht op de exploitatiekosten van het openbaar vervoer. Daarom heeft het BRU als voorbereiding op het uitvoeringsplan een Uitgangspuntennotitie opgesteld, waarover het ROCOV en de gemeenten zijn geconsulteerd. Het DB van het BRU heeft de definitieve versie van de notitie vastgesteld op 25 mei 2012. Vervolgens is aan Connexxion en GVU gevraagd op basis hiervan het Uitvoeringsplan op te stellen.
In hoofdstuk 2 van het vervoerplan vindt u de wijzigingen in het voorzieningenniveau per dienstregeling. In hoofdstuk 3 staan de overige vervoerkundige plannen. Tenslotte zijn in hoofdstuk 4 de data voor de verschillende dienstregelingen opgenomen.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 2
2. VERVOERKUNDIGE PLANNEN
2.1 Inleiding Het Bestuur Regio Utrecht heeft voor het voorzieningenniveau van het openbaar vervoer in 2013 een concept-uitgangspuntennotitie opgesteld en deze ter consultatie aan de provincie Utrecht, de BRUgemeenten en het ROCOV voorgelegd. Hun reacties zijn door het BRU waar mogelijk verwerkt in de definitieve uitgangspuntennotitie, welke op 25 mei 2012 door het Dagelijks bestuur van het BRU is vastgesteld. Vervolgens heeft het BRU aan Connexxion/GVU gevraagd de maatregelen uit hoofdstuk 4 en bijlage 1 van de Uitgangspuntennotitie verder uit te werken in een vervoerplan. Daarbij is aangegeven, dat de maatregelen niet gelijktijdig (kunnen) worden ingevoerd. Het moment is met name afhankelijk van de beschikbaarheid van infrastructuur, waarover nog overleg met de betrokken wegbeheerders plaatsvindt. Voorlopig worden de volgende ingangsdata aangehouden: •
Zondag 9 december 2012 – winterdienst
•
Zondag 7 april 2013 – winterdienst 2
•
Zondag 2 juni 2013 – zomerdienst
•
Zaterdag 13 juli 2013 – beperkte zomerdienst
•
Zondag 1 september (CXX) / Maandag 2 september 2013 – winterdienst 3
In onderstaande lijst zijn de maatregelen in de volgorde van Uitgangspuntennotitie opgenomen en is aangegeven wanneer de maatregel wordt ingevoerd.
1) Uitbreidingen en optimalisaties (capaciteit, nieuwe routes/gebieden): a. Bediening P+R De Uithof bij laagfrequentie lijn 11/lijn 12 – dec 12/ P+R De Uithof sep 13 Lijn 41 dragende lijn – apr 13 (let op: aanvulling op Uitgangspunten) b. Bediening St. A. Ziekenhuis Leidsche Rijn – apr 13 Bediening station Leidsche Rijn Centrum – jun 13 Bediening Papendorp – Nieuwegein lijn 33 – dec 12 c. Uitbreiding bediening Het Klooster lijn 65. – geen actie d. Uitbreiding lijn 10/30 Overvecht-De Uithof – dec 12 e. Aanpassen bediening Bilthoven met servicenetlijn/lijn 77 – sep 13 f.
Uitbreiding op koopzondagmiddag in aparte dienstregelingperiode – dec 12
2) Structurende besparingsvoorstellen in lijnvoering, met infrastructurele consequenties a. Bediening Utrecht Noord(-Oost) en Overvecht/Maartensdijk (lijnen 1, 5, 6, 7, 8, 77, 13) – apr 13 b. Bediening Utrecht West (lijnen 14, 5, 39) – dec 12 (let op: incl. aanvulling lijn 28) c. Bediening Utrecht Zuidoost, Liesbosch, Houten/Nieuwegein (lijnen 1, 6, 8, 47, 74) – dec 12 d. Bediening Utrecht Oost (lijnen 3 en 4) – dec 12 (let op: gewijzigd voorstel) e. Bediening Catharijnesingel (lijn 6) – geen actie
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 3
f.
Bediening Zeist West/Brugakker en omgeving (lijn 74) – apr 13
g. Bediening Zeist Verzetswijk (lijn 52) – apr 13 h. Bediening Zeist Patijnpark en omgeving (lijn 53) – apr 13 i.
Lijnvoering lijn 59 (en lijn 56) Huis ter Heide-Zeist – apr 13
j.
Zeist Kerckebosch/Driebergen/Odijk /Bunnik (lijn 43 en 74) – apr 13
3) Wijzigingen als gevolg van ontwikkelingen Stationsgebied Utrecht a. Tram – apr 13 b. Bus-Oostzijde (centrumzijde) – jul 13 c. Bus-Westzijde (Jaarbeurszijde) – apr 13
4) Niet-structurerende wijzigingsvoorstellen (in frequenties, exploitatietijden, dienstregelingsperioden en inzet kleiner materieel) a. Bediening dalperioden verlagen, frequenties aanpassen – apr 13 b. Zondagochtenddienst beperken in frequentie – dec 12 c. Avondritten na 21.00 uur beperken – geen actie d. Bediening lijn 58 Hilversum – Maartensdijk (lijn 59 Hilversum – Den Dolder) – geen actie e. Bediening Nieuwegein-Zuid/Vianen (lijn 74 en 77 in relatie met buslijnen provinciale concessies) – apr 12 f.
Bediening Papendorp en bedrijventerrein Oudenrijn (lijn 24 en 29 in relatie met buslijnen provinciale concessies) – apr 13
g. Bediening Snelwegbus-concept knooppunt Vianen A2 (lijn 287 in relatie met buslijnen provinciale concessies) – dec 12
In de Uitgangspuntennotitie zijn de maatregelen, de achtergronden ervan en de gevolgen voor reizigers al uitgebreid beschreven. In de volgende paragrafen worden voor elke dienstregeling in het kort de wijzigingen per lijn beschreven. Daarbij wordt voor uitgebreide informatie verwezen naar het betreffende maatregelpakket in bijlage 1 bij de Uitgangspuntennotitie. Voorstellen in aanvulling op de notitie worden uitgebreider beschreven. Tenzij anders is aangegeven worden de frequenties en materieeltypen aangehouden zoals in 2012.
Het is zowel voor doorgaande reizigers als voor de exploitatie gewenst om op Utrecht Centraal zoveel mogelijk transversale lijnen te hebben. In een aantal gevallen moeten wij voorstellen lijnen juist te knippen, omdat de takken verschillende frequenties krijgen. Er zijn dan ook mogelijkheden om tot andere koppelingen te komen en de betreffende lijnen krijgen een nieuw c.q. ander lijnnummer. Ook op andere plaatsen worden nieuwe lijnnummers geïntroduceerd. Wijzigingen in lijnnummers hebben wij wel zoveel mogelijk beperkt. Reizigers moeten over de verandering geïnformeerd worden en de gelegenheid krijgen daaraan te wennen. Voorkomen moet worden, dat lijnnummers steeds worden gewijzigd. Wij zijn ervan uitgegaan, dat de lijnnummers meerdere jaren hetzelfde kunnen blijven.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 4
2.2 Toelichting voorstellen per 9 december 2012 Lijn 1 •
2c: Het eindpunt wordt verplaatst van Lunetten, station naar Hoograven, IJsselsteinlaan. Het traject ’t Goylaan – Lunetten, station v.v komt te vervallen. Dit traject wordt nog bediend door lijn 10 en in het weekeinde door de in te stellen servicenetlijn 516.
•
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 2 •
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 3 •
2d: Vanwege onderhoud aan Stadhoudersbrug in de Stadhouderslaan zou de toekomstige lijn 3 voor langere tijd moeten worden omgeleid. Omdat er geen geschikte omleidingsroutes voor standaard- of gelede bussen in de omgeving zijn, wordt voorgesteld lijn 3 vanaf december 2012 tijdelijk vanaf de Adriaan van Ostadelaan naar het oude eindpunt aan de Burg. Fockema Andreaelaan te laten. Dit zal in ieder geval tot eind 2013 het geval zijn. Het onderhoud aan de brug start in september 2013 en zal tot in 2014 duren.
•
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 4 •
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 5 •
2b: De route naar Oog in Al wordt verlegd van de Vleutenseweg naar de Graadt van Roggenweg/Weg der Verenigde Naties. Het eindpunt wordt verplaatst van de halte Beethovenlaan naar het Bedrijventerrein Cartesiusweg.
•
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 6 •
2c: Het traject Utrecht Centraal – Hoograven, IJsselsteinlaan v.v komt te vervallen (zie ook lijn 1).
•
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt op het traject Utrecht Centraal – Vechtsebanen de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 7 •
In het kader van maatregel 4a zou bekeken worden of de frequentie van lijn 7 in de daluren kan worden verlaagd. Gezien rol van lijn 7 in de bediening van de Nijenoord en de samenhang
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 5
daarvan met de maatregelen van pakket 2a stellen wij voor dit in ieder geval uit te stellen tot de dienstregeling van begin april 2013. •
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 8 •
4b: Op zondag vóór 10:30 wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2 ritten per uur.
Lijn 10 •
Vanaf het najaar van 2012 rijdt lijn 10 weer in twee richtingen over het 24 Oktoberplein van/naar naar Lunetten, station.
•
1d: De vertrektijden van lijn 10 worden een kwartier opgeschoven (zie ook voorstel lijn 30). Voor reizigers op het traject Ziekenhuis Overvecht – De Uithof heeft dit geen gevolgen, omdat daar ook lijn 30 rijdt. Bij de uitwerking moet blijken of op station Lunetten op dezelfde treinen aansluiting wordt geboden als in de huidige dienstregeling door lijn 20.
lijn 11 •
1a: De frequentie ’s avonds na 21:30 en in het weekeinde verhoogd van 3x naar 4x per uur.
•
1f: Het voorstel is om lijn 11 op zondag op Utrecht Centraal zoveel mogelijk te koppelen aan lijn 28. Delen van Leidsche Rijn krijgen door de koppeling een directe verbinding met de binnenstad. Met name op koopzondag worden dubbelgelede in plaats van gelede bussen ingezet.
lijn 12 •
1a: Lijn 12 rijdt niet meer ’s avonds na 21:30 en in het weekeinde.
Lijn 13 •
1a: Om de functie van lijn 12 voor de omgeving Rubenslaan en Stadion over te nemen stellen wij voor lijn 13 ook ’s avonds na 21:30 en in het weekeinde te laten rijden, zodat op zaterdag- en zondagmiddag samen met lijn 41 een kwartierfrequentie wordt geboden.
Lijn 14 Servicenet Lombok •
2b: Lijn 14 wordt opgeheven. Daardoor komt de route door de Kanaalstraat en Laan van Nieuw-
Guinea te vervallen. Hiervoor in de plaats wordt servicenetlijn 14 ingezet Deze wordt in overleg met het BRU en de gemeente Utrecht nader uitgewerkt. De lijn wordt gereden met één 8persoons taxibus op maandag t/m vrijdag van 7 tot 19 uur en op zaterdag van 9 tot 18 uur.
Lijn 18 •
2c: Dit betreft een nieuwe spitslijn. Behalve lijn 6 vervallen in de loop van het jaar door routewijzigingen nog meer lijnen op het traject Utrecht Centraal – Bleekstraat/Vondellaan. Om dit te compenseren wordt lijn 18 ingesteld. De route van deze lijn loopt van het busstation Zuid via de Adama van Scheltemabaan, Bleekstraat, Vondellaan en Croeselaan naar het busstation
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 6
Jaarbeursplein v.v. Vanaf eind januari 2013 kan deze halte verplaatst worden naar het tijdelijk busstation west. De lijn wordt alleen gereden op werkdagen tijdens de spitsuren in een frequentie van 6x per uur met gelede bussen. Met deze lijn wordt van beide kanten van Utrecht Centraal een frequente verbinding geboden met de onderwijsinstellingen rond de Vondellaan en Bleekstraat. De lijn wordt niet gereden tijdens de beperkte zomerdienst.
Lijn 28 •
1f: Het voorstel is om lijn 11 op zondag op Utrecht Centraal te koppelen aan lijn 28. Met name op koopzondag worden dubbelgelede in plaats van gelede bussen ingezet.
•
2b: Omdat er twijfels zijn over de capaciteit van lijn 28 mede door het wegvallen van de lijnen 5 en 14 rond de Vleutenseweg wordt een frequentieverhoging voorgesteld van 8 naar 10 ritten per uur in de spitsen op maandag t/m vrijdag in de winterdienst en van 6 naar 8 in de zomerdienst.
Lijn 30 •
1d: De lijnen 10 en 30 rijden in de spitsuren gezamenlijk in een regelmatige 15’-dienst op het traject tussen Overvecht en Rijnsweerd/De Uithof. Met name op de rit van lijn 10, die vertrekt om 08:36 van station Overvecht doen zich wel eens capaciteitsproblemen voor. Om dat op te lossen stellen wij voor de vertrektijden van de lijnen 10 en 30 ongeveer een kwartier op te schuiven, zodat de rit van 08:36 van station Overvecht naar De Uithof gereden wordt op lijn 30. Tevens wordt in ieder geval op deze rit van lijn 30 een gelede bus ingezet. Gezien het reispatroon verwachten wij, dat de verschuiving met een kwartier nauwelijks gevolgen heeft voor reizigers.
Lijn 287 •
4g: Wij stellen voor lijn 287 uit te breiden naar een daglijn met bediening in beide richtingen. Op de bestaande dienstregeling worden ritten tussen Vianen, Lekbrug en De Uithof ingelegd. In de spitsen wordt een 15’-dienst geboden, in de daluren een 30’-dienst. In overleg met andere vervoerders wordt de dienstregeling zodanig ontworpen, dat op station Lekbrug een goede overstap wordt geboden. Voor uitbreiding in de spitsen zijn geen bussen beschikbaar. Om de businzet gelijk te houden is het nodig lijn 287 niet verder dan Vianen, Lekbrug te laten rijden. In de huidige situatie stappen in de ochtendspits 175 – 200 reizigers in lijn 287, waarvan 30-40 % in Vianen. Daarvan stapt ongeveer de helft uit op de halte Vianen, Lekbrug om over te stappen op een andere lijn. De overige reizigers (10-15%, 20 à 30 reizigers per dag) kunnen nu nog blijven zitten voor hun reis naar Rijnsweerd of De Uithof. In de nieuwe situatie zullen zij in Vianen een andere lijn moeten gebruiken en op Vianen, Lekbrug overstappen. In de middagspits maken ongeveer 100 reiziger per dag gebruik van lijn 287.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 7
Lijn 15 Servicenet Hoograven – Tolsteeg - Lunetten •
2c: Delen van de lijnen 1 en 6 worden opgeheven. Daardoor komt de routes in Utrecht Zuidoost te
vervallen. Hiervoor in de plaats wordt een lijn van het servicenet ingezet. Op maandag t/m vrijdag overdag verbindt de lijn Hoograven met het Smaragdplein. ’s Avonds en in het weekeinde wordt de lijn ook doorgetrokken naar Lunetten. Deze wordt in overleg met het BRU en de gemeente Utrecht nader uitgewerkt. De lijn wordt gereden met één 8-persoons taxibus
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 8
2.3 Toelichting voorstellen per 7 april 2013 (voorlopige datum) Lijn 1 •
2a: De route tussen de Oudenoord en de Kard. De Jongweg wordt verlegd naar Kaatstraat – Adelaarstraat – A. Matthaeuslaan.
Lijn 5 •
2a: De route van Utrecht Centraal naar Voordorp wordt gewijzigd. In plaats van de route door de Vogelenbuurt loopt de lijn door de binnenstad via Wittevrouwensingel, Blauwkapelseweg, Kard. de Jongweg en van Everdingenlaan naar Voordorp. De route door Vogelenbuurt, Tuinwijk-oost en Tuindorp komt te vervallen. In de Vogelenbuurt gaat lijn 1 rijden. Op het traject Utrecht Centraal – Blauwkapelseweg worden de dienstregelingen van de lijn 5, 8 en 138 zoveel mogelijk geïntegreerd
Lijn 6 •
2a: De frequentie op maandag t/m zaterdag overdag wordt verlaagd van 6x naar 4x per uur. Op het traject Utrecht Centraal – Nijenoord wordt op de werkdagen in de spitsen een extra lijn ingesteld met een frequentie van 4x per uur
Lijn 7 •
2a: De route tussen de Oudenoord en de Brailledreef wordt verlegd naar de David van Mollemstraat – Talmalaan. Gezien de aanwezigheid van scholen en de voorgestelde frequentieverlaging van lijn 6 stellen wij voor lijn 7 via de Taagdreef te laten rijden.
•
4a: De bezetting van de zuidelijke tak van de lijn is lager dan op de noordelijke tak. Door de routewijziging zal ook de bezetting op die tak lager worden. Gezien de verwachte bezettingen stellen wij voor de frequentie op maandag t/m zaterdag overdag te verlagen van 6x naar 4x per uur.
Lijn 8 Utrecht Centraal - Lunetten •
2a: De huidige lijn 8 wordt geknipt op Utrecht Centraal, omdat op de takken in de spitsen met verschillende frequenties wordt gereden. Om onduidelijkheid over het al of niet doorrijden over Utrecht Centraal te voorkomen krijgen de takken een verschillend lijnnummer. Het zuidelijk deel houdt het lijnnummer 8, het noordelijk deel krijgt het lijnnummer 9.
Lijn 9 Utrecht Centraal - Overvecht •
2a: De noordelijke tak van de huidige lijn 8 krijgt het lijnnummer 9.
•
De route van Utrecht Centraal naar Overvecht wordt gewijzigd. In plaats van de route door Wittevrouwen en Tuindorp Oost loopt de lijn via Blauwkapelseweg en Eykmanlaan naar Overvecht. De route door Wittevrouwen en Tuindorp Oost komt te vervallen. In Tuindorp Oost
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 9
gaat lijn 5 rijden. Volgens de Uitgangspunten rijdt lijn 9 alleen op werkdagen (m.u.v. de schoolvakantie) overdag door naar Overvecht, station, ’s avonds en in het weekeinde zou niet verder worden gereden dan de Darwindreef. Gezien de rijstrookindeling lijkt het niet mogelijk/gewenst om op het Robert Kochplein te keren. In de directe omgeving zijn geen andere mogelijkheden. Daarom stellen wij voor, dat lijn 9 altijd doorrijdt naar Overvecht, station. •
De frequentie op het traject Utrecht Centraal – Overvecht wordt op maandag t/m vrijdag overdag verlaagd naar 2x per uur, ’s avonds, zaterdag en zondag naar 1x per uur. Op het traject Utrecht Centraal – Blauwkapelseweg worden de dienstregelingen van de lijn 5, 9 en 138 zoveel mogelijk geïntegreerd, op het traject Blauwkapelseweg – Overvecht de dienstregelingen van de lijnen 9 en 138.
Lijn 19 Utrecht Centraal, West – Terwijde/De Wetering •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 19 wordt verplaatst van busstation Noord naar busstation West. De route tussen het busstation en de Vleutenseweg loopt via de Mineurslaan, de Croeselaan en het Westplein.
•
Voor de bediening van het nieuwe St. Antoniusziekenhuis rijden de bussen van de lijnen 19 en 39 op het traject van/naar Utrecht Centraal een regelmatige 15’-dienst. Dat geldt ook voor de gezamenlijke trajecten van/naar De Wetering en Terwijde.
Lijn 24 Utrecht Centraal, West – De Meern Oost •
3b:De halte Utrecht Centraal van lijn 24 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Wilhelminalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
Lijn 29 Utrecht Centraal, West – Papendorp Zuid •
3b:De halte Utrecht Centraal van lijn 29 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Wilhelminalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
•
4f: Lijn 29 rijdt alleen nog in de spitsen op werkdagen in een frequentie van 4x per uur (i.p.v. 6x)
Lijn 33 Nieuwegein – Papendorp •
1b: Dit is een nieuwe lijn. Al een aantal jaren speelt het idee van een rechtstreekse verbinding tussen Nieuwegein en Papendorp als eerste deel van de “Westtangent”. Hiervoor zijn in eerdere vervoerplannen al voorstellen gedaan, maar steeds was de benodigde infrastructuur niet klaar. Naar de huidige inzichten is dit in de loop van 2013 wel het geval. Wij stellen daarom voor om vanaf 7 april 2013 deze verbinding in te stellen onder het lijnnummer 33. Op werkdagen wordt in de periode
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 10
06:30 tot 18:30 met standaardbussen in een frequentie van 2x per uur gereden.
Lijn 37 Utrecht Centraal, West – Maarssen, station •
3b:De halte Utrecht Centraal van lijn 37 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Vleutenseweg loopt via de Mineurslaan, de Croeselaan en het Westplein.
Lijn 38 Utrecht Centraal, West – Maarssen, station •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 39 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Vleutenseweg loopt via de Mineurslaan, de Croeselaan en het Westplein.
Lijn 39 Utrecht Centraal, West – Maarssen, station •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 39 wordt verplaatst van busstation Noord naar busstation West. De route tussen het busstation en de Vleutenseweg loopt via de Mineurslaan, de Croeselaan en het Westplein.
•
Voor de bediening van het station en het nieuwe St. Antoniusziekenhuis rijden de bussen van de lijnen 19 en 39 op het traject van/naar Utrecht Centraal een regelmatige 15’-dienst. Dat geldt ook voor de gezamenlijke trajecten van/naar De Wetering en Terwijde.
Lijn 41 •
1a: Om de rol van lijn 41 als dragende lijn te versterken wordt voorgesteld om op het traject Utrecht – Odijk in de daluren en de tegenspitsrichtingen op maandag t/m vrijdag een frequentie van 4x per uur te bieden, waarvan 2x per uur van/naar Wijk bij Duurstede, 1x per uur van/naar Driebergen/Zeist, station (lijn 43) en 1x per uur van/naar Odijk. In de richting Wijk bij Duurstede komen de 4 ritten in de ochtendspits tot Stadion Galgenwaard te vervallen. In plaats daarvan worden in de periode van 07:57 tot 12:27 5 extra ritten tot Odijk ingelegd. In de richting Utrecht beginnen 4 ritten tussen 10:45 tot 12:15 niet in Wijk bij Duurstede, maar in Odijk. Van 13:04 tot 16:10 worden 4 nieuwe ritten Odijk – Utrecht ingelegd. Tenslotte beginnen 4 ritten tussen 16:21 en 17:47 niet in Wijk bij Duurstede, maar in Odijk.
Lijn 43 •
4e: De route wordt verlengd via de huidige route van lijn 74 naar Zeist, busstation. Op het traject Zeist, busstation – Driebergen, station worden de dienstregelingen van de lijnen 43 en 59 geïntegreerd. Tijdens de spitsuren op werkdagen rijdt deze lijn niet door naar Utrecht Centraal, maar eindigt in Bunnik.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 11
Lijn 47 Utrecht Centraal, West – Houten, station •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 47 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Europalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
Lijn 52 •
2g: De route in Zeist, Verzetswijk wordt verlegd naar de Dijnselburgerlaan.
Lijn 53 •
2h: De route in Zeist, Patijnpark wordt verlegd naar de Schaerweijdelaan – Panweg.
Lijn 59 •
2i: De route in Zeist wordt verlegd naar de Dijnselburgerlaan – Panweg – Bergweg – Steynlaan.
•
4e: De route wordt verlengd via de huidige route van lijn 74 naar Driebergen, station. Op het traject Zeist, busstation – Driebergen, station worden de dienstregelingen van de lijnen 43 en 59 geïntegreerd.
Lijn 60/61/260 •
3a: Het tramtracé op Utrecht Centraal wordt ingekort. De eindhalte wordt verplaatst naar de westzijde op de Verlengde Graadt van Roggenweg.
Lijn 63 Utrecht Centraal, West – Vianen, station •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 63 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Europalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
•
4e: De lijn wordt doorgetrokken van Vianen Lekbrug via het centrum naar de halte Vianen, van Duvenvoordestraat
Lijn 65 Utrecht Centraal, West – Vianen, station •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 65 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Europalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
•
4e: De ritten, die nu beginnen en eindigen op Vianen, Lekbrug worden doorgetrokken naar de bedrijventerreinen De Biezen en De Hagen
Lijn 66 Utrecht Centraal, West – Nieuwegein, stadscentrum •
3b: De halte Utrecht Centraal van lijn 66 wordt verplaatst van busstation Zuid naar busstation West. De route tussen het busstation en de Europalaan loopt via de (Verlengde) van Zijstweg, Dr. M.A. Tellegenlaan en Overste den Oudenlaan.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 12
Lijn 74 Vianen – Zeist, busstation •
4e: De route in Vianen wordt op maandag t/m zaterdag gewijzigd in een lus met de klok mee door Monnikenhof. Het traject in Vianen, centrum en De Hagen wordt overgenomen door lijn 63. ’s Avonds na ongeveer 19:00 en op zondag wordt in Vianen de route van de huidige lijn 74 gevolgd. In Zeist rijdt de lijn niet verder dan de halte Zeist, busstation. Het traject tussen Zeist en Driebergen wordt overgenomen door de lijnen 43, 59 en ’s avonds en op zondag door servicenetlijn 574. Voor de bediening van de omgeving Hubertuslaan maandag t/m zaterdag overdag wordt eveneens een servicenetlijn ingesteld. Lijn 74 rijdt alleen.
•
2f: De route in Zeist West wordt rechtgetrokken over de Weteringlaan.
Lijn 75 Servicenet Zeist, busstation – Driebergen, station (-Hubertuslaan) 4e: Het traject tussen Zeist en Driebergen, station wordt’s avonds en op zondag overgenomen
door servicenetlijn 75. Voor de bediening van de omgeving Hubertuslaan maandag t/m zaterdag overdag wordt eveneens een servicenetlijn ingesteld.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 13
2.4 Toelichting voorstellen per 2 juni 2013 (voorlopige datum) Lijn 19 •
1b: De route van lijn 19 wordt in twee richtingen vanaf de Grauwaartsingel langs station Leidsche Centrum geleid.
Lijn 39 •
1b: De route van lijn 39 wordt in twee richtingen vanaf de Grauwaartsingel langs station Leidsche Centrum geleid.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 14
2.5 Toelichting voorstellen per 13 juli 2013 (voorlopige datum) •
3b: Het busstation Noord op Utrecht Centraal wordt opgeheven. Alle lijnen, die nog op Noord staan, worden verplaatst naar busstation Zuid, dat hiervoor wordt uitgebreid. Het betreft de lijnen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 26, 28, 34, 36 en 211.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 15
2.6 Toelichting voorstellen per 2 september 2013 (voorlopige datum) Lijn 4 •
2d: De huidige lijn 4 zou volgens de Uitgangspuntennotitie al zijn opgeheven, maar vanwege onderhoud aan de Stadhoudersbrug in de Stadhouderslaan wordt dit uitgesteld tot september 2013 (zie ook lijn 3, 9 december 2012). Er vindt nog overleg plaats met het BRU en de gemeente Utrecht over de vervoervoorziening voor de omgeving van de Stadhouderslaan en de Jan van Scorelstraat tijdens de werkzaamheden aan de brug, die naar verwachting zullen duren tot medio 2014.
Lijn 7 •
4a: De bezetting van de zuidelijke tak van de lijn is lager dan op de noordelijke tak. De route tussen de Oudenoord en de Brailledreef wordt per 7 april 2013 verlegd naar de David van Mollemstraat – Talmalaan en de verwachting is dat daardoor ook de bezetting op die tak lager wordt. Wij stellen voor de bezettingen vanaf april 2013 te meten en op basis van de resultaten in juni 2013 te bepalen of de frequentie op maandag t/m zaterdag overdag kan worden verlaagd van 6x naar 4x per uur. Deze maatregel wordt daarom als optie meegenomen.
Lijn 11 •
1a: De lijn wordt doorgetrokken voor de bediening van P+R De Uithof.
Lijn 77 •
1e: Anders dan in de Uitgangspuntennotitie staat aangegeven wordt voorlopig afgezien van wijziging van de route van lijn 77, omdat nog niet kan worden voldaan aan een goede keervoorziening in de omgeving van Bilthoven, station.
Lijn 78 Servicenet De Leijen •
1e: Voor de bediening van de Leyen wordt een achtvormige servicenetlijn 78 ingesteld, die de wijk De Leijen, Bilthoven, station en winkelcentrum De Kwinkelier aandoet. De lijn wordt gereden op maandag t/m vrijdag van 7 tot 19 uur en op zaterdag van 9 tot 18 uur. Er wordt één 8persoons taxibus ingezet.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 16
3. OVERIGE VERVOERKUNDIGE PLANNEN 3.1 Routewijziging lijn 45 Houten In het vervoerplan voor 2012 stellen wij reeds voor om de lijnvoering van buslijn 45 ( Houten, Schalkwijk, ’t Goy) aan te passen, zodat station Houten Castellum in de route wordt opgenomen. Deze wijziging kan worden doorgevoerd zonder uitbreiding van het aantal inzeturen. Het exacte moment waarop de routewijziging zou moeten ingaan, was nog niet bekend. Dat hing af van het gereedkomen van de wegenstructuur en benodigde haltevoorzieningen bij Het Spoor en Raaigras. en van bewoning van het wooncomplex rond het station. In overleg met de gemeente Houten is vastgesteld, dat in de komende periode aan de voorwaarden kan worden voldaan en de routewijziging met 9 december 2012 of 7 april 2013 kan worden doorgevoerd.
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
Uitvoeringsplan BRU 2013 - Vervoerplan versie 3.0, pagina 17
4. Dienstregelingperioden 4.1 Inleiding In 2013 worden de gebruikelijke dienstregelingperioden aangehouden. Zoals al aangegeven worden in de loop van de eerste winterdienstregeling wijzigingen doorgevoerd.
4.2 Dienstregelingen GVU •
Winterdienst 1
9 december 2012 – 6 april 2013
•
Winterdienst 2
7 april 2013 – 1 juni 2013
•
Zomerdienst
2 juni 2013 – 12 juli 2013
•
Beperkte Zomerdienst
13 juli 2013 – 1 september 2013
•
Winterdienst 3
2 september 2013 – 7 december 2013
4.3 Dienstregelingen Connexxion •
Winterdienst 1
9 december 2012 – 6 april 2013
•
Winterdienst 2
7 april 2013 – 20 juli 2013
•
Zomerdienst
21 juli 2013 – 31 augustus 2013
•
Winterdienst 3
1 september 2013 – 7 december 2013
Regiovervoer Utrecht, Spitslijnen en Stadsvervoer Utrecht
september 2012
GVU T.a.v. Herman Scholts Postbus 2230 3500 GE Utrecht Betreft: advies uitvoeringsplan 3.0 Utrecht, 20 september 2012 Geachte heer Scholts, Hartelijk dank voor uw adviesaanvraag over het uitvoeringsplan 3.0. Het ROCOV Utrecht heeft uw adviesaanvraag bestudeerd en voorziet u graag van advies. Algemeen Het ROCOV is vroegtijdig betrokken bij de besluitvorming. Een aantal ingebrachte voorstellen zijn in latere versies van het Uitvoeringsplan overgenomen. Het uitvoeringsplan is een uitwerking van de OV-visie. Het ROCOV onderschrijft een van de uitgangspunten van de OV-visie niet, namelijk die met betrekking tot de sociale en ontsluitingsfunctie van het OV. Het ROCOV heeft oog voor de bezuinigingstaak. Door uitvoering van de OV-visie wordt primair de bezuinigingstaak gerealiseerd. Het uitvoeringsplan zien wij niet als een verbetering van het openbaar vervoer, met name vanuit het oogpunt van de fijnmazigheid. Het servicenet is dusdanig beperkt uitgewerkt, dat we nog geen zicht hebben op een duidelijk alternatief. Wij adviseren u wel stil te staan bij de middelen die het rijk extra ter beschikking stelt aan de G4. In het kader van het zogenaamde lenteakkoord wordt het mogelijk om bezuinigingen af te zwakken en/of met nieuwe initiatieven te komen. Tegen onze verwachting in vinden we dit in het uitvoeringsplan niet terug. Een groot aantal lijnen wijzigt van route. Het ROCOV vindt het van het grootste belang dat halte-infrastructuur op orde is, voordat lijnen een andere route gaan rijden. Wij denken hierbij aan goed toegankelijke perrons, veilige oversteekmogelijkheden en eenvoudige instapvoorzieningen. Het ROCOV ziet graag dat er een goede afstemming plaatsvindt met grensoverschrijdende lijnen, binnen en buiten de concessiegrenzen. Wij hebben eerder een reactie gegeven op de uitgangspuntennotitie. Wij betrekken deze reactie bij dit advies. Deze reactie is daarom als bijlage bij dit advies bijgevoegd. Servicenet Het servicenet is een specifieke nieuwe vorm van openbaar vervoer, waar voor het ROCOV nog geen duidelijkheid over is wat di concept gaat inhouden. Wij hebben wat het servicenet betreft de volgende onduidelijkheden en vragen: • Wat zijn de bedieningstijden van de servicebus? • Wat worden de frequenties? Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
• •
Wat zijn de voertuigen die worden ingezet? Zijn deze toegankelijk voor mensen met een bespreking? Zijn de voertuigen voorzien van een zij-instap? Wat zijn de tarieven? Worden deze geïntegreerd in de tarieven van het reguliere OV?
In het algemeen geven wij u de opmerking mee, dat het ROCOV nog steeds geen idee heeft over de invulling van het servicenet in West (lijn 14) en in Zuid (lijn 15). Daarover kunnen we dan ook geen advies uitbrengen. In dit stadium betekent dat, dat we ook niet akkoord kunnen gaan met de voorgestelde wijzigingen in de lijnen 1-zuid (verlegging naar Hoograven), 6-zuid (opheffing) en 14 (“gewone buslijn”). Specifiek We adviseren u over de volgende punten specifiek, naast de punten uit ons eerdere advies over de uitgangspunten: · lijn 37 (CS - Maarssenbroek) laten door rijden tot nieuwe Antoniusziekenhuis en station Leidsche Rijn centrum. · Lijn 18 (CS zuid – Vondellaan – CS west) ook op zondag en in de schoolvakanties laten rijden, zodat een betere verbinding tussen beide zijden van CS West ontstaat voor reizigers voor wie de loopafstand een bezwaar is. · Lijnen 2 (ringlijn Museumkwartier) en 18 op een zodanige manier koppelen dat een verbeterde verbinding van busstation West met het centrum ontstaat. · De dienstregelingen van de lijnen 12, 13 en 41/43 moeten op elkaar zijn afgestemd. Deze lijnen moeten dezelfde haltes bedienen, ook op momenten dat FC Utrecht thuis speelt (thans rijden 41 en 43 dan niet over de Rubenslaan). De haltes van deze lijnen op de Rubenslaan moeten qua toegankelijkheid verbeteren. Hier bevinden zich bomen op plekken die de toegankelijkheid belemmeren waar bussen halteren. We vernemen graag uw reactie op ons advies, Deze reactie zien wij graag schriftelijk binnen vier weken na verzending van dit advies tegemoet. Met vriendelijke groet,
drs. J. van Leijenhorst Voorzitter ROCOV Utrecht
cc. -BRU
Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
Bestuur Regio Utrecht t.a.v. J. Golstein Maliebaan 34 3581 CR Utrecht
Betreft: reactie uitgangspuntennotitie 2013 Utrecht, 27 maart 2012 Geachte heer Golstein, Door middel van deze brief geeft het ROCOV-Utrecht een reactie op uw consultatieversie uitgangspuntennotitie 2013. Vooraf merkt het ROCOV-Utrecht op dat deze reactie niet mag worden gezien als het advies over het definitieve Uitvoeringsplan. Te zijner tijd zien wij uw adviesaanvraag daarover tegemoet. Het definitieve plan kan immers afwijken van de consultatieversie, bijvoorbeeld door de inbreng van het ROCOV en van de betrokken gemeenten. Niettemin is het ROCOV zeer positief over de wijze waarop het door het BRU in het proces wordt betrokken. In dat licht geven wij het BRU onderstaande reactie mee. Algemene opmerkingen De concessie bevindt zich in een bijzondere fase. De zittende vervoerder Connexxion/GVU is na afloop van het eerste jaar, dat in de oorspronkelijk eind 2011 afgelopen concessie, gevraagd ook in 2013 het vervoer uit te voeren. Details over die afspraak zijn het ROCOV niet bekend. Aangenomen mag worden, dat er een behoorlijk bedrag mee gemoeid is. Het ROCOV heeft er moeite mee als dit ten koste gaat van het exploitatiebudget. De reiziger heeft geen aandeel gehad in de verkeerd verlopen procedure bij de aanbesteding en wordt al geconfronteerd met de consequenties daarvan, zoals de inzet van bussen die niet voldoen aan verwachte normen op het gebied van comfort, toegankelijkheid en milieuaspecten. Als daaroverheen ook nog eens een verminderd vervoeraanbod zou komen, zou de rekening wel erg zwaar bij de gebruiker van het openbaar vervoer terecht komen. In het Uitvoeringsplan worden voorstellen gedaan die het ROCOV niet altijd kan ondersteunen, verderop in deze reactie wordt hier in detail op ingegaan. In dergelijke gevallen zou het BRU de financiering van het overnemen van het ROCOV-standpunt op een andere manier moeten regelen. Deze afweging moet door de politiek worden gemaakt. Het ROCOV beseft dat het BRU ook te maken heeft met een bezuinigingsopdracht als gevolg van de korting op de BDU door het Rijk. Vooropgesteld zij dat het ROCOV het hier Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
niet mee eens is. Mochten wij in deze reactie formuleren met een voorstel uit het Uitvoeringsplan akkoord te gaan, dan moet dit in dat licht worden bezien. Er worden voorstellen gedaan die gebaseerd zijn op de OV-visie van het BRU. Het ROCOV heeft al eerder aangegeven niet alle uitgangspunten en consequenties daarvan te onderschrijven. Vanzelfsprekend juicht het ROCOV maatregelen toe die het openbaar vervoer voor grotere groepen aantrekkelijker maken. Het ROCOV moet helaas constateren dat die maatregelen soms leiden tot vermindering van de ontsluitende functie van het openbaar vervoer. Het ROCOV constateert dan ook dat keuzes uit de OV-visie nu samenvallen met het uitvoeren van de bezuinigingstaak. Bedrijfsmatig bezien is een toename van het aantal reizigers te verwachten, maar daarbij mag niet uit het oog worden verloren dat dit het resultaat is van een (eigenlijk grotere) toename, waarmee een verlies van andere reizigers moet worden verrekend. Het ROCOV heeft er dan ook moeite mee dat het gebruik van het openbaar vervoer voor sommige groepen reizigers minder aantrekkelijk wordt, onder andere door grotere loopafstanden. Het gaat om voorstellen voor het laatste jaar van lopende concessies. Als in dat jaar busroutes worden geschrapt worden feiten geschapen die de deelnemers aan de aanbesteding niet zullen stimuleren creatieve oplossingen te bedenken waarbij van die routes gebruik zou kunnen worden gemaakt. Het ROCOV is het er niet mee eens dat forse ingrepen worden voorgesteld in het laatste jaar voor een nieuwe concessie. Inbreng van de nieuwe vervoerder zou welkom zijn. Bij GVU/Connexxion is ook kennis aanwezig, maar zij voeren een verlengde concessie uit en zullen redenen hebben hun ideeën tot de aanbesteding te bewaren. Het ROCOV betreurt het dat de bezuinigingstaak er nu toe leidt dat de opdrachtgever zulke ingrijpende voorstellen moet doen. In een aantal gevallen zou een uitgebreidere vervoerkundige onderbouwing op zijn plaats zijn. Het ROCOV kan zich goed vinden in het feit dat door het BRU niet is gekozen voor de kaasschaafmethode door op bestaande lijnen frequenties en/of bedieningstijden te verlagen. In plaats daarvan worden voorstellen gedaan voor met elkaar samenhangende groepen lijnen. Op zichzelf is het ROCOV groot voorstander van een dergelijke integrale aanpak. Doordat de voorstellen door de opdrachtgever zijn ontwikkeld missen we echter de vakkundige inbreng van de vervoerbedrijven. Doordat de financiële taakstelling samengaat met de lastige status van de concessie kunnen voldongen feiten worden geschapen. Het ROCOV ziet met enige weerstand het kennelijke gemak waarmee ‘witte vlekken’ worden geaccepteerd, dit zijn gebieden die hemelsbreed verder dan 400 meter van een bushalte liggen. In een vergrijzende maatschappij zal de groep mensen voor wie deze afstand te groot is, toenemen. Ook de deelname van groepen met functiebeperkingen aan het maatschappelijk leven, uitgangspunt op veel beleidsterreinen, komt onder druk te staan als de mogelijkheden zich te verplaatsen al te zeer worden beperkt. In een aantal gevallen zijn alternatieven mogelijk om de negatieve gevolgen van de voorstellen te voorkomen, soms zelfs zonder (op lange termijn) de bezuinigingstaak uit het oog te verliezen. Dat betekent soms dat doorgaande reizigers iets langer dan gewenst onderweg zijn. Openbaar vervoer heeft nu eenmaal als kenmerk dat individuele vervoersbehoeften worden gebundeld. Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
In een enkel geval wordt Randstadspoor als alternatief genoemd voor de ontsluiting van een woongebied. Het ROCOV wil ervoor waarschuwen hier al te optimistisch over te zijn. In het lokale vervoer wil men andere bestemmingen bereiken dan in het stadsgewestelijke. En het gebruik maken van het landelijk hoofdrailnet kan op grenzen van de capaciteit van het spoor stuiten. Het toevoegen van extra stations alleen is niet voldoende. Het ROCOV wil erop attenderen dat een aantal voorstellen zeer ingrijpend zijn. De kans bestaat dat in de praktijk ongewenste situaties ontstaan die men zou willen ‘repareren’. Doordat na een jaar de nieuwe concessie wordt geïmplementeerd en de inschrijvende bedrijven de ervaringen met de nieuwe lijnvoering niet kunnen meenemen, wordt dit in de praktijk lastig. Het ROCOV gaat nu in op de diverse voorstellen. Hierbij onderscheiden we twee categorieën. De eerste categorie voorstellen zijn voor het ROCOV absoluut niet acceptabel. De overige voorstellen vinden we op dit moment erg ver gaan aangezien we midden in een aanbestedingsperiode zitten. Bij deze andere voorstellen geeft het ROCOV vaak alternatieven aan die wat het ROCOV betreft beter zijn dan de voorliggende voorstellen. Niet acceptabele voorstellen 1B. Bediening Leidsche Rijn Centrum Het station moet bij opening door een buslijn worden bediend. Een omweg van 5 minuten is voor doorgaande reizigers hinderlijk (en leidt elders tot voorstellen voor versnelling). Voor de definitieve oplossing geven wij in overweging te zoeken naar alternatieve mogelijkheden. Het voorliggende voorstel is daarom niet acceptabel. 1E. Aanpassingen bediening Bilthoven met servicenetlijn/lijn 77 Het ROCOV ziet niet in waarom voor het tweede achtereenvolgende jaar de voorziening ingrijpend moet worden aangepast (terwijl in het kader van de aanbesteding volgend jaar wederom veranderingen mogelijk zijn). Er is ook nog weinig tijd geweest om de in december 2011 ingevoerde situatie te beoordelen. Het voorstel voor een ‘servicenetlijn’ is nog niet concreet gemaakt. We hebben geen idee wat we ons daarbij moeten voorstellen. Het ROCOV zou graag een integrale studie naar de ontsluiting van De Bilt en Bilthoven en daaruit voortvloeiende voorstellen zien. Het is een bekend gegeven, dat lijnen op het laatste gedeelte van de route weinig mensen vervoeren. Het ROCOV is van mening, dat voor 2013 geen wijzigingen moeten worden doorgevoerd en dat de route van lijn 77 moet worden gehandhaafd (voor zover dat in verband met werkzaamheden rond het station mogelijk is). 2A. Bediening Utrecht Noord(-Oost) en Overvecht/Maartensdijk (lijnen 1-noord, 5-noord, 6-noord, 7-noord, 8-noord, 77-oost, 138) Het ROCOV herkent de wens om in dit deel van de stad tot een efficiëntere lijnvoering te komen. Al tientallen jaren wordt naar een oplossing gezocht die eigenlijk nooit kan worden gevonden. Het toevoegen van een lijn leidt tot overbediening op andere trajecten; het afzien van een aparte lijn leidt weer tot ongewenste omwegen. Stadsuitbreidingen maken vervolgens weer aanpassingen nodig. Door het voorgestelde vervallen van de busroute via de Griftstraat ontstaat een ‘witte vlek’ nabij de brug tussen de Poortstraat en de Alexander Numankade, te ver gelegen van haltes Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
op de Biltstraat over aan de overkant van de Kardinaal de Jongweg. Deze vlek kan worden voorkomen door de route van de lijn via de Van Everdingenlaan vanaf de Blauwkapelseweg te leiden via de Alexander Numankade en de Jan Evertsenstraat. Een deel van de Alexander Numankade moet daarvoor geschikt worden gemaakt. 2B. Bediening Utrecht West (lijnen 5-west, 14, 39) Mondeling is ons gemeld dat de in de consultatieversie getekende route voor lijn 5 naar Leidsche Rijn nog niet kan worden ingevoerd. In plaats daarvan wordt voorgesteld deze lijn naar (Schepenbuurt en) Bedrijventerrein Cartesiusweg te voeren. Het ROCOV vindt het vervallen van de route van lijn 14 door Lombok niet acceptabel. Het moet mogelijk zijn een van de lijnen die over de Vleutenseweg zouden moeten rijden door de Kanaalstraat en de Laan van Nieuw Guinea te voeren. Deze route is in lengte vergelijkbaar en zal dan ook door doorgaande reizigers worden geaccepteerd. Het voorkomen van oponthoud door het overige verkeer is een taak voor de gemeente. De leefbaarheid wordt overigens mede bepaald door de aanwezigheid van openbaar vervoer. Van groot belang bij dit standpunt is de witte vlek tussen de Abel Tasmanstraat en de Billitonkade. 2D. Bediening Utrecht-oost (lijnen 3-oost, 4) Het ROCOV kan niet positief reageren op de voorgestelde wijzigingen. Uiteraard zijn vervoersstromen gewijzigd. De lijnen 3 en 4 maken nu deel uit van het ov-netwerk en geven bij het Oorsprongpark en op de Rubenslaan aansluiting naar verschillende richtingen, ook staduitwaarts. De voorgestelde route geeft alleen bij de Stadsschouwburg aansluiting op andere lijnen, en dan ook nog op een lastig kruispunt. (Feitelijk is het visgraatmodel met bundels, waarop wordt aangetakt in dit geval te rigoureus doorgevoerd.) De Maliebaanbuurt, Oudwijk en Wilhelminapark zijn niet alleen woonwijken, maar er zijn ook veel kantoren en instellingen gevestigd. Juist daarom is alleen een ontsluitende route niet voldoende. Het ROCOV ziet graag alternatieven uitgewerkt om beter in de bereikbaarheid van deze buurten te voorzien. Bij de gepresenteerde varianten is er geen die aan de wensen van het ROCOV voldoet. Bijzondere aandacht vraagt de bediening van het Diaconessenziekenhuis en verzorgingsinstelling ‘Henriëtte Swellengrebel’. Een uitgekiende keuze van de haltelocaties is gewenst. 2G. Bediening Zeist Verzetswijk (lijn 52) Het ROCOV wijst deze ingreep af. Het voordeel van een iets gestrektere route gaat ten koste van relatief veel reizigers die van de haltes in de buurt gebruik maken. De winst zou wel eens kunnen opgaan aan verlies aan reizigers en investeringen in haltes en oversteekgelegenheden aan de Dijnselburgerlaan. 2J. Bediening lijn Zeist Kerckebosch/Driebergen/Odijk/Bunnik (lijn 43, 74-oost) Er wordt voorgesteld het traject Station Driebergen-Zeist – Driebergen Hubertuslaan van lijn 74 te laten uitvoeren door een pendeltaxi. Het ROCOV wijst dit af en verzoekt het BRU in overleg met de provincie Utrecht voorstellen te doen over de bediening van dit traject. Wij herinneren u eraan dat het ROCOV bij het convenant over de concessieverdelingen tussen Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
BRU en provincie heeft aangedrongen op een directe verbinding tussen dit traject en de stad Utrecht, en dat beide overheden dit advies hebben opgevolgd. Het BRU kan naar onze mening niet eenzijdig de exploitatie omzetten in een pendeltaxidienst.
Voorstellen met suggesties van het ROCOV 1A. Bediening P+R De Uithof Het ROCOV kan de overwegingen bij dit voorstel volgen, maar wijst de gekozen oplossing af. Het zou ook vreemd zijn dat juist de route die voor vertramming is gekozen in het weekend in het geheel niet wordt bediend. Het P+R-gebruik genereert ook extra inkomsten voor het openbaar vervoer. Medefinanciering door derden zou onderzocht moeten worden. 1C. Uitbreiding bediening Het Klooster Het ROCOV vraagt aandacht voor een goede ontsluiting van de kern van Vreeswijk en aansluiting op de knoop Lekbrug. Een apart lijnnummer (64, 67?) voorkomt verwarring. 1D. Uitbreiding lijn 10/30 Overvecht-De Uithof Geen bezwaar. 1F. Uitbreiding op koopzondagmiddag in aparte dienstregelingsperiode Het ROCOV ziet concrete voorstellen graag tegemoet. 2A. Bediening Utrecht Noord(-Oost) en Overvecht/Maartensdijk (lijnen 1-noord, 5-noord, 6-noord, 7-noord, 8-noord, 77-oost, 138) Al bij een eerdere gelegenheid heeft het ROCOV gewezen op de mogelijkheid de ontsluiting van Tuinwijk, Tuindorp, Tuindorp-Oost en Wittevrouwen te laten geschieden door een aparte lijn, die de routes van de huidige lijnen 5 en 8 volgt tot aan de Kapteynlaan. Op deze lijn kan kleiner materieel worden ingezet. De route over de Blauwkapelseweg zou dan door de lijn naar Maartensdijk en/of Overvecht Zuid kunnen Het ROCOV is voorstander van een uitgebreidere vervoerkundige studie naar een optimale structuur voor het lijnennet in dit stadsdeel. De integratie van de lijn naar Maartensdijk is een logische keuze. 2B. Bediening Utrecht West (lijnen 5-west, 14, 39) In Oog in Al zal men eraan moeten wennen dat de rijrichting van en naar het centrum wordt omgekeerd. Het gebruiken van een ander lijnnummer dan 5 (bijv. 15) kan in de communicatie hierover nuttig zijn. 2C. Bediening Utrecht Zuidoost, Liesbosch, Houten/Nieuwegein (lijnen 1-zuid, 6-zuid, 8-zuid, 47, 74-zuid) Bij dit wijzigingenpakket is vooral aandacht gewenst voor de vervallen halte W.A. Vultostraat. Ook hier ontstaat een witte vlek. Door een goede haltelocatie te kiezen nabij het kruispunt Constant Erzeijstraat/’t Goylaan (waar de huidige lijnen 6 en 1 net aan de niet langer bereden zijden halteren) kan de loopafstand hier aanvaardbaar blijven. Een looproute naar het Maasplein (waarvoor een brug over de Vaartse Rijn nodig is) zou dit voorstel acceptabel maken. 2E. Bediening Utrecht Catharijnesingel Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
(lijnen 2, 6-zuid) Het ROCOV vraagt aandacht voor de keuze en ligging van de halteplaatsen. De voorgestelde route voorziet niet in een aansluiting van lijn 2 aan het station Vaartsche Rijn. Wij vinden dit wel gewenst en zien dit graag uitgewerkt. Mocht de bediening van het Catharijnesingel onvoldoende blijken dan zal alsnog moeten worden overwogen een van de lijnen via de Adama van Scheltemabaan langs de Stadsbuitengracht te verleggen. De volgende voorstellen hebben betrekking op de bediening van Zeist. Het ROCOV ziet hier graag een integraal voorstel. De voorgestelde maatregelen bieden elk slechts kleine voordelen en lijken niet met elkaar in verband te staan. 2F. Bediening Zeist west/Brugakker e.o. (lijn 74-oost) De loopafstanden worden vooral voor Nijenheim niet alleen lang, maar voeren ook langs paden waar het veiligheidsgevoel onder druk kan staan. Aan een deel van dit bezwaar kan worden tegemoetgekomen als vanaf de Kromme Rijnlaan wordt gereden via de Griffensteynselaan en de Koppelweg (of Griftlaan) naar de Weteringlaan wordt gereden. Het voordeel van deze ingreep is financieel alleen aantrekkelijk als de gerealiseerde tijdwinst zou leiden tot een vermindering van het aantal bussen dat voor de exploitatie nodig is. Aangezien verderop wordt voorgesteld lijn 74 in te korten tot Zeist Busstation zullen er weinig doorgaande reizigers zijn die van het rechttrekken van de route voordeel hebben. 2H. Bediening Zeist Patijnpark en omgeving (lijn 53) Ook hier is het voordeel van deze ingreep financieel alleen aantrekkelijk als de gerealiseerde tijdwinst zou leiden tot een vermindering van het aantal bussen dat voor de exploitatie nodig is. Aangezien het hier om het laatste deel van de route gaat zullen er weinig doorgaande reizigers zijn die van het rechttrekken van de route voordeel hebben, tenzij hierdoor op het Busstation een aansluiting kan worden verbeterd. 2I. Lijnvoering lijn 59 (en lijn 56) Huis ter Heide-Zeist Het ROCOV wijst een van de argumenten voor dit voorstel met klem af. Het zou voor doorgaande reizigers “extra … reizigerskilometers (geld)” kosten. In discussies over dat thema is het ROCOV steeds voorgehouden dat het kilometertarief zoveel eerlijker zou zijn dan andere systemen, ook als wij wezen op de gevolgen voor doorgaande reizigers. Het is bovendien niet handig voor te stellen de reizigersinkomsten te verminderen als het doel van de operatie bezuiniging is. Het zou eerlijker zijn dit argument niet te gebruiken. 2J. Bediening lijn Zeist Kerckebosch/Driebergen/Odijk/Bunnik (lijn 43, 74-oost) Voor het trajectdeel Zeist Busstation – Station Driebergen-Zeist wordt voorgesteld lijn 74 te vervangen door de minder frequente lijn 59. Over de toekomst van het traject Station Driebergen-Zeist – Bunnik, thans onderdeel van lijn 43, ziet het ROCOV met interesse uitgewerkte voorstellen tegemoet. 3. Wijzigingen als gevolg van ontwikkelingen Stationsgebied Utrecht Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
Het ROCOV beseft dat de ontwikkelingen tot (tijdelijk) ruimtegebrek kunnen leiden. Dit mag echter niet een reden zijn om de verbindingen vanuit de diverse plaatsen en wijken in kwaliteit te laten afnemen, anders dan als direct gevolg van de werkzaamheden. 4. Niet-structurerende wijzigingsvoorstellen (in frequenties, exploitatietijden, dienstregelingsperioden en inzet kleiner materieel) Het ROCOV ziet de voorstellen tot lagere frequenties met pijn in het hart. Hoewel er op sommige tijden sprake is van laag gebruik van het openbaar vervoer zijn wij bevreesd dat deze ingreep een verdere daling van de vervoersvraag tot gevolg heeft, ook op andere momenten van de dag. Immers, de keuze voor het openbaar vervoer kan pas worden gemaakt als dit beschikbaar is. Daarbij moet men ook zekerheid hebben over een aantrekkelijk aanbod voor de terugreis. Het ROCOV ziet me belangstelling criteria tegemoet over frequenties in de avonduren. Op basis hiervan kan een naar de reiziger toe duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen hoogfrequente verbindende lijnen met een standaard hoogwaardig aanbod en andere lijnen met een minder aanbod. Over de inzet van kleiner materieel ziet het ROCOV graag uitgewerkte voorstellen tegemoet. Waar lijn 59 onderwerp van de voorstellen is, zien wij graag dat deze voorstellen samen met de provincies Utrecht en Noord-Holland worden uitgewerkt. Tot slot Uiteraard zien wij uit naar uw reactie op onze brief. Wij zien uw schriftelijke reactie graag binnen vier weken na verzenddatum van deze brief tegemoed. Met vriendelijke groet,
drs. J. van Leijenhorst Voorzitter ROCOV Utrecht
Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
Connexxion T.a.v. dhr. R. Oude Elberink Postbus 224 1200 AE Hilversum
Betreft: advies tarieven 2013 Utrecht, 20 september 2012 Geachte heer Oude Elberink, Hartelijk dank voor uw adviesaanvraag over de tarieven van 2013. Het ROCOV Utrecht heeft uw adviesaanvraag bestudeerd en voorziet u graag van advies. Voor reeds een aantal jaren ligt de tariefsverhoging van het openbaar vervoer fors boven de landelijke inflatie en de loonontwikkeling. Hierdoor wordt openbaar vervoer elk jaar reëel duurder voor de reiziger. Het openbaar vervoer heeft zo last van een onvoordelige concurrentiepositie ten opzichte van andere vervoermiddelen. Ook kunnen mensen die geen alternatief hebben voor het openbaar vervoer, en het moeten doen met een bescheiden inkomen, minder makkelijk deelnemen aan de maatschappij. Deze ontwikkeling baart het ROCOV zorgen. Volgens uw schattingen bedraagt de tariefsverhoging volgend jaar ongeveer 3,5%. Uw voorstel biedt ons geen inzicht in de wijze waarop dit percentage is opgebouwd. Op het moment dat we een duidelijk beeld hebben over deze verhoging kunnen we dat in ons advies betrekken. Tot dat moment gaan wij er vanuit dat een verhoging die gelijk is aan de verwachte inflatie van 2%, redelijk is. Een onderdeel van de verhoging is een compensatie voor vraaguitval. Door de sterke tariefsverhoging zullen minder mensen het openbaar vervoer nemen. Uw plan is dit te compenseren door de tarieven extra te verhogen. Het ROCOV wijst deze compensatie resoluut af. Hierdoor zal de concurrentiepositie en de sociale functie van het openbaar vervoer nog verder onder druk komen te staan. Het ROCOV maakt zich zorgen om de abonnementen. Wij zijn van mening dat abonnementen in principe grensoverschrijdend moeten kunnen zijn. Dat houdt in dat deze niet exclusief geldig in het eigen concessiegebied moeten zijn. Uw voorstel is daar niet duidelijk over. Wel kennen we de situatie van omringende concessies, zoals Amsterdam. Hier zijn abonnementen niet in de provincie Utrecht geldig. Wij adviseren u dat abonnementen ten alle tijden grensoverschrijdend kunnen zijn. U bent nog onduidelijk in uw advisering over de toekomstige tarieven van de grensoverschrijdende lijn 50. Het ROCOV adviseert u om bij deze lijn de huidige situatie in stand te houden. Dat wil zeggen dat voor het deel waar de lijn in BRU-gebied rijdt het BRUkilometertarief geldt. Voor het provinciale deel geldt het provinciale tarief. Voor de reiziger is dit duidelijker dan wanneer verschillende tarieven gelden op hetzelfde traject. Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
Het valt het ROCOV op dat er nog geen duidelijkheid is over de tarifering van de servicelijnen. Wij zien een adviesaanvraag over deze lijnen – die naar verwachting binnen enkele maanden geïntroduceerd worden – graag spoedig tegemoet. We vernemen graag uw reactie op ons advies, Deze reactie zien wij graag schriftelijk binnen vier weken na verzending van dit advies tegemoet. Met vriendelijke groet,
drs. J. van Leijenhorst Voorzitter ROCOV Utrecht cc.
-BRU -Provincie Utrecht
Aan Rocov-Utrecht nemen deel: CliëntenBelang Utrecht, COSBO, Fietsersbond afdeling Utrecht, Hogeschool Utrecht, Natuuren Milieufederatie Utrecht, ROVER, SOLGU, Universiteit Utrecht, USF Studentenbelangen, Utrechtse vereniging Kleine Kernen en de Vervoercie UMC. Rocov-Utrecht / p/a Mobycon / Postbus 2873 /2601 CW Delft /
[email protected]
TER KENNISGEVING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
tkg 2012-06980 2
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
drs. C. van Dalen
Onderwerp Programmamonitor Wegen en Verkeer 1e helft jaar 2012
Samenvatting De Programmamonitor Wegen & Verkeer geeft een compleet beeld van de stand van zaken met betrekking tot subsidiebestedingen in de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer. Aanvullend is ter informatie in bijlage 1 de voortgang van de verschillende programma’s binnen het programma Wegen & Verkeer weergegeven. Per te subsidiëren partij wordt zichtbaar gemaakt welke subsidieprojecten in die periode zijn afgewikkeld, welke subsidieprojecten er nog lopen en welke subsidies nog gereserveerd zijn. Zie hiervoor bijlage 2. Het doel van de Programmamonitor is de voortgangsbewaking, het rapporteren over financiële vrijval bij de subsidieafwikkeling en -voor zover aan de orde- de rapportage en verantwoording over afwijkingen op de planning, financiering en/of inhoud van subsidieprojecten. Op dit moment is er geen sprake van grote afwijkingen. De uitvoering van projecten valt binnen de gestelde criteria. De vrijval op de geserveerde subsidies bedroeg in de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 € 0,5 miljoen (= 4,6% van de afgewikkelde subsidieomvang) plus € 10 miljoen op vijf HOV projecten in Utrecht. Dit laatste saldo is middels wijzigingsbeschikkingen inmiddels toegevoegd aan het project HOV Leidsche Rijn. De onderbesteding is tot stand gekomen doordat projecten tegen lagere kosten zijn gerealiseerd dan oorspronkelijk werd verwacht.
Aanleiding De Programmamonitor Wegen & Verkeer geeft een compleet beeld van de stand van zaken met betrekking tot subsidiebestedingen in de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer. Aanvullend is ter informatie in bijlage 1 de voortgang van de verschillende programma’s binnen het programma Wegen & Verkeer weergegeven. Per te subsidiëren partij wordt zichtbaar gemaakt welke subsidieprojecten in die periode zijn afgewikkeld, welke subsidieprojecten er nog lopen en welke subsidies nog gereserveerd zijn. Zie hiervoor bijlage 2. Het doel van de Programmamonitor is de voortgangsbewaking, het rapporteren over financiële vrijval bij de subsidieafwikkeling en -voor zover aan de orde- de rapportage en verantwoording over afwijkingen op de planning, financiering en/of inhoud van subsidieprojecten.
Toelichting Met ingang van 2011 wordt de stand van zaken wat betreft de subsidies vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer halfjaarlijks gerapporteerd middels de programmamonitor. De voorliggende monitor behandelt de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012.
Pagina 1 van 6
De Programmamonitor geeft inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de eerder toegekende subsidies (d.w.z. aangevraagd en door BRU beschikt) en laat ook zien welke subsidies nog gereserveerd zijn in het kader van de vastgestelde programmabegroting 2012-2015 (dus nog aan te vragen en te beschikken). De monitor geeft hiermee een totaalbeeld van de financiering vanuit het programma Wegen & Verkeer in het verleden, heden en de toekomst. Zoals gebruikelijk zijn de subsidies geordend per gemeente. Daarnaast worden ook de subsidies aan de in regioverband uit te voeren projecten (met name de VERDER-projecten) en subsidies aan niet BRU-gemeenten in beeld gebracht. Het doel van de Programmamonitor Wegen & Verkeer is de voortgangsbewaking, het rapporteren over financiële vrijval bij de subsidieafwikkeling, en -voor zover aan de orde- de rapportage en verantwoording over afwijkingen op de planning, financiering of inhoud van projecten. Inhoud van de Programmamonitor Wegen & Verkeer – 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012 In de als bijlage 2 opgenomen tabellen ziet u per gemeente, en voor de regionale en niet gemeentelijke projecten, de rapportage over de subsidies vanuit het begrotingsprogramma Wegen en Verkeer voor de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2012. De inhoud van de programmamonitor wordt hierna kort toegelicht. 1. Afgewikkelde subsidies In de genoemde periode zijn 32 subsidies afgewikkeld conform de geldende voorwaarden, op basis van de subsidieverordening en afgegeven subsidiebeschikkingen. Deze subsidies hadden een omvang van € 42.528.429,-. Van de toegekende subsidies werd € 10.601.682,- niet uitgekeerd 1. De onderbesteding bedraagt daarmee gemiddeld 24,9%. Het grootste deel van de subsidievrijval is ontstaan op vijf HOV-projecten in de gemeente Utrecht. Op deze projecten bedraagt de subsidie-vrijval € 10.073.769,-. Dit saldo is, op verzoek van de gemeente Utrecht en conform de bepalingen in de oorspronkelijke subsidiebeschikking, middels wijzigingsbeschikkingen toegevoegd aan het project HOV Leidsche Rijn (DB-besluit 25 mei 2012). Indien deze projecten buiten beschouwing worden gelaten bedraagt de subsidievrijval voor de overige 27 subsidies € 527.914,-. In totaal hadden deze 27 subsidies een omvang van € 11.578.314,-. De onderbesteding van deze projecten bedraagt daarmee gemiddeld 4,6%. De vrijval van subsidie laat zich over het algemeen verklaren door de efficiënte uitvoering van het project, tegen lagere kosten dan waarmee rekening werd gehouden bij de subsidietoekenning. Overigens zijn er ook subsidieprojecten waarbij de kosten in de eindafrekening hoger lagen dan in de kostenraming bij de subsidieaanvraag. Deze meerkosten hebben echter geen invloed op het subsidiebedrag aangezien bij verlening de toekenning is gemaximeerd. 2. Uitgevoerde projecten, eindafrekening en accountantscontrole Voor 17 subsidieprojecten geldt dat de uitvoering heeft plaatsgevonden en de eindafrekening en bijbehorende accountantsverklaring is ingediend, en op 30 juni 2012 (de ´einddatum´ van deze monitor) in behandeling was bij BRU. Deze projecten vertegenwoordigen een subsidieomvang van maximaal € 8,6 miljoen. Inmiddels is een deel van deze projecten afgewikkeld. Voor behandeling geldt een termijn van 8 weken. Behandeling kan in de praktijk langer duren in geval nadere informatie moet worden opgevraagd (in het geval van onvolledige ingediende documenten of het ontbreken van in te dienen documenten). In die gevallen wordt namelijk de behandeltermijn stopgezet. De datum waarvoor de eindafrekening en accountantsverklaring van een project moeten zijn ingediend, is een hard toetsingsmoment. De verscherpte werkwijze die sinds twee jaar wordt 1
Het gaat hier dus om het gesommeerde verschil tussen de verleningsbeschikkingen en de vaststellingsbeschikkingen. Kortom, vrijval ontstaan door goedkopere realisatie van projecten. Er kan ook vrijval ontstaan doordat voor projecten minder subsidie wordt aangevraagd dan waarvoor het project in de begroting is opgenomen. Dit komt meestal doordat bij nadere uitwerking van projecten beter inzicht ontstaat in de kosten. Deze vorm van vrijval is hier niet meegenomen. Pagina 2 van 6
gehanteerd, heeft er toe geleid dat de termijnoverschrijdingen in aantal en in tijd zijn afgenomen. Daarnaast is en wordt, vaker dan voorheen, door gemeenten geanticipeerd op het mogelijk niet halen van de termijn, door tijdig éénmalig beargumenteerd uitstel aan te vragen bij het DB. Alle overschrijdingen zijn reden (geweest) voor contact met de betreffende gemeente teneinde een afspraak te maken over de termijn waarbinnen de afwikkeling plaats vindt, alvorens eventueel wordt overgegaan tot ambtshalve vaststelling van de subsidie door BRU. 3. Projecten in uitvoering Op dit moment zijn ruim 80 projecten in de uitvoeringsfase. Daarmee is een subsidiebedrag gemoeid van ruim € 224 miljoen (totale subsidieomvang van deze projecten). De lopende subsidiebeschikkingen voor het HOV Leidsche Rijn en de Uithoflijn (HOV om de Zuid), met een omvang van in totaliteit € 116 miljoen conform het DB-besluit van 25 mei 2012, maken hier onderdeel van uit. Andere grote projecten met een maximale subsidie van € 2 miljoen of meer in deze categorie zijn: • • • • • • • • •
Ondertunneling Soestdijkseweg De Bilt, € 9,0 miljoen Verbetering ontsluiting Houten (BOR-deel A12-Salto), € 10,7 miljoen Fietstransferium Castellum Houten, € 2,9 miljoen Binnenstadscorridors Nieuwegein, € 13,9 miljoen Herstel historische oost-west verbinding (fietsbrug A’dam-Rijnkanaal) Nieuwegein € 5,0 miljoen Diverse benuttingsmaatregelen Utrecht west, samen € 6,2 miljoen Verbetering fietscomfort Utrecht, € 2,3 miljoen Afrit A2 Vianen, € 2,1 miljoen Verbetering van de toegankelijkheid van bushaltes, € 5,2 miljoen.
Voor alle grotere projecten in de uitvoeringsfase geldt dat de uitvoering (vooralsnog) binnen de gestelde einddatum valt. Op grond van de subsidieverordening kan de einddatum van een project op verzoek éénmalig door het DB worden verlengd. Door intensievere ambtelijke contacten, probeert BRU de betrokkenheid tijdens de uitvoeringsfase te vergroten, om waar nodig eerder sturing te kunnen geven aan de projectplanning en -uitvoering. Nu de achterstanden wat betreft subsidiedossiers in afwikkeling en eindafrekening zijn weggewerkt, wordt in 2012 nadrukkelijker invulling gegeven aan de voortgangsbewaking tijdens de uitvoeringsfase en de noodzakelijke gereedmelding na afronding van het project. De termijnbewaking hangt hierbij nadrukkelijk samen met betrokkenheid bij- en controle op het bereiken van de inhoudelijk gestelde projectdoelen. 4. Geprogrammeerde subsidies 2012-2015 Naast de lopende subsidies, is het belangrijk een doorkijk te hebben naar de nog door BRU te verlenen subsidies, zoals die zijn opgenomen in de meerjarenbegroting. Naast het Lokaal Maatwerk, met een jaarlijkse omvang van € 2,0 miljoen, betreft dit nog een beperkt aantal RUVV-projecten. Met het DB-besluit van 25 juni 2012 zijn 7 projecten toegevoegd aan het programma en 3 correcties/toevoegingen, met een totaal subsidiebedrag van € 2,3 miljoen. Het onderzoek naar het niet kunnen realiseren van de Westelijke Randweg in Vianen (€ 3,7 miljoen, incl. de maatregelen op de Stuartweg / Hagenweg) en de eventueel te treffen vervangende maatregelen is afgerond. Op dit moment wordt gewerkt aan een fasering van de maatregelen en het indienen van het vervangende maatregelpakket bij BRU. In het blad met de niet gemeentelijke- en regionale projecten is de voorgenomen programmering in het kader van met name het programma VERDER zichtbaar. De herprioritering van de VERDERprojecten is hierin nog niet verwerkt. Reden hiervoor is dat deze herprioritering nog niet in de programmabegroting is verwerkt. Gezien de herprioritering is bij de VERDER projecten bij het budget geen maximaal subsidiebedrag opgenomen (aangegeven met een # in het overzicht). Enkele projecten komen in meerdere jaren terug omdat het budget is verdeeld over meerdere jaren.
Pagina 3 van 6
Ook zijn projecten opgenomen uit het actieprogramma OV (AROV). Dit programma wordt aangepast en wacht op goedkeuring van het Rijk. Daarom zijn ook bij de AROV projecten geen budgetten opgenomen (weergave #). Meer informatie over de voortgang van deze en andere programma’s is te lezen in bijlage 1. 5. Aanmeldingen RUVV 2012-2015 Om het beeld per gemeente te completeren, zijn de aangemelde projecten voor het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer 2013 weergegeven. Alle door de gemeenten aangemelde projecten zijn door BRU ambtelijk beoordeeld en geprioriteerd. Op grond daarvan is een invulling van het RUVV 2013 voorgesteld. Het betreft hier dus een selectie van alle aanmeldingen. Deze invulling is ook besproken in het ambtelijk en portefeuillehoudersoverleg verkeer & vervoer en daar akkoord bevonden. Deze heeft (nog) geen formele status, aangezien deze invulling (nog) bestuurlijk moet worden vastgesteld in het DB van 12 november en het AB van 12 december 2012. De geselecteerde projecten zijn in de tabellen aangegeven met “RUVV 2013”.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 4 van 6
Bijlage 1 Voortgang programma’s binnen programma Wegen en Verkeer AROV Het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) is begin 2012 in samenwerking met gemeente Utrecht herijkt. Dit heeft geleid tot een aangepaste projectenlijst. Die aanpassing dient de goedkeuring te hebben van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I. en M.). Op 9 mei jl. is het verzoek om goedkeuring van het gewijzigde AROV-programma ingediend bij genoemd ministerie. Er is nog geen schriftelijke goedkeuring van het rijk ontvangen. Het gewijzigde AROV-programma kent de volgende projecten: - doorstromingsmaatregelen as Utrecht Centrum-Zuilen-(Maarssen)/Overvecht; totale projectkosten € 10 miljoen; - uitbreiding frequentie sneltram Nieuwegein-Utrecht; projectkosten € 0,5 miljoen; - Westtangent Nieuwegein-Papendorp-Leidsche Rijn Centrum; Leidsche Rijn C.-Lage WeideMaarssen-tangentlijn 10; totale projectkosten € 19,6 miljoen; - HOV Utrecht CS-Leidsche Rijn, ontvlechting vervoerwijzen; totale projectkosten € 56 miljoen. De uitvoering van deze projecten dient te starten voor 1 januari 2013; uiterlijk 31 december 2020 moeten de projecten tot stand zijn gebracht. Het totale financiële volume van de projecten is € 86,1 miljoen, waarvan het rijk € 32,8 miljoen subsidieert. Het AROV-programma is nauw verweven met het VERDER-projectenprogramma. Beter Benutten In het programma Beter Benutten Midden-Nederland zijn 5 projecten opgenomen waarvoor BRU verantwoordelijk is. Van 4 van deze projecten is het plan van aanpak voor de startbeslissing (PAS) goedgekeurd door het UVVB, waarna de startbeslissing is getekend voor het bestuurlijke Trio. Dit Trio bestaat uit de Minister van IenM (Melanie Schultz van Haegen), de voorzitter van het UVVB (Remco van Lunteren), en de CEO (Henk Broeders (Capgemini). Hiermee is de financiering ten behoeve van de uitvoering van deze maatregelen zeker gesteld. Het betreft de volgende projecten: - Beter faciliteren van fietsparkeren bij stations en HOV-haltes anders dan OVT - OV-doorstromingsmaatregelen in stedelijk gebied Utrecht: noord- en Westtangent en Westplein - Knooppuntontwikkeling station Bilthoven ( extra: busstation) - Knooppuntontwikkeling De Bilt Utrechtse Weg (P+R en fiets) Voor deze projecten wordt op dit moment door BRU samen met gemeenten gewerkt aan uitvoeringsvoorstellen. Het uitvoeringsvoorstel is een verdere concretisering van het plan van aanpak. Dat wil zeggen dat op basis van dit document de maatregel ook daadwerkelijk gerealiseerd kan gaan worden. Per maatregel wordt een uitvoeringsvoorstel voorgelegd aan het programmateam en het MOVV/UVVB. Deze gremia bekijken namens de partners of het uitvoeringsvoorstel voldoet aan de doelen en effecten zoals gesteld in het plan van aanpak. Ieder bevoegd gezag behoudt zijn eigen bevoegdheden De planning is dat de uitvoeringsvoorstellen voor deze BRU-projecten eind 2012 gereed zijn en bestuurlijk worden vastgesteld. Daarna kan de realisatie starten. Afhankelijk van het project zijn BRU of gemeenten hiervoor verantwoordelijk. Voor het project verbetering kwaliteit regionaal OV in stationsgebied (Utrecht Centraal) wordt gewerkt aan een aangepast Plan van Aanpak, nadat het originele Plan van Aanpak door het Ministerie is beoordeeld als niet passend binnen de randvoorwaarden van het programma Beter Benutten.
Pagina 5 van 6
BOR Op 23 juni 2010 heeft het rijk ingestemd met uitstel van de bestedingstermijn voor een twaalftal BORprojecten. In aanvulling hierop is op 18 oktober 2011 uitstel verleend voor één project (Krakelingweg in Zeist). Zowel provincie Utrecht, gemeente Utrecht als Bestuur Regio Utrecht zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de eigen BOR-projecten. BRU is richting rijk de coördinerende partij namens de andere twee partijen. De nieuwe bestedingstermijn van de nog lopende BOR-projecten is: gemeente Utrecht 2012 HOV netwerk (voorheen HOV om de Zuid) 2012 P+R/transferia 2012 24 Oktoberplein 2013 5 Meiplein provincie Utrecht 2012 N201 2012 N412 Universiteitsweg De Uithof – De Bilt 2014 reservering A12 SALTO provincie 2014 OV N237 2016 aanzet parallelstructuur Noord A12 West Bestuur Regio Utrecht 2012 Krakelingweg 2013 OV-knoop Driebergen-Zeist 2014 verbetering ontsluiting Houten (A12 SALTO) 2014 reservering A12 SALTO BRU Het project Krakelingweg in Zeist is inmiddels uitgevoerd en in gebruik genomen.
VERDER Het Algemeen Bestuur van BRU heeft op 20 juni jl. ingestemd met het inbrengen van de volgende wijzigingsvoorstellen in het VERDER pakket in het overleg over de herprioritering van VERDER met de VERDER partners: - benoemen van prioritaire HOV-projecten (is: Uithoflijn, bustunnels Zuidradiaal, versnellen en frequentieverhoging SUNIJ, Westtangent inclusief tangentlijn 10 en Noordradiaal) naast fietsen P+R-projecten; - toevoegen van een vijftal projecten (is: Oosttangent, Noordelijke Randweg Utrecht, fietstunnels Utrechtseweg/N237, havens Lage Weide en A12 SALTO 2e fase); - 12 projecten op de reservelijst plaatsen; - besparingen behalen uit drie HOV-projecten (is: versnellen en frequentieverhoging SUNIJ, Westtangent inclusief tangentlijn 10 en Oosttangent) ; - taakstellende besparing van € 2 miljoen uit toekomstige projectbegrotingen (nader in te vullen). Door deze wijzigingsvoorstellen wordt de financiële bijdrage van BRU aan de uitvoering van het VERDER-programma € 180 miljoen. Nadat het rijk schriftelijke goedkeuring heeft verleend aan het gewijzigde AROV-programma kan het overleg met de VERDER partners worden gestart over het te wijzigen VERDER programma.
Pagina 6 van 6
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Bunnik Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Lokaal maatwerk Bunnik 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Bunnik
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 205.800 5.530
Definitief verleend 132.617 1.741
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Aanpassing Schoudermantel Bunnik Gedragsbeinvloeding Bunnik 2011
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 1.973.000 7.140
Voorschot 1.723.017 -
215.000
-
Lokaal maatwerk Bunnik 2011
BDU
Projecten in uitvoering Fietspad Werkhoven-Houten (Oostromsdijkje) Kortetermijnmaatregelen BUHZ (Aanvraag Bunnik) Fiets Filevrij Bunnik Fiets Filevrij Bunnik Lokaal maatwerk Bunnik 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 700.000 350.000 230.745 1.018.078 172.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Bunnik fietspad Odijk - Achterdijk Lokaal maatwerk Bunnik 2013 Lokaal maatwerk Bunnik 2014
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 700.000 172.000 172.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Geen aanmeldingen
-
70% 70% 70%
Verschil Opmerkingen 73.183 3.789 Eindafrekening 29 jun 2012 28 jun 2012 29 jun 2012
Opmerkingen Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Inmiddels afgewikkeld
Gereedmelding Opmerkingen Inclusief gedeelte Houten
Budgetjaar 2011 2013 2014
Opmerkingen
Beoogd budgetjaar
Opmerkingen
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente De Bilt Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Onderzoek Tunnel Leijenseweg Lokaal maatwerk De Bilt 2010 Fietspaden Groenekanseweg Gedragsbeinvloeding De Bilt 2011
Programma BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 250.000 260.000 93.600 16.139
Definitief verleend 250.000 260.000 48.175 12.938
Verschil
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Aanpassen kruising Soestdijkseweg/Holle Bilt
Programma BDU
Maximale subsidie 100.000
Voorschot -
Eindafrekening 26 jun 2012
Lokaal maatwerk De Bilt 2011
BDU
260.000
-
21 jun 2012
De Bilt toegankelijkheid bushaltes
BDU
289.039
-
9 mei 2012
Projecten in uitvoering HOV-Bilthoven Soestdijkseweg Lokaal maatwerk De Bilt 2012
Programma BOR BDU BDU
Maximale subsidie 1.069.019 9.000.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Lokaal maatwerk De Bilt 2013 Lokaal maatwerk De Bilt 2014
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016 Rotonde Leijenseweg - Tweede Brandenburgerweg Rotonde Groenekanseweg - Planetenbaan
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 300.000 250.000
Subsidie %
-
Opmerkingen
45.425 3.201 Opmerkingen Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Inmiddels afgewikkeld
Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 199.200 toegerekende rente
70% 70%
Budgetjaar 2013 2014
50% 50%
2013 2013
Opmerkingen
Opmerkingen RUVV 2013 RUVV 2013
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Houten Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Fietstransferium Houten-Centrum Afbouw Fietstransferium Centrum Lokaal maatwerk Houten 2010 Gedragsbeinvloeding Houten 2011 Lokaal maatwerk Houten 2011 Houten toegankelijkheid bushaltes
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 4.498.030 910.890 260.000 26.104 260.000 382.300
Definitief verleend 4.498.030 910.890 258.987 24.024 260.000 382.300
Projecten in uitvoering Verbetering ontsluiting Houten (A12 Salto) Houten bushalte Koedijk QW OV-knooppunt Houten Houten Fietstransferium Castellum Houten busstation Centrum Lokaal maatwerk Houten 2012
Programma BOR BDU BOR BDU BDU BDU
Maximale subsidie 10.690.191 131.850 1.414.359 2.907.000 631.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Houten fietstunnel Binnenweg Extra lift station Houten Bushaltes Houten Vinex Oud Wulfseweg Lokaal maatwerk Houten 2013 Lokaal maatwerk Houten 2014
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 2.880.000 400.000 35.000 52.150 208.000 208.000
Subsidie % 100% 50% 50% 100% 70% 70%
Budgetjaar 2012 2012 2012 2012 2013 2014
Opmerkingen
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Beoogd budgetjaar
Opmerkingen
Geen aanmeldingen
1.414.359 -
Verschil
Opmerkingen
1.013 2.080 Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.991.991 toegerekende rente
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente IJsselstein Projecten in uitvoering Reconstructie Utrechtseweg VRI Baronieweg Gedragsbeinvloeding IJsselstein 2011 Lokaal maatwerk IJsselstein 2011 Lokaal maatwerk IJsselstein 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.163.000 420.000 24.780 260.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Fietsroute Omloop-oost Lokaal maatwerk IJsselstein 2013 Lokaal maatwerk IJsselstein 2014
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 147.500 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Herinrichting kruispunt Touwlaan-Eiteren Verkeersmaatregelen binnenstad
BDU BDU
250.000 425.000
Gereedmelding Opmerkingen Budgetjaar 2012 2013 2014
Opmerkingen
50% 70% 70%
Opmerkingen
50% 50%
Beoogd budgetjaar 2013 2013
RUVV 2013
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Nieuwegein Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Verbetering bus/tramstation Nieuwegein Bus-/Tramstation Nieuwegein Fase 2 Lokaal maatwerk Nieuwegein 2010
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 285.798 320.765 101.500
Definitief verleend 285.798 220.745 101.500
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Binnenstadsas Fietsparkeren Lokaal maatwerk Nieuwegein 2011
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 2.477.700 209.825
Voorschot 1.842.938 -
Eindafrekening 29 jun 2012 25 jun 2012
Projecten in uitvoering Binnenstad corridors Hwn Gedragsbeinvloeding Nieuwegein 2011 Nieuwegein toegankelijkheid bushaltes Nieuwegein herstel historische Oost-West verbinding Fiets Filevrij Nieuwegein Fiets Filevrij Nieuwegein Lokaal maatwerk Nieuwegein 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 13.950.000 6.440 754.410 5.000.000 221.340 103.160 208.000
Voorschot 7.107.045 -
Gereedmelding Opmerkingen
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Aanpak fietsknelpunten Lokaal maatwerk Nieuwegein 2013 Lokaal maatwerk Nieuwegein 2014
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 300.000 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Aanpak fietsknelpunten
BDU
100.000
Verschil
Opmerkingen
100.020 Opmerkingen Inmiddels afgewikkeld
Budgetjaar 2012 2013 2014
Opmerkingen
50% 70% 70%
Opmerkingen
50%
Beoogd budgetjaar 2013
RUVV 2013
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Stichtse Vecht Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Gedragsbeinvloeding Stichtse Vecht 2011
Programma BDU
Maximale subsidie 12.586
Definitief verleend 4.915
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Sweserengseweg-Buitenweg
Programma BDU
Maximale subsidie 1.475.438
Voorschot
Verschil Opmerkingen 7.671
-
Eindafrekening 29 jun 2012
Opmerkingen Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd
Fietsenstalling NS-station Maarssen
BDU
225.000
-
29 jun 2012
Lokaal maatwerk Maarssen 2010
BDU
260.000
-
29 jun 2012
Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2011
BDU
260.000
-
29 jun 2012
Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2012
BDU
208.000
-
29 jun 2012
Budgetjaar 2013 2014
Opmerkingen
70% 70%
Opmerkingen
50%
Beoogd budgetjaar 2013
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2013 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2014
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Tweede Vechtbrug Breukelen
BDU
1.050.000
RUVV 2013
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Utrecht Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) HOV Leidsche Rijn/Z10 HOV Leidsche Rijn/Z70 (Papendorpse Brug) HOV Leidsche Rijn/N20-30 HOV Leidsche Rijn/Z70 kan HOV Leidsche Rijn/N70 Dynamische Afsluiting Binnenstad Haarrijn bushaltes Bushaltes Noordelijke Stadsas (Vleutensebaan) Bushaltes 't Zand 2 bushaltes op Musicallaan bij RKL, Terwijde Aanpassing VRI 's Weense tram
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 4.761.855 12.087.506 5.968.992 3.441.810 4.689.952 36.691 87.762 140.841 43.881 43.881 80.000
Definitief verleend 2.331.214 10.246.466 2.379.804 2.210.998 3.707.865 14.645 49.117 140.841 43.881 24.904 37.088
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Noordelijke Stadsas Vecom / Kar
Programma BDU
Maximale subsidie 68.755
Voorschot
Utrecht ongelijkvl. kruising 5 meiplein
Projecten in uitvoering HOV Leidsche Rijn HOV Om de Zuid (inclusief indexering) P15 Kleinschalige benuttingsmaatregelen Utrecht P17 Utrecht-West 7 stedelijke DRIP's stad uit (bermdrips) P17 Utrecht-West DRIP-server voor aansturing DRIP's P17 Utrecht-West aanpassing VRI's P17 Utrecht-West uitbreiding monitoring voor NDW P17 Utrecht-West beschikbaarheid verkeersgegevens P17 Utrecht-West scenariomanagementsysteem P17 Utrecht-West kleinschalige inframaatregelen Comfortverbetering Fiets (aanvraag 2008) Transportboot Stadswerken Toegankelijkheid bushalten Utrecht Kar-systeem gemeente Utrecht QW Haven Lage Weide Fietsnetwerk Leidsche Rijn (Castellum Hoge Woerd) Fietspaden Amelisweerd Lokaal maatwerk Utrecht 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Utrecht Gedragsbeinvloeding Utrecht 2011 Utrecht Lage Weide havenverdieping Lokaal maatwerk Utrecht 2011 PvA en Pilot Stimuleren gebruik Deelauto's (Utrecht) Utrecht OV Leidsche Rijn Extra
BDU
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Verschil 2.430.641 1.841.040 3.589.188 1.230.812 982.087 22.046 38.645 18.977 42.912
-
Eindafrekening 30 jun 2011
500.000
-
23 apr 2012
Maximale subsidie 75.435.665 40.673.626 1.980.000 1.237.600 129.920 180.960 1.449.760 259.840 324.800 649.600 2.254.317 200.000 5.200.000 940.000 6.592.525 146.703 245.322 500.000 221.200 50.050 1.084.000 500.000 140.000 257.857
Voorschot 17.479.663 470.000 6.592.525 -
Opmerkingen De vrijval van deze 5 projecten is, op verzoek van de gemeente Utrecht, middels wijzigingsbeschikkingen toegevoegd aan het project HOV-Leidsche Rijn. (DB besluit 25 mei 2012)
Opmerkingen Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd Behandeltermijn stopgezet. Ontbrekende gegevens opgevraagd. Inmiddels weer in behandeling
Gereedmelding Opmerkingen
Inmiddels afgewikkeld
VERDER 14 jun 2012
Groter aandeel binnenvaart in de regio Utrecht (AMSbarge en Blueports) Lokaal maatwerk Utrecht 2012 Aanpassing kruising Langerakbaan/Ouderijnseweg Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Biltstraat-West (fiets bestaande stad)
BDU
2.300.000
-
BDU BDU
400.000 50.250
-
Programma BDU
Maximale subsidie 162.400
Subsidie %
VERDER
70%
Budgetjaar 2006
Opmerkingen Over dit project zijn nadere afspraken met gemeente Utrecht gemaakt wat betreft de afhandeling Over dit project zijn nadere afspraken met gemeente Utrecht gemaakt wat betreft de afhandeling Over dit project zijn nadere afspraken met gemeente Utrecht gemaakt wat betreft de afhandeling Over dit project zijn nadere afspraken met gemeente Utrecht gemaakt wat betreft de afhandeling AROV / VERDER VERDER VERDER
Gansstraat-Koningsweg-Tamboersdijk (fiets bestaande stad)
BDU
157.528
70%
2006
Comfortverbetering fietspaden
BDU
420.000
70%
2007
Fiets Majellaknoop/Fiets 24 Oktoberplein
BDU
1.400.000
70%
2007
Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht HOV-Westtangent 2e fase (LRC - Lage Weide - Maarssen) Groter aandeel binnenvaart in regio Utrecht en regio Amersfoort (Pilot) Doorstroming as Utrecht-Maarssen-Zuilen Filemijden Utrecht (2e fase) Hoofdfietsroute Brennerbaan-De Wadden Nieuwe Meernbrug KAR-voorzieningen P&R marketing en communicatie
BDU BDU BDU
# # #
100% 100% 100%
2011 2011 2011
BDU BDU BDU BDU BDU BDU
# 610.000 350.000 725.000 80.000 200.000
100% 100% 50% 50% 100% 100%
2011 2011 2012 2012 2012 2012
Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct
BDU BDU
# #
100% 100%
2012 2012
Indexering HOV-beschikkingen Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct
BDU BDU BDU
100% 100% 100%
2012 e.v. 2013 2013
Lokaal maatwerk Utrecht 2013 Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct
BDU BDU BDU
400.000 # #
70% 100% 100%
2013 2014 2014
VERDER AROV / VERDER
Lokaal maatwerk Utrecht 2014 Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct
BDU BDU BDU
400.000 # #
70% 100% 100%
2014 2015 2015
VERDER AROV / VERDER
Aanmeldingen 2013 - 2016 Herinrichting Vredenburg noord Fietsparkeren Stationsplein oost
Programma BDU BDU
9.000.000 2.000.000 3.000.000
Maximale subsidie 1.280.000 2.660.459
Subsidie % 50% 50%
Beoogd budgetjaar 2013 2013
AROV / VERDER
Over dit project zijn nadere afspraken met gemeente Utrecht gemaakt wat betreft de afhandeling. VERDER AROV / VERDER AROV / VERDER
AROV / VERDER
Opmerkingen RUVV 2013
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Utrechtse Heuvelrug Projecten in uitvoering OV-knoop Driebergen-Zeist OV-knoop Station Driebergen - Zeist
Programma BOR BOR
Maximale subsidie 3.525.702 1.012.100
Voorschot -
Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.776.477 toegerekende rente
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Vianen Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Ontsluiting Gaasperwaard, 2 rotondes Gedragsbeinvloeding Vianen 2011
Programma BOR BDU
Maximale subsidie 2.651.926 14.700
Definitief verleend 2.651.926 243
Projecten in uitvoering Fietstunnel A2 Afrit A2 Lokaal maatwerk Vianen 2010 Lokaal maatwerk Vianen 2011 Lokaal maatwerk Vianen 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.337.000 2.102.400 215.000 215.000 172.000
Voorschot 1.270.150 -
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Vianen fietspad Stuartweg Vianen Westelijke Randweg Vianen Westelijke Randweg Vianen Westelijke Randweg Lokaal maatwerk Vianen 2013 Lokaal maatwerk Vianen 2014
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 613.000 1.250.000 1.786.000 536.000 172.000 172.000
Subsidie %
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Geen aanmeldingen
70% 50% 50% 50% 70% 70%
Verschil
Opmerkingen
14.457 Gereedmelding Opmerkingen Inmiddels afgewikkeld Inmiddels afgewikkeld
Budgetjaar 2011 2011 2012 2013 2013 2014
Opmerkingen
Beoogd budgetjaar
Opmerkingen
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Gemeente Zeist Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Lokaal maatwerk Zeist 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Zeist
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 260.000 16.590
Definitief verleend 227.782 16.590
Projecten in uitvoering Krakelingweg Reconstructie kruising Driebergseweg - Laan van Beek en Royen (Kosmos) Zeist OV maatregelen Utrechtseweg - Driebergseweg Utrechtseweg-Dreef-Jordanlaan Fiets bewegwijzering kernnet Gedragsbeinvloeding Zeist 2011 Lokaal maatwerk Zeist 2011 Heideweg-Driebergseweg Panweg Lokaal maatwerk Zeist 2012
Programma BOR BOR
Maximale subsidie 5.500.021 616.424
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Herinrichting kruispunt Schaerwijdelaan-Oude Arnhemseweg
Programma BDU
BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Lokaal maatwerk Zeist 2013 Lokaal maatwerk Zeist 2014
BDU BDU
Aanmeldingen 2013 - 2016
Programma
Fietspaden Driebergseweg-Utrechtseweg
BDU
316.658
9.577 29.600 105.000 14.700 260.000 490.000 1.123.000 208.000 Maximale subsidie 150.000
400.000
Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.763.720 toegerekende rente
Subsidie %
208.000 208.000 Maximale subsidie
Verschil Opmerkingen 32.218 -
De subsidie is exclusief 656.184 toegerekende rente
50%
Budgetjaar 2012
70% 70%
2013 2014
50%
Beoogd budgetjaar 2013
Subsidie %
Opmerkingen
Opmerkingen
BRU Programmamonitor Wegen & Verkeer per ultimo juni 2012, Projecten overige organisaties Afgewikkelde projecten (1 januari t/m 30 juni) Halte N409 Koppeldijk
Programma BDU
Maximale subsidie 313.000
Definitief verleend 190.723
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) OV-fiets Velowspace te Bunnik OV-fiets Velowspace te Bunnik
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 85.000 15.000
Voorschot
Projecten in uitvoering Vervoermanagement Geldermalsen P+R Voorzieningen QW Regionale verkeersmanagementcentrale QW Overstappunt Breukelen Fietsproject Eemland en Amersfoort Rij2op5 (Campagne en actieplan woon-werkfietsen) Slim werken en reizen 2012 Uitrol OV-fiets 8 leenfietsen OV-halte Zeist Jordanlaan (Uitrol OV-fiets) OV-fiets Utrecht 5 leenfietsen NS-station Utrecht-Zuilen Gedragsbeïnvloeding Regionale Projecten (ROV) Activiteitenplan 2011 (V+M) Amersfoort Schothorst
Programma BDU BDU BOR BOR BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BOR
Maximale subsidie 400.000 800.000 8.049.954 2.027.754 2.066.944 32.285 348.000 498.000 25.000 112.000 15.000 500.000 348.000 2.007.497
Voorschot 400.000 8.049.954 2.027.754 2.066.944 208.800 475.000 348.000 2.007.497
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Bewegwijzering fietsroutes verbeteren Meer/betere fietshaltes bij HOV-haltes Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk Vianen uitbreiding P+R Station Driebergen - Zeist uitbreiding P+R Nieuwe route en frequentieverhoging tangentlijn 10 Programma oprichten mobiliteitsplatforms Instelling Stimuleringafonds innovatie mobiliteitsmanagementmaatregelen Mobiliteitsmanagement Plus: convenantafspraken met bedrijfsleven Uitvoeren programma Stedelijke distributie werkgebieden Bewegwijzering doorgaand vrachtverkeer om de regio heen Goederenvervoermanagement op bedrijventerreinen Monitoren maatregelen Impuls Mobiliteitsmanagement Stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (Fase 1) Integratie A2 (aanname: 50% van rest. 6,6 mln) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Fiets Filevrij
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie # # # # # # # #
Subsidie % 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
BDU
#
100%
2011
VERDER
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
# # # # # 3.000.000 3.300.000 # 1.547.914
100% 100% 100% 100% 100% 100% 50% 100% 100%
2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2012 2012
VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER
-
Verschil Opmerkingen 122.277 Eindafrekening 28 mrt 2012 28 mrt 2012
Opmerkingen Inmiddels afgewikkeld Inmiddels afgewikkeld. VERDER
Gereedmelding Opmerkingen Inmiddels afgewikkeld
VERDER VERDER
Budgetjaar 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011
Opmerkingen VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER
VERDER
Kwaliteit/Toegankelijkheid Bushaltes (expl) BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV Kortetermijnmaatregelen A12 Salto (BUHZ) Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging
BDU BDU BDU BDU
946.000 1.949.750 220.000 #
100% 100% 100% 100%
2012 2012 2012 2013
Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Fiets Filevrij BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (Fase 1) Windscherm Jan Blankenbrug (Vianen) Verbetering OV- as Utrecht Centrum - Zuilen - Overvecht Maarssen Versnelling en frequentieverhoging sneltram Utrecht - Nieuwegein
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
# # 600.000 2.000.000 # # # # #
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
2013 2013 2013 2013 2014 2014 2014 2015 2015
VERDER VERDER AROV VERDER AROV / VERDER
BDU
#
100%
2015
VERDER
Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging
BDU
#
100%
2015
VERDER
HOV Westtangent2e fase (Leidsche Rijn - Lage Weide) A12 SALTO 2e fase Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Stationsgebied Driebergen-Zeist
BDU BDU BDU BDU BDU
# # # # 8.100.000
100% 100% 100% 100% 100%
2015 2015 2015 2015 2015
VERDER VERDER VERDER VERDER
Aanmeldingen 2013 - 2016 Geen aanmeldingen
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Beoogd budgetjaar
VERDER VERDER VERDER
Opmerkingen
TER KENNISGEVING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
tkg 2012--06988 2
12 december 2012 Portefeuillehouder
:
J.A.E. Landwehr
Onderwerp Boardletter 2012 Deloitte
Samenvatting Jaarlijks wordt er door de externe accountant (Deloitte Accountants) op basis van de interim controle een Managementletter aan de secretaris-directeur aangeboden. In de Managementletter 2012 worden de bevindingen en daaraan verbonden aanbevelingen met betrekking tot de interne beheersing van de bedrijfsvoering opgenomen. Een samenvatting van de belangrijkste bevindingen is opgenomen in de Boardletter 2012 en wordt aan het dagelijks bestuur aangeboden. In de Boardletter wordt door de accountant ook ingegaan op het project Uithoflijn, het Trambedrijf i.o. en een tweetal actuele onderwerpen. Het DB heeft op de bevindingen van de accountant een reactie gegeven. De Boardletter 2012 en de reacties van BRU op de bevindingen is de vergadering van de Rekeningcommissie van 21 november 2012 besproken. Een verslag is bijgevoegd.
Aanleiding Het uitbrengen door Deloitte Accountants van de Boardletter 2012.
Toelichting Deloitte heeft tijdens de interim-controle 2012 de interne beheersingsaspecten van BRU getoetst. De doelstelling van de interim-controle is een beeld te krijgen van de mate waarin BRU de bedrijfsvoering interne beheerst. Dit is relevant voor de controle van de jaarrekening. De uitkomst van de controle is in belangrijke mate bepalend voor de risico-inschatting en hiermee voor de omvang en diepgang van de werkzaamheden die bij de jaarrekeningcontrole moeten worden uitgevoerd. Dit om de gewenste zekerheid te krijgen dat de jaarrekening geen materiële fouten bevat. De bevindingen over de controle van de accountant hebben betrekking op de primaire processen inkoop- en aan bestedingsbeleid en subsidies. Tevens wordt in de Boardletter aandacht besteed aan het project Uithoflijn en het Trambedrijf i.o. en een tweetal actuele onderwerpen, schatkistbankieren en de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF). Over de bevindingen van de interim-controle 2012 worden de verbeteracties betrokken bij de uitvoering van het Interne Controleplan 2012-2013. De portefeuillehouder financiën wordt door de controller periodiek geïnformeerd over de voortgang van de
Pagina 1 van 3
verbeteracties. Hij zal hierover voor zover noodzakelijk in het dagelijks bestuur een terugkoppeling geven. Hierna worden de bevindingen van de accountant en de reacties hierop beknopt weergegeven: Bedrijfsvoering Interne Controle Proces inkopen en factuurafhandeling Bevindingen De accountant constateert dat de kwaliteit van de interne controle verbeterd is ten opzichte van 2011. Er zijn verbeterpunten als het gaat om het naleven van de interne regelgeving op het gebied van het proces inkopen en factuurafhandeling. Het gaat specifiek om de procedures rond verplichtingen, aanbestedingen en inhuur derden en wordt nader toegelicht in de Managementletter. De accountant geeft hiervoor aanbevelingen. Reactie In februari 2012 is de interne regelgeving mbt de inkoop- en aanbesteding geactualiseerd en vastgesteld. De eerste resultaten van de interne controle in 2012 geven een verbetering te zien. De naleving van de interne regelgeving op de genoemde procedures in de Boardletter wordt als verbeterpunt voor de organisatie opgenomen bij de verbeteracties over de Managementletter 2012, te behandelen door het MT. De portefeuillehouder wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verbeteracties. Personeel/onkostendeclaraties Bevinding De accountant constateerde in de steekproef enkele afwijkingen ten opzichte van de procedure waarbij het gaat om het vaststellen van de juistheid van uitbetaalde declaraties en autorisaties van de declaraties. Reactie De aanbeveling om de procedures inzake de onkostendeclaraties aan te scherpen wordt overgenomen. Dit actie voor de organisatie wordt opgenomen bij de verbeteracties over de Managementletter 2012, te behandelen door het MT. De portefeuillehouder wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verbeteracties. Trambedrijf i.o. Bevinding De accountant besteedt in de Boardletter aandacht aan het project Uithoflijn en de hieraan verbonden financiële risico’s en onzekerheden. De accountant adviseert de risico’s en onzekerheden binnen het project kritisch te volgen. Omdat de Uithoflijn een majeur project is met een lange doorlooptijd wordt geadviseerd in de Programmabegroting een apart programma Uithoflijn op te nemen. Dit vergroot de transparantie voor het algemeen bestuur. Het project Uithoflijn wordt gepositioneerd onder het Trambedrijf i.o. De projectgroep Opdrachtgeverschap heeft tot doel het versterken van het opdrachtgeverschap binnen BRU. De accountant geeft een aantal aandachtspunten voor de projectgroep, zoals kaderstelling, informatievoorziening en het toepassen van de huidige beleidsregels en verordeningen. Reactie De sturing en beheersing van het project Uithoflijn heeft grote aandacht. De genoemde werkgroep in de Boardletter zal zich richten op de inrichting van de planning en control van het project Uithoflijn met
Pagina 2 van 3
specifiek de analyse en de beheersing van de risico’s. Waarbij de aanbevelingen en overwegingen van de accountant zullen worden meegenomen. De aanbeveling om in de Programmabegroting een apart programma Uithoflijn op te nemen wordt overgenomen. Daarnaast zal de aanbestedingskalender als vast onderdeel worden opgenomen in de producten van de P&C cyclus. Het zal de transparantie in de financiën en inhoud van het project voor het algemeen bestuur vergroten. Actualiteiten Bevindingen In de Boardletter wordt ingegaan op de onderwerpen Schatkistbankieren en de Wet houdbare overheidsfinanciën. Schatbankieren betekent dat BRU vanaf volgend jaar de overtollige gelden bij het Rijk onder moet brengen. Dit betekent ten opzichte van de huidige situatie een lager rendement op de beleggingen. Aan de niet bestede BDU middelen moet een wettelijke rente toegevoegd worden. Onduidelijk is nog hoe het rijk hier mee om zal gaan in de toekomst. De Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF) zijn afspraken ten aanzien van de begrotingsdiscipline. Dit betekent dat de lagere overheden moeten bijdragen aan het beperken van het begrotingstekort van de collectieve sector. Mogelijk kan deze ontwikkeling het project Uithoflijn raken. Reactie BRU volgt de ontwikkelingen nadrukkelijk ook in overleg met de accountant. Indien de regelgeving en randvoorwaarden van deze ontwikkelingen duidelijk zijn, zullen de concrete gevolgen voor BRU in beeld worden gebracht en aan het bestuur worden gerapporteerd.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
Deloitte Accountants B.V. Orteliuslaan 982 3528 BD Utrecht Postbus 3180 3502 GD Utrecht Nederland Tel: 088 288 2888 Fax: 088 288 9981 www.deloitte.nl
Bestuur Regio Utrecht Boardletter 2012
Op alle opdrachten verricht door Deloitte zijn de ‘Algemene Voorwaarden Dienstverlening Deloitte Nederland, November 2010’ gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 24362837 van toepassing. Deloitte Accountants B.V. is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder nummer 24362853.
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Deloitte Accountants B.V. Orteliuslaan 1041 3528 BE Utrecht Postbus 3180 3502 GD Utrecht Nederland Tel: 088 288 2888 Fax: 088 288 9981 www.deloitte.nl
Aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Bestuur Regio Utrecht t.a.v. de heer P.C.M. van Elteren, secretaris-directeur a.i. Postbus 14107 3508 SE UTRECHT
29 oktober 2012
drs. A. van Doesburg RA
3113052970
Boardletter 2012
Geachte leden van het bestuur, Hierbij ontvangt u de Boardletter 2012. In deze Boardletter hebben wij de bevindingen opgenomen van de interimcontrole 2012. Tijdens deze controle hebben wij de interne beheersingsaspecten van uw organisatie getoetst. Voor de reikwijdte van onze werkzaamheden verwijzen wij u naar de aan u uitgebrachte opdrachtbevestiging 2012. Wij vertrouwen erop u hiermee van dienst te zijn geweest. Hoogachtend, Was getekend: K. Bruggeman RA
Op alle opdrachten verricht door Deloitte zijn de ‘Algemene Voorwaarden Dienstverlening Deloitte Nederland, November 2010’ gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 24362837 van toepassing. Deloitte Accountants B.V. is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder nummer 24362853.
Member of Deloitte Touche Tohmatsu Limited
Inhoudsopgave 1. Inleiding
4
2. Bedrijfsvoering
5
3. Trambedrijf i.o.
9
4. Actualiteiten
12
5. Tot slot
13
3113052970/ 3
1. Inleiding 1.1 Inleiding en reikwijdte opdracht Onze controle is primair gericht op het afgeven van een controleverklaring betreffende de getrouwheid van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Om voor onze oordeelsvorming een deugdelijke grondslag te verkrijgen, toetsen wij bij de interim-controle de opzet, het bestaan en de werking van de Administratieve Organisatie en Interne Beheersing (AO/IB). Uiteraard zijn onze controlewerkzaamheden in eerste instantie financieel georiënteerd. Desalniettemin raken wij voor een aantal onderdelen ook operationele aspecten. Vanuit onze natuurlijke adviesfunctie nemen wij de bevindingen en de daaraan gekoppelde adviespunten eveneens mee in onze Boardletter.
1.2 Managementsamenvatting In deze paragraaf geven wij een korte samenvatting van onze bevindingen naar aanleiding van de interim-controle 2012:
De kwaliteit van de uitgevoerde interne controlewerkzaamheden is ten opzichte van 2011 verbeterd. Een aandachtspunt is nog het naar een hoger niveau brengen van de inhoudelijkheid van de interne controlewerkzaamheden.
In deze Boardletter neemt het proces inkopen en factuurafhandeling een belangrijke plaats in. Het naleven van het (Europese) inkoop- en aanbestedingsbeleid, of het op de juiste wijze afwijken daarvan, is een belangrijk aandachtspunt. Verder dient de documentatie bij het proces van goedkeuren van inkoopfacturen verder aangescherpt te worden; bij onze controle kon in een aantal gevallen niet aangetoond worden op basis van welke stukken budgethouders tot goedkeuring van inkoopfacturen zijn gekomen. De opmerkingen zijn inhoudelijk vergelijkbaar met vorig jaar. Wel is er verbetering opgetreden ten aanzien van de frequentie; in alle gevallen kwam de opmerking ten opzichte van 2011 minder vaak voor.
Ten aanzien van het subsidieproces hebben wij verbeteringen vastgesteld bij het proces van vaststellen van subsidies. Er ligt nu veel duidelijker vast welke toetsingsmaatregelen hebben plaatstgevonden en welke afwegingen zijn gemaakt. Aandachtspunten zijn er nog met betrekking tot de tijdigheid van de termijnen.
De aanleg van de Uithoflijn gaat de komende jaren een prominente plaats innemen binnen BRU. In deze Boardletter doen wij enkele aanbevelingen bij de inrichting van de organisatie.
Twee belangrijke actuele ontwikkelingen die BRU zullen raken zijn Schatkistbankieren en de Wet HOF. Deze ontwikkelingen en de gevolgen daarvan komen in de deze Boardletter aan de orde.
3113052970/ 4
2. Bedrijfsvoering Het doel van de interim-controle 2012 is een beeld te krijgen van de mate waarin uw organisatie de bedrijfsvoering intern beheerst, voor zover relevant voor de controle van de jaarrekening. Dit beeld is in belangrijke mate bepalend voor onze risico-inschatting en hiermee voor de omvang en diepgang van onze werkzaamheden die wij bij de jaarrekeningcontrole moeten uitvoeren teneinde de gewenste zekerheid te verkrijgen dat de jaarrekening géén materiële fouten bevat. In dit hoofdstuk gaan wij in op onze bevindingen.
2.1
Verbijzonderde interne controle
De basis voor onze controle zijn de door BRU uitgevoerde interne controlewerkzaamheden. Vorig jaar rapporteerden wij u dat de dossiervorming rondom de interne controle voor verbetering vatbaar was. Wij hebben bij onze controle vastgesteld dat de dossiervorming in 2012 op niveau is. Een punt van aandacht is nog de inhoudelijkheid van de uitgevoerde controlewerkzaamheden. Daarbij is belangrijk dat alle relevante “controlpunten” bij de interne controle worden betrokken. Wij constateren dat, dat niet in alle gevallen gebeurt. Wij zullen in overleg treden met de interne controlefunctionaris om de werklijsten die gebruikt worden bij de interne controle te verbeteren.
2.2
Belangrijkste procesbevindingen
2.2.1
Verplichtingenadministratie
Wanneer een opdracht tot een inkoop wordt gegeven dient vooraf een verplichting te worden aangemaakt. Eind 2011 is de naleving van de procedure inzake het aangaan en vastleggen van verplichtingen aangescherpt. De eerste resultaten hiervan zijn in 2012 zichtbaar, het vastleggen van verplichtingen is in 2012 verder verbeterd. In steeds meer gevallen worden verplichtingen aangemaakt en vastgelegd. Op dit moment beziet de organisatie op welke wijze alle vast te leggen verplichtingen kunnen worden vastgelegd.
3113052970/ 5
2.2.2
Inkopen en factuurafhandeling
Naar aanleiding van de controle van het proces inkopen en aanbesteden merken wij het volgende op. Aanbestedingen BRU beschikt nog niet over een centraal (en volledig) overzicht van de uitgevoerde- en nog uit te voeren aanbestedingen. Hierdoor ontbreekt een goed inzicht in de (Europese) aanbestedingen. Voor zowel de in- als de externe controle is een dergelijk inzicht essentieel om een oordeel te kunnen geven over, onder meer, de rechtmatigheid van de inkopen. Het belang hiervan wordt versterkt doordat BRU niet in alle gevallen juist handelt bij de Europese aanbesteding van diensten (zie volgende opmerking). Wij adviseren u centraal inzichtelijk te maken welke aanbestedingen geweest zijn en welke nog uitgevoerd zullen worden. Een passend hulpmiddel hiervoor kan bijvoorbeeld een aanbestedingskalender zijn. Afwijkingen aanbestedingsbeleid Bij niet - Europese aanbestedingen van meer dan € 50.000 (2011: € 25.000) dienen op basis van het vigerende inkoop- en aanbestedingsbeleid 3 offertes te worden opgevraagd. Afwijking van deze regel is uitsluitend mogelijk na schriftelijke toestemming vooraf door de secretaris-directeur. In 2 van de 15 door ons beoordeelde gevallen (vorig jaar: 3 van de 21) constateerden wij dat in afwijking van het inkoop- en aanbestedingsbeleid niet 3 offertes zijn opgevraagd. Tevens ontbreekt hierbij het stuk waarin de secretaris-directeur vooraf schriftelijke toestemming geeft om af te mogen wijken van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Intern wordt aangegeven dat bij het aangaan van de verplichting (die wordt getekend door de secretaris-directeur) of bij het accorderen van de facturen kort wordt aangegeven waarom wordt afgeweken van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. Soms wordt gekozen voor een leverancier die niet de laagste prijs heeft aangeboden. Andere motieven dan financiële leiden dan tot deze keuze. Van belang is dat de keuze voor een leverancier schriftelijk wordt gemotiveerd. Wij constateren dat dit niet in alle gevallen gebeurt, waardoor achteraf niet kan worden vastgesteld of voor de juiste leverancier is gekozen. Wij adviseren u in deze vastleggingen te voorzien. Inhuur derden Evenals in voorgaande jaren huurt BRU voor diverse sleutelposities externe medewerkers in. Voor deze medewerkers zijn met de betreffende detacheringsbureaus veelal in het verleden al halfjaar of jaarcontracten afgesloten. In voorkomende gevallen zijn deze contracten in 2012 onderhands verlengd. Wij hebben in 2012 vier onderhandse verlengingen (vorig jaar: drie) specifiek beoordeeld op het aspect juistheid van de aanbesteding. In alle vier de gevallen (vorig jaar: alle drie) is er sprake van een zogeheten 2B-dienst (dit zijn diensten waarbij de werkzaamheden zien op een inspanningsverbintenis en waarbij de werkzaamheden worden verricht binnen een arbeidsrechtelijke gezagsverhouding). Hierbij had er in 2012 Europees aanbesteed moeten worden volgens een verlicht regime Bao. Dit houdt in a. het opnemen van technische specificaties in het bestek en b.
3113052970/ 6
publicatie van de gunning uiterlijk 48 dagen na gunning melden aan de Europese Commissie. In alle vier gevallen is dit niet gebeurd. Wij adviseren u de naleving van de Europese aanbestedingsrichtlijnen aan te scherpen. Het niet naleven van de Boa-richtlijnen wordt gezien als een procedurefout. Hierbij is er wel sprake van onrechtmatig handelen, maar is er geen financiele sanctie. Het Platform Rechtmatigheid Provincies en Gemeenten (PRPG) heeft aangegeven dat er in deze situatie geen sprake is van een rechtmatigheidsfout, maar dat de accountant de constatering wel dient op te nemen in zijn Rapport van Bevindingen bij de jaarrekening. In dit kader willen wij u vragen intern te analyseren in welke gevallen zich de voornoemde procedurefout heeft voorgedaan. Controle van de inkoopfacturen De audit trail rondom de formele autorisatie van facturen is in een aantal gevallen onvoldoende vastgelegd. Facturen worden geautoriseerd door budgethouders. Omdat de onderliggende bescheiden (getekende urenbriefjes, prestatieverklaringen, etc.) niet op eenduidige wijze worden bewaard, kan achteraf niet in alle gevallen aangetoond worden hoe budgethouders tot een goedkeurende autorisatie van facturen komen. Budgethouders geven aan de stukken wel gebruikt te hebben bij de inhoudelijke beoordeling van de factuur, maar kunnen ons de stukken niet meer aanreiken. Door het ontbreken van de benodigde documentatie vraagt de controle van de inkoopfacturen zowel van uw als onze kant de nodige extra inspanningen en tijd. Wel merken wij op dat er ten opzichte van vorig jaar sprake is van een verbetering. Onze controle van de inkoopfacturen is nog niet geheel afgerond. Wij zullen de controle afronden als de laatste ontbrekende stukken ons worden aangereikt. BRU hanteert de gedragslijn dat bij de inhuur van uitzendkrachten wel urenbriefjes worden opgesteld, maar dat bij de inhuur van externe medewerkers geen registratie van de gewerkte uren plaatsvindt. In het laatse geval wordt de factuur mede gecontroleerd aan de hand van de door de opdrachtnemer bij de factuur verstrekte uenoverzichten.
2.2.3
Subsidieproces
Vaststelling subsidies Het is belangrijk dat de interne toetsing op de rechtmatigheid van de bestedingen door subsidieontvangers schriftelijk wordt vastgelegd. Het betreft hierbij de beoordeling die heeft geleid tot de definitieve vaststelling van de subsidie. Wij constateerden dat dit in 2012 verder verbeterd is. Wij hebben in onze controle kunnen vaststellen welke toetsingsmaatregelen hebben plaatsgevonden en welke afwegingen zijn gemaakt om de subsidies vast te stellen.
3113052970/ 7
2.2.4
Personeel
Onkostendeclaraties Met betrekking tot de onkostendeclaraties constateerden wij enkele afwijkingen van de vigerende procedure. De belangrijkste opmerkingen hebben betrekking op:
Het vaststellen van de juistheid van de uitbetaalde declaraties door het team P&O.
Autorisatie van de declaraties.
Wij adviseren u de naleving van de procedures inzake de onkostendeclaraties aan te scherpen.
3113052970/ 8
3. Trambedrijf i.o. Investeringen Op 18 april 2012 heeft het Algemeen Bestuur van BRU besloten tot de aanleg van de Uithoflijn. Daarmee is de investeringsraming goedgekeurd waarin de aanlegkosten worden geraamd op € 304 miljoen (dat is exclusief € 104 miljoen voor de aanschaf van het trammaterieel). Op deze investeringsraming is door een extern bureau een second opinion uitgevoerd. Door een extern bureau is een risicoanalyse uitgevoerd op het project Uithoflijn. In de naar aanleiding daarvan uitgebrachte rapportage trekt het bureau een aantal conclusies. Op twee belangrijke conclusies gaan wij nader in. Bij een projectbudget van € 321 miljoen is er een risicobudget beschikbaar van € 36 miljoen. Het gekwantificeerde risico dat uit dit budget betaald moet worden is geraamd op € 48 miljoen. Het verwachte tekort is derhalve € 12 miljoen. Verder heeft het externe bureau aan de hand van modellen de meest waarschijnlijke uitkomst berekend van de projectkosten. Uit deze berekening blijkt, dat als met een zekerheid van 85% gezegd moet worden dat het budget toereikend is voor het project, er naast de eerder genoemde € 48 miljoen nog een bedrag van € 62 miljoen aan middelen dient te worden gereserveerd. Intern wordt aangegeven dat een deel van deze risico’s wordt veroorzaakt door risico’s in de financiering (rentekosten). De projectorganisatie verwacht, door afspraken met financierders over kasritmes, de financieringsrisico’s omlaag te kunnen brengen Dekking van de investeringen De dekking van de investering is als volgt samengesteld:
BRU, middels de uitkering BDU (HOV, VERDER en Combibrug): € 151 miljoen (plus € 104 miljoen voor de aanschaf van materieel).
Gemeente Utrecht, eigen middelen: € 47 miljoen.
Gemeente Utrecht, BOR-fonds: € 12 miljoen.
Rijk, MIRT en Spoorse doorsnijdingen RWS: € 111 miljoen.
Bij een interne analyse wordt geconcludeerd dat deze dekkingsbronnen “redelijk hard” zijn, maar nog niet voor 100% zeker. Zo is van de MIRT bijdrage in een brief van 31 mei 2011 bevestigd dat deze aan het project toegekend wordt, maar er is nog geen formele beschikking. Verder is er met het Rijk nog discussie over de BTW. Worden de beschikkingen afgegeven exclusief of inclusief btw? Bij de huidige financieringsopzet is de btw buiten beschouwing gelaten. In de Bestuursovereenkomst Uithoflijn BRU – gemeente Utrecht is geregeld op welke wijze risico’s worden verdeeld tussen BRU en de gemeente Utrecht op het moment dat risico’s zich manifesteren. Wij adviseren u de bovengenoemde risico’s en onzekerheden binnen het project kritisch te volgen.
3113052970/ 9
Organisatie De projectorganisatie Uithoflijn is binnen BRU gepositioneerd onder het Trambedrijf i.o. (huidig team OVI), waarbij het Trambedrijf i.o. een interne verzelfstandiging is. Binnen het Trambedrijf i.o. gaat circa € 18 miljoen per jaar om (de SUNIJ-lijn), door de tijdelijke (voor de duur van het project) toevoeging van het project Uithoflijn wordt dit bedrag verveelvoudigd. Om hierbij de sturing, verantwoording en informatievoorziening rondom het Trambedrijf i.o. in goede banen te leiden is een daarop toegespitste Planning & Controlcyclus essentieel. Naar wij begrepen hebben is voorgesteld om een werkgroep samen te stellen uit vertegenwoordiging van de projectorganisatie Uithoflijn, Trambedrijf, Team Financiën van BRU, RoU en gemeente om te komen tot een uitgewerkt voorstel voor de inrichting van de Financiële Regie op de financiële stromen binnen en in relatie tot het project UHL en de verantwoording daarvan aan het bestuur. De werkgroep wordt ondersteund door een extern bureau, dat gespecialiseerd is in de inrichting van organisaties. Verder wordt binnenkort een businesscontroler aangesteld. Naar ons is meegedeeld is het de bedoeling dat in maart 2013 de inrichting van het Trambedrijf i.o. staat. Zoals eerder aangegeven is de aanleg en exploitatie van de Uithoflijn omgeven met de nodige risico’s. Bij de inrichting van de Planning & Controlcyclus dient de risicoanalyse en –beheersing daarom een prominente plaats te krijgen. Naar hetgeen ons is meegedeeld ontwikkelt een externe partij momenteel een dashboard dat budgetuitputting en risico-ontwikkeling monitort. Tevens is binnen BRU een projectgroep opdrachtgeverschap gestart die met een uitgewerkt voorstel komt voor de sturing en verantwoording. Wij willen de projectgroep de volgende aandachtspunten en overwegingen meegeven:
Het Trambedrijf i.o. is qua aard van de activiteiten wat verschillend ten opzichte van de overige activiteiten van BRU. BRU dient over de kennis te beschikken die nodig is om de activiteiten en ontwikkelingen binnen het Trambedrijf i.o. te kunnen beoordelen en interpreteren en zo nodig bij te sturen.
Stel duidelijke kaders waarbinnen het Trambedrijf i.o. gaat opereren.
Er worden eisen gesteld aan de informatievoorziening vanuit het Trambedrijf i.o. Vastgesteld dient nog te worden welke informatie met welke frequentie BRU nodig heeft om haar taak te kunnen uitvoeren.
De beleidsregels, (financiële) verordeningen, verslaggevingsrichtlijnen e.d. die gelden binnen BRU zijn uiteraard ook van toepassing op het Trambedrijf i.o. Vooraf dient te worden vastgesteld of de huidige bepalingen in bijvoorbeeld de financiële verordeningen passen binnen de activiteiten van het trambedrijf. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld de verslaggevingsrichtlijnen (de BBV).
Laat de aanbestedingskalender deel uitmaken van de Planning & Controlcyclus.
Wij geven u in overweging om de voorstellen en besluiten van de projectgroep aan ons als controlerend accountant voor te leggen.
3113052970/ 10
Programmabegroting Zoals uit het voorgaande blijkt is de Uithoflijn voor BRU een zeer majeur project met een langere looptijd. Om deze reden zou het aan te bevelen zijn om binnen de programmabegroting een afzonderlijk programma te benoemen voor de Uithoflijn. Op deze wijze wordt de transparantie voor het Algemeen Bestuur vergroot.
3113052970/ 11
4. Actualiteiten 4.1 Schatkistbankieren Gemeenten, provincies en waterschappen dienen vanaf volgend jaar hun overtollige gelden bij het Rijk onder te brengen. Het Rijk ziet veel voordelen in het schatkistbankieren: de tegoeden van de lagere overheden komen op de staatsbalans te staan en mogen van Europa van de staatsschuld worden afgetrokken. Volgens het Rijk is het ook veiliger omdat gemeenten minder risico lopen hun vermogen bij een slechte belegging kwijt te raken. Tegoeden die vanaf 4 juni 2012 16:00 uur beschikbaar zijn - bijvoorbeeld omdat contracten vanaf dat moment af zijn gelopen - mogen slechts tot eind 2013 opnieuw worden weggezet. Ze dienen uiterlijk eind 2013 in de schatkist te zijn ondergebracht. Daarnaast staat het gemeenten vrij hun tegoeden eerder in de schatkist onder te brengen. BRU beschikt over veel liquide middelen. Daardoor zal schatkistbankieren substantieel ingrijpen in de beleggingsresultaten van BRU. Verder is het zo dat aan de nog niet bestede middelen BDU een wettelijk bepaalde rentevergoeding moet worden toegevoegd. Onduidelijk is nog op welke wijze het Rijk hier in de toekomst mee om zal gaan.
4.2 Wet houdbare overheidsfinanciën Momenteel ligt een ontwerpwetsvoorstel voor ten aanzien van de Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF). Door middel van dit wetsvoorstel, wat naar verwachting in werking gaat treden met ingang van 1 januari 2013, geeft de Nederlandse staat invulling aan de recente Europese afspraken ten aanzien van begrotingsdiscipline. Ook de belangrijkste uitgangspunten en randvoorwaarden van het Nederlandse budgettaire beleid - zoals de begrotingsregels - zijn onderdeel van het wetsvoorstel. De ministerraad heeft hier op 23 december 2011 mee ingestemd op voorstel van de ministers De Jager van Financiën en Spies van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Atsma van Infrastructuur en Milieu. Het wetvoorstel bepaalt dat niet alleen het rijk maar ook de decentrale overheden zich moeten houden aan de doelstellingen uit het aangescherpte Stabiliteits- en Groeipact. Dit houdt in dat ook gemeenten, provincies en waterschappen moeten bijdragen aan het beperken van het begrotingstekort van de collectieve sector. Waar voorheen het begrotingstekort voor de decentrale overheden op het niveau van de macro-economie werd getoetst, worden met de invoering van de Wet HOF individuele gemeenten getoetst en kunnen worden gestraft voor het begrotingstekort op kasbasis. Effecten voor uw gemeenschappelijke regeling Vanuit BRU worden de ontwikkelingen op dit gebied stringent gevolgd. Mogelijk dat de Wet HOF de aanleg van de Uithoflijn kan raken. Op het moment dat er meer duidelijkheid is over de ins- en outs van de wet, kan op een korte termijn de gevolgen voor BRU nader in beeld worden gebracht.Het Rijk overlegt op dit moment niet rechtstreeks met de WGR+ gebieden over de gevolgen van de Wet HOF.
3113052970/ 12
5. Tot slot Wij hebben dit rapport besproken met de controller de heer Van Ravenswaay. Uiteraard zijn wij graag tot een nadere toelichting bereid. Hoogachtend, Deloitte Accountants B.V. Was getekend: K.Bruggeman RA
3113052970/ 13
VERSLAG Van
:
Rekeningcommissie Bestuur Regio Utrecht
Datum
:
21 november 2012
Aanwezig
:
Dhr. W.G.J. Wijntjes (voorzitter) Dhr. P.J. Ligtelijn Dhr. A. van Doesburg (Deloitte Accountants) Dhr. K. Bruggeman (Deloitte Accountants) Dhr. J.A.E. Landwehr (portefeuillehouder Financiën) Dhr. P.C.M. van Elteren (secretaris-directeur a.i.) Dhr. R. van Ravenswaay (teammanager Financiën) Dhr. E. Philips (adviseur team Financiën)
1. Opening De Dhr. Wijntjes opent de vergadering, er zijn geen aanvullingen op de agenda. 2. Boardletter 2012 Dhr. van Doesburg geeft een toelichting op de Boardletter 2012. Interne Controle De gehouden controle ging in op belangrijke processen en risico's binnen de bedrijfsvoering van BRU; inkoop- en aanbesteding, subsidies en treasury. Start van de controle was de Interne Controle (IC) van BRU. Deloitte is hiermee verder gegaan. Overall is de conclusie dat de interne controle ten opzichte van vorig jaar verbeterd is. De inhoud en opzet van de procedures is goed, maar de naleving ervan kan beter. Trambedrijf i.o. In de Boardletter wordt aandacht besteed aan het project Uithoflijn en de verzelfstandiging van het Trambedrijf i.o. De accountant doet de aanbeveling om een apart programma Uithoflijn op te nemen en geeft aanbevelingen m.b.t. kaderstelling, informatievoorziening en het toepassen van de huidige beleidsregels en verordeningen. Dhr. van Elteren geeft een aanvullende toelichting. Het DB heeft het besluit genomen tot verzelfstandiging van het Trambedrijf in de vorm van een Agentschap. Dit proces gaat ook tegen de achtergrond van de WGR+ ontwikkeling door. Gelijktijdig met het proces van verzelfstandiging Trambedrijf vindt een professionalisering plaats van onder andere de planning en control en het opdrachtgeverschap. De aanbeveling van de accountant om een apart programma voor de Uithoflijn op te nemen is door het DB overgenomen. Wanneer de verzelfstandiging een feit is, wordt snel gestart met het aantrekken van vaste mensen. Dhr. Landwehr geeft aan dat de geldstromen transparant in beeld moet worden gebracht. Hierin zijn vorderingen in gemaakt.
Dhr. Ligtelijn benadrukt de noodzaak en transparantie van het opdrachtgeverschap. Afspraak Op aanbeveling van de Rekeningcommissie wordt eind januari 2013 voor AB-leden een besloten bijeenkomst georganiseerd over de business case van de verzelfstandiging Trambedrijf i.o. Aan orde komt o.a. de organisatie, opdrachtgeverschap, geldstromen en de risico's. 3. Rondvraag Er zijn geen rondvragen, de voorzitter sluit de vergadering.
2