Aan de leden van Provinciale Staten
Nr.: 2005-09038/40/A.19, CW Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op Bijlage Onderwerp
: : : : :
Groningen, 12 oktober 2005
Vedder, Mw. J. (050) 3164524 1 Jaarrekening 2004 Stichting Groninger Museum voor Stad en Lande e.a. stukken en 'moederrol'
Geachte dames en heren, Hierbij informeren wij u over de financiële positie van het Groninger Museum naar aanleiding van het indienen van de Jaarrekening 2004 en andere financiële stukken (A) en de notitie "moederrol" / ondersteunende rol van het museum richting de overige musea in de provincie (B) (bijlage).
A. Jaarrekening 2004 e.a. (financiële) stukken Groninger Museum Naar aanleiding van de Jaarrekening 2004 is het Groninger Museum (GM) volgens de richtlijn van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties beoordeeld op 4 sterren. Voor 2003 was dit eveneens 4 sterren. De financiële positie is zeer kwetsbaar door o.a. het ontbreken van eigen vermogen en de geringe liquiditeit en solvabiliteit. Algemeen Het GM ontvangt jaarlijks van de provincie een budgetsubsidie ad € 938.500 (prijspeil 2005) en een aankoop-/manifestatiesubsidie ad € 45.378 (prijspeil 2005). Daarnaast zal in 2005 de eenmalige subsidie voor de bouw van het depot ad € 1.500.000 worden betaald (toegekend 2004). Van de gemeente ontvangt het GM € 2.654.854 exploitatiesubsidie (2004). Volgens het Beleidsplan 2004-2008 wil het GM 2 grote publiekstrekkers (A en dubbel A) organiseren. Hiervan is de grootste gericht op kunst eind 19e en begin 20e eeuw en trekt deze grote publiekstrekker tenminste 75.000 bezoekers. De financiering komt afwisselend uit het Fonds voor Kunst & Economie en het Fonds Culturele Relatie Evenementen (GasUniefonds). De combinatie van de andere 2 tentoonstellingen zijn gericht op hedendaagse kunst, design, mode en/of toegepaste kunst. Deze tentoonstellingen samen moeten 100.000 bezoekers opleveren. Daarnaast vinden er allerlei exposities plaats die relatief minder bezoekers trekken zoals presentaties uit eigen collectie, De Ploeg(paviljoen) met 2 presentaties per jaar, het prentenkabinet, porselein (Starck paviljoen), Blauwe Zaal (Lucchi), Coop Himmelblau presentaties + publieksactiviteiten en Ovaal West. Ook vinden er vele publieksactiviteiten plaats.
Het Fonds voor Kunst en Economie blijkt geen revolving fund, want er kunnen slechts 3 tentoonstellingen uit worden gefinancierd. Er zijn nu 2 exposities uit (voor)gefinancierd en het GM kan hieruit nu dus nog 1 bekostigen. Diaghilev is de 2e expositie die uit het Fonds is betaald. Er is voor deze expositie zelfs extra gedoneerd, vanwege de tegenvallende bezoekersaantallen en de daardoor ontstane tekorten. Voor 2005 is in verband met de tegenvallende bezoekersaantallen en de financiële positie besloten om 1 van de geplande A tentoonstellingen (Rio Branco) te verschuiven naar 2006. Na de reorganisatie van GM zijn de begroting en de jaarrekening opgesplitst in twee onderdelen. Te onderscheiden in enerzijds de algemene baten en lasten en anderzijds de baten en lasten die gerelateerd zijn aan de activiteiten. Onder de algemene baten en lasten staan de “vaste” baten en lasten zoals onder andere de exploitatie subsidies van de Gemeente en de Provincie Groningen, entreegelden, personeelsen huisvestingskosten (incl. depot). In het activiteitendeel staan de "variabele" kosten en baten m.b.t. de collecties, presentaties en publieksactiviteiten museaal en commercieel. Het saldo van de algemene vaste baten minus de algemene vaste lasten loopt - bij gelijkblijvende bezoekersaantallen - steeds verder terug (van € 960.396 in 2004 naar € 603.558 in 2006). Na 2007 neemt saldo toe door verwachte hogere bezoekersaantallen*. Geconcludeerd kan worden dat de subsidie van de provincie steeds meer wordt ingezet om de vaste lasten te kunnen betalen en dus minder op activiteiten. Dit staat in contrast met het gestelde in de Cultuurnota dat er vanuit gaat dat onze subsidie meer wordt ingezet op activiteiten en minder op 'stenen en personeel'. Overigens is deze keuze goed te verklaren omdat de realiteit is dat het museum alleen extra financiering kan verwerven op de tentoonstellingen en niet op de vaste lasten. In onderstaand tabel staan de bezoekersaantallen van de voorgaande jaren en dit jaar. 1999
2000
2001
2002
2003
2004
190.000
220.000
201.000
345.150
235.000
198.127 180.000
2005
* In de diverse aangeleverde stukken fluctueren de gehanteerde bezoekersaantallen voor de komende jaren. Eerst werd het aantal vastgezet op 185.000, daarna werd het aantal weer verhoogd. De laatste bijstelling laat een aantal van 180.000 zien in 2005, 185.000 in 2006, 230.000 in 2007 en 205.000 in 2008 en 235.000 in 2009. Jaarrekening 2004 Het boekjaar 2004 is afgesloten met een positief resultaat van circa € 20.000, dit is € 80.000 lager dan de herziene begroting 2004 (vastgesteld in juni 2004). Dit wordt vooral veroorzaakt door lagere bezoekersaantallen en een afname van volbetalende bezoekers. Het negatieve eigen vermogen van het GM komt hiermee op - € 80.000. Ook de liquiditeit is t.o.v. 2003 verslechterd en is onvoldoende en de solvabiliteit is slecht. Door het GM wordt aangegeven dat naar verwachting de kosten harder stijgen dan de inkomsten. Dit wordt met name veroorzaakt door: - Het accres 2005 van zowel de gemeente als de provincie bedraagt 0%. - De loonkosten stijgen jaarlijks wel met 2,5 %. - Stijgende kosten van verzekering, (internationaler) transport, bruikleenfee's etc. - In 2005 start het GM met de terug betaling van de lening die de gemeente in 2000 heeft verstrekt (€ 70.000 per jaar) - Het geleidelijk stopzetten van de subsidie voor ID- en WIW- banen. - Het verwachte jaarlijkse exploitatie tekort van het depot. Begroting en realisatie 2005 In de eerste oorspronkelijke begroting 2005 (ontvangen op 27 december 2004) zijn de totale baten gelijk aan de kosten. Begin juni 2005 heeft de provincie een herziene begroting 2005 ontvangen, zonder realisatie en uitgebreide toelichting. Naar verwachting zal het GM nu een negatief resultaat behalen van € 50.000. In de mondelinge toelichting van 6 juni wordt verklaard dat het vooral wordt veroorzaakt door de tegenvallende resultaten van Diaghilev: omzet ruim € 230.000 lager dan begroot. Door o.a. het verhogen van de entreegelden, het doorschuiven van presentatie Rio Branco naar 2006
2
en een tijdelijke vacaturestop in te voeren, hoopt het GM het totale verlies over 2005 te beperken. Als het lukt om de tentoonstelling Chalayan twee keer te verkopen dan is de verwachting dat het jaarresultaat neutraal wordt afgesloten. Halfjaarrapportage: exploitatie t/m juni 2005 Er wordt voor 2005 een tekort verwacht van ca. € 50.000,-. Zo komt het negatieve vermogen op ca. € 130.000,-. In de toelichting vergelijkt het GM de prognoses 2005 met verschillende begin situaties (jaarrekening 2004, begroting 2005, herziene begroting 2005). De entreegelden fluctueren door óf gewijzigde bezoekersaantallen óf gewijzigde tarieven. De diverse baten zijn hoger door een anonieme schenking. De personeelskosten zijn t.o.v. de herziene begroting lager door meevallers m.b.t. het tijdelijke personeel en de WIW regeling. Zowel de kosten van de collecties en de presentaties schommelen, zonder duidelijke toelichting waarom. Meerjarenperspectieven Er zijn diverse meerjarenperspectieven aangeleverd waarin steeds verschillende aannames en dus verschillende cijfers zijn gehanteerd. Bij de eerste was het saldo € 0 over alle jaren, bij één van de volgende loopt het negatieve saldo op tot € 600.000 in 2008. Conclusie Duidelijk is dat het financieel gezien niet goed gaat met het museum. Er is een negatief eigen vermogen, de liquiditeit is onvoldoende en solvabiliteit slecht. Het tekort loopt in de komende jaren verder op. Er zijn in de diverse aangeleverde stukken ook diverse schommelingen in de kosten van de collecties en die van de presentaties te signaleren zonder een duidelijke aanpak in de beheersing van die kosten. Er is nog geen plan van aanpak aangeleverd. Op basis van de stukken lijkt er nog te weinig te worden geanticipeerd op de mee- en tegenvallers. Verder zijn er in de verschillende aangeleverde toekomstperspectieven verschillende aannames gehanteerd: er is dus geen eenduidig beeld. Hoewel de onderhandelingen m.b.t. verhuur van een gedeelte van het depot in een ver stadium schijnen te zijn, hebben ze nog niet tot een definitief resultaat geleid. Het tekort op de investering (€ 70.663) is nog steeds opgenomen. Voortgang Aangaande de financiële positie van het GM wordt verder conform de procedure van het Rapport Professionalisering Subsidierelaties gehandeld. Het Groninger Museum heeft GS schriftelijk geïnformeerd over het dilemma ambitieniveau financiën. Over deze problematiek zullen wij ons nader beraden. Wij blijven over deze onderwerpen in overleg met het museum.
B. "Moederrol" / Ondersteunende rol Groninger Museum De door het museum opgestelde notitie (bijlage) sluit aan bij de geformuleerde doelen in de Cultuurnota 2005-2008 aangaande de ondersteunende rol van het Groninger Museum aan de overige musea in de provincie Groningen. De notitie is in samenwerking en afstemming met het Museumhuis Groningen opgesteld. De notitie wordt als bijlage opgenomen bij het document Afspraken Budgetfinanciering 2005-2008. Hiermee is voldaan aan de toezegging van de gedeputeerde om de 'moederrol' nader uit te laten werken.
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
3
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten der provincie Groningen:
, voorzitter.
, secretaris.
4
BIJLAGE
Het Groninger Museum en de ondersteunende rol ten aanzien van de overige musea in de provincie. Notitie Groninger Museum en Museumhuis - augustus 2005 P. Wageman (GM) / R. Broekhuis (MH)
In november 2004 verscheen de conceptnotitie over de rol van het Groninger Museum binnen de museale infrastructuur van de Provincie Groningen. Deze notitie vormde het uitgangspunt voor de huidige notitie en geeft een toelichting op de actuele stand van zaken en in hoeverre het Groninger Museum erin slaagt om deze centrale functie in de provincie ook daadwerkelijk in te vullen. Daarnaast wordt in deze notitie nagegaan in hoeverre de intenties nog steeds van kracht zijn. Ook wordt hierin aangegeven hoe de afstemming is gemaakt tussen het Groninger Museum en het Museumhuis. Voordat we hier nader op ingaan, willen wij voorstellen om de verwarrende term Moedermuseum in deze context niet meer te hanteren. De term is in het verleden geïntroduceerd in een periode waarin binnen de provincie een moedermuseum en regionale kernmusea werden onderscheiden. De regionale kernmusea bestaan niet meer en ook het begrip moedermuseum is aan vervanging toe. Binnen Groningen wordt immers samengewerkt binnen een collegiaal museaal netwerk, waarbij ieder museum zijn expertise ook inzet voor andere musea binnen de provincie. Het spreekt vanzelf dat grote musea zoals het Groninger Museum hier meer aan bijdragen dan kleinere musea. De bevoogding die van het begrip moedermuseum uit gaat past niet meer binnen deze context. Daarom willen we spreken van de inbreng van het Groninger Museum binnen het provinciale museumnetwerk. De aanleiding om het Groninger Museum een belangrijke rol binnen het museale bestel te geven is het feit dat het Groninger Museum in omvang het grootste museum in de provincie is en daarmee beschikt over veel expertise op het gebied van bedrijfsvoering, presentatie en collectiebeheer. Daarnaast beschikt het Groninger Museum binnenkort over een nieuw depot dat conform de meest recente opvattingen is ingericht en verbouwd. Het Groninger Museum beschikt over een grote collectie objecten die voor een deel verwijzen naar de geschiedenis van Groningen. In tegenstelling tot het Groninger Museum beschikken de musea in de provincie veelal over een kleine(re) of andersoortige behuizing - denk hierbij bijvoorbeeld aan de borgen - en een bescheiden collectie . In relatie tot hun behuizing en collectie hebben deze regionale musea daarom soms een bredere functie dan het tonen van beeldende kunst of historische artefacten waardoor ze ook onder de noemer van cultureel erfgoed kunnen vallen. Wat betreft de bedrijfsvoering is er nu eens sprake van een kleine professionele bezetting dan weer van een grote inzet van vrijwilligers. Binnen het museale netwerk heeft ieder museum zijn eigen specifieke kwaliteiten. Musea in Groningen zijn bereid die expertise met elkaar te delen. Gezien de aard en omvang van het Groninger Museum geldt een extra inspanningsverplichting, die is vastgelegd in de provinciale cultuurnota. Het Groninger Museum kan en is bereid om deze inspanning te leveren. Het museale veld kan op de volgende punten inhoudelijk een beroep doen op de expertise van het Groninger Museum: 1. 2. 3. 4.
Collectiebeleid Tentoonstellingen Educatie Pers en Marketing
1. Collectiebeleid De collectie vormt de kern van het museum. Vanuit de collectie worden presentaties gemaakt al dan niet met bruiklenen van andere musea. Aan het tentoonstellen van bruiklenen van buiten (maar
5
uiteraard ook aan het tentoonstellen van de eigen collectie) zijn voorwaarden verbonden die, wil men zich een museum noemen, landelijk zijn vastgelegd. Omdat de collectie van het Groninger Museum deels ook bestaat uit een regionaal historische collectie is het voor de hand liggend dat deze collectie frequenter wordt gedeeld met die van de overige regionale musea. Wat betreft het collectiebeleid kan het Groninger Museum de regionale musea op twee manieren ondersteunen: materieel en immaterieel. Bij de eerste wijze van ondersteuning gaat dan voornamelijk over collectiemobiliteit. In de jaren zestig en zeventig zijn een groot aantal stukken uit de collectie van het Groninger Museum in langdurig bruikleen afgestaan aan musea in de provincie. Zo is bijvoorbeeld 90% van de objecten in de Menkemaborg in Uithuizen eigendom van het Groninger Museum. Het Groninger Museum heeft ook zitting in het bestuur van de stichting die de Menkemaborg exploiteert. Het Groninger Museum is een groot voorstander van collectiemobiliteit zolang deze het behoud van de collectie niet aantast en op basis van beschikbaarheid. Dit laatste betekent echter wel dat wanneer een regionaal museum een tentoonstelling voorbereidt het niet de bedoeling is dat er uitsluitend objecten uit de collectie van het Groninger Museum te zien zijn, maar dat deze bruiklenen een aanvulling geven en de tentoonstelling versterken. Het Groninger Museum blijft om bovengenoemde redenen de drietraps bruikleenprocedure handhaven volgens de voorwaarden die worden gesteld aan beveiliging van de museale gebouwen en eisen die er gelden voor de klimatologische omstandigheden zoals die al eerder in de conceptnotitie werden beschreven: • De lichtsterkte op objecten en schilderijen mag niet boven de 200 lux uitkomen • De lichtsterkte op grafiek en textiel heeft een limiet van 60 lux • De temperatuur in de tentoonstellingsruimte moet tussen de 19-22ºC • De vochtigheid in de tentoonstellingsruimte mag variëren van 48-55% Als musea of borgen hieraan voldoen, dan kunnen bruiklenen worden afgegeven voor een korte periode (tot max. 6 maanden), een langere periode (tot max. 2 jaar) en een langdurig of semipermanent bruikleen (langer dan 2 jaar). Het Groninger Museum brengt de musea geen bruikleenvergoeding in rekening. Mocht een werk echter gerestaureerd moeten worden of door externe deskundigen moeten worden schoongemaakt voordat het kan worden getoond, dan is het museum echter genoodzaakt dit wel te doen. Dit zal altijd van tevoren worden medegedeeld en het Groninger Museum zal dan ook alternatieven geven indien deze zich in de collectie bevinden. Het Groninger Museum zal geen verzekeringskosten in rekening brengen voor de bruiklenen aan de regionale musea, mits de verzekeringsvoorwaarden overeenkomen of voldoen aan de landelijk vastgestelde verzekeringseisen. In dat geval kunnen de bruiklenen onder de verzekeringspolis van het Groninger Museum blijven vallen. Tot slot kunnen de regionale musea bij het Groninger Museum terecht voor advies op het gebied van cultuurhistorische objecten en Groninger beeldende kunst. Hoewel er regelmatig gebruik wordt gemaakt van de kennis die op het gebied van tentoonstellingen en op de verschillende collectieonderdelen in het Groninger Museum aanwezig is, is de ervaring tot nu toe dat de instanties met hun bruikleenverzoeken te laat komen of dat deze verzoeken zo uitgebreid zijn dat dit weer druk legt op de tijd van de betreffende conservator. De eerste ervaring heeft wellicht te maken met de opvatting dat sommige musea de (gezonde) houding hebben dat ze tentoonstellingen eerst tot in detail willen uitwerken voordat ze advies inwinnen. De tweede ervaring heeft vooral te maken met het feit dat soms de lijst met aangevraagde bruiklenen zo lang is dat het bezoek aan het depot om de bruiklenen te bezichtigen te veel tijd vergt, waardoor reguliere werkzaamheden in het gedrang komen. Indien dit laatste het geval is, wordt tegenwoordig aan het museum dat de bruikleenaanvraag doet gevraagd of ze hun bruikleenaanvraag willen toespitsen op de voor de tentoonstelling belangrijke objecten. Binnen het provinciale netwerk van musea zullen wij hierover verdere afspraken maken.
6
2. Tentoonstellingen Tentoonstellingsadviezen kunnen te allen tijde worden ingewonnen bij het Groninger Museum. Ook kan het voorkomen dat er in sommige gevallen wordt samengewerkt met regionale musea als het onderwerp of zelfs de ligging van het regionale museum hiertoe aanleiding geeft en zich daarvoor leent. Zo zal er in 2006 worden samengewerkt met Museum ’t Hoogeland in het kader van de tentoonstelling met werk van Jan Jordens dat een initiatief is van het Groninger Museum maar een bijzonder raakvlak heeft met Museum ’t Hoogeland in Warffum omdat Jan Jordens daar woonde en werkte voordat hij zich in Groningen vestigde. In dit geval zal er in Warffum dus sprake zijn van een deeltentoonstelling waarbij er een inhoudelijke relatie is met de tentoonstelling in het Groninger Museum. Beide tentoonstellingen vinden tegelijkertijd plaats. 3. Educatie Omdat het Groninger Museum in eerste instantie educatieve programma’s maakt voor zijn eigen presentaties, wil dit niet zeggen dat ze hierin geen rol kan vervullen naar het provinciale museale veld. Hiervoor geldt dat er ook een duidelijke afstemming moet zijn met het Museumhuis en in sommige gevallen ook met Kunststation C of zelfs het IVAK. Daarnaast wordt er voor specifieke projecten zoals bijvoorbeeld de tentoonstelling Professor Van Giffen en het geheim van de wierden samenwerking gezocht met scholen in de provincie. Het probleem is echter dat op het moment dat er samenwerking wordt gezocht met Kunststation C er sprake moet zijn van een vraag vanuit de scholen, in plaats van dat er kan worden ingegaan op een aanbod dat de musea doen. Dit vergemakkelijkt de samenwerking niet. Het voorstel is daarom of het in dit verband niet zinvoller is om nauwer overleg te voeren met de overige educatieve instellingen in Groningen en provincie en na te gaan waar men van ieders specialisme kan profiteren. Binnen het platform educatie en het directeurenoverleg van het Museumhuis zullen wij hier verdere voorstellen doen en een actieve bijdrage leveren. Bijkomend voordeel is dat lijnen naar scholennetwerken in het IVAK-gebied, het Kunststation C gebied en de gemeente Groningen hier bij elkaar komen. 4. Pers en Marketing Wat betreft de pers en marketing is dit onderdeel nauw verbonden met het al of niet samenwerken op het gebied van tentoonstellingen. Als er wordt samengewerkt of indien er een deeltentoonstelling in de provincie plaatsvindt, dan zal de deeltentoonstelling in de provincie uiteraard meeliften met de aanpak van het Groninger Museum met als gevolg dat beide tentoonstellingen behalve een regionaal bereik ook een landelijk bereik zullen hebben. Daarnaast kunnen er in dergelijke gevallen ook acties worden ontwikkeld met de Stichting Marketing Groningen, zoals ook in het verleden is gebeurd en er toen arrangementen konden worden geboekt in dorpen waar De Ploeg veel schilderde of fietstochten worden georganiseerd door het landschap van De Ploeg. Hoewel de ambitie en uitstraling van het Groninger Museum weliswaar (inter)nationaal is, wil het tegelijkertijd zorgen voor een grotere doorstroom van de bezoekers naar de stad en provincie door hen te informeren over de geschiedenis van stad en provincie. Daarbij wil het museum met zijn tentoonstellingsprogramma een extra dynamiek te geven aan de uitstraling van het Noorden. Met andere woorden, het Groninger Museum wil ook door haar tentoonstellingsprogamma niet alleen een economische spin-off creëren maar ook een doorstroom genereren van bezoekers naar de regionale musea. Afstemming met het Museumhuis Het Groninger Museum probeert waar mogelijk vanuit de collectie en specifieke kennis ondersteuning te bieden aan het regionale museale veld, terwijl het Museumhuis duidelijke taken heeft met betrekking tot advies en ondersteuning aan de musea waar het gaat om de uitvoering van primaire museumtaken en om taken in de voorwaardenscheppende sfeer. Met name de samenwerking binnen de museale infrastructuur waarover in deze nota wordt gesproken, is een belangrijke taak van het Museumhuis. Daarnaast zijn in de conceptnota de volgende taken aangehaald die tot het Museumhuis behoren: ondersteuning en advisering bij het verzamelen en ontzamelen; onderhouden, bestuderen en
7
presenteren van collecties, advisering over museale bedrijfsvoering en het museumbeleid. Daarnaast houdt het Museumhuis zich bezig met deskundigheidsbevordering, het stimuleren van de onderlinge samenwerking van de musea en publiciteit- en promotiebevordering. In navolging van de conceptnotitie maakt de adjunct-directeur van het Groninger Museum inmiddels deel uit van het bestuur van het Museumhuis. Zowel het Groninger Museum als het Museumhuis vinden dat het museale veld een eenheid moet blijven, waarin beide instellingen hun specifieke aandeel leveren. Dit kan per museum variëren van (gratis) collegiaal advies tot het daadwerkelijk ondersteunen van processen tegen kostendekkend tarief in plaats van marktconforme prijzen. Daarnaast worden regelmatig museummedewerkers betrokken bij de platformbijeenkomsten ‘publiekpers-educatie’, ‘behoud en beheer’ en ‘ collectieregistratie’ of op symposia over andere onderwerpen als P&O of museale bedrijfsvoering. Door met het Museumhuis deskundigheid te delen en te creëren wordt de culturele dynamiek naar het regionale museale veld gestimuleerd en uitgebreid. Deze wordt met name bevorderd tijdens de activiteiten en symposia die het Museumhuis over diverse onderwerpen organiseert. De bijdrage van het Groninger Museum en anderen ligt dan op die terreinen die hierboven al werden genoemd. Met de juiste afstemming tussen het Groninger Museum en het Museumhuis kunnen de regionale musea, of breder het regionale museale veld optimaal worden bediend. Deze notitie gaat uit van de rol van het Groninger Museum binnen de provinciale museale infrastructuur. Daarnaast heeft het Groninger Museum ook een belangrijke rol als spraakmakend en vernieuwend museum waarvoor je naar Groningen wilt komen. Over deze functie wordt in deze notitie niet gesproken, maar die zal op een ander moment worden toegelicht. Zoals in de inleiding is beschreven willen wij ervoor pleiten om in het provinciale beleid rekening te houden met twee belangrijke rollen van het Groninger Museum. In de eerste plaats de rol van het Groninger Museum als een provinciaal museum met taken binnen het provinciale netwerk. In de tweede plaats als een internationaal toonaangevend museum met een uitstraling waar zowel de stad als de provincie van profiteren. Voor beide taken is geld nodig om de vele ambities waar te maken. Alleen dan kan de samenwerking met het Museumhuis, de steun en begeleiding van de vele vrijwilligers, de gezamenlijke PR en Marketing in het licht van specifieke projecten en op het gebied van educatie worden geïntensiveerd.
8