Aan de leden van het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht
Datum: Kenmerk: Contactpersoon: Telefoon:
06-06-2012 2012-04402 H. Kerckhaert 030-2862578
Onderwerp:
Uitnodiging vergadering woensdag 20 juni 2012
Geachte heer, mevrouw, Hierbij nodig ik u uit tot het bijwonen van de vergadering van het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht op: Datum: woensdag 20 juni 2012 Aanvang: 20.00 uur Plaats: gemeente IJsselstein, Overtoom 1, IJsselstein
Bijgaand treft u de agenda en bijbehorende stukken aan. Met vriendelijke groet, de voorzitter,
mr. A. Wolfsen
Postbus 14107 3508 SE Utrecht Bank 46.53.43.570
[email protected] www.regioutrecht.nl
Bezoekadres: Maliebaan 34 3581 CR Utrecht T (030) 286 25 25 F (030) 286 25 00
In Bestuur Regio Utrecht werken negen gemeenten samen aan de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de economische ontwikkeling van de regio Utrecht. Het gaat om: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Utrecht, Vianen en Zeist.
Agenda vergadering algemeen bestuur d.d. 20 juni 2012
1.
Opening
2.
Notulen vergadering d.d. 18 april (notanr. 2012-04451, openbaar en besloten deel) en 16 mei (notanr. 2012-04403) Voorstel: Notulen vaststellen. N.B.: De notulen van het besloten deel van de vergadering van 18 april worden ter vergadering uitgedeeld.
3.
Ingekomen stukken/Verslagen (notanr. 2012-04405) Voorstel: Verslagen voor kennisgeving aannemen.
4.
Benoeming van de heer A.J. Adriani (notanr. 2012-04407) Voorstel: De heer Adriani aanwijzen als nieuw lid van het dagelijks bestuur.
5.
Herprioriteren VERDER-pakket en invullen besparingsmaatregelen A7 en A8 (notanr. 2012-04409) Voorstel: Instemmen met het inbrengen van de volgende wijzigingsvoorstellen in het VERDER pakket in het overleg over herprioritering van VERDER met de VERDER partners: - Prioritaire HOV-projecten benoemen (zie 2) naast fiets- en P+R-projecten (zie 4); - 5 projecten toevoegen (zie 3); - 12 projecten op de reservelijst plaatsen (zie 4); - Besparingen behalen uit 3 HOV-projecten (zie 5); - Taakstellende besparing van 2 miljoen euro uit toekomstige projectbegrotingen (zie 6).
6.
Aanpassing regionale huisvestingsverordening per 1 juli 2012 (notanr. 2012-04411) Voorstel: Instemmen met de aanpassingen: 1. Onderbouwing compensatiebedragen, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4. 2. Koopprijsgrens bij wijzigingsvergunning, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.5. 3. Betalingsverplichting bij wijziging, artikel 3.1.4 en artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4 en 3.1.7. 4. Vergunningeisen, artikelsgewijze toelichting 2.2.1. 5. Ingangsdatum van de aanpassingen 1 juli 2012.
7.
Jaarstukken 2011 (notanr. 2012-04410) Voorstel: De jaarstukken 2011 vaststellen en instemmen met de resultaatbestemming.
8.
Programmabegroting 2013 (notanr. 2012-04412) Voorstel: Vaststellen van de programmabegroting 2013.
9.
Rondvraag
10.
Sluiting
Ter kennisneming: - Controversieel verklaring visienota Bestuur en Bestuurlijke inrichting (notanr. 2012-04413) - Uitgangspuntennotitie OV-uitvoeringsplan 2013 (notanr. 2012-04414) - Programmamonitor Wegen en Verkeer 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012 (notanr. 2012 -04416) - Evaluatie 90% norm (notanr. 2012- 04442) - Wonen met Welzijn en Zorg (notanr. 2012- 04443)
Nr. 2012-04451 Notulen van de openbare AB-vergadering op woensdag 18 april 2012, 20.00 tot 24.00 uur, Gemeentehuis Stichtse Vecht voorzitter: secretaris:
A. Wolfsen mw. J.W. van Geuns
leden:
mw. H.J. Mourits , Bunnik A.A. de Boer, De Bilt A.J. Gerritsen, De Bilt (DB) J.L.H. de Jong Schouwenburg C.H.J. Lamers, Houten A.R. van Dijk H.J. Schat, Nieuwegein H. Verdouw, Nieuwegein W.G.J. Wijntjes, Nieuwegein R. Roos, Stichtse Vecht M.L. Veldhuijzen, Stichtse Vecht B.F.M. Beerlage, Utrecht W.W. Buunk, Utrecht P.H. van Corler, Utrecht B. Fokke, Utrecht D. Gillissen, Utrecht D. Hoek, Utrecht F.C.W.C. Lintmeijer, Utrecht (DB) G.W. Nalis, Utrecht V. Oldenborg, Utrecht J.A.E. Landwehr, Vianen (DB) J.R. Scheringa, Vianen J. Huizinga, IJsselstein R.J. Leutscher, IJsselstein (vervangt M.G.M. de Jong) P.J. Ligtelijn, IJsselstein mw. J.W. Bottema, Zeist (vervangt H.R. Camstra) J.J.L.M. Janssen, Zeist (DB, vice-voorzitter) C.A. van Liempde, Zeist D.A.C.A. Gudde, Zeist
Afwezig met bericht:
H.M. Ostendorp, Bunnik (DB) C. van Dalen, Houten (DB) M.G.M. de Jong, IJsselstein (DB) (wordt vervangen door R.J. Leutscher) B.J. Lubbinge, Nieuwegein (DB) mw. C.M.J. van Rooijen, Nieuwegein G.P. Isabella, Utrecht (DB) mw. M.M. van ’t Veld, Stichtse Vecht (DB) K. Wiersema, Stichtse Vecht S. de Vries, Utrecht (wordt vervangen door V. Oldenborg) H.R. Camstra, Zeist (wordt vervangen door mw. J.W. Bottema)
Verslag:
M. Kassing-Veenbrink (Kassing Notuleerservice, Odijk)
Vergaderdata 2012:
16 mei, 20 juni, 3 oktober, 12 december
1/21
1. Opening De voorzitter, de heer Wolfsen, opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Berichten van verhindering zijn ontvangen van mevrouw Van ’t Veld en de heren Lubbinge, De Jong, Ostendorp, Van Dalen, Isabella, Camstra en De Vries. De heren Buunk, Lintmeijer en Lamers zijn verlaat. Uitgereikt is een gewijzigd besluit uitvoeringsbesluit Uithoflijn. De heer Gerritsen zal later in de vergadering hierover een toelichting geven. 2. Notulen vergadering d.d. 29 februari 2012 De heer De Boer (De Bilt) merkt op naar aanleiding van pagina 8, dat de heer Gerritsen heeft gezegd dat de bediening van lijn 138 niet zou wijzigen. In de notulen staat ‘ niet zou stoppen’. De heer Gerritsen (DB) licht toe dat het tracé van lijn 138 binnen de stadsgrenzen van Utrecht mogelijk wordt gewijzigd namelijk dat de route gaat lopen langs station Overvecht. Voor zover het tracé ligt buiten de grenzen van de stad Utrecht (richting Maartensdijk) is nog niet bekend met welke frequentie de route wordt uitgevoerd (vier keer of twee keer per uur). Dat wordt in het uitvoeringsplan uitgewerkt. De notulen worden met bovengenoemde wijziging vastgesteld. 3. Ingekomen stukken/verslagen De stukken worden voor kennisgeving aangenomen. De heer Lintmeijer arriveert. 4. Gevolgen kabinetsbesluit opheffen WGRplus Eerste termijn De heer Gillissen (Utrecht) merkt op dat de Utrechtse delegatie zich kan vinden in het voorstel van het DB om de twee trajecten te splitsen namelijk de overdracht van de taken naar de provincie en het opheffen van de WGRplus regio BRU en de discussie tussen gemeenten over de toekomst van de regionale samenwerking. Daarnaast legt het DB een aantal uitgangspunten voor die betrekking hebben op de te maken afspraken met de provincie over het transitieproces en besluitvorming rondom de opheffing van het BRU. De Utrechtse delegatie zal kritisch kijken naar het takenpakket van een nieuw op te richten gemeenschappelijke regeling, denk dan bijvoorbeeld aan afspraken over de huisvestingsverdeling en de vraag of afspraken over de woningtoewijzing bij deze gemeenschappelijke regeling, de provincie of de verschillende gemeenten thuishoort. Naar aanleiding van het stuk dat vanavond wordt besproken heeft de delegatie nog een aantal vragen/opmerkingen. In de Utrechtse gemeenteraad is een motie ingediend die met de vergaderstukken van deze vergadering ook aan de andere leden van het AB is verstuurd. In deze motie roept de Utrechtse gemeenteraad het college op zich in te spannen de zeggenschap te behouden over de middelen voor het openbaar vervoer in stad en regio, te streven naar aansluiting van de stad bij de Vervoersregio Noordvleugel en de samenwerking met de regio Amsterdam en de provincie Utrecht te zoeken. In dit licht vraagt de Utrechtse delegatie zich af wat de consequenties zijn voor de aansluiting van de BRU-gemeenten bij de infrastructuurautoriteit in de Noordvleugel als de BDU-gelden naar de provincie gaan. Heeft het DB hierover met de provincie gesproken en wil het DB hierover een standpunt innemen? De Vaste Kamercommissie BZK heeft een oproep geplaatst om schriftelijk te reageren op het voortgangsbericht van het kabinet. Heeft het BRU gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, of is er
2/21
in gezamenlijkheid met andere stedelijke regio’s gereageerd op deze oproep om zich uit te spreken over (bijvoorbeeld) de mogelijke frictiekosten die met een liquidatie zijn gemoeid? Graag een reactie van het DB, maar ook van de andere delegaties over hoe zij tegen deze motie aankijken De Utrechtse delegatie vraagt zich af wat de consequenties zijn voor grote projecten bij de overgang naar de provincie. Hoe borg je de risico's enerzijds, maar ook dat ze worden gerealiseerd? Hoe borgt het DB de overdracht van omvangrijke projecten zoals de Uithoflijn? Het BRU regeert niet over zijn graf, aan de andere kant is het wenselijk dat de rechtsopvolger bestaande afspraken en gemaakt beleid respecteert. Wordt dit uitgangspunt snel geconcretiseerd en op bestuurlijk niveau vastgelegd? Welke rol spelen Provinciale Staten en het AB BRU hierbij? Het overleg met de provincie is bedoeld om duidelijkheid te krijgen over het gezamenlijk te bewandelen traject, waarbij er in eerste instantie afspraken worden gemaakt over de inzet en procesafspraken over de uitgangspunten van de overdracht. Worden deze procesafspraken ook aan het AB en Provinciale Staten voorgelegd, of vindt deze afstemming plaats tussen DB en Gedeputeerde Staten. Wanneer vindt besluitvorming hierover plaats? De heer Wijntjes (Nieuwegein) merkt op dat de delegatie met enige weemoed de voorbereiding heeft gedaan. In deze nota wordt afscheid genomen van een belangrijk taakveld van het BRU. De taken gaan over naar de provincie. De delegatie geeft de voorkeur aan overdracht van taken aan de provincie in plaats van aan de Noordvleugel omdat de provincie is gevestigd dichtbij een aantal gemeenten. De delegatie vindt dat de provincie in beginsel alle taken die aan de concessie zijn verbonden moet overnemen (materieel, exploitatie, remise tram). De delegatie is het eens met het voorstel voor een gescheiden traject om te kijken waar partijen elkaar kunnen vinden in de regionale samenwerking. Punten zouden kunnen zijn volkshuisvesting en woningtoewijzing. De heer Wijntjes wil nadenken of de gemeenten geen belangenclub kunnen oprichten om de belangen ten aanzien van het OV te waarborgen. De heer Wijntjes vraagt om punt zeven steviger te formuleren. De inzet is dat de beleidspunten van het BRU als uitgangspunten worden overgenomen door de provincie. De heer Wijntjes pleit voor een alerte, adequate uitvoering van de begroting. Hij verzoekt het AB zoveel als mogelijk te beschikken in 2012 om een niet gevulde portemonnee over te dragen aan de provincie. De heer Huizinga (IJsselstein) uit zijn complimenten aan het DB voor de zorgvuldige wijze waarop het DB dit proces leidt. De delegatie is het eens met de twee sporen die worden voorgesteld. Hij merkt op dat het Kabinet de regio Utrecht beschouwt als onderdeel van de Noordvleugel. Hij verzoekt het AB te kijken of aangesloten kan worden bij de Noordvleugel. Wanneer op een andere wijze met elkaar wordt samengewerkt dan hoopt hij dat de tien gemeenten een samenwerkingsverband vormen, onder leiding van de gemeente Utrecht. De heer Huizinga wil onderzoeken of de gemeenten kunnen aansluiten bij de Noordvleugel of de gemeente Amsterdam. Betreffende uitgangspunt nummer zeven merkt de heer Huizinga op dat in de tekst wordt gesproken over ‘meenemen’. Spreker verzoekt dit stelliger te formuleren in ‘(onverkort) overnemen’. Ten aanzien van uitgangspunt elf, frictiekosten, merkt de heer Huizinga op dat het niet realistisch is te stellen dat er geen frictiekosten zijn. Hij verzoekt aansluiting te zoeken bij initiatieven van andere stadsregio’s om een brief te schrijven om alsnog de frictiekosten te verhalen. De delegatie van IJsselstein stemt in met een extra AB op 16 mei 2012. Dat geeft de delegatie de gelegenheid om in overleg te treden met de gemeenteraad omdat de periode voorafgaande aan deze vergadering kort was. De heer Gudde (Zeist) betreurt het dat het zo gaat lopen, zoals het gaat lopen. Iemand die niet weet hoe de verhoudingen zijn in Den Haag, kan denken dat het BRU snel de handdoek in de ring gooit. Gezien de politieke verhoudingen mag men verwachten dat het voornemen tot opheffen van het BRU niet gewijzigd zal worden. Gezien die achtergrond juicht de heer Gudde het toe dat het DB een open en transparante houding heeft om de overgang van taken van BRU naar provincie zo soepel mogelijk te laten verlopen. Spreker vraagt of het DB bij de provincie in de afgelopen periode ook een zelfde openheid en soepelheid heeft ontdekt en of er in de komende weken al afspraken zijn te maken met de provincie over de regionale invloed op de besteding van de BDU-gelden en openbaar vervoersgelden.
3/21
De heer Van Liempde (Zeist) merkt op dat het logisch lijkt dat Utrecht bij het tweede spoor de kar gaat trekken. De heer Van Liempde adviseert de stad Utrecht transparant te communiceren met de regiogemeenten en open te staan voor opvattingen vanuit de regiogemeenten. De heer Gilissen (Utrecht) merkt op dat het BRU bij het tweede spoor geen rol speelt. Hij vraagt of de delegatie van Zeist bepleit of het BRU een rol speelt inhoudelijk in het tweede spoor. De heer Van Liempde (Zeist) antwoordt dat een nieuw rekenverband wordt opgezet van het BRU en de gemeenten eromheen (eventueel met de gemeente Woerden). De heer Gilissen (Utrecht) merkt op dat er een dialoog op wordt gestart tussen de tien gemeenten. Het BRU speelt daar geen rol in. De tien gemeenten gaan bespreken of er mogelijkheden zijn. De heer Van Liempde (Zeist) spreekt de stad aan bij monde van de burgemeester, die de kar moet gaan trekken. De heer Scheringa (Vianen) uit zijn complimenten voor de voortvarende wijze waarop het dossier is opgepakt door het DB. Hij complimenteert ook de medewerkers van het BRU, die ongetwijfeld geschrokken zijn van de mededeling. De gemeenteraad van Vianen gaat akkoord met de voorgestelde besluiten. De gemeenteraad staat positief tegen over het voorgestelde twee sporenplan en de uitgangspunten. De heer Scheringa spreekt zijn zorgen uit over de verwachting van Den Haag dat er geen sprake is van frictiekosten. Hij onderschrijft de opmerking van de delegatie IJsselstein hieromtrent. De heer Van Dijk (Houten) vertelt dat ook de delegatie Houten zich kan vinden in het twee sporenbeleid en de uitgangspunten. De delegatie heeft zorgen betreffende de uitgangspunten vijf, zeven en elf. Voor wat betreft uitgangspunt zeven omdat daar wordt gezegd dat de provincie niet verplicht is het beleid van het BRU over te nemen. De heer Van Dijk stelt, dat de insteek van het BRU is, dat de provincie de regionale agenda uit moet voeren. De delegatie stelt dat de frictiekosten een punt van aandacht is. De heer Van Dijk gaat akkoord met een extra vergadering van het AB op 16 mei a.s. De heer Roos (Stichtse Vecht) merkt op dat de delegatie van Stichtse Vecht zich kan vinden in het voorliggende voorstel van het DB. Ook deze delegatie verzoekt om uitgangspunt zeven steviger te formuleren. De heer De Jong Schouwenburg (De Bilt) merkt op dat de opheffing van het BRU vooralsnog een wetsvoorstel is dat ter advisering wordt voorgelegd aan de Raad van State en ook nog moet worden voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer. Spreker vraagt hoe het proces loopt, wanneer er niet binnen de gestelde termijnen besluiten worden genomen. Spreker uit zijn complimenten voor de overzichtelijke, efficiënte organisatie die het BRU is. De gezamenlijke gemeenten hebben hier profijt van (gehad). Spreker vraagt of er een sociaal plan is voor het personeel dat werkzaam is bij het BRU. Een leegloop van personeel is niet wenselijk en heeft een uitwerking in het maatschappelijk verkeer. Het DB moet hier aandacht voor hebben. De heer De Jong Schouwenburg vraagt of de provincie in staat is om in een relatief korte termijn de werkzaamheden over te nemen. Voorts vraagt spreker zich af hoe het zit met juridische aansprakelijkheden, claims, etc. van het BRU, over projecten en andere mogelijke zaken die nog niet afgehecht zijn. Alle onderlinge afspraken komen te vervallen. Hij vraagt hoe hiermee om te gaan. Zijn er nog financiële claims voor het BRU bijvoorbeeld ten aanzien van woningcontingent, woningtoewijzing, regionale woonruimteverordeningen, bouwquota, economische plannen, etc. De gemeenteraad van De Bilt heeft nog niet met elkaar over dit onderwerp kunnen spreken. De delegatie spreekt uit dat zij een nuance willen aanbrengen in de aankondiging over de geschetste positie voor Utrecht. De delegatie ziet de positie van Utrecht maar geeft de voorkeur aan het wijzigen van ‘ onder leiding van de stad Utrecht’ in ‘het voortouw nemen’.
4/21
Mevrouw Mourits (Bunnik) vertelt dat de delegatie van Bunnik in grote lijnen kan instemmen met het voorstel. Op dit moment is nog onduidelijk wat in het wetsvoorstel komt te staan. Van belang zijn met name de financiële gevolgen. Het is ongewenst dat deze op de achtergrond komen. De frictiekosten moeten ten laste van het Rijk komen. Het overleg met de provincie is een must en is van belang voor het zorgvuldig overdragen van de taken. Er moet verkennend overleg worden gevoerd, daarna volgt de uitwerking en uiteindelijk de onderhandelingen. De overdracht moet zorgvuldig gebeuren ook gelet op de personele gevolgen. Spreekster vindt het goed dat de gemeente Utrecht een leidende positie heeft. De stad is zeer bepalend voor wat aan samenwerking mogelijk is in de regio. Spreekster kan zich vinden in het twee sporenbeleid. Zij vindt het nog onduidelijk via welk kanaal spoor twee zal gaan lopen. Voor wat betreft de uitgangspunten maakt de delegatie van Bunnik een voorbehoud voor punt twee. Spreekster heeft nog niet de mogelijkheid gehad, gezien het korte tijdsbestek, om hierover met de gehele raad te overleggen. In de nota staat dat de provincie en regiogemeenten samen de groot stedelijke belangen behartigen voor de regio Utrecht. Bunnik heeft de intentie dorps, landelijk en groen te blijven. De gemeente richt zich bij voorkeur op een samenwerking met de oostelijke gemeenten (onder voorbehoud). Op hoofdlijnen is Bunnik het eens met de punten zes en zeven maar dit is afhankelijk van de uitwerking op lijnniveau. Voor Bunnik is met name de OV-lijn tussen Odijk en station Driebergen – Zeist belangrijk. De gemeente speelt actief in op het behoud van deze lijn in de uitvoeringsplannen. De heer Gilissen (Utrecht) vraagt verheldering aan mevrouw Mourits over haar uitspraak dat Bunnik zich oriënteert op een samenwerking met de oostelijke gemeenten. De gemeente Bunnik maakt onderdeel uit van het BRU. Mevrouw Mourits (Bunnik) antwoordt dat zij niet klakkeloos wil overnemen dat de gemeente Bunnik wordt ingelijfd door de stad Utrecht. De heer Janssen (DB) vertelt dat bij de voorbereiding van deze nota het AB last heeft gehad van een gevoel van weemoed omdat het DB de huidige samenwerking als zeer krachtig, goed en plezierig ervaart. Het heeft het DB er niet van weerhouden met realisme en werklust aan het werk te gaan. Spreker waardeert het zeer dat een aantal delegaties memoreert aan de formatie van 55 personen. De medewerkers hebben in de afgelopen jaren grote klussen geklaard. Het DB wil, in overleg met de vakbonden, een sociaal plan opstellen. Het DB wil, gesteund door een aantal delegaties, goede afspraken maken mede om de waardering niet alleen in woorden gestalte te doen. De overdacht/transitie is een omvangrijke klus. Met een formatie van 55 mensen en een begroting van 135 miljoen, wordt zeer belangrijk werk voor de regio verricht. Tot 16 april konden de fracties van de Tweede Kamer schriftelijk hun inbreng aanleveren. 19 april vindt een ronde tafelbijeenkomst plaats. Op 22 mei bespreekt de Eerste Kamer de brief van de Minister. Tegelijkertijd loopt de voorbereiding van het wetgevingstraject (Raad van State en behandeling in de Eerste en Tweede Kamer). Gelet op de vastigheid van de brief is het DB aan het werk gegaan. Het DB zal het AB proberen tijdig te informeren. Na de zomervakantie is de vergadering van 3 oktober 2012 van belang. Dan zullen de documenten ter liquidering van het BRU ter instemming voorliggen. De deelnemende gemeenteraden zullen in oktober/november hierover geconsulteerd worden. De heer Jong Schouwenburg (De Bilt) interrumpeert. Hij vraagt of de gemeenteraden nog voldoende tijd krijgen om een besluit te nemen op basis van uitgewerkte stukken. Vervolgens vraagt hij wat er gebeurt als de datum van 1 januari 2013 niet wordt gehaald. De heer Janssen (DB) antwoordt dat het DB zich zal inspannen om zowel het AB als de gemeenteraden goed te informeren. Daarom zijn de stukken begin april zowel naar de gemeenteraden als de colleges gezonden. Het AB heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de eigen gemeenteraden meedenken en mee-ontwikkelen met de voorstellen die er voorliggen. In elk komend AB zullen er stukken aan de orde komen. Als de overgangsdatum 1 januari 2013 wordt,
5/21
dan is 3 oktober een belangrijke AB-vergadering. Alle gemeenten worden bezocht om hen te faciliteren om beter thuis te raken in het dossier. Mocht 1 januari 2013 niet haalbaar zijn, dan zal met de overgang niet gewacht worden tot 1 januari 2014. De overgang kan op ieder moment ingaan. De werkwijze is wel gericht op een effectuering van de overdracht per 1 januari 2013. Mocht er onverhoopt een andere planning komen, dan zal het DB daarop anticiperen en het AB daarover consulteren. Vanuit het BRU is er geen aparte schriftelijke inbreng aan de Tweede Kamer gezonden. De temperatuur is gemeten in Den Haag en de gemeenten. Het DB is verrast en betreurt het voornemen, maar is niet de barricade op gegaan. Wat de inhoudelijke inbreng betreft zal VNG op 19 april a.s. een inbreng doen tijdens de ronde tafel gesprekken. De provincie Utrecht zal zich scharen achter de IPOlijn. Er vindt geen separaat optreden van het BRU plaats. De stad Utrecht levert, naar aanleiding van de aangenomen motie, een zelfstandige autonome inbreng om dat te bereiken wat in de motie van de stad Utrecht is uitgesproken. De heer Gilissen (Utrecht) vraagt uit welke hoofde de voorzitter van het BRU zal deelnemen aan de hoorzitting. De voorzitter antwoordt dat hij is uitgenodigd als burgemeester van de stad Utrecht. De heer Janssen (DB) merkt op dat geprobeerd wordt frictiekosten te voorkomen. Mochten er zich frictiekosten voordoen dan wordt geprobeerd deze terug te halen. Het DB hoopt dat de termijn van 1 januari 2013 wordt gehaald, zoals in de brief van minister Spies staat beschreven. De heer Janssen merkt op dat de stukken aan het AB van het BRU worden voorgelegd op 3 oktober a.s. Hoe het besluitvormingstraject van de provincie eruit ziet kan de heer Janssen niet zeggen. Op 7 mei 2012 staat een volgend gesprek met de delegatie van de provincie gepland. In overleg zal gekeken worden hoe de verschillende trajecten lopen en wie wanneer aan bod is. Spreker gaat ervan uit dat Gedeputeerde Staten ook een stem heeft in het besluitvormingstraject en hij hoopt dat beide trajecten met elkaar in de pas lopen. De heer Gilissen (Utrecht) maakt hieruit op dat de inzet van het BRU zal zijn om de afspraken die er liggen te formaliseren in een overdrachtsdocument aan de provincie, zodat dat wat er ligt onderdeel wordt van de nieuwe rechtsvorm. De heer Janssen (DB) antwoordt dat ten aanzien van punt zeven de inzet van het DB is om dit strakker te formuleren namelijk dat de provincie dit als uitgangspunt neemt. Het DB vindt het van belang dat de uitgangspunten een weerslag vinden in het overdrachtsdocument. De inzet zal zijn om de respectievelijke punten zo goed als mogelijk waar te maken. Dit betekent ook dat de regionale agenda qua betekenis niet stopt op 1 januari 2013. De heer Janssen gaat ervan uit dat ook de remise valt onder de overdracht van activa. Hoe de precieze structuur eruit komt te staan is nog niet bekend. Er heeft een uitvoerig eerste gesprek plaatsgevonden met de provincie. De provincie voelt zich verplicht om te komen tot een goede overdracht en zal niet cafetarisch winkelen. Zowel ambtelijk als bestuurlijk wordt er vanuit een goede benaderingswijze gewerkt. Het is een ingewikkeld dossier. Zowel provincie als BRU zitten niet in het schuttersputje. De stukken die vanavond voorliggen zijn in concept met de provincie besproken. De BRU moet nagaan wat van de BDU-gelden al is beschikt en bijna beschikt. Het DB moet nagaan wat de invloed van de negen gemeenten in BRU-verband wordt na de datum van 1 januari 2013. Het DB probeert hierover afspraken te maken. De wetgever maakt het niet gemakkelijk omdat in juridische zin de invloed en macht wordt overgedragen aan een andere partij. De heer Janssen merkt op dat het niet alleen gaat om beleidsstukken en beschikkingen maar ook om het borgen van de projecten die nog een langere looptijd hebben waar de provincie een verantwoordelijkheid voor krijgt. Per onderdeel zal een startpunt worden gemarkeerd en aan de provincie zal de verwachting per onderdeel worden aangegeven. Er zullen feiten memo’s van het gehele BRU-takenpakket worden opgesteld. Deze memo’s worden door het DB en AB en ook door de provincie vastgesteld. In deze memo’s zal per onderdeel een
6/21
‘röntgenfoto’ worden gemaakt en deze worden vergezeld van verwachtingen ten aanzien van het beleid. Spreker merkt op dat de gemeente Bunnik een voorbehoud maakt maar hij gaat ervan uit, Bunnik kennende, dat dit voorbehoud versmelt. De voorzitter beantwoordt formeel als burgemeester van Utrecht de vraag over de samenwerking met de Noordvleugel. De BUS-regeling mag worden opgeheven, helaas. Dat betekent niet dat de stadsregio als zodanig wordt opgeheven. De verplichting blijft om samen op te trekken. Utrecht heeft het initiatief/het voortouw genomen om de voorzitters van de colleges uit te nodigen. Woerden heeft gevraagd om ook te mogen aanhaken bij de verkennende gesprekken voor een nieuw te vormen samenwerkingsverband. Dit traject loopt naast de afbouw van het BRU. Het initiatief is genomen mede naar aanleiding van de brief van minister Verhagen over zijn visie op de Noordvleugel waarin hij het economisch samenwerking binnen de driehoek Utrecht, Amsterdam en Schiphol benadrukt. Het eerste verkennende gesprek met de voorzitters van de colleges was vruchtbaar en nuttig. De diverse colleges van Burgemeester en Wethouders zijn bijeen geweest. Geconcludeerd is dat het de moeite waard is om onderwerpen voor samenwerking te verkennen zoals wonen, volkshuisvesting, verkeer en vervoer, economie, maar ook sociale innovatie. De stad Utrecht vindt het belangrijk om op inhoud samen te werken. Het initiatief moet gedragen worden door de gemeenteraden van de gemeenten. Er zal een bijeenkomst worden georganiseerd voor de colleges en gemeenteraden. Spreker dankt voor de aanmoedigingen die door verschillende sprekers zijn gedaan. De samenwerking is gericht op belangenbehartiging, lobby, etc. Of er een juridische constructie gevormd moet worden is van secundair belang. Het moet gaan over de inhoud. Het huidige college van Utrecht draagt de titel ‘ groen, open en sociaal’. In die geest, een open en transparante houding, wil de voorzitter optrekken met de buurgemeenten. De heer Buunk arriveert. Tweede termijn De heer De Jong Schouwenburg (De Bilt) vraagt of het BRU blijft bestaan wanneer de wet niet tot stand komt. Spreker verzoekt in de notulen op te nemen dat de regionale samenwerking op initiatief van de stad Utrecht zal plaatsvinden. In het kader van de opmerkingen van de voorzitter zal hier ABbreed geen bezwaar tegen bestaan. Naar aanleiding van de voorliggende stukken moeten de delegaties terug naar de gemeenteraden om hierover te besluiten. Het besluit zal daarna aan het AB worden toegelicht. De heer Huizinga (IJsselstein) vraagt of de burgemeester van Utrecht tijdens het overleg met de Tweede Kamer commissie ook de belangen van het BRU zal benadrukken als voorzitter van het BRU. De heer Wijntes (Nieuwegein) bedankt voor de adequate beantwoording. Hij uit zijn complimenten aan de BRU-organisatie. De overdracht moet gepaard gaan met een goede zorg voor de medewerkers. De heer Janssen (DB) bedankt nogmaals voor de waardering die is geuit naar de organisatie. In de afgelopen vier weken is veel werk verzet. Het DB wilde helderheid kunnen bieden aan het AB. Het DB gaat ervan uit dat de wet wordt aangenomen. Er wordt geen rekening gehouden met een mogelijke vertraging of dat er mogelijk een ander besluit in Den Haag wordt genomen. Mocht dat zich onverhoopt voordoen, dan verwacht spreker terug te kunnen vallen op het improvisatietalent zoals in het verleden vaker is getoond. Het AB neemt een besluit en daarna worden de gemeenteraden gehoord. Aan het AB zal een spoorboekje worden verstrekt waarin het besluitvormingstraject in staat uitgewerkt zodat de AB-leden voorbereidend werk met de gemeenteraden kunnen verrichten. De voorzitter (DB) antwoordt dat Utrecht het initiatief zal nemen voor de regionale samenwerking. De burgemeester van Utrecht zal de gemeenschappelijke belangen benadrukken aan de Tweede Kamer
7/21
commissie. Hij zal accentueren dat het een historische vergissing is om het BRU op te heffen. Hij zal stellen dat de gemeenten op een goede manier moeten kunnen blijven samenwerken en dat zij aangesloten moeten blijven bij de Noordvleugel. De heer Gilissen (Utrecht) vraagt in hoeverre de uitspraak van de voorzitter ‘een historische vergissing’ past bij de opmerking van de heer Janssen dat met gelatenheid kennis is genomen van het voornemen van het kabinet. De voorzitter antwoordt dat met weemoed kennis is genomen van het besluit. Als gemeenschappelijke gemeenten was het wat waard geweest wanneer het wetsvoorstel niet was ingediend. De regionale samenwerkingsagenda is vastgesteld en de gemeenten willen deze uitvoeren. De voorzitter had liever gezien dat de agenda kan worden uitgevoerd in de huidige samenstelling. 5. Uitvoeringsbesluit Uithoflijn De heer Lamers arriveert. De heer Gerritsen (DB) licht het gewijzigde voorstel dat voorafgaande aan de vergadering is uitgereikt toe. Vanaf november 2011 is de einsprint ingezet voor het afronden van de besluitvorming voor het tot stand komen van de Uithoflijn. Het traject is doorkruist door de Kabinetsbrief over de overdacht van taken van BRU naar Provincie. Het is van belang dat de provincie zich in dit dossier kan vinden. Aanvankelijk heeft het DB op 26 maart 2012 gezegd, dat de provincie actief moet worden geïnformeerd. Het DB is van mening, gezien de omvang van het project, dat met de provincie moet worden overlegd over de risicobeheersing van het project. Dit is verwoord in punt vier van de nota. In het volgende AB zullen de resultaten van dit overleg worden toegelicht. Eerste termijn De heer Schat (Nieuwegein) merkt op dat de delegatie van Nieuwegein blij is dat een besluit genomen wordt over het uitvoeringsbesluit Uithoflijn. Ook voor Nieuwegein is het van belang dat de lijn er komt met name omdat de SUNIJ-lijn in de toekomst gekoppeld wordt aan de Uithoflijn. De delegatie Nieuwegein stemt in met het uitvoeringsbesluit. Punt vier raakt ook de risico’s en die zijn terug te vinden in de raakvlakprojecten zoals genoemd in punt vier van het besluit. De besluitvorming over de koppeling van de lijnen in het stationsgebied is niet in het uitvoeringsbesluit opgenomen. Besluitvorming moet plaatsvinden door de provincie. De koppeling is van belang voor de exploitatie van de Uithoflijn. De trams die rijden op de Uithoflijn moeten naar de remise. In het raakvlakproject ontbreekt de ombouw van de SUNIJ naar gelijkvloerstram. De heer Schat verzoekt genoemde punten in het uitvoeringsbesluit op te nemen. Mevrouw Bottema (Zeist) stelt dat het BRU zo’n grote, complexe investering nog nooit eerder heeft gedaan. Een investering die van groot belang is voor het OV in de stad, en daarmee ook van invloed is op de randgemeenten. Opmerkelijk is dat deze investering, die een bedrag van 425 miljoen euro omvat genomen wordt op het moment dat het voortbestaan van het BRU bedreigd wordt. Dit zal hoogstwaarschijnlijk inhouden dat het project afgemaakt zal moeten worden door een andere partij: de provincie. Hoe staat de provincie hierin? Is de expertise daar aanwezig, hoe gaat men dit project verder afwikkelen? Dit is immers van groot belang voor de verdere uitvoering en de continuïteit van dit project. Voor een zo’n groot project is het van belang om eerst en vooral goed naar de financiële consequenties te kijken. Op dit moment zit er nog een risico van ongeveer 39 miljoen euro in de exploitatie. Daarvan is 18 miljoen euro afgedekt. Daarbij speelt ook de investering in de remise. Dit omvat een bedrag van 52 miljoen euro waarvan de helft voor rekening van het Rijk komt. Voor de andere helft is binnen het BRU nog geen dekking gevonden. Spreekster wil graag van de portefeuillehouder horen hoe hij dit wil gaan oplossen. De delegatie Zeist ziet op dit moment geen potje waaruit dit gefinancierd kan worden. Spreekster is bang dat er straks een voorstel ligt om de
8/21
dekking te zoeken in de BDU-gelden. Spreekster acht dit niet wenselijk, omdat dit directe gevolgen zal hebben voor nog op stapel staande projecten in de diverse gemeenten. De delegatie Zeist wil het DB meegeven dat in een project van deze omvang dat zo’n grote organisatie vraagt, een groot draagvlak gewenst is. Een dergelijk ingrijpende beslissing kan wat de delegatie Zeist betreft niet anders dan met een grote meerderheid van stemmen worden aangenomen. In Zeist is het de gewoonte om bij grote projecten altijd een second opinion toe te voegen. Mevrouw Bottema vraagt of dit ook voor dit project is gebeurd, dus ook voor wat betreft juridische consequenties en vormgeving. De heer Fokke (Utrecht) merkt op dat in juni een projectbesluit is genomen over de Uithoflijn. Destijds heeft de Utrechtse delegatie met veel enthousiasme ingestemd. De Utrechtse delegatie kan niet wachten. Sterker nog, om een bekende Utrechter te citeren: We moeten rennen, vliegen, duiken, springen, vallen, opstaan en weer doorgaan. En vooral: liever niet vallen, en als dat dan toch gebeurt: zo snel mogelijk weer opstaan. De Utrechtse delegatie gelooft in de Uithoflijn en ziet deze het liefst zo snel mogelijk rijden. In juli is uitgebreid over het onderwerp gesproken. De bijdrage van de Utrechtse delegatie zal zich beperken tot de beren die de delegatie op de weg ziet voor een spoedige realisatie. In juni was het voornemen om in december een uitvoeringsbesluit te nemen. Inmiddels zijn vijf maanden verstreken. Vanwaar deze vertraging? Valt deze nog binnen de oorspronkelijke planning of zorgt de latere besluitvorming voor uitloop? Tijdens de behandeling van het projectbesluit heeft de portefeuillehouder aangegeven dat er eventueel nog mogelijkheden waren om de uitvoering te versnellen. Is dit nog gelukt? Zo ja: Hoe zien we dit terug in de planning? Een grote zorg van de Utrechtse delegatie is de relatie tussen de realisatie van de Uithoflijn en hervorming van de WGR. Als beoogd vervoersautoriteit zal de provincie dit uiterst complexe project moeten overnemen. Met dit besluit worden een aantal beslissingen met financiële gevolgen voor de beoogd uitvoerder van dit besluit genomen. Is de aanpassing die is gedaan in punt vier voldoende om een soepele overdracht te garanderen? De Utrechtse delegatie heeft begrepen dat de Houtense delegatie met een amendement komt op dit vlak en we zijn benieuwd naar de precieze uitwerking hiervan. De heer Roos (Stichtse Vecht) uit zijn waardering voor de zorgvuldige wijze waarop dit voorstel tot stand is gekomen. Het DB heeft op 21 maart 2012 een voorlichtingsbijeenkomst georganiseerd. Hier zijn veel vragen behandeld. De delegatie van Stichtse Vecht is blij dat beslispunt vier is aangepast. De delegatie vraagt waar in de begroting de kosten voor de verwerving van het trammaterieel zijn terug te vinden. De heer Huizinga (IJsselstein) vertelt dat de delegatie IJsselstein kan instemmen met de voorliggende nota. De heer Huizinga vindt het verstandig dat de BRU een actieve houding neemt naar de provincie zoals is verwoord in punt vier. In eerdere presentaties is een toelichting gegeven over de (financiële) risico’s. De risico’s en de beheersmaatregelen zijn in beeld gebracht. Dat biedt voor spreker vertrouwen om hierop te sturen en deze in te perken. Voor wat betreft de verbinding met de SUNIJ-lijn sluit de heer Huizinga zich aan bij de opmerkingen die zijn gemaakt door de delegatie van Nieuwegein. De heer Van Dijk (Houten) merkt op dat een aantal vragen is weggenomen door de aanpassing van beslispunt vier. De heer Van Dijk merkt op dat de delegatie zich kan vinden in de gewijzigde formulering ‘in overleg gaan met’ in plaats van ‘actief informeren’. De heer Van Dijk vraagt hoe de provincie aankijkt tegen het voorstel. Wat vindt de provincie van de aanpassing van de remise waarbij de kosten negatief op de begroting komen? Welke rol heeft de gemeente Utrecht in dit project en op welke wijze wordt de gemeente Utrecht betrokken? De vragen worden gesteld omdat met de realisatie en de uitvoering van dit project een lange tijd is gemoeid. Partners moeten nog lang samenwerken. De heer Gerritsen (DB) merkt op dat lang over de aanleg van de tramlijn is gesproken en nagedacht. In Utrecht had men liever dat het besluit over aanleg van de tramlijn (eer)gisteren genomen zou worden. Het AB wordt gevraagd een besluit te nemen over het uitvoeringsbesluit.
9/21
De vragen die zijn gesteld zijn positief gestemd. De vragen die er liggen en de zorgen die zijn geuit zijn serieuze zaken waar tijdens de voorlichtingsbijeenkomst al antwoorden op zijn gegeven. Bij het vaststellen van de visie op het tramnetwerk 2025 is gesteld dat er een geïntegreerd tramnetwerk zou moeten komen in de stadsregio. Dat is van belang omdat daarmee wordt bijgedragen aan een geüniformeerde openbaar vervoer die goed is in te regelen. Het voornemen is de Uithoflijn met de SUNIJ-lijn te koppelen. Vooralsnog betreft het een technische koppeling om de tram vanaf de OV-terminal te kunnen laten rijden naar de remise in Nieuwegein. Vanavond wordt geen besluit genomen over de aanpassing van het materieel en de haltes om de nieuwe trams (lage vloers trams) ook te kunnen laten halteren op de SUNIJ-lijn. Omdat het uitvoeringsbesluit gaat over de Uithoflijn is deze aanpassing niet opgenomen in dit besluit. De aanleg van de Uithoflijn omvat een enorme investering. Dat het besluit op hetzelfde moment komt dat het BRU ‘op maanden’ is gesteld, is bijzonder. Dat benadrukt dat het van belang is samen met de gemeente Utrecht het project goed vorm te geven en de overdracht aan de provincie op een zorgvuldige en integere manier te doen. De (geplande) vertraging wordt veroorzaakt doordat er zorgvuldig werk wordt geleverd dat van regionaal belang is. De heer Gerritsen voelt zich niet gemachtigd om aan te geven wat het standpunt is van de provincie. Over de noodzaak tot vertramming van de Uithoflijn bestaat geen discussie tussen de provincie, gemeente Utrecht en BRU. De vervoersbelasting is zo groot dat de vraag niet op te lossen is met bussen. Ten tijde van het principe besluit is gezegd dat moderne bus concepten nog in een experimentele fase zitten en dat daarom gekozen is voor vertramming van de lijn. Het BRU bereidt al enige jaren het raamwerk voor vertramming voor zowel technisch, financieel, als bestuurskundig. De provincie komt daar door het kabinetsbesluit, ineens mee in aanraking. Dat is geen benijdenswaardige positie. De provincie moet aanhaken. Het BRU moet begrip hebben voor de relatieve onbekendheid bij de provincie over dit project. Dat schept voor het BRU de verplichting om de provincie ‘ op vlieghoogte’ te brengen. Daarom heeft het AB besloten voorstel vier te wijzigen. Uit gesprekken die zijn gevoerd met de provincie blijkt dat de provincie gelooft in dit project. De provincie vraagt wel tijd om zich te verinnerlijken met de ins en outs van dit project. De provincie heeft niet de expertise om dit project te runnen. Vanaf 2007 heeft het BRU als beheerder van het trambedrijf expertise opgebouwd. Bij het BRU zijn gekwalificeerde mensen in dienst of zijn ingehuurd. Bij de overgang naar de provincie gaan deze mensen mee over naar de provincie. De provincie heeft er alle belang bij om de opgebouwde expertise over het beheer en eigenaar zijn van het tramnetwerk mee over te nemen. Hoe het trambedrijf wordt gepositioneerd is aan de provincie (in eigen huis of in een bijzondere positie). Dat traject moet in de komende jaren vorm worden gegeven. Het is van belang dat de gemeente Utrecht, IJsselstein en Nieuwegein daar een bepaalde stem in hebben. De heer Gerritsen merkt op dat de interpretatie van mevrouw Bottema onjuist is. De investering die nodig is voor de realisatie van de Uithoflijn is gedekt. De aanleg is geraamd op 304 miljoen euro en er is 321 miljoen euro beschikbaar. Gezien de omvang van het project en de tijd waarin het gerealiseerd moet worden, de twee kapiteins op het schip (BRU en gemeente Utrecht), het aanbesteden, de markten renteontwikkelingen is een risicoreservering opgenomen. De risico’s zijn in beeld gebracht en zijn door een externe organisatie getoetst. Uit hun analyse blijkt dat de risico’s 49 miljoen euro bedragen. Daarvoor is een dekking opgenomen van 36 miljoen euro. De investering is volledig gedekt. Ten aanzien van de risico’s wordt geaccepteerd dat 13 miljoen euro niet is gedekt. De inschatting van het DB is dat het niet nodig is om de risico’s volledig af te dekken. Men verwacht dat het risicobedrag door een verder doorrekenen van het voorlopig ontwerp zal verminderen. Voorts verwacht de portefeuillehouder dat in de afspraken met het Rijk over het kasritme waarin de beschikking van 100 miljoen wordt uitgekeerd, ook kan leiden tot mitigatie. Het project heeft geen tekort. De remise, die van Connexxion is overgenomen toen het trambedrijf is ingericht door het BRU, moet gerenoveerd worden los van het feit of de Uithoflijn wordt aangelegd. Met het realiseren van de Uithoflijn moet de remise worden uitgebreid. De kosten voor uitbreiding en renovatie van de remise zijn geraamd op 52 miljoen euro. In de berekeningen is uitgegaan dat de helft van de 52 miljoen euro wordt veroorzaakt door de uitbreiding en de andere helft nodig is voor de renovatie van de remise. De dekking van 26 miljoen euro voor uitbreiding van de remise is opgenomen in het bedrag van 321
10/21
miljoen euro. De andere 26 miljoen euro moet ten laste komen van de BRU-begroting. De gemeente Utrecht en ook het project mogen hier niet mee belast worden. Deze 26 miljoen euro moet gevonden worden binnen de OV-begroting van het BRU. Op korte termijn zullen hiervoor voorstellen aan het AB worden voorgelegd. De heer Gerritsen meent uit de vraagstellingen te kunnen opmaken dat er draagvlak is voor het besluit. Externen hebben bijna op alle terreinen meegekeken. De risico’s zijn in kaart gebracht en door externen zijn deze getoetst. Er is een second opinion gevraagd over de bestuursovereenkomst tussen de gemeente Utrecht en het BRU en over de financiering en fiscale aspecten. Het projectbesluit is door de gemeente Utrecht genomen en het principebesluit door het BRU. De heer Gerritsen probeert in het verwerven van materieel en de aanbesteding een versnelling te realiseren maar hij houdt bij voorkeur vast aan de huidige planning. Dat houdt in dat eind 2016 de lijn klaar is. 2017 gebruikt wordt voor het inrijden van de rails en het inregelen van de dienstregeling en in 2018 de trams kunnen gaan rijden. Hij bedankt de heer Roos voor de waardering die is uitgesproken voor de zorgvuldigheid van informatieverstrekking. Het is van belang dat het AB aangehaakt blijft bij het project. Het verschil in de bedragen (321 en 425 miljoen euro) wordt veroorzaakt door de aanschaf van het materieel. De kosten van het materieel worden gedekt uit de OV-exploitatie. Dat betekent dat de investering wordt doorgerekend aan degene die de trams gaat rijden. De last komt te liggen bij de vervoerder en maakt onderdeel uit van het exploitatiebudget. Spreker merkt op dat de risico’s naar beste vermogen in beeld zijn gebracht. Hij blijft benadrukken dat er vraagstukken zullen komen die over het hoofd zijn gezien. Er zijn nog onduidelijkheden over de BTW. De gemeente Utrecht en BRU hebben intensief met elkaar gesproken over de bestuursovereenkomst. In deze overeenkomst wordt vastgelegd hoe het project wordt aangestuurd, hoe de expertise van BRU en gemeente wordt ingezet om toezicht te houden op het project. In de projectdirectie moet voldoende deskundigheid, gewicht, kritische vermogen, etc. zijn vertegenwoordigd om het project te kunnen draaien in de komende jaren. Er is gekozen uit twee modellen namelijk ‘BRU aan het roer’, een model waar BRU verantwoordelijk is als OV-autoriteit voor het project en de gemeente Utrecht op afroep een bijdrage moet leveren voor het indienen van vergunningen, etc. En het model ‘samen sturen’, waar beide partijen een verantwoordelijkheid dragen voor de realisatie van de tramlijn. Voor het tweede model is gekozen mede omdat diverse buurten in de stad Utrecht getroffen worden door de aanleg en de gemeente Utrecht een positie heeft om draagvlak te realiseren. De gemeente Utrecht is verantwoordelijk voor de realisatie van de onderbouw. Een partij die verantwoordelijkheden draagt moet ook bevoegdheden dragen. In die verhouding is gekozen voor het model ‘samen sturen’. Tweede termijn De heer Fokke (Utrecht) dankt de portefeuillehouder voor de heldere beantwoording. Hij complimenteert de portefeuillehouder en de mensen die aan deze nota hebben gewerkt. De Utrechtse delegatie stemt in met het voorstel. De heer Schat (Nieuwegein) merkt op dat de technische koppeling in de planning niet is weergegeven. Er moeten bestemmingsplannen worden vastgesteld. Hij vraagt of de technische koppeling voor het in gebruik nemen van de Uithoflijn gereed is. De heer Van Dijk (Houten) bedankt de portefeuillehouder voor de heldere beantwoording. De Houtense delegatie stemt in met het gewijzigde voorstel. De heer Veldhuijzen (Stichtse Vecht) begrijpt uit de woorden van de heer Gerritsen dat de financiering voor het trammaterieel komt te liggen bij de concessiehouder. De concessiehouder zal in de aanbesteding hier rekening mee houden. Dat betekent dat de rekening alsnog bij het BRU komt te liggen. De heer Veldhuijzen vraagt of de voordelen van het vervallen van de buslijn wegvallen tegen de inzet van trams.
11/21
Mevrouw Bottema (Zeist) dankt namens de delegatie Zeist voor de uitgebreide en heldere beantwoording van de vragen. De delegatie Zeist stemt in met het voorstel. Mevrouw Bottema betreurt het dat het trammetje dat 70 jaar geleden reed is opgeheven. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat hij mooie prenten heeft gezien van de tram die 70 jaar gereden reed. Onderdeel van de planning is dat de koppeling in 2018 gerealiseerd moet zijn. Het aanbrengen van de koppeling maakt deel uit van de planning. De tram gaat reizigersopbrengsten genereren. Daaruit wordt de verwerving van het materieel betaald. Aanvankelijk wordt uitgegaan van een verlies op de Uithoflijn. Vanaf 2023 is de verwachting dat de lijn rendabel is. De bekostiging van het materieel is hierin meegenomen. In de afgelopen jaren is intensief gewerkt aan dit project door mensen binnen de BRU-organisatie, in het bijzonder de medewerkers van OVI. De belangen van Utrecht en het BRU waren niet altijd gelijk. Er is voortvarend en in een plezierige sfeer gewerkt. De heer Gerritsen dankt de medewerkers en spreekt zijn waardering uit aan de medewerkers die (vandaag nog) aan dit project hebben gewerkt. De voorzitter constateert dat er een brede, unanieme steun is voor het voorstel. Er is geen stemming nodig. Het besluit wordt met unanieme steun door het AB vastgesteld. 6. Concept programma van eisen aanbesteding openbaar vervoer regio Utrecht Eerste termijn De heer Van Liempde (Zeist) merkt op dat de Zeister delegatie zich kan vinden in het concept voorstel programma van eisen. De heer Van Liempde stelt dat er in het voorstel niets is opgenomen over maatschappelijk verantwoord ondernemen en social return. Dit onderwerp is besproken in de adviesgroep, waar de heer Van Liempde deel van uitmaakt. De adviesgroep heeft geadviseerd dit onderwerp als wens op te nemen in het programma van eisen. De Zeister delegatie wil het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen en social return opnemen als eis in het programma van eisen. De delegatie heeft een motie uitgewerkt waarin wordt verzocht een duidelijke eis met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen en in het bijzonder social return op te nemen. De motie wordt uitgereikt. MOTIE social return bij agendapunt 6: concept programma van eisen aanbesteding openbaar vervoer regio Utrecht Het Algemeen Bestuur Regio Utrecht, op woensdag 18 april 2012 in vergadering bijeen ter bespreking van het voorstel van het Dagelijks Bestuur over het concept programma van eisen aanbesteding openbaar vervoer regio Utrecht. Constaterende dat in het voorstel een eis ontbreekt over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, in het bijzonder over Social Return. Constaterende dat MVO/Social Return door de overheid steeds vaker wordt ingezet als eis bij aanbestedingen. Constaterende dat bij de voorbereiding van dit voorstel het argument is gebruikt dat een dergelijke eis aan kandidaat vervoersbedrijven niet gesteld kan worden omdat die eis de interne bedrijfsvoering van bedrijven betreft. Overwegende dat verwijzing naar de interne bedrijfsvoering van vervoersbedrijven onvoldoende reden is de bedoelde eis niet te stellen, zeker gezien de constatering dat dit elders met grote regelmaat gebeurt. Verzoekt het DB van het BRU in het pakket van eisen toch een duidelijke eis met betrekking tot Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, en het bijzonder tot Social Return, op te nemen. En gaat over tot de verdere vergaderorde. Namens de AB-delegatie Zeist, Cor van Liempde.
12/21
De heer Schat (Nieuwegein) merkt op dat de delegatie van Nieuwegein kan instemmen met het concept programma van eisen. De delegatie heeft nog een vraag over artikel 29 dat gaat over de mogelijkheid tot het bieden van een vergoeding aan reizigers op het moment dat een vervoerder in gebreke blijft. Spreker verwacht dat de kosten daarvoor door de concessiehouder zullen worden verdisconteert in de aanbieding. Het wordt een ‘sigaar uit eigen doos’ en het gaat ten koste van de vervoerscapaciteit. De heer Roos (Stichtse Vecht) vindt het voorliggende stuk goed onderbouwd. De delegatie van Stichtse Vecht vraagt waarom het niet is toegestaan om reclame te voeren op de bussen zoals in artikel 36 staat beschreven. De heer Huizinga (IJsselstein) complimenteert de portefeuillehouder voor de inhoud van de nota en de wijze waarop het programma tot stand is gekomen. De delegatie IJsselstein hecht aan de verbetering van de bereikbaarheid, de klanttevredenheid van reizigers, de integratie qua duurzaamheid en leefbaarheidsaspecten in de concessie. De IJsselsteinse delegatie kan zich vereenzelvigen met de brief die de AB-commissie op 12 april 2012 heeft verstuurd. De heer Buunk merkt op dat de Utrechtse delegatie met een positief gevoel kijkt naar de manier waarop het DB te werk is gegaan met het opstellen van een nieuwe programma van eisen voor een nieuwe aanbesteding van het regionale OV. Er is intensief contact onderhouden met het AB, in het bijzonder met de speciaal daarvoor ingestelde AB adviescommissie. Een kleine Utrechtse fractie, namelijk de SP, deelt niet mee in dit positieve gevoel. Deze fractie vertolkt een minderheidsstandpunt. Zij stelt dat het BRU de concessieverlening moet overlaten aan de provincie. De Utrechtse delegatie gaat hierin niet mee, omdat zij het belangrijk vindt dat de Utrechtse reizigers meer gebaat is bij een nieuwe concessieverlening op zo kort mogelijke termijn. De Utrechtse delegatie is blij dat artikel 62 over open data, is opgenomen in het programma van eisen. Het advies van de AB adviescommissie laat zich interpreteren als een positief advies. In het advies wordt een aantal aandachtspunten benoemd waar de behandeling door het AB zich op moet richten. Naast deze punten heeft de Utrechtse delegatie een aantal aanvullende aandachtspunten geformuleerd waarop de delegatie de reactie van het DB graag wil horen alvorens kan worden ingestemd met het programma van eisen. Het programma van eisen is beter dan het vorige. Toch blijft er enige twijfel bij de lange looptijd van de concessie en de mate van flexibiliteit in de uitvoering. De Utrechtse delegatie vraagt het DB in de leidraad voor de aanbesteding de biedingen te beoordelen op de mate waarin binnen de periode van 10 jaar wijzigingen in het lijnennet kunnen worden aangebracht. Spreker vraagt verduidelijking over het vervoersplan 2013. Het vervoersplan moet de basis zijn voor de gehele bieding. Het vervoersplan is nog niet vastgesteld. In het vervoersplan zitten nog vreemde zaken. Het vervoersplan 2013 is gebaseerd op de oude concessievoorwaarden. De wijzigingen weerspiegelen niet de koers die het AB heeft vastgesteld in de OV-visie. Kan het DB aangeven op welke manier een basis kan worden gelegd onder de biedingen die anders is dan het vervoersplan 2013? Cruciaal is een goede mogelijkheid voor reizigers en belangenbehartigers om te participeren in het opstellen van de jaarlijkse vervoersplannen. De Utrechtse delegatie heeft niet het gevoel dat het goed wordt geregeld in de nieuwe concessie gelet op de artikelen zeven en tien van het programma van eisen. De verantwoordelijkheden voor de concessiehouder, de concessieverlener en de gemeenten in de participatie rond de jaarplannen voor het OV is niet duidelijk. Een ambtelijke consultatie van gemeenten volstaat niet. Zeker als er substantiële wijzigingen in het lijnennet worden uitgevoerd. Er is een andere manier van participatie en inspraak nodig. Welke partij moet hierover de regie voeren, de vervoerder, de concessieverlener of de gemeente? Wat is de keuze van het DB en hoe wordt het vastgelegd in het programma van eisen? In artikel 8 van het programma van eisen wordt gesproken over de merknaam U-OV. De Utrechtse delegatie twijfelt aan de zinvolheid van het voorgeschreven marketing concept U-OV. De toegevoegde waarde van het marketingconcept is de Utrechtse delegatie niet duidelijk. Voor de reiziger maakt het niet uit of het OV wordt aangeboden onder de merknaam Arriva, Connexxion of U-OV. De reiziger
13/21
staat centraal is in de OV visie vastgesteld. Wat is het kosteneffect van deze eis? De eisen die aan het materieel worden gesteld, is een van de aandachtspunten van de AB adviescommissie en leidde ook tot debat in de Utrechtse gemeenteraad. Spreker geeft het DB mee dat er zorg is over de eisen die worden gesteld aan de werkplek van de chauffeurs en het overleg met de OR daarover. De Utrechtse delegatie heeft een aantal specifieke vragen die in het bijzonder voor de stad Utrecht van belang zijn omdat er een aantal knelpunten zijn voor wat betreft de luchtkwaliteitsnormen. De uitstoot van bussen moet op die plekken zo veel mogelijk beperkt worden. Alleen het opnemen van de Euro6 als emissie eis voor het materieel is onvoldoende. De Utrechtse delegatie wil de keuze voor een programma van eisen op hoofdlijnen en flexibiliteit in de uitvoering door een concessiehouder, geen geweld aandoen, maar een aantal opties betreffende flexibiliteit lijkt spreker denkbaar. Er is een aantal knoppen waaraan gedraaid kan worden: de Euro6 norm is geen norm maar een bandbreedte. De vervoerder kan kiezen uit het meest milieuvriendelijke materieel en kan er ook voor kiezen hoe dit materieel in te zetten op de lijnen die de knelpunten aandoen. Daarnaast zijn oplossingen mogelijk in de aanpassing van de dienstregeling. De wegbeheerder moet er wel voor zorgen dat er niet ondertussen meer vrachtwagens op die plek rijden. Kan het DB aangeven op welke manier een gedeelde verantwoordelijkheid kan ontstaan tussen de gemeente als wegbeheerder enerzijds en de vervoersaanbieder anderzijds voor het behalen van die normen van luchtkwaliteit? Wat is daarvoor nodig van de concessieverlener en hoe voorziet het programma van eisen daarin? Welke rol kunnen sancties spelen, bonus/malus regelingen of andere prikkels om de uitstoot te verminderen op de knelpunten? Kan het aanschafregime van het wagenpark worden verdeeld over een aantal momenten? Kan op een later moment een andere eis aan de emissie worden gesteld, bijvoorbeeld als er een Euro7 norm is? Kan het DB helderheid geven over de eindverantwoordelijkheid van de meting van klantwaardering, die bij de concessieverlener moet liggen? Hoe verwerkt het DB dat in de concessievoorwaarden of in de afspraken met de nieuwe concessiehouder? De heer De Boer (De Bilt) uit zijn complimenten. De delegatie De Bilt heeft kennis genomen van de brief van de adviescommissie. Spreker bedankt de leden van de adviescommissie voor het verrichtte werk. In de brief van de adviescommissie wordt ingegaan op het punt van social return. De delegatie De Bilt hecht aan social return. De delegatie is van mening dat het punt social return niet in het programma van eisen hoeft te worden opgenomen. De heer De Boer vraagt hoe de burgerij, gemeenten, belangenorganisaties betrokken worden bij de uitvoeringsplannen. Spreker denkt dat deze instanties kunnen bijdragen bij het maken van moeilijke keuzes in tijden van bezuinigingen. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering. De heer Gerritsen (DB) dankt voor de geboden gelegenheid om ruggenspraak te kunnen voeren met de medewerkers. Social return is een algemeen maatschappelijk bekend en aanvaard fenomeen om toe te passen in de bedrijfsvoering en investeringen. Het DB onderkent het belang om social return een plek te geven in het OV. Het begrip social return is diffuus. Er wordt bijvoorbeeld onder verstaan de mogelijkheid die de vervoerder aan het personeel biedt om vrijwilligerswerk te verrichten, het aangaan van contracten met onderaannemers gericht op het re-integreren van mensen die een afstand tot de arbeidsmarkt hebben, etc. Met elkaar is afgesproken dat de concessie gericht is op een aantal speerpunten namelijk prijs (volledige exploitatiebijdrage), realiseren van reizigersgroei (gebruik OV jaarlijks met 2,5% te laten toenemen), vraagstukken die te maken hebben met duurzaamheid, leefbaarheid en verantwoord ondernemen en de rol die wij van de vervoerder als partner verwachten (het gemak van het contact, de mate waarin de vervoerder wil nadenken over innovaties, plezierig zakenpartner). Wanneer het begrip social return wordt opgenomen in het plan van eisen krijgt het een stevig podium maar de uitwerking is diffuus. De heer Gerritsen stelt voor om in de aanbestedingsleidraad, het punt van social return/maatschappelijk verantwoord ondernemen een plek te geven. Daarmee blijft wel de ‘leand and mean’ aanbestedingspakket in stand.
14/21
Spreker stelt dat de kwaliteit van de inschrijvers tekort wordt gedaan wanneer gesproken wordt over ‘een sigaar uit eigen doos’ betreffende de toepassing van artikel 29. Hij verwacht dat de inschrijver gelooft in de kwaliteit van de dienstverlening en daarom de compensatieregeling voor eigen rekening neemt. De heer Gerritsen stelt dat het OV-materieel er netjes , gelikt en uniform uit moet zien zodat het zichtbaar is dat het gaat om Openbaar Vervoer. Daarom is gekozen om geen reclame op te plaatsen. Daarnaast wil het BRU de UOV-formule uniform uitdragen. Reclame doet afbreuk aan het beeldmerk van het UOV (schoon openbaar vervoer). Daarnaast is de verwachting, gelet op het huidige economische klimaat, dat er weinig belangstelling is om reclame te maken op het OV-materieel. In de concessie is de mogelijkheid ingebouwd voor een ontheffing voor de reclamebepalingen. Dat betekent dat, mocht een ontheffing worden verleend gedurende de concessieperiode er een vergoeding voor wordt afgesproken. De heer Gerritsen dankt de adviescommissie voor de advisering in de afgelopen maanden. In de afgelopen maanden is gesproken over het beschikbaar stellen van data. Jaarlijks wordt een OV-uitvoeringsplan vastgesteld. Daarin zit de flexibiliteit tussen concessiehouder en –verlener. De inschrijvers moet een calculatiebasis/referentie worden gegeven over de omvang van de concessie waarop men inschrijft. Het volume van de komende concessieperiode zal door de bezuiniging van 7 miljoen euro op de OV-exploitatie, aanzienlijk kleiner zijn dan het volume van de lopende concessie. De basis is gelegen in het eerste jaar dat de bezuiniging is te verhapstukken. Dat bedrag wordt omgerekend naar het calculatiemodel en op basis van dat model komt een inschrijver met een inschrijving. BRU investeert in de relatie met het ROCOV. Anderhalf jaar geleden is gezegd dat het onwerkbaar is om als centrale BRU-organisatie de betrokkenheid bij de diverse reizigersorganisaties in het stads-/ regionale gebied te onderhouden. Anderhalf jaar geleden is afgesproken dat de AB-delegaties hiervoor modi zouden inrichten. Gisterenavond heeft de delegatie Utrecht een raadsinformatieavond over het OV gehouden. De concessie is zowel voor de trams en bussen. De trams zijn eigendom van het BRU. Spreker wil de bussen en trams er uniform uit laten zien. Het kiezen voor UOV heeft geen invloed op de bieding. De zorg over de werkplek van de chauffeurs en de positie van de OR is een interne aangelegenheid voor de vervoerder. De heer Gerritsen neemt nota van de opmerkingen. In de aanbestedingsleidraad wordt vastgelegd dat een inschrijver zich kan onderscheiden op het moment dat de aanbieder een visie en een praktische uitwerking formuleert ten aanzien van de knelpunten qua luchtkwaliteitsnormen. Wanneer gedurende de looptijd van de concessie niet aan deze toezegging wordt voldaan door de vervoerder kan een boete worden opgelegd. Het is onverstandig om het wagenpark gefaseerd aan te schaffen. Het kost de vervoerder veel geld en dit zal worden teruggelegd bij het BRU. Voortdurend is de vloot verouderd. In 2019 verloopt het leasecontract van 142 bussen. Daarna worden deze bussen vervangen. Met het aantreden van de nieuwe vervoerder moeten ongeveer 200 bussen worden aangeschaft. Het is niet mogelijk om aanvullende milieueisen te stellen. Er worden onzekerheden in het bestek ingebouwd en dat zal teruggelegd worden in de prijs aan het BRU door de vervoerder. Daarnaast is de verwachting dat de Euro6 norm tot 2016 algemeen gangbaar zal zijn. In 2019, wanneer de 142 bussen vervangen moeten worden, kan gesproken worden over de normering voor de te vervangen bussen met de concessiehouder. De meting ten aanzien van de eindverantwoordelijkheid voor de klantwaardering ligt bij de concessieverlener. De keuze voor de meetmethode is aan de vervoerder. De heer Buunk (Utrecht) vraagt of de eindverantwoordelijkheid ligt bij de concessieverlener. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat de concessieverlener verantwoordelijk is voor de controle en handhaving. Er vindt periodiek overleg plaats met de vervoerder. Tekortkomingen kunnen leiden tot een boete, bovenmatig presteren kan recht geven op een bonus. Over het vaststellen van de meetmethode moet consensus zijn met de vervoerder. De vervoerder is verantwoordelijk voor het personeel, communicatie, flexibiliteit informatieverstrekking aan klanten, regelen compensaties als er niet gereden kan worden, etc. Het BRU heeft ‘de lead’ bij het meten van de klanttevredenheid. BRU
15/21
handhaaft en meet de klantwaardering maar de methode hoe wordt gemeten wordt bepaald in overleg met de bestuurder. De heer Buunk (Utrecht) vraagt wie bepaalt voor welke methode wordt gekozen als er geen consensus is. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat de concessiehouder dan de knoop doorhakt. De heer Van Liempde (Zeist) verzoekt de delegaties tijdens de schorsing, na te denken over de motie. Schorsing De voorzitter heropent de vergadering. Tweede termijn De heer Buunk (Utrecht) bedankt de voorzitter dat hij de mogelijkheid heeft gegeven om te overleggen. De delegatie Utrecht werkt graag mee aan het organiseren van een jaarlijkse informatieavond over het vervoersplan om de participatie vorm te geven. Spreker waarschuwt dat het onvoldoende zal zijn wanneer er substantiële wijzigingen worden doorgevoerd in het lijnennet. De delegatie adviseert er andere arrangementen voor te bedenken. Hij verzoekt in het programma van eisen uiteen te zetten hoe de participatie wordt vormgegeven met reizigers, bewoners, etc. De delegatie schat in dat de participatie van het ROCOV onvoldoende zal zijn. De Euro6 norm heeft een bandbreedte van een factor 40 qua uitstoot. Het maakt veel uit voor welk materieel de vervoerder kiest. Voor de stad Utrecht is dit van essentieel belang. De Utrechtse delegatie verzoekt de portefeuillehouder om in overleg met het bestuur van de stad Utrecht preciezer aan te geven wat onder Euro6 norm wordt verstaan (met de kanttekening dat het acceptabel moet zijn voor de markt/acceptabele bieding). Mocht dat onvoldoende blijken te zijn voor de knelpunten qua luchtkwaliteit dan verzoekt de delegatie in het programma van eisen op te nemen dat het waarschijnlijk nodig zal zijn om afspraken te maken tussen vervoerder en wegbeheerder over de hoe wordt omgegaan met de knelpunten qua luchtkwaliteitsnorm. De heer Huizinga (IJsselstein) kan zich vinden in het voorstel van de heer Gerritsen om in de aanbestedingsleidraad aandacht te besteden aan social return en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het is de verantwoordelijkheid van de vervoerder om invulling te geven aan dit punt. De heer Buunk (Utrecht) sluit zich aan bij de koers die het DB aangeeft en ook door de adviescommissie AB is aangegeven betreffende de motie. De vervoerder heeft een element waarop hij zich kan onderscheiden in de aanbesteding. De heer Van Liempde (Zeist) vraagt of hij het goed heeft begrepen dat in het programma van eisen het onderwerp maatschappelijk verantwoord ondernemen en social return niet wordt meegenomen maar dat het als een zwaarwegend nader onderscheidend criterium wordt meegenomen in de aanbestedingsleidraad. De heer Gerritsen (DB) antwoordt bevestigend. Het punt maatschappelijk verantwoord ondernemen zal in de aanbestedingsleidraad als onderscheidend punt worden opgenomen. Het wordt niet opgenomen in het plan van eisen omdat de term social return niet concreet genoeg is te maken. De heer Gerritsen is niet bereid ‘zwaarwegend onderscheidend criterium’ op te nemen. Het punt is niet obligaat. De heer Van Liempde (Zeist) antwoordt dat de delegatie zich kan vinden in de uitleg van de heer Gerritsen. De delegatie trekt de motie in.
16/21
De heer De Boer (De Bilt) is blij dat het DB heeft toegezegd dat social return/maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt opgenomen in de aanbestedingsleidraad. De delegatie van Utrecht onderschrijft de opmerking van de heer Buunk om een verdere uitwerking te geven aan de participatie van de burgerij bij de uitvoeringsplannen. De heer Roos (Stichtse Vecht) dankt de heer Gerritsen voor de heldere uiteenzetting over de reclame. De delegatie Stichtse Vecht kan instemmen met het voorstel van de portefeuillehouder en de daaraan verbonden inkomsten. De heer Gerritsen (DB) stelt dat het goed was om de vergadering te schorsen om kort met de afvaardiging van de gemeente Utrecht te spreken over het punt die vooral voor de gemeente Utrecht van belang is namelijk de luchtkwaliteit. De zorg over de Euro6 norm laat de heer Gerritsen voor wat het is. Met de concessieverlening moet ook de verantwoordelijkheid van de markt worden geprikkeld over dit punt. Daarbij komt dat de gemeente Utrecht rekent aan het concept programma van eisen voor wat betreft de luchtkwaliteitseffecten voor 2015. Tijdens de schorsing kwamen de AB-leden van Utrecht en de heer Gerritsen tot het inzicht om ten aanzien van de knelpunten die zijn gesignaleerd in eerste termijn, in het convenant tussen concessieverlener, -houder en wegbeheerder afspraken te maken hoe de vervoerder denkt om te gaan met de knelpunten in het stedelijk gebied ten aanzien van de luchtkwaliteit. Dat betekent dat het een plek krijgt in het convenant dat voortvloeit uit het plan van eisen. Het is bijna onwerkbaar voor het BRU om de discussies met de burgerij gedetailleerd te doen voor de gehele stadsregio. De heer Gerritsen vindt het op de weg liggen van de individuele leden van het AB. De delegaties moeten zich voeden met informatie van de burgerij over plannen die voorgelegd worden door het DB. De koepelorganisaties hebben overleg met het BRU. Ook de vervoersorganisaties hebben overleg met de koepelorganisaties. Het is aan de AB-delegaties om input te halen bij de burgerij. De heer Buunk (Utrecht) stelt dat het primair de verantwoordelijkheid is van het DB om te zorgen voor communicatie en participatie met de burgerij van de gehele regio omdat het DB het vervoersplan vaststelt. De heer Buunk maakt zich zorgen over de georganiseerde inspraak, het ROCOV is geen sterk georganiseerde kolom. De concessieverlener/-beheerder hebben dringend input nodig van de burgerij om tot een goede uitvoering van de OV-visie te komen. De heer Gerritsen (DB) geeft aan dat er praktische begrenzingen zijn. Het DB leunt graag op de opvattingen van het AB. Hij zou het fijn vinden als het AB input ophaalt. Een participatietraject moet geloofwaardig zijn maar moet ook te hanteren zijn. Het ligt niet alleen op de weg van het DB maar bijvoorbeeld ook op het pad van de in ROCOV samenwerkende reizigersorganisaties en de volksvertegenwoordigers. De modus die anderhalf jaar geleden is afgesproken is het best werkbaar. De heer De Boer (De Bilt) merkt op dat een brede consultatie verplicht wordt gesteld. De wijze waarop moet behapbaar zijn. In de afgelopen periode is geleerd dat de participatie verbeterd moet worden. De uitvoeringsprogramma’s worden vastgesteld en dan is het zittende college niet meer in functie. Dan krijgen de gemeenteraden te maken met boze burgers. De heer Gerritsen (DB) kan niet meer toevoegen dan hij al heeft gedaan. Het DB voelt zich verantwoordelijk voor het jaarlijks vaststellen van de uitvoeringsprogramma’s samen met de vervoerder. De gekozen werkwijze in het afgelopen jaar gaat veel verder dan bijvoorbeeld die van de provinciale streekconcessie waar de vervoerder het uitvoeringsprogramma vaststelt. De heer Gerritsen ziet geen ruimte om het anders te organiseren. Het BRU kan dat niet accommoderen. De voorzitter concludeert dat alle delegaties input hebben kunnen leveren. Een aantal opmerkingen is terzijde geschoven, een aantal is overgenomen. 7. Consultatieversie van de Uitgangspuntennotitie OV-Uitvoeringsplan 2013
17/21
Mevrouw Nalis (Utrecht) merkt op dat gisteravond is gebleken dat de bewoners van Utrecht zeer betrokken zijn bij het OV in de stad. Ook is gebleken dat er veel kennis zit bij bewoners in de wijken. De delegatie Utrecht mist in het uitvoeringsplan een goede verbinding met de hoofduitgangspunten van de OV-visie. Waarom worden de uitgangspunten uit de net vastgestelde OV-visie niet beter vertaald naar uitgangspunten voor dit vervoersplan zoals klanttevredenheid, dekkingsgraad, opbouw van het dragend netwerk en het servicenetwerk? De delegatie wil een toezegging van het DB dat de centrale doelen van de OV-visie meegenomen worden in de uitgangspunten voor de dienstregeling voor 2013. Er moet aangegeven worden hoe die uitgangpunten zijn gehanteerd bij de keuzes die worden gemaakt en in welke mate deze bijdragen aan het realiseren van de doelen van de OV-visie namelijk een jaarlijkse groei van 2,5%, de opbouw van een verbindend netwerk (met korte reistijden en hoge frequenties), en een klanttevredenheid naar een 7,5. Er is een weinig overtuigende argumentatie gevoerd over de verbetering van het OV-aanbod. De Utrechtse delegatie mist een echte creatieve aanpak met de reiziger als uitgangspunt. Zoals enkele insprekers gisteravond al hebben gezegd ‘het is mogelijk om met minder geld een betere OV-lijnvoering te hebben, die beter aansluit bij de wensen van de reiziger’. Het is belangrijk om de onderbouwing voor de keuzes die worden gemaakt erg goed uit te werken omdat het OV-uitvoeringsplan 2013 ook de basis moet zijn voor de aanbesteding van de nieuwe concessie. De Utrechtse delegatie heeft de vorige keer al aangegeven dat zij meer informatie willen over de consequenties van de maatregel voor het invoeren van een halfuurs-frequentie in de avonduren. De wijzigingen moeten zo worden uitgewerkt dat door de wijzigingen het OV niet moeilijker bereikbaar wordt voor gehandicapten en 65-plussers. Hoe wordt er aangesloten bij de doelstelling uit de OVvisie dat de lijnvoering van het servicenetwerk moet aansluiten bij de behoeften van deze doelgroepen? Er moet goed worden gekeken naar bereikbaarheid van belangrijke zorg- en ouderenvoorzieningen zoals het Diakonessenhuis en de verschillende woonvoorzieningen voor ouderen. Waarom wordt er geen prioriteit gegeven aan haltes dichtbij woonvoorzieningen voor ouderen en zorgvoorzieningen? Waarom wordt er geen extra halte van een dragende lijn bij een belangrijke voorzieningen voor ouderen aangelegd? Ook een goede bereikbaarheid van voorzieningen in een wijk voor alle bewoners van die wijk, zoals bijvoorbeeld in Hoograven, en verbindingen tussen wijken is voor de Utrechtse delegatie een belangrijk uitgangspunt. Hoe is de relatie met de regiotaxi? Is er gekeken naar de gevolgen van de bezuinigingen op het OV in relatie met de bezuinigingen op de regiotaxi. Met andere woorden zal er niet meer gebruik worden gemaakt van de regiotaxi als de bus voor met name ouderen moeilijker bereikbaar wordt. Er komt een 5% tariefsverhoging, een spits/daluurtarief en daar bovenop wordt bezuinigd op de lijnvoering. Dat is een stapeling van negatieve impulsen voor de reiziger. Het OV wordt daarmee niet aantrekkelijker voor met name de huidige reiziger en voor vooral de spitsreiziger. Hoe is de relatie met de doelstellingen uit de OV-visie om reizigersomvang en klanttevredenheid jaarlijks te laten toenemen? De delegatie Utrecht sluit zich aan bij de opmerkingen hierover in de brief van het college. Wat is het extra autoverbruik? Wat levert het op als de prijzen worden verhoogd? Dit is van belang voor Utrecht vanwege de luchtkwaliteit. Een hoger tarief maakt dat er meer mensen de auto nemen en dit heeft een negatief effect op de luchtkwaliteit. Waarom wordt in de stad Utrecht een afstand van 400 meter als uitgangspunt genomen voor de haltes en voor andere gebieden een loopafstand van 600 meter? Waarom wordt niet breder gedacht en slimmer gekeken naar het combineren van locaties die vragen om OV - te denken is hierbij aan locaties met grote bevolkingsdichtheid tegenover locaties met lage bevolkingsdichtheid. Waarom is niet uitgegaan van de totale reistijd van deur tot deur (een combinatie van looptijd tot de OV-halte in plaats van loopafstand in relatie tot frequentie van de lijnen en slimmer kijken naar de potentiële reizigers in het bedieningsgebied)? De Utrechtse delegatie mist de aansluiting van de treinstations van Randstadspoor op de buslijnen. Op sommige locaties, zoals bijvoorbeeld Leidsche Rijn is dit onvoldoende geregeld.
18/21
De heer Huizinga (IJsselstein) merkt op dat in de zomer 2013 er geen tramverkeer mogelijk is tussen IJsselstein en Nieuwegein. Het voornemen is om bussen in te zetten. Spreker merkt op dat een goede communicatie van essentieel belang is om misverstanden te voorkomen,. De heer Schat (Houten) merkt op dat de delegatie een aantal vragen schriftelijk heeft ingediend. Beantwoording ziet de delegatie graag schriftelijk tegemoet. De heer De Boer (De Bilt) merkt op dat in eerdere bespreking de zorgen kenbaar zijn gemaakt. De heer De Boer stelt voor om met ingang van de dienstregeling 2013, de lijn 77 weer door De Leijen te laten rijden. Lijn 138 is van belang voor de bereikbaarheid voor de kernen. Deze moet blijven rijden van Maartensdijk naar Utrecht. Hoe de routering is in de stad Utrecht is van minder belang voor de delegatie. De heer Gerritsen (DB) merkt op dat een deel van de input van de Utrechtse delegatie een beschouwing is op datgeen wat voorligt. Het uitvoeringsplan hangt niet in het luchtledige. Het moet geschreven worden tegen de achtergrond dat er 7 miljoen euro structureel moet worden bezuinigd op de OV-exploitatie. In 2012 is het verwekt in het uitvoeringsplan lijnvoering buiten het stedelijk gebied. In 2013 moet het een vertaling krijgen naar de lijnvoering in het stedelijk gebied en ook moet een tariefsverhoging worden doorgevoerd. De reizigers hebben klantwensen die niet altijd in stand kunnen worden gehouden. Sommige reizigers zullen erop achteruitgaan in het nieuwe uitvoeringsplan. De OV-visie wordt niet direct na vaststelling ingevoerd. Het heeft jaren geduurd voordat de visie is opgesteld en vastgesteld. Bij de invoering van het beleid wordt ook de concessienemer betrokken. De middelen zijn beperkt. De ruimte is mede bepalend of wensen ten aanzien van fysieke infrastructuur gerealiseerd kunnen worden. Er is geen doorrekening gemaakt van de effecten op het autogebruik. Het ligt buiten de scoop van het DB om dit te onderzoeken. Als gevolg van een grotere bevolkingsdichtheid en een groter OV-gebruik in de stad Utrecht (exclusief Leidsche Rijn) is het uitgangspunt dat de haltes op 400 meter loopafstand zijn gelegen. Op andere plekken, buiten de stadsgrenzen is gekozen voor 600 meter. In de middelen is ruimte om modificaties te laten plaatsvinden van haltes. De OV-visie gaat uit van een dragend- en een service netwerk. De grootste OV-stromen (werk, vertier) zullen via het dragend netwerk plaatsvinden. De heer Gerritsen ontkent niet dat sommige mensen teleurgesteld raken. Hij gaat ervan uit dat tegen de geschetste kaders een betaalbaar OV wordt neergezet in het stedelijk gebied. Alle voorgestelde wijzigingen brengen met zich mee dat bepaalde reizigers er op achteruit gaan. Wijzigingen kunnen tot gevolg hebben dat bepaalde verbindingen komen te vervallen, loopafstanden toenemen, etc. Het huidige niveau van dienstverlening van de regiotaxi en het OV in de volle breedte kan niet worden gehandhaafd voor het beschikbare budget. In zijn algemeenheid moet helder, klantvriendelijk worden gecommuniceerd aan de klanten. Veel reizigers ondervinden, schrik, zorg en weerzin tegen het OV-uitvoeringsplan. De vragen van de heer Schat worden schriftelijk beantwoord. Spreker kan niets toezeggen over de routering van lijn 77. Hij zal kijken of er mogelijkheden toe zijn maar vooralsnog zegt hij dat met ingang van september 2013 de route wordt aangepast. De heer Gerritsen meldt dat een integraal pakket voor het verzorgingsgebied is gemaakt en dat hij hier niet wil discussiëren over de lijnvoering. Op de vraag over lijn 138 heeft spreker bij de behandeling van de notulen al geantwoord. Mevrouw Nalis (Utrecht) merkt op dat de Utrechtse delegatie zich realiseert dat er bezuinigd moet worden. Tijdens de raadsinformatieavond is gezegd dat er creatiever omgegaan moet worden met de beschikbare budgeten (waar kan worden gesneden en wat kan wel of niet). De OV-visie wordt niet direct gerealiseerd maar dient wel als basis voor toekomstige zaken. Spreekster had daarom een relatie verwacht met het voorliggende OV-plan. Mevrouw Nalis merkt op dat voor bepaalde groepen een grotere loopafstand tot een halte erg vervelend is. Zij pleit er voor daar waar een woonvoorziening is gevestigd voor ouderen, comfort te bieden, anders ontstaat er meer druk op de regiotaxi.
19/21
De heer De Boer (De Bilt) merkt op dat het DB de uitvoeringsnota vaststelt en niet de vervoerder. Vandaar dat de heer De Boer zijn opmerkingen aan het DB wil onderstrepen. Voor de kern Maartensdijk is het van belang om deze te verbinden met Utrecht Centraal. Een overstap bij station Overvecht heeft niet de voorkeur van de delegatie. De heer Gerritsen (DB) antwoordt dat op basis van de OV-visie wordt gekeken of creatief omgegaan kan worden met de beschikbare middelen. Het is niet te voorkomen dat een aantal reizigers ontevreden raakt door de uitwerking van de OV-visie. Ook de onvrede bij kwetsbare groepen kan niet helemaal worden voorkomen. Bekend is dat een aantal haltes direct voor de bejaardentehuizen, bijvoorbeeld bij het Bartholomeusgasthuis, komt te vervallen. De vervangende haltes komen (op een na) allemaal op een acceptabele loopafstand. In Hoograven komt een halte op meer dan 400 meter van het tehuis af te liggen. De heer Gerritsen zegt toe te bezien of dit probleem is op te lossen, hetzij via het servicenet hetzij door een andere haltering. De voorzitter besluit de bespreking van dit agendapunt. 8. Eervol ontslag mevrouw J.W. van Geuns De vergadering wordt onderbroken voor een besloten vergadering. De voorzitter merkt op dat tijdens het besloten deel van de vergadering is besloten in te stemmen met het ontslag van mevrouw Van Geuns. De heer Gilissen (Utrecht) merkt op dat het tweede beslispunt geen onderdeel is van het AB-besluit. De voorzitter constateert formeel dat beslispunt twee uit het besluit wordt gehaald. Alleen de algemeen directeur secretaris wordt ontslagen of benoemd door het AB. De voorzitter meldt dat het AB heeft besloten om mevrouw Van Geuns eervol ontslag te verlenen conform het voorstel. Het DB overweegt om nog een aantal maanden gebruik te maken van de inzet van mevrouw Van Geuns. Formeel wordt mevrouw Van Geuns eervol ontslag verleent per 1 mei 2012 als algemeen directeur secretaris van het BRU. De voorzitter merkt op dat mevrouw Van Geuns sinds 1 februari 2007 in dienst is als secretaris directeur van het BRU. Mevrouw Van Geuns was daarvoor onder andere wethouder en was actief in diverse politieke functies. De functie van algemeen directeur secretaris heeft mevrouw Van Geuns met veel inzet uitgevoerd. In de afgelopen jaren zijn veel besluiten genomen, met vanavond als hoogtepunt het besluit over de aanleg van de Uithoflijn. Het debat in het AB kan niet gevoerd worden wanneer er geen inhoudsrijke agenda en onderbouwde stukken worden aangeleverd. Deze stukken zijn onder verantwoordelijkheid van mevrouw Van Geuns voorbereid. Mevrouw Van Geuns is veranderingsbereid. Onder haar leiding is de BRU-organisatie veranderd en door de komst van het trambedrijf is de organisatie vernieuwd. Mevrouw Van Geuns was hier de trekker en stimulator van. Er staat een apparaat dat staat voor de taken en het is jammer dat het voornemen is, om het BRU op te heffen. Mevrouw Van Geuns had regelmatig contact met de gemeenten. Mevrouw Van Geuns heeft op een persoonlijke wijze invulling gegeven aan haar uitspraak ‘het BRU is van en voor de gemeenten’. In de afgelopen jaren is er veel veranderd. De naaste medewerkers spreken in warme bewoordingen over de persoonlijke betrokkenheid van mevrouw Van Geuns bij haar medewerkers. Mevrouw Van Geuns werkte van vroeg in de ochtend tot laat in de avond. In de BRU-organisatie werken veel jonge mensen (dat resulteerde in veel zwangerschappen). Mevrouw Van Geuns gaat meer tijd besteden aan haar privéleven. Haar echtgenoot heeft recht op haar aanwezigheid als gevolg van een operatie die hij heeft ondergaan. De voorzitter bedankt mevrouw Van Geuns voor haar inzet, betrokkenheid en vernieuwingsgezindheid binnen het BRU. Mevrouw Van Geuns heeft altijd aandacht gehad voor de buurgemeenten en de streek(producten).
20/21
Als afscheidscadeau overhandigt de voorzitter mevrouw Van Geuns een mand met daarin diverse streekproducten uit de stadsregio Utrecht. Mevrouw Van Geuns merkt op dat zij nooit mag spreken in een vergadering van het AB. Vanavond is daarop een uitzondering. Mevrouw Van Geuns merkt op dat zij moet lachten om het cadeau. Zij heeft zurige, zuinige discussies met de vicevoorzitter gevoerd over de organisatie die zich bezighoudt met Lekker Utrecht waarvoor de vicevoorzitter een pleitbezorger is. Mevrouw Van Geuns vond dat het BRU daar geen geld aan moest besteden. Alle aardige woorden die zijn geuit, zal mevrouw Van Geuns doorspelen aan de fantastische organisatie, aan de medewerkers die voor het BRU werken aan de Maliebaan en in de remise. De medewerkers zijn betrokken, deskundig, collegiaal en solidair. Met zo’n club mensen is het alleen maar goed werken. Mevrouw Van Geuns heeft het een fantastische baan gevonden. Zij is in de afgelopen vijf jaar nimmer met tegenzin naar haar werk gegaan. Zij heeft in de afgelopen jaren geen AB- en DB- vergadering gemist. Zij bedankt het DB en het AB voor de plezierige collegiale samenwerking. Het was balanceren tussen weemoed en werklust. Zij bedankt de aanwezigen voor het vertrouwen in haar tot op heden. 9. Rondvraag Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 10. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 23.55 uur.
.-.-.-.
21/21
Nr. 2012-04403 Notulen van de openbare AB-vergadering op woensdag 16 mei 2012, 20.00 tot 21.00 uur, kantoor BRU te Utrecht voorzitter: secretaris (plv.):
A. Wolfsen P. Smit
leden:
mw. H.J. Mourits , Bunnik H.M. Ostendorp, Bunnik (DB) A.A. de Boer, De Bilt J.L.H. de Jong Schouwenburg C. van Dalen, Houten (DB) P.J.M.J. Moors, Houten (vervangt A.R. van Dijk) A.J. Adriani, Nieuwegein H.J. Schat, Nieuwegein H. Verdouw, Nieuwegein W.G.J. Wijntjes, Nieuwegein R.W. Rollingswier, Utrecht (vervangt B. Fokke) D. Gillissen, Utrecht D. Hoek, Utrecht S. Koopmans, Utrecht (vervangt mw. G.W. Nalis) S. de Vries, Utrecht J.A.E. Landwehr, Vianen (DB) J. Huizinga, IJsselstein M.G.M. de Jong, IJsselstein (DB) H.R. Camstra, Zeist J.J.L.M. Janssen, Zeist (DB, vice-voorzitter) C.A. van Liempde, Zeist D.A.C.A. Gudde, Zeist
Afwezig:
A.J. Gerritsen, De Bilt (DB) A.R. van Dijk (wordt vervangen door P.J.M.J. Moors) C.H.J. Lamers, Houten R. Roos, Stichtse Vecht mw. M.M. van ’t Veld, Stichtse Vecht (DB) M.L. Veldhuijzen, Stichtse Vecht K. Wiersema, Stichtse Vecht B.F.M. Beerlage, Utrecht W.W. Buunk, Utrecht P.H. van Corler, Utrecht B. Fokke, Utrecht Mw. G.W. Nalis, Utrecht G.P. Isabella, Utrecht (DB) F.C.W.C. Lintmeijer, Utrecht (DB) J.R. Scheringa, Vianen B.J. Lubbinge, Nieuwegein (DB) mw. C.M.J. van Rooijen, Nieuwegein P.J. Ligtelijn, IJsselstein
Verslag:
M. Kassing-Veenbrink (Kassing Notuleerservice, Odijk)
Vergaderdata 2012:
20 juni, 3 oktober, 12 december
1/5
1. Opening De voorzitter, de heer Wolfsen, opent de vergadering. Het vereiste quorum is aanwezig. De voorzitter stelt voor na agendapunt 2 te spreken over de ontwikkelingen in Den Haag. 2. Benoeming secretaris-directeur De voorzitter stelt voor de heer Van Elteren te benoemen als secretaris-directeur ad interim van het Bestuur Regio Utrecht voor de periode 1 mei 2012 tot en met 1 september 2012 met een optie tot uitloopt tot uiterlijk 1 januari 2013. Afhankelijk van de ontwikkelingen in Den Haag, zal bezien worden of een fulltime directeur secretaris BRU moet worden benoemd. De heer Huizinga (IJsselstein) vraagt of het al of niet opheffen van de WGR-plus regio consequenties heeft voor deze benoeming. De heer Gilissen (Utrecht) sluit zich aan bij voorgaande spreker. De opheffing van de WGRplus is voorzien per 1 januari 2013. De kans is aanzienlijk dat de termijnen niet worden gehaald. BRU staat voor een aanzienlijke opgave zoals de tram, concessie en ook andere onderwerpen spelen. De heer Gilissen vraagt of de ad interim periode niet tot een minimum moet worden beperkt en dat voorzien moet worden in een vaste fulltime vervanger. De heer Janssen (DB) antwoordt dat het DB de periode zo kort en zo minimaal mogelijk wil laten duren. In de huidige omstandigheden denkt het AB aan een periode tot 1 september 2012. Eind mei geeft de Tweede Kamer duidelijkheid over het wetgevingstraject. Op 20 juni 2012 is de eerste AB-vergadering. De heer Janssen stelt voor dat het AB zich dan op de dan ontstane situatie beraadt. Gelet op het zomerreces, is de keuze tot 1 september 2012 verstandig. Het geeft het DB de mogelijkheid om tijdens de zomermaanden naar bewind van zaken te handelen. Het DB is van mening dat het nodig is om een ankerpunt in de organisatie te hebben. Er ligt een aantal grote dossiers zoals tram en OV-concessie. Het DB denkt dat de heer Van Elteren de juiste persoon is op dit moment om zaken goed te laten verlopen. In de komende periode zal een afweging worden gemaakt over de periode tussen 1 september en 31 december 2012. Het zoeken naar een definitieve invulling wordt mede ingegeven door het toekomstperspectief dat kan worden geboden. De heer Huizinga (IJsselstein) stelt voor meer flexibiliteit in het voorstel in te bouwen. De heer Janssen (DB) stelt dat het DB voor 1 september een afweging zal maken. Voor het eventueel verlengen tot 31 december 2012 wil het DB een besluit kunnen nemen en hiervoor niet het AB te hoeven horen. De heer Gilissen (Utrecht) merkt op dat tijdens de vorige AB-vergadering de Utrechtse delegatie heeft gevraagd of de persoon in kwestie voldoende tijd heeft voor het aansturen van BRU. Wanneer het DB toezegt dat de er gezocht wordt naar een fulltime functionaris dan kan de delegatie instemmen met het voorstel. Het voorstel wordt met algemene stemmen aangenomen. 2a. Haagse ontwikkelingen
2/5
De voorzitter vertelt dat de portefeuillehouder en spreker, de medewerkers van BRU hebben uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dit gesprek is gesproken over de landelijke ontwikkelingen en zijn zij geïnformeerd over de huidige stand van zaken. Op 29 mei debatteert de Kamer over welke onderwerpen controversieel worden verklaard. Tot die tijd is het onduidelijk wat er gaat gebeuren. Om het bedrijf niet te schaden gaan de werkzaamheden in de tussentijd gewoon door. De medewerkers hebben begrip voor de ontstane situatie. In het komende DB zal het DB zich beraden over de ontstane situatie. De heer Janssen (DB) licht toe dat in het AB van 18 april 2012 een uitgangspuntennotitie ter tafel lag. Op 7 mei jl. is deze notitie met de provincie besproken. Tijdens het overleg is aangegeven dat het DB geen handtekening zet voordat duidelijkheid is over het Kamerbesluit. De provincie heeft geen druk uitgeoefend op BRU om handtekeningen te zetten. Mocht de afschaffing van de WGR-plus doorgang vinden, dan ligt er een goed fundament (de notitie die in het AB is besproken op 18 april 2012) voor de gesprekken met de provincie. In het overleg met de provincie in dit kader is afgesproken dat door de provincie en BRU in de komende periode nog een aantal oriënterende stappen zal worden gezet. Het huidige contract voor de huisvesting van BRU aan de Maliebaan loopt af op 1 oktober 2012. Onderzocht wordt of de locatie provinciehuis geschikt is voor BRU. Verder zijn de accountants van BRU en provincie verzocht commentaar te leveren op een factsheet over BRU. Ook wordt de informatie van de dossiers OV-concessie en tram ambtelijk door BRU en provincie met elkaar gedeeld. Mocht blijken dat het opheffen van de WGR-plus niet meer aan de orde is, dan zal op 20 juni, tijdens de AB-vergadering, hier verder over worden gesproken en dan met name over hoe om te gaan met de ingestelde vacaturestop en de verschuivingen van werk die hebben plaatsgevonden om aan de grote dossiers prioriteit te kunnen geven. Er dient een agenda te worden opgesteld voor het komende jaar. Het is van belang dat, wanneer het opheffen van de WGR-plus niet meer aan de orde is, dat geen tijd verloren gaat, en dat de medewerkers van BRU en de bestuurders zich weer richten op de inhoud van het werk en niet meer over de vorm van de transformatie van de bestuurlijke organisatie. De voorzitter deelt mede dat, toen bekend werd dat de WGR-plus, zou worden opgeheven, een bijeenkomst is belegd met de deelnemende BRU-gemeenten en Woerden. Er is een notitie uitgewerkt waarin een nieuwe vorm van samenwerking is beschreven op de thema’s wonen, verkeer en vervoer, sociale innovatie en economie. De colleges zijn twee maal bijeen geweest. De notitie wordt momenteel vervolmaakt. Op dit moment is nog niet bekend hoe de samenwerking (juridisch) wordt vormgegeven. De nota wordt voorgelegd aan de colleges en daarna zal er nogmaals een bijeenkomst worden gepland om de nota vast te stellen. Na de zomer zal een bijeenkomst worden georganiseerd voor de gemeenteraden. De stad Utrecht heeft het voortouw genomen om deze samenwerking (U10) vorm te geven. De heer Hoek (Utrecht) vraagt wat is besproken met de provincie betreffende de OVconcessie. De heer Janssen (DB) antwoordt dat er over vier punten afspraken zijn gemaakt in het overleg met de provincie. Ten aanzien van de OV-concessie is afgesproken dat gekeken gaat worden of er synergie is te behalen. Ook bij de provincie gaat een OV-concessie lopen. De voorzitter vult aan dat de OV-concessie van de provincie binnen enige tijd afloopt. Het DB wil dat er nadrukkelijk onderling contact is tussen BRU en provincie over de concessie om informatie te delen en (on)mogelijkheden te peilen.
3/5
De heer Hoek stelt dat de OV-concessie van BRU afgemaakt moet worden. De voorzitter antwoordt dat de ingezette lijn wordt vastgehouden. Geprobeerd zal worden vertraging te voorkomen. Er dient onderling contact te zijn tussen BRU en provincie. De heer Gudde (Zeist) vraagt of er gelobbyd wordt in Den Haag. De voorzitter antwoordt dat de lobby voor het behouden van het WGR-plus wordt gecontinueerd. De lobby van BRU en provincie loopt niet parallel. Tijdens de ronde tafel bijeenkomst van de Tweede Kamer heeft hij als burgemeester van Utrecht ingesproken. De voorzitter pleit ervoor dat de aanwezigen ook in de eigen politieke kanalen de lobby inzetten voor het behoudt van de WGR-plus. De heer Gilissen (Utrecht) vraagt of er contact is gelegd met het ministerie van Binnenlandse Zaken en is er een indicatie hoe de minister aankijkt tegen het wetsvoorstel. Voorts vraagt hij of Utrecht kan meeprofiteren van het terugdraaien van de 100 miljoen euro bezuiniging die was voorzien op het OV. De voorzitter antwoordt dat er contact is met het ministerie van Binnenlandse Zaken. De voorzitter heeft geen laatste informatie over de 100 miljoen euro. De heer Smit (plv. secretaris) vult aan dat de 100 miljoen euro korting gekoppeld was aan verplichting aan de drie grote steden om het openbaar aan te besteden. De verwachting is dat Utrecht hier buiten staat. De heer Gilissen (Utrecht) merkt op dat de meerderheid van de gemeenteraad van Utrecht erop heeft aangedrongen om een maximale inspanning te doen om geld voor het OV in Utrecht te behouden. De voorzitter antwoordt dat in G4-verband hierover is gesproken. De heer Schat (Nieuwegein) spreekt zijn verbazing uit dat een medewerker van BRU zich tijdens een informatiebijeenkomst over de SUNIJ-lijn zich voorstelde als ‘medewerker trambedrijf in oprichting’. De heer Janssen (DB) antwoordt dat in de AB-notitie voor de vergadering van 18 april over het Uitvoeringsbesluit Uithoflijn gesproken wordt over een trambedrijf. De heer Wolfsen (DB) voegt toe dat het idee is geopperd om binnen BRU een slagvaardige eenheid te maken. Over de vorm moet echter nog verdere besluitvorming plaatsvinden. Wanneer een medewerker zich voorstelt als ‘medewerker trambedrijf in oprichting’ dan heeft dit geen enkele formele status. De heer De Jong Schouwenburg vraagt zich af of het wenselijk is, wanneer de WGR-plus niet wordt opgeheven, dat BRU in hetzelfde pand wordt gevestigd als de provincie. De voorzitter antwoordt dat het huurcontract van het huidige pand afloopt. Dat verplicht het DB om de contracten door te lopen en te bezien of elders in de regio goedkopere alternatieven beschikbaar zijn, waaronder het provinciehuis. Het DB is niet op voorhand tegen een huisvesting in het pand waar ook de provincie is gevestigd.
4/5
De heer Janssen (DB) merkt op dat op inhoud mogelijk iets te winnen valt wanneer provincie en BRU dicht bij elkaar zijn gevestigd. De voorzitter merkt op dat de mogelijkheden worden onderzocht, tenzij het AB zich op voorhand negatief uitspreekt voor huisvesting van BRU in het pand waar ook de provincie in is gevestigd. 3. Rondvraag Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. 4. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om 20.50 uur.
5/5
algemeen bestuur Agendapunt : Nr. Bijlagen
: :
20 juni 2012
3 2012-04405 2
Onderw erp Ingekomen stukken / verslagen
Nr
Ingekomen van
Betreft
Advies
+ -
1.
Gemeente Nieuwegein
Vertegenwoordiging DB/AB.
V.k.a. Zie ook agendapunt 4.
+
Nr
Verslag
1.
Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer
Verslag overleg 23 april 2012
2.
Portefeuillehoudersoverleg Verkeer en Vervoer
Verslag overleg 14 mei 2012
3.
Portefeuillehoudersoverleg Wonen
Verslag overleg 19 april 2012
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
20 juni 2012
: 4 : 2012-04407 :-
Portefeuillehouder
:
drs. J.J.L.M. Janssen
Onderwerp Aanwijzing de heer Adriani als nieuw lid van het dagelijks bestuur
Voorstel AB besluit Aanwijzen als nieuw lid van het dagelijks bestuur: de heer A.J. Adriani
Aanleiding Door het vertrek van de heer Lubbinge is een vacature ontstaan. De gemeenteraad van Nieuwegein heeft in de vergadering van 25 april 2012 de heer Adriani gekozen als nieuw lid van het algemeen bestuur van Bestuur Regio Utrecht. U treft de brief van de gemeente Nieuwegein hierover aan bij de ingekomen stukken. Hij wordt nu voorgedragen als lid van het dagelijks bestuur.
Toelichting Niet van toepassing
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
5 2012-04409 1
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
drs. C. van Dalen
Onderwerp Herprioriteren VERDER pakket en invullen besparingsmaatregelen A7 en A8
Voorstel AB besluit Instemmen met het inbrengen van de volgende wijzigingsvoorstellen in het VERDER pakket in het overleg over herprioritering van VERDER met de VERDER partners: Prioritaire HOV-projecten benoemen (zie 2) naast fiets- en P+R-projecten (zie 4); 5 projecten toevoegen (zie 3); 12 projecten op de reservelijst plaatsen (zie 4); Besparingen behalen uit 3 HOV-projecten (zie 5); Taakstellende besparing van 2 miljoen euro uit toekomstige projectbegrotingen (zie 6).
Aanleiding Bijgevoegd overzicht geeft aan hoe wij wensen om te gaan met de overprogrammering binnen het VERDER pakket en de voorgestelde besparingsmaatregelen die betrekking hebben op het VERDERpakket. Met dit voorstel kan BRU de onderhandelingen met de VERDER-partners voeren over de herprioritering van het VERDER-pakket. Mochten die onderhandelingen niet succesvol verlopen, dan heeft BRU een terugvaloptie die ook is vastgelegd in de VERDER-bestuursovereenkomst. Hierin staat namelijk de mogelijkheid opgenomen om minder dan € 180 miljoen aan het pakket bij te dragen met een minimum van € 145 miljoen. De middelen die door deze bezuiniging vrij komen kunnen vervolgens ingezet worden om de extra wensen te financieren. Deze terugvaloptie is echter niet in lijn met uw wens om € 180 miljoen te blijven besteden aan VERDER.
Toelichting In 2008 heeft u voor in totaal € 230 miljoen aan VERDER maatregelen vastgesteld. Hiervoor was en is binnen BRU een budget beschikbaar van maximaal € 180 miljoen. De gemeente Utrecht heeft een budget beschikbaar van maximaal € 95 miljoen. Destijds is besloten dat in een later stadium de programmering en het budget met elkaar in evenwicht worden gebracht. De VERDER partners hebben gezamenlijk besloten een groter programma te maken dan waarvoor budget beschikbaar was, omdat ervaring leert dat in de regio vaak minder uitgevoerd wordt dan er geprogrammeerd wordt. In 2011 heeft u besloten tot een besparing op het VERDER-pakket (maatregelen A7 en A8, in totaal € 21 miljoen). De noodzaak om te bezuinigen én het feit dat een deel van de VERDER projecten inmiddels is uitgevoerd of het uitvoeringsstadium nadert, maken het noodzakelijk om nu afspraken met de partners te maken die ervoor moeten zorgen dat de meest prioritaire projecten van budget worden voorzien en minder belangrijke projecten op een “reservelijst overprogrammering” worden geplaatst. Hiertoe is een voorstel ontwikkeld met de volgende stappen :
Pagina 1 van 3
1. Afspraken met VERDER-partners Vanaf 2008 hebben de VERDER partners gedetailleerde afspraken gemaakt over de financiële en organisatorische verdeling van projecten over de partners. Die afspraken leiden er toe dat diverse projecten die door het AB BRU zijn vastgesteld, overgeheveld zijn naar de gemeente Utrecht (bijvoorbeeld diverse fietsprojecten binnen de grenzen van Utrecht) of naar de provincie (bijvoorbeeld OV-corridors naar station Driebergen-Zeist en Wijk bij Duurstede). 2. Voldoende budget vrijmaken voor prioritaire OV-projecten Gemeente Utrecht en BRU hebben een aantal prioritaire HOV-projecten benoemd die in elk geval vanuit VERDER de toegezegde middelen moeten ontvangen. Deze projecten zijn: - Uithoflijn - Bustunnels Zuidradiaal - Versnellen en frequentieverhoging SUNIJ - Westtangent inclusief tangentlijn 10 - Noordradiaal Voor wat de Uithoflijn betreft heeft de besluitvorming, inclusief de benodigde budgetten, inmiddels plaatsgevonden in DB en AB. Uit die besluitvorming blijkt dat de Uithoflijn meer budget nodig heeft dan eerder voorzien. Hetzelfde geldt voor de Bustunnels Zuidradiaal. De Noordradiaal blijkt juist goedkoper uit te vallen. Door, in samenwerking met het rijk, de subsidies van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) bij deze HOV-projecten te betrekken (totaal € 32 miljoen) kunnen BRU en gemeente Utrecht voldoende budget vrijmaken voor deze prioritaire HOV-projecten en tegelijkertijd het benodigde budget uit VERDER licht laten dalen. Gevolg hiervan is wel dat een AROV-project, Oosttangent, toegevoegd moet worden aan de VERDER-projecten van BRU. Het rijk heeft ambtelijk inmiddels aangegeven akkoord te zijn met deze herpioritering van AROVmiddelen. 3. Extra projecten toevoegen aan VERDER-pakket De hiervoor genoemde Oosttangent dient toegevoegd te worden aan het VERDER-pakket. In de Bestuurlijke Stuurgroep Ring Utrecht is bovendien afgesproken dat BRU € 5 miljoen bijdraagt aan de opwaardering van de Noordelijke Randweg Utrecht. Hierover heeft het DB op 25 mei 2012 een definitief besluit genomen. Daarbij is DB bereidt ikv VERDER met de partners mee te denken over de financiering van de 50 miljoen regionale bijdrage aan dit project. Daarnaast zijn toezeggingen gedaan in het kader van Fietstunnels Utrechtseweg (N237) en Havens Lage Weide (beschikking reeds in DB vastgesteld). Tot slot heeft BRU toegezegd financieel te participeren in de tweede fase van het project A12 SALTO. Deze extra wensen zullen uit het VERDER-budget betaald moeten worden: andere middelen heeft BRU tot 2020 niet beschikbaar. 4. Benoemen overprogrammering Naast voorgaande prioritaire HOV-projecten en wensen is meerdere malen bestuurlijk uitgesproken dat ook alle fietsprojecten en P+R projecten prioritair zijn en hun budget vanuit VERDER moeten behouden. Daarmee is het leeuwendeel van het VERDER-budget van BRU (zo’n € 174 miljoen) vergeven en moet het budget voor de overige projecten op een andere manier bijeen gezocht worden. BRU stelt voor om deze projecten op de reservelijst te plaatsen. Het gaat om de volgende projecten: - Windschermen Jan Blankenbrug (tussen Vianen en Nieuwegein) - P+R Marketing en communicatie - Oprichten mobiliteitsplatforms - Stimuleren Mobiliteitsmanagementmaatregelen - Programma stedelijke distributie - Programma Tijdsordening
Pagina 2 van 3
-
Binnenvaart in de regio Utrecht Goederenvervoermanagement Bewegwijzering vrachtverkeer Marketing en communicatie regionaal OV (wordt nog een klein bedrag voor uitgetrokken dat reeds uitgegeven is) - Stimuleren autodelen (wordt nog een klein bedrag voor uitgetrokken dat reeds toegezegd is) - Programma Regionaal Verkeersmanagement Voor dit laatste project, RVM, stelt BRU voor om wel de eerder in het AB vastgelegde € 6,2 miljoen beschikbaar te houden vanwege het grote inhoudelijke belang van dit project. Deze bijdrage is wel lager dan met VERDER-partners is afgesproken. Hiermee komt de omvang van de BRU-financiering van VERDER-projecten op € 180,4 miljoen: het beschikbare budget voor VERDER binnen de meerjarenraming BDU. 5. Besparingsmaatregelen De eerder afgesproken besparingen A7 en A8 moeten komen uit exploitatiebudgetten die in een aantal HOV-projecten zitten. In een drietal projecten: - Versnellen en frequentieverhoging SUNIJ - Westtangent inclusief tangentlijn 10 - Oosttangent zit, conform spelregels VERDER en AROV, in totaal € 19 miljoen aan exploitatiemiddelen. BRU zal deze investeringen in exploitatie (aanloopverliezen nieuwe tangentlijnen en kosten Weense spitstrams) betalen uit een efficiëntere OV-exploitatie, waarmee de budgetten gevonden worden binnen de OV-concessie. Op die manier kan BRU € 19 miljoen besparen op infrastructurele investeringen uit het VERDER-budget. De vastgestelde OV-visie vormt het strategische kader om te komen tot een efficiëntere OV-exploitatie. In het concept Uitvoeringsplan 2013 en in het Programma van Eisen voor de nieuwe concessie is concreet te zien welke stappen BRU zet om deze efficiëntere exploitatie vorm te geven. 6. Gevolgen voor de begroting Verwerking van het VERDER pakket dient na besluitvorming in het DB en AB als volgt plaats te vinden: VERDER afspraken 180 miljoen: -Programma Wegen en Verkeer 161,4 mln. -Programma OV-exploitatie 19 mln. -Taakstellende besparing van 2 mln. Nader in te vullen op bovenstaande programma’s. Totaal 178,4 mln. Voor de besparingsmaatregelen is de taakstelling 21 mln, waarvan 19 mln. + 2 mln., dus in totaal 21 mln, met dit voorstel wordt ingevuld. De taakstellende besparing van 2 mln. zal ingevuld worden binnen de kaders van toekomstige projectbegrotingen. De nadere uitwerking van een aantal projecten biedt hiervoor nog mogelijkheden.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
nr definitief projectenboek
No regret
Basis
Aanvullend (hoe is de verdeling BRU Nieuwe VERDER Utrecht?) LIJST BRU
Verschil stap 1: projecten naar provincie en gemeente
Verschil stap 2: HOV verschuiven, AROV betrekken
Verschil stap 3: Extra wensen honoreren
Verschil stap 4: niet-prioritaire projecten op reservelijst
Stap 5: besparingen vaststellen
1 Uitvoering + financiering BRU b2 b 245 b 201 a 269 no r 14 no r 16 no r 17 no r 21 no r 23 b 230 a 96
Bewegwijzering fietsroutes verbeteren Windschermen Jan Blankenbrug Meer en betere fietsenstallingen in regio bij bij (Hoogwaardig) OV-haltes Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk 5 leenfietsen NS Station Bunnik 8 leenfietsen OV halte Zeist Jordanlaan 5 leenfietsen NS station Utrecht Zuilen Park + Ride locatie Vianen Park + Ride locatie station Driebergen - Zeist Park + Ride marketing en communicatie Versnelling en frequentieverhoging sneltram Utrecht - Nieuwegein/IJsselstein
500.000 150.000 1.000.000 2.000.000 15.000 25.000 15.000 500.000 1.600.000 1.800.000 4.500.000
2 Uitvoering Gemeente Utrecht + financiering BRU a 88 Verbetering OV-as Utrecht Centrum - Utrecht Noord (Zuilen/Overvecht/Maarssen) a 97 Vertramming station Utrecht Centraal - De Uithof b 86 Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging b 80 Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht a 266 Realiseren HOV Westtangent tweede fase (Leidsche Rijn C - Lage Weide - station Maarssen) Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct a 252 a 159 Stimuleren gebruik deelauto's NIEUW Oosttangent
17.500.000 100.000.000 5.000.000 8.000.000 5.000.000
500.000 1.000.000 2.000.000 15.000 15.000 500.000 1.600.000 200.000 4.267.000
5.000.000 100.000.000 13.000.000 20.500.000 140.000 9.000.000
-150.000
25.000-
-1.600.000 -233.000
4.000.000
-12.500.000 8.000.000 -8.000.000 -5.000.000
6.000.000
20.500.000 2.000.000
1.860.0009.000.000
9.000.000
3 Uitvoering provincie Utrecht + financiering BRU a 270 no r 27 no r 28 no r 29 no r 30 no r 31 no r 32 no r 33
Aanleg vijf fietstunnels op Utrechtseweg (N237) RVM Regionaal Verkeersmanagementcentrale (RVMC) RVM Databank voor verkeersgegevens (UDW) RVM Het netwerk Geregeld (NG) RVM Afstemming van wegonderhoud (wegonderhoud Beter in Beeld)(WBiB) RVM 'De auto als sensor' (DAAS) RVM Verkeersmodellen voor korte termijn (BOSS) RVM Communicatie (COMM)
no r 18 b 102 b 103 ? no r 19 no r 26 a 58 b 58 b 232 ? b 51 a 185b b 77
Programma oprichten mobiliteitsplatforms Instellen Stimuleringsfonds innovatieve mobiliteitsmanagementsmaatregelen Mobiliteitsmanagement plus: convenanten/afspraken met bedrijfsleven Programma tijdsordening Uitvoeren programma Stedelijke distributie werkgebieden Groter aandeel Binnenvaart in de regio Utrecht (AMSbarge en Blueports) Groter aandeel binnenvaart in regio Utrecht en Amersfoort (Pilot) Goederenvervoermanagement op bedrijventerreinen Monitoren maatregelen Bewegwijzering doorgaand vrachtverkeer om de regio heen A12 Salto 2e fase Verbeteren marketing en communicatie regionaal OV
3.290.000
6.187.677
3.290.000
6.187.677
121.000
2.300.000 275.000 4.000.000 -
1.500.000 1.710.000 285.000 370.500 142.500 171.000 285.000
-121.000 1.500.000-1.710.000 -285.000 2.300.000 -370.500 -142.500 275.000 -171.000 4.000.000 -285.000
4 Uitvoering + financiering gemeente Utrecht no r 1 Leidsche Rijn Centrum - Utrecht Centrum - Uithof - Zeist (2 routes) no r 2 Houten - Papendorp -Leidsche Rijn Centrum - Lage Weide - Maarssen no r 3 Maarssen - Utrecht Centrum - Houten no r 4 Utrecht Noord - Utrecht Centrum - Nieuwegein - Vianen no r 5 De Bilt - Uithof - Nieuwegein - IJsselstein no r 6 Utrecht Noord - Uithof - Bunnik - Houten (via 2 routes) no r 7 Lage Weide - Utrecht Noord no r 8 Utrecht Centrum - De Bilt - Zeist b 25 Nieuwe fietsverbinding Uithof - Nieuwegein b 33 Dubbelzijdig fietspad Westelijke verdeelring Utrecht b 246 Fietsbrug Oog in Al b 258 Aansluiten langzaam verkeerbrug Rabo op perrons Utrecht CS a 262 Opwaarderen alternatieve fietsroute door Utrecht Centrum a 271 Aanleg fietstunnel Salvador Allendeplein (incl. fietsverbinding Havenweg) a 272 Aanleg fietsonderdoorgang Spinozabrug a 273 Uitbreiding leenfietsen gemeente Utrecht no r 20 Park + Ride locatie Leidsche Rijn / Lage Weide a 138 Aanleg P+R-locatie stadspoort A27 a 145 Optimalisatie P + R locatie Hooggelegen b 222 Elektrisch vervoer over water (pilot) b 90 Lucasbrug optimaliseren voor OV NIEUW NRU 5 Uitvoering + financiering provincie Utrecht no r 22 Park + Ride station Breukelen b 85 OV-verbinding Wijk bij Duurstede reistijd verkorten b 89 Corridor Bilthoven - Zeist - Driebergen NS/Heuvelrug a 124 Doortrekken N210 richting afslag Nieuwegein Zuid
TOTAAL
1.720.000 1.150.000 920.000 900.000 700.000 1.100.000 50.000 800.000 4.000.000 900.000 15.000.000 5.000.000
3.440.000 3.000.000 12.000.000 200.000 5.000.000
AB BESLUIT
20.798.677 49.257.677
Totaal gerealiseerde herprioritering
-
5.000.000 10.000.000
Totaal overprogrammering
-48.821.442
64.019.000
115.235 175.000 26.823 929.500 400.000 5.000.000
144.440.000
180.436.235
-1.720.000 -1.034.765 -745.000 -900.000 -673.177 -170.500 -50.000 -400.000 -4.000.000 -900.000 -15.000.000 -5.000.000
-3.440.000 -3.000.000 -12.000.000 -200.000 -5.000.000 5.000.000
-5.000.000 -10.000.000 -46.733.442
-8.733.000
14.865.000
-8.220.000
19.000.000
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
20 juni 2012
6 2012-04411 1
Portefeuillehouder
:
G.P. Isabella
Onderwerp Aanpassing Regionale Huisvestingsverordening BRU per 1 juli 2012
Voorstel AB besluit Instemmen met de aanpassingen: 1 Onderbouwing compensatiebedragen, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4. 2 Koopprijsgrens bij wijzigingsvergunning, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.5. 3 Betalingsverplichting bij wijziging, artikel 3.1.4 en artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4 en 3.1.7. 4 Vergunningeisen, artikelsgewijze toelichting 2.2.1. 5 Ingangsdatum van de aanpassingen 1 juli 2012.
Aanleiding In totaal worden vier aanpassingen voorgesteld. Drie van deze voorstellen zijn door de gemeente Utrecht ingediend. De voorstellen hebben betrekking op hoofdstuk drie van de verordening, “Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad”. Het vierde voorstel is een toelichting bij artikel 2.2.1, de vergunningvereiste bij het gebruik van woonruimte. Aanleiding is het antwoord op een vraag met betrekking op de noodzaak van een vergunning bij verkoop van de huurwoning aan de bewoner van deze huurwoning.
Toelichting Vier aanpassingen: 1. Onderbouwing compensatiebedragen Doel: meer duidelijkheid in de toelichting naar aanleiding van rechtszaken Hoe: Artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4, regel verwijderen 2. Koopprijsgrens bij onttrekking gemeenten: Utrecht, Houten en Bunnik. Doel: beschermen van de zelfstandige woonruimtevoorraad voor starters en doorstromers Hoe: Artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.5. 3. Bereidheid compensatie bij omzetting, onttrekking of samenvoeging Doel: Nakomen financiële betalingsverplichting Hoe: Artikel 3.1.4, artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4 en 3.1.7. 4. Vergunningvereiste gebruik woonruimte (huisvestingsvergunning) Doel: meer duidelijkheid over de vergunningvereiste bij verkoop aan bewoner Hoe: artikelsgewijze toelichting artikel 2.2.1. Een verdere toelichting op de aanpassing in bijlage 1 van deze notitie. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter Pagina 1 van 1
Agendapunt 6: Aanpassingen huisvestingsverordening per 1 juli 2012
Bijlage 1
Aanpassingen regionale huisvestingsverordening per 1 juli 2012
1 Reële compensatie Aanleiding: het voorstel is ingediend door de gemeente Utrecht. De huidige tekst van de huisvestingsverordening heeft in een aantal rechtszaken vragen opgeroepen. Doel: Om deze onduidelijkheden te voorkomen heeft de gemeente Utrecht een voorstel ingediend de tekst te wijzigen. Voorstel betreft: Artikelsgewijze toelichting, artikel 3.1.5 compensatie Eerste deel van de tekst verwijderen: “Voorop gesteld dient … plaats door functieverandering.” (pagina 39, regionale huisvestingsverordening, versie 1-1-2012) Vervangen door: "Als uit de belangenafweging in Artikel 3.1.5. blijkt dat het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het belang van de aanvrager, wordt t.b.v. de vergunningverlening de voorwaarde van compensatie opgelegd. Eerst wordt nagegaan of reële compensatie mogelijk is, is dat niet het geval dan volgt financiële compensatie. Door aan de voorwaarde van compensatie te voldoen wordt beoogd de woonruimte die verloren gaat te compenseren en wordt tegemoet gekomen aan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. De compensatie wordt als voorwaarde opgelegd om elders vervangende woonruimte te kunnen (laten) creëren. De reële compensatie vindt binnen deze regio plaats door (delen van) niet woongebouwen te verbouwen tot woonruimte. Deze woonruimte moet daadwerkelijk worden toegevoegd aan de woningvoorraad (d.w.z. beschikbaar zijn voor bewoning). Ingeval van onttrekking door sloop t.b.v. nieuwbouw kan ook deze nieuwbouw dienen als reële compensatie. De ter compensatie aangeboden woonruimte moet worden opgericht of gebouwd na ontvangst van de aanvraag om omzetting, onttrekking of samenvoeging. Daarbij dient voldoende duidelijkheid te bestaan over de planning en uitvoerbaarheid. Voor de nieuwbouw dient - voor zoveel nodig - een (omgevingsvergunning) te zijn verleend of deze moet in een vergevorderd stadium van verlening verkeren. Er is sprake van gelijkwaardige vervangende woonruimte als de ter compensatie aangeboden woonruimte op de onderdelen zelfstandigheid en het aantal vierkante meters gelijk is aan de onttrokken woning. Beide onderdelen wegen hierbij even zwaar. Wanneer sprake is van onvoldoende vierkante meters, is het mogelijk om deze vierkante meters financieel te compenseren. Onderbouwing compensatiebedragen Het tekort aan woonruimte en dan specifiek aan zelfstandige woonruimte in de regio is groot. Dit heeft naast de hoge grond- en huizenprijzen, invloed op de hoogte van de financiële compensatie. Deze compensatie moet in redelijke verhouding staan tot het met de compensatie te bereiken doel, namelijk het vervangen/realiseren van woonruimte." In het vervolg van de tekst wordt de volgende zin weggehaald: “Derhalve dus (afgerond) … compensatie per m2” (pagina 39, regionale huisvestingsverordening, verzie 1-1-2012). 2 Koopprijsgrens Aanleiding: Voorstel van de gemeente Utrecht om de koopprijsgrens te verlagen vanwege de prijsdalingen als gevolg van de huidige economische omstandigheden. Het gaat hier om de koopprijsgrens voor het aanvragen van een vergunning voor omzetting/samenvoeging/onttrekking. De gemeente had hier specifiek een maximale koopprijsgrens in de huisvestingsverordening laten opnemen. Woningen met een lagere WOZ-waarde wil de gemeente behouden voor starters en doorstromers. Een vergunning voor omzetting/samenvoeging/onttrekking wordt alleen verleend als de aanvrager bereid is compensatie te bieden en de leefbaarheidstoets positief uitvalt.
Agendapunt 6: Aanpassingen huisvestingsverordening per 1 juli 2012 In de werkgroep wonen, d.d. 29 maart 2012, sloten de gemeente Houten en Bunnik zich aan bij het opnemen van een specifieke, op de gemeentelijke woningmarktsituatie afgestemde, koopprijsgrens in de huisvestingsverordening. Doel: beschermen van de zelfstandige woonruimtevoorraad. Voorstel betreft: artikelsgewijze toelichting artikel 3.1.4. Tekst verwijderen: “Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragerbelang (het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad). Voor de gemeente Utrecht geldt dat woningen gehorend tot de categorie die bereikbaar is voor doorstromers op de woningmarkt (WOZ-waarde tot € 360.000,-), behouden dienen te blijven voor deze groep en beschermd dienen te worden tegen omzetten in onzelfstandige woonruimte. Uitgangspunt is de meest actuele WOZ-waarde van de betreffende woning.” Vervangen door: “Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen drie belangen. Het aanvragerbelang (het de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang) versus het volkshuisvestelijk belang (het belang van behoud van de samenstelling van de woonruimtevoorraad) en de leefbaarheid (het belang van het beschermen van de leefbaarheid van het woon- en leefmilieu in een complex, straat of buurt). Voor de gemeenten Bunnik, Houten en Utrecht geldt voor woningen, behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starters en doorstromers op de woningmarkt, dat prioriteit wordt gegeven aan het behoud van de bestaande zelfstandige woningvoorraad. Voor woningen behorende tot de categorie die bereikbaar is voor starters en doorstromers wordt de volgende tabel gebruikt. Met het prijspeil van de WOZ-waarde op 1 januari, jaar van vergunningaanvraag. Gemeente: Bunnik Houten Utrecht
3
WOZ-waarde tot: € 260.000,€ 275.000,€ 280.000,-
Weigering- en intrekkingsgrond
Aanleiding: Voorstel van de gemeente Utrecht “… Weigeringsgrond Bij het beoordelen van de vergunningaanvraag (t.b.v. omzetten, onttrekken of samenvoegen) moeten aanvragers aangeven of zij bereid zijn tot reële of financiële compensatie. In de praktijk komt het voor dat aanvragers – ondanks die bereidheid - hun financiële betalingsverplichting niet nakomen. Dan moet een handhavingsactie worden gestart. Om dit te voorkomen is het voorstel om de bereidheid tot compensatie vast te leggen via een financiële en onvoorwaardelijke borgstelling. Als hieraan niet wordt voldaan, kan de vergunning worden geweigerd. Intrekkingsgrond Op 8 november 2011 heeft het Utrechtse College besloten om voor de omzettingsvergunning een intrekkingsgrond op basis van overlast in te stellen. Op dit moment is het niet mogelijk om bij een duidelijk klachtenpatroon een omzettingsvergunning in te trekken. Daarbij moet worden benadrukt dat het initiatief om bij ervaren overlast tot een oplossing te komen in eerste instantie bij de betrokken partijen ligt. Pas als echt sprake is van structurele overlast, vastgelegd in een dossier (d.w.z. klachten geregistreerd over een bepaalde periode), wordt overgegaan tot het intrekken van de vergunning. Over het opbouwen van een overlast-dossier worden afspraken gemaakt met o.a. Portes. In Groningen, Eindhoven en Enschede bestaat al een intrekkingsgrond op basis van overlast.
Agendapunt 6: Aanpassingen huisvestingsverordening per 1 juli 2012 Doel: Weigeringsgrond Voorkomen dat een vergunning wordt verleend onder voorwaarde van financiële compensatie, terwijl de compensatieverplichting achteraf niet wordt nagekomen. Intrekkingsgrond Bewerkstelligen dat een verleende omzettingsvergunning kan worden ingetrokken als sprake is van een structurele overlast-situatie. Hiermee krijgt de gemeente een instrument in handen om verhuurders aan te spreken op het gedrag van hun huurders en de mogelijke gevolgen daarvan. Voorstel betreft: Artikel 3.1.4, Toelichting Artikel 3.1.4. en Artikel 3.1.7 Artikel 3.1.4: aanvullen met vet- en cursief gedrukte passages "1. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, indien naar hun oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad. 2. Indien burgemeester en wethouders hebben vastgesteld, dat het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang minder zwaar weegt dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, wordt de vergunning verleend indien de aanvrager gebleken bereidheid heeft getoond in de vorm van een financiële waarborgstelling voor het aanbieden van compensatie als bedoeld in art. 3.1.5. en wordt voldaan aan de door burgemeester en wethouders hiermee verband houdende voorwaarden en voorschriften. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat verlening van de vergunning zou leiden tot een ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu van de woonruimte dan wel de omgeving van de woonruimte waarop de aanvraag betrekking. Burgemeester en Wethouders kunnen de vergunning eveneens weigeren indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de onder lid 2 vermelde financiële waarborgstelling. Toelichting bij Artikel 3.1.4: huidige tekst aanvullen met onderstaande alinea "Bij het beoordelen van de aanvraag om vergunning dienen aanvragers aan te geven of zij bereid zijn tot reële of financiële compensatie. In de praktijk komt het helaas voor dat aanvragers –ondanks die uitdrukkelijke bereidheid - hun financiële betalingsverplichting niet nakomen. Dit betekent dat er een handhavingsactie moet worden gestart. Om dit te voorkomen is het van belang om vooraf - d.w.z. voor de besluitvorming over de vergunning- duidelijkheid en zekerheid te verkrijgen over de bereidheid tot compensatie. Die bereidheid wordt verlangd door middel van een financiële en onvoorwaardelijke borgstelling. Mocht hier niet aan voldaan worden, dan kan de vergunning worden geweigerd. In lid 3 is een daartoe strekkende weigeringsgrond opgenomen. Het spreekt voor zich dat een voorafgaande financiële borgstelling achterwege kan blijven indien bij de behandeling van de aanvraag op voorhand al duidelijk is dat compensatie niet aan de orde is." Artikel 3.1.7: eerste lid aanvullen met c, en een tweede lid opnemen (zie vet- en cursief gedrukte passages) 1. Burgemeester en Wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien: a. niet binnen een jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren; c. vaststaat of redelijkerwijs moet worden aangenomen dat in stand laten van de vergunning zal leiden tot een structureel overlastpatroon, in de vorm van ontoelaatbare inbreuk op het woon- en leefmilieu voor de directe omgeving van de woning waarop de vergunning betrekking heeft.
Agendapunt 6: Aanpassingen huisvestingsverordening per 1 juli 2012
2. Burgemeester en wethouders gaan niet tot intrekking van de vergunning over, voordat de vergunninghouder, bij aangetekende brief is gewaarschuwd, dat zij de vergunning zullen intrekken, indien niet voor een te bepalen datum zodanige maatregelen en/of voorzieningen zijn getroffen, die ervoor zorgdragen dat de overlastgevende situatie wordt beëindigd. 4 Eisen Huisvestingsvergunning Aanleiding: Onduidelijkheid over aanvraag huisvestingsvergunning bij de koop (koopprijs < koopprijsgrens) van de eigen huurwoning (huur < huurprijsgrens). Vraag: Moet opnieuw een huisvestingsvergunning worden aangevraagd? Antwoord: Nee, indien het huishouden reeds beschikt over een vergunning voor de betreffende woning. Doel: Duidelijk antwoord op deze vraag. Antwoord en toelichting opnemen in de artikelsgewijze toelichting. Voorstel betreft: toevoeging artikelsgewijze toelichting artikel 2.2.1, lid één. In een situatie waarbij de woonruimte (huurprijs beneden de huurprijsgrens), wordt verkocht aan de bewoner van de betreffende woonruimte (koopprijs beneden de koopprijsgrens), is een nieuwe huisvestingsvergunning geen vereiste indien het huishouden al een huisvestingsvergunning heeft gekregen voor het gebruik van de betreffende huurwoning. Artikel 2.2.1
Vergunningsvereiste
1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1, in gebruik te nemen voor bewoning. In artikel 2.1.1 wordt het werkingsgebied bepaald van de huisvestingsverordening, namelijk: zelfstandige woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens en met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
7 2012-04410 2
Portefeuillehouder
:
J.A.E. Landwehr
Onderwerp Jaarstukken 2011
Voorstel AB besluit De jaarstukken 2011 vaststellen en instemmen met de resultaatbestemming.
Aanleiding De Gemeenschappelijke Regeling Bestuur Regio Utrecht geeft aan dat jaarlijks het algemeen bestuur voor 1 juli de jaarstukken vaststelt.
Toelichting Hierbij treft u aan de jaarstukken Bestuur Regio Utrecht 2011. Voor een uitgebreide toelichting op de inhoudelijke en bestuurlijke zaken over 2011 wordt u verwezen naar de programmaverantwoording, de paragrafen en de jaarrekening zoals integraal opgenomen in de jaarstukken. Controleverklaring & accountantsverslag De externe accountant Deloitte heeft een controleverklaring afgegeven, zowel voor de getrouwheid als voor de rechtmatigheid. Deze controleverklaring is opgenomen in de jaarstukken 2011. De Rekeningcommissie bespreekt de jaarstukken 2011 en het accountantsverslag op 18 juni 2012 met de externe accountant. Deze commissie adviseert rechtstreeks aan het algemeen bestuur. De brief van de Rekeningcommissie met de bevindingen wordt op 20 juni 2012 in de AB vergadering uitgedeeld. De gemeenschappelijke regeling BRU schrijft voor dat tenminste zes weken voor de behandeling in het algemeen bestuur de programmarekening moet worden voorgelegd aan de raden van de deelnemende gemeenten alsmede aan de leden van het algemeen bestuur. De reacties van de gemeenten worden in de vergadering separaat verstrekt. De jaarstukken 2011 zijn na vaststelling door het dagelijks bestuur op 23 april 2012 aan de raden van de gemeenten verzonden.
Pagina 1 van 2
Resultaat 2011: Het resultaat na bestemming bedraagt € 814.000 voordelig. Dit resultaat is als volgt gespecificeerd:
-Regiobijdrage -Rente Treasury
209.000 605.000
Totaal voordelig resultaat
814.000
Hierna volgt een voorstel tot bestemming van dit resultaat. Voorstel bestemming resultaat Op 29 februari 2012 heeft het algemeen bestuur de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva vastgesteld. Een belangrijk besluit in deze nota is de vorming van een weerstandsvermogen (onderdeel van de Algemene Reserve) van € 1,8 mln. Dit weerstandsvermogen is gevoed door een “tijdelijke” onttrekking uit de reserve Vrijgevallen middelen BWS (Besluit Woninggebonden Subsidies). Deze onttrekking is tijdelijk genoemd omdat bij toekomstige vrijval of meevallers van de algemene middelen (o.a. regiobijdrage) deze eerst zullen worden ingezet om het weerstandsvermogen op peil te houden waardoor de ingezette BWS middelen kunnen terugvloeien naar de reserve BWS. Gebaseerd op deze besluitvorming wordt voorgesteld het resultaat 2011 na bestemming als volgt te bestemmen: 1. Het voordelig saldo van de regiobijdrage groot € 209.000 toe te voegen aan de algemene reserve; 2. Het voordelig renteresultaat groot € 605.000 toevoegen aan de algemene reserve; 3. Volgend uit de toevoeging van het resultaat 2011, totaal € 814.000, aan de algemene reserve, wordt voorgesteld dit bedrag te onttrekken aan de algemene reserve en toe te voegen aan de reserve Vrijgevallen middelen BWS.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
Jaarstukken 2011
Vastgesteld door het algemeen bestuur in zijn vergadering d.d. 20 juni 2012
, voorzitter
, secretaris
2
Inhoudsopgave Aanbieding Samenstelling dagelijks bestuur
5 7
Programmaverantwoording Bestuur Ruimtelijke Ordening Economische Zaken Groen, Recreatie en Milieu Wonen Wegen en Verkeer OV concessie Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV infrastructuur
9 11 14 17 21 24 27 34 41 44
Paragrafen Financiering Bedrijfsvoering Weerstandsvermogen Onderhoud kapitaalgoederen
51 52 55 58 60
Jaarrekening Programmarekening Balans Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans Toelichting op de programmarekening Sisa Controleverklaring
63 65 68 70 72 81 95 97
Bijlagen Verdeelbesluit BDU Verdeling Regiobijdrage Activa Overzicht personele sterkte Afkortingen
100
3
4
Aanbieding Geachte leden van het algemeen bestuur, Geachte lezer, Hierbij bieden wij u de jaarstukken 2011 aan. Via deze jaarstukken leggen wij verantwoording aan u af over wat BRU het afgelopen jaar heeft gedaan om de doelstellingen zoals die in de programmabegroting 2011 zijn vastgelegd te bereiken en welke kosten daarmee gepaard gingen. De resultaten van de voor BRU belangrijkste beleidsterreinen leest u terug in de (sub)programma’s. Zij geven u een compleet beeld van de in 2011 gemaakte keuzes en geboekte resultaten. De programmarekening sluit met een batig saldo van € 814.000 ten opzichte van de begroting. De Regionale Agenda 2011-2014 is het beleidskader voor de negen samenwerkende gemeenten. Deze agenda is tot stand gekomen in de wetenschap dat er een financiële opgave ligt. Bezuinigingen van de rijksoverheid in de BDU maken dat BRU voor een forse bezuinigingsopgave staat. De regering is met een voorstel is gekomen voor het opheffen van de WGR+. Het dagelijks bestuur heeft er het volste vertrouwen in dat wij samen met gemeenten en partners tot goede afwegingen en keuzes komen, zodat we op koers blijven om de ambities van de regio waar te blijven maken.
Hoogachtend, Het dagelijks bestuur
5
6
Samenstelling dagelijks bestuur Voorzitter Dhr. A. Wolfsen Algemeen
Mw. M.M. van ’t Veld Economische zaken (inclusief energie)
Dhr. J.A.E. Landwehr Financiën
Dhr. C. van Dalen Wegen en verkeer
Dhr. J.J.L.M. Janssen Bestuur en Organisatie
Dhr. F. Lintmeijer Netwerkontwikkeling mobiliteit
Dhr. H.M. Ostendorp Groen en Milieu (m.i.v. 29-02-2012)
Dhr. G. Isabella Wonen (m.i.v. 14-12-2011)
Dhr. M.G.M. de Jong Recreatie (incl. Groene hart)
Dhr. A.J. Gerritsen Openbaar vervoer
Dhr. A.J. Adriani (m.i.v. 20-06-2012)
Secretaris directeur (a.i.) (m.i.v. 01-05-2012) Dhr. P.C.M. van Elteren
7
8
Programmaverantwoording
9
10
Programma Bestuur Portefeuillehouder: Dhr. J.J.L.M. Janssen Wat willen we bereiken? BRU is een samenwerkingsverband van negen gemeenten. De gemeenten zijn niet gelijk in grootte en hebben niet allen dezelfde ambities en dezelfde sfeer. Wat hen bindt is de ligging en het besef dat gemeentelijke vraagstukken zich vrijwel nooit uitsluitend binnen de gemeentegrenzen afspelen. Sterker nog, de deelnemende gemeenten delen de overtuiging dat samen meer bereikt kan worden dan ieder voor zich. Dagelijks bestuur en algemeen bestuur denken en besluiten regionaal. Het is de kunst die besluitvorming te delen met de achterbannen. Doel van het programma Bestuur is om de regionale samenwerking op bestuurlijk niveau te faciliteren en ondersteunen. Dit gebeurt door te investeren in informatieoverdracht. Meerdere vormen zijn daarbij aan de orde: schriftelijk, via thema- en AB-informatiebijeenkomsten of door informatie verstrekking aan raden of commissies. Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
De Regionale Agenda 2011-2014 wordt begin 2011 vastgesteld door het algemeen bestuur en is leidraad voor de besluiten die moeten worden genomen. Op 15 juni 2011 is de agenda vastgesteld door het algemeen bestuur. Op de Regiodag van 16 september is de agenda als boekje uitgereikt aan de AB-leden en daarna verzonden naar de achterbannen van de BRU-gemeenten.
Ook in 2011 zullen weer themabijeenkomsten worden gehouden. In de eerste maanden van 2011 zijn themabijeenkomsten voor de AB-leden, colleges en raadsleden georganiseerd over de concept Regionale Agenda, de OV-visie, het Integraal Programma van Eisen van het Tramsysteem, het Regiodocument voor de Provinciale Structuurvisie en de Uithoflijn. Ook de noodzakelijke wijzigingen in de bekostiging van de regiotaxi zijn onderwerp geweest tijdens een informatiebijeenkomst. De regiodag in het najaar (op de Uithof) is goed bezocht. De bestuurlijke reorganisatie die door het kabinet is aangekondigd heeft tot brede regionale discussies geleid. De aangekondigde regiobijeenkomst over de bestuurlijke ontwikkelingen in de Noordvleugel is – gelet op het tempo van de ontwikkelingen – verplaatst naar het voorjaar 2012.
De website wordt geactualiseerd. Leden van het algemeen bestuur zullen via ‘extranet’ toegang krijgen tot voor hen relevante informatie. Het content management systeem van de website is vernieuwd, waardoor sneller en gemakkelijker wijzigingen kunnen worden doorgevoerd en er meer faciliteiten beschikbaar zijn. De inhoud van de website wordt - binnen de beschikbare personele capaciteit regelmatig geactualiseerd.
11
Relevante informatie voor leden van het algemeen bestuur (zoals agenda’s en vergaderstukken voor de openbare vergaderingen) wordt steeds op het openbare deel van de website gepubliceerd. Publicatie van deze informatie op een extranet (een deel van de website dat slechts toegankelijk is voor geautoriseerde bezoekers) levert hieraan geen meerwaarde. Wat betreft het bredere gebruik van extranet zijn op korte termijn geen verdere plannen in ontwikkeling.
Het algemeen bestuur vergadert afwisselend in de gemeentehuizen in de regio die daarvoor geschikt zijn. De eerste vergadering van het algemeen bestuur in 2011 heeft plaatsgevonden in het gemeentehuis van Nieuwegein en de tweede in IJsselstein. De derde was in Houten en de vierde in Utrecht.
WGR+ Discussie De voornemens van het kabinet om te komen tot afschaffing van de WGR+ en de instelling van infrastructuurautoriteiten in de Noord- en de Zuidvleugel van de Randstad hebben geleid tot een ongekende hoeveelheid activiteit in dit programma. Er is intensief overleg geweest tussen de BRU-gemeenten en de provincie Utrecht, vertegenwoordigers van I&M, BZK en EL&I, de andere WGR+ regio’s in het bijzonder met de stadsregio Amsterdam, VNG & SKVV. De kernboodschap van de regio Utrecht – dat Utrecht een integraal onderdeel is van de Noordvleugel van de Randstad – is inmiddels stevig verankerd in zowel de economische visie op de Noordvleugel van het ministerie van EL&I als in de visie op de bestuurlijke indeling van Nederland van het ministerie van BZK. De discussie is echter nog niet afgerond; het kabinet heeft op 10 januari 2012 op schriftelijke vragen van de Eerste Kamer geantwoord dat het wetsvoorstel over afschaffing van de WGR+ in het voorjaar van 2012 zal worden ingediend en dat per 1-1-2013 de afschaffing van de WGR+ en het operationeel zijn van de infrastructuurautoriteiten een feit moet zijn.
12
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma Bestuur
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
1.158 937 -221
1.026 847 -179
818 818 0
1.007 836 -171
-189 18 -171
219 -2
179 0
-171
0 0 -171
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
0
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Bestuur worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 171.000 nadelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
De personele uitgaven voor dit programma zijn hoger dan geraamd omdat de WGR+ discussie veel tijd in beslag heeft genomen. Dit betekende een verschuiving van personele kosten van de programma’s Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken en Netwerk Mobiliteit naar het programma Bestuur.
Mutaties reserves De uitgaven voor personele frictiekosten worden vanaf 2011 ten laste van de bestemmingsreserve worden niet meer in het programma Bestuur verantwoord, maar maken deel uit van de paragraaf Bedrijfsvoering.
13
Programma Ruimtelijke Ordening Portefeuillehouder: Vervanger DB Wat willen we bereiken? Duurzaamheid staat bij het RO-beleid hoog in het vaandel. De stadsregio Utrecht heeft een bijzonder aangenaam woon- en werkklimaat, en alle BRU-gemeenten zijn het erover eens dat dit klimaat behouden moet blijven. Tegelijkertijd voorspelt het Centraal Planbureau dat het inwoneraantal van de stadsregio zal stijgen van 600.000 in 2010 naar 800.000 in 2040. Doel van het programma Ruimtelijke Ordening is daarom logischerwijs het in goede banen leiden van deze groei, dat wil zeggen met behoud van het huidige woon- en werkklimaat. Daarvoor is nodig dat nieuwe woningen vooral binnenstedelijk worden gebouwd en voor nieuwe bedrijvigheid plaats wordt gevonden (herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, zie programma Economische Zaken). Ook is nodig dat het verkeersbeleid gericht is op het aantrekkelijker maken van het gebruik van fiets en OV, vooral in het stedelijke gebied (zie daarvoor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit). Het programma Ruimtelijke Ordening is vooral gericht op het formuleren van integrale maar concrete plannen. Ook zal het verwerven van de noodzakelijke middelen voor binnenstedelijke ontwikkeling een belangrijk aandachtspunt zijn. Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
De uitvoeringsafspraken RSP (Regionaal Structuurplan, vastgesteld in 2005) worden in 2010 geactualiseerd, in 2011 zal de prioriteit liggen bij het uitvoeren van deze afspraken. BRU heeft haar middelen en mogelijkheden om de (sociale) woningbouw te stimuleren ondergebracht in het actieprogramma woningbouw 2010-2015. De actualisatie van de uitvoeringsafspraken is in 2010 uitgesteld om dat het proces teveel zou interfereren met het opstellen van de Regionale Agenda. In 2011 is gestart met voorbereidingen voor het opstellen van nieuwe uitvoeringsafspraken. In het dagelijks bestuur van november 2011 is een startnotitie vastgesteld op basis waarvan in 2012 wordt toegewerkt naar nieuwe programmatische – en beleidsafspraken tussen de BRU-gemeenten over ontwikkelingen op het gebied van met name wonen en werken. Aandachtspunten daarbij zijn de woningbouwopgave in de huidige economische situatie, de sociale woningbouwopgave, de kantorenmarktproblematiek en (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen en de ontwikkeling van knooppunten.
Voor de periode 2015-2030 is de NV ontwikkelingsvisie vastgesteld (algemeen bestuur, 24 juni 2009). Concreet ligt er een forse binnenstedelijke woningbouwopgave, namelijk om in die periode 26.500 woningen te bouwen in bebouwd gebied – en ook nog eens 10.500 buiten bebouwd gebied in de regio Utrecht. In 2011 zal veel aandacht worden besteed aan de doorvertaling van deze regionale opgave voor wonen en werken naar gemeentelijk niveau. Concrete besluiten hierover zullen naar verwachting pas in 2013 en 2014 worden genomen. Begin 2011 is gewerkt aan het Regiodocument ten behoeve van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. In dit document zijn de hoofdlijnen uit de NV Ontwikkelingsvisie verder uitgewerkt, onder meer in strategie op hoofdlijnen voor realisatie van de binnenstedelijke
14
woningbouwopgave. Ook is nadere invulling gegeven aan de realisatie van nieuwe woningbouwlocaties in de Kromme Rijn/Lekzone. Het Regiodocument is op 15 juni 2011 in het algemeen bestuur vastgesteld, als gezamenlijke inbreng van de negen BRU-gemeenten in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.
In de kredietcrisis van 2009 is duidelijk geworden dat er geen aanvullende rijksmiddelen beschikbaar zijn voor de extra kosten van binnenstedelijk bouwen. Samen met regiopartners, rijksoverheid en wellicht ook private partijen zal actief naar een oplossing van dit probleem worden gezocht. In de RO sector wordt door zowel markt- als overheidspartijen erkend dat er nog geen nieuw “verdienmodel” is ontstaan. De financiering van het binnenstedelijk bouwen is nog niet geregeld, en een oplossing is op korte termijn ook niet in zicht. De samenwerkende overheidspartijen in Utrecht richten zich op de vraag : wat kan er wel? en werken in NV utrecht verband samen aan een realistische programmering. Door het programmabureau van NV Utrecht is een analyse opgesteld van doorslaggevende factoren voor de haalbaarheid van het binnenstedelijke bouwprogramma. De resultaten van deze analyse zijn in de zomer van 2011 gepresenteerd aan de betrokken bestuurders in het BOT-overleg. De zoektocht richt zich zowel op concrete mogelijkheden als op de vraag hoe de overheid haar rol kan invullen.
Tenslotte zal in BRU-verband verder worden gewerkt aan grote aansprekende RO-projecten met een uitstraling ver buiten de regio, zoals A12 Centraal. In 2010 zal een gebiedsontwikkelingsplan worden gemaakt, waaruit de concrete activiteiten in 2011 en verder worden afgeleid. De tweede fase van dit project was gericht op het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek en het verdiepen en verbreden van het Ontwikkelingsperspectief A12 Centraal dat eind 2009 was voltooid. In april 2011 zijn de uitkomsten van deze fase in het document Verstedelijkingsperspectief A12 Centraal gepubliceerd en aanvaard door de regionale besturen. Een belangrijke notie in het verstedelijkingsperspectief is dat ontwikkeling pas op lange termijn aan de orde is (vanaf 2025-2030) en er in de tussenliggende periode sprake is van “actief rentmeesterschap”. Na vaststelling van het verstedelijkingsperspectief is verkend hoe de samenwerking vorm te geven in deze periode van actief rentmeesterschap. Naar verwachting wordt hierover begin 2012 een intentieverklaring ondertekend door de betrokken regionale partijen.
15
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma Ruimtelijke Ordening
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
2.483 2.575 92
840 632 -208
20.712 20.662 -50
20.551 20.678 127
161 16 177
208 0
50 0
138 138 127
-138 88 127
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
121 -29
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Ruimtelijke ordening worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 127.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
Door personele onderbezetting is geen invulling gegeven aan het Actieprogramma Woningbouw. Per saldo een onderbesteding van € 125.000.
•
De uitgaven voor management RO zijn € 105.000 lager dan geraamd. Dit heeft te maken met verschuiving van de personele inzet vanwege de WGR+ discussie, opgenomen in het programma Bestuur.
•
De uitgaven voor de A12 zone zijn € 70.000 hoger dan geraamd. De personele kosten (inclusief overhead) zijn ten onrechte niet in de begroting 2011 opgenomen.
Mutaties reserves • Door het niet inzetten van het budget van € 50.000 voor het Actieprogramma woningbouw is er geen onttrekking uit de bestemmingreserve Rentebaten BLS-20052010, zoals geraamd in de begroting 2011. •
In Nota reserves en voorzieningen is opgenomen dat de reserve RSP 2005-2015 komt te vervallen en dat het saldo van € 138.000 toegevoegd wordt aan de Reserve Vrijgevallen BWS-middelen. Deze mutatie is verwerkt in dit programma.
16
Programma Economische Zaken Portefeuillehouder: Mw. M.M. van ’t Veld
Wat willen we bereiken? Het doel van het programma Economische Zaken bestaat uit vier punten: 1. Een evenwichtige en duurzame economische ontwikkeling, gebaseerd op een diverse economische structuur (dienstensector, kenniseconomie, logistiek, handel, bouw). 2. Een arbeidsaanbod dat tegemoet komt aan de regionale behoefte. 3. Een stimulerende bedrijfsomgeving, met kwantitatief en kwalitatief voldoende aanbod van uiteenlopende werklocaties, met extra aandacht voor de bereikbaarheid (relatie met het programma Wegen & Verkeer). 4. Een herkenbaar, dynamisch profiel en imago binnen de Randstad, Nederland en internationaal, via het profileren van enkele speerpunten.
Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
Het versterken en stimuleren van de kenniseconomie door deelname aan de Taskforce Innovatie (TFI). TFI richt zich op versterking van het innovatieklimaat voor bedrijven, overheden en kennisinstellingen in de regio. Op deze manier draagt TFI bij aan het economisch succes van de regio. TFI brengt partijen met elkaar in contact en laat ze inhoudelijke kennis en expertise delen. De Taskforce Innovatie Regio Utrecht is succesvol ondersteund in haar inspanningen om bedrijven, overheden en kennisinstellingen bij elkaar te brengen. TFI vervult een rol door bedrijven uit de regiogemeenten te benaderen en bekend te maken met innovatie en de mogelijkheden en kansen die er hierdoor ontstaan. Het onderzoeken en zo mogelijk verzorgen van cofinanciering voor stimuleringsprogramma’s, zoals Pieken in de Delta. Het programma Pieken in de Delta is vanuit het ministerie EL&I afgebouwd. Er is geen vervolg aan het programma gegeven. In het kader van de lobbyactiviteiten van BRU wordt wel gekeken naar mogelijkheden die andere vervangende subsidieregelingen bieden.
17
Een onderzoek starten, mede op verzoek van de deelnemende gemeenten, naar de behoefte aan kantoren en de trends in de kantorenmarkt. Het onderzoek naar behoefte aan kantoren wordt naar verwachting begin 2011 afgerond. Het volgen van de trends op de kantorenmarkt blijft ook in 2011 een belangrijk aandachtspunt. Het BRU kantorenmarktonderzoek is afgerond, het DB BRU heeft met de conclusies en aanbevelingen ingestemd en uitgesproken de problematiek op de kantorenmarkt gezamenlijk op te willen pakken. In samenwerking met de provincie wordt er een kwalitatief kantorenmarktonderzoek uitgevoerd. De resultaten worden gebruikt bij het formuleren van de afspraken over de kantorenmarkt (zie hieronder).
Afstemming / planningsafspraken tussen de 9 gemeenten over kantorenlocaties. Doel hiervan is om geen overaanbod te krijgen van kantoren. Het kantorenmarktonderzoek vormt input voor regionale afspraken ten aanzien van kantoren(programma). Naast het voorkomen van overaanbod krijgt ook een evenwichtige kwalitatieve spreiding van kantoren regionale aandacht. Deze afspraken zijn nog niet gerealiseerd. Halverwege 2012 is er meer inzicht in de kantorenmarkt en zullen er afspraken opgesteld kunnen worden.
Het uitwerken van een regionaal plan herstructurering bedrijventerreinen. De provincie Utrecht rondt in 2010 haar provinciaal herstructureringsplan af. Op basis daarvan vindt in 2010 en 2011 een uitwerking per geselecteerd bedrijventerrein in het BRU-gebied plaats. Op basis van de inventarisatie van de herstructureringsopgave binnen het BRU gebied en een marktanalyse van de bedrijventerreinen is een Regionaal Convenant Bedrijventerreinen opgesteld. Hierin zijn afspraken over de planning, fasering en segmentering van de (nieuwe) bedrijventerreinen in de regio geformuleerd. De gesprekken over eventuele aanpassing van de convenanttekst zijn nog gaande. De OntwikkelingsMaatschappij Utrecht kan ook nog niet investeren in de regio Utrecht omdat ondertekening van het convenant nog niet heeft plaatsgevonden. Na ondertekening van het convenant kan er snel tot uitvoering gekomen worden.
Er bij gemeenten op aandringen dat bedrijventerreinen die in het RSP staan beschikbaar komen, door het maken van bestemmingsplannen. In het voornoemde Regionaal Convenant Bedrijventerreinen worden regionale afspraken gemaakt die ingaan op planning en realisatie van bedrijventerreinen in de regio.
Het maken van een kwaliteitsatlas werklocaties. Hierin staan vanuit het oogpunt van gebruikers gezien beoordelingen van de beschikbare bedrijventerreinen en kantorenlocaties. Deze activiteit is geïntegreerd in de bredere aanpak van programmering van bedrijventerreinen. Zie bij het voorvoorgaande punt “Het uitwerken van een regionaal plan herstructurering bedrijventerreinen”.
18
Evaluatie van de MKB huisvestingsdesk in 2010. Op basis daarvan bepalen of de deelname in 2011 wordt voortgezet. Uit een evaluatiegesprek met de MKB Huisvestingsdesk in 2010 is geconcludeerd dat er door BRU geen bijdrage meer geleverd wordt aan de MKB Huisvestingsdesk. Het contact is niet verbroken, de afspraak is gemaakt elkaar bij voorkomende gevallen van dienst te blijven. Er is echter geen financiële relatie meer.
Deelname aan de regionale winkelraad en het zo mogelijk subsidiëren van een koopstromenonderzoek in de regio. Indien gemeenten behoefte hebben aan een beleid voor grootschalige detailhandel wordt dit, in overleg met de gemeenten, geformuleerd. BRU neemt deel aan de Regionale Winkelraad Utrecht. In overleg met de gemeenten is besloten geen regionale bijdrage aan het koopstromenonderzoek te doen. Ook op het gebied van detailhandel verwachten gemeenten geen rol van BRU.
Deelname aan de programmaraad en subsidiëren van de ‘BV Utrecht’: een programma van RTV Utrecht over bedrijven in de provincie Utrecht. BV Utrecht heeft bijgedragen aan de profilering van de Utrechtse regio en het stimuleren van de regionale economie en het innovatieve vermogen van de ondernemers in de regio. Tevens is er door zitting van BRU in de programmaraad op toegezien dat er voldoende bedrijven uit de regio aan bod zijn gekomen in het programma.
Samenwerking en economische groei bewerkstelligen op het niveau van de Noordvleugel Randstad. Begin 2011 werd de bestuurlijke inrichting van de Noordvleugel actueel, dit bevat een belangrijke economische component. In samenwerking met de noordvleugelpartijen is het proces richting een ‘nieuwe’ bestuurlijke constellatie besproken met als uitgangspunt een zo groot mogelijke economische versterking van de Noordvleugel en daarmee van Nederland. Er is gewerkt aan afstemming en samenwerking tussen de verschillende overheidslagen in de Noordvleugel om de gewenste (inter)-nationale concurrentiekracht te ontwikkelen.
19
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma Economische Zaken
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
207 196 -11
138 138 0
294 294 0
227 302 75
67 8 75
75
0 0 75
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
-11
0
0
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Economische Zaken worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 75.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
De toegerekende personele kosten zijn € 68.000 lager dan geraamd. Dit heeft te maken met een vacature van een Teammanager in 2011 en de verschuiving van personele kosten naar het programma Bestuur door extra personele inzet voor de WGR+ discussie.
20
Programma Groen, Recreatie & Milieu Portefeuillehouders: Dhr. H.M. Ostendorp Dhr. M.G.M. de Jong
Wat willen we bereiken? De regio Utrecht koestert zijn hoogwaardig woon- en leefmilieu en wil om die reden de natuur- en groengebieden behouden en versterken. In de regio Utrecht bevinden zich kostbare landschappen, zoals het nationale park de Utrechtse Heuvelrug, het Groene Hart en de Hollandse Waterlinie (aangemeld voor de Unesco werelderfgoedlijst). De doelstelling van het programma Groen recreatie & milieu is, naast het behouden, beschermen en versterken, het toegankelijk maken van de landschappen gezien de groei van de woon- en werkgebieden in deze regio. In het kader van de Regionale Agenda is besloten dat BRU, onder meer vanwege het ontbreken van financiële middelen en het gegeven dat vele andere partijen actief zijn op groengebied, geen zelfstandig beleid zal voeren op het gebied van groen, recreatie en milieu. Het voeren van integraal beleid staat echter hoog in het vaandel. Dat wil zeggen dat bij het maken van ruimtelijke plannen ook rekening wordt gehouden met de hiervoor genoemde beleidsvelden. Doel voor de komende bestuursperiode: aandacht voor groen, recreatie en milieu.
Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
Uitvoering van het nieuwe groenprogramma 2010-2015. Een voorwaarde is dat er financiële middelen beschikbaar komen voor dit uitvoeringsprogramma. Dit is afhankelijk van de bestuurlijke besluitvorming over dit onderwerp. In de begroting zijn vooralsnog geen middelen gereserveerd voor een groenprogramma. Nadat het algemeen bestuur in 2010 besloten had een deel van de resultaatbestemming begroting 2009 (€650.780) beschikbaar te stellen voor groen- en recreatieprojecten in de regio, heeft het dagelijks bestuur op 24 januari 2011 een concreet verdelingsvoorstel vastgesteld. Om de subsidies daadwerkelijk te kunnen beschikken moest echter eerst een nieuwe groenverordening worden vastgesteld. Dat is op 12 oktober 2011 gebeurd. Vervolgens zijn nog voor 31 december alle beschikkingen afgegeven. Gemeente
Project
Bunnik De Bilt Houten Stichtse Vecht Utrecht Vianen IJsselstein
recreatieve verbindingen renovatie dagrecreatie De Leijen Elpad speeleiland Maarsseveense plassen binnenstedelijke Vecht Heerenwaarden Ontsluiting IJsselveld
Van de projecten uit het groenprogramma 2005-2010 is het merendeel inmiddels gerealiseerd, van enkele projecten moet de financiële afronding nog plaatsvinden. Twee projecten hebben (eerder) uitstel verleend gekregen en zullen in 2012 worden afgerond.
21
Provincie Utrecht, gemeente Utrecht en BRU zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de realisatie van landinrichtingsprojecten, Recreatie om de Stad (RodS). Tot 2013 zijn er voldoende middelen beschikbaar voor de uitvoering van deze landinrichtingsprojecten, onder andere Utrecht-West, Noorderpark en Groenraven-Oost. In 2011 is duidelijk geworden dat Recreatie om de Stad (RodS) als rijkstaak is komen te vervallen en in het verlengde daarvan vervielen ook de rijksvergoedingen voor het beheer van RodS-gebieden. Onder leiding van de provincie (gedeputeerde Krol) buigt een bestuurlijk overleg RodS zich over de consequenties, wat zijn neerslag moet krijgen in de ‘herijking RodS’. De resultaten daarvan worden in de eerste helft van 2012 verwacht. In het verleden heeft BRU een financiële bijdrage van €3,5 mln toegezegd, in te zetten in Utrecht West en onder de voorwaarde dat ook de provincie eenzelfde financiële bijdrage levert.
VINAC-projecten, Woerdens Beraad en project Amsterdam-Rijnkanaal BRU kent twee zogeheten VINAC-projecten, groenprojecten waarvoor het rijk subsidies beschikbaar heeft gesteld in het kader van de VINAC (Vierde Nota ACtualisatie). Het Lint in het Maximapark (voorheen: Leidsche Rijnpark) kon in 2011 gereed gemeld worden bij het rijk, ook de financiële afhandeling heeft plaatsgevonden. Voor het Parklandgoed Wulven in de gemeente Houten zijn in 2011 nieuwe afspraken gemaakt (inclusief nieuwe afspraken over de realisatietermijn), de realisatie dient in 2012 te worden afgerond. Het Woerdens Beraad is de krachtenbundeling van alle 52 gemeenten die geheel of gedeeltelijk in het Groene Hart liggen. De gemeenten worden vertegenwoordigd door een bestuurder van het intergemeentelijke samenwerkingsverband waar zij deel van uit maken. BRU levert een (van de zes) vertegenwoordigers in het Woerdens Beraad. Een van de activiteiten van het Woerdens Beraad is de jaarlijkse conferentie voor Groene Hartgemeenten. In 2011 vond die plaats op 17 november in het historische Fort Wierickerschans bij Bodegraven. Thema van de bijeenkomst was dit jaar ‘Recreatie en Toerisme in het Groene Hart’. In 2010 heeft het BRU een onderzoek laten verrichten naar de recreatieve mogelijkheden van de oevers van het AmsterdamRijnkanaal. Op 31 maart 2011 organiseerde BRU een symposium om de uitkomst te delen met betrokken partijen als gemeenten, recreatie- en waterschappen en Rijkswaterstaat èn om te bezien hoe samen met die partijen de voorgestelde maatregelen (of: ‘verbeteringen’) daadwerkelijk gerealiseerd kunnen worden. De verwachting dat het symposium er toe zou leiden dat partijen de maatregelen zouden oppakken, is te optimistisch gebleken. Op verzoek van de aanwezigen werkt het BRU richting overdracht (cq einde) van het project.
22
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma Groen, Recreatie & Milieu
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
126 126 0
223 81 -142
104 104 0
651 754 103
-547 650 103
0
142 0
103
0 0 103
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
0
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Groen, recreatie & milieu worden gedekt vanuit de regiobijdrage. Het programmaresultaat is € 103.000 voordelig. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
De toegerekende personele kosten zijn per saldo € 102.000 lager dan geraamd. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de vacature teammanager en er een verschuiving heeft plaatsgevonden van personele uren met het programma Ruimtelijke ordening.
•
De lasten en baten zijn resp. € 0,5 en € 0,6 mln hoger dan geraamd omdat de beschikkingen met betrekking tot “Groen rondom de stad” eind 2011 zijn afgegeven. Oorspronkelijk stond dit gepland voor begin 2012. Bij de resultaatbestemming 2009 is aan de post overlopende passiva “Groen in en rond de stad” een bedrag van € 650.000 toegevoegd. Deze post wordt voor een belangrijk deel ingezet als dekking voor de beschikkingen.
23
Programma Wonen Portefeuillehouder: Dhr. G.P. Isabella
Wat willen we bereiken? De stadsregio Utrecht kenmerkt zich door een nauw samenhangende regionale woningmarkt. Woningzoekenden zijn net zozeer gericht op geschikte woningen binnen hun eigen gemeente als in een buurgemeente. Doelstelling van het programma Wonen is om het woningaanbod zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij die vraag. Daartoe wil BRU het regionale woningtekort zoveel mogelijk beperken en een meer evenwichtige spreiding van sociale huurwoningen over de regio realiseren. Deze sociale woningen moeten op een rechtvaardige manier worden verdeeld door middel van een goed functionerend systeem van regionale woonruimteverdeling. Daarnaast wil BRU het geschikte aanbod voor kwetsbare doelgroepen vergroten (ouderen, huishoudens met beperkingen, statushouders en jongeren) en hun slaagkans op de woningmarkt verbeteren. Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
Uitwerken en uitvoeren van de regionale woonvisie. De verdere uitwerking van de woonvisie en actualisatie regionale prestatieafspraken is afhankelijk gesteld van de regionale agenda. Naar verwachting worden deze projecten in 2012 opgepakt. Gelet op onzekerheden op de woningmarkt heeft BRU de jaarlijkse woningmarktmonitor later dan gebruikelijk gepubliceerd. De woningmarktmonitor 2011 is december 2011 gepubliceerd.
Implementeren van de nieuwe Huisvestingswet waarover de Tweede Kamer naar verwachting in 2010 een besluit neemt. De nieuwe huisvestingswet is niet in 2011 vastgesteld. Voorstel van de wet is inmiddels wel beschikbaar maar de verwachting is dat het voorstel niet ongeschonden door de Tweede Kamer komt. Discussie binnen het BRU over de gevolgen van deze wet is daarom nog niet gestart. De ontwikkelingen op dit thema zijn nauwlettend gevolgd in het BRUportefeuillehoudersoverleg wonen. Verwachting is nu dat de huisvestingswet pas in 2012, met doorloop naar 2013, wordt geïmplementeerd. De komst van de nieuwe wet heeft tot gevolg dat er een nieuwe regionale huisvestingsverordening moet worden opgesteld.
Bewaken van de afspraken over de woonruimteverdeling en zo nodig aanpassen van de verordening. De uitvoering van de woonruimteverdeling is gemandateerd (door de BRU-gemeenten) aan de stichting woonruimteverdeling Regio Utrecht (SWRU). BRU heeft regelmatig contact met de SWRU over de uitvoering van het verdeelsysteem, bijvoorbeeld over de interpretatie van de huisvestingsverordening. De huisvestingsverordening is in 2011 tweemaal gewijzigd. De eerste wijziging per 1 januari 2011 heeft betrekking op de zogeheten 90% norm. Deze wijziging is noodzakelijk vanwege
24
gewijzigd rijksbeleid. De toegang tot de sociale huursector wordt hiermee beperkt voor huishoudens met het inkomen vanaf € 33.614. In het Algemeen Bestuur is afgesproken deze beleidswijziging nauwgezet te volgen. De tweede wijziging per 1 juli is zeer beperkt en heeft betrekking op de artikelsgewijze toelichting, onderwerp handhaving omzettingsvergunning. In het Algemeen Bestuur van 14 december is besloten de huisvestingsverordening op een divers aantal punten te wijzigen. Deze wijzigingen zijn per 1 januari 2012 in werking getreden.
Vormgeven van het doelgroepenbeleid door uitvoering van reeds in gang gezette projecten en formuleren van nieuwe projecten. Een aantal jaar geleden is BRU samen met provincie Utrecht het project ‘wonen met zorg en welzijn’ gestart. Het betreft hier een stimuleringsregeling waarmee vele projecten zijn gestart. In het eerste kwartaal 2011 heeft er een tussenevaluatie plaatsgevonden. Een volledige evaluatie van het project is voorzien in 2012. Met de aanpassing van de inkomenseisen in de huisvestingsverordening per 1 januari 2011 is de zorg geuit in het Algemeen Bestuur over de slaagkansen van de middeninkomens (huishoudens met een inkomen vanaf € 33.614 (peiljaar 2011). Landelijke ontwikkelingen op dit dossier zijn besproken in het BRU-portefeuillehoudersoverleg Wonen. Een eerste evaluatie is ingebracht in het Algemeen Bestuur van 14 december 2011. Samen met ander partijen, onder ander gemeente Utrecht, heeft het BRU de ‘woondag’ van 26 mei 2011, georganiseerd met als thema ‘middeninkomens’. Samen met het RWU (Platform woningcorporaties Utrecht) heeft BRU in het opinieblad ‘Brutaal’ (nummer 27, maart 2011) ruimschoots aandacht besteed aan dit onderwerp en de problemen op de regionale woningmarkt in het algemeen.
Toezicht houden op de taakstelling die gemeenten is opgelegd in verband met de huisvesting van verblijfsgerechtigden. Eind februari 2011 heeft het BRU het verslag over de tweede periode 2010 aan de minister verstuurd. Begin juni is een beoordeling van de minister ontvangen met de duidelijke boodschap gemeenten met een achterstand hier op aan te spreken. Op basis van de rapportage over het eerste halfjaar heeft BRU de gemeenten met een achterstand hierop schriftelijk aangesproken. Kernboodschap: de achterstand volledig inlopen per 1 januari. Bestuurlijk overleg is gevoerd met de gemeente Vianen. De rapportage over de tweede helft van 2011 wordt vastgesteld in het dagelijks bestuur van 5 maart 2012.
25
Heeft het gekost wat het zou kosten?
Programma W onen
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
1.357 329 -1.028
780 766 -14
815 400 -415
583 601 18
232 201 433
447 1465 -10
50 64 0
415 0
3.031 3.088 75
-3.031 2.673 75
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Wonen worden gedekt vanuit de regiobijdrage en een bestemmingsreserve. Het programmaresultaat 2011 is € 75.000 voordelig. De totale lasten en baten van dit programma zijn per saldo € 433.000 lager dan geraamd Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
De exploitatie van het Budgetbeheer BWS is per saldo € 277.000 lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door een hogere opbrengst van de zgn. vrijgevallen middelen BWS. Dit betekent ook een lagere onttrekking uit de reserve Rentebaten BWS budget.
•
De uitgaven voor Wonen met Welzijn en Zorg zijn per saldo € 94.000 lager dan geraamd. In 2011 is één nieuwe beschikking afgegeven conform geraamd € 50.000. Tevens zijn twee beschikkingen afgerekend en twee beschikkingen ingetrokken, wat heeft geleid tot een positief resultaat van € 44.000. Deze terugontvangst wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Wonen met Welzijn en Zorg.
Mutaties reserves De toevoegingen en onttrekkingen van totaal € 3,0 mln hebben voornamelijk betrekking op de mutaties vanuit de Nota reserves en voorzieningen. Deze mutaties zijn: • • • • •
De reserve Onzelfstandige wooneenheden komt te vervallen, het saldo van € 637.000 valt vrij in het programma Wonen en wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen. Aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen wordt een bedrag van € 550.000 onttrokken en toegevoegd aan de reserve Rentebaten BWS. Aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen wordt een bedrag van € 1.800.000 onttrokken en toegevoegd aan de reserve Weerstandsvermogen, onderdeel van de Algemene reserve. Uit de reserve Rentebaten BWS budget wordt € 88.000 onttrokken. Deze onttrekking is € 277.000 lager dan geraamd. Een bedrag van € 44.000 wordt toegevoegd aan de reserve Wonen met Welzijn en Zorg, vanwege afrekeningen subsidiebeschikkingen.
26
Programma Wegen & Verkeer Portefeuillehouder: Dhr. C. van Dalen Wat willen we bereiken? Doel van het programma Wegen & Verkeer is: 1. Het verbeteren van de bereikbaarheid van de regio. 2. Het bevorderen van de doorstroming van het openbaar vervoer. 3. Het verhogen van de verkeersveiligheid. Om deze doelen te bereiken ontvangt BRU jaarlijks middelen uit de Brede Doeluitkering (BDU) van het rijk. De inzet van BRU is erop gericht om de BDU-middelen snel, efficiënt en effectief in te zetten. BRU richt zich meer dan voorheen op de regie op uitvoering van projecten. Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren?
Op verkeersgebied hebben de overheden in Utrecht in 2006 de handen ineen geslagen. Onder de naam pakketstudie is een samenhangend programma van verkeersmaatregelen 2010-2020 vastgesteld (2009). Hierin staat de bereikbaarheid per auto, fiets en OV van de grote werkgelegenheidlocaties in de stadsregio voorop. Projecten uit de pakketstudie, bedoeld om de bereikbaarheid van de regio in 2020 te waarborgen, zijn: de no-regrets, het basispakket en het aanvullend pakket. In 2011 zal BRU verder gaan met de uitvoering van dit pakket. Het zal ondermeer gaan om de projecten Nieuwe route en frequentieverhoging Tangentlijn 10 en Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht. In VERDER werken de betrokken regionale overheden nauw samen om de maatregelen uit de pakketstudie uit te voeren. In 2011 zijn veel Plannen van Aanpak en Uitvoeringsplannen bestuurlijk goedgekeurd. In het vierde kwartaal is BRU gestart om de eerder door het algemeen bestuur BRU vastgestelde bezuinigingsopdracht in het BRU-budget te vertalen in een voorstel tot herprioritering van de eerder door het UVVB vastgestelde uitvoeringsprogramma. Naar verwachting kan die aangepaste lijst met maatregelen medio 2012 bestuurlijk worden bekrachtigd. De subsidieverlening vindt later plaats nadat voor de uit te voeren projecten een subsidieaanvraag wordt ingediend. In het Bestuurlijk Overleg (BO) MIRT van 9 november 2011 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over een nieuw project met cofinanciering (in totaal € 102 miljoen) van het rijk met de naam Beter Benutten. De opgestelde projectenlijst bevat een vijftal maatregelen van Bestuur Regio Utrecht, te weten: 1. beter faciliteren van fietsparkeren bij stations anders dan de OVT Utrecht; 2. verbeteren kwaliteit regionaal openbaar vervoer in stationsgebied Utrecht CS; 3. knooppuntontwikkeling De Bilt Utrechtseweg (P+R en fiets); 4. knooppuntontwikkeling station Bilthoven; 5. doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer in stedelijk gebied Utrecht. De kosten van deze vijf maatregelen bedragen in totaal € 48,5 miljoen. De rijksbijdrage hierin is € 15,1 miljoen en de BRU-bijdrage is € 33,4 miljoen. Als onderdeel van VERDER zijn in overleg met de betrokken partijen de plannen voor de uitvoering van twee regionale snelfietsroutes in 2011 voorbereid. Dit project heeft de werktitel Fiets Filevrij. Het betreft de snelfietsroutes Houten-Bunnik-Utrecht/De Uithof-Bilthoven en
27
Houten-Nieuwegein-Utrecht West-Maarssen). Voor de projectcommunicatie en het opstellen van een marketingplan om het fietsgebruik te stimuleren is een extern adviesbureau ingehuurd. De uitvoering van de werkzaamheden aan beide fietsroutes vindt in 2012 en 2013 plaats. Naast verbetering van de kwaliteit van de routes wordt ook de bewegwijzering verbeterd. Het rijk heeft voor deze uitvoering een bedrag van € 2,7 miljoen beschikbaar gesteld, de bijdrage van BRU is € 7,2 miljoen. Het doel van beide maatregelen is de concurrentiepositie van de fiets als vervoermiddel in het woon-werkverkeer te versterken.
Projecten die de doorstroming van het openbaar vervoer bevorderen. Naast de projecten uit de pakketstudie vindt de verdere afronding plaats van het project Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes. Medio 2011 is het Voorlopig Ontwerp en kostenraming voor de Westtangent fase 1 (Papendorp-Nieuwegein), inclusief busstrook in middenligging op de zuidelijke afrit A12 Papendorp afgerond. De kosten zijn geraamd op € 8 miljoen. Aansluitend heeft de gemeente Utrecht de regie van Bestuur Regio Utrecht overgenomen om tot uitvoering te komen. Dit project is gezamenlijk voorbereid door Rijkswaterstaat, Bestuur Regio Utrecht en de gemeenten Utrecht en Nieuwegein. In 2012 vindt de uitvoering plaats. Dit project is er een uit de VERDER-projectenlijst. De uitvoering van toegankelijke bushaltes in de gemeente Utrecht ligt op schema. Inmiddels zijn ook halten in de overige BRU-gemeenten in uitvoering. Daarnaast worden haltes verbeterd in het kader van “werk met werk” maken. Alle daarvoor in aanmerking komende haltes worden ruimschoots binnen de door het rijk gestelde einddatum (2014) aangepast.
Gebiedsgewijze aanpak van projecten met een groot regionaal belang, bijvoorbeeld station Driebergen-Zeist. De planvorming wordt in 2010 afgerond, maar de daadwerkelijke uitvoering is naar verwachting pas in 2019. Eind 2011 is het ontwerp Baseline 3 voor het stationsgebied Driebergen-Zeist bestuurlijk vastgesteld. Hiervoor is een lang traject afgelegd om tot deze mijlpaal te komen. Het voornemen is de rol van Bestuur Regio Utrecht in het project te wijzigen van inhoudelijk partner in die van subsidieverlener en de rol van concessieverlener. Naar verwachting start de uitvoering in 2015. De totale uitvoering is in 2019 gereed. In nauwe samenwerking tussen gemeente Houten en Bestuur Regio Utrecht is in 2011 binnen korte tijd een definitief ontwerp afgerond voor het nieuwe Houtense busstation Molenzoom, dat goede overstapmogelijkheden biedt op de trein (station Houten) en de fiets (fietstransferium). De uitvoering van dit project vindt in 2012 plaats. Dit project wordt gesubsidieerd door Bestuur Regio Utrecht. In Houten is in 2011 ook het nieuwe busoverstappunt halte Koppeldijk met subsidie van BRU uitgevoerd en in gebruik genomen. Sinds een groot aantal jaren is er sprake van overlast van doorgaand autoverkeer op de (binnendoor)route tussen de gemeenten Bunnik en Zeist. In nauwe samenwerking tussen de gemeenten Bunnik en Zeist en Bestuur Regio Utrecht zijn projectnaam Bunnik Utrecht Heuvelrug Zeist (UHZ) in 2011 gezamenlijk gedragen maatregelen voorbereid die in 2012 zullen worden uitgevoerd. De kosten voor de uit te voeren maatregelen worden door Bestuur Regio Utrecht gefinancierd.
28
In 2008 zijn er uitvoeringsafspraken gemaakt met alle gemeenten, gebaseerd op het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan. Het gaat hierbij vooral om fietsprojecten en OVprojecten. BRU subsidieert, de gemeenten voeren deze projecten uit. 2011 is het laatste jaar waarin gemeenten aanspraak kunnen maken op opname van projecten uit de uitvoeringsafspraken in het uitvoeringsprogramma. In 2011 zullen de uitvoeringsafspraken ook geëvalueerd worden. Niet alle in 2008 aangemelde projecten zijn tot uitvoering gekomen. Evaluatie van de uitvoeringsafspraken vindt begin 2012 plaats. In 2011 zijn diverse BDU-subsidies aan de gemeenten beschikbaar gesteld en zijn er projecten uitgevoerd. Het algemeen bestuur BRU heeft zich op 15 juni 2011 gebogen over de noodzakelijk te nemen bezuinigingsmaatregelen. Dit besluit heeft geleid tot: • verlaging van het subsidiepercentage van 70% naar 50% voor nog niet beschikte projecten in het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV) per direct. Reeds beschikte maatregelen vallen buiten de subsidieverlaging. Bij deze besparingsactie is rekening gehouden met de gemeentelijke prioritering van projecten. Door deze prioritering vervallen minder belangrijke projecten ten gunste van meer belangrijke waardoor het oorspronkelijke subsidiepercentage gehandhaafd blijft. Daarnaast kan de bijdrage voor Lokaal Maatwerk door een gemeente worden ingezet als aanvullende financiering; • verlaging van het jaarlijkse budget voor Lokaal Maatwerk van € 2,5 naar € 2 miljoen bij handhaving van het huidige subsidiepercentage van 70%. Projecten uit de categorie Lokaal Maatwerk dienen voortaan bij te dragen aan de regionale doelstellingen.
Verkeersveiligheidsprojecten: lokale fysieke projecten en projecten voor gedragsbeïnvloeding. Voor dit laatste onderdeel neemt BRU deel aan het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid. Gemeenten kunnen projecten bij BRU aanmelden waarvoor ze in 2011 subsidie willen ontvangen. In 2011 zijn diverse subsidiebijdragen beschikbaar gesteld aan de gemeenten voor de infrastructurele verbetering van de verkeersveiligheid. Daarnaast zijn gelden aan de gemeenten beschikbaar gesteld voor gedragsbeïnvloeding (verkeerseducatie). Het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid (ROV Utrecht) heeft ook in 2011 een financiële bijdrage van Bestuur Regio Utrecht ontvangen voor uitvoering van gedragsmaatregelen die de verkeersveiligheid bevorderen. Onderdeel van de door het algemeen bestuur BRU op 15 juni 2011 vastgestelde besparingsmaatregelen is dat het budget voor lokale gedragsbeïnvloeding per 2012 wordt geschrapt. Gemeenten hebben de mogelijkheid om gedragsbeïnvloeding onder te brengen in het budget voor Lokaal Maatwerk. Vanaf 1 januari 2012 vervalt de financiële bijdrage van Bestuur Regio Utrecht aan het ROV Utrecht. De formele samenwerking wordt per 31 december 2012 ontbonden. De door het ROV Utrecht opgebouwde exploitatiereserve kan door de provincie Utrecht worden gebruikt om de personele frictiekosten te financieren. Het restant van die reserve zal in 2012 beschikbaar blijven voor de afronding van een aantal verkeerseducatieprojecten in de BRU-
29
gemeenten waar eerder al concrete afspraken over zijn gemaakt. In ieder geval zal het UVLproject (is Utrechts Verkeersveiligheids Label) in 2012 worden doorgezet.
Afronding Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR). Van het Rijk is een jaar uitstel gekregen, waardoor dit projectenprogramma in 2011 kan worden afgerond. Naast het generieke uitstel met een jaar voor alle BOR-projecten is voor een aantal specifieke projecten per brief van 23 juni 2010 verder uitstel ontvangen. Onderstaand de projecten waarvoor de bestedingstermijn na 2011 plaats vindt. Project 04: 5 Meiplein 14: HOV Netwerk (HOV om de Zuid + tracédelen HOV Leidsche Rijn) 09, 10, 15: P+R De Uithof, 1e fase P+R Hooggelegen, aanleg P+R, transferia 08: 24 Oktoberplein 16: HOV Bilthoven (is busdoorsteek Bilthovenseweg-N237) 19: OV-knoop Driebergen-Zeist (is uitbreiding tijdelijk parkeren) 22: verbetering ontsluiting Houten (is: A12 SALTO 1e fase) 23: A12 SALTO (idem project 22) 20: OV N237 (Utrecht-Amersfoort) 21: N412 Universiteitsweg De Uithof – De Bilt 11: N201 02: aanzet parallelstructuur Noord A12 West
Termijn 2013 2012 2012 2012 2014 2013 2014 2014 2014 2012 2012 2016
Medio 2011 bleek aanvullend dat het voor 2011 geplande Zeister project Krakelingweg de bestedingstermijn niet tijdig kon worden gehaald. Om die reden is per brief van 7 oktober 2011 om uitstel gevraagd; op 18 oktober 2011 is het ontvangen uitstel verleend en is, in overleg met de gemeente Zeist, de bestedingstermijn verschoven naar 2012.
De Mobiliteitsaanpak “Actieprogramma OV” is een actieprogramma op basis van een convenant met het rijk. Het is gericht op de verbetering van de doorstroming van het OV. Belangrijk onderdeel van dit actieprogramma is het project Doorstroming as Utrecht centrum – Zuilen – Maarssen, dat in 2011 gestart zal worden. In 2011 zijn er gewijzigde inzichten ontstaan over de uitvoering van de eerder overeengekomen AROV-projecten. In april 2009 hebben het rijk en Bestuur Regio Utrecht de AROV-overeenkomst getekend voor de uitvoering van een drietal projecten, te weten: 1. doorstromingsmaatregelen as Utrecht Centrum-Zuilen-(Maarssen)/Overvecht; 2. uitbreiding frequentie sneltram Nieuwegein – Utrecht; 3. doorstromingsmaatregelen Oosttangent Rijnsweerd/Uithof-Nieuwegein-Houten/Vianen/ IJsselstein. Van deze lijst is tot op heden project 2 actieprogramma grotendeels uitgevoerd. Binnen de voorwaarden bestaat de mogelijkheid dat de lijst kan worden aangepast. In 2012 vindt overleg met het rijk plaats om de AROV-lijst te actualiseren, mede in samenhang met de herprioritering van het VERDER-projectenpakket.
30
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma W egen & Verkeer
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
124.394 123.958 -436
43.628 43.628 0
68.261 68.261 0
54.404 54.404 0
13.857 -13.857 0
0
0 0 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
427 -9
0
0
Financiële toelichting De uitgaven in het programma Wegen & Verkeer worden gedekt vanuit de BDU en BOR. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 13,9 mln lager dan geraamd. Hierna wordt de opbouw van het resultaat van het programma weergegeven en toegelicht.
Bedragen x € 1.000 BOR BRU BOR gemeente Utrecht BOR provincie Utrecht Totaal BOR VERDER projecten Fiets-projecten HOV-Utrecht OV projecten Actieprogramma OV Mobiliteitsmanagement Auto-projecten Verkeersveiligheid Lokaal maatwerk & Gedragsbeinvloeding Totaal BDU projecten Beleid en uitvoering uit de BDU Totaal programma Wegen & Verkeer
Raming Begroting
1 2 Beschikt/ uitgevoerd Goedkoper
1-2 Totaal realisatie
Uitstel
9.540 0 0 9.540
2.007 37.460 3.791 43.258
0 0 0 0
2.007 37.460 3.791 43.258
7.533
11.396 8.995 0 8.283 7.503 2.096 14.273 2.363 2.490 57.399
491 5.232 0 2.628 0 1.423 6.931 2.286 2.440 21.431
0 891 0 9.437 0 0 0 214 746 11.288
451 4.341 0 -6.919 0 1.423 6.931 2.072 1.694 9.993
10.905 3.497 0 5.655 7.503
1.322
1.153
nvt
1.153
68.261
65.842
11.288
54.404
7.533
Afstel
Overig
0
-37460 -3.791 -41.251 40
266 110 673
7.342 0 0 34.902
77 50 1.176
40 169
42.435
1.176
-41.042
In 2011 is voor een totaalbedrag van € 65,8 mln beschikt (inclusief BOR). Er zijn ook projecten goedkoper uitgevoerd, wat een terugontvangst gaf van totaal € 11,3 mln. De realisatie in 2011 was daarmee € 16,9 mln. Voor een totaal bedrag van € 42,4 mln zijn geraamde projecten in 2011 niet doorgegaan en om redenen verschoven naar het volgende jaar.
31
Een aantal geraamde projecten gaat voor een totaalbedrag van € 1,2 mln niet meer door. Het bedrag van overige verschillen, groot € 41 mln heeft te maken met de verantwoording van de BOR middelen van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht (zie ook de toelichting hierna). Samenvattend is het verschil van € 13,8 mln als volgt opgebouwd: -
Goedkoper Uitstel Afstel Overig Totaal
€ 11,3 mln € 42,4 mln € 1,2 mln €-41,0 mln € 13,9 mln
Hierna wordt per activiteit uit het programma een nadere toelichting gegeven. Voor een overzicht van de beschikkingen op projectniveau verwijzen wij u naar bijlage 1. •
BOR BRU: Voor de BOR projecten in de gemeenten Utrechtse Heuvelrug, Zeist en Woerden is door het rijk uitstel verleend tot 2013-2014. De projecten moeten dan ook zijn uitgevoerd om subsidiabel te zijn. Het betreft in totaal € 7,5 mln, wat blijft gereserveerd voor de uitvoering van deze projecten. De gemeenten worden aangespoord om snel met plannen te komen, zodat met de realisatie kan worden aanvangen.
•
BOR gemeente Utrecht en provincie Utrecht: BRU verzorgt het beheer en de subsidierelatie richting het rijk. De mutaties worden in de jaarrekening van BRU budgetneutraal verwerkt. Omdat deze mutaties niet worden geraamd veroorzaakt dit een verschil ten opzichte van de begroting.
•
VERDER-projecten: Door de herijking van de VERDER projecten loopt de beschikking van projecten vertraging op. Dit heeft geresulteerd in een onderbesteding in 2011 van € 10,9 mln. Die herijking was nodig vanwege het schrappen van de overprogrammering ten opzichte van het beschikbare BRU-budget voor VERDER van € 180 mln en het realiseren van de bestuurlijk vastgestelde bezuinigingsopdracht van 5%.
•
Fietsprojecten: Het project fietspad Odijk – Achterdijk is verschoven naar 2014. Het project Fietspad Stuartweg Vianen is onderdeel van een totaalproject westelijke rondweg, waarvoor de plannen worden herzien en versoberd. Twee projecten uit 2009 (IJsselstein en Nieuwegein) met een waarde van ongeveer € 0,3 mln zijn ingetrokken, terwijl voor 7 oudere projecten de eindbeschikking lager is uitgevallen. Dit verklaart dat er uiteindelijk minder is beschikt. Hierdoor is per saldo in totaal € 3,9 miljoen minder beschikt dan geraamd in 2011.
•
HOV Utrecht: Het project Combibrug is goedkoper uitgevoerd dan gepland, waardoor er een overschot van ruim € 9 mln is ontstaan. Het geld vloeit terug naar het programma.
•
Regie op OV Projecten: Projecten in Houten (busstation), De Bilt (toegankelijke haltes), Nieuwegein (toegankelijke haltes) en Utrecht (OV Leidsche Rijn extra) zijn beschikt. Voor een aantal projecten (uit 2009 en 2010) zijn de eindbeschikkingen lager uitgevallen. Daarnaast is de aanbesteding voor de uit te voeren haltes in de randgemeenten vertraagd. De aan te passen halten in de gemeente Utrecht zijn
32
beschikt maar nog niet afgerekend. Per saldo resulteert een onderbesteding van € 6,0 mln. •
Actieprogramma Regionaal OV (AROV): Door gewijzigde inzichten in prioritaire projecten vindt in overleg met het rijk een herijking plaats van het programma. De uitvoering van dat vernieuwde projectenprogramma moet in 2012 worden gestart.
•
Mobiliteitsmanagement: Het project Filemijden Utrecht-West is vervallen. Het activiteitenplan VNM is wel beschikt, maar ten laste gebracht van een specifiek BDUbudget ‘mobiliteitsmanagement’. Van Prorail project ‘Ruimte voor de fiets’ is geen aanvraag ontvangen, dit project vervalt. Per saldo resulteert een onderbesteding van € 0,6 mln.
• Autoprojecten: De uitvoering van het project A-12 SALTO is door BRU overgedragen aan de provincie. De uitvoering vindt later plaats dan eerder gepland; allereerst worden de BOR-gelden ingezet en aansluitend de BDU-bijdrage van Bestuur Regio Utrecht. Verschillende projecten in Nieuwegein (Binnenstadscorridors HWN) en IJsselstein zijn beschikt. Het project Westelijke randweg in Vianen is doorgeschoven naar 2012. Cumulatief is voor dit project 3,2 miljoen beschikbaar. De realisatie en ingebruikname van het project Integratie A2 (o.a. tunnel) is vertraagd, zodat de laatste termijn later wordt betaald. Dit alles resulteerde in 2011 in een onderbesteding van € 7,4 mln op het onderdeel Autoprojecten. •
Lokaal maatwerk/Gedragsbeïnvloeding: Twee (oude) doorgeschoven projecten zijn definitief ingetrokken (De Bilt 2008; Nieuwegein 2009) en voor 7 projecten uit voorgaande jaren is de eindbeschikking lager uitgevallen dan eerder voorzien. Dit heeft een positief saldo opgeleverd van bijna € 1 mln.
33
Programma OV Concessie Portefeuillehouder: Dhr. A.J. Gerritsen
Wat willen we bereiken? Het programma OV Concessie is breder dan alleen de uitvoering van het openbaar vervoer binnen BRU-gebied (concessiebeheer). BRU wil met het programma OV concessie bereiken dat de uitvoering van het openbaar vervoer in de regio door de vervoerders overeenkomstig de door BRU geformuleerde kwaliteitsnormen geschiedt en plaatsvindt binnen de hiervoor gestelde financiële kaders. Dit moet resulteren in: • Het handhaven van de reizigerswaardering op de belangrijkste kernkwaliteiten (snel, betrouwbaar, gemakkelijk en comfortabel). OV reizigers binnen BRU-gebied waarderen het openbaar vervoer in 2008 met het rapportcijfer 7,2. Het streven is dat OV reizigers in 2020 het OV met een 7,5 waarderen. • Een hoger gevoel van sociale veiligheid door reizigers die gebruik maken van het OV. Reizigers beoordelen de subjectieve veiligheid in iedere concessie tenminste met een 7,5 op een schaal van tien. • Groeiend aantal reizigers / OV-gebruik. De OV-groeiambitie gaat van een jaarlijks gemiddelde van 2,5% naar 5% in 2020. Daarnaast willen we, ook in 2011, de doorstroming van het openbaar vervoer blijven bewaken en bevorderen.
Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Beheren van de lopende concessie (stadsvervoer, regiovervoer, spitslijnen en Regiotaxi Utrecht), met alle taken en verantwoordelijkheden die hieruit voortvloeien. Dit betreft ook de uitvoering van het vervoerplan dat de vervoerders jaarlijks opstellen. Stadsvervoer Utrecht en Regiovervoer Utrecht (waaronder Spitslijnen en tram) In 2011 zijn er 8 concessieoverleggen geweest. Doel van deze overleggen met GVU/ Connexxion is te monitoren of de concessieafspraken zoals geformuleerd in het bestek stadsvervoer Utrecht en regiovervoer Utrecht (waaronder Spitslijnen en tram) worden nageleefd. Structurele onderwerpen tijdens deze overleggen zijn de exploitatie en veiligheid van de tram, de klachtenafhandeling door GVU/ Connexxion, de uitvoering van de dienstregeling, OV-chipkaart en de OV-terminal. In 2011 heeft er één functioneringsgesprek met Connexxion plaatsgevonden. Het finale beoordelingsgesprek over 2010 heeft eveneens plaatsgevonden, onder voorzitterschap van de portefeuillehouder Openbaar Vervoer, conform het bestek van de concessie Spitslijnen en Regiovervoer Utrecht. De volgende punten zijn besproken en beoordeeld: vervoerplan, OVchipkaart, klanttevredenheid (KPVV klantenbarometer), maandelijkse managementrapportages, klachtenafhandeling, tramuitvoering, communicatie/ betrokkenheid, MER-bussen. Aan de hand van bovenstaande punten uit het bestek is een gedeeltelijke bonus aan de vervoerders over 2010 uitgekeerd. Het finale beoordelingsgesprek over 2011 vindt in 2012 plaats. In dit gesprek dienen de beoordelingspunten uit 2010 als leidraad. Grote waarde wordt gehecht aan een proactieve en betrokken houding van de vervoerder naar zowel BRU als andere belanghebbenden.
34
Het opstellen van het vervoerplan voor 2012 is door GVU/ Connexxion opgepakt, nadat bleek dat Qbuzz niet zou gaan rijden per december 2011. Dit vroeg van zowel GVU/ Connexxion als van BRU te nodige aandacht en inzet, ook omdat er bezuinigd moest worden op het lijnennet. De besparing betrof een 3% reductie van het OV-aanbod in de regio. Het vervoerplan is, als onderdeel van het OV-Uitvoeringsplan 2012 eind augustus 2011 door het dagelijks bestuur vastgesteld en per december 2011 is de nieuwe dienstregeling ingegaan. Regiotaxi Utrecht Het aantal reizigers van Regiotaxi Utrecht is in 2011 met bijna 12% gegroeid. De kosten voor regiotaxi dreigden daarmee onbeheersbaar te worden. In december 2011 heeft het algemeen bestuur van BRU een voorstel aangenomen waarin de verantwoordelijkheid en de kosten voor Regiotaxi Utrecht vanaf 1 januari 2013 bij de gemeenten wordt neergelegd. BRU verstrekt vanuit de BDU per jaar een maximale bijdrage. In 2013 is de bijdrage maximaal € 5 miljoen. Deze subsidie wordt in 4 stappen van € 0,2 miljoen afgebouwd naar € 4,2 miljoen in 2017. De bijdrage vanuit de BDU wordt verdeeld over de gemeenten op basis van het aantal inwoners per gemeente. Er is een overgangsregeling van toepassing waarbij de verdeling overgaat van een verdeelsleutel gebaseerd op de kosten Regiotaxi Utrecht per gemeente in 2010 naar een verdeelsleutel op basis van het aantal inwoners per gemeente. Het tekort op de regiotaxi voor 2011 valt lager uit dan verwacht, doordat er extra controle is gezet op de facturering door vervoerders en de regiecentrale en ook de controle van de financiën binnen BRU is geïntensiveerd.
Middels monitoring van de maandelijkse managementrapportages (inclusief incidentenregistratie), die de vervoerders aanleveren, informatie inwinnen over de ontwikkelingen in het OV. Het monitoren houdt ook in dat wordt gekeken of de vervoerders de prestaties halen zoals die in het bestek van de concessies staan omschreven. De monitoring van de doelstellingen van het programma OV Concessie gebeurt op verschillende manieren: 1) De hoge reizigerswaardering wordt gemeten middels de OV klantenbarometer van KpVV (Kennisplatform Verkeer en Vervoer). Het streven is dat OV-reizigers in 2020 het OV met een 7,5 waarderen. 2) Een hoger gevoel van sociale veiligheid door reizigers die gebruik maken van het OV wordt gemeten in het sociaal veiligheidsplan dat opgesteld wordt door de vervoerder. Reizigers beoordelen de subjectieve veiligheid in iedere concessie tenminste met een 7,5 op een schaal van tien. Eén van de doelen om een hoger gevoel van sociale veiligheid onder reizigers te bewerkstelligen is door het aantal incidenten te laten afnemen. 3) Een groeiend aantal reizigers / OV-gebruik wordt gemeten door de reizigerskilometers en de opbrengsten te monitoren. De OV-groeiambitie gaat van een jaarlijks gemiddelde van 2,5% naar 5% in 2020. 4) Het bewaken van de uitvoeringskwaliteit door middel van maandelijkse rapportages over punctualiteit en rituitval. 5) Het monitoren van het aantal klachten en de afhandeling daarvan. Toelichting: 1 en 2: 17 maart 2011 heeft het Kennisplatform Verkeer en Vervoer haar cijfers van de OVKlantenbarometer 2010 gepresenteerd. Het onderzoek OV-Klantenbarometer is een landelijk onderzoek naar de mening van reizigers over het regionaal openbaar vervoer. Het onderzoek richt zich op algemene waardering, zitplaats, netheid, informatie, tarief, frequentie en sociale veiligheid.
35
Het algemeen klantenoordeel van alle reizigers in alle onderzoeksgebieden van BRU komt tot uitdrukking in het rapportcijfer 7,3. Landelijk was dit cijfer een 7,2. Voor BRU zijn vier onderzoeksgebieden onderzocht die respectievelijk het volgende klantenoordeel over 2010 hebben gekregen: Spitsvervoer Utrecht Regiovervoer Utrecht (excl. tram) Tram (SUNIJ) Stadsvervoer Utrecht
7,4 7,4 7,3 7,2
GVU heeft het plan sociale veiligheid 2011 ingediend. Dit plan is door BRU goedgekeurd. De vervoerder werkt volgens dit plan. Het gevoerde beleid op het gebied van sociale veiligheid is in 2011zoveel als mogelijk voortgezet. Bij GVU was er sprake van een stijging van het aantal incidenten van 140 in 2009 naar 165 in 2010. Bij Connexxion is in de vestigingen Nieuwegein, Zeist en Wijk bij Duurstede het aantal incidenten in vergelijking met 2009 afgenomen. Er werden in 2010 616 incidenten geregistreerd, een afname van 3,5%. Landelijk is er veel discussie over sociale veiligheid, waarbij vooral de invoering van normen (aantal toezichthouders per dienstregelingsuur) onderwerp van discussie is. Er is nog geen overeenstemming over een convenant waarin deze normen zijn opgenomen. Vooral de vakbonden dringen aan op normen. De decentrale overheden zien sociale veiligheid als een onderwerp wat uit de concurrentie moet worden gehouden en waarbij de inzet per regio/ lijn kan verschillen. In 2011 is landelijk besloten tot een onderzoek waarbij onderzocht wordt hoe sociale veiligheid beter kan worden geborgd in de verschillende concessies. 3. In de concept OV-visie wordt deze groeiambitie bijgesteld naar 2,5% per jaar in de gehele periode tot 2020. In 2010 is het gebruik van het openbaar vervoer in het BRU-gebied met plm. 2% gegroeid ten overstaan van 2009. In de afgelopen periode (2004 – 2010) is het gebruik van het openbaar vervoer in het BRU-gebied gemiddeld met 2,1% per jaar gegroeid. Het voorlopige beeld over 2011 is dat het openbaar vervoer gebruik in 2011 op hetzelfde peil lag als in 2010.
Voorbereidingen voor de Europese aanbesteding 2011. De concessieverlening is eind 2010 voorzien. De implementatieperiode vindt deels in 2010 en 2011 plaats. De implementatie van de nieuwe concessie is stopgezet. De oorspronkelijke startdatum van de nieuwe concessie, 11 december 2011, bleek niet meer haalbaar. BRU heeft daarom de concessies van de huidige vervoerder Connexxion met een jaar verlengd tot en met 8 december 2012. Op 19 december 2011 heeft het dagelijks bestuur besloten opnieuw te gaan aanbesteden, nadat de rechter het gunningsbesluit ( opnieuw) had geschorst. Dit vraagt om een verdere verlenging van de huidige concessies in 2013. De gesprekken met GVU/ Connexxion hebben inmiddels geleid tot verlenging tot 8 december 2013.
36
Deelname aan landelijke activiteiten, zoals het overleg binnen de koepelorganisatie SKVV (Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Verkeer), overleg met het ministerie van Verkeer & Waterstaat en het OV-bureau Randstad. Binnen de koepelorganisatie SKVV wordt overleg gevoerd over verschillende beleidsonderdelen waaronder OV-chipkaart en openbaar vervoer in het algemeen. Verscheidene onderwerpen zijn aan de orde gekomen waaronder sociale veiligheid en duurzaam openbaar vervoer. Ook de afschaffing van de WGR+ stond op de agenda. OV-bureau Randstad is een samenwerkingsverband tussen provincies, stadsregio’s en het ministerie van I&M in de Randstad. Hoofdthema’s in 2011 waren de invoering van Randstadnet (R’net) en de op hand zijnde spoorconcessie van de NS. Het samenwerkingsverband wordt in 2012 geëvalueerd.
Op reguliere basis overleg voeren met de vervoerders, wegbeheerders en andere concessieverleners binnen BRU-gebied om onder andere de bereikbaarheid van Utrecht op peil te houden. Overleg met vervoerders, wegbeheerders en andere concessieverleners binnen BRU-gebied over bereikbaarheid vindt plaats in verschillende gremia. Zo participeert BRU in het project OV-Terminal (in verschillende overleggen), in het Netwerkteam, in VERDER verband en in overleggen met gemeenten. In 2011 is het uitvoeringsplan 2012 een belangrijk onderwerp van gesprek geweest met de gemeente. Door de bezuinigingen waren infrastructurele maatregelen noodzakelijk om tot een soberder lijnvoering te komen. In de OVT zijn de werkzaamheden in volle gang. Het openbaar vervoer dreigt daardoor in de knel te komen. In de overleggen is aan de orde gesteld dat, ondanks de werkzaamheden, de OVT goed bereikbaar moet blijven voor de vele bussen. Ook het beheer van de regionale OV-delen in de tijdelijke situatie vraagt de nodige aandacht. Door BRU is in 2011 verdere OV-inbreng geleverd aan het faseringsvraagstuk van de OVT en de directe omgeving. De gemeente Utrecht werkt dit verder uit tot een integrale planning over alle modaliteiten en (bouw)activiteiten in dit complexe gebied. In samenwerking met POS is de bereikbaarheid van het stationsgebied voor bus en tram in de komende jaren in beeld gebracht. Voor de regionale OV-delen zijn nieuwe ontwerpen opgesteld die rekening houden met de komst van de Uithoflijn. Ook het beheer van de regionale OV-delen in de tijdelijke situatie vraagt de nodige aandacht, daar is in 2011 door BRU en de diverse regionale vervoerders een belangrijke inspanning geleverd richting gemeente Utrecht en Prorail.
37
Uitwerking van het marketingplan 2011 door vervoerders (BRU beoordeelt concrete projectvoorstellen en subsidieert). Het marketingplan 2011 en de marketingactiviteiten die de vervoerders op basis van dit marketingplan ontplooien worden beoordeeld op basis van de volgende doelstellingen: 1) Gemiddelde groei van 2% in de reizigersaantallen en reizigersopbrengsten. 2) Bijdragen aan doelstellingen uit het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP). 3) Ten minste op peil houden van het niveau van de volgende indicatoren: a) Informatievoorziening (bekendheid, gebruik en waardering informatiebronnen en informatie). b) Imago van het OV in de regio Utrecht. c) Klanttevredenheid over de dienstverlening van de vervoerders.. Op 3 november 2011 is de OV-chipkaart ingevoerd in de regio Utrecht en is het NVB (strippenkaart) afgeschaft. De actie om voor € 7,50 een persoonlijke chipkaart aan te schaffen was een groot succes. Naast promotie en informatie voor de OV chipkaart worden jaarlijkse projecten uitgevoerd. De volgende activiteiten waren opgenomen in het marketingplan 2011: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Onderhoud website www.vooru.nl Voor U e-mailnieuwsbrief (continue jaarlijks project) Regionaal Klanttevredenheidsonderzoek (continue jaarlijks project) Communicatie bij werkzaamheden (continue indien van toepassing) P-kaart (Persoonlijke OV chipkaart) aanbieden met korting Communicatie/voorlichting voorafgaand aan uitzetten NVB (strippenkaart) Reisinformatie en probeeraanbod (niet uitgevoerd in 2011) Reisinformatie Leidsche Rijn (niet uitgevoerd in 2011) De Uithof/Rijnsweerd (niet in 2011)
De projecten onder nummer 7,8 en 9 worden zijn in 2011 niet uitgevoerd. Deze projecten waren afhankelijk van de planning van de OV-chipkaart (projecten 5 en 6), die in november 2011 is ingevoerd. Het project rond de P-kaart liep boven verwachting. Er zijn meer dan de maximaal verwachte 100.000 kaarten verkocht.
Op tactisch niveau activiteiten uitvoeren (uitwerking vervoerplan) op het gebied van vervoersontwikkeling en bereikbaarheid. Binnen het programma OV Concessie wordt het initiatief genomen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bewaken en te bevorderen, onder andere door bij te dragen aan visievorming en het opstellen van een gezamenlijk streefbeeld van het OV-lijnennet. Het dagelijks bestuur heeft op 29 augustus 2011 het OV-uitvoeringsplan 2012 vastgesteld. Er heeft een uitgebreide consultatie met gemeenten, ROCOV en het Algemeen Bestuur plaatsgevonden over de (op 18 april 2011 vastgestelde) uitgangspuntennotitie (ter voorbereiding op het OV-uitvoeringsplan 2012. Ook over de Besparingsopgave en de effecten daarvan is bestuurlijk binnen BRU en met de gemeenten intensief overleg geweest. Daarnaast is het OV-uitvoeringsplan ter inspraak voorgelegd aan gemeenten en ROCOV. Visievorming vindt plaats in het kader van de Regionale OV-Visie (Programma Netwerkontwikkeling). Op basis hiervan zal binnen het programma OV Concessie de verdere uitwerking in lijnennetstudies/streefbeelden plaatsvinden, inclusief de bijbehorende infrastructurele (on)mogelijkheden. Het bevorderen van OV-doorstromingsmaatregelen is opgenomen als besparingsmaatregel. Voor de bijbehorende investeringen is budget opgenomen. Een plan van aanpak is hiervoor
38
opgesteld. Momenteel vindt de knelpuntinventarisatie plaats op basis van de rijtijdgegevens van de GOVI-data, waarmee te analyseren is wanneer, waar en hoeveel buslijnen afwijken van hun dienstregeling en vertraging opdoen. Op basis hiervan wordt een verdere uitwerking gegeven aan concrete doorstromingsmaatregelen.
De effecten van infrastructurele en ruimtelijke ontwikkelingen op de bezettingsgraad van het OV zijn van belang. Om deze reden worden de belangen van het openbaar vervoer ingebracht in infrastructurele en/of ruimtelijke programma’s, zowel intern binnen BRU als extern. Overleggen waarin onder andere Rijkswaterstaat, gemeenten, Provincie Utrecht en BRU zitting hebben vinden op reguliere basis plaats. In deze overleggen wordt de samenhang tussen infrastructurele ontwikkelingen, ruimtelijke ontwikkelingen en openbaar vervoer besproken. Infrastructurele maatregelen die de doorstroming van het openbaar vervoer bevorderen hebben voor BRU hoge prioriteit.
Bijdragen (zowel personele als financiële bijdrage) aan de ontwikkeling van het Spoornet (landelijk en RandStadSpoor) via een regionaal samenwerkingsverband met gemeenten, BRU en Provincie Utrecht. Vindt plaats zowel via deelname Samenwerkende Kadergebieden Verkeer en Vervoer (SKVV), OV-bureau Randstad als via de directe werkgroepen.
Uitvoering geven aan de invoering van de OV-chipkaart. In 2011 is de coördinatie door BRU van de promotie van de OV-chipkaart voorzien. De invoering van zowel de apparatuur als het distributienetwerk ten behoeve van de OV chipkaart is gerealiseerd. BRU en de Provincie Utrecht hebben het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M) gevraagd om met ingang van 3 november 2011 de strippenkaart af te schaffen in de regio en provincie Utrecht. Dit is, samen met een aantal andere regio’s, ook gebeurd. In Nederland is de OV chipkaart nu overal ingevoerd. De promotie van de persoonlijke OV-chipkaart is afgerond. Er zijn meer kaarten aangevraagd dan verwacht. Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma OV Concessie Rekening 2010
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
9.646 9.647 1
1
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
52.614 52.614 0
56.501 56.501 0
49.331 49.331 0
7.170 -7.170 0
0
0 0 0
0
0
39
Financiële toelichting De uitgaven in het programma OV Concessie worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 7,2 mln lager dan geraamd. Hieronder worden de belangrijkste financiële verschillen toegelicht. •
Exploitatie-Regio-taxi: Door het later invoeren van de tariefsverhoging is de reizigersbijdrage plm. € 1,2 mln lager uitgevallen dan begroot. De exploitatiekosten zijn met € 0,45 mln minder gestegen door afvlakking van de groei in gebruik. Per saldo is de exploitatie 2011 € 0,75 mln nadelig.
•
Monitoring: Het bedrag dat is begroot voor een monitoringsysteem en de licenties daarvoor is niet uitgegeven i.v.m. het uitstellen van de nieuwe concessie. Dit betekent dat de uitgaven per saldo € 0,15 mln lager zijn dan geraamd.
•
Vervoerontwikkeling korte termijn: De lijnennetstudies en de studie naar de OVontsluiting naar Rijnenburg zijn grotendeels in eigen huis gedaan; vandaar dat er € 0,1 mln minder is uitgegeven.
•
Concessiebeheer bus/tram: Voor de concessie Stadsvervoer is plm. € 2,3 mln. minder subsidie beschikbaar gesteld door meevallende kostenindexering in 2010. Daarnaast is de verlening van de subsidie voor 2011 voor deze concessie € 900.000 lager uitgevallen, als gevolg van een lager ingeschatte kostenontwikkeling en beperking van het voorzieningenniveau conform het vervoerplan. Voor marketing en communicatie is ruim € 460.000 minder subsidie aangevraagd; dit omdat de marketingcapaciteit bij Connexxion en GVU in 2011 vooral is ingezet voor activiteiten in het kader van de OV-chipkaart, die in november definitief is ingevoerd. Verder is in deze jaarrekening een verplichting vrijgevallen gekoppeld aan een tweetal beschikkingen afgegeven in 2009 van € 2,67 mln voor de exploitatie van snelwegbussen. In de beschikkingen was opgenomen dat het te beschikken bedrag verrekend wordt met de maatregelen die BRU uitvoert in opdracht van Utrecht Bereikbaar. Deze maatregelen zijn inmiddels uitgevoerd. Het vrijvallen van de verplichting is niet in de jaarrekening 2010 verwerkt. Deze administratieve correctie vindt daarom in de jaarrekening 2011 plaats.
•
OV chipkaart: In 2011 is € 500.000 minder uitgegeven voor de implementatie van de OVchipkaart. De subsidiebeschikkingen voor OV-chip apparatuur is lager vastgesteld. Door de invoering in november zal de verrekening voor een deel nog in 2012 gebeuren.
40
Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit Portefeuillehouder: Dhr. F. Lintmeijer
Wat willen we bereiken? Het verkeer in en om Utrecht dreigt vast te lopen. Doel van het programma Netwerkontwikkeling mobiliteit is dat het BRU-gebied een stedelijke regio wordt waar het de normaalste zaak van de wereld is om je per fiets en openbaar vervoer (tram!) te verplaatsen, om zo aan de groeiende vraag naar mobiliteit te kunnen blijven voldoen. BRU heeft uitgesproken (algemeen bestuur, 16 december 2009) dat naast de regionale maatregelen en de verbetering van de snelwegen (zie hieronder) er een regionaal tramnetwerk moet komen in Utrecht. Het fietsnetwerk wordt op orde gebracht vanuit de pakketstudie. Om het OV-systeem op orde te krijgen is een forse uitbreiding van het tramnetwerk noodzakelijk.
Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren? In 2011 zullen we bezig zijn met uitwerking van de van de integrale OV-visie die in 2010 opgesteld wordt. De tramplannen vormen daarvan het meest in het oog springende onderdeel. In het AB van december 2010 zijn de hoofdlijnen van de Regionale OV-visie gepresenteerd. In die vergadering is afgesproken dat de visie in 2011 verder uitgewerkt zal worden zodat de definitieve visie inclusief uitvoeringsagenda en financiële doorrekening in het AB BRU vastgesteld kan worden. Zowel de strategische hoofdlijn van de OV-visie als de tactische uitwerking van diverse onderdelen zijn nu gereed voor vaststelling in AB van 29 februari 2012. In de gemeenteraden van alle gemeenten is afgelopen halfjaar uitvoerig gesproken over de inhoud van de OV-visie. Omdat het opstarten van vervolgstudies pas plaats vindt na het vaststellen van de OV-visie (ook vanwege beschikbaarheid van personeel), zal BRU in 2012 pas starten met tracéverkenningen voor OV corridors waar grote knelpunten in de doorstroming en/of nieuwe ambities aan de orde zijn. Voorbeelden van verkenningen zijn de tracéverkenning Binnenstadsas (incl. logistieke koppeling buscorridor naar Zeist), de tracéverkenning Oosttangent (Bilthoven-Uithof-Nieuwegein) en een studie naar ketenvoorzieningen op OVknooppunten. Tevens zal BRU de input van de OV-visie gebruiken in het OV-MIRT onderzoek dat regionale overheden uitvoeren met het rijk. MIRT staat voor Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport.
Samen met de gemeenten zullen we de ruimtelijke inpassing uitwerken. De studies die zijn aangekondigd in de tramnota van december 2009 zullen in 2010 ter hand zijn genomen en nog doorlopen in 2011. De ruimtelijke inpassing van OV- netwerkontwikkeling maakt onderdeel uit van de diverse lopende infrastructuurprojecten of op te starten tracéverkenningen. Twee daarvan, tracéverkenning Binnenstadsas (incl. logistieke koppeling buscorridor naar Zeist) en tracéverkenning Oosttangent (Bilthoven-Uithof-Nieuwegein) staan in de uitvoeringsagenda OV-visie ingepland om in 2012 te starten.
41
Heel belangrijk wordt waarschijnlijk ook het aandacht vragen in Den Haag voor deze plannen. Behalve met de rijksoverheid zullen we met de provincie Utrecht en met private partijen in gesprek gaan over de financieringsmogelijkheden van de tramplannen. De Regionale OV-visie vormt het kader waarmee de regio de komende jaren het OVsysteem zal aansturen. In de OV-visie zijn hoge kwaliteitseisen opgenomen voor belangrijke ‘dragende’ OV-verbindingen conform de kwaliteitseisen zoals die ook gelden voor Randstadnet 2028. Tevens geeft het document de concrete vervolgstappen weer voor het regionale tramnetwerk voor de periode nadat de Uithoflijn in 2018 is aangelegd. In tracéverkenningen (bijvoorbeeld tracéverkenning Binnenstadsas) zal BRU deze stappen in 2012 verder uitwerken. Daarnaast is het MIRT-onderzoek regionaal OV in 2011 opgestart. Dit onderzoek wordt door de gemeente Utrecht, BRU, de provincie Utrecht en het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgevoerd en zal toekomstige kansen en knelpunten op het gebied van OV in kaart brengen. Terugkoppeling van de resultaten vindt in BO MIRT-verband plaats en kan in de toekomst leiden tot een besluit over financiering van maatregelen bij de te achterhalen kansen en knelpunten.
Op verkeersgebied hebben de overheden in Utrecht in 2006 de handen ineen geslagen. Onder de naam pakketstudie is een samenhangend programma van verkeersmaatregelen 2010-2020 vastgesteld (2009). Onderdeel van dit pakket vormen de planstudies die worden uitgevoerd onder aanvoering van Rijkswaterstaat Utrecht. Deze zijn gericht op het realiseren van een goede autobereikbaarheid van Utrecht via de autosnelwegen. BRU behartigt de belangen van de gemeenten in deze planstudie en let op de doorstroming van en afstemming met het openbaar vervoer. De werkzaamheden aan de snelwegen zelf zullen waarschijnlijk rond 2016 beginnen. In het najaar van 2010 is de eerste fase MER van de planstudie Ring Utrecht afgesloten met het bestuurlijk vaststellen van het voorkeursalternatief (VKA). Dit VKA (“Alternatief Oost”) bestaat uit aanpassing van de NRU, A27 en A12 rondom de stad Utrecht. Inmiddels is door de minister besloten dat er voor de eventuele aanpassing van de A12 (tussen Oudenrijn en Lunetten) pas na 2020 geld beschikbaar komt. Aan de planstudie Ring is overigens het noordelijke deel van de planstudie Lunetten-Hooipolder toegevoegd, met een daarvoor gereserveerd budget van 14,5 miljoen euro. De voorgenomen trechtering binnen het Alternatief Oost (tracé A27 tussen Houten en Utrecht Noord) is nog niet afgerond, omdat er discussie is geweest over de technische maakbaarheid van de varianten binnen de trechtering. Van de drie fases waarin gekomen moet worden tot één voorkeursvariant, is fase één momenteel dus nog niet afgerond. Tussen de planstudie A27/A12 en het project NRU (waarbij de gemeente Utrecht en de provincie bevoegd gezag zijn) vindt afstemming plaats. BRU is vertegenwoordigd in het ambtelijk en bestuurlijk overleg bij de planstudie Ring (dat zowel over het onderdeel A27/A12 als over het onderdeel NRU besluit) en behartigt hierbij de belangen van de gemeenten die door het project geraakt worden en de belangen van de doorstroming van het openbaar vervoer.. Daarbij is er niet alleen oog voor de bereikbaarheidsdoelstellingen, maar ook voor de effecten van deze projecten op de leefbaarheid binnen omliggende gemeenten, de ruimtelijke kansen die aanpassing van de infrastructuur biedt, de wijze van inpassing van de aan te passen infrastructuur en openbaar vervoer.
42
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma Netw erkontw ikkeling Mobiliteit
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
468 459 -9
977 977 0
965 965 0
757 757 0
208 -208 0
0
0 0 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
-9
0
0
Financiële toelichting: De uitgaven in het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 208.000 lager dan geraamd. Hierna lichten wij de belangrijkste financiële afwijkingen toe. •
De personele uitgaven voor dit programma zijn per saldo € 200.000 lager dan geraamd. Dit heeft vooral te maken met een verschuiving van personele kosten naar het Programma Bestuur vanwege de WGR+ discussie.
43
Programma OV Infrastructuur (assets) Portefeuillehouder: Dhr. A.J. Gerritsen
Wat willen we bereiken? Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is, als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen: de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen en stuurt hiertoe via contracten marktpartijen aan die de uitvoering verzorgen. Naast de instandhoudingsopgave is railgebonden openbaar vervoer ook speerpunt van de ambities van BRU en er zullen in dat kader de komende periode keuzes aan het bestuur worden voorgelegd. BRU staat voor de continuïteit van het railgebonden OV in haar regio, zowel voor de bestaande lijn als voor het toekomstig netwerk.
Hebben we in 2011 gerealiseerd wat we zouden realiseren? Het faciliteren van de railgebonden OV exploitatie (running business). Veiligheid maakt hier integraal onderdeel van uit, als eigenaar is BRU hiervoor verantwoordelijk. De BRU organisatie is in staat de continuïteit te waarborgen. Hierbij dient het volgende opgemerkt te worden: als veiligheidsverantwoordelijke partij (rol infrabeheerder) heeft BRU door de overname van de infrastructuur naast het fysieke veiligheidsniveau ook de veiligheidscontext overgenomen. BRU heeft haar doelstelling met betrekking tot het beschikbaar stellen van materieel voor ruim 99% behaald. Wel wordt sinds de inzet van de spitstrams verhoogde slijtage geconstateerd aan bepaalde delen van de baan en de wielen van de spitstrams. BRU heeft een onderzoek laten uitvoeren naar de oorzaak hiervan en structurele maatregelen genomen. Op dit moment is er sprake van een beheerste situatie. Met betrekking tot het handhaven van de fysieke veiligheid heeft BRU het afgelopen halfjaar diverse maatregelen genomen: - Als onderdeel van het afsprakenpakket met ministerie van I&M inzake de overdracht van de infrastructuur is een uitgebreide ‘nul-meting’ uitgevoerd. Op basis hiervan zijn een beperkt aantal acute maatregelen genomen en waar nodig zijn de onderhoudsfrequenties van bepaalde baandelen aangepast; - Daarnaast zijn correctieve maatregelen genomen op basis van in het werk geconstateerde afwijkingen en incidenten. Met ‘de veiligheidscontext’ wordt het niveau bedoeld waarop alle partijen (oa. vervoerders, aannemers en overheden) die een rol hebben in het toepassen, handhaven en/of verbeteren van de veiligheid, acteren. BRU constateert hierin, mede op basis van incidenten, een achterstand ten opzichte van haar eigen doelstellingen en heeft de benodigde kwaliteitsverbetering hoge prioriteit gegeven en gerealiseerd. BRU neemt hier duidelijk en nadrukkelijk de regie en doorbreekt daarmee het patroon waar decennia lang sprake van was.
44
Ook op het gebied van beheerafspraken tussen BRU en andere overheden bleek er nog achterstallig werk (bijvoorbeeld onderhoud groen rond de baan). Met vereende inspanning is dit afgelopen jaar grotendeels weggewerkt, afspraken worden in de 1e helft van 2012 formeel vastgelegd. Concluderend kan worden gesteld dat bovenstaande weliswaar logischerwijs voortvloeit uit de overname van de infrastructuur, maar dat BRU extra inspanningen in tijd en geld heeft moeten leveren.
Het voorbereiden van een toekomstvast lightrailnetwerk. Hiertoe is in 2010 een integraal programma van eisen (IPvE) opgesteld. De toekomst bestaat in dit verband uit 2 elementen: a) Uitbreidingen van de bestaande lijn. Het tramnetwerk 2025 waartoe door het algemeen bestuur op 16 december 2009 is besloten gaat uit van een gekoppeld systeem van nieuwe lijnen aan de bestaande lijn. b) In stand houden van het bestaande, zodanig dat rekening wordt gehouden met gewenste uitbreidingen. Nadat de topeisen zijn vastgesteld (AB 10/2010) heeft het AB conform planning het IPvE fase 2, de ‘systeemeisen’, vastgesteld (AB 03/2011). Dit wordt ambtelijke uitwerkt in fase 3, de ‘subsysteemeisen’, waarbij in geval van significante wijzigingen ten opzichte van hetgeen in fase 1 en/of 2 is vastgesteld, het onderwerp alsnog aan het bestuur wordt voorgelegd. Het IPvE is randvoorwaardelijk voor de gewenste systeemintegratie. De uitwerking van het IPvE fase 3 is verweven met de voorbereiding van 2 grote projecten, namelijk GVI en Uithoflijn (zie verderop) en komt derhalve deels via een iteratief proces tot stand. Als gevolg van de extra voorbereidingstijd die deze 2 projecten vragen, schuift ook de afronding van subsysteemeisen op tot 1e half jaar 2012. In het najaar van 2011 is gestart met het geplande onderzoek op de SUNIJ lijninfrastructuur. Hiermee wordt duidelijk hoe de veiligheidssituatie zich in de praktijk verhoudt tot hetgeen voorgeschreven is in het IPvE. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt nu: a. Bepaald welke aanvullende veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen en wanneer deze uitgevoerd moeten/kunnen worden; b. Een rapportage opgesteld over het actuele veiligheidsniveau van de SUNIJ-lijn en hoe die zich – rekening houdend met de gefaseerde uitvoering van de maatregelen – verhoudt tot het ambitieniveau uit het IPvE. De definitieve resultaten worden verwacht voor de zomer van 2012.
De instandhoudingsopgave (jaarlijks terugkerende activiteit): het beheer van infrastructuur, materieel, haltes en remise en het op basis daarvan aansturen van de marktpartijen met betrekking tot de uitvoering. De beheerfunctie staat aan de basis van de continuïteit van de exploitatie. Door middel van professioneel contractmanagement worden betere prestaties verkregen tegen betere condities. In het 2e kwartaal is de aanbestedingsprocedure gestart voor het medio december 2011 aflopende onderhoudscontract voor het rollend materieel. Hierbij past BRU de innovatieve inkoopstrategie Best Value Procurement (BVP) toe, waarbij nadrukkelijk veel ruimte wordt geboden aan professionele onderhoudspartijen om te kunnen excelleren. Het nieuwe contract is zo ingestoken dat structureel een besparing van 10% op de onderhoudskosten
45
wordt gerealiseerd. De aanbesteding is succesvol afgerond en het contract is gegund aan Voith, voor acht jaar met mogelijkheid van verlenging voor 1 jaar. De eerste ervaringen zijn positief. Medio 2011 is ook de voorbereiding op de aanbesteding voor het reguliere onderhoud van de railinfrastructuur gestart; hier wordt een meer traditionele aanpak gekozen, vanwege de relatief korte looptijd (drie jaar met mogelijkheid van verlenging voor 2 jaar) van het contract in verband met de uitvoering van de Grootschalige Vervanging van de Infrastructuur. Medio 2012 zal gunning plaatsvinden. Inmiddels lopen de voorbereidingen voor de aanbesteding van een nieuw schoonmaakcontract voor het trammaterieel, een branche die de laatste tijd volop in de (negatieve) belangstelling staat. BRU kiest ook hier voor de BVP-methode. Hiermee vergroot BRU de kans de beste marktpartij te selecteren. Bovendien neemt BRU duidelijk kennis van de onlangs door de branche zelf opgestelde ‘code of conduct’. Gunning staat voor 3e kwartaal 2012 gepland. De organisatie heeft het assetmanagement dit jaar verder uitgebouwd, zodat voorspelbaarheid en transparantie zijn verbeterd. De ‘beheerder’ (de assetmanager) speelt vanuit bovenstaande een cruciale rol in de voorbereiding van projecten die leiden tot wijziging en/of uitbreiding van het areaal. Hierdoor wordt geborgd dat tijdens de voorbereidings- en realisatiefase van systemen vanuit een integraal perspectief (en dus na oplevering) wordt gedacht en gewerkt. Dit is een voorwaarde voor betrouwbaarheid en financiële beheersing op lange termijn. Een andere belangrijke voorwaarde voor instandhouding op lange termijn is het reserveren van de daarvoor bedoelde middelen (zowel voor het opvangen van eventuele tegenvallers als het doen van vervangingsinvesteringen). Hiertoe wordt met een financieel egalisatiesysteem gewerkt. Daarnaast dient weerstandsvermogen te worden opgebouwd. Parallel wordt gewerkt aan een financieel basismodel waarin de liquiditeitsbehoefte over een lange periode (20-30 jaar) in beeld wordt gebracht. Het betreft hier zowel jaarlijkse kosten als investeringen met betrekking tot de railinfrastructuur.
Vanuit voornoemde instandhoudingsopgave dienen zowel de infrastructuur als het wagenpark grondig te worden herzien. 2011 staat in het teken van de voorbereidingen van de aanbesteding voor deze grootschalige revisieprojecten (deze zijn nu in startfase: exacte gegevens zijn nog niet bekend). Om te borgen dat dit op een toekomstvast wijze plaatsvindt is het reeds gememoreerde IPvE ook hier leidend. Het AB (03/2011) heeft de nota ‘revisie SUNIJlijn’ vastgesteld. Hiermee is het startsein gegeven voor het levensduurverlengend onderhoud aan zowel materieel als haltes voor de periode van tien jaar. Infrastructuur: Het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) is opgedeeld in enkele fases: • Fase 1a: vervanging van de trambaan op het traject vanaf de aansluiting met de remise in Nieuwegein tot en met de halte Nieuwegein Centrum in de zomer van 2012; • Fase 1b: vervanging van de trambaan op het traject vanaf het Westplein in Utrecht tot en met de aansluiting met de remise te Nieuwegein in de zomer van 2013; • Fase 2: vervanging van de trambaan aan de uiteinden Nieuwegein Centrum – Nieuwegein Zuid en Nieuwegein Centrum – IJsselstein in de periode 2017 – 2019.
46
Het DB (06/2011) heeft groen licht gegeven voor de aanbesteding van het ontwerpwerk. Deze tussenstap heeft als basis gediend voor de daadwerkelijke uitvoering en de aanbesteding hiervan. Voor het eerste deel van GVI (DB 12/2011 fase 1A, werkzaamheden op de lijn Utrecht Centraal – Nieuwegein Centrum die niet uitgesteld kunnen worden) inzake de werkzaamheden die in de zomer van 2012 plaatsvinden, zijn de voorbereidingen inmiddels in volle gang. Gunning vindt 1e kwartaal 2012 plaats. GVI fase 1B zal in de zomer van 2013 plaatsvinden, de voorbereidingen zijn hiertoe inmiddels ook gestart. Als voorloper op de uitvoering van het GVI is in het 2e kwartaal 2011 de vervanging van de boog op het 24 Oktoberplein uitgevoerd. Dit project is succesvol afgerond. Materieel: in het 1e halfjaar van 2011 is de aanbesteding van het project Levensduur Verlengend Onderhoud (LVO) van het rollend materieel uitgevoerd. De uitvoering van de eerste fase van dit project (LVO-1, vervoerder onafhankelijk maken carrosserie en nieuw interieur) is inmiddels door de contractor (VDL) in uitvoering. De eerste trams rijden inmiddels weer en geven met hun gele-grijze kleuren (gelijk de bussen) het OV een hoogwaardige uitstraling. Naar verwachting zal LVO-1 in oktober 2012 zijn afgerond. De aanbesteding van LVO-2 (revisie van draaistellen) is inmiddels succesvol afgerond en gegund aan NedTrain. De uitvoering loopt op schema en zal conform planning eind 2e kwartaal 2013 worden afgerond. De aanbesteding van LVO-3 (technische systemen) is inmiddels in voorbereiding en zal in februari 2012 op de markt komen. Oplevering is gepland voor medio 2014. Haltes: In het 2e kwartaal van 2011 is met de gemeente IJsselstein overeenstemming bereikt over de overname door BRU van de 2 laatste haltes van de SUNIJ-lijn op de IJsselstein-tak. Tot dit jaar waren deze haltes nog in eigendom en beheer van de gemeente. Er zijn tussen BRU en de gemeente IJsselstein nadere afspraken gemaakt over de financiering van het wegwerken van achterstallig onderhoud. Voor de overige haltes geldt dat inmiddels al het achterstallig onderhoud van de vorige eigenaar is weggewerkt. Alle DRIS-panelen op de tramhaltes kunnen inmiddels door de Centrale Verkeersleiding van de tram worden aangestuurd, zodat actuele meldingen en mededelingen kunnen worden doorgegeven aan de reizigers. Remise: vooruitlopend op de mogelijke verbouwing/nieuwbouw van de remise (zie onder) is een inspectie van het gebouw, de gebouwgebonden installaties en de terreinen uitgevoerd. Hieruit zijn enkele herstelpunten naar voren gekomen, waarvan alleen de hoogstnoodzakelijke punten worden opgepakt, in afwachting van definitieve besluitvorming omtrent de remise.
In het 1e kwartaal van 2011 vindt het go/no-go besluit plaats inzake de vertramming van de HOV om de Zuid. In geval van een positief besluit zal dit de eerste uitbreiding zijn in het door BRU vastgestelde tramnetwerk. Het DB (11/2010) heeft een aangepaste planning voor het go/no-go besluit voor de (inmiddels zogeheten) Uithoflijn vastgesteld, namelijk: het AB van 15 juni 2011. In de aanloop hiernaar is gebleken dat BRU nog geen onvoorwaardelijk besluit inzake de aanleg kon nemen, omdat aan een aantal cruciale randvoorwaarden nog niet was voldaan: 1) een volledig sluitende begroting (investeringen en jaarlijkse lasten) 2) uitgewerkte inpassing in stationsgebied en OVT 3) een adequate besturingsmodel (inclusief risicoverdeling tussen BRU en gemeente Utrecht)
47
Een belangrijke randvoorwaarde was wel ingevuld, namelijk het positieve eindoordeel inzake nut en noodzaak van de keuze voor de modaliteit tram. Deze is bekrachtigd door de toekenning van €110 mln van het Rijk als bijdrage voor de aanleg. Het AB heeft het principebesluit genomen (06/2011). De aldaar hernieuwde planning (Uitvoeringsbesluit AB 12/2011) is niet gerealiseerd, omdat ondanks alle moeite aan geen van de 3 randvoorwaarden is voldaan. Het uitvoeringsbesluit is genomen in de AB-vergadering van 18 april 2012.
Op basis van zowel de instandhoudingsopgave, alsook een eventuele uitbreiding als gevolg van het vertrammen van de HOV om de Zuid, zal de remise herzien en uitgebreid moeten worden. Dit is bij de aankoop voorzien. Hiertoe zullen de voorbereidingen in 2010 starten en doorlopen in 2011. De remise is als scharnierpunt tussen infrastructuur en materieel ook een sleutelproject bij de koppeling tussen instandhouding en uitbreiding van het tramnetwerk. De ‘winkel blijft tijdens de verbouwing immers open’. Oftewel tijdens de verbouwing (modernisering en mogelijk uitbreiding (lees: besluit Uithoflijn)) zal de exploitatie zo weinig mogelijk hinder mogen ondervinden. Hier wordt in de nu lopende voorbereiding rekening mee gehouden. De voorbereidingen voor het programma van eisen zijn eind 2011 gestart. De realisatietermijn van dit project heeft een relatie met de oplevering van de Uithoflijn, aangezien het nieuwe lage vloer materieel in dezelfde remise moet worden gestald en onderhouden. De kosten voor de herinrichting van de remise zullen deels (uitbreiding) worden gefinancierd uit het budget van het project Uithoflijn. Voor het overige deel moet in de meerjarenbegroting van BRU dekking worden gevonden. Ook als wordt besloten niet tot uitbreiding met de Uithoflijn over te gaan, is investering in de remise noodzakelijk, waarvoor tot nu toe geen middelen zijn gereserveerd.
Op basis van een eventuele uitbreiding als gevolg van het vertrammen van de HOV om de Zuid (of een andere verbinding als daar sprake van is) zal ook het wagenpark uitgebreid moeten worden. In 2011 zal gestart worden met de voorbereidingen hiertoe. Als gevolg van de aangepaste planning voor het definitieve uitvoeringsbesluit Uithoflijn (AB 04/2012) en het reeds genomen principebesluit (AB 06/2011) zijn de voorbereidingen voor de aanschaf van nieuw lagevloermaterieel gestart, opdat na het definitieve uitvoeringsbesluit dit proces zonder extra tijdverlies kan worden voortgezet. Hierbij worden geen onomkeerbare stappen gezet. De aanschaf voor nieuw materieel voor de Uithoflijn valt binnen de scope van het op te leveren projectresultaat: een werkend OV-systeem.
48
Heeft het gekost wat het zou kosten? Programma OV Infrastructuur
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
15.775 15.766 -9
18.921 18.921 0
23.766 23.766 0
18.096 18.096 0
5.670 -5.670 0
0
0 0 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
-9
0
0
Financiële toelichting De uitgaven in het programma OV Infrastructuur worden gedekt vanuit de BDU. Het programmaresultaat is per saldo nihil. De totale lasten en baten van dit programma zijn € 5,7 mln lager dan geraamd. Hierna lichten wij de belangrijkste financiële afwijkingen toe. •
Beheer & Onderhoud Materieel: De lasten zijn € 0,9 mln lager dan geraamd. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van het anticiperen op de aanbestedingen voor het Levensduur Verlengend Onderhoud van de tramstellen (LVO-1) en revisie draaistellen (LVO-2). Daardoor kon op de reguliere onderhoudskosten worden bespaard. Daarnaast is het onderhoud van het trammaterieel ‘slim’ aanbesteed door gebruik te maken van de Best Value Procurement (BVP) methode. Daardoor is niet alleen de meest efficiënte marktpartij voor het reguliere onderhoud gecontracteerd, tevens is dit gerealiseerd met een lager dan verwachte externe ondersteuning. Het budget voor rente en afschrijvingen is door de timing van de aanbestedingen vrijwel niet benut, verder vielen de personele lasten door uitval van een medewerker lager uit dan begroot.
•
Beheer & Onderhoud Infrastructuur: 2011 was een overgangsjaar. Dit jaar is gestart met de voorbereiding en eerste aanbestedingen voor de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) in 2012. In verband daarmee zijn de uitgaven voor groot onderhoud tot een minimum beperkt, (op klein onderhoud heeft het project GVI weinig invloed), een deel van de kosten voor groot onderhoud loopt op het GVIproject vooruit. Verder zijn kosten voor externe inhuur ten behoeve van GVI die op dit product waren begroot, ten laste van het project gebracht. Per saldo is € 5,4 mln niet besteed, waarvan € 3,3 mln een eenmalige rijksbijdrage is voor vervangingsinvesteringen in de infrastructuur.
•
Telematica: Op dit product zijn de projectinvesteringen en het beheer en onderhoud van het Dynamisch Reiziger Informatie Systeem (DRIS) verantwoord. Omdat de uitvoering van het project vertraging heeft opgelopen, is het projectbudget niet meer in de begroting 2011 opgenomen. Daardoor ontstaat een (optische) overschrijding van € 1,0 mln, dit zal in het verdere jaarrekeningtraject met het in 2010 vrijgevallen projectbudget worden verrekend.
•
Beheer & Onderhoud Remise: in 2011zijn de opstelsporen geëlektrificeerd, zijn bouwkundige aanpassingen uitgevoerd ten behoeve van de nieuwe tramonderhoudpartij (Voith) en zijn de kantoorfaciliteiten verbeterd en uitgebreid.
49
Voorgenomen investeringen in de technische outillage zijn uitgesteld in verband met de aanpassing van de remise aan de komst van de Uithoflijn. Daardoor is € 0,3 mln van het budget niet besteed. •
Beheer & Onderhoud Locaties: Dit product omvat het beheer van de haltes, de haltevoorzieningen. In de nieuwe concessie met de vervoerder is afgesproken dat het materieel , maar ook de haltes vervoerder onafhankelijk worden gemaakt. Voor het materieel wordt dit gedaan in het project LVO-1 upgrade materieel, voor de haltes wordt gewerkt aan het vervoerder onafhankelijk maken van de haltes. Anticiperend op de uitvoering hiervan in 2012, zijn de uitgaven aan beheer en onderhoud van de haltes tot het noodzakelijke beperkt, daardoor is € 0,6 mln van het budget niet besteed.
50
Paragrafen
51
Paragraaf Financiering In dit programmaverslag wordt de uitvoering van de specifieke beleidsvoornemens uit het treasuryjaarplan 2011 verantwoord. Beleggingen In de Treasury Advies Groep wordt vier keer per jaar onder andere een beleggingsvisie voorgelegd van waaruit een beleggingsplan wordt geadviseerd. Ook voor 2011 zal in het kader van spreiding en afdekking renterisico, hierbij zoveel mogelijk rekening worden gehouden met een balans tussen lang en kort beleggen In 2011 is drie maal een Treasury Advies Groep gehouden. In 2011 hebben de ratings van de financiële sector onder druk gestaan. Vanuit de regelgeving (Fido en de Ruddo) dienen beleggingen aan ratingvereisten te volstaan, mede om deze reden zijn de ratings van alle (mogelijke) tegenpartijen in 2011 goed gemonitord en binnen de mogelijkheden is gestreefd naar flexibiliteit en spreiding in de portefeuille.
Huisbankierschap Beoordeling bankrelaties in verband met de afloop per 31 december 2011 van het contract met de huidige huisbankier. Van een aantal banken zal in 2011 een offerte worden gevraagd met betrekking tot hun treasurycondities en creditvergoedingen in de rekeningcourantverhouding. Daarna zullen de gesprekken en onderhandelingen plaatsvinden. Het dagelijks bestuur besluit vervolgens over het aangaan van de nieuwe bankrelatie. Vanwege de onzekere toekomst van BRU is in de Treasury Advies Groep besloten om een optie in het contract van ABN AMRO te lichten en te kiezen voor een verlenging van het contract met 1 jaar.
Duurzaam beleggen In 2010 zal het bestuur besluiten of BRU duurzaam zal gaan beleggen. Als dit besloten wordt, dan zal dit in 2011 verder vorm krijgen. Een en ander is afhankelijk van de economische vooruitzichten voor 2011 en volgende jaren. Elk jaar worden de beleggingen van BNG Vermogensbeheer beoordeelt op duurzaamheid. Dit gebeurd altijd achteraf. In maart 2011 heeft BNG Vermogensbeheer (over 31 december 2010) voor het Fido Geldmarktselectfonds de volgende beoordeling gekregen: “dat deze fondsen beheerd worden met in acht name van duurzaamheidsbeginselen.” BRU is doorgaans voor een belangrijk deel van de portefeuille belegd in het Fido Geldmarktselectfonds.
52
Treasuryscan Jaarlijks wordt een treasuryscan uitgevoerd door een onafhankelijk bureau. Dit in verband met de specifieke deskundigheid die hiervoor gevraagd wordt. Van de hieruit voortvloeiende aanbevelingen wordt in een plan van aanpak aangegeven welke aanbevelingen zullen worden overgenomen waarna de aanbevelingen gefaseerd en op basis van prioriteiten zullen worden geïmplementeerd. De Treasuryscan die in 2011 is uitgevoerd heeft een aantal continue actiepunten aangedragen, waar aandacht aan besteed wordt. Gezien de veranderingen op Treasurygebied en de uitvoerige scan uit 2009 wordt er niet meer elk jaar een scan gedaan.
Beleggingen 2011 Het verloop van de beleggingsportefeuille van 1 januari - 31 december 2011 was als volgt (afgeronde bedragen en exclusief rekening-courantsaldo). Stand 1 januari 2011
€ 249 mln.
Saldo vrijval en belegging
€
. Stand 31 december 2011:
€ 254 mln.
5 mln
Er wordt een rekening courantsaldo van gemiddeld maximaal 15% van het totale beheerde vermogen nagestreefd waardoor dit saldo (tegen een laag rendement) zo beperkt mogelijk wordt gehouden. Over 2011 is gemiddeld 8,5% bereikt. Alle herbeleggingen in 2011 zijn uitgezet bij banken met een rating van A+ (<3 maanden), AA of AAA . In 2011 zijn spaarproducten aan de portefeuille toegevoegd die een hoger rendement opleveren dan de andere depositoproducten rondom die periode. Bijkomend voordeel van een dergelijk spaarproduct is de flexibiliteit. Op elk moment kunnen deze middelen liquide worden gemaakt waarbij de basisvergoeding dan toch hoger ligt dan de rekening courantvergoeding. De spaarproducten kennen voor een optimaal rendement een maximaal volume per bank (ABN €25mln, RABO €11,5mln en ING €35mln) Hieronder volgt een vergelijking van de begrote beleggingsopbrengsten ten opzichte van de gerealiseerde beleggingsopbrengsten (afgerond).
53
Heeft het gekost wat het zou kosten? Paragraaf Financiering
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
213 780 567
264 522 258
937 2.254 1.317
2.026 3.949 1.923
-1.089 1.695 606
258
258
1.317
1.317
309
0
0
606
0 0 606
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Financiële toelichting De lasten hebben betrekking op de wettelijk verplicht toe te rekenen rente aan de BDU en de BOR. De renteopbrengsten in 2011 zijn hoger uitgekomen dan begroot. Dit heeft met name te maken met binnen de gestelde kaders gezochte mogelijkheden om wat meer rendement te behalen. Dit is met name terug te zien in de spaarrekeningen en deposito’s met gegeven de markt aantrekkelijke rendementen. Kasgeldlimiet Het gehele jaar 2011 is er per saldo geen sprake van vlottende schulden. De vlottende middelen in 2011 (kortlopende deposito’s en rekening courantgelden) overstegen de kasgeldlimiet ruimschoots. De kasgeldlimiet was in 2011 als volgt: Omschrijving
1e kw 2011
1. Toegestane kasgeldlimiet Begrotingstotaal 1 januari (=grondslag) Kasgeldlimiet in procenten van de grondslag Kasgeldlimiet in een bedrag
€
2. Omvang vlottende korte schuld Schulden in rekening-courant Opgenomen gelden korter dan 1 jaar Overige geldleningen, niet zijnde vaste schuld Totaal vlottende schuld
€ € € €
3. Vlottende middelen a.Tegoeden in rekening courant b.Contante in kas c.Overige uitstaande gelden korter dan l jaar (incl. a en b) Totaal vlottende middelen
€ € € €
4. Toets kasgeldlimiet Totaal netto vlottende schuld Toegestane kasgeldlimiet Ruimte (+) c.q. overschrijding (-)
€ (293.208.871) € € 14.454.796 € € 307.663.667 €
€
176.278.000 € 8,2% 14.454.796 €
-
293.208.871 293.208.871
€ € € €
€ € € €
2e kw 2011
3e kw 2011
176.278.000 € 8,2% 14.454.796 €
176.278.000 € 8,2% 14.454.796 €
-
276.362.645 276.362.645
€ € € €
€ € € €
(276.362.645) € 14.454.796 € 290.817.441 €
4e kw 2011
-
278.980.392 278.980.392
€ € € €
176.278.000 8,2% 14.454.796
-
€ € € €
277.374.216 277.374.216
(278.980.392) € 14.454.796 € 293.435.188 €
(277.374.216) 14.454.796 291.829.012
54
Paragraaf Bedrijfsvoering Deze paragraaf gaat in op de uitgevoerde activiteiten ter handhaving en verbetering van de bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering betreft alle activiteiten die gericht zijn op de organisatie van de activiteiten die het bestuur vraagt, en op het zo effectief mogelijk uitvoeren ervan en ten dienste stellen aan de gemeenten. De belangrijkste criteria voor de bedrijfsvoering zijn doelmatigheid, betrouwbaarheid en klantgerichtheid.
Financiën en Control De Planning & Control-cyclus van BRU heeft een kwaliteitsslag doorgemaakt. Doel van deze kwaliteitslag is het vergroten van de transparantie en het verbeteren van de sturing. Een van die verbeteringen is het koppelen van de Regionale Agenda en het daaraan verbonden Overdrachtsdocument aan de P&C cyclus. De kwaliteitsslag van de Planning & Controlcyclus van BRU is in 2011 afgerond en geëvalueerd. De laatste verbeterslagen, onder andere door een 30-jarige meerjarenraming, zijn opgenomen in de meest recente P&C producten. Het algemeen bestuur heeft in oktober 2011 op basis van deze evaluatie besloten om o.a.: - van de kadernota een vaststellingsbrief Regiobijdrage te maken; - de voorleggingtermijn aan de raden van zes weken voor ontwerp-begrotingswijzigingen van technische aard niet meer toe te passen; - het laten vervallen van het Uitvoeringsplan DB; - het aantal bestuursrapportages beperken tot één per jaar (in oktober algemeen bestuur). De huidige P&C cyclus BRU na de evaluatie:
PLANNING
1x per 4 jaar
REGIONALE AGENDA
dec. t-2
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE
jun. t-1 dec. t-1
PROGRAMMABEGROTING
dec. t-1
TEAMPLANNEN
CONTROL
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
OVERDRACHTSDOCUMENT
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
SECRETARISDIRECTEUR MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
TEAMMANAGERS
dec. t-1
FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
55
P&O De organisatie zal naar verwachting in 2011 geen ingrijpende wijzigingen ondergaan. Wellicht dat een integratie van de teams OV infra en OV exploitatie aan de orde komt. De acties uit de HRM nota zullen worden uitgevoerd. In september 2010 is de discussie om de eventuele samenvoeging van de teams OV-E en OV-I afgerond. Alles afwegende werden de nadelen van samenvoeging op dat moment groter geacht dan de voordelen. Gezien de verschillende opgaven voor OV-E en OV-I is het niet aannemelijk dat deze afweging voor medio 2012 opnieuw wordt gemaakt. Het gevolg is dat OV-E en OV-I als aparte teams in stand blijven. Om de nadelen te ondervangen zijn enkele compenserende maatregelen getroffen. Zo is een tweewekelijks driehoeksoverleg tussen de secretaris-directeur en de (interim) managers OV-E en OV-I ingesteld. De acties uit de HRM nota, met name die voor het 4e kwartaal stonden ingepland, zijn deels verschoven naar 2012.
Communicatie Bij BRU is communicatie heel belangrijk. Omdat het bestuur “op afstand” is, is grote inzet nodig om de achterbannen op de hoogte te houden van het reilen en zeilen van BRU. Daarnaast is voor de buitenwereld niet altijd duidelijk wat een stadsregio doet. Ook daarom is uitleg steeds nodig. In het begrotingsjaar 2011 is de inzet van communicatie onder meer gericht geweest op de nieuwe Regionale Agenda 2010-2014 en de rol en reputatie van BRU in het algemeen. Een ander speerpunt is en blijft het verbeteren van de informatievoorziening aan de gemeentelijke achterban en aandacht voor de betrokkenheid van met name gemeenteraden en colleges van de BRU gemeenten. Verschillende themabijeenkomsten zijn georganiseerd om leden van het algemeen bestuur maar ook raadsleden en collegeleden te betrekken bij belangrijke regionale (beleids)ontwikkelingen. Jaarlijks wordt aan tientallen projecten en ontwikkelingen bekendheid gegeven. Voor de communicatie maakt BRU onder meer gebruik van bestaande communicatiemiddelen, zoals de BRUwebsite, het relatiemagazine BRUberichten en digitale nieuwsbrief BRUActueel. Bescheiden aandacht is er voor nieuwe communicatiemiddelen zoals Twitter. In 2011 is rond de aanbesteding regionaal OV een zwaar accent op de woordvoering rond het verloop van de concessie nodig geweest. Daardoor is de keuze van Bestuur Regio Utrecht voor vervoerderonafhankelijk openbaar vervoer richting de reiziger minder goed voor het voetlicht gekomen. Ook de communicatie rond de regiotram en de Regiotaxi Utrecht vraagt veel aandacht. Samenhangende communicatie en een uniforme uitstraling moet er mede voor gaan zorgen dat de reiziger ook daadwerkelijk het gevoel heeft met één netwerk te reizen. In de sfeer van relatiebeheer, vakmatige samenwerking en uitwisseling vindt circa vier maal per jaar overleg plaats tussen de communicatiecollega’s van de acht stadsregio’s. Ook wordt de samenwerking voortgezet met de communicatieafdelingen van onze partners, met name de negen deelnemende gemeenten en de vervoerders. Sinds enkele jaren ligt bij Bestuur Regio Utrecht het initiatief tot een (bij voorkeur jaarlijkse) netwerkbijeenkomst voor communicatieprofessionals van de negen gemeenten en samenwerkingpartners.
56
Automatisering 2011 zal op het gebied van de automatisering in het teken staan van een onderzoek naar de vraag of het wellicht verstandig is de ICT-diensten elders onder te brengen in plaats van deze intern te organiseren. In 2010 is hiervoor een onderzoek gestart wat tot besluitvorming moet leiden in 2011 en eventueel geïmplementeerd zal worden in de komende jaren. De implementatie van de DMS (Document Management Systeem) software zal ook in 2011 naar alle waarschijnlijkheid nog de nodige aandacht vragen. In 2011 is een onderzoek gestart de ICT van BRU elders onder te brengen wat tot besluitvorming moet leiden in 2012 en eventueel geïmplementeerd zal worden in de komende jaren. De implementatie van Corsa is in 2011 gerealiseerd. In 2012 zal de koppeling tussen het DMS en Exact plaatsvinden en of er modules ingepast gaan worden. In 2011 zijn extra investeringen gedaan met de upgrade van de financiële pakketten. Het betreft hier Exact Globe en de subsidieadministratie.
Huisvesting Omdat op het moment van opstellen van dit document de beslissing over het kopen of blijven huren van het pand nog niet genomen was, kan niet aangegeven worden wat de gevolgen hiervan in 2011 zullen zijn. De huidige huurovereenkomst loopt tot 1 oktober 2012. Vanwege de onzekerheid rond de WGR+ is de termijn van een nieuwe verlenging nog niet bekend. Heeft het gekost wat het zou kosten? Paragraaf Bedrijfsvoering
Rekening 2010
Begroting voor wijziging 2011
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
3.233 3.233 0
2.592 2.592 0
3.105 2.905 -200
3.718 3.533 -185
-613 628 15
0
200 0
185 0
0 -15 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
0
Financiële toelichting De totale kosten voor bedrijfsvoering zijn € 0,6 mln hoger dan geraamd. Het takenpakket van Financiën, Facilitaire zaken en Communicatie is toegenomen door de groei van het team OVI. Hiervoor is extra capaciteit ingezet. Daarnaast is er sprake geweest van langdurige uitval van een aantal medewerkers van Financiën en Communicatie. Ook is hiervoor tijdelijk extra capaciteit ingehuurd. Ook heeft in 2011 een conversie plaatsgevonden van het financiële systeem en is er een evaluatie geweest van de P&C cyclus beide met externe ondersteuning. De mutatie reserve betreft een onttrekking uit de bestemmingreserve Personele verplichtingen frictiekosten.
57
Paragraaf weerstandsvermogen Algemeen Deze paragraaf omvat het weerstandsvermogen als inschatting van risico’s die daarmee moeten worden afgedekt. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen. Al afgedekte risico’s hebben geen invloed op het weerstandsvermogen. Hieruit volgt dat het weerstandsvermogen bestaat uit alle middelen en mogelijkheden om niet-begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit dient de continuïteit van de organisatie te borgen.
Ontwikkeling risicomanagement Binnen BRU wordt invulling gegeven aan risicomanagement die erop gericht is om op een systematische wijze inzicht te verschaffen in de aard, omvang, frequentie en gevolgen van mogelijke risico’s. Op 21 november 2011 heeft het dagelijks bestuur de Nota Weerstandsvermogen en risico’s vastgesteld. Met deze nota is een kader vastgesteld met betrekking tot het weerstandsvermogen en risico’s. Een gekwantificeerde risico-analyse kan gemaakt worden en daarmee de benodigde weerstandscapaciteit. Deze nota heeft ook samenhang met de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva, vastgesteld in de AB-vergadering van 29 februari 2012. Hierin wordt specifiek ingegaan op de hoogte van het weerstandsvermogen. Het systeem van risicomanagement bestaat uit een aantal onderdelen: 1.
2.
Risico-analyse: de inventarisatie van de risico’s. Onderscheid wordt gemaakt in soorten risico’s: Decentrale risico’s: hierbij gaat het om risico’s die regulier voorkomen en die binnen de bedrijfsvoering c.q. programma’s opgevangen moeten worden, zonder dat er sprake is van beleidswijzigingen. Projectrisico’s: risico’s met financiële gevolgen binnen veelal grote projecten Centrale risico’s:( incidentele) risico’s die een grote impact kunnen hebben op de weerstandscapaciteit als ze zich voordoen en die niet binnen de afzonderlijke programma’s opgevangen kunnen worden. Risicoweging: na de inventarisatie van de risico’s komt de risicoweging waarbij kansklassen worden onderscheiden. Vertaald in een tabel ziet dit er als volgt uit:
Kansklasse 1 2 3 4 5 3.
Omschrijving Gering Beperkt Midden Hoog Zeer hoog
kwantificering 10% 25% 50% 75% 90%
Risicobeheersing: Om een risico te kunnen beheersen, zullen voor iedere geïdentificeerd risico beheersmaatregelen genomen kunnen worden. Het risicomanagement onderscheidt een viertal risicostrategieën: Vermijden: hierbij wordt de kans/mogelijkheid van optreden van een bepaald risico opgeheven. Verminderen: hierbij wordt beoogd de kans van optreden of het gevolg van het optreden van een risico te verkleinen, bijvoorbeeld door een voorziening. Overdragen: het verkleinen van het risico door de gevolgen aan anderen over te dragen, bijvoorbeeld door een verzekering. Accepteren: wanneer een risico niet wordt vermeden, verminderd of overgedragen, dan wordt het risico geaccepteerd.
58
4. Weerstandscapaciteit: is het vermogen dat beschikbaar is om financiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van bestaande taken. De algemene reserve(s) vormen de basis van de weerstandscapaciteit. 5. Weerstandsvermogen: is de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Het benoemen van het weerstandsvermogen geschiedt op basis van een ratio. Uitgangspunt is dat BRU de impact van de risico’s minimaliseert. Dit betekent dat het weerstandsvermogen tenminste voldoende is. Dat komt neer op een weerstandsvermogen tussen 1,0 en 1,4. In het geval dat de ratio onder het vastgestelde niveau komt dan dienen er maatregelen te worden genomen om weer op het gewenste niveau te komen.
Risicoprofiel BRU Aan de hand van het kader zijn de centrale risico’s geïnventariseerd. Het gaat hierbij om de risico’s met financiële consequenties die resteren na het nemen van beheersmaatregelen. Frictiekosten personeel opheffing WGR+ In het regeerakkoord is de opheffing van de WGR-plus regio’s aangekondigd. Het moment waarop dit moet plaatsvinden is nog niet bekend. De opheffing betekent een ingrijpende reorganisatie van taken. Het heeft personele consequenties waarvan de omvang van de frictiekosten niet exact berekend kunnen worden. Dit heeft te vooral te maken met het effect van uitstroom van medewerkers. Voor de berekening van de verwachte frictiekosten is een berekening gemaakt. Het mogelijke financiële effect is bepaald op € 2.392.000. In de berekening is geen rekening gehouden met kosten voor omscholing en kosten inhuur. De kans wordt ingeschat op 75% (klasse 4, hoog). Projectrisico’s Binnen het programma OV-infrastructuur (Assets) wordt de besluitvorming van twee infrastructurele projecten voorbereid; de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) en het projectbesluit Uithoflijn. Voor beide projecten wordt een projectplan opgesteld waarin ook aandacht is voor de risico’s. Bij het opmaken van deze jaarrekening is nog niet bekend of dit risico’s zijn die opgenomen moeten worden in het risicoprofiel van BRU. Benodigde Weerstandscapaciteit BRU Het hiervoor genoemde risicoprofiel beperkt zich tot één belangrijk centraal risico, de personele frictiekosten. De omvang is bepaald op € 2,4 mln met een kwantificering van 75%. Dit betekent een benodigde weerstandscapaciteit van € 1,8 mln. Weerstandsvermogen De weerstandscapaciteit komt tot uitdrukking via de algemene reserve groot € 1.845.000. Deze algemene reserve bestaat uit de volgende onderdelen: -Weerstandsvermogen - Algemene reserve Totaal
€ 1.800.000 € 45.000 € 1.845.000
De benodigde weerstandscapaciteit komt uit op een bedrag van € 1.800.000. Dit geeft een weerstandsvermogen van 1.845/1.800 is 1,03 en voldoet daarmee aan de norm van voldoende, opgenomen in het kader.
59
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen worden onderscheiden in vast en vlottende activa, die als bezittingen op de balans staan en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. In het kader van deze paragraaf gaat het om de vaste activa zoals bedrijfsgebouwen, rijdend materieel en inventaris. Ze onderscheiden zich doordat ze voor hun instandhouding en verbetering structureel een substantieel beslag op middelen in de exploitatiebegroting leggen. Dit geldt niet voor de financiële activa en de bedrijfsmiddelen (vlottende activa) omdat die regelmatig worden vervangen. Tot voor kort beschikte BRU niet over de kapitaalgoederen zoals hierboven bedoeld. Met de overdracht van de activa van de SUNIJ-lijn is daar verandering in gekomen. Inmiddels is BRU eigenaar van rijdend materieel (zoals de Weense Tram), haltevoorzieningen, infrastructuur (overdracht was in december 2010) en de remise. Het BBV schrijft voor dat in de programmabegroting aandacht wordt geschonken aan het beleidskader met betrekking tot het onderhoud van de kapitaalgoederen. Het gewenste onderhoudsniveau is daarbij het uitgangspunt. Tevens dient een relatie te worden gelegd met de aan dit onderhoudsbeleidskader verbonden financiële consequenties. OV-Infrastructuur In het onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in de jaarlijkse onderhoudslasten van de kapitaalgoederen van OV-Infrastructuur: Kapitaalgoed Weense Trams (2008, 2009) SUNIJ-trams (2008, 2009) Haltevoorzieningen (2009) Remise (2009) Infrastructuur (rails ed.)(2010)
Kosten onderhoud1 € 640.000 € 2.495.000 € 786.000 € 400.000 € 4.800.000
Spitstrams In de periode mei 2008 tot en met februari 2009 zijn de Spitstrams bij BRU in eigendom gekomen. Het gaat om 16 motorwagens en 11 bijwagens. Inmiddels zijn 3 motorwagens overbodig geworden en afgestoten (relevante onderdelen zijn eraf gehaald). SUNIJ-trams (voormalige Connexxion tramstellen) Sinds december 2008 heeft het BRU het eigendom van 27 tramstellen die zijn overgenomen van Connexxion. In 2010 is een van de trams betrokken geraakt bij een ongeval. Er is, mede op basis van het nieuwe onderhoudsregime, geconcludeerd dat deze tram voor het uitvoeren van de dienstregeling niet strikt noodzakelijk is. Gezien de financiële opgave (+/ € 1mln) is daarom besloten de tram niet te repareren en af te voeren. Daarmee resteren eind 2011 26 trams. In 2011 is een nieuw onderhoudscontract aanbesteed en afgesloten met Voith voor een periode van 8 jaar met optie op verlenging met 1 jaar.
1
NB: Het betreft hier puur begrote ‘out of pocket’ reparaties en dergelijk aan het betreffende kapitaalgoed: geen schoonmaak, geen inhuur externen, geen overhead beheerorganisatie.
60
Remise In de remise worden de trams onderhouden en schoongemaakt. In 2011 zijn de opstelsporen geëlektrificeerd, zijn bouwkundige aanpassingen uitgevoerd ten behoeve van de nieuwe tramonderhoudpartij (Voith) en zijn de kantoorfaciliteiten verbeterd en uitgebreid. Voorgenomen investeringen in de technische outillage zijn uitgesteld in verband met de aanpassing van de remise aan de komst van de Uithoflijn. Infrastructuur (trambaan traject Utrecht Centraal- Nieuwegein/IJsselstein-Achterveld) In 2010 heeft de overdracht van beheer en eigendom van de infrastructuur van Prorail naar BRU plaatsgevonden. In 2011 heeft een nulmeting naar de kwaliteit en staat van onderhoud van de infrastructuur plaatsgevonden. Inmiddels is de infrastructuur ca. 30 jaar oud, dit is de te verwachten technische levensduur. In het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) wordt gewerkt aan de voorbereiding van de vervanging. De huidige infrastructuur wordt in de komende jaren in 2 fases vervangen: fase 1 (Utrecht CS tot Nieuwegein Stadscentrum) in 2012-2013, fase 2, de ‘takken’ naar Nieuwegein Zuid resp. IJsselstein, naar verwachting in 2018-2019. In verband met de renovatie door de gemeente Utrecht van het 24 oktoberplein is de trambaan dit jaar reeds vervangen.
61
62
Jaarrekening
63
64
Programmarekening Bedra gen x € 1.000 Programma Bestuur Programma Ruimtelijke ordening Programma Economische Zaken Programma Groen, Recreatie & Milieu Programma W onen Programma W egen & Verkeer Programma OV Concessie Programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit Programma OV infrastructuur (assets) Paragraaf Financiering Paragraaf Bedrijfsvoering Totaal resultaa t voor be stemming
Be groting 2011 voor w ijziging lasten baten 1.026 840 138 223 780 43.628 52.614 977 18.921 264 2.592 122.003
847 632 138 81 766 43.628 52.614 977 18.921 522 2.592 121.718
saldo -179 -208 0 -142 -14 0 0 0 0 258 0 -285
Be groting 2011 na w ijziging laste n bate n 818 20.712 294 104 815 68.261 56.501 965 23.766 937 3.105 176.278
818 20.662 294 104 400 68.261 56.501 965 23.766 2.254 2.905 176.930
Realisa tie 2011 sa ldo
la ste n
ba ten
saldo
0 -50 0 0 -415 0 0 0 0 1.317 -200 652
1.007 20.551 227 651 583 54.404 49.331 757 18.096 2.026 3.718 151.351
836 20.678 302 754 601 54.404 49.331 757 18.096 3.948 3.533 153.240
-171 127 75 103 18 0 0 0 0 1.922 -185 1.889
Muta ties rese rve s Toe voegingen Programma Ruimtelijk e ordening Vrijgevallen BW S middelen Programma W onen Vrijgevallen BW S middelen Rentebaten BW S budget W onen met W elzijn en zorg Algemene reserve (W eerstandsvermogen) Paragraaf Financiering BDU rente Vrijgevallen BW S middelen Rente baten BLS Totaal toe voegingen rese rve s Onttrekkingen Programma Bestuur Personele verplichting frictiekosten Programma Ruimtelijk e ordening Rentebaten BLS Uitvoering RSP 2005-2015 Groen, Recreatie en Milieu Rentebaten BLS Programma W onen Rentebaten BW S middelen Vrijgevallen BW S middelen W onen met W elzijn en Zorg Onzelfstandige W ooneenheden Paragraaf bedrijfsvoering Personele verplichting frictiekosten Totaal Onttrekkingen rese rve s Resultaa t na beste mming Specificatie resulta at na bestemming Regiobijdrage Rente Financiering
-138
-50
-637 -550 -44 -1.800
-258
-1.184 -98 -35
-1.184 -98 -35
-308
-1.317
-4.486
50
0 138
365
101 2.350 0 637
179
208
142
64
50
593
200 665
185 3.411
0
0
814
209 605 814
66
Balans en toelichting
BALANS PER 31 DECEMBER 2011
ACTIVA
Vaste a ctiva: Materiële vaste activa -Investeringen met economisch nut -- overige investeringen met een economisch nut Financiële vaste activa -overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer Totaa l va ste activa
31 de cember 2010
31 de cember 2011
€
€
135.245
3.117.685
111.119.621
69.995.127
111.254.867
73.112.811
Vlottende activa Uitzettingen met een rentetypische looptijd k orter dan één jaar -Vorderingen op openbare lichamen -Overige vorderingen Liquide middelen -Kassaldi -Bank- en girosaldi Overlopende activa
5.774.230
6.253.531
407 283.757.298 3.941.746
243 274.649.172 6.483.769
Totaa l vlottende a ctiva
293.473.681
287.386.714
TOTAAL
404.728.545
360.499.525
68
BALANS PER 31 DECEMBER 2011
PASSIVA
31 de cember 2010
31 de cember 2011
€
€
Vaste passiva Eigen vermogen -Algemene reserves -Bestemmingsreserves --Overige bestemmingsreserves -Nog te bestemmen resultaat
45.301
1.845.301
12.063.280 294.939
11.633.742 813.622
128.789
58.906
Vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer -Onderhandse leningen van: --Overige binnenlandse sectoren
14.333.825
7.069.766
Totaa l va ste passiva
26.866.134
21.421.338
Vlottende pa ssiva Netto vlottende schulden met een rente typische looptijd k orter dan één jaar -Overige schulden Overlopende passiva
3.152.558 374.709.852
9.268.587 329.809.599
Totaa l vlottende passiva
377.862.410
339.078.186
TOTAAL
404.728.545
360.499.525
Voorzieningen -Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico's
Er zijn geen borg- en/of garantiestellingen.
69
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgemaakt met inachtneming van de voorschriften die het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten daarvoor geeft.
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, worden de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarden. De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden. Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden, overlopende vakantiegeld- en verlofaanspraken en dergelijke. Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld reorganisaties) dient wel een verplichting opgenomen te worden.
Balans Vaste Activa Materiële vaste activa met economisch nut De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Slijtende investeringen worden vanaf het moment van ingebruikneming annuitair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur. Op 14 december 2011 heeft het algemeen bestuur de Financiële verordening 2012 vastgesteld. Hierin zijn de kaders m.b.t. het activeren en afschrijving van vaste activa aangescherpt. Door het beheer en onderhoud is het beleid op dit gebied gewijzigd. De Financiële verordening treedt in werking op 1-12012. De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren: • 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen; • 30 jaar: riolering, trams, rails, haltevoorzieningen; • 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen; • 20 jaar: motorvaartuigen; • 15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen; • 10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen; groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen; • 5 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; personenauto’s; lichte motorvoertuigen; automatiseringsapparatuur. Financiële vaste activa Kapitaalverstrekkingen en leningen u/g zijn opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht. De obligaties worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs. De aankoopkosten en (dis)agio worden afgeschreven over de looptijd van de betreffende obligatie. Vorderingen en overlopende passiva Waardering geschiedt tegen de nominale waarde. Na een bepaalde periode wordt de wettelijke rente in rekening gebracht.
70
Liquide middelen De liquide middelen zijn tegen de nominale waarde. Na een bepaalde periode wordt wettelijke rente in rekening gebracht.
Passiva Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit de algemene reserve en bestemmingsreserves en het saldo van de rekening van baten en lasten. De aard en doelstelling van de afzonderlijke bestemmingsreserves wordt nader toegelicht in de toelichting op de balans. Voorziening Voorzieningen worden gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies. Vaste schulden Vaste schulden worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Kortlopende schulden en overlopende passiva De waardering geschiedt tegen de nominale waarde. De overlopende passiva omvatten na de wijziging van het BBV op 10 juli 2007 de van de Europese en Nederlandse overheidslichamen ontvangen maar nog niet bestede voorschotbedragen voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van volgende begrotingsjaren. Voor het BRU betreft dit van het rijk ontvangen middelen voor de BDU, BLS, Luchtkwaliteit en BOR middelen. Schriftelijk aangegane verplichtingen jegens leveranciers/dienstverlenende instelling zijn. Voor zover betrekking hebbend op in dit jaar uitgevoerde activiteiten, ten laste gebracht van het resultaat van dat jaar. Met betrekking tot de door het BRU te verstrekken subsidies zoals BDU worden de verplichtingen verantwoord in het jaar van afgifte en als last genomen ten laste van de vooruitontvangen bedragen.
Rekening van baten en lasten Algemeen Alle bedragen in de rekening van baten en lasten zijn opgenomen tegen de nominale waarde. In de begroting is het saldo per taak/product aangemerkt als regiobijdrage. In de jaarrekening is de als voorschot in rekening gebrachte regiobijdragen als baten verantwoord. Het resterende saldo betreft derhalve het nog af te rekenen resultaat over 2011. De in rekening gebrachte voorschotten zijn in principe gebaseerd op de vastgestelde begroting 2011 inclusief door het algemeen bestuur vastgestelde begrotingswijzigingen. Vergelijkende cijfers 2010 Per programma zijn de vergelijkende cijfers van het boekjaar 2010 in de rekening van Baten en Lasten opgenomen.
71
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2011
ACTIVA
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
VASTE ACTIVA
31-12-2011 €
Materiële vaste activa a. Overige investeringen met een economisch nut: Bedrijfsgebouwen Vervoermiddelen Machines, apparaten en installaties:
1 4 135.240
58.602 2.973.193 85.889
Totaal materiële vaste activa
135.245
3.117.685
Het onderstaande overzicht geeft het verloop van de boekwaarde van de overige investeringen met een economisch nut: Boekwaarde Investeringen Vermindering/ 31-12-2010 Afschrijving Bedrijfsgebouwen: Remise Nieuwegein Renovatie Remise gebouw Vervoermiddelen: W eense Trams SUNIJ trams Haltevoorzieningen Rails LVO GVI
1
1 58.601
58.601 1 1 1 1
Machines, apparaten en installaties: Inventaris Automatisering
753.733 2.219.456
85.194 50.046
Totaal
135.245
3.031.791
Boekwaarde 31-12-2011
-
1 1 1 1 753.733 2.219.456
34.330 15.022
50.865 35.024
49.351
3.117.685
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 € Financiële vaste activa, overige uitzettingen m et een rentetypische looptijd van één jaar of langer a. Overige langlopende vorderingen 109.480.912 b. Langlopende deposito's c. Obligaties BOR 1.638.709 111.119.621
31-12-2011 € 69.175.254 819.872 69.995.127
Totaal financiële vaste activa, overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer Boekwaarde 31-12-2010 Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer
111.119.621
Totaal
111.119.621
Investeringen
-
Desinvesteringen
Aflossingen/ Afschrijvingen
Boekwaarde 31-12-2011
-
41.124.495
69.995.127
-
41.124.495
69.995.127
72
De overige langlopende vorderingen (financiële vaste activa) zijn als volgt samengesteld: 31-12-2010 31-12-2011 BW S budgetten algemeen * Garantie product (BOR) BOR gemeente Utrecht 71.688.912 34.916.254 BOR provincie Utrecht 37.792.000 34.259.000 * (zie b ijlage Staat van financiele vaste activa)
109.480.912 -
69.175.254 -
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
31-12-2011 €
BOR De uit te keren BOR subsidies zijn gebaseerd op een liquiditeitenplanning in het BOR van de deelnemende gemeenten. De subsidies die niet direct worden beschikt, kunnen worden belegd.
TOTAAL VASTE ACTIVA
111.254.867
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar De vorderingen kunnen als volgt worden gespecificeerd: -Vorderingen op openbare lichamen Debiteuren Debiteuren beschikkingen
31-12-2010 5.110.540 663.690
31-12-2011 5.731.081 522.450
5.774.230
6.253.531
Totaal Uitzettingen m et een rentetypische looptijd korter dan één jaar
73.112.811
31-12-2011 €
5.774.230
6.253.531
5.774.230
6.253.531
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
31-12-2011 €
Liquide middelen: Het saldo van de liquide middelen bestaat uit de volgende componenten: Kas Banksaldi (o.a. kortlopende geldmarktfondsen, parkeerrekeningen)
407 283.757.298
243 274.649.172
Totaal liquide m iddelen
283.757.705
274.649.415
Het bedrag van de banksaldi bestaat uit een bedrag van € 102.558.114 vrij opeisbaar en een bedrag van € 172.091.058 niet vrij opeisbaar.
73
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
31-12-2011 €
Overlopende activa De post overlopende activa kan als volgt onderscheiden worden: Vooruitbetaalde bedragen Nog te ontvangen bedragen
477.351 3.464.395
777.828 5.705.940
Totaal overlopende activa
3.941.746
6.483.769
Onder vooruitbetaalde bedragen is bedrag van € 309.000 opgenomen voor kosten Uithoflijn. Deze kosten zijn gemaakt nav het projectbesluit Uithoflijn besloten door het AB op 15-6-2011. In 2012 wordt een definitief besluit genomen over de aanleg van de Uithoflijn. De vooruitbetaalde kosten worden vervolgens op het project verantwoord. Nog te ontvangen betreft voornamelijk rentebaten van deposito's en nog te ontvangen mbt het project A12 salto. De afwikkeling van dit project is naar verwachting in 2014 TOTAAL VLOTTENDE ACTIVA
293.473.681
287.386.714
TOTAAL GENERAAL ACTIVA
404.728.548
360.499.525
74
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2011 PASSIVA
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
EIGEN VERMOGEN
31-12-2011 €
Het in de balans opgenomen eigen vermogen bestaat uit de volgende posten: Algemene reserve Bestemmingsreserves: -overige bestemmingsreserves Resultaat na bestemming
45.301
1.845.301
12.063.280 294.939
11.633.742 813.622
Totaal
12.403.520
14.292.665
Bestemmingsreserves:
Vrijgevallen BW S middelen Rentebaten BW S budget Financiële knelpunten BRU W onen met W elzijn en Zorg Onzelfstandige wooneenheden Vermogensbeheer RSP 2005-2015 Rentebaten BLS 2005-2010 BDU rente Personele verplichtingen frictiekosten
Totaal
Saldo 31-12-2010
6.019.073 832.811 122.000 118.929 636.622 1.571.516 138.333 2.260.542 247.059 116.395
12.063.280 460.250,04
Toevoeging
873.112 550.000
Onttrekking
Bestemming uit resultaat 2010
2.350.000 100.767
1.166.456 700.000
4.542.185 1.282.044 122.000 163.401 0 2.295.794 2.597.106 631.212
294.940
11.633.742
44.472 636.622 1.571.516138.333 35.252 1.183.591 185.183
2.686.427 1.710.398,95-
3.410.905 3.291.376,89-
Saldo
31-12-2011
724.477,60 12.523.530,00
Toelichting bij de aard en de doelstelling van de afzonderlijke reserves
-
Nota Reserves, voorzieningen en overlopende passiva Op 29 februari 2012 heeft het algemeen bestuur de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva vastgesteld. De mutaties vanuit deze nota zijn verwerkt in de balans. De voorziening Onderhoud gebouw Maliebaan is niet gevormd vanwege de ontwikkeling rond W GR+. m ut.voor be s t.
Algemene reserve De algemene reserve is te splitsen in twee reserves. Een algemene reserve en een reserve weerstandsvermogen. De algemene reserve dient als buffer voor het opvangen van risico's met betrekking tot de paragraaf W eerstandsvermogen. De incidentele voeding is vanuit de reserve Vrijgevallen middelen BW S en bedraagt € 1.800.000.
724.478
Bestemmingsreserve Vrijgevallen BW S-middelen Deze bestemmingsreserve bestaat uit de vrijgevallen BW S middelen (onder meer als gevolg van de inkomenstoetsen) en zijn vrij besteedbaar. Deze reserve heeft het karakter van een algemene reserve. Jaarlijks wordt na vaststelling van de jaarrekening het aandeel van de uitgetreden gemeenten bepaald. Op grond hiervan zal dit worden afgestemd met reeds eerder gedane betalingen. Een aantal mutaties is verwerkt: Een bedrag van € 550.000 wordt overgebracht naar de reserve Rentebaten BW S voor toekomstige renteverplichtingen. Een bedrag van € 1.800.000 wordt tijdelijk toegevoegd aan de reserve W eerstandsvermogen, onderdeel van de algemene reserve. Het saldo van de reserve RSP 2005-2015 groot € 138.333 wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S-middelen. Het saldo van de reserve Onzelfstandige wooneenheden groot € 636.622 wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S middelen. Vanuit de paragraaf financiering wordt een rentebedrag groot € 98.157 toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S middelen. Bestemmingsreserve Rentebaten BW S-budget In deze bestemmingsreserve zijn de rentebestanddelen verantwoord die zijn begrepen in de van VROM ontvangen respectievelijk aan derden uitgekeerde subsidietermijnen die hun oorsprong vinden in de budgetjaren 1992 tot en met 1994
75
(sociale-bouwsector). W ij verwijzen naar de toelichting op de waarderingsgrondslagen, meer in het bijzonder de onderdelen "financiële vaste activa" en "langlopende schulden”. Het verloop van deze reserve wordt met name beïnvloed door renteconversie gedurende de looptijd van inkomende respectievelijke uitgaande BW S-geldstromen. Omdat renteconversie van genoemde geldstromen niet op hetzelfde moment plaatsvindt kunnen voor- en nadelen ontstaan. Jaarlijks wordt de stand van deze reserve op basis van een aantal rentescenario's (zowel positief als negatief) beoordeeld. Op basis van de risicoanalyse BW S is vastgesteld dat de omvang van deze reserve minimaal gelijk is aan het saldo tussen de te betalen en de te ontvangen rente. De verplichtingen lopen naar verwachting door tot en met 2017. Om de verwachte verplichtingen te kunnen afdekken wordt een bedrag van € 550.000 toegevoegd. Dit bedrag wordt onttrokken aan de reserve Vrijgevallen BW S-middelen. Bestemmingsreserve Financiële knelpunten BRU Deze reserve dient als buffer voor het opvangen van financiele knelpunten in verband met de ontvlechting van gemeenten. De reserve wordt naar verwachting in 2012 ingezet. Bestemmingsreserve W onen met w elzijn en zorg Op 25 juni 2008 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de regeling wonen met welzijn en zorg. De totale kosten bedragen maximaal € 2mln. Maximaal 10% zal worden besteed aan onderzoeks- en proceskosten. Deze regeling is samen met de provincie Utrecht opgesteld. De bijdrage van de provincie Utrecht is 50% van de totale kosten (€ 1 mln.). De bijdrage van het BRU is afkomstig uit de bestemmingsreserve vrijgevallen BW S-middelen. Deze regeling heeft tot doel om projecten financieel te ondersteunen die bijdragen aan de realisatie van de regionale opgave op het terrein van wonen met W elzijn en Zorg. Na afrekening van een aantal beschikkingen wordt het restantsaldo naar rato tussen de provincie en BrU afgerekend. Een bedrag van € 44.472 is toegevoegd zijnde het positief exploitatiesaldo 2011, vanwege afrekeningen op de beschikkingen. Bestemmingsreserve onzelfstandige w ooneenheden In het Uitvoeringscontract RSP is vastgelegd dat deze stimuleringsregeling wordt in gesteld ten behoeve van de realisatie van onzelfstandige wooneenheden, waaronder studentenwoningen en onzelfstandige wooneenheden in zorginstellingen. Er is maximaal € 1 mln. beschikbaar voor de subsidiering. De definitie van wooneenheden van het CBS geldt als uitgangspunt. De bijdrage per eenheid bedraagt € 853,- Dit is tevens het bedrag dat voor zelfstandige woningen wordt uitgekeerd. De subsidiering heeft betrekking op de periode 1-1-2005 tot en met 31-12-2009. De regeling is afgerekend. Het saldo van € 636.622 wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S-middelen. Bestemmingsreserve Vermogensbeheer Op 15 december 2010 heeft het algemeen bestuur het Treasurystatuut 2011-2015 vastgesteld. Een verandering tov het vorige statuut is het vervallen van de treasuryvergoeding. De opbrengst werd jaarlijks toegevoegd aan de reserve Vermogensbeheer. Bij vaststelling van de programmarekening 2010 op 15-6-2011, is besloten om deze reserve op te heffen. Het saldo van € 1.571.516 is als volgt bestemd: een bedrag van € 700.000 is toegevoegd aan de reserve Personele frictiekosten en € 871.516 toe te voegen aan de reserve BDU rente. Bestemmingsreserve RSP 2005-2015 Voor het opstellen van het RSP 2005-2015 heeft het algemeen bestuur een bestemmingsreserve gevormd, door een onttrekking uit de reserve Vrijgevallen middelen BW S. Het reserve was bedoeld voor de uitvoering van het Regionaal Structuurplan 2005-2015. Er vinden geen onttrekkingen meer plaats. Het saldo van € 138.333 wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen middelen BW S. Bestemmingsreserve Rentebaten BLS 2005-2010 De BLS middelen die het Bestuur Regio Utrecht in beheer heeft leveren rentebaten op. Voor de rentebaten is een specifieke bestemmingsreserve gevormd. Deze reserve werd ingezet als afdekking van het van het risico dat, door achterblijvende woningbouwproductie, het Bestuur Regio Utrecht minder BLS middelen ontvangt en daardoor de inkomsten en uitgaven niet meer in balans zijn. De regeling is geeindigd in 2010. In de begroting 2010 is besloten om een bedrag van € 250.000 in te zetten voor het actieprogramma W oningbouw. In het pakket van besparingsmaatregelen behandeld in het AB van juni 2011 is opgenomen dat deze reserve dient als achtervang voor tegenvallers in de besparingen. Vanuit de paragraaf financiering wordt een rentebedrag groot € 35.252 toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S middelen. Bestemmingsreserve BDU rente Bij resultaatbestemming 2009 is de bestemmingsreserve BDU rente ingesteld. Deze reserve dient de renteverschillen met berekking tot de BDU op te vangen. Bij resultaatbestemming 2010 is besloten om een extra toevoeging te doen van € 871.000. Dit bedrag is onttrokken aan de reserve Vermogensbeheer. Vanuit de paragraaf financiering wordt een rentebedrag groot € 1.183.591 toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BW S middelen.
76
Bestem mingsreserve Personele verplichtingen frictiekosten Deze post is bedoeld voor het afdekken van de financiële consequenties van personele fricties. Hiertoe behoren ondermeer bovenmatig ziekteverzuim en eventueel ontstane personele overcapaciteit als gevolg van het wegvallen van taken. Bovendien dient de reserve ter dekking van individuele (breder dan eigen functionele) opleidingskosten personeel. Bij resultaatbestemming 2010 is besloten om een extra bedrag van € 700.000 ter dekking van toekomstige verplichtingen. BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
Saldo exploitatierekening BRU
31-12-2011 €
Saldo af te rekenen regiobijdrage Saldo nog te bestemmen resultaat Saldo Treasury Surplus vermogensbeheer
-14.713
208.560
309.652
605.062
Totaal saldo exploitatierekening BRU
294.939
813.622
TOTAAL EIGEN VERMOGEN
12.403.520
14.292.665
Voorzieningen Voorzieningen voor verplichtingen, verliezen en risico's Het verloop van de voorzieningen wordt in onderstaand overzicht weergegeven: Voorziening
Saldo 31-12-2010
BDU: Voorziening FPU
128.789
Totaal
128.789
Toevoeging
-
Onttrekking
Saldo 31-12-2011
69.883
58.906
69.883
58.906 -
Voorziening FPU ( voorziening ex artikel 44, lid 1 a en b BBV) Deze voorziening heeft tot doel de toekomstige FPU-lasten welke niet in de reguliere begroting zijn opgenomen af te dekken.
Vaste schulden m et een rentetypische looptijd van één jaar of langer Onderhandse leningen - Overige binnenlandse sectoren Totaal vaste schulden met een rentetypische looptijd van één jaar of langer
BOEKW AARDE PER 31-12-2010 €
31-12-2011 €
14.333.825
7.069.766
14.333.825
7.069.766
3.152.558
3.561.927 5.706.660
3.152.558
9.268.587
6.800 230.180.205 3.375.576 141.147.271
1.200 197.344.703 2.679.764 129.783.932
374.709.852
329.809.599
Deze vaste schulden hebben betrekking op verplichtingen inzake de BW S-regeling. Vlottende passiva Onder de vlottende passiva zijn opgenomen: Netto vlottende schulden met een rentetypische looptijd korter dan één jaar - BW S verplichtingen kortlopend -Overige schulden
De specificatie van de post overlopende passiva is als volgt: Vooruit ontvangen bedragen Vooruit ontvangen bedragen subsidies (zie tabel) Nog te betalen bedragen Nog te betalen crediteuren beschikkingen
77
Het verloop van de vooruitontvangen bedragen wordt in onderstaand overzicht weergegeven:
Vooruitontvangen bedragen subsidies (het niet bestede deel van subsidies met een specifiek bestemmingsdoel)
Saldo 31-12-2010
Toevoeging/ Onttrekking
Saldo 31-12-2011
Quick W ins BDU algemeen BDU Netwerk Mobiliteit BDU W egen & Verkeer BDU OV concessie BDU OV Infrastructuur
2.247.500 29.020.965 19.774.680 1.299.000 8.872.000
2.007.497266.030333.164 27.736.823 250.916 691.479
240.003 28.754.935 333.164 47.511.503 1.549.916 9.563.479
Luchtkwaliteit BOR -fonds provincie Utrecht BOR -fonds gemeente Utrecht BOR -fonds BRU BLS 2005-2010 Technische assistentie V&V Apparaatskosten BOR Integratie A2
2.727.950 37.792.000 71.688.912 31.818.831 23.313.613 177.512 82.510 1.364.732
3.533.00036.772.658683.063 20.011.38615.383 44.240
2.727.950 34.259.000 34.916.254 32.501.894 3.302.227 177.512 97.893 1.408.972
230.180.205
32.835.502-
197.344.703
Totaal
59.198.066,02-
Quick W ins Het ministerie van Verkeer en W aterstaat heeft aan het BRU, in twee tranches, voor 6 regionale projecten middelen toegekend. Deze projecten zijn conform de BOR systematiek verdeeld over drie regionale partijen (BRU, gemeente Utrecht en de provincie Utrecht). BDU (Brede Doel Uitkering) Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen BDU subsidiebedragen. Het saldo is beschikbaar voor subsidiëring van toekomstige BDU-plus waardige projecten. Jaarlijks moet er aan het rijk (ministerie van Verkeer & W aterstaat) verantwoording worden afgelegd over de besteding van deze middelen. Met ingang van 2006 gebeurt dat middels de Sisa bijlage, opgenomen in de jaarrekening. Jaarlijks wordt door het algemeen bestuur een verdeelbesluit BDU vastgesteld. In de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva zijn beleidsregels opgenomen mbt de BDU middelen. Besloten is om de BDU middelen per programma te verdelen en in de jaarrekening de niet bestede BDU middelen per programma inzichtelijk te maken. Deze beleidsregels gaan in met ingang van het begrotingsjaar 2012. De jaarrekening 2011 vormt de startpositie. Luchtkw aliteit Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen subsidiebedragen. Het saldo is beschikbaar voor subsidiëring van projecten die in het programma Luchtkwaliteit passen. Jaarlijks moet er aan het rijk (ministerie van VROM) verantwoording worden afgelegd over de besteding van deze middelen (Sisa-bijlage). Deze post wordt ingezet miv de nieuwe concessie. BOR-fonds (BRU, gem eente Utrecht en provincie Utrecht) BRU is beheerder van het Fonds Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR-Fonds). In deze hoedanigheid is het BRU belast met de jaarlijkse verantwoording van de bestedingen uit het BOR-fonds en van de stand van het BOR-fonds aan het Rijk. Krachtens een overeenkomst tussen de drie regionale partijen in het BOR-fonds, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en BRU, heeft BRU het sub-beheer van het fondsaandeel van de provincie Utrecht en van de gemeente Utrecht overgedragen aan respectieve partijen. Tevens zijn de desbetreffende middelen door BRU betaald aan genoemde partijen. Met ingang van 2007 wordt de totale omvang van het BOR-fonds in de jaarrekening van BRU opgenomen. Op basis van de jaarlijkse verantwoording van de gemeente Utrecht en de provincie Utrecht worden de mutaties opgenomen in de jaarrekening van BRU. Een en ander betekent dat de provincie en de gemeente Utrecht zelf verantwoordelijk zijn voor de belegging (voor hun deel) van de nog niet bestede middelen en de administratie van rente-inkomsten en projectuitgaven.
78
Jaarlijks verzorgt BRU de verantwoording van dit fonds aan het Ministerie van Verkeer en W aterstaat. De BOR-middelen zijn met ingang van 2008 opgenomen in de SISA bijlagen. In het BOR-fonds zijn gestort de bedragen in het kader van het Bereikbaarheids Offensief Randstad voor het BRU-gebied exclusief de provincie en de gemeente Utrecht. De bedragen zijn gestort door 8 BRU gemeenten (Zeist, W oerden, Vianen, Nieuwegein, Houten, Driebergen, De Bilt en Bunnik). Ook zit in het fonds de verdubbeling door het Rijk. De wettelijke rente die ontstaat door de belegging van de gelden wordt in het fonds gestort. BLS 2005-2010 Deze post vertegenwoordigt het saldo van de van het Rijk ontvangen subsidiebedragen. Het saldo is beschikbaar voor realisering van woningbouwafspraken 2005-2010 en zijn door het Ministerie van VROM beschikbaar gesteld. Begin 2011 is de regeling BLS afgerekend naar de gemeenten. Het restant saldo blijft vooralsnog staan o.a. in verband met afwikkeling Groenplan vanuit BLS 2005-2010.
Technische assistentie V&V Deze post vindt zijn oorspong in de verordening regionale fondsen Infrastructuur 1997, waarin de regelgeving voor o.a. de. GDU-, De Boer- en IDV is vastgelegd. Met ingang van 2005 zijn deze geldstromen samengevoegd in de BDU en is er een nieuwe verordening Verkeer en Vervoer vastgesteld. Deze post is gevormd om de kosten voor de afwikkeling van deze oude regelingen te dekken. Deze kosten waarvan over de omvang onzekerheid bestaat, hebben voornamelijk betrekking op personele lasten met betrekking tot het subsidiebeheer. De verwachting is dat de laatste beschikking gebaseerd op deze oude regelingen in 2010 zal zijn afgewikkeld. Apparaatskosten (technische assistentie) BOR Deze post vindt zijn oorsprong in de bijdrageregeling BOR-fonds, waarin de regelgeving voor het BOR-fonds is vastgelegd. Deze post heeft tot doel de apparaatskosten, waarvan over de omvang onzekerheid bestaat, te dekken rechtstreeks verband houden met de technische assistentie inzake het BOR. De onttrekking heeft betrekking het saldo van de exploitatie inzake het BOR-beheer. De verwachting is dat in 2012 of 2013 de laatste beschikking gebaseerd op deze regeling zal zijn afgewikkeld. Integratie A2 Van de gemeente Houten is in 2004 een bedrag van € 1.849.721 en gemeente Nieuwegein is € 790.641 ontvangen inzake de bijdrage van het BRU aan het (rijks)project integratie A2. De gemeente Utrecht heeft in 2007 circa € 9 mln. van de € 12 mln. aan BRU overgemaakt. De betaling van de resterende € 3 mln. zal worden overgemaakt wanneer de exploitatie van Rijnenburg wordt geopend. Deze post is gevormd om de renteverschillen tussen de voor het project integratie A2 gehanteerde index en de bijdrage van BRU af te dekken. De bijdragen van deze gemeenten zijn in eerste instantie door BRU van het rijk ontvangen dit in het kader van de BLS-regeling.
79
NIET UIT DE BALANS BLIJKENDE VERPLICHTINGEN Huurverplichtingen. BRU heeft in 2001 een huurovereenkomst met de Rijksgebouwendienst afgesloten voor het pand Maliebaan 34 te Utrecht. De jaarlijkse huurprijs bedraagt € 379.000 BRU heeft de volgende huurovereenkomsten afgesloten: - In november 2009 heeft BRU ten behoeve van diverse ICT apparatuur met OCE een contract voor drie jaar afgesloten. De jaarlijkse huurkosten bedragen € 48.000 Subsidies BDU BRU verstrekt subsidies in het kader van de BDU. De meeste subsidiebeschikkingen worden in zijn volledig ten laste van het betreffende budgetjaar gebracht. Voor meerjarige projecten met een materiele omvang worden de toegekende subsidies over verschillende budgetjaren verdeeld. De beschikkingen met meerjarige verplichtingen zijn: -
HOV Leidsche Rijn (2010 t/m 2014) HOV Om de Zuid (2010 t/m 2013) Nieuwegein Binnenstad (2012-2013) Tunnel Soestdijkseweg De Bilt Toegankelijke bushaltes Utrecht
52 mln. 50 mln. 6 mln. 9 mln 5 mln
Concessie Er loopt thans een bezwaarprocedure van een vervoersonderneming. De bezwaarprocedure behelst met name een schadeclaim van de vervoersonderneming ter hoogte van ca € 7 mln. BRU is thans in afwachting van een nadere toelichting door de vervoersonderneming van de gronden van haar bezwaar. Bodemprocedure Er loopt een bodemprocedure inzake een geschil met een schoonmaakonderneming. Het gaat om een vordering van circa € 130.000. In de twee juridische procedures zijn de claims door BRU afgewezen. Er zijn daarom geen voorzieningen in de jaarrekening opgenomen. CAO-onderhandelingen De lopende CAO is in juni 2011 verlopen. De CAO-onderhandelingen voor de nieuwe CAO per 1 juni is voor gemeenteambtenaren nog niet afgerond. Een onderdeel van de onderhandelingen is de omvang van de salarisstijging over de periode juni 2011 tot en met december 2011. Op dit moment zijn de uitkomsten van de onderhandelingen nog niet bekend en is over delen van de CAO nog geen akkoord bereikt. Hierdoor is er sprake van een niet betrouwbaar te schatten verplichting en is om deze reden geen voorziening in de jaarrekening opgenomen.
80
Toelichting op de programmarekening
81
Toelichting op de Programmarekening over 2011 Be s te m m ings re s e rve s Productnum m e r Om s chrijving / e conom is che cate gorie
Be gr 2011
Be gr 2011
SALDO
Re alis atie
Re alis atie
SALDO Vrijge valle n
na w ijz.
na w ijz.
2011
2011
BWS
las te n
bate n
las te n
bate n
m idde le n
PROGRAM M A BESTUUR 0120
Regionale samenw erking
101
101
0
349
101
0150
Bestuurlijke Organisatie
717
717
0
658
735
77
818
818
0
1.007
836
-171
TOTAAL PROGRAM M A BESTUUR
-248
PROGRAM M A RUIM TELIJKE ORDENING 0205
Coordinatie uitv. RSP
184
184
0
167
184
17
0210
A ctieprogramma w oningbouw
145
95
-50
20
95
75
19.938
19.938
0
20.011
20.011
0
279
279
0
174
279
105
0230
Programmakosten BLS f onds
0301A
Management RB&W (SB)
0306
A 12 Zone
TOTAAL PROGRAM M A RUIM TELIJKE ORDENING
166
166
0
179
109
-70
20.712
20.662
-50
20.551
20.678
127
-138
-138
PROGRAM M A ECONOM ISCHE ZAKEN 0301B
Management EZ
25
25
0
3
25
22
0601A
Reg.Economische Ontw .(SB)
50
50
0
6
50
44
0601B
Reg.Economische Ontw .(RoU
154
154
0
193
202
9
0701
Energie
65
65
0
25
25
0
294
294
0
227
302
75
TOTAAL PROGRAM M A ECONOM ISCHE ZAKEN PROGRAM M A GROEN, RECREATIE & M ILIEU 0301C
Management GR & M
32
32
0
2
32
30
0701B
Groen en Recreatie (RoU)
72
72
0
649
722
73
104
104
0
651
754
103
TOTAAL PROGRAM M A GROEN, RECREATIE & M ILIEU PROGRAM M A WONEN 0301D
Management Wonen
25
25
0
1
25
24
0902A
Reg.volkshuisvest.(SB)
45
45
0
11
45
34
0902B
Reg.volkshuisvest.(RoU)
252
252
0
240
252
12
0910
Budgetbeheer BWS
415
50
-365
356
255
-101
0918
Wonen met Welzijn en Zorg
50
-50
-44
0
44
0935
Toezicht huisv. verbl.ger
12
12
0
10
12
2
0940
Beleidsinf o w oningzoekend
16
16
0
9
12
3
815
400
-415
583
601
18
58.848
58.848
11.065
11.065
TOTAAL PROGRAM M A WONEN
1.713
1.713
PROGRAM M A WEGEN & VERKEER 0860B
BDU Wegen & V erkeer
0801B
Management Wegen en V erkeer
0844
BOR BRU
0845
Technische ass.BOR BRU
0855 0856 0861
Lokaal maatw erk en gedragsbeinvloeding
0864
Fiets-projecten
0866
HOV -Utrecht
0867
Projecten Inf rastructuur
0867A
A uto-projecten
0867B 0867C
255
-255
178
-178
9.540
9.192
-348
2.007
2.007
0
146
146
0
5
5
0
BOR gemeente Utrecht
0
0
0
37.460
37.460
0
BOR provincie Utrecht
0
0
0
3.791
3.791
5.042
-5.042
4.094
-4.094
8.995
-8.995
4.346
-4.346
24
-24
-9.175
9.175
52
-52
162
-162
14.314
-14.314
6.950
-6.950
Mobiliteitsmanagment/kentenmobilteit
2.195
-2.195
1.450
A ctieprogramma OV
7.503
-7.503
0
0867D
OV projecten
8.362
-8.362
2.441
0868
Regionaal verkeersmanagement
0869
V ERDER projecten
0871
Beh.verkeersmodel reg.Utr
75
0881
Monitoring RV V P
60
TOTAAL PROGRAM M A WEGEN & VERKEER
0
-1.450 0
0 -2.441
40
-40
30
-30
11.658
-11.658
588
-588
68.261
75 68.261
0
76
-60
1
0
54.404
76
0 -1
54.404
0
82
Be s te m m ings r e s e r ve s
Saldo van bate n e n las te n
Re nte bate n Re nte bate n Wone n m e t BWS
BLS
We lzijn
Uitvoe ring
Onze lfs t
RSP 05-15
Woon
Alge m e ne
Pe rs one le
BDU
re s e rve fr ictie k os te n
r e nte
Totaal
Inw one r
Re nte
Totaal
bijdrage
e e nhe de n
-248
-248
77
138
138
637 -449
-1800 -44
-171
0
17
17
0
75
75
0
0
0
0
105
105
-44
0
-70
0
127
-70
0
22
22
0
44
44
0
9
9
0
0
0
75
0
30
0
73
0
103
0
24
24
0
34
34
637
12
12
0
-1.800
127
0 0
75
30 73 0
-536
103
0
-44
637
-171
0
0 -449
77
0
0 2
0
3
57
75
2 3 0
75
83
Toelichting op de Programmarekening over 2011 Be s te m m ings re s e rve s Productnum m e r Om s chrijving / e conom is che cate gorie
Be gr 2011
Be gr 2011
SALDO
Re alis atie
Re alis atie
SALDO Vrijge valle n
na w ijz.
na w ijz.
2011
2011
BWS
las te n
bate n
las te n
bate n
m idde le n
PROGRAM M A OV CONCESSIE 0860D
BDU OV Concessie
0801D
Management OV concessie
0804
OV Bureau Randstad
0806
A anbesteding
53.159
53.159
47.187
47.187
330
-330
314
50
-50
50
-50 -290
246
0
-246
290
9.255
3.342
-314
0809
Exploitatie Regio-taxi (btw )
-5.913
8.808
0809A
Beheer Regio-taxi(btw )
110
-110
212
-212
0811A
Monitoring
428
-428
275
-275
-6.664
0815
OV Terminal
176
-176
183
-183
0815B
V erv. Ontw . Korte termijn
339
-339
232
-232
0846
Concessiebeheer bus/tram
44.182
-44.182
38.076
-38.076
0849
OV Chipkaart
1.385
-1.385
891
0
49.331
TOTAAL PROGRAM M A OV CONCESSIE
56.501
0
2.144
56.501
-891 49.331
0
PROGRAM M A NETWERKONTWIKKELING M OBILITEIT 0860A
BDU Netw .ontw .Mobiliteit
0801A
Management Netw . Ontw . Mobiliteit
531
0815A
OV -visie
300
0842
Proj.bureau Randstadspoor
115
0843
Ontw . Randstadspoor
TOTAAL PROGRAM M A NETWERKONTWIKKELING M OBILITEIT
899
697 193
-300
438
-49
96
-19
30
965
0
757
23.766
23.766
66
19 965
899 -531
697 -193 -438
60
-36 -30
757
0
17.545
17.545
PROGRAM M A OV INFRASTRUCTUUR (ASSETS) 0860C
BDU OV Infrastructuur
0801C
Management OV-I
807
-807
1.185
0814A
Ontw . netw erk en systemen
594
-594
518
-518
0814B
B&O Beheer (btw )
2.971
-2.971
2.669
-2.669
0814C
B&O Materieel (btw )
0814D
B&O Rails (btw )
0814E
Overdr. rails
0814F
Telematica
0814G
Remise-terrein (BTW)
598
-598
796
0814H
B&O locaties (BTW)
1.769
-1.769
1.196
-1.196
0814J
Wet- en regelgeving
449
-449
276
-276
0814L
Positionering OV-I
19
-19
25
-1.185
4.850
-4.850
3.950
-3.950
11.216
-11.216
5.875
-5.875
65
-65
114
-114
428
-428
1.492
-1.492 551
-245
-25
23.766
23.766
0
18.096
18.096
0
937
2.254
1.317
2.026
3.948
1.922
-98
937
2.254
1.317
2.026
3.948
1.922
-98
Bedrijf svoering
3.105
2.905
-200
3.718
3.533
-185
TOTAAL PARAGRAAF BEDRIJFSV OERING
3.105
2.905
-200
3.718
3.533
-185
176.278
176.930
652
151.351
153.240
1.889
TOTAAL PROGRAM M A OV INFRASTRUCTUUR (ASSETS) Paragraaf Financie ring TREA
Treasury
TOTAAL PARAGRAAF FINANCIERING
Paragraaf Be drijfs voe ring
TOTAAL GENERAAL PROGRAM M A'S
1.477
84
Be s te m m ings r e s e r ve s
Saldo van bate n e n las te n
Re nte bate n Re nte bate n Wone n m e t BWS
BLS
We lzijn
Uitvoe ring
Onze lfs t
RSP 05-15
Woon
Alge m e ne
Pe rs one le
BDU
re s e rve fr ictie k os te n
r e nte
Totaal
Inw one r
Re nte
Totaal
0
0
bijdrage
e e nhe de n
0
-35
-1.184
-1.317
-35
-1.184
-1.317
185
-449
-35
-44
138
637
-1.800
0
605
605
0
605
605
185
0
185
0
185
0
0
0
185
-1.184
-1.075
209
605
814
85
Toelichting op de programmarekening Programma Bestuur Programma Bestuur
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
818 818 0
1.007 836 -171
-189 18 -171
-171
0 0 -171
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Regionale samenwerking en bestuur & organisatie De personele uitgaven voor deze producten zijn hoger dan geraamd omdat de WGR+ discussie veel tijd in beslag heeft genomen. Dit betekende een verschuiving van personele kosten van de programma’s Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken en Netwerk Mobiliteit naar het programma Bestuur. Mutaties reserves De uitgaven voor personele frictiekosten worden vanaf 2011 ten laste van de bestemmingsreserve worden niet meer in het programma Bestuur verantwoord, maar maken deel uit van de paragraaf Bedrijfsvoering.
Programma Ruimtelijke Ordening Programma Ruimtelijke Ordening
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming
20.712 20.662 -50
20.551 20.678 127
161 16 177
50 0
138 138 127
-138 88 127
Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
86
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Actieprogramma Woningbouw Door personele onderbezetting is geen invulling gegeven aan het Actieprogramma Woningbouw. Per saldo een onderbesteding van € 125.000. Management RO De uitgaven voor management RO zijn € 105.000 lager dan geraamd. Dit heeft te maken met verschuiving van de personele inzet vanwege de WGR+ discussie, opgenomen in het programma Bestuur. A12 zone De personele uitgaven voor de A12 zone zijn € 70.000 hoger dan geraamd. De personele kosten (inclusief overhead) zijn ten onrechte niet in de begroting 2011 opgenomen. Mutaties reserves • Door het niet inzetten van het budget van € 50.000 voor het Actieprogramma woningbouw is er geen onttrekking uit de bestemmingreserve Rentebaten BLS-20052010, zoals geraamd in de begroting 2011. • In Nota reserves en voorzieningen, vastgesteld op 29-2-2012, is opgenomen dat de reserve RSP 2005-2015 komt te vervallen en dat het saldo van € 138.000 toegevoegd wordt aan de Reserve Vrijgevallen BWS-middelen. Deze mutatie is verwerkt in dit programma.
Programma Economische Zaken Programma Economische Zaken (x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
294 294 0
227 302 75
67 8 75
75
0 0 75
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Management Economische zaken en Regionale Economische ontwikkeling De toegerekende personele kosten zijn € 68.000 lager dan geraamd. Dit heeft te maken met een vacature van een Teammanager in 2011 en de verschuiving van personele kosten naar het programma Bestuur door extra personele inzet voor de WGR+ discussie.
87
Programma Groen, Recreatie & Milieu Programma Groen, Recreatie & Milieu (x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
104 104 0
651 754 103
-547 650 103
103
0 0 103
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Management Gr & M De toegerekende personele kosten zijn per saldo € 102.000 lager dan geraamd. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de vacature teammanager en er een verschuiving heeft plaatsgevonden van personele uren met het programma Ruimtelijke ordening. Groen en Recreatie De lasten en baten zijn resp. € 0,5 en € 0,6 mln hoger dan geraamd omdat de beschikkingen met betrekking tot “Groen rondom de stad” eind 2011 zijn afgegeven. Oorspronkelijk stond dit gepland voor begin 2012. Bij de resultaatbestemming 2009 is aan de post overlopende passiva “Groen in en rond de stad” een bedrag van € 650.000 toegevoegd. Deze post wordt voor een belangrijk deel ingezet als dekking voor de beschikkingen.
Programma Wonen Programma W onen
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
815 400 -415
583 601 18
232 201 433
415 0
3.031 3.088 75
-3.031 2.673 75
88
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Budgetbeheer BWS De exploitatie van het Budgetbeheer BWS is per saldo € 277.000 lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door een hogere opbrengst van de zgn. vrijgevallen middelen BWS. Dit betekent ook een lagere onttrekking uit de reserve Rentebaten BWS budget. Wonen met Welzijn en Zorg De uitgaven voor Wonen met Welzijn en Zorg zijn per saldo € 94.000 lager dan geraamd. In 2011 is één nieuwe beschikking afgegeven conform geraamd € 50.000. Tevens zijn twee beschikkingen afgerekend en twee beschikkingen ingetrokken, wat heeft geleid tot een positief resultaat van € 44.000. Deze terugontvangst wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve Wonen met Welzijn en Zorg. Mutaties reserves • De reserve Onzelfstandige wooneenheden komt te vervallen, het saldo van € 637.000 valt vrij in het programma Wonen en wordt toegevoegd aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen. • Aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen wordt een bedrag van € 550.000 onttrokken en toegevoegd aan de reserve Rentebaten BWS. • Aan de reserve Vrijgevallen BWS-middelen wordt een bedrag van € 1.800.000 onttrokken en toegevoegd aan de reserve Weerstandsvermogen, onderdeel van de Algemene reserve. • Uit de reserve Rentebaten BWS budget wordt € 88.000 onttrokken. Deze onttrekking is € 277.000 lager dan geraamd. • Een bedrag van € 44.000 wordt toegevoegd aan de reserve Wonen met Welzijn en Zorg, vanwege afrekeningen subsidiebeschikkingen.
Programma Wegen en Verkeer Programma W egen & Verkeer (x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
68.261 68.261 0
54.404 54.404 0
13.857 -13.857 0
0
0 0 0
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen BOR BRU Voor de BOR projecten in de gemeenten Utrechtse Heuvelrug, Zeist en Woerden is door het rijk uitstel verleend tot 2013-2014. De projecten moeten dan ook zijn uitgevoerd om subsidiabel te zijn. Het betreft in totaal € 7,5 mln, wat blijft gereserveerd voor de uitvoering van deze projecten. De gemeenten worden aangespoord om snel met plannen te komen, zodat met de realisatie kan worden aanvangen.
89
BOR gemeente Utrecht en provincie Utrecht BRU verzorgt het beheer en de subsidierelatie richting het rijk. De mutaties worden in de jaarrekening van BRU budgetneutraal verwerkt. Omdat deze mutaties niet worden geraamd veroorzaakt dit een verschil ten opzichte van de begroting. VERDER-projecten Door de herijking van de VERDER projecten loopt de beschikking van projecten vooralsnog enige vertraging op. Dit heeft geresulteerd in een onderbesteding in 2011 van € 10,9 mln. Die herijking was nodig vanwege het schrappen van de overprogrammering ten opzichte van het beschikbare BRU-budget voor VERDER van € 180 mln en het realiseren van een bestuurlijk vastgestelde bezuinigingsopdracht van 5%. Fietsprojecten Het project fietspad Odijk – Achterdijk is verschoven naar 2014. Het project Fietspad Stuartweg Vianen is onderdeel van een totaalproject westelijke rondweg, waarvoor de plannen worden herzien en versoberd. Twee projecten uit 2009 (IJsselstein en Nieuwegein) met een waarde van ongeveer € 0,3 mln zijn ingetrokken, terwijl voor 7 oudere projecten de eindbeschikking lager is uitgevallen. Dit verklaart dat er uiteindelijk minder is beschikt. Hierdoor is per saldo in totaal € 3,9 miljoen minder beschikt dan geraamd in 2011. HOV Utrecht Het project Combibrug is goedkoper uitgevoerd dan gepland, waardoor er een overschot van ruim € 9 mln is ontstaan. Het geld vloeit terug naar het programma. Regie op OV Projecten Projecten in Houten (busstation), De Bilt (toegankelijke haltes), Nieuwegein (toegankelijke haltes) en Utrecht (OV Leidsche Rijn extra) zijn beschikt. Voor een aantal projecten (uit 2009 en 2010) zijn de eindbeschikkingen lager uitgevallen. Daarnaast is de aanbesteding voor de uit te voeren haltes in de randgemeenten vertraagd. De aan te passen halten in de gemeente Utrecht zijn beschikt maar nog niet afgerekend. Per saldo resulteert een onderbesteding van € 6,0 mln. Actieprogramma Regionaal OV Het project doorstroming as Utrecht – Zuilen – Maarssen is niet aangevraagd, waardoor de gereserveerde € 7,5 mln nog niet is beschikt. Door gewijzigde inzichten in prioritaire projecten heeft in overleg met het rijk een herijking plaats gevonden van het programma. De uitvoering van dat vernieuwde projectenprogramma moet in 2012 worden gestart. Mobiliteitsmanagement Het project Filemijden Utrecht-West is vervallen. Het activiteitenplan VNM is wel beschikt, maar ten laste gebracht van een specifiek BDU-budget ‘mobiliteitsmanagement’. Van Prorail project ‘Ruimte voor de fiets’ is geen aanvraag ontvangen, dit project vervalt. Per saldo resulteert een onderbesteding van € 0,6 mln. Autoprojecten De uitvoering van het project A-12 SALTO is door BRU overgedragen aan de provincie. De uitvoering vindt later plaats dan eerder gepland; allereerst worden de BOR-gelden ingezet en aansluitend de BDU-bijdrage van Bestuur Regio Utrecht. Verschillende projecten in Nieuwegein (Binnenstadscorridors HWN) en IJsselstein zijn beschikt. Het project Westelijke randweg in Vianen is doorgeschoven naar 2012. Cumulatief is voor dit project 3,2 miljoen beschikbaar. De realisatie en ingebruikname van het project Integratie A2 (o.a. tunnel) is vertraagd, zodat de laatste termijn later wordt betaald.
90
Dit alles resulteerde in 2011 in een onderbesteding van € 7,4 mln op het onderdeel Autoprojecten. Lokaal maatwerk/gedragsbeïnvloeding Twee (oude) doorgeschoven projecten zijn definitief ingetrokken (De Bilt 2008; Nieuwegein 2009) en voor 7 projecten uit voorgaande jaren is de eindbeschikking lager uitgevallen dan eerder voorzien. Dit heeft een positief saldo opgeleverd van bijna € 1 mln.
Programma OV Concessie Programma OV Concessie
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
56.501 56.501 0
49.331 49.331 0
7.170 -7.170 0
0
0 0 0
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Exploitatie-Regio-taxi Door het later invoeren van de tariefsverhoging is de reizigersbijdrage plm. € 1,2 mln lager uitgevallen dan begroot. De exploitatiekosten zijn met € 0,45 mln minder gestegen door afvlakking van de groei in gebruik. Per saldo is de exploitatie 2011 € 0,75 mln nadelig. Monitoring Het bedrag dat is begroot voor een monitoringsysteem en de licenties daarvoor is niet uitgegeven i.v.m. het uitstellen van de nieuwe concessie. Dit betekent dat de uitgaven per saldo € 0,15 mln lager zijn dan geraamd. Vervoerontwikkeling korte termijn De lijnennetstudies en de studie naar de OV-ontsluiting naar Rijnenburg zijn grotendeels in eigen huis gedaan; vandaar dat er € 0,1 mln minder is uitgegeven. Concessiebeheer bus/tram Voor de concessie Stadsvervoer is plm. € 2,3 mln. minder subsidie beschikbaar gesteld door meevallende kostenindexering in 2010. Daarnaast is de verlening van de subsidie voor 2011 voor deze concessie € 900.000 lager uitgevallen, als gevolg van een lager ingeschatte kostenontwikkeling en beperking van het voorzieningenniveau conform het vervoerplan. Voor marketing en communicatie is ruim € 460.000 minder subsidie aangevraagd; dit omdat de marketingcapaciteit bij Connexxion en GVU in 2011 vooral is ingezet voor activiteiten in het kader van de OV-chipkaart, die in november 2011 definitief is ingevoerd. Verder is een reservering van € 2,67 mln. vrijgevallen voor de exploitatie van snelwegbussen. OV chipkaart In 2011 is € 500.000 minder uitgegeven voor de implementatie van de OV-chipkaart. De subsidiebeschikkingen voor OV-chip apparatuur is lager vastgesteld. Door de invoering in november zal de verrekening voor een deel nog in 2012 gebeuren.
91
Programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit Programma Netwerkontw ikkeling Mobiliteit
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
965 965 0
757 757 0
208 -208 0
0
0 0 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
0
Personele uitgaven De personele uitgaven voor dit programma zijn per saldo € 200.000 lager dan geraamd. Dit heeft vooral te maken met een verschuiving van personele kosten naar het Programma Bestuur vanwege de WGR+ discussie.
Programma OV-Infrastructuur Programma OV Infrastructuur (x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
23.766 23.766 0
18.096 18.096 0
5.670 -5.670 0
0
0 0 0
0
Toelichting op de belangrijkste afwijkingen Beheer & Onderhoud Materieel De lasten zijn € 0,9 mln lager dan geraamd. Dit is voor een belangrijk deel het gevolg van het anticiperen op de aanbestedingen voor het Levensduur Verlengend Onderhoud van de tramstellen (LVO-1) en revisie draaistellen (LVO-2). Daardoor kon op de reguliere onderhoudskosten worden bespaard. Daarnaast is het onderhoud van het trammaterieel ‘slim’ aanbesteed door gebruik te maken van de Best Value Procurement (BVP) methode. Daardoor is niet alleen de meest efficiënte marktpartij voor het reguliere onderhoud gecontracteerd, tevens is dit gerealiseerd met een lager dan verwachte externe ondersteuning. Het budget voor rente en afschrijvingen is door de timing van de aanbestedingen vrijwel niet benut, verder vielen de personele lasten door uitval van een medewerker lager uit dan begroot. Beheer & Onderhoud Infrastructuur 2011 was een overgangsjaar. Dit jaar is gestart met de voorbereiding en eerste aanbestedingen voor de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) in 2012. In verband daarmee zijn de uitgaven voor groot onderhoud tot een minimum beperkt, (op klein
92
onderhoud heeft het project GVI weinig invloed), een deel van de kosten voor groot onderhoud loopt op het GVI-project vooruit. Verder zijn kosten voor externe inhuur ten behoeve van GVI die op dit product waren begroot, ten laste van het project gebracht. Per saldo is € 5,4 mln niet besteed, waarvan € 3,3 mln een eenmalige rijksbijdrage is voor vervangingsinvesteringen in de infrastructuur. Telematica Op dit product zijn de projectinvesteringen en het beheer en onderhoud van het Dynamisch Reiziger Informatie Systeem (DRIS) verantwoord. Omdat de uitvoering van het project vertraging heeft opgelopen, is het projectbudget niet meer in de begroting 2011 opgenomen. Daardoor ontstaat een (optische) overschrijding van € 1,0 mln, dit zal in het verdere jaarrekeningtraject met het in 2010 vrijgevallen projectbudget worden verrekend. Beheer & Onderhoud Remise In 2011zijn de opstelsporen geëlektrificeerd, zijn bouwkundige aanpassingen uitgevoerd ten behoeve van de nieuwe tramonderhoudpartij (Voith) en zijn de kantoorfaciliteiten verbeterd en uitgebreid. Voorgenomen investeringen in de technische outillage zijn uitgesteld in verband met de aanpassing van de remise aan de komst van de Uithoflijn. Daardoor is € 0,3 mln van het budget niet besteed. Beheer & Onderhoud Locaties Dit product omvat het beheer van de haltes, de haltevoorzieningen. In de nieuwe concessie met de vervoerder is afgesproken dat het materieel , maar ook de haltes vervoerder onafhankelijk worden gemaakt. Voor het materieel wordt dit gedaan in het project LVO-1 upgrade materieel, voor de haltes wordt gewerkt aan het vervoerder onafhankelijk maken van de haltes. Anticiperend op de uitvoering hiervan in 2012, zijn de uitgaven aan beheer en onderhoud van de haltes tot het noodzakelijke beperkt, daardoor is € 0,6 mln van het budget niet besteed.
Financiering Paragraaf Financiering
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Begroting na w ijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na w ijziging
937 2.254 1.317
1.909 3.795 1.886
-972 1.541 569
1.886
1.317 0 1.886
1.317 0
Toelichting De lasten hebben betrekking op de wettelijk verplichte toe te rekenen rente aan de BDU en de BOR. De renteopbrengsten in 2011 zijn hoger uitgekomen dan begroot. Dit heeft met name te maken met binnen de gestelde kaders gezochte mogelijkheden om wat meer rendement te behalen. Dit is met name terug te zien in de spaarrekeningen en deposito’s met gegeven de markt aantrekkelijke rendementen.
93
Bedrijfsvoering Paragraaf Bedrijfsvoering
Begroting na wijziging 2011
Rekening 2011
Verschil rekening en begroting na wijziging
3.105 2.905 -200
3.718 3.533 -185
-613 628 15
200 0
185 0
0 -15 0
(x € 1.000) Lasten Baten Saldo voor bestemming Mutaties reserves Toevoeging Onttrekking Saldo na bestemming
Toelichting De totale kosten voor bedrijfsvoering zijn € 0,6 mln hoger dan geraamd. Het takenpakket van Financiën, Facilitaire zaken en Communicatie is toegenomen door de groei van het team OVI. Hiervoor is extra capaciteit ingezet. Daarnaast is er sprake geweest van langdurige uitval van een aantal medewerkers van Financiën en Communicatie. Ook is hiervoor tijdelijk extra capaciteit ingehuurd. Ook heeft in 2011 een conversie plaatsgevonden van het financiële systeem en is er een evaluatie geweest van de P&C cyclus beide met externe ondersteuning. De mutatie reserve betreft een onttrekking uit de bestemmingreserve Personele verplichtingen frictiekosten. Staat van Incidentele baten en lasten 2011 Omschrijving Bedragen x € 1.000 Bestuur Ruimtelijke ordening Ec onomisc he zaken Groen, Rec reatie Wonen Wegen en Verkeer Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV- infrastruc tuur Bedrijfsvoering Totaal
Incidentele baten Geraamd Werkelijk
Incidentele lasten Werkelijk Geraamd
-
11.288 -
-
-
-
11.288
-
-
Toelichting De incidentele baten in het programma Wegen en Verkeer betreffen afwikkelingen van subsidiebeschikkingen. De belangrijkste is het project Combibrug. Wet Openbaarmaking uit Publiek gefinancierde Topinkomens (WOPT) In 2011 zijn er geen inkomens in kader van de wet WOPT.
94
SiSa
95
Juridische grondslag
Nummer E11B
Specifieke uitkering
Departement I&M
Nationaal Besteding 2011 tlv Samenw e eigen middelen rkingspro gramma Luchtkw al iteit (NSL)
I N D Besteding 2011 tlv bijdragen door derden = contractpartners (niet rijk, provincie of gemeente)
I C A T O R E N Besteding 2011 uit Teruggestort/verrek Eindverantwoording Uitgaven van vóór 2010, rentebaten end in 2011 in ja/nee waarvan besteding in 2011 gemeente op door verband met niet plaatsvindt provincie verstrekte uitgevoerde bijdrage NSL maatregelen Zie Nota baten-lastenstelsel Aard controle R
Provinciale beschikkin Aard controle R g en/of verordening
Aard controle R
Aard controle n.v.t. E27
Brede Eindsaldo/doeluitker reservering 2010 ing verkeer en vervoer Aard controle R W et BDU Verkeer en Vervoer
€ 60.123.493 Eindsaldo/reservering 2011
Aard controle n.v.t. Aard controle R
€0 €0 Hieronder per regel Besteding 2011 één t.l.v. provincie beschikkingsnummer en in de kolommen ernaast de verantwoordingsinfor matie
I&M
Aard controle R
€0 Eindverantwoording ja/nee
€0
Nee
€0
Aard controle R
Aard controle n.v.t.
Rentebaten 2011
Ontvangen BDUbijdrage V&W 2011
Terugbetaling door Besteding 2011 derden vanuit BDUbijdrage verstrekte middelen in 2011
Correctie over besteding 2010
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
€ 601.235 Uitgaven van vóór 2010, waarvan besteding in 2011 plaatsvindt
€ 103.337.000
€0
€ 76.348.731
€0
Dotatie rijk in 2011
Rentebaten 2011
Besteding 2011 uit Eindsaldo 2011 fonds (onderscheid herkomst middelen niet nodig)
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
Aard controle R
€0
€ 1.628.921
€ 43.259.013
€ 101.917.151
Zie Nota batenlastenstelsel
I&M
E28
Aard controle R € 87.712.997 Individuele bestedingen 2011 die meer dan 20% van de totaal ontvangen BDU bedragen
Aard controle R €0 Individuele bestedingen 2011 die meer dan 20% van de totaal ontvangen BDU bedragen
Omschrijving
Bedrag
Aard controle n.v.t. 1 GVU11.EX01 Regionale Eindsaldo 2010
Aard controle R € 30.235.360 Dotatie regio in 2011
mobiliteits fondsen W et bereikbaar Aard controle R heid en mobiliteit € 143.547.243 Eindverantwoording Ja/Nee
Aard controle R €0 Uitgaven van vóór 2010, waarvan besteding in 2011 plaatsvindt Zie Nota batenlastenstelsel
Aard controle n.v.t. Nee
Aard controle R €0
96
Controleverklaring
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan het algemeen bestuur van het Bestuur Regio Utrecht te Utrecht Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in de jaarstukken 2011 op pagina’s 63 tot en met 96 opgenomen jaarrekening 2011 van het Bestuur Regio Utrecht te Utrecht gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de programmarekening over 2011 met de toelichtingen, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, alsmede de SiSa-bijlage. Verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur Het dagelijks bestuur van het Bestuur Regio Utrecht is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met het in Nederland geldende Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Deze verantwoordelijkheid houdt onder meer in dat de jaarrekening zowel de baten en lasten als de activa en passiva getrouw dient weer te geven en dat de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. Rechtmatige totstandkoming betekent in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving waaronder verordeningen van de gemeenschappelijke regeling. Het dagelijks bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 213, lid 2 van de Gemeentewet. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (BADO) en het opgestelde controleprotocol dat door het algemeen bestuur is vastgesteld. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede voor de rechtmatige totstandkoming van baten, lasten en balansmutaties gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de gemeenschappelijke regeling. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het dagelijks bestuur gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
98
Deze financiële rechtmatigheidscriteria zijn vastgesteld door het algemeen bestuur met het normenkader en het toetsingskader op 14 december 2011. De bij onze controle toegepaste goedkeuringstolerantie bedraagt voor fouten 1% en voor onzekerheden 3% van de totale lasten en toevoegingen aan reserves. Op basis van artikel 2, lid 7 BADO is deze goedkeuringstolerantie door het algemeen bestuur bij besluit van 14 december 2011 vastgesteld. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening van het Bestuur Regio Utrecht een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van zowel de baten en lasten over 2011 als van de activa en passiva per 31 december 2011 in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten en lasten alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met de relevante wet- en regelgeving waaronder verordeningen van de gemeenschappelijke regeling. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 213, lid 3 onder d Gemeentewet vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Deloitte Accountants B.V. Utrecht, 15 mei 2012 Was getekend: K. Bruggeman RA
99
100
Bijlagen
101
102
Bijlage 1 Realisatie subsidiebeschikkingen Programmabegroting BDU / W &V 2011 ve rs ie 8-3-2012
Programm abegroting 2011
Project
begroting
realisatie
Onderdeel subsidies regulier:
46,948
19,103
uitvoeringsprogramm a VERDER
11,395
0,491
4,545 0,500
0,055
A. BRU coördinerende/uitvoerende organisatie: Bewegwijzering fietsroutes verbeteren W indschermen Jan Blankenbrug Meer en betere fietsenstallingen in regio bij bij (Hoogwaardig) OV-haltes Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk 5 leenfietsen NS Station Bunnik 8 leenfietsen OV halte Zeist Jordanlaan 5 leenfietsen NS station Utrecht Zuilen Park + Ride locatie Vianen Park + Ride locatie station Driebergen - Zeist Park + Ride marketing en communicatie
1,000 2,000 0,015 0,025 0,015
0,015 0,025 0,015 herprioritering herprioritering herprioritering 0,000
Verbetering OV-as Utrecht Centrum - Utrecht Noord (Zuilen/Overvecht/Maarssen) Versnelling en frequentieverhoging sneltram Utrecht - Nieuwegein/IJsselstein Vertramming station Utrecht Centraal - De Uithof Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging Hoogwaardig OV W esttangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct HOV W esttangent tweede fase (Leidsche Rijn - Lage W eide - Maarssen) C. Bijdragen aan provincie Utrecht: A12 Salto 2e fase Aanleg vijf fietstunnels op Utrechtseweg (N237) RVM totaal: Programma oprichten mobiliteitsplatforms Instellen Stimuleringsfonds innovatieve mobiliteitsmanagementsmaatregelen Mobiliteitsmanagement plus: convenanten/afspraken met bedrijfsleven Programma tijdsordening Stimuleren gebruik deelauto's Uitvoeren programma Stedelijke distributie werkgebieden Groter aandeel Binnenvaart in de regio Utrecht (AMSbarge en Blueports) Bewegwijzering doorgaand vrachtverkeer om de regio heen Groter aandeel binnenvaart in regio Utrecht en Amersfoort (Pilot) Goederenvervoermanagement op bedrijventerreinen Monitoren maatregelen
herprioritering programma VERDER in 2012
herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering
0,990
B. Bijdragen aan gemeente Utrecht:
Opmerkingen
herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering 6,850
0,436
0,296 0,121 0,825 0,041 1,650 1,100 0,028 2,620 0,017 0,036 0,138 0,275
0,140
herprioritering herprioritering bijdrage aan NDW , wordt tzt verrekend met BRU-bijdrage VERDER herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering deels beschikt, herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering herprioritering
Bijlage 1 Realisatie subsidiebeschikkingen Programmabegroting BDU / W &V 2011 ve rs ie 8-3-2012
Programm abegroting 2011
Project
begroting
realisatie
fietsprojecten: - Bunnik fietspad Odijk-Achterdijk - De Bilt Soestdijkseweg - De Bilt Groenekanseweg - Houten fietstunnel Binnenweg - Houten fietstransferium Castellum - Houten Lobbendijk - IJsselstein Fietssuggestiestroken Beneluxweg (u.a. 2008-2010) - Fietsprojecten 2006/2007 Utrecht - Zeist bewegwijzering Kernnet - Vianen Fietspad Stuartweg
8,289 0,700 2,000 0,094
2,000 0,094
2,907
2,907
0,045 2,000 0,105 0,438
0,026
HOV-Utrecht:
0,000
0,000
OV-projecten: - kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes reguliere BDU - Houten Busstation Centrum - provincie Utrecht Halte N409-Koppeldijk - Utrecht OV Leidsche Rijn extra - Utrecht afstandbediening bruggen - BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV
6,910 2,594 0,631
1,202
0,313
0,313 0,258
mobiliteitsaanpak "Actieprogramma Regionaal OV" (AROV):
0,000
0,000
mobiliteitsmanagem ent en ketenmobiliteit: - activiteitenplan (V+M) - filemijden Utrecht-W est (2e fase) reguliere BDU - OV-fiets Utrecht - OV-fiets overige BRU-gemeenten - ProRail "Ruimte voor de fiets"
1,229 0,300 0,061 0,112 0,583 0,173
0,695
autoprojecten: - stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (fase 1) - A12 SALTO korte termijn maatregelen - IJsselstein Utrechtseweg - IJsselstein VRI Baronieweg - Nieuwegein binnenstadscorridors HW N - Vianen W estelijke randweg - Integratie A2 (aanname: 50% van rest. 6,6 mln)
13,101 3,000 0,570 1,163 0,175 4,000 0,893 3,300
Opmerkingen
5,132 project is onderdeel van A12-SALTO
bestuurlijke toezegging pfh BRU (de W eger) in kader A12SALTO; kosten 3,2 mln excl. BTW
0,258 1,114 2,000
doorschuif
0,105 doorschuif, bezuinigingsmaatregel A9
subsidiëring geheel t.l.v. BDU-specifiek gebracht. 0,631
project afgewezen doorschuif, bezuinigingsmaatregel A1b annex A6b herprioritering
0,348 mln 2011 geheel t.l.v. BDU-specifiek Mobiliteitsimpuls gebracht 2e fase gaat niet door; post vervalt
0,112 0,583
aanvullend op OV-fiets VERDER aanvullend op OV-fiets VERDER vervalt, project is niet ingediend
5,583 doorschuif doorschuif, ingevoegd project conform DB-besluit dd. 1-2-2010
1,163 0,420 4,000
in 2011 beschikt, waarvan 0,245 mln tlv budget 2012 doorschuif, bezuinigingsmaatregel A9 doorschuif
104
Bijlage 1 Realisatie subsidiebeschikkingen Programmabegroting BDU / W &V 2011 ve rs ie 8-3-2012
Programmabegroting 2011
Project
begroting
realisatie
goederenvervoerprojecten: - Houten rotonde Molenzoom - Utrecht Lage W eide havenverdieping (fase3)
1,172 0,088 1,084
1,274 0,190 1,084
verkeersveiligheid: - gedragsbeïnvloeding lokaal: - Bunnik - De Bilt - Houten - IJsselstein - Maarssen/ Stichtse Vecht - Nieuwegein - Utrecht - Vianen - Zeist - gedragsbeïnvloeding regionale projecten (ROV) - Zeist Heideweg-Driebergseweg - Zeist Panweg
2,363
2,286
0,022 0,026 0,026 0,026 0,026 0,026 0,050 0,022 0,026 0,500 0,490 1,123
0,007 0,016 0,026 0,025 0,013 0,006 0,050 0,015 0,015 0,500 0,490 1,123
lokaal m aatwerk: budgetsubsidie conform verdeelsleutel: - Bunnik - De Bilt - Houten - IJsselstein - Maarssen - Nieuwegein - Utrecht - Vianen - Zeist
2,490
2,440
0,215 0,260 0,260 0,260 0,260 0,260 0,500 0,215 0,260
0,215 0,260 0,260 0,260 0,260 0,210 0,500 0,215 0,260
Onderdeel exploitatie regulier:
0,000
0,000
10,449
2,253
1,373
1,425
Onderdeel BDU-specifiek: Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes extra BDU Actieprogramma Regionaal OV (AROV): AROV doorstroming as Utrecht-Zuilen-Maarssen AROV uitbreiding frequentie sneltram AROV doorstroming Oosttangent Impuls mobiliteitsmanagement Fiets Filevrij: Snelfietsroutes Houten-De Bilt en Houten-Maarssen
7,456 0,047
Opmerkingen
subsidieverhoging conform DB-besluit 8-11-2010
minder aangevraagd minder aangevraagd
minder aangevraagd minder aangevraagd minder aangevraagd minder aangevraagd
minder aangevraagd
deels tlv budget 2012 beschikt doorschuif, herprioritering VERDER + AROV doorschuif, herprioritering VERDER + AROV doorschuif, herprioritering VERDER + AROV
0,867 0,706
0,728 0,100
deels beschikt, rest doorschuif
105
Verdeling Regiobijdrage Verdeling Regiobijdrage Gemeente
De Bilt Bunnik Houten Maarssen Nieuwegein Utrecht Vianen IJsselstein Zeist
Begroting 2011 Aantal * Voorschot inwoners regiobijdrage 42.052 141.715 14.417 48.585 47.273 159.310 39.642 133.594 61.022 205.644 299.484 1.009.261 19.669 66.285 34.222 115.328 60.274 203.123 618.055 2.082.846
Realisatie 2011 Aantal ** Herrekening Resultaat inwoners regiobijdrage 2011 42.017 139.823 -14.001 14.459 48.116 -4.818 47.622 158.475 -15.868 39.663 131.990 -13.216 60.896 202.648 -20.292 307.081 1.021.897 -102.325 19.647 65.381 -6.547 34.226 113.897 -11.405 60.286 200.618 -20.088 625.897 2.082.846 -208.560
Bedrag per inwoner 3,37 *) inwonertal per 1-1-09 (zogenaamde "berekende gegevens" van CBS) **) inwonertal per 1-1-10 (vastgestelde gegevens volgens CBS)
3,33
-0,33
Totaal per gemeente 125.822 43.298 142.607 118.773 182.357 919.572 58.834 102.492 180.530 1.874.286
Saldo per gemeente -15.893 -5.287 -16.703 -14.820 -23.287 -89.689 -7.450 -12.836 -22.593 -208.560
2,99
-0,33
gr.b oek Omschrijving
reknr:
aanschaf
saldo
b egroot
resultaat
t/m deze
verplichting
dit jaar
t/m deze
periode
000200 Geb ouw 000300 Renovatie Remise geb ouw
periode -
-
-
58.601-
58.601
-
-
001010 Tram (W eense)
-
-
-
-
001030 Tram (SUNIJ)
-
-
-
-
001050 Rails
-
-
-
-
001070 Haltes
-
-
-
-
001091 LVO
753.733
-
-
753.733-
001095 GVI
2.219.456
-
-
2.219.456-
011040 Automatisering 20% 011060 Automatisering 33,33% 011180 Inventaris 20% Tota a l
Activa
Totaal Geb ouw Totaal Renovatie Rem ise geb ouw Totaal Tram (Weense) Totaal Tram (SUNIJ) Totaal Rails Totaal Haltes Totaal LVO Totaal GVI Totaal Autom atisering Totaal Inventaris
-
-
-
-
17.235
-
-
17.235-
-
-
-
-
-
-
3.049.025
2011
3.049.025-
saldo
realisatie
activa
per 01-01-2011
t/m deze
t/m deze
periode
periode
1
143.497 182.320
58.601 753.733 2.219.456 17.235 -
1 58.601 1 1 1 1 753.733 2.219.456 160.731 182.320
325.821
3.049.025
3.374.846
1 1 1 1
107
108
OVERZICHT PERSONELE STERKTE PER 31 DECEMBER 2011
2010
Nieuw e organisatie :
Begroting fte
W erkelijk fte 1,00 3,28 6,56 8,33 7,56 6,67 6,28 10,16
Secretaris-directeur Staf Team Strategisch Beleid Team Regie op Uitvoering Team Openbaar Vervoer Exploitatie Team Openbaar Vervoer Infrastructuur Team Financien Team Facilitaire Zaken
Totaal
2011
55,15
49,84
Begroting fte
55,15
OVERZICHT PERSONEELSLASTEN
Rekening 2010
Totaalbedrag personeelslasten
3.017
Begroting na wijziging 2011
4.049
Rekening 2011
3.756
W e rkelijk fte 1,00 4,17 7,45 8,03 8,56 12,50 8,28 4,60
54,59
Afkortingen AB DB BRU BDU BLS BOR BWS DRIS DVII DVM EZ FIDO GH GVU IPvE IVW KTO MER MIRT OV OVT OWN P&C P+R POS PHS REOS RGD ROCOV RSP RVVP SOC SUNIJ TAG TFI UB V&W VROM VZS WRO WWZ RCT
Algemeen Bestuur Dagelijks Bestuur Bestuur Regio Utrecht Brede Doel Uitkering Besluit Locatiegebonden Subsidies Bereikbaarheidsoffensief Regio Utrecht Besluit Woninggebonden Subsidies Dynamische Reizigers Informatie Systeem Duurzaam Veilig fase II Dynamisch Verkeers Management Economische zaken Financiën Decentrale Overheden Groene Hart Gemeentelijk Vervoersbedrijf Utrecht Integraal Programma van Eisen Inspectie Verkeer & Waterstaat Klant Tevredenheids Onderzoek Milieu Effect Rapportage Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport Openbaar Vervoer Openbaar Vervoer Terminal Onderliggend Wegen Net Planning & Control Park + Ride Project Organisatie Stationsgebied Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Regionale Economische Ontwikkelings Strategie Rijks Gebouwen Dienst Regionaal Overleg Consumentenorganisatie Openbaar Vervoer Regionaal Structuur Plan Regionaal Verkeer en Vervoer Plan Slachtoffer Ongevallen Concentraties Sneltram van Utrecht naar Nieuwegein en IJsselstein Treasury Advies Groep Task Force Innovatie Utrecht Bereikbaar Verkeer & Waterstaat Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Veiligheids Zorg Systeem Wet Ruimtelijke Ordening Wonen met Welzijn en Zorg Regionaal Coördinatietea
110
algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
8 2012- 04450 1
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
J.A.E. Landwehr
Onderwerp Programmabegroting 2013
Voorstel AB besluit Vaststellen van de Programmabegroting 2013.
Aanleiding De Gemeenschappelijke Regeling Bestuur Regio Utrecht geeft aan dat jaarlijks het algemeen bestuur vóór 1 juli de begroting vaststelt van het komende begrotingsjaar.
Toelichting De Programmabegroting 2013 bestaat uit dezelfde programma’s als in de Programmabegroting 2013. Deze programma’s vloeien voort uit de taken van BRU. De begroting is thematisch ingericht en bestaat uit de programma’s Bestuur, Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken, Groen, Recreatie & Milieu, Wonen, Wegen & Verkeer, OV Concessie, Netwerkontwikkeling Mobiliteit en OV Infrastructuur. In de beschrijving per programma zijn de plannen voor 2013 en de daarvoor beschikbare middelen per programma vermeld. De plannen in de Programmabegroting 2013 zijn een uitwerking van de kaders die in de Regionale Agenda 2011-2014 zijn opgenomen en de vaststelling van de regiobijdrage 2013 door het algemeen bestuur op 14 december 2011. In de programmabegroting is ook een Meerjarenraming BDU tot en met 2016 opgenomen. Deze geeft een beeld van de huidige stand van zaken met betrekking tot de verdeling van de BDU-gelden. Deze meerjarenraming van de BDU geldt als doorkijk. Met het vaststellen van de Programmabegroting 2013 worden alleen de budgetten voor 2013 vastgesteld, zoals deze ook bij de programma’s benoemd zijn. De budgetten voor 2014, 2015 en 2016 kunnen pas in een later stadium definitief vastgesteld worden, als de totale BDU-beschikking van het Rijk voor het betreffende jaar bekend is. Verder bestaat de Programmabegroting 2013 uit de verplichte paragrafen financiering, bedrijfsvoering, weerstandsvermogen, verbonden partijen en onderhoud kapitaalgoederen alsmede de financiële begroting.
Samenvatting De context waarin deze Programmabegroting is opgesteld, is er één van onzekerheid over de toekomst van BRU. De Programmabegroting 2013 houdt geen rekening met het kabinetsbesluit om de
Pagina 1 van 3
WGRplus gebieden per 1 januari 2013 op te heffen en is opgesteld vanuit het continuïteitsprincipe van de huidige taken en middelen en van de organisatievorm van BRU. De activiteiten uit de Programmabegroting 2013 worden gefinancierd door de Brede Doeluitkering (BDU) ad € 100,2 mln, de regiobijdrage ad € 2,2 mln en overige middelen ad € 10,0 mln. Op 29 februari 2012 heeft het AB de beleidsregels BDU vastgesteld. Volgens deze beleidsregels wordt het budget per programma via een vaste procentuele verdeling van de reguliere BDU bepaald: • Openbaar vervoer 60% • Wegen en verkeer 35% • Netwerkontwikkeling mobiliteit 1% • Beleid en uitvoering (apparaatskosten) 4% De toegestane apparaatskosten zijn in het beschikbare BDU budget per programma opgeteld bij de vaste percentages. Datzelfde geldt voor de verplicht toe te rekenen rente op het saldo BDU uit voorgaande jaren. Uiteindelijk resulteren de volgende reguliere BDU middelen per programma: • OV concessie € 45,0 • OV infrastructuur € 12,9 mln • Wegen en verkeer € 32,9 mln • Netwerkontwikkeling mobiliteit € 0,6 mln • Totaal € 91,4 mln De specifieke BDU wordt voor de volgende doelen uitgekeerd (in € 1.000): 2012 2013 Actieprogramma OV 9.428 5.058 Fiets filevrij 2.071 0 1 OV chipkaart -1.201 -1.222 OV infra SUNIJ-lijn 4.979 5.054 15.277 8.890 De regiobijdrage vormt de financiering van de volgende programma’s: • Bestuur € 1.146.000 • Ruimtelijke Ordening € 545.000 • Economische Zaken € 210.000 • Groen Recreatie & Milieu € 82.000 • Wonen € 250.000 Daarnaast worden aanvullende middelen ad € 10,0 mln in 2013 besteed. De voornaamste daarvan zijn de nog beschikbare middelen uit het BOR Fonds ad € 4,6 mln en de beschikbare middelen voor AROV ad € 3,8 mln. Ombuigingsoperatie 2011-2014 en meerjarenraming 2015-2020 Op 15 juni 2011 heeft het algemeen bestuur grotendeels ingestemd met de uitwerking van een ombuigingsoperatie om de jaren 2011 tot en met 2014 budgettair sluitend te krijgen. Daarmee was de meerjarenraming vanaf 2015 nog niet structureel sluitend, omdat een deel van het tekort 2011-2014 door incidentele maatregelen werd opgelost. Op 29 februari 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de methodiek om een dreigend tekort van € 47 miljoen over de gehele periode 2015 tot en met 2020 op te lossen door als uitgangspunt het principe van een vaste procentuele verdeling van de BDU naar programma’s over de gehele periode 2011-2020 te hanteren. Dat betekent dat de programma’s OV een taakstelling van gemiddeld € 4,6 mln jaarlijks (OV concessie) en € 1,6 mln jaarlijks (OV Infratructuur) vanaf 2011 moeten realiseren en dat de budgetkorting die eerder binnen programma Wegen en verkeer is opgelegd (gemiddeld € 2,1 1
Betreft de terugbetaling van de lening uit de BDU middelen voor de investeringen in de chipkaart. Pagina 2 van 3
miljoen per jaar over de genoemde periode), weer wordt teruggedraaid. Daarmee ontstaat voldoende budgetruimte voor de lopende toezeggingen, projecten binnen VERDER, de beschikkingen voor Uithoflijn en HOV en het lokaal maatwerk. Binnen de apparaatskosten moet € 0,6 mln worden bespaard. Het algemeen bestuur heeft in diezelfde bijeenkomst vastgesteld dat de besparingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om middelen en uitvoering met elkaar in evenwicht te brengen bij de behandeling van de Programmabegroting 2013 worden meegenomen. Vanaf deze Programmabegroting, dus van 2013 tot en met 2020 worden de budgetten taakstellend bepaald aan de hand van een vaste procentuele verdeling. Daarmee is de eerder genoemde taakstelling impliciet meegenomen in de verdeling en worden deze binnen de bestaande programma’s opgelost. OV concessie hanteert voor de komende concessie OV, die vanaf december 2013 in werking treedt, een subsidieplafond dat is gerelateerd aan de beschikbare budgetten. Daarbij is rekening gehouden met de door het algemeen bestuur vastgestelde nieuwe afspraken over een maximale bijdrage van BRU in de kosten van de regiotaxi. De verwachting is dat de concessie binnen het subsidieplafond op het voorzieningenniveau van het Vervoersplan 2013 kan blijven. OV Infrastructuur zal de taakstelling te realiseren door aanpassing in de fasering van de uitvoering van de investeringen in infrastructuur, haltes en remise en door een aanpassing van het structureel niveau van beheer- en onderhoudskosten gerelateerd aan de effecten van de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI). Met deze maatregelen is het meerjarig evenwicht in de begroting teruggekeerd.
Ter inzage legging bij gemeenten Voor de begroting en de jaarstukken geldt een inzagetermijn van 6 weken voor de gemeenten. Deze termijn eindigt op 8 juni 2012. Wij zullen de reacties bundelen en u deze separaat doch voor de behandeling op 20 juni 2012 doen toekomen. Ten opzichte van de versie die ter inzage is gelegd, zijn in deze Programmabegroting 2013 enkele redactionele wijzigingen opgenomen en is de tekst over de discussie rond de WGRplus geactualiseerd. Tevens zijn de cijfers bij het programma Wegen en verkeer aangepast aan de meest recente plannen voor besteding van het RUVV. Daar waar de projecten nog niet zijn goedgekeurd door het bestuur, zijn zij aangemerkt als “aanmelding”. Ook zijn de vergelijkende begrotingscijfers voor het jaar 2012 aan de meest recente inzichten aangepast, die moeten leiden tot een voorstel voor een begrotingswijziging voor het jaar 2012 dat u in oktober 2012 ter vaststelling voorgelegd zal worden.
Het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
Drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 3 van 3
Programmabegroting 2013
Versie 5.1 d.d. 6 juni 2012 Vast te stellen in Algemeen Bestuur van 20 juni 2012
, voorzitter
, secretaris
Programmabegroting 2013
Pagina 2 van 77
Programmabegroting 2013
Inhoudsopgave Inleiding Programma’s 1. Bestuur 2. Ruimtelijke Ordening 3. Economische zaken 4. Groen, Recreatie en Milieu 5. Wonen 6. Wegen & Verkeer 7. OV Concessie 8. Netwerkontwikkeling Mobiliteit 9. OV Infrastructuur (assets) Paragrafen Paragraaf Financiering Paragraaf Bedrijfsvoering Paragraaf Weerstandsvermogen Paragraaf Verbonden partijen Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen Financiële begroting Overzicht van baten en lasten Financiële positie Bestuur Regio Utrecht Bijlagen Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders Bijlage B: Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV) Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruitontvangen bedragen (meerjarig verloop) Bijlage D: Investeringsstaat Bijlage E: Lijst van gebruikte afkortingen
5 13 15 17 19 21 23 27 31 35 39 41 43 45 49 53 55 57 59 63 65 67 69 73 75 77
Pagina 3 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 4 van 77
Programmabegroting 2013
Inleiding Hierbij biedt het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht u de Programmabegroting 2013 ter vaststelling aan. De context waarin deze Programmabegroting is opgesteld, is er één van onzekerheid over de toekomst van BRU. Op 1 maart 2012 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu (I&M) een voortgangsbericht over de visienota bestuur en bestuurlijke inrichting aan de Tweede Kamer gezonden. In deze brief wordt het kabinetsbesluit toegelicht om de WGRplus gebieden per 1 januari 2013 op te heffen en de taken en middelen op het gebied van de BDU onder te brengen bij de provincie. Deze Programmabegroting gaat uit van het continuïteitsprincipe. Dat wil zeggen dat deze is opgesteld vanuit de gedachte dat BRU de taken uitvoert en de daar bij behorende middelen ontvangt. Dit proces moet namelijk voort gaan en formeel is Bestuur Regio Utrecht nog steeds verantwoordelijk voor de P&C documenten. Ten opzichte van eerdere besluitvorming van het algemeen bestuur (Regionale Agenda 2011-2014, vaststelling regiobijdrage 2013, meerjarenraming 2011-2025, investeringsbesluiten in de traminfrastructuur) is geen nieuw beleid in deze Programmabegroting opgenomen. Met de val van het kabinet eind april 2012 is de toekomst van BRU nog steeds onzeker. Deze programmabegroting wordt aangeboden waarbij de continuïteit van de regionale taken voorop staat. Mochten de taken, mensen en middelen van BRU worden overgedragen aan de provincie dan vormt deze programmabegroting tevens een belangrijk financieel overdrachtsdocument voor deze overgang.
De Programmabegroting binnen de Planning & Control-cyclus De Programmabegroting maakt onderdeel uit van de Planning & Control-cyclus van BRU. Deze cyclus bestaat uit een aantal documenten die het bestuur en het management helpen om de organisatie aan te sturen en ‘in control’ te zijn. De P&C-documenten dienen als hulpmiddel bij de dialoog die tussen de verschillende niveaus van de organisatie plaatsvindt. In onderstaande figuur is de P&C-cyclus van BRU weergegeven.
PLANNING
1x per 4 jaar
REGIONALE AGENDA
dec. t-2
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE
jun. t-1 dec. t-1
PROGRAMMABEGROTING
dec. t-1
TEAMPLANNEN
CONTROL
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
SECRETARISDIRECTEUR
OVERDRACHTSDOCUMENT
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
TEAMMANAGERS
dec. t-1
FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
Pagina 5 van 77
Programmabegroting 2013
In de Programmabegroting 2013 presenteert het dagelijks bestuur de plannen voor het jaar 2013 aan het algemeen bestuur. De plannen in de Programmabegroting 2013 zijn een uitwerking van de kaders die in de Regionale Agenda 2011-2014 zijn opgenomen en de vaststelling van de regiobijdrage 2013 door het algemeen bestuur op 14 december 2011. De plannen in de Programmabegroting 2013 worden in de Programmarekening 2013 geëvalueerd. Dan zal een verantwoording worden gegeven in hoeverre de plannen zijn gerealiseerd. Bij een mogelijke overgang van taken, mensen en middelen naar de provincie Utrecht zal de verantwoording na consolidatie van de begrotingen van BRU en provincie op de schouders van de provincie komen te liggen.
Opzet van de Programmabegroting 2013 De Regionale Agenda 2011-2014 biedt de kaders voor de gehele bestuursperiode. In de Programmabegrotingen worden deze kaders per jaar uitgewerkt. De plannen van BRU worden in deze begroting per programma gepresenteerd. De indeling sluit aan bij de portefeuilleverdeling van het dagelijks bestuur. Dit houdt in dat een portefeuillehouder (de voorzitter en de portefeuillehouder financiën uitgezonderd) verantwoordelijk is voor een programma. Deze portefeuilleverdeling komt ook overeen met de indeling van de Regionale Agenda 2011-2014, die het algemeen bestuur op 15 juni 2011 heeft vastgesteld. Per programma worden de plannen gepresenteerd aan de hand van de volgende vragen:
Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag het kosten?
Naast de programma’s geven de paragrafen informatie over verschillende onderwerpen die niet direct aan de programma’s gerelateerd zijn.
Brede Doeluitkering (BDU) Het grootste deel van de begroting van BRU wordt gedekt uit de Brede Doeluitkering (BDU). Op basis van de informatie van het Ministerie van I&M komt de schatting van het aandeel van BRU voor 2013 uit op € 100,2 mln (prijsniveau 2012, inclusief toerekening van rente). Deze bijdrage bestaat uit een regulier deel van € 91,4 mln (in 2012 € 92,7 mln) en een specifiek deel van € 8,8 mln (in 2012 € 15,3 mln). De specifieke BDU wordt voor de volgende doelen uitgekeerd (in € 1.000):
Actieprogramma OV Fiets filevrij OV chipkaart 1 OV infra SUNIJ-lijn
2012 9.428 2.071 -1.201 4.979 15.277
2013 5.058 0 -1.222 5.054 8.890
In onderstaande grafiek is het geschatte verloop de BDU voor het landelijk totaal en voor het aandeel regulier van BRU weergegeven. Daaruit blijkt dat de BDU volgens de Rijksbegroting de komende jaren een aanzienlijke krimp van ruim 13% vertoont, een krimp die zich vrijwel 1
Betreft de terugbetaling van de lening uit de BDU middelen voor de investeringen in de chipkaart.
Pagina 6 van 77
Programmabegroting 2013
één-op-één vertaalt in de bijdrage die BRU ontvangt. De krimp bij BRU wordt enigszins gemitigeerd door de uitbreiding van het areaal met Loenen en Breukelen (gemeente Stichtse Vecht) in 2012 en de daarbij behorende verhoging van de BDU. Ontwikkeling BDU 2011-2020 2.100
96
2.050
94
2.000
92
1.950
90
EUR mln
1.900
88
1.850
BDU Rijksbegroting 2012 (bedragen linkeras)
86 1.800 84
1.750
Reguliere BDU BRU (bedragen rechteras)
82
1.700 1.650
80
1.600
78
1.550
76 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 jaar
Op 29 februari 2012 heeft het AB de beleidsregels BDU vastgesteld. Volgens deze beleidsregels wordt het budget per programma via een vaste procentuele verdeling van de reguliere BDU bepaald: • Openbaar vervoer 60% • Wegen en verkeer 35% • Netwerkontwikkeling mobiliteit 1% • Beleid en uitvoering (apparaatskosten) 4% De toegestane apparaatskosten zijn in het beschikbare BDU budget per programma opgeteld bij de vaste percentages. Datzelfde geldt voor de verplicht toe te rekenen rente op het saldo BDU uit voorgaande jaren. Uiteindelijk resulteren de volgende reguliere BDU middelen per programma: • OV concessie € 45,0 • OV infrastructuur € 12,9 mln • Wegen en verkeer € 32,9 mln • Netwerkontwikkeling mobiliteit € 0,6 mln • Totaal € 91,4 mln Tekorten en overschotten worden bij het vaststellen van de jaarrekeningen per programma apart inzichtelijk gemaakt. Daarmee ontstaat een bedrag aan niet verbruikte BDU-middelen per programma, dat als een buffer voor dat programma dient. Met deze buffer per programma is het mogelijk om sterk wisselende inkomsten en uitgaven meerjarig binnen een programma te compenseren door gebruik te maken van de niet bestede BDU-middelen uit voorgaande jaren. Indien in het jaar 2013 blijkt dat de uitvoering van een programma meer middelen vergt dan in deze Programmabegroting worden vastgesteld, dan kan uit die buffer worden geput. Indien dat optreedt, wordt dat als vast te stellen begrotingswijziging aan het algemeen bestuur voorgelegd.
Pagina 7 van 77
Programmabegroting 2013
Naast de reguliere BDU zijn er specifieke uitkeringen. Dit zijn middelen die met een verbijzonderd doel worden verstrekt. Deze budgetten worden direct toegekend aan het programma waar het betreffende project onder valt. Ook bij deze middelen wordt het niet bestede deel per doel apart geregistreerd.
Ombuigingsoperatie 2011-2014 en meerjarenraming 2015-2020 Op 15 juni 2011 heeft het algemeen bestuur grotendeels ingestemd met de uitwerking van een ombuigingsoperatie om de jaren 2011 tot en met 2014 budgettair sluitend te krijgen. Daarmee was de meerjarenraming vanaf 2015 nog niet structureel sluitend, omdat een deel van het tekort 2011-2014 door incidentele maatregelen werd opgelost. Op 29 februari 2012 heeft het algemeen bestuur ingestemd met de methodiek om een dreigend tekort van € 47 miljoen over de gehele periode 2015 tot en met 2020 op te lossen door als uitgangspunt het principe van een vaste procentuele verdeling van de BDU naar programma’s over de gehele periode 2011-2020 te hanteren. Dat betekent dat de programma’s OV een taakstelling van gemiddeld € 4,6 mln jaarlijks (OV concessie) en € 1,6 mln jaarlijks (OV Infrastructuur) vanaf 2011 moeten realiseren en dat de budgetkorting die eerder binnen programma Wegen en verkeer is opgelegd (gemiddeld € 2,1 miljoen per jaar over de genoemde periode), weer wordt teruggedraaid. Daarmee ontstaat voldoende budgetruimte voor de lopende toezeggingen, projecten binnen VERDER, de beschikkingen voor Uithoflijn en HOV en het lokaal maatwerk. Binnen de apparaatskosten moet € 0,6 mln worden bespaard. Het algemeen bestuur heeft in diezelfde bijeenkomst vastgesteld dat de besparingsmaatregelen die noodzakelijk zijn om middelen en uitvoering met elkaar in evenwicht te brengen bij de behandeling van de Programmabegroting 2013 worden meegenomen.
Uitwerking besparingsmaatregelen 2015-2020 Zoals uit de Jaarrekening 2011 blijkt, valt de realisatie gunstiger uit dan waar in de geactualiseerde begroting 2011 was uitgegaan. Daarmee kon ook aan de taakstelling over dat jaar worden voldaan. Vanaf deze Programmabegroting, dus van 2013 tot en met 2020 worden de budgetten taakstellend bepaald aan de hand van een vaste procentuele verdeling. Daarmee is de eerder genoemde taakstelling impliciet meegenomen in de verdeling en worden deze binnen de bestaande programma’s opgelost. OV concessie hanteert voor de komende concessie OV, die vanaf december 2013 in werking treedt, een subsidieplafond dat is gerelateerd aan de beschikbare budgetten. Daarbij is rekening gehouden met de door het algemeen bestuur vastgestelde nieuwe afspraken over een maximale bijdrage van BRU in de kosten van de regiotaxi. De verwachting is dat de concessie binnen het subsidieplafond op het voorzieningenniveau van het Vervoersplan 2013 kan blijven. OV Infrastructuur zal de taakstelling te realiseren door aanpassing in de fasering van de uitvoering van de investeringen in infrastructuur, haltes en remise en door een aanpassing van het structureel niveau van beheer- en onderhoudskosten gerelateerd aan de effecten van de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI).
Pagina 8 van 77
Programmabegroting 2013
Regiobijdrage De regiobijdrage voor 2013 is in het algemeen bestuur van 14 december 2011 vastgesteld op € 3,44 per inwoner. Dit leidt tot de volgende bijdrage per gemeente: Gemeente De Bilt Bunnik Houten IJsselstein Nieuwegein Stichtse Vecht Utrecht Vianen Zeist Totaal
Aantal inwoners 42.017 14.459 47.622 34.226 60.896 62.781 307.081 19.647 60.286 649.015
Regiobijdrage 2013 € 144.538 € 49.739 € 163.820 € 117.737 € 209.482 € 215.967 € 1.056.359 € 67.586 € 207.384 € 2.232.612
De regiobijdrage vormt de financiering van de volgende programma’s: • Bestuur € 1.146.000 • Ruimtelijke Ordening € 545.000 • Economische Zaken € 210.000 • Groen Recreatie & Milieu € 82.000 • Wonen € 250.000
Overige inkomsten Naast de BDU en de regiobijdrage zijn in de programmabegroting enkele andere inkomstenbronnen ter financiering van de activiteiten opgenomen: Bijdragen van derden: • Programma Economische Zaken, bijdrage inkoop energie € 65.000 • Programma Wonen, beleidsinformatie woningzoekenden € 8.000 • Programma Wonen, toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden € 12.000 • Programma Wegen en verkeer, bijdrage verkeersmodel € 76.000 • Programma Netwerkontwikkeling mobiliteit, bijdrage bureau Randstadspoor € 56.000 Overige middelen: • Programma Wonen, inzet middelen BWS € 30.000 • Programma Wegen en verkeer, inzet BOR fonds € 4.620.000 • Programma Wegen en verkeer, inzet middelen Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV) € 3.825.000 • Programma Financiering, vrije rentebaten € 838.000 Onttrekkingen uit reserves: • Programma Ruimtelijke Ordening, Actieprogramma Woningbouw € 50.000 • Programma Wonen, rentebaten BWS € 278.000 • Programma Bedrijfsvoering, Frictiekosten personeel € 169.000
Pagina 9 van 77
Programmabegroting 2013
Projecten Naast de in deze begroting opgenomen activiteiten die uit de jaarlijkse inkomsten (met name BDU en regiobijdrage) worden bekostigd, kent BRU een drietal projecten waarvan de financiële verantwoording en begroting niet één-op-één in de jaarlijkse begrotingscijfers terugkomen. Het betreft de volgende projecten: • Uitvoering project Uithoflijn • Levensduurverlengend Onderhoud (LVO) op het trammaterieel • Grootschalige Vervanging van de Infrastructuur (GVI) van de SUNIJlijn Project Uithoflijn Het uitvoeringsbesluit van het project Uithoflijn (vertramming van de OV-lijn Utrecht Centraal Station – Uithof) is op 18 april 2012 door het algemeen bestuur genomen. De totale projectkosten bedragen € 321 miljoen (exclusief aanschaf trammaterieel). Deze kosten worden gefinancierd door bijdragen van het Rijk, gemeente Utrecht en BRU. De bijdrage van BRU bestaat uit herschikking van de eerder aan de gemeente Utrecht afgegeven beschikking voor HOV om de Zuid en een bijdrage uit de BDU via het maatregelenpakket VERDER. Financiële verantwoording De beschikking voor HOV om de Zuid en de beoogde herziening naar een beschikking Uithoflijn is voor € 26 miljoen in de jaren tot en met 2011 verantwoord. Het restant van € 23 miljoen komt ten laste van het RUVV van de jaren 2013, 2014 en 2015. De bijdrage uit VERDER bedraagt € 100 miljoen en wordt eveneens opgenomen in het RUVV van de komende jaren. De uitgaven voor het RUVV wordt in het programma Wegen en verkeer verantwoord. Levensduurverlengend onderhoud (LVO) Voor het project LVO heeft het algemeen bestuur op 23 maart 2011 € 10,6 miljoen beschikbaar gesteld. Daarmee wordt de levensduur van het SUNIJ-materieel met 10 jaar verlengd en wordt het materieel vervoerderonafhankelijk gemaakt. Financiële verantwoording De kosten worden over 10 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en jaarrekeningen van 2012 tot en met 2023 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (10% per jaar) en rente (op basis van een rekenrente van 4%) ad circa € 1,1 miljoen zijn opgenomen. Deze kosten worden verantwoord in het programma OV Infrastructuur. Grootschalige Investering Infrastructuur (GVI) BRU heeft de vervanging van de infrastructuur opgedeeld in 2 fasen: 1. De eerste fase van uitvoering van het project GVI (GVI 1A+B) staat gepland in de periode 2012-2013. Dit is het gedeelte Utrecht CS tot en met halte Nieuwegein Stadscentrum. Deze fase 1 wordt in twee delen gesplitst, die in de zomer van respectievelijk 2012 (fase 1A) en 2013 (fase 1B) wordt gerealiseerd. 2. De tweede fase betreft de uitvoering van de tracédelen na Nieuwegein stadscentrum, oa richting IJsselstein en staat gepland voor 2018. Voor het project GVI heeft het dagelijks bestuur in 2011 een voorbereidingskrediet van € 2,9 miljoen beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van de ontwerpfase GVI en de realisatie
Pagina 10 van 77
Programmabegroting 2013
van het 24 Oktoberplein. Op 19 december 2011 heeft het dagelijks bestuur € 14,8 miljoen voor de realisatie van fase 1A van het project GVI beschikbaar gesteld. Momenteel wordt de uitvoering van fase 1B voorbereid. Financiële verantwoording Het Rijk verstrekt voor het beheer en onderhoud van de infrastructuur een jaarlijks vaste bijdrage, die in 2012 is geïndexeerd en € 5,1 miljoen bedroeg. Deze bijdrage wordt met de afschrijvings- en rentelasten van de investeringen binnen het programma OV Infrastructuur verantwoord. De kosten worden over 30 jaar afgeschreven, wat betekent dat in de begrotingen en jaarrekeningen vanaf 2012 de jaarlijkse kosten voor afschrijving (3 1/3% per jaar) en rente (op basis van een rekenrente van 4%) worden opgenomen. In 2013 is daartoe € 1,0 miljoen opgenomen.
Pagina 11 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 12 van 77
Programmabegroting 2013
Programma’s
Pagina 13 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 14 van 77
Programmabegroting 2013
1. Bestuur Op het moment dat deze programmabegroting wordt geschreven (voorjaar 2012) is de bestuurlijke toekomst van regionale samenwerking volop in beweging. Het Kabinet heeft het voornemen gehad om per 1 januari 2013 de WGR+ af te schaffen en de taken voor verkeer en vervoer onder te brengen bij de provincie. Deze voornemens maakten onderdeel uit van een groter pakket aan maatregelen ten aanzien van de bestuurlijke inrichting van Nederland die in het regeerakkoord van Rutte 1 zijn opgenomen. Als gevolg van deze voornemens zijn de 9 BRU gemeenten met elkaar en de gemeente Woerden in gesprek gegaan over regionale samenwerking na afschaffing van de WGR+.Inmiddels is het kabinet Rutte 1 gevallen en is er een andere politieke realiteit. Wat deze gemeenten bindt is het besef dat complexe vraagstukken vaak gemeentegrens overschrijdend zijn. Vanwege die samenhang is het nodig dat de gemeentelijk overheden samenwerken en hun beleid op het gebied van verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, economie en wonen op elkaar afstemmen. Met of zonder plus status heeft regionale samenwerking een duidelijke meerwaarde voor iedereen die in de stadsregio woont, werkt, reist en recreëert. Doel van het programma Bestuur is om regionale samenwerking op bestuurlijk niveau te ondersteunen en te faciliteren. Het moge duidelijke zijn dat in het in de huidige omstandigheden moeilijk is om de gebruikelijke mate van concreetheid in de hiernavolgende paragrafen binnen dit programma te bereiken.
Wat willen we bereiken? Het is nog onzeker of de voornemens van het Kabinet (Rutte 1) om de WGR+ af te schaffen en een infrastructuurautoriteit in de Randstad in te richten in 2012 zullen worden omgezet in concrete wetswijzigingen. Als dat zo is dan zal dit in 2013 verder moeten worden geïmplementeerd en uitgevoerd. Dit kan vergaande consequenties hebben voor zowel de samenwerking tussen de gemeenten die deelnemen aan BRU als de ambtelijke organisatie van BRU. Het doel van het programma bestuur zal zijn om – binnen de wettelijke mogelijkheden anno 2013 – de regionale samenwerking tussen gemeenten vorm te geven zoals die gemeenten dat wensen. Het is de kunst om de besluitvorming van de gezamenlijke gemeenten zo te faciliteren dat het ook in de deelnemende gemeenten gevolgd en begrepen kan worden. Alles wordt in het werk gesteld om dit te bereiken. Informatie overdracht kan schriftelijk, digitaal, mondeling. Wensen van gemeenten om betrokkenheid te vergroten worden zoveel als mogelijk gehonoreerd.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. De Regionale Agenda 2011- 2014 wordt begin 2013 tussentijds geëvalueerd 2. Eind 2013 wordt een overdrachtsdocument opgesteld (met het oog op de gemeenraadsverkiezingen in maart 2014) 3. Er worden Themabijeenkomsten gehouden. 4. Er wordt jaarlijks een Regiodag georganiseerd. 5. Het Algemeen bestuur vergadert wisselend in de gemeentehuizen in de regio die daarvoor geschikt zijn. 6. De besluitvorming omtrent de WGR+ worden nauwkeurig gevolgd samen met de andere regio’s in het bijzonder met die in de Randstad. Indien en voorzover er besluiten zijn genomen in 2012 worden deze geïmplementeerd dan wel uitgevoerd.
Pagina 15 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Bestuur (bedragen x € 1.000) Lasten Bestuurlijke organisatie Regionale samenwerking Totaal lasten Baten Regiobijdrage Totaal baten Saldo
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 658 349 1.007
503 81 584
651 364 1.015
782 364 1.146
836 836 -171
584 584 0
1.015 1.015 0
1.146 1.146 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Bestuur worden volledig gedekt uit de Regiobijdrage. De verwachte uitgaven voor de bestuurlijke organisatie zijn in 2013 hoger dan in 2012 omdat rekening wordt gehouden met mogelijke reorganisatiekosten als gevolg van de ontwikkelingen rond de WGR+. Tevens wordt binnen dit programma ingezet op de wijze waarop de regionale samenwerking in de toekomst vorm krijgt.
Pagina 16 van 77
Programmabegroting 2013
2. Ruimtelijke Ordening In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma Ruimtelijke Ordening de volgende doelen vastgesteld: Doel: Kwaliteit en samenhang in ruimtelijke ontwikkeling Binnenstedelijke bouw en behoud van het landschap, daar ligt de focus van de regionale samenwerking op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. De Utrechtse regio kent ook op langere termijn een grote verstedelijkingsdruk. Centrale opgave is om te voorzien in de blijvende behoefte aan woningen en tegelijkertijd de kwaliteit van het buitengebied verder te versterken, gerelateerd aan de doorontwikkeling van het regionale OV-netwerk. Daartoe zal een groot deel van de te bouwen woningen op binnenstedelijke locaties worden gerealiseerd. Daarnaast is aandacht nodig voor (structurele) veranderingen op de kantorenmarkt en voor herstructurering van bedrijventerreinen. Bovenstaande alinea werd begin 2011 opgenomen in de regionale agenda. Sindsdien heeft de crisis op de woningmarkt zich verdiept; de woningmarkt is vrijwel tot stilstand gekomen en de productie van nieuwbouwwoningen in de regio is gezakt van ca. 4000 naar – mogelijk – minder dan 1500 per jaar. Er is daarom extra aandacht nodig voor continuïteit in de gebiedsontwikkeling, juist in crisistijd. Tegelijk wijzen alle prognoses over de demografische en economische ontwikkeling van Nederland nog steeds in de richting van groei in de Noordvleugel. De woningen die nu niet gebouwd worden lijken voor 2040 nog steeds nodig te zijn voor de huisvesting van de eerst volgende generatie, die in nog grotere getale als voorheen in de steden zal wonen en werken. Om de woningmarkt weer vlot te trekken zijn maatregelen nodig op nationaal of zelfs Europees niveau. Dit type maatregelen gaat de mogelijkheden van regionale samenwerking ver te boven. Wat gemeenten onderling wel kunnen doen is afspraken maken over planning en programmering, zodat de bestuurlijk en ambtelijke energie terecht komt bij de projecten die ook in crisistijd nog wel kans van slagen hebben. Andere plannen zullen moeten wachten tot woningzoekenden weer een betaalbare woning kunnen vinden. Daarnaast zullen gemeenten in de Noordvleugel zich langzamerhand moeten bezinnen op de vraag hoe de achterstand in de woningbouwproductie die nu wordt opgelopen, weer kan worden ingehaald. Opnieuw massaal gaan bouwen in het groen (uitleg) is wellicht een verleidelijke, maar voor de lange termijn geen goede weg. Met het opofferen van de groene ruimte zou immers een uiterst belangrijke economische randvoorwaarde – een aantrekkelijke woon- en werkklimaat voor de kenniswerkers van de Utrechtse economie op draait – worden aangetast. De samenwerkende gemeenten houden daarom onverkort vast aan het beleid zoals dat in de NV ontwikkelingsvisie is geformuleerd.
Wat willen we bereiken? De economische crisis heeft forse consequenties voor de toekomstige en huidige gemeentelijke programma’s op het gebied van wonen en werken. Er zijn omvangrijke investeringen in (bouwrijpe) gronden, plan- en voorbereidingskosten gedaan, terwijl in veel gevallen het perspectief op tijdige en volledige uitgifte en bebouwing van deze gronden ontbreekt. Het inzicht in de aansluiting tussen vraag en aanbod en in de onderlinge afhankelijkheden van de huidige en toekomstige woon- en werklocaties ontbreekt. In 2012 wordt getracht deze analyse te maken, zo mogelijk leidend tot nieuwe programmatische afspraken. Het is de inschatting dat dit proces in 2013 nog doorloopt en dat gemeenten blijvend samen moeten optrekken om continuïteit in de ruimtelijke ontwikkelingen in de regio mogelijk te maken.
Pagina 17 van 77
Programmabegroting 2013
Wat gaan we daarvoor doen? 1. In 2012 worden nieuwe uitvoeringsafspraken geformuleerd voor de periode tot 2020 over binnenstedelijke en sociale woningbouw, werklocaties en infrastructuur. De uitvoering van deze afspraken wordt gemonitord en ondersteund. 2. BRU blijft verkennen op welke locaties de verstedelijkingsopgave op langere termijn gerealiseerd kan worden, zoals de A12-zone tussen knooppunten Oudenrijn en Lunetten en ontwikkelingen langs OV-corridors. 3. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is naar verwachting in 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. In 2013 zullen de BRU-gemeenten met de provincie in gesprek zijn over de doorvertaling van de vastgestelde PRS in de gemeentelijke plannen. BRU faciliteert deze gezamenlijke inbreng. 4. De komende jaren staat het realiseren van de binnenstedelijke opgave centraal. BRU agendeert het belang van deze opgave (vooral middelen en instrumenten) bij rijk, provincie en andere partijen. 5. BRU monitort de ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van woningbouw, kantoorontwikkeling en bedrijventerreinen en brengt de programmering van grootschalige ontwikkelingen in de regio in beeld. 6. BRU faciliteert kennisuitwisseling tussen gemeenten en biedt ondersteuning bij de uitvoering van projecten.
Wat mag het kosten? Ruimtelijke Ordening (bedragen x € 1.000) Lasten Management RO Uitvoering RSP Actieprogramma woningbouw A12 Zone Programmakosten BLS fonds Totaal lasten Baten Regiobijdrage BLS fonds Totaal baten Saldo voor bestemming Onttrekking bestemmingsreserve Actieprogramma woningbouw Saldo na bestemming
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 174 167 20
304 358 0
359 161 125
359 161 75
179 20.011
30
20.551
692
645
595
667 20.011 20.678 127 0
592
545
545
592 -100 100
545 -100 100
545 50 50
127
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Ruimtelijke ordening worden grotendeels gedekt uit de Regiobijdrage. Het saldo van € 50.000 voor woningbouw wordt gedekt uit de bestemmingsreserve Rentebaten BLS / Actieprogramma Woningbouw. Per 31-12-2011 is de hoogte van deze reserve € 2.296.000. De uitvoering van het RSP wordt in 2013 beperkter dan voorheen ingezet vanwege de ontwikkelingen rond de WGR+.
Pagina 18 van 77
Programmabegroting 2013
3. Economische zaken In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma economische zaken de volgende doelen vastgesteld: Doel: Versterken economisch profiel van de regio Utrecht Door gezamenlijk een gewenst economische profiel te bepalen, met ruimtelijke component, kunnen keuzes over prioriteiten en een gewenste verdeling van de werkmilieus over de regio worden gemaakt. Om het BRU-gebied economisch verder te versterken en de kwaliteiten van deze regio nationaal en internationaal onder de aandacht te brengen zijn lobby en samenwerking cruciaal. De ontwikkeling van het Utrecht Science Park naar een regionaal netwerk van hoogwaardige vestigingslocaties en projecten gericht op kennisintensieve bedrijven is een voorbeeld hiervan. Doel: Een vitale kantorenmarkt in de regio Het BRU-gebied is een echte kantorenregio. BRU heeft onderzoek naar de ontwikkelingen op de kantorenmarkt en de behoefte aan kantoren verricht. Van de regionale kantorenmarkt is de verwachting dat het verzadigingspunt bijna is bereikt. In BRU-verband zijn afspraken gemaakt over het maximale aantal m2 kantoren dat gemeenten ontwikkelen. Om leegstand te bestrijden en toekomstige leegstand te voorkomen is het van regionaal belang deze afspraken over het kantorenprogramma opnieuw tegen het licht te houden. Transformatie van kantoren naar woningen wordt hierin, in samenwerking met de provincie, meegenomen en gestimuleerd. Doel: Kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod van bedrijventerreinen met accent op herstructurering Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder aandacht te besteden aan de herstructurering van bestaande terreinen. BRU gaat een regionaal herstructureringsplan opstellen voor die terreinen waar herstructurering nodig wordt geacht.
Wat willen we bereiken? Een economisch sterke regio met een goede kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van werklocaties. Een evenwichtige ontwikkeling van zowel de kantorenmarkt als de bedrijventerreinenmarkt, gesteund door een succesvolle aanpak op het gebied van herstructurering van bedrijventerreinen. De Utrechtse regio innoveert en versterkt zijn concurrentiepositie op (inter)nationaal schaalniveau.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Afspraken maken/actualiseren en naleven in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de kantorenmarkt. Om bestaande leegstand te bestrijden en toekomstige leegstand te voorkomen is het van regionaal belang afspraken te maken over kantoren. Er wordt regionaal kantorenmarktbeleid uitgevoerd, voortvloeiend uit de aanbevelingen uit de in 2011 vastgestelde kantorenmarktanalyse en de kwalitatieve verdiepingsslag die, in samenwerking met de provincie, in 2012 uitgevoerd zijn. De afspraken maken onderdeel uit van de nieuwe uitvoeringsafspraken. 2. Opstellen regionaal herstructureringsplan Nieuwe bedrijventerreinen kunnen niet meer worden aangelegd zonder aandacht te besteden aan de herstructurering van bestaande terreinen. Ook zondermeer kiezen voor uitleglocaties wordt als ongewenst ervaren. Hiertoe is in 2012 een regionaal convenant bedrijventerreinen opgesteld. Hierin zijn afspraken over herstructurering van bestaande en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen vastgelegd. Het convenant bevat een
Pagina 19 van 77
Programmabegroting 2013
3.
4.
5.
6.
uitvoeringsagenda met een doorlopend karakter, de afspraken maken deel uit van de nieuwe uitvoeringsafspraken. Promotie en profilering regio Profilering, promotie en afstemming in BRU-verband voor een goed vestigingsklimaat voor bedrijven in de regio om zo de concurrentiepositie van de regio te bewaken door als één regio naar buiten te treden en onderlinge concurrentie te voorkomen. Netwerken en het in lanceren van nieuwe initiatieven zorgen voor meer diversiteit en vitaliteit in de regio. Afstemming Noordvleugel. Afstemming en samenwerking tussen de verschillende overheidslagen in de Noordvleugel is van groot belang om de gewenste internationale concurrentiekracht te ontwikkelen. In samenwerking met partijen in de Noordvleugel van de Randstad worden afspraken gemaakt en uitgevoerd over hoe regio en rijk met elkaar invulling gaan geven aan de versterking van de Noordvleugel en daarmee van Nederland. Task Force Innovatie (TFI) BRU draagt bij aan activiteiten om innovatie te stimuleren en de sterke punten van de regionaal economische structuur te promoten. Het bedrijfsleven, de overheid en de kennisinstellingen worden met elkaar verbonden. BRU behartigt belangen van BRU-gemeenten en vervult een regiefunctie waar het economische onderwerpen van regionaal belang betreft.
Wat mag het kosten? Economische Zaken (bedragen x € 1.000) Lasten Regionale economische ontwikkeling Energie Management en strategisch beleid Totaal lasten Baten Regiobijdrage Bijdragen van derden aan energie-inkoop Totaal baten Saldo
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 199
204
194
185
25 3
65 25
65 25
65 25
227
294
284
275
277 25
229 65
219 65
210 65
302 75
294 0
284 0
275 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Economische Zaken wordt bijna volledig gedekt uit de Regiobijdrage. Het restant wordt bijgedragen door de deelnemers aan het project gezamenlijke inkoop energie. In 2013 is extra budget opgenomen voor intensivering van de beleidsvorming voor de economische ontwikkeling van de Noordvleugel.
Pagina 20 van 77
Programmabegroting 2013
4. Groen, Recreatie en Milieu In de regionale agenda 2011-2014 is voor het programma Groen, Recreatie en Milieu het volgende doel vastgesteld: Doel: Aandacht voor groen, recreatie en milieu BRU ziet slechts een beperkte rol voor zichzelf op het gebied van groen, recreatie en milieu. Er zijn dan ook geen concrete resultaten benoemd.
Wat willen we bereiken? De Utrechtse regio koestert zijn hoogwaardige woon- en leefmilieu. De bestaande natuur- en groengebieden moeten behouden blijven. De groei van woon- en werkgebieden in de regio heeft op haar beurt consequenties voor de behoefte aan kwalitatief hoogwaardig groen en recreatiegebieden. BRU voert echter geen zelfstandig beleid op het gebied van groen, onder meer vanwege het ontbreken van financiële middelen en het gegeven dat vele andere partijen actief zijn op groengebied. Het voeren van integraal beleid staat echter hoog in het vaandel. Dat wil zeggen dat bij het maken van ruimtelijke plannen ook rekening wordt gehouden met de hiervoor genoemde beleidsvelden.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Voortgangsbewaking groenprojecten Eind 2011 zijn beschikkingen afgegeven voor de zeven groenprojecten 2011-2015, voor in totaal € 650.000. De voortgang van de projecten zal bewaakt worden en waar nodig ondersteund. Naar verwachting zullen enkele projecten al in 2013 worden afgerond. De voortgangsrapportage wordt geagendeerd voor het portefeuillehoudersoverleg dat twee keer per jaar plaatsvindt. 2. Op basis van oude afspraken: een financiële bijdrage leveren aan de uitvoering van Recreatie om de Stad (RodS) Het bestuurlijk overleg RodS, waarin naast de partijen uit het bestuurlijk overleg Groen (provincie, gemeente Utrecht en BRU), ook de betrokken gemeenten en de beherende partijen (o.a. Recreatieschap, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten) deelnemen, zal in 2012 komen met voorstellen voor de herijking van de RodS-opgave in de regio. Dan wordt duidelijk of voldaan wordt aan de voorwaarden die BRU gesteld heeft aan de inzet van de cofinanciering van € 3,5 mln, namelijk dat het geld besteed wordt in Utrecht-West en dat de provincie eenzelfde bijdrage levert. Voor zover de bijdrage niet in 2012 door BRU geleverd gaat worden, zal dat in 2013 plaatsvinden. 3. In het kader van belangenbehartiging: deelname aan het Woerdens Beraad Het BRU heeft een vertegenwoordiger in het Woerdens Beraad. Dit overlegorgaan komt gemiddeld zes maal per jaar bij elkaar. In het project Bestemmingsplannen met Groene Hart kwaliteit vindt afstemming en uitwisseling van expertise plaats. Daarnaast wordt ingespeeld op besluiten die door de rijks- en provinciale overheid worden voorgesteld. Met ingang van 2012 gaat (een vertegenwoordiging van) het Woerdens Beraad deelnemen aan de Stuurgroep Groene Hart. Tot slot organiseert het Woerdens Beraad jaarlijks een conferentie voor Groene Hartgemeenten.
Pagina 21 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Groen, Recreatie en Milieu (bedragen x € 1.000) Lasten Groen en recreatie Management Totaal lasten Baten Regiobijdrage Onttrekking overlopende passiva “groen in en rond de stad” Totaal baten Saldo voor bestemming Saldo na bestemming
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 649 2 651
692 32 724
53 29 82
53 29 82
104 650
74 650
82 0
82 0
754 103 0 103
724 0 0 0
82 0 0 0
82 0 0 0
Toelichting op de financiële gegevens De inzet op dit programma wordt geminimaliseerd. De dekking van het programma Groen, Recreatie en milieu komt uit de Regiobijdrage. Omdat de middelen voor “Groen op en rond de stad” al in 2011 zijn uitgegeven, komen de daarvoor begrote uitgaven in 2012 en 2013 te vervallen.
Pagina 22 van 77
Programmabegroting 2013
5.
Wonen
In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma wonen de volgende doelen vastgesteld: Doel: Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio In 2007 zijn regionale afspraken gemaakt om de sociale woningbouw evenwichtiger te spreiden. Enkele gemeenten kennen een ruime voorraad van meer dan 30%, terwijl andere gemeenten daar sterk bij achterblijven. Veel gemeenten hebben echter moeite met de uitvoering van de afspraken, zeker gelet op de economische omstandigheden en de realisatie van woningbouw in veelal dure binnenstedelijke locaties. Doel: Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Voor de sociale woningbouw geldt dat de wachttijden in de Utrechtse regio bijzonder lang zijn. De sociale woningvoorraad dient in beginsel te worden benut voor de huisvesting van doelgroepen die afhankelijk zijn van het aanbod van sociale woonruimte. Voor het aanbod en de verhuring van sociale woonruimte heeft het BRU de regionale huisvestingsverordening opgesteld. Hierin staan regels die eenduidig zijn in alle gemeenten maar een gemeente ook de mogelijkheid biedt lokaal maatwerk toe te passen. De komende jaren gaat er veel veranderen met de invoering van Europese regelgeving en een nieuwe Huisvestingswet. Veranderingen die de uitgangspunten raken van ons regionaal verdeelsysteem zoals lokaal maatwerk en de definitie van doelgroepen.
Wat willen we bereiken? Betaalbare huisvesting is nog altijd een schaars goed in de regio Utrecht. De gewenste oplossingen kunnen zelden binnen een enkele gemeente worden geboden. Daarom hebben de samenwerkende gemeenten al langer geleden deze taak op zich genomen. In de regionale agenda 2010 – 2014 zijn daartoe twee doelen geformuleerd en uitgewerkt: 1. Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio 2. Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden.
Wat gaan we daarvoor doen? 1.
2.
3.
4.
Regionale afspraken De regionale afspraken over (sociale) woningbouw, die in 2012 zijn geactualiseerd, uitvoeren en knelpunten in de uitvoering daarvan oplossen. Sociale bouwopgaven Gemeenten ondersteunen bij het realiseren van de sociale bouwopgave. Hiervoor wordt overleg gevoerd met de stichting Regioplatform Woningcorporaties Utrecht, het samenwerkingsverband van de woningcorporaties in de regio Utrecht. Woningbouwmonitor Door middel van de jaarlijkse woningmarktmonitor wordt de realisatie van (sociale) woningbouw bijgehouden. Indien geconstateerd wordt dat de daarover gemaakte afspraken niet worden nageleefd, zal BRU zoeken naar mogelijkheden om bij te sturen. Afstemming regionaal woonruimteverdeelsysteem SWRU BRU heeft in 1997 de basis gelegd voor het regionale woonruimteverdeelsysteem. Het systeem wordt inmiddels uitgevoerd door de betreffende woningcorporaties in de Stichting woonruimteverdeling Regio Utrecht (SWRU). Woningcorporaties in zestien gemeenten nemen hieraan deel. Gemeenten hebben een mandaat verleend aan de SWRU voor deze uitvoering. Juridische basis voor deze uitvoering is de Regionale Huisvestingsverordening BRU. SWRU stemt de uitvoering af met BRU. Overleg vindt in
Pagina 23 van 77
Programmabegroting 2013
5.
6.
7.
ieder geval periodiek plaats. Resultaten en voortgang worden geagendeerd in de bestuurcyclus van BRU. Regionale huisvestingsverordening, bewaken en zo nodig aanpassen. In de huisvestingsverordening staat het vergunningstelsel voor sociale huurwoningen en de aanpassingen van de woonruimtevoorraad. Dit is een belangrijk instrument voor gemeenten. Het regionaal verdeelsysteem is een afgeleide van de huisvestingsverordening. Handhaving en aanpassingen in de woonruimtevoorraad zijn andere voorbeelden. Ervaring leert dat de verordening ongeveer tweemaal per jaar wordt aangepast. Besluit tot aanpassing van de huisvestingsverordening wordt in het Algemeen Bestuur genomen. Implementatie Huisvestingswet 2012. Afhankelijk van de landelijke politiek treedt de nieuwe huisvestingswet in 2012 in werking en moet in 2013 een nieuwe huisvestingsverordening worden opgesteld. Naar het zich laat aanzien zijn er grote gevolgen voor de regionale woonruimteverdeling. De discussie hierover zal voornamelijk in 2012 plaatsvinden maar doorlopen naar 2013. Doelgroepenbeleid en platformfunctie. Diverse doelgroepen zijn afhankelijk van sociale huisvesting. De regionale woonruimteverdeling is van invloed op de ‘slaagkans’ van deze groepen. Regelmatig is een doelgroep onderwerp van discussie. Aanleiding zowel door landelijk regelingen (bijvoorbeeld huurbeleid of andere ministeriële regelingen) als door lokale prioriteiten. BRU dient daarbij als platform voor gemeenten, waarbij gemeenten niet alleen geïnformeerd worden maar ook kennis/ervaring kunnen uitwisselen (portefeuillehoudersoverleg wonen).
Pagina 24 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Wonen (bedragen x € 1.000) Lasten Regionale volkshuisvesting Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) Toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden Management en strategisch beleid Totaal lasten Baten BWS-middelen Regiobijdrage Bijdrage van derden aan beleidsinformatie woningzoekenden (BRUtaal) Bijdrage van derden aan toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden Totaal baten Saldo voor bestemming Toevoeging Wonen met welzijn en zorg Vrijval middelen BWS Rentebaten BWS budget Onttrekking Onzelfstandige wooneenheden Toevoeging aan algemene reserve Saldo na bestemming
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 251 312
312 310
221 398
221 308
10
12
12
12
10
25
37
37
583
659
668
578
255 322 12
40 329 8
40 250 8
30 250 8
12
12
12
12
601 18 -44
389 -270 270
310 -358
300 -278
358
278
0
0
1.713 -449 637 -1.800 75
0
Toelichting op de financiële gegevens De dekking voor het programma Wonen komt deels (€ 250.000) uit de regiobijdrage. De overige dekking komt grotendeels uit de bestemmingsreserve rentebaten BWS. Per 3112-2011 bedraagt deze reserve € 1.282.000.
Pagina 25 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 26 van 77
Programmabegroting 2013
6. Wegen & Verkeer In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma Wegen & Verkeer geen specifieke doelen vastgesteld. Eén van de algemene doelen genoemd in de Regionale Agenda 2011 – 2014 is: ‘Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt’. Verkeer en vervoer houdt niet op bij de gemeentegrens, er bestaat een grote regionale samenhang op dit vlak. Om dit te borgen is gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling noodzakelijk, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement. Eén van de concrete resultaten die daarbij aansluit is: • Het Bestuur Regio Utrecht heeft een grotere rol op zich genomen binnen het VERDER-samenwerkingsverband op het gebied van regionaal verkeersmanagement. Het gaat dan vooral om inbreng die regionaal verkeersmanagement een meer integraal karakter moet geven; niet alleen voor het autoverkeer maar voor alle vormen van vervoer.
Wat willen we bereiken? Doelen van het programma Wegen en Verkeer zijn: 1. het verbeteren van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio en de regionale kerngebieden; 2. het verbeteren van de doorstroming van het openbaar (bus)vervoer om het gebruik van de bus te vergroten; 3. het vergroten van het fietsgebruik als onderdeel van de totale mobiliteit; 4. Regionaal verkeersmanagement: We willen regionaal verkeersmanagement een meer integraal karakter geven. Regionaal verkeersmanagement kenmerkt zich nog steeds door een primaat voor de auto. Daarbij wordt onder meer het openbaar vervoer in veel gevallen vergeten. Het integrale karakter van regionaal verkeersmanagement moet in elk geval gestalte krijgen bij twee van de verkeersmanagementdiensten: verkeersmanagement in reguliere situaties en verkeersmanagement bij wegwerkzaamheden. Daarnaast willen we de leefbaarheid in de BRU-gemeenten blijven garanderen. De Sturingsvisie Midden-Nederland is daarvoor het uitgangspunt.
Wat gaan we daarvoor doen? •
•
•
In 2009 is het maatregelenpakket VERDER vastgesteld voor de periode 2010-2020. In de jaren 2010 en 2011 zijn veel Plannen van Aanpak ingediend en vastgesteld, waardoor projecten wat betreft voorbereiding van start zijn gegaan. In 2012 heeft, vanwege uit te voeren bezuinigingsmaatregelen, samen met de andere in VERDER deelnemende bestuurlijke partners een herprioritering van het programma plaats gevonden. Hierdoor is vertraging in de uitvoering van VERDER opgetreden. Die achterstand moet in 2013 worden omgebogen. De aandacht van BRU is met name gericht op de versnelde aanpak van de prioritaire projecten (versnelling openbaar vervoer, verhogen fietsgebruik) van Bestuur Regio Utrecht; Ook in 2013 is het project aanpassen haltetoegankelijkheid, met name in de gemeenten buiten de stad Utrecht, volop in uitvoering. Om alle uit te voeren halten tijdig gereed te hebben, gelet op de met het rijk gemaakte afspraken, dient actief te worden gestuurd op die uitvoering; In 2012 heeft in overleg met het rijk een herijking van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer(AROV) plaats gevonden. De aandacht in 2013 is erop gericht om die projecten versneld in uitvoering te brengen;
Pagina 27 van 77
Programmabegroting 2013
• • • •
De vijf BRU-projecten van het programma Beter Benutten moeten in 2013 tot uitvoering worden gebracht; Uitvoering van het programma Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) nadert voltooiing. BOR-projecten waarvan de bestedingstermijn door het rijk is verschoven naar 2013 en 2013 dienen in 2013 actief te worden gevolgd wat betreft tijdige uitvoering; De twee Fiets Filevrij-routes (Houten-Bunnik-Utrecht/De Uithof-Bilthoven en HoutenNieuwegein-Utrecht West-Maarssen) worden eind 2013 in gebruik genomen; Het BRU blijft in 2013 vertegenwoordigd op drie niveaus in het programma Regionaal Verkeersmanagement (strategisch, tactisch en operationeel). Daarnaast zal het BRU ook vertegenwoordigd blijven op de twee niveaus voor regionaal verkeersmanagement in het kader van wegwerkzaamheden (strategisch en operationeel). We zullen in deze gremia onze belangen van het openbaar vervoer vertegenwoordigen, maar ook de belangen als het gaat om leefbaarheid van onze gemeenten. Verder zullen we in 2012 na het tekenen van de bestuursovereenkomst ambtelijk druk uitvoeren om de planning voor de actualisatie van de Sturingsvisie Midden-Nederland (eind 2012) en uitbreiding daarvan met openbaar vervoer ook daadwerkelijk te halen. In 2013 willen we met deze vernieuwde Sturingsvisie Midden-Nederland gaan werken op operationeel niveau.
Pagina 28 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Wegen & Verkeer (bedragen x € 1.000) Lasten Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) - BRU Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) – gemeente Utrecht Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR) – provincie Utrecht Lokaal maatwerk & Gedragsbeïnvloeding Fietsprojecten HOV-Utrecht Projecten infrastructuur Autoprojecten Mobiliteitsmanagement Actieprogramma OV OV projecten Regionaal verkeersmanagement Beheer verkeersmodel regio Utrecht Monitoring RVVP VERDER-projecten Management en strategisch beleid Storting in Overlopende passiva BDU regulier Storting in Overlopende passiva BDU specifiek Totaal lasten Baten BDU regulier BDU specifiek Inzet specifieke BDUmiddelen voorgaande jaren BOR-middelen Bijdragen derden verkeersmodel Totaal baten Saldo
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 2.012
402
8.887
4.620
4.094
2.180
2.985
4.122
4.346 -9.175 162 6.950 1.450 0 2.441 30
9.880 3.423 52 7.072 98 14.958 1.946 40
12.246 3.410 92 9.142 91 14.970 3.598 74
1.150 15.760 92 19 16 8.867 3.483 74
76
75
79
79
1 588 178
60 2.151 254
60 3.687 380
60 7.266 380
1.369
501
37.460
3.791
7.858 54.404
50.449
61.070
46.489
8.812 2.253 0
32.068 10.846 7.058
33.473 11.499 7.132
32.907 5.058 3.825
43.263 76
402 75
8.887 79
4.620 79
54.404 0
50.449 0
61.070 0
46.489 0
De bedragen uit bijlage B kunnen afwijken van de cijfers uit de bovenstaande tabel omdat in bijlage B de apparaatskosten niet per activiteit zijn opgenomen.
Pagina 29 van 77
Programmabegroting 2013
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Wegen en Verkeer wordt gedekt uit de BDU en uit het BOR fonds. Voor 2013 is het aandeel in de BDU groter van de verwachte uitgaven. Dit restant zal worden gereserveerd voor volgende jaren. Het budget voor Lokaal maatwerk en gedragsbeïnvloeding is vervallen bij de besparingsmaatregelen die het AB op 15 juni 2011 heeft vastgesteld. Bij diezelfde besparingsmaatregelen is het budget voor lokaal maatwerk verlaagd met € 0,5 mln. De uitgaven met uitzondering van de activiteiten die uit de BOR-middelen worden voldaan, zijn in het meerjarenoverzicht RUVV (zie bijlage B) opgenomen. Omdat de fasering van de projecten niet parallel loopt aan de ontvangsten van de BDU, worden de overschotten en tekorten op de uitgaven geëgaliseerd via de overlopende passiva BDU regulier en specifiek. De projecten die uit het BOR fonds worden betaald, variëren eveneens jaarlijks. In 2013 wordt met name ingezet op de OV knoop Driebergen-Zeist.
Pagina 30 van 77
Programmabegroting 2013
7. OV Concessie In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Concessie de volgende doelen vastgesteld: Doel: Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De bijna 200.000 dagelijkse openbaar vervoersreizigers waarderen de vervoersmogelijkheden per tram, bus en Regio Taxi Utrecht hoger dan het landelijke gemiddelde. Er is een gestage vervoersgroei binnen BRU, ook als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Dit past ook bij de vastgestelde regionale openbaar vervoersambities, om juist het openbaar vervoer te stimuleren als Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk & Comfortabel vervoersalternatief naar de regionale kerngebieden. De toekomstige reizigers willen goed vervoerd worden. Deze kwaliteit staat steeds verder onder druk als gevolg van ontwikkelingen. De komende jaren zijn diverse grootschalige werkzaamheden gepland op het knooppunt Utrecht Centraal en de stationsomgeving, die voor fysieke beperkingen voor de afwikkeling van het regionale openbaar vervoer en dus reizigershinder gaan zorgen. Ook ondervindt het openbaar vervoer steeds meer hinder van congestie in de regio, wat leidt tot meerkosten in de exploitatie van het openbaar vervoer. De groei en daarmee samenhangende groeiende kosten én de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de opgaven, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren.
Wat willen we bereiken? BRU draagt als concessieverlener voor het regionale openbaar vervoer zorg voor een kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer. Dit wil BRU bereiken samen met de eigen gemeenten, vervoerders en aanliggende vervoerders, het Rijk en de weg- en railbeheerders. In het bestek ‘Regio Utrecht’ heeft BRU kwaliteitsnormen op het gebied van openbaar vervoer beschreven en geëist. Uitvoering geschiedt door de vervoerder binnen de hiervoor gestelde financiële kaders. Dit moet resulteren in: - Het behouden van de kwaliteit en het faciliteren van de groei van het regionaal openbaar vervoersaanbod via de kernwaarden Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk en Comfortabel; - (het handhaven van de) reizigerswaardering en hoger gevoel van sociale veiligheid. OV reizigers binnen BRU-gebied waarderen het openbaar vervoer in 2009 met een 7,3. Het streven is dat OV reizigers het OV in 2020 met een 7,5 waarderen. - Groeiend aantal reizigers tegen dalende exploitatiekosten.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. Het beheren van de concessies stadvervoer Utrecht en Regio Utrecht (waaronder Spitslijnen en tram). GVU/ Connexxion blijven in 2012 en 2013 concessiehouder. 2. Het voorbereiden van een nieuwe Europese OV-aanbesteding, ingaand op 8 december 2013. In deze aanbesteding voor de concessie openbaar vervoer in de regio Utrecht worden nieuwe ontwikkelingen, zoals de verslechterde financiële situatie van BRU, meegenomen. 3. Uitvoeren van het beheer van de vier overeenkomsten van Regiotaxi Utrecht, met alle taken en verantwoordelijkheden die hieruit voortvloeien. 4. Het voorbereiden en uitvoeren van een nieuwe aanbesteding voor Regiotaxi Utrecht, ingaande op 15 augustus 2013. 5. Het voeren van overleg met de negen gemeenten over uitvoering, kosten en aanbesteding van Regiotaxi Utrecht. 6. Uitvoering van het uitvoeringsplan 2013 door de vervoerders. Onder dit uitvoeringsplan vallen de deelplannen: - Dienstregelingplan/kwantiteiten;
Pagina 31 van 77
Programmabegroting 2013
- Vlootplan; - Tarievenplan; - Communicatie- en promotieplan; - Sociaal veiligheidsplan. 7. Opstellen van het uitvoeringsplan 2014 door de vervoerder in nauwe samenwerking met en onder regie van BRU volgens de vastgestelde procedure . 8. Zorgen voor een verantwoorde bekostiging van het openbaar vervoer in de regio. 9. Door middel van monitoring en het jaarlijkse uitvoeringsplan zicht houden op de prestaties van de vervoerder en informatie inwinnen over de ontwikkelingen in het OV. Het monitoren houdt ook in dat wordt gekeken of de vervoerder de prestaties haalt zoals die in het bestek ‘Regio Utrecht’ staan omschreven. Naast de doelstellingen zoals beschreven onder “Wat willen we bereiken?” houdt dit onder andere ook in: - Monitoren van rituitval; - Monitoren van het gebruik (reizigersaantallen, vervoeropbrengsten) - Monitoren van klanttevredenheid; - Monitoren van aantal incidenten (aangeleverd door vervoerder via de A-B-C methodiek); - Monitoren van de ontwikkeling van het aantal klachten. 10. Op reguliere basis overleg voeren met de vervoerder, vervoerders van aangrenzende concessiegebieden en wegbeheerders om onder andere de bereikbaarheid van Utrecht op peil te houden. 11. Op tactisch niveau activiteiten uitvoeren (uitwerking uitvoeringsplan) op het gebied van vervoersontwikkeling en bereikbaarheid. Binnen het programma OV Concessie wordt het initiatief genomen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bewaken en te bevorderen, onder andere door bij te dragen aan visievorming. 12. Monitoren van sociale veiligheid in bus en tram aan de hand van de sociale veiligheidsplannen die zijn ingediend door de vervoerders. 13. Het regionaal OV-belang behartigen en de kwaliteit van het regionaal OV bewaken binnen het project OV-Terminal. Zowel de fasering als de eindfase vragen aandacht. In 2013 zullen aan de Oostzijde van het station omvangrijke werkzaamheden plaatsvinden (OVT en stationsgebied) die grote invloed hebben op bus en tram. De eindhalte van de tram zal naar de Westzijde worden verplaatst en veel buslijnen zullen halteren op het nieuwe tijdelijke busstation aan de Westzijde van de sporen. De inpassing van de Uithoflijn in de OV-terminal is een belangrijke uitdaging in dit project. 14. Meewerken aan de Uithoflijn, onder andere voorbereiding inrichting proefbedrijf tram. 15. Bijdragen aan de uitvoering van projecten uit de uitvoeringsagenda OV-visie. 16. Ondersteuning van visievorming voor de lange termijn (na 2020) door SB. 17. Ontwikkelen en beheren van dynamische reisinformatiesystemen (DRIS) door deelname in GOVI. Dit bestaat uit het stimuleren van werking van DRIS door juiste informatielevering door de vervoerders, maar ook door het meedenken in de doorontwikkeling van het systeem (nieuwe functionaliteiten), onder andere naar een Nationale Database OV (NDOV).
Pagina 32 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Openbaar Vervoer (bedragen x € 1.000) Lasten 2 Concessiebeheer bus/tram Regiotaxi OV Chipkaart Aanbesteding Monitoring Vervoersontwikkeling korte termijn OV Bureau Randstad OV Terminal Management OV concessie Totaal lasten Baten BDU regulier BDU specifiek: terugbetaling lening OV chip Onttrekking BDU saldo eerdere jaren Reizigersbijdrage Regiotaxi Totaal baten Saldo
Rekening 2011
Begroting 2012
Actualisatie Begroting Begroting 2013 2012
38.076 9.020 891 290 275 232
48.561 10.251 85 46 277 338
48.596 6.300 0 471 254 350
37.496 5.000 0 106 254 350
50 183 314 49.331
50 175 327 60.110
50 195 329 56.545
0 195 329 43.730
47.187
45.146
45.620 -1.201
44.952 -1.222
10.722
12.126
4.242 60.110 0
0 56.545 0
2.144 49.331 0
0 43.730 0
2
In de uitgaven voor de concessie 2014 t/m 2020 is een totaalbedrag van € 19 mln opgenomen voor maatregelen uit het VERDER-pakket.
Pagina 33 van 77
Programmabegroting 2013
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Openbaar Vervoer wordt grotendeels gedekt uit de BDU. Daarnaast wordt een deel van de kosten voor Regiotaxi gedekt door de reizigersbijdrage van de Regiotaxi. Vanaf de actualisatie van de begroting 2012 worden de kosten en baten van de regiotaxi gesaldeerd weergegeven, om daarmee de afspraken rond de regiotaxi beter tot uitdrukking te brengen. Het verschil tussen de begroting OV concessie in 2013 (€ 37,5 mln) en de begroting voor de concessie uit de Programmabegroting 2012 (€ 48,6 mln) wordt door de volgende factoren verklaard: • Enkele eenmalige componenten zijn in de begroting 2012 meegenomen en zullen in 2013 niet terugkomen. • De begroting 2012 was opgesteld op basis van de aanbieding van de vervoerder bij het vorige aanbestedingstraject. De daadwerkelijke verlenging bij de huidige vervoerder valt financieel iets voordeliger uit. • In 2013 is de besparingstaakstelling van € 4,6 mln op Openbaar vervoer verwerkt als gevolg van de maatregelen die bij de behandeling van de meerjarenraming 20112025 zijn besproken. • De ingeboekte besparing op de regiotaxi is in 2013 lager uitgevallen dan bij de Besparingsmaatregelen 2011-2014 was ingeboekt, hetgeen bij het beschikbare bedrag voor de concessie moet worden gecompenseerd. Indien de kosten van de concessie OV in 2013 hoger uitvallen dan in de begroting beschikbaar is, heeft het programma OV concessie nog een buffer aan BDU middelen van € 1,1 miljoen beschikbaar en is een deel van het saldo BDU algemeen (eind 2012 naar schatting circa € 10 miljoen) aanwendbaar.
Pagina 34 van 77
Programmabegroting 2013
8. Netwerkontwikkeling Mobiliteit De Regionale OV-visie die in 2012 is vastgesteld vormt het kader waarmee de regio de komende jaren het OV-systeem zal aansturen. In de OV-vsie zijn hoge kwaliteitseisen opgenomen voor belangrijke ‘dragende’ OV-verbindingen conform de kwaliteitseisen zoals die ook gelden voor Randstadnet 2028. In 2013 zal BRU bezig zijn met het uitrollen van dit ‘dragende netwerk’ en het implementeren van een nieuwe concessie waarbinnen de kwaliteiteisen uit de OV-visie verder uitgewerkt worden. Tevens geeft de OV-visie de concrete vervolgstappen weer voor het regionale tramnetwerk voor de periode nadat de Uithoflijn is aangelegd. In tracéverkenningen zal BRU deze stappen in 2012/2013 verder uitwerken. Onderdeel van deze verkenningen is onderzoek naar de financiering van deze plannen. Tegelijkertijd zijn BRU, Provincie, Utrecht en het Rijk bezig met de vervolgstappen nav het OV-MIRT onderzoek dat in 2012 is afgerond. Hierin staat centraal hoe de OV-gebruiker (na uitvoering van de bestaande plannen) het OV-systeem in Utrecht in 2020 aantreft en waar verbeteringen voor het OV noodzakelijk zijn om klaar te zijn voor de toekomst. In de Regionale Agenda 2011-2014 zijn voor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit de volgende doelen vastgesteld: Doel: Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Alle BRU-gemeenten hebben te maken met verbredingen van de snelwegen A2, A12, A27 en A28 aan de randen van woon- en recreatiegebieden in het kader van de Planstudies Ring en Driehoek. De betere doorstroming op de snelwegen zorgt er voor dat de inwoners van de regio zich straks sneller met de auto kunnen verplaatsen. Ook het landelijke belang weegt zwaar; op de snelwegen in de Utrechtse regio rijdt veel landelijk verkeer. Het rijk probeert daarom vaart met de projecten te maken. Deze vaart betekent in de praktijk dat er voor individuele gemeenten weinig gelegenheid is om een stevig geluid te laten horen in de studies, bijvoorbeeld waar het gaat om leefbaarheid op lokaal niveau. Door gezamenlijk op te trekken en BRU de lobby te laten trekken kunnen de BRU-gemeenten met meer gewicht in het proces participeren en er voor zorgen dat het lokale belang volwaardig wordt meegenomen. Doel: Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Daarbij staat een integrale benadering voorop. De regio zet in op een schaalsprong in het openbaar vervoer, zodat betere alternatieven voor autogebruik worden geboden. Ook de aansluiting tussen openbaar vervoer en fiets is van groot belang, bijvoorbeeld waar het gaat om het stallen van fietsen. Daarnaast zet BRU in op andere alternatieven, zoals doorgaande fietsverbindingen, mobiliteitsmanagement, prijsbeleid en gedragsbeïnvloeding. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas (zie kader) en een integraal beoordelingskader om het regionaal belang van maatregelen te bepalen. Doel: Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Als de ene gemeente een weg afsluit of verkeersluw maakt , kan een andere daar last van hebben. Door deze grote regionale samenhang en de complexiteit van het onderwerp is gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling nodig, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement. BRU kan de gemeenten daarbij ondersteunen en op die manier voor meer efficiëntie, betere samenwerking en betere resultaten zorgen.
Wat willen we bereiken?
Pagina 35 van 77
Programmabegroting 2013
Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod De huidige sterke groei van het OV in de regio en daarmee samenhangend groeiende kosten én de beperktere financiële middelen, stellen het regionale openbaar vervoer op korte termijn voor een grote uitdaging. Het doel is om, ondanks de opgaven, het aanbod kwalitatief op peil te houden en de groei volgens de vastgestelde ambities te faciliteren. Een robuuster regionaal busnetwerk met een sterker accent op de verbindende radiale en tangentiële lijnen tussen bestaande en nieuwe woongebieden, de openbaar vervoer-/P+Rknooppunten en de economische kerngebieden. Uitbouwen van een Tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen Alle BRU-gemeenten hebben te maken met verbredingen van de snelwegen A2, A12, A27 en A28 aan de randen van woon- en recreatiegebieden in het kader van de Planstudies Ring en Driehoek. Door gezamenlijk op te trekken en BRU de lobby te laten coördineren, kunnen de BRU-gemeenten met meer gewicht in het proces participeren en ervoor zorgen dat het lokale belang volwaardig wordt meegenomen. Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit Door in te zetten op alternatieven voor autogebruik wordt beoogd de leefbaarheid en mobiliteit in de Utrechtse regio te verbeteren. Uitgangspunt bij het bedenken van nieuwe maatregelen is de zogenaamde ladder van Verdaas. Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt Wegen en verkeer houden niet op bij gemeentegrenzen. Gemeenschappelijk beleid en kennisuitwisseling is gewenst, bijvoorbeeld op het gebied van verkeersmanagement.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. In dit aangepaste openbaar vervoersnetwerk wordt de groei gefaciliteerd tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Daarnaast wordt de positie van het openbaar vervoer bij de wegbeheerder versterkt. Het is van belang ervoor te zorgen dat de huidige sociale functie van het openbaar vervoer overeind blijft. 2. Besluit voorbereiden tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe stations en infrastructurele aanpassingen, naar 6 x per uur. Ook wordt op de huidige SUNIJ-lijn en de HOV om de Zuid/Uithoflijn gewerkt aan realisatie in de periode 20152020 van één doorgaande tramlijn. 3. Er zal voor gezorgd worden dat lokale bestuurders permanent zicht hebben op de stand van zaken van de studies en de eerstvolgende inspraak- en beslismomenten. In de studies worden alternatieven onderzocht voor een zo goed mogelijke inpassing van de snelwegverbredingen. BRU verkent op welke wijze het openbaar vervoer kan helpen om op lange termijn de snelwegen te ontlasten. Bij de onderhandelingen over snelwegverbredingen zit BRU aan tafel namens de BRU-gemeenten. 4. BRU verbetert bestaande fietsverbindingen en legt nieuwe verbindingen aan, vooral woon-school en woon-werk tussen kleine kernen. Daarnaast toont BRU met onderzoek aan hoe maatregelen op het gebied van beprijzen, gedragsbeïnvloeding, autodelen en leenfietsen werken. 5. BRU neemt een rol op zich op het gebied van regionaal verkeersmanagement binnen het VERDER-samenwerkingsverband. We werken actief samen met het bedrijfsleven op gebieden als vervoersmanagement en mobiliteitsmanagement. BRU fungeert als kennisbank voor de aangesloten gemeenten.
Pagina 36 van 77
Programmabegroting 2013
6. Deelname aan landelijke activiteiten, zoals het overleg binnen de koepelorganisatie SKVV (Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer), overleg met het ministerie van I & M, en het OV-bureau randstad (mits deze organisaties in 2013 nog bestaan). 7. Inbrengen van openbaar vervoer belangen in infrastructurele en/of ruimtelijke programma’s, zowel intern binnen BRU als extern.
Wat mag het kosten? Netwerkontwikkeling Rekening Begroting Actualisatie Begroting Mobiliteit (bedragen x € 2011 2012 Begroting 2013 1.000) 2012 Lasten 30 25 98 0 Spoorse lobby 438 250 314 88 OV-visie 193 589 333 439 Management en strategisch beleid 96 98 Projectbureau Randstadspoor 27 Storting Overlopende passiva BDU Totaal lasten 757 891 745 625 Baten 697 891 556 569 BDU regulier 133 Inzet BDU middelen eerdere jaren 60 Projectbureau Randstadspoor 56 56 Spoorse lobby Totaal baten 757 891 745 625 Saldo 0 0 0 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit wordt volledig gedekt uit de BDU. Indien de kosten van Netwerkontwikkeling mobiliteit in 2013 hoger uitvallen dan in de begroting beschikbaar is, heeft het programma nog een buffer aan BDU middelen ter hoogte van € 0,3 miljoen beschikbaar.
Pagina 37 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 38 van 77
Programmabegroting 2013
9. OV Infrastructuur (assets) In de regionale agenda 2011-2014 zijn voor het programma OV Infrastructuur de volgende doelen vastgesteld: Doel: Uitbouwen van een Tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling De regio heeft voor de langere termijn hoge ambities met openbaar vervoer en de ruimtelijke ontwikkeling. Door de inzet op stedelijke verdichting, neemt de druk op het verkeerssysteem nog verder toe. Een kwalitatief hoogwaardiger openbaar vervoerssysteem met een grotere capaciteit dan het huidige bussysteem is dan noodzakelijk als aanjager van economische ontwikkeling en het aantrekken van investeringen. In de eerste plaats kijkt de regio hiervoor naar het uitgebreide spoorwegennet. Het uitbreiden van frequenties van intercity’s en Randstadspoor krijgt de hoogste prioriteit. In december 2009 heeft het bestuur van BRU vastgesteld dat op termijn 5 openbaar vervoerslijnen vertramd kunnen worden, te beginnen met de Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV)lijn om de Zuid. Ook de huidige Sneltram Utrecht-Nieuwegein/IJsselstein (SUNIJ) maakt hier deel van uit; deze moet worden gemoderniseerd nu deze het einde nadert van zijn technische levensduur. De komende jaren zou de uitbouw van dit tramnetwerk eigenlijk hand in hand moeten gaan met de binnenstedelijke ruimtelijke en economische ontwikkeling. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de aanleg van nieuwe tramlijnen pas na 2020 financierbaar is. Doel: In stand houden en moderniseren van de huidige sneltram Utrecht-NieuwegeinIJsselstein (SUNIJ) BRU staat aan de vooravond van de opgave om het SUNIJ-systeem (infrastructuur, materieel en remise) te renoveren. Hiermee wordt niet alleen een belangrijke regionale openbaar vervoersverbinding in stand gehouden, dit vormt tevens de opmaat naar het gewenste regionale lightrail netwerk.
Wat willen we bereiken? Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is, als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen: de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk voor de systeemonderdelen en stuurt hiertoe via contracten marktpartijen aan die de uitvoering verzorgen. De ambtelijke organisatie is hiertoe volledig ingericht en toegerust. BRU streeft naar een betrouwbaar (assetmanagement) en veilig (safetymanagement) tramsysteem en wil daarin toonaangevend zijn in Nederland (www.hetbestetramsysteem.nl). Dit dient voor reiziger en medeweggebruiker aantoonbaar te zijn. Onder voorbehoud van een positief projectbesluit (2012) geldt dit ook voor de aanleg van de Uithoflijn, die, in eerste instantie via een technische koppeling, verbonden zal worden met de bestaande infrastructuur van de SUNIJ lijn.
Wat gaan we daarvoor doen? In het kader van bovenstaande werkt BRU in 2013 specifiek aan de volgende zaken: 1. Het faciliteren van de railgebonden OV exploitatie. Deze jaarlijks terugkerende activiteit bestaat uit het beheer van infrastructuur, materieel, haltes en remise en het op basis daarvan aansturen van de marktpartijen met betrekking tot de uitvoering. 2. Vanuit voornoemde beheerverantwoordelijkheid worden zowel de infrastructuur als het wagenpark grondig herzien. Gelijk 2012 staat 2013 in het teken van aanbesteding en uitvoering van zowel infra (GVI, Grootschalige Vervanging Infrastructuur) als trammaterieel (LVO, Levensduurverlengend Onderhoud). 3. Op basis van het vastgestelde IPvE (2011) zal de systeemveiligheid van de SUNIJlijn waar nodig binnen het project GVI worden aangepast. Dit zal in 2013 worden afgerond.
Pagina 39 van 77
Programmabegroting 2013
4. Indien er in 2012 een positief besluit mbt de Uithoflijn wordt genomen, zal 2013 (en volgende jaren) in het teken staan van voorbereiding, aanbesteding en realisatie. 5. In verband met de herinrichting van het stationsgebied in Utrecht en de bouw van de nieuwe OVT wordt de SUNIJ-lijn ingekort (haltering stadszijde wordt opgeheven) en komt er een nieuwe halte aan de jaarbeurszijde, de zogenaamde Verlengde Graadt van Roggenweg. Deze halte gaat tot aan de ingebruikname van de Uithoflijn dienen als eindhalte. Voorbereidingen lopen nu reeds in nauwe samenwerking met de gemeente Utrecht. Oplevering in 2013. 6. Op basis van zowel de instandhoudingsopgave, alsook de voornoemde uitbreiding zal de remise herzien en uitgebreid moeten worden. 2013 staat in het teken van de (voorbereiding op de) aanbesteding voor de realisatie van het herontwerp. 7. Op basis van een positief projectbesluit Uithoflijn en een principebesluit wanneer de SUNIJlijn om te bouwen tot een lagevloersysteem zal ook het wagenpark vernieuwd en uitgebreid moeten worden. Ook hier zal 2013 in het teken staan van de (voorbereiding op de) aanbesteding. 8. BRU heeft met een externe partij een resultaatverplichting afgesloten om eind 2014 haar assetmanagementproces te certificeren (PAS-55). Hiertoe is begin 2012 een nulmeting verricht op basis waarvan de relevante werkprocessen worden verbeterd. 9. BRU heeft extern advies gevraagd hoe de activiteiten en de verantwoordelijkheden van ‘het trambedrijf’ het meest adequaat te organiseren. Hierbij is het inrichten van een agentschap als voorkeursrichting aangegeven. Als hiertoe wordt besloten, is operationalisatie hiervan met ingang van 2013 logisch.
Wat mag het kosten? OV Infrastructuur (assets) Rekening Begroting Actualisatie Begroting (bedragen x € 1.000) 2011 2012 Begroting 2013 2012 Lasten 14.486 18.152 18.085 18.365 Beheer & onderhoud tram 276 447 378 378 Safetymanagement 1.606 447 405 0 Projecten 518 740 708 508 Ontwikkeling netwerk en systemen 1.210 805 879 829 Management OV infrastructuur Totaal lasten 18.096 20.591 20.455 20.080 Baten 9.386 9.799 13.074 12.897 BDU regulier 8.159 4.859 4.979 5.054 BDU specifiek 551 Verhuur remiseterrein 5.933 2.402 2.129 Inzet BDU-middelen eerdere jaren Totaal baten 18.096 20.591 20.455 20.080 Saldo 0 0 0 0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten voor het programma OV Infrastructuur (assets) wordt volledig gedekt uit de BDU. Naast de jaarlijkse budgetten heeft OV infrastructuur nog een bedrag van € 11,1 miljoen uit de specifieke BDU middelen beschikbaar voor onder meer de uitvoering van het GVI.
Pagina 40 van 77
Programmabegroting 2013
Paragrafen
Pagina 41 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 42 van 77
Programmabegroting 2013
Paragraaf Financiering Jaarlijks neemt BRU een treasuryparagraaf (paragraaf financiering) op in zowel de Programmabegroting, de Bestuursrapportage als in het Programmaverslag. In de begroting worden de specifieke beleidsvoornemens opgenomen zoals vermeld in onderstaand treasuryplan. In de rapportages (Bestuursrapportage en Programmaverslag) vindt verantwoording van uitvoering van het beleid plaats.
Treasuryjaarplan 2013 De doelstellingen van de treasuryfunctie zoals vastgesteld in het statuut zijn onder andere het optimaliseren van het rendement op – tijdelijke - overschotten binnen acceptabele risico’s. Naast de uitoefening van het treasurymanagement en de uitvoering van het beleggingsbeleid conform het statuut en overige reguliere treasurytaken, zijn voor het jaar 2013 onder andere de volgende ontwikkelingen verwacht:
Financiering toekomstige investeringen Voor een aantal grote toekomstige investeringen zoals de Uithoflijn, de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) en het levensduurverlengend onderhoud (LVO) van de SUNIJ-lijn zal wellicht externe financiering aangetrokken moeten worden. Ook kan er sprake zijn van een mix van interne en externe financiering. Overeenkomstig de onlangs vastgestelde financiële verordening 2012 wordt in de exploitatie van dergelijke investeringsprojecten i.v.m. de financieringskosten rekening worden gehouden met een rente die gelijk is aan de gemiddelde kapitaalmarktrente van de swaprente en de effectieve rente op Nederlandse Staatsobligaties bij een looptijd van 25 jaar (momenteel ligt deze rond de 4%). Op het moment dat er duidelijkheid is over de start en de omvang van de investeringen en de benodigde externe financiering, kan bij verschillende financiële partijen offerte aangevraagd worden om te zorgen voor de best mogelijke condities voor het BRU.
Beleggingen In de Treasury Advies Groep wordt vier keer per jaar onder andere een beleggingsvisie voorgelegd van waaruit een beleggingsplan wordt geadviseerd. Ook voor 2013 zal in het kader van spreiding en afdekking renterisico zoveel mogelijk rekening worden gehouden met een balans tussen lang en kort beleggen, met het oog op de marktomstandigheden en de toekomst van BRU. Ook zal er aandacht zijn voor duurzaam beleggen.
Huisbankierschap In 2012 heeft een effectuering plaatsvinden het volgende huisbankiercontract, het contract bij ABN AMRO is met 1 jaar verlengd, vanwege de onzekere toekomst van BRU. De toekomst van BRU zal moeten uitwijzen wat er na 2012 met het huisbankierschap zal gebeuren. Indien BRU blijft voortbestaan, dan zal er in de tweede helft van 2012 naar verwachting een offertetraject zijn voor het huisbankierschap, waarbij verschillende banken een offerte zullen mogen uitbrengen om huisbankier van BRU te worden.
Duurzaam beleggen Er wordt over het algemeen een deel van de portefeuille bij BNG vermogensbeheer belegd in het Fido Geldmarktselectfonds, dit is een geldmarktfonds waar bij de beleggingen de duurzaamheidsprincipes in acht worden genomen. Op deze manier houdt BRU zich bezig met duurzaam beleggen.
Pagina 43 van 77
Programmabegroting 2013
Treasuryscan Gezien in 2013 verwachte verminderde treasuryactiviteit wordt voor 2012 geen treasuryscan uitgevoerd.
Tegenpartijen Treasury is continu opzoek naar extra tegenpartijen voor de spreiding in de portefeuille, zeker gezien in de huidige markt tegenpartijen onder druk staan, vanwege de onzekere markt. Hier worden risico en rendement in acht genomen. Tevens wordt hierbij gekeken naar Fido&Ruddo. De partijen waar naar gekeken wordt zijn zowel Nederlandse partijen als buitenlandse partijen. Ratingveranderingen of veranderingen van het aangeboden productenpalet worden met name gevolgd. Het zou interessant kunnen zijn om met een aantal buitenlandse partijen te bespreken welke mogelijkheden zij kunnen bieden voor het BRU, dit is vooral interessant om het beperkte aantal partijen voor beleggingen langer dan 3 maanden uit te breiden en tevens het aantal partijen uit te breiden waar spaarrekeningen aangehouden kunnen worden om zo de spreidingsmogelijkheden binnen de portefeuille te bevorderen.
Kasgeldlimiet Naar verwachting zal er geen sprake zijn van vlottende schulden waardoor BRU rekeninghoudende met de vlottende middelen (kortlopende deposito’s en rekening couranttegoeden) naar verwachting ruimschoots binnen de voorgeschreven kasgeldlimiet zal blijven.
Renterisiconorm De renterisiconorm is bedoeld om er voor te waken dat geen overmatige renterisico's op vaste schuldposities worden gelopen. Het BRU heeft op dit moment geen vaste schuldposities en geen geldleningen aangetrokken en behoeft derhalve de renterisiconorm niet in acht te nemen
Wat mag het kosten? Paragraaf Financiering (bedragen x € 1.000) Lasten Totaal lasten Baten Vrij inzetbare rentebaten Totaal baten Resultaat voor bestemming Toevoeging aan algemene reserve Resultaat na bestemming
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 Begroting 2013 2012 0 0 0 0 0 0 0 0 1.886 1.886 1.886
1.187 1.187 1.187
1.187 1.187 1.187
838 838 838
-1.886
-1.187
-1.187
-838
0
0
0
0
De Treasury exploitatie lasten zijn ondergebracht bij Financiën, onder de paragraaf Bedrijfsvoering. De rentebaten lopen via de paragraaf Financiering. Het vrij besteedbare deel hiervan wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
Pagina 44 van 77
Programmabegroting 2013
Paragraaf Bedrijfsvoering Met de term bedrijfsvoering wordt bedoeld de sturing en beheersing van alle primaire en ondersteunende processen in een organisatie. Van dit begrip zijn talrijke definities in omloop. De kern ervan is dat het de aansturing van de organisatie betreft, zoals die onderscheiden kan worden van de feitelijk uitvoering (het daadwerkelijk maken van producten en het verlenen van diensten) en van het bepalen van beleid (keuzes maken over wat wel en wat niet te doen). De term bedrijfsvoering betekent in deze omschrijving hetzelfde als control. Eén van de verplichte paragrafen van de begroting en het jaarverslag is de paragraaf bedrijfsvoering. Deze verplichting volgt uit het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV). Voor het verwezenlijken van de programma’s uit de begroting is het essentieel te beschikken over een goede bedrijfsvoering. De toelichting op BBV stelt dat het de functie van de paragraaf bedrijfsvoering is het bestuur hier inzicht in te geven.
Financiën en Control De afgelopen jaren heeft BRU er een kwaliteitslag in de Planning & Control cyclus plaatsgevonden. Hierdoor is de transparantie en de sturing verbeterd. De meest recente verbeteringen is afschaffen van het uitvoeringsplan en de uitvoeringsrapportage van het dagelijks bestuur. Het uitvoeringsplan wordt nu geïntegreerd aan de wijziging van de programmabegroting. Deze wijziging moet jaarlijks toch al worden opgesteld in verband met het vroegtijdig vaststellen van de BRU begroting door het bestuur (juni voorafgaand aan het nieuwe begrotingsjaar). Daarnaast komt de kadernota in vereenvoudigde vorm terug als vaststellingsbrief voor de Regiobijdrage. De Planning & Control-cyclus van BRU ziet er als volgt uit:
PLANNING
1x per 4 jaar
REGIONALE AGENDA
dec. t-2
VASTSTELLINGSBRIEF REGIOBIJDRAGE
jun. t-1 dec. t-1
PROGRAMMABEGROTING
dec. t-1
TEAMPLANNEN
CONTROL
ALGEMEEN EN DAGELIJKS BESTUUR
SECRETARISDIRECTEUR
OVERDRACHTSDOCUMENT
1x per 4 jaar
PROGRAMMAREKENING
jun. t+1
BESTUURSRAPPORTAGE
okt. t
MANAGEMENTRAPPORTAGES
maandelijks
TEAMMANAGERS
dec. t-1
FUNCTIONERINGS-/ BEOORDELINGSVERSLAG
PERSOONLIJK JAARPLAN
jun/dec. t
MEDEWERKERS
De kosten van de paragraaf Bedrijfsvoering worden grotendeels gerekend tot de overheadkosten. Deze worden toegerekend aan de programma’s, voornamelijk op basis van het aantal gebruikte werkplekken.
Pagina 45 van 77
Programmabegroting 2013
Kosten van bedrijfsvoering met een specifiek karakter zullen zoveel mogelijk direct naar de programma’s worden toegerekend. Hierdoor is er naast de eerder genoemde verdeelsleutel op basis van werkplekken ook een rechtstreekse toerekening mogelijk gemaakt. In verband met de beheersing is ervoor gekozen deze kosten in de paragraaf bedrijfsvoering te begroten. De externe accountant steunt bij de controle van de jaarrekening op de werking van de Interne Controle van BRU. In 2013 zal de Interne controle drie tussentijdse rapportages opleveren. Bij deze controle zal met name de regelgeving inzake het inkoop- en aanbestedingsbeleid aandacht krijgen. Dit op basis van de bevindingen van de afgelopen begrotingsjaren.
P&O Door de WGR+discussie zal het juridische kader inzake de rechtspositie van het personeel in kaart gebracht moeten worden. Dit geldt ook voor de wijze waarop het trambedrijf wordt gepositioneerd, waarover op dit moment wordt nagedacht. Overheidsinstanties, waaronder ook BRU valt, zijn eigen risicodrager van de WW. Dat betekent dat de (toekomstige) WW-kosten en bovenwettelijke WW-kosten van medewerkers BRU voor rekening BRU komen. Om het risico van deze kosten te beperken worden de opleidings- ontwikkelingsmogelijkheden van de medewerkers verruimd.
Communicatie Ook in 2013 zal vanuit Communicatie verder gewerkt worden aan het versterken van de relatie met de aangesloten BRU gemeenten overeenkomstig de speerpunten in de Regionale Agenda 2011-2014. De uitkomsten van de WGR+ discussie zullen worden meegenomen, als mocht blijken dat een gewijzigde aanpak nodig is. Ook de interne communicatie wordt meegenomen, mocht het in 2012 zo zijn dat de organisatie in een andere vorm overgaat. In de voorbereidingen voor het DB en AB en bij de uitvoering van grotere projecten en ontwikkelingen zal Communicatie vroegtijdig worden betrokken. Op die manier kan de samenhang tussen de verschillende communicatie uitingen (BRU website, BRU Actueel/de digitale nieuwsbrief, BRU berichten / het relatiemagazine e.d.) nog beter worden benut. De profilering van Bestuur Regio Utrecht wordt verder ondersteund. Daar waar mogelijk worden kostenbesparingen doorgevoerd bij de productie van communicatie uitingen en bij de inzet van extern personeel.
Automatisering De automatisering zal in 2013 voortgaan op de ingeslagen weg om zoveel mogelijk locatieonafhankelijk te kunnen werken op een zo stabiel mogelijk netwerk. In 2011 is een start gemaakt om de ICT onder te brengen bij externe partijen, zodat de risico voor uitval tot het minimale wordt beperkt.
Huisvesting In 2011 is besloten de huurovereenkomst te verlengen met drie jaar tot 30 september 2015. Gegeven de veranderde situatie worden momenteel andere mogelijkheden verkend.
Pagina 46 van 77
Programmabegroting 2013
Wat mag het kosten? Bedrijfsvoering (bedragen x € 1.000) Lasten Financiën Communicatie Personeel & Organisatie Frictiekosten personeel Ondersteuning ICT Huisvesting Totaal lasten Baten Overheadtoerekening Dienstverleningsovereenkomst BWS Inzet saldo Technische assistentie Verkeer en vervoer Totaal baten Saldo voor bestemming Onttrekking bestemmingsreserve Personele verplichting (frictie) Saldo na bestemming
Rekening 2011
Begroting 2012
Actualisatie Begroting 2012
Begroting 2013
1.240 400 325 190 827 263 473 3.718
864 153 221 159 916 160 550 3.023
1.121 483 222 159 641 160 550 3.336
828 143 158 169 653 248 565 2.764
3.533
2.853 11
2.873 4
2.584 11
178 3.533 -185 185
2.864 -159 159
3.055 -281 281
2.595 -169 169
0
0
0
0
Toelichting op de financiële gegevens De kosten van de paragraaf Bedrijfsvoering worden grotendeels gerekend tot de overheadkosten. Deze worden toegerekend aan de programma’s, voornamelijk op basis van het aantal gebruikte werkplekken.
Pagina 47 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 48 van 77
Programmabegroting 2013
Paragraaf Weerstandsvermogen Algemeen Deze paragraaf omvat het weerstandsvermogen als inschatting van risico’s die daarmee moeten worden afgedekt. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen. Risico’s die door een voorziening of begrotingspost worden afgedekt, hebben geen invloed op het weerstandsvermogen. Hieruit volgt dat het weerstandsvermogen bestaat uit alle middelen en mogelijkheden om niet-begrote kosten te dekken. De weerstandscapaciteit dient de continuïteit van de organisatie te borgen.
Ontwikkeling risicomanagement Binnen BRU wordt invulling gegeven aan risicomanagement die erop gericht is om op een systematische wijze inzicht te verschaffen in de aard, omvang, frequentie en gevolgen van mogelijke risico’s. Op 21 november 2011 heeft het dagelijks bestuur de Nota Weerstandsvermogen en risico’s vastgesteld. Met deze nota is een kader vastgesteld met betrekking tot het weerstandsvermogen en risico’s. Een gekwantificeerde risicoanalyse kan gemaakt worden en daarmee de benodigde weerstandscapaciteit. Deze nota heeft ook samenhang met de Nota reserves, voorzieningen en overlopende passiva, vastgesteld in de AB-vergadering van 29 februari 2012. Hierin wordt specifiek ingegaan op de hoogte van het weerstandsvermogen. Het systeem van risicomanagement bestaat uit een aantal onderdelen: 1.
2.
Risico-analyse: de inventarisatie van de risico’s. Onderscheid wordt gemaakt in soorten risico’s: Decentrale risico’s: hierbij gaat het om risico’s die regulier voorkomen en die binnen de bedrijfsvoering c.q. programma’s opgevangen moeten worden, zonder dat er sprake is van beleidswijzigingen. Projectrisico’s: risico’s met financiële gevolgen binnen veelal grote projecten Centrale risico’s:( incidentele) risico’s die een grote impact kunnen hebben op de weerstandscapaciteit als ze zich voordoen en die niet binnen de afzonderlijke programma’s opgevangen kunnen worden. Risicoweging: na de inventarisatie van de risico’s komt de risicoweging waarbij kansklassen worden onderscheiden. Vertaald in een tabel ziet dit er als volgt uit: Kansklasse 1 2 3 4 5
3.
Omschrijving Gering Beperkt Midden Hoog Zeer hoog
kwantificering 10% 25% 50% 75% 90%
Risicobeheersing: Om een risico te kunnen beheersen, zullen voor iedere geïdentificeerd risico beheersmaatregelen genomen kunnen worden. Het risicomanagement onderscheidt een viertal risicostrategieën: Vermijden: hierbij wordt de kans/mogelijkheid van optreden van een bepaald risico opgeheven. Verminderen: hierbij wordt beoogd de kans van optreden of het gevolg van het optreden van een risico te verkleinen, bijvoorbeeld door een voorziening. Overdragen: het verkleinen van het risico door de gevolgen aan anderen over te dragen, bijvoorbeeld door een verzekering.
Pagina 49 van 77
Programmabegroting 2013
Accepteren: wanneer een risico niet wordt vermeden, verminderd of overgedragen, dan wordt het risico geaccepteerd. 4. Weerstandscapaciteit: is het vermogen dat beschikbaar is om financiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van bestaande taken. De algemene reserve(s) vormen de basis van de weerstandscapaciteit. 5. Weerstandsvermogen: is de verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de geïnventariseerde risico’s. Het benoemen van het weerstandsvermogen geschiedt op basis van een ratio. Uitgangspunt is dat BRU de impact van de risico’s minimaliseert. Dit betekent dat het weerstandsvermogen tenminste voldoende is. Dat komt neer op een weerstandsvermogen tussen 1,0 en 1,4. In het geval dat de ratio onder het vastgestelde niveau komt dan dienen er maatregelen te worden genomen om weer op het gewenste niveau te komen.
Risicoprofiel BRU Aan de hand van het kader zijn de centrale risico’s geïnventariseerd. Het gaat hierbij om de risico’s met financiële consequenties die resteren na het nemen van beheersmaatregelen. Frictiekosten personeel opheffing WGR+ In het regeerakkoord is de opheffing van de WGR-plus regio’s aangekondigd. Het moment waarop dit moet plaatsvinden is nog niet bekend. De opheffing betekent een ingrijpende reorganisatie van taken. Het heeft personele consequenties waarvan de omvang van de frictiekosten niet exact berekend kunnen worden. Dit heeft te vooral te maken met het effect van uitstroom van medewerkers. Voor de berekening van de verwachte frictiekosten is een berekening gemaakt. Het mogelijke financiële effect is bepaald op € 2.392.000. In de berekening is geen rekening gehouden met kosten voor omscholing en kosten inhuur. De kans wordt ingeschat op 75% (klasse 4, hoog). Projectrisico’s Binnen het programma OV-infrastructuur (Assets) wordt de besluitvorming van twee infrastructurele projecten voorbereid; de Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI) en het projectbesluit Uithoflijn. Voor beide projecten wordt een projectplan opgesteld waarin ook aandacht voor de risico’s. Bij het opmaken van deze programmabegroting is nog niet bekend of dit risico’s zijn die opgenomen moeten worden in het risicoprofiel van BRU. Benodigde Weerstandscapaciteit BRU Het hiervoor genoemde risicoprofiel beperkt zich tot één belangrijk centraal risico, de personele frictiekosten. De omvang is bepaald op € 2,4 mln met een kwantificering van 75%. Dit betekent een benodigde weerstandscapaciteit van € 1,8 mln. Weerstandsvermogen De weerstandscapaciteit komt tot uitdrukking via de algemene reserve en de nieuwe reserve weerstandsvermogen. De hoogte van de weerstandscapaciteit is: - Algemene reserve - Reserve Weerstandsvermogen Totaal
€ 45.000 € 1.800.000 € 1.845.000
De benodigde weerstandscapaciteit komt uit op een bedrag van € 1.800.000. Dit geeft een weerstandsvermogen van 1.845/1.800 is 1,03 en voldoet daarmee aan de norm van voldoende, opgenomen in het kader.
Pagina 50 van 77
Programmabegroting 2013
Risico’s uit de meerjarenraming In de rapportage meerjarenraming 2011-2025 heeft BRU een aantal financiële risico’s genoemd: OV concessie • Ontwikkeling reizigersbijdragen OV: o o o o
o
Risico van wegvallen bestaande regeling voor studentenjaarkaart Risico van afwijking tariefindexering ten opzichte van de in de begroting opgenomen jaarlijkse tariefstijging Risico tegenvallende vraaguitval door de begrote eenmalige extra tariefstijging in 2013 Risico van afwijking (positief en negatief) van opbrengstontwikkeling ten opzichte van de gemiddelde aangenomen opbrengstontwikkeling van 1,25% over 2012-2015, van 2,25% over 2015-2020 en van 1,25% vanaf 2020 Risico van reizigersgroei in het netwerk exclusief de Uithoflijn. De capaciteit binnen dat deel van het netwerk is laag gesteld. Als er groei optreedt, kan de benodigde capaciteit toenemen wat kan leiden tot meer kosten.
•
Risico van uit elkaar lopen van de indexering van de kostenontwikkeling en de opbrengstenontwikkeling binnen de OV exploitatie (kan positief en negatief uitpakken)
•
Uit elkaar lopen van de kostenindex die binnen de OV concessie geldt en de index die voor de BDU geldt
De bovenstaande risico’s zijn alle onderdeel van de concessie openbaar vervoer. Bij het optreden van de risico’s wordt in eerste instantie gekeken of de veroorzaker een bijdrage levert (bijvoorbeeld bij het wegvallen van de regeling van de studentenkaart is het aannemelijk dat het rijk daarvoor compensatie beschikbaar stelt). Afwijkingen in de opbrengsten worden gedeeld met de vervoerder. Indien door het optreden van risico’s in een bepaald jaar minder middelen beschikbaar zijn, wordt het eerstvolgende vervoerplan daarop aangepast. •
Realiseren van de financiële afspraken rond de regiotaxi met de gemeenten
Dit risico wordt beperkt door de uitgaven te monitoren en er op toezien dat de gemeenten de afspraken nakomen. Wegen en verkeer • Verschil in hoogte indexering voor HOV beschikkingen ten opzichte van de BDUindex Indien dit risico optreedt moet budgettaire ruimte binnen de RUVV worden gevonden door het inzetten van geld uit vrijvallende projecten of projecten die lager worden afgerekend, dan wel door verdere fasering van het beschikbaar stellen van de middelen voor projecten uit het RUVV. OV infrastructuur • Verschil in hoogte indexering van contracten voor beheer en onderhoud van de infrastructuur ten opzichte van de BDU-index
Pagina 51 van 77
Programmabegroting 2013
Door dit risico stevig te monitoren kunnen tijdig budgetaanpassingen plaatsvinden zodat de hogere kosten binnen het programma OV infrastructuur opgevangen kunnen worden. Projectrisico’s • Risico realiseren van de exploitatie van de Uithoflijn : o Tijdigheid opleveren baan, koppelpunt en materieel o Realiseren van beoogde reizigersstromen en -opbrengsten •
Realisatie infrastructuur Uithoflijn binnen beschikbare € 321 mln, mede afhankelijk van de verdeling van de risico’s over BRU en de gemeente Utrecht
•
Realisatie GVI binnen product OV-I onderhoud rails
•
Realisatie LVO binnen product OV-I onderhoud materieel
•
Kasritmeproblemen door het naar voren halen van projecten uit BDU-middelen
De projectrisico’s zijn in de projectplannen opgenomen en valt onder het projectmanagement. De financiële risico’s zijn onder meer afgedekt door het opnemen van projectbudgetten voor onvoorziene kosten. Algemeen • Risico nog lagere BDU bijdrage Rijk Indien de BDU substantieel lager wordt vastgesteld dan de nu bekende bedragen, moet een herbezinning op de inzet van de middelen plaatsvinden.
Pagina 52 van 77
Programmabegroting 2013
Paragraaf Verbonden partijen Op dit moment zijn er geen partijen waaraan BRU verbonden is.
Pagina 53 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 54 van 77
Programmabegroting 2013
Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen In deze paragraaf beschrijven we het beleidskader voor het onderhoud van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen worden onderscheiden in vast en vlottende activa, die als bezittingen op de balans staan en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt. In het kader van deze paragraaf gaat het om de vaste activa zoals bedrijfsgebouwen, rijdend materieel en inventaris. Ze onderscheiden zich doordat ze voor hun instandhouding en verbetering structureel een substantieel beslag op middelen in de exploitatiebegroting leggen. Dit geldt niet voor de financiële activa en de bedrijfsmiddelen (vlottende activa) omdat die regelmatig worden vervangen. Tot eind 2008 beschikte BRU niet over de kapitaalgoederen zoals hierboven bedoeld. Met de overdracht van de activa van de SUNIJ-lijn is daar verandering in gekomen. Inmiddels is BRU eigenaar van rijdend materieel (zoals de SIG- en de spitstrams), haltevoorzieningen, infrastructuur en de remise. Het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft voor dat in de programmabegroting aandacht wordt geschonken aan het beleidskader met betrekking tot het onderhoud van de kapitaalgoederen. Het gewenste onderhoudsniveau is daarbij het uitgangspunt. Tevens dient een relatie te worden gelegd met de aan dit onderhoudsbeleidskader verbonden financiële consequenties. Gebouw BRU BRU is gevestigd in een huurpand aan de Maliebaan in Utrecht. Voor het binnenonderhoud is een Meerjarenonderhoudsplan (MOP) aanwezig. Voor de uitvoering van het plan is een voorziening groot onderhoud Maliebaan gevormd. Op basis van de verwachte uitgaven wordt jaarlijks € 34.000 aan deze voorziening toegevoegd. OV Infrastructuur In het onderstaande overzicht wordt inzicht gegeven in het geïnvesteerde vermogen en de boekwaarde per 31-12-2011: Kapitaalgoed Weense Trams (2008, 2009) SUNIJ-trams (2008, 2009) Haltevoorzieningen (2009) Remise (2009) Infrastructuur (rails ed.)(2010)
Investering € 2.385.885 € 6.219.035 € 1.666.875 € 10.485.177 pm
Boekwaarde per 31-12-2011 €1 €1 €1 €1 €1
Kosten onderhoud 3 € 640.000 € 2.495.000 € 786.000 € 400.000 € 4.800.000
3
NB: Het betreft hier de begrote ‘out of pocket’ kosten voor groot en klein onderhoud, reparaties en dergelijke aan het betreffende kapitaalgoed: geen schoonmaak, geen inhuur externen, geen overhead beheerorganisatie. Indien de kosten van groot onderhoud geactiveerd worden (zoals bij investeringen in de remise, LVO en GVI), worden kapitaalslasten (rente en ) ook tot de onderhoudskosten gerekend.
Pagina 55 van 77
Programmabegroting 2013
Onderhanden investeringen Levensduurverlengend onderhoud SUNIJ-trams Haltevoorzieningen Remise Infrastructuur fase 1 Grootschalige vervanging infrastructuur (GVI): Tranche 2011 Tranche 2012 (fase 1A) Tranche 2013 (fase 1B)
€ 10.600.000
€ 753.7433
PM € 58.601
€0 € 58.601
€ 2.900.000 € 14.800.000 PM
€ 2.219.456 €0 €0
Spitstrams In 2013 zullen de spitstrams die in exploitatie zijn van nieuwe wielen zijn voorzien, zodat de onevenredige slijtage aan wielen en infra, die in 2011 tot problemen heeft geleid, tot het verleden zullen behoren. SUNIJ-trams (voormalige Connexxion tramstellen) Eind 2012 zullen alle sneltrams in de nieuwe kleurstelling en van nieuw interieur zijn voorzien en is fase 1 van LVO afgerond. De uitvoering van LVO-2 (revisie van draaistellen) zal eind 2e kwartaal 2013 worden afgerond. De aanbesteding van LVO-3 (technische systemen) zal 1e kwartaal 2012 op de markt komen. Oplevering is gepland voor medio 2014. In 2011 is een nieuw onderhoudscontract aanbesteed en afgesloten met Voith. Remise In 2012 zullen de voorbereidingen voor een Functioneel Programma van Eisen voor aanpassingen van de remise worden gestart. Deze aanpassingen zijn nodig in verband met de komst van nieuw materieel voor de Uithoflijn. Naar verwachting zullen in 2013 de voorbereidingen voor de uitvoering van de werkzaamheden starten.
Infrastructuur (trambaan traject Utrecht Centraal- Nieuwegein/IJsselstein-Achterveld) 2013 zal in het teken staan van de uitvoering van het tweede deel van fase 1 van het project Grootschalige Vervanging Infrastructuur (GVI). Fase 1 behelst de vervanging van het traject Utrecht CS tot Nieuwegein Stadscentrum. Fase 2, de ‘takken’ naar Nieuwegein Zuid resp. IJsselstein, naar verwachting in 2018-2019. In verband met de renovatie door de gemeente Utrecht van het 24 oktoberplein is de trambaan reeds in 2011 vervangen. De tijdelijke nieuwe eindhalte van de SUNIJ lijn in Utrecht (Verlengde Graadt van Roggenweg) zal naar verwachting in 2013 zijn gerealiseerd.
Pagina 56 van 77
Programmabegroting 2013
Financiële begroting
Pagina 57 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 58 van 77
Programmabegroting 2013
Overzicht van baten en lasten (bedragen x € 1.000) Programma
BATEN: Bestuur Ruimtelijke ordening Economische zaken Groen, recreatie & milieu Wonen Wegen & verkeer OV concessie Netwerkontwikkeling mobiliteit OV infrastructuur (assets) Paragraaf Financiering Totaal baten
LASTEN: Bestuur Ruimtelijke ordening Economische zaken Groen, recreatie & milieu Wonen Wegen & verkeer OV concessie Netwerkontwikkeling mobiliteit OV infrastructuur (assets) Paragraaf Financiering Paragraaf Bedrijfsvoering Totaal lasten
Resultaat voor bestemming Onttrekking van reserves Toevoeging aan reserves Resultaat na bestemming
Begroting 2012 2)
Actualisatie Begroting 2012 3)
Begroting 2013
836 20.678 302 754 601 54.404 49.331 757 18.096 1.886
584 592 294 724 389 50.449 60.110 891 20.591 1.187
1.015 545 284 82 310 61.070 56.545 745 20.455 1.187
1.146 545 275 82 300 46.489 43.730 625 20.080 838
147.645
135.811
142.238
114.110
1.007 20.551 227 651 583 54.404 49.331 757 18.096 0 185
584 692 294 724 659 50.449 60.110 891 20.591 0 159
1.015 645 284 82 668 61.070 56.545 745 20.455 0 281
1.146 595 275 82 578 46.489 43.730 625 20.080 0 169
145.792
135.153
141.790
113.769
1.853 2.535 -2.293 2.095
658 529 -1.187 0
448 739 -1.187 0
341 497 -838 0
Rekening 2011 1)
1)
Conform vast te stellen Jaarrekening 2011 2) Programmabegroting 2012 e 3) Conform Programmabegroting 2012 inclusief nog vast te stellen 1 wijziging
Pagina 59 van 77
Programmabegroting 2013
Verdeling van het exploitatiesaldo 2013 naar bestemde reserves
Rentebaten BWS-budget Actieprogramma woningbouw Personele verplichtingen frictiekosten Algemene reserve Totale verwachte mutatie 2013
-278 -50
Bedrijfsvoering
Financiering
OV infrastructuur (assets)
Netwerkontwikkeling Mobiliteit
OV concessie
Wegen & Verkeer
Wonen
Groen, Recreatie & Milieu
Economische Zaken
Ruimtelijke Ordening
Bestuur
Mutatie
(bedragen x €1.000) Bestemmingsreserves:
-278 -50
-169
-169
838 341
838 -50
-278
838
Pagina 60 van 77
-169
Programmabegroting 2013
Meerjarenoverzicht 2014-2016 bedragen x €1.000,Programma
Bestuur Ruimtelijke Ordening Economische Zaken Groen, Recreatie en Milieu Wonen Wegen en Verkeer OV Concessie Netwerkontwikkeling Mobiliteit OV Infrastructuur (assets) Paragraaf Financiering
Totaal lasten en baten
Begroting 2014 Lasten Baten
Begroting 2015 Lasten Baten
Begroting 2016 Lasten Baten
1.146 545 275 82 300 71.224 45.410 621 18.187 0
1.146 545 275 82 300 71.224 45.410 621 18.187 0
1.146 545 275 82 300 50.373 45.420 565 17.852 0
1.146 545 275 82 300 50.373 45.420 565 17.852 0
1.146 545 275 82 300 42.969 45.220 561 17.772 0
1.146 545 275 82 300 42.969 45.220 561 17.772 0
137.790
137.790
116.558
116.558
108.870
108.870
Resultaat vóór bestemming
0
0
0
Mutatie bestemmingsreserves
0
0
0
Resultaat ná bestemming
0
0
0
Pagina 61 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 62 van 77
Programmabegroting 2013
Financiële positie Bestuur Regio Utrecht Kerngegevens BRU (bedragen x € 1.000) Personeelslasten Personeel formatieplaatsen (fte)
Begrote reserves en voorzieningen (x € 1.000) Algemene reserve Bestemmingsreserves Totaal reserves Totaal voorzieningen
2011 *)
2012
2013
3.756 54,59
4.049 55,15
4.049 55,15
2011*)
2012
2013
2014
2015
2016
1.845 11.633 13.478
1.845 13.017 14.862
1.845 13.358 15.203
1.845 11.358 15.203
1.845 11.358 15.203
1.845 11.358 15.203
59
59
59
59
59
59
*) Realisatie, conform vast te stellen Jaarrekening 2011
Pagina 63 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 64 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlagen
Pagina 65 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 66 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlage A: Overzicht portefeuillehouders Het dagelijks bestuur is door het algemeen bestuur benoemd. De portefeuilleverdeling van het dagelijks bestuur is hier opgenomen. portefeuilleverdeling Algemeen • algemene coördinatie • communicatie • externe contacten Bestuur en organisatie • bestuurlijke organisatie • personeel, organisatie, informatievoorziening • Regionale agenda Financiën • financiën Ruimtelijke Ordening • ruimtelijke ontwikkeling • Actieprogramma woningbouw Economische zaken • economische zaken • toerisme • regionaal grondbeleid • energie (inkoop) • Hollandse Waterlinie Groen & milieu • groenbeleid • milieu Recreatie (incl. Groene Hart) • recreatie
portefeuillehouder Dhr. A. Wolfsen voorzitter
plaatsvervanger Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. J.A.E. Landwehr
Dhr. J.J.L.M. Janssen
Dhr. H. Adriana
Dhr. G.P. Isabella
Mw. M.M. van ’t Veld
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. H.M. Ostendorp
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. M.G.M. de Jong
Dhr. H.M. Ostendorp
Wonen • volkshuisvesting (incl. woonruimteverdeling) 9. Wegen & verkeer • wegen en verkeer 10. Openbaar Vervoer • concessiebeheer en aanbesteding OV • beheer en onderhoud van OV infrastructuur (assets) 11. Netwerk ontwikkeling mobiliteit • netwerk ontwikkeling mobiliteit
Dhr. G.P. Isabella
Dhr. H. Adriana
Dhr. C. van Dalen
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. A.J. Gerritsen
Dhr. H. Adriana
Dhr. F. Lintmeijer
Dhr. H. Adriana
1.
2.
3. 4.
5.
6.
7.
8.
Pagina 67 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 68 van 77
Bijlage B: Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV) MEERJARENBEGROTING BDU regulier projecten Wegen en verkeer (bedragen x € 1.000, prijspeil 2012) Lokaal maatwerk * Bunnik * De Bilt * Houten * IJsselstein * Maarssen / Stichtse Vecht * Nieuwegein * Utrecht * Vianen * Vianen resterend budget 2010 * Zeist Verkeersveiligheid * Gedragsbeïnvloeding regionale projecten (RO) * Zeist Heideweg-Driebergenseweg * Zeist Panweg * Gedragsbeïnvloeding lok aal * Zeist k ruispunt Schaerweidelaan - Oude Arnhemseweg * Utrecht Nieuwe Meernbrug * De Bilt rotonde Leijenseweg - Tweede Brandenburgerweg * IJsselstein herinrichting k ruispunt Touwlaan - Eiteren * De Bilt rotonde Groenek ansenweg - Planetenbaan * Utrecht herinrichting Vredenburg Noord
aanmelding (nog niet gehonoreerd)
2.440 215 260 260 260 260 210 500 215 * 260 2.286 500 490 1.123 173 * * * * * *
Fietsprojecten * Bunnik fietspad Odijk-Achterdijk * De Bilt Soestdijkseweg * De Bilt Groenekanseweg * Houten fietstunnel Binnenweg * Houten fietstransferium Castellum * IJsselstein Fietssuggestiestroken Beneluxweg (UA 08-10) * Nieuwegein herstel historische Oost-westverb inding * Fietsprojecten 2006/2007 Utrecht * Zeist b ewegwijzering Kernnet * Vianen Fietspad Stuartweg * IJsselstein verb etering fietsroute omloop Oost * Nieuwegein aanpak fietsknelpunten * Houten extra lift station * Utrecht hoofdfietsroute Brennerb aan - De Wadden * Houten Oude Wulfseweg * Stichtse Vecht
2011 realisatie
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2.060 172 208 208 208 208 208 400 172 68 208
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
1.992 172 208 208 208 208 208 400 172
208
208
208
208
208
208
208
208
875
2.080
totaal 2012-2020 17.996
2.955
150 725 300 250 250 1.280 5.132
9.568
1.150
700 700
11.418
2.000 94 2.880 2.907 26 5.000 105 * * * * *
438 148 300 400 350 52
100
1.050
HOV-Utrecht
3.400
* HOV Leidsche Rijn * HOV Om de Zuid * Indexering HOV b eschikkingen
3.400
15.750 6.950 8.800
19.067 7.000 9.067 3.000
16.000 7.000 6.000 3.000
7.183 4.183 3.000
61.400
Programmabegroting 2013
Bijlage B (vervolg): Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV), regulier MEERJARENBEGROTING BDU regulier projecten Wegen en verkeer (bedragen x € 1.000, prijspeil 2012)
aanmelding (nog niet gehonoreerd)
Autoprojecten
5.583
* Stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (fase 1) * A12 Salto korte termijn maatregelen * IJsselstein Utrechtseweg * IJsselstein VRI Baronieweg * Maarssen Sweserengseweg / Buitenweg * De Bilt Rotonde Groenekanseweg * Nieuwegein b innenstadscorridors HWN * Vianen Westelijke randweg * Integratie A2
4.000
Mobiliteitsmanagement/ketenmobiliteit
2016
2017
2018
2019
2020
9.000 9.000
totaal 2012-2020 18.082
2.000 3.212 3.300
112 583
OV-projecten
1.202 631
2.705
3.483
1.483
8.100
15.771
8.100 313 258 2.000 80 35 590
2.000
1.483
1.483
491
3.687 1.121 2.300 266
7.266
23.660
23.660
23.660
23.660
23.660
23.660
23.660
176.573
19.103
31.377
31.721
55.902
41.652
40.935
25.652
25.652
25.652
25.652
304.195
960
726
685
685
685
685
685
685
685
685
6.206
20.063
32.103
32.406
56.587
42.337
41.620
26.337
26.337
26.337
26.337
310.401
* *
* Snelfietsroutes * Havenverdieping Lage Weide * Apparaatskosten
BDU regulier besteding Wegen en verkeer totaal (incl. apparaatskosten)
2015
695
* Activiteitenplan (VNM) * Filemijden Utrecht-West (2e fase) * Houten extra lift station Houten * OV-fiets Utrecht * OV-fiets overige BRU-gemeenten * ProRail "Ruimte voor de fiets"
Apparaatskosten
9.082
2014
1.274 190 1.084
* Utrecht Lage Weide havenverdieping (fase 3)
BDU regulier besteding Wegen en verkeer totaal (excl. apparaatskosten)
2013
570
* Houten rotonde Molenzoom
VERDER-projecten
2012
1.163 420
Goederenvervoerprojecten
* Houten Busstation Centrum * Stationsgeb ied Drieb ergen-Zeist * Provincie Utrecht Halte N409-Koppeldijk * Utrecht OV Leidsche Rijn extra * Utrecht afstandb ediening b ruggen * BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV * BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV - KAR voorziening Utrecht * Houten b ushaltes Vinex * Kwaliteit/toegankelijkheid b ushaltes BDU regulier
2011 realisatie
Pagina 70 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlage B (vervolg): Meerjarenplanning BDU (Uitvoeringsplan RUVV), specifiek MEERJARENBEGROTING BDU specifiek projecten Wegen en verkeer (bedragen x € 1.000, prijspeil 2012) Kwaliteit/toegankelijkheid bushaltes BDU specifiek
2011 realisatie 1.425
Actieprogramma Regionaal OV (AROV) * Doorstroming as Utrecht - Zuilen - Maarssen * Uitb reiding frequentie sneltram * Doorstroming Oosttangent * Apparaatskosten
2012
2013
2015
2016
2017
2018
2019
2020
893 8.867 1.864 14 6.989
1.392
16
16
728
91
Fiets filevrij: snelfietsroutes Houten -De Bilt en Houten - Maarssen
100
2.678
2.253
18.632
totaal 2012-2020 893
14.970 9.320 47 5.591 12
Impuls mobiliteitsmanagement
BDU specifiek besteding Wegen en verkeer
2014
1.392
1.270
1.270
1.270
1.270
1.270
1.270
16
32.849
139 2.678
8.883
1.408
1.286
1.270
1.270
1.270
1.270
1.270
36.559
Pagina 71 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 72 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlage C: Reserves, voorzieningen en vooruitontvangen bedragen (meerjarig verloop) Reserves en voorzieningen
voorstel resultaatverwachte bestemming 2011 saldo 31-12-2011 toevoeging na bestemming 2012 saldo 31-12-2011 en aanvulling
verwachte toevoeging begrote besteding 2012 saldo 31-12-2012 2013
verwachte toevoeging begrote besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
begrote besteding 2014 saldo 31-12-2014
Reserves: Algemene reserve
1.845
Bestemmingsreserves: Vrijgevallen BWS middelen Rentebaten BWS budget Financiële knelpunten BRU Wonen met Welzijn en Zorg Rentebaten BLS 2005-2010 BDU rente Personele verplichtingen frictiekosten
4.542 1.282 122 163 2.296 2.597 631
814
13.478
814
Totaal reserves
1.845
5.356 1.282 122 163 2.296 2.597 631 14.292
1.845
-159
5.356 924 163 2.196 3.784 472
-739
14.740
-358 -122 -100 1.187
1.187
1.845
1.845
-169
5.356 646 163 2.146 4.622 303
5.356 646 163 2.146 4.622 303
-497
15.081
-278
-50 838
838
-
-
15.081
Voorzieningen: Voorziening FPU
59
Totaal voorzieningen
59
59 -
59
59 -
-
59
59 -
-
59
59 -
-
59
Pagina 73 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlage C (vervolg) Vooruitontvangen bedragen
voorstel resultaatverwachte bestemming 2011 saldo 31-12-2011 toevoeging na bestemming 2012 saldo 31-12-2011 en aanvulling
verwachte toevoeging begrote besteding 2012 saldo 31-12-2012 2013
verwachte toevoeging begrote besteding 2013 saldo 31-12-2013 2014
begrote besteding 2014 saldo 31-12-2014
Vooruitontvangen bedragen: BDU regulier: Algemeen Wegen en verkeer OV concessie OV Infrastructuur Netwerkontwikkeling mobiliteit
WV OVE OVI NOM
28.755 36.759 1.142 691 333
BDU specifiek: Fiets filevrij Impuls mobiliteitsmanagement Toegankelijke haltes Actieprogramma Regionaal OV OV chipkaart Groot onderhoud SUNIJ
WV WV WV WV OVE OVI
606 139 893 9.115 407 8.872
Totaal BDU
87.712
BOR fonds: BOR provincie Utrecht BOR gemeente Utrecht BOR BRU
34.259 34.916 32.502
WV
Totaal BOR fonds Quick wins Luchtkwaliteit BLS 2005-2010 Technische assistentie V&V Apparaatskosten BOR Integratie A2
101.677 WV OVE WV WV WV WV
Totaal vooruitontvangen bedragen
-4.127
24.628 36.759 1.142 2.534 333
-14.661 1.369
2.071
2.284
606 139 893 9.115 407 11.156
-
87.712
-1.793
1.843
-
240 2.728 3.302 178 99 1.409 197.345
9.428
-2.677 -91 -893 -14.970 -407
3.573 11.156
-236 11.156
5.058
-8.867
5.559
-8.883
63.557
239
-4.620
34.259 34.916 19.559
239
-4.620
88.734
-8.887
101.677
325
-8.887
93.115
-28.103
240 2.728 3.302 99 1.409 167.774
-16 2.153
-1.392
16 525 11.156
2.153
-25.520
40.190
196
-13.150
34.259 34.916 6.605
196
-13.150
75.780
240 2.728 3.302 99 1.409 5.798
-13.503
9.967 14.517 1.142 2.534 333
32
66.881
325
-1.468
-16
-19.038
-178
-24.112
48
34.259 34.916 23.940
197.345
9.967 38.629 1.142 2.534 333
501
-
34.259 34.916 32.502
240 2.728 3.302 178 99 1.409 -
9.967 38.128 1.142 2.534 333
160.069
-341
2.349
-39.011
240 2.387 3.302 99 1.409 123.407
Pagina 74 van 77
Programmabegroting 2013
Bijlage D: Investeringsstaat
Investeringsstaat Bedragen in Euro aanschafgeplande waarde per aanschaffingen investeringen 2012 2011 kredietbesluit 1-1-2011 Remisegebouw Trammaterieel Levensduurverlengend onderhoud trammaterieel (LVO) Rails Haltes Beheer en onderhoud algemeen GrootschaligeVervanging Infrastructuur (GVI), voorbereiding GVI, fase 1A GVI, fase 1B GVI, fase 2
economisch nut economisch nut
economisch nut maatschappelijk nut maatschappelijk nut
Totaal algemeen Totaal activa
10.600.000
58.601 -
106.399
623.733
8.876.267
1 1
maatschappelijk nut maatschappelijk nut maatschappelijk nut maatschappelijk nut
110.000
2.900.000 14.800.000 PM PM 28.300.000
economisch nut economisch nut 28.300.000
geplande investeringen 2014 250.000
geplande investeringen 2015
geplande investeringen 2016
500.000
1.000.000 50.000
2.219.456 14.800.000 -
14.800.000 PM
2.901.790
143.497 182.320
17.235
325.817
17.235
325.822
2.919.025
25.187.666
50.000
9.950.000 2.295.000 160.000
2.219.456
5
Totaal investeringen 2011-2016 915.000 -
450.000
1.295.000
maatschappelijk nut
Totaal OV Infrastructuur Automatisering Inventaris
1 2
geplande investeringen 2013
250.000
1.500.000
450.000
30.339.456 17.235 -
25.187.666
50.000
250.000
1.500.000
450.000
17.235 30.356.691
Pagina 75 van 77
Programmabegroting 2013
Pagina 76 van 77
Bijlage E: Lijst van gebruikte afkortingen Afkorting AB BBV BDU BLS BOR BRU BWS CBS DB DMS Fido FPU HOV GVI IPvE KpVV LVO MKB NV Utrecht OV P&C RO ROCOV RodS RSP Ruddo RUVV SKVV SUNIJ TFI VNM VRU WGR+
Verklaring Algemeen Bestuur Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten Brede Doeluitkering Besluit Locatiegebonden Subsidies Bereikbaarheidsoffensief Randstad Bestuur Regio Utrecht Besluit Woninggebonden Subsidies Centraal Bureau voor de Statistiek Dagelijks Bestuur Document Management Systeem Wet Financiering Decentrale Overheden Flexibel Pensioen en Uittreden Hoogwaardig Openbaar Vervoer Grootschalige Vervanging Infrastructuur Integraal Programma van Eisen Kennisplatform Verkeer & Vervoer Levensduurverlengend onderhoud (trammaterieel) Midden- en Kleinbedrijf Noordvleugel Utrecht Openbaar Vervoer Planning & Control Ruimtelijke Ordening Regionaal Overlegorgaan Consumentenbelangen Openbaar Vervoer Recreatie om de Stad Regionaal Structuurplan Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer & Vervoer Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer Sneltram Utrecht – Nieuwegein/IJsselstein Taskforce Innovatie Vervoersanalyse & Mobiliteitsadvies Verkeersmodel Regio Utrecht Wet Gemeenschappelijke Regeling plus
Samenvatting Programmabegroting 2013
Samenvatting Programmabegroting 2013 Middelen BDU Het aandeel van BRU uit de BDU voor 2013 komt uit op € 100,2 mln (prijsniveau 2012). Deze bijdrage bestaat uit een regulier deel van € 91,4 mln (in 2012 € 92,7 mln) en een specifiek deel van € 8,8 mln (in 2012 € 15,3 mln). De volgende reguliere BDU middelen zijn per programma beschikbaar: • OV concessie € 45,0 • OV infrastructuur € 12,9 mln • Wegen en verkeer € 32,9 mln • Netwerkontwikkeling mobiliteit € 0,6 mln • Totaal € 91,4 mln Regiobijdrage De regiobijdrage voor 2013 is in het algemeen bestuur van 14 december 2011 vastgesteld op € 3,44 per inwoner, totaal € 2,2 mln. De regiobijdrage vormt de financiering van de programma’s Bestuur, Ruimtelijke Ordening, Economische Zaken, Groen Recreatie & Milieu en Wonen. Overige middelen Naast de BDU en de regiobijdrage zijn in de programmabegroting andere inkomstenbronnen ter financiering van de activiteiten opgenomen voor een totaal van € 10,0 mln, met name reeds eerder ontvangen middelen uit het BOR Fonds en specifieke BDU middelen voor het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV).
Lasten per programma (bedragen x € 1.000) Bestuur Ruimtelijke ordening Economische zaken Groen, recreatie en milieu Wonen Wegen en verkeer OV concessie Netwerkontwikkeling mobiliteit OV infrastructuur Totaal lasten
Rekening Begroting Actualisatie 2011 2012 2012 1.007 584 1.015 20.551 692 645 227 294 284 651 724 82 583 659 668 54.404 50.449 61.070 49.331 60.110 56.545 757 891 745 18.096 20.591 20.455 145.607 134.994 141.509
Begroting 2013 1.146 595 275 82 578 46.489 43.730 625 20.080 113.600
Projecten Naast de in deze begroting opgenomen activiteiten die uit de jaarlijkse inkomsten worden bekostigd, kent BRU de projecten Uitvoering project Uithoflijn, Levensduurverlengend Onderhoud (LVO) op het trammaterieel en Grootschalige Vervanging van de Infrastructuur (GVI) van de SUNIJlijn.
1. Programma Bestuur Wat willen we bereiken? De huidige discussie rond de WGR+-regio’s kan vergaande consequenties hebben voor zowel de samenwerking tussen de gemeenten die deelnemen aan BRU als de ambtelijke organisatie van BRU. Het doel van het programma bestuur zal zijn om – binnen de wettelijke mogelijkheden anno 2013 – de regionale samenwerking tussen gemeenten vorm te geven zoals die gemeenten dat wensen. Het is de kunst om de besluitvorming van de gezamenlijke gemeenten zo te faciliteren dat het ook in de deelnemende gemeenten gevolgd en begrepen kan worden. Wensen van gemeenten om betrokkenheid te vergroten worden zoveel als mogelijk gehonoreerd. Wat gaan we daarvoor doen? 1. De Regionale Agenda 2011- 2014 wordt begin 2013 tussentijds geëvalueerd. 2. Eind 2013 wordt een overdrachtsdocument opgesteld (met het oog op de gemeenraadsverkiezingen in maart 2014). 3. Er worden Themabijeenkomsten gehouden. 4. Er wordt jaarlijks een Regiodag georganiseerd. 5. Het algemeen bestuur vergadert wisselend in de gemeentehuizen in de regio die daarvoor geschikt zijn. 6. De besluitvorming omtrent de WGR+ worden nauwkeurig gevolgd samen met de andere regio’s in het bijzonder met die in de Randstad.
2. Programma Ruimtelijke Ordening Wat willen we bereiken? Er zijn omvangrijke investeringen in (bouwrijpe) gronden, plan- en voorbereidingskosten gedaan, terwijl in veel gevallen door de economische crisis het perspectief op tijdige en volledige uitgifte en bebouwing van deze gronden ontbreekt. Het inzicht in de aansluiting tussen vraag en aanbod en in de onderlinge afhankelijkheden van de huidige en toekomstige woon- en werklocaties ontbreekt. In 2012 wordt getracht deze analyse te maken, die zo mogelijk leidt tot nieuwe programmatische afspraken. Het is de inschatting dat dit proces in 2013 nog doorloopt en dat gemeenten blijvend samen moeten optrekken om continuïteit in de ruimtelijke ontwikkelingen in de regio mogelijk te maken. Wat gaan we daarvoor doen? 1. De uitvoering van de afspraken over binnenstedelijke en sociale woningbouw, werklocaties en infrastructuur wordt gemonitord en ondersteund. 2. BRU blijft verkennen op welke locaties de verstedelijkingsopgave op langere termijn gerealiseerd kan worden, zoals de A12-zone tussen knooppunten Oudenrijn en Lunetten en ontwikkelingen langs OV-corridors. 3. In 2013 zullen de BRU-gemeenten met de provincie in gesprek zijn over de doorvertaling van de vastgestelde Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie in de gemeentelijke plannen. 4. De komende jaren staat het realiseren van de binnenstedelijke opgave centraal. BRU agendeert het belang van deze opgave (vooral middelen en instrumenten) bij rijk, provincie en andere partijen. 5. BRU monitort de ontwikkeling van vraag en aanbod op het gebied van woningbouw, kantoorontwikkeling en bedrijventerreinen en brengt de programmering van grootschalige ontwikkelingen in de regio in beeld. 6. BRU faciliteert kennisuitwisseling tussen gemeenten en biedt ondersteuning bij de uitvoering van projecten.
3. Programma Economische zaken Wat willen we bereiken? Een economisch sterke regio met een goede kwalitatieve en kwantitatieve verdeling van werklocaties. Een evenwichtige ontwikkeling van zowel de kantorenmarkt als de bedrijventerreinenmarkt, gesteund door een succesvolle aanpak op het gebied van herstructurering van bedrijventerreinen. De Utrechtse regio innoveert en versterkt zijn concurrentiepositie op (inter)nationaal schaalniveau. Wat gaan we daarvoor doen? 1. Afspraken maken/actualiseren en naleven in BRU-verband over de kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkeling van de kantorenmarkt 2. Opstellen regionaal herstructureringsplan 3. Promotie en profilering regio 4. Afstemming Noordvleugel 5. Task Force Innovatie (TFI) 6. BRU behartigt belangen van BRU-gemeenten en vervult een regiefunctie waar het economische onderwerpen van regionaal belang betreft
4. Programma Groen, Recreatie en Milieu Wat willen we bereiken? De Utrechtse regio koestert zijn hoogwaardige woon- en leefmilieu. De bestaande natuur- en groengebieden moeten behouden blijven. De groei van woon- en werkgebieden in de regio heeft op haar beurt consequenties voor de behoefte aan kwalitatief hoogwaardig groen en recreatiegebieden. Wat gaan we daarvoor doen?
1. Voortgangsbewaking groenprojecten 2. Op basis van oude afspraken: een financiële bijdrage leveren aan de uitvoering van Recreatie om de Stad (RodS)
3. In het kader van belangenbehartiging: deelname aan het Woerdens Beraad.
5. Programma Wonen Wat willen we bereiken? Betaalbare huisvesting is nog altijd een schaars goed in de regio Utrecht. De gewenste oplossingen kunnen zelden binnen een enkele gemeente worden geboden. Daarom hebben de samenwerkende gemeenten al langer geleden deze taak op zich genomen. In de regionale agenda 2010 – 2014 zijn daartoe twee doelen geformuleerd en uitgewerkt: 1. Evenwichtiger spreiding sociale woningbouw in Utrechtse regio. 2. Eerlijke verdeling van schaarse woonruimte met voldoende slaagkansen woningzoekenden. Wat gaan we daarvoor doen? 1. Regionale afspraken 2. Sociale bouwopgaven 3. Woningbouwmonitor 4. Afstemming regionaal woonruimteverdeelsysteem SWRU 5. Regionale huisvestingsverordening, bewaken en zo nodig aanpassen. 6. Implementatie Huisvestingswet 2012. 7. Doelgroepenbeleid en platformfunctie.
6. Programma Wegen & Verkeer Wat willen we bereiken? Doelen van het programma Wegen en Verkeer zijn: 1. het verbeteren van de bereikbaarheid van de Utrechtse regio en de regionale kerngebieden; 2. het verbeteren van de doorstroming van het openbaar (bus)vervoer om het gebruik van de bus te vergroten; 3. het vergroten van het fietsgebruik als onderdeel van de totale mobiliteit; 4. Regionaal verkeersmanagement.
Wat gaan we daarvoor doen? • Versnelde aanpak van de achterstand in uitvoering van VERDER-maatregelen, met name gericht op versnelling openbaar vervoer en verhogen fietsgebruik; • Uitvoering van het project aanpassen haltetoegankelijkheid, met name in de gemeenten buiten de stad Utrecht. • Versneld uitvoeren van projecten van het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer (AROV); • Uitvoering van de projecten van het programma Beter Benutten; • BOR-projecten waarvan de bestedingstermijn door het rijk is verschoven naar 2013 en 2014dienen in 2013 actief te worden gevolgd wat betreft tijdige uitvoering; • De twee Fiets Filevrij-routes (Houten-Bunnik-Utrecht/De Uithof-Bilthoven en Houten-NieuwegeinUtrecht West-Maarssen) worden eind 2013 in gebruik genomen; • Het BRU blijft in 2013 vertegenwoordigd in het programma Regionaal Verkeersmanagement.
7. Programma OV Concessie Wat willen we bereiken? BRU draagt als concessieverlener voor het regionale openbaar vervoer zorg voor een kwalitatief hoogwaardig openbaar vervoer. Dit moet resulteren in: - Het behouden van de kwaliteit en het faciliteren van de groei van het regionaal openbaar vervoersaanbod via de kernwaarden Snel, Betrouwbaar, Gemakkelijk en Comfortabel; - (het handhaven van de) reizigerswaardering en hoger gevoel van sociale veiligheid. OV reizigers binnen BRU-gebied waarderen het openbaar vervoer in 2009 met een 7,3. Het streven is dat OV reizigers het OV in 2020 met een 7,5 waarderen. - Groeiend aantal reizigers tegen dalende exploitatiekosten. Wat gaan we daarvoor doen? 1. Het beheren van de concessies stadvervoer Utrecht en Regio Utrecht (waaronder Spitslijnen en tram). GVU/ Connexxion blijven in 2012 en 2013 concessiehouder. 2. Het voorbereiden van een nieuwe Europese OV-aanbesteding, ingaand op 8 december 2013. 3. Uitvoeren van het beheer van de vier overeenkomsten van Regiotaxi Utrecht, met alle taken en verantwoordelijkheden die hieruit voortvloeien. 4. Het voorbereiden en uitvoeren van een nieuwe aanbesteding voor Regiotaxi Utrecht, ingaande op 15 augustus 2013. 5. Het voeren van overleg met de negen gemeenten over uitvoering, kosten en aanbesteding van Regiotaxi Utrecht. 6. Uitvoering van het uitvoeringsplan 2013 door de vervoerders. 7. Opstellen van het uitvoeringsplan 2014 door de vervoerder in nauwe samenwerking met en onder regie van BRU volgens de vastgestelde procedure. 8. Zorgen voor een verantwoorde bekostiging van het openbaar vervoer in de regio. 9. Door middel van monitoring en het jaarlijkse uitvoeringsplan zicht houden op de prestaties van de vervoerder en informatie inwinnen over de ontwikkelingen in het OV.
10. Op reguliere basis overleg voeren met de vervoerder, vervoerders van aangrenzende concessiegebieden en wegbeheerders om onder andere de bereikbaarheid van Utrecht op peil te houden. 11. Op tactisch niveau activiteiten uitvoeren (uitwerking uitvoeringsplan) op het gebied van vervoersontwikkeling en bereikbaarheid. Binnen het programma OV Concessie wordt het initiatief genomen om de doorstroming van het openbaar vervoer te bewaken en te bevorderen, onder andere door bij te dragen aan visievorming. 12. Monitoren van sociale veiligheid in bus en tram aan de hand van de sociale veiligheidsplannen die zijn ingediend door de vervoerders. 13. Het regionaal OV-belang behartigen en de kwaliteit van het regionaal OV bewaken binnen het project OV-Terminal. Zowel de fasering als de eindfase vragen aandacht. In 2013 zullen aan de Oostzijde van het station omvangrijke werkzaamheden plaatsvinden (OVT en stationsgebied) die grote invloed hebben op bus en tram. 14. Meewerken aan de Uithoflijn, onder andere voorbereiding inrichting proefbedrijf tram. 15. Bijdragen aan de uitvoering van projecten uit de uitvoeringsagenda OV-visie. 16. Ondersteuning van visievorming voor de lange termijn (na 2020) door SB. 17. Ontwikkelen en beheren van dynamische reisinformatiesystemen (DRIS) door deelname in GOVI.
8. Programma Netwerkontwikkeling Mobiliteit Wat willen we bereiken? • Kwaliteit behouden en groei faciliteren van regionaal openbaar vervoersaanbod • Uitbouwen van een Tramnetwerk voor de toekomstige regionale ontwikkeling • Stevige regionale lobby bij snelwegverbredingen • Sterker inzetten op alternatieven voor autogebruik voor leefbaarheid en mobiliteit • Kennis delen zodat het netwerk sterker wordt.
Wat gaan we daarvoor doen? 1. In dit aangepaste openbaar vervoersnetwerk wordt de groei gefaciliteerd tegen gelijkblijvende exploitatiekosten. Daarnaast wordt de positie van het openbaar vervoer bij de wegbeheerder versterkt. 2. Besluit voorbereiden tot uitbouw van de frequenties van Randstadspoor, inclusief nieuwe stations en infrastructurele aanpassingen, naar 6 x per uur. 3. Er zal voor gezorgd worden dat lokale bestuurders permanent zicht hebben op de stand van zaken van de studies en de eerstvolgende inspraak- en beslismomenten. 4. BRU verbetert bestaande fietsverbindingen en legt nieuwe verbindingen aan, vooral woon-school en woon-werk tussen kleine kernen. Daarnaast toont BRU met onderzoek aan hoe maatregelen op het gebied van beprijzen, gedragsbeïnvloeding, autodelen en leenfietsen werken. 5. BRU neemt een rol op zich op het gebied van regionaal verkeersmanagement binnen het VERDER-samenwerkingsverband. 6. Deelname aan landelijke activiteiten, zoals het overleg binnen de koepelorganisatie SKVV (Samenwerkende Kaderwetgebieden Verkeer en Vervoer), overleg met het ministerie van I en M, en het OV-bureau randstad. 7. Inbrengen van openbaar vervoer belangen in infrastructurele en/of ruimtelijke programma’s, zowel intern binnen BRU als extern.
9. Programma OV Infrastructuur (assets) Wat willen we bereiken? Een deel van het door BRU geconcessioneerde openbaar vervoer is railgebonden. BRU is, als regionale OV-autoriteit, eigenaar van het gehele regionale tramsysteem, dat wil zeggen: de infrastructuur, het materieel, de haltes en de remise. Als eigenaar is BRU ook beheerverantwoordelijk
voor de systeemonderdelen en stuurt hiertoe via contracten marktpartijen aan die de uitvoering verzorgen. Dit geldt ook voor de aanleg van de Uithoflijn, die, in eerste instantie via een technische koppeling, verbonden zal worden met de bestaande infrastructuur van de SUNIJ lijn. Wat gaan we daarvoor doen? In het kader van bovenstaande werkt BRU in 2013 specifiek aan de volgende zaken: 1. Het faciliteren van de railgebonden OV exploitatie. 2. Vanuit voornoemde beheerverantwoordelijkheid worden zowel de infrastructuur als het wagenpark grondig herzien. Gelijk 2012 staat 2013 in het teken van aanbesteding en uitvoering van zowel infra (GVI, Grootschalige Vervanging Infrastructuur) als trammaterieel (LVO, Levensduurverlengend Onderhoud). 3. Op basis van het vastgestelde IPvE (2011) zal de systeemveiligheid van de SUNIJlijn waar nodig binnen het project GVI worden aangepast. Dit zal in 2013 worden afgerond. 4. Voorbereiding, aanbesteding en realisatie van de Uithoflijn. 5. In verband met de herinrichting van het stationsgebied in Utrecht en de bouw van de nieuwe OVT wordt de SUNIJ-lijn ingekort (haltering stadszijde wordt opgeheven) en komt er een nieuwe halte aan de jaarbeurszijde, de zogenaamde Verlengde Graadt van Roggenweg. 6. 2013 staat in het teken van de (voorbereiding op de) aanbesteding voor de realisatie van het herontwerp van de remise. 7. Ook voor vernieuwing en uitbreiding van het wagenpark zal 2013 in het teken staan van de (voorbereiding op de) aanbesteding. 8. BRU heeft met een externe partij een resultaatverplichting afgesloten om eind 2014 haar assetmanagementproces te certificeren (PAS-55). 9. BRU heeft extern advies gevraagd hoe de activiteiten en de verantwoordelijkheden van ‘het trambedrijf’ het meest adequaat te organiseren.
Paragrafen Financiering Treasuryjaarplan 2013 De doelstellingen van de treasuryfunctie zoals vastgesteld in het statuut zijn onder andere het optimaliseren van het rendement op – tijdelijke - overschotten binnen acceptabele risico’s. Naast de uitoefening van het treasurymanagement en de uitvoering van het beleggingsbeleid conform het statuut en overige reguliere treasurytaken, zijn voor het jaar 2013 onder andere de volgende ontwikkelingen verwacht: Baten (bedragen x € 1.000) Totaal baten Financiering
Rekening Begroting Actualisatie Begroting 2011 2012 2012 2013 1.886 1.187 1.187 838
Bedrijfsvoering Financiën en control De meest recente verbeteringen is afschaffen van het uitvoeringsplan en de uitvoeringsrapportage van het dagelijks bestuur. Het uitvoeringsplan wordt nu geïntegreerd aan de wijziging van de programmabegroting. Deze wijziging moet jaarlijks toch al worden opgesteld in verband met het vroegtijdig vaststellen van de BRU begroting door het bestuur. Daarnaast komt de kadernota in vereenvoudigde vorm terug als vaststellingsbrief voor de Regiobijdrage.
P&O Door de WGR+discussie zal het juridische kader inzake de rechtspositie van het personeel in kaart gebracht moeten worden. In mindere mate geldt dit ook voor de wijze waarop het trambedrijf wordt gepositioneerd, waarover op dit moment wordt nagedacht. Communicatie Ook in 2013 zal vanuit Communicatie verder gewerkt worden aan het versterken van de relatie met de aangesloten BRU gemeenten overeenkomstig de speerpunten in de Regionale Agenda 2011-2014. De uitkomsten van de WGR+ discussie zullen worden meegenomen, als mocht blijken dat een gewijzigde aanpak nodig is. Ook de interne communicatie wordt meegenomen, mocht het in 2012 zo zijn dat de organisatie in een andere vorm overgaat. Automatisering De automatisering zal in 2013 voortgaan op de ingeslagen weg om zoveel mogelijk locatieonafhankelijk te kunnen werken op een zo stabiel mogelijk netwerk. In 2011 is een start gemaakt om de ICT onder te brengen bij externe partijen, zodat de risico voor uitval tot het minimale wordt beperkt. Huisvesting In 2011 is besloten de huurovereenkomst te verlengen met drie jaar tot 30 september 2015. Gegeven de veranderde situatie worden momenteel andere mogelijkheden verkend. Weerstandsvermogen De weerstandscapaciteit komt tot uitdrukking via de algemene reserve en de nieuwe reserve weerstandsvermogen. De hoogte van de weerstandscapaciteit is € 1.845.000 en voldoet daarmee aan de norm.
Colofon Uitgave Bestuur Regio Utrecht Bezoekadres: Maliebaan 34 Postbus 14107 3508 SE Utrecht Telefoon: (030) 286 2525 Fax: (030) 2862500 www.regioutrecht.nl @RegioUtrecht Juni 2012 Aan deze tekst kunnen geen rechten worden ontleend. Voor de volledige tekst van de Programmabegroting 2013 zie de website van Bestuur Regio Utrecht.
TER KENNISNEMING algemeen bestuur Agendapunt Nr.
: :
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
drs. J.J.L.M. Janssen
2012- 04413
Onderwerp Controversieel verklaring visienota Bestuur en Bestuurlijke inrichting
Voorstel AB besluit Kennis nemen van het controversieel verklaren en de notitie over de consequenties af te wachten.
Aanleiding -
-
-
Het kabinetsbesluit van begin maart 2012 m.b.t. het afschaffen van de plusregio’s, waarvan melding wordt gemaakt in het voortgangsbericht behorende bij de visienota Bestuur en Bestuurlijke inrichting; Het voornemen van BRU naar aanleiding van het genoemde kabinetsbesluit om een proces te starten om de taken, mensen en middelen over te brengen naar de provincie (AB-besluit 18 april 2012). Het controversieel verklaren door de Tweede Kamer op 5 juni 2012 van de visienota Bestuur en Bestuurlijke inrichting en het bijbehorende voortgangsbericht, waar de afschaffing van de plusregio’s onderdeel van uitmaakt.
Toelichting Tweede Kamer verklaart afschaffing WGRplus controversieel Op 5 juni heeft de Tweede Kamer de visienota Bestuur en Bestuurlijke inrichting en het bijbehorende voortgangsbericht controversieel verklaard. In de visienota maakt het kabinet melding van het voorbereiden van een wetsvoorstel over het afschaffen van de plusregio’s. Het plaatsen van de visienota op de lijst met controversiële onderwerpen betekent dat de behandeling van de onderwerpen die op die lijst staan wordt uitgesteld totdat er een nieuw kabinet is of tot de Kamer besluit om het onderwerp van de lijst af te halen. Het wetsvoorstel ‘Afschaffing plusregio’s’ ligt nog ter advisering bij de Raad van State en is nog niet naar de Tweede Kamer gestuurd. Het kabinet zal daardoor - naar de verwachting van het ministerie van BZK - het wetsvoorstel niet meer naar de Tweede Kamer sturen. Een nieuwe kabinet kan opnieuw zijn standpunt bepalen over de bestuurlijke inrichting. Daarbij zou de visienota van het huidige kabinet kunnen worden meegenomen, maar daarin zijn zij vrij. Het rijk schaft de WGRplus dus niet af (tenzij volgende kabinetten hiertoe besluiten). Bestuur Regio Utrecht (BRU) behoudt alle wettelijke taken en behorende financiële middelen.
Pagina 1 van 2
Consequenties voor Bestuur Regio Utrecht Het dagelijks bestuur heeft ten tijde van het verzenden van deze AB-notitie (6 juni) uitsluitend kennis kunnen nemen van de controversieel verklaring door de Tweede Kamer. Wij hebben ons derhalve niet kunnen bezinnen op de concrete consequenties hiervan. In de DB-vergadering van 25 juni zullen wij de consequenties bespreken. Daarbij kunt u denken aan: - Het overleg met de provincie; - De omgang met de uitgangspunten die u op 18 april heeft vastgesteld over de wijze van overdracht van taken, mensen en middelen en de werkwijze van BRU tot die tijd; - De uitwerking die het U10 traject (discussie over de toekomst van de regionale samenwerking) zou moeten hebben op de samenwerking in BRU-verband. Op dit moment kunnen wij u wel melden dat het proces van het opheffen van BRU en het overdragen van taken, mensen en middelen naar de provincie zal worden stopgezet. Vanwege het verplaatsen van de stemming door de Tweede Kamer over de lijst met controversiële onderwerpen van 29 mei naar 5 juni, is het geplande overleg van de stuurgroep Overdracht taken op 29 mei niet doorgegaan. Op 25 juni is het eerstvolgende overleg van de stuurgroep. Daar zullen wij het proces van overdracht in goede harmonie afronden. Gedurende de hele periode hebben wij – zoals met u afgesproken – het werk voortgezet ter uitvoering van onze wettelijke taken en de Regionale Agenda 2011-214. Dit zullen wij uiteraard blijven doen. De volgende AB-vergadering is gepland op 3 oktober. Wij zullen u na onze vergadering op 25 juni een voorstel doen over het moment en de wijze waarop wij de consequenties met u bespreken.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
TER KENNISNEMING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
A.J. Gerritsen
2012-04414 2
Onderwerp Uitgangspuntennotitie 2013
Voorstel AB besluit Ter kennisname
Aanleiding Het proces om tot dit OV-Uitvoeringsplan te komen is in het voorjaar van 2009 door het Algemeen Bestuur (AB) vastgesteld. Om te komen tot een gedragen OV-Uitvoeringsplan 2013 dat de vervoerders aan het DB BRU voorleggen, is het noodzakelijk dat de vervoerders de juiste uitgangspunten voor het komende jaar meekrijgen en hier geen discussie meer over ontstaat. Naast de vastgestelde concessievoorwaarden vormen deze uitgangspunten voor de vervoerders de basis voor het op te stellen OV-Uitvoeringsplan. De uitgangspunten die BRU aan de vervoerders meegeven worden door het DB het voorjaar voorafgaand aan het dienstregelingsjaar vastgesteld. Op basis van het proces rondom de totstandkoming van het vervoerplan 2012 was al gebleken dat een tijdige betrokkenheid van de gemeenten belangrijk is: • Voor het creëren van draagvlak/afstemming rondom de wijzigingsvoorstellen • Voor het tijdig kunnen realiseren van infrastructurele maatregelen behorend bij de wijzigingsvoorstellen. In de consultatieversie van de Uitgangspuntennotie waren de beleidsmatige, vervoerkundige, infrastructurele en financiële uitgangspunten beschreven, waarbij: 1. Uitgegaan wordt van de verlenging van de concessies van GVU/Connexxion, 2. Invulling wordt gegeven aan de verdere besparingsvoorstellen op het voorzieningenniveau (per saldo zo’n 6% minder OV-aanbod/Dienstregelingsuren in de regio ten opzichte van 2012) en de 5%-gemiddelde tariefsverhoging bovenop de indexering. Deze besparingsmaatregelen komen voort uit het door het Algemeen Bestuur in juni 2011 vastgestelde “Besparingsmaatregelenpakket 2011-2014.” 3. De voorziene grootschalige wijzigingen en beperkingen in en rondom het Stationsgebied Utrecht uitgangspunt zijn. Deze uitgangspunten, met voorstellen voor maatregelen om dit te realiseren, zijn door het Dagelijks Bestuur op 13 februari 2012 vrijgegeven voor consultatie. Dit heeft vervolgens geleid tot een definitief besluit van het Dagelijks Bestuur op 25 mei 2012. Daarbij is ingestemd met verschillende inhoudelijke wijzigingen op basis van de consultatieronde, die leiden tot een breder draagvlak van de maatregelen. De bovenstaande financiële taakstelling in 2013 wordt hierbij vrijwel geheel gerealiseerd (inclusief
Pagina 1 van 5
eenmalige inzet van opgebouwde BDU-middelen); in de verdere uitwerking wordt gestuurd op een volledig sluitende begroting. Inhoudelijk sluiten de maatregelen aan bij de - inmiddels vastgestelde - regionale OV-visie. Doel van deze visie is het ontwikkelen van een dragend OV-netwerk op de belangrijkste OV-corridors in regio en aansluitend daarop een Servicenetwerk voor het waarborgen van de sociale functie van het OV op die plekken die door het dragende OV-netwerk niet of minder goed worden bediend.
Toelichting Na vrijgave van de consultatieversie van de Uitgangspuntennotitie, zijn de diverse reacties ontvangen. Door de diverse gemeenten, provincie Utrecht en ROCOV is binnen de consultatietermijn gereageerd. Maar daarnaast is vanuit diverse bewoners(organisaties) en andere belanghebbenden gereageerd. Gezien de omvang van de wijzigingen binnen vooral de gemeente Utrecht is dit logisch; de gemeente Utrecht heeft daarom gevraagd om uitstel van de besluitvorming ten behoeve van het consultatieproces. Dit is gehonoreerd, waardoor niet de oorspronkelijke besluitvorming in april gehaald is en besluitvorming nu in mei door het Dagelijks Bestuur plaats heeft gevonden. Daarbij is: • de “Uitgangspuntennotitie 2013” en de bijlage “OV-Uitwerking vervoer voor 2013” vastgesteld, • wordt gestart met de vervolgwerkzaamheden met de vervoerders GVU/Connexxion en met de diverse wegbeheerders; • is ingestemd met het communicatietraject,waaronder de beantwoording van de binnengekomen reacties uit de consultatieronde. De voorgenomen uitwerkingstermijn voor de vervoerder en de wegbeheerders (vooral de gemeente Utrecht) is door de gewijzigde planning verkort; mogelijk dat een deel van de wijzigingen daarom gefaseerd in 2013 zal gaan plaatsvinden. In de bijlagen “Uitgangspuntennotitie 2013” en “OV-uitwerking vervoer voor 2013” zijn de uitgangspunten uitgewerkt. De diverse consultatiereacties hebben tot diverse (belangrijke) wijzigingen geleid ten opzichte van de eerdere voorstellen: Vervoerkundig: • Betere bediening St. A. Ziekenhuis Leidsche Rijn Centrum door lijn 19/39 door kwartierdienst en directe routevoering. In 2013 vindt ook de bediening van station Leidsche Rijn Centrum en het nieuwe Cap Gemini gebouw door lijn 19/39 plaats. Dit zal niet zijn via de eerdere in de consultatie aangegeven tijdelijke “lus”-route, maar via een directere alternatieve route. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan het ROCOV-bezwaar. • Verdere uitbreiding van Het Klooster in Nieuwegein wordt door de gemeente nog niet noodzakelijk geacht vanuit de gronduitgifte. • Vooralsnog geen uitbreiding naar bedrijventerrein Overvecht vanuit het station Overvecht (gering aantal extra reizigers in relatie tot extra kosten); • Voor Utrecht-noord(oost) zijn de varianten geoptimaliseerd, waarbij: o Overdag de helft van de busritten vanuit Utrecht-noordoost over de Eykmanlaan blijven doorrijden naar station Overvecht; de andere helft vormen de doorgaande bussen richting Maartensdijk (huidige lijn 138) o lijn 6 (Utrecht Centraal-Overvecht) een kwartierdienst wordt, maar op het deel Utrecht Centraal – Nijenoord gedurende de spitsuren versterkt wordt tot 8x/uur. • Voor Utrecht-west (omgeving Lombok) naar de aanvullende OV-ontsluiting door BRU en de gemeente Utrecht zal worden gekeken in het kader van de pilot Servicenet; hiervoor zijn voor 2013 middelen gereserveerd (inzet taxibusje);
Pagina 2 van 5
•
•
•
•
•
•
•
Voor Utrecht-zuid (deel Hoograven en - op zaterdag als lijn 10 niet rijdt - deel Lunetten) is een aanvullende servicelijn (taxibus) voorzien voor de eerder voorgestelde opgeheven halten en deeltrajecten. Voor Utrecht-oost (omgeving rondom Wilhelminapark/Oudwijk) is variant 1 geoptimaliseerd, waarbij een keervoorziening in de omgeving van de halten Prinsesselaan-Biltstraat door de gemeente Utrecht wordt uitgewerkt ter vervanging van de eerder beoogde eindhalte Rosarium (betere ruimtelijke inpassing, bediening begraafplaats en betere overstap OV-onderling). Voor Zeist-Kerckebosch en Diaconessenziekenhuis Zeist blijft de huidige frequentie van lijn 74 (in 2013 onder een andere nummer) op dit trajectdeel gehandhaafd in plaats van de voorgestelde reductie naar een uurdienst; Op het traject Utrecht Centraal-Venuslaan/Rubenslaan (Diaconessenziekenhuis) zal de frequentie van lijn 41 (of als lijnnummer 13) gedurende de daluren en in de weekeinden worden verhoogd naar een kwartierdienst, omwille van de benodigde capaciteit op deze corridor (koopzondag/zaterdag, vervallen lijn 12 in weekeinden, benutten groeipotentie). Lijn 43 blijft buiten de spitsuren gehandhaafd als doorgaande buslijn Utrecht – Bunnik – Odijk –Station Driebergen-Zeist, maar als aanvullende rit op lijn 41. In de spitsuren wordt wel aangetakt in Bunnik op de OV-Corridor Utrecht –Wijk bij Duurstede; hier wordt immers in een hoge frequentie met een regelmatig patroon gereden door de lijnen 41/241. Daardoor is er een voldoende reizigersalternatief en wordt de beschikbare ruimte in Utrecht (stationsgebied oostzijde) efficiënter benut; Binnen Vianen wijzigt de route van de lijnen 63, 65 en 74 overdag, maar tussen Vianen Lekbrug en Nieuwegein-Stadscentrum blijft de huidige frequentie van lijn 74 gehandhaafd. Voor Nieuwegein-Zuid worden nu geen lijnswijzigingen voorgesteld; De frequentieverlaging gedurende de avonduren blijkt vooralsnog niet noodzakelijk om door te voeren, met realisatie van de bovengenoemde maatregelen. Hier was vanuit de consultatie ook veel bezwaar tegen. Op basis van gebruikscijfers werden met deze maatregel ook relatief veel reizigers getroffen, waardoor deze maatregelen sowieso per lijn bezien diende te worden. Wel wordt voorgesteld om deze maatregel als beheersmaatregel achter de hand te houden, mocht blijken dat zich in de uitwerking tegenvallers voordoen.
Tarief: • Voor 2013 blijft de tariefsverhoging omwille van de financiële taakstelling gehandhaafd, maar met de volgende wijzigingen: o Via de verhoogde afdracht voor het OV-gedeelte op de Utrecht Bereikbaarpas (UBpas) dient in 2013 een deel van de financiële taakstelling gerealiseerd te worden gerealiseerd. De UB-pas is nu een kortingskaartsoort voor werknemers via hun werknemers, waarbij het OV-tarief in 2008 als tijdelijk OV-kortingsproduct zeer succesvol in de regionale markt gezet. Naar aanleiding van het huidige OV-gebruik van dit product is een tariefsverhoging noodzakelijk in vergelijking met andere, reguliere OV-tarieven: de UB-pasverkoop neemt anders verder toe ten koste van andere kaartsoorten, maar levert aanzienlijk minder op aan OV-inkomsten o Het resterende deel van de taakstelling wordt gerealiseerd via verhoging van het kilometertarief en vanuit de verhoogde inkomsten uit de stad/streekabonnementen in 2013. Het kilometertarief in de regio van nu € 0,11 per kilometer, dat nu een van de laagste van het land is, neemt hierdoor in de regio beperkt toe. Dit wordt gezien de financiële taakstelling alleszins redelijk geacht om het OV ook (prijstechnisch) toegankelijk en voor iedereen bereikbaar te houden. o Over de definitieve kilometerprijs 2013, de voorgenomen spits-/dalkorting voor 2013 en de prijs van de UB-pas zal nog verdere uitwerking plaatsvinden tussen vervoerders, Provincie Utrecht, het platform UB en BRU. Naar aanleiding van deze uitwerking in het OV-Uitvoeringsplan 2013, neemt het Dagelijks Bestuur hier in september een definitief besluit over.
Pagina 3 van 5
Infrastructureel: • Door gemeenten is gevraagd om behalve bij de infrastructurele maatregelen die noodzakelijk zijn om de nieuwe lijnvoering te realiseren, ook vanuit BRU financieel volledig bij te dragen aan de aanpassingen die noodzakelijk zijn om OV-voorzieningen te verwijderen. Vanuit het taakstellende budget dat beschikbaar is voor de uitvoering van de infrastructurele OVmaatregelen is hier vanuit de regio nu geen volledige toezegging op te doen. De intentie van BRU is de wegbeheerders volledig te compenseren voor deze aanvullende kosten, afhankelijk van de verdere uitwerking (en kostenramingen) van alle infrastructurele maatregelen. Indien blijkt dat het beschikbare budget voor de infrastructurele OV-maatregelen onvoldoende blijkt, zal dit in een aanvullend voorstel bij het Dagelijks Bestuur worden teruggelegd. Ondanks bovengenoemde wijzigingen vanuit de consultatie, is het niet op alle onderdelen haalbaar om tegemoet te komen aan de diverse wensen en belangen. Belangrijkste opmerkingen hierbij betroffen: • De relatie met de OV-visie (beleidskader) • Het vergroten van de loopafstanden en het waarborgen van de sociale functie in het algemeen en voor de ziekenhuizen en verzorgingstehuizen in het bijzonder OV-visie De relatie met de OV-visie is in de onderbouwing van de maatregelen nadrukkelijk weergegeven. De OV-visie is een strategisch plan voor de (middel)lange termijn. In het voorliggende OV-uitvoeringsplan wordt een eerste stap gezet in de operationele uitwerking van de visie. Alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de OV-visie komen aan bod in de OV-Streefbeelden, die na de zomer ter besluitvorming aan het Dagelijks en Algemeen Bestuur worden aangeboden. Het tegelijkertijd vergroten van de loopafstanden en het waarborgen van de sociale functie (beiden uitgangspunt OV-Visie) vormen de aanleiding bij veel van de maatregelen. Uiteraard zit hierin een spanningsveld, want is het wel mogelijk om de sociale functie met een grotere maaswijdte van het OV-netwerk op peil te houden? Om die vraag te beantwoorden is BRU in samenwerking met de gemeenten gestart met drie pilots Servicenetwerk en een daarmee samenhangende studie om regulier OV, Regiotaxivervoer en doelgroepenvervoer in de regio te integreren. Per pilotgebied wordt een lijnennet voor het servicenetwerk uitgewerkt dat BRU kan exploiteren en waarmee gemeenten de inzet op doelgroepenvervoer kunnen verminderen. De pilots Servicenetwerk moeten in beeld brengen welke mogelijkheden er zijn voor het uitwerken van het Servicenetwerk. Belangrijk uitgangspunt dat voor de Uitgangspuntennotitie 2013 is gehanteerd ten opzichte van de bovenstaande studies, is dat er nu geen onomkeerbare voorstellen worden voorgesteld die latere implementatie van de Streefbeelden en/of het Servicenetwerk onmogelijk maken. Tot slot vormt het beperken van de avondritten na 21.00 uur nog een belangrijk item in het maatschappelijke debat. Dat komt ook overeen met onze vervoersanalyses, dat er ook in de avonduren nog behoorlijk gebruik gemaakt wordt van het OV. Alleen verschilt dit per lijn aanzienlijk. In de uitwerking is er wel van uitgegaan om de “standaardfrequentie” van minimaal een kwartier los te laten, maar dit alleen toe te passen op die lijnen die hier qua avondbezetting ook daadwerkelijk aanleiding toe geven. Voorstellen hiertoe dienen nader te worden onderbouwd in het OVUitvoeringsplan. In de uitgangspuntennotitie 2013 is er van uitgegaan dat de avondfrequenties van de lijnen gehandhaafd kunnen blijven en niet als besparingsmaatregel hoeft te worden ingezet.
Financiën Programma: Programma OV Concessie Activiteit: OV-Concessiebeheer bus/tram (846) In de concept-begroting 2013 is voor het Uitvoeringsplan 2013 in totaal € 42,78 miljoen beschikbaar, waarvan € 6,48 mln door éénmalige onttrekking BDU uit saldo eerdere jaren. Dit beschikbare bedrag Pagina 4 van 5
is lager dan in de begroting van 2012 voor 2013 was opgenomen; vanwege de besluitvorming in het kader van de Meerjarenbegroting 2020 is (structureel) minder budget beschikbaar. Het beschikbare bedrag kan in 2013 niet volledig voor de exploitatiebijdrage van het vervoer in de (verlengde) concessies worden aangewend, vanwege de kosten die samenhangen met het verlengen van de concessies, aanvullende concessiekosten voor sociale veiligheid, marketing en dergelijk. Het resterende bedrag voor de exploitatiebijdrage van het vervoer in 2013 is € 40,18 miljoen. Op basis van de huidige prognoses (inclusief vervoerkundige besparingsmaatregelen en de voorgenomen tariefsverhoging) is circa € 40,5 miljoen noodzakelijk voor de exploitatiebijdrage. Voorgesteld wordt om dit bedrag als maximaal taakstellend budget mee te geven aan de vervoerders voor uitwerking van het OV-Uitvoeringsplan 2013. Hierdoor ontstaan een mogelijk tekort van € 0,32 miljoen in 2013. Bij de verdere uitwerking in het OV-Uitvoeringsplan zal worden bezien in hoeverre dit beperkte tekort kan worden weggewerkt, aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn (alsnog frequentieverlaging in de avonduren op enkele lijnen) en/of extra onttrekking uit het opgebouwde BDU-saldo binnen het programma OV Concessie noodzakelijk is om tot een sluitende begroting 2013 te komen. Budget om tegenvallers of nog extra wensen te honoreren, is in 2013 niet voorhanden. In het budget zijn de meerkosten die voortvloeien uit de grootschalige vervanging (GVI) van de trambaan in 2012 niet meegenomen, want dit is opgenomen in het projectbudget GVI. Het resterende budget in 2012 bij Wegen en Verkeer voor infrastructurele aanpassingen ten behoeve van deze OV-besparingsmaatregel bedraagt € 975.00,-. Op basis van de voorgestelde maatregelen en de hierbij verkende infrastructurele wijzigingen, is een bedrag van € 967.000,- noodzakelijk. Bij de verdere uitwerking moet blijken hoe groot het bedrag precies uitvalt, maar het budget lijkt - ook met een beperkte marge - voldoende.
Communicatie Gezien de grote publieke en bestuurlijke belangstelling die het onderwerp heeft gegenereerd, is het het DB-besluit en onderliggende notitie op verschillende manieren bekend gemaakt: - via een persbericht - op de website van BRU. - in BRU Actueel In deze berichtgeving is onder meer aangegeven welke wijzigingen voortkomen uit de consultaties. De belanghebbenden worden daarnaast rechtstreeks per brief/mail op de hoogte gebracht van het besluit; hun reacties zijn meegenomen in een tweekolommenstuk (“Beantwoording reacties op consultatieversie”), dat daarbij meegestuurd wordt.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 5 van 5
OV-Uitwerking vervoer 2013 Bijlage bij Uitgangspuntennotitie 2013 Datum
:
25 Mei 2012
Overzicht maatregelpakket 1) Uitbreidingen en optimalisaties (capaciteit, nieuwe routes/gebieden), hieronder vallen: a) Bediening P+R De Uithof bij laagfrequentie lijn 11/lijn 12 b) Bediening Leidsche Rijn Centrum en St. A. Ziekenhuis Leidsche Rijn c) Uitbreiding bediening Het Klooster lijn 65. d) Uitbreiding lijn 10/30 Overvecht-De Uithof e) Aanpassen bediening Bilthoven met servicenetlijn/lijn 77 f) Uitbreiding op koopzondagmiddag in aparte dienstregelingsperiode 2) Structurende besparingsvoorstellen in lijnvoering, met infrastructurele consequenties a) Bediening Utrecht Noord(-Oost) en Overvecht/Maartensdijk (lijnen 1, 5, 6, 7, 8, 77, 13) b) Bediening Utrecht West (lijnen 4, 5, 39) c) Bediening Utrecht Zuidoost, Liesbosch, Houten/Nieuwegein (lijnen 1, 6, 8, 47, 74) d) Bediening Utrecht Oost (lijnen 3 en 4) e) Bediening Catharijnesingel (lijn 6) f) Bediening Zeist West/Brugakker en omgeving (lijn 74) g) Bediening Zeist Verzetswijk (lijn 52) h) Bediening Zeist Patijnpark en omgeving (lijn 53) i) Lijnvoering lijn 59 (en lijn 56) Huis ter Heide-Zeist j) Zeist Kerckebosch/Driebergen/Odijk /Bunnik (lijn 43 en 74) 3) Wijzigingen als gevolg van ontwikkelingen Stationsgebied Utrecht a. Tram b. Bus-Oostzijde (centrumzijde) c. Bus-Westzijde (Jaarbeurszijde) 4) Niet-structurerende wijzigingsvoorstellen (in frequenties, exploitatietijden, dienstregelingsperioden en inzet kleiner materieel) a) Bediening dalperioden verlagen, frequenties aanpassen b) Zondagochtenddienst beperken in frequentie c) Avondritten na 21.00 uur beperken d) Bediening lijn 58 Hilversum – Maartensdijk (lijn 59 Hilversum – Den Dolder) e) Bediening Nieuwegein-Zuid/Vianen (lijn 74 en 77 in relatie met buslijnen provinciale concessies) f) Bediening Papendorp en bedrijventerrein Oudenrijn (lijn 24 en 29 in relatie met buslijnen provinciale concessies) g) Bediening Snelwegbus-concept knooppunt Vianen A2 (lijn 287 in relatie met buslijnen provinciale concessies)
In de hier op volgende overzichtskaart staan de maatregelen weergegeven naar het regionale gebied:
Toelichting werkwijze: De uitwerking van de maatregelen heeft plaatsgevonden op basis van gegevens over het OVchipkaartgebruik van november 2011 (dus waarbij strippenkaart was afgeschaft) en de GOVI (rijtijdgegevens) van de periode najaar 2011 en updates tot maart 2012. Hierbij is zowel het gebruik van halten (in-/uitstappers), de bezetting van de lijnen als de reisrelaties (van halten/trajectdelen naar halten/trajectdelen) inzichtelijk over alle tijdsperioden. Tenzij anders aangegeven, betreft het hier reizigersaantallen op een gemiddelde werkdag. De reizigersgetallen uit de OV-chipkaartgegevens zijn allemaal met een factor van 1,4 opgehoogd, omdat er ook reizigers gebruik maken van andere kaartsoorten dan de OV-chipkaart (regionale kaarten en abonnementen). Voor de infrastructurele verkenning en kostenindicatie (op basis van kengetallen, inclusief BTW) naar de beschreven maatregelen is gebruik gemaakt van een verkenning door de gemeente Utrecht. 2
Voor de haltecirkels is gebruik gemaakt van een indicatieve hemelsbrede afstand van 600 meter voor de regio en 400 meter binnen de stad Utrecht (exclusief Leidsche Rijn, Lage Weide en De Uithof). Dit omdat het hanteren van de 600 meter-straal binnen de stad Utrecht geen onderscheidend kaartbeeld meer oplevert tussen de varianten (vanwege de grote haltedichtheid in de stad) en wordt recht gedaan aan de hogere inwonersdichtheden in de stad Utrecht. De effecten op de dienstregelingsuren (DRU) zijn via een grofmazig exploitatiemodel berekend op jaarbasis, waardoor afwijking van +/- 10% mogelijk is. Verdere uitwerking hiervan vindt plaats in het vervoerkundige deel van het OV-Uitvoeringsplan. Naar aanleiding van de consultatieronde is bij de voorstellen ook weergeven hoe deze zich verhouden tot de inmiddels vastgestelde Regionale OV-Visie en specifiek in hoeverre deze maatregelen bijdragen aan de gewenste ontwikkeling van het dragende en Servicenetwerk zoals uiteindelijk in 2020 wordt beoogd. Eveneens is in de definitieve voorstellen meer aandacht besteed aan de effecten op de OV-bediening van bijzondere voorzieningen met een sociale functie: de verzorgingstehuizen en ziekenhuizen.
3
1.Uitbreidingen en optimalisaties (capaciteit, nieuwe routes/gebieden) 1A: Bediening P+R De Uithof bij laagfrequentie lijn 11/lijn 12 Inmiddels is duidelijk dat niet begin 2013, maar per september 2013 er een nieuwe parkeergarage met P+R-gelegenheid wordt geopend op De Uithof, met een nieuwe HOV-baan. Om deze locatie met het openbaar vervoer te ontsluiten is een uitbreiding van een busroute nodig, wat tot gevolg heeft dat er meer dienstregelinguren nodig zijn. Om ervoor te zorgen dat bezoekers van het centrum ook gebruik kunnen maken van deze P+R-locatie, is het plan om lijn 11 te verlengen, omdat deze lijn door de binnenstad rijdt en op werkdagen hoogfrequent De Uithof bedient. Op die manier kunnen centrumbezoekers direct en frequent naar de binnenstad vervoerd worden. Dit geldt ook voor werknemers/bezoekers van Rijnsweerd. In de weekeinden rijden de lijnen 11 en 12 beiden een laagfrequente (3x/u) dienst. Dit 20 minuten interval is voor P+R-reizigers richting de binnenstad geen aantrekkelijke reismogelijkheid. Lijn 12 heeft in de weekeinden een zeer beperkte functie, omdat deze op delen parallel rijdt met andere buslijnen (Utrecht Centraal t/m Galgenwaard met lijn 41 naar Wijk bij Duurstede en binnen De Uithof met lijn 11). Alleen de halten De Krommerijn en de Wim Sonneveldlaan (Rijnsweerd-zuid) worden alleen door lijn 12 ontsloten. Dit gaat om respectievelijk zo’n 215 en 75 reizigers per zaterdag (en 60 en 40 op zondag). In de consultatie is specifieke aandacht gevraagd voor de relatie tussen het studentencomplex IBB en De Uithof gedurende de weekenden. Deze directe relatie vervalt, maar dit is vergelijkbaar met andere studentenwoonvoorzieningen in de stad als De Van Lieflandlaan en de CityMaxx op de Europalaan; hier rijdt ook nu geen directe buslijn in de weekeinden. De halte Rijnsweerd-zuid ligt ook vlak bij de halte Archimedeslaan (waar lijn 11 halteert), vandaar het zeer geringe gebruik. Voorgesteld wordt daarom om in de weekeinden lijn 12 niet meer te laten rijden en de frequentie van lijn 11 te verhogen tot een 4x/u (i.p.v. 3x/u) dienst en - gedurende drukkere (winkel/bezoektijden) - naar 6x/u. Hierdoor ontstaat een beter en eenduidiger OV-aanbod tussen De Uithof en van de P+R De Uithof naar de binnenstad/station Utrecht Centraal. Lijn 41 (of onder nummer lijn 13) zal hierbij binnen Utrecht worden versterkt tot een kwartierfrequentie (ook op de zaterdag en zondagmiddag); waardoor deze voldoende (rest)capaciteit om het vervoeraanbod van lijn 12 over te nemen en de groei(potentie) op deze as kan worden gefaciliteerd. Ook wordt het Diaconnessenziekenhuis en het nabijgelegen verzorgingstehuis hierdoor voldoende bereikbaar, in combinatie met het optimaliseren van de haltelocatie op de Rubenslaan (zie ook maatregel 2D) Het geringe aantal reizigers in de weekeinden van de halte De Krommerijn hebben als alternatief weliswaar met een langere loopafstand - de halten van lijn 11, lijn 41 of lijn 4. Ondanks de vertraging van de P+R oplevering wordt voorgesteld om deze maatregel van lijn 11 in frequentie te verhogen ten kostte van lijn 12 in het weekend per ingang van de nieuwe dienstregeling te laten ingaan, omdat hiermee over het gehele jaar kosten door worden bespaard. Uitbreiding van lijn 11 naar de P+R kan alleen gelijktijdig met de oplevering P+R. Het voorstel draagt bij aan de OV-Visie, omdat het de dragende lijnen 41 (integratie stad/regio) en 11 versterkt. De buslijn 12 krijgt een mindere functie, zeker als doorgaande lijn tussen Rubenslaan – Uithof. Dit is ook in lijn met de OV-Visie, omdat deze directe verbinding met de komst van de Uithoflijn in 2018 komt te vervallen.
1B: Bediening Leidsche Rijn Centrum en St. A. Ziekenhuis Leidsche Rijn NS en gemeente Utrecht hebben samen afgesproken om station Leidsche Rijn Centrum per juni 2013 te openen en te bedienen met 4x/u Randstadspoor (Sprinters). Hiervoor moet onder andere de bereikbaarheid van het station voor voetgangers, fietsers en regionaal OV worden georganiseerd. 4
In de definitieve situatie - omstreeks 2016 - zal ten zuiden van het station een busstation worden gerealiseerd. Deze ligt aan de HOV-infrastructuur van de Noordradiaal. In die situatie zullen de bestaande lijnen 10 (Uithof-Tuindorp-Overvecht-Zuilen-Leidsche Rijn Centrum-Papendorp-KanaleilandHoograven-Lunetten), 19/39 en 28 (beide vanuit Utrecht Centraal) van dit busstation gebruik maken. Ook zal dan de Westtangent (lijn 33) tussen Nieuwegein, Leidsche Rijn en Maarssen gaan rijden. De bestaande lijnen 37/38 rijden ofwel langs de ‘achterkant’ van het station (met een halte waar nu het AC 1 restaurant ligt ) of krijgen een eindpunt bij station Leidsche Rijn Centrum. Mogelijk wordt lijn 38 geïntegreerd in lijn 33. Uiteindelijk wordt Leidsche Rijn Centrum een OV-knooppunt dat vanuit de stadswijken en de regio op een directe manier met OV wordt ontsloten, bovenop de treinbediening met het station Leidsche Rijn centrum. Per juni 2013 is deze infrastructuur nog niet beschikbaar, waardoor de lijnvoeringmogelijkheden zeer beperkt worden. Aan de gehele zuidkant van het stationsgebied Leidsche Rijn zijn bouwwerkzaamheden bezig voor het centrumgebied Leidsche Rijn. Het station is alleen via de noordkant bereikbaar voor bussen. Daar werd uitgegaan van realisatie van een tijdelijk ‘busstation’. Van de doorgaande lijnen 19/39 en 28 is het voor alleen lijn 19/39 fysiek mogelijk via het station te rijden met een tijdelijke route. Dit betekent een beperkte rijtijdverlenging; beperkter dan in de “lus”die nog in de consultatieversie was weergegeven. Ondanks dat verwacht wordt - ook op basis van NSprognoses en vanuit de ROCOV-reactie- dat weinig reizigers zullen overstappen op deze tijdelijke overstap trein buslijn 19/39, is het wel belangrijk om met één buslijn dit station te bedienen. Ook het nieuwe kantoor van Cap Gemini wordt hierdoor beter ontsloten. Voor lijn 28 zou een dergelijke omweg nog veel meer rijtijdverlenging betekenen (>10 min). Daarmee wordt het uitgangspunt dat de lijnen 19/39 wel een halte bij station Leidsche Rijn krijgt, maar lijn 28 in 2013 nog geen niet totdat er aan de zuidzijde geschikte infrastructuur beschikbaar komt. De lijnen 37 en 38 rijden aan de oostzijde van de A2 en zouden mogelijk een halte aan het oostelijke punt van het noordelijke station kunnen krijgen. Daar dient dan wel een opgang te zijn naar het perron, anders is het station onbereikbaar. Dit is afhankelijk van de uitwerking door de gemeente Utrecht en Prorail. Per voorjaar 2013 opent het St. Anthonius Ziekenhuis Leidsche Rijn Centrum zijn deuren. Daarvoor is gedurende de spitsuren en overdag een kwartierdienst wenselijk. De lijnen 19/39 rijden nu geen regelmatige kwartierdienst. Voorgesteld wordt om de opzet van deze lijnen te wijzigen, zodat er minimaal een regelmatige kwartierdienst ontstaan. Een uitbreiding qua capaciteit ten behoeve van de verwachte reizigersgroei, blijkt niet noodzakelijk met deze kwartierdienst en de opening van station Leidsche Rijn Centrum. Ook voor de beoogde routewijziging van lijn 10 via station Leidsche Rijn Centrum, bedoeld om reizigers uit Utrecht-Zuid en Utrecht-Noord naar station Leidsche Rijn Centrum, het winkelgebied én het nieuwe St. A. Ziekenhuis Leidsche Rijn te brengen, is de tijdelijke route als gevolg van de werkzaamheden naar de een tijdelijke halte aan de noordzijde van het station een te grote omweg waarbij meer reizigers gedupeerd raken dan er op vooruit gaan. Ook ontbreekt ter hoogte van het nieuwe ziekenhuis een geschikte keervoorziening. Realisatie van het middelste deel van de Stadsweg zal in 2013 ook niet worden gerealiseerd, waardoor de nieuwe Westtangent Nieuwegein-Papendorp (lijn 33) in 2013 nog niet naar station Leidsche Rijn Centrum/Ziekenhuis richting Lage Weide zal gaan doorrijden. Deze uitbreiding van lijn 33 is voorzien na 2013. 1
Er dient dan een perronopgang te komen aan het oostelijke uiteinde van het noordelijke perron. 5
De OV-bediening van dit gebied past in de ontwikkeling van de OV-Visie waarin Leidsche Rijn Centrum met het station en de diverse (tangent)lijnen uitgroeit tot OV-knooppunt. Realisatie hiervan is afhankelijk van de verdere ruimtelijke en vooral infrastructurele ontwikkeling van het Leidsche Rijn Centrum de komende jaren.
1C: Uitbreiding bediening Het Klooster lijn 65. Op het nieuwe bedrijventerrein Het Klooster (Nieuwegein) heeft in 2012 het eerste bedrijf zijn deuren geopend. Na aanleiding van de consultatie is door de gemeente Nieuwegein aangegeven dat er geen verdere uitbreiding in 2013 is voorzien. De spitsverbinding met lijn 65 zoals aan het eind van 2012 is voorzien, zal ook voor 2013 voldoende zijn. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat de uitbreiding van lijn 65 in 2013 een geheel dienstregelingsjaar betreft, waar dit in 2012 nog gefaseerd in het OV-Uitvoeringsplan 2012 zat. Het uitbreiden/faciliteren van het vervoersaanbod op deze lijn past in de OV-Visie waarin Het Klooster een belangrijke nieuwe werklocatie dient te worden die aangesloten moet zijn op het dragende OVnetwerk, vooral tijdens de spitsuren.
1D: Uitbreiding lijn 10/30 Overvecht-De Uithof De lijnen 10/30 rijden in de spitsuren een gemeenschappelijk traject tussen Overvecht Centrum en Rijnsweerd/De Uithof. De spitsbezetting van deze lijnen vraagt om een verdere uitbreiding van capaciteit, waarbij de mogelijkheid van frequentieverhoging naar 6x/u moet worden afgewogen tegen inzet van groter busmaterieel tijdens de spitsen (geleed). Belangrijke afweging hierbij is ook dat de treinen 4x per uur rijden, waardoor frequentieverhoging leidt tot minder goede aansluitingen. Er is gekeken naar een uitbreiding van lijn 30 naar het bedrijventerrein Overvecht, zodat er een snelle en rechtstreekse spitsverbinding tussen het bedrijventerrein en station Overvecht ontstaat. Maar de vervoerkundige noodzaak daartoe lijkt gering, waardoor hier in 2013 nog geen invulling aan wordt gegeven. Op jaarbasis betreft dit meer inzet van geleed materieel. Het uitbreiden/faciliteren van de groei op deze (spits)tangentlijnen vormt een belangrijk onderdeel uit de OV-visie om te komen tot een dragend OV-netwerk inclusief verbindende tangentbuslijnen.
1 E: Aanpassen bediening Bilthoven met Servicenetlijn/lijn 77 Met de dienstregeling 2012 heeft, vanwege de oplevering van het Leendert Meeshuis in De Leyen, de gemeente De Bilt Bestuur Regio Utrecht verzocht een Servicebuslijn te introduceren in aanvulling op de vorig jaar gewijzigde opzet van lijn 77 waarin de ontsluitende functie grotendeels is komen te vervallen. Deze dient in de lokale OV-ontsluiting in Bilthoven (De Leyen en omgeving De Kwinkelier) gaan voorzien middels inzet van een taxibus. De huidige bediening van lijn 77, deels nu ook via De Leyen in Bilthoven, zal hierop worden aangepast. Daarbij moet afstemming plaatsvinden met de werkzaamheden in het stationsgebied Bilthoven, zodat lijn 77 hier kan keren. Deze keervoorziening is randvoorwaardelijk; zie de kaart hierna.
6
Het tijdstip van invoering van deze aanpassing van de gemeente De Bilt was per einde 2013 bij opening van het Leendert Meeshuis en daarmee in de laatste winterdienstregeling (ingang september 2013). Naar aanleiding van de consultatieronde heeft de gemeente De Bilt verzocht om eerder te starten met de Servicelijn om De Leyen alvast beter te ontsluiten, terwijl ROCOV aangaf niet op korte termijn wederom wijzigingen door te willen voeren. Ook om kosten redenen en vanwege de benodigde keervoorziening, houdt BRU vast aan het uitgangspunt om deze wijziging per september 2013 door te voeren. Daarmee wordt voor buslijn 77 in 2013 bespaard, maar door de introductie van de Servicelijn per eind augustus 2013 wordt uitgegaan van een uitbreiding; hierdoor ontstaat per saldo een uitbreiding. De wijzigingen van lijn 77 in De Bilt in 2012/2013 passen volledig in de uitwerking van de OV-visie, waarin lijn 77 is opgesplitst in dragend -verbindend, frequent, veel reizigers- deel (gericht op Utrecht, ook met een toenemende functie binnen de stad Utrecht) én een ontsluitend deel in Bilthoven als Servicenetlijn. Deze Servicenetlijn zorgt voor de fijnmazige (sociale) ontsluiting van dit gebied in een lagere frequentie en het aanbod afgestemd op de vervoersvraag. Daarbij sluit deze Servicenetlijn aan op de verbindende lijn 77 en het knooppunt station Bilthoven.
1F: Uitbreiding op koopzondagmiddag in aparte dienstregelingsperiode Op koopzondagen is er sprake van een fors gebruik van het OV, die sterk afwijkt van een nietkoopzondag. Voor sommige lijnen is hierdoor sprake van een vervoersvraag zoals in de reguliere spitsen. Ook (juist) tijdens vakantieperioden is het OV-gebruik hoog. Dit rechtvaardigt een aparte dienstregelingsperiode met een bijpassende vervoerscapaciteit. Daarbij wordt gestreefd naar minimaal een kwartierdienst. Voorstellen dienen in ieder geval te worden uitgewerkt voor lijn 41 (ook vanwege het vervallen van lijn 12 binnen Utrecht) en lijn 28, waarbij inzet van dubbelgeleed busmaterieel gedurende de weekeinden mogelijk is. De vervoerders wordt gevraagd hiervoor nader onderbouwde voorstellen uit te werken in het OV-Uitvoeringsplan 2013. 7
Deze maatregel past in de OV-visie, omdat de te versterken lijnen grotendeels deel uitmaken van het dragende OV-netwerk en bijdragen aan het versterken van de (economische) bereikbaarheid van het economische kerngebied Utrecht centrum.
8
2. Structurerende besparingsvoorstellen in lijnvoering, met infrastructurele consequenties 2A: Bediening Utrecht-Noordoost en Overvecht/Maartensdijk (lijnen 1, 5, 6, 7, 77, 13) Omschrijving aanleiding Utrecht-Noordoost (omgeving Staatsliedenbuurt, Vogelenbuurt, Tuinwijk, Tuindorp, Tuindorp-Oost, Voordorp Wittevrouwen) en Overvecht Zuid worden bediend door meerdere stadsbuslijnen, die zorgen voor de lokale ontsluiting van dit gebied. Ook ligt er het station Utrecht Overvecht en rijdt de regiolijn 138 van Utrecht Centraal naar Maartensdijk; deze rijdt op het traject binnen de stad voor een groot deel parallel aan lijn 8. Ook met andere lijnen vindt een grote mate van overlap plaats. Daarbij wordt de rand van dit gebied ook bediend door de HOV-binnenstadsas (lijn 11 en de buslijnen richting Zeist/De Bilt) en de tangentlijnen tussen Overvecht naar Rijnsweerd/De Uithof. Vanwege de verkeersstructuur in dit deel van Utrecht, is vaak een indirecte (kronkelige) lijnvoering noodzakelijk om de fijnmazige haltebediening in dit gebied te realiseren. Daarbij wordt soms ook gebruik gemaakt van wegen met vooral een verblijfsfunctie: die geven vanwege hun profiel problemen om ook doorgaand busverkeer te accommoderen. Op delen van de route vindt vertraging plaats door overig verkeer. De kosten zijn vooral door de fijnmazige bediening aan de te hoge kant. Op sommige delen is vanwege de vele lijnen sprake van een overbediening, maar in zijn geheel kent dit gebied wel een hoog OV-gebruik. Door deze lijnen te integreren zal de bezettingsgraad op deze corridor stijgen en wordt de dienstuitvoering efficiënter. Zie onderstaande kaart referentie:
Beschouwde varianten Er zijn diverse routevarianten beschouwd om tot een voorkeursvariant te komen. Daarbij zijn de volgende mogelijkheden bezien: • Integreren regiolijnen met lijn 8: 9
Lijn 77 via de Blauwkapelseweg-Kardinaal De Jongweg rijden i.p.v. nu via de BiltstraatSartreweg. o Lijn 138 vanuit Maartensdijk aantakken op station Utrecht Overvecht in plaats van station Utrecht Centraal (eventueel gekoppeld aan lijn 1). Inkorten/strekken van lijnen: o Lijn 1 inkorten tot de Zamenhofdreef of omgeving Moldaudreef in plaats van Ziekenhuis Overvecht (in verband met verhuizing ziekenhuis) of tot station Utrecht Overvecht (waarbij lijn 8 deel van de functie van lijn 1 in Overvecht-Noord op zich neemt). o Lijn 6 via Amazonedreef i.p.v. Japuradreef. o Lijn 8 inkorten tot Eijkmanlaan/Blauwkapel. Wijzigingen van routes: o Lijn 1 via de An. Matthaeuslaan en lijn 7 via de Talmalaan (lijn 5 vervalt daarbij). o Lijn 8 niet meer via Wittevrouwen maar via de Blauwkapelseweg, Eijkmanlaan/Kardinaal De Jongweg-Everdingenlaan naar De Gaard. o Lijn 5 en 8 ter hoogte van De Gaard anders doorgekoppeld (eindpunten station Utrecht Overvecht en Voordorp). o Vervallen deel route lijn 5 Willem van Noortplein- Fuchslaan-Blauwkapelseweg in combinatie met routewijzigingen lijn 1. o Vervallen deel route lijn 1 Mr. Tripkade - station Utrecht Overvecht in combinatie met routewijzigingen lijn 5 en 8. o
•
•
Uit deze verkenning zijn diverse van bovenstaande mogelijkheden afgevallen, omdat de negatieve effecten hiervan te groot zouden zijn (forse toename loopafstanden tot halte, extra reistijd, infrastructurele aanpassingen, vraaguitval, ect.) en/of de positieve effecten te gering zouden zijn (verbeteren routevoering in relatie tot infrastructuur/doorstroming, bijdrage aan besparingstaakstelling). De uiteindelijke voorkeursvariant bestaan uit: Lijn 8 gaat rijden via de Blauwkapelseweg-Eykmanplein en splitst daarna in lijn 8A (=werknaam), die via de Kardinaal de Jongweg-Van Everdingenlaan naar Voordorp rijdt. Lijn 8B (=werknaam) rijdt rechtdoor via de huidige route van lijn 138 (en deels lijn 8) tot aan de Darwindreef (Blauwkapel). Een deel van de ritten van lijn 8B zal ter hoogte van de Darwindreef keren, zodat voldoende vervoerscapaciteit wordt geboden op het Utrechtse trajectdeel. Tijdens de schooldagen is doorrijden tot Utrecht Overvecht met deze ritten wenselijk, om scholieren naar de onderwijsinstellingen in Noordoost te vervoeren. Daarmee worden de alternatieve lijnen 10/30 niet extra belast, omdat deze zeker in de spitsen al druk zijn. Daarnaast rijdt lijn 1 in de variant een deel via de huidige route van lijn 5 door de Adelaarstraat en gaat via de An. Matheuslaan richting zijn huidige route naar Overvecht NS. Lijn 7 rijdt daarbij dan via de Talmalaan-Einsteindreef-Zamenhofdreef om dit deel van lijn 1 over te nemen en vervolgt dan zijn huidige route. Met het vervallen van de inzet van lijn 7 op de corridor tot Oudenoord/Nijenoord, ontstaat hier vooral tijdens de spitsuren een capaciteitsprobleem. Dit wordt opgelost om lijn 6 in zijn gehele traject tussen Utrecht Centraal -Overvecht terug te brengen tot een kwartierdienst en gelijktijdig ook op het deeltraject Utrecht Centraal –Nijenoord een aanvullende kwartierdienst in te stellen. Daardoor ontstaat op het drukke deel van lijn 6 een 2x zo hoge frequentie dan op de rest van het traject, die ook beter aansluit bij het vervoerspatroon op lijn 6: na Nijenoord halveert het aantal reizigers. Door deze wijziging van lijnen vervalt lijn 5 in zijn geheel, maar de bediening van de diverse deeltrajecten/halten wordt grotendeels door de andere lijnen overgenomen. Lijn 1 wordt met ingang van de zomerdienst ingekort tot Zamenhofdreef, na de verhuizing van Ziekenhuis Overvecht. In hiernavolgende kaart is deze variant weergegeven:
10
•
•
•
•
• •
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden (hemelsbreed 400 meter), blijft de bediening van het gebied gewaarborgd. Rondom de huidige halte Griftstraat in Wittevrouwen nemen de loopafstanden toe, maar Wittevrouwen wordt met de lijnen op de Biltstraat, lijn 138/8 op de Blauwkapelseweg/Van Everdingenlaan en lijn 77 op de Sartreweg nog ruim voldoende bediend. Het ouderenwooncomplex Nieuw Bleyenburg wordt met de halte Kardinaal De Jongweg- Van Everdingenlaan goed bediend, ook door de halteligging te wijzigen. Dit geldt ook voor het vervallen gedeelte van lijn 8 in Overvecht (halte Medusadreef). Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): De reistijden zullen door het strekken van de lijnen en de snellere routes minimaal gelijk blijven of zelfs verbeteren (met name versnelling lijn 7). Wel ontstaat vanaf Tuindorp(-Oost), Wittevrouwen/Zeeheldenkwartier een langere reistijd naar station Utrecht Overvecht, doordat deze directe verbinding vervalt en de lijnen 10/30/32 hiervoor geen volledig alternatief bieden. Vanwege het scholieren/studentenvervoer gaat het hierbij wel om een redelijk vervoersaanbod. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: Doordat bussen gaan rijden buiten ontsluitende woonstraten, levert dit (leefbaarheids)voordelen op. Op de overige routes is beleidsmatig geen probleem met de afwikkeling van busverkeer en het treffen van doorstromingsmaatregelen voorzien. Aandachtspunt betreft de OV-oversteekbaarheid van de Kardinaal De Jongweg, maar dit is niet anders dan in de huidige situatie. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven met deze variant minimaal gelijk, mogelijk door de snellere routes wordt op termijn een positief effect gerealiseerd. De exploitatiekosten nemen met deze variant af met 20.104 DRU. Ontlasten bussen OVT/centrum: Doordat een stadsbuslijn wordt gesaneerd, wordt hier de OVT/het centrum ontlast. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Met enkele kleine aanvullende infrastructurele maatregelen is deze variant 11
•
goed in te passen. De kosten hiervan bedragen in totaal € 442.000,-. Er worden geen problemen voorzien bij de realisatie van deze infra-maatregelen. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 11.620.000,-.
Naar aanleiding van de consultatie zijn geen wijzigingen doorgevoerd. Reacties op de voorstellen waren divers: van steun voor de maatregel (vooral vanwege leefbaarheid) tot negatief vanwege de toenemende loopafstanden. Dit betrof in het bijzonder de op te heffen halte Jan van Galenstraat. De (ROCOV)-suggestie om gebruik te maken van de kortsluiting A. Numankade-Blauwkapelseweg is niet mogelijk gebleken vanwege de ruimtelijke inpassing. Door realisatie van een aangepaste haltesituering ter hoogte van het kruispunt Kadinaal De Jongweg-Van Everdingenlaan, kan de extra loopafstand voor vooral bewoners/bezoekers van het ouderenwooncomplex Nieuw Bleijenburg en overige seniorenwoningen in de omgeving beperkt worden. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat enkele buslijnen (en vervoersstromen) die deel gaan uitmaken van het dragende netwerk versterkt worden en op een beperkter aantal corridors worden geconcentreerd. Deze lijnen rijden meer op routes waar het snellere, verbindende karakter van dit netwerk tot uiting kan komen en integratie tussen stad/regio is gerealiseerd met de integratie van lijn 138. De nieuwe route van lijn 1 (via de Vogelenbuurt) en huidige route door Overvecht-zuid, is typisch een ontsluitende lijn die noodzakelijk is om te zorgen voor de aanvullende gebiedsontsluiting door de grofmazige opzet van de verbindende lijnen. De routevoering van deze lijn is minder gestrekt en over wegen met een lagere exploitatiesnelheid. Ook dit maakt deze lijn onderdeel van het Servicenetwerk. Vanuit de sociale functie is het niet noodzakelijk om andere Servicelijnen in te stellen in dit gebied: met het voorgestelde dragende lijnennet wordt dit voldoende gewaarborgd.
2B: Bediening Utrecht West (lijnen 14, 5, 39) Omschrijving aanleiding Lijnen 5 (westelijk deel), 14 en 19/39 rijden tussen station Utrecht Centraal en Oog in Al/Kanaleneiland het grootste deel parallel aan andere, zwaardere buslijnen, waardoor de toegevoegde waarde van de lijn beperkt is: de grootste groep reizigers heeft alternatieven. De toegevoegde waarde van deze lijnen zit in de ontsluiting die deze lijnen bieden buiten de zwaardere buscorridors. Met name op de Vleutenseweg (HOV-baan) rijden diverse andere lijnen en hierdoor is sprake van een overbediening. Lijn 5 vormt voor de wijk Oog in Al de enige verbinding met het Utrechtse centrum en hetzelfde geldt voor lijn 39 voor de wijk Terwijde. Lijn 14 rijdt parallel aan de Vleutensewegcorridor, maar ontsluit op de Laan van Nieuw Guinea/Kanaalstraat nog diverse halten. Deze halten hebben een sterke overlap met de halten op de Vleutenseweg en deels met de (tram)halten aan de Graadt van Roggenweg. Ook is de busroute via deze route verre van ideaal (grote onbetrouwbaarheid, lage snelheid) en staat op gespannen voet met de door de gemeente wenselijke herinrichting van de Kanaalstraat tot een meer verblijfsgebied. Lijn 14 heeft ook een ontsluitende functie voor de Schepenbuurt en het bedrijventerrein de Cartesiusdriehoek. Door de realisatie van station Zuilen (Cartersiusdriehoek), station Terwijde en per juni 2013 station Leidsche Rijn Centrum, is er ook sprake van een aanzienlijke overlap tussen de buslijnen 14 en 39 en de trein. Met name station Leidsche Rijn Centrum, inclusief de centrumontwikkeling daaromheen, heeft de potentie om op termijn om uit te groeien tot OV-knooppunt (zie ook beschrijving maatregel 1B). Daarbij is het eindbeeld om lijn 39 vanuit Terwijde via de route Oog in Al - Graadt van Roggenweg met Utrecht Centraal te verbinden. Vooralsnog is, ook met de verknoping van andere buslijnen nabij station Leidsche Rijn Centrum, hiervan nog geen sprake. In hiernavolgende kaart is de huidige situatie weergegeven:
12
Voorkeursvariant West Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze variant voorziet erin dat lijn 5 gaat rijden via de Graadt van Roggenweg en via het 24 Oktoberplein naar Oog in Al rijdt. Daarnaast wordt lijn 14 opgeheven. De busroute via de Kanaalstraat en Laan van Nieuw-Guinea komt daardoor te vervallen. Dit betreft dagelijks zo’n 1.050 reizigers voor deze haltes. Het trajectdeel Spinozaweg-Cartesiusweg wordt over genomen door lijn 5 vanuit Oog in Al door te trekken. In de consultatieronde is door verschillende bewoners/partijen, waaronder de gemeente Utrecht en ROCOV, aangegeven dat er te grote loopafstanden ontstaan en enkele verbindingen ontbreken die vanuit de sociale functie wenselijk zouden zijn. Daardoor wordt gepleit voor invoering van een Servicenetlijn. Als concreet voorbeeld is hierbij de verbinding Lombok – Oog in Al – Kanaleneiland aangegeven; terwijl dit feitelijk een nieuwe, nu niet bestaande, directe OV-verbinding. Enerzijds is duidelijk dat voor enkele (minder valide) reizigers bovenstaande voorstel leidt tot een achteruitgang en er behoefte zal zijn aan een alternatief; anderzijds is nog niet duidelijk hoe dit alternatief eruit moet zien en in welke vervoersrelaties deze moet voorzien. Daarom wordt voorgesteld om deze extra Servicenetlijn binnen de Pilot Servicenet uit te werken, waar Utrecht-west studiegebied voor is. Aangezien kan worden volstaan met een taxibus, kan dit gezien de implementatietijd tot december. Vanuit de Uitgangspuntennotitie zullen hier in 2013 aanvullende middelen voor worden gereserveerd om deze Servicenet lijn te exploiteren. In hiernavolgende kaart is deze variant weergegeven:
13
•
•
•
•
•
•
•
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden (hemelsbreed 400 meter), blijft de bediening van het gebied vrijwel gewaarborgd, met uitzondering van het zuidelijk deel van de halte Bilitonkade. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): De reistijd/afstand zal voor de reizigers vanuit de Cartesiusdriehoek en Schepenbuurt toenemen als gevolg van de langere route via Oog in Al. Via station Zuilen of het gebruik van de bussen op de Vleutenseweg is er voor de meeste reizigers ook een sneller en directer alternatief voor handen. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: Doordat de route door de Kanaalstraat-Laan van Nieuw-Guinea vervalt, levert dit (leefbaarheids/herinrichtings)voordelen op. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten vanuit de Cartesiusdriehoek dalen naar verwachting licht, omdat meer mensen gebruik zullen maken van de trein. Daar staat een forse besparing tegenover: de kosten nemen af met 5.691 DRU. Ontlasten bussen OVT/centrum: Door het vervallen van buslijn 14 en daarmee ook de busaansluiting van de Kanaalstraat op het overige busbanen Westplein, wordt de OVT/het centrum ontlast. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Voor realisatie van deze maatregel zijn geen infrastructurele aanpassingen noodzakelijk, waarmee deze maatregel eenvoudig is te realiseren. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 3.414.000,-
Deze maatregel draag bij aan de OV-Visie doordat de dragende buslijnen (19/39/28/37/38) op de OVcorridor (Vleutenseweg) wordt versterkt. Lijn 5 heeft als servicelijn een ontsluitende functie voor de Oog in Al en de Cartesiusdriehoek. 14
2C: Bediening Utrecht Zuidoost, Liesbosch, Houten/Nieuwegein (lijnen 1, 6, 8, 47, 74) Omschrijving aanleiding Het totaalaanbod op de lijnen richting Utrecht-Zuid (Lunetten, Tolsteeg, Hoograven e.o.) is aan de ruime kant en niet gelijkmatig gespreid over de lijnen (1, 6 en 8). Vooral lijn 1 kent een magere bezetting op het traject tussen de Rivierenwijk en Lunetten, terwijl lijn 8 juist goed gebruikt wordt richting Lunetten. De toegevoegde waarde van lijn 1 binnen Lunetten is beperkt, omdat de meeste halten binnen het directe invloedsgebied van het station of lijn 8 vallen. Daarnaast rijdt lijn 10 in 2013 (vanwege werkzaamheden 24Oktoberplein nog als lijn 20 in de huidige dienstregeling) parallel aan de route van lijn 1 tussen Lunetten en de Socrateslaan (Rivierenwijk). BRU heeft de mogelijkheden bekeken om het vervoeraanbod beter aan te laten sluiten bij de vraag en de reizigers beter te spreiden over de verschillende bussen, met een efficiënter resultaat. Daarbij vormt ook de huidige bediening van het Liesboschterrein door lijn 47 onderdeel van deze mogelijke maatregel; deze buslijn rijdt vanaf station Utrecht Centraal tot aan Westraven parallel met meerdere buslijnen en vervolgt zijn route door het (congestiegevoelige) bedrijventerrein Liesbosch naar Houten. De Liesbosch wordt grotendeels ontsloten via de tram/bussen op de Europalaan/Westraven. In de beschouwing is ook bezien of de lijn 74 (deels) de functie van lijn 1 binnen Rivierenwijk kan overnemen. Zie hiernavolgende kaart referentie met de huidige situatie:
Er zijn meerdere lijnvoeringvarianten beschouwd, wat uiteindelijk heeft geleid tot de volgende uitgangspunten: • De ontsluitende functie van lijn 1 tussen station Utrecht Centraal (westzijde) via Dichterswijk naar Rivierenwijk moet gehandhaafd blijven, omdat anders de loopafstanden te groot worden. 15
•
• •
•
De lijnvoering van lijn 8 moet ook gehandhaafd blijven, via deze route kan de lijn beschikken over vrijwel congestievrije infrastructuur en een snel, direct vervoerproduct realiseren. Dit wordt - ook op basis van de bezettingscijfers - door de gebruikers uit Lunetten (zuid/westzijde, buiten invloedsgebied van het station) en Tolsteeg/Hoograven-Noord gewaardeerd. Voor Hoograven-Zuid is een (eindigende) lijn noodzakelijk, vanwege de gewenste OVbediening in dit gebied (acceptabele loopafstanden). De routevoering van lijn 47 door het Liesboschterrein is nu het meest optimaal en niet via knooppunt Laagraven. De congestiegevoeligheid op het traject Liesbosch is zeker een aandachtspunt. Maar dit zou ook gelden voor het alternatieve gebruik van de knooppunt Laagraven (hetzij via aansluiting A12 op Europalaan, hetzij via Waterlinieweg ‘t Goylaan), omdat voor deze busbewegingen daar geen doorstromingsvoorzieningen beschikbaar zijn. Daarnaast blijkt op basis van de vervoersgegevens lijn 47 ook een belangrijk aantal reizigers te vervoeren tussen Houten en de kantoren/bedrijven op de Europalaan-zuid. Zonder route door de Liesbosch vervalt deze directe OV-verbinding. Voor de huidige routevoering van lijn 74 is het, gegeven de aanstaande inkorting van de SUNIJlijn naar de westzijde van de OV-terminal en de aankomende werkzaamheden aan de Leidseveertunnel/Bibliotheek Smakkelaarsveld, ongewenst om deze buslijn te integreren met lijn 1 binnen Utrecht. Dit zou een extra reistijd voor de reizigers uit Nieuwegein betekenen én het vervallen van de (met lijn 77) nog resterende verbinding met de oostzijde van station Utrecht Centraal/binnenstad. Ook zouden hier aanvullende infrastructurele aanpassingen voor moeten worden getroffen om nabij de Socrateslaan deze afslagbeweging met halte mogelijk te maken.
Naar aanleiding van de consultatie is gebleken dat vooral de toenemende loopafstanden binnen Hoograven als probleem worden ervaren, in het bijzonder de halte Rijnhuizenlaan vanwege de directe aanwezigheid van het verzorgingstehuis. Daarbovenop blijkt bij de infrastructurele uitwerking door de gemeente Utrecht ook de afslagbeweging ’t Goylaan –Hooft Graaflandstraat alleen zonder halte inpasbaar. Dit terwijl een halte voor het Winkelcentrum in het midden van de wijk als noodzakelijk wordt geacht. Dit alles heeft geleid tot een aangepaste uitwerking, waarbij: • Er een aanvullende Servicenetlijn wordt ingesteld tussen Hoograven–Zuid en Smaragdplein (frequentie 3x uur), waardoor alle halten bediend blijven en kan worden opgestapt op de lijnen 1, 8 en 10; • Gedurende avonduren en weekeinden deze Servicenetlijn ook Lunetten NS via de halten Brennerbaan gaat bedienen, ter vervanging van lijn 10 die dan niet rijdt. De frequentie zal dan een halfuursdienst worden. Aanvullende wensen om ook het toekomstige station Vaartsche Rijn te bedienen en een verdere integratie met de regiolijnen (ook lijn 63 via Liesboschterrein) te realiseren, zijn nu voor 2013 niet uitgewerkt. Hiervoor zal in het kader van de op te stellen Streefbeelden 2020 verder uitwerking aan worden gegeven. Toelichting voorkeursvariant •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: De uiteindelijke voorkeursvariant bestaat eruit dat lijn 6 in zijn geheel vervalt (zie ook maatregel 2E), maar dit binnen Hoograven/Tolsteeg wordt overgenomen door een Servicenetlijn. Hierdoor blijven alle halten bediend. Het trajectdeel in Hoograven-Zuid wordt overgenomen door lijn 1. Het huidige deeltraject Hoograven-Lunetten van lijn 1 vervalt daarbij, waar ofwel lijn 10 of de Servicenetlijn rijdt. De lijnen 74 en 47 blijven binnen Utrecht-Zuidwest ongewijzigd. Zie hiernavolgende kaart:
16
•
•
•
• • • •
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden (hemelsbreed 400 meter), blijft de bediening van het gebied gewaarborgd, omdat geen halten vervallen. Wel betekent dit dat men voor sommige verbindingen moet kiezen tussen geringe loopafstanden en overstappen of grotere loopafstanden en een directere verbinding.. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): Voor veruit de meeste reizigers verandert er weinig. Reizigers uit Hoograven-Zuid komen uit op Utrecht-Westzijde, maar zijn nauwelijks meer reistijd kwijt dan in de huidige situatie waar lijn 6 via de Catharijnesingel rijdt. Voor het vervallen trajectdeel Rivierenwijk-Lunetten van lijn 1 is er met lijn 10 en de Servicelijn een alternatief, maar deze rijden minder vaak. Daar staat tegenover dat op basis van de reizigersgegevens - hier maar weinig reizigers van gebruik maken en zeker tijdens deze tijdstippen. Wel betekenen de wijzigingen dat men voor sommige verbindingen moet kiezen tussen geringe loopafstanden en overstappen of grotere loopafstanden en een directere verbinding. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: De voorgestelde wijzigingen in de busroutes, hebben geen invloed op de bestaande aandachtspunten die er zijn in de doorstroming/congestiegevoeligheid in dit gebied. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten nemen naar verwachting licht af, maar de kosten nemen ook af met 15.596 DRU. Ontlasten bussen OVT/centrum: In de spitsuren neemt het aantal bussen op deze corridor af met 6 bussen per uur per richting, op een totale werkdag met 94 bussen. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Niet van toepassing. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 9.489.000,-.
Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat de dragende buslijnen 1 en 8 versterkt worden, evenals de tangentiële lijn 10. De aanvullende, fijnmazige gebiedsontsluiting ten behoeve van de 17
sociale functie wordt gewaarborgd met de komst van de nieuwe Servicenetlijn. Op korte termijn wordt hiermee bijgedragen aan een efficiënter OV-systeem. Voor de middellange termijn vindt verdere uitwerking van het lijnennet plaats in de Streefbeelden 2020, waarin ook de vraagstukken over de lijnintegratie met regiolijnen, bediening Vaartsche Rijn, Liesboschterrien en gebruik Kruisvaartbusbaan vanuit Hoograven zullen worden opgepakt. Omdat nu geen investeringen in de infrastructuur noodzakelijk zijn, wordt kapitaalvernietiging vermeden.
2D: Bediening Utrecht-Oost (lijnen 3 en 4) Omschrijving aanleiding Utrecht-Oost (omgeving Oudwijk/Schildersbuurt/Buiten Wittevrouwen) wordt bediend door een tweetal stadsbuslijnen, die zorgen voor de lokale ontsluiting van dit gebied. Daarbij wordt dit gebied ook bediend door de HOV-binnenstadsas (lijn 11 en de buslijnen richting Zeist/De Bilt) en de bussen op de corridor Rubenslaan-Stadion (lijn 12, 13 en de buscorridor naar Wijk bij Duurstede). Mede hierdoor is de haltedichtheid in dit gebied groot. Zie hiernavolgende kaart:
Gevolg hiervan is dat er in dit gebied sprake is van een zeer fijnmazig netwerk, waarbij de lijnen 3 en 4 veel overlap hebben met elkaar en de andere buslijnen op de aangrenzende OV-corridors. 18
De infrastructurele mogelijkheden in Utrecht-Oost zijn niet ideaal, waardoor gebruik moet worden gemaakt van wegvakken met een grote onbetrouwbaarheid en lage snelheid. Dit geldt in het bijzonder voor de “lus” via de Adriaan van Ostadelaan/Rubenslaan, waar beide buslijnen (vooral) leeg om het Diaconessenziekenhuis heen rijden om te keren. Maar het geldt ook op andere delen, zoals de aansluiting op de Museumlaan-HOV-baan Biltstraat en Lucasbolwerk (lopend doorstromingsproject). Ondanks dat in dit gebied veel reizigers van het OV gebruik maken (dus veel opbrengsten), zijn de kosten voor de exploitatie van twee lijnen toch hoog. Ook kan een integratie van de beide, frequente lijnen 3 en 4, voor een ontlasting van de binnenstadsas/station Utrecht Centraal zorgen. Met ingang van de dienstregeling 2012 is lijn 3 alvast (tijdelijk) ingekort, vooruitlopend op de geplande onderhoudswerkzaamheden aan de Julianabrug in 2012. Maatregel Oost. Diverse varianten voor oost zijn onderzocht en enkele in consultatie gebracht. Variant 1 kwam hierbij in de consultatie als meest wenselijke/minst bezwaarlijke naar voren. Dit is de variant geworden voor verdere uitwerking. •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze wijziging voorziet erin dat lijnen 3 en 4 gecombineerd worden tot één buslijn en deze grotendeels de huidige route van lijn 3 volgt en een deel van lijn 4. De frequentie op deze buslijn zal in de spits van 6x/u naar 8x/u-10x/u moeten worden verhoogd om het vervoersaanbod te verwerken. Ter hoogte van het Rosarium werd eerst voorgesteld om een keerpuntvoorziening te realiseren. Naar aanleiding van de consultatie wordt nu door de gemeente Utrecht bezien of dit meer in buurt van de halte Prinsesselaan (begraafplaats) en de HOV-halte Oorsprongpark op de Biltstraat kan worden gerealiseerd. Hierdoor wordt het monumentale karakter van het Rosarium ontzien, blijft de halte Prinsesselaan bediend en de overstap tussen de regiobussen uit Zeist/Bilthoven en de buslijn in oost (richting Diaconessenziekenhuis en Revalidatiecentrum De Hoogstraat) vrijwel in tact. Het gezamenlijke traject van lijn 3+4 om het Diaconessenziekenhuis vervalt definitief. Om ook de de nieuwe hoofdingang van het ziekenhuis en het bestaande verzorgingstehuis aan de Fockema Andreaelaan goed te blijven bedienen, zullen de twee halten op de Rubenslaan richting de stad worden samengevoegd tot één halte (tegenover de huidige halte staduitwaarts). Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de bestaande ruimte (oude bushalte) en ontstaat in beide richtingen dezelfde gelijke verdeling van haltes op dit traject. Zie hiernavolgende kaart:
19
Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat de dragende buslijnen op de corridors Binnenstadsas (Biltstraat) en Rubenslaan worden versterkt (meer reizigersstromen worden hierop gebundeld) en van de huidige twee stadsbuslijnen in het gebied tussen deze corridors wordt één nieuwe dragende buslijn gecreëerd. Deze dragende buslijn voor Utrecht-oost was schematisch ook al opgenomen in de kaarten van het dragende netwerk in de OV-visie. Zonder deze buslijn zou een te groot gebied (zowel qua oppervlakte als qua reizigersomvang) buiten het dragende netwerk vallen. Dit geldt ook voor enkele belangrijke (sociale) voorzieningen, zoals De Hoogstraat en het Diaconessenziekenhuis. Qua vervoerwaarde, en daarmee qua frequentie (ook buiten de spitsuren), wordt dit een belangrijke buslijn van een hoge kwaliteit. Qua snelheid en gestrektheid zal deze lijn als dragende buslijn wel minder presteren dan andere dragende lijnen, maar dit is inherent aan de ruimtelijke structuur en het wegennet in Utrecht-oost. Omdat de dragende buslijnen in Utrecht-oost ook de sociale OV-functie voldoende afdekken, is een aparte Servicenetlijn hier niet voorzien. •
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden (hemelsbreed 400 meter), blijft de bediening van het gebied gewaarborgd. De haltebediening rondom het Diaconessenziekenhuis en het nabijgelegen verzorgingstehuis wijzigt, waarbij enkele éénrichtingshalten vervallen. Maar met de bestaande/aangepaste halten op de Rubenslaan en Adriaan van Ostadelaan/Jan van Scorelstraat wordt een voldoende alternatief geboden (binnen de 250 meter). 20
•
•
• • •
•
Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): de directe overstap van lijn 4 op de bussen richting Zeist/De Uithof wordt afhankelijk van de precieze halte-inpassing van de nieuwe eindpuntvoorziening. Qua loopafstand zal dat mogelijk minder gunstig uitpakken dan nu, maar als alternatief kan worden overgestapt op de halte Lucasbolwerk op lijn 11. Voor veruit de meeste reizigers (station Utrecht Centraal/binnenstad v.v.) blijft de reistijd vrijwel gelijk. Ook profiteren reizigers van de eenduidige bediening van het gebied door één frequent(ere) buslijn. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: Doordat de lus om het Diaconessenziekenhuis en de aansluiting op de Biltstraat vervalt, levert dit aldaar capaciteit op en neemt de betrouwbaarheid op de lijn toe. De hogere (spits)frequentie is op de route mogelijk nadelig. Ter hoogte van de halte Prinsesselaan moet een keervoorziening (met opstelgelegenheid) worden ingepast. Dit is fysiek mogelijk, maar brengt mogelijk beperkte extra kosten met zich mee en dient in dit monumentale gebied zorgvuldig te worden ingepast. De kosten hiervan zijn voorlopig begroot op € 300.000,-. Exploitatiekosten en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven naar verwachting vrijwel gelijk, de kosten nemen af met 9.356. Ontlasten bussen OVT/centrum: de spitsbelasting neemt af van nu 12 bussen per uur per richting naar 8; buiten de spitsuren is de reductie groter: van 12 naar 6 bussen per uur. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Realisatie is afhankelijk van oplevering van de keervoorziening ter hoogte van de Prinsesselaan. Op basis van de infra-verkenning lijkt dit geen kritisch element. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 5.567.000,-.
Naar aanleiding van de consultatie is ook de variant om de buslijnen 3 en 4 aan elkaar te koppelen ter hoogte van de kruising Jan van Scorelstraat-Adriaan van Ostadelaan onderzocht. Hierdoor zou de helft van de bussen met de klok mee om het Wilhelminapark rijden via de huidige routes van lijn 4 en dan 3 en de andere helft tegen de klok in via de route van lijn 3 en dan terug via de route van lijn 4. Deze variant is afgevallen, omdat deze te weinig bespaart (alleen de huidige éénrichtingslus van de lijn 4 om het Diaconessenziekenhuis).Behalve qua kostenbesparing levert dit ook geen besparing op in aantallen bussen over de binnenstadsas/Utrecht Centraal. Ook ontbreekt een geschikte halteplek waar de bussen enkele minuten kunnen stilstaan als correctietijd tussen het einde van de ene lijn en het begin van de andere lijn. Vanaf het begin van een lijn is het omwille van de OV-betrouwbaarheid naar de reizigers toe, noodzakelijk om stipt met de dienstregeling te kunnen beginnen.
2E: Bediening Utrecht Catharijnesingel (lijn 2 en 6) Omschrijving aanleiding Naast lijn 2 rijdt lijn 6 momenteel als enige lijn nog de ‘oude’ route over de Catharijnesingel en is niet zoals de overige lijnen verlegd naar de nieuwe Adama van Scheltemabaan. De route over de Catharijnesingel kost meer rijtijd en heeft een beperkte toegevoegde waarde: halte Bleekstraat en Station Utrecht Centraal hebben een invloedsgebied dat grotendeels overlapt met dat van de haltes op de Catharijnesingel. Ook is deze route vanwege de werkzaamheden in het stationsgebied (en de Parade ’s zomers) niet toekomstvast, vanaf 2013 wordt meer hinder verwacht. Bovendien bedient lijn 2 deze haltes ook, zij het in één richting. Naar aanleiding van de consultatie is bovenstaand voorstel niet gewijzigd, ondanks dat hier vanuit ROCOV en enkele belanghebbenden wel om is gevraagd. Dit betrof vooral de bediening van het Verzorgingstehuis Bartholomeus. In de voorstellen nemen de loopafstanden tot de dichtstbijzijnde halte niet toe, maar verslechtert wel de OV-bereikbaarheid (langere reistijd in éénrichting, wegvallen directe verbinding naar Tolsteeg/Hoograven). Voor reizigers die sneller willen zijn, zijn de OV-knooppunten halte Bleekstraat (toekomstig Station Vaartsche Rijn) en Utrecht Centraal nabij. Met lijn 2 als 21
ontsluitende lokale buslijn wordt daarop aanvullend het gebied rondom de Catharijnesingel voldoende bediend. Daarnaast blijft de toekomstige infrastructuur in het stationsgebied (inclusief de in 2013 geplande werkzaamheden) een knelpunt om lijn 2 te faciliteren. Dit is ook door de gemeente Utrecht in de consultatie aangegeven. Deze maatregel past in de OV-Visie doordat er twee nabijgelegen OV-knooppunten met dragende lijnen in de directe nabijheid liggen: halte Bleekstraat (toekomstig Station Vaartsche Rijn) en Utrecht Centraal. Daartussen voorziet lijn 2 als Servicenetlijn in de lokale gebiedsontsluiting. Opmerking: de maatregel heeft sterke samenhang met maatregel 2C Utrecht Zuidoost, waarbij het voorstel is om lijn 6 in zijn geheel te laten vervallen.
2F: Bediening Zeist west/Brugakker e.o. (lijn 74) Omschrijving aanleiding Lijn 74 bedient de wijk Brugakker en verbindt deze lijn met Utrecht en Zeist-Centrum. Lijn 74 rijdt overigens nog verder dan Zeist-Centrum richting Driebergen, maar daar wordt door de reizigers van Brugakker e.o. nauwelijks gebruik van gemaakt. Dit komt omdat deze reizigers gebruik maken van de directe (en frequentere) buslijnen via de Utrechtseweg. Ook de haltes van de Utrechtseweg bedienen de rand van deze wijk. De route door dit deel van Zeist is niet gestrekt, omwille van een hoge haltedichtheid maakt lijn 74 een behoorlijke slinger door de wijk. Het aantal haltes in dit deel van Zeist is groot. Voor doorgaande reizigers kost dit extra reistijd en reizigerskilometers (geld) en ook in de exploitatie is dit duurder. Ter hoogte van het kruispunt Utrechtseweg-Kromme Rijnlaan voegt lijn 74 zich bij alle andere lijnen richting Utrecht, zowel de bussen rechtdoorgaand over de Utrechtseweg als komend van De Dreef. Hier liggen twee haltevoorzieningen voor alle bussen dicht bij elkaar, waarbij de halte JordaanlaanKroostweg het drukst is en de meeste fiets-bus overstappers kent (op basis van het aantal gestalde fietsen). In hiernavolgende kaart is de referentiesituatie weergegeven: Naar aanleiding van de consultatie is het voorstel niet gewijzigd. Het strekken van de lijnvoering van lijn 74 en het vergroten van de halte-afstand tussen de dragende OV-corridors van lijn 74 en over de Utrechtse weg past binnen de beoogde uitwerking van de OV-Visie. Toelichting Voorkeursvariant •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze variant voorziet erin dat lijn 74 een directere route door Brugakker en omgeving gaat rijden. De lijnlengte van lijn 74 wordt met zo’n 1.100 meter verkort. Het omrijden via Koppelweg – Griffensteijnselaanselaan - Griftlaan komt hierdoor te vervallen; dit geldt ook voor de daaraan gelegen halten De Sluis (240 reizigers per dag) en Nijenheim (270 reizigers per dag). Een nieuwe halte op de Weteringselaan ter hoogte van De Clomp zal daarom worden gerealiseerd. Ook wordt voorgesteld om de gecombineerde halte De Dreef/Kromme Rijnlaan te laten vervallen. Zie volgende kaart:
22
•
•
•
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaand kaartbeeld met halteafstanden van hemelsbreed 400 meter ontstaan er in het middengebied grotere loopafstanden. Bij de 600 meter-norm uit de Regionale OV-visie voor het dragende netwerk, voldoet de OV-bediening goed aan deze norm. De belangrijkste halten en een nieuwe halte ter hoogte van De Clomp blijven het zwaartepunt van de wijk aan de Weteringlaan, goed bediend. Ook met het vervallen van de gecombineerde halte De Dreef/Kromme Rijnlaan ontstaat er geen haltedekkingsprobleem in dit gebied. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): Deze voorkeursvariant zorgt ervoor dat lijn 74 directer en daarmee sneller/goedkoper wordt. Ook het opheffen van de halte De Dreef/Kromme Rijnlaan profiteren veel doorgaande reizigers (de bezettingsgraad van de bussen is daar hoog én het betreft veel buslijnen). (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: De voorgestelde route is prima geschikt voor OV-lijnvoering. Een alternatieve variant om meer via de Griffesteijnselaan te rijden, is vanwege het 30 km/u-karakter van deze weg afgevallen. Het optimaliseren en aanpassen van halten vindt voor Zeist nog plaats in het kader van het project Haltetoegankelijkheid. De nieuwe halte op de Weteringlaan ter hoogte van De Clomp kan hierin worden meegenomen. De vervallen halten worden uiteraard niet aangepast. Ter vervanging van de halte De Dreef/Kromme Rijnlaan is het 23
• • •
•
wenselijk om de halte Jordanlaan/Kroostweg-noord op te waarderen tot het OV-knooppunt Mooi Zeist. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven naar verwachting vrijwel gelijk, de kosten nemen af met circa 2.475 DRU. Ontlasting bussen OVT/centrum: niet van toepassing. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Realisatie is afhankelijk van realisatie van een nieuwe halte, maar dit lijkt geen kritisch element. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 1.484.000,-.
2G: Bediening Zeist Verzetswijk (lijn 52 en lijn 59) Omschrijving aanleiding Lijn 52 bedient de wijk Verzetswijk en verbindt deze lijn met Utrecht en Huis ter Heide / Soesterberg / Amersfoort. Ook lijn 59 rijdt er en deze rijdt naar Zeist-Centrum. De route door de Verzetswijk gaat over straten met een woonkarakter en ook wordt beperkt omgereden om door de wijk heen te rijden. Het aantal van drie haltes in deze wijk is groot. Voor doorgaande reizigers kost dit extra reistijd, reizigerskilometers, is het oncomfortabele (meer bochten en drempels). Ook in de exploitatie is dit duurder. Naar aanleiding van de consultatie is het voorstel niet gewijzigd. Door ROCOV en de gemeente Zeist is wel gewezen op de (sociaal) veilige inpassing van de nieuwe, alternatieve halten. Hier zal in de uitwerking aandacht voor zijn en is budget gereserveerd. Het strekken van de lijnvoering van lijn 52 als dragende lijn en het vermijden van 30 km/u-gebied past binnen de beoogde uitwerking van de OV-Visie. Voor lijn 59, die meer ontsluitende karakter heeft als Servicelijn geldt dit minder. Er is wel voor gekozen om lijn 59 ook te bundelen op de route van lijn 52, omdat beide routes dicht bij elkaar liggen, er grotere besparing in exploitatie wordt bereikt, het eenduidiger voor de reiziger wordt (alle bussen op dezelfde halten/routen) en hiermee het aantal halten wordt teruggebracht (kostenbesparing bij toegankelijk maken/opwaarderen halte-abri’s). Ook zijn veruit de meeste reizigers van lijn 59 door de Verzetswijk doorgaand tussen Zeist Busstation en Huis ter Heide/Den Dolder en profiteren daardoor ook van de snellere en comfortabelere route. Toelichting Voorkeursvariant •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze variant voorziet erin dat lijn 52 een directere route langs de Verzetswijk krijgt via de Dijnselburgerlaan. De lijnlengte van lijn 52 wordt met slechts zo’n 300 meter verkort, maar door het vermijden van extra kruisingen, minder halten en de snellere route is de reistijdwinst belangrijker. Het omrijden via het Vrijheidsplein en de Verzetslaan komt hierdoor te vervallen; dit geldt ook voor de daaraan gelegen halten Vrijheidsplein (130 reizigers per dag), Verzetslaan (70 reizigers per dag) en Johannes Postlaan (60 reizigers per dag). Nieuwe halten op de Dijnselburgerlaan ter hoogte van de Titus Brandsmalaan en de Johannes Postlaan zorgen voor een optimale ontsluiting van de Verzetswijk. Zie onderstaande kaart, waarin ook de maatregel 2H (bediening Zeist Patijnpark e.o. door lijn 53 is opgenomen):
24
•
•
•
•
• •
•
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden van hemelsbreed 400 meter ontstaan er in het middengebied grotere loopafstanden. Bij de 600 meter-norm uit de Regionale OV-visie voor het dragende netwerk, voldoet de OV-bediening goed aan deze norm. Het OV-gebruik in de omgeving Berglaan is laag. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): Deze voorkeursvariant zorgt ervoor dat lijn 52 (en lijn 59) directer en daarmee sneller/goedkoper wordt. Ook het reizigerscomfort neemt toe. Hiervan profiteren ook veel doorgaande reizigers, die op dit deel van de lijn zitten richting Huis Ter Heide, Soesterberg en Amersfoort. Vooral vanwege de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de corridor Huis Ter Heide/Soesterberg, zullen hier meer (toekomstige) reizigers van profiteren. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: De voorgestelde route is veel geschikter voor OV-lijnvoering dan de huidige route door de Verzetswijk. Het optimaliseren en aanpassen van halten vindt voor Zeist nog plaats in het kader van het project Haltetoegankelijkheid, waarbij ook de halte-abri door de gemeente Zeist zal worden opgewaardeerd. De nieuwe halten op de Dijnselburgseweg kunnen hierin worden meegenomen. De vervallen halten worden uiteraard niet aangepast. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven naar verwachting vrijwel gelijk en zullen in de toekomst toenemen, de kosten nemen af met circa 335 DRU. Ontlasting bussen OVT/centrum: niet van toepassing. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodige infra-maatregel en routevoering): Realisatie is afhankelijk van realisatie van de nieuwe halten, maar dit lijkt geen kritisch element en worden meegenomen met het project Haltetoegankelijkheid. De mogelijke meerkosten vanwege het aanbrengen van een extra oversteek, zijn beperkt en begroot op € 25.000,-.. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 176.000,-. 25
2H: Bediening Zeist Patijnpark en omgeving (lijn 53) Omschrijving aanleiding Lijn 53 bedient de wijk Patijnpark/Valkenbosch en verbindt deze wijken met Utrecht en Zeist-Centrum. De route door de Verzetswijk gaat over straten met een woonkarakter en ook wordt omgereden om door de wijk heen te rijden. Het aantal van drie haltes in deze wijk is groot. Voor doorgaande reizigers kost dit extra reistijd, reizigerskilometers en is het oncomfortabeler (meer bochten en drempels). Ook in de exploitatie is dit duurder. Naar aanleiding van de consultatie is het voorstel niet gewijzigd, ook omdat de huidige route meer als 30 km/u-gebied zal worden ingericht. Het strekken van de lijnvoering van lijn 53 als dragende lijn en het vermijden van 30 km/u-gebied past binnen de beoogde uitwerking van de OV-Visie. Toelichting Voorkeursvariant •
•
•
•
•
• • •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze variant voorziet erin dat lijn 53 een directere route langs via de Panweg-Bergweg krijgt. De lijnlengte van lijn 53 wordt met slechts zo’n 400 meter verkort, maar door het vermijden van extra kruisingen, minder halten en de snellere route is de reistijdwinst belangrijker. Het omrijden via de Burg. Patijnlaan - Van Der Meerschlaan - Jacob van Lenneplaan komt hierdoor te vervallen; dit geldt ook voor de daaraan gelegen halten. Gebruik kan worden gemaakt van de bestaande halten op de Bergweg (Schaerweijdelaan) voor lijn 59. Deze zorgt voor een optimale ontsluiting van dit deel van Zeist. In de kaart bij bovenstaande maatregel 2G (Zeist Verzetswijk) is deze maatregel weergegeven. Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit genoemd kaartbeeld met halteafstanden van hemelsbreed 400 meter ontstaan er in het middengebied grotere loopafstanden. Bij de 600 meter-norm uit de Regionale OV-visie voor het dragende netwerk, voldoet de OV-bediening goed aan deze norm. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): Deze voorkeursvariant zorgt ervoor dat lijn 53 directer en daarmee sneller/goedkoper wordt. Ook het reizigerscomfort neemt toe. Hiervan profiteren ook de doorgaande reizigers, die op dit deel van de lijn zitten richting Zeist-Centrum. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: De voorgestelde route is veel geschikter voor OV-lijnvoering dan de huidige route. De huidige busroute door 30 km/u-gebied kan dan beter voor zijn woonfunctie worden ingericht. Er hoeven geen infrastructurele maatregelen te worden getroffen op de voorgestelde busroute. Wel vindt het optimaliseren en aanpassen van halten vindt voor Zeist nog plaats in het kader van het project Haltetoegankelijkheid. De vervallen halten worden uiteraard niet aangepast. Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven naar verwachting vrijwel gelijk en zullen in de toekomst toenemen, de kosten nemen af met circa 1.431 DRU. Ontlasting bussen OVT/centrum: niet van toepassing. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodige infra-maatregel en routevoering): Geen. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): € 858.000,-.
26
2I: Lijnvoering lijn 59 (en lijn 56) Huis ter Heide-Zeist Omschrijving aanleiding Lijn 59 heeft nu een slingerende route door Zeist. Daarbij wordt deels samen gereden met andere lijnen, deels zijn er ook deeltrajecten waar lijn 59 alleen rijdt en eigen halten heeft. Ook wordt gereden over deeltrajecten over straten met een woonkarakter, zoals door de Verzetswijk. (zie ook maatregel 2G). Voor doorgaande reizigers kost dit extra reistijd en reizigerskilometers (geld) en ook in de exploitatie is dit duurder. Ook is het oncomfortabele (meer bochten en drempels). Naar aanleiding van de consultatie is dit voorstel ongewijzigd gebleven. Deze maatregel om lijn 59 te strekken past in de OV-Visie, alhoewel lijn 59 als Servicenetlijn een ontsluitende karakter heeft. Er is wel voor gekozen om de lijnen 59 ook te bundelen op de route van lijn 52 (Verzetswijk) en lijn 53 (Patijnpark), omdat de routes van deze buslijnen dan erg dicht bij de route van lijn 59 zou elkaar liggen, er grotere besparing in exploitatie wordt bereikt, het eenduidiger voor de reiziger wordt (alle bussen op dezelfde halten/routen) en hiermee het aantal halten wordt teruggebracht (kostenbesparing bij toegankelijk maken/opwaarderen halte-abri’s). Ook zijn veruit de meeste reizigers van lijn 59 door dit deel van Zeist doorgaand tussen Zeist Busstation en Huis ter Heide/Den Dolder en profiteren daardoor ook van de snellere en comfortabelere route. Toelichting Voorkeursvariant •
Beschrijving lijnvoering en bedieningsmodel: Deze variant voorziet erin dat lijn 59 dezelfde route krijgt als de lijnen 53 en 52 in Zeist. Deze overlap is acceptabel, omdat lijn 59 in een andere vervoersrelatie voorziet. Vanaf het busstation Zeist volgt lijn 59 dezelfde route als voorgesteld voor lijn 53, via de Steynlaan - Bergweg - Panweg. Daar waar lijn 53 afslaat naar De Dreef richting Vollenhoven/Utrecht, gaat lijn 59 de nieuwe route rijden van lijn 52 langs de Verzetswijk en volgt dan de “eigen” route via Huis Ter Heide richting Den Dolder. Zie hiernavolgende kaart, hierin is ook de maatregel 2J meegenomen:
27
•
•
Gevolgen OV-ontsluiting (halte-afstanden/dekking), bijzondere bestemmingen: Zoals blijkt uit bovenstaande kaartbeeld met halteafstanden van hemelsbreed 400 meter ontstaan er in het middengebied grotere loopafstanden. Bij de 600 meter-norm uit de Regionale OV-visie voor het dragende netwerk, voldoet de OV-bediening goed aan deze norm. Het OV-gebruik in de omgeving Dalweg en Verzetswijk van lijn 59 is laag. Gevolgen reizigers (overstappen, langere/kortere rij- en reistijden): Deze voorkeursvariant zorgt ervoor dat lijn 59 directer en daarmee sneller/goedkoper wordt. Ook het reizigerscomfort
28
•
•
• •
•
neemt toe. Hiervan profiteren ook veel doorgaande reizigers, die op dit deel van de lijn zitten richting Huis Ter Heide, Den Dolder. (Beleidsmatige) inpasbaarheid lijnvoering, betrouwbaarheid, snelheid en aanvullende infra-maatregelen: De voorgestelde route is veel geschikter voor OV-lijnvoering dan de huidige route door de Verzetswijk. Het optimaliseren en aanpassen van halten vindt voor Zeist nog plaats in het kader van het project Haltetoegankelijkheid. De nieuwe halten op de Amersfoortseweg/Hobbemalaan kunnen hierin worden meegenomen. De vervallen halten worden uiteraard niet aangepast. Omdat lijn 59 via de Steinlaan het busstation Zeist komt aanrijden, ontstaat het bijkomend voordeel om lijn 59 eenvoudig door te koppelen richting Kerckebosch en station Driebergen-Zeist (deel traject van lijn 74 overnemen; zie maatregel 2J hieronder) Exploitatiekosten (aantal km-lijnlengte/DRU’s) en effect opbrengsten: De opbrengsten blijven naar verwachting vrijwel gelijk en zullen in de toekomst toenemen, de kosten nemen af met circa 454 DRU. Ontlasting bussen OVT/centrum: niet van toepassing. Realiseerbaarheid maatregel (kosten en consequenties benodigde infra-maatregel en routevoering): Realisatie is afhankelijk van realisatie van de nieuwe halten, maar dit lijkt geen kritisch element. Besparing over 10-jarige periode (incl. infra-meerkosten): €272.000,-.
2J: Bediening lijn Zeist Kerckebosch/Driebergen/Odijk/Bunnik (lijn 43 en 74) De uursdienst lijn 43 (Utrecht-Bunnik-Odijk-Driebergen-Zeist v.v.) heeft een laag gebruik. De lijn heeft een deels ontsluitende functie binnen Odijk en deels een verbindende functie voor Bunnik/Odijk met station Driebergen-Zeist. Door de gemeente Bunnik is de wens geuit om een doorgaande verbinding met Zeist te realiseren. Tussen Bunnik en Utrecht heeft de laagfrequente lijn 43 een beperkte toegevoegde waarde qua capaciteit en functie, omdat daar de lijnen 41/241 in een regelmatig hoogfrequent patroon rijden. Wel heeft lijn 43 toegevoegde waarde als directe lijn om de haltes binnen Odijk (i. p. v. op de provinciale weg) met Utrecht te verbinden. Vanuit de gemeente Zeist is aangegeven om Den Dolder/Huis Ter Heide met station Driebergen-Zeist te verbinden. Het gebruik van de ritten van huidige lijn 74 die doorrijden vanuit busstation Zeist, is laag (Kerckebosch) tot zeer laag (Driebergen). Op deze trajectdelen gaat het om dagelijks respectievelijk zo’n 600 reizigers en 200 reizigers (tegenover zo’n 3.000 reizigers op het gedeelte Zeist-Utrecht). Ook blijkt de doorgaande functie van lijn 74 voorbij busstation Zeist geen meerwaarde te hebben. Op basis van de OV-chipkaartgegevens blijken na busstation Zeist andere reizigers gebruik te maken van deze lijn dan op het andere trajectdeel van lijn 74. Ook het gebruik van de halte Prof. Lorentzlaan/Ziekenhuis is gering met zo’n 42 reizigers per dag op lijn 74, waarvan maar een beperkt deel gebruik maakt van de huidige doorgaande functie. Het voorstel voorziet erin om lijn 59 vanuit (Hilversum -) Den Dolder - busstation Zeist door te trekken via Kerckebosch - station Driebergen-Zeist - en zo mogelijk door via Odijk naar station Bunnik (huidige lijn 43). Zie hiervoor de kaart bij bovenstaande maatregel 2I. Daarbij moet worden bezien of inzet met kleiner materieel mogelijk is. De routevoering door de Zeist Kerkebosch is momenteel indirect, maar aanpassing hiervan is beoogt bij de herstructurering van deze wijk. Vooruitlopend hierop zal geen aanpassing plaatsvinden. Omdat lijn 74 op dit traject nu een halfuurdienst rijdt en lijn 59 nu een uurdienst, zal op het deel tussen busstation Zeist en station Driebergen-Zeist (waar ook het Diaconessenziekenhuis Zeist ligt) aanvullend gereden moeten worden om de huidige frequentie te handhaven. Dit kan door de koppeling te leggen met huidige lijn 43. De routevoering van de nieuwe lijn 43 door de gemeente Bunnik (Odijk en Bunnik) moet nog nader worden beschouwd in samenhang met het project Toegankelijke halten, Bezien moet worden of de huidige route van lijn 43 het meest optimaal is en waar op het station Bunnik kan worden aangetakt. In 29
deze variant krijgt deze lijn daarmee het karakter van een Servicenetlijn en wordt in de spitsen losgekoppeld van de dragende (hoogfrequentere) buslijn 74 en de corridor Wijk bij Duurstede – Utrecht (lijn 41/241). Buiten de spitsen kan lijn 43 gehandhaafd blijven, als onderdeel van lijn 41. Deze rijdt in 2013 vanaf Utrecht Centraal in de daluren 3x, waarbij doorgereden wordt tot Wijk bij Duurstede en 1x via Odijk naar Driebergen-Zeist. Met dit voorstel is vanaf 2013 minder spits(halte)capaciteit in Utrecht Centraal aan de oostzijde noodzakelijk. Met deze maatregelen is op deze dragende OV-corridors ook de regelmaat/betrouwbaarheid en daarmee de capaciteitsinzet beter te beheersen. Lijn 59 moet op vanaf Odijk op het station Driebergen aansluiting geven op de Intercity-diensten. Tot slot rijdt lijn 74 dan ook niet meer door naar Driebergen Hubertuslaan. Hierover zijn weliswaar afspraken met de Provincie Utrecht en ROCOV. Maar op basis van de reizigersaantallen blijken de (hoogfrequente/directe) buslijnen op de provinciale weg een beter (gebruikt) alternatief en is doorrijden voorbij station Driebergen-Zeist vanuit reizigersgebruik niet noodzakelijk. Hierdoor kan met een aanvullende pendel met (taxi)busmaterieel op dit deeltraject worden volstaan; waardoor BRU haar verplichtingen naar de Provincie Utrecht en ROCOV nakomt. Naar aanleiding van de consultatie is de huidige frequentie tussen busstation Zeist en station Driebergen-Zeist (langs Kerckebosch en Diaconessenziekenhuis Zeist) gehandhaafd en blijft lijn 43 buiten de spits een doorgaande verbinding bieden naar Utrecht Centrum (als onderdeel van lijn 41). De OV-bediening van Driebergen Hubertus blijft gewaarborgd, maar niet als doorgaande buslijn tot voorbij station Driebergen-Zeist. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat lijn 74 is opgeknipt in een dragend lijndeel (Utrecht Centraal – Zeist Brugakker –Zeist busstation) en de overige deeltrajecten zijn ingevuld met lijn(delen) die behoren tot het (toekomstig) Servicenetwerk. Op de as Utrecht – Wijk bij Duurstede wordt de dragende lijn 41 versterkt, waarmee verdere uitbreiding tot een volledige kwartierdienst wordt beoogd als ingroeimodel. De huidige invulling van lijn 43 is daarmee niet definitief, maar zal verder worden uitgewerkt in het Streefbeeld of Servicenetwerk, waaronder als toekomstige tangent Driebergen-Zeist – Odijk/Bunnik – Houten.
3: Wijzigingen als gevolg van ontwikkelingen Stationsgebied Utrecht Omschrijving aanleiding De werkzaamheden in het Stationsgebied Utrecht zullen in 2013 grote impact hebben op het regionale OV. Belangrijkste ontwikkelingen zijn: • De ingebruikname van de tijdelijke busstations “West” en het verbouwde busstation “Zuid”, met de sluiting van het tijdelijke busstation Jaarbeursplein en het huidige busstation Noord (voormalige stadsstation Noord). • De ingebruikname van de “tijdelijke trameindhalte Verlengde Graadt van Roggenweg” en het opheffen van de tramhalte aan de binnenstadszijde; • Diverse wijzigingen en beperkingen in de toeleidende OV-routes van/naar de bus- en tramhalten Utrecht Centraal. De ontwikkelingen en werkzaamheden in het stationsgebied van Utrecht zoals beschreven in de Uitgangspuntennotitie, leiden in 2013 tot de volgende concept-lijnvoering in het stationsgebied Utrecht:
30
Variant A: met beschikbare Leidseveertunnel
Naast de lijnvoering is in bovenstaand figuur de beschikbare (perron)capaciteit aangegeven op de busstations Tijdelijk West en Busstation Zuid (het voormalige streekbusstation). Daaruit blijkt dat er voor buslijnen op Busstation Zuid te weinig ruimte is om alle buslijnen gedurende de spitsuren te accommoderen (16 plaatsen beschikbaar en 19 noodzakelijk). Uitwerking naar een optimaler ruimtegebruik en mogelijk meer beschikbare plaatsen vindt weliswaar plaats, maar de ruimtedruk is in dit gebied hoog. Vanwege de eveneens beperkte ruimte aan de Westzijde en de extra omweg (hoge exploitatiekosten, extra reistijd reizigers, meer verkeersbewegingen in het gebied), is verder uitplaatsen van buslijn op “busstation Zuid” naar “busstation West” helaas niet mogelijk. Ook is dit niet toekomstvast, omdat vanaf 2014 de verbindende Leidseveertunnel / Smakkelaarsveld langdurig als bouwterrein wordt gebruikt. Daardoor resteert het zoeken naar mogelijkheden om minder buslijnen (gedurende de spitsuren) van het “busstation Zuid” gebruik te laten maken. Met de onder hoofdstuk 2 benoemde maatregelen, vervallen op “busstation Zuid” de buslijnen 5/138 (maatregel 2A), buslijn 6 (maatregel 2C), buslijn 4 (maatregel 2D) en buslijn 43 (maatregel 2J). Op “busstation Tijdelijk West” vervalt buslijn 14 (maatregel 2B), zodat hier ook meer restcapaciteit aanwezig is voor de komende jaren. Naar aanleiding van de consultatie is door de gemeente Utrecht aangegeven geen gebruik te kunnen e maken van de 2 Asselijnstraat voor busverkeer. Tevens heeft de gemeente Utrecht aangegeven dat de e Verlengde Van Zijstweg volgens planning wordt gerealiseerd, waardoor de 2 Asselijnstraat ook niet als alternatieve OV-route nodig is. De Leidseveertunnel in 2013 is wel beschikbaar. Deze maatregel draagt bij aan de Regionale OV-Visie doordat Utrecht Centraal wordt ontwikkeld als eigentijds, modern en toekomstvaste OV-knooppunt in de regio. De ontwikkelingen in het stationsgebied hebben invloed op de routes en snelheid van de trams/bussen over 2013, waardoor er ook effecten ontstaan op de exploitatiekosten van het regionale OV (effecten DRU). Hieronder zijn deze beschreven: 31
3A: Tram Per 1 april 2013 wordt het tracé verkort tot tijdelijke eindhalte Verlengde Graadt van Roggenweg. Effect DRU: besparing van 376 DRU.
3B: Bus Oostzijde (centrumzijde) Er zullen geen bussen meer via Rijnkade rijden (huidige regiolijnen), deze krijgen de route via het Smakkelaarsveld. Per zomer 2013 is het “tijdelijk busstation Zuid” (voormalig Streekbusstation) gereed. Het “busstation Noord” (huidig Stadsbusstation) verdwijnt. Doorkoppeling van de lijnen 28, 74 en 77 vanuit westzijde naar lijn(delen) aan binnenstadszijde. Effect DRU: uitbreiding van 6.075 DRU (Ondanks de geringe uitbreiding van extra ritlengte, is dit aantal toch zeer fors. Dit komt omdat het zeer veel busritten betreft).
3B: Bus Westzijde (Jaarbeurszijde) Ingebruikname tijdelijk busstation west (via Mineurslaan en Verlengde Van Zijstweg bereikbaar), Waardoor de BRU-lijnen 1, 5, 7,(14,) 37, 38, 24, 26, 29 verhuizen naar de Westzijde (naast de overige niet-BRU-lijnen die nu gebruik maken van het busstation Jaarbeursplein). Effect DRU: besparing van 3.903.
32
4. Niet-structurerende wijzigingsvoorstellen (in frequenties, exploitatietijden, dienstregelingsperioden en inzet kleiner materieel) 4A: Bediening dalperioden verlagen en frequenties aanpassen algemeen Bediening gedurende de dalperiode is voor de radiale stadslijnen en dragende regionale lijnen standaard 4x/u; tenzij de vervoersvraag een hogere frequentie rechtvaardigt. In de bovengenoemde lijnvoeringsvarianten is dit grotendeels opgepakt. Aanvullende voorstellen hiervoor zijn nog niet concreet ontwikkeld, maar aan de vervoerders wordt gevraagd hier -op basis van de actuele bezettingen en de te verwachten verschuivingen als gevolg van de overige maatregelen- hier met concrete voorstellen te komen. Er is nu uitgegaan van een besparing van circa 4.710 DRU. Dit betreft de frequentie van lijn 7 Utrecht Centrum – Kanaleneiland. Deze rijdt nu al parallel aan de Sneltramlijn en heeft op de tak tussen Utrecht Centraal -Kaneleneiland een lagere bezettingsgraad dan op de tak naar Overvecht. Als ook buslijn 5 parallel over de Graadt van Roggenweg gaat rijden zoals voorzien in maatregel 2B en de drukste halte in Kanaleneiland (Churchilllaan) in toenemende mate wordt bediend met bussen via de snellere route van de HOV-Zuidradiaal naar Utrecht Centraal, wordt een verdere afname van het aantal reizigers op deze lijn verwacht. Ook in de Kerstvakantie blijft de vakantiedienstregeling van kracht zoals die in de dienstregeling van 2012 is opgenomen, waarbij voor het laatste weekend wel wordt uitgegaan van de normale dienstregeling. Dit vanwege de weekenddrukte rondom de Kerstuitverkoop (zie ook maatregel 1F). Naar aanleiding van de consultatie zijn geen wijzigingen hierop doorgevoerd. ROCOV heeft aangegeven de verdere uitwerking in de consultatieversie van het OV-Uitvoeringsplan af te wachten. Daarbij is door de gemeente Utrecht gevraagd om een kwantitatieve onderbouwing van de voorstellen. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat er een efficiënter lijnennet ontstaat, zolang deze maatregel niet wordt toegepast op de (toekomstige) dragende OV-lijnen. Dit is in deze voorstellen niet het geval.
4B: Zondagochtenddienst beperken in frequentie Het OV-gebruik is op de zondagochtend (en feestdagen) op alle buslijnen dusdanig laag, dat als uitgangspunt wordt genomen om vóór 10.30 uur standaard uit te gaan van een halfuurdienst in plaats van een kwartierdienst (4x/u), tenzij hier omwille van de vervoercapaciteit een hoge frequentie wenselijk is. Deze maatregel levert een besparing op van circa 2.263 DRU. Naar aanleiding van de consultatie zijn geen wijzigingen hierop doorgevoerd, alhoewel er wel door enkele partijen is verzocht van deze maatregel af te zien. Het aantal (potentiële) reizigers dat door deze maatregel wordt getroffen, is echter zeer weinig in relatie tot de te realiseren besparing. Dit is de reden om deze maatregel toch door te voeren. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat deze op efficiency een bijdrage levert en het OVaanbod niet op tijdstippen wordt ingezet wanneer ook weinig (potentiële) vraag vanuit reizigers naar is.
4C: Avondritten na 21.00 uur beperken Het OV-gebruik in de avonduren is minder dan overdag, maar kan per lijn sterk verschillen. Ook worden nu al op de avond minder ritten aangeboden, dan overdag. Nu wordt uitgegaan van een standaard kwartierdienst op de meeste basislijnen, vooral in de stad. Voorgesteld wordt om afhankelijk van het gebruik uit te gaan van een lager aanbod, waarbij een halfuurdienst (2x/u) de minimale basis vormt op de radiale lijnen. Naar aanleiding van de consultatie zijn veel reacties binnengekomen om deze maatregel niet door te voeren. Met het doorvoeren van de besparingsmaatregelen en terughoudend te zijn met de uitbreidingen, is het binnen het taakstellende budget gelukt om deze maatregel niet als 33
uitgangspunt op te nemen. Wel blijft de maatregel als beheersmaatregel achter de hand, indien in de verdere uitwerking van de voorstellen blijkt dat er zich tegenvallers voordoen.
4D: Bediening lijn 58 Hilversum - Maartensdijk (lijn 59 Hilversum - Den Dolder) In de dienstregeling van 2012 is de bediening van lijn 58 op het trajectdeel Hilversum - Maartensdijk op zondag en gedurende de avonduren gestopt. Ook is in de totstandkoming van het OV-Uitvoeringsplan 2012 aangegeven om ook de dagbediening in 2012 nader te bezien, omdat deze ook laag is. Door de gemeente De Bilt is aangegeven te bezien of het mogelijk is meer opbrengsten op deze lijn te generen. Dit zou onder andere kunnen door bedrijfsleven en instellingen hier (financieel) bij te betrekken. Qua routevoering is op deze lijn nauwelijks een alternatief voorhanden en gezien de huidige uurfrequentie en al beperkte bedieningstijden van alleen overdag van maandag tot en met zaterdag, is er weinig meer te besparen. De vervoerscijfers zijn (met een bezetting van circa 100 reizigers op een werkdag en 90 op zaterdag ter hoogte van Maartensdijk) eigenlijk te laag voor de inzet van een reguliere bus, maar te hoog voor inzet van een taxibus. Voor het trajectdeel van lijn 59 tussen Den Dolder – Lage Vuursche Hilversum, geldt precies hetzelfde. Deze buslijn rijdt ook slechts één keer per uur alleen overdag van maandag tot en met zaterdag. Hier gaat het op werkdagen om een bezetting van circa 90 reizigers ter hoogte Hilversum Sportpark (60 gemiddeld op zaterdag). Gezien de ingevulde besparingen vorig jaar op de lijn 58 en daarvoor op 59, de nog beperkte besparingen voor 2013 (lijn 58/59 rijden laagfrequent) en dat het betrekken van bedrijfsleven door de vervoerder een langdurig (vervolg)traject kent en nu niet met het einde van de concessie kan worden gerealiseerd, wordt voorgesteld om na 2013 de bediening van de lijnen 58 en 59 in samenhang en met de nieuwe vervoerder worden te bezien. Daarmee kan ook een koppeling worden gelegd met de nieuwe concessieafspraken met de Provincie Utrecht (per 2015). Naar aanleiding van de consultatie zijn geen wijzigingen opgenomen. Uitwerking van deze maatregel is voorzien als onderdeel van de uitwerking van het Streefbeeld 2020 en de verdere uitwerking van het Servicenetwerk in 2013, zoals opgenomen in de Uitvoeringsagenda van de OV-Visie.
4E: Bediening Nieuwegein-Zuid / Vianen (lijn 74, 77 en 63 in relatie met buslijnen provinciale concessies) Ten zuiden van het busstation Nieuwegein Stadscentrum hebben de huidige buslijnen 77 en 74 een fors lagere bezetting. Reizigers die daar gebruik maken van deze lijn hebben vooral Nieuwegein Stadscentrum als bestemming. Voor doorgaande bestemmingen in Utrecht, wordt gebruik gemaakt van andere buslijnen of de Sneltram. Ook zorgt de Sneltram grotendeels voor de verbinding naar het Stadscentrum. Lijn 74 heeft daarbij nog een functie in het verbinden van Nieuwegein Stadscentrum met Vianen, waar ook de Arriva-lijn 46 rijdt (Nieuwegein - Vianen - Culemborg e.v.). Lijn 74 rijdt binnen Vianen ook een lange lus door de Monnikenhof, waarbij het aantal in/uitstappers gering is en niet opweegt voor de extra resitijd/kosten voor de doorgaande reizigers. Binnen Vianen wordt ook een ontsluitende functie geboden door lijn 63, die via het bedrijventerrein De Biezen en De Hagen vanaf Vianen busstation Lekbrug rechtstreeks doorrijdt naar Utrecht Centraal; deze rijdt niet in het Monnikenhof. Op het traject Vianen Lekbrug – station Utrecht Centraal is hierbij sprake van een overlap met de Arriva en Veolia-bussen naar Rivierenland (concessie Provincie Zuid-Holland) en Breda/Oosterhout (concessie Provincie Noord-Brabant).Vanaf busstation Vianen Lekbrug rijdt ook lijn 65 naar Utrecht, die vanaf daar vooral reizigers vervoert naar de bedrijven en scholen in De Wiers/Plettenburg en Utrecht-Zuidwest. Buiten de spitsen is de vervoersvraag naar deze rechtstreekse verbinding gering. In de hier op volgende kaart is de referentiesituatie weergegeven:
34
35
Door BRU en vertegenwoordigers van de gemeenten Nieuwegein en Vianen is de volgende voorkeursvariant ( zie onderstaande kaart ) is ontstaan, die past binnen de OV-Visie met Vianen Lekbrug als het OV-knooppunt: • Lijn 63 (Utrecht via A2 en Vianen Lekbrug) bedient een deel van Het Monnikenhof en verder Centrum/De Hagen, maar niet meer Bedrijventerreinen De Biezen/De Hagen. • Lijn 74 (Utrecht via N’gein Centrum en Vianen Lekbrug) bedient via een éénrichtingslus Het Monnikenhof, maar niet meer Centrum/De Hagen. De frequentie tussen Vianen Lekbrug en Nieuwegein Centrum blijft 4x/uur over de gehele dag • Lijn 65 (Utrecht via Nieuwegein Plettenburg/De Wiers tot Vianen Lekbrug) wordt doorgetrokken naar Bedrijventerreinen De Biezen/De Hagen. • Aanvullend (avonduren) moet lijn 74 zijn huidige route rijden, omdat lijn 63 dan niet rijdt. • De lijnen 63 en 65 bieden toekomstige doorgroeimogelijkheden naar het nieuwe bedrijventerrein Gaasperwaard en de nieuwbouwlocatie Hoef en Haag. Het lijnennet binnen Vianen/Nieuwegein-Zuid hoeft voor deze uitbreidingen, niet anders opgezet te worden.
Met dit voorstel wordt een besparing gerealiseerd ten opzichte van de huidige dienstregeling en blijft een goede verbinding (minimaal 4x per uur tussen Vianen Lekbrug en Nieuwegein stadscentrum) gewaarborgd. De enige nadelige effecten zijn: • Niet alle haltes in Het Monnikenhof hebben een directe halte met Vianen Centrum. Wel de belangrijkste. En via een overstap blijft deze vervoersrelatie wel altijd mogelijk. • Gedurende de avonduren en zondag (als lijn 63) rijdt lijn 74 een andere route binnen Vianen, dan overdag; dit is naar reizigers toe minder eenduidig te communiceren. • Binnen Bedrijventerreinen De Biezen/deel De Hagen nemen de loopafstanden toe en wordt de frequentie verlaagd van 4 naar 2/x uur. Dit lijkt gezien het aantal OV-gebruikers verantwoord; eventueel zijn enkele “tegenspits”-ritten van lijn 63 te gebruiken om in de spitsrichtingen vanaf Vianen Lekburg als lijn 65 via het bedrijventerrein te rijden zodat daar ook 4x per uur een bus komt. Dit wordt in het OV-Uitvoeringsplan nader uitgewerkt. Voor het een deel van 36
Bedrijventerrein De Hagen (met de meeste OV-gebruikers) kan men ook gebruik maken van Arriva-lijn 46, waarbij overstap op knooppunt Vianen Lekbrug nodig is op de A2-lijnen naar Utrecht. De exacte halte/route wijzigingen binnen Vianen bedrijventerrein De Biezen/De Hagen worden verder uitgewerkt de vervoerder en gemeente Vianen.
4F: Bediening Papendorp en bedrijventerrein Oudenrijn (lijn 24 en 29 in relatie met buslijnen provinciale concessies) Op de verbinding naar Papendorp en bedrijventerrein Oudenrijn dient de vervoerscapaciteit (met name in de spits) afgestemd te worden op het vervoeraanbod. Met ingang van de dienstregeling 2012 zijn hierin al diverse wijzigingen doorgevoerd. Voor 2013 wordt het tijdelijke westelijke busstation Utrecht Centraal geopend, waardoor de streekbussen die nu nog aan de Jaarbeurszijde staan en de stadsbussen die nu nog op het oostelijke busstation staan, dan vanaf hetzelfde busstation vertrekken. Ook komt de OV-infrastructuur gereed in Papendorp-Zuid met aansluiting op de A12/A2. Afhankelijk van de lijnvoering van de streekbussen, dient voor de inzet van lijn 24 en lijn 29 (voor zover nog noodzakelijk) zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van de restcapaciteit op deze lijnen. De streeklijnen zijn in de ochtendspits immers richting station vol, terwijl de stadslijnen vanaf het station juist naar Papendorp gevuld zijn. Naar aanleiding van de consultatie zijn de voorstellen niet aangepast, maar zal verdere uitwerking plaatsvinden. In het verzoek van de gemeente Utrecht om de reistijd tussen Papendorp en Utrecht Centraal te verkorten, wordt voorzien vanwege de nieuwe, directe route via het HOV-Zuidradiaaltrace naar het tijdelijke busstation Utrecht westzijde. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie doordat efficiënter gebruik wordt gemaakt beschikbare buscapaciteit van de inkomende streeklijnen (behorend tot het dragende netwerk) op de - in ontwikkeling zijnde - corridor van de HOV Zuidradiaal.
4G: Bediening Snelwegbus-concept knooppunt Vianen A2 (lijn 287 in relatie met buslijnen provinciale concessies) Door de provincie Noord-Brabant wordt invulling gegeven aan de landelijke pilot Snelwegbussen, waarvoor rijkssubsidie is ontvangen voor de verbinding Breda-De Uithof. Per najaar 2012 moet dit leiden tot een daadwerkelijke invulling van deze verbinding, waarbij nu gedacht wordt aan een goede overstap van de bussen op de A27-corridor op een rechtstreekse buslijn naar Rijnsweerd/De Uithof. Daarbij is het verbeteren en uitbouwen van de bestaande spitsbuslijn 287 (bijvoorbeeld tot daglijn) en het beter gebruik maken van het bestaande OV-knooppunt Vianen busstation Lekbrug de meest logische invulling. In het OV-Uitvoeringsplan 2013 moeten hier voorstellen voor worden ontwikkeld, waarbij uitgangspunt voor BRU is dat deze budgettair neutraal worden bekostigd of via de pilotsubsidie. Inmiddels vindt uitwerking van deze maatregel plaats door de betrokken vervoerders tot een aanvullend vervoersplan op basis van bovenstaande uitgangspunten. Naar aanleiding van de consultatie zijn hierop geen wijzigingen voorzien. De door de gemeente Utrecht aangegeven nieuwe haltevoorziening Herculesplein is wenselijk, niet alleen vanuit deze pilot, maar hangt nauw samen met de infrastructurele mogelijkheden op de Waterlinieweg voor OV. Op korte termijn is hierin niet voorzien. Deze maatregel draagt bij aan de OV-Visie door het versterken van het economisch Kerngebied De Uithof, de knooppuntontwikkeling van Vianen Lekbrug en de ontwikkeling van tangenlijnen.
37
TER KENNISNEMING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
n.v.t.
2012-04416 1
Onderwerp Programmamonitor Wegen en Verkeer 1 januari tot en met 1 maart 2012
Voorstel AB besluit Kennisnemen van het volgende stuk: - Programmamonitor Wegen & Verkeer 1 januari 2011 t/m 1 maart 2012
Aanleiding De Programmamonitor Wegen & Verkeer geeft een compleet beeld van de stand van zaken met betrekking tot subsidiebestedingen in de periode 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012 vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer. Om u een zo actueel mogelijk beeld te geven zijn ook de eerste twee maanden van 2012 in de programmamonitor opgenomen en niet alleen het gehele jaar 2011. Per te subsidiëren partij wordt zichtbaar gemaakt welke subsidieprojecten in die periode zijn afgewikkeld, welke subsidieprojecten er nog lopen en welke subsidies nog gereserveerd zijn. Het doel van de Programmamonitor is de voortgangsbewaking, het rapporteren over financiële vrijval bij de subsidieafwikkeling en -voor zover aan de orde- de rapportage en verantwoording over afwijkingen op de planning, financiering en/of inhoud van subsidieprojecten.
Toelichting De afgelopen jaren werd over de stand van zaken met betrekking tot de subsidies vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer gerapporteerd middels de zogenaamde Subsidiemonitor. Met ingang van 2011 wordt de stand van zaken wat betreft de subsidies vanuit het begrotingsprogramma Wegen & Verkeer gerapporteerd middels de programmamonitor. Op 26 september 2011 heeft het DB ingestemd met de eerste programmamonitor Wegen & Verkeer en daarna ter kennisname aan het AB aangeboden. Deze betrof de eerste helft van 2011. De voorliggende monitor behandelt de periode 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012. De Programmamonitor geeft inzicht in de stand van zaken met betrekking tot de eerder toegekende subsidies (d.w.z. aangevraagd en door BRU beschikt) en laat ook zien welke subsidies nog gereserveerd zijn in het kader van de vastgestelde programmabegroting 2012-2015 (dus nog aan te vragen en te beschikken). De monitor geeft dus een totaalbeeld van de financiering vanuit het programma Wegen & Verkeer in het verleden, heden en de toekomst. Zoals gebruikelijk zijn de subsidies geordend per gemeente. Daarnaast worden ook de subsidies aan de in regioverband uit te voeren projecten (met name de VERDER-projecten) en subsidies aan niet BRU-gemeenten in beeld Pagina 1 van 4
gebracht. Het doel van de Programmamonitor Wegen & Verkeer is de voortgangsbewaking, het rapporteren over financiële vrijval bij de subsidieafwikkeling, en -voor zover aan de orde- de rapportage en verantwoording over afwijkingen op de planning, financiering of inhoud van projecten. Inhoud van de Programmamonitor Wegen & Verkeer – 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012 In de als bijlage 1 opgenomen tabellen ziet u per gemeente, en voor de regionale en niet gemeentelijke projecten, de rapportage over de subsidies vanuit het begrotingsprogramma Wegen en Verkeer voor de periode 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012. De inhoud van de programmamonitor wordt hierna kort toegelicht. Op dit moment is er geen sprake van grote afwijkingen. De uitvoering van projecten valt binnen de gestelde criteria. De achterstanden in de afwikkeling van projecten is in 2011 stelselmatig ingelopen. De vrijval op de geserveerde subsidies bedroeg in de periode 1 januari 2011 tot en met 1 maart 2012 € 1,8 miljoen (= 8,3% van de afgewikkelde subsidieomvang) plus € 9,2 miljoen op het project HOVCombibrug. Deze onderbesteding is tot stand gekomen doordat projecten tegen lagere kosten dan oorspronkelijk werd verwacht, of in een enkel geval geheel niet, zijn uitgevoerd. 1. Afgewikkelde subsidies In de genoemde periode zijn 70 subsidies afgewikkeld conform de geldende voorwaarden, op basis van de subsidieverordening en afgegeven subsidiebeschikkingen. Deze subsidies hadden een 1 omvang van € 40.376.006,-. Van de toegekende subsidies werd € 11.022.415,- niet uitgekeerd . De onderbesteding bedraagt daarmee gemiddeld 27,3%. Het grootste deel van de subsidievrijval is ontstaan op het project HOV-Combibrug. Hieruit resteert een subsidie-vrijval van € 9.177.572,- (exclusief de van toepassing zijnde IBOI-indexering 2003-2010 over het genoemde bedrag). De oorspronkelijk toegekende BRU-subsidie van € 18.146.252,- had betrekking op het HOV-gedeelte van de nieuwe brug nabij Douwe Egberts en betrof een gedecentraliseerde afspraak tussen het Rijk en de gemeente Utrecht. Het project is tegen fors lagere kosten uitgevoerd, waarbij het Rijk een relatief groot aandeel van de brug heeft bekostigd. Indien de HOV-Combibrug buiten beschouwing wordt gelaten bedraagt de subsidievrijval voor de overige 69 subsidies € 1.844.843,-. In totaal hadden deze 69 subsidies een omvang van € 22.229.754,-. De onderbesteding van deze projecten bedraagt daarmee gemiddeld 8,3%. De vrijval van subsidie laat zich over het algemeen verklaren door de efficiënte uitvoering van het project, tegen lagere kosten dan waarmee rekening werd gehouden bij de subsidietoekenning. 3 projecten zijn in het geheel niet ten uitvoer gebracht. Dit betreft de projecten fietsvoorziening Oranje Nassaulaan IJsselstein, en het Lokaal Maatwerk en de fietsroute parallel aan de A2 in Nieuwegein. De gestelde bestedingsdeadline en/of het ontbreken van gemeentelijke cofinanciering vormden de aanleiding voor het vervallen van deze projecten. Het vervallen van deze projecten schaadt geen belangrijke regionale beleidsprioriteiten. Voor het overige is met de afgewikkelde projecten invulling gegeven aan bij de subsidieverlening gestelde inhoudelijke doelen. Overigens zijn er ook subsidieprojecten waarbij de kosten in de eindafrekening hoger lagen dan in de kostenraming bij de subsidieaanvraag. Deze meerkosten hebben echter geen invloed op het subsidiebedrag aangezien bij verlening de toekenning is gemaximeerd. 2. Uitgevoerde projecten, eindafrekening en accountantscontrole Voor 12 subsidieprojecten geldt dat de uitvoering heeft plaatsgevonden en de eindafrekening en bijbehorende accountantsverklaring is ingediend, en op 1 maart 2012 (de ´einddatum´ van deze monitor) in behandeling was bij BRU. Deze projecten vertegenwoordigen een subsidieomvang van maximaal € 27,7 miljoen. Inmiddels is een deel van deze projecten afgewikkeld. 1
Het gaat hier dus om het gesommeerde verschil tussen de verleningsbeschikkingen en de vaststellingsbeschikkingen. Kortom, vrijval ontstaan door goedkopere realisatie van projecten. Er kan ook vrijval ontstaan doordat voor projecten minder subsidie wordt aangevraagd dan waarvoor het project in de begroting is opgenomen. Dit komt meestal doordat bij nadere uitwerking van projecten beter inzicht ontstaat in de kosten. Deze vorm van vrijval is hier niet meegenomen. Pagina 2 van 4
Voor behandeling geldt een termijn van 8 weken. De datum waarvoor de eindafrekening en accountantsverklaring van een project moeten zijn ingediend, is een hard toetsingsmoment. De afgelopen jaren zijn hierin (soms forse) achterstanden opgetreden. BRU heeft de werkwijze op dit punt daarom verscherpt, wat heeft geleid tot het stelselmatig inlopen van eerdere achterstanden. Op alle termijnoverschrijdingen van eerdere datum, zijn daarom aanvullende afspraken gemaakt. Met name op de eindafrekening van de (H)OV-projecten en tracédelen in Leidsche Rijn is met de gemeente Utrecht een belangrijke inhaalslag gemaakt. De verscherpte werkwijze die sinds anderhalf jaar wordt gehanteerd, heeft er toe geleid dat de termijnoverschrijdingen in aantal en in tijd zijn afgenomen. Daarnaast is in 2011, vaker dan voorheen, door gemeenten geanticipeerd op het mogelijk niet halen van de termijn, door tijdig éénmalig beargumenteerd uitstel aan te vragen bij het DB. Alle overschrijdingen zijn reden (geweest) voor contact met de betreffende gemeente teneinde een afspraak te maken over de termijn waarbinnen de afwikkeling plaats vindt, alvorens eventueel wordt overgegaan tot ambtshalve vaststelling van de subsidie door BRU. 3. Projecten in uitvoering Op dit moment zijn ruim 100 projecten in de uitvoeringsfase. Daarmee is een subsidiebedrag gemoeid van ruim € 232 miljoen (totale subsidieomvang van deze projecten). De lopende subsidiebeschikkingen voor het HOV Leidsche Rijn en de Uithoflijn, met een omvang van in totaliteit € 102 miljoen, maken hier onderdeel van uit. Andere grote projecten met een maximale subsidie van € 2 miljoen of meer in deze categorie zijn: • • • • • • • • •
Ondertunneling Soestdijkseweg De Bilt, € 9,0 miljoen Verbetering ontsluiting Houten (BOR-deel A12-Salto), € 10,7 miljoen Fietstransferium Castellum Houten, € 2,9 miljoen Binnenstadscorridors Nieuwegein, € 13,9 miljoen Binnenstadsas fietsparkeren Nieuwegein € 2,5 miljoen Diverse benuttingsmaatregelen Utrecht west, samen € 6,2 miljoen Verbetering fietscomfort Utrecht, € 2,3 miljoen Afrit A2 Vianen, € 2,1 miljoen Verbetering van de toegankelijkheid van bushaltes, € 5,2 miljoen.
Voor alle grotere projecten in de uitvoeringsfase geldt dat de uitvoering (vooralsnog) binnen de gestelde einddatum valt. Op grond van de subsidieverordening kan de einddatum van een project op verzoek éénmalig door het DB worden verlengd. Door intensievere ambtelijke contacten, probeert BRU de betrokkenheid tijdens de uitvoeringsfase te vergroten, om waar nodig eerder sturing te kunnen geven aan de projectplanning en -uitvoering. Nu de achterstanden wat betreft subsidiedossiers in afwikkeling en eindafrekening zijn weggewerkt, wordt in 2012 nadrukkelijker invulling gegeven aan de voortgangsbewaking tijdens de uitvoeringsfase en de noodzakelijke gereedmelding na afronding van het project. De termijnbewaking hangt hierbij nadrukkelijk samen met betrokkenheid bij- en controle op het bereiken van de inhoudelijk gestelde projectdoelen. 4. Geprogrammeerde subsidies 2012-2015 Naast de lopende subsidies, is het belangrijk een doorkijk te hebben naar de nog door BRU te verlenen subsidies, zoals die zijn opgenomen in de meerjarenbegroting. Naast het Lokaal Maatwerk, met een jaarlijkse omvang van € 2,0 miljoen, betreft dit nog een beperkt aantal RUVV-projecten. Grote reserveringen die nog in uitvoering komen zijn de Fietstunnel Binnenweg in Houten (€ 2,9 miljoen) en het herstel van de historische Oost-Westverbinding in Nieuwegein (Plofsluisbrug, € 5,0 miljoen, de aanvraag is inmiddels in behandeling). Omdat alle reserveringen in het kader van de besparingen nadrukkelijk zijn doorgenomen, worden in de nog aan te vragen projecten geen afwijkingen verwacht. Het onderzoek naar het niet kunnen realiseren van de Westelijke Randweg in Vianen (€ 3,7 miljoen,
Pagina 3 van 4
incl. de maatregelen op de Stuartweg / Hagenweg) en de eventueel te treffen vervangende maatregelen is op dit moment in een afrondende fase. In het blad met de niet gemeentelijke- en regionale projecten is de voorgenomen programmering in het kader van met name het programma VERDER zichtbaar. Bij diverse VERDER projecten is bij het budget geen definitief subsidiebedrag opgenomen (aangegeven met een # in het overzicht). Reden hiervoor is dat deze projecten onderdeel uitmaken van de herprioritering van het maatregelpakket VERDER. Nadat de uitkomsten hiervan bekend zijn zullen budgetten per project worden opgenomen. 5. Aanmeldingen RUVV 2012-2015 Om het beeld per gemeente te completeren, zijn de aangemelde projecten voor het Regionaal Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RUVV) 2012 en 2013 weergegeven. Dit betreft een wensenlijst, zonder enige status. Bij gebrek aan financiële middelen is er tot nu een beperkt RUVV 2012 en geen RUVV 2013 vastgesteld. Alle ingediende wensen zijn weergegeven zonder nadere beoordeling of prioritering.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 4 van 4
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Bunnik Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Lokaal maatwerk Bunnik 2010 Lokaal Maatwerk Bunnik 2009 Ketenvoorzieningen Station Bunnik Gedragsbeinvloeding Bunnik 2010 Inbouwen KAR in bestaande VRIs
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
205.800 203.000 120.661 12.373 23.925
132.617 133.418 114.160 7.718 6.043
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Bunnik
Programma BDU
Maximale subsidie 5.530
Voorschot
Projecten in uitvoering Aanpassing Schoudermantel Bunnik Bunnik Werkhoven-Houten (Oostromsdijkje) Gedragsbeinvloeding Bunnik 2011 Lokaal maatwerk Bunnik 2011 Fiets Filevrij Bunnik Fiets Filevrij Bunnik Lokaal maatwerk Bunnik 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.973.000 700.000 7.140 215.000 230.745 1.018.078 172.000
Voorschot 1.723.017 -
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Programma Bunnik fietspad Odijk - Achterdijk BDU Kortetermijnmaatregelen A12 SALTO (Aanvraag Bunnik (BUHZ)) BDU
Maximale subsidie 700.000 350.000
Subsidie %
Lokaal maatwerk Bunnik 2013 Lokaal maatwerk Bunnik 2014 Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015 Geen aanmeldingen
BDU BDU Programma
-
Eindafrekening Opmerkingen 13 feb 2012 Inmiddels afgewikkeld Gereedmelding Opmerkingen
Budgetjaar 2011 2012
70% 70%
2013 2014
Subsidie %
Opmerkingen
73.183 69.582 6.501 4.655 17.882
70% 100%
172.000 172.000 Maximale subsidie
Verschil
Beoogd budgetjaar
Opmerkingen
Opmerkingen
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente De Bilt Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Onderzoek Tunnel Leijenseweg Lokaal maatwerk De Bilt 2010 Fietspaden Groenekanseweg Lokaal maatwerk De Bilt 2009 Rotonde Groenekanseweg Gezichtslaan-Noord 1E Brandenburgerweg Gedragsbeinvloeding De Bilt 2010
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
250.000 260.000 93.600 260.000 230.020 192.500 247.500 19.985
250.000 260.000 48.175 191.005 74.000 192.500 238.134 7.443
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Gedragsbeinvloeding De Bilt 2011
Programma BDU
Maximale subsidie 16.139
Voorschot
Projecten in uitvoering HOV-Bilthoven Soestdijkseweg Aanpassen kruising Soestdijkseweg/Holle Bilt Lokaal maatwerk De Bilt 2011 De Bilt toegankelijkheid bushaltes Lokaal maatwerk De Bilt 2012
Programma BOR BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.069.019 9.000.000 100.000 260.000 289.039 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Lokaal maatwerk De Bilt 2013 Lokaal maatwerk De Bilt 2014
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Rotonde Leijenseweg-Tweede Brandenburgerweg Rotonde Groenekanseweg-Planetenbaan
BDU BDU
300.000 200.000
-
-
Verschil
Opmerkingen
45.425 68.995 156.020 9.366 12.542 Eindafrekening Opmerkingen 3 feb 2012 Inmiddels afgewikkeld Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 176.622 toegerekende rente
Budgetjaar 2013 2014
Opmerkingen
70% 70%
Opmerkingen
50% 50%
Beoogd budgetjaar 2013 2013
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Houten Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012)
Programma
Maximale subsidie
Definitief verleend
Verschil
Opmerkingen
Fietstransferium Houten-Centrum (zie ook dossier HO10.FB01)
BDU
4.498.030
4.498.030
-
Afbouw Fietstransferium Centrum (zie ook dossier HO.FB36)
BDU
910.890
910.890
-
Schoolomgeving/UVL Houten Fietsstraat Edelhertakeer Fietsstraat Ireneweg-Kamillehof Gedragsbeinvloeding Houten 2010 Rotonde Molenzoom
BDU BDU BDU BDU BDU
30.000 110.775 252.700 38.710 190.000
14.011 104.358 252.700 24.146 190.000
15.989 6.417 14.564 -
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Lokaal maatwerk Houten 2010 Gedragsbeinvloeding Houten 2011
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 260.000 26.104
Voorschot
Projecten in uitvoering Verbetering ontsluiting Houten Houten bushalte Koedijk QW OV-knooppunt Houten Houten Fietstransferium Castellum Lokaal maatwerk Houten 2011 Houten toegankelijkheid bushaltes Houten busstation Centrum Lokaal maatwerk Houten 2012
Programma BOR BDU BOR BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 10.690.191 131.850 1.414.359 2.907.000 260.000 382.300 631.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Houten fietstunnel Binnenweg Lokaal maatwerk Houten 2013 Lokaal maatwerk Houten 2014
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 2.880.000 208.000 208.000
Subsidie % 100% 70% 70%
Budgetjaar 2012 2013 2014
Opmerkingen
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Beoogd budgetjaar 2012 2012 2012
Opmerkingen
Bushaltes Houten Vinex (haltes Raaigras en het Spoor) Vrijliggend fietspad Beusichemseweg extra lift Houten station
BDU BDU BDU
35.000 2.125.000 400.000
-
1.414.359 -
50% 50% 50%
Eindafrekening Opmerkingen 28 feb 2012 6 feb 2012 Inmiddels afgewikkeld Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.766.211 toegerekende rente
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente IJsselstein Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Lokaal maatwerk IJsselstein 2009 Schoolomgeving/UVL IJsselstein Gedragsbeinvloeding IJsselstein 2010 Lokaal maatwerk IJsselstein 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving IJsselstein IJsselstein fietssuggestiestroken Beneluxweg
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
260.000 210.000 9.240 260.000 16.590 45.214
245.948 209.924 5.721 215.637 12.960 26.082
Projecten in uitvoering Reconstructie Utrechtseweg VRI Baronieweg Gedragsbeinvloeding IJsselstein 2011 Lokaal maatwerk IJsselstein 2011 Lokaal maatwerk IJsselstein 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.163.000 420.000 24.780 260.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Lokaal maatwerk IJsselstein 2013 Lokaal maatwerk IJsselstein 2014
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Duurzaam Veilige inrichting De Baan Verbetering fietsroute Jaagpad Fietssugestiestroken Kerspellaan Verbetering fietsroute Omloop Oost Herinrichting kruispunt Touwlaan-Eiteren incl aanleg fietsdoorsteek Eiteren Panoven Verkeersmaatregelen binnenstad
Verschil
Opmerkingen
14.052 76 3.519 44.363 3.630 19.132 Gereedmelding Opmerkingen
Budgetjaar 2013 2014
Opmerkingen
70% 70%
Opmerkingen
BDU BDU BDU BDU BDU
275.000 165.300 32.190 147.500 250.000
50% 50% 50% 50% 50%
Beoogd budgetjaar 2012 2012 2012 2012 2013
BDU
425.000
50%
2013
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Nieuwegein Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Verbetering bus/tramstation Nieuwegein Bus-/Tramstation Nieuwegein Fase 2 Gedragsbeinvloeding Nieuwegein 2010
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
285.798 320.765 6.370
285.798 220.745 4.120
Verschil
Opmerkingen
100.020 2.250
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Lokaal maatwerk Nieuwegein 2010
Programma BDU
Maximale subsidie 101.500
Voorschot
Projecten in uitvoering Binnenstad corridors Hwn Binnenstadsas Fietsparkeren Gedragsbeinvloeding Nieuwengein 2011 Lokaal maatwerk Nieuwegein 2011 Nieuwegein toegankelijkheid bushaltes Fiets Filevrij Nieuwegein Fiets Filevrij Nieuwegein Lokaal maatwerk Nieuwegein 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 13.950.000 2.477.700 6.440 209.825 754.410 221.340 103.160 208.000
Voorschot 7.107.045 1.842.938 -
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Nieuwegein herstel historische Oost-West verbinding Lokaal maatwerk Nieuwegein 2013 Lokaal maatwerk Nieuwegein 2014
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie 5.000.000 208.000 208.000
Subsidie % 100% 70% 70%
Budgetjaar 2012 2013 2014
Opmerkingen Aanvraag in behandeling (ontvangen op 2 feb 2012)
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Beoogd budgetjaar 2012 2012 2013
Opmerkingen
Aanpak fietsknelpunten fase 1 Aanpak fietsknelpunten fase 2+ 3 Aanpak fietsknelpunten
BDU BDU BDU
100.000 200.000 100.000
-
50% 50% 50%
Eindafrekening Opmerkingen 21 feb 2012 Gereedmelding Opmerkingen
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Stichtse Vecht Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Gedragsbeinvloeding Stichtse Vecht 2011 Lokaal maatwerk Maarssen 2009 Gedragsbeinvloeding Maarssen 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Maarssen
Programma BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
12.586 260.000 6.090 11.060
4.915 108.691 541 9.264
Projecten in uitvoering Sweserengseweg-Buitenweg Fietsenstalling NS-station Maarssen Lokaal maatwerk Maarssen 2010 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2011 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.475.438 225.000 260.000 260.000 208.000
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2013 Lokaal maatwerk Stichtse Vecht 2014
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 208.000 208.000
Subsidie %
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
2e Vechtbrug Breukelen (t.h.v. Eendrachtlaan/Heijcoplaan)
BDU
1.050.000
Verschil
Opmerkingen
7.671 151.309 5.549 1.796 Gereedmelding Opmerkingen
Budgetjaar 2013 2014
Opmerkingen
70% 70%
Opmerkingen
50%
Beoogd budgetjaar 2013
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Utrecht Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012)
Programma
Haarrijn bushaltes Bushaltes Noordelijke Stadsas (Vleutensebaan) Bushaltes 't Zand 2 bushaltes op Musicallaan bij RKL, Terwijde OV-Leidsche Rijn/Zuidelijke Stadsas OV-Leidsche Rijn/Terwijde OV-Leidsche Rijn/Veldhuizen/Vleuterweide HOV Leidsche Rijn/N50 combibrug Keulsekade-Havenweg (fiets bestaande stad) Busstrook NOUW2 - Atoomweg Utrecht Rode Brug Gedragsbeïnvloeding 2009 Lokaal maatwerk Utrecht 2009 Haarrijn - kruispunt Maarssenseweg Wetering bushaltes Terwijde Duikerbrug / Jazzsingel (Spoorzone-Oost) P+R Papendorp Schoolomgeving/UVL Utrecht UVL-invulprogramma Filemijden/beloningsmaatregel Utrecht-West (1e fase) Gedragsbeinvloeding Utrecht 2010 Voorbereidingswerkzaamheden project Haltetoegankelijkheid
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) HOV Leidsche Rijn/Z70 (Papendorpse Brug)
Programma BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
87.762 140.841 43.881 43.881 91.624 423.504 51.156 18.146.252 85.260 64.800 465.373 92.610 500.000 1.080.298 97.565 156.272 1.980.000 319.000 1.020.198 24.500 305.000
49.117 140.841 43.881 24.904 63.795 329.443 41.501 8.968.680 26.669 31.103 465.373 89.884 500.000 1.068.246 74.691 156.272 1.980.000 201.426 1.020.198 24.361 305.000
Maximale subsidie 12.087.506
Voorschot 12.232.802
HOV Leidsche Rijn/N70
BDU
4.689.952
4.503.144
Noordelijke Stadsas Vecom / Kar
BDU
68.755
-
Maximale subsidie 4.761.855 5.968.992 3.441.810 52.133.427 49.866.573 1.980.000 1.237.600
Voorschot 3.568.919 2.463.466 2.236.633 -
Projecten in uitvoering HOV Leidsche Rijn/Z10 HOV Leidsche Rijn/N20-30 HOV Leidsche Rijn/Z70 kan HOV Leidsche Rijn HOV Om de Zuid (inclusief indexering) P15 Kleinschalige benuttingsmaatregelen Utrecht P17 Utrecht-West 7 stedelijke DRIP's stad uit (bermdrips)
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Verschil
Opmerkingen
38.645 18.977 27.829 94.061 9.655 9.177.572 58.591 33.697 2.726 12.052 22.874 117.574 139 -
Eindafrekening Opmerkingen 5 dec 2011 De subsidie is exclusief 261.140 toegerekende rente. Inmiddels afgewikkeld 20 jan 2012 De subsidie is exclusief 71.735 toegerekende rente. Inmiddels afgewikkeld 30 jun 2011 termijn stopgezet, vanwege beoordeling door vervoerder van werking in praktijk Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 145.433 toegerekende rente De subsidie is exclusief 291.514 toegerekende rente De subsidie is exclusief 161.908 toegerekende rente
P17 Utrecht-West DRIP-server voor aansturing DRIP's P17 Utrecht-West aanpassing VRI's P17 Utrecht-West uitbreiding monitoring voor NDW P17 Utrecht-West beschikbaarheid verkeersgegevens P17 Utrecht-West scenariomanagementsysteem P17 Utrecht-West kleinschalige inframaatregelen Comfortverbetering Fiets (aanvraag 2008) Dynamische Afsluiting Binnenstad Transportboot Stadswerken Toegankelijkheid bushalten Utrecht Kar-systeem gemeente Utrecht Aanpassing VRI 's Weense tram QW Haven Lage Weide Fietsnetwerk Leidsche Rijn (Castellum Hoge Woerd) Fietspaden Amelisweerd Utrecht ongelijkvl. kruising 5 meiplein Lokaal maatwerk Utrecht 2010 Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Utrecht Gedragsbeinvloeding Utrecht 2011 Utrecht Lage Weide havenverdieping Lokaal maatwerk Utrecht 2011 PvA en Pilot Stimuleren gebruik Deelauto's (Utrecht) Utrecht OV Leidsche Rijn Extra Lokaal maatwerk Utrecht 2012 Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Biltstraat-West (fiets bestaande stad) Gansstraat-Koningsweg-Tamboersdijk (fiets bestaande stad)
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU Programma BDU BDU
129.920 180.960 1.449.760 259.840 324.800 649.600 2.254.317 36.691 200.000 5.200.000 940.000 80.000 6.592.525 146.703 245.322 500.000 500.000 221.200 50.050 1.084.000 500.000 140.000 257.857 400.000 Maximale subsidie 162.400 157.528
470.000 6.592.525 Subsidie % 70% 70%
Budgetjaar 2006 2006
Opmerkingen Aanvraag in behandeling (ontvangen op 27 jun 2006) Aanvraag in behandeling (ontvangen op 27 jun 2006)
Comfortverbetering fietspaden Fiets Majellaknoop/Fiets 24 Oktoberplein Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht HOV-Westtangent 2e fase (LRC - Lage Weide - Maarssen) Groter aandeel binnenvaart in regio Utrecht en regio Amersfoort (Pilot) Doorstroming as Utrecht-Maarssen-Zuilen
BDU BDU BDU BDU BDU
420.000 1.400.000 # # #
70% 70% 100% 100% 100%
2007 2007 2011 2011 2011
Aanvraag in behandeling (ontvangen op 13 sep 2007) Aanvraag in behandeling (ontvangen op 13 sep 2007) VERDER VERDER / AROV VERDER
BDU
7.546.000
100%
2011
AROV-project. Nadere afspraken over datum realisatie worden gemaakt
Filemijden Utrecht (2e fase) Groter aandeel binnenvaart in de regioUtrecht AMSbarge en Blueports) P&R marketing en communicatie
BDU BDU
610.000 2.620.000
100% 100%
2011 2011
BDU
#
100%
2012
Aanpassing kruising Langerakbaan/Ouderijnseweg Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht
BDU BDU
50.250 #
100% 100%
2012 2012
Aanvraag in behandeling (ontvangen op 16 sep 2011) Aanvraag in behandeling (ontvangen op 13 feb 2012). VERDER Aanvraag in behandeling (ontvangen op 1 jan 2012) VERDER / AROV
Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV Lokaal maatwerk Utrecht 2013 Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct Lokaal maatwerk Utrecht 2014 Hoogwaardig OV Westtangent Utrecht Aanleg bustunnels HOV Zuidradiaal en aansluiting Taatse viaduct Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015 Nieuwe Meernbrug Herinrichting Overste Den Oudenlaan Fietsvoorziening Donaudreef Duurzaam Veilige inrichting De Gagel Brug Harmelerwaard Fietspad Brennerbaan-De Wadden Verkeersmaatregelen Sartreweg-Kapteynlaan (noordoost) Verkeersmaatregelen herontwikkeling Veemarkt Tijdelijke ontsluiting OVT 2e Asselijnstraat Tijdelijke ontsluiting OVT Mineurslaan Fietsparkeervoorzieningen Stationsplein West Beheerorganisatie fietsparkeren stationsomgeving Opschoonacties fietsparkeren Fietsparkeren stationsplein oost Herinrichting Vredenburg Noord
BDU
#
100%
2012
VERDER / AROV
BDU BDU BDU
1.949.750 # #
100% 100% 100%
2012 2013 2013
VERDER VERDER
BDU BDU BDU BDU
2.000.000 400.000 # #
100% 70% 100% 100%
2013 2013 2014 2014
VERDER VERDER
BDU BDU BDU
400.000 # #
70% 100% 100%
2014 2015 2015
VERDER VERDER
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 615.000 4.850.000 PM PM 1.850.000 350.000 52.500 1.342.500 682.800 350.000 2.300.000 160.000 97.500 2.660.459 881.863
Subsidie % 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50% 50%
Beoogd budgetjaar 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2012 2013 2013
Opmerkingen
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Utrechtse Heuvelrug Projecten in uitvoering OV-knoop Driebergen-Zeist OV-knoop Station Driebergen - Zeist
Programma BOR BOR
Maximale subsidie 3.525.702 1.012.100
Voorschot -
Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.664.064 toegerekende rente
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Vianen Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Aanleg rotonde Zijderveld (N484) Lokaal maatwerk Vianen 2009 Herinrichting Busstation Vianen Gedragsbeinvloeding Vianen 2010
Programma BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
126.000 214.550 816.300 9.380
121.800 134.922 816.300 4.552
Verschil
Opmerkingen
4.200 79.628 4.828
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Ontsluiting Gaasperwaard, 2 rotondes
Programma BOR
Maximale subsidie 2.594.344
Voorschot 1.115.301
Eindafrekening Opmerkingen 29 dec 2011 De subsidie is exclusief 220.443 toegerekende rente. Inmiddels afgewikkeld
Projecten in uitvoering Fietstunnel A2 Afrit A2 Lokaal maatwerk Vianen 2010 Gedragsbeinvloeding Vianen 2011 Lokaal maatwerk Vianen 2011 Lokaal maatwerk Vianen 2012
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 1.337.000 2.102.400 147.000 14.700 215.000 172.000
Voorschot 1.270.150 -
Gereedmelding Opmerkingen
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Vianen fietspad Stuartweg Vianen Westelijke Randweg P&R Vianen Vianen Westelijke Randweg Vianen Westelijke Randweg Lokaal maatwerk Vianen 2013 Lokaal maatwerk Vianen 2014
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie 613.000 1.250.000 # 1.786.000 536.000 172.000 172.000
Subsidie %
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Rotonde Hagenweg/Stuartweg Rotonde Stuartweg/Lange Dreef Rotonde Stuartweg/Ir. D.S. Tuijnmanweg Meerkosten fietstunnel A2 Aanleg Berchmansweg Rotonde Lange Dreef/Hoefslag Geen aanmeldingen 2013, mogelijk wel na uitkomsten nader onderzoek
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
600.000 600.000 600.000 400.000 800.000 500.000
70% 50% 100% 50% 50% 70% 70%
50% 50% 50% 50% 50% 50% 50%
Budgetjaar 2011 2011 2012 2012 2013 2013 2014
Opmerkingen Nader onderzoek ikv besparingsmaatregelen Nader onderzoek ikv besparingsmaatregelen VERDER Nader onderzoek ikv besparingsmaatregelen Nader onderzoek ikv besparingsmaatregelen
Beoogd budgetjaar 2012 2012 2012 2012 2012 2012
Opmerkingen
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Gemeente Zeist Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Fietspad Zeist - Soesterberg Utrechtseweg/Griftlaan Lokaal maatwerk Zeist 2009 Gedragsbeinvloeding Zeist 2010 Inbouwen KAR in bestaande VRI's Zeist
Programma BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
387.500 945.277 246.400 10.261 116.928
178.786 945.277 246.400 10.261 91.763
Verschil
Opmerkingen
208.714 25.165
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Lokaal maatwerk Zeist 2010
Programma BDU
Maximale subsidie 227.782
Voorschot
Projecten in uitvoering Krakelingweg Reconstructie kruising Driebergseweg - Laan van Beek en Royen (Kosmos) Zeist OV maatregelen Utrechtseweg - Driebergseweg Utrechtseweg-Dreef-Jordanlaan Uniformiteit en herkenbaarheid schoolomgeving Zeist Fiets bewegwijzering kernnet Gedragsbeinvloeding Zeist 2011 Lokaal maatwerk Zeist 2011 Heideweg-Driebergseweg Panweg Lokaal maatwerk Zeist 2012
Programma BOR BOR
Maximale subsidie 5.500.021 616.424
Voorschot
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 P&R station Driebergen - Zeist Kwaliteit/Toegankelijkheid Bushaltes (expl) Lokaal maatwerk Zeist 2013 Lokaal maatwerk Zeist 2014
Programma BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie # 946.000 208.000 208.000
Subsidie % 100% 100% 70% 70%
Budgetjaar 2012 2012 2013 2014
Opmerkingen VERDER
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Opmerkingen
BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
-
316.658
9.577 29.600 16.590 105.000 14.700 260.000 490.000 1.123.000 208.000
Eindafrekening Opmerkingen 1 nov 2011 Inmiddels afgewikkeld Gereedmelding Opmerkingen De subsidie is exclusief 1.763.720 toegerekende rente
-
De subsidie is exclusief 638.995 toegerekende rente
Herinrichting kruispunt Schaerwijdelaan-Oude Arnhemseweg
BDU
150.000
50%
Beoogd budgetjaar 2012
Bruellaan fietsstroken
BDU
75.000
50%
2012
BRU Programmamonitor per ultimo maart 2012, Projecten overige organisaties Afgewikkelde projecten (1 januari 2011 t/m 1 maart 2012) Halte N409 Koppeldijk Gedragsbeïnvloeding 2009 Campagne en actieplan woon-werkfietsen Fietspad N238 Subsidie ROCOV Utrecht 2010 Gedragsbeïnvloeding Regionale Projecten (Rov) Activiteitenplan (V+M)
Programma BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
Maximale subsidie
Definitief verleend
313.000 485.250 150.000 482.951 29.000 534.250 435.000
190.723 485.250 150.000 374.887 28.341 534.250 435.000
Verschil
Opmerkingen
122.277 108.064 659 -
Uitgevoerde projecten (eindrapportage ontvangen) Onderhoud sneltrambaan SUNIJ Groot Onderhoud / vervanging infrastructuur (expl)
Programma BDU BDU
Maximale subsidie 2.412.940 5.214.834
Voorschot 1.809.705 4.358.535
Eindafrekening Opmerkingen 30 jun 2010 13 jul 2011
Projecten in uitvoering Vervoermanagement Onderhoud sneltrambaan SUNIJ Geldermalsen P+R Voorzieningen QW Regionale verkeersmanagementcentrale QW Overstappunt Breukelen - Groot onderhoud Fietsproject Eemland en Amersfoort Rij2op5 (Campagne en actieplan woon-werkfietsen) Slim werken en reizen 2012 OV-fiets Velowspace te Bunnik OV-fiets Velowspace te Bunnik Uitrol OV-fiets 8 leenfietsen OV-halte Zeist Jordanlaan (Uitrol OV-fiets) OV-fiets Utrecht 5 leenfietsen NS-station Utrecht-Zuilen Subsidie ROCOV Utrecht 2011 Gedragsbeïnvloeding Regionale Projecten (ROV) Activiteitenplan 2011 (V+M) Amersfoort Schothorst Subsidie ROCOV Utrecht 2012
Programma BDU BDU BDU BOR BOR BDU BOR BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BOR BDU
Maximale subsidie 400.000 1.973.540 800.000 8.049.954 2.027.754 375.311 2.066.944 32.285 348.000 85.000 15.000 498.000 25.000 112.000 15.000 30.000 500.000 348.000 2.007.497 30.000
Voorschot 400.000 1.973.540 8.049.954 2.027.754 2.066.944 104.400 28.500 475.000 348.000 2.007.497 28.500
Gereedmelding Opmerkingen
Geprogrammeerde subsides 2012 - 2015 Bewegwijzering fietsroutes verbeteren Meer/betere fietshaltes bij HOV-haltes Verbeteren herkenbaarheid fietsnetwerk
Programma BDU BDU BDU
Maximale subsidie # # #
Subsidie % 100% 100% 100%
Budgetjaar 2011 2011 2011
Opmerkingen VERDER VERDER VERDER
Vianen uitbreiding P+R Station Driebergen - Zeist uitbreiding P+R P+R marketing en communicatie Nieuwe route en frequentieverhoging tangentlijn 10 Programma oprichten mobiliteitsplatforms Instelling Stimuleringafonds innovatie mobiliteitsmanagementmaatregelen Mobiliteitsmanagement Plus: convenantafspraken met bedrijfsleven Uitvoeren programma Stedelijke distributie werkgebieden Bewegwijzering doorgaand vrachtverkeer om de regio heen Goederenvervoermanagement op bedrijventerreinen Monitoren maatregelen BRU spoedeisende maatregelen doorstroming OV ProRail "Ruimte voor de fiets" Impuls Mobiliteitsmanagement Stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (Fase 1) Integratie A2 (aanname: 50% van rest. 6,6 mln) Fiets Filevrij Kortetermijnmaatregelen A12 Salto (overig) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Fiets Filevrij Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging
BDU BDU BDU BDU BDU BDU
# # # # 121.000 #
100% 100% 100% 100% 100% 100%
2011 2011 2011 2011 2011 2011
VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER
BDU
#
100%
2011
VERDER
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
28.000 # # # 70.000 173.000 867.000 3.000.000 3.300.000 1.547.914 220.000 # 600.000 #
100% 100% 100% 100% 70% 100% 100% 100% 50% 100% 100% 100% 100% 100%
2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2011 2012 2012 2012 2013 2013
VERDER VERDER VERDER VERDER
Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Stuurgroep A12 Salto: A12 Salto (Fase 1) Windscherm Jan Blankenbrug (Vianen) Verbetering OV- as Utrecht Centrum - Zuilen - Overvecht Maarssen Versnelling en frequentieverhoging sneltram Utrecht Nieuwegein Tangentlijn 10 versterken: nieuwe route en frequentieverhoging
BDU BDU BDU BDU BDU BDU BDU
# # # # 9.000.000 # 7.000.000
100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
2013 2013 2014 2014 2014 2015 2015
VERDER VERDER VERDER VERDER AROV VERDER
BDU
#
100%
2015
VERDER
BDU
#
100%
2015
VERDER
HOV Westtangent2e fase (Leidsche Rijn - Lage Weide) A12 SALTO 2e fase Aanleg 5 fietstunnels opUtrechtseweg (N237) RVM (Regionaal Verkeersmanagement) Groter aandeel binnenvaart in de regioUtrecht AMSbarge en Blueports) Stationsgebied Driebergen-Zeist
BDU BDU BDU BDU BDU
# # # # #
100% 100% 100% 100% 100%
2015 2015 2015 2015 2015
VERDER VERDER VERDER VERDER VERDER
100%
2015
BDU
8.100.000
Geen aanvraag of heraanmelding ontvangen VERDER
VERDER VERDER
Aanmeldingen RUVV 2012 - 2015 Geen aanmeldingen
Programma
Maximale subsidie
Subsidie %
Beoogd budgetjaar
Opmerkingen
TER KENNISNEMING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
2012-04442 1
Onderwerp Evaluatie 90%-norm: toewijzing sociale woonruimte 2011
Voorstel AB besluit Kennis nemen van de evaluatie 90%-norm.
Aanleiding Het aanbieden van deze evaluatie aan het algemeen bestuur is een reactie op het verzoek van het algemeen bestuur (oktober 2010) om op de hoogte te worden gehouden met betrekking tot de 90%norm.
Toelichting Minimaal 90% van de vrijkomende woonruimte moet vanaf 1 januari 2011 worden verhuurd aan huishoudens met een inkomen tot € 33.614 (peildatum 1 januari 2011). Deze 90% norm is opgelegd door de minister en heeft financiële consequenties voor woningcorporaties als de norm niet wordt gehaald. Voor de uitvoering van de 90%-norm is per 1 januari 2011 de huisvestingsverordening aangepast. In de huisvestingsverordening is bepaald dat de 10% beschikbare ruimte benut kan worden voor de huisvesting van huishoudens waarvan het inkomen ligt tussen de € 33.614 en € 45.000. De zogeheten middeninkomens. Alleen voor urgent woningzoekenden kan hiervan worden afgeweken. Conclusies (samengevat): 1. Meer aanbod en verhuringen aan huishoudens met een inkomen tot € 33.614 (de doelgroep) 2. 92,8% wordt verhuurd aan de doelgroep tegenover 81,7% in 2010. 3. Dus: de 90% norm wordt ruim gehaald, 4. Het aanbod voor de middeninkomens is zeer laag, beperkt zich tot enkele gemeenten en bestaat uit woonruimte met hoge huren. 5. Dit specifieke aanbod leidt tot vraaguitval. Woningzoekenden met een middeninkomensEr zijn minder actieve woningzoekenden met een middeninkomen. 6. Middeninkomens die wel reageren behouden hierdoor wel een gelijke slaagkans. 7. Kanttekening: onderzoek is beperkt (alleen sociale huursector), waardoor de kansen van middeninkomens op de woningmarkt nog onvoldoende in beeld komen. De evaluatie leidt niet tot het aanpassen van de verordening.
Pagina 1 van 2
Mogelijkheden om de verordening aan te passen zijn beperkt, tenslotte wordt de primaire inkomensgrens van € 33.614 (peiljaar 2011) bepaald door het rijksbeleid. In de verordening is wel mogelijk de bovengrens van de middeninkomens te wijzigen. Deze is door het BRU gesteld op € 45.000 (peiljaar 2011). Echter, uit de evaluatie komt niet naar voren dat middeninkomens in de knel komen door de regels in de huisvestingsverordening. De evaluatie geeft alleen het beeld ten aanzien van de sociale huursector en niet de kansen van de middeninkomens op de particuliere markt. Het beeld is dus beperkt, maar het is opvallend dat de 10% ruimte (10% van het sociale aanbod mag wel worden toegewezen aan middeninkomens) niet volledig wordt benut. Daar waar specifieke groepen middeninkomens (bijvoorbeeld startende gezinnen) in de knel komen, kan binnen deze 10% maatwerk worden geleverd. het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 2
Algemeen Bestuur 20 juni 2012 Ter kennisneming, bijlage 1
90%-norm in 2011, een evaluatie Vanaf 1 januari 2011 is de huisvestingsverordening aangepast om aan te sluiten bij de zogeheten 90%-norm van de woningcorporaties. Hierdoor is de toegang tot het sociale aanbod beperkt voor middeninkomens. Met de 90%-norm wordt beoogd dat minimaal 90% van het sociale aanbod wordt verhuurd aan huishoudens waarvan het inkomen maximaal € 33.614 bedraagt. Maximaal 10% kan worden verhuurd aan huishoudens met een hoger inkomen. In de Huisvestingsverordening is dit verder beperkt door het stellen van een inkomensgrens tot € 45.000. In deze notitie een evaluatie waarbij de vraag centraal staat: Algemeen: Tot welke gevolgen voor de woningzoekenden heeft de wijziging geleid? Specifiek: 1 In welke mate is voldaan aan de 90%-norm? 2 Wat zijn de slaagkansen voor de diverse doelgroepen? Het antwoord op deze vragen staat puntsgewijs vermeld onder de vier hoofdonderdelen van het woonruimteverdeelsysteem: aanbod – woningzoekenden – reacties – verhuringen. 90%-norm en middeninkomens Kortweg komt de 90%-norm neer op de bepaling dat woningcorporaties minimaal 90% van het jaarlijkse aanbod moeten toewijzen aan huishoudens waarvan het inkomen maximaal € 33.614 (peiljaar 2011) bedraagt. Dit inkomen wordt jaarlijks geïndexeerd. De discussie over de 90% norm gaat over de toegang van de sociale huursector voor de middeninkomens. Dit is de categorie woningzoekenden die afhankelijk is van het aanbod in de sociale huursector door de afstand tussen de sociale huur en de particuliere huur. De grens voor de middeninkomens wordt bepaald door deze afstand. Als bovengrens voor het middeninkomen is gekozen voor € 45.000. In deze evaluatie wordt een onderscheid gemaakt tussen “lage” middeninkomens en “hoge” middeninkomens. De grens is hierbij € 38.000. In de discussie over de middeninkomens en de toegang tot de sociale huursector wordt € 38.000 aangedragen als de grens voor de 90% norm in plaats van € 33.614. In deze notitie wordt steeds een vergelijking gemaakt met 2010, onderstaand de vergelijkende inkomens- en huurcategorieën: Schema 1 2010
2011
Primaire doelggroep tot
€ 33.000
€ 33.614
Lage middeninkomens
€ 33.000 tot € 37.305
€ 33.614 tot € 38.000
Hoge middeninkomens
€ 37.305 tot € 44.178
€ 38.000 tot € 45.000
vanaf € 44.178
vanaf € 45.000
€ 357,37
€ 361,65
Middenhuur
€ 357,38 - € 548,18
€ 361,66 - € 554,76
Hoge huur
€ 548,19 - € 647,53
€ 554,77 - € 652,52
€ 647,54
€ 652,53
Hoge inkomens Lage huur tot
Vrije sector vanaf
De aanpassing van de huisvestingsverordening per 1 januari 2011 Tot 1 januari 2011 werden er beperkte inkomenseisen gesteld bij de woningtoewijzing. Alleen aan huurwoningen met een huurprijs tot € 357,37 werd gekoppeld aan het maximuminkomen van de
huurtoeslag. Daarnaast werden huishoudens met recht op huurtoeslag beperkt tot woonruimte met een maximale huurprijs tot de zogeheten kortingsgrenzen (€ 511,50 en 548,15, afhankelijk van de huishoudensgrootte). Huishoudens boven de huurtoeslaggrenzen kwamen tot 1 januari 2011 in aanmerking voor woningen met een huurprijs vanaf € 357,37. Vanaf 1 januari 2011 wordt woonruimte tot een huurprijs van € 652,52 verhuurd aan huishoudens waarvan het inkomen maximaal € 33.614 bedraagt. Hiervan kan worden afgeweken – waarbij een woningcorporatie maximaal 10% ruimte heeft – voor woningen met een huur vanaf € 450. Dit aanbod kan ook worden verhuurd aan huishoudens met een inkomen tot € 45.000. Huishoudens met een inkomen vanaf € 45.000 hebben geen kans meer op woonruimte in de sociale huursector. Alleen voor woningzoekenden met een urgentie kan van deze regel worden afgeweken.
1 1. 2. 3. 4. 5.
Aanbod Het aanbod voor huishoudens met een middeninkomen: daalt drastisch, van 80% in 2010 naar 16% in 2011 … maar stijgt daarmee voor de overige woningzoekenden, … het totale aanbod is in 2011 namelijk niet verder gedaald. bestaat uit woonruimte met hoge huren en is slechts in een beperkt aantal gemeenten beschikbaar
In 2010 waren nog 2929 woningen bereikbaar voor middeninkomens, 80% van het aanbod. In 2011 daalde dit aantal tot 589 woningen, bijna 16% van het aanbod. Deze woningen werden voornamelijk aangeboden in de gemeenten Utrecht en Nieuwegein. Voornaamste aandeel in dit aanbod heeft woningcorporatie Mitros, met vestigingen in zowel Utrecht als Nieuwegein. Natuurlijk verschilt het totale aanbod in 2011 ten opzichte van 2010. In totaal werden 3728 woningen in 2011 aangeboden en 3651 woningen in 2010. Groot verschil tussen deze jaren is juist het aantal goedkope woningen. Werden in 2010 nog 808 woningen aangeboden met een huurprijs tot € 357,37, in 2011 is dit aantal bijna gehalveerd tot 473 woningen. Met de regels van 2010 was het aanbod in 2011, bereikbaar voor de middeninkomens, juist hoger geweest. Een tweede conclusie bij het aanbod is dat het niet verder daalt. De daling van het woningaanbod is in de BRU gemeenten zelfs iets hoger dan in 2010. Overigens werden in 2007 nog 5076 woningen aangeboden. Let op! Het gaat hier om het aanbod niet om verhuringen aan de middeninkomens. Een groot deel van dit aanbod is ook bereikbaar voor andere inkomensgroepen. Bij dit aanbod zit ook een klein deel vrije sector. Huishoudens met een inkomen vanaf € 45.000 kunnen nog wel op dit aanbod reageren.
2
Woningzoekenden
1. Het totale aantal woningzoekenden blijft onverminderd toenemen. 2. Het aandeel van de midden- en hoge inkomens is licht gedaald met 3% 3. Het percentage actieve woningzoekenden met een middeninkomen is meer dan gehalveerd, van 15% in 2010 naar 7% in 2011. 4. Per gemeente zijn grotere verschillen in actieve woningzoekenden 5. De daling van actief woningzoekenden is gelijk verdeeld over leeftijdscategorieën Op 31 december 2011 waren 203.177 woningzoekenden ingeschreven in de regio Utrecht (zestien gemeenten). Een toename van bijna 10.000 ten opzichte van een jaar eerder. Het aantal ingeschreven huishoudens met een inkomen vanaf € 33.614 is licht afgenomen. In 2010 stonden nog 46.760 huishoudens met een middeninkomen ingeschreven, op 31 december 2011 is dit aantal licht gedaald naar 45.448, slechts 3%. Een grote uittocht van woningzoekenden heeft niet plaatsgevonden. Zelfs woningzoekenden met een inkomen vanaf € 45.000 blijven ingeschreven
staan, terwijl ze alleen nog op de vrije sector woningen kunnen reageren. Daarentegen kost een verlenging slechts € 7 en kunnen beleidsregels of de persoonlijke situatie wijzigen. In 2010 was 15% van de woningzoekenden nog actief op zoek naar een woning. Actief betekent hier minimaal één keer reageren op het aanbod. In 2011 is het aantal actieve woningzoekenden flink gedaald naar 7%. Hiermee houdt deze daling nagenoeg gelijke tred met het aanbod. Per gemeente ontstaat echter een ander beeld. Door de afwezigheid van aanbod in de woongemeente is de activiteit van woningzoekenden aantoonbaar gedaald. Het merendeel van de woningzoekende heeft tenslotte de behoefte om binnen de woongemeente te verhuizen. Onder de actief woningzoekenden is de verdeling in leeftijdcategorieën gelijk gebleven. Met andere woorden de daling in actief woningzoekenden is gelijk verdeeld over de leeftijdcategorieën.
3
Reacties
1. Toename gemiddelde reactie van middeninkomens, 2. … maar toename is niet in gelijke verhouding met de afname van het aanbod, oftewel er is vraaguitval. 3. Vraaguitval is voor een groot deel te verklaren door de locatie van het aanbod/ of beter gezegd, door het gebrek aan woonruimte op de juiste locatie. 4. Vraaguitval eveneens door de hoogte van de huren,.. 5. … waardoor het wegvallen van aanbod in de middenhuren niet heeft gezorgd voor meer vraag naar hoge huren. Het totale aantal reacties van middeninkomens is drastisch afgenomen, duidelijk als gevolg van het geringe aanbod. De gemiddelde reactie op een woning is namelijk wel toegenomen. Met andere woorden meer woningzoekenden met een middeninkomen reageerden op dezelfde woning. Het aanbod is echter met factor vijf afgenomen terwijl de gemiddelde reactie van middeninkomen ‘slechts’ is verdubbeld. Voor veel woningzoekenden met een middeninkomen voldoet het aanbod niet meer aan de behoefte. Eén van die behoeftes is de locatie van de woning. In gemeenten met weinig 1 aanbod voor middeninkomens wordt een extreem hoog gemiddelde gehaald . Zie ook de tabellen 3a en 3c. Gelet op het grotere aanbod in de gemeenten Utrecht en Nieuwegein geeft het gemiddelde een beter beeld van de vraag. Opvallend is daarbij de geringe verhoging van de gemiddelde reactie op de hoge huren. Bijvoorbeeld in de gemeente Utrecht neemt de gemiddelde reactie slechts toe van 12 naar 14 voor de lage inkomens in de hoge huurcategorie. Het aanbod in 2010 wijkt niet veel af van het aanbod in 2011 (respectievelijk 210 en 230). Dit kun je niet zeggen van het aanbod van huren in de middencategorie, Aanbod van 1134 woningen in het jaar 2010 en slechts 213 in het jaar 2011. Het geringe aanbod van 213 heeft slechts tot een verdubbeling van de gemiddelde reactie geleid. Het beperkte aanbod in de middenhuren heeft dus niet geleid tot het opschuiven van de vraag naar duurdere huren.
4 1. 2. 3. 4. 5. 6.
1
Verhuringen en slaagkans Verhuringen voldoen ruim aan de 90%-norm Stijging van de woningen aan de primaire doelgroep van 81,7% naar 92,8% in 2011. Verhuringen aan hoge inkomens is afgenomen van 7% naar 1,7% Verhuringen aan middeninkomens is gehalveerd, van 11,3% naar 5,5% De slaagkans van de doelgroep is licht toegenomen, van 11% naar 12% Meer woningzoekenden onder de doelgroep is actief op zoek naar een woning
Bij de gemiddelde per woning is het totale aantal reacties gedeeld door de passende (huur-inkomen) woonruimte. Er is echter ook vaak gereageerd op niet-passende woonruimte. De cijfers zijn dus niet gecorrigeerd voor deze ‘foute’ reacties.
7. De slaagkans van middeninkomens is niet verslechterd, veroorzaakt door de afname van de actieve woningzoekenden. Daling van het aantal verhuringen aan woningzoekenden met een inkomen vanaf € 33.614 2 Uiteindelijk is in 2011 92,8 % van het aanbod verhuurd aan huishoudens met een inkomen tot € 3 33.614. Waarmee ruim aan de 90% norm is voldaan. Bovendien is bij dit percentage nog geen onderscheid gemaakt naar sociale woonruimte. Het percentage komt dan op 93,4%. In 2010 werd nog 18,3% van de woningen verhuurd aan huishoudens met een inkomen vanaf € 33.614. Hierbij zaten echter ook de ‘hoge’ inkomens, huishoudens met een inkomen vanaf € 45.000. Als alleen gekeken wordt naar de middeninkomens is de daling van 11,3% (2010) naar 5,5% (2011). Vooral de verhuringen aan hoge inkonmens zijn afgenomen, van 7% (2010) naar 1,7% (2011). Verhuring aan deze groep heeft dan met name betrekking op de vrije sector en aan urgenten. Als slechts 5,5 % van het aanbod is verhuurd huishoudens met een middeninkomen, dan betekent dit meer verhuringen aan overige woningzoekenden. Per saldo zijn er 441 woningen in 2011 meer verhuurd dan in 2010, terwijl het totale aantal verhuringen nagenoeg gelijk is. De slaagkans (verhouding verhuringen ten opzichte van actief woningzoekenden) voor de woningzoekenden tot € 33.614 is een procentpunt gestegen (van 11% naar 12%). De geringe stijging is vooral te wijten aan de toename van het aantal actieve woningzoekenden. Opvallend is de slaagkans voor de middeninkomens. Door het wegvallen van actieve woningzoekenden is de slaagkans voor de middeninkomens gelijk gebleven of zelfs gestegen. Alleen de slaagkans voor de meerpersoonshuishoudens met een laag middeninkomen is afgenomen van 12% naar 9%.
5
Ten slotte …
De wijziging van de huisvestingsverordening heeft duidelijk gevolgen gehad voor de woningzoekenden (zie de conclusies per hoofdstuk). De 90% norm is ruimschoots gehaald en er is ruimte om actief beleid, voor woningcorporaties en gemeenten, te voeren voor de huisvesting van (specifieke) middeninkomens. Deze evaluatie kan echter geen afdoende antwoord geven op de specifieke onderzoeksvraag “… slaagkansen voor diverse groepen”. En dan met name de slaagkans voor de middeninkomens. Aangezien dit onderzoek is beperkt tot de sociale huursector en middeninkomens nu veel meer zijn aangewezen op de particuliere woningmarkt.
2
Deze percentages verwijzen naar de verhuring in de gehele regio Utrecht bestaande uit zestien gemeenten. Althans regionaal beschouwd. De 90%-norm heeft betrekking op het aanbod van een woningcorporatie, waarbij het niet van belang is in welke gemeente de woonruimte wordt verhuurd. Bovendien gaat het bij deze evaluatie alleen om de woningen die via WoningNet worden verhuurd, woningen die bijvoorbeeld, zijn bemiddeld blijven vooralsnog buiten beschouwing. Deze informatie moet nog van de woningcorporaties komen.
3
Tabellen Tabel 1: aanbod voor middeninkomens naar huurklasse Gemeente woning
361,66 - 554,76
554,76 - 652,52
>652,52
2010
2011
2010
2010
2011
2010
2011
De Bilt
169
2
30
1
1
200
3
Bunnik
13
4
3
20
0
Houten
136
2
176
6
Stichtse Vecht Utrecht IJsselstein Nieuwegein Vianen Zeist Totaal Utrecht Midden
1
39
213
176 1184
3
1
204
0
210
230
43
13
1437
456
40
1
1
5
121
6
61
33
1
2
332
118
26
80 270
2011
totaal
83
2
64
8
2
74
0
331
34
0
365
0
2929
589
41
0
2423
299
452
Lopik
24
15
Montfoort
14
7
Oudewater
18
3
267
54
23
2 1
0
3
21
4
0
1
21
1
De Ronde Venen
119
15
4
6
5
140
9
Woerden
124
4
28
6
0
5
152
15
Totaal Utrecht West
299
4
68
11
8
14
375
29
Doorn
33
3
8
0
41
3
Driebergen
53
0
0
53
2
Leersum
19
8
0
27
0
2
0
0
2
0
86
19
2
1
106
2
Maarn Wijk bij Duurstede Totaal Utrecht Zuidoost Totaal regio Utrecht
2
193
3
35
4
1
0
229
7
2915
306
555
282
63
37
3533
625
Tabel 2: woningzoekenden met een inkomen vanaf € 33.614, totaal en actief 2010 Totaal
2011
actief wz
%
Totaal
actief wz
%
€ 33.614 - € 38.000
11922
2321
19%
11526
1275
11%
€ 38.000 - € 45.000
12655
2212
17%
12351
1247
10%
meer dan € 45.000
22183
2613
12%
21571
552
3%
Totaal
46760
7146
15%
45448
3074
7%
Tabel 3a: gemiddelde reactie op aanbod per gemeente, lage middeninkomens Gemeente woning
De Bilt Bunnik Houten Stichtse Vecht Utrecht IJsselstein Nieuwegein Vianen Zeist Totaal Utrecht Midden Lopik Montfoort Oudewater De Ronde Venen Woerden Totaal Utrecht West Doorn Driebergen Leersum Maarn Wijk bij Duurstede Totaal Utrecht Zuidoost Totaal regio Utrecht
361,66 - 554,76 2010 2011 11 148 6 12 398 7 11 25 7 8 12 9 5 10 26 5 3 1 7 11 87 8 138 2 2 4 6 0 8 5 42 9 28
554,76 - 652,52 2010 2011 15 5 17 92 12 12 14 13 108 11 15 5 16 13 17 5 7 24 1 10 15 9 28 8 26 15 28 5 12 11 12
45 41 17
>652,52 2010 2011 13 15 6 1 23 4 10 15 11 18 7 3 9 0
12
4
3 6 1 17 8
11 11 9
10
6
Tabel 3b: gemiddelde reactie op aanbod per gemeente, hoge middeninkomens Gemeente woning
De Bilt Bunnik Houten Stichtse Vecht Utrecht IJsselstein Nieuwegein Vianen Zeist Totaal Utrecht Midden Lopik Montfoort Oudewater De Ronde Venen Woerden Totaal Utrecht West Doorn Driebergen Leersum Maarn Wijk bij Duurstede Totaal Utrecht Zuidoost Totaal regio Utrecht
361,66 - 554,76 2010 2011 10 75 6 9 223 7 9 20 6 8 11 9 4 8 20 3 2 1 6 8 53 6 86 3 1 4 5 1 5 4 33 7 21
554,76 - 652,52 2010 2011 21 10 20 68 17 13 14 11 140 14 13 3 16 14 16 4 10 24 2 10 16 9 27 8 25 17 20 8 12 12 13
32 28 16
>652,52 2010 2011 26 29 19 1 23 12 15 15 16 7 19 14 3 14 0
14
3
2 7 3 16 8
9 9 13
12
4
Tabel 4: Verhuringen en slaagkans naar inkomen en huishoudensgrootte
% verdeling
Verhuringen
Slaagkans totaal
inkomensklasse*
2010
2011
2010
2011
2010
2011
all. <20.325
1477
1516
32,1%
33,4%
12,1%
11,7%
all. 20.325 - 21.625
132
139
2,9%
3,1%
16,6%
16,7%
all. 21.625 - 33.614
666
815
14,5%
18,0%
10,4%
13,2%
all. 33.614 - 38.000
99
61
2,2%
1,3%
8,9%
10,4%
all. 38.000 - 45.000
60
39
1,3%
0,9%
9,8%
10,5%
all. >45.000
44
17
1,0%
0,4%
12,8%
21,8%
129
98
2,8%
2,2%
7,2%
5,0%
totaal alleenstaanden
2607
2685
11,2%
11,7%
meerp. <27.750
all. inkomen onbekend
1025
1280
22,3%
28,2%
11,5%
13,4%
meerp. 27.750 - 29.350
81
99
1,8%
2,2%
11,9%
12,5%
meerp. 29.350 - 33.614
199
232
4,3%
5,1%
9,3%
9,9%
meerp. 33.614 - 38.000
182
59
4,0%
1,3%
12,0%
8,6%
meerp. 38.000 - 45.000
173
89
3,8%
2,0%
10,8%
10,2%
meerp. >45.000
275
57
6,0%
1,3%
12,1%
12,0%
58
39
1,3%
0,9%
13,6%
7,9%
totaal meerp. hh
1993
1855
11,4%
12,2%
totaal
4600
4540
11,3%
11,9%
meerp. inkomen onbekend
* peiljaar 2011
100,0%
100,0%
TER KENNISNEMING algemeen bestuur Agendapunt Nr. Bijlage
: : :
20 juni 2012 Portefeuillehouder
:
G.P. Isabella
2012-04443 1
Onderwerp Wonen met welzijn en zorg (WWZ)
Voorstel AB besluit Kennis te nemen van het eindverslag project “Wonen met welzijn en zorg” en daarmee dit project aanmerken als afgerond.
Aanleiding Het gezamenlijke project ‘wonen met welzijn en zorg’ (WWZ) van provincie Utrecht en Bestuur Regio Utrecht kende een looptijd tot 1 januari 2012. Hoewel nog niet alle projecten, die in het kader van de stimuleringsregeling WWZ een subsidie hebben ontvangen, zijn afgerond is voorliggend eindverslag opgesteld.
Toelichting Provincie Utrecht en Bestuur Regio Utrecht zijn in 2007 gestart met het gezamenlijke project ‘wonen met welzijn en zorg’ (WWZ). Met dit project wilden provincie en BRU een bijdrage leveren aan een betere afstemming van vraag en aanbod van wonen met welzijn en zorg voor doelgroepen. Begin 2011 is een tussentijdse evaluatie uitgebracht. Hoewel nog niet alle projecten, die vanuit de stimuleringsregeling subsidie hebben ontvangen, zijn afgerond is voorliggend eindverslag opgesteld. Het project had vier speerpunten. De resultaten worden hierna per speerpunt toegelicht. 1. Het opstellen van een monitor om een beter zicht te krijgen op de vraag/aanbodontwikkeling De ontwikkelde monitor biedt een goed inzicht in de vraag- een aanbodontwikkelingen op het terrein van wonen en zorg. Door de betrokken partijen is geadviseerd om deze monitor op enigerlei wijze voort zetten. Dan blijft lokaal en regionaal de bouw- en transformatieopgave actueel in beeld en kunnen partijen daar afspraken over maken. De provincie heeft voortzetting van de monitor momenteel in overweging. Uit de monitor komt naar voren dat in het BRU in de afgelopen jaren fors is geïnvesteerd in de realisatie van woningen met zorg. In de periode 2003-2010 zijn in het BRU-gebied ruim 10.000 toegankelijke woningen met zorg en welzijn toegevoegd. Daarmee hebben BRUgemeenten invulling kunnen geven aan de opgave aan toegankelijke woningen met zorg en welzijn. In de periode 2003-2010 zijn bijna 2.300 zorgwoningen gerealiseerd in het BRU-gebied. Pagina 1 van 5
Uitgaande van een opgave van 3.700 zorgwoningen voor de periode 2003-2014, kan worden geconcludeerd dat de BRU-gemeenten tot nu toe globaal op schema liggen voor wat betreft de invulling van de opgave aan zorgwoningen. Hierbij moet wel worden aangetekend dat het in de komende jaren door gewijzigde marktomstandigheden (economische terugval, EUregels, etc.) moeilijker wordt om de bouwproductie op niveau te houden. 2. Het stimuleren en ondersteunen van concrete projecten op lokaal en regionaal niveau. De stimuleringsregeling ‘Wonen met Welzijn en Zorg’ die in 2008 is ingesteld, heeft een impuls gegeven aan verschillende projecten op het terrein van wonen met welzijn en zorg. Een groot aantal projecten heeft tot concrete resultaten geleid. Het gaat vooral om projecten die zich op het snijvlak van zorg en welzijn bevinden.. 3. Het tot stand brengen van kennisuitwisseling Kennisuitwisseling: er zijn in de projectperiode verschillende middelen ingezet om te komen tot kennisuitwisseling tussen gemeenten en andere betrokken partijen. Ofschoon er wel behoefte is aan kennisuitwisseling, zijn er ook grote verschillen geconstateerd in de beginsituatie en context tussen de gemeenten op het terrein van wonen-welzijn-zorg. Dat bemoeilijkt een gerichte kennisuitwisseling tussen gemeenten. 4. Het uitvoeren van onderzoek en beleidsevaluatie Het onderzoek ‘Ouderen en doorstroming’ is afgerond en heeft geleid tot een BRUbeleidsnotitie over doorstroming, die geagendeerd is op de agenda van BRU en RWU. De stimuleringsregeling is bij besluit van het algemeen bestuur ingesteld, daarom wordt het eindverslag aan u aangeboden om daarmee het project af te ronden. In totaal hebben provincie en BRU €2.000.000 beschikbaar gesteld voor de stimuleringsregeling. Het merendeel van de projecten is inmiddels afgerond (80%). Een beperkt aantal projecten zal in 2012 tot een einde komen. Als de subsidies definitief beschikt zijn, volgt een eindafrekening met de provincie. Voor een eventueel restant van het budget wordt voorgesteld dat terug te laten vloeien naar de bron waaruit de financiering gehaald is (rentebaten BWS). Voor provincie en BRU eindigt hiermee het project. Recent is geïnventariseerd wat de huidige stand van zaken is van het onderwerp Wonen met Welzijn en Zorg in de gemeenten. Het overzicht daarvan is ter informatie bijgevoegd.
het dagelijks bestuur van Bestuur Regio Utrecht,
drs. P.C.M. van Elteren, secretaris (a.i.)
mr. A. Wolfsen, voorzitter
Pagina 2 van 5
Stand van zaken ‘Wonen met welzijn en zorg’ Informatie per gemeente (geleverd door gemeenten) 17 april 2012
Bunnik Eind 2011 is op initiatief van de Wmo-raad van de gemeente Bunnik een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd voor een respijthuis/logeervoorziening in de gemeente Bunnik. Deze voorziening is bedoeld voor mensen die mantelzorg krijgen om zo de mantelzorger te kunnen ontlasten. De voorziening is niet alleen bedoeld voor mensen uit Bunnik zelf, maar ook uit de regio. De provincie heeft dit onderzoek gefinancierd en de gemeente heeft het onderzoek ambtelijk ondersteund. Het onderzoek is uitgevoerd door Rigo. Het onderzoek is in 2012 afgerond.
De Bilt Gemeente De Bilt heeft het project MENS, waarin diverse partijen op het gebied van wonen, welzijn en zorg samen werken. Dit project heeft tot doel te zorgen voor een volledig pakket aan diensten op de gebieden wonen, welzijn en zorg in de gemeente De Bilt. Dit project is opgestart in twee wijken, De Bilt en Maartensdijk. Het gaat erom wijkbewoners voorzieningen en, indien nodig, ondersteuning te bieden waardoor zij desgewenst zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen. Ook mee kunnen blijven doen met de samenleving is een belangrijk uitgangspunt in het project.
Houten In Houten zijn in het verleden in de centrumgebieden een aantal woonzorgzones benoemd. Dat zijn (met tussen haakjes de aldaar gesitueerde zorginstellingen) Houten-Centrum en omgeving (woonzorgcentrum Het Haltna Huis) Houten-Castellum en omgeving (woonzorgcentrum De Loericker Stee) Oude Dorp (verpleeghuis Het Houtens Erf). Het gevolg daarvan is dat nieuwbouw in die nabije omgeving zoveel mogelijk passend is voor de doelgroep ouderen en dat voorzieningen daar geconcentreerd worden. Er zijn afspraken gemaakt in het cluster volkshuisvesting en welzijn over een serie onderwerpen. De belangrijkste zijn afstemming over: 1) Actualisatie van het Woonprogramma voor senioren. Dit betreft: - woningvraag en woningaanbod helder krijgen (trends richting 2030 t.a.v. intramurale & zelfstandige huisvesting (koop en huur); - beoordeling van de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de huidige voorzieningen en zelfstandige woningen in aansluiting op vraag en qua aanpasbaarheid; - weging van beschikbare woningbouwlocaties op geschiktheid voor ouderenhuisvesting 2) Herziening van het WMO-beleidskader 3) Nieuwbouwprojecten (doelgroepen) 4) Uitstroom naar Houten van cliënten die tijdelijk gehuisvest zijn in Utrechtse voorzieningen voor Maatschappelijke Opvang 5) Effecten van rijksbeleidswijzigingen (bv. scheiden van wonen en zorg; overgang van AWBZ naar de gemeentelijke WMO van begeleiding van hulpbehoevenden) 6) periodieke aanpassing van prestatieafspraken tussen woningstichting Viveste en de gemeente.
Nieuwegein Nieuwegein heeft in 2008 met haar partners op het gebied van wonen welzijn, en zorg gekozen voor gebiedsgerichte ondersteuning van de kwaliteit van leven van de inwoners. De gebiedsgerichte benadering is ook leidend in de integrale uitvoering van de drie decentralisaties (Awbz, Wwnv, Jeugdzorg). Het aantal convenant partners wordt verbreed. Ook daarin is uitgangspunt het versterken van de eigen kracht van inwoners en waar mogelijk de-professionalisering van de ondersteuning. Op het gebied van welzijn en zorg wordt in lijn met de Kanteling in de Wmo, gewerkt aan inzet van Pagina 3 van 5
welzijnswerk ter vervanging van eerstelijns medische zorg. Met zorgverzekeraar Achmea vindt afstemming plaats over de participatie van de eerstelijns zorg in gebiedsgerichte zorgketens. Met corporaties en Zorgspectrum is een aanvalsplan Ouderenhuisvesting in ontwikkeling dat ook open staat voor andere aanbieders. Vooruitlopend daarop, en in lijn met het programma ‘Stad voor iedereen’, zijn corporaties al aan de slag gegaan met vervanging en ‘opplussen’ van complexen. Waar Nieuwegein zich verder in wil ontwikkelen is het breder betrekken van het ruimtelijke domein in de gebiedsgerichte aanpak. Zoals gebiedsontwikkeling die inspeelt op sociale ontwikkelingen en sociale programma’s die rekening houden met de ruimtelijke vraagstukken en kansen. Om Nieuwegein aantrekkelijk te houden voor nieuwe bewoners en daarmee (paradoxaal genoeg) doorstroming te bevorderen.
Stichtse Vecht Tot op heden geen informatie ontvangen van de gemeente Stichtse Vecht.
Utrecht Gemeente Utrecht voert al ruim 10 jaar beleid WWZ, dat zich vertaalt in het inrichten van woonservicezones in alle wijken. Het gaat in deze gebieden om het realiseren van een samenhangend aanbod van activiteiten en diensten op het gebied van wonen, welzijn, zorg en openbare ruimte voor bewoners die extra ondersteuning nodig hebben. Inmiddels zijn er zo'n 10 woonservicezones gerealiseerd. Hieraan wordt gewerkt door lokale partners op het gebied van WWZ, met name woningcorporaties, zorgaanbieders, gehandicapteninstellingen, zorgverzekeraar Agis, wijkwelzijnsorganisaties en belangenorganisaties van ouderen en mensen met een functiebeperking. Zij werken samen in z.g. wijknetwerken en in de stedelijke Stuurgroep Wonen-Welzijn-Zorg, waarvan de wethouder Zorg en Welzijn voorzitter is. Dit resulteert in een groot aantal activiteiten: van de bouw van zorgwoningen t/m het organiseren van welzijns- en vervoersactiviteiten voor ouderen en mensen met een functiebeperking. Een actuele ontwikkeling is het (laten) opstellen van een stedelijke Monitor WWZ door de afd. Onderzoek van de gemeente.
Vianen 1) In de afgelopen jaren hebben wij het woonservicezoneconcept voor Vianen uitgewerkt. Dat hebben we kunnen doen dankzij de subsidie van BRU/provincie die we daarvoor hebben ontvangen. 2) Wij gaan nu plan uitwerken om in de (kleine) kern Zijderveld bijgevoegd plan uitwerken. Hiervoor hebben wij eveneens subsidie gekregen. Vanwege capaciteitsproblemen en het opschuiven van de plannen voor het nieuwe dorpshuis is de uitwerking eveneens doorgeschoven. Hiervoor hebben wij uitstel gekregen.
IJsselstein 1) Eind 2011, begin 2012 is het project Woonservicezones IJsselstein tot afronding gekomen. Binnen het project hebben veel maatschappelijke organisaties samengewerkt met de gemeente IJsselstein. Dit zijn Axioncontinu, Vitras/CMD, Pulse, Ewoud, Provides, Reinaerde en het Plaatselijk Overleg Gehandicapten. Afstemming heeft plaatsgevonden binnen het Overleg Maatschappelijke Ondernemers. De diensten en producten op de gebieden wonen, welzijn en zorg van elke Woonservicezone zijn in kaart gebracht. Het woonaanbod, het zorgaanbod en het welzijnsaanbod van elk van de vier wijken is met een brochure gepubliceerd en huis-aan-huis verspreid. Binnen het OMO is vervolgens het integrale wijkteam als een belangrijke schakel in de wijk benoemd. 2) In februari 2012 zijn huis-aan-huis brochures verspreid mbt de welzijn- en zorgvoorzieningen in elk van de vier woonservicezones/wijken. Zo heeft iedereen inzicht wat er in hun wijk allemaal aan voorzieningen zijn waar gebruik van kan worden gemaakt. Verder is in 2012 gestart met digitale wijknieuwsbrieven waaronder ook informatie over bouwprojecten op welzijn- zorggebied.
Pagina 4 van 5
3) Eind 2011 is een samenwerkingsconvenant integrale wijkteams aangegaan met diverse maatschappelijke partners. In december 2011 is het 'Samenwerkingsconvenant Wonen, Welzijn, Zorg en Veiligheid IJsselstein' ondertekend door welzijnsstichting Pulse, woningbouwcorporatie Provides, Politie IJsselstein en gemeente IJsselstein. Ook andere relevante partijen worden betrokken als dit nodig is. 4) In 2011 zijn de laatste twee fokuswoningen gerealiseerd. Hiermee is voldaan aan de behoefte in IJsselstein voor dit woningtype en komt het totaal op 18. 5) In september 2009 is gestart met de nieuwbouw van Woonzorgcentrum Isselwaerde. Het voormalige ziekenhuis biedt plaats aan 60 ouderen, waarvan de meesten wegens geheugenproblemen niet meer zelfstandig kunnen wonen. Het oude gebouw, waar zich nu de hoofdingang bevindt, blijft behouden. Hierachter verrijst in twee fasen een compleet nieuw woonzorgcentrum. Op 15 december 2010 is het eerste gedeelte van de nieuwbouw van woonzorgcentrum Isselwaerde in IJsselstein in gebruik genomen. De zestig bewoners van Isselwaerde hebben hun intrek genomen in hun nieuwe groepswoningen in de nieuwbouw (zes groepswoningen). Het wonen in het nieuwe Isselwaerde is vormgegeven volgens het concept kleinschalig wonen. Er is eveneens ruimte voor de dagbehandeling De Isselhof, een grand café, een winkel, een kapper en kantoorruimtes. Het café is voor iedereen toegankelijk en fungeert als bruisend ontmoetingspunt van het zorgcentrum. In januari 2011 zijn de oude paviljoens van het woonzorgcentrum afgebroken en aansluitend is de gemeente IJsselstein gestart met de bouw van de parkeergarage, die deels onder de nieuwbouw van Isselwaerde komt. Na de zomervakantie van 2011 is gestart met de bouw van fase 2 van de nieuwbouw van Isselwaerde. De oplevering van deze tweede fase zal mei 2012 plaatsvinden. Per 1 juli zullen de bewoners hun intrek nemen. Isselwaerde zal dan uiteindelijk plaats bieden aan ruim 90 cliënten. 6) De nieuwbouwplannen worden ter toetsing aan de WMO-adviseurs van de gemeente voorgelegd. Deze afstemming heeft tot resultaat dat de plattegronden van de woningen beter aansluiten bij de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. 7) De woningcorporatie Provides is bezig met een inventarisatie van het aantal geschikt en toegankelijke woningen. Er heeft afstemming plaats gevonden met de Provincie en de gemeente over het indelingssysteem gebaseerd op sterren. 8) Vanaf 1 maart 2011 is het project IJsselstein community gestart. De IJsselstein community wordt een online gemeenschap van 50plussers in de gemeente IJsselstein. Via de eigen computer en internetverbinding kunnen zij met elkaar contact leggen en zien welke activiteiten er in hun buurt of wijk zijn. IJsselstein community is een samenwerking tussen de gemeente IJsselstein, Pulse, Provides, Ewoud en AxionContinu.
Zeist In Zeist zijn in 2010 54 woningen met zorg opgeleverd in het project De Looborgh (van zorgorganisatie Charim). Dit nieuw complex ligt vlakbij het centrum van Zeist.
Pagina 5 van 5