3-001
WOENSDAG 12 OKTOBER 2005 ___________________________ (Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht)
3-002
VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS ROCA Voorzitter
3-007
In memoriam 3-008
(De vergadering wordt om 15.10 uur geopend) 3-003
Hervatting van de zitting 3-004
De Voorzitter. − Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement, die op donderdag 29 september 2005 werd onderbroken, te zijn hervat. 3-005
Verklaring van de Voorzitter
De Voorzitter. − Op mij rust tevens de trieste plicht u mede te delen dat op 8 oktober onze collegaafgevaardigde Jürgen Zimmerling is overleden. Zoals u weet, was de heer Zimmerling lid van ons Parlement gedurende de afgelopen zittingsperiode en had hij sinds juli jongstleden opnieuw zitting in onze Vergadering namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten. Hij was lid van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en van de Delegatie voor de betrekkingen met de Golfstaten, inclusief Jemen.
3-006
De Voorzitter. − Dames en heren, wij delen vandaag in het leed van de families van de vele slachtoffers van de natuurrampen die zich de afgelopen week hebben voltrokken: een verschrikkelijke aardbeving in zuidelijk Azië en de orkaan Stan in Midden-Amerika. Bij de aardbeving, waardoor Pakistan, het noorden van India en Afghanistan zijn getroffen, zijn duizenden doden en talloze gewonden gevallen en is onvoorstelbare materiële schade aangericht. In Kashmir in het bijzonder is de schade zeer groot. Ook Midden-Amerika is door een grote tragedie getroffen. De orkaan Stan is over verschillende landen in de regio getrokken en heeft een spoor van enorme materiële schade en onherstelbare verliezen aan mensenlevens achtergelaten. Het is moeilijk de gevolgen te boven te komen, en dat zal nog lange tijd zo zijn. Namens het Europees Parlement heeft onze Voorzitter, Josep Borrell, onmiddellijk onze solidariteit en onze deelneming betuigd aan de autoriteiten van de landen die door deze tragedies zijn getroffen. De Europese Unie heeft snel gehandeld door noodhulp in te zetten en aan te bieden aan de getroffen regio's en inwoners. We zullen moeten bekijken hoe wij, in samenwerking met de regeringen van de betreffende landen, gaan bijdragen aan de wederopbouw in de regio's die door deze rampen zijn getroffen. Wij, de leden van het Europees Parlement, willen onze solidariteit, onze genegenheid en onze steun aan de families en de slachtoffers in Azië en Midden-Amerika tot uitdrukking brengen. Wij staan hen terzijde in deze buitengewoon zware en moeilijke tijd. Dan zou ik u nu willen verzoeken, dames en heren, een minuut stilte in acht te nemen, ter nagedachtenis aan deze mensen die voor altijd van ons zijn weggenomen door de wrede krachten der natuur.
Met grote droefheid moet ik u nu verzoeken een minuut stilte te betrachten ter nagedachtenis van onze hooggewaardeerde collega, die is heengegaan in dienst van Europa en van de idealen die wij allen delen. (Het Parlement neemt staande een minuut stilte in acht) 3-009
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 3-010
Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen 3-011
Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen 3-012
Ingekomen stukken: zie notulen 3-013
Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg 3-014
Kredietoverschrijvingen: zie notulen 3-015
Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen 3-016
Agenda 3-017
De Voorzitter. − Aan de orde is de definitieve ontwerpagenda zoals die door de Conferentie van voorzitters overeenkomstig artikel 130 en 131 van het Reglement tijdens haar vergadering van 26 september is opgesteld. 3-018
Martin Schulz (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik heb een wijzigingsvoorstel met betrekking tot de agenda. Namens de Sociaal-democratische Fractie in het
6 Europees Parlement verzoek ik de Commissie om in de loop van deze vergaderweek een verklaring af te leggen over haar standpunt ten aanzien van het Europees sociaal model, en wij zouden tevens graag zien dat commissaris McCreevy en de voorzitter van de Commissie, de heer Barroso, deze verklaring gezamenlijk afleggen.
12/10/2005 heeft gezegd. Wij staan erop dat deze zaak wordt opgehelderd, en daarom heeft onze fractie besloten dat commissaris McCreevy zijn standpunt dient toe te lichten voor het Europees Parlement.
De reden van ons verzoek is - en ik ga ervan uit dat wij juist zijn geïnformeerd - dat commissaris McCreevy in Zweden zijn ideeën over het Europees sociaal model ten beste heeft gegeven. Daarbij heeft hij concreet gezegd dat het Scandinavische model van de Europese verzorgingsstaat geen model is dat de Commissie verenigbaar acht met de Europese interne markt. Als de Commissie er zo over denkt, dan kan zij rekenen op fel verzet van de kant van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement.
Om deze reden, collega Schulz, zijn wij er voorstander van dat commissaris McCreevy hier verschijnt, maar ik wil u ook op het hart drukken de zaak niet te overdrijven. Wij menen dat dit geen aanleiding is om de voorzitter van de Commissie hier te laten komen; wij willen eerst de heer McCreevy eens horen. Als wat hij zegt in onze ogen niet door de beugel kan, dan kunnen we de voorzitter van de Commissie altijd nog vragen om hier te verschijnen. Wij steunen dit echter alleen als we ervan uit kunnen gaan dat eerst de heer McCreevy zichzelf nader komt verklaren voor het Europees Parlement.
(Applaus)
(Applaus)
Ik hoor zojuist dat dit eveneens op verzet stuit bij andere fracties, bijvoorbeeld bij die van De Groenen, en wij zijn erg blij dit te horen.
3-021
Als het gaat om het vormen van een sociaal Europa, dan is juist het Scandinavische model een van de fundamenten waarop wij Europeanen kunnen bouwen. Daarom is het volstrekt onacceptabel dat de voorzitter van de Commissie in iedere vergadering van het Parlement beweert dat hij een voorvechter van het Europees sociaal model is, terwijl hij vervolgens toelaat dat zijn commissarissen elders het tegendeel beweren. Dat is onaanvaardbaar! (Applaus) Daarom verzoekt onze fractie de Commissie deze verklaring af te leggen. De top waarop het Europees sociaal model besproken zal worden, begint over slechts enkele dagen. Als dit het sociaal model blijkt te zijn dat commissaris McCreevy voorstaat, dan zeg ik u namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement dat de Commissie haar borst kan natmaken, want dan komt het tot een strijd over de richting van deze Europese Unie. En dat zal niet de richting van de heer McCreevy zijn, daar mag u van uitgaan! Wij eisen dat de Commissie haar standpunt hieromtrent snel duidelijk maakt! (Applaus) 3-019
De Voorzitter. − In overeenstemming met het Reglement mag één afgevaardigde nu het woord voeren tegen het voorstel.
De Voorzitter. - Ik meen dat wij nu, in overeenstemming met het Reglement, een voorstander en een tegenstander van het voorstel van de heer Schulz aan het woord moeten laten. Aangezien de voorzitters van de verschillende fracties het woord hebben gevraagd, zal ik de regels evenwel flexibel hanteren, maar ik zou u willen verzoeken – en mijnheer Cohn-Bendit, ik zou graag willen dat u in het bijzonder goed luistert naar dit verzoek – het bij één minuut te houden en zeer beknopt te blijven. 3-022
Daniel Marc Cohn-Bendit (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, nu we een Grote Coalitie hebben, willen we die een beetje uiteendrijven. Wij Groenen steunen het verzoek van de sociaal-democraten om niet alleen commissaris McCreevy, maar ook de heer Barroso voor dit Parlement te laten verschijnen. We zijn hier niet in het circus, en als de heer McCreevy in een tijd waarin het Europees sociaal model een realiteit is dergelijke verklaringen aflegt, dan is de voorzitter van de Commissie verplicht om namens de Commissie te zeggen wat aanvaardbaar en wat niet aanvaardbaar is! (Applaus) 3-023
Graham Watson (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als dit een voorbode is van de gevolgen die de gebeurtenissen in Berlijn op dit Parlement zullen hebben, is het niet best. Commissaris McCreevy mag er zijn eigen mening over zaken op nahouden. Wat hij in Zweden heeft gezegd, is volkomen normaal. Van mijn fractie hoeft commissaris McCreevy hierover niet door het Parlement te worden gehoord.
3-020
Hans-Gert Poettering (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik moet zeggen dat ik wat verrast ben. Onze fractie heeft zich over deze kwestie gebogen en is tot de conclusie gekomen dat wanneer een lid van de Commissie een verklaring afgeeft, dit Parlement het recht heeft om hem of haar te horen, ongeacht het waardeoordeel over hetgeen dit lid van de Commissie
Als we de Europese Unie willen doen slagen, zijn we elkaar solidariteit verschuldigd. Solidariteit houdt in dat we bedrijven uit de nieuwe lidstaten in staat stellen in te schrijven voor werk in de bestaande lidstaten en het werk ook uit te voeren. Dat hoort erbij als we onze economieën goed willen laten samenwerken. Daarom is
12/10/2005 mijn fractie ertegen dat het Parlement commissaris McCreevy hier ter verantwoording roept. (Gemengde reacties) 3-024
Francis Wurtz (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, het verzoek van de heer Schulz om de heer McCreevy en de voorzitter van de Commissie gezamenlijk uit te nodigen een verklaring af te leggen heeft mijn volledige steun, aangezien we ervan op aan kunnen dat de heer McCreevy geen blad voor zijn mond zal nemen. Volgens mij is hij gewoon ronduit te zeggen wat sommige van zijn collega-commissarissen liever verbloemen. Zo heeft de heer McCreevy tijdens een conferentie in Londen verklaard dat we nooit mogen vergeten dat de eenheidsmarkt het project is dat veruit de grootste bijdrage levert aan de deregulering van de Europese Unie. Wat wij dus willen weten is of de heer McCreevy, als hij zijn mening geeft, inderdaad onverbloemd en zonder eromheen te draaien zegt wat de heer Barroso niet in het openbaar durft zeggen. Daarom stel ik voor dat zij zich hier allebei uitspreken over deze kwesties.
7 ten minste één fractie telt die eurosceptisch is en die tegen de Europese Grondwet was, en die fractie is, voor de goede orde, heel wat groter dan de UEN-Fractie. Ik neem nooit een blad voor de mond als het om kritiek op de Commissie gaat, maar met uw goedvinden zou ik mevrouw Sinnott willen vragen namens onze fractie ons standpunt te verwoorden. 3-028
Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). – Voorzitter, ik stel vast dat er twee voorstellen zijn. Het voorstel van de socialisten om de voorzitter van de Commissie hier naar toe te halen en het voorstel van de christen-democraten, van de heer Poettering, om de heer McCreevy het recht te geven hier te vertellen wat hij in Zweden gezegd heeft. En dat betekent dus, Voorzitter, dat u ook twee voorstellen in stemming moet brengen. De heer McCreevy moet het recht hebben, als die uitlatingen niet zo gedaan zijn, om dat hier ook in het Parlement te vertellen. Voorzitter, laat u beide voorstellen alstublieft in stemming brengen. 3-029
De Voorzitter. − Laten we helderheid verschaffen over dit punt, zodat wij kunnen beslissen op basis van harde feiten.
3-025
Brian Crowley (UEN). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het volstrekt oneens met de heer Schulz als het gaat om wat commissaris McCreevy wel of niet heeft gezegd, want als je de zestien verschillende persverslagen over het voorval in Zweden leest, kom je niets tegen over het Zweedse sociale model. De enige die het over het Zweedse sociale model had, was de Zweedse minister van Industrie. De sociaal-democraten proberen de kwestie rond commissaris McCreevy op te blazen, maar het is een storm in een glas water. Als je de heer McCreevy wilt beoordelen op zijn daden, moet je kijken naar wat hij in Ierland als minister van Financiën voor elkaar heeft gekregen op het gebied van het sociaal model: een betere gezondheidszorg, betere pensioenen en het hoogste minimumloon. Daarnaast heeft er op nationaal niveau meer handels- en vakbondsoverleg plaatsgevonden en zijn er in zeven jaar tijd vier verschillende programma’s ten uitvoer gelegd om de rechten van werknemers en het recht op medezeggenschap te garanderen. Dit is een opportunistische actie van de sociaaldemocraten, bedoeld om voorafgaand aan de conferentie in Londen een storm te ontketenen. We moeten de besprekingen afwachten en in plaats van valse beloften te doen moeten we ons richten op reële kwesties waar de Europese burgers iets aan hebben. Ik ben tegen dit verzoek. (Applaus) 3-026
De Voorzitter. − Dames en heren, de heer Farage heeft een formeel verzoek. 3-027
Nigel Farage (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, u schijnt te zijn vergeten dat het Parlement
Mijnheer Schulz, ik begrijp dat u formeel voorstelt dat commissaris McCreevy en de voorzitter van de Commissie beiden voor het Parlement verschijnen. Mijnheer Poettering, zou u kunnen toelichten of de Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten de heer McCreevy verzoekt voor het Parlement te verschijnen? 3-030
Hans-Gert Poettering (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, politiek is een proces, en wij willen geloofwaardig blijven. Onze fractie heeft zojuist besloten dat als de sociaal-democraten het verzoek indienen om commissaris McCreevy uit te nodigen voor het Parlement te verschijnen, zij dit verzoek zal steunen. Nu is hier echter een ander verzoek ingediend, namelijk om commissaris McCreevy samen met de voorzitter van de Commissie uit te nodigen. Daar zijn wij niet voor, en we zullen dus tegen stemmen. Hoewel wij zelf niet het verzoek hadden ingediend om de heer McCreevy uit te nodigen, willen wij wel geloofwaardig blijven. Als het verzoek om ook de voorzitter van de Commissie te laten komen wordt verworpen, kan er wat ons betreft een tweede stemming worden gehouden om te beslissen of commissaris McCreevy alleen moet komen. Zoals de zaken er nu voor staan, moeten wij omwille van onze eigen geloofwaardigheid dit besluit nemen. 3-031
De Voorzitter. − Mijnheer Poettering, houdt uw voorstel namens de Fractie van de Europese Volkspartij (Christen-democraten) en Europese Democraten in dat de heer McCreevy gehoord moet worden, of dat we daarover stemmen?
8 3-032
Hans-Gert Poettering (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is glashelder: indien het verzoek van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement om de voorzitter van de Commissie en commissaris McCreevy uit te nodigen wordt verworpen, dient er gestemd te worden over de vraag of wij de heer McCreevy alleen uitnodigen. Dat is de stand van zaken met betrekking tot de stemming. 3-033
(Het Europees Parlement keurt het voorstel goed) De Voorzitter. - Overeenkomstig het besluit van het Parlement zal het voorzitterschap contact opnemen met de Commissie, opdat gevolg gegeven wordt aan wat het Parlement heeft besloten. 3-034
Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). – Voorzitter, er is een hele krampachtige interne parlementsdiscussie ontstaan over de naam van een bepaald debat. En die krampachtigheid is echt exemplarisch voor de manier hoe met migratie wordt omgegaan in de Europese Unie en ook met kritiek op nationale regeringen. Op de agenda staat namelijk voor vandaag actuele problemen op het gebied van immigratie. En dat is een nogal open onderwerp waarbij geen land, waarbij geen naam verder genoemd wordt. Maar we weten allemaal precies waar het over gaat. Het gaat namelijk over de menselijke drama's bij Ceuta, bij Melilla, op Lampedusa. Dus dat kunnen we ook gewoon zo noemen. Aanvankelijk was een meerderheid van de fracties vóór een voorstel van de sociaal-democraten. Die hadden gezegd dat het debat moest heten: "Déclarations du Conseil et de la Commission sur l'immigration; situation à Ceuta, Melilla et Lampedusa". En dat voorstel had de steun van de meerderheid van de fracties. Inmiddels heeft het leiderschap van de sociaal-democraten die steun teruggetrokken en de mist opgetrokken. Ik wil dat we opnieuw stemmen over deze titel die veel duidelijker maakt waar we het over hebben en ik hoop ook op de sociaal-democratische collega's om eerlijk te zijn over het debat dat we vandaag gaan voeren.
12/10/2005 duidelijker te maken op welke plaatsen deze problemen zich voordoen. 3-036
Hannes Swoboda (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag me af of er wellicht niet een misverstand in het spel is. Hoewel het klopt dat er specifieke voorbeelden van bestaan, is het ook duidelijk dat migratie naar Europa, een algemeen en fundamenteel probleem, niet kan worden opgelost op de plekken die mevrouw Buitenweg heeft genoemd. Om die reden hebben we gekozen voor een alomvattende titel, en daar zouden we graag aan vasthouden. 3-037
De Voorzitter. − In overeenstemming met het Reglement mag ik nu één afgevaardigde het woord geven om vóór het voorstel te spreken. 3-038
Francis Wurtz (GUE/NGL). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik steun het verzoek van mevrouw Buitenweg ten volle, want dit is niet zomaar het zoveelste debat over immigratie – er zullen trouwens nog genoeg van die debatten komen. Het probleem is dat er dit keer doden zijn gevallen. Wat dat betreft, betreur ik dat wij aan het begin van deze vergadering deze onschuldige slachtoffers niet hebben herdacht. (Applaus) Er zijn buitengewoon ernstige daden begaan aan weerszijden van de zuidgrens van Europa, daden die dermate ernstig zijn dat zelfs collega's die onze opvatting over het Europees immigratiebeleid niet delen, deze – naar ik meen – samen met ons zouden kunnen betreuren en veroordelen. Daarom ben ik het er volkomen mee eens de titel te veranderen en deze aan te vullen met "Ceuta, Melilla". 3-039
Kathalijne Maria Buitenweg (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Swoboda wil een algemeen debat, maar ik wijs hem erop dat er tijdens de volgende vergaderperiode in Straatsburg zo’n debat zal worden gehouden, aangezien het punt immigratie/migratie op de agenda staat in verband met het verslag van mevrouw Klamt. 3-040
3-035
De Voorzitter. − Dames en heren, wij moeten ons nu buigen over enkele voorstellen tot wijziging van de agenda van vandaag en morgen. Met betrekking tot de woensdag De eerste wijziging betreft hetgeen mevrouw Buitenweg zojuist heeft uiteengezet en bestaat in de toevoeging, voor de verklaringen van de Raad en de Commissie over Iran, van verklaringen van de Raad en de Commissie over de huidige problemen op het terrein van immigratie. Mevrouw Buitenweg heeft zojuist een wijziging voorgesteld van de titel van dit agendapunt om
De Voorzitter. − Ik zou willen verduidelijken dat het voorstel inhoudt dat namen van specifieke plaatsen worden toegevoegd aan de titel van dit agendapunt. (Het Parlement verwerpt het voorstel) (De agenda wordt aldus vastgesteld)1 3-041
Actuele problemen inzake immigratie 3-042
1
Voor overige wijzigingen van de agenda: zie notulen.
12/10/2005 De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over actuele problemen inzake immigratie. 3-043
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, hedenmorgen en ook afgelopen zomer is er sprake geweest van een ongekend grote ongeregelde migratiestroom via de Middellandse Zee naar de Europese Unie. Door de tragische dood van al die mensen op zee en de mensen die de grenzen van de Europese Unie illegaal probeerden over te steken, zijn de problemen waarvoor we ons gesteld zien bij het beheersen van de migrantenstroom en het bestrijden van illegale immigratie, bijzonder scherp naar voren gekomen. De aandacht richt zich nu op de recente gebeurtenissen aan de Spaans-Marokkaanse grens bij Ceuta en Melilla, maar op Malta en het Italiaanse eiland Lampedusa hebben zich de afgelopen maanden ook ernstige problemen voorgedaan. De lidstaten die aan de Middellandse Zee grenzen, dragen een onevenredig zware last doordat zij mensen die internationale bescherming nodig hebben, hulp moeten bieden, terwijl ze tegelijkertijd verantwoordelijk zijn voor het onderscheppen en terugsturen van illegale immigranten die de Europese Unie niet in mogen. Het is de gedeelde verantwoordelijkheid van de Europese Unie om deze kwesties op een strenge maar rechtvaardige wijze, overeenkomstig onze internationale verplichtingen, aan te pakken. De lidstaten moeten deze last samen dragen. Ik vind niet dat we tijdens dit debat vanmiddag op de specifieke problemen in Spanje, Italië of Malta moeten ingaan. De Commissie heeft eerder deze week een technische missie naar Ceuta en Melilla gestuurd en zal daarover vandaag verslag uitbrengen aan de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken. Ik weet zeker dat commissaris Figel’ dadelijk uitvoeriger op deze zaken zal ingaan. We moeten ons realiseren dat deze gebeurtenissen symptomen zijn van een groter probleem dat een oplossing voor de lange termijn behoeft. De afgelopen jaren heeft de Europese Unie grote vorderingen gemaakt door gemeenschappelijke minimumnormen in de asielen immigratiewetgeving op te nemen en door samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen op het gebied van gezamenlijk grensbeheer, zoals dat nu is opgenomen in het raamwerk van Frontex, het nieuwe Europees Grensagentschap. Maar dat was duidelijk niet genoeg. Willen we adequaat op de geregelde migratie kunnen inspelen, dan zullen we effectiever moeten samenwerken met landen buiten de Europese Unie. Het is goed dat de Europese Unie haar collectieve gewicht probeert aan te wenden om de samenwerking met oorsprongs- en doorgangslanden op het gebied van migratie te verbeteren. De Commissie en de lidstaten hebben aanzienlijke technische en financiële steun beschikbaar gesteld om derde landen te helpen de migratiestromen beter te beheersen. Dit gebeurt door
9 middel van door de Europese Unie gefinancierde programma’s en bilaterale projecten. Dit heeft tot wezenlijke resultaten geleid, zoals strengere grenscontroles en een hogere capaciteit om de migratiestroom te beheersen, onder andere om vluchtelingen en ontheemden bescherming te bieden. Daarnaast heeft de Europese Unie het tempo van de onderhandelingen over terugnameovereenkomsten opgeschroefd. Er is inmiddels een overeenkomst gesloten met Rusland, een belangrijk doorgangsland, en er zijn onderhandelingen gaande met Marokko. Hier moeten we mee verdergaan. Vorige maand hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken tijdens de Informele Raad in Newcastle migratiekwesties besproken met NoordAfrika en Afrika als geheel. Ze hebben hun krachtige steun uitgesproken voor verdergaande Europese inspanningen. Dat is ook een prioriteit van het Britse voorzitterschap en we zullen een echt partnerschap op het terrein van migratie met Afrika nastreven, onder andere via EuroMed en de Afrikaanse Unie. De huidige inspanningen van de Europese Unie om het grensbeheer en de asielbescherming als onderdeel van de migratiesamenwerking met Libië te verbeteren, zijn daar een duidelijk voorbeeld van. Tijdens de Raad van juni is gezegd dat er snel gehandeld moet worden en dat dit van essentieel belang is om humanitaire rampen te vermijden en verder verlies van levens te voorkomen. Sindsdien hebben de EU en Libië samen trainingen voor grenswachters uitgevoerd en is er gewerkt aan het verbeteren van zoek- en reddingstechnieken. Samenwerking met Marokko is evenzeer van belang. Marokko heeft samen met Spanje en Frankrijk een document opgesteld met maatregelen ter bestrijding van de illegale immigratie, waaronder een waarschuwingssysteem en hulp aan slachtoffers van mensensmokkel. De ideeën uit dit document zullen in november tijdens de EU-EuroMed-top verder worden uitgewerkt. Tot slot moet de Europese Unie samen met oorsprongsen doorgangslanden zorgen voor de benodigde capaciteit voor de bescherming van vluchtelingen in deze regio’s. Op dit vlak worden concrete resultaten geboekt. De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken en de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen bespreken vandaag de invoering van regionale beschermingsprogramma’s. Deze regionale beschermingsprogramma’s moeten mensen in staat stellen om zich dichter bij hun land van oorsprong of in een doorgangsland te vestigen en daar te integreren. Het migratie- en asielbeleid van de Europese Unie moet zorgvuldig worden uitgebalanceerd en overwogen. Migratie is een ingewikkelde materie en kwesties als grenscontrole, illegale immigratie en bescherming van vluchtelingen moeten niet door elkaar gehaald worden. De publieke steun voor beheerste migratie en het welzijn van de migranten zelf hangen echter af van strenge maatregelen tegen illegale immigratie en de georganiseerde misdaad die er heel vaak aan ten
10 grondslag ligt. Daarom is het Britse voorzitterschap van mening dat de samenwerking tussen de Europese Unie en derde landen moet worden voortgezet om verder menselijk leed in het Middellandse-Zeegebied te voorkomen en om in het belang van de Europese Unie en haar buurlanden een beheerste migratie tot stand te brengen. 3-044
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is vandaag een bijzondere dag. Vanochtend heeft er een bijeenkomst plaatsgevonden tussen de twee Commissies - die van de Europese Unie en die van de Afrikaanse Unie - en deze kwestie was onderdeel van de complexe agenda en strategie die deze twee belangrijke instellingen hebben opgesteld. De Europese Commissie wijst erop dat de Europese Unie migratie- en asielkwesties sinds de Europese Raad van Tampere in 1999 altijd op evenwichtige wijze heeft benaderd. Enerzijds worden de rechten van de wettige ingezetenen en personen die internationale bescherming behoeven, beschermd en verbeterd, en anderzijds worden misbruik en illegale immigratie bestreden. In het actieplan van Den Haag is deze benadering van migratiebeheer bevestigd en versterkt. De reeks maatregelen op dit terrein die de Commissie op 1 september heeft aangenomen, is een veelbelovende stap in de goede richting. Er is een pakket maatregelen voorgesteld inzake de integratie van ingezetenen van derde landen met als doel de rechten en status van legale migranten binnen de Europese Unie te verbeteren. Tegelijkertijd heeft de Commissie een voorstel aangenomen inzake terugkeer. Dat voorstel kan bijdragen tot een effectievere bestrijding van de illegale immigratie, terwijl de mensenrechten volledig worden gerespecteerd. Deze belangrijke aanpak omvat ook andere initiatieven ten aanzien van de externe dimensie van ons beleid en het mogelijke effect ervan op de ontwikkelings- en beschermingscapaciteit van derde landen. De Commissie is voornemens later dit jaar een beleidsplan inzake legale migratie aan te nemen, wat ook een belangrijke stap op weg naar een evenwichtige benadering is. De tragische gebeurtenissen die zich de afgelopen tijd in de steden Ceuta en Melilla hebben afgespeeld, waar enkelen van u en minister Alexander naar verwezen, herinneren ons er nog eens aan hoe belangrijk het is om met een alomvattend en toekomstgericht antwoord op migratiekwesties te komen. Als dit niet gebeurt, zou het migratieprobleem wel eens kunnen omslaan in een humanitaire ramp waarvan de gevolgen moeilijk te voorzien zijn. Meteen na deze gebeurtenissen heeft vice-voorzitter Frattini besloten om een technische missie naar Marokko en Spanje te sturen om de migratiesituatie ter plekke te kunnen beoordelen en te bekijken hoe de EU de betrokken landen kan helpen bij de oplossing van dit ernstige probleem.
12/10/2005 Vice-voorzitter Frattini zal tijdens de hoorzitting van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken verdere bijzonderheden verstrekken over de bevindingen van deze technische missie. Hij heeft me gevraagd u zijn verontschuldigingen aan te bieden voor het feit dat hij vandaag niet aan dit belangrijke debat kan deelnemen, maar zoals velen van u waarschijnlijk weten, neemt vice-voorzitter Frattini vandaag deel aan de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in Luxemburg. Het is duidelijk dat er met spoed meer moet worden gedaan om het probleem van de illegale immigratie aan te pakken. Het is ons doel met alle betrokken landen samen te werken om verder verlies van mensenlevens en menselijk leed te voorkomen. We moeten een allesomvattende benadering zien te ontwikkelen met diverse instrumenten variërend van wetshandhaving tot ontwikkelingssteun. Met het plaatsen van hekken lossen we deze menselijke tragedie niet op. Hekken weerhouden wanhopige mensen er niet van om hun leven op het spel te zetten in een poging de Europese Unie binnen te komen. De Commissie begrijpt de bezorgdheid van het Parlement volkomen, zoals duidelijk naar voren komt in het recente verslag over de omstandigheden van de opvang van illegale immigranten in Lampedusa. Er moet worden benadrukt dat dit probleem niet alleen Italië betreft. Recente verslagen van nietgouvernementele organisaties en individuele klachten onderstrepen dat verschillende lidstaten, niet alleen de lidstaten die problemen ondervinden vanwege hun geografische ligging, moeilijkheden ondervinden bij het op behoorlijke wijze opvangen van asielzoekers. Nadat de richtlijn inzake minimumnormen voor de opvang van asielzoekers op 6 februari jongsleden van kracht is geworden, is de Commissie begonnen met een onderzoek naar de nationale maatregelen voor de omzetting van deze richtlijn. Vice-voorzitter Frattini zal morgen meer informatie verstrekken over de wijze waarop de Commissie verder met deze kwestie zal omgaan. De Commissie is zich ervan bewust dat het Parlement na het bezoek aan Lampedusa ook een aantal andere opvangcentra wil bezoeken. De bevindingen van het Europees Parlement zullen worden opgenomen in het verslag dat de Commissie zal opstellen. 3-045
Ewa Klamt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, de beelden van de afgelopen dagen uit Ceuta en Melilla zijn afschuwelijk. Maar Ceuta en Melilla zijn slechts het topje van de ijsberg. Op Mayotte, op Malta, op Lampedusa en op zoveel plaatsen meer zien wij vluchtelingenstromen, maar ook in de nieuwe lidstaten in het oosten van de Europese Unie neemt het aantal mensen dat daar illegaal verblijft voortdurend toe.
12/10/2005 De enige reden dat dit probleem minder in de schijnwerpers staat, is dat de beelden minder pregnant en minder indrukwekkend zijn. Al deze beelden echter laten het lot zien van mensen, van individuen, en dat raakt ons. Het is een van de taken van de politiek om bepaalde misstanden te voorkomen en om zo snel mogelijk hulp te bieden. Op dit moment zijn wij getuige van de gevolgen van verwijtbare nalatigheid en van handelen op basis van verkeerde uitgangspunten. Symptoombestrijding biedt geen oplossing; we moeten ook naar de onderliggende oorzaken kijken. Ook in de toekomst zullen we aan een hoge migratiedruk blootstaan. Deze toestroom in goede banen leiden, is nu een van de meest urgente taken van de Europese Unie. Het doel van ieder Europees immigratiebeleid dient te zijn: het beheren van legale migratie, het bieden van humanitaire hulp in overeenstemming met het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen en, tegelijkertijd, het voorkomen van illegale migratie. Dat betekent dat Europese immigratieregels niet alleen de veiligheid van onze externe grenzen dienen te waarborgen, maar ook garanties moeten bieden voor een consequente bestrijding van smokkel en mensenhandel en een helder terugkeerbeleid. Het is onmenselijk om mensen naar de woestijn op te transport te zetten. Daarmee geven we onszelf ook een brevet van onvermogen als het gaat om de vele zaken die we nog niet hebben geregeld. Maar het helpt evenmin om een paar honderd of een paar duizend illegalen in Ceuta en Melilla de EU binnen te laten, in de veronderstelling dat het probleem daarmee is opgelost. Volgens de UNHCR zijn er in Afrika 4,6 miljoen vluchtelingen. Non-gouvernementele organisaties gaan uit van schattingen volgens welke 20 000 mensen in Marokko wachten. Helaas bestaat hiervoor niet één oplossing, maar is er een pakket van oplossingen nodig. De EU dient duidelijke regels voor migratie in het leven te roepen. Tegelijkertijd dient de EU meer hulp te bieden aan de landen waar de migranten vandaan komen en waar zij doorheen reizen. Maar de EU dient er ook consequent op te letten dat de regels worden geëerbiedigd met betrekking tot het overschrijden van onze externe grenzen. Daar maakt een consequent terugkeerbeleid deel van uit, evenals EU-terugnameovereenkomsten met derde landen. Dit zijn allemaal punten waarvoor wij samen een oplossing moeten vinden. Je kunt niet altijd de onderdelen eruit pikken die op een bepaald moment goed uitkomen en die het in de publieke opinie goed doen. Dat is onze taak, en dat moeten wij onder ogen zien! (Applaus) 3-046
11 Martine Roure, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, er spelen zich menselijke drama's af aan de grenzen van Europa; met een steeds grotere regelmaat komen duizenden immigranten binnen, met name op Malta, op Lampedusa, in Ceuta en in Melilla, en wij hebben een alarmerend verslag ontvangen over de situatie in het kamp op Lampedusa na ons bezoek, een verslag waarin onze angstigste voorgevoelens bewaarheid werden. Daarnaast zijn wij de afgelopen dagen hevig geschrokken van de manier waarop mensen die willen immigreren, in de woestijn zijn gedropt, en van het geweld dat zij hebben ondervonden. We hebben het over vrouwen en mannen, vaak vergezeld van kinderen, die het moeilijke besluit hebben genomen hun land te verlaten. Zij ontvluchten bittere armoede, gebrek of geweld. Het enige wat zij willen is in vrede en waardigheid leven, en ons huidige Europese asiel- en immigratiebeleid heeft daar geen passend antwoord op weten te bieden. Ons asielbeleid dient in overeenstemming te zijn met onze waarden. Ik wil u eraan herinneren dat de eerbiediging van de menselijke waardigheid het eerste artikel vormt van het Handvest van de grondrechten. Daarnaast is het antwoord op de uitdaging van vandaag gelegen in Europese solidariteit. Het is onaanvaardbaar dat wij de landen aan de grenzen van Europa deze zaken alleen laten opknappen. We moeten onszelf de middelen verschaffen om de strijd aan te binden met de destructieve krachten die deze wereld bedreigen: oorlog, terrorisme, armoede en onderontwikkeling, en niet te vergeten de minachting voor de mensenrechten en de toenemende intolerantie die verband houdt met vreemdelingenhaat en kwesties van nationale en etnische identiteit. Laten we luid en duidelijk zeggen dat we, als we de wil daartoe hebben en gebruik maken van onze beleidsinstrumenten, kunnen bijdragen aan het tegenhouden van de verschijnselen die zich op dit moment aandienen als de grootste bedreigingen voor de lotsbestemming van de mensheid. Het antwoord hebben we al. Bestendiging van de vrede en uitbanning van armoede hangen nauw met elkaar samen. Financiële zekerheid voor ieder individu is een fundamenteel bestanddeel voor cultuur en vrede. Uitbanning van armoede is in de grond een zaak van het tot ontwikkeling brengen van menselijke hulpbronnen en het rechtvaardig verdelen van deze hulpbronnen, en dient vergezeld te gaan van inspanningen op het gebied van onderwijs. Zonder terugdringing van de armoede kan er geen sprake zijn van vrede, noch van gecontroleerde immigratie. Het "Fort Europa" bestaat niet; het is een illusie. We moeten dringend tot het inzicht komen dat we ons solidair moeten betonen met de ontwikkelingslanden en dat er actie moet worden ondernomen ten behoeve van vrede en welvaart voor de hele wereld. Dát is geen illusie, dát is geen utopie. We hebben echter wel de wil nodig en de middelen om die wil te verwezenlijken.
12
12/10/2005
3-047
Graham Watson, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, nauwelijks vijftien kilometer ten zuiden van mijn kiesdistrict Gibraltar hebben duizenden migranten uit landen ten zuiden van de Sahara zich vlak bij de grens met "Fort Europa" opeengehoopt. Velen van hen lijden honger en zijn verzwakt na hun reis door de woestijn en de bergen van Afrika. Ze hebben te kampen met ziekte, geweld en uitbuiting door criminele bendes. Nu moeten we vernemen dat ze sterven achter de hekken die de armoede scheiden van de welvaart of dat ze zonder voedsel en drinkwater in de woestijn worden achtergelaten. Velen van ons kennen dit soort taferelen van bijbelstudie. Het verschil is alleen dat deze exodus niet door de hand van God zal worden opgelost. Daarvoor is politieke actie nodig.
De problemen die zich voordoen in Melilla en Ceuta zijn niet alleen het probleem van Spanje. Ze zijn het probleem van heel Europa. De uitdaging waarvoor Lampedusa wordt gesteld, is ook het probleem van Europa, hoezeer Italië ook probeert dit voor de bezoekende Parlementsleden verborgen te houden. Geen wonder dat de Zuid-Europese landen die aan het proces van Barcelona hebben deelgenomen, hun geduld verliezen.
Afrika is de achtertuin van Europa. De inwoners zijn onze naaste buren. We kunnen onszelf niet van Afrika afschermen en onze deuren en ogen sluiten voor de sociale en economische problemen daar. We moeten de poorten van de genade niet sluiten voor de mens, om het te zeggen in de woorden van de dichter Thomas Gray.
Als commissaris Louis Michel later vandaag zijn strategie voor Afrika uit de doeken doet, hoop ik dat de lidstaten gehoor zullen geven aan zijn oproep om snel te komen tot een Europese consensus over ontwikkeling en immigratie waarin de waarden van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat worden gerespecteerd.
De migrantenstroom langs onze zuidgrens ontzenuwt onze veilige redenatie dat de ongelijkheid in stand kan worden gehouden zonder dat we daarvoor een prijs hoeven te betalen. Als het om ontwikkelingslanden gaat, moeten we niet vergeten dat de hongerigen met hun voeten stemmen. Met andere woorden: of we accepteren hun producten, waardoor hun economie groeit, of we accepteren hun migranten. Onze toekomst en die van Afrika zijn met elkaar verstrengeld. De duurzame economische, sociale en politieke ontwikkeling in Afrika is van groot belang voor onze toekomst. Dit hebben we al erkend in 1995, toen in het proces van Barcelona werd vastgelegd dat multilaterale betrekkingen in het hele MiddellandseZeegebied de nieuwe strategische realiteit vormen. Tien jaar later onderhandelt Spanje met Marokko over een plan om de immigratie aan te pakken en de samenwerking met de landen van oorsprong te bevorderen. Partnerschap is de weg naar een oplossing. Maar zolang de Marokkaanse grenswachters op ongewapende vluchtelingen schieten en zolang Marokko vluchtelingen over de grens zet, waar ze zichzelf niet kunnen redden, kan en mag de Europese Unie voorstellen in die richting niet steunen. De meeste slachtoffers komen niet uit Marokko. Het zijn mensen afkomstig uit derde landen die de EU via Marokko zijn binnengekomen en die recht hebben op de bescherming die onze wetgeving biedt. Tot nu toe liggen de plannen voor een Europese consensus over het migratiebeleid onder op de stapel van te behandelen politieke kwesties. Waarom? Omdat de lidstaten het over geen enkele gezamenlijke benadering die de Europese Unie voorstelt, eens kunnen worden. Maar dat weerhoudt hen er niet van Europese actie te eisen zodra ze zelf met specifieke immigratieproblemen worden geconfronteerd.
We moeten groter denken en inzien dat migratie een noodzaak is, zoals Kofi Annan heeft gezegd. Er is consensus nodig over economisch beleid. We hebben Doha en Hongkong nodig om iets voor Afrika te kunnen doen.
3-048
Kathalijne Maria Buitenweg, namens de Verts/ALEFractie. – Voorzitter, ik merk dat ik het grotendeels eens ben met mijn collega Watson van de Liberale Fractie en het is jammer dat we niet samen hand in hand stonden toen het ging over de stemming over de titel van dit debat - maar dat terzijde. Voorzitter, mijn fractie wil de Commissie hartelijk danken voor het feit dat zij zo snel een delegatie heeft gestuurd naar de Spaanse enclaves Melilla en Ceuta. Het is inderdaad een dramatische situatie die heel Europa aangaat. Maar ik wil wel graag horen van de Commissie of zij ook een kijkje is gaan nemen in het grensgebied tussen Marokko en Algerije. Want dat is namelijk de plek waar heel veel migranten worden gedropt, zonder eten, zonder drinken, in de woestijn, in het niemandsland. En de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken Moratinos vindt het afvoeren van mensen per bus wel een goed signaal naar de landen van oorsprong. Maar het grote probleem is dat ze vaak bij die landen van oorsprong nooit meer aankomen. En wij kunnen niet weigeren als Parlement om te kijken waar mensen naar toe worden afgevoerd. We weten waar ze naar toe worden afgevoerd en als er mensen omkomen in de woestijn, dan is dat ook namens de Europese Unie. Ik wil ook weten of de delegatie zich heeft gebogen over de legaliteit van het overdragen van de migranten door Spanje aan Marokko. Want volgens mij is het een bilaterale overnameovereenkomst waarbij Spanje alleen Marokkanen aan Marokko kan uitleveren, en in dit geval gaat het ook over mensen uit Ghana, uit Liberia, uit Mali. Kan dat zomaar? En zitten er ook mensen tussen die misschien asiel hebben aangevraagd? Wordt dat wel onderzocht of is hier toch sprake van een soort massale deportatie? Waarom zaten er in die delegatie eigenlijk
12/10/2005 alleen maar mensen die zich vooral bezighouden met grensbewaking? Zaten er experts bij die zich bezighouden met mensenrechtensituaties en is ook bekeken hoe mensen behandeld worden door de autoriteiten aldaar? Binnen de Europese Unie zijn we altijd enorm blij als mensen kansen grijpen, zich ontplooien, nieuwe perspectieven zoeken. Maar zodra het mensen zijn van buiten de Europese Unie, die kansen proberen te grijpen binnen de Europese Unie, dan worden ze bijna altijd als criminelen behandeld. En ik ben het eens met de heer Watson die zegt dat het tijd is om een legaal migratiekanaal te gaan zoeken. Hebben we gezien wat voor mensen dat zijn? Het zijn vooral jonge mannen die een vak hebben geleerd en die weten dat ze in hun eigen land niet terecht kunnen. En wij moeten echt allemaal serieus werk maken van een legaal migratiekanaal. Dat is goed voor het kanaliseren van illegale migratie, maar ook voor de dynamiek van onze Europese economie. Voorzitter, ik zal afronden. Europa is een beschavingsproject en dat hoort niet alleen een beschavingsproject voor Europeanen te zijn. Het is echt hoog tijd dat wij er ook voor gaan werken, dat het niet alleen maar gaat om hogere grenzen, scherpere punten, maar vooral om welke kansen wij kunnen bieden aan de mensen die wanhopig proberen de Europese Unie binnen te komen. 3-049
VOORZITTER: ANTONIOS TRAKATELLIS Ondervoorzitter 3-050
Giusto Catania, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijns inziens is het schijnheilig dat wij vandaag over immigratie spreken, maar zwijgen over de dubbele barrière die de enclave Melilla van Afrika scheidt. Deze barrière symboliseert het falen van ons perspectief, van het Europa van vrede, sociale rechtvaardigheid en interculturele coëxistentie dat wij willen opbouwen. Nog maar twee dagen geleden heeft een delegatie van onze fractie ter plekke kunnen zien hoe baarbaars de toestand is: een gemilitariseerde grens op een angstaanjagende plek die te beschouwen is als een waterscheiding tussen hoop en dood. Het is een reactionaire utopie te denken dat het vrij verkeer van mensen tegengehouden kan worden met het prikkeldraad dat de twee continenten van elkaar gescheiden houdt. Het is egoïstische krankzinnigheid een fysieke barrière te willen creëren tussen het rijke Europa dat leeft in welvaart en de wilde wanhoop van degenen die vluchten voor honger en oorlog en die opgevangen en geholpen zouden moeten worden, maar in plaats daarvan onthaald worden op de gummikogels van de Spaanse Guardia Civil en het Marokkaanse leger. De Spaanse regering is medeverantwoordelijk voor zowel de door de Marokkaanse regering georganiseerde massadeportatie als de dood van tientallen mensen in de woestijn. Talloze niet-gouvernementele organisaties die
13 in Ceuta en Melilla werken, hebben naar aanleiding van deze gebeurtenissen ernstige beschuldigingen uitgesproken, en ik vraag namens mijn fractie om de onmiddellijke instelling van een onderzoekscommissie, opdat wordt nagegaan wie hiervoor verantwoordelijk was, wat er werkelijk gebeurd is in Ceuta en Melilla en hoe migranten in Europa worden opgevangen. Het is politiek, juridisch maar ook moreel en menselijk gezien onaanvaardbaar dat massale uitzettingen plaatsvinden vanaf Europees grondgebied. De migranten die over de eerste barrière van Melilla heen kwamen, maar struikelden over de tweede, zijn van Europees grondgebied verdreven zonder enige vorm van erkenning, zonder dat werd nagegaan waar zij vandaan kwamen en of zij mogelijk in aanmerking kwamen voor de vluchtelingenstatus. Het gedrag van de Commissie ten aanzien van de gebeurtenissen is onaanvaardbaar. Zij heeft zich beperkt tot mooie preken over de eerbiediging van de mensenrechten en zich gedragen als de drie aapjes: zij ziet niets, hoort niets en zegt niets, ondanks de vele schendingen van de kant van de lidstaten. Spanje heeft hetzelfde gedaan als Italië, dat vanuit Lampedusa migranten massaal heeft gedeporteerd naar Libië, waar ze vervolgens in de woestijn zijn achtergelaten. Het is betreurenswaardig dat de Raad vandaag spreekt over versterkte samenwerking met Libië. Het zou veel beter zijn indien hij dit land zou dwingen het Verdrag van Genève te ratificeren. Daar wordt echter met geen woord over gerept. Het geval van Lampedusa en Libië werd aanvankelijk beschouwd als een zeer ernstige anomalie, maar dit soort praktijken lijkt nu gangbaar te worden. Dit Parlement heeft Italië en zijn regering veroordeeld wegens de criminele deportatie naar Libië, en moet nu dienovereenkomstig handelen. Daarom vragen wij de fracties die samen met ons voor de resolutie over Lampedusa hebben gestemd, een resolutie op te stellen ter veroordeling van de gebeurtenissen in Ceuta en Melilla. Wij kunnen niet instemmen met het beginsel dat Europa de in internationale en communautaire verdragen gewaarborgde rechten enkel toekent aan de sterkste immigranten, aan degenen die het geluk hadden om ook over de tweede hindernis heen te komen. Dergelijke rechten mogen niet afhankelijk zijn van een op natuurlijke selectie gebaseerd mechanisme. Dat zou van Europa een natuurstaat maken, om de woorden van Thomas Hobbes te gebruiken. Opvang moet een onvervreemdbaar recht zijn. In het verblijfskamp van Melilla moet een waardige en menselijke opvang geboden worden, en dat is helaas iets geheel anders dan hetgeen in Lampedusa gebeurt. Wij hebben kunnen vaststellen - en dat is ook bevestigd door een reportage van het grootste Italiaanse weekblad - dat in Lampedusa de mensenrechten systematisch worden geschonden. Wij zijn van mening dat men geen Europa kan opbouwen met barrières en prikkeldraad. We moeten
14 juist proberen de grenzen te openen, om ervoor te zorgen dat Europa zijn toekomst met hoop tegemoet kan zien. 3-051
Mario Borghezio, namens de IND/DEM-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, men blijft maar de kop in het zand steken en weigeren in te zien dat het sluiten van de grenzen en het tegenhouden van de invasie van illegalen het enige beleid is dat de mensenhandelaren het brood uit de vingers kan nemen. Links praat enkel over mensenrechten, maar zegt niet welke maatregelen getroffen moeten worden tegen de handelaren in illegale immigranten, die er verantwoordelijk voor zijn dat miljoenen mensen uit hun eigen omgeving worden weggerukt. Dat zouden wij graag willen horen van degenen die de mensenrechten verdedigen. Men heeft het over Lampedusa alsof het Guantánamo is. Dat is gewoonweg belachelijk, en aangezien ik een van de Europese afgevaardigden ben die een bezoek hebben gebracht aan Lampedusa, kan ik zeggen dat ik persoonlijk heb horen zeggen: “Het is hier te schoon; er klopt iets niet”. De opvangcentra in andere delen van Europa zijn namelijk veel viezer en slechter georganiseerd. Daarom moeten wij de Italiaanse regering - die miljarden en miljarden van het geld van haar belastingbetalers uitgeeft - waarderen voor hetgeen zij doet in Lampedusa. Daar wordt vierentwintig uur per dag medische bijstand geboden - zelfs de Europese burgers hebben dat niet. Het is een schande dat bepaalde kranten het werk van de vrijwilligers en de Italiaanse politie door het slijk halen, terwijl dat werk juist een voorbeeld is voor heel Europa. De manier waarop men in Lampedusa en op zee de illegale immigranten te hulp schiet, is voorbeeldig. Laten de heren van links daar maar eens naar kijken, in plaats van de ogen te sluiten voor hetgeen de regeringZapatero doet, die op de illegale immigranten schiet. 3-052
Romano Maria La Russa, namens de UEN-Fractie. (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, aangezien ik de heer Catania onderhand goed ken, ben ik bereid begrip te tonen voor zijn woorden vol overdrijving, pathos en fantasie - woorden van negatieve strekking uiteraard. Ik zou de heer Watson daarentegen willen vragen om eerst inlichtingen te inwinnen voordat hij spreekt over het gedrag van de Italiaanse regering. Dan kan hij vermijden dergelijke stommiteiten uit te kramen in deze zaal. Afin, Voorzitter, hopelijk geven alle lidstaten zich na de recente gebeurtenissen in Ceuta en Melilla eindelijk ten volle rekenschap van het feit dat illegale immigratie een Europees probleem is en dat een krachtig en gecoördineerd optreden op immigratiegebied geen seconde meer mag worden uitgesteld. Ik stel met genoegen vast dat de Commissie, teneinde de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en
12/10/2005 rechtvaardigheid te versterken, voor de periode 20072013 een aanzienlijke hoeveelheid middelen heeft uitgetrokken voor het beheer van de migratiestromen en concrete maatregelen heeft gepland voor immigratiebestrijding en integratiebevordering. Hopelijk zal men overwegen om met het geld dat beschikbaar is voor de versterking van de buitengrenzen en voor de instelling van een Europees vluchtelingenfonds en een repatriëringsfonds, ook de opvangcentra te versterken, uitgaande van het model van Lampedusa, dat op onrechtvaardige wijze wordt bekritiseerd door links. Helaas heb ik geen tijd om nader in te gaan op hetgeen kameraad Zapatero dezer dagen heeft gedaan. Daarover heeft links, op enkele uitzonderingen na, zich namelijk niet met dezelfde heftigheid uitgesproken. Italië heeft reeds enorme bedragen uitgegeven voor repatriëring van illegale immigranten, en kan de lasten en kosten van deze migrantengolven niet langer meer alleen dragen. Er zijn communautaire middelen nodig om de opvangcentra te versterken en nieuwe centra in te richten en om de samenwerking met de landen van herkomst te bevorderen. Samenwerking is het beste instrument om gevallen als Lampedusa te voorkomen. Lampedusa wordt maar al te vaak geconfronteerd met het probleem van overbevolking in het opvangcentrum, waardoor dit bijna onbestuurbaar wordt. Daarom moeten wij, en daarmee sluit ik af, de mensen die in het opvangcentrum van Lampedusa werken burgerpersoneel, ordehandhavende instanties, politie, carabinieri, geestelijk werkers en vrijwilligers - van harte bedanken voor hun menselijkheid, professionaliteit en opofferingsgezindheid, waar zij dagelijks blijk van geven. Wij waarderen in ieder geval het feit - en onze dank gaat hierbij uit naar u, Voorzitter - dat het Parlement ruimte heeft gemaakt voor dit - niet geplande - debat over een dermate belangrijk en delicaat vraagstuk. 3-053
Frank Vanhecke (NI). – Voorzitter, het is natuurlijk zo dat Spanje en de andere Europese landen voor een groot stuk zelf verantwoordelijk zijn voor het feit dat wij nog nergens staan in de strijd tegen de illegale immigratie. En waarom, omdat het pamperbeleid tegenover illegalen en vanzelfsprekend de opeenvolgende regularisaties een enorm aanzuigeffect hebben op honderdduizenden en miljoenen andere gelukzoekers. Het is trouwens eigenlijk lachwekkend dat Louis Michel en een aantal andere woordvoerders van de Europese Commissie denken en zeggen dat een politiek van beperkte legale immigratie de problemen zou kunnen verhelpen. Het is niet omdat wij enkele tientallen of enkele honderden of enkele duizenden dokters of ingenieurs opvangen, dat de immigratie van ongeschoolde mensen uit derdewereldlanden zal verminderen. Integendeel. Nee, we moeten naar een klare en duidelijke politiek. Illegaliteit mag niet worden
12/10/2005 beloond, maar moet stante pede tot een verplichte terugkeer naar de landen van herkomst leiden. Ons vluchtelingenbeleid beleid moet stoelen op deze drie pijlers: 1) opvang en behandeling van de asielaanvragen niet bij ons, maar enkel in de landen of de regio's van herkomst; 2) verplichte wederopname van asielbedriegers in de herkomstlanden, desnoods op straffe van verlies van ontwikkelingssteun, en 3) volledige hervorming van ontwikkelingssamenwerking, want ontwikkelingssamenwerking mag niet langer dienen om miljarden dollars op te stapelen op de Zwitserse bankrekeningen van potentaten. Wij zijn tot solidariteit bereid, maar we zijn niet langer bereid om ons continent en ons land te laten overspoelen door gelukzoekers van over de hele wereld, want wij hebben de plicht om hier in de eerste plaats onze eigen burgers te verdedigen. 3-054
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik ga wél praten over Ceuta en Mellila. Wij hebben te maken met een verschrikkelijke crisis die noch dit Parlement noch de Europese Unie kan negeren. Wij eisen meer communautarisering van alle migratiekwesties en een globale en brede visie op zaken als integratie, asiel, legale en illegale immigratie en internationale bescherming. Wij hebben te maken met een beheerscrisis, met een totale mislukking van de Spaanse regering. Wat is de directe aanleiding? Er zijn er meerdere: massaregulering, het ‘oproepeffect’. Wij hebben te maken met een humanitaire crisis, een flagrante schending van de mensenrechten, een schending van de Spaanse grenzen en de gemeenschapsgrenzen. Het leger, per abuis aan de grens, vernederd aan de grens, onvoorbereid en zonder ROAS. Overvolle opvangcentra, overbezette sociale hulpverlening (een warm applaus voor de NGO’s en het bestuur van de steden Ceuta en Melilla). Morele crisis: een democratische regering die gedienstig en onderworpen is aan een ander land dat de mensenrechten niet respecteert (een nieuw onderzoeksgegeven: 67 procent van de Spanjaarden zegt dat de regering te tolerant is ten opzichte van Marokko). Verantwoordelijkheidscrisis: niemand neemt de verantwoordelijkheid voor de tragedie. Verwarring, opzet, gebrek aan informatie en transparantie, tweeslachtige houdingen en dubbele tongen: eerst wordt toegestaan dat ze komen en de grens bestormen, vervolgens worden ze beschoten, verplaatst en aan hun lot overgelaten in de woestijn; wij weten niet waar ze heengaan en waar ze naartoe gebracht worden. De tragedie wordt gebruikt als ruilmiddel: ze zenden deze boodschap uit: ‘als we dit willen stoppen, dan kan dat, maar dan moeten jullie daarvoor betalen, de andere kant opkijken en verder geen kritiek leveren’. De heer Solana heeft gelijk: er is geen behoefte aan vrijblijvende hulp, zonder wettelijke samenwerking, zonder respect voor de ander, zonder respect voor de mens.
15 De oplossing? Dat is moeilijk, maar er zijn verschillende mogelijkheden: meer communautarisering, meer informatie, meer eisen, meer externe grensbureaus, meer samenwerking, meer gemeenschappelijke steun, meer gemeenschappelijke controles, repatriëring met respect voor de mensenrechten en identificatie en bestraffing van onbetrouwbare landen. Marokko moet de mensenrechten respecteren, geloofwaardigheid en vertrouwen bieden en goed gebruik maken van de steun: alleen op die manier is het noodzakelijke nabuurschap mogelijk. Nog een laatste opmerking, mijnheer Catania: de Spaanse delegatie in de PPE-DE-Fractie steunt uw voorstel om een onderzoekscommissie in te stellen. (Applaus van rechts) 3-055
Enrique Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de heer Kofi Annan, heeft, toen hij hier de Sacharovprijs in ontvangst nam, de aandacht van de Europeanen gevestigd op het emigratiedrama, en de fungerend voorzitter van de Raad, de heer Tony Blair, heeft gezegd dat Afrika een zeer belangrijke prioriteit voor ons is. Wij zijn momenteel getuigen van een drama van bijbelse proporties, want, zoals mevrouw Klamt al zei - en ik denk dat ze gelijk heeft -, in Afrika zijn meer dan vier miljoen ontheemden. Wij beschikken over GPS-systemen om precisiebombardementen te bekijken; wij zouden kunnen kijken naar hetgeen op dit moment gebeurt in de Sahara, in de Sahel, waar ten gevolge van droogte, hongersnood, sprinkhanen en de vernietiging van gewassen die wij beschermen, honderdduizenden mensen in beweging zijn gebracht: dat is het bijbelse drama waar wij het hoofd aan moeten bieden. Er is daarom geen plaats voor de klaagzang van een voormalige directeur-generaal van politie, die hier vandaag zijn eigen falen, frustratie en gebrek aan vaderlandszin komt opbiechten. Wat wij op een zeer concrete en zeer directe manier voorstellen is ook al voorgesteld door het Britse voorzitterschap: een stap voorwaarts met betrekking tot Afrika. Dat betekent – ik geloof dat de Commissie het vandaag heeft goedgekeurd – een Marshallplan voor Afrika waarbij rekening wordt gehouden met het recht van mensen om in waardige omstandigheden te leven. Wij kunnen onze problemen niet doorschuiven naar onze buren. Gisteren deden minister Moratinos en minister Benaissa in Rabat een oproep aan de Europese Unie waarop wij denk ik moeten reageren: het gaat om de oproep tot een conferentie met de Europese Unie, met de betrokken landen in Europa en Afrika, met de Verenigde Naties en met de Organisatie van Afrikaanse Staten, om dit probleem het hoofd te bieden en, zoals de fungerend voorzitter van de Raad heeft gezegd, om gezamenlijk op een humane manier de migratiestromen te beheersen.
16 Dat is de uitweg die wij moeten steunen. Wij hebben de steun van Thabo Mbeki en Kofi Annan; nu hebben wij de steun van de Europese Unie nog nodig. Laten wij kijken of wij die kunnen krijgen. 3-056
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik vraag uw aandacht voor het volgende voorstel. De spreker voor mij heeft ernstige leugenachtige uitspraken over mij gedaan. Ik verzoek u dringend om uw steun en doe een beroep op het Reglement van het Parlement, zodat ik hem van repliek kan dienen. 3-057
De Voorzitter. – U kunt hierover aan het eind van het debat het woord voeren. 3-058
Jean-Marie Cavada (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de vertegenwoordigers van de Raad en vooral van de Commissie bedanken. Wij zien uit naar het werk met de heer Frattini morgen. Wat wij op dit moment meemaken is 35 jaar geleden al nauwkeurig beschreven en voorspeld door de denktank genaamd de "Club van Rome" en de voorzitter daarvan, Aurelio Peccei, die destijds al zei dat het Zuiden ongetwijfeld naar het Noorden zal komen. Doelmatig en duurzaam beleid is niet mogelijk op louter nationaal niveau. Geïsoleerde pogingen tot preventie of gelegenheidsmaatregelen ter bevordering van de veiligheid en de eerbiediging van het menselijk leven zijn niet voldoende. De tijd is dus aangebroken om het beleid ten aanzien van de migratiestromen tot een dringende Europese prioriteit te maken. Ons voorstel is daarom een conferentie te organiseren tussen Europese, Afrikaanse en mediterrane landen. Deze zou kunnen plaatsvinden in samenwerking met, of zelfs onder de gezamenlijke leiding van, de Verenigde Naties en de Europese Unie, en zou op VN- en EU-niveau een noodMarshallplan moeten ontwikkelen gericht op twee fronten. Allereerst moeten we ons, als het gaat om hongersnood, gezondheidszorg en bescherming van het leven, de middelen verschaffen voor een humane behandeling van vluchtelingen die in de woestijn omkomen, op wie geschoten wordt wanneer zij proberen binnen te dringen op plaatsen waar ze niet binnen mogen, of die verdrinken in de Atlantische Oceaan of de Middellandse Zee. Die dingen gebeuren namelijk echt. Maar daarnaast en bovenal moeten we dringend de internationale financiële instellingen mobiliseren om de economisch activiteit in de zuidelijke landen te bevorderen en met name om stabiliteit te bieden aan de jongeren die in hun eigen land willen werken en daar willen blijven. Er zijn fundamentele inspanningen ter bevordering van beleid op het gebied van onderwijs en economische stabilisering nodig om migratie van deze bevolkingen te voorkomen. We moeten stoppen met subsidies, die hoe dan ook corruptie in de hand werken. De twee internationale organisaties, de VN en de EU, en
12/10/2005 natuurlijk als derde de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid moeten dit probleem onverwijld aanpakken. 3-059
Jean-Claude Martinez (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, natuurlijk laat hetgeen in Ceuta en Melilla gebeurt geen mens onberoerd. In Tijuana en Brindisi, op Lampedusa en in Ceuta zijn vrouwen en mannen op deze wereld in beweging gekomen. Natuurlijk kunnen onze Spaanse vrienden of mijn Marokkaanse vrienden dit probleem niet alleen oplossen, daar het inmiddels een wereldwijde en niet langer enkel een Europese omvang heeft. Hoe hoog we onze prikkeldraadversperringen ook optrekken, zolang mensen dorst en honger hebben, zullen ze in beweging komen. Wat te doen? Welnu, we moeten een humanitaire vierhoek afkondigen, en daarmee bedoel ik dat voedsel, water, medicijnen en vaccins, en onderwijs voortaan wereldwijd publieke goederen moeten zijn. Het is niet langer enkel een Europese zaak, het is een mondiale zaak. Waar het vandaag om gaat, is niet langer alleen maar kolen en staal samen delen, zoals in 1950, maar wereldwijd water, vaccins, voedsel en onderwijs samen delen. Op het moment dat dat een feit is, zullen de mensen op deze wereld niet langer de behoefte hebben om over te varen bij Gibraltar, of om de Sahara, de woestijn van Arizona of de Rio Grande over te steken. 3-060
Stefano Zappalà (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, dit thema is zeer belangrijk, maar enkelen maken er een controverse van. Er zijn twee invalshoeken: één daarvan is ook in deze zaal naar voren gekomen, zij het dan op een enigszins andere manier dan in de pers, en de andere invalshoek komt tot uiting in de nationale gebeurtenissen, in de pers en in het politiek optreden. Ik ben samen met andere collega’s van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken in Lampedusa geweest en ben van plan om mee te gaan naar alle Europese centra die wij besluiten te bezoeken. Ik moet zeggen dat ik het eens ben met hetgeen de Raad en, in andere bewoordingen, ook de Commissie hebben gezegd. Er zijn echter enkele aspecten in de verklaringen waarop mijns inziens niet al te veel nadruk moet worden gelegd. Ik ben het eens met hetgeen mevrouw Buitenweg zei en gedeeltelijk ook - wat maar zelden voorkomt - met hetgeen de heer Catania zei, ofschoon ik zijn uitgangspunt niet deel als hij spreekt over deportatie door Italië of verwijst naar werk van journalisten. Dat komt een zo belangrijke zaak als deze allesbehalve ten goede. Mijnheer de Voorzitter, dit probleem gaat de hele Unie aan - zojuist sprak iemand al over een wereldwijd probleem. De Europese Unie heeft momenteel geen immigratiebeleid en er zijn landen die niet in staat zijn om dit probleem op eigen houtje het hoofd te bieden. Italië en Spanje zijn grote landen - Spanje zet zelfs het leger in - en er zijn landen, zoals Italië, die vooruitgeschoven posten hebben midden op zee, zoals Lampedusa. Andere landen echter - zoals Malta, dat een
12/10/2005
17
bevolking heeft van slechts 400 000 mensen - staan enorm onder druk en kunnen het probleem niet aan.
regering, die de dag voor ons bezoek het centrum heeft ontruimd?
Men kan dus eindeloos blijven doorpraten over Lampedusa; men kan daar naar believen politieke munt uit slaan - ik heb het over de heer Catania - maar Lampedusa is en blijft een eiland midden op zee met slechts 5 000 inwoners dat de situatie niet aan kan. Het kan geen Hilton bouwen voor de duizenden mensen die daar aankomen. Wij moeten in navolging van de heren Borghezio en La Russa al degenen bedanken die op het eiland hulp verlenen, met inbegrip van onze vrienden op Malta, die doen wat zij kunnen. In januari bezoeken wij Malta.
Weet de Britse minister dat zijn collega, minister Castelli van Justitie, vanmorgen de gebeurtenissen op Lampedusa heeft bestempeld als een storm in een glas water, als iets dat de journalisten uit hun duim hebben gezogen?
Mijnheer de Voorzitter, het is belangrijk dat wij eens en voor altijd een beleid hiervoor opstellen. De voorzitter van de Raad heeft weliswaar uiteengezet hoe dit beleid eruit moet zien, maar hij moet hier ook serieus werk van maken. De Raad moet hiervoor verantwoordelijkheid nemen en de Commissie moet een concreet voorstel formuleren. Wij moeten een gemeenschappelijk immigratiebeleid op poten zetten - ik sluit af, mijnheer de Voorzitter - want afgezien van de menselijke aspecten, afgezien van de mensen die honger lijden en hulp en een baan nodig hebben, zijn er ook andere vraagstukken waar rekening mee moet worden gehouden. Ik noem bijvoorbeeld degenen die met boten illegale immigranten vervoeren, de mensenhandelaren dus, maar vooral ook de terroristen, die profijt kunnen trekken van deze situatie om in Europa te infiltreren. 3-061
Giovanni Claudio Fava (PSE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, eerlijk gezegd hadden wij meer verwacht van de redevoering van de Raad. Ten eerste hadden wij meer duidelijkheid verwacht, want het immigratievraagstuk vergt gemeenschappelijke en gecoördineerde beleidsmaatregelen op Europees niveau, maatregelen die niet gericht zijn op de noodzaak ons tegen migranten te verdedigen en op de instrumenten die daarvoor nodig zijn, maar bovenal op het vermogen om de mensenrechten en de menselijke waardigheid van migranten te waarborgen, evenals op het noodzakelijke draagvlak daarvoor onder de lidstaten. Als men een dergelijk beleid wil, moet men ten eerste moed tonen en met de waarheid voor de dag komen, en daarom wil ik ingaan op een omissie in het betoog van de minister, een omissie die ik zeer hoog opvat. Hij heeft met geen woord gewag gemaakt van hetgeen de afgelopen dagen in Lampedusa is gebeurd en daar zelfs niet op gezinspeeld. Daarom wil ik snel vier vragen stellen aan de minister en de Raad. Weet de Raad dat het centrum voor tijdelijk verblijf op Lampedusa in feite - maar niet bij wet - is omgezet in een detentiekamp, een plek waar geen rechten bestaan en waar intimidatie en geweld aan de orde van de dag zijn? Weet de Raad dat een officiële delegatie van dit Parlement voor de gek is gehouden door de Italiaanse
Weet de Raad tot slot dat de huidige samenwerkingsovereenkomsten met Libië niet alleen voorzien in grensbewaking, maar ook in internering van uitgewezen onderdanen van niet-EU-landen en in hun deportatie naar niet nader genoemde vluchtelingenkampen in de Libische woestijn? Wij wachten op antwoorden. 3-062
Lapo Pistelli (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik zou kunnen zeggen dat er een Europees beleid nodig is en er verder het zwijgen toe kunnen doen, want alles is al gezegd. Wij gaan akkoord met de voorstellen voor de toekomst en de initiatieven die vice-voorzitter Frattini de afgelopen dagen heeft genomen met betrekking tot illegale immigratie, het asielbeleid en de bestrijding van de smokkel van illegale immigranten. Tot onze grote bezorgdheid hebben wij echter vernomen dat Italië, Frankrijk en Spanje besloten hebben om zich in de Raad niet door de minister van Binnenlandse Zaken, maar door andere ministers te laten vertegenwoordigen, ofschoon dit juist een van belangrijkste zorgen zou moeten zijn voor het hoogste ministerniveau. Als Parlementslid ben ik van plan om druk uit te oefenen op de Raad, want het beeld van de stroom van migranten die de enclaves van Ceuta en Melilla bestormen, symboliseert onze toekomstige demografische en politieke verstandhouding. Als Parlementslid moet ook ik het feit aan de kaak stellen dat tijdens het bezoek van de delegatie van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken aan het centrum van Lampedusa de waarheid is gemanipuleerd en er sprake is geweest van onwaardig gedrag, zoals ook is gebleken uit reportages van journalisten. Vrienden van de Commissie, u zult de steun hebben van het Parlement als u sneller optreedt. Er is geen bedenktijd als het gaat om het vraagstuk van de immigratie in Europa. De tijd dringt en de politiek heeft de plicht de maatregelen te nemen die nodig zijn om aan de dringende behoeften van de mensen tegemoet te komen. 3-063
Luca Romagnoli (NI). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik ben diep getroffen door de dood van illegale immigranten, maar ik wil ook uiting geven aan mijn solidariteit met de lokale autoriteiten en de bevolking in die landen, steden en regio’s die aan de grenzen van Europa liggen en dagelijks geconfronteerd worden met een toestroom van immigranten. Om deze
18 invasie een halt toe te roepen, moeten we korte metten maken met de illusie dat als je Europa illegaal binnenkomt, je daar illegaal, of misschien zelfs wel legaal, kunt blijven. Roepen dat men solidair moet zijn en verplicht is gastvrijheid te bieden, en vasthouden aan de eis dat voorrechten worden gegeven aan mensen die geen Europese burgers zijn, is een absurde houding, die ook heel onrechtvaardig is, want men zou juist de rechten en sociale garanties van de Europese belastingbetalers moeten verdedigen. Met deze opstelling maakt men zich zelfs medeplichtig aan de slavenhandel en aan de tragische gevolgen van de door valse hoop ingegeven reizen. Ik dank de heer Zapatero en zijn socialistische regering voor het feit dat zij hun collega’s en de andere regeringen hebben aangetoond dat regeerders moeten instaan voor de eerbiediging van de wet en het welzijn van hun burgers. Dank u, collega’s, dat u eindelijk hebt ingezien dat men het eigen land moet verdedigen tegen de invasie van illegale immigranten. Dank u voor de verdediging van het recht en de sociale orde, waaraan wij allen, en in de eerste plaats wij leden van het Europees Parlement, een grote waarde toekennen en die wij allen moeten eerbiedigen. 3-064
Elmar Brok (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik wil iets zeggen over twee weliswaar verschillende, maar toch met elkaar samenhangende zaken. Enerzijds blijkt uit dit alles eens te meer hoe noodzakelijk het is om binnen het ontwikkelingsproces van de Unie sneller tot gemeenschappelijke regels te komen over asielkwesties, over Schengen en over andere aspecten van het juridisch en binnenlands beleid. Naar mijn mening is het dringend noodzakelijk dat wij in staat zijn om sneller actie te ondernemen ten aanzien van deze zaken. Gezien de situatie echter zou dit slechts symptoombestrijding inhouden, want de krachten die aan het werk zijn, zijn hele andere, zoals diverse afgevaardigden vandaag al hebben gezegd. Als de nood zo groot is dat mensen bereid zijn hun leven op het spel te zetten om weg te komen, dan kunnen we nog zo ons best doen, het helpt niets als we de oorzaken niet wegnemen. We dienen ervoor te zorgen dat deze mensen weer een perspectief krijgen. We hebben hier met een stervend continent te maken; we zien immers hoe sterk aids in sommige landen om zich heen grijpt, we zien dat klimaatveranderingen ertoe hebben geleid dat mensen zelf geen voedsel meer kunnen produceren en dat we niet altijd de juiste hulp dan wel hulp in te geringe mate geboden hebben. Ook de kwestie van de handelsvoorwaarden speelt een rol; die voorwaarden zijn niet altijd even eerlijk. Willen we mensen hoop geven, dan dienen we een andere benadering te ontwikkelen, niet alleen in de diepte, maar ook in de breedte.
12/10/2005 Het moet echter ook duidelijk zijn dat het niet alleen onze schuld is, en dat wij handelen zoals het goede mensen betaamt. Net zo belangrijk is het om te onderkennen dat in deze landen elites en dictaturen aan de macht zijn die hun eigen bevolking bedreigen met militaire middelen, de burgers onderdrukken en iedere vorm van ontwikkeling in de kiem smoren. We moeten een einde maken aan de dictaturen in deze landen die hun eigen bevolking zo onmenselijk behandelen. Al deze zaken dienen we als één geheel te gezien, willen wij er succesvol mee omgaan. Dan zullen onze burgers zich ook achter ons scharen, want dit is niet alleen een kwestie van menselijkheid. Op grond van de gebeurtenissen van dit moment kunnen we duidelijk maken dat dit voor ons ook een kwestie van eigenbelang is. En het meest in ons belang is dat de mensen in hun vaderland uitzicht op een beter leven krijgen. We moeten duidelijk maken dat die twee zaken samenhangen. Dat is een belangrijke les die we moeten leren, willen we tot een andere benadering komen. (Applaus) Dit weten we allemaal sinds de jaren zeventig, sinds de verslagen van Edward Heath, Willy Brandt en anderen. Hierin zijn al deze ideeën al neergelegd. Allemaal niets nieuws dus; we moeten alleen eindelijk de kracht opbrengen om dit alles in praktijk te brengen. (Applaus) 3-065
Louis Grech (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de status-quo ten aanzien van illegale immigratie in Europa is onverdedigbaar, zowel vanuit het oogpunt van de lidstaten, die de last van de verantwoordelijkheid niet alleen kunnen dragen, als vanuit het oogpunt van het welzijn en de waardigheid van de immigranten zelf. Een lidstaat als Malta wordt onevenredig zwaar getroffen, wat tot een alarmerende situatie leidt, zeker als je de grootte en de bevolkingsdichtheid van het eiland in beschouwing neemt. Ik wil hier mijn waardering uitspreken voor het initiatief van commissaris Frattini. Ik erken dat individuele lidstaten medeverantwoordelijkheid voor dit probleem op zich moeten nemen, maar ik ben van mening dat de EU niet snel, concreet en doortastend genoeg op deze tragische realiteit heeft ingespeeld. Het is duidelijk dat er nog lang geen sprake is van een beleid voor lastenverdeling. De EU moet onmiddellijk actie ondernemen en de middelen, kennis, intelligentie en diplomatieke steun beschikbaar stellen die nodig zijn om dit wereldwijde probleem op effectieve en humane wijze aan te pakken. We hebben hier te maken met een internationaal probleem en dat vraagt om een internationale oplossing. Op lange termijn kan een gezamenlijke inspanning van Europa en de Verenigde Naties een meer holistische oplossing dichterbij brengen, met name als het gaat om
12/10/2005 niet-EU-landen. In dit opzicht juich ik het door de heer Barón Crespo aanbevolen Marshallplan toe. Dat is het soort solidariteit dat EU-burgers, lidstaten en immigranten aanspreekt. 3-066
Antonio Tajani (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, immigratie behoort samen met de strijd tegen het terrorisme tot de grote problemen waarmee we ons in het nieuwe millennium geconfronteerd zien. De gebeurtenissen die zich met name in het zuidelijk gedeelte van Europa telkens weer voordoen, tonen evenwel aan dat de Unie dit tijdsverschijnsel niet vastberaden genoeg aanpakt. Veel te veel mensen denken dat dit probleem enkel Italië, Spanje of Malta aangaat. Dat is niet zo. Europa heeft de plicht politieke en economische maatregelen te treffen voor hetgeen aan de Middellandse-Zeekust gebeurt, omdat deze kust de zuidelijke buitengrens is van de Unie. De Unie mag dus niet doof blijven voor deze oproep, maar moet initiatieven ontplooien voor het immigratieprobleem. Men mag dan ook niet denken dat het volstaat om de onvermijdelijke en noodzakelijke initiatieven op het gebied van openbare orde te nemen. Natuurlijk zijn deze belangrijk, maar er is veel meer nodig. Er zijn overeenkomsten nodig met de landen van herkomst, men moet de in Barcelona ingeslagen weg voortzetten, meer investeren en ontwikkelingsinitiatieven nemen. Daarom zijn wij er steeds meer van overtuigd dat ook immigratie onder de bevoegdheden van de Unie van morgen moet vallen. De woorden van commissaris Figel’ en de initiatieven van de heer Frattini wekken bij ons goede hoop. Wat de gebeurtenissen van de afgelopen dagen betreft, kunnen wij niet anders dan op luide toon protesteren tegen datgene wat in Ceuta en Melilla is gebeurd. De regering-Zapatero heeft aangetoond niet opgewassen te zijn tegen de situatie en niet in staat te zijn een dergelijk probleem aan te pakken met inachtneming van de mensenrechten van de immigranten die met alle geweld de grens over wilden. Wij willen de beelden die wij de afgelopen dagen op de televisie hebben gezien, niet weer zien: te veel onschuldige slachtoffers, te veel mensen die omgekomen zijn omdat men absoluut niet bij machte was het probleem aan te pakken en een manier te vinden om veiligheidseisen en eerbiediging van mensenlevens met elkaar te combineren. Tot slot - en dit is ook echt mijn laatste punt - is het onaanvaardbaar dat een parallel getrokken wordt tussen hetgeen in Ceuta en Melilla is gebeurd en de situatie op Lampedusa. De Italiaanse regering, de met de handhaving van de openbare orde belaste instanties en de NGO’s hebben niemand laten doden en hebben ook niemand gedeporteerd en in de woestijn achtergelaten. Integendeel, zij redden elke dag tientallen immigranten die het slachtoffer zijn van gewetenloze handelaren en verkopers van dromen, van dromen die op nachtmerries uitlopen.
19 3-067
David Casa (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ook graag iets zeggen over de grote stroom van illegale immigranten naar Europa. We hebben hier te maken met een situatie die niet alleen mijn land Malta treft, maar ook Spanje, Italië en andere Europese landen, een situatie die ertoe geleid heeft dat de middelen van Malta onder extreem grote druk zijn komen te staan en die door de Europese Unie niet serieus genoeg is genomen. De Maltese autoriteiten hebben al jaren met dit probleem te kampen, maar de laatste paar jaar is het probleem toegenomen, waardoor de zaak zeer moeilijk onder controle te houden is. Logistiek gezien is het zeer moeilijk - in feite zo goed als onmogelijk - om deze illegale immigranten op een menswaardige manier en met behoud van privacy onder te brengen. Alleen dit jaar al hebben we 44 boten in onze territoriale wateren gehad - dat is niet veel, zult u zeggen, maar voor een land als Duitsland zou dat verhoudingsgewijs neerkomen op 830 boten - met 1600 illegale immigranten aan boord. Voor Duitsland zou dat naar verhouding neerkomen op bijna 300 000 mensen. Aan zulke aantallen moet geen enkele Europese regering denken. Helaas is dit de realiteit op ons eiland en ik dring er bij de Commissie op aan met spoed aan een duurzame oplossing te werken. Laten we samenwerken aan een gemeenschappelijk immigratiebeleid volgens de beginselen van een verenigd Europa. We zien ons voor een ernstig probleem gesteld. Desalniettemin ben ik ervan overtuigd dat de Maltese autoriteiten zich tot het uiterste zullen blijven inspannen om deze onfortuinlijke mensen, die hun land veelal om politieke, sociale en economische redenen zijn ontvlucht, hulp en bescherming te bieden. We zullen ons uiterste best blijven doen, maar daar hebben we wel hulp bij nodig, want het is niet alleen een probleem van Malta, maar ook van Italië en Spanje. Dit probleem gaat de hele Europese Unie aan. 3-068
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor het feit dat u mij in staat stelt te reageren op dit belangrijke debat, dat op het juiste moment plaatsvindt. Ik zal op een aantal van de opmerkingen die hier zijn gemaakt nader ingaan. Om te beginnen ben ik het eens met de opvatting van commissaris Figel’ dat migratie vraagt om een, wat hij noemt, evenwichtige benadering, om de rechten van personen die bescherming nodig hebben, te beschermen en illegale immigratie te bestrijden. Mevrouw Klamt en mevrouw Roure spraken terecht hun bezorgdheid uit over de verhalen over migranten die in de woestijn aan hun lot worden overgelaten. Dat is volstrekt onaanvaardbaar en geeft duidelijk aan dat samenwerking met en hulp aan derde landen noodzakelijk zijn om tot een beter migratiebeheer te komen. De heer Watson wees er in zijn krachtige bijdrage op dat Afrika heel dichtbij is en van groot belang is voor de
20 Europese Unie. De heer Barón Crespo, de heer Cavada en de heer Brok gaven dat in hun bijdrage ook aan. Dat is natuurlijk ook zo. Ik ben het daar roerend mee eens. Daarom ben ik er enorm trots op dat de Europese Unie in de loop van het jaar blijk heeft gegeven van zoveel leiderschap. Dat was het geval vóór de Top van Gleneagles, toen het besluit werd genomen om de bilaterale internationale hulp van de EU-lidstaten effectief te verdubbelen, daarna tijdens de Top van Gleneagles zelf, waar multilaterale maatregelen overeengekomen zijn om de hoge schuldenlast van een groot aantal van de armste landen kwijt te schelden, en onlangs nog in september tijdens de Millenniumtop, toen de voornaamste Europese landen samen een agenda hebben opgesteld om de Verenigde Naties met het oog op de uitdagingen van de komende eeuw zo goed mogelijk te steunen. De heer Catania uitte kritiek op de samenwerking van de Raad met Libië, maar ik vrees dat ik het op dat punt niet met hem eens ben. De Raad deelt zijn mening niet. In de migratiedialoog met Libië wordt onderstreept wat de Europese Unie van Libië verwacht, bijvoorbeeld op het gebied van de mensenrechten, en we zijn van mening dat het van belang is dat we de houding en betrokkenheid van Libië ten opzichte van de mensenrechten beïnvloeden door middel van uitvoerige samenwerking. Ik zal proberen mijn verhaal af te ronden, want ik ben me bewust van de beperkte tijd. Zoals ik al eerder zei: we moeten ons realiseren dat de problemen waar Spanje, Italië en Malta mee te kampen hebben, de hele Europese Unie aangaan. Het zijn ook de problemen van de buurlanden van Europa zoals Libië en Marokko en de landen ten zuiden van de Sahara, waar de druk van illegale migratie misschien wel het grootst is. De oplossing voor de lange termijn moet worden gezocht in partnerschap. De samenwerking van de Europese Unie met landen buiten de EU ter bestrijding van de illegale immigratie was in het verleden eerlijk gezegd niet doeltreffend genoeg. Daar begint nu verandering in te komen; de Europese Unie begint haar collectieve gewicht aan te wenden om de migratiesamenwerking met oorsprongsen doorgangslanden te verbeteren. Dit punt zal bij toekomstige inspanningen tijdens het Britse voorzitterschap prioriteit krijgen, onder andere wanneer de ministers van Buitenlandse Zaken elkaar in november treffen om de kwestie te bespreken. We moeten er echter voor oppassen de migratiekwestie te veel te versimpelen. Het migratie- en asielbeleid van de Europese Unie moet zorgvuldig worden uitgebalanceerd en overwogen. Het nastreven van strengere grenscontroles om illegale immigratie een halt toe te roepen mag niet ten koste gaan van de bescherming van vluchtelingen, wat een fundamentele waarde van de Europese Unie is. We moeten de Europese samenwerking met derde landen uitbreiden. Dat is de enige manier om verdere menselijke tragedies in het Middellandse-Zeegebied te
12/10/2005 vermijden en om in het belang van de Europese Unie en onze buurlanden een beheerste migratie tot stand te brengen. 3-069
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb hier niet zoveel aan toe te voegen, want ik denk dat we niet alleen vandaag bij dit onderwerp moeten stilstaan, maar ook morgen en de dagen erna. Deze kwestie raakt aan een groot aantal verwante kwesties: niet alleen ontwikkeling, maar ook externe betrekkingen en de toekomst van Europa. Ik ben de leden van het Europees Parlement dankbaar voor hun toespraken en hun waardevolle suggesties en ideeën voor verdere actie. Migratie kent vele oorzaken. We moeten ons over de oorzaken buigen en veel meer actie ondernemen dan we tot nu toe hebben gedaan. Het probleem is niet alleen dat dit verschijnsel toeneemt; het heeft ook een steeds groter effect op onze huidige situatie. Misschien mag ik u eraan herinneren dat vele jaren geleden - zestig jaar of nog langer geleden - mensen van Europa naar andere werelddelen vluchtten. Thans is Europa een aantrekkelijk oord. We moeten de resultaten van integratie niet onderschatten. We moeten onze solidariteit en rechtvaardigheid, het cement van ons Europese huis, actief delen met de mensen om Europa heen. Ik ben van mening dat respect voor de mensenrechten, de cultuur van mensenrechten en de mainstreaming van de mensenrechten bij beleidsvorming op andere terreinen een vast onderdeel moeten gaan uitmaken van onze criteria en onze betrekkingen met onze partners, met oorsprongs- of doorgangslanden. Er is een alomvattende benadering nodig waarin ontwikkelingsbeleid, economische samenwerking, humanitair beleid en natuurlijk justitie en binnenlandse zaken samenkomen. De Commissie bevordert een dergelijke houding en zal dat samen met de Verenigde Naties blijven doen. Ik weet zeker dat in november, tijdens de tiende verjaardag van het proces van Barcelona, dezelfde benadering nog sterker naar voren zal komen. Dit is een belangrijke tijd voor bezinning over de toekomst van deze regio. Later op de avond zal dit Parlement de strategie van de EU inzake Afrika bespreken. Momenteel gaat 60 procent van het totale bedrag voor ontwikkelingshulp naar Afrika. Dit is veruit de hoogste bijdrage van welk land of welke organisatie ook ter wereld. We zullen veel problemen helpen oplossen en, zoals al is gezegd, mensen in staat stellen een toekomst in hun eigen land te zien - niet alleen door middel van hulp, maar ook door middel van beleid ter bevordering van fundamentele waarden, onderwijs en betere levensomstandigheden. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, verzeker ik u dat we de kwestie morgen tijdens de hoorzitting in het Europees Parlement zullen bespreken. Onze toekomst en die van Afrika zijn steeds meer met elkaar verstrengeld en, zoals mevrouw Buitenweg zei: het Europese project gaat over
12/10/2005
21
beschaving, niet alleen voor ons, maar voor de wereld in het algemeen.
3-076
De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over Iran.
3-070
De Voorzitter. – Mijnheer Díaz de Mera García Consuegra, u hebt het woord op grond van artikel 145. 3-071
Agustín Díaz de Mera García Consuegra (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, eigenlijk wil ik de heer Barón Crespo enkel antwoorden in de volgende bewoordingen: vóór vanmiddag had ik respect, veel respect voor de heer Barón Crespo; nu ik naar hem heb geluisterd en hem zijn uiterste best heb zien doen om dat respect te vernietigen, is hij er zowaar in geslaagd: ik heb nu geen enkel respect meer voor hem. Een andere kwestie: om de parlementaire hoffelijkheid geen geweld aan te doen, mijnheer de Voorzitter, zal ik niet zeggen dat de heer Barón Crespo door wat hij over mij heeft gezegd onwaardig en onbetamelijk is geweest; ik zal zeggen dat zijn woorden en betoog onwaardig en onbetamelijk waren, niet dat hij dat is. Tot slot, mijnheer de Voorzitter, heeft de heer Barón Crespo in mijn land ooit gezegd: "Ik ben staatsbezit". Het is nu bewezen dat hij geen staatsbezit is, maar het bezit van meerdere staten. Als hij zo spreekt en zich zo gedraagt, dan is de heer Barón Crespo dat. Tot slot ben ik er trots op dat ik een deel van mijn leven heb gewijd aan de veiligheid van alle Spanjaarden. Vele slapeloze nachten. Mijnheer de Voorzitter, wat jammer, wat jammer dat mensen als ze geen argumenten hebben, anderen in diskrediet brengen; wat jammer dat mensen als zij geen argumenten of ideeën hebben, dat soort taal bezigen. De heer Barón Crespo heeft bewezen dat hij als het om dit soort zaken gaat, geen idee heeft waar hij over praat. 3-072
De Voorzitter. – Mijnheer Barón Crespo, u hebt het woord voor een persoonlijk feit. Wij gaan hierover geen debat beginnen; u mag alleen spreken over iets dat u persoonlijk betreft en dat u wilt toelichten. 3-073
Enrique Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, een nauwgezette blik op de verslagen zal duidelijk maken dat ik de heer Díaz de Mera García Consuegra niet persoonlijk heb genoemd. In ieder geval zal ik niet ingaan op zijn misplaatste opmerkingen; ik wil hem alleen maar zeggen dat de kritiek die hij heeft geuit op de Spaanse regering, kritiek die ernstig en ongefundeerd is, maar op één plek thuishoort, namelijk in de Spaanse Tweede Kamer, in de Carrera de San Jerónimo in Madrid, en ik kan de heer Díaz de Mera het adres geven als hij dat wil. Onze taak hier is echter de Europese instellingen onder de loep te nemen, niet de Spaanse regering. 3-074
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. 3-075
Iran
3-077
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het debat van vandaag, hier in het Europees Parlement, vindt plaats op een goed moment. Ik weet dat een aantal van u de ontwikkelingen in Iran van dichtbij volgt en ik zie ernaar uit om met de geachte afgevaardigden van gedachten te wisselen in de loop van ons debat deze middag. Iran heeft een nieuwe president en een nieuwe regering. Deze zullen belangrijke besluiten moeten nemen op het gebied van hervormingen, buitenlandse politiek en het nucleaire programma van Iran. De keuzes die zij zullen maken, zullen niet alleen van invloed zijn op de toekomst van Iran in de regio, maar ook op enkele vitale belangen van Europa. Iran heeft enorm veel potentieel: het heeft een jonge, goed opgeleide bevolking waarvan tweederde jonger is dan dertig jaar. Veel Iraniërs zijn zeer ondernemend. Gecombineerd met de natuurlijke hulpbronnen waarover Iran beschikt - met name olie en mineralen - zou dit een dynamische economie en samenleving moeten opleveren als de nieuwe regering een cultuur zal weten te creëren waarin kansen kunnen worden gegrepen en die gestoeld is op de rechtsstaat. Sinds 1998 heeft de Europese Unie een beleid gevoerd dat gericht is op constructieve betrokkenheid in onze relatie met Iran. Onze betrokkenheid komt voort uit de sterke wens dat er vooruitgang geboekt wordt op terreinen waar het beleid van Iran grote zorgen baart. Hieronder vallen het nucleaire programma en het programma voor de ontwikkeling van ballistische raketten, de houding van Iran tegenover het terrorisme en het vredesproces in het Midden-Oosten, en de mensenrechten. Ik zou me vandaag op twee zaken willen concentreren: de mensenrechten - omdat ik weet dat veel geachte afgevaardigden in dit Parlement zich hier grote zorgen over maken - en het nucleaire programma, omdat dat in potentie, als daar niet op een goede manier mee wordt omgegaan, de hele relatie tussen Iran en de internationale gemeenschap, inclusief de Europese Unie, kan gaan overschaduwen. Laat ik daarom beginnen bij dat laatste. Toen in 2002 en 2003 aan het licht kwam dat Iran cruciale elementen van zijn nucleaire programma verborgen had gehouden, zou de normale procedure zijn geweest dat het bestuur van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) hierover gerapporteerd had aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. We besloten om naar een weg vooruit te zoeken waarbij Iran de kans zou krijgen de zorgen weg te nemen en te bewijzen dat de bedoelingen van zijn nucleaire programma volledig vreedzaam waren. Het bestuur van het IAEA ging ermee akkoord de rapportage aan de Veiligheidsraad uit te stellen om het initiatief van Europa een kans te geven.
22 De kern van dit initiatief was een voorstel waarin Iran het vertrouwen zou herstellen door alle aan de verrijking en opwerking van uranium gerelateerde activiteiten op te schorten, terwijl we ondertussen zouden praten over langetermijnoplossingen die voor beide partijen aanvaardbaar zouden zijn. Laat ik voorop stellen dat niemand - niet de Europese Unie, en ook niet de internationale gemeenschap in bredere zin - Iran ervan probeert te weerhouden elektriciteit op te wekken met behulp van kernenergie, zoals Iran soms beweerd heeft. In de voorstellen die we Iran in augustus voorgelegd hebben, is van Europese kant specifiek aangeboden om te helpen "bij de ontwikkeling van een veilig, economisch levensvatbaar en proliferatiebestendig programma voor de research naar en opwekking van civiele nucleaire energie". Ons belangrijkste doel is altijd geweest Iran zover te krijgen dat het de stappen zet die nodig zijn om het vertrouwen te scheppen dat de bedoelingen van zijn nucleaire programma uitsluitend vreedzaam zijn. Zoals de geachte afgevaardigden weten, heeft Iran in augustus besloten tot hervatting van zijn activiteiten op het gebied van de conversie van uranium, waarvan het bestuur van het IAEA had gevraagd, als een essentiële stap, om die op te schorten. De volledige opschorting van alle activiteiten op het gebied van de nucleaire brandstofcyclus was ook de basis voor het akkoord dat afgelopen november in Parijs werd gesloten tussen Iran en de Europese onderhandelaars en die het kader vormt van onze gesprekken over langetermijnoplossingen. We hebben er bij Iran op aangedrongen om deze activiteiten opnieuw volledig op te schorten en om terug te keren naar de onderhandelingstafel op basis van het Akkoord van Parijs. De Europese Unie heeft duidelijk gemaakt dat we bereid zijn met Iran samen te werken en, als onderdeel van een langetermijnovereenkomst, de deur open te zetten naar nauwere samenwerking op economisch, politiek en sociaal gebied. De resolutie die het bestuur van het IAEA op 24 september heeft aangenomen laat duidelijk zien hoe groot de internationale bezorgdheid over het besluit van Iran is. We moeten nog afwachten hoe Iran zal reageren. Iran heeft nu de kans om in te gaan op de verzoeken van het IAEA. We hopen dat Iran die constructieve weg zal inslaan. Nu kom ik bij de mensenrechten, een gebied waarop het Britse voorzitterschap de afgelopen drie maanden met reden actief is geweest, vanwege ernstige en voortdurende schendingen. Tijdens de eerste ambtsperiode van president Khatami, van 1997 tot 2001, kwamen er een levendige pers, een groeiend maatschappelijk middenveld en embryonale politieke partijen op. De vooruitgang verliep langzaam en aarzelend, maar was toch reëel. Helaas heeft Iran op deze gebieden in de afgelopen jaren terrein verloren. Ik hoop dat de nieuwe regering van Iran hernieuwde aandacht aan deze zaken zal schenken.
12/10/2005 Een van de punten ten aanzien waarvan Iran zijn internationale verplichtingen schendt is de wijze van bestraffing van minderjarige wetsovertreders. Er blijven ons rapporten bereiken over kinderen die ter dood worden veroordeeld, en in sommige afschuwelijke gevallen lijken die straffen ook te zijn uitgevoerd. Het ter dood veroordelen van mensen vanwege misdaden die ze hebben gepleegd op een leeftijd jonger dan achttien jaar is een duidelijke schending van de verplichtingen die Iran heeft op grond van het internationaal recht. In januari heeft het Comité voor de rechten van het kind van de Verenigde Naties er bij Iran op aangedrongen deze praktijken te beëindigen. Dat is natuurlijk absoluut geboden. De Europese Unie heeft druk op Iran uitgeoefend om dergelijke veroordelingen niet meer uit te spreken en onverwijld nieuwe wetgeving in te voeren die ze onmogelijk maakt. De vrijheid van meningsuiting is in de afgelopen maanden ook onder druk komen te staan. Verschillende voorvechters van de mensenrechten, journalisten en webloggers zijn gearresteerd. Ik weet dat velen van u zich hierover evenveel zorgen maken als ik. Ik wil daarom met name de inspirerende onderzoeksjournalist, mensenrechtenactivist en nu gewetensbezwaarde gevangene Akbar Ganji noemen, die nog steeds in de gevangenis zit, waar hij het grootste deel van de afgelopen vijf jaar heeft doorgebracht. De Europese Unie heeft bij verschillende gelegenheden opgeroepen tot zijn vrijlating en vandaag spreek ik de hoop uit dat de Iraanse autoriteiten dit als een prioriteit gaan beschouwen. We zijn ook bezorgd over de vrijheid van godsdienst: veel religieuze minderheden in Iran worden nog steeds vervolgd en onrechtvaardig behandeld. Ons standpunt is dat we door een beleid van diplomatieke betrokkenheid een betere kans hebben om Iran ertoe te bewegen beter te presteren op het terrein van de mensenrechten. We volgen de mensenrechtensituatie in Iran op permanente basis en het voorzitterschap heeft onlangs een aantal dringende protesten ingediend naar aanleiding van zaken die onze onmiddellijke aandacht behoeven. Lidstaten van de Europese Unie blijven klaarstaan om bij de VNVeiligheidsraad als mede-indiener van resoluties over de mensenrechtensituatie in Iran op te treden, zoals dat ook hoort. De mensenrechtendialoog tussen de EU en Iran is voor de Europese Unie een middel om te kunnen werken aan verbetering van de mensenrechtensituatie in Iran. We zouden graag zien dat Iran veel meer betrokkenheid bij deze dialoog toonde en dat de dialoog tot werkelijke, tastbare resultaten leidde. We zijn ronduit teleurgesteld dat Iran nog niet heeft ingestemd met data voor de volgende ronde en zullen daarop blijven hameren. De houding van Iran ten aanzien van de mensenrechten is schadelijk voor de reputatie van Iran in de internationale gemeenschap en ik weet zeker dat de geachte afgevaardigden het met mij eens zijn wanneer ik zeg dat de regering van Iran het aan haar bevolking verplicht is om aanmerkelijke vooruitgang op dit terrein te boeken.
12/10/2005
23
Ik denk dat we ons allemaal realiseren dat dit een cruciale tijd is voor Iran en voor de Iraanse regering. Wij van onze kant blijven naar vooruitgang streven op de punten waar wij ons zorgen over maken, door middel van een beleid van betrokkenheid. Ik weet dat de geachte afgevaardigden eveneens een sterke belangstelling zullen blijven houden voor de mensenrechten, het nucleaire dossier en andere elementen van de ontwikkelingen in Iran in de maanden en jaren die voor ons liggen.
veiligheidsterrein van gedachten te laten wisselen. Sinds het begin van deze dialoog ligt de nadruk op de vier punten van zorg die we al lang hebben: massavernietigingswapens, terrorisme, het vredesproces in het Midden-Oosten en mensenrechten. Wij vinden dat deze dialoog, die in het verleden een nuttige functie vervuld heeft, nu een vervolg moet krijgen. Het is de bedoeling dat de volgende bijeenkomst in Teheran gehouden wordt. We wachten op Iran, dat met praktische suggesties moet komen.
3-078
Wat betreft de meer specifieke bilaterale dialoog over mensenrechten die we in 2002 zijn gestart, deze dialoog vormt een gestructureerd forum waar we formele besprekingen over individuele gevallen kunnen houden, evenals over alle punten van zorg op het gebied van mensenrechten, op basis van heldere criteria. Dit kader omvat ook rondetafelgesprekken met een breed scala aan spelers uit het maatschappelijk middenveld, alsmede parlementsleden. Het blijft een van de middelen waarmee de EU een langdurige bijdrage kan leveren aan het aanmoedigen van systematische veranderingen en het verbeteren van de mensenrechtensituatie in de praktijk.
VOORZITTER: DAGMAR ROTH-BEHRENDT Ondervoorzitter 3-079
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in het huidige klimaat is het onvermijdelijk dat iedere verhandeling over Iran zich concentreert op het nucleaire programma van dat land. Dat is op dit moment een van de belangrijkste veiligheidskwesties op de internationale agenda. De internationale gemeenschap moet als een eenheid optreden als we een bevredigende oplossing willen vinden. Dat betekent dat we moeten opereren via de geëigende kanalen: eerst het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, en dan, indien nodig, de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Europese Unie en Iran hangt in hoge mate af van de vooruitgang die op dit punt geboekt wordt en van de benadering die de internationale gemeenschap kiest. Onze relatie met Iran begint en eindigt echter niet met het nucleaire spoor. Andere sporen moeten in de visie van de Commissie blijven worden gevolgd. In dit verband wil ik mijn waardering uitspreken voor het werk van de delegatie voor de betrekkingen met Iran onder het dynamische voorzitterschap van mevrouw Angelika Beer. Ik hoop dat u in de komende maanden in de positie zult verkeren om contacten te ontwikkelen met uw gesprekspartners van de Iraanse Majlis, evenals met het breedst mogelijke spectrum van vertegenwoordigers uit de Iraanse samenleving. Direct contact tussen mensen is de beste manier om van vooroordelen en negatieve stereotyperingen af te komen en wederzijds begrip te kweken. Het is daarom bijvoorbeeld van groot belang dat we steun geven aan de verdere ontwikkeling van academische, culturele en artistieke uitwisselingen tussen Europa en Iran, twee eeuwenoude bakens van beschaving die elkaar veel te bieden hebben. Wat betreft de officiële contacten wil ik uw aandacht in de eerste plaats vestigen op twee sporen: de brede dialoog en de dialoog over de mensenrechten tussen de EU en Iran. De brede dialoog is de opvolger van de kritische dialoog. Het is een forum dat is bedoeld om beide partijen op een eerlijke en open manier over een breed scala aan onderwerpen op economisch, politiek en
Echter, de laatste sessie van de mensenrechtendialoog heeft alweer meer dan een jaar geleden plaatsgevonden. We hebben geprobeerd in september een bijeenkomst te houden, maar dat bleek onmogelijk door het ontbreken van enige bevestiging van de kant van Iran. In de marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft mijn collega, commissaris Ferrero-Waldner, tegen de heer Manouchehr Mottaki, de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, gezegd dat het belangrijk is voor Iran om opnieuw zijn betrokkenheid bij de mensenrechtendialoog tussen de EU en Iran te bevestigen door akkoord te gaan met een datum voor een bijeenkomst op korte termijn. We wachten nog steeds op het antwoord van Iran. Wat betreft de huidige mensenrechtensituatie in Iran is er steeds meer reden voor bezorgdheid, zoals wordt geïllustreerd door de nog immer voortdurende gevangenhouding van de heer Akbar Ganji - waaraan de heer Alexander ook al refereerde - en zijn medestander en advocaat, de heer Abdolfattah Soltani. Er zijn de laatste tijd nog andere punten van ernstige zorg naar voren gekomen: het voltrekken van de doodstraf aan minderjarigen, ondanks het bestaan van een mortuarium op deze straf; de arrestatie van aanhangers van het Bahá’í-geloof; het gebruik van excessief geweld bij het neerslaan van de onrust in de provincies Khoezestan en Koerdistan; en de aanhoudende beknotting van de persvrijheid. Elk van deze punten baart ons grote zorgen. De Europese Commissie blijft alert op elk van deze punten. We zitten op één lijn met het Europees Parlement wanneer we stellen dat onze betrekkingen met Iran zich niet naar behoren kunnen ontwikkelen als er geen systematische verbetering van de mensenrechtensituatie in Iran plaatsvindt. Sterker, onze relatie met Iran is momenteel veel minder goed dan zij zou kunnen zijn: Iran is een van de weinige landen
24
12/10/2005 contractuele
nodig hebben dat het nucleaire programma van Iran uitsluitend vreedzaam van aard is.
Een kaderovereenkomst met de EU zou de reïntegratie van Iran in de internationale gemeenschap vergemakkelijken en bijdragen aan het creëren van een omgeving die tot economische groei en meer werkgelegenheid leidt. En dit zou vervolgens weer kunnen leiden tot consolidatie van het Iraanse hervormingsproces in de richting van een meer open samenleving. Zoals tijdens de campagne voor de presidentsverkiezingen is gebleken, zijn dit enkele van de belangrijkste eisen van het Iraanse electoraat.
De EU is van mening dat de integriteit van het NPV intact moet blijven en dat internationale samenwerking moet plaatsvinden binnen strikte grenzen die bepaald worden door het NPV en de richtlijnen van de Groep van nucleaire exportlanden. Deze beginselen versterken het kader dat vorig jaar november in Parijs door de Europese landen is vastgesteld. Het totaalpakket dat afgelopen augustus is aangeboden aan Iran vormt een stevig fundament waarop Iran en de internationale gemeenschap kunnen bouwen bij het vinden van een gemeenschappelijke basis voor hun legitieme zorgen.
waarmee de Europese betrekkingen onderhoudt.
Unie
geen
Sinds 2002 heeft de Commissie leiding gegeven aan de gesprekken die moeten leiden tot het sluiten van een handels- en samenwerkingsovereenkomst met Iran. Deze gesprekken vinden plaats parallel aan de onderhandelingen die onder leiding van het voorzitterschap van de EU worden gevoerd over een overeenkomst over een politieke dialoog. Deze twee sporen zijn onscheidbaar en versterken elkaar wederzijds. Ze zijn ook afhankelijk van het algemene politieke klimaat. U herinnert zich wellicht dat toen de nucleaire crisis voor het eerst uitbrak in 2003, we de besprekingen over beide overeenkomsten moesten opschorten. Ze konden pas worden hervat na de ondertekening van het Akkoord van Parijs in november 2004, dat bijdroeg aan het herstellen van een gunstiger politiek klimaat. De achtste - en tot nu toe laatste - onderhandelingsronde vond plaats in Teheran op 12 en 13 juli 2005. Tot vlak voor de meest recente crisis rond het nucleaire programma hadden onze onderhandelaars zelfs flinke vooruitgang geboekt. Dit brengt me ertoe enkele woorden te wijden aan onze positie ten aanzien van de nucleaire kwestie, met inbegrip van de implicaties die de resolutie van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie van 24 september heeft voor de onderhandelingen over de handelsen samenwerkingsovereenkomst. De bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 3 oktober bevestigde dat de EU resoluut achter de aanpak van de Europese trojka blijft staan. Dit sterke gevoel van solidariteit van de EU met betrekking tot de positie van de E3 vormt het platform waar de verenigde internationale gemeenschap zich rond kan scharen teneinde de onderhandelingspositie en het uitstekende werk van de IAEA en zijn directeurgeneraal, de heer Mohammed El-Baradei, te ondersteunen. Een verenigde EU kan ook het fundament vormen waarop de internationale gemeenschap steunt bij het zenden van de duidelijke boodschap aan Iran dat het land op grond van artikel IV van het Nonproliferatieverdrag - NPV - weliswaar het onvervreemdbare recht heeft om onderzoek te doen naar kernenergie en kernenergie te produceren en te gebruiken voor vreedzame doeleinden - en dit zonder enige discriminatie -, maar dat wij objectieve garanties
Ook de Commissie heeft haar maatregelen genomen. Na de hervatting van de conversieactiviteiten in de centrale van Isfahan, twee maanden geleden, hebben we besloten om de onderhandelingen over de handels- en samenwerkingsovereenkomst op te schorten. De Commissie hoopt dat het Iraanse leiderschap zal gaan inzien wat er op het spel staat en als resultaat daarvan de benodigde stappen zal nemen om de huidige trend, waarmee een oplossing bepaald niet dichterbij wordt gebracht, te keren, en als onderdeel daarvan ook weer volledig zal gaan samenwerken met internationale organisaties. 3-080
Michael Gahler, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, deze ontwerpresolutie heeft tot doel een duidelijk politiek signaal aan Teheran af te geven, zowel met betrekking tot de mensenrechten als ten aanzien van nucleaire vraagstukken. Wat betreft de mensenrechten zal het Europees Parlement geen enkel compromis sluiten. We zijn allemaal tegen de doodstraf en eisen daarom des te krachtiger dat er een einde komt aan de executies van minderjarigen en dat de doodstraf niet meer wordt uitgesproken tegen personen die ten tijde van het vergrijp nog geen achttien jaar waren. Ik ben het voorzitterschap ook dankbaar dat het even duidelijk is geweest over de hervatting van de mensenrechtendialoog. We verwachten dat de Commissie middelen vrijmaakt uit het Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten, zodat wij de samenwerking met het Iraanse maatschappelijk middenveld kunnen intensiveren, en ik ben commissaris Figel’ dankbaar voor het feit dat hij enkele terreinen heeft genoemd waarop wij dat kunnen doen. Indien de mensenrechtensituatie niet wezenlijk verbetert, zal het onmogelijk zijn om de onderhandelingen over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst af te ronden. Hetzelfde causale verband bestaat uiteraard met betrekking tot de nucleaire kwesties, die eveneens essentieel zijn voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen met de EU. Wij verwelkomen iedere samenwerking met het IAEA om effectieve controles
12/10/2005 mogelijk te maken. Maar los daarvan eisen wij zeer nadrukkelijk dat Iran zijn eigen uraniumverrijkingsprogramma volledig staakt, zoals dat afgelopen november in Parijs is overeengekomen. Wij roepen Iran met klem op om de dialoog met de EU te hervatten voor de volgende vergadering van de raad van beheer van het IAEA in november. De Iraniërs weten dat de EU al heeft aangeboden verrijkt uranium voor civiele doeleinden te leveren. Hetzelfde zou bijvoorbeeld ook Rusland kunnen aanbieden – de verbruikte splijtstofstaven zouden vervolgens weer kunnen worden teruggestuurd –, maar Iran dient concrete stappen te ondernemen om ons wantrouwen, dat niet alleen op nucleair gebied heerst, weg te nemen. Daar heeft Iran alleen iets mee te winnen. Als het land dit nalaat, krijgt het met de Veiligheidsraad te maken, en dan wordt het een stuk moeilijker om iets te winnen. 3-081
Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie. - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, mijnheer de minister, mijnheer de commissaris, het besluit van de Iraanse autoriteiten om de onderhandelingen met de drie Europese landen op te schorten baart ons grote zorgen. Ik wil echter van meet af aan ondubbelzinnig verklaren dat wij elke militaire oplossing voor deze crisis uitsluiten. Wij vragen de regering van de Verenigde Staten om deel te nemen aan deze onderhandelingen, zoals met enig succes ook is gebeurd in het geval van Noord-Korea. Wij zijn namelijk bezorgd over de houding van de Verenigde Staten, onder meer omdat veel van de zorgen van Iran inzake de eigen veiligheid juist voortvloeien uit de houding van de VS, uit het beleid dat de VS in het gebied voert en uit de druk die ook militair wordt uitgeoefend, via de militaire bases in aan Iran grenzende gebieden. Iran moet van zijn kant elke activiteit stopzetten die gericht is op het verkrijgen van nucleaire middelen voor militaire doeleinden. Iran is daartoe verplicht. Het heeft immers het Non-proliferatieverdrag ondertekend en toegezegd ook het aanvullend protocol te zullen toepassen. Wij geven volledige steun aan de resolutie van de raad van beheer van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, waarin de directeur van het agentschap, de heer El-Baradei - die inmiddels terecht is onderscheiden met de Nobelprijs voor de vrede - gevraagd wordt de weg van de onderhandelingen voort te zetten. Wij verwelkomen ook de resolutie van de Europese Raad van 3 oktober jongstleden. Onze instemming behelst veel meer dan een louter formele goedkeuring, aangezien wij van mening zijn dat de in deze tekst aangegeven benadering zeer wijs is. Wij weten allen, met inbegrip van de Iraanse autoriteiten, dat deze zaak onder de bevoegdheid valt van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zoals ook de minister zojuist nog eens naar voren heeft gebracht. Het besluit af te zien van een procedure die ertoe zou kunnen leiden dat de situatie
25 escaleert, is bijgevolg een keuze die de weg van de onderhandelingen nog overtuigender maakt en die Iran een kans biedt die het land niet mag missen. Om het nog duidelijker te maken, wil ik er nogmaals aan herinneren dat Iran net als elk ander land ter wereld het recht heeft om nucleaire capaciteiten te verwerven voor civiele doeleinden, en dat komt ook duidelijk tot uiting in zowel de resolutie van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie als onze resolutie. Ik wil afsluiten met een oproep aan de Raad in verband met de door iedereen genoemde kwestie van de mensenrechten. In onze resolutie verwijzen wij naar de door u genoemde gevallen, mijnheer de minister. Ik wil de Commissie en de Raad ertoe aanmoedigen deze politiek van dialoog voort te zetten en mensenrechtenkwesties nooit los te koppelen van de handelsovereenkomsten met Iran. 3-082
Janusz Onyszkiewicz, namens de ALDE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het streven naar nonproliferatie van kernwapens heeft een aantal successen opgeleverd. Een paar landen, zoals Argentinië en ZuidAfrika, hebben afgezien van een militair kernprogramma. Andere landen, die beschikten over de atoombom als erfgoed van de Sovjet-Unie, zoals WitRusland, Kazachstan en Oekraïne, hebben besloten daarvan geen gebruik te maken. Jammer genoeg is het daarbij gebleven en heeft dit proces niet voldoende steun gekregen om van een volledig succes te kunnen spreken. Sommige landen hebben het Non-proliferatieverdrag niet ondertekend en hebben in weerwil van de druk van de publieke opinie in de wereld kernwapens ontwikkeld - ik denk hierbij aan Israël, Pakistan en India. Zodoende gaven zij andere landen de aanzet om hetzelfde te doen. Vandaag hebben we te maken met een van die landen, namelijk Iran. We hebben goede redenen om aan te nemen dat Iran op de ingeslagen weg verder zal gaan en we moeten een einde maken aan dit domino-effect. De onderhandelingsmogelijkheden van de Europese Unie zijn uitgeput en daarom is het essentieel dat we deze zaak voorleggen aan de Verenigde Naties. De Veiligheidsraad moet snel en doortastend optreden. Daarnaast mogen we niet vergeten aan wie we de informatie over dit geheime militair kernprogramma in Iran te danken hebben. De Iraanse oppositie heeft dit onder de aandacht van de publieke opinie in de wereld gebracht en we moeten haar grote bijdrage hierin dan ook zeker erkennen. Dan is er nog een andere kwestie die al enige tijd onze aandacht verdient, namelijk het formeel bestempelen van de Iraanse Mujahedin als een terroristische organisatie. Het Europees Parlement heeft hier al eens op aangedrongen. Ik hoop dat de Raad zich hierover wil buigen. 3-083
26 Angelika Beer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte minister Alexander, geachte commissaris Figeľ, ik dank u voor uw uiteenzettingen en ook voor het feit dat u aandacht heeft besteed aan het mensenrechtenvraagstuk, want wij weten allemaal dat mensenrechten een voorwaarde zijn voor vrede, zoals ook het omgekeerde geldt. Ons debat van vandaag vindt plaats in een tijd waarin niemand precies weet hoe het verdergaat. Daarom moeten wij – mede met het oog op de verschillende resoluties waarover morgen wordt gestemd – hierover heel gedetailleerd van gedachten wisselen. Van de details hangt af of wij als Europees Parlement onze verantwoordelijkheid zullen nemen om tot een deëscalatiestrategie te komen. Een deëscalatiestrategie, dat is voor mij het openen van nieuwe onderhandelingsmogelijkheden teneinde ons politieke doel te bereiken, en dat is: verdere proliferatie van wapens in het Midden-Oosten voorkomen en voorkomen dan Iran ooit een atoombom in handen krijgt. Mijn fractie meent dat deëscalatie haalbaar is, maar we bereiken die niet door de Veiligheidsraad in te schakelen, zoals we van het geval-Irak hebben geleerd. Wij vrezen dat als de Veiligheidsraad er niet in slaagt één front te vormen, dit juist tot escalatie zal leiden, zoals wij ook vrezen dat het IAEA niet langer in staat zal zijn om ongehinderd zijn werk te doen in Iran, en we weten dat dit uiteindelijk het risico van militaire escalatie doet toenemen. Ik twijfel er niet aan dat wij het eens zijn over de doelstelling, en we moeten manieren zoeken om de deur open te houden, omdat de mensen in Iran - de mensen met wie wij in contact staan, de journalisten die wij kennen, de mensenrechtenorganisaties en zeker ook de Nobelprijswinnaars - het nodige van ons verwachten. Wat dit betreft, onderschrijf ik wat de heer Solana en commissaris Ferrero-Waldner hebben gezegd, met wie we deze week hebben gesproken: we moeten de Veiligheidsraad de rug toekeren en naar politieke oplossingen zoeken. Om dezelfde redenen maken wij ons zorgen over de mensenrechten. Het is niet onze gewoonte om steeds over de mensenrechten te praten, maar sinds de verkiezing van president Ahmadinejad is de mensenrechtendialoog in de ijskast gezet en verslechtert de mensenrechtensituatie. Teheran heeft officiële vertegenwoordigers gestuurd om naar dit debat te luisteren, en ik roep hen op om ons duidelijkheid te verschaffen over de vraag of Akbar Ganji nog in leven is, en ervoor te zorgen dat hij onmiddellijk en onvoorwaardelijk op vrije voeten wordt gesteld. En laat ook zijn advocaat vrij, die in juli nog te gast was in dit Parlement om met ons te discussiëren over deze zaken. Dat beogen wij met onze resolutie, en dat meen ik heel serieus. Het zou mij deugd doen als de Commissie en de Raad ons zouden steunen bij onze pogingen deze doelstelling te verwezenlijken. 3-084
12/10/2005 Erik Meijer, namens de GUE/NGL-Fractie. – Voorzitter, het technisch vermogen van Iran om kernenergie toe te passen, trekt buiten dat land de aandacht. Afgezien van de ernstige milieubezwaren tegen kernenergie is er niets op tegen als landen in Azië hun technologie op gelijk niveau brengen met dat van Europa en Noord-Amerika. Het wordt pas een probleem als die kennis wordt misbruikt om anderen militair te bedreigen. In dit geval is die kans reëel, omdat in Iran een regime aan de macht is dat steunt op een militante minderheid, die andere politieke krachten uit het land heeft verjaagd en uitgesloten. Die minderheid wil niet alleen in eigen land een theocratisch systeem, dat onder meer wordt gekenmerkt door een achtergestelde positie van de vrouw en het in ruime mate toepassen van de doodstraf, maar ook voor de rest van de wereld. Vrijheid van organisatie, vrijheid van meningsuiting, gelijke toegang tot de politieke macht en ruimte voor individuele keuzes worden door die minderheid verafschuwd. Zij rechtvaardigen hun terreurbewind met hun eigen interpretatie van de wil van God en het maakt ze immuun tegen redelijke argumenten. De politieke oppositie is in ballingschap gedreven, onder meer naar Europa. Een democratisch Europa moet die oppositie serieus nemen. Een tijdelijk compromis met het regime in Iran, dat de nucleaire bedreiging zou moeten vertragen, mag nooit ten koste gaan van onze solidariteit met die oppositie. Die oppositie is onze hoop voor een beter Iran in de toekomst, waar de mensen dezelfde vrijheden en rechten hebben die wij in Europa vanzelfsprekend vinden. Steun aan die oppositie kan de toestand op termijn veranderen. Daarom behoren delen van die oppositie, zoals de Volksmujaheddin, niet op een terroristische lijst te staan. Daarentegen zou een eventuele militaire interventie, zoals die in de afgelopen jaren op Amerikaans initiatief is toegepast in de buurlanden Irak en Afghanistan, de mensen in Iran het gevoel geven dat hun land van buitenaf wordt bedreigd en dus moet worden verdedigd. Dat werkt slechts in het voordeel van het fundamentalistisch regime. Daarom moet de keuze van Europa helder zijn. Solidair met de democratische oppositie, in en buiten Iran, en een volstrekte afwijzing van elke militaire interventie door buitenstaanders. 3-085
Bastiaan Belder, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, tien jaar geleden publiceerde de Iraanse lyricus Said een indrukwekkend literair dagboek onder de titel "De lange arm van de mollahs, notities uit mijn ballingschap". Die lange arm van de machthebbers van de Islamitische Republiek moet het Brits voorzitterschap vandaag niet onbekend voorkomen. Teheran's terroristische tentakels reiken even goed tot in het zuiden van buurland Irak. Die lange arm zorgt voor aanhoudende brute repressie binnenslands en voor ernstige destabilisatie buitenslands.
12/10/2005 Met deze inktzwarte staat van dienst van het Iraans regime zouden de Raad en Commissie rekening moeten houden. Te meer als uitgerekend dit schrikbewind in alle geheimzinnigheid proclameert louter vreedzame nucleaire bedoelingen te koesteren. Raad en Commissie, hoe te voorkomen dat de lange arm van de mollahs ook naar kernwapens grijpt? U zult in elk geval de politieke prijs voor president Ahmedi Nejad onaanvaardbaar hoog moeten maken. Concreet betekent dat samen met de Amerikaanse regering werkelijk àlle opties openhouden tegenover Teheran. Zoete broodjes bakken kunnen de mollahs tenslotte ook zonder ons wel. Komen de Verenigde Naties niet snel met een effectieve indammingsstrategie tegen de gevaarvolle Iraanse atomaire aspiraties, dan zullen de staten die zich het meest bedreigd voelen stellig zelf maatregelen treffen. Raad en Commissie, ook die optie moet u bekend zijn. Eén ding staat voor mij vast: als vredesmakelaar voor het Midden-Oosten dient u de bloedige lange arm van de mollahs in principe en in praktijk resoluut af te wijzen en ook af te weren. 3-086
Ģirts Valdis Kristovskis, namens de UEN-Fractie. – (LV) Vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad, dames en heren, een week geleden is het ontwerpverslag van het Europees Parlement over massavernietigingswapens besproken in de Commissie buitenlandse zaken. We moeten daarbij niet uit het oog verliezen dat het nucleaire programma van Iran aanleiding gaf tot de heftigste discussies. Uit de standpunten van de leden van het Parlement komt nu opnieuw naar voren dat men een constructievere houding ten opzichte van Iran wenst en dat men het beter acht niet te veel druk te leggen op de betrekkingen met dat land. Onze resolutie heeft dezelfde teneur als de onlangs door de Raad en het Agentschap voor Atoomenergie afgelegde verklaringen, waarin wordt benadrukt dat de politieke dialoog het meest geschikte instrument is om Iran te overtuigen. Dit bevestigt dat we in feite nauwelijks over mogelijkheden beschikken om Iran te beïnvloeden. We mogen echter niet voorbijgaan aan het feit dat dit al de derde resolutie van het Europees Parlement over Iran is dit jaar. En dan laat ik de resoluties van andere internationale organisaties maar even buiten beschouwing. Wat voor reactie is hierop gekomen? Het antwoord van Iran is niet mis te verstaan – de schending van het Akkoord van Parijs en andere akkoorden, het toedekken van schendingen en het hervatten van de opwekking van energie voor kernwapens. Het Agentschap voor Atoomenergie zit er evenmin naast als het in zijn resolutie van 24 september stelt dat de activiteiten van Iran tot een vertrouwenscrisis leiden en dat de VNVeiligheidsraad nu de aangewezen instantie is om verdere actie te ondernemen. Gelet op deze omstandigheden moeten we onder ogen zien dat we met het inzetten van de politieke dialoog als preventiemiddel
27 om in te spelen op de uitdagende en provocerende acties van Iran, een kritische grens zijn genaderd. Wij hebben hier echter het gevoel bij dat noch de resolutie van vandaag noch de verklaring van de Raad van 3 oktober getuigt van de absolute wil om deze kwestie voor te leggen aan de VN-Veiligheidsraad. Dit komt misschien omdat de Raad en wij hier in het Europees Parlement er momenteel niet van overtuigd zijn dat de VNVeiligheidsraad werkelijk bereid is besluiten te nemen ten aanzien van het nucleaire programma van Iran. Ik hoop dat ik ongelijk heb, maar het lijkt erop dat de recente besluiten van de internationale gemeenschap de heersers in Iran nog steeds weinig in de weg leggen en ze nauwelijks beletten te doen wat hun goeddunkt. 3-087
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, deëscalatie, de noodzaak om tot een politieke oplossing te komen zonder bij de Veiligheidsraad aan te kloppen, en, vooral, geloofwaardigheid - dat zijn onderwerpen waarover iedereen spreekt. En terecht! Maar als wij ons verplaatsen in het andere kamp, dan kunnen wij er natuurlijk niet omheen dat het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie, simpelweg vanwege de samenstelling en structuur ervan, vooringenomen is ten gunste van de gevestigde kernmachten. Het probleem is dat het simpelweg onmogelijk is om een duidelijke grens te trekken tussen vreedzaam en militair gebruik van nucleair materiaal. In mijn ogen zou de Europese Unie de zaak veel fundamenteler moeten benaderen en dus ook vraagtekens moeten zetten bij onze eigen force de frappe en moeten toewerken naar een deëscalatie die uiteindelijk neerkomt op een algehele uitbanning van kernwapens. 3-088
Jana Hybášková (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, minister Alexander, ik kan me de situatie van vijftien jaar geleden nog herinneren, toen een Iraanse delegatie het kort daarvoor bevrijde Tjechoslowakije benaderde voor de levering van nucleair materieel voor de kernreactor in Bushehr. Ik denk niet dat de situatie sindsdien veel veranderd is, ook al heb ik Iraniërs via Shaff al-Arab naar Basra zien komen; ook al hebben we Britse soldaten zien sterven in Zuid-Irak; ook al weten we dat Iran Hezbollah steunt; en ook al zijn we op de hoogte van de mensenrechtenschendingen in Iran. Ik denk dat het feit dat we hier vandaag bijeen zijn het enige duidelijke doel is. We moeten voorkomen dat Iran zijn splijtstofcyclus weet af te ronden. We moeten een einde maken aan de verrijking van uranium, als een aan conversie gerelateerde activiteit die niet wordt toegestaan door, en die valt onder, het Non-proliferatieverdrag. Niemand ontkent het recht van Iran om nucleaire energie voor civiele doeleinden aan te wenden. Maar we moeten het militaire programma stoppen. We moeten Iran terugbrengen naar de onderhandelingstafel om druk uit te oefenen op het land om het aanvullende protocol te ratificeren, alle transparantiebevorderende maatregelen
28 te nemen en op een transparante wijze samen te werken met het IAEA. Wij steunen hier vandaag met kracht de besluiten van de Raad en de Europese trojka. We steunen in het bijzonder Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk als het inderdaad waar is dat Iran vanmiddag signalen heeft uitgezonden dat het terugkeert naar de onderhandelingstafel. Als dat waar is, zou dat geweldig zijn. Desalniettemin mogen we de Verenigde Staten niet de schuld geven. De schuld ligt bij een schadelijk, totalitair, onderdrukkend regime dat niet kan aantonen dat het zijn kernenergie uitsluitend voor civiele doelen zal gebruiken. Vandaag moeten wij allemaal - Parlement, Raad en Commissie - standvastig, sterk en verenigd zijn.
12/10/2005 inspanningen zullen we de voorwaarden kunnen creëren op basis waarvan Iran niet enkel meer als een gevaar naar voren komt, maar integendeel als een essentiële speler waar men bij de stabilisering van de meest strategische regio van de wereld niet omheen kan. 3-090
Nicholson of Winterbourne (ALDE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in mijn visie heeft de Islamitische Republiek Iran de regio en de wereld veel te bieden. Iran heeft een modernere vorm van democratie dan de meeste van zijn buurlanden. Theocratie of geen theocratie, vrouwen hebben in Iran veel meer rechten dan elders in de regio, met scholing voor iedereen en banen die voor iedereen openstaan, en dat geldt zelfs voor het vicepresidentschap van de staat.
3-089
Lilli Gruber (PSE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte collega’s, de resolutie waar wij ons morgen over moeten uitspreken, geeft uiting aan onze open houding en bereidheid tot dialoog. Deze resolutie vertegenwoordigt het Europa dat gelooft in de politiek als de kunst van het combineren van visie en realiteitszin. Het is belangrijk vandaag nogmaals te bevestigen dat het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie een centrale rol speelt in de pogingen om te voorkomen dat de Iraanse nucleaire programma’s zich in militaire richting ontwikkelen. Het is echter net zo belangrijk dat een signaal wordt gegeven aan de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de internationale gemeenschap, een signaal dat inhoudt dat de Europese volkeren, die door dit Parlement worden vertegenwoordigd, willen dat in de behandeling van de kwestie-Iran nadrukkelijk de deur voor onderhandelingen open wordt gehouden. Wij moeten ook de legitieme zorgen van Teheran, die verband houden met zijn veiligheid, erkennen en beseffen dat Iran een essentiële rol speelt als regionale macht. Wij moeten echter met evenveel duidelijkheid en vastberadenheid weigeren op welke manier dan ook te onderhandelen over de ernstige schendingen van de mensenrechten die nog steeds plaatsvinden, met name op het gebied van de vrije meningsuiting, de rechten van de vrouw en die van minderheden. Daarbij zijn wij namelijk nog ver verwijderd van de zekerheid van een rechtsstaat. Deze resolutie moet in Teheran overkomen als een oprechte en duidelijke oproep tot voortzetting van de onderhandelingen, en moet tevens dienen als een aanzet tot deelname aan die onderhandelingen van de andere hoofdrolspeler in dit delicate dossier: de Verenigde Staten. Elke dag weer worden wij er op dramatische wijze aan herinnerd dat in Iran het gebruik van geweld, unilateralisme en met wapens opgelegde wisselingen van regimes de perfecte ingrediënten vormen van een scenario dat onvermijdelijk op een ramp zal uitlopen. Alleen door vastberaden en transparante multilaterale
Wat betreft de kunst, komt u alstublieft naar Londen om het British Museum te bezoeken en de grote Persepolistentoonstelling te zien, die vorige maand is geopend door de vice-president van Iran. Naar mijn mening is de reïntegratie van Iran in de internationale gemeenschap zeer hard nodig en had ze al veel eerder van de grond moeten komen. De onvermijdelijke eerste vereiste daarvoor is, en moet zijn, dat er een oplossing wordt gevonden voor het nucleaire probleem. Om de mogelijke en ook accurate aantijging van hypocrisie voor te zijn, is het echter even belangrijk dat de Europese Unie met evenveel kracht het beleid van nucleaire non-proliferatie voor de hele regio blijft voortzetten. De eenheid van het buitenlands beleid van de Europese Unie staat iets anders niet toe. 3-091
Bernat Joan i Marí (Verts/ALE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil graag nadrukkelijk stellen dat ik voor mezelf spreek. Ik vertolk hier niet de mening van mijn fractie. De mensenrechtensituatie in Iran is erop achteruitgegaan na de ‘verkiezing’ van de nieuwe president. Met name de positie van vrouwen en jonge mensen is aanzienlijk verslechterd. Het aantal openbare executies is toegenomen. Het regime is vaker door de Verenigde Naties veroordeeld wegens het schenden van mensenrechten dan enig ander land in de wereld: 51 keer. Alle hoop dat Iran in de richting van gematigdheid opschuift is vervlogen. Er zijn ook veel berichten dat het regime zich steeds meer roert in Irak in een poging om een islamitische zusterstaat op te zetten. Teheran heeft eveneens besloten om geen enkele overeenkomst te respecteren die het land met de Europese Unie heeft gesloten op het gebied van nucleaire programma’s, waaronder het Akkoord van Parijs. Een van de belangrijkste eisen van Iran betreft de verzetsbeweging Mujahedin-e-Kalqh. Deze beweging is drie jaar geleden zonder enige wettelijke basis op de lijst van terroristische organisaties geplaatst. Veel afgevaardigden in het Europees Parlement, alsmede parlementaire meerderheden in Groot-Brittannië, België
12/10/2005 en Italië hebben opgeroepen tot het verwijderen van de Mujahedin van deze lijst. Wij geloven dat de enige manier om de democratie in Iran te verbeteren het steunen van de belangrijkste oppositiebeweging is. 3-092
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, er is gesproken over twee fundamentele kwesties met betrekking tot Iran: het programma voor de ontwikkeling van nucleaire wapens en de staat van dienst van Iran op het gebied van de mensenrechten. Maar er komt langzamerhand nog een derde factor bij: de rol die Iran speelt bij het trainen en bewapenen van opstandelingen in Irak, die niet alleen Britse en Amerikaanse soldaten doden, maar ook alles in het werk stellen om de pijnlijke overgang van Irak naar de democratie te frustreren. Als Irak zich niet met succes zal weten om te vormen tot een democratie, zal de hele regio destabiliseren. De heer Figel’ had niet zo veel te melden; het enige dat hij te bieden heeft, is meer van hetzelfde - hetzelfde proces van dialoog en samenwerking. Zoals de Britse regering de afgelopen jaren heeft ondervonden, is deze aanpak vooralsnog niet erg succesvol geweest. De ernst van de situatie en de moeite die het kost om een vreedzame oplossing te vinden kunnen niet overdreven worden, maar het probleem zal niet opgelost worden door de Europese Unie. Opnieuw waagt de EU het om de kenmerken van een politieke staat aan te nemen. Het ernstige probleem dat Iran vormt, moet worden aangepakt door naar behoren gegrondveste soevereine staten die samenwerken binnen naar behoren gegrondveste internationale instellingen. Als de EU met succes een Europese defensie-identiteit ontwikkelt - dat wil zeggen, een Europees leger - en als Turkije lid wordt van de Europese Unie, dan zal een gemilitariseerde EU niet alleen een grens delen met Iran, maar ook met Irak en Syrië. Als de huidige situatie al alarmerend is, stelt u zich die situatie dan eens voor. 3-093
Karl von Wogau (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, Iran is op 1 augustus in Isfahan opnieuw begonnen met het recyclen van nucleaire brandstof. Dat is een ondubbelzinnige schending van het Akkoord van Parijs. De raad van beheer van de IAEA verklaarde op 24 september dat hij er op grond van ervaringen in het verleden geen vertrouwen in heeft dat het atoomprogramma van Iran slechts vreedzame doelen dient. Wat betekent dat? Dat betekent dat het niet alleen om onze betrekkingen met Iran gaat, maar ook om de toekomst van het Non-proliferatieverdrag en om de gevaren die samenhangen met het feit dat steeds meer regimes kernwapens in handen krijgen. Daarbij komen de steeds talrijkere berichten over executies en terdoodveroordelingen van jongeren onder de achttien, en het feit dat de vijf jaar geleden gearresteerde Akbar Ganji nog steeds vastzit en zich in kritieke toestand bevindt.
29 We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat Iran de Europese Unie gebruikt om tijd te winnen voor zijn programma. Het lijkt er ook op dat Iran ervan uitgaat dat de Europese Unie ook in de toekomst niet tot gemeenschappelijk optreden is staat is, zoals we dat helaas ook in het geval van Irak hebben gezien. Naar mijn oordeel is dit niet de tijd voor begripvolle resoluties en vriendschappelijke bezoeken; we moeten een gesloten front vormen om Iran duidelijk te maken dat het zichzelf benadeelt als het deze riskante koers voortzet. 3-094
Richard Howitt (PSE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de situatie met betrekking tot Iran is uiterst gespannen en onzeker. Ik wil echter eerst heel duidelijk maken, ook aan de op één na laatste spreker, dat we vandaag niet zouden zijn waar we zijn zonder de nauwgezette arbeid van de ‘EU-3’. Door alle fracties heen hebben afgevaardigden in dit Huis opgeroepen tot een krachtiger, besluitvaardiger Europees buitenlands beleid. Juist onze onderhandelingen met Iran zijn een voorbeeld van wat we kunnen bereiken wanneer we samenwerken. Daarom is het goed dat in de resolutie van vandaag wordt opgeroepen tot hernieuwde onderhandelingen, tot het betrekken van derde landen bij ons werk om meer internationale steun te mobiliseren voor onze inspanningen, en niet als alternatief daarvoor, en dat erin wordt gesteld dat de onderhandelingen gevoerd moeten worden op basis van het Akkoord van Parijs van afgelopen november. In die context ben ik er trots op dat de Britse minister van Buitenlandse Zaken op 28 september heeft gezegd: "Er is geen sprake van dat wij een oorlog tegen Iran zullen beginnen; dit kan alleen worden opgelost met diplomatieke middelen en door diplomatieke druk." In de resolutie van vandaag wordt ook de spijker op zijn kop geslagen met de vaststelling dat het afbreken van de mensenrechtendialoog van de EU met Iran een even serieuze behandeling verdient als het stoppen van de gesprekken over het nucleaire programma van Iran. Teheran probeert de arrestatie van de mensenrechtenadvocaat Abdolfattah Soltani te rechtvaardigen door hem het etiket van nucleair spion op te plakken. En terwijl we de heer El-Baradei van harte gelukwensen met zijn Nobelprijs voor de vrede, mogen we vandaag niet de Iraanse mensenrechtenadvocate Shirin Ebadi vergeten, die persoonlijk bedreigd wordt vanwege haar activiteiten. De politieke problemen en de mensenrechtenproblematiek zijn met elkaar verstrengeld en ook op dit punt ben ik blij met de toezeggingen die de fungerend voorzitter van de Raad vanmiddag heeft gedaan. Ten slotte, vanmorgen hebben we nieuwe aanwijzingen in handen gekregen dat de Iraanse Revolutionaire Garde mogelijk betrokken is bij de levering van technologie voor het maken van infraroodgeleide,
30 pantserdoorborende bommen aan de opstandelingen in Irak. Ik kan deze beweringen weliswaar niet met harde bewijzen staven, maar gelet op het feit dat de afgelopen vijf maanden acht soldaten uit mijn eigen land, het Verenigd Koninkrijk, zijn gedood in Irak, lijkt het me goed dat Europa zijn uiterste best doet om Iran van de proliferatie van zowel civiele als nucleaire wapens af te houden. 3-095
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, de vraag is wat wij willen: willen wij een nieuw Irak in Iran? Laten wij geen agressieve resolutie aannemen die de Amerikanen zouden kunnen gebruiken als een alibi voor een unilaterale invasie in Iran. Ik vrees opnieuw onschuldige slachtoffers te moeten aanschouwen, net als in Madrid en Londen. Ik zie ook de aardolieprijs liever niet oplopen tot 70 of zelfs 100 dollar. Daarom moeten wij een andere weg volgen, de weg van dialoog, dialoog, dialoog. Wij moeten de angst bij Iran wegnemen, zijn onverdraagzaamheid temperen en zijn fanatisme ontwapenen. Fanatisme is een nog erger wapen dan een kernbom. Deng Xiaoping placht te zeggen: "Drijf een kat nooit in het nauw, maar laat haar altijd een uitweg om te ontsnappen." Wij drijven de kat in het nauw. Ik wil echter niet dat die kat mij aanvliegt; ik wil niet dat die kat Europa aanvliegt. Wat de Amerikanen willen, is irrationeel. Amerika vraagt ons de islam in Europa op te nemen met Turkije en de islam te bestrijden in de gedaante van Iran. Laten wij eindelijk een duidelijk Europees beleid voeren. 3-096
Charles Tannock (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, Iran blijft een groot probleem, niet alleen voor ons, maar ook voor onze bondgenoot de Verenigde Staten. Zo probeert Iran al twintig jaar op clandestiene wijze de technologie voor het verrijken van uranium onder de knie te krijgen, daarbij geholpen door de Pakistaan A.Q. Khan en zijn bazaar voor nucleaire technologie. Het is voor elke Iran-kenner duidelijk dat de onbuigzame, fundamentalistische regering van dat land - ondanks alle ontkenningen - vastbesloten is om een kernbom in handen te krijgen. Daarnaast is die regering er vast van overtuigd dat het verrijken van uranium voor militair gebruik cruciaal is voor haar veiligheidsstrategie. Met name punt 12 van de ontwerpresolutie is veel te mild geformuleerd en daardoor onaanvaardbaar. Aangezien Iran ook partij is bij het nucleaire Non-proliferatieverdrag, kan hier al helemaal geen sprake van zijn. Ik sta volledig achter de recente resolutie van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA), die de weg vrijmaakt om deze kwestie aan de Veiligheidsraad voor te leggen. Ik ben van mening dat alle opties opengehouden moeten worden om de verspreiding van kernwapens en kerntechnologie tegen te gaan. Wij willen geen herhaling van de situatie in Noord-Korea, dat de dans
12/10/2005 ontsnapt is door zich gewoon terug te trekken uit het Non-proliferatieverdrag. Wat hebben de winnaar van de Nobelprijs voor de vrede, El-Baradei, en het IAEA eigenlijk ondernomen om te voorkomen dat de Democratische Volksrepubliek Korea de beschikking kon krijgen over kernwapens? Als er straks sancties door de VN opgelegd zouden worden, kan het bijzonder nuttig zijn om te zorgen dat Iran geen toegang meer kan krijgen tot de grondstof uraniumerts. Op dit moment beschikt Iran namelijk slechts over circa 35 ton verrijkt uranium, waarmee maximaal één of twee bommen ontwikkeld kunnen worden. Ik ben het er ook volledig mee eens dat de staat van dienst van Iran op het gebied van de mensenrechten rampzalig is. In dat land worden niet alleen minderjarigen vanwege seksuele vergrijpen geëxecuteerd, maar worden ook zwangere vrouwen terechtgesteld. Ik geloof dat dit het enige land ter wereld is dat zwangere vrouwen executeert. Tot slot veroordeel ik de rol die Iran via zijn terroristische tak - de Hezbollah - speelt bij de ondersteuning van de opstand in Irak en bij het leveren van geavanceerde bommen, door het gebruik waarvan Britse en Amerikaanse soldaten om het leven komen. Hierdoor wordt niet alleen het vredesproces gedwarsboomd, maar krijgen ook de opbouw van de democratie en de wederopbouw in dit geruïneerde land geen kans. Ik roep de Raad dan ook nogmaals op om de Hezbollah te verbieden. 3-097
Józef Pinior (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het Europees Parlement heeft meermaals de aandacht gevestigd op de mensenrechtenschendingen in Iran. Het regime in Iran houdt zich niet aan de internationale regels ter bescherming van de mensenrechten en de politieke vrijheden. In het bijzonder veroordelen we het feit dat in dit land de doodstraf wordt opgelegd aan jonge delinquenten en dat wordt gedreigd met de doodstraf voor minderjarigen. De Iraanse autoriteiten hebben de media gemuilkorfd, door bijvoorbeeld het internet te censureren. Het internet is in Iran een van de weinige bronnen van onafhankelijke informatie. We zijn ook bezorgd over nieuwe arrestaties van webloggers en internetgebruikers. We richten ons in de eerste plaats tot het Iraanse parlement met het verzoek te interveniëren om de persvrijheid te beschermen, evenals de vrijheid van meningsuiting voor het Iraanse volk, zowel in de pers als op het internet. We veroordelen de manier waarop de Iraanse autoriteiten de Koerdische minderheid behandelen. Volgens internationale conventies moeten etnische minderheden bepaalde politieke vrijheden kunnen genieten, maar deze worden de Koerden in Iran ontzegd. Wij zijn erg verontrust over het feit dat Iran zich niets aantrekt van de internationale afspraken over de non-
12/10/2005 proliferatie van massavernietigingswapens. We steunen het voorstel van het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie om de kwestie voor te leggen aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Teheran moet inzage geven in alle documenten over het atoomprogramma, zeker omdat het niet-democratische karakter van het regime in dat land bij de internationale gemeenschap het vermoeden wekt dat de ambities op atoomgebied niet uitsluitend vreedzaam van aard zijn. De Europese Unie mag zich niet neerleggen bij een situatie waarin een niet-democratisch land een kernprogramma uitwerkt dat kan leiden tot de productie van een atoombom. 3-098
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, de verklaringen van de Raad en de Commissie en ook de ontwerpresolutie van het Parlement zijn het zoveelste voorbeeld van het falende beleid van de Unie. De gezamenlijke ontwerpresolutie vormt een zorgvuldige opeenstapeling van rechtvaardigingen voor het nucleaire programma van Iran. Tegelijkertijd komt de Iraanse regering wel heel dicht bij de verwezenlijking van het alom bekende, uiteindelijke doel. Wij moeten ons heel goed realiseren dat er van een reële dreiging sprake is nu dit terroristische, en terroristen ondersteunende, fundamentalistische land de beschikking krijgt over nucleair wapentuig door "domme Europeanen in verwarring te brengen en te misleiden", zoals in juli van dit jaar openlijk werd toegegeven door het hoofd van het Iraanse nucleaire programma. Indien dit Europees Parlement deze grote bedreiging voor de internationale vrede en de toekomst van democratieën marginaliseert, marginaliseert dit Parlement ook zichzelf. Paradoxaal genoeg is de enige effectieve oppositie tegen de machthebbers van dat terroristische land op de lijst van terroristen gezet en wordt deze beweging in Europa vervolgd. Het zou van een reëel en verstandig Europees beleid getuigen indien de Mujahedin-beweging van die lijst geschrapt zou worden. Dan nu de ontwerpresolutie. Aanneming van de specifieke pro-Iraanse en Amerikaanse waarschuwingspunten zoals opgenomen in amendement 12 zou politiek onverstandig en contraproductief zijn. In het eerste en het vierde amendement is een bepaling over de Veiligheidsraad opgenomen en deze twee amendementen verdienen dan ook onze steun. Eventuele oppositie tegen deze amendementen moet als een dienst aan Rusland worden beschouwd, bedoeld om te voorkomen dat dit land in de Veiligheidsraad een onaangenaam veto zal moeten uitspreken. Ik begrijp niet waarom de Europese Unie gezichtsverlies zou moeten leiden om het gezicht van Rusland te redden. Indien een dergelijk veto wordt uitgesproken, weten wij ook hoe strategisch betrouwbaar onze vermeende strategische partner in de praktijk is. Indien amendement 1 wordt
31 verworpen, is de hele ontwerpresolutie zinloos en kunnen wij net zo goed de handdoek in de ring gooien. 3-099
Helmut Kuhne (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, als ik de toespraken van het afgelopen uur de revue laat passeren, en met name de laatste, dan moet ik zeggen dat ik intussen begrijp waarom enkele andere afgevaardigden in dit Parlement bang zijn dat Iran in de hoek wordt gedrukt, met als gevolg dat het niet meer bereid is om deel te nemen aan gesprekken en onderhandelingen. Ik denk dat we nogmaals dienen te onderstrepen dat wat de trojka en de EU-lichamen in de loop van de gesprekken hebben geboden, een evenwichtige strategie jegens Iran is. Het is waar dat deze strategie geen ingebouwde garantie op succes bevat, maar er is geen alternatief. Alle militaire opties die in dit debat zijn genoemd, zouden politiek gezien rampzalig zijn, nog los van de vraag of ze wel realiseerbaar zijn. Laten we wat dit betreft duidelijk zeggen waar het op staat. Verder dienen enkele afgevaardigden die het afgelopen uur het woord hebben gevoerd eraan herinnerd te worden dat we ooit al een situatie hebben gekend – en wel hier in Europa – waarin twee tot de tanden gewapende atoommogendheden tegenover elkaar stonden. Als die niet in staat waren geweest zich te verplaatsen in de positie van de andere partij en de veiligheidsbelangen van de ander mee te wegen, dan was er nooit een non-proliferatieverdrag gekomen en was er van ontwapening nooit sprake geweest. Wellicht hadden we dan al een kernoorlog achter de rug. Ikzelf zou daarbij zijn gedood, en dat geldt waarschijnlijk ook voor degenen die zojuist krijgszuchtige taal hebben gesproken. Daar moeten we goed bij stilstaan. Inderdaad dienen wij in staat te zijn rekening te houden met de veiligheidsbelangen van andere regimes, zelfs van dit regime. Het is verstandig om een strategie te volgen waarbij hun ook iets wordt geboden. Daarbij moeten we echter niet uitsluiten dat we de Veiligheidsraad inschakelen, als drukmiddel. Die mogelijkheid uitsluiten zou politiek gezien niet erg slim zijn. 3-100
Douglas Alexander, fungerend voorzitter van de Raad. - (EN) Mevrouw de Voorzitter, geachte afgevaardigden, dank voor uw bijdragen aan een belangrijk debat op een belangrijk moment. Ik zal trachten om op een aantal punten te reageren die in de loop van dit debat naar voren zijn gebracht. Ik wil allereerst aanhaken bij de opmerkingen van de heer Howitt en anderen door te benadrukken dat wij de afgelopen paar maanden duidelijk aangetoond hebben wat Europa op basis van samenwerking allemaal kan bereiken. Mijn waardering gaat uit naar de andere collega’s in het E3-proces die onder moeilijke omstandigheden hebben aangetoond hoe krachtig de Europese diplomatieke stem kan zijn.
32 Een aantal afgevaardigden heeft de kwestie van de mensenrechten aan de orde gesteld. Er is geen enkele reden waarom een islamitisch politiek systeem zoals in Iran niet de fundamentele democratische rechten als de vrijheid van keuze en de vrijheid van meningsuiting zou kunnen respecteren. Er is geen enkel excuus voor systemen die de mensenrechten schenden. Mevrouw Beer en anderen hebben zich aangesloten bij de oproep die ik eerder tot Teheran heb gericht om de heer Ganji vrij te laten en om in Iran meer en op een breder vlak aandacht aan de mensenrechten te besteden. Ik bekrachtig die oproep en sluit mij aan bij de opmerkingen van commissaris Figel’, de heer Howitt en anderen over de heer Soltani. Het is belangrijk om te onderkennen dat de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties mogelijk een grote rol op dit gebied kan spelen. Ik moet helaas erkennen dat de rol van de Veiligheidsraad in een aantal bijdragen in twijfel is getrokken. Laat er echter in dit Parlement geen twijfel over bestaan dat het voorleggen van deze zaak aan de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nog steeds een reële optie is. De verantwoordelijkheid voor de stappen die nu onverwijld gezet moeten worden, ligt volledig bij de Iraanse autoriteiten. In de loop van dit debat is door een aantal afgevaardigden - de heer Napoletano, mevrouw Beer, de heer Howitt en anderen - ook gerefereerd aan militaire interventies. Zij hebben hun bezorgdheid geuit over eventuele militaire acties tegen Iran. Ik kan op dat punt alleen herhalen wat de Europese ministers van Buitenlandse Zaken op 3 oktober 2005 opnieuw hebben bevestigd, namelijk dat de voorkeur van de Europese Unie uit blijft gaan naar een diplomatieke oplossing voor de internationale bezorgdheid over het nucleaire programma van Iran, inclusief een overeenkomst voor een oplossing op lange termijn. Een dergelijke oplossing zou een bijdrage leveren aan het creëren van een klimaat waarin betere betrekkingen met Europa en de bredere internationale gemeenschap mogelijk zijn.
12/10/2005 Iran staat op een bijzonder cruciaal kruispunt. De wereld wacht af hoe de nieuwe regering het economische en sociaal beleid zal uitvoeren en of zij een betrouwbare partner zal zijn. Dat laatste moet blijken uit de wijze waarop er met de internationale bezorgdheid op het gebied van de mensenrechten en de non-proliferatie wordt omgegaan. Ik ben in ieder geval van mening dat de boodschap van dit Parlement met betrekking tot de prioriteiten van de Europese Unie nu duidelijker is dan aan het begin van dit debat. 3-101
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (SK) Ik wil ten eerste de geachte leden van het Parlement bedanken voor hun weloverwogen bijdragen, waarin, in verreweg de meeste gevallen, niet alleen steun voor een gemeenschappelijke aanpak van het nucleaire vraagstuk en voor de naleving van het Non-proliferatieverdrag tot uiting komt, maar waarin ook op uiterst serieuze wijze wordt ingegaan op de kwesties van mensenrechten en steun voor de dialoog met het opkomende maatschappelijk middenveld in Iran. Ten tweede zou ik mijn waardering willen uitspreken voor de uitgebreide ontwerpresolutie, die getuigt van de bergen werk die door de fracties zijn verzet en die in feite neerkomt op een steunbetuiging aan de evenwichtige, weloverwogen en verantwoordelijke strategie die we ten opzichte van Iran volgen. Ten derde zou ik heel graag zien dat de lidstaten van de EU, de Europese instellingen en de internationale gemeenschap hun constructieve en doeltreffende eensgezindheid in dit dossier bewaren, die vroeg of laat zeker haar vruchten zal afwerpen. 3-102
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. Ik heb zes ontwerpresoluties1 tot besluit van dit debat ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats.
Zoals ik al eerder heb gezegd, vormt de aanpak van de kwestie-Iran een grote uitdaging, maar wij moeten onze uiterste best doen om die tot een goed einde te brengen. Daarbij hebben Iran en zijn bevolking, zijn buren en de bredere internationale gemeenschap letterlijk oneindig veel te winnen. Onze voorkeur blijft uitgaan naar een samenwerking op gebieden die in ons wederzijds belang zijn, zodat deze samenwerking beide partijen ook voordelen oplevert. Europa wil graag dat Iran van zijn mogelijkheden gebruik maakt om groei en welvaart te creëren. Daar heeft deze jonge bevolking recht op. Voorwaarde voor een dergelijke samenwerking is echter ook dat er aandacht besteed wordt aan de grootste zorgen die de Europese Unie nog heeft en die vandaag door zoveel afgevaardigden in dit Parlement weer naar voren zijn gebracht. Die bezorgdheid geldt onmiskenbaar zowel de kwestie van de nucleaire proliferatie als de hiermee verband houdende mensenrechtenproblematiek.
3-103
Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang 3-104
De Voorzitter. − Volgens de agenda volgen nu de opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang. 3-105
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, staat u mij toe u na het voorgaande debat over de situatie in Iran deelgenoot te maken van een prestatie die is geleverd door het land dat ik in het Europees Parlement vertegenwoordig.
1 Zie notulen.
12/10/2005 Ik ben zeer trots dat de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties mijn land Slowakije deze week heeft verkozen tot niet-permanent lid van de Veiligheidsraad. Dankzij Slowakije zal de Europese Unie vanaf januari 2006 op het hoogste niveau vertegenwoordigd zijn in het enige VN-orgaan dat bevoegd is te beslissen in zaken van oorlog en vrede. Dit is niet alleen een historische kans voor Slowakije, maar ook voor de gehele Europese Unie, aangezien maar liefst eenderde van de leden van de Veiligheidsraad de EU zal vertegenwoordigen. In een periode waarin de VN zich zal buigen over de kwestie van de toekomstige status van Kosovo en de ontwikkelingen in Oekraïne, Belarus en Moldavië, zal de EU de kans krijgen bij te dragen tot de veiligheid van het gehele Europese continent. Daarnaast kan de Europese Unie zich door het oplossen van conflicten in het Midden-Oosten of Afrika opwerpen als belangrijke speler op het politieke wereldtoneel en de wereld laten zien dat zij bereid is om vastberaden in actie te komen. 3-106
VOORZITTER: EDWARD McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter 3-107
Neena Gill (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met de Zuid-Aziatische landen wil ik graag mijn oprechte en diepe medeleven betuigen met alle vrienden en families die bij de aardbeving in Pakistan en India dierbaren hebben verloren. Deze tragedie is de laatste in een reeks natuurrampen in de regio en wederom hebben de armste mensen in de wereld onze hulp hard nodig. De duizenden doden, de verspreiding van ziekten, de extreme weersomstandigheden en zelfs criminele elementen vormen een bedreiging voor de mensen in dit gebied. Helaas komt de hulpverlening niet snel genoeg op gang. Ik ben weliswaar verheugd over de toezegging van de Commissie om 3 miljoen euro te doneren, maar dat is niet genoeg. Daarom roep ik de Commissie en de Raad op om te zorgen dat hun bijdrage in overeenstemming is met de omvang van deze tragedie. Ten eerste dienen zij dringend de hulpverlening vanuit de verschillende lidstaten te coördineren, zodat de juiste soort hulp het gebied kan bereiken. Ten tweede dienen zij technische expertise en materiaal beschikbaar te stellen en de aanwezige behoeften nauwkeurig in kaart te brengen, zodat niet nog meer mensen hoeven te lijden als gevolg van de nalatigheid van de internationale gemeenschap. Ten derde moeten wij na gaan denken over de toekomst en over de wijze waarop wij op dergelijke rampen moeten reageren. Ik steun de oproep van het voorzitterschap voor een permanent internationaal fonds om zo snel en effectief mogelijk te kunnen reageren op rampen als de tsunami, de orkaan Katrina en aardbevingen. 3-108
De Voorzitter. − Dank u, mevrouw Gill, ik weet zeker dat we die gevoelens allen delen.
33 3-109
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de vogelgriep klopt wederom op de deur van de Europese Unie. De gevallen van uiterst verdachte, massale pluimveesterfte in Roemenië en Turkije zijn bijzonder zorgwekkend. De angst voor een mondiale vogelgriepepidemie is reëel. Alle verantwoordelijke Europese regeringen en de Commissie zijn bezig met het opstellen van uitgebreide plannen over de wijze waarop er op deze bedreiging moet worden gereageerd. Helaas lijkt de Turkse regering dit probleem niet serieus te nemen. Dit is in de praktijk ook in twee gevallen zeer duidelijk gebleken. Ten eerste hebben functionarissen van de EU gemeld dat de resultaten van belangrijke tests vertraagd zijn, omdat Turkije de monsters te laat naar het betreffende laboratorium heeft gestuurd; die resultaten zijn nog steeds niet bekend. Ten tweede heeft de Turkse minister van Landbouw gisteren publiekelijk verklaard dat er geen reden tot bezorgdheid is. Mijnheer de Voorzitter, zou u aan de Turkse regering onze grote bezorgdheid kunnen overbrengen over de zelfgenoegzame en onverantwoorde manier waarop de autoriteiten in deze kandidaat-lidstaat deze uiterst serieuze zaak lijken te behandelen? Zou u daarnaast tegenover de Commissie willen benadrukken dat wij verwachten dat er drastische maatregelen worden genomen om te voorkomen dat deze ziekte zich vanuit Turkije naar andere buurlanden verspreidt? 3-110
Andrzej Tomasz Zapałowski (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Polen is nu ruim een jaar lid van de Europese Unie. De situatie van onze landbouw is in die tijd echter niet verbeterd, maar geleidelijk slechter geworden. Ik wil erop wijzen dat de Poolse landbouw al was achtergebleven in zijn ontwikkeling als gevolg van vijftig jaar bezetting door de Sovjet-Unie. Om te beginnen werd Polen krachtens de Toetredingsakte gedwongen akkoord te gaan met verlaagde subsidies voor de boeren voor een lange periode, waardoor de boeren eerder geremd dan gesteund worden. Die ongunstige situatie wordt nog eens verergerd door de wisselkoers van de euro, die tot gevolg heeft dat de directe steun dit jaar nog lager uitvalt dan vorig jaar. Bovendien heeft de toevloed van goedkoop buitenlands graan de graanprijzen met ongeveer 35 procent gedrukt ten opzichte van 2003, toen Polen nog geen lid was van de Unie. Nu stelt de Unie voor om de nationale suikercontingenten die in aanmerking komen voor subsidie te verminderen. En de commissaris voor handel voorziet een verlaging van de subsidies voor de handel in landbouwproducten van ongeveer 60 procent. Al deze maatregelen wijzen erop dat de Unie de belangen van de nieuwe lidstaten aan haar laars lapt en haar mooie woorden over het ondersteunen van de ontwikkeling van het oostelijk deel van de Unie niet staaft met daden. Ik roep de Commissie op om de nieuwe lidstaten vanaf 2007 volwaardige subsidies toe te kennen teneinde een
34 tragedie in de landbouw en maatschappelijke spanningen in de nieuwe lidstaten van de Unie te voorkomen. 3-111
De Voorzitter. − Speciale pleidooien voor boeren hebben niet mijn sympathie. 3-112
Nigel Farage (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, onze kiezers hebben er recht op om te weten of de door hen gekozen regeringen hun belangen tijdens bijeenkomsten van de Raad van ministers adequaat behartigen. Dat is thans echter onmogelijk, omdat deze bijeenkomsten geheim zijn. Daarom doet het mij deugd dat ik tot de auteurs mocht behoren van schriftelijke verklaring nr. 45 waarin wordt opgeroepen om een eind te maken aan die geheimhouding en in het vervolg openheid en transparantie te betrachten in de Raad van ministers. Ik doe een dringend beroep op de andere afgevaardigden om deze schriftelijke verklaring te ondertekenen. Tegen het Britse voorzitterschap zou ik willen zeggen dat hier een mooie kans ligt. Tony Blair heeft immers hier in dit Parlement gezegd dat hij Europa in de goede richting wil leiden en dat hij de Europese burgers opnieuw bij de Unie wil betrekken. Dit is nu iets wat het Britse voorzitterschap eenvoudig en moeiteloos kan doen: maak een eind aan die geheimzinnigheid en laat een succes voor het Britse voorzitterschap bijschrijven. Ik vermoed dat de heer Blair eind december erg blij zal zijn als hij op een paar successen zal kunnen wijzen. 3-113
De Voorzitter. − Ik wil enkel graag mededelen dat de COSAC-vergadering van nationale parlementen maandag heeft besloten dat de Raad in het openbaar bijeen dient te komen, dus u krijgt ook steun uit die hoek, mijnheer Farage. 3-114
Laima Liucija Andrikienė (PPE-DE). – (LT) Ik zou graag een paar woorden willen zeggen over Kazachstan. Hoewel deze staat niet in Europa ligt, is hij zeer belangrijk voor de Europese Unie, niet in de laatste plaats vanwege de olievelden. Samenwerking tussen de Europese Unie en Kazachstan op dit terrein zou de afhankelijkheid van de EU van de olie- en gasvoorziening vanuit Rusland sterk kunnen verminderen. De overheersing van een markt door één land levert problemen op en is onwenselijk. Als alles volgens plan verloopt, worden er op 4 december van dit jaar presidentsverkiezingen gehouden in Kazachstan. Voorts wil dit land in 2009 het voorzitterschap van de OVSE overnemen. Internationale mensenrechtenorganisaties maken echter melding van schendingen van mensenrechten en vrijheden in Kazachstan, en berichten ook over wetten die niet voldoen aan de democratische normen, zoals de wet op de politieke partijen. Ik roep de leiders van het Europees Parlement op een delegatie van het Europees Parlement te sturen om als waarnemer bij de verkiezingen te fungeren en na te gaan of die verkiezingen voldoen aan de internationale normen en eisen. Dit zou een lakmoesproef zijn voor de beoordeling van de uitslag
12/10/2005 van die presidentsverkiezingen, en tevens om vast te stellen of Kazachstan gesteund moet worden in zijn streven om voorzitter van de OVSE te worden. Dank u. 3-115
Arlene McCarthy (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou u en het kabinet van de Voorzitter graag willen bedanken voor uw reactie op het verzoek van de Kashmir-gemeenschap in mijn kiesdistrict, meer in het bijzonder van de Kashmir-burgemeester van Manchester, Afzal Kahn, om uw medeleven te betuigen met en hulp te sturen naar de slachtoffers van de aardbeving. Het aantal doden stijgt nog steeds; minstens twee miljoen mensen zijn dakloos en over een paar weken is het al winter. Een dergelijke afschuwelijke tragedie vergt drastische en snelle maatregelen en ruimhartige financiële en andere steun om doelgerichte hulp te kunnen bieden. Wij moeten ervoor zorgen dat de slachtoffers van de aardbeving op eenzelfde steun kunnen rekenen als die van de tsunami. Een aantal wanhopige familieleden heeft vanuit heel Europa contact opgenomen met DM Digital Television, een tv-bedrijf in mijn regio, omdat zij dringend op zoek zijn naar hulp voor weeskinderen. Ik zou de Commissie willen verzoeken om prioriteit te geven aan de hulp voor kinderen en wezen en om gezinnen en bloedverwanten in Europa te ondersteunen als zij weeskinderen willen adopteren. Daarbij moeten zij op de steun kunnen rekenen van regeringsinstanties en immigratiediensten. Ik zou ook graag zien dat dringende medische zorg verleend wordt. Ik zou de Commissie en de EU willen oproepen om zo snel mogelijk maatregelen te nemen naar aanleiding van die verzoeken om deze hulpbehoevende kinderen en weeskinderen te helpen. 3-116
Elizabeth Lynne (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil mijn deelneming betuigen naar aanleiding van de recente aardbeving. Zou de Voorzitter van het Parlement echter ook zijn invloed kunnen aanwenden om de regeringen van zowel India als Pakistan ervan te overtuigen dat de hulptransporten ongestoord de scheidingslijn moeten kunnen passeren? Het doet mij genoegen dat tot dusver vijf families uit het Pakistaanse Kashmir en een uit het Indiase Kashmir toestemming hebben gekregen om naar huis te gaan. Dat is een stap in de goede richting. Ik heb echter ook begrepen dat veel personen en organisaties aan Indiase zijde geen toestemming krijgen de grens over te steken om slachtoffers te helpen vanwege het conflict inzake Kashmir dat al meer dan vijftig jaar speelt tussen India en Pakistan. Ik hoop dat deze landen oude vijandschappen terzijde zullen blijven schuiven en dat zij zich uitsluitend op het verlenen van humanitaire hulp zullen concentreren. 3-117
Caroline Lucas (Verts/ALE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik spreek namens John Packwood, een Britse
12/10/2005 burger en een van mijn kiezers die onlangs door Spanje naar Marokko is uitgezet om voor het smokkelen van drugs te worden berecht, hoewel elk bewijs daarvoor ontbreekt. Hij heeft niet alleen te lijden gehad van een grove gerechtelijke dwaling, maar hij is ook slachtoffer van discriminatie op grond van zijn nationaliteit, en dat is in strijd met de letter en de geest van de communautaire wetgeving. De heer Packwood is uitgezet op basis van een uiterst discriminerend verdrag tussen Spanje en Marokko. Krachtens dat verdrag kunnen Spaanse staatsburgers niet uitgezet worden, maar burgers uit andere landen van de EU wel, zonder dat er op de Spaanse autoriteiten een verplichting rust om de zaak inhoudelijk te beoordelen. Dit is een directe schending van het in het EG-Verdrag opgenomen verbod op discriminatie op grond van nationaliteit en het is ook fundamenteel onverenigbaar met de waarden van de EU. Ik roep de Voorzitter van het Parlement en in het bijzonder commissaris Frattini dan ook op om actie te ondernemen en ervoor te zorgen dat het beginsel van een EU van vrijheid, rechtvaardigheid en veiligheid ook in praktijk wordt gebracht. Dat betekent dat de gevolgen van zowel de onrechtvaardigheid als de discriminatie waarmee de heer Packwood is geconfronteerd, ongedaan gemaakt moeten worden. Zou de Voorzitter van het Parlement zo goed willen zijn om deze kwestie schriftelijk bij de Marokkaanse autoriteiten onder de aandacht te brengen? 3-118
Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de dreiging van de vogelgriep noopt mij ertoe hier in het Europees Parlement te vragen hoe het gesteld is met de verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid. Tenslotte is de volksgezondheid een van de belangrijkste prioriteiten van de Europese Unie. Het lijkt erop dat de Commissie de Unie bestuurt zonder besef van solidariteit of verantwoordelijkheid en meer begaan is met de bescherming van vogels dan met de bescherming van mensen. Europa wordt weer eens gescheiden door een kloof tussen een rijk deel, dat massaal antivirale middelen hamstert, en een arm deel, dat zich maar een beperkte voorraad van die middelen kan veroorloven. Met een gecoördineerde bevoorrading van geneesmiddelen voor de hele Unie kunnen we prijskortingen bedingen, maar als elke lidstaat apart Tamiflu of vaccins inkoopt, spelen we de producenten en smokkelaars in de kaart, die een fortuin verdienen aan de volksgezondheid. Er moet ook juridische duidelijkheid komen over het octrooi voor Oseltamivir en andere neuraminidaseremmers. De erkenning van deze middelen als antiretrovirale middelen moet in de hele Unie worden genormaliseerd. Kennelijk is het verlengen van het leven van mensen met HIV en aids op dit moment belangrijker dan het voorkomen van sterfte door andere ziekten. 3-119
35 Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag-Malmström van jongstleden mei over Rusland wordt de definitieve afbakening van de grenzen tussen Rusland en de nieuwe lidstaten als voorwaarde genoemd voor het sluiten van een overeenkomst tussen de EU en Rusland inzake de versoepeling van de visumplicht. Tijdens de meest recente Top in Londen is het standpunt van het Parlement overduidelijk genegeerd. Tot op heden heeft Rusland geweigerd om een definitieve grens met Letland af te bakenen. Wat Estland betreft, is het grensverdrag in mei ondertekend en op de voorgeschreven wijze geratificeerd door het Estse Parlement. De regering van de heer Poetin heeft vervolgens iets gedaan wat zijn weerga niet kent: zij heeft de geldigheid van haar eigen handtekening onder een internationaal verdrag ontkend. Dit roept grote twijfels op over de geloofwaardigheid van Rusland bij alle verbintenissen die het land in de toekomst nog aan zal gaan. Deze kwesties zijn tijdens de Top in Londen niets eens ter sprake gekomen. Helaas moeten wij vandaag de dag constateren dat de situatie rondom Rusland eerder tot verdeeldheid in de EU dan tot een betrouwbaarder en coherenter gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid leidt, zoals voorgesteld in het verslagMalmström. 3-120
Csaba Sándor Tabajdi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, nadat ik heb gesproken, wil ik u een muntstuk van twee euro overhandigen. Deze munt, die in 2005 werd geslagen, beeldt de vijftien oude lidstaten af – niet alleen de landen van de eurozone, maar ook het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Denemarken, die geen deel uitmaken van de eurozone. Nu, een jaar na de toetreding, zou ik graag zien dat de tien nieuwe lidstaten op de Europese kaart worden gezet, hoewel ook wij nog geen deel uitmaken van de eurozone. Dit zou een zeer belangrijke symbolische waarde hebben, en ik doe een dringend beroep op de Europese Centrale Bank en op u, mijnheer de Voorzitter, om stappen in deze richting te zetten. Dit mag dan een kleine symbolische stap zijn, maar geloof me, het is wel een zeer belangrijke voor ons, de nieuwe lidstaten. 3-121
Georgios Karatzaferis (IND/FEM). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, over een maand beginnen de onderhandelingen over FYROM. Er is een onopgelost probleem: de naam. Zij willen als naam "Grieks Macedonië". Nu de Amerikaanse onderhandelaar, de heer Nimitz, geen succes heeft gehad, zullen wij dus met initiatieven moeten komen. Ik verzoek het Europees Parlement derhalve om een oproep te richten tot de intellectuelen en professoren. Ik vraag u naar de bibliotheek te gaan en op te zoeken in welke taal Aristoteles, Protagoras en Democritus schreven, in welke taal Alexander de Grote sprak, en eindelijk recht te laten wedervaren. Laten wij niet toelaten wat nu gebeurt: zij eigenen zich een naam toe die niet van hen is, en zij eigenen zich een geschiedenis toe die evenmin van hen is. Dat volk, dat bevriende volk
36 is pas in de achtste eeuw na Christus naar dat gebied getrokken. Hoe kan het zich dan de geschiedenis van Macedonië toe-eigenen, die teruggaat tot de vijfde eeuw voor Christus? Wij willen recht laten wedervaren. U begrijpt dat wij gelijk hebben en dat deze onrechtvaardigheid voor ons ondraaglijk is. Wij willen een initiatief van de Europese Unie. Europa moet zich bezighouden met de kwesties die dicht bij zijn grenzen spelen. 3-122
Pál Schmitt (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij, als voorzitter van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Kroatië, toe mijn vreugde en dankbaarheid te uiten over het vorige week door de Raad genomen besluit om ook het groene licht te geven voor het openen van toetredingsonderhandelingen met Kroatië. Hoewel de onderhandelingen met Turkije op hetzelfde moment zullen beginnen, geloof ik dat het belangrijk is om beide landen gescheiden van elkaar te benaderen, of het nu gaat om het screeningproces of om de onderhandelingen over de hoofdstukken. Kroatië moet uitsluitend worden beoordeeld op zijn eigen verdiensten en prestaties. In het geval van Kroatië is er eerder sprake van een herenigings- dan van een uitbreidingsproces, aangezien deze natie met viereneenhalf miljoen zielen altijd deel van Europa heeft uitgemaakt; het land deelt onze gemeenschappelijke historie en cultuur. Bij de vergadering van de parlementaire delegatie hebben onze Kroatische collega’s ons ook verzekerd dat ze volledig zullen blijven samenwerken met het Internationaal Oorlogstribunaal voor het voormalige Joegoslavië in Den Haag, hetgeen een van de voorwaarden was voor het starten van de toetredingsonderhandelingen. Ik doe een beroep op u om op uw eigen specifieke terrein te doen wat in uw vermogen ligt om de onderhandelingen snel tot een goed einde te brengen, zodat we onze Kroatische vrienden als nieuwe leden van dit Parlement kunnen verwelkomen na de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2009. 3-123
Carlo Fatuzzo (PPE-DE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil dolgraag heel Europa in kennis stellen van hetgeen mij afgelopen maandag, 10 oktober 2005, is overkomen, toen ik gepensioneerden telefonisch informatie verschafte via een Italiaanse particuliere televisiezender. Vanuit Genua belde een gepensioneerde die haar verhaal begon met de mededeling dat zij een nabestaandenpensioen had. Plotseling stopte ze, want ze begon te huilen, maar ze begon toen opnieuw en zei dat zij het pensioen van die maand niet had gekregen en niet wist hoe zij rond moest komen. Ik herinnerde mij toen iets dat in Londen is gebeurd. Daar is een gepensioneerde, die haar pensioen niet in haar postbus kreeg, omdat die postbus door de Britse post was verwijderd, na enkele maanden dood aangetroffen. Overleden als gevolg van het feit dat zij haar pensioen niet meer kon innen.
12/10/2005 Mijnheer de Voorzitter, hoe lang nog zullen de regeringen in Europa, van welke politieke kleur ook, de gepensioneerden beschouwen als vodjes papier of droge takken, en niet als personen die ademen, leven, hebben gewerkt en dus het respect van iedereen verdienen? 3-124
Gerard Batten (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen week heeft het Europees Hof van Justitie geoordeeld dat Britse gevangenen bij verkiezingen het recht moeten krijgen om hun stem uit te brengen. Deze uitspraak is een gevolg van een beroep dat was aangetekend door een Britse gevangene die van mening was dat zijn mensenrechten door het Engels recht werden geschonden, omdat gedetineerden op basis van dat recht niet mogen stemmen. Het Europees Hof van Justitie is duidelijk geen Hof waar recht wordt gedaan. Dit Hof is in het leven geroepen om ervoor te zorgen dat de politieke wil van de Europese Unie in de lidstaten ten uitvoer wordt gelegd. Deze dwaze situatie is een gevolg van het besluit van de Labour-regering in 1998 om het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens in het Engelse recht te integreren. Als deze uitspraak ten uitvoer wordt gelegd, dan betekent dit dat Ian Huntley, de Sohammoordenaar, Ian Brady, de heidemoordenaar, en Robert Black, de kindermoordenaar en elke andere pedofiel en crimineel in Britse gevangenissen iets te zeggen krijgen over de regeringen die wij kiezen. Deze uitspraak toont weer eens duidelijk aan waarom Engeland zijn zaken gewoon weer zelf moet regelen. 3-125
Milan Gal’a (PPE-DE). – (SK) Ik behoor tot de leden van het Parlement die kunnen aanvoeren dat ze enigszins vertrouwd zijn met het terrein van de bio-ethiek. In 1998 namen afgevaardigde Mikolášik en ik het initiatief tot een resolutie van het Slowaakse parlement die betrekking had op de toetreding van Slowakije tot het ‘Protocol van Oviedo’ inzake het verbod op klonen. Ik heb me er ook sterk voor gemaakt om het verrichten van controversieel onderzoek met embryo’s en embryonale stamcellen in Slowakije strafbaar te stellen. Daarom behoorde ik tot de groep leden van het Parlement die hun handtekening hebben gezet onder het verzoek aan Commissievoorzitter Barroso om dit controversiële onderzoek niet uit de EU-begroting te financieren. We hebben het over het gebruik van middelen voor specifieke programma’s uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling. Ik zou voorzitter Barroso willen bedanken voor zijn reactie, waarin hij belooft dat de Europese Commissie veel aandacht aan dit onderwerp zal schenken en dat rekening zal worden gehouden met onze zorgen. Ik zou de voorzitter van de Commissie ook willen verzekeren dat de groep ondertekenaars van de brief de ontwikkelingen op dit terrein nauwlettend zal blijven volgen en bij zijn standpunt zal blijven.
12/10/2005 3-126
Proinsias De Rossa (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil graag een probleem aan de orde stellen waar een organisatie genaamd Frontline mee wordt geconfronteerd. Frontline is een internationale stichting ter bescherming van voorvechters voor de rechten van de mens. De stichting probeert mensen te helpen die in de verschillende delen van de wereld opkomen voor de mensenrechten en die daardoor zelf ook gevaar lopen. Frontline heeft deze week een grote conferentie in Dublin georganiseerd; acht deelnemers aan die conferentie is het recht ontzegd om naar hun eigen land terug te keren. Het gaat om een deelnemer uit Oezbekistan, iemand uit Tunesië, een deelnemer uit Palestina die op last van Israël niet naar huis mag reizen, deelnemers uit Iran en Saudi-Arabië, iemand uit de Westelijke Sahara die een reisverbod van Marokko heeft gekregen, een deelnemer uit Syrië en tot slot iemand uit Tsjetsjenië die op last van Rusland niet naar huis terug mag keren. Dit is overduidelijk een situatie waarin mensen die opkomen voor de Universele Verklaring van de rechten van de mens, het recht ontzegd wordt om hun land te verlaten en er weer naar teug te keren; een recht dat juist uit hoofde van die verklaring gewaarborgd zou moeten zijn. Ik wil de Voorzitter van het Parlement namens deze mensen vragen om actie te ondernemen. Ik zal de gegevens van elk individueel geval aan het voorzitterschap doen toekomen. 3-127
Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de verlaagde BTW-tarieven voor arbeidsintensieve activiteiten worden door landen gebruikt om gebouwen voor mensen en gezinnen betaalbaarder te maken. Als wij niets ondernemen, komt er op 31 december een einde aan die verlaagde BTWtarieven. Dat zou in deze tijd van vergrijzing contraproductief zijn, gezien de noodzakelijke arbeidsintensieve verbouwingen van de woningen van oudere mensen. Ook door het toenemend aantal gehandicapten zullen steeds vaker dergelijke arbeidsintensieve aanpassingen noodzakelijk zijn. Het is ironisch dat wij enerzijds de verlaagde BTWtarieven gaan afschaffen, terwijl de EU anderzijds meer energie-efficiëntie in woningen eist en stimuleert. Indien huizen energie-efficiënter moeten worden, moeten wij de mogelijkheid hebben om zeer arbeidsintensieve verbouwingen en renovaties uit te voeren en juist aan die activiteiten willen wij nu een hoger in plaats van een lager prijskaartje hangen. Zijn wij dan wel echt serieus van plan om het energiegebruik in woningen te verlagen? Zo ja, dan moeten wij die verlaagde BTWtarieven ook naar andere arbeidsintensieve activiteiten uitbreiden, met name naar de bouwsector. 3-128
Den Dover (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Sinnott en ik hebben twee schriftelijke verklaringen ingediend om de aandacht van de afgevaardigden te vestigen op het feit dat de verlaagde BTW-tarieven eind december afgeschaft zullen worden,
37 tenzij de Raad van ministers de passende en juiste beslissing neemt om de toepassing van die tarieven te verlengen. Wij proberen ook het keuzegebied te vergroten om ervoor te zorgen dat ook ouderen en gehandicapten van die lagere BTW-tarieven kunnen profiteren, zodat zij lagere woonlasten krijgen, met name als er verbouwingen plaats moeten vinden. Op dit moment heeft de bouwsector - ik ben voorzitter van het bouwforum in het Europees Parlement - geen enkel idee of die verlaagde BTW-tarieven over een paar weken nog steeds zullen gelden. Het is dan ook belangrijk dat hierover snel een besluit wordt genomen. 3-129
Antonio López-Istúriz White (PPE-DE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals u weet, heeft het fungerend voorzitterschap van de Raad een verklaring namens de 25 lidstaten goedgekeurd waarin het zijn bezorgdheid uit over de situatie van drie politieke gevangenen in Cuba die zijn gemarteld door het Cubaanse regime: José Daniel Ferrer García, Víctor Rolando Arroyo en Félix Navarro, die allen in hongerstaking waren. Aangezien ik weet dat de Voorzitter van het Parlement, de heer Borrell Fontelles, zal deelnemen aan de IberoAmerikaanse top in Salamanca en aangezien dictator Fidel Castro niet de mogelijkheid is ontnomen om in levenden lijve in die stad te verschijnen, zou ik de heer Borrell Fontelles graag willen verzoeken om aan de Cubaanse delegatieleden het definitieve standpunt van de Europese Unie en dit Parlement over te brengen, en dat luidt dat alle politieke gevangenen in Cuba onmiddellijk en onvoorwaardelijk moeten worden vrijgelaten. 3-130
Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte afgevaardigden, vorige week was er een groep burgemeesters hier in Brussel, tijdens een bezoek aan België. Van een van hen werd op de Grand’ Place de rugzak gestolen. Hij wilde aangifte van deze diefstal doen bij de politie, maar de politie aan de Grand’ Place deelde hem mee dat dat alleen mogelijk was als hij het nummer van zijn paspoort zou opgeven. Dit geval staat niet op zichzelf, maar dit soort dingen doet zich voortdurend voor. In mijn bureau stapelen de klachten zich op over groepen bezoekers die zijn overvallen of bestolen, en ik zou het Parlement en de betrokken diensten willen vragen een permanente helpdesk op te zetten om dit soort klachten af te handelen en ook aan te kaarten bij de Belgische autoriteiten. 3-131
De Voorzitter. − Dank u voor uw bijdragen. Ik weet zeker dat de heer Michel met belangstelling heeft geluisterd. Hiermee zijn de opmerkingen van één minuut beëindigd. Wie een antwoord nodig heeft, zal natuurlijk een antwoord ontvangen van de instelling.
38
12/10/2005
3-132
Strategie van de Unie voor Afrika 3-133
De Voorzitter. − Aan de orde is de mededeling van de Commissie over de strategie van de Unie voor Afrika. 3-134
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, voordat ik mijn betoog begin, wil ik graag uiting geven aan mijn bedroefdheid en mijn verontwaardiging over de gebeurtenissen die zich dit weekend in Darfur hebben voltrokken. De dood van twee soldaten en twee burgers in dienst van de vredesmacht van de Afrikaanse Unie in Darfur is voor ons allen een schok geweest. De Europese Commissie veroordeelt deze laffe en wrede daad met de grootst mogelijke stelligheid. Ik wil de Afrikaanse Unie en alle soldaten van de vredesmissie mijn diepste deelneming betuigen en ik zou hun willen zeggen dat Europa meer dan ooit aan hun kant staat in het streven naar vrede. Mijnheer de Voorzitter, dames en heren afgevaardigden, met de goedkeuring, vandaag, van een voorstel voor een Europese strategie voor Afrika heeft de Europese Commissie naar ik meen een enorme stap gezet in de richting van een nieuw politiek partnerschap tussen Europa en Afrika - een solide en goed doordacht strategisch partnerschap tussen enerzijds een uitgebreid Europa en anderzijds een hernieuwd Afrika. Te lang zijn de betrekkingen van Europa met Afrika gekenmerkt geweest door een discrepantie tussen de beleidsvorming en de tenuitvoerlegging van het beleid; tussen enerzijds het beleid en de acties van bepaalde lidstaten en anderzijds die van de Europese Commissie; tussen de aanpak die wordt gevolgd in Afrika ten zuiden van de Sahara en de aanpak zoals we die volgen in NoordAfrika; tussen samenwerking op handelsgebied en samenwerking op het vlak van economische ontwikkeling; tussen initiatieven voor traditionele sociaal-economische ontwikkeling en politiekstrategische maatregelen. Europa noch Afrika kon deze situatie nog langer laten voortduren. De nieuwe strategie voor Afrika die ik u vandaag voorleg, heeft dus ten doel de Europese Unie één alomvattend en geïntegreerd kader te bieden voor het beheer van haar betrekkingen met Afrika op de lange termijn. Voor het eerst richt Europa zich op coherente wijze tot het hele Afrikaanse continent, van Caïro tot de Kaap. Ook al heeft Afrika vele gezichten, vele geschiedenissen en uiteenlopende behoeften, het is nu als één geheel de weg ingeslagen naar een politieke, economische en culturele integratie van het gehele continent. Dit engagement neemt vaste vorm aan in inspanningen ten behoeve van de integratie van regionale economische gemeenschappen, de oprichting van de Afrikaanse Unie en het nieuw partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD). Deze organisaties belichamen vandaag de dag de hoop van het continent. Ik herinner mij overigens de sceptische reacties op de oprichting van de Afrikaanse Unie drie jaar geleden. Welnu, nu al is opmerkelijke vooruitgang vast te stellen
op alle terreinen en met name op die van vrede en veiligheid. De Afrikaanse Unie is een strategische hoofdrolspeler; ik durf zelfs te zeggen dat zij wat ons betreft een speler is waar men, als het om het Afrikaanse continent gaat, niet omheen kan. Het is de plicht van Europa deze roep van een Afrika in beweging te beantwoorden. Deze strategie schept eveneens voor het eerst een actiekader voor Europa als geheel. Het gaat er niet om de verschillende nationale beleidsvormen te elimineren. Ik blijf herhalen dat elke vorm van nationaal beleid zijn eigen specifieke karakter en zijn eigen toegevoegde waarde heeft. Nee, het gaat er veeleer om een coherent kader te scheppen voor het versterken van het gemeenschappelijke optreden op Europees niveau. Gezamenlijk zijn we doeltreffender, gezamenlijk leggen we meer gewicht in de schaal. Door de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten is een dergelijk collectief optreden alleen maar noodzakelijker geworden, aangezien daarmee het aantal individuele partners op 26 is gekomen: 25 lidstaten plus de Europese Gemeenschap. Het is niet voldoende de steun van de Europese Unie te vergroten, we moeten ook de doeltreffendheid ervan verbeteren. In het verleden heeft het ontbreken van coördinatie en complementariteit tussen de geldschieters dikwijls concrete en doeltreffende resultaten van ontwikkelingsbeleid in de weg gestaan. De Europese Unie heeft al veel gedaan om verbetering te brengen in deze situatie, met name in het kader van het forum op hoog niveau inzake de doeltreffendheid van de hulp dat in maart 2005 in Parijs is gehouden. Ik denk echter dat we nog verder moeten gaan. Daarom stel ik voor volgend jaar een actieplan op te stellen voor de doeltreffendheid van de steun, een plan dat wij dan in de eerste plaats in Afrika ten zuiden van de Sahara zullen toepassen. Dit actieplan zal concrete instrumenten omvatten, zoals de opzet van een operationele, interactieve atlas van EU-donoren, harmonisatie van de nationale routekaarten, aanneming van gemeenschappelijke programmeringsdocumenten en uitwerking van gemeenschappelijke procedures. Sommigen zouden dit als een uitzonderlijk initiatief kunnen beschouwen. Welnu, het gaat er alleen maar om dat we toepassen wat wij allen al hebben besloten. Ik denk ook dat de Europese Unie de budgettaire steun zowel in algemene als in sectoriële zin moet uitbreiden. Dat zou niet alleen de EU-steun transparanter, beter voorspelbaar en bestendiger maken, maar het zou de Unie in haar optreden ook een veel grotere collectieve invloed geven. Voor het eerst - en eindelijk - beschikt de Europese Unie nu over een alomvattend en geïntegreerd kader voor al haar beleidsmaatregelen inzake het beheer van haar betrekkingen met Afrika. Ik heb het hier al vaak gezegd: alle door ons genomen besluiten inzake versterking van de kwantiteit, kwaliteit, doeltreffendheid en coherentie van de steun zullen in de eerste plaats in Afrika ten zuiden van de Sahara worden toegepast.
12/10/2005 Maar terug naar het onderwerp coherentie: tot nog toe stonden het handelsbeleid, het veiligheidsbeleid, het milieubeleid en datgene wat bekend staat als "ontwikkelingsbeleid" ten aanzien van Afrika min of meer los van elkaar. We moeten erkennen dat deze beleidslijnen niet altijd even goed op elkaar afgestemd waren; ze waren soms zelfs tegenstrijdig. Het Europese veiligheidsbeleid heeft bijvoorbeeld lange tijd naast het Europese ontwikkelingsbeleid gestaan en soms kwam dat de resultaten niet ten goede. De recente ervaring – en ik denk met name aan de kansen voor vrede in Afrika – leert ons hoe nauw veiligheid en ontwikkeling met elkaar verbonden zijn en hoe belangrijk een hechte coördinatie is van het beleid dat Europa op die terreinen voert. Geachte afgevaardigden, centraal in de EU-strategie voor Afrika staat het streven de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties in Afrika te vergemakkelijken. Deze doelstellingen moeten mijns inziens ons uitgangspunt en ons referentiedoel zijn. Daarom stelt de Commissie een drieledige strategie voor. Allereerst moet het beleid worden versterkt op de terreinen waarop aan bepaalde voorwaarden moet zijn voldaan alvorens deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt, zoals vrede, veiligheid en behoorlijk bestuur. Verder moet het beleid worden versterkt dat zorgt voor het economische klimaat dat nodig is om deze doelstellingen te bereiken, beleid op terreinen als handel, ontwikkeling van de private sector en interconnectie. Tot slot moet het beleid worden versterkt op terreinen die rechtstreeks verband houden met deze doelstellingen, zoals gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid en milieu. Samen vormen deze maatregelen een gemeenschappelijk, alomvattend en samenhangend antwoord van de Europese Unie op de uitdaging waarvoor de ontwikkeling van Afrika ons stelt. Het zijn ambitieuze maatregelen, die natuurlijk een aanzienlijke reikwijdte hebben, maar om de loop van de geschiedenis fundamenteel te veranderen moeten we méér doen: we zullen onze basisbenadering moeten verduidelijken, alsmede het karakter van onze betrekkingen en misschien soms ook onze mentaliteit. Vandaar het voorstel in deze mededeling om de grondslagen van de betrekkingen tussen Europa en Afrika aan te passen aan de nieuwe Afrikaanse en Europese realiteit. De drie kernbeginselen daarvoor zijn gelijkheid, ownership en dialoog. We moeten af van schuldgevoelens en liefdadigheid als doorslaggevende factoren voor ons partnerschap. Wat betreft het eerste beginsel, gelijkheid: het ontstaan van de Afrikaanse Unie en regionale economische gemeenschappen enerzijds en de consolidering van de Europese integratie anderzijds hebben gezorgd voor een symmetrischer en gelijkwaardiger institutioneel kader. Europa heeft meer te bieden dan alleen ontwikkelingshulp. Het beschikt over unieke ervaring op het gebied van integratie, dialoog en de opbouw van supranationale politieke instellingen, al is die integratie soms traag en moeizaam verlopen.
39 Wat betreft het tweede beginsel, partnerschap: de Europese Unie en Afrika delen dezelfde waarden en dezelfde doelen. We geloven in een wereldorde met een veel sterker multilateraal karakter, een eerlijkere ontwikkeling en de bevordering van verscheidenheid. Meer dan ooit moeten onze twee continenten strategische bondgenoten zijn binnen de internationale gemeenschap. Wat betreft het derde beginsel, ownership: ontwikkelingsbeleid en ontwikkelingsstrategieën kunnen niet van buitenaf worden opgelegd. De visie van de Afrikaanse Unie en het NEPAD op het gebied van behoorlijk bestuur, democratie en eerbiediging van de mensenrechten verdient de steun van de Europese Unie. Dit zuiver Afrikaanse initiatief heeft een nieuwe dimensie gegeven aan het concept ownership als basis voor dialoog en samenwerking met elk land, met elke regio en met het hele continent. In haar inhoud en formulering vormt de strategie voor Afrika zelf het eerste voorbeeld van de toepassing van deze drie beginselen. Overigens zou ik de regionale organisaties en de Afrikaanse Unie willen bedanken voor hun uitputtende, opbouwende en kundige bijdrage aan de uitwerking van het document. Al te vaak zijn strategieën opgesteld "met betrekking tot" of "voor" onze Afrikaanse partners, in plaats van samen met hen. Geachte afgevaardigden, toen ik bijna een jaar geleden vroeg om de portefeuille van Europees commissaris voor ontwikkeling en humanitaire hulp, was ik mij er terdege van bewust dat Afrika de kern van mijn werkzaamheden en mijn toewijding zou blijven uitmaken. Ik wil u niet verhelen hoe blij ik ben te zien dat de hele Europese Commissie zich op dit moment verbonden heeft tot deze zelfde inspanning. Bij de gezamenlijke bijeenkomst met de Commissie van de Afrikaanse Unie is gebleken hoe gemotiveerd en toegewijd mijn collega's zijn. Europa krijgt nu een kans als nooit tevoren om een nieuw partnerschap tussen de twee continenten op poten te zetten. De Commissie legt u een plan voor, een visie, een coherent en geïntegreerd geheel van concrete en ambitieuze voorstellen. Het is nu aan u, leden van het Parlement, alsmede aan de Raad om de verantwoordelijkheden te nemen die de uwe zijn. Vijf jaar na de top van Caïro denk ik dat nu het moment is gekomen om onze dialoog om te zetten in handelen. We moeten samen de schouders eronder zetten om uit de huidige impasse te geraken en ervoor te zorgen dat de top van Lissabon gehouden kan worden. Een succesvolle top van Lissabon zal een moment zijn met een zeer grote symboolwaarde, een moment waarop wij allen een steeds hechter partnerschap zullen bezegelen tussen onze twee continenten, een moment waarop wij een nieuw en ambitieus Euro-Afrikaans pact zullen sluiten. (Applaus) 3-135
40 Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. – Commissaris, ik ken uw betrokkenheid bij het onderwerp, en die is heel groot. Ik denk dat wij blij kunnen zijn met een communicatie die een langetermijnstrategie voorstelt om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen in Afrika te bereiken. Dat is goed, een goed initiatief. Een ambitieuze planning is nodig om met name Afrika bezuiden de Sahara op koers te krijgen. Voorzitter, allereerst iets over de procedure. Die is eigenlijk slecht. De Commissie heeft vandaag het rapport gepresenteerd. De Commissie hecht aan de bijdrage van het Parlement, maar als wij op tijd een bijdrage willen leveren en met een EP-standpunt willen komen, dan is onze deadline voor amendementen al voorbij, en zo is het. Dat is geen goede gang van zaken. Een ander lastig punt, Voorzitter, is dat mij klachten bereiken over de communicatie met de Afrikanen. Dat zou eigenlijk niet moeten kunnen en ik ben dan ook benieuwd hoe het rapport aansluit bij de 23 prioriteiten die de Afrikaanse Unie zelf heeft geformuleerd. Het is al gezegd. Een nieuwe strategie voor Afrika is urgent. De armoede is er het grootst, veel hulp is gegeven, te weinig resultaat bereikt. De armoede is toegenomen. In het rapport worden de problemen helder verwoord. Ook worden goede oplossingsrichtingen aangedragen. Toch kan het mij nog niet overtuigen dat met deze nieuwe strategie er inderdaad, zoals de commissaris vaak zegt, meer, beter en sneller gedaan wordt. Niet in het minst vanwege de verwachtingen ten aanzien van ons eigen Europese functioneren. De commissaris zei het al, coherentie, coördinatie van ons eigen beleid zijn een voorwaarde als we de effectiviteit willen verhogen. Ik betwijfel of deze nieuwe strategie daar echt de goede instrumenten voor aanreikt. Maar veel zal ook afhangen van de politieke wil van de lidstaten zelf en van de mensen die verantwoordelijk zijn binnen de Commissie. Wat betreft Afrika: de Commissie noemt terecht de veelzijdigheid van Afrika en de noodzaak van ownership van de Afrikaanse staten. Zij zijn als eerste verantwoordelijk. De Commissie maakt daarbij wat betreft de strategie vooralsnog onvoldoende onderscheid tussen de zogenaamde stabiele staten en de fragiele staten. In beide gevallen is ownership wenselijk. Maar voor ons als Europese Unie zal voor beide gevallen echter een ander instrumentarium moeten worden gehanteerd. Daarom is er een pleidooi voor een dubbele approach in mijn verslag. Voorzitter, terecht worden de millenniumontwikkelingsdoelstellingen door de commissaris als uitgangspunt en doelstelling genoemd. Daarom verbazen mij ook een aantal voorstellen, bijvoorbeeld als het gaat om grote infrastructurele projecten, als het gaat om uitwisselingen tussen universiteiten of het Nyerere- of Erasmusprogramma. Mooie ideeën, maar als het echt gaat om prioriteiten bij armoedebestrijding dan volg ik ze niet meer helemaal.
12/10/2005 Mijn tijd is om, ik reken op de commissaris. Dank voor uw betrokkenheid, commissaris. 3-136
Mauro Zani, namens de PSE-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, mijns inziens verdient de door de Commissie voorgestelde nieuwe strategie voor Afrika de steun van het Parlement. Inderdaad is het de eerste keer dat ons wordt voorgesteld het vraagstuk van de ontwikkeling van Afrika gelijktijdig op meerdere, onderling verbonden niveaus aan te pakken, aan de hand van een plan voor de lange termijn. Laten wij hopen dat tijdens de Europese Raad van december de regeringen van de Unie met volle overtuiging hun steun zullen geven aan deze innoverende aanpak. Wij weten allen dat voor de verwezenlijking van de meeste millenniumdoelstellingen er met name in het gebied ten zuiden van de Sahara behoefte is aan gelijkgerichte inspanningen op het gebied van ontwikkelingshulp en aan complementariteit van alle soorten maatregelen. Er is echter niet alleen behoefte aan meer hulp - en wat dat betreft ga ik akkoord met hetgeen commissaris Michel zei - maar ook aan veel meer efficiëntie. Die kan alleen gerealiseerd worden op basis van een Europese consensus, een consensus die het mogelijk maakt elke bilaterale betrekking op te nemen in een coherent en allesomvattend kader. Natuurlijk doen zich juist daar ook de grootste moeilijkheden voor. De oude ondeugden van het nationale belang dreigen immers telkens weer te prevaleren boven de deugden van een gemeenschappelijke Europese strategie. Mijns inziens is het echter nog belangrijker - en hier wil ik de aandacht van de Commissie op vestigen - dat, los van de nationale belangen, de beleidsvormen voor hulpverlening en ontwikkeling, met inbegrip van de begrotingssteun, in het teken worden geplaatst van het ownershipbeginsel. De Afrikanen moeten in staat worden gesteld om hun eigen toekomst op te bouwen en daarvoor volledige verantwoordelijkheid te nemen. Een van de voorwaarden daarvoor is evenwel dat er een billijker wereldhandelssysteem komt, en op dit punt zullen Europa, het Parlement en de Commissie op de proef worden gesteld: het ontwikkelingsbeleid kan niet losgekoppeld worden van een beleid met betrekking tot het wereldhandelssysteem. Ik hoop dat Europa in staat zal zijn ten volle zijn rol te spelen tijdens de komende conferentie van Hongkong, vooral waar het gaat om kwesties die van doorslaggevende betekenis zijn voor het Afrikaans ownership van het ontwikkelingsbeleid, zoals het vraagstuk van de douanerechten, de tarieven en de exportsubsidies. Ik voeg daar tot slot nog aan toe dat dit Parlement een bijzondere taak heeft. De Europese publieke opinie neigt er vaak toe de situatie in Afrika als hopeloos te zien. Dat
12/10/2005 is een verkeerd beeld en dat moeten wij rechtzetten: Afrika is voor ons ook een bron. 3-137
Thierry Cornillet, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, uiteraard hebben we het over economische en sociale ontwikkeling en niet over culturele ontwikkeling of spiritualiteit. Voor dat laatste heeft Afrika ons immers volstrekt niet nodig; het zou ons zelfs nog wel het een en ander kunnen leren. Daarom hebben wij de millenniumdoelstellingen vastgesteld. Ik zou u erop willen wijzen dat we deze doelstellingen niet heilig moeten verklaren; mochten ze onverhoopt niet worden gehaald, dan zal dit namelijk aanleiding geven tot een gevoel van wanhoop en falen en zijn we weer terug bij af, hetgeen een buitengewoon nadelige uitkomst zou zijn. De formule voor ontwikkeling is vrij bekend. Laat ik niettemin zo bescheiden zijn erop te wijzen, ten eerste, dat publieke ontwikkelingshulp weliswaar een hefboom is voor ontwikkeling, maar dat de werking ervan in het niet valt bij hetgeen private middelen zouden kunnen betekenen voor de ontwikkeling van Afrika, en, ten tweede, dat we ervoor moeten waken het Afrikaanse continent in al zijn complexiteit met al te simpele concepten te benaderen. Het is evenwel zinvol te wijzen op een aantal fundamentele factoren. Een daarvan is de infrastructuur. Het lijdt geen twijfel dat wegen-, havenen luchthaveninfrastructuren nodig zijn, alsmede communicatie- en gezondheidsinfrastructuren. Daarna komt de veiligheid, en daaronder versta ik de veiligheid van goederen en personen, rechtszekerheid en rechterlijke zekerheid, en bancaire zekerheid. Tot slot is een staat nodig die zijn soevereine plichten vervult, die zijn ambtenaren betaalt en die samenwerkt met het maatschappelijk middenveld. Wij moeten dus de hoeders zijn van deze fundamentele factoren. Ik wil graag de aandacht vestigen op de kwaliteit van uw mededeling, mijnheer de commissaris, waarin alle instrumenten waarover de EU beschikt aan bod komen. Al met al een uitstekende diagnose en een zeer goed recept, dat inhoudt dat de therapie moet worden voortgezet, maar dat we er voor moeten waken dat de patiënt aan een geslaagde behandeling overlijdt. Geld is dan ook niet voldoende. We kunnen niet volstaan met het inzetten van middelen. Afrika moet zichzelf helpen. Wij van onze kant moeten allereerst vertrouwen hebben in de instellingen die Afrika zichzelf verschaft. Ten tweede moet ons beleid coherent en gecoördineerd zijn. Ten derde moet Afrika toepassen wat het zelf voorschrijft, en dan denk ik met name aan de diagnose die is gesteld door het NEPAD. En mijn vierde en laatste punt is dat het geld er ís; laten we dus ophouden met elkaar schuldgevoelens aanpraten. Met de overgang van 0,31 naar 0,50 procent is een bedrag van twintig miljard euro gemoeid. Daarvan zal de helft voor Afrika worden bestemd, oftewel tien miljard euro, hetgeen overeenkomt met bijna een volledige EOF-begroting per jaar – het EOF krijgt dertien miljard
41 euro voor vijf jaar. We zullen dus jaarlijks tien miljard euro aan financieringen kunnen uitgeven voor Afrika. Met de huidige procedures en kanalen is het onmogelijk dat geld te investeren en uit te geven. Het overschot van het EOF laat daar geen twijfel over bestaan. Daarom moeten we onze begrotingsinstrumenten voor hulp herzien. Bovendien denk ik dat we de budgettaire hulp niet als wondermiddel moeten beschouwen; we zullen in ieder geval ook voor een uiterst strikte controle en streng toezicht moeten zorgen. 3-138
Caroline Lucas, namens de Verts/ALE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, als deze nieuwe strategie van de Unie daadwerkelijk meerwaarde zou hebben ten opzichte van bestaande programma’s en het bestaande beleid, zou mijn fractie die strategie steunen. Afrika heeft onze uitgebreide steun dringend nodig, inclusief overdracht van technologie, kwijtschelding van schulden, hulpmiddelen voor ontwikkeling en eerlijke handelsvoorwaarden die op een coherente wijze worden toegepast. Ik hoop dat deze strategie meer coherentie en een grotere meerwaarde zal opleveren. Ik ben daar echter nog niet van overtuigd, niet het minst omdat een evaluatie van de effecten van onze eerdere beleidsmaatregelen ontbreekt en er ook geen aanvullend financieel instrument is voorzien om in de toekomst een beter beleid te kunnen voeren. Wat die strategie wel biedt, is meer van dezelfde tekortschietende beleidsmaatregelen; dat blijkt wel uit het schokkende feit dat het aantal mensen dat in Afrika in armoede leeft, nog steeds toeneemt. Wij hebben geen behoefte aan nieuwe documenten van de Commissie; wij hebben behoefte aan een nieuw beleid van de Commissie. Dan doel ik met name op het handelsbeleid, dat nog steeds het ontwikkelingspotentieel van Afrika ondermijnt. In het kader van economische partnerschapsovereenkomsten dienen ACS-landen een gegarandeerde, niet-wederkerige markttoegang te hebben indien zij dat wensen. De Commissie dient er bij de Wereldhandelsorganisatie voor te zorgen dat er bij de onderhandelingen over de toegang tot niet-agrarische markten volledig rekening wordt gehouden met alle maatregelen die nodig zijn om de nog zo jonge industrieën in Afrika te beschermen. Wat de basisproducten betreft, dienen er maatregelen genomen te worden om de dalende trend in die prijzen te keren. Met betrekking tot de diensten moet de Commissie afstappen van het nieuwe benchmarkingvoorstel waardoor armere landen gedwongen zullen zijn om hun dienstensectoren open te stellen. Dat is ook volledig in strijd met de waarborgen die de Commissie in het verleden heeft gegeven over de flexibiliteit met betrekking tot die dienstverlening. In de landbouw dient de exportdumping uiteraard volledig afgeschaft te worden. Daarnaast dienen Afrikaanse landen ondersteund te worden bij het beschermen van hun landbouw totdat zij het punt van zelfvoorziening hebben bereikt.
42 Op basis van een agenda van liberalisering, privatisering en deregulering is het niet gelukt om groei te creëren en de armoede uit te bannen. Een nieuwe strategie dient dan ook op nieuwe waarden gebaseerd te zijn, namelijk op eerlijke handel en samenwerking en niet op vrije handel en grotere mededinging. Dat is wat wij graag van de Commissie zouden willen zien. 3-139
Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik schaar mij achter de gevoelens van leed die Louis Michel tot uiting heeft gebracht naar aanleiding van de dood van twee soldaten van de Afrikaanse Unie in Darfur. Ook dit is een voorbeeld waaruit mijns inziens blijkt dat wij ons vaak concentreren op bepaalde vraagstukken die we later weer laten vallen. Ik moet echter wel zeggen dat ik graag een en ander had gehoord over het feit dat de afgelopen dagen duizenden personen die uit het Afrikaans gebied ten zuiden van de Sahara zijn weggetrokken terecht zijn gekomen in met prikkeldraad omheinde gebieden waar ze worden getrakteerd op gummikogels of zelfs op echte kogels, en over het feit dat mensen zonder eten in de woestijn ronddolen. Mijns inziens moet er een nauwe band worden gelegd tussen het immigratievraagstuk en de ontwikkelingsproblematiek. Ik ben van mening dat het door de Commissie en met name door Louis Michel verrichte werk zeer belangrijk en noodzakelijk is. Evenals de heer Zani ben ik van oordeel dat het van wezenlijk belang is dat het ontwikkelingsbeleid wordt gecoördineerd, niet alleen het Afrikabeleid, maar het beleid in het algemeen. Daarom geloof ik echt dat de Raad, het Parlement en de Commissie de handen ineen moeten slaan, aangezien zoals de heer Zani al zei - in werkelijkheid de lidstaten maar al te vaak aan de touwtjes trekken. Daarom moet de Europese Unie met één stem spreken. Aangezien de Europese Unie niet de enige belangrijke donor is in Afrika, moet men ook de aanwezigheid en het beleid van de internationale instellingen, zoals de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds, versterken. Hun besluiten zijn immers van grote invloed op het leven van de inheemse bevolking en op de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Zoals wij hebben kunnen vaststellen, is kwijtschelding van schuld een essentiële zaak, ofschoon dit in werkelijkheid voor de schuldenlanden slechts een eerste stap is. Daarom moeten wij ervoor zorgen dat ook binnen dit nieuwe beleid krachtige inspanningen worden ondernomen voor een andere definitie van houdbaarheid van schuld. Verder moeten de financiële behoeften van de Afrikaanse landen worden beschouwd als een essentieel element. Zoals in het onderhavige document wordt gezegd, zou het nuttig zijn het maatschappelijk middenveld en de nationale parlementen te betrekken bij de opstelling van de strategiedocumenten per land.
12/10/2005 Louis Michel heeft gesproken over vrede, veiligheid en goed bestuur. Het veiligheidsprobleem moet echter ook gezien worden in het licht van de menselijke veiligheid en niet alleen beschouwd worden in de context van de aanslagen na 11 september. Ik geloof met name dat wij in ons beleid moeten zoeken naar een vorm van veiligheid en vrede die, bijvoorbeeld, overeenstemt met de definities van officiële ontwikkelingshulp. Vaak zijn wij zelf verantwoordelijk voor de conflicten in Afrika, vooral als wij beseffen dat wij nog steeds wapens verkopen in Afrika. Daarom moet er ook op dit gebied veel strikter worden gecontroleerd. Andere collega’s hebben reeds gesproken over handel. Handel is zeer zeker een instrument van fundamenteel belang, maar we mogen ons daarbij niet beperken tot aid for trade: billijkheid en solidariteit moeten de kenmerken van dit instrument zijn. 3-140
Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst graag commissaris Michel hier vanmiddag van harte welkom heten. Ik heb met belangstelling naar zijn speech geluisterd en ben het met veel van de dingen die hij heeft gezegd eens. De Europese Unie speelt een cruciale rol op ontwikkelingsgebied, aangezien zij verantwoordelijk is voor 55 procent van de ontwikkelingshulp die wereldwijd wordt verstrekt; het grootste deel van die hulp gaat overigens naar Afrika. Tijdens de VN-Top in september 2005 in New York heeft de EU bevestigd vastbesloten bij te zullen blijven dragen aan het verwezenlijken van de millenniumdoelstellingen op ontwikkelingsgebied. De eerste van deze acht ambitieuze doelstellingen is het uitbannen van extreme armoede en honger. Het halveren van de armoede tussen nu en 2015 is een van de grote uitdagingen waarmee wij de komende jaren worden geconfronteerd. De EU is vastbesloten om Afrika te ondersteunen en de armoede uit te bannen; daar kan geen enkele twijfel over bestaan. Er is echter wel sprake van een ernstig gebrek aan geconsolideerde informatie over wat wij donoren nu eigenlijk precies in Afrika doen. Hoe zeker is de Europese Unie van de effectiviteit en de efficiëntie van de verstrekte ontwikkelingshulp? Ik ben dan ook blij dat de commissaris gezegd heeft dat hij voornemens is een actieplan te ontwikkelen met betrekking tot de efficiëntie van ontwikkelingshulp. De Europese Unie doneert meer aan Afrika dan enige andere instelling of regering ter wereld. Door corruptie gaat er echter veel verloren van de hulp die bestemd is voor mensen die deze juist het hardst nodig hebben. Het doneren van grote sommen geld is toe te juichen, maar dit brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee: een verantwoordelijkheid aan de kant van de donoren uiteindelijk zijn dat u en ik - en een verantwoordelijkheid aan de kant van de begunstigden, in dit geval Afrika.
12/10/2005 Er is dringend behoefte aan meer ownership, aan verantwoordelijkheid, aan het afleggen van verantwoording en aan leiderschap in de regeringen en landen in Afrika. De Europese Unie dient het bevorderen van good governance op een klinische manier te benaderen. De overkoepelende doelstelling van vermindering van de armoede moet gekoppeld worden aan de complementaire doelstelling van bevordering van good governance en eerbiediging van de mensenrechten. Wij moeten de Afrikaanse landen die het democratisch concept en het mensenrechtenbeginsel respecteren, belonen en wij moeten corrupte regimes die langzaam maar zeker hun eigen landen naar de vernieling helpen, blijven veroordelen. 3-141
João de Deus Pinheiro (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de commissaris, ik heb hier met belangstelling naar uw toespraak geluisterd. Bovendien heb ik ook aandachtig de mededeling gelezen die de Commissie – naar ik meen – vanochtend heeft aangenomen. Ik wil dan ook beginnen met u te feliciteren. U bent erin geslaagd om een eenvoudig taalgebruik te hanteren en de aandacht te vestigen op weliswaar alom bekende maar versnipperde concepten, reeds geteste of nog op stapel staande instrumenten en doelstellingen die voor iedereen duidelijk zijn, namelijk de millenniumdoelstellingen. Sensatiezucht en publiciteitszin zijn u daarbij vreemd geweest. U hebt de voorkeur gegeven aan een coherente en eenvoudige benadering. Ik moet zeggen dat een dergelijke keuze in omstandigheden als deze allesbehalve gebruikelijk is. Ik ben mij bewust van de moeilijkheden die aan uw post verbonden zijn, mijnheer de commissaris. Daarom wil ik u zeggen dat de wijze waarop u het probleem hebt aangepakt, uw geloofwaardigheid ten goede komt. Wat mij betreft, geef ik u niet alleen het voordeel van de twijfel, maar verleen ik u bovendien ook mijn steun. Ik vertrouw erop dat u zult blijven ijveren voor haalbare, doeltreffende en eenvoudige oplossingen, aangezien dat de beste manier is om het samenwerkingsbeleid tussen de Europese Unie en Afrika te versterken. 3-142
Miguel Angel Martínez Martínez (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, de vreselijke incidenten van de afgelopen weken, waarbij honderden Afrikanen in een stortvloed van mensen probeerden om vanuit Marokko Ceuta en Melilla binnen te komen, hebben de publieke opinie geschokt. Dit is niets nieuws; al jarenlang zien wij hoe deze mannen en vrouwen in volstrekte wanhoop hun leven op het spel zetten bij pogingen om Europa binnen te komen, of beter gezegd, om Afrika te ontvluchten, hoewel dat hun geboortegrond is. Al die tijd hebben wij de bootjes gezien waaruit Afrikaanse mannen en vrouwen voor onze kusten gedropt werden, we hebben de talrijke lijken gezien die daar aanspoelden, lijken van mensen die waren opgeslokt door de zee in dat dramatische avontuur. Wij hebben nu echter de indruk dat het niet meer gaat om honderden of duizenden mensen, maar dat de wanhoop inmiddels zo groot is dat miljoenen mensen in beweging
43 komen, mensen die niets te verliezen hebben en die door niets zullen worden tegengehouden in hun overlevingsmars. Dat de wereld op een ongehoord onrechtvaardige wijze is georganiseerd, met groeiende ongelijkheid tussen het geïndustrialiseerde Noorden en het onderontwikkelde Zuiden, en dat dit onvermijdelijk explosieve gevolgen zal hebben, is niet langer iets dat enkel een aantal pioniers in de wereldgemeenschap beweert: dit onderwerp, waarover wij aanvankelijk alleen als specialisten spraken, staat nu ook op de agenda van generalisten. Maar dit is niet meer het moment om vooruit te lopen op een mogelijke crisis; die crisis is er al, ze is voor onze ogen losgebarsten en wij hebben geen flauw idee hoe wij moeten reageren. De door de Commissie voorgestelde strategie voor Afrika en de pogingen die het Britse voorzitterschap wil ondernemen vormen mogelijk een antwoord op deze kwestie, een kwestie die absoluut om een reactie vraagt en waarbij het enige wat zeker is, het gegeven is dat het hier gaat om een Europees probleem waarvoor alleen de Europese dimensie een oplossing biedt, dat wil zeggen de communautaire dimensie, gecombineerd met acties van de lidstaten. De ontwikkeling van Afrika is van levensbelang voor Afrika, maar ook voor Europa. De Commissiemededeling die nu wordt gepresenteerd zou "De Europese strategie voor de ontwikkeling van Afrika" moeten worden genoemd. Deze mededeling komt zonder twijfel erg laat, maar beter laat dan nooit. De voorstellen die ons worden gedaan lijken ons wel voldoende ambitieus, maar ze zijn niet precies genoeg, en bovendien te uitgebreid en vooral te complex om ze concreet vorm te geven; maar het is in ieder geval een stap in de goede richting. Laten wij hopen dat wij, met name wij hier in dit Parlement, in staat zijn om dit proces zo breed en concreet mogelijk te maken als ons nodig lijkt, waarbij wij de Commissie steunen in haar goede bedoelingen. Het is ook essentieel dat deze kwestie snel genoeg wordt behandeld, zodat wij iets kunnen doen aan deze vreselijke noodsituatie, die bovendien twijfels oproept over de geloofwaardigheid van de Europese Unie en haar vermogen om volgens haar eigen principes te handelen. 3-143
Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Het aandeel van Afrika in de wereldhandel is nog steeds niet groter dan 2 procent – kleiner dan het vijftig jaar geleden was. Zijn de handelsakkoorden immoreel, of heeft Afrika niets te verhandelen? In de afgelopen twintig jaar is de armoede in Afrika verdubbeld. Afrika heeft de handelsliberaliseringskansen waar we zo prat op gaan, niet weten te benutten. De EU en haar lidstaten geven ontwikkelingslanden hulp uit de begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds. Alleen de hulp uit het Europees Ontwikkelingsfonds bedraagt al 13,5 miljard euro.
44
12/10/2005
Schiet deze hulp zijn doel niet voorbij als die de armoede verergert in plaats van vermindert?
strijd tegen armoede een invasie van een hele karavaan witte olifanten op het Afrikaanse continent zien.
Investeren in ontwikkelingseconomieën om deze te stimuleren en te ontwikkelen is een van de belangrijkste methoden van armoedebestrijding. Waar investeren donorlanden in als de handel afneemt en de armoede toeneemt?
Ik wil de commissaris graag vragen wat eigenlijk de bedoeling is van de vier punten in paragraaf 3.3 en of die punten in strijd zijn met hetgeen we tot nu toe hebben gezegd, namelijk dat de eigen armoedestrategieën van de betrokken landen de grondslag moeten vormen voor ons werk.
Ik roep de Europese Commissie op de effectiviteit van de hulp aan ontwikkelingslanden te beoordelen, en ik roep de lidstaten die vroeger belangen hadden in Afrika, en andere landen op om te investeren in en ondersteuning te bieden aan die landen door er onafhankelijke economieën tot stand te brengen, in sectoren te investeren, werkgelegenheid te scheppen, rationeel en eerlijk gebruik te maken van hun natuurlijke en menselijke hulpbronnen en door eerlijke handel te drijven. We moeten Afrika financieel ondersteunen, maar laten we het ook de kans geven om zijn eigen bijdrage te leveren aan het opbouwen van zijn toekomst en welvaart. 3-144
VOORZITTER: PIERRE MOSCOVICI Ondervoorzitter 3-145
Margrete Auken (Verts/ALE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken. Ik geloof dat we allemaal blij zijn dat de schijnwerpers zo nadrukkelijk op Afrika worden gericht, in politiek opzicht maar ook - gelukkig - in economisch opzicht. Het staat buiten kijf dat er een buitengewone inzet voor nodig is om Afrika uit de armoede te verheffen, en daarom is het van belang dat de EU een overkoepelende strategie voor onze betrekkingen met Afrika opstelt. Het Commissievoorstel bevat vele goede zaken. Aandacht voor het milieu, goed bestuur, vrouwen en gelijke kansen, pacificatie, handel en versterking van de particuliere sector zijn cruciale factoren voor ontwikkeling geworden, hoewel ik er graag wat meer van had willen horen in de speech van de commissaris. Er is echter ook een zeer bedenkelijk voorstel voorgelegd voor een meer gecentraliseerde planning van de hulp van de EU aan Afrika, met gebruikmaking van onder andere een donoratlas - alsof wij in Europa kunnen gaan zitten plannen hoe de hulp in de afzonderlijke Afrikaanse landen moet worden gecoördineerd. Dat is regelrecht in strijd met de beginselen van effectieve hulp en goed donorgedrag, waartoe mede op aandringen van de EU besloten is tijdens het forum op hoog niveau inzake de doeltreffendheid van de hulp, dat in maart van dit jaar in Parijs gehouden is. De Afrikaanse landen moeten een centrale rol spelen bij de coördinatie van de hulp en daarbij te werk gaan op basis van hun eigen armoedestrategieën. Als we alles wat in dat gebied bereikt is laten vallen om met één stem te kunnen spreken binnen een top down-strategie, dan lopen we het gevaar dat we in plaats van een deskundig gevoerde
3-146
Marcin Libicki (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, Afrika is een ongelukkig continent. Een continent dat de laatste dertig jaar eigenlijk alleen maar achteruit gegaan is. Jammer genoeg vind ik de uitspraken van de commissaris niet bemoedigend. We hebben allerlei moois gehoord over coherentie, strategie en vooruitgang, maar weinig, of zelfs niets, over concrete details. Afrika heeft dringend behoefte aan economische ontwikkeling, maar die kan er alleen komen als er een eind wordt gemaakt aan de samenwerking van het internationaal kapitaal met plaatselijke corrupte machthebbers. Des te meer omdat dat grootkapitaal - en dat is een schande - vaak wordt gesteund vanuit het land van herkomst. Om echte vooruitgang te boeken in Afrika, moet in de eerste plaats een eigen lokale economie worden opgebouwd die gericht is op de plaatselijke behoeften en gedragen wordt door de samenleving. In de tweede plaats moet er onderwijs komen, onderwijs en nog eens onderwijs. Op dit gebied kan Europa veel bijdragen, maar doet Europa bijna niets. Vervolgens moet de strijd worden aangebonden met ziekte – en wel meteen. We moeten ziekte en honger snel en efficiënt bestrijden. Om nu die lokale economie te steunen, en zeker de landbouw, moet de Europese Unie, zoals al is gezegd, stoppen met de dumping van landbouwproducten. 3-147
John Bowis (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben tevreden met de speech van de commissaris. Wat ik in het bijzonder erg goed vond, was de kwestie van respect en samenwerking; respect voor de Afrikaanse mensen en het op die basis aangaan van een partnerschap met hen. Staat u mij toe om allereerst te zeggen dat in gesprekken met mensen uit Afrika vaak het volgende gezegd wordt: “Jullie praten in Europa uitsluitend over droogte en hongersnood en alle slechte dingen van Afrika, waarom prijzen jullie ook niet eens af en toe de goede dingen in Afrika?” Naar mijn idee is dat wat de commissaris zojuist gedaan heeft. Dat is ook iets wat wij zelf zouden moeten doen. Wij moeten de Afrikaanse talenten tot wasdom laten komen. Wij moeten voortbouwen op de middelen die in Afrika aanwezig zijn. Ik ben zeer verheugd over de bijdrage van de commissaris en de mededeling van de Commissie. Het is duidelijk dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in dit verband van fundamenteel belang
12/10/2005 zijn. Ik zou zelf echter graag zien dat er meer nadruk op gezondheid en onderwijs wordt gelegd; deze onderwerpen kwamen in de speech weliswaar aan de orde, maar het kostte wat moeite om ze te vinden. Eerst kwamen vrede, veiligheid, good governance, economische groei, handel en interconnectie - wat dat ook moge betekenen - voorbij en pas daarna was er aandacht voor gezondheid en onderwijs. Ik weet zeker dat die andere dingen ook erg belangrijk zijn, maar dat geldt evenzeer voor gezondheid en onderwijs. Als klein voorbeeld werden de jumelages genoemd. Dergelijke samenwerkingsverbanden zijn inderdaad een goede zaak en worden aanbevolen voor scholen en steden en zelfs musea, dus waarom ook niet voor ziekenhuizen? Waarom ook niet voor academische ziekenhuizen, voor gezondheidsteams en voor NGO’s op gezondheidsgebied? Ik zou graag meer willen zien en horen over de eerdere toezeggingen die de commissaris mij heeft gedaan over verwaarloosde ziekten en de verslagen die in het verleden in het Parlement zijn aangenomen. Er moet op dat gebied nog heel veel meer gebeuren. Tot slot wil ik nog één ding onder de aandacht brengen dat vanuit Afrika zelf in gang is gezet en dat is het eerste Afrikaanse plan voor voedselveiligheid. Wij roepen mensen vaak op om Afrika te helpen bij de voedselveiligheid en bij het zekerstellen van de voedselvoorziening; door dit nieuwe plan werken zij hier zelf aan mee. Ik moet in dit verband echter wel meteen één specifiek cijfer noemen: doordat niet voldaan kon worden aan de nieuwe voedselnormen die in 2001 door de Europese Unie zijn opgelegd, is de uitvoer vanuit Afrika van granen, gedroogd fruit en noten met 64 procent gedaald - dat komt overeen met een verlies van 670 miljoen dollar. Dat is maar één van de voorbeelden waarom wij met Afrika moeten samenwerken om de daar aanwezige talenten te benutten, zodat Afrikanen kunnen leren zichzelf te helpen. 3-148
Glenys Kinnock (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag nader willen ingaan op de wijze waarop wij Europeanen volgens mij onze eigen zaken op orde zouden moeten stellen. Ten eerste is het wat de handel betreft essentieel dat de subsidies voor landbouwers in Europa afgeschaft worden. Deze houden de prijzen laag en verhinderen de toegang van Afrikaanse basisproducten tot onze markt. Ook dient er een eind te komen aan de exportsubsidies op basis waarvan goedkoop voedsel in Afrika gedumpt kan worden. Hoge tarieven waarmee Afrikaanse goederen van onze markt geweerd worden, dienen verlaagd te worden. Tegelijkertijd moeten wij beseffen dat de Afrikaanse landen tijd nodig hebben om hun eigen markten open te stellen. Zij beschikken niet over de vangnetten die wij wellicht wel hebben om de eigen beroepsbevolking te beschermen.
45 Daarnaast dienen wij er bij de lidstaten op aan te dringen dat zij het VN-Verdrag inzake corruptie ondertekenen. Lidstaten dienen ter verantwoording te worden geroepen voor corrupte praktijken van hun eigen personeel en agenten. Daar wordt in het verslag geen aandacht aan besteed, maar ik ben van mening dat er bij de lidstaten, inclusief mijn eigen lidstaat, op aangedrongen moet worden dat zij dit verdrag ondertekenen. Sinds 11 september wordt er meer aandacht aan corruptie besteed, maar dit onderwerp wordt nog steeds niet even serieus genomen als terrorisme of drugs. Het is ook noodzakelijk dat Europa stopt met het bevorderen van de uittocht van het intellect vanuit Afrika. Daar wordt in het verslag ook geen aandacht aan besteed, maar dit zou een enorm positief effect hebben, met name voor de gezondheidszorg in Afrika. Tot slot wil ik nog iets zeggen over de wapenhandel, die tot nu toe door niemand is genoemd. De wapens en mijnen waardoor in Afrika nog steeds duizenden mensen de dood vinden - en zo gaat het al generaties lang - zijn over het algemeen in de Sovjet-Unie gefabriceerd. Zoals wij weten, worden deze wapens en mijnen echter in Europa verhandeld en verspreid. Zij hebben dus een Europese basis. Wij Europeanen zouden dan ook veel meer moeten ondernemen om de wapenhandel en de doorvoerhandel vanuit ons eigen continent te bestrijden. Dat zijn verantwoordelijkheden die wij Europeanen zelf moeten nemen en die wij niet eenvoudigweg in de schoenen van de Afrikanen mogen schuiven. 3-149
Carl Schlyter (Verts/ALE). − (SV) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw Kinnock heeft gelijk. Afrika heeft geen extra wapens nodig. De strategie toont aan dat er meer moet gebeuren. Het ontwikkelingsbeleid zal nooit slagen als het wordt gesaboteerd door het handelsbeleid. Ik wil ook waarschuwen voor een overdreven geloof in buitenlands kapitaal en buitenlandse ondernemingen als oplossing voor de problemen van Afrika. We moeten de ontwikkeling steunen van bedrijven van de plaatselijke bevolking, zodat de winsten in Afrika blijven. Het is belangrijk dat de Afrikanen de volledige vrijheid krijgen om hun eigen ontwikkelingsweg te kiezen, zonder pressie en opgedrongen marktopenstellingen. Ze moeten zelf besluiten wat in hun belang is. Een coherente strategie op het vlak van handel, ontwikkelingssamenwerking en steun voor democratie is vereist om Afrika die kans te geven. Dat geldt ook voor ons onderzoeksbeleid. Ik verzoek u om steun te geven aan de voorstellen waarin wordt geëist dat het zevende kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek gebruikt wordt om meer onderzoek te doen naar de vergeten tropische ziekten. Die maken elk jaar miljoenen slachtoffers. 3-150
Godelieve Quisthoudt-Rowohl (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, alleen als Afrika met onze steun zelf zijn toekomst vormgeeft, zal het blijvend succes kunnen behalen. Dus zullen ook de beste
46 hulpprogramma’s niets uithalen als wij de mensen niet helpen zichzelf te helpen, of als wij er niet in slagen de democratie en de rechtsstaat daar zodanig in de grond te planten dat ze geen kasplantjes worden, maar stevig wortel kunnen schieten. Waar het om draait, is dat wij de Afrikanen in staat moeten stellen hun eigen lot te bepalen en verantwoordelijkheid te nemen voor de manier waarop zij dat doen. In mijn ogen is het een schande dat degenen die het meest mobiel zijn, trachten Afrika te ontvluchten, en dat wij die mensen niet de mogelijkheid bieden om daar ter plekke hun samenleving mede vorm te geven en te vooruit te helpen. Dit alles zal niet mogelijk zijn als wij ons niet concentreren op onderwijs, onderwijs en nog eens onderwijs, en dan denk ik vooral aan onderwijs voor jonge meisjes en vrouwen. Hoe langer wij de meisjes naar school sturen en hoe beter ontwikkeld en hoe beter opgeleid zij zijn, hoe beter zij hun kinderen zullen kunnen opvoeden. En dat niet alleen: zij zullen ook op latere leeftijd kinderen krijgen, en dat is een essentiële factor in de vooruitgang van een samenleving. Wat wij nodig hebben, is een concentratie van krachten. Een beleid waarbij de linkerhand niet weet wat de rechterhand doet, dient tot het verleden te behoren. En wat wij nodig hebben, is een optimistisch beleid. Wat dat betreft, wil ik u complimenteren met uw mededeling, mijnheer de commissaris, en met het vertrouwen dat daaruit spreekt. Ik weet echter dat het, ook met vereende krachten, lang zal duren eer Afrika is waar wij graag zien dat het is. En op de weg daarheen moeten wij Afrika proberen te helpen de fouten te voorkomen die wij in de loop van de geschiedenis hebben gemaakt. Zij mogen best een beetje profiteren van onze ervaring. 3-151
Ana Gomes (PSE). – (PT) Ceuta en Melilla maken duidelijk dat de Europese strategie voor Afrika, alle retoriek ten spijt, een fiasco is. Dit probleem reikt verder dan Spanje en Marokko en mag zeker niet alleen behandeld worden vanuit het perspectief van beheersing van illegale migratie. Het is een probleem dat de Unie in haar geheel treft en onze geloofwaardigheid op het gebied van de mensenrechten ondermijnt. Ik ben het roerend eens met wat de heer Michel hier heeft gezegd. Wij hebben inderdaad een coherente strategie voor Afrika nodig die ons in de gelegenheid stelt de doeltreffendheid van ons ontwikkelingsbeleid te versterken en de millenniumdoelstellingen te verwezenlijken. Dit betekent dat de strategie voldoende aandacht moet krijgen in de communautaire begroting en dat de coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten verbeterd moet worden. Een ander vereiste is bevordering van rechtvaardige handel. Deze doelstelling vergt een herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat nefaste gevolgen heeft voor de ontwikkelingslanden. Verder is er de strijd tegen de corruptie, die in twee richtingen moet werken. Wij hebben een strategie nodig die de Europese Unie een voortrekkersrol geeft bij de tenuitvoerlegging van
12/10/2005 het nieuwe concept van verantwoordelijkheid voor bescherming en die bijdraagt aan de versterking van het Europese vermogen om samen met de Afrikaanse Unie de vrede te bewaren en te herstellen. Een ander belangrijk onderdeel is de strijd tegen de straffeloosheid, het vrijuit gaan van al degenen die misdaden tegen de menselijkheid begaan, waarbij gebruik dient te worden gemaakt van het Internationaal Strafhof en andere rechtscolleges. De processen tegen Hissène Habré, Charles Taylor en degenen die de misdaden in Darfur hebben gepleegd, zijn in dit opzicht belangrijke testcases. Wij hebben een Europa nodig dat meer praktische steun verleent voor verkiezingsprocessen, het maatschappelijk middenveld, NGO's, democratische instellingen, emancipatie van vrouwen en goed bestuur in Afrika. Ten slotte hebben wij een Europese Unie nodig die opkomt voor vrede en veiligheid in de wereld en het terrorisme de pas afsnijdt, ook in Afrika. Wij moeten niet alleen de diepere oorzaken van het terrorisme wegnemen, maar ook de proliferatie van wapens op het Afrikaanse continent eens en voor altijd een halt toeroepen. Het gaat daarbij om wapenexporten uit Europa en elders die de alles verwoestende conflicten in Afrika aanwakkeren. Ceuta, Melilla en Lampedusa doen ernstige twijfels rijzen over de veiligheid in Afrika en onze eigen veiligheid. Migranten en vluchtelingen laten hun land achter zich uit wanhoop, en deze wanhoop wordt onder meer gevoed door het stilzwijgen en de passiviteit van Europa. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het conflict in de Westelijke Sahara. Deze wanhoop en deze woede vormen een uitstekende voedingsbodem voor de internationale terreurorganisaties. Hun rekruten vinden toch een manier om Europa binnen te komen, al worden er aan de Europese grenzen steeds hogere muren gebouwd. 3-152
Marie-Hélène Aubert (Verts/ALE). – (FR) Mijnheer de commissaris, het vraagstuk dat ik aan de orde zou willen stellen is dat van de energie en het energiebeleid, want ik vind dat dit in uw document onvoldoende aan bod komt. In de resolutie over de afhankelijkheid van aardolie die het Europees Parlement tijdens de vorige vergaderperiode heeft aangenomen, is de nadruk gelegd op de noodzaak van een duurzaam energiebeleid, in het kader van het ontwikkelingshulpbeleid van de Europese Unie. Het betreft dus een uiterst belangrijk voorbeeld van coherentie die in acht genomen moet worden. Zoals u weet dient zich in de Europese Unie, en in het Noorden in het algemeen, een ernstige oliecrisis aan. Tegelijkertijd kan echter worden geconstateerd dat de oliereserves in Afrika, die toch bepaald omvangrijk zijn, op zijn zachtst gezegd niet ten goede zijn gekomen aan de plaatselijke bevolking. Als voorbeeld noem ik Nigeria, dat het dichtstbevolkte land is, het rijkste land ook in termen van hulpbronnen, en dat desondanks niet de noodzakelijke ontwikkeling heeft gekend. Dus zullen de spanningen toenemen en hebben we behoefte aan nieuwe juridische en financiële instrumenten en aan een
12/10/2005 krachtige strategie op Europees niveau, teneinde tot een eerlijk en duurzaam beheer van de oliereserves te komen. Graag hoor ik wat uw voorstellen zijn op dit vlak. 3-153
Alexander Stubb (PPE-DE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, omdat mijn goede vriend en voormalig collega Stefano Manservisi in mijn kantoor zit, begin ik er natuurlijk mee deze mededeling te prijzen. Ik wil vijf punten naar voren brengen. Ten eerste is de Europese Unie de belangrijkste speler als het gaat om hulpverlening aan Afrika en dat hoort om historische redenen ook zo te zijn. Het feit dat wij 26 verschillende soorten ontwikkelingsbeleid hebben, komt de doeltreffendheid beslist niet ten goede. Wij moeten onze krachten bundelen en ons inzetten voor één gemeenschappelijk ontwikkelingsbeleid, waar ook de Commissie voorstander van is. Ten tweede wil ik zeggen dat het Euro-Africa Pact, dat de Commissie in haar mededeling voorstelt, mij een uitstekend idee lijkt. Het moet gebaseerd zijn op een gelijkwaardig partnerschap tussen de Europese Unie en de Afrikaanse Unie. Ten derde wil ik zeggen dat de Dohaonderhandelingsronde van de Wereldhandelsorganisatie, die nu plaatsvindt, resultaten moet boeken die een verbetering van de mogelijkheden van de Afrikanen op de wereldmarkt inhouden. Dit betekent dat er een eind moet komen aan de protectionistische invoerrechten en exportrestituties van de industrielanden, bijvoorbeeld in de landbouw. Ten vierde wil ik zeggen dat vrede, stabiliteit, gezondheidszorg en goed bestuur primaire doelen zijn voor veel nog instabiele Afrikaanse landen. Tot slot wil ik zeggen dat uiteindelijk de Afrikanen zelf verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van Afrika. In dit verband zijn initiatieven als het nieuw partnerschap voor de ontwikkeling van Afrika (NEPAD) van cruciaal belang en zeer de moeite waard. Daarom steun ik de Commissie in deze kwestie. 3-154
Enrique Barón Crespo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, geachte afgevaardigden, in de eerste plaats wil ik wijzen op de politieke moed van de Commissie, met name van commissaris Louis Michel, om dit strategische plan voor Afrika te presenteren, dat naar ik hoop niet de geschiedenis zal ingaan als een lijst met goede bedoelingen – waarmee de weg naar de hel al geplaveid is – maar als het Michelplan, dat in zekere zin doet denken aan het Marshallplan. Dat is de uitdaging. Bovendien denk ik dat dit het geschikte moment is om het te doen. Ik wil er hier aan herinneren dat de fungerend voorzitter van de Raad, Tony Blair, deze kwestie ook naar voren heeft gebracht, en ik betreur het dat hij hier niet
47 aanwezig is, want dit zijn afspraken waar wij gezamenlijk achter moeten staan. Ik wil iets benadrukken waar de commissaris al op wees: de voorzitter van de Afrikaanse Unie was ook aanwezig bij de presentatie van dit plan, waaruit blijkt dat er sprake is van een streven naar pariteit en partnerschap. Verder wilde ik graag twee concrete opmerkingen maken. In de eerste plaats zou ik erop willen wijzen, wat betreft het bijbelse drama dat zich nu voor onze ogen voltrekt – de massa-emigratie van mensen die vooral uit de Sahel vluchten voor de honger, de sprinkhanen, de oorlogen en de droogte – dat de Europese landen wel erg beperkt aanwezig zijn in de landen bezuiden de Sahel. Ik denk dan ook dat wij dringend actie moeten ondernemen, waarbij de Commissie het voortouw dient te nemen. In de tweede plaats, mijnheer de Voorzitter, moeten wij, met het oog op de onderhandelingen in de Hongkongronde, een manier zoeken om onze belangen te verdedigen en tegelijkertijd onze landbouwmarkten open te stellen voor Afrika. 3-155
Karin Scheele (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, een van de beginselen die de commissaris heeft genoemd als fundament van deze strategie voor Afrika is de combinatie van gelijke rechten en partnerschap, waarbij met partnerschap wordt bedoeld dat zowel het Europese continent en de Europese Unie als onze Afrikaanse partners geloven in de multilaterale orde en eraan werken om die tot stand te brengen. Wat betreft de laatste kolonie in Afrika, de Westelijke Sahara, vind ik dat we geen goed werk leveren. En dan heb ik het niet alleen over de Europese Unie als instelling, maar ook over de lidstaten. Mij wordt vaak gevraagd waarom de Europese Unie via associatieovereenkomsten veel geld pompt in een land dat al jarenlang, bijna dertig jaar om precies te zijn, bezet wordt gehouden door een ander land, wat indruist tegen het internationaal recht. Een tweede punt is de bevolkingsgroei. Het is duidelijk dat er geen discussie over een ontwikkelingsstrategie voor Afrika mogelijk is zonder het vraagstuk van de bevolkingsgroei en de reproductieve rechten van de bevolking aldaar te bespreken. Er is niets nieuws aan het inzicht dat een tragere bevolkingsgroei een positief effect heeft op de ontwikkeling van een land en bijdraagt tot vermindering van de armoede. Bij onze discussie over deze strategie voor Afrika moeten we heel sterk rekening houden met twee zaken: het feit dat de generatie jongeren waar we mee te maken hebben, de meest omvangrijke is in de geschiedenis van de mensheid, en de HIV/aids-pandemie die om zich heen grijpt. 3-156
Panagiotis Beglitis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel dat de Europese Commissie en
48 commissaris Louis Michel hebben gedaan uitwerking van een nieuwe strategische relatie Europese Unie en Afrika, is stellig een ommezwaai in het tot nu toe ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie.
12/10/2005 voor de tussen de volledige gevoerde
Voor het eerst stapt de Europese Unie over de traditionele opzet van humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking heen en gaat ze over tot de uitwerking, en hopelijk onmiddellijke tenuitvoerlegging, van een geïntegreerde strategie voor Afrika. Afrika heeft geen toekomst zolang het afhankelijk blijft van de liefdadigheid van de rijken. Daarom is er een vreedzame revolutie nodig. Er moet verandering komen in de productiestructuren, de economie, de handel, de landbouw, de institutionele kaders en het onderwijs. Geen enkele internationale strategie voor Afrika kan succesvol zijn als ze geen bijdrage levert aan consolidering van de structuren voor democratisch bestuur, bestrijding van autoritaire regimes, versterking van het maatschappelijk middenveld en bescherming van de mensenrechten en de democratische vrijheden. De Europese Commissie moet speciale programma’s opstellen voor de media, de niet-gouvernementele organisaties en voor universiteiten en onderzoeksinstituten in Afrika. De verwezenlijking van het door de Europese Commissie vastgestelde doel - versterking van de regionale, economische en commerciële integratie - is van doorslaggevend belang voor de bestrijding van armoede en voor de economische ontwikkeling van het Afrikaans continent. Dat doel verwezenlijken gaat echter niet vanzelf. De Europese Unie moet meer doen en streven naar een billijk wereldhandelsstelsel, naar een betere werking van de Wereldhandelsorganisatie en naar een moedige hervorming van het stelsel van algemene preferenties, opdat dit ten goede komt aan de arme landen. 3-157
Kader Arif (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de commissaris stelt ons vandaag een strategisch partnerschap voor tussen de Europese Unie en Afrika. Daarmee wordt ons een nieuwe gelegenheid geboden om tegemoet te komen aan de wezenlijke behoeften van het Afrikaanse continent. Enkele weken geleden waren de staatshoofden en regeringsleiders bijeen in New York. Er zijn toen hoogdravende verklaringen afgelegd, er zijn krachtige wensen geuit, en er gloorde hoop. Maar de resultaten waren erg pover. De millenniumdoelstellingen zullen niet worden gehaald en opnieuw is Afrika de grote verliezer. De Afrikaanse uitzichtloosheid werd onlangs weer zichtbaar op onze televisieschermen, in beelden van mannen die bereid waren om in het prikkeldraad rond ons continent te sterven voor betere perspectieven
en een toekomst voor hen en hun kinderen, een toekomst ook voor hun land en hun continent. Iedereen weet dat er een methode en financiële middelen nodig zijn om Afrika uit de ellende te halen, uit de oorlog, de honger en het geweld. We zijn ons al lange tijd bewust van onze verantwoordelijkheden. De Europese Unie heeft een lange ontwikkelingshulptraditie ten aanzien van het Afrikaanse continent, maar de resultaten zijn bij lange na niet voldoende. Mijnheer de commissaris, u hebt verklaard dat met uw plan gepoogd zou worden een evenwicht te vinden tussen sociale doelstellingen en economische ontwikkeling. Ik hoor niet tot degenen die menen dat economische liberalisering automatisch tot sociale vooruitgang leidt en in dat opzicht baren de vrijhandelsovereenkomsten met de ACS-landen mij zorgen. Ik denk dat onze investeringen in de eerste plaats gericht moeten zijn op onderwijs, opleiding, onderzoek, gezondheidszorg en openbare diensten. We moeten – en ik denk dat dat ook een van uw prioriteiten is – zorgen voor een beter gebruik en een betere verdeling van de middelen, een betere governance en de vestiging van transparante en vreedzame democratieën. Mijnheer de commissaris, ik geloof in uw politieke wil. Ik zou evenwel wensen dat u meer helderheid zou verschaffen op een aantal punten. Hoe denk u om te gaan met de onderlinge verscheidenheid van de Afrikaanse landen? Meer in het bijzonder, wat is het verband tussen dit algemene plan en de verschillende, reeds bestaande partnerschappen? Hoe gaan we om met de schuldkwestie? Dat aspect krijgt naar mijn mening namelijk niet voldoende aandacht in het plan. Kortom, hoe gaat de concrete tenuitvoerlegging van deze strategie eruitzien en welke middelen worden ervoor uitgetrokken? 3-158
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, om te beginnen zou ik willen reageren op de interventies van mevrouw Morgantini en de laatste spreker, die verwijzen naar hetgeen zich op dit moment aan de poorten van Europa afspeelt. Ik ben net als u. Ik behoor tot degenen die denken dat het echte antwoord op de wanhoop of de ijdele hoop van mensen natuurlijk niet bestaat in het sluiten van de poorten en het voeren van een hard en inhumaan beleid. Het werkelijke antwoord bestaat in sterk ontwikkelingsbeleid, zeer grondig beleid dat perspectieven opent in de landen waar de migratiestromen ontstaan. Daar ligt het antwoord en de strategie die ik u heb voorgelegd, biedt, naar ik meen, een ambitieus antwoord op dat streven naar een duurzame oplossing voor dit soort drama's, onrecht en ongelijkheid. Het spreekt dus vanzelf dat ik uw alertheid ten aanzien van deze kwesties deel. We hebben eerder vandaag gediscussieerd met de heer Konaré, tussen de Commissie van de Afrikaanse Unie en de Commissie van de Europese Unie, en we zouden er
12/10/2005 goed aan doen in aanmerking te nemen, zoals u hebt gedaan, dat het probleem zich niet beperkt tot Spanje of Marokko: het is het probleem van heel Afrika en de gehele Europese Unie. Als wij niet de politieke capaciteit hebben om deze kwestie op Europees niveau op te lossen in het kader van een echt partnerschap, een echte politieke dialoog met het Afrikaanse continent, dan zullen wij nooit een oplossing vinden, dan zullen wij dergelijke drama's blijven meemaken en dan zullen we terecht misprijzen blijven oogsten, aangezien wij dan tot het vervullen van een wezenlijke taak niet in staat zullen zijn geweest. Dames en heren, ik moet u zeggen dat ik niet in de val mag trappen die men, waarschijnlijk onbewust of in elk geval onbedoeld, in het Parlement voor mij zou kunnen zetten. Ik denk dat er tussen ons geen misverstand mag bestaan op dit punt: ik wil niet dat mijn plan voor Afrika een soort kerstboom wordt waar elke afgevaardigde, of elke pressiegroep, of elke NGO, of elke maatschappelijke organisatie, zijn of haar eigen bal in kan komen hangen, waardoor we de kern van de zaak uit het oog verliezen. Wat ik werkelijk wil met dit plan – en ik vraag u mij daarbij te helpen – is het uitzetten van een koers, van een kader, zonder daarbij overigens prioriteiten te stellen of wat dan ook uit te sluiten. Ik hoop ook dat men de grote lijnen niet aan het oog zal weten te onttrekken door allerhande zaken toe te voegen die op zichzelf wellicht buitengewoon belangrijk zijn, maar die de kern zouden kunnen overschaduwen. Er is gesproken over de doeltreffendheid van de strategie. U kunt van de commissaris niet verlangen dat hij zich sterk maakt voor iets dat hij niet volledig in de hand heeft. Wat betreft de Commissie bied ik u mijn goede wil en mijn inzet. Ik doe ook een beroep op u, namelijk om mij te helpen de lidstaten te overtuigen. Wat misschien bijzonder is aan mijn voorstel, is dat ik probeer een kader te schetsen, een gemeenschappelijke strategie van de Commissie en de lidstaten om een betere verdeling mogelijk te maken van het werk inzake ontwikkelingshulp. Mijn plan is: proberen om samen tot een kader, doelstellingen en een strategie te komen, proberen om binnen die strategie groepen van lidstaten aan te trekken die meer specifiek bij deze of gene sector of bij deze of gene regio zijn betrokken, en ervoor zorgen dat het werk op een efficiëntere manier kan worden verdeeld. Bovendien zou dat ons besparingen kunnen opleveren in de aanloop naar alle processen, plannen en procedures voor het bestuderen van dossiers, die anders – dat moet erkend worden – veel dubbel werk, overlap en administratieve rompslomp geven. Ik wil toch niet nalaten erop te wijzen dat wij op dit moment 26 verschillende regelingen hebben. Dat is het pakket regels waarmee onze partners worden geconfronteerd. Wat ik met dit plan beoog, is het scheppen van de dynamiek en de politieke wil die nodig zijn om die grote hoeveelheid regels te verminderen, om ze bij elkaar te brengen en te vereenvoudigen. Wij zullen daar veel efficiëntie bij winnen, en met name ons beleid zou
49 doeltreffender worden. De lidstaten krijgen dan ook een sleutelrol. Iemand vroeg mij, ietwat verbazingwekkend, waarom ik mijn plan toespits op de infrastructuur. We moeten weten wat gewenst is. Ik denk namelijk dat wij het er allemaal over eens zijn dat het beginsel van ownership essentieel is. We zijn het er allemaal over eens dat de Afrikanen ons moeten vertellen wat in hun ogen hun prioriteiten zijn. Welnu – en ik richt mij tot degene die mij hierover een vraag stelde, wat ik toch wel wat merkwaardig vind – de Afrikanen hebben ons gevraagd om ons plan juist in de eerste plaats op de infrastructuur toe te spitsen. Ik moet u overigens zeggen dat je geen Afrikaan hoeft te zijn om het belang van die keuze in te zien. Iedereen die naar Afrika reist of die het Afrikaanse binnenland kent, beseft dat zolang er geen transAfrikaanse netwerken zijn, geen trans-Afrikaanse gemeenschappen, er van economische herstructurering in Afrika geen sprake zal zijn; dat kun je gewoon vergeten. Daarom spitsen wij ons plan toe op de infrastructuur. Ik wil daaraan toevoegen dat dit geenszins betekent dat we geen oog hebben voor onderwijs of gezondheidszorg. Ik ben het roerend eens met degenen die daarover het woord hebben gevoerd en als er iemand is die daar aandacht voor heeft, ben ik het wel. Ik zou u willen verwijzen naar pagina 33 van het document, waar uitvoerig wordt uiteengezet dat wij ons natuurlijk zullen concentreren op onderwijs. Bovendien, waarom zou ik willen dat wij zodra dat mogelijk is bij elkaar komen om te debatteren over de prioriteit die moet worden gehecht aan budgettaire steun? Juist om ervoor te zorgen dat landen, dat staten soeverein beleid kunnen voeren, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs; dat zij de salarissen van hun leerkrachten kunnen financieren, hetgeen vaak niet het geval is op dit moment. Vertrouwt u er dus op dat de prioriteit voor onderwijs mij buitengewoon na aan het hart ligt. Ik kan onmogelijk een uitputtende lijst geven van alle prioriteiten; u kunt ervan op aan dat ik ze deel. Laat dat duidelijk zijn. Wat de natuurlijke hulpbronnen aangaat, kunt u in het document lezen dat wij voornemens zijn om in de voorwaarden voor budgettaire steun aan partnerlanden onder meer de eis op te nemen dat zij de opbrengsten van de ontginning van hun natuurlijke hulpbronnen in de staatskas terecht laten komen. U hebt volkomen gelijk dat u daar de nadruk op legt. Het is absoluut niet normaal dat in een aantal potentieel rijke landen die over natuurlijke hulpbronnen beschikken, hulpbronnen die helaas dikwijls worden verspild of soms worden geplunderd, er op de nationale begrotingen geen spoor van deze natuurlijke hulpbronnen is te bekennen, terwijl ze zouden kunnen worden gebruikt om de soevereine beleidslijnen te financieren waarover wij gesproken hebben. Er zijn nog twee aspecten waarop ik zou willen ingaan, en ik wil beginnen met de wapens. Ik zou hetgeen ik hier hoor graag willen nuanceren. Wanneer wordt gezegd dat Europa een van de leveranciers van wapens aan Afrika
50 is, dan ontken ik deze bewering ten stelligste, en ik kan u zeggen dat ik volledig op de hoogte ben van de feiten. Dat er in de buurt van Europa landen zijn die wapenvoorraden uit een vorig tijdperk te gelde maken, wil ik niet ontkennen. Ik erken dat er een illegale handel bestaat, die wij overigens met alle macht bestrijden. Ik wil er evenwel op wijzen dat er op Europees niveau een gedragscode bestaat en dat de lidstaten zich ertoe hebben verplicht zich daaraan te houden. Zo kunnen lidstaten van de Europese Unie in principe geen exportvergunningen afgeven voor landen in Afrika of elders die in oorlog zijn. Dat is wat ik wilde zeggen, en dat is de lijn die wij zullen blijven volgen in onze werkzaamheden. Mijn laatste opmerking heeft betrekking op handel. Het is duidelijk dat bij de onderhandelingen op WTO-niveau ontwikkeling bovenaan op de prioriteitenlijst moet worden gezet. Ik garandeer u dat mijn collega Peter Mandelson dat zal doen, en natuurlijk steunen wij hem. Om een voorbeeld te geven: wij staan wereldwijd op de eerste plaats als het gaat om handelsgerelateerde steun. Ik wil u herinneren aan de verklaring van Commissievoorzitter Barroso op de G8-top: we doneren een miljard euro per jaar. Daarnaast wil ik u herinneren aan een ander onomstotelijk feit: we zijn de enigen op de wereld die het "alles behalve wapens"-proces in de praktijk brengt. Wat het landbouwbeleid betreft: er ligt een principeovereenkomst over de agenda van Doha, er is een hervorming geweest van het GVB, dat is al een flinke stap vooruit. Of het voldoende is? Vast niet, maar we moeten ons ook weer niet naïef optimistisch opstellen. We moeten beseffen dat de belangen van Europa en van bepaalde landen meespelen, en dat we daardoor niet sneller en verder vooruit kunnen gaan. Dat moeten we ons realiseren. Ik denk niet dat het zinvol is onze ogen te sluiten voor wat er werkelijk gebeurt in de verschillende landen als het gaat om landbouwbeleid. De economische partnerschapsovereenkomsten (EPO) zijn gericht op ontwikkeling, met name via steun voor regionale integratie. Zo is het aanmoedigen van de handel tussen zuidelijke landen onderling een van de prioriteiten van de Afrikanen. AU-Commissievoorzitter Konaré heeft ons dat vanmorgen uitvoerig uitgelegd. Natuurlijk zullen zich aanpassingskosten voordoen, en op dat vlak zullen wij hen eveneens helpen. Natuurlijk is dit alles buitengewoon ideologisch en ik heb altijd veel respect voor ideologische "extremen", omdat ik ze heel goed begrijp. Ze komen recht uit het hart en dat boezemt mij veel respect en begrip in. Echter, worden de ontwikkelingslanden echt geholpen door het huidige systeem? Ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat ondanks al onze preferentiële behandelingen, ondanks alle door ons ingevoerde preferentiestelsels, het aandeel van onze "preferentiële" partners in de wereldhandel alleen maar kleiner is geworden. We moeten hun de middelen verschaffen om zich werkelijk aan te passen en deel te gaan uitmaken van de wereldeconomie.
12/10/2005 Een laatste opmerking nog, omdat ik die van belang acht: het zijn niet de kleine ACS-landen die het meest van deze preferenties profiteren, maar de grote exporteurs zoals Brazilië. Daaruit blijkt dat het heel nuttig kan zijn om te nuanceren. Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn spreektijd misschien enigszins overschreden, mijn excuses daarvoor, maar er waren zoveel goede vragen dat ik heb willen proberen er zoveel mogelijk van te beantwoorden. 3-159
De Voorzitter. – Weest u gerust, mijnheer Michel: u hebt uw spreektijd niet overschreden. U als commissaris wordt de tijd sowieso niet aangerekend. Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaring (artikel 142) 3-159-500
Nigel Farage (IND/DEM). – (EN) Voor de zoveelste keer zien we dat de EU vanuit haar glazen huis met stenen gooit. Ondanks de eigen moeilijkheden die de EU in dat opzicht heeft, werd Irak verteld hoe het een grondwet moest opstellen. Vandaag onthult de EU haar "Afrikastrategie" en preekt zij schaamteloos over behoorlijk bestuur. De Commissie heeft het lef om te zeggen dat het probleem met de Afrikaanse democratie te wijten is aan de "beperkte informatievoorziening" en de "endemische corruptie"; dat er sprake is van een "legitimiteitscrisis" en een "groeiende ontkoppeling van de 'legaliteit' van het overheidsapparaat en de legitimiteit die de overheid volgens het gewone volk heeft". Klinkt u dat bekend in de oren? En dit is een waar juweeltje uit de tekst: "Verkiezingen vormen te vaak de oorzaak van een conflict, omdat de verliezende partij haar nederlaag niet accepteert". Het is nog maar een paar maanden geleden dat we de toenmalige voorzitter van de Raad, Jean -Claude Juncker, hoorden zeggen dat hij weigerde te geloven dat de Fransen en de Nederlanders "nee" tegen de Grondwet hadden gezegd. Dus zeg ik tegen de Commissie en tegen alle politici in het Parlement die het met de heer Juncker eens zijn: Afrika heeft er geen behoefte aan door u de les gelezen te worden. Indien u echter het goede voorbeeld wilt geven, dan moet u het verlies van de Grondwet accepteren. Zie onder ogen dat u door de kiezers tot verliezende partij bent gemaakt. En voordat u weer een preek afsteekt, doet u er goed aan eerst aandacht aan uw eigen wanbeleid te besteden. 3-160
Situatie in Ethiopië
12/10/2005 3-161
De Voorzitter. – Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de situatie in Ethiopië. 3-162
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben zeer ingenomen met het gecoördineerde optreden van de Europese Unie in de aanpak van deze crisis. Het Brits voorzitterschap, hoge vertegenwoordiger Javier Solana en ikzelf hebben voortdurend op hoog niveau contact gehouden. De boodschap van de Europese Unie, die door de trojka in Addis Abeba overgebracht is, bestond en bestaat in een oproep aan alle politieke partijen om het verkiezingsproces en de politieke dialoog op de rails te houden. Ik ben eveneens zeer tevreden over de vooruitgang die sinds 2 oktober is geboekt in de dialoog tussen regering en oppositie. Er bestond namelijk een ernstig risico op ontsporing, waardoor het land in een volstrekt onbeheersbaar scenario zou zijn gestort. Ik heb bij die gelegenheid de premier schriftelijk mijn zorgen kenbaar gemaakt over het gespannen klimaat tussen de verschillende politieke bewegingen en benadrukt dat alle communicatiekanalen open moeten blijven. De vrijlating van alle politieke gevangenen alsmede de heropening van de door de autoriteiten gesloten partijkantoren van de oppositie zullen stappen in die richting zijn. Met grote belangstelling heb ik op 10 en 11 oktober de openingsvergadering van het Ethiopische federale parlement en de herverkiezing van premier Meles Zenawi gevolgd. Een naar behoren functionerend parlement is een basisvoorwaarde voor een op een meerpartijenstelsel gebaseerd politiek leven in Ethiopië en voor de bestendiging van de democratie in dat land. Voor deze fase heb ik driemaal een ontmoeting gehad met premier Meles Zenawi. Ik heb bij elk van die gelegenheden met klem gewezen op onze verwachtingen ten aanzien van de manier waarop de oppositie wordt behandeld. Ik beschouw dat als volstrekt essentieel. Indien de afwezigheid van de grootse oppositiepartij, de CUD, in het Ethiopische parlement zou blijven voortduren, zou dit kunnen uitgroeien tot een destabiliserende factor. Hetzelfde geldt als de nieuwe meerderheid niet zou worden toegelaten voor het besturen van hoofdstad Addis Abeba. Ik ben ervan overtuigd dat de Europese Unie zich moet blijven toeleggen op een constructieve, maar ferme en veeleisende dialoog met alle partijen, opdat zij op positieve wijze druk en invloed kan blijven uitoefenen op het proces dat in Ethiopië aan de gang is. Dat is wat ik voornemens ben te doen in het kader van de politieke dialoog. Tot slot: ik maak me zorgen over de opnieuw opgelopen spanningen tussen Ethiopië en Eritrea. Ook in dat opzicht moet de Europese Unie waakzaam blijven. 3-163
Anders Wijkman, namens de PPE-DE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, velen van ons dachten dat er in verband met de verkiezingen in mei een democratische
51 doorbraak in Ethiopië had plaatsgevonden. Och, wat hebben we ons vergist! Reeds in de dagen na de verkiezingen liet de regering-Zenawi zien dat ze moeilijk kon accepteren dat de oppositie grote successen had behaald. Er werden wetten ingesteld die het handelen van de oppositie aan banden legden. De media worden weer streng gecontroleerd door het regime, politici van de oppositie zijn bij herhaalde gelegenheden gearresteerd en op vreedzame demonstranten is ruw ingeslagen door de veiligheidspolitie, met als gevolg dat in juni meer dan veertig mensen om het leven zijn gekomen. De gebeurtenissen van de laatste dagen bevestigen dit beeld helaas. De onderhandelingen tussen de oppositie en de regeringspartij zijn een paar dagen geleden afgebroken nadat de regering geweigerd had om te discussiëren over naar mijn mening zeer vanzelfsprekende wensen betreffende democratische hervormingen. Daarom besloot een aantal oppositieleden om niet naar de volgende vergadering van het parlement te gaan. Het gevolg was dat er een wet werd aangenomen die deze leden hun immuniteit ontneemt. De leden van de oppositie die wel aan de vergadering deelnamen werd het recht ontzegd om aan de handelingen deel te nemen. Wij in dit Parlement weten dat dergelijke bijeenkomsten niets met democratie te maken hebben. In de onderhavige resolutie nemen we de gebeurtenissen na de verkiezingen in mei door. Ons hoofddoel daarbij is niet de regering en de regeringspartij te bekritiseren. Het is onze bedoeling om enerzijds te laten zien dat we zeer ongerust zijn over de ontwikkeling in Ethiopië, precies zoals commissaris Michel al zei, en anderzijds beide partijen op te roepen om de onderhandelingen te hervatten en gebruik te maken van de kans op een vreedzame en democratische ontwikkeling in het land, een ontwikkeling waarvoor bij de verkiezingen in mei krachtige steun bestond. De Europese Unie wil graag bijdragen aan een positieve ontwikkeling in Ethiopië, vooral door hulp voor de armoedebestrijding, maar die kan alleen slagen in een kader waarbinnen de democratische beginselen en de menselijke vrijheden en mensenrechten worden gerespecteerd. Daar moet de regering-Zenawi aan werken, anders dreigt ze haar vrienden te verliezen, en daar zou uiteindelijk de arme bevolking het slachtoffer van worden. 3-164
Ana Maria Gomes, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de laatste keer dat ik het woord gevoerd heb, zei ik dat ik mij grote zorgen maakte. Dat is nog steeds het geval. Het klopt dat er sinds 1 oktober 2005 sprake is van interessante ontwikkelingen dankzij de onderhandelingen die in gang zijn gezet en waarbij donorlanden en ambassadeurs een bemiddelende rol hebben gespeeld. Volgens mijn informatie verkeert de situatie nu echter toch in een impasse, ondanks het feit dat het Ethiopisch parlement al bijeen is geroepen. Volgens diezelfde informatie vertoont de gang van
52 zaken wat de democratische normen betreft grote tekortkomingen. Ik waardeer de verklaring van commissaris Michel en de inspanningen die hij heeft ondernomen. Ik zou graag zien dat de Raad en met name het Britse voorzitterschap ons deelgenoot zouden maken van hun standpunten over de wijze waarop alles verloopt en zouden aangeven of zij van mening zijn dat hun aanpak effectief is. Ik maak mij hierover grote zorgen. Ik ben mij overigens bewust van de speciale betrekkingen die het Britse voorzitterschap met onze bondgenoten aan de andere kant van de Atlantische Oceaan onderhoudt. In dit verband is de eenheid van de internationale gemeenschap en van de donorgemeenschappen echter van essentieel belang. Ik zou graag weten welke aanpak de Raad op dit punt voorstaat. Ik zal hier nu niet verder op ingaan, aangezien ik nog steeds hoofd ben van de missie van waarnemers bij de verkiezingen in Ethiopië. Uiteraard zal ik, nadat ik het definitieve verslag heb overgelegd, nader commentaar geven. Het is op dit moment echter niet meer dan gepast dat het Parlement zijn betrokkenheid laat blijken en duidelijk maakt dat het de situatie in Ethiopië op de voet zal blijven volgen. 3-165
Fiona Hall, namens de ALDE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik was op de dag van de verkiezingen, 15 mei, lid van de delegatie van waarnemers van het Europees Parlement. Op de persconferentie van 17 mei heb ik namens die delegatie gezegd dat de verkiezingen een belangrijke stap voorwaarts betekenen in het democratiseringsproces in Ethiopië. Ik ben daarom zelf heel teleurgesteld en geschokt over de wijze waarop de situatie sindsdien is verslechterd. Met betrekking tot de verkiezingen moeten wij vertrouwen blijven houden in de feiten die door de waarnemersmissie van de Europese Unie en door het Carter Center zijn geconstateerd, namelijk dat het proces tot 15 mei goed is verlopen, maar dat er daarna een aantal onregelmatigheden is opgetreden. Sinds de verkiezingen zijn er nu vijf maanden verstreken. Democratische verkiezingen zijn bedoeld om een functionerende democratische vergadering in te stellen. Dat is niet gebeurd en ik zou zowel de regerende partij als de oppositie dringend willen oproepen de dialoog voort te zetten om hun meningsverschillen op te lossen. Het verkiezingsproces is zijn doel voorbij geschoten als het uiteindelijk niet leidt tot een functionerend parlement waarin alle politieke stromingen vertegenwoordigd zijn. Als een dergelijk parlement er niet komt, is dat een vorm van verraad ten opzichte van de 90 procent van de Ethiopische kiezers die op 15 mei zijn stem heeft uitgebracht, vaak na urenlang in de rij te hebben gestaan. Zij hadden vertrouwen in het electorale proces. Ik hoop dat de leiders die zij hebben gekozen, dat vertrouwen niet zullen beschamen.
12/10/2005 Uiteraard heeft de regering de verantwoordelijkheid om de fundamentele beginselen van de grondwet te respecteren en moet zij ervoor zorgen dat de fundamentele vrijheden en mensenrechten geëerbiedigd worden. De Ethiopische regering moet garanderen dat leden van de oppositiepartij niet geïntimideerd worden of zonder vorm van proces vastgehouden kunnen worden. De regering dient er ook voor te zorgen dat de oppositiepartijen toegang tot de media hebben. In de aanloop naar 15 mei had iedereen adequaat toegang tot de media, maar dat is nu niet meer het geval. Het feit dat oppositieleiders die verklaard hebben dat zij zich zullen inspannen om binnen een constitutioneel kader oppositie te voeren, niet gewoonweg via de media met hun achterban kunnen communiceren, brengt - met name in een periode dat iedereen de rust moet bewaren een groot risico met zich mee. De huidige impasse kent geen winnaars. Indien het politieke proces instort, zijn niet alleen de oppositiepartijen in Ethiopië de verliezers, maar heeft ook Ethiopië als natie verloren, omdat het van de ene op de andere dag zal veranderen van een land met een voortrekkersrol, een baken van hoop en vooruitgang, een land met een president die voorzitter is geweest van de Commissie voor Afrika, in een falende staat. Volgens mij verdient Ethiopië het niet om het meest recente hopeloze geval in de Afrikaanse geschiedenis te worden. Ik wil dan ook alle partijen oproepen om de onderhandelingen voort te zetten. 3-166
Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, de situatie op het gebied van de mensenrechten in Ethiopië is zeer verontrustend. We hebben als waarnemers prettige en vreedzame verkiezingen meegemaakt – ik was zelf lid van de delegatie – waarbij we echt geroerd waren door de enorme deelname, maar de ontwikkelingen van daarna zijn verschrikkelijk. Honderden mensen zijn gearresteerd, de kantoren van de grote oppositiepartijen zijn kort en klein geslagen en gesloten, de media zijn gemonopoliseerd en het is onmogelijk voor de oppositie om zich in het openbaar uit te spreken, laat staan in het parlement. De houding en de daden van de regering verergeren de situatie op dramatische wijze. Mede door deze constante vernedering van de oppositieleiders ontstaat er natuurlijk een ongelooflijk gespannen en gevaarlijke situatie in Ethiopië. Andere sprekers hebben reeds behandeld wat er gebeurd is. Nadat de oppositie het verkiezingsresultaat heeft geaccepteerd, heeft men haar de mogelijkheid ontnomen om in het parlement haar werk te doen. Ik vind natuurlijk dat we ons uiterste best moeten doen om te voorkomen dat het geweld de overhand krijgt, maar ik ben er niet helemaal zeker van dat we politieke oplossingen het best bereiken door vooral heel discreet op te treden. Ik geloof dat zeer luid en duidelijk gezegd moet worden dat dit Parlement kritisch is over de wijze
12/10/2005 waarop het regime in Ethiopië op dit moment de oppositie en de democratie de kop indrukt, en ik hoop ten zeerste dat wij met dit debat en met de aan te nemen resolutie de Commissie ertoe kunnen bewegen duidelijk te verklaren dat het nu ernst is en dat er onderhandelingen moeten worden gestart. Er moeten ook politieke oplossingen komen, maar voorlopig hebben alle discrete pogingen zoals bekend alleen maar geleid tot een nog grotere vernedering en onderdrukking van de oppositie. Dat neemt natuurlijk niet weg dat we alles moeten doen om te zorgen dat de toestand niet uit de hand loopt. 3-167
Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. - (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, democratie opbouwen is niet eenvoudig: het pad voert over pieken en dalen. Ook ik heb de verkiezingen bijgewoond en de kiezers geobserveerd die deelnamen aan een uiterst belangrijk democratisch proces, ook al werd dat verstoord door soms nefaste situaties. Ik wil de Commissie gelukwensen met de rol die zij bij deze gelegenheid heeft gespeeld. Ik dank niet alleen de vertegenwoordiger van de Europese Unie in Ethiopië, de heer Tim Clarke - die ik van harte begroet - voor zijn uitzonderlijke werk, maar ook mevrouw Ana Gomes, die blijk heeft gegeven van veel wijsheid in deze situatie. Het is gemakkelijk genoeg om je stem te verheffen en met de vinger te wijzen, maar het is heel wat minder gemakkelijk om een zo complex proces als dat in Ethiopië in goede banen te leiden. Ik feliciteer de Commissie met hetgeen zij gedaan heeft om de dialoog en de samenwerking te bevorderen. Zij heeft druk uitgeoefend op alle betrokken partijen, op de regering en de gelederen van de meerderheidspartij, maar ook op de oppositiepartijen, want ook daar gaat men op uiteenlopende wijze te werk. Natuurlijk komt de sterkste partij, dat wil zeggen de Ethiopische regering, de grootste verantwoordelijkheid toe, maar het is belangrijk de weg van samenwerking en dialoog voort te zetten en het democratisch proces tot een realiteit te maken. 3-168
Rainer Wieland (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, als lid van de delegatie van de kortetermijnwaarnemers wil ik met name ook de langetermijnwaarnemers bedanken voor hun werk. In de voorgestelde tekst staat dat de Ethiopiërs vertrouwen tonen in de democratie. Volgens mij hebben ze meer gedaan dan dat: de Ethiopiërs hebben hun waardigheid getoond en bewezen dat ze rijp zijn voor democratie. Vooral hun moeten wij dank betonen, de dank van de democratische geest. Ik zag in Ethiopië om zes uur ’s morgens al 150 mensen in de rij staan en ’s middags zag ik bij enkele stemlokalen 1500 mensen wachten. Mevrouw Gomes heeft net als ik oudere mensen gezien die urenlang zonder eten en drinken in een rij stonden, om vervolgens met een brede grijns hun stem af te geven. In een tijd dat
53 er bij ons steeds minder mensen naar de stembus gaan, heb ik in Ethiopië het ‘sex-appeal’ van de democratie herontdekt – als u mij toestaat dit wat platte woord te gebruiken. Ik zag hoe mooi democratie kan zijn! Maar we hebben ook gezien hoe kwetsbaar het democratisch proces kan zijn. Sommigen fluisterden ons bij het verlaten van stemlokalen toe: Please don’t go! We hebben gezien wat voor reputatie de Europese Unie heeft, welk vertrouwen de mensen erin hebben dat de Europese Unie niet alleen met idealen wappert als met een vlag, maar ook bereid is om voor die idealen te staan. Voor mijzelf sprekend, moet ik zeggen dat ik de sterrenkrans van de Unie nog nooit met zoveel trots heb gedragen. We hebben ook verkiezingswaarnemers horen zeggen dat zij na het tellen van de stemmen om veiligheidsredenen een paar dagen zouden onderduiken. Tijdens ons verblijf in Addis Abeba hoorden we vaak zeggen dat de regering mogelijk niet bereid zou zijn haar taken neer te leggen, maar ook dat de oppositie niet bereid en in staat zou zijn om de regeringstaken op zich te nemen. Onder dergelijk onveilige omstandigheden heeft de Europese Unie er goed aan gedaan zich voorzichtig op te stellen. Uit de daaropvolgende gebeurtenissen is echter gebleken dat de regering vermoedelijk niet in functie zal kunnen blijven, en dat de oppositie beter dan we dachten in staat is om regeringsmacht uit te oefenen. De voorzichtige houding die uit deze resoluties spreekt, dienen we stukje bij beetje op te geven. 3-169
Michael Gahler (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, de situatie in Ethiopië wordt met de dag instabieler en de verantwoordelijkheid daarvoor ligt voornamelijk bij de regering. Met een opkomst van 90 procent hebben de Ethiopiërs blijk gegeven van hun vertrouwen in het democratische proces, terwijl de regering kennelijk in paniek is geraakt toen de eerste uitslagen bekend werden. Ik steun het streven van Ana Gomes, de hoofdwaarnemer van de EU, om een objectief, waarheidsgetrouw verslag af te leveren. En de usual suspects - ook hier in Brussel - die met betrekking tot Afrika het liefst verder werken met de status-quo, en wier vrienden niet echt zitten te wachten op democratische verkiezingen, moeten uitkijken om hier ongepaste voorstellen te doen met als doel de kennis die is vergaard te relativeren. Helaas lijken onze Amerikaanse vrienden momenteel ook in diezelfde verleiding te komen. Daar waarschuw ik voor, want met een dergelijke houding kun je geen democratie creëren, geen duurzame stabiliteit scheppen en al evenmin het internationale terrorisme bestrijden. Het is belangrijk dat regering en oppositie, ondanks alles wat er sinds 15 mei is voorgevallen, in het landsbelang weer met elkaar in gesprek raken. Hoewel ook onze
54 diplomaten in Addis Abeba hiertoe een waardevolle bijdrage leveren, is het vooral de plicht van de regering om vertrouwen te scheppen, en daarom dient zij het reglement van het parlement zodanig te wijzigen dat de oppositie in ieder geval gebruik kan maken van haar grondwettelijke rechten. De regering dient de onschendbaarheid van de afgevaardigden die niet hebben deelgenomen aan de openingsvergadering te herstellen, en dat geldt ook voor de onschendbaarheid van de leden van de gemeenteraad van Addis Abeba. Tevens roep ik de regering op om de politieke gevangenen vrij te laten en de toegang van de oppositie tot de media te waarborgen. Als zij niet bereid is om deze voorwaarden voor democratie te scheppen, dan toont zij haar ware gezicht. Dat zou het zoveelste voorbeeld zijn van iets wat wij heel vaak zien in Afrika, namelijk dat verkiezingen pas worden aanvaard als de zittende regering goed uit de bus komt. Maar dat is niet de bedoeling van verkiezingen. Negentig procent van de Ethiopiërs heeft laten weten wat zij van democratische verkiezingen verwachten, en de regering dient hun oordeel te accepteren. 3-170
Ursula Stenzel (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, het zal een verrassing zijn dat ik het woord tot u richt over de steeds erger wordende crisis in Ethiopië, maar het gaat hier om een land dat mij zeer na aan het hart ligt, omdat een landgenoot van mij, Karlheinz Böhm, hier mensen laat werken voor het welzijn van andere mensen, en hij blijft hulp mobiliseren, hulp die een druppel op een gloeiende plaat is. Des te teleurstellender is het naar mijn mening dat het democratische experiment in Ethiopië dreigt te mislukken, omdat de regering kennelijk niet in staat is om de democratische feiten te accepteren en de grondrechten van de oppositie te waarborgen. Ik doe een beroep op de Commissie om het niet te laten bij appèls en mooie woorden, maar duidelijk te maken dat zij pas hulp verleent als er in het democratische proces vooruitgang wordt geboekt, en dit te onderbouwen met voorwaarden die aan de hulpverlening worden verbonden. Ik ben er ook erg voor om een ad-hoccommissie van het Parlement naar Ethiopië te sturen en ik steun het project van Ana Gomes. Hoe meer de Europese Unie daar op ieder niveau zichtbaar is, hoe beter. Want daarmee maken we duidelijk dat wij niet zullen toestaan dat de crisis in dit land verergert. 3-171
Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zal het zeer kort houden, omdat ik het eigenlijk voor het overgrote deel eens ben met hetgeen hier gezegd is. Ook ik zou mevrouw Gomes willen feliciteren en bedanken, omdat zij het hoofd koel heeft weten te houden op bepaalde momenten waarvan ik kan begrijpen dat die haar zwaar vielen. Ik wil haar bedanken voor het feit dat zij deze waarnemingsmissie op alleszins positieve en correcte manier heeft
12/10/2005 uitgevoerd. Daarnaast zou ik mij willen aansluiten bij degenen die Tim Clarke hebben bedankt: het moet voor hem niet gemakkelijk zijn geweest om zijn werk dag in dag uit te doen. Ik denk dat als de premier niet binnen een vrij kort tijdsbestek aan een minimumaantal van onze verwachtingen voldoet, het buitengewoon moeilijk gaat worden om de politieke dialoog voort te zetten zoals de zaken er nu voor staan. Dat is mijn diepe overtuiging. Ik behoor tot degenen die uiterst begripvol zijn geweest ten aanzien van hetgeen daarginds is gebeurd. Al deze boodschappen zijn aan de premier toegezonden. Ik heb soms de indruk dat hij – om redenen die ik niet goed ken – niet goed begrijpt hoe groot het risico is dat hij zijn land laat lopen. We hebben druk uitgeoefend. Ik heb ook veel gesproken met mensen van de oppositie, om hen aan te sporen vast te houden aan hun zetel in het parlement, zodat deze instelling kan functioneren. Het is evenwel zonneklaar dat de premier nu op zijn beurt een aantal signalen moet afgeven die in lijn zijn met onze wensen. Wat betreft de kwestie van het opschorten van de samenwerking, denk ik dat we in dit stadium niet kunnen overwegen een formele procedure te starten met het oog op het opschorten van de ontwikkelingssamenwerking. De dialoog in het kader van artikel 8 van de Overeenkomst van Cotonou is altijd open, en ik denk dat deze dialoog het meest geëigende middel is om de deur open te laten en de partijen aan te sporen constructieve stappen te zetten. Ik volgt de ontwikkeling van de politieke situatie op de voet en ik verheel u niet dat zelfs ik, bedacht als ik ben op de risico’s van chaos, zo langzamerhand mijn geduld begin te verliezen. Het is nu zaak dat er maximale druk wordt uitgeoefend op de premier om hem aan het verstand te brengen dat democratie niet langs unilaterale weg tot stand kan komen en dat de oppositie gerespecteerd dient te worden, zeker ook gezien de uitslag van de verkiezingen. Met deze verkiezingen ligt de situatie namelijk helemaal anders, en als de premier wil blijven profiteren van een in eerste instantie welwillende houding van de internationale gemeenschap, dan zal hij moeten oppassen dat hij er geen misbruik van maakt. Zo denk ik erover. Ik ben het dan ook in hoge mate eens, mijnheer de Voorzitter, met hetgeen hier gezegd is. 3-172
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Ik heb vijf ontwerpresoluties tot besluit van dit debat ontvangen overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement1. De stemming vindt morgen plaats. (De vergadering wordt om 20.05 uur onderbroken en om 21.05 uur hervat) 1
Zie notulen.
12/10/2005 3-173
VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter 3-174
Onderwijs, de hoeksteen van het proces van Lissabon 3-175
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60245/2005) van Guy Bono, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het onderwijs, de hoeksteen van het proces van Lissabon (2004/2272 (INI)). 3-176
Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb geconstateerd dat er geen vertegenwoordigers van het Britse voorzitterschap van de Raad aanwezig zijn. Zij waren bij het voorgaande debat ook al niet aanwezig. Daar zullen ongetwijfeld goede redenen aan ten grondslag liggen, maar wij zouden toch willen vragen of het mogelijk is dat het voorzitterschap - van Britse dan wel andere origine - de volgende keer wanneer er over onderwijs wordt gedebatteerd, hier wel aanwezig kan zijn. (Applaus) 3-177
De Voorzitter. – Het lijkt erop dat uw collegaafgevaardigden het met u eens zijn. 3-178
Guy Bono (PSE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik kort de context in herinnering brengen waarin ik dit verslag heb opgesteld, vervolgens wil ik u de zes prioriteiten uiteenzetten aan de hand waarvan ik mijn verslag heb uitgewerkt en tot slot wil ik uw aandacht vestigen op zes kernvoorstellen die in dit verslag aan bod komen. Wat de context betreft, wil ik erop wijzen dat dit verslag tot doel heeft de Raad te waarschuwen voor de door de Europese Unie opgelopen vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon op het terrein van onderwijs en opleiding. Zoals u weet, beste collega’s, heeft de Europese Voorjaarsraad van 22 en 23 maart 2005 zich ten doel gesteld een Europese ruimte van onderwijs en opleiding tot stand te brengen. Nu moeten de lidstaten echter de stap zetten van grote woorden naar concrete maatregelen. In dit verslag worden daarom de prioritaire actieterreinen omschreven. In een zeer recent werkdocument over de vorderingen op de weg naar de doelstellingen van Lissabon op het gebied van onderwijs en opleiding, dat op 11 april werd gepubliceerd, hebben de diensten van de Commissie de vorderingen van dertig onderwijs- en opleidingsstelsels onder de loep genomen. Op basis van een analyse van de zeer precieze gegevens die in dit document beschikbaar zijn, zou ik de zes prioritaire terreinen onder uw aandacht willen brengen waarop de lidstaten naar ik meen dringend actie moeten ondernemen, willen we dat het onderwijs een centrale plaats houdt in het proces van Lissabon.
55 Deze zes prioriteiten, die ik overigens al uiteengezet heb in de Commissie cultuur en onderwijs, zijn de volgende: het grote aantal vroege schoolverlaters verminderen; voorzien in de behoefte aan een voldoende aantal gediplomeerden in wetenschappelijke beroepen; strategieën ten uitvoer leggen voor onderwijs en levenslang leren die coherent zijn en bevorderlijk voor de sociale integratie; in de loop van de komende tien jaar meer dan een miljoen mensen aantrekken voor het beroep van leerkracht; het probleem aanpakken dat de meeste leerlingen in de Europese Unie de doelstelling om ten minste twee vreemde talen te beheersen niet halen; en tot slot de open coördinatiemethode en de uitwisseling van goede ervaringen versterken op het gebied van onderwijs en opleiding. Op basis van deze zes prioriteiten en de opmerkingen van mijn collega’s binnen de Commissie cultuur en onderwijs wil ik nu dus zes voorstellen uit dit verslag onder uw aandacht brengen. Allereerst lijkt het, ten behoeve van de ontwikkeling van vaardigheden die zijn aangepast aan de behoeften van de kennismaatschappij, cruciaal dat de lidstaten spoedig initiatieven ontplooien om enerzijds de mobiliteit te bevorderen van studenten, stagiaires, werknemers en hun gezinnen, en onderzoekers, en anderzijds een beleid voor sociale insluiting te ontwikkelen voor kansarme jongeren die door armoede zijn getroffen. Ten tweede wordt de Commissie en de lidstaten met dit verslag gevraagd werk te maken van de oriëntatie van jongeren naar technische beroepen met veel werk- en integratiegelegenheid. In die zin lijkt het me een zinvol voorstel dat de Europese Unie een communicatiecampagne opstart om jongeren en hun ouders warm te maken voor technische beroepen, waardoor zij hun – vaak negatief – sociaal zelfbeeld kunnen opkrikken. Ten derde wordt in het verslag benadrukt dat ons Parlement zijn steun moet bevestigen voor het initiatief van een proefproject dat tot doel heeft een programma van het type "Erasmus" voor leerlingen uit te werken, zodat leerlingen gemakkelijker toegang krijgen tot de communautaire onderwijs- en opleidingsprogramma's van de nieuwe generatie. Ten vierde lijkt het me, in het kader van het begrotingsdebat, zinvol er eveneens op te wijzen dat de Europese Unie adequate financieringswijzen moet verzekeren voor het nieuwe geïntegreerde actieprogramma op het gebied van onderwijs en levenslang leren. Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat het Europees Sociaal Fonds na 2006 in alle lidstaten van de Unie beschikbaar blijft. Ten vijfde wordt de Raad in het verslag gevraagd te voorzien in een adequate financiering in het kader van de volgende financiële vooruitzichten voor alle maatregelen in verband met onderwijs en levenslang leren, die in grote mate bepalend zal zijn voor het welslagen van de Lissabon-strategie.
56 Ten zesde en ten slotte worden de lidstaten er in dit verslag op attent gemaakt dat zij een meer coherent nationaal beleid moeten voeren en de voorwaarden voor toegang tot opleiding en onderwijs voor werkzoekenden en werknemers moeten verbeteren. Om af te ronden, beste collega’s: we bevinden ons, naar ik meen, op een cruciaal punt voor de Europese Unie. Wij worden er door de recente politieke gebeurtenissen op gewezen dat het onderwijs van de burgers en de bestrijding van werkloosheid een centrale plaats moeten krijgen in alle openbare beleidsvormen. Onze economie zal niet concurrerend zijn als wij geen adequaat en concurrerend onderwijs- en opleidingsstelsel hebben. Bovendien, en ik benadruk dit zowel tegenover u als tegenover onze collega’s van de Commissie en de Raad: zolang er geen passend budget wordt uitgetrokken voor onderwijs op Europees niveau, zal er nooit zoiets als een echt Europees burgerschap ontstaan en zal het voor de 25 landen net zo moeilijk blijven om het eens te worden over een gezamenlijk uit te voeren gemeenschappelijk politiek project. Dames en heren, ik reken dus op uw steun, zodat we een krachtig signaal kunnen afgeven aan de lidstaten om duidelijk te maken dat zij het onderwijs dringend zijn plaats in het middelpunt van de strategie van Lissabon moeten teruggeven. 3-179
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Bono verschijnt op een voor de strategie van Lissabon cruciaal moment. Het proces is in volle gang en de rol van onderwijs en opleiding bij de tenuitvoerlegging van de strategie krijgt steeds meer aandacht en steun. Ik ben blij dat die steun ook in dit verslag en in dit Parlement tot uiting komt, met name gezien het standpunt van het Parlement over de plaats die in de financiële vooruitzichten voor het onderwijs moet worden ingeruimd. Naar mijn idee vormen intellect, kennis, vaardigheden en creativiteit van onze burgers de grootste activa van Europa. Ik wil speciaal de heer Bono bedanken voor het uitstekende werk dat hij heeft verricht. De ideeën die in dit verslag zijn ontwikkeld, zullen de Commissie goed van pas komen. Zoals u terecht heeft opgemerkt, is onderwijs de hoeksteen van het proces van Lissabon. Zonder een toename in efficiënte investeringen in het menselijk potentieel via onderwijs en opleiding, kan er geen sprake zijn van een significante toename van de groei, innovatie, werkgelegenheid en sociale cohesie in de Unie. Dankzij uw verslag kunnen wij deze centrale boodschap veel beter aan de beleidsmakers overbrengen. Met het oog op het welslagen van de strategie van Lissabon wordt in het verslag het grote strategische belang van een aantal gebieden onderstreept. Staat u mij toe om op slechts drie van die gebieden nader in te gaan, gebieden waarop naar ons idee in de nabije toekomst aanzienlijke vooruitgang geboekt dient te worden.
12/10/2005 Ten eerste hebben de lidstaten met betrekking tot de strategieën voor levenslang leren de verplichting op zich genomen om de ontwikkeling van die strategieën uiterlijk in 2006 te voltooien. Wij zullen de nationale ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend in de gaten blijven houden. Het aantal landen dat nationale strategieën opstelt, neemt gestaag toe, maar de tenuitvoerlegging ervan blijft in Europa nog steeds de grootste uitdaging vormen. Ten tweede stellen wij het zeer op prijs dat in het verslag zoveel nadruk wordt gelegd op de behoeften van kansarme mensen, met als doelgroepen onder meer jonge mensen - hetgeen overigens tegenwoordig ook vereist is uit hoofde van het Europees pact voor de jeugd - en werkzoekenden. Ik ben met name bezorgd over het gebrek aan vooruitgang ten opzichte van de indicatoren van de Unie die het meest verband houden met sociale insluiting. Als er geen ingrijpende maatregelen worden genomen met betrekking tot voortijdige schoolverlaters, voltooiing van het voortgezet onderwijs en verwerving van de benodigde essentiële vaardigheden, wordt een groter percentage van de volgende generatie met sociale uitsluiting geconfronteerd, hetgeen een zeer nadelige uitwerking zal hebben op henzelf, de economie en de samenleving. De Commissie is voornemens om een ontwerpaanbeveling aan te nemen over de essentiële vaardigheden voor levenslang leren. Wij hopen hiermee een cruciale bijdrage te leveren aan de noodzakelijke hervormingen op dit belangrijke gebied. Ten derde wil ik het hebben over het verbeteren van de governance. De grootste uitdaging om levenslang leren ook realiteit te laten worden, is waarschijnlijk het uitvoeren van de benodigde hervormingen van de governance-methoden binnen de verschillende systemen. Die governance dient coherent en gecoördineerd te zijn, en hiervoor is niet alleen synergie tussen de relevantie ministeries vereist, maar ook een intensieve sociale dialoog en een verhoogd bewustzijn bij en een actieve betrokkenheid van andere belangrijke betrokken partijen. Wij zijn van plan om op deze gebieden aanzienlijke vooruitgang te bewerkstelligen door middel van wederzijdse leeractiviteiten, waarbij lidstaten elkaar steunen bij de tenuitvoerlegging van de hervormingen door hun ervaringen met andere lidstaten uit te wisselen. Parallel hieraan wordt de ontwikkeling van een Europese ruimte van onderwijs en opleiding voortgezet. Op dit moment zijn wij bezig met de raadpleging inzake een voorstel voor het Europees kader voor kwalificaties. Wij hopen dat hiermee een zeer concrete bijdrage wordt geleverd aan een grotere mobiliteit van studenten, stagiaires en werknemers. Ik bedank het Parlement voor zijn niet-aflatende steun, met name met betrekking tot de prioriteit die het aan onderwijs en opleiding heeft gegeven in het kader van de discussies over de financiële vooruitzichten. 3-180
12/10/2005 Christopher Beazley, namens de PPE-DE-Fractie. (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het punt van orde waarover ik eerder het woord heb gevoerd, heb ik publiekelijk de aandacht gevestigd op het feit dat het voorzitterschap van de Raad niet aanwezig is en dat kan wellicht een enigszins onbeleefde indruk maken. De Engelse titel van het verslag van de heer Bono luidt "Education as the cornerstone of the Lisbon process". In het Engels zou ik er de voorkeur aan geven om "corner" te vervangen door "key". Een "keystone" (sluitsteen) van een boog is het centrale onderdeel. Als die sluitsteen verzwakt of uit de boog valt, verdwijnt de hele structuur. Een hoeksteen is de steen in de hoek. 3-181
(FR) Mijnheer Bono, u sprak in het Frans en u gebruikte de uitdrukking "au coeur du processus de Lisbonne". Keystone en au coeur betekenen hetzelfde. 3-182
(EN) Geachte commissaris Figel’, met de voor u gebruikelijke wellevendheid heeft u de correcte zienswijze van de Commissie vertolkt dat onderwijs au coeur zou moeten zijn, de keystone dus. Mijn regering is hier niet aanwezig. Ik heb niet zoveel problemen met mijn regering – onze premier heeft hier een prachtige redevoering gehouden. Wel heb ik een klein politiek probleem, namelijk dat hij niet bij mijn partij zit. Maar ook als mijn partij in de regering zou zitten, zou ik mijn partij en mijn regering net zo bekritiseren als mijn tegenstanders, omdat zij onderwijs nooit serieus nemen. We laten onze jeugd in de steek, we laten het afweten omdat we denken te weten hoe we moeten lesgeven. Veel leden van onze commissie zijn leraar geweest in het begin van hun loopbaan. Leraren weten veel van lesgeven, regeringen weten niets van onderwijs. Regeringen weten niets van het scheppen van werkgelegenheid. Werkgevers scheppen werkgelegenheid, niet de regeringen. Regeringen belemmeren het scheppen van werkgelegenheid en belemmeren de leraren in hun werk. Ik noem kort één voorbeeld: Britse docenten die in Engeland zijn opgeleid kunnen in Frankrijk of Italië niet aan de slag, omdat de onderwijsautoriteiten aldaar hun diploma’s niet erkennen; de reden daarvoor is dat die zijn behaald in een andere lidstaat. Mijn tijd zit er zowat op, dus sluit ik af met de oproep hier iets aan te doen. Een leraar in Engeland moet wanneer hij dat wil ook kunnen werken in Frankrijk, Italië of Litouwen. De volgende keer dat ik de kans krijg om met het Britse voorzitterschap te spreken, zal ik deze discussie voortzetten. Ik wil u allen echter oproepen het verslag-Bono te steunen. Mijn fractie zal dit doen. 3-183
Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verslag van de heer Bono is uitstekend en in de twee minuten die mij ter beschikking staan, wil ik daarover een paar korte opmerkingen maken. Op veel gebieden is de ontwikkeling in de nieuwe lidstaten minder ver gevorderd dan in de oudere lidstaten, maar dat geldt niet voor het onderwijs. Ondanks de
57 ideologische beperkingen is het Hongaarse onderwijssysteem na de Tweede Wereldoorlog behoorlijk succesvol geweest. Er was nauwelijks sprake van sociale discriminatie: kinderen uit verschillende sociale milieus gingen naar dezelfde scholen en bijlessen waren gratis of in ieder geval heel goedkoop. Als wij een niet-discriminerende toegang tot onderwijs van goede kwaliteit willen, hebben wij meer algemene normen nodig en minder uitzonderingen in het onderwijs. Het onderwijs in vreemde talen als onderdeel van het totale onderwijsprogramma dient bijvoorbeeld uit de begroting betaald te worden en niet door de ouders zelf. Een niet-discriminerende toegang houdt in dat de lidstaten gelijke kansen bieden aan kinderen uit de lagere sociale klassen en aan kinderen van etnische minderheden. In een aantal lidstaten, zoals Hongarije, maken de universiteiten gebruik van toelatingsexamens. In die landen moet via het algemene onderwijssysteem genoeg kennis verworven kunnen worden om deze examens te halen, want de speciale cursussen hiervoor zijn exclusief en duur voor kinderen uit de lagere sociale klassen, voor kinderen met alleenstaande ouders en voor kinderen van etnische minderheden. Daarnaast dient de samenwerking tussen universiteiten enerzijds en de industrie en haar onderzoekscentra anderzijds een vaste basis te hebben en intensief van aard te zijn. Daarbij gaat het niet alleen om de ontwikkeling van onderwijsmateriaal, maar ook om het opleiden van docenten. Toevallig had ik vandaag een gesprek met een jonge Turkse deskundige van de Junior Chamber International, die vandaag bij de PSE-Fractie op bezoek is. Zij vertelde mij over een proefproject dat door hen in samenwerking met de Europese Unie wordt uitgevoerd. Dankzij dit project hebben inmiddels al ongeveer duizend Turkse docenten nuttige informatie gekregen over ondernemerschap. Dergelijke projecten moeten dan ook door ons gestimuleerd worden. 3-184
Lena Ek, namens de ALDE-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, in het kader van het Lissabon-proces heb ik namens de ALDE-Fractie onderhandeld over de door het Parlement aangenomen resolutie. Op grond daarvan kunnen we wel eerlijk zijn en constateren dat het resultaat halverwege de looptijd van de Lissabonstrategie rampzalig is. Slechts zeer weinige van de vastgestelde streefcijfers zijn werkelijk bereikt. Om het doel te bereiken hebben we nog slechts de helft van de tijd over, maar in feite hebben we twee keer zoveel werk te doen. Terwijl wij hier zitten na te denken over de vraag waarom we achterop raken bij de Verenigde Staten, zitten ze in de Verenigde Staten na te denken over de vraag waarom de groei in China dubbel zo groot is als in de VS. Ik vind dat de rapporteur een zeer goed verslag heeft opgesteld, maar eerlijk gezegd is het nog veel te vriendelijk. We hebben ingestemd met het voorstel van de Commissie en we zijn ermee akkoord gegaan het hele
58 proces te baseren op de gedachte dat Europa zich tot een kenniseconomie moet ontwikkelen, maar daarvoor is nodig dat men zeer harde besluiten neemt en ook dat men de ambities in de begrotingsdiscussies waarmaakt. Wat we nu zien, is dat de Commissievoorstellen die door alle grote fracties van het Europees Parlement gesteund zijn, totaal niet worden gesteund door de Raad. De thans gevoerde discussies over de financiële vooruitzichten zijn ronduit pijnlijk, want de onderhavige voorstellen zouden de middelen voor onderzoek niet verhogen ten opzichte van het huidige niveau, maar ze integendeel verlagen met meer dan 40 procent. Hetzelfde geldt voor de voorstellen over het onderwijs in de EU. In het debat is de kwestie van levenslang leren genoemd. Dat is uiteraard een uiterst belangrijke basis om alle burgers te kunnen laten deelnemen aan de kenniseconomie. Daarom verzoek ik de Commissie om uiteen te zetten waarom er begrotingsposten zijn met ongelooflijk grote bedragen voor levenslang leren die niet gebruikt worden, die geblokkeerd zijn en waar niemand een beroep op kan doen, en waar niemand bij komt voordat deze begrotingsperiode voorbij is. Ik vraag me ook af of het in dit verband niet heel belangrijk is om de hele administratie te verbeteren. Volgens mij komt namelijk heel veel op de lidstaten neer. Wat het verslag zelf betreft, heb ik een vraag over het taalonderwijs. Taalonderwijs is natuurlijk heel belangrijk, maar waarom zou men zich concentreren op de taal van de buurlanden? Studenten moeten natuurlijk vrij zijn om te kiezen welke talen ze willen studeren. Dat is niet iets dat de Commissie en Brussel moeten sturen.
12/10/2005 Hij antwoordde dat dit allebei grote problemen zijn. Veel gediplomeerde schoolverlaters zouden zonder werk zitten of jarenlang op universiteiten worden ‘geparkeerd’. En praktijkmensen, mensen die hun brood met hun handen verdienen, zouden in zijn regio moeilijk te vinden zijn. Uit dit voorbeeld blijkt dat in veel delen van Europa een verkeerd onderwijsbeleid wordt gevoerd. Beroepsopleidingen worden veelal ernstig verwaarloosd, met als gevolg dat er enerzijds veel jonge mensen zonder werk zitten, terwijl er anderzijds een groot tekort aan vakmensen bestaat. Het tweede punt is de mobiliteit. Er wordt over geklaagd dat slechts 1,5 procent van de werknemers in Europa in een EU-lidstaat woont die niet het eigen land is. Het zou goed zijn om een gebruik dat al in de Middeleeuwen bestond nieuw leven in te blazen, namelijk enkele jaren rondtrekken en stage lopen om een vak te leren. Dat is een manier van opleiden die heel nuttig is. De Europese scholieren en studenten hebben veel baat gehad bij de impulsen van Socrates en Erasmus. Bij stagiaires en jongeren die een beroepsopleiding volgen, jonge ambachtslieden en mensen die een praktijkopleiding doen, moet er nog veel gebeuren om ze in beweging te krijgen. Als we echter zien hoe slordig en halfhartig de Commissie zichzelf heeft voorbereid op 2006, het Europees jaar van de mobiliteit, en als we zien hoeveel moeite het de Begrotingscommissie de afgelopen dagen heeft gekost en hoe lastig het is geweest om een magere 4 miljoen euro voor dit speciale initiatief los te krijgen, dan is het duidelijk dat er iets niet klopt. Helaas is er geen echt initiatief in zicht. 3-186
Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, dit verslag zit vol goede suggesties, en ik hoop dat er daarvan zoveel mogelijk ten uitvoer worden gelegd. Ik wil er slechts twee punten uitlichten: beroepsopleiding en mobiliteit.
Jiří Maštálka, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, dit verslag beschouwt onderwijs als de hoeksteen van de strategie van Lissabon. Het geeft een overzicht van een hele reeks problemen waar we nu mee te kampen hebben, en ik geloof dat dit de juiste aanpak is. Ik moet echter wel bezwaar maken tegen dit verslag zoals het er nu uitziet. Onderwijs wordt namelijk gepresenteerd als niets meer dan een instrument om economische groei te bewerkstelligen. Over het belang van onderwijs voor zelfontplooiing wordt met geen woord gerept. Toch heeft dat laatste aspect van onderwijs al lang geleden erkenning gekregen, en wel dankzij Jan Ámos Komenský, ofwel Comenius, pedagoog aller landen. Als we dit aspect even buiten beschouwing laten, ben ik het eens met de stelling dat onderwijs onze prioriteit dient te zijn, zeker als het gaat om de in punt 17 bedoelde financiering.
Laat mij beginnen met het onderwerp beroepsopleiding, aan de hand van een korte anekdote. Ik hoorde een Italiaanse beleidsmaker op onderwijsterrein opscheppen over het feit dat er in zijn regio meer scholieren met een diploma van school komen dan in alle andere regio’s. Daarop stelde ik hem twee vragen. De eerste vraag was wat al die mensen met hun papiertje doen, en de tweede vraag was of het lastig is om bijvoorbeeld een ambachtsman te vinden als er thuis een leiding kapot is.
Ik wil ook graag wijzen op de moeilijkheden die jongeren ondervinden. Ze hebben vaak wel de mogelijkheid om een opleiding te volgen, maar dan blijkt dat ze hun weg binnen het onderwijs niet kunnen vinden, dat er geen geschikte carrièremogelijkheden zijn, of dat de opleiding die ze genoten hebben niet altijd overal erkend wordt. We moeten de aandacht overigens niet alleen tot jongeren beperken; we zullen ook voor andere leeftijdsgroepen een andere benadering moeten
Ten slotte: onze fractie zal dit verslag steunen. Wij vinden dat de rapporteur zeer goed werk heeft verricht, maar wij eisen wel veel hardere maatregelen. Wij eisen niet alleen dat het Parlement zijn doelen realiseert, maar ook dat de Commissie dat doet en dat zij geld vrijmaakt voor levenslang leren, zodat men dat kan aanvragen, en tevens dat de Raad antwoord geeft op de vraag waarom men het enerzijds heeft over een kenniseconomie en daar anderzijds niet de noodzakelijke middelen voor toekent. 3-185
12/10/2005 vinden. Ik geloof dat onderwijs levenslang moet zijn – en dat is niet alleen een recht, maar ook een plicht en een vereiste. 3-187
Thomas Wise, namens de IND/DEM-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in dit verslag wordt opgeroepen om meer in onderwijs te investeren ter verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon. Dit zou zelfs een weerspiegeling kunnen zijn van een oproep die mijn minister-president, Tony Blair, in 1997 in zijn campagne voor de algemene verkiezingen introduceerde met de mantra "onderwijs, onderwijs, onderwijs". Besluiten over onderwijs dienen echter door de lidstaten te worden genomen. Onderwijs behoort absoluut niet tot de bevoegdheden van de EU, hoezeer zij dat ook zou willen. Het gebrek aan realiteitszin in het verslag komt nadrukkelijk tot uiting in de doelstelling het aantal gediplomeerden in wetenschappelijke beroepen in de EU tussen nu en 2010 met 15 procent te laten stijgen. Dit is geen haalbaar streven, omdat jonge wetenschappers na hun afstuderen steeds vaker emigreren, voornamelijk naar de Verenigde Staten. Uit een eigen actuele enquête van de Commissie blijkt dat al 400 000 Europese afgestudeerden in de wetenschap en technologie zijn geëmigreerd om werk te zoeken. Hoe komt dat? Het antwoord is verbazingwekkend eenvoudig: oeverloze communautaire wet- en regelgeving en bureaucratische rompslomp smoren ieder initiatief van innovatieve bedrijven in de kiem, die daardoor geen andere keuze hebben dan de activiteiten te verplaatsen of de deuren te sluiten. In dit verband dient het verslag ook gezien te worden als een bewijs dat het niet uitmaakt hoeveel er in de lidstaten in onderwijs en opleiding wordt geïnvesteerd als bedrijven en industrieën zich vervolgens ergens anders gaan vestigen vanwege de verstikkende regelgeving; in dergelijke gevallen leveren die investeringen namelijk geen rendement op. In het verslag wordt eraan voorbijgegaan dat de doelstellingen van Lissabon in het tempo waarmee nu vooruitgang wordt geboekt, niet verwezenlijkt zullen worden. Pogingen om dit fiasco te voorkomen, zelfs als daarvoor nog meer misleiding van de kant van de EU aangewend wordt, zijn gedoemd te mislukken. Ik heb het al eerder gezegd: als de EU het antwoord is, moet de vraag wel erg stom geweest zijn. Om dat te begrijpen, hoef je niet gediplomeerd te zijn. 3-188
Irena Belohorská (NI). – (SK) Rapporteur Bono heeft volkomen terecht gesteld dat onderwijs een van de belangrijkste voorwaarden is om Europa tegen 2010 tot de meest dynamische economie ter wereld te maken. Ik kan met genoegen melden dat wij in Slowakije die voorwaarde ter harte nemen, en ik ben zeer verheugd dat dit onderwerp onder de bevoegdheid van een commissaris uit Slowakije valt.
59 De onderwijsniveaus in ons land behoren tot de hoogste in de Europese Unie. In het voortgezet onderwijs moeten onze leerlingen al verplicht twee vreemde talen leren, en de meeste universitaire studieprogramma’s duren vijf jaar. Bachelorprogramma's van drie jaar zijn slechts bij enkele studies mogelijk. Sinds de toetreding van de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie hebben veel Slowaakse studenten gebruikgemaakt van de mogelijkheden die worden geboden door het vrije verkeer en een deel van hun opleiding in het buitenland gevolgd, in het kader van het Erasmus-programma of in de vorm van postdoctorale studies. Onze studenten werden en worden daarbij wel geconfronteerd met een bijzonder probleem op het vlak van het vrije verkeer van personen. Vanwege de aanzienlijk hogere kosten van levensonderhoud in het buitenland moeten de meeste studenten die tijdelijk in het buitenland verblijven, een baan nemen. Om te kunnen werken hebben zij - behalve in Ierland en het Verenigd Koninkrijk - een werkvisum nodig, aangezien de meeste landen voor ons land een overgangsperiode hebben ingesteld die het vrije verkeer van werknemers belet. In veel gevallen is het aantal werkuren op grond van de visa beperkt tot twintig uur per week, soms zelfs nog minder. Deze restricties frustreren het vrije verkeer van studenten. Het collegegeld bedraagt in sommige gevallen meer dan duizend euro. Gezien de zwakkere economieën van de nieuwe lidstaten zou het onze studenten moeten worden toegestaan om tegelijkertijd te studeren en te werken, en we moeten derhalve proberen om de administratieve belemmeringen voor het verlenen van werk- of studentenvisa weg te nemen. 3-189
Nina Škottová (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik denk niet dat er in dit Parlement iemand is die zich verzet tegen dit initiatief om binnen de context van de Lissabon-strategie het onderwijs in Europa te bevorderen. De maatschappij heeft op allerlei vlakken baat bij meer en beter onderwijs. De strategie van Lissabon is bedoeld om een dynamisch en concurrerende economie te creëren en we gaan ervan uit dat onderwijs een hoeksteen van deze strategie is. Ik had daarom verwacht dat dit verslag tenminste een reeks tussentijdse doelstellingen zou bevatten, alsook een strategisch kader voor hetgeen we op weg daarheen zouden moeten verwezenlijken. Anders gezegd: ik had verwacht dat dit verslag een duidelijker structuur zou hebben. Ik vind het heel goed dat de rapporteur "de cruciale rol van de universiteiten benadrukt" – maar dat gebeurt pas in punt 21, het één na laatste punt voor het verzoek aan de Voorzitter deze resolutie door te sturen. De aanbeveling dat "hun belang [dat van de universiteiten] versterkt wordt door meer synergie tussen het Europees hoger onderwijs, de Europese onderzoeksruimte, het Europees levenslang leren en de productieve sector" is zo belangrijk dat ze op zich reeds als een strategische prioriteit beschouwd kan worden. Ik kan in de spreektijd
60 die me gegund is geen aandacht besteden aan alle details van deze synergie, die uiteindelijk zou kunnen leiden tot modernere universiteiten en aldus tot beter onderwijs. Ik wil over een paar punten echter graag iets meer zeggen. We weten allemaal dat via onderzoek geldt in kennis wordt omgezet, en dat innovatie kennis in geld transformeert. Het zonder enig vooropgezet plan verhogen van de financiële steun aan universiteiten zal echter niet de verlangde verandering teweeg brengen. Om innovatie te bevorderen moeten we een structureel andere aanpak volgen en de Europese Unie moet al het mogelijke ondernemen om de universiteiten daarbij te betrekken. Economisch onderzoek heeft uitgewezen dat samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen, beschikbaarheid van kapitaal voor innovatie en ontwikkeling, en bevordering van partnerschappen tussen de particuliere en de openbare sector een enorme bijdrage kunnen leveren tot het verwezenlijken van het potentieel dat een land op het gebied van innovatie in zich draagt. Er zijn dus voldoende mogelijkheden voor de EU om middelen op een zinvolle en doeltreffende manier in te zetten. We kunnen zo een rol vervullen als instigator en katalysator voor innovatie. Bij de toewijzing van fondsen moet de kwaliteit van projecten als doorslaggevende factor gelden – dat is veel belangrijker dan het voldoen aan allerhande gecompliceerde officiële vereisten. Projecten moeten voldoen aan de wettelijke vereisten, maar ze moeten vooral ongecompliceerd, flexibel en transparant zijn. Dat is van cruciaal belang voor het snel op gang brengen van de modernisering van de universiteiten. 3-190
Marios Matsakis (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in de strategie van Lissabon staat dat de Unie tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld moet uitgroeien. Om deze doelstelling te verwezenlijken, dient een verregaande verandering van het onderwijs in gang te worden gezet. Het is niet verbazingwekkend dat veel beleidsmakers in onze steeds materialistischere en puur op economische overwegingen gebaseerde samenlevingen een verkeerde conclusie getrokken hebben. Zij gaan er namelijk van uit dat die verandering van het onderwijs voornamelijk betekent dat er op grote schaal kwalitatief hoogwaardige economen, wetenschappers en andere beroepsbeoefenaren afgeleverd dienen te worden. Op basis van die gedachte hebben zij dan ook de meeste prioriteit gegeven aan de verwezenlijking van die doelstelling. Ik vind dat een volkomen verkeerd uitgangspunt en ik ben blij dat de heer Bono het in zijn uitstekende verslag ook hiermee eens is. Niet elk kind in onze scholen zal zich tot een Einstein ontwikkelen; niemand van ons zou ook willen leven in een wereld vol met Einsteins. Wij hebben ongetwijfeld een aantal ambitieuze, superintelligente academici nodig en wij moeten hun ook alle gelegenheid bieden om hun
12/10/2005 talenten zoveel mogelijk te ontplooien. In een humanistische, zorgzame samenleving hebben wij echter ook de minder briljante mensen en degenen die minder goed presteren nodig. Wij moeten daarom met eenzelfde enthousiasme en inzet ook aan hun behoeften tegemoetkomen. Helaas zijn veel van onze veelbesproken onderwijssystemen nog steeds niet in staat om in te spelen op de behoeften van kinderen die extra hulp nodig hebben. Die systemen zijn niet in staat om tegemoet te komen aan de speciale behoeften van gehandicapte kinderen of van kinderen met leerproblemen, zoals dyslexie, waarvan ongeveer 10 procent van onze scholieren en studenten last heeft. Zij zijn ook niet in staat om tegemoet te komen aan de speciale behoeften van kinderen met een problematische sociaal-economische achtergrond of van kinderen uit een verstoord milieu. Het is dan ook niet verrassend - maar wel redelijk zorgwekkend - dat volgens een UNESCO-rapport meer dan twee miljoen Britten, mijnheer Beazley, in het midden van de jaren negentig volledig analfabeet waren. En dat in een land dat bekend staat om de hoge standaard van zijn onderwijssysteem. Naar mijn mening is het verslag van de heer Bono uitstekend en verdient het onze steun. Het spijt mij dat ik niet voldoende tijd heb om af te ronden. 3-191
Athanasios Pafilis (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de koppeling van het onderwijs aan de strategie van Lissabon heeft tot doel het geïntegreerd onderwijs te vervangen door onsamenhangende en onwetenschappelijke kennis, kennis die enkel bepaald wordt door de behoeften van de markt op zeker moment. Daardoor wordt het karakter van het onderwijs aangetast en het onderwijs tot ordinaire handelswaar gemaakt. Levenslang leren heeft tot doel ervoor te zorgen dat aan de vereisten van de grote bedrijven wordt voldaan. Die bedrijven hebben baat bij soepele arbeidstijden en bij werknemers die hun leven lang halfgeletterd blijven en aangewezen zijn op herscholing om steeds weer nieuwe winsten te kunnen bieden. Het pad wordt geëffend voor de invasie van het bedrijfsleven in het onderwijs en het onderzoek. Dat leidt tot volledig privatisering van het onderwijs en zal het algemene opleidingsniveau van werknemers drastisch doen dalen. Het doel is onderwijs en diploma’s geheel los te koppelen van werk en meer mogelijkheden te bieden om werknemers monddood te maken en controle op hun geweten uit te oefenen. U wilt goedkope, gedweeë werknemers die hoge winsten produceren. Dat is uw strategie. Echte democratisering van het onderwijs betekent niet dat alle jongeren toegang moeten hebben tot herscholing en tot onsamenhangende kennis, maar dat er een enkel, openbaar en gratis onderwijssysteem is waaraan
12/10/2005 iedereen tot zijn achttiende jaar deelneemt en dat garant staat voor een uitgebreide kennisbasis. Doel van onderwijs is mensen te vormen en op te leiden, niet goedkope en gedweeë werknemers te produceren. 3-192
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, de samenleving ontwikkelt zich en daarom is het wenselijk dat de prioriteiten van het Europees jeugdbeleid op gezette tijden worden bijgesteld. De goedkeuring die de staatshoofden en regeringsleiders op 22 en 23 maart 2005 hebben gehecht aan het Europees pact voor de jeugd is een zeer belangrijke ontwikkeling op dit gebied. Voor het eerst worden namelijk gemeenschappelijke acties voorgesteld voor alle lidstaten op belangrijke gebieden van het Europees beleid, zoals werkgelegenheid en onderwijs. Dit pact is gericht op verbetering van onderwijs, opleiding, mobiliteit, integratie in het arbeidsproces en sociale integratie van jongeren in de Europese Unie. Daarom is dit een fundamentele voorwaarde om continue, duurzame ontwikkeling in Europa te verzekeren. Jongeren zijn immers de werknemers van morgen en de toekomstige bron voor onderzoekscapaciteiten, innovatie en ondernemerschap. Tegen deze achtergrond is het noodzakelijk dat het Europees pact voor de jeugd wordt uitgevoerd. Het pact is bindend voor de lidstaten, en dat betekent onder meer dat de lidstaten de Commissie op de hoogte dienen te stellen van de vorderingen die zij maken bij de uitvoering ervan, in het kader van de jaarverslagen die zij voor de Commissie moeten opstellen over de vooruitgang bij de nationale programma’s voor de onder de strategie van Lissabon vallende hervormingen. De lidstaten moeten eveneens rekening houden met het feit dat 17,9 procent van de werklozen jongeren van nog geen 25 jaar oud zijn. De kenniseconomie is bijgevolg de sleutel tot het welslagen van Lissabon. Er is nog een voorstel dat het bereiken van de doelstellingen van Lissabon zou vergemakkelijken, en dat is de convergentie van de onderwijssystemen van de 25 lidstaten. Daarmee zou men de kwaliteit van het Europees onderwijs kunnen waarborgen en de lidstaten in staat kunnen stellen meer samenhang in hun beleid te brengen, waardoor zij ook hun prestaties bij het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon kunnen verbeteren. Verder zijn ook vermindering van het aantal vroegtijdige schoolverlaters en verbreding van de toegang tot hoger onderwijs essentiële doelstellingen die tegen 2010 bereikt moeten zijn. Tot slot is meer kennis van vreemde talen voor jongeren een belangrijke vereiste voor de jongeren van Europa, waarmee ook een bijdrage wordt geleverd aan de totstandkoming van de kennismaatschappij. 3-193
61 Małgorzata Handzlik (PPE-DE). – (PL) Voorzitter, ik wil de rapporteur hartelijk danken voor dit interessante en gedetailleerde verslag over het onderwijs in Europa. Ik denk dat dit verslag de vele uitdagingen die Europa te wachten staan goed weerspiegelt. Ik ben het met de rapporteur eens dat onderwijs gericht moet zijn op de jeugd en op werkzoekenden, maar daarnaast mogen we de docenten niet vergeten. Die groep verdient meer aandacht. Onze jongeren groeien op in een wereld die wordt gekenmerkt door meedogenloze concurrentie. Deze wereld wordt geregeerd door geld en wie geen geld heeft valt ten prooi aan frustratie, wat leidt tot agressie en ziekte. Het aantal jeugddelinquenten neemt schrikbarend toe. Docenten kunnen een belangrijke rol vervullen. Zij moeten niet alleen over een ruime vakkennis beschikken, maar ook over een stevige psychologische training. Mede daarom vind ik dat de onderwijsprogramma’s van de Unie niet voorbij mogen gaan aan een zo belangrijk punt als een goede vorming van het onderwijspersoneel. Het tweede punt dat ik wil aansnijden is de kwaliteit van het hoger onderwijs. De vakken die we onze jongeren doceren zijn soms achterhaald. In veel landen heeft men in het onderwijs nog geen antwoord weten te vinden op de uitdaging van de globalisering, of van het internet of de hightechindustrie. Een vreemde taal leren is belangrijk, maar bij het doceren van een vreemde taal moet er ook aandacht zijn voor culturele en religieuze aspecten en voor verschillen in gewoonten. Alle talen moeten dezelfde kansen krijgen, zonder discriminatie. We moeten onze jeugd tolerantie bijbrengen voor mensen met een andere huidskleur, andere gebruiken of een andere godsdienst. Dat is essentieel in het kader van vredesopvoeding; niet voor niets staat er in de verklaring over de noodzaak te werken aan de totstandkoming van een cultuur van vrede: "Aangezien oorlogen hun oorsprong vinden in de menselijke geest, moeten ook de middelen om de vrede te dienen in de menselijke geest worden opgebouwd." En dat bereiken we alleen dankzij een goed onderwijssysteem dat gestoeld is op tolerantie, openheid, gelijkheid en kennis over anderen. In deze tijden zijn de scholen verantwoordelijk voor een groot deel van de opvoeding. Dus moeten we onze schoolboeken kritisch bekijken en alles wat kan aanzetten tot agressie en haat eruit schrappen. We moeten onze jeugd respect bijbrengen en haar leren met vreugde te geven en te delen. We moeten altruïsme en steun aan de zwakkeren onderwijzen. Die elementaire waarden moeten de basis vormen van het onderwijs in de scholen van de eenentwintigste eeuw. 3-194
Tomáš Zatloukal (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik ben ervan overtuigd dat de meeste leden van dit Parlement een uitzonderlijk belang hechten aan het onderwerp dat we nu bespreken. Als we de doelstellingen van de Lissabon-strategie – duurzame groei van een op kennis gebaseerde economie, meer en betere banen en gelijke kansen – willen verwezenlijken,
62 dan moeten we beslist aandacht hebben voor één van de factoren die daarbij van cruciaal belang zullen zijn: de menselijke hulpbronnen. Investeren in onderwijs is nooit weggegooid geld. Mijn beroepservaring heeft me geleerd dat je voor goed onderwijs eerst en vooral goede docenten nodig hebt. Om ervoor te zorgen dat zulke docenten de ontwikkelingen in een kennismaatschappij kunnen bijbenen, moeten ook zij de gelegenheid krijgen zich bij te scholen, en dan met name op het vlak van informatietechnologie. Levenslang leren is binnen het onderwijs van wezenlijk belang, en onderwijs is veel meer dan alleen maar scholen. Om de doelstellingen van de Lissabon-strategie te verwezenlijken zullen er nationale strategieën voor levenslang leren en beroepsonderwijs moeten worden opgesteld. Van belang is ook dat de hervormingen op nationaal vlak binnen een Europese context gestalte krijgen. Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar worden gesteld om te verzekeren dat aan al deze eisen kan worden voldaan. Ik sluit me daarom aan bij al degenen in de EU die erop aandringen dat er voldoende geld wordt gereserveerd om de kosten te dekken. Alle EU-lidstaten moeten ook na 2006 het recht houden een beroep te doen op het Europees Sociaal Fonds. Een vergelijking tussen de verschillende onderwijssystemen heeft veel verrassende inzichten opgeleverd. Het zou daarom heel nuttig zijn om – meer – indicatoren te ontwikkelen voor belangrijke onderwijsterreinen en terreinen waarvoor tot nu toe geen indicatoren bestonden, zoals, bijvoorbeeld, talen, informatie- en communicatietechnologie, de mate waarin investeringen vruchten afwerpen en volwassenenonderwijs. Op die wijze kunnen we een beoordeling uitvoeren van de prestaties en de ontwikkeling van de verschillende onderwijssystemen. Ik dank de rapporteur. 3-195
Laima Liucija Andrikienė, namens de PPE-DEFractie. – (LT) Voordat ik lid werd van het Europees Parlement, was ik docent en faculteitsdecaan aan een van de meest dynamische universiteiten van Litouwen, die is opgericht toen Litouwen zijn onafhankelijkheid herwon. Er is een bijzondere verantwoordelijkheid, een bijzondere taak op de schouders van de universiteiten van Litouwen en alle EU-lidstaten komen te rusten, aangezien we de strategie van Lissabon uitvoeren en streven naar een Europese Unie die een op kennis gebaseerde, economische unie is die zich dynamisch moet ontwikkelen. Willen de universiteiten binnen de EU hun taak vervullen en aan de verwachtingen van de burgers beantwoorden, dan moet het niveau van het onderwijs aan hogescholen en universiteiten omhoog en het onderzoek aan de universiteiten worden ontwikkeld. Een andere, even belangrijke taak is het verzorgen van educatie voor de samenleving, zodat deze is voorbereid op de uitdagingen van vandaag de dag. Europeanen leven in een gecompliceerde sociale en politieke wereld;
12/10/2005 ze willen hun eigen leven inrichten; ze moeten leven en werken in een klimaat van culturele, etnische en linguïstische verscheidenheid; en daarnaast wordt ook nog van hen verwacht dat ze actief deelnemen aan de samenleving en de besluitvorming. Onze samenlevingen en burgers moeten inzien dat de tijd voorbij is dat een universitair diploma voor je hele leven genoeg is. Levenslang leren moet een belangrijk uitgangspunt worden, en we moeten er samen naar streven om deze visie ingang te doen vinden door nationale programma’s uit te voeren met de actieve deelname van de lidstaten, en waar nodig met steun en bijdragen van de gemeenschappen. Een van de doelstellingen van levenslang leren is immers het vergroten van de werkgelegenheid. Bovendien houdt levenslang leren rechtstreeks verband met meer innovatie, economische modernisering en concurrentievermogen, hetgeen op zijn beurt weer leidt tot meer banen en kwalitatief beter werk. Om dit doel te bereiken moeten de middelen en methoden van onderwijs en leren worden veranderd en aangepast, en het is zeer belangrijk dat levenslang leren alomvattend wordt, of anders gesteld, dat formele en niet-formele leermethoden elkaar zodanig aanvullen en elkaar zodanig beïnvloeden op het vlak van kwaliteit, dat er gemeenschappen ontstaan met een hoog kennisniveau. Ik wil er ook op wijzen dat het bereiken van de Lissabon-doelstelling inzake levenslang leren in hoge mate afhangt van een gedegen en consistente financiering in dit verband, waarvoor de verantwoordelijkheid bij de gehele EU en de nationale overheden moet liggen. We moeten prioriteit toekennen aan deze doelstelling en toereikende middelen vinden in de nieuwe financiële vooruitzichten. 3-196
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank betuigen voor de vele interessante bijdragen en ideeën die tijdens het debat naar voren zijn gebracht. Of we onderwijs nu een hoeksteen of een centraal of hoofdthema noemen, duidelijk is dat het zonder beter en toegankelijker onderwijs en opleiding onmogelijk is om de juiste economische en sociale antwoorden te vinden in het kader van de strategie van Lissabon, of van de huidige problemen van Europa of de lidstaten van de Unie. Ik ben ervan overtuigd dat onderwijs niet alleen hier, maar – uiteraard – met name ook in het beleid van de lidstaten een centrale plaats moet innemen. Ik wil rechtstreeks ingaan op één opmerking over mobiliteit en het Europees jaar van de mobiliteit 2006. Naar mijn mening is de beste bijdrage aan een grotere mobiliteit het opheffen van het moratorium op het verkeer van werknemers, dat door veel oudere lidstaten aan nieuwe lidstaten is opgelegd; de datum 1 mei 2006, de dag waarop de eerste twee jaar na de toetreding zijn verstreken, lijkt mij een geschikt moment daarvoor. Ik zou ter afsluiting willen zeggen dat levenslang leren geen luxe of hobby is; het is een noodzaak als mensen hun capaciteiten, computerkennis, talenkennis en andere vaardigheden willen ontwikkelen. Hetzelfde geldt voor
12/10/2005 docenten, die hun leerlingen deze capaciteiten bijbrengen. Levenslang leren moet worden toegepast als uitgangspunt, beleid, strategie en programma. Enerzijds maken we ons zorgen over het feit dat er niet genoeg vooruitgang wordt geboekt bij het behalen van de resultaten waar we met de lidstaten afspraken over hebben gemaakt; anderzijds zijn er bemoedigende signalen dat deze resultaten wel behaald kúnnen worden. Bij het proces van Lissabon, de PISA-studies en de benchmarking worden ook goede resultaten behaald, hoewel ze gemiddeld genomen onvoldoende zijn. Ik wil hierbij aantekenen dat we het ons niet kunnen permitteren om af te glijden naar ‘middelmatigheid’; we moeten veeleer streven naar uitmuntendheid, en kijken naar de beste voorbeelden. Het is duidelijk dat Europese landen qua niveau van de wetenschap, vakbekwaamheden en taalvaardigheid onder de bevolking voorop kunnen lopen in de wereld, wat ook geldt voor de meeste van de belangrijke voorwaarden om de concurrentie met andere landen te kunnen aangaan. Het doel, en ook de oplossing, is: meer investeren in onderwijs en die investeringen beter richten. Bij efficiënter investeren gaat het om hervormingen en aanpassingen – essentiële, redelijke en tijdige verbeteringen. Bij meer investeren gaat het om de reële noodzaak om zowel de begrotingen van individuele landen (sommige geven een zeer goed voorbeeld) als die van de Unie te versterken. Ik wil u bedanken voor deze manier van aanpak en uw steun wat de financiële kwesties betreft. Ik zie uit naar het ontwikkelen van deze vormen van beleid en samenwerking ten behoeve van het onderwijs in Europa. 3-197
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 11.00 uur plaats. 3-198
Europese samenwerking inzake kwaliteitsborging in het hoger onderwijs 3-199
De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A60261/2005) van Ljudmila Novak, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over het voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over verdere Europese samenwerking op het gebied van de kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (COM(2004)0642 – C6-0142/2004 – 2004/0239(COD)).
63 kwaliteitsborging in het hoger onderwijs. Dit voorstel is gebaseerd op de resultaten die zijn behaald in het kader van de aanbeveling van de Raad van 1998; wij gaan dus eigenlijk gewoon door met het verwezenlijken van de doelstellingen zoals die door de lidstaten zijn overeengekomen. De belangrijkste doelstelling van het voorstel is het vergemakkelijken van de wederzijdse erkenning van de beoordelingen van kwaliteitsborging in de Europese Unie met het oog op een eenvoudige erkenning van kwalificaties en een grotere mobiliteit van burgers. Hierdoor zullen burgers zich met hun rechten en capaciteiten vrijelijk door de Unie kunnen bewegen, en niet alleen als toerist. Het voorstel van de Commissie is onderwerp van veel vruchtbare debatten geweest in de Ecosoc, in het Onderwijscomité van de Raad en in de Commissie cultuur en onderwijs van dit Parlement. De discussies tussen het Britse voorzitterschap, het Parlement en de Commissie hebben tot een pakket compromisamendementen geleid dat onderwerp is van het huidige debat en van de stemming later in deze vergaderperiode. De Commissie kan alle amendementen die in de compromistekst worden voorgesteld, overnemen. Staat u mij toe om nu nader in te gaan op de belangrijkste amendementen en het bijbehorende standpunt van de Commissie. Wij zijn verheugd over de nieuwe overweging waarin wordt verwezen naar het communiqué van Bergen. Hierdoor wordt naar ons idee de coherentie bevorderd tussen de kwaliteitsactiviteiten van de EU en die in het kader van het Bologna-proces. Dat is in ons gemeenschappelijk belang, gezien het feit dat de lidstaten van de EU ook hun handtekening onder Bologna hebben gezet. Op dit moment nemen overigens 45 landen deel aan het Bologna-proces. Wat aanbeveling B betreft, over betrokkenheid van de hoger-onderwijsgemeenschap, verscheidenheid en innovatie, zijn wij verheugd dat voorgesteld word om de hoger-onderwijsgemeenschap te betrekken bij de verdere ontwikkeling van kwaliteitsnormen en -richtlijnen. Wij zijn eveneens verheugd over de verwijzing naar de noodzaak om de diversiteit en innovatie te beschermen en te stimuleren.
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, kwaliteit moet inderdaad het fundament onder deze strategie zijn als wij daadwerkelijk iets willen bereiken en ik ben dan ook blij dat wij nu opnieuw de gelegenheid hebben om over onderwijs en kwaliteit te debatteren.
Wat aanbeveling C betreft en punt 1 van de bijlage over het Europees register, wordt in de amendementen de rol van de nationale autoriteiten benadrukt bij het opzetten van een Europees register van organisaties voor kwaliteitsborging. Daardoor onderstrepen die amendementen de verantwoordelijkheid die de nationale autoriteiten hebben voor de systemen voor kwaliteitsborging in hun eigen land.
Precies één jaar geleden, op 12 oktober 2004, heeft de Commissie een voorstel voor een aanbeveling van de Raad en het Parlement goedgekeurd over verdere Europese samenwerking op het gebied van de
Aanbeveling D gaat over de keuze van organisaties voor kwaliteitsborging door instellingen voor hoger onderwijs. De lidstaten worden in deze aanbeveling
3-200
64 opgeroepen om die instellingen de mogelijkheid te bieden zelf een in het register opgenomen organisatie te kiezen die aan hun behoeften en profiel voldoet. Voor deze keuzevrijheid is wel de toestemming van de nationale autoriteiten vereist. Ik ben verheugd dat het beginsel van de keuzevrijheid in de tekst gehandhaafd is, aangezien het een belangrijk beginsel is. Aanbeveling E over de goedkeuring en financiering van instellingen voor hoger onderwijs is geschrapt. Daar is het vergroten van de internationale reputatie voor in de plaats gekomen. Dat vind ik een goede zaak. Naar ons idee sluit het schrappen van die goedkeuring en financiering in de tekst niet uit dat de nationale autoriteiten buitenlandse kwaliteitsbeoordelingen als basis kunnen gebruiken voor hun besluiten over de goedkeuring en financiering. De compromistekst ondersteunt de belangrijkste strekking van het voorstel van de Commissie. De Commissie kan de amendementen dan ook overnemen. Door de tenuitvoerlegging van de aanbeveling zal de kwaliteitsborging in Europa coherenter en effectiever worden. Daarom hoop ik dat de aanbeveling al tijdens de eerste lezing aangenomen zal worden. Ik wil ook graag de aandacht vestigen op het buitengewone werk dat mevrouw Novak, in samenwerking met de Commissie en de Raad, heeft verricht. Dankzij die inspanningen ligt hier vandaag een uitstekend resultaat op tafel. 3-201
Ljudmila Novak (PPE-DE), rapporteur. – (SL) Dit verslag is geboren uit de noodzaak om de Europese samenwerking op het gebied van het hoger onderwijs te verbeteren, met name op het terrein van de kwaliteitsverbetering. Het hoger onderwijs moet transparanter worden en, belangrijker nog dan transparanter, vertrouwenwekkender in de ogen van studenten en burgers in Europa en mensen uit andere werelddelen. In het verslag wordt opgeroepen tot het vaststellen van gemeenschappelijke grondslagen voor een intern kwaliteitsborgingssysteem en externe evaluaties op basis van gemeenschappelijke richtsnoeren en criteria. Op deze manier willen we alle instellingen voor hoger onderwijs aanmoedigen om stringente interne kwaliteitsborgingsmechanismen te ontwikkelen en gevolg te geven aan de resultaten van alle evaluaties met het oog op verdere verbetering. Even belangrijk is het dat de resultaten van de evaluaties toegankelijk worden gemaakt voor het publiek. De door het Europese netwerk voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs voorgestelde standaarden en richtsnoeren zijn al goedgekeurd – en wel tijdens de vergadering van de ministers voor hoger onderwijs, die op 19 en 20 mei 2005 in Bergen werd gehouden in het kader van het Bologna-proces. Deze gemeenschappelijke algemene standaarden en richtsnoeren mogen andere ontwikkelingen echter niet in
12/10/2005 de weg staan, en we moeten verscheidenheid en innovatie onder instellingen voor hoger onderwijs aanmoedigen. De ministers stonden ook positief tegenover het voorstel om een Europees register van organisaties voor kwaliteitsborging op te zetten, en ze hebben de bevoegde instanties verzocht de praktische aspecten voor de invoering ervan verder uit te werken. In ons verslag wordt tevens benadrukt dat de activiteiten van de Europese Unie op het gebied van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs, om discrepanties te voorkomen, ontwikkeld moeten worden in overeenstemming met het Bologna-proces, waarbij 45 Europese landen zijn betrokken. Naarmate het proces voortschrijdt, zal er een Europees register van betrouwbare organisaties voor kwaliteitsborging moeten komen, en zullen ook de criteria en regels voor de werkwijze van die organisaties opgesteld moeten worden. Voor een tot vergroting van hun internationale reputatie dienende evaluatie of aanvullende evaluatie die aan hun behoeften en profiel voldoet, zullen de instellingen voor hoger onderwijs een onafhankelijke keuze kunnen maken uit de organisaties in het register, overeenkomstig de nationale wetgeving of overeenkomsten met de bevoegde instanties. Ook is samenwerking tussen de organisaties wenselijk met het doel wederzijds vertrouwen te winnen en de wederzijdse erkenning van evaluaties te bewerkstelligen. Dit zal bijdragen tot de snellere erkenning van kwalificaties van mensen die in een ander land werken of studeren. Hoe meer de Europese Unie de onderwijskwaliteit op alle niveaus verbetert, hoe groter haar kansen zijn om in elk geval in de buurt te komen van de doelstellingen van de strategie van Lissabon. We mogen hier niet voorbijgaan aan het feit dat de mensen die in deze gemeenschap met elkaar verbonden zijn, veel van elkaar kunnen leren, mits wij uiteraard in staat zijn samen te werken en onze ervaringen en voorbeelden van goede praktijken op een goede manier uit te wisselen. Ik ben ervan overtuigd dat elk land specifieke positieve ervaringen en kennis heeft opgedaan, die met anderen gedeeld kunnen worden. In deze tijd van snelle ontwikkeling en economische concurrentie is onze samenwerking op het gebied van onderwijs en wetenschap des te dringender en des te harder nodig, als we gelijke tred willen houden met ontwikkelingen in andere werelddelen. Ik heb er vertrouwen in dat alle lidstaten en bevoegde instellingen dit verslag ter harte zullen nemen en zullen streven naar kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs, wat ongetwijfeld ook voor meer voldoening zal zorgen bij studenten, hoogleraren en onderzoekers en bij ons, burgers, terwijl tegelijkertijd de wederzijdse
12/10/2005 samenwerking en de economische groei in de Europese Unie worden bevorderd. 3-202
Tomáš Zatloukal, namens de PPE-DE-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, ik ben ervan overtuigd dat de meeste leden van dit Parlement het ermee eens zijn dat goed onderwijs, inzonderheid hoger en universitair onderwijs, één van de belangrijkste voorwaarden voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de Lissabon-strategie is. Het hoger onderwijs in Europa moet worden verbeterd – niet alleen om het transparanter te maken, maar ook om dit type onderwijs een betere reputatie te geven, zowel bij de Europese burgers als bij studenten en onderzoekers van buiten Europa. Het onderwijsniveau is bepalend voor het ontwikkelingsniveau en het vermogen om op een gemondialiseerde markt te concurreren – daar is bijna iedereen het wel over eens. Onderzoek is een fundamenteel aspect van technologische ontwikkeling, en het welvaartsniveau van een land is in sterke mate van die ontwikkeling afhankelijk. Universiteiten zijn centra voor geavanceerd onderzoek en daarbij aansluitend onderwijs, reden waarom zowel de universiteiten als de maatschappij als geheel gebaat zijn bij een beoordeling van dit soort instellingen. Om ervoor te zorgen dat het hoger onderwijs overal aan zo hoog mogelijke eisen voldoet, dient bij de beoordeling van de verschillende universiteiten gebruik te worden gemaakt van gemeenschappelijke normen en procedures, en die moeten op een uitgebreide reeks criteria zijn gebaseerd. Het is in het belang van de lidstaten dat ze kunnen vaststellen hoe hun universiteiten scoren bij een internationaal vergelijkend onderzoek. Het zijn immers de lidstaten die bepalen welke instellingen het recht hebben academische titels te verlenen, en het zijn – meestal – diezelfde lidstaten die de financiering verzorgen voor de studies die met deze titels worden afgesloten. De Raad heeft de lidstaten aanbevolen ten behoeve van het onderwijs en de accreditatie van instellingen organisaties voor kwaliteitsborging op te zetten. Deze organisaties zouden zelf ook regelmatig moeten worden beoordeeld om te garanderen dat ze onafhankelijk en ter zake kundig zijn. Op die wijze kunnen we er zeker van zijn dat hun beoordelingen betrouwbaar en boven elke twijfel verheven zijn. Ook degenen die rechtstreeks met de genoemde problemen te maken hebben – de studenten en het universiteitspersoneel – moeten in het gehele beoordelingssysteem worden betrokken. Met het oog op kwaliteitsborging op Europees niveau zal er een betrouwbare lijst of register moeten worden opgesteld van onafhankelijke en bonafide organisaties voor kwaliteitscontrole. Ter afsluiting wil ik graag de rapporteur, mevrouw Novak, bedanken. 3-203
VOORZITTER: MARIO MAURO Ondervoorzitter
65 3-204
Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, er is vandaag veel gezegd over Lissabon en het belang van onderwijs. Een van de doelstellingen van Lissabon is intensievere Europese samenwerking op het terrein van kwaliteitsborging in het hoger onderwijs. Er zijn verschillende criteria waarmee kwaliteit dient te worden gemeten. De criteria van de lidstaten zelf zijn net zo belangrijk als die van afzonderlijke universiteiten of als de criteria die van toepassing zijn op een internationaal niveau waarop het Europees hoger onderwijs concurreert met andere landen. Vandaar dat het van belang is om organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie op te zetten die – zoals we al hebben gehoord – de instellingen voor hoger onderwijs beoordelen, of om, voorzover dergelijke organisaties reeds bestaan, deze te verbeteren en een meer internationaal karakter te geven, waarna er een Europees register of een lijst van organisaties voor kwaliteitsborging dient te komen. Daaruit moeten instellingen voor hoger onderwijs dan een geschikte organisatie kunnen kiezen die de beoordeling uitvoert. Bij de beoordeling dient men zich te baseren op de normen en procedures waarover de ministers het in Bergen eens zijn geworden, al dienen deze niet te worden beschouwd als statische standaarden die nooit meer veranderd kunnen worden. Onderwijs is een levend en zich voortdurend ontwikkelend terrein; de vereisten dienen te worden aangepast aan veranderende tijden en nieuwe ontwikkelingen, en ik zou hieraan willen toevoegen dat samenwerking met de universitaire gemeenschap daarbij onontbeerlijk is. Van de organisaties wordt verwacht dat zij nauwe samenwerkingsverbanden aangaan met soortgelijke instellingen in andere lidstaten, en dat moeten zij ook daadwerkelijk doen. Als wij normen opstellen, dan zullen er uiteindelijk meer graden, diploma’s en opleidingstypen worden erkend, en daaraan is dringend behoefte in een gemeenschappelijke onderwijsruimte. Hoewel mobiliteit een kwaliteitscriterium is, kan het extreem negatieve uitwerkingen hebben als het aantal studenten uit een buurland schommelt tussen de 30 en 50 procent. Het gevolg is namelijk dat de binnenlandse studenten het nakijken hebben, zoals op dit moment in Oostenrijk het geval is. Ik weet dat de Oostenrijkse regering het op dit punt enigszins heeft laten afweten, maar ik verzoek u niettemin, mijnheer de commissaris, om de scherpe kantjes van deze conflictsituatie af te halen. Dat is van groot belang, met name ook voor het beeld dat de burgers hebben van de Europese Unie. 3-205
Rolandas Pavilionis, namens de UEN-Fractie. – (LT) Hoewel ik positief tegenover het verslag van mijn collega Novak sta, wil ik uw aandacht vragen voor amendement 25, waarin wordt voorgesteld het gedeelte van de tekst van de Commissie te schrappen waarin wordt opgeroepen "de kwaliteitsbeoordelingen van alle organisaties voor kwaliteitsborging en accreditatie uit
66 het Europees register als uitgangspunt te nemen voor besluiten betreffende de goedkeuring en financiering van instellingen voor hoger onderwijs". Ik ben van mening dat dit Commissievoorstel gegrond en bijzonder belangrijk is, aangezien op basis van dit voorstel een link gelegd kan worden tussen de kwaliteitsbeoordeling van het hoger onderwijs en de financiering van een instelling. Dit is uiterst relevant voor de nieuwe landen van de Europese Unie, waaronder Litouwen, mijn eigen land. Als we dit voorstel van de Commissie verwerpen, zouden we een bijzonder belangrijk Europees instrument moeten ontberen, een instrument dat bijdraagt tot het waarborgen van de kwaliteit van het hoger onderwijs in de gehele Europese Unie en dat geldverspilling helpt te voorkomen. 3-206
Maria Badia I Cutchet (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, veel landen hebben al aanzienlijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de invoering van kwaliteitsborgingsystemen en het bevorderen van de samenwerking in de Unie, hetgeen een vooruitgang betekent in de ontwikkeling van een Europese ruimte voor hoger onderwijs. Ik wil echter wijzen op de noodzaak om een stap verder te gaan middels effectieve samenwerking en coördinatie tussen deze lichamen, zowel nationaal als Europees, aangezien wederzijdse erkenning van kwaliteitsborgingsystemen en kwaliteitsonderzoeken positief is voor alle burgers; daardoor worden namelijk de erkenning van academische titels tussen de lidstaten alsmede de mobiliteit van studenten en onderwijspersoneel bevorderd. Beide kwesties zijn van essentieel belang voor de verbetering van ons onderwijsniveau en voor het ontstaan van een gemeenschappelijk Europees bewustzijn. Om dit alles mogelijk te maken denk ik echter dat het van vitaal belang is om het nodige wederzijdse vertrouwen te bevorderen tussen de betrokken partijen. Dat betekent tevens de betrokkenheid van universiteiten, docenten en studenten. Alleen op die manier kunnen wij met succes de uitdaging aangaan om een Europe of excellence te creëren op basis van investeringen in onderwijs, opleiding en onderzoek, hetgeen nodig is om een kennisgebaseerde maatschappij tot stand te brengen binnen het kader van de Lissabon-strategie. 3-207
Mieczysław Edmund Janowski (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mevrouw Novak danken voor dit verslag. Voor de kwaliteit van het hoger onderwijs is meer nodig dan het verkrijgen van volledige wederzijdse erkenning van diploma’s van universiteiten en hogescholen. We streven hiermee naar een hoger doel, het zoeken naar de waarheid. Het Europees onderwijsmodel zoals de Commissie het uittekende in 2002 zou een schoolvoorbeeld van kwaliteit moeten zijn in de hele wereld. De beslissingen die hierover genomen zijn in Bologna, Praag en Bergen
12/10/2005 zijn essentieel, en een van de belangrijkste elementen daarin is Europese accreditatie. De accreditatieinstellingen moeten transparant en volledig onafhankelijk zijn. Er mag geen ruimte zijn voor misbruik in verband met accreditatie. Met de huidige demografische ontwikkeling zullen de universiteiten meer concurreren om de studenten, want ze zijn van studenten afhankelijk voor hun bestaan. Als we echter onmiddellijk te strenge regels invoeren, kan dat instellingen in de problemen brengen die zich nog niet volledig hebben kunnen ontplooien. In zulke gevallen moeten wij die instellingen een kans geven om hun tekortkomingen recht te zetten. Ook in mijn land, Polen, is in het universitair onderwijs een grote sprong voorwaarts gemaakt. Zo zijn er in de afgelopen 15 jaar 300 privé-hogescholen opgericht, wat toch uitzonderlijk is. Alles wat samenhangt met onderzoek en didactiek moet ook een morele dimensie hebben. Voor kwaliteitsonderwijs moet ook de band tussen leraar en leerling, tussen docent en student worden gekoesterd. Laten we de woorden van Salomon in gedachten houden: "Hoeveel beter is het wijsheid te verwerven dan goud, hoezeer is inzicht te verkiezen boven zilver." 3-208
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, dank u zeer voor deze in hoofdzaak positieve en ondersteunende standpunten, die meegenomen zullen worden in de verdere besluitvorming over de aanbeveling. Ik zou het woord ‘aanbeveling’ willen benadrukken, omdat de beslissingsbevoegdheid in dezen bij de lidstaten ligt. In november zullen we een vergadering van de ministers van Onderwijs houden. Ik ben ervan overtuigd dat we nu in de beslissende tweede fase van het Bologna-proces zijn beland en dat de geloofwaardigheid van dit hele proces in sterke mate samenhangt met kwaliteit, die in het voorgestelde systeem een zaak van wederzijds vertrouwen moet zijn. Ook daarom is deze kwestie zo belangrijk voor de toekomst van het Europese hoger onderwijs en voor de aantrekkelijkheid en status ervan in de wereld, op welk punt ik het natuurlijk eens ben met veel andere sprekers. De heer Janowski merkte op dat dit het hogere doel is – Europa weer aantrekkelijk maken, Europa tot norm en toneel maken voor mondiale thema’s of discussies, en voor het onderwijshervormingsbeleid. Een vraag van mevrouw Prets had specifiek betrekking op Oostenrijk en de situatie in dat land. De situatie op universitair niveau is een afspiegeling van de beslissing van het Europese Hof van Justitie van juli jongstleden. Deze beslissing maakt deel uit van de primaire wetgeving van de Unie, dat wil zeggen het Verdrag plus de jurisprudentie van het Hof van Justitie, en het is belangrijk dat de lidstaten de Verdragen toepassen zoals die overeengekomen zijn. De Commissie is echter bereid om haar expertise te delen en behulpzaam te zijn bij het zoeken naar manieren waarop we dit in de toekomst kunnen aanpakken. Aan de ene kant zou hiermee worden
12/10/2005 voldaan aan het EU-Verdrag, en aan de andere kant zou dit een oplossing bieden voor de specifieke problemen en moeilijkheden die we hebben op het vlak van mobiliteit. Het zou echter voorbarig zijn om deze discussie nu al af te sluiten, aangezien de werkgroep pas net een begin heeft gemaakt met zijn werkzaamheden met de deskundigen van de Europese Commissie en de lidstaten, waaronder Oostenrijk. Dat is het wat mij betreft – ik zou u niet alleen willen bedanken voor uw verslag, maar ook voor het voorstel dat steun inhoudt voor het voorstel van de Commissie, dat zijn oorspronkelijke karakter en betekenis ondanks enkele aanpassingen heeft behouden. 3-209
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag 13 oktober, om 11.00 uur plaats. 3-210
De integratie van immigranten in Europa dankzij meertalige scholen en onderwijs 3-211
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60243/2005) van Miguel Portas, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over de integratie van immigranten in Europa dankzij meertalige scholen en onderwijs (2004/2267(INI)). 3-212
Miguel Portas (GUE/NGL), rapporteur. – (PT) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, dames en heren, om te beginnen wil ik mijn dank betuigen aan de schaduwrapporteurs die mij bij de opstelling van dit verslag geholpen hebben. Dankzij hun amendementen kan de tekst hier vandaag aan de plenaire vergadering worden voorgelegd na in de Commissie cultuur en onderwijs door een ruime meerderheid te zijn goedgekeurd. Nog even een andere opmerking vooraf: het onderwijsbeleid valt onder de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. Dat is niet omdat ik het zo heb beslist, maar omdat het in de Verdragen staat. Desondanks is het mogelijk om binnen de huidige regelgeving meer en betere maatregelen ten uitvoer te leggen om de integratie van immigrantengemeenschappen via onze onderwijssystemen te bevorderen. Dat is de doelstelling van het verslag dat wij hier voor ons hebben liggen. Mijnheer de Voorzitter, de migrantenstromen binnen de Unie en naar de Unie toe kunnen eenvoudigweg niet worden stilgelegd, zelfs niet als de verantwoordelijke politici dat zouden willen. De migratie van de laatste decennia heeft voor nieuwe uitdagingen gezorgd op het gebied van identiteit. Hoe slechter de levensomstandigheden en de integratie van de nieuwe gemeenschappen, hoe meer moeite zij zullen hebben om deze uitdagingen te overwinnen. Bovendien heeft de werkloosheid in Europa een gevoel van onzekerheid geschapen dat het huidige wantrouwen ten aanzien van de moslimgemeenschappen nog versterkt. Het haalt
67 daarbij niet veel uit te onderstrepen dat het aantal immigranten niet van invloed is op de werkloosheidsstatistieken of dat de bouwwerken waarop onze landen zo trots zijn het werk zijn van immigranten. In een context waarin oorlog en terrorisme zich in een opwaartse spiraal bevinden, is er maar weinig ruimte voor weloverwogen en rationele argumenten. Demagogie, populisme en fundamentalisme vieren hoogtij. Daarom is het aan Europa en de lidstaten om het integratiebeleid te versterken. Dat is het enige deugdelijke alternatief voor enerzijds gettovorming en anderzijds gedwongen assimilatie van gemeenschappen die er heel andere gedragingen en gewoonten op na houden dan die welke in het gastland gangbaar zijn. De voorstellen van dit verslag zijn dan ook gebaseerd op een eenvoudige grondgedachte: eenieder die deel uitmaakt van onze samenleving heeft recht op onderwijs, ongeacht kleur, geslacht, taal, godsdienst of juridische status. Deze keuze heeft een onmiddellijk gevolg voor onze onderwijssystemen, zoals overigens in de communautaire wetgeving wordt erkend. Zij houdt in dat immigranten en hun kinderen niet alleen het recht hebben om de taal van het gastland te leren, maar tevens onderwezen moeten worden in hun moedertaal. In 1977 is er een Europese richtlijn aangenomen waarmee dit recht gewaarborgd wordt aan immigranten van binnen de Unie. Thans is het moment aangebroken om deze regelgeving uit te breiden naar gemeenschappen die afkomstig zijn uit andere delen van de wereld. Mijnheer de Voorzitter, nu even een woord over goede praktijken. Sommige afgevaardigden van dit Parlement sturen hun kinderen naar de Europese scholen die de Unie heeft opgericht om de integratie van haar ambtenaren te bevorderen. In deze scholen ligt de nadruk op Content and Language Integrated Learning, waarbij bepaalde schoolvakken in een vreemde taal worden gedoceerd. De leerlingen denken en leren er in zowel de taal van het gastland als hun eigen moedertaal. Ik denk dat iedereen trots is op de kwaliteit van dit meertalig onderwijs, dat onze kinderen de voorbereiding biedt die ze nodig hebben om de toekomst zonder angst tegemoet te treden. Dit is de koers die wij moeten varen. Wij mogen echter niet dulden dat hetgeen wij voor onze eigen kinderen willen een luxe voor bevoorrechte immigranten is. De meertalige aanpak moet in alle Europese onderwijssystemen worden ingevoerd. In Hamburg heb ik met eigen ogen kunnen vaststellen dat dit systeem met succes wordt toegepast in de staatsscholen. In negen lagere scholen zijn er gemengde klassen die zijn samengesteld uit Duitse kinderen en kinderen met een andere moedertaal. Het onderwijs vindt plaats in de twee talen en elke klas beschikt over twee leerkrachten. Al vijf jaar lang spannen allochtone ouders zich tot het uiterste in om hun kinderen in deze klassen onder te brengen, zelfs als zij helemaal aan het andere uiteinde van de stad wonen. Portugezen, Italianen, Spanjaarden, Polen, Turken, zij hebben allemaal baat bij dit proefproject, dat tastbare resultaten oplevert. Ofschoon dit onderwijsproject niet in alle
68 situaties kan worden toegepast en uiteraard niet de enige meertalige onderwijsoplossing is, wijst het ons de weg naar de toekomst. En het is deze toekomstgerichte benadering die aan dit verslag ten grondslag ligt. Het derde belangrijke voorstel van dit verslag heeft tot doel een Europees netwerk op te richten waarbij zich alle scholen kunnen aansluiten die deelnemen aan projecten voor toepassing van de methode van Content and Language Integrated Learning. Het probleem is dat bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten bemoeilijkt worden door een groot gebrek aan enerzijds financiële middelen en anderzijds politieke wil. Door in het kader van het programma ‘Levenslang leren’ speciale steun uit te trekken om aan dit netwerk een stevige impuls te geven, zullen wij ervoor zorgen dat de belangstelling groeit en dat het meertalig onderwijsbeleid in een versnelling terechtkomt. Dat is wel het minste wat wij kunnen doen! 3-213
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe om eerst mijn felicitaties aan de heer Portas over te brengen. Zijn verslag levert een belangrijke bijdrage aan een belangrijk debat. De situatie in Europa is ingrijpend gewijzigd sinds de laatste richtlijn inzake het onderwijs aan kinderen van migrerende werknemers in 1977. Het aantal migrerende werknemers en de hoeveelheid talen die door migranten in de Unie worden gesproken, zijn sinds die tijd aanzienlijk toegenomen, en dat geldt ook voor de omvang van de Unie. Daarnaast is de stelling dat migranten en hun kinderen wel weer naar hun land van herkomst zouden terugkeren niet langer houdbaar. Migranten blijven in het land van bestemming. De onderwijsbehoeften van kinderen van immigrantenkinderen zijn nu ook anders en complexer, omdat er ook rekening gehouden moet worden met de tweede en derde generatie. Europa is uitgegroeid tot een echte meertalige ruimte, en het bevorderen van talen en van taalonderwijs dient dan ook tegen die achtergrond plaats te vinden. Het verslag van de heer Portas biedt mij de gelegenheid om u enige informatie te verschaffen over dingen die wij reeds ondernomen hebben en over de voorgenomen maatregelen voor de toekomst. Ten eerste worden in het werkprogramma betreffende de doelstellingen van onderwijs- en opleidingssystemen in Europa concrete doelstellingen geformuleerd. In dit verband bestrijkt de algemene doelstelling, te weten het verbeteren van actief burgerschap, gelijke kansen en sociale cohesie, ook de toegang van immigranten en hun kinderen tot onderwijs en opleidingen. Met betrekking tot de immigrantenpopulatie zijn drie van de vijf EU-benchmarks bijzonder relevant. De eerste is het verminderen van het aantal voortijdige schoolverlaters; de tweede is het vergroten van het aandeel van de populatie dat het hoger middelbaar onderwijs heeft afgemaakt; en de derde is het
12/10/2005 verminderen van het aantal kinderen met een slechte leesvaardigheid. Wij zijn ook bezig met de tenuitvoerlegging van het "Actieplan 2004-2006 - Het leren van talen en de taalverscheidenheid bevorderen", dat in 2003 is goedgekeurd. Staat mij toe om de belangrijkste uitgangspunten daarvan nog eens in herinnering te roepen. Ten eerste is het leren van talen een activiteit die het hele leven doorgaat en waaraan alle burgers deel zouden moeten nemen. Iedereen zou al op jonge leeftijd moeten beginnen met het leren van de moedertaal en twee vreemde talen. Ten tweede dient er een breed taalaanbod beschikbaar te zijn, inclusief migrantentalen. Ten derde dienen ouders en onderwijzend personeel beter voorgelicht te worden over de voordelen van het leren van buitenlandse talen op jonge leeftijd. Ten vierde kan de methode van Content and Language Integrated Learning, waarbij leerlingen een vak in een vreemde taal wordt onderwezen, een belangrijke bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van talen leren. De communautaire actieprogramma’s, met name de Comenius-, Grundtvig- en Lingua-acties in het kader van het Socrates-programma, bieden ondersteuning aan een breed scala aan projecten, van uitwisselingen tussen klassen en docenten tot de ontwikkeling en verspreiding van onderwijsmethoden. Daarnaast biedt het toekomstige geïntegreerde actieprogramma voor levenslang leren nieuwe mogelijkheden. Het bevorderen van het leren van talen en van de taalverscheidenheid is een van de specifieke doelstellingen van dat nieuwe programma. Via transversale activiteiten worden netwerken op het gebied van taalonderwijs en taalverscheidenheid ondersteund. Het Europees netwerk van scholen dat in het verslag van de heer Portas wordt genoemd, zou heel goed voor ondersteuning via dit programma in aanmerking kunnen komen. De financiering zou op meerjarenbasis plaats kunnen vinden, zodat de stabiliteit en de continuïteit van die financiering gewaarborgd is. Het programma "Cultuur 2000" stimuleert de interculturele dialoog en uitwisselingen tussen Europese en niet-Europese culturen. Aan dit aspect zal in het kader van het programma "Cultuur 2007" uitgebreider aandacht worden besteed. Ik wil graag de aandacht vestigen op twee initiatieven op cultureel gebied die aansluiten bij het verslag. Ten eerste heb ik afgelopen week voorgesteld om 2008 uit te roepen tot Europees jaar van de interculturele dialoog en de Commissie heeft dit voorstel inmiddels goedgekeurd. Ten tweede hoop ik vóór het einde van dit jaar een nieuwe aanpak betreffende meertaligheid aan het college voor te kunnen leggen; dat zou dan het eerste beleidsdocument in de Europese Unie over meertaligheid zijn. Tot slot wil ik de heer Portas nogmaals bedanken voor zijn inspirerende verslag en ideeën, die ik samen met
12/10/2005 mijn collega’s zorgvuldig zal bestuderen. Ik kijk dan ook uit naar het komende debat. 3-214
Doris Pack, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, de complimenten voor rapporteur Portas, die met zijn verslag een heel belangrijk onderwerp heeft aangesneden, namelijk de integratie van immigranten, een proces dat zich in de eerste plaats voltrekt via de taal. Scholen en taalverwerving spelen een voorname rol bij geslaagde integratie, en het is wat dit betreft belangrijk om te wijzen op de rol die scholen en taalverwerving spelen in het leven van de mens in het algemeen en in het leven van kinderen in het bijzonder. Dit zijn belangrijke factoren voor onze intellectuele ontwikkeling, voor het leren begrijpen van onszelf en van anderen, en voor de mate van succes waarmee we onderdeel gaan uitmaken van de gemeenschap. Dit geldt met name voor mensen met een immigratieachtergrond, die als het ware een dubbele sociale en culturele identiteit bezitten: enerzijds die van hun land van herkomst en anderzijds de cultuur en de taal – of talen, zoals in het geval van België – van hun nieuwe thuisland. Het verslag van de heer Portas is mooi evenwichtig. Aan de ene kant legt de rapporteur de nadruk op het recht van ieder mens en ieder kind op algemeen onderwijs, waarbij uiteraard zonder meer het leren van de taal van het gastland hoort. Aan de andere kant onderstreept hij echter ook het recht van kinderen om hun eigen moedertaal te leren, en dit is in lijn met het Handvest van de grondrechten, waarin niet alleen het recht op onderwijs is vastgelegd, maar ook het recht op een eigen identiteit wat betreft cultuur, godsdienst en taal. Wij dienen de verschillende pedagogische methoden te bevorderen die taalverwerving waarborgen, en de commissaris heeft reeds gewezen op een aantal zaken die inmiddels al - en dat is heel prijzenswaardig - zijn gerealiseerd. De EU kan dit mogelijk maken. Zij kan politieke, administratieve en financiële middelen inzetten om zaken te bevorderen als de evaluatie van ervaringen die met het taalonderwijs zijn opgedaan, het uitwisselen van ervaringen en het vormen van netwerken voor scholen waar integratie met behulp van meertaligheid dagelijks in praktijk wordt gebracht. Dit in overweging nemende, en ook in mijn functie van rapporteur voor levenslang leren – waarnaar vandaag keer op keer is verwezen – geef ik dit verslag mijn steun. Ook voor mij zijn schoolopleiding en taalverwerving politieke prioriteiten, en die komen inderdaad vooral in het Comenius-programma aan bod. Het dient ons gezamenlijk politiek doel te zijn barrières te slechten en het opdoen van ervaring met het leren van talen te stimuleren. 3-215
Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, bevordering en
69 bescherming van taalverscheidenheid zijn evenals migratie belangrijke onderwerpen in de Europese Unie. Als taalverscheidenheid en migratie samenvallen, dan moet het Europees Parlement er iets over zeggen. Daarom ben ik de heer Portas ook dankbaar voor dit initiatief. Er zijn veel manieren om te integreren, en taal en de bevordering daarvan vormen nu eenmaal de poort die tot al die manieren toegang biedt. Ik deel de mening van taalwetenschappers dat het leren van zowel de moedertaal als de taal van het gastland bevorderd moet worden als we willen dat mensen integreren en de eigen persoonlijkheid ontwikkelen. Vorderingen maken op school is een belangrijk aspect van integratie, en dat is niet alleen afhankelijk van het verwerven van de taal van het gastland, maar ook van het ontwikkelen van kennis van de moedertaal. Er zijn echter maatregelen nodig om dit te verwezenlijken, en daartoe behoren zaken als doelgericht lesmateriaal, personeel met interculturele vaardigheden en, idealiter, onderwijsgevend personeel dat afkomstig is uit het gastland, maar kennis heeft van de talen van de landen waaruit de meeste immigranten afkomstig zijn. Niet in de laatste plaats moeten ook de wettelijke opvoeders van de kinderen hun bijdrage leveren, en daarmee bedoel ik vooral de ouders. Ik wil erop wijzen dat het erg belangrijk is dat vrouwen in het algemeen en moeders in het bijzonder deelnemen aan deze integratie- en onderwijsprojecten, want zij kunnen het meeste aan hun kinderen doorgeven, en zo integreren ze zelf ook beter. Absolute prioriteit moet echter het leren van de taal van het gastland zijn, en dat geldt zowel voor de kinderen als voor de ouders, willen we vaart zetten achter hun sociale en economische integratie. Daarnaast zou een Europese portaalsite een belangrijke rol kunnen spelen, een soort think tank of een netwerk van experts om voorbeelden van beste praktijken door te geven, waardoor velen van elkaar zouden kunnen leren via het internet. 3-216
Manolis Mavrommatis (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, waarde collega’s, de migratiestromen in de Europese Unie zijn na de jaren tachtig aanzienlijk toegenomen. Daarom is het noodzakelijk om op schoolniveau in de lidstaten speciale maatregelen te treffen voor pedagogische ondersteuning van kinderen die een andere moedertaal hebben dan de taal van de maatschappij waarin zij leven. De lidstaten moeten bijgevolg elke maatregel voor het waarborgen van taalverscheidenheid ondersteunen en de technische hinderpalen die het bereiken van dit doel in de weg staan, beperken. De onderwijssystemen moeten waarborgen dat alle leerlingen vreemde talen leren, aangezien het doel van de Europese Unie erin bestaat - en er altijd in heeft bestaan - een echte meertalige, Europese samenleving tot stand te brengen.
70 Bovendien moet het optreden van de instellingen in dit kader tot doel hebben kinderen die thuis een andere taal spreken, gelijke onderwijsrechten te bieden. Elke beleidsmaatregel die bijdraagt aan het uitbannen van discriminatie, in welke vorm dan ook, is hier noodzakelijk. Meertaligheid heeft bijgevolg twee dimensies. Enerzijds speelt zij een belangrijke rol als instrument voor de communicatie tussen personen van verschillende herkomst; anderzijds is het een belangrijk middel bij de totstandbrenging van een Europese identiteit. Bovendien stellen wij onszelf, dankzij het leren en spreken van een andere taal dan onze moedertaal, open voor anderen, voor de culturele waarden en meningen van anderen. Meertaligheid creëert ook nieuwe perspectieven. Het lijdt geen twijfel dat meertaligheid een belangrijke factor is bij het bevorderen van sociale integratie en het stimuleren van goede omgangsvormen in de Europese Unie. Laten wij bovendien ook niet vergeten dat meertaligheid bijdraagt tot de totstandkoming van een werkelijk eengemaakte Europese arbeidsmarkt en de burgers de mogelijkheid biedt om hun recht op leven, werken en studeren in een andere lidstaat volledig uit te oefenen. Laat wij onszelf daarom tot doel stellen een samenleving tot stand te brengen waarin het percentage meertalige burgers, als factor voor eenmaking van de samenleving als geheel, gestaag toeneemt. 3-217
Nikolaos Sifunakis (PSE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, het initiatiefverslag van de heer Portas over de integratie van immigranten in Europa dankzij meertalige scholen en onderwijs betreft een vraagstuk van cruciaal belang, een vraagstuk dat alle lidstaten in gelijke mate aangaat. Dit verslag heeft algemene instemming gekregen tijdens het debat in onze commissie en de heer Portas werd hiermee gelukgewenst. De in onze landen levende immigrantenkinderen in de schoolgaande leeftijd moeten naast het recht om de taal van het gastland te leren ook het recht hebben om hun moedertaal te leren en toegang te hebben tot de cultuur van het land waar zij vandaan komen, ofschoon het leren van de moedertaal niet ten koste mag gaan van de verwerving van de taal van het gastland, die de belangrijkste onderwijstaal moet blijven. De meertaligheid die door de Unie als middel tot dialoog tussen culturen gewaarborgd wordt, krijgt aldus een nieuwe, op integratie gerichte dimensie. Daarmee wordt het interculturele aspect versterkt, dat een nieuwe oriëntatie wordt binnen het onderwijs, en wordt multiculturalisme uitgeroepen tot een bijzonder kenmerk van de Europese ruimte. Meertaligheid kan eveneens een ontwikkelingsvoordeel betekenen voor onze samenlevingen.
12/10/2005 Gedurende de afgelopen decennia was migratie in Europa vooral een interne aangelegenheid. Europese burgers verplaatsten zich binnen de Europese grenzen, waardoor in veel landen de culturele kaart definitief is veranderd. In Griekenland bijvoorbeeld bestaat tien procent van de totale bevolking uit buitenlanders die zich blijvend gevestigd hebben. Griekenland is van emigratieland veranderd in een immigratieland. De meeste immigranten bevinden zich in de productieve leeftijd, hebben kinderen in de schoolgaande leeftijd en gaan ervan uit dat zij in het land zullen blijven. Wij mogen evenwel niet uit het oog verliezen dat wanneer samenlevingen zich uitbreiden met andere nationaliteiten, xenofobie en racistische reacties onder de bevolking in onrustbarende mate toenemen. Die realiteit wordt ook overgedragen naar de school, die fungeert als een spiegel van de samenleving. Tot voor kort waren onze onderwijssystemen gebaseerd op een op assimilatie gerichte benadering, waarbij de aanwezigheid op school van migrantenkinderen die een andere taal spraken dan de officiële taal als een probleem werd beschouwd dat terzijde geschoven moest worden. Daarom heeft Griekenland reeds in 1996 een wet uitgevaardigd waarmee intercultureel onderricht wordt verankerd als elementair beginsel in het onderwijssysteem. 3-218
Christopher Beazley (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is triest dat onderwijs, waarvan wij vastgesteld hebben dat het de hoeksteen, le coeur, en de sluitsteen, de keystone, is, altijd zo laat op de avond wordt behandeld en dat mijn regering hier niet aanwezig is. De vertegenwoordigers van mijn regering zijn echter wel aanwezig en ik bied hun officieel mijn excuses aan: ik ben afkomstig uit het land dat het fungerend voorzitterschap bekleedt en dan is het ongepast om beledigende opmerkingen over de Britse regering te maken. Daarvoor bied ik mijn excuses aan. 3-219
(FR) Ik zal een poging doen om Frans te spreken. Dat doe ik niet om op te scheppen, maar omdat dit debat gaat over de integratie van immigranten dankzij meertalige scholen en onderwijs. ‘De integratie van immigranten’ is iets normaals, het is een goede zaak, ‘dankzij meertalige scholen en onderwijs’, dat is een heel goede zaak. 3-220
(EN) Leren we werkelijk vreemde talen op onze scholen? Nou, in Engeland is dat zeker niet het geval. Dat komt doordat de vreemde talen in Engeland worden onderwezen op dezelfde manier als Grieks en Latijn: we zijn heel goed in grammatica en heel goed in literatuur: 3-221
(FR) "Pour qui sont ces serpents qui sifflent sur vos têtes?" [Voor wie zijn die slangen die boven uw hoofden sissen?] 3-222
12/10/2005
71
(EN) Dat is Racine. Die zin kon ik zeggen toen ik achttien was. Maar een metrokaartje kopen, dat kon ik niet!
staat worden gesteld hun taal te blijven gebruiken. Daarvoor moet het land van herkomst zorgen, natuurlijk in overeenstemming met het gastland.
Dus hoe integreren we immigranten? Het woord ‘immigrant’ is problematisch. De geschiedenis van mijn land werd door een Engelse historicus omschreven als een geschiedenis van immigranten. Best choquerend. Dit is geen geschiedenisles, maar slechts twee prinsessen van Wales waren Engelse vrouwen: Lady Diana Spencer en Anne Neville. Anne Neville huwde Edward van Lancaster, de enige Engelse koning die in Frankrijk tot koning van Frankrijk werd gekroond. Het ontbreekt me aan tijd om hier verder op in te gaan.
Ten derde moeten de lidstaten, onder toezicht van de Commissie, zorgen voor een gecoördineerd aanbod en een gecontroleerd gebruik van de vele door u genoemde programma’s en van financiële mechanismen.
De PPE-DE-Fractie steunt dit verslag. Een verzoek: als we serieuze onderwerpen bespreken, kunnen afgevaardigden met een heel leven van ervaring achter de rug dan meer dan twee minuten spreektijd krijgen? Drie minuten misschien? 3-223
Marie Panayotopoulos-Cassiotou (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, na deze mooie les in geschiedenis zal ik kort herhalen wat werd gezegd en daar enkele nieuwe ideeën aan toevoegen. Vrij verkeer en vrije vestiging in de Europese Unie behoren tot de fundamentele vrijheden van de EUburgers. Herverdeling van het menselijk potentieel en aanwending daarvan in banen van goede kwaliteit zijn belangrijke strategische factoren voor de verwezenlijking van de doelstellingen van 2010. Samen met de volwassenen verplaatst zich echter ook een groot deel van de Europese jeugd, die zich dus ook elders vestigt. Meertalig onderwijs, goed basisonderwijs en levenslang leren vormen een fundamenteel recht voor deze categorieën van Europese burgers, evenals voor immigranten. Zij zijn echter tevens, voor elk land afzonderlijk en voor de Europese Unie in haar geheel, een belangrijke investering. Het is in cultureel opzicht echter absoluut noodzakelijk de Europese verscheidenheid te handhaven. Daarom wil ik de Commissie cultuur en onderwijs en de heer Portas van harte gelukwensen met het initiatiefverslag. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat de positieve opmerkingen - zoals u die noemde - uit het verslag de Commissie zullen helpen bij de bewerking en modernisering van Richtlijn 77/486/EEG. Ik wilde ter aanvulling drie punten onderstrepen. Ten eerste moeten overeenkomstig artikel 149 de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot de inhoud van het onderwijs en de organisatie van het onderwijsstelsel worden geëerbiedigd. Ten tweede moet men ervoor zorgen dat immigranten in eerste instantie de Europese en daarna alle andere immigranten - onderwijs krijgen in hun moedertaal en in
3-224
De Voorzitter. − De bijdragen aan het debat kwamen mij stuk voor stuk buitengewoon prikkelend voor. Ik moet er eveneens op wijzen dat uit statistieken van de Europese Unie ook blijkt dat in grote Europese steden twaalf of dertien leerlingen per klas van gemiddeld twintig leerlingen tot tien verschillende nationaliteiten behoren. Meertaligheid is dus ook vanuit praktisch oogpunt een tamelijk complexe kwestie. 3-225
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor uw bemoedigende woorden. Ik wil u ook bedanken voor het debat, dat bevestigt dat meertaligheid zowel vanuit het oogpunt van migratie als vanuit het oogpunt van Europese integratie belangrijk is, of we het nu hebben over meertaligheid in de enge of in de ruime zin van het woord. Het enige dat ik wil zeggen, is dat we genoeg goede voorbeelden hebben die laten zien hoe dit onderwerp op een positieve manier kan worden benaderd. Ik wil er slechts twee noemen. In verband met de Europese Dag van de talen op 26 september werden in september de resultaten van een aantal recente enquêtes bekendgemaakt. Volgens de enquêtes spreekt de helft van de bevolking van de Unie één buitenlandse taal. Dat is een mooi aantal, dat bovendien nog stijgt, hoewel hierbij moet worden aangetekend dat er landen zijn waar het percentage van de bevolking dat in een vreemde taal kan communiceren, in de buurt van 90 procent ligt. Er is ook een groep landen waar dit slechts voor ongeveer 30 procent van de bevolking geldt. Er bestaat een 1 + 2model (moedertaal + 2 vreemde talen) – maar het gemiddelde in het huidige Europese onderwijssysteem ligt rond de 1,5, dat wil zeggen 1 + 1,5. Er zijn onder de 25 EU-lidstaten ook landen waar scholieren meer dan twee vreemde talen leren, dat wil zeggen 1 + meer dan 2, en landen waar ze één of helemaal geen vreemde taal leren. Het is een uitdaging voor de lidstaten om op dit gebied veel meer te bereiken, omdat dit consequenties heeft voor de werkgelegenheid, de mobiliteit en de persoonlijke en geestelijke ontwikkeling, maar uiteraard ook voor de mate van verdraagzaamheid en het vermogen om andere culturen te begrijpen en in een multiculturele omgeving te leven. Ik wil speciaal onder de aandacht brengen dat de Europese Commissie bezig is met het faciliteren van een website onder de portaalsite van de Europese Unie die precies het doel moet dienen dat Christa Prets noemde – talenonderwijs en linguïstische verscheidenheid. Dank u zeer voor uw steun en uw bijdragen aan het debat; mijn bijzondere dank gaat uit naar de rapporteur.
72 3-226
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag 13 oktober, om 11.00 uur plaats. 3-227
Nieuwe uitdagingen voor het circus als onderdeel van de Europese cultuur 3-228
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60237/2005) van Doris Pack, namens de Commissie cultuur en onderwijs, over nieuwe uitdagingen voor het circus als onderdeel van de Europese cultuur (2004/2266(INI)). 3-229
Doris Pack (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, we staan op het punt om het over iets prachtigs te hebben: het circus. Hopelijk kunnen wij er ook wat plezier aan beleven. Ikzelf heb me in ieder geval kostelijk vermaakt in de tijd dat ik me met het onderwerp bezighield. Ik heb er veel vrienden in de circuswereld aan overgehouden, en ik kan alleen maar zeggen dat het de moeite waard was om me in het onderwerp circus te verdiepen. Ik heb dat echter niet gedaan omdat ik het zo leuk vind, maar uit betrokkenheid bij de problemen waarmee circussen in de Europese Unie en elders zich geconfronteerd zien. Een doel van dit verslag is dat het vanzelfsprekend wordt om het circus te erkennen als onderdeel van de Europese cultuur. In slechts weinig landen van de Europese Unie wordt het circus beschouwd als iets van culturele waarde, en de lidstaten dienen dit probleem aan te pakken en het circus te erkennen als een belangrijk onderdeel van de cultuur. Dit zal de weg vrijmaken voor de oplossing van de problemen waarmee circussen nog steeds te maken hebben. Het tweede aspect is de school- en beroepsopleiding. De Commissie dient mechanismen voor samenwerking tussen de lidstaten in te stellen ter waarborging en bevordering van een adequate opvoeding en opleiding voor kinderen in reizende gemeenschappen – en daarmee bedoel ik niet alleen circuskinderen, maar kinderen in alle reizende gemeenschappen –, ongeacht het land in de Gemeenschap waarin zij zich bevinden. In dit verband zou het wenselijk zijn om een nieuwe resolutie van de Raad voor te bereiden waarmee een kwalitatief hoogwaardige school- en beroepsopleiding voor kinderen, jongeren en volwassenen in reizende gemeenschappen wordt gewaarborgd, en de beroepsopleiding van circusscholen wordt erkend en ondersteund. Het derde probleem is dat van de zogeheten temporary structures, ofwel tijdelijke accommodaties. De Commissie zou na overleg met de Europese Circusassociatie, die hier in Brussel zetelt, de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) een standaardiseringsmandaat kunnen verstrekken met het oog op het uitwerken van een alomvattende reeks van
12/10/2005 normen die relevant zijn voor mobiele circusfaciliteiten. In de landen van de Europese Unie bestaan er bijvoorbeeld verschillende veiligheidsnormen met betrekking tot zaken als het materiaal waarvan tenten en dergelijke zijn gemaakt. Dat is geen grap, het is helaas een keihard feit, en daar moet verandering in komen. Brandveiligheid, waarvoor de regels zelfs per locatie verschillend zijn geregeld, is een van de simpele zaken die ieder rondreizend circus voor echte problemen stellen, en daar moeten we iets aan doen zonder dat de veiligheid van het publiek in het geding is. Verder moeten we ons ook bezighouden met circusmedewerkers, met mobiliteit en met het inzetten van onderdanen van derde landen. We verzoeken de Commissie een analyse te maken van de thans geldende systemen voor de afgifte van visa en werkvergunningen en op basis daarvan een Europese regeling op dit gebied uit te werken, waarbij rekening dient te worden gehouden met de moeilijkheden die tegenwoordig worden ondervonden bij het verkrijgen van visa voor de afgifte van werkvergunningen. Voorts dient er te worden afgerekend met de thans bestaande moeilijk te vervullen voorwaarden voor artiesten met kortlopende arbeidsovereenkomsten, bijvoorbeeld de voorwaarde op grond waarvan moet worden aangetoond dat er in de EU een tekort is aan personen met gelijkwaardige kwalificaties. Kunt u mij eens uitleggen hoe ik dat moet aantonen als ik een sterartiest uit Oekraïne of China in een Europees circus wil laten optreden? Ik zou moeten bewijzen dat er in Europa geen personen met gelijkwaardige kwalificaties zijn. Dat slaat echt nergens op. Geen enkel operahuis zou dit soort onzin pikken; La Scala kan vocalisten uit heel Europa en uit derde landen inzetten, maar een circus heeft die mogelijkheid niet. Daarom is het van belang dat de culturele waarde van het circus wordt erkend. Dat zal de situatie ook voor de artiesten makkelijker maken. Bij het schrijven van het verslag zijn we bij wijze van compromis overeengekomen om het niet over het houden van dieren te hebben, omdat het houden van dieren door circussen in sommige lidstaten als een belangrijk onderwerp wordt beschouwd dat deze landen graag zelf regelen op nationaal niveau. Niettemin zijn wij van mening dat dieren deel uitmaken van het traditionele circus en dat het mogelijk moet zijn om richtlijnen te maken die circussen in staat stellen dieren te houden. Dergelijke richtlijnen bestaan in Duitsland en in Engeland; we hoeven deze alleen te volgen. Wat we in dit verslag hebben geschreven, is daarom heel verstandig. We willen de Commissie verzoeken het niet alleen voor kennisgeving aan te nemen, maar ook werkelijk in te gaan op de verzoeken die wij tot haar hebben gericht. Zij dient de Commissie voor Normalisatie in te schakelen en de leden van de nationale regeringen duidelijk te maken dat het circus grote culturele waarde bezit, en dat wij het nog steeds graag willen doorgeven aan onze kinderen en kindskinderen.
12/10/2005 (Applaus) 3-230
Ján Figel’, lid van de Commissie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil allereerst de rapporteur, mevrouw Pack, bedanken voor het uitstekende werk dat zij heeft verricht en voor het initiatiefverslag. Het verslag bestrijkt alle dimensies van het circus. De Commissie zal de aanbevelingen in het verslag uiteraard zorgvuldig bestuderen. Ik wil in dit stadium echter ook alvast wat opmerkingen maken over een aantal belangrijke elementen. Het Parlement zou graag zien dat het circus erkend wordt als onderdeel van de Europese cultuur. Het is natuurlijk niet de taak van de Commissie om te bepalen wat wel of niet onderdeel van de Europese cultuur uitmaakt. Dat gaat via een natuurlijk proces en het circus lijkt langs natuurlijke weg erkend te worden als onderdeel van onze cultuur. Een goede illustratie hiervan op communautair niveau is dat veel samenwerkingsprojecten in de circussector medegefinancierd worden uit hoofde van cultuurprogramma’s van de EU. Dat geldt bijvoorbeeld voor het Cirque nouveau-project, een netwerk van circusscholen en muziekscholen dat in het kader van het programma "Cultuur 2000" medegefinancierd wordt. In het verslag wordt ook het belang onderstreept van speciale maatregelen voor kinderen in rondreizende gezinnen, zoals in de circusgemeenschap. Het onderwijs aan leerlingen met een onderwijsachterstand als gevolg van bijzondere omstandigheden is een belangrijke zaak. Deze kinderen dienen zoveel mogelijk gebruik te kunnen maken van flexibele onderwijsomgevingen. De Commissie stelt voor om in 2006 een onderzoek in gang te zetten gericht op actualisering van de studie van 1996 over de stappen die de lidstaten genomen hebben met het oog op de tenuitvoerlegging van de resoluties van de Raad van 1989 - zestien jaar geleden - over onderwijs aan kinderen wier ouders geen vaste verblijfplaats hebben.
73 leren, volledig op de hoogte is van de mogelijkheden die die programma’s bieden. In het verslag wordt ook gevraagd om normen op te stellen die relevant zijn voor mobiele circusfaciliteiten. Het doet mij genoegen dat ik u kan meedelen dat de Commissie de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) inmiddels opdracht heeft gegeven om Europese normen vast te stellen voor de veiligheid van tijdelijke accommodaties, zoals tenten. Die Europese standaard zal naar alle waarschijnlijkheid in de komende maanden door het CEN worden gepubliceerd. De Commissie is bereid om samen met de circusgemeenschap eventuele andere Europese normen te onderzoeken. Volgens het verslag zou de Commissie de mobiliteit en het inzetten van circusmedewerkers uit derde landen moeten bevorderen. De huidige wetgeving in de EU voorziet echter niet in de mogelijkheid om de benodigde visa en verblijfsvergunningen te verstrekken voor de specifieke situatie waarin circusartiesten verkeren. Wij beseffen terdege wat de problemen van artiesten zijn bij het verkrijgen van visa die langer dan zes maanden geldig zijn. De Commissie zal hiermee dan ook rekening houden bij het ontwikkelen van het toekomstige immigratiebeleid in Europa. Tot slot zou ik een uitspraak willen aanhalen van de acterende en zingende Franse docent Francois Delsarte: "De artiest is een reiziger op deze aarde." Dat geldt zeker voor mensen die bij het circus werken. Mevrouw Pack heeft hen op de kaart gezet. Haar verslag zal er ongetwijfeld toe bijdragen dat het circus nadrukkelijker erkend wordt als onderdeel van de Europese cultuur. Daarnaast zal er door dit verslag in de toekomst bij het opstellen van ons beleid meer rekening worden gehouden met de specifieke behoeften van de circusgemeenschap. Ik kan u de verzekering geven dat als er ergens een rol voor de Commissie is weggelegd, ik mijn uiterste best zal doen om die zo goed mogelijk te spelen. 3-231
De Commissie is verzocht om de ontwikkeling van maatregelen te bestuderen die afgestemd zijn op de specifieke behoeften van deze doelgroep. Wij stellen voor dat het Europees agentschap "Ontwikkeling van onderwijs voor leerlingen met specifieke behoeften" deze kwestie nader bestudeert in het kader van zijn werkprogramma voor 2006-2007. Via de huidige Socrates- en Leonardo-programma’s wordt ook al steun gegeven aan projecten die gericht zijn op kinderen en gezinnen zonder vaste verblijfplaats. Die steun zal in het toekomstige geïntegreerde actieprogramma voor levenslang leren worden voortgezet. Daarom nodig ik de organisaties die de circusgemeenschap vertegenwoordigen uit om zo uitgebreid mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheden die de communautaire programma’s bieden. Ik weet dat mevrouw Pack, die overigens ook rapporteur is voor het zeer belangrijke nieuwe programma voor levenslang
Ria Oomen-Ruijten, namens de PPE-DE-Fractie. – Voorzitter, laat mij beginnen met het uitspreken van grote dank aan Doris Pack, Doris die gisteravond MEP voor cultuur voor het jaar 2005 geworden is; Doris zal dat mede te danken hebben aan de wijze waarop ze ambassadeur voor het circus is. Voorzitter, laat me ook commissaris Figel danken die op een heel goede manier geantwoord heeft op de vragen die er in het verslag van mevrouw Pack staan. Charlie Chaplin zei ooit "I remain just one thing, and one thing only, and that's a clown. It places me on a far higher plane than any politician". Voorzitter, daar moeten wij, politici, het mee doen. Maar er is ook nog een andere uitspraak, afkomstig van William Shakespeare, die zegt "It is meat and drink to me to see a clown".
74 Beide uitspraken geven aan hoe hoog een circusartiest zoals de clown wordt geschat. En inderdaad, wie heeft er geen mooie herinneringen aan clowns, acrobaten, jongleurs, maar ook dompteurs. Het circus gaat met zijn tijd mee, maar wortelt heel diep in onze Europese cultuur. Het circus bestaat in zijn huidige vorm al sinds de 18de eeuw. Maar ook vele eeuwen daarvoor bevolkten acrobaten en jongleurs markten en kermissen. Ze trokken van plaats naar plaats om hun kunsten te vertonen. En dat is niet veel veranderd. Maar wel dit! Erkenning, en dat is waar mevrouw Pack in haar verslag over schrijft, van dit culturele goed is er niet, zeker niet voldoende. Het circus biedt niet alleen vermaak, maar het biedt ook educatie. Het circus bereikt ook een breed publiek en dit zijn allemaal voorbeelden waarom die Europese circuscultuur ons allen aangaat. Terecht wijst de rapporteur mede in dit kader op het belang van goed onderwijs voor kinderen in reizende gemeenschappen. Hun toegang tot goede scholen, beroepsopleiding, gelijkwaardig aan het onderwijs van andere kinderen, moet gewaarborgd zijn. Voorzitter, de rapporteur zegt "het circus is voor jong en oud, voor kinderen van alle leeftijden" en daarop zou ik willen aansluiten met mijn allerlaatste zin waarmee Pipo de clown - dat was een beroemde Nederlandse clown altijd zijn televisieoptredens besloot: "Dag vogels, dag bloemen, dag kinderen". 3-232
Roger Helmer (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is volkomen terecht dat wij in dit Parlement over het circus debatteren, aangezien het Europees Parlement het grootste reizende circus ter wereld is. Ik kan mij echter ook goed voorstellen dat veel van mijn kiezers in de Engelse East Midlands zich afvragen of er geen belangrijkere zaken zijn waar wij ons mee bezig zouden moeten houden. Ik ben benaderd door burgers die zich zorgen maken over het gebruik van dieren in circussen en over het feit dat die dieren mogelijk wreed of slecht worden behandeld. Ik deel hun bezorgdheid. Ik dring er bij de regeringen van de lidstaten dan ook op aan ervoor te zorgen dat er passende voorschriften voor circusdieren van kracht zijn en dat op de naleving ervan een adequate controle wordt uitgeoefend. Het idee om dieren in circussen dan maar helemaal te verbieden gaat mij echter te ver. Het is één ding om het welzijn van dieren te steunen, maar het is heel iets anders om een zeer populair en traditioneel onderdeel van het circus te verbieden dat, zoals in het verslag van mevrouw Pack terecht wordt opgemerkt, een erkend en klassiek onderdeel van de Europese cultuur vormt. Deze kwestie vertoont veel gelijkenis met de jacht, een ander doelwit van de dierenbescherming. Hiervoor gelden dezelfde criteria: bij de jacht dient voldoende rekening te worden gehouden met het welzijn van dieren en dat gebeurt meestal ook. De Engelse vossenjacht is -
12/10/2005 net als het circus - een cruciaal onderdeel van het Engelse culturele erfgoed, met name in de East Midlands, de regio die ik hier vertegenwoordig. Ik zou mij verzetten tegen elk voorstel om het gebruik van dieren in circussen te verbieden en ik ben ook tegen het onrechtvaardige en contraproductieve verbod op de vossenjacht dat onlangs in mijn eigen land is afgekondigd. 3-233
Gyula Hegyi (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het circus is magie voor kinderen. Het circus biedt een speciale vorm van ontspanning en amusement voor volwassenen. Het circus is kunst en zorgt voor een inkomen voor de mensen die er werken. Het circus is echter ook een soort dierentuin voor mensen die op grote afstand wonen van de echte, officiële dierentuinen in de grote steden. Het circus is een thuis voor veel gezinnen en een school voor hun kinderen. Het circus staat zowel buiten als midden in onze samenleving; het staat erbuiten vanwege zijn magie en sprookjes, en het staat er middenin als gevolg van de behoeften en de realiteiten van alledag. In het uitstekende verslag van mevrouw Pack wordt die magie gerespecteerd en wordt ook erkend dat magie niet gereguleerd moet worden. Zij probeert alleen maar de circusmensen te ondersteunen bij het oplossen van hun dagelijkse problemen. Dat is een goede aanpak. Het is belangrijk dat er voor kinderen in reizende gemeenschappen een adequate onderwijsvoorziening bestaat. Onderwijs op afstand en e-leren kunnen deel uitnaken van de oplossing, maar circuskinderen moeten ook contact kunnen hebben met andere kinderen die uit het zogeheten echte leven afkomstig zijn. Voor de mensen die in het circus werken, is ook een passende visum- en werkvergunningsregeling van belang, aangezien een circus letterlijk geen grenzen kent. Als voormalig lid van het Hongaarse parlement heb ik een amendement ingediend om het martelen van dieren in ons wetboek van strafrecht strafbaar te stellen. Ik respecteer dus de formulering over dieren, maar ik ben desalniettemin tegen een totaal verbod van dierenattracties in onze circussen, en volgens mij heeft mevrouw Pack dit aspect op een verstandige manier benaderd. Het welzijn van dieren dient gerespecteerd te worden, maar zonder dieren zou het circus zijn traditionele magie verliezen en wij mogen die magie niet verloren laten gaan. Leeuwen, olifanten, apen en andere exotische diersoorten in het circus hebben meer kleur gegeven aan mijn kindertijd en die ervaring moet ook voor de komende generaties behouden blijven. Staat u mij toe om nog een slotopmerking te maken die niet direct met de circusproblematiek te maken heeft. Ik ben het volkomen eens met mevrouw Pack dat circusmedewerkers een werkvergunning dienen te krijgen. Ik ben echter ook van mening dat er werkvergunningen verstrekt dienen te worden aan alle werkende mensen in de Europese Unie, zoals de heer Figel’ terecht opmerkte. Dat geldt ook voor werkende
12/10/2005 mensen uit de nieuwe lidstaten en zelfs voor landen als Duitsland. 3-234
Christa Prets (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, ik voer het woord namens de heer Bono. Ik wil mevrouw Pack bedanken voor dit initiatief, want ik denk dat het van groot belang is om te erkennen dat het circus culturele waarde bezit en geen gewone zakelijke activiteit is. Als dit ooit doordringt tot alle landen en overal werkelijk in praktijk gebracht wordt, dan heeft het circus misschien ook meer kans om te overleven - ik zeg overleven, omdat het al zo ver gekomen is dat wij voor het voortbestaan van het circus moeten vechten. We dienen ons bewust te zijn van deze traditie, die een Europese specialiteit is. Een stuk cultureel erfgoed is in gevaar, en dat moet luid en duidelijk worden gezegd. Daarbij worden vaak heel eenvoudige zaken relevant, zaken die niettemin heel ingewikkeld lijken, zoals standaardnormen voor veiligheidsmaatregelen. Het is onaanvaardbaar dat een circus dat van de ene naar de andere plaats of van het ene naar het andere land reist steeds met andere administratieve voorschriften te maken krijgt, en natuurlijk met de hoge kosten die daarmee gepaard gaan, kosten die nog eens extra drukken op het toch al erg krappe budget. Ik denk dat wij ook opnieuw een debat moeten voeren over de verstrekking van visa. Voor deze artiesten zou er een visum voor langere duur dienen te gelden, hoewel we goed moeten oppassen dat het niet kan worden misbruikt voor mensenhandel. Ook over het onderwijs voor en de opleiding van de kinderen moeten we goed nadenken, en we zullen hier gezamenlijke oplossingen voor moeten zien te vinden. Een nog groter probleem, dat wij zeker niet zelf kunnen oplossen, is dat van het houden van dieren door circussen. Op nationaal niveau lopen de regels hiervoor uiteen, en het zal moeilijk zijn het hierover samen eens te worden. Niettemin hoop ik dat wij in staat zullen zijn om iets tot stand te brengen dat goed is voor het welzijn van de dieren en voor het plezier van de mensen. 3-235
Ján Figel’, lid van de Commissie. – (SK) Mijnheer de Voorzitter, dank u zeer voor het debat. Het is interessant om te zien hoeveel onderwerpen er samenkomen in het thema circus en Europese cultuur, of rond hetzelfde thema spelen. Uiteraard worden bepaalde beroepen of podia vaak verward met het echte circus, maar een echt goed, hoogwaardig circus verdient erkenning, en daar gaat dit verslag in hoofdzaak over. Het gaat ook over de specifieke verantwoordelijkheid om in te gaan op onderwerpen die niet alleen cultureel getint zijn, maar ook een onderwijs-, mobiliteits- en economische dimensie hebben, aangezien we hier van doen hebben met de amusementsindustrie. Ik zou nogmaals mijn waardering willen uitspreken voor het werk, het verslag en de benadering van rapporteur
75 Doris Pack, evenals voor de bijdragen aan het debat, en ik zie ernaar uit om op dit terrein samen te werken aan de ontwikkeling van de Europese culturele agenda. 3-236
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag 13 oktober, om 11.00 uur plaats. 3-237
Vrouwen en armoede in de Europese Unie 3-238
De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A60273/2005) van Anna Záborská, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over vrouwen en armoede in de Europese Unie (2004/2217(INI)). 3-239
Anna Záborská (PPE-DE), rapporteur. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zoals pater Joseph Wresinski zei: "Waar mensen gedoemd zijn in armoede te leven, worden de rechten van de mens geschonden. Zich verenigen om die rechten te doen eerbiedigen is een heilige plicht." Dit leidmotief van de Internationale Dag ter uitbanning van armoede is eveneens te lezen op de tegels van het voorplein van het Europees Parlement. De uitbanning van armoede in het nieuwe Europa gaat verder dan de strategieën om de meest concurrerende en dynamische economie ter wereld te worden. De armoede dient te worden uitgebannen ter bevordering van de waardigheid en de verantwoordelijkheid van alle burgers. Is het immers niet zo dat het welzijn van de samenleving zich eveneens laat afmeten aan de aandacht die uitgaat naar haar meest kwetsbare leden? Zeker, door werk integreert het individu in een groep, maar de ervaring leert ons dat dat nog niet voldoende is om ook echt burger te worden. Ja, we moeten een partnerschap aangaan met de meest kansarme burgers, want zij zijn de deskundigen in het bestrijden van extreme armoede. Arme mensen die geen toegang hebben gekregen tot het burgerschap zullen evenmin deel uitmaken van het sociale leven. Zouden zij niet ook kunnen worden erkend als volwaardige opbouwers van het nieuwe Europa? Willen we de allerarmsten actieve partners zien worden, dan zullen wij ze echter bovenal een stem moeten geven, dan moeten we zorgen voor erkenning, veiligheid en integratie. Het bestrijden van grote armoede is het respecteren van de rechten van eenieder. Het verzoek van het Europees Comité Vierde Wereld, de oudste intergroep van het Europees Parlement, komt op precies het juiste moment om de strategie voor sociale insluiting te versterken, om daadwerkelijke voorwaarden te scheppen voor de participatie van mensen die in armoede leven en ten slotte om de concrete effecten van ons Europese beleid op het leven van de armste gezinnen in de lidstaten te evalueren – en dat is absoluut essentieel. Dat mensen in armoede leven, wil nog niet zeggen dat anderen maar voor hen moeten beslissen wat het beste voor ze is. Waarom worden er bijvoorbeeld kinderen uit hun gezinnen weggehaald om sociaaleconomische redenen die verband houden met grote
76 armoede? Zou het niet beter zijn om juist steun te geven aan hun ouders, die net zo goed als ieder ander het recht hebben hun verantwoordelijkheden als moeder en vader uit te oefenen? Zij ervaren dezelfde vreugde, dezelfde verlangens, dezelfde angsten en dezelfde twijfels, maar dan wel in veel moeilijker omstandigheden. En terwijl de armoede vrouwen sowieso al in hogere mate treft, zijn zij ook nog eens de eersten om hun naasten te beschermen tegen armoede en sociale uitsluiting. Vrouwen zijn in staat fundamentele banden te smeden en vrede te stichten, en daarom moeten ze worden aangemoedigd de mensenrechten en de waardigheid van allen te bevorderen. Tot slot zou ik willen benadrukken dat er in de commissie 73 amendementen zijn behandeld. Op twee of drie na zijn deze allemaal goedgekeurd en vervolgens is het verslag met eenparigheid van stemmen goedgekeurd. Ik wil mijn collega’s bedanken voor hun goede samenwerking. Een verduidelijking is echter op zijn plaats, want onze collega’s van de communistische fractie stellen middels amendement 7 voor de toegang tot eerstelijnszorg voor arme vrouwen te schrappen. Zeker, de toegang tot de openbare gezondheidszorg is een onmisbare schakel in het streven naar een fatsoenlijk dagelijks leven voor iedereen. Maar dat is niet genoeg. Waarom zouden we de strijd van vrouwen tegen armoede niet steunen door hen in staat te stellen in goede gezondheid te blijven verkeren? Waarover hebben we het eigenlijk? Waar het om gaat, is zorgen dat zij gezond kunnen eten, schoon water kunnen drinken, geboorteregeling kunnen toepassen en toegang hebben tot vaccins en basisbehandelingen voor veel voorkomende ziekten. En waarom zou hun het recht op gynaecologische en verloskundige gezondheidszorg worden ontzegd? Ik als arts begrijp dat niet. Om eerlijk te zijn: ik vind het zelfs ronduit beledigend. Ik verzoek u allen de eerstelijnszorg te bevorderen, ook voor de armste vrouwen, en amendement 7 te verwerpen. 3-240
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. – (CS) Dames en heren, ik wil om te beginnen de leden van dit Parlement en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid bedanken voor het opstellen van dit verslag. Armoede en sociale uitsluiting van vrouwen zijn uiterst belangrijke onderwerpen. In de Europese maatschappijen valt een gestage “vervrouwelijking” van armoede waar te nemen; uw verslag wijst daarop. Al dan niet langdurige werkloosheid treft vooral vrouwen, en vrouwen werken veel vaker dan mannen maar een gedeelte van de tijd. En we kunnen er niet omheen dat veel vrouwen nog steeds het slachtoffer zijn van geweld – zowel in de openbare als in de privé-sfeer. Bovendien worden er elk jaar weer 500 000 vrouwen voor doeleinden van seksuele exploitatie verhandeld. Dit soort problemen zijn vaak het gevolg van de armoede waar vrouwen mee te kampen hebben. Uw verslag bevestigt dat een baan voor vrouwen nog steeds de sleutel is tot economische onafhankelijkheid. Werk is één van de belangrijkste manieren om aan armoede en sociale uitsluiting te ontkomen. Werk heeft
12/10/2005 ook rechtstreekse gevolgen voor het aanzien dat vrouwen in de maatschappij genieten. Maatregelen van de EU op het gebied van werkgelegenheid zijn daarom een belangrijk instrument voor het verwezenlijken van gendergelijkheid. Het is van belang dat we een geïntegreerde aanpak volgen om de werkgelegenheid te verbeteren en het vrouwen gemakkelijker te maken een baan te vinden en te houden. Onze benadering moet speciaal op vrouwen gericht zijn en de belangen behartigen van die groepen die het hoogste risico op sociale uitsluiting lopen – alleenstaande moeders, migrantenvrouwen, vrouwen van etnische minderheden, vrouwen met gezondheidsproblemen en oudere vrouwen. Het percentage vrouwen met een baan is tussen 1997 en 2004 gestegen van 50,6 tot 55,7 procent. Eén van de belangrijkste redenen voor die ontwikkeling is de economische groei die Europa gedurende deze periode heeft doorgemaakt, ook al was die groei relatief gezien vrij zwak. Het percentage werkende vrouwen neemt dus toe, maar er is op dit gebied nog steeds sprake van scherpe ongelijkheid en genderdiscriminatie. In het algemeen geldt dat vrouwen vaker werkloos zijn. Als ze werk hebben, gaat het doorgaans om minder goed betaalde banen, met minder werkzekerheid en minder gunstige voorwaarden op het gebied van sociale zekerheid. En het zijn nog steeds vooral vrouwen die met de zorg voor kinderen en andere afhankelijke personen belast zijn. De doelstellingen die we in het kader van de open coördinatiemethode hebben vastgelegd voor de bestrijding van sociale uitsluiting tonen aan hoe belangrijk het is dat de lidstaten bij het opzetten, uitvoeren en controleren van de nationale actieplannen op dit gebied rekening houden met gendergelijkheid. De nationale actieplannen zijn fundamentele onderdelen van de Europese methode, en ze worden elke twee jaar herzien. Theoretisch zijn alle lidstaten verplicht om bij elk beleidsonderdeel een plaats in te ruimen voor gendergelijkheid – het principe van gender mainstreaming dient dus op alle nationale uitvoeringsmaatregelen te worden toegepast. Om dat eenvoudiger te maken wordt aan de hand van gemeenschappelijke indicatoren regelmatig een inventaris opgemaakt van armoede en sociale uitsluiting, zowel voor vrouwen als voor mannen. Omdat er nu fondsen uit het actieprogramma op het gebied van sociale uitsluiting beschikbaar zijn, wordt sociale uitsluiting zichtbaarder. Dit programma draagt ook bij tot een sterkere participatie van de rechtsreeks betrokkenen. Ter afsluiting wil ik graag de nadruk leggen op drie prioriteiten voor de toekomst. Om te beginnen moet gendergelijkheid een prioritaire doelstelling zijn voor de socialezekerheidsstelsels, om zo de sociale rechten van tot minderheidsgroepen behorende werknemers te verbeteren. Verder zullen we moeten aanzetten tot het ontwikkelen van een beleid dat gericht is op het beschikbaar maken van goede kinderopvang en zorg voor andere afhankelijke personen, ongeacht leeftijd.
12/10/2005 Pas dan zullen vrouwen (en mannen) bij het vinden van een evenwicht tussen werk en gezin werkelijk een keus krijgen. Tot slot dient gendergelijkheid meer aandacht te krijgen in het beleid en de maatregelen ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, teneinde de “vervrouwelijking” van armoede tegen te gaan. Dames en heren, ik wil graag uw aandacht vestigen op een omstandigheid die aantoont dat we allemaal een bijdrage moeten blijven leveren, omdat wetgeving alleen vaak weinig vermag. Er bestaat nu al dertig jaar EUwetgeving op het gebied van gelijke betaling voor gelijk werk. En toch zijn er nog steeds salarisverschillen tussen mannen en vrouwen, variërend van 16 tot 33 procent, afhankelijk van de lidstaat. Volgens mij is het daarom evident dat we behoefte hebben aan een geïntegreerde en consistente benadering. 3-241
Edit Bauer, namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Commissaris, mijnheer de Voorzitter, uit de laatste door de Commissie gepubliceerde gegevens blijkt dat het risico van armoede in zeventien van de vijfentwintig lidstaten groter is voor vrouwen dan voor mannen. En het zijn er slechts zeventien omdat sommige landen geen gegevens hebben verstrekt. De statistieken geven al lange tijd aan dat twee groepen bijzonder kwetsbaar zijn: ten eerste, alleenstaande ouders, waarvan 85 procent vrouw is, waaruit blijkt dat het armoederisico duidelijk seksebepaald is; ten tweede, vrouwen op de arbeidsmarkt, die zich in een nadelige positie bevinden die vooral is terug te voeren op het moederschap en daarmee verband houdende verschillen in beloning, die ook hun weerslag hebben op de hoogte van hun pensioen. Tweederde van de mensen in de pensioengerechtigde leeftijd zijn vrouwen ouder dan 65 jaar, terwijl hun gemiddelde inkomen volgens het Europees Economisch en Sociaal Comité slechts 53 procent bedraagt van het inkomen van mannen in de pensioengerechtigde leeftijd. In 1995 is bij de Wereldtop voor sociale ontwikkeling in Kopenhagen verklaard dat er aandacht moet worden geschonken aan de noden en rechten van vrouwen en kinderen, die vaak het zwaarst door armoede worden getroffen. Armoede onder vrouwen gaat in veel gevallen samen met armoede onder kinderen, en leidt ertoe dat er een slecht opgeleide beroepsbevolking met een lage inzetbaarheid blijft bestaan. Een van de gevolgen hiervan is het ontstaan van een armoedeval die van generatie op generatie overgaat, en van een belangrijke hinderpaal voor het bereiken van de doelstellingen van Lissabon, waarbij we bijvoorbeeld kunnen denken aan het schooluitvalpercentage, dat onder jongens maar liefst 18 procent is. Mijnheer de Voorzitter, armoede is duidelijk in ernstige mate seksebepaald. Ik wil dit ook benadrukken in verband met het feit dat sommige collega’s denken dat het mogelijk en nodig is de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid af te schaffen. 3-242
77 Edite Estrela, namens de PSE-Fractie. – (PT) Elk uur sterven er 1 200 kinderen ten gevolge van armoede. Armoede is er de oorzaak van dat de wereld per maand 900 000 kinderen verliest. Volgens het VN-verslag van 2005 is het aantal kinderen dat maandelijks sterft wegens armoede driemaal zo groot als het aantal slachtoffers van de tsunami die Zuidoost-Azië in december 2004 teisterde. Elke dag maakt de armoede vele duizenden slachtoffers, vooral vrouwen en kinderen. Het terugdringen van de kindersterfte is een van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling die in 2000 zijn vastgesteld, maar helaas zullen wij het streefdoel niet halen. Er zullen maar liefst 4,4 miljoen meer kinderen sterven dan voorzien. In contrast hiermee dient gezegd dat het gezamenlijke inkomen van de 500 rijkste mensen ter wereld groter is dan het totale inkomen van de 416 miljoen armste mensen. De 2,5 miljard mensen die met minder dan twee dollar per dag moeten zien rond te komen en die 40 procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen, nemen slechts 5 procent van het wereldinkomen voor hun rekening. In de millenniumverklaring wordt beloofd dat de armoede binnen een termijn van vijftien jaar gehalveerd zal worden. Desalniettemin blijft de kloof tussen rijk en arm groeien. Er kan nog veel gedaan worden om al deze vrouwen en kinderen uit de armoede te halen. Laat ik even een voorbeeld noemen. De instrumenten voor microfinanciering, waaronder het microkrediet, zijn bijzonder doeltreffend gebleken bij de bestrijding van armoede. Het zijn vooral vrouwen die voordeel halen uit het microkrediet, aangezien zij dit systeem benutten om de economische situatie van hun familie te verbeteren. Het gaat daarbij om werkloze vrouwen of vrouwen met een laag inkomen die geen toegang hebben tot de conventionele financiële instellingen. Volgens gegevens van Eurostat liep ook in Europa 16 procent van de bevolking in 2003 het risico om in armoede te vervallen. Het Europa van de 25 telt ongeveer 70 miljoen armen. Daarom heeft de Sociaaldemocratische Fractie in het Europees Parlement een amendement op dit verslag ingediend waarin zij verzoekt om via wetgeving een minimuminkomen vast te stellen – zoals dat overigens reeds bestaat in mijn land, Portugal – teneinde een doeltreffende armoedebestrijding te waarborgen, met name voor wat betreft de armoede onder vrouwen. Armoede leidt tot handel in vrouwen en kinderen, seksuele slavernij, geweld, schoolverzuim, kinderarbeid, risicosituaties voor kinderen en fundamentalisme en kan zelfs leiden tot terrorisme. Armoedepreventie biedt garanties voor een rechtvaardigere en veiligere samenleving voor iedereen, ook voor de rijken. 3-243
Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, zoals het verslag stelt, besteden wij in dit Parlement gewoonlijk veel meer tijd
78 en moeite aan de prijsstabiliteit of het begrotingstekort dan aan armoede, bijvoorbeeld aan het uitroeien van armoede of aan de sociale dimensie van de Lissabonagenda. Toch heeft de armoede zoals al werd gezegd ook in Europa het gezicht van en vrouw. In de meerderheid van de lidstaten wordt in de socialezekerheidsstelsels onvoldoende rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van vrouwen. Om die reden moet dit Parlement een duidelijke oproep richten tot de lidstaten om een basisinkomen vast te stellen en dit te garanderen als een basisinstrument in de bestrijding van armoede – die, ik benadruk het nogmaals, voornamelijk vrouwen treft – in het kader van een algemeen beleid voor sociale en economische integratie. Bovendien – en wij hebben dit in een amendement naar voren gebracht – wilde ik nogmaals benadrukken dat de uitdrukking ‘huiselijk geweld’ moet worden vervangen door ‘gendergeweld’, aangezien deze vorm van geweld niet zou moeten worden aangeduid met een verwijzing naar de plaats waar het probleem zich voordoet, maar met een verwijzing naar de rolverdeling tussen mannen en vrouwen die onze maatschappij kenmerkt, een rolverdeling die ertoe leidt dat veel mannen nogal eens geloven dat zij superieur zijn aan de vrouw en dat de vrouw hun bezit is, hetgeen spijtig genoeg tot geweld leidt. In die zin hebben de amendementen die wij hebben gepresenteerd betrekking op een structurele dialoog die in de Europese Unie vaak wordt ingesteld. 3-244
Eva-Britt Svensson, namens de GUE/NGL-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, wij leden van de linkse Zweedse partij Vänsterpartiet vinden dat vrouwen een gelijke en eerlijke toegang moeten hebben tot alle vormen van zieken- en gezondheidszorg. Wij kunnen niet accepteren dat vrouwen slechts toegang krijgen tot bepaalde vormen van zieken- en gezondheidszorg. Wij geloven in gelijke toegang tot al deze zorg. Armoede beïnvloedt natuurlijk iemands hele levenssituatie, opleiding, gezondheid, woonsituatie en sociale uitsluiting, maar ik wil speciaal de aandacht vestigen op de betekenis van de mogelijkheid voor vrouwen om in hun eigen onderhoud te voorzien. Werk is de belangrijkste factor om aan de armoede te ontsnappen en daarom is het bijzonder verontrustend dat de richtlijn uit 1975 over gelijke beloning voor mannen en vrouwen nog steeds niet ten uitvoer is gelegd. Vrouwen verdienen in de EU gemiddeld nog steeds slechts 85 procent van het salaris van de mannen, en in sommige landen is het verschil nog groter. Vrouwen hebben niet alleen te maken met deze ongerechtvaardigde salarisverschillen, maar ze zijn daarnaast aangewezen op laagbetaalde banen, op deeltijdwerk, op slechtere aanstellingsvoorwaarden, enzovoort. En deze discriminatie vervolgt vrouwen hun leven lang, tot op hun pensioenleeftijd, met
12/10/2005 pensioenstelsels die de vrouwen eveneens discrimineren. Mijnheer de Voorzitter, vrouwen zijn niet zwak, maar ze worden zwak gemaakt. 3-245
Urszula Krupa, (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, met name armoede bij vrouwen is een symptoom van een ernstige maatschappelijke kwaal, die moet worden bestreden door rechtvaardige en verantwoordelijke ambtenaren op sleutelposities. Maar armoede kunnen we niet loskoppelen van het liberale wereldbeeld dat heeft geleid tot een economisch beleidsmodel dat gericht is op de winst en de carrière van enkelen ten koste van het menselijk welzijn. Inhalig kapitalisme is een van de hoofdoorzaken van armoede, aangezien het de rijken rijker en de armen armer maakt. Daarnaast hebben de onmenselijke globalisering en de zogenaamde vrije markt, die in handen is van enkele monopolisten, samen met het feminisme het gezin ernstig ondermijnd. Gezinnen vallen uiteen, en banden tussen mensen worden verbroken. De overgang van het zogeheten patriarchale huwelijk naar het huwelijk tussen partners vormt een extra last voor vrouwen die, als er een conflict ontstaat, gemakkelijker besluiten te scheiden. Daarnaast is dit ook een belangrijke reden voor de toename van armoede, zeker bij vrouwen die ouder zijn dan 65 jaar. De herhaalde bewering dat armoede het gevolg zou zijn van de lage productiviteit van werknemers die ongezond, ondervoed en ongeschoold zijn, is een curieuze karikatuur van de werkelijkheid. Ik wil de aandacht van dit Huis vragen voor de oorzaken van de armoede in Polen. Polen heeft een groot potentieel, maar is volgens Eurostat de armste lidstaat van de Unie. Polen heeft ook de hoogste werkloosheid, een situatie die het gevolg is van de corruptie van de regerende postcommunistisch-liberale coalitie, maar die ook samenhangt met de herstructurering van onze economie die we hebben moeten doorvoeren om te kunnen voldoen aan de toetredingscriteria. Tegen de armoede waaronder het merendeel van de Poolse samenleving gebukt gaat, waaronder vrouwen, helpen geen propagandacampagnes, holle slogans, verslagen, richtlijnen, of een werelddag tegen extreme armoede, een project dat een vermogen kost. Wat we wel nodig hebben, is een op solidariteit gebaseerd economisch bestel dat de mens dient, mannen en vrouwen, en dat normen en waarden in acht neemt, aangezien die aangeven hoe we onze medemens op de juiste wijze moeten benaderen, zeker wanneer het gaat om personen, landen of regio's die zich in een benadeelde positie bevinden. 3-246
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de rapporteur graag bedanken voor het fantastische werk dat zij in verband met dit verslag heeft verricht. Dit verslag komt zeer gelegen, aangezien het debat over de hervorming van het Europese sociale model en over het creëren van meer steun voor de strategie van Lissabon met rasse schreden
12/10/2005 nadert. Uiteindelijk moet bij alle beleidsmaatregelen, ongeacht of zij economisch of sociaal van aard zijn, het menselijke aspect het uitgangspunt vormen.
79 werk van moeder en huisvrouw, en maakt het evenmin gemakkelijker. Hoe zal de toekomst eruitzien? De media bijvoorbeeld …
Uit de cijfers en statistieken blijkt dat de armoede in de lidstaten van de Europese Unie grotere gevolgen heeft voor vrouwen dan voor welke andere groep in de samenleving dan ook. Vanwege hun unieke rol in onze samenleving - zij vervullen een hoofdrol als het gaat om de zorg voor en opvoeding van kinderen - lopen ook hun kinderen een voortdurend risico om in de armoedespiraal terecht te komen. In plaats van nog meer verslagen op te stellen, moeten wij het gesprek aangaan met de vrouwen die onder die armoede gebukt gaan. Wij moeten uitzoeken wat zij nodig hebben om aan de armoede te ontsnappen en wat zij als hun grootste problemen ervaren. Laten wij de woorden van Nelson Mandela niet vergeten: hij heeft gezegd dat het uit de wereld helpen van de armoede geen gebaar van liefdadigheid is. Het is een daad van rechtvaardigheid. Het heeft alles te maken met het beschermen van het grondrecht dat mensen hebben op een fatsoenlijk leven in vrijheid. 3-247
Irena Belohorská (NI). – (SK) Ik wil mevrouw Záborská bedanken voor haar verslag over de huidige situatie in de Europese Unie op het gebied van vrouwen en armoede. Ik ben ervan overtuigd dat armoede het gezicht van een vrouw heeft: een moeder die haar kinderen met liefde wil grootbrengen; een oude vrouw die geploeterd heeft voor een samenleving die verzuimd heeft dit te waarderen; en een jonge vrouw die vandaag de dag op een kruispunt staat – gezin of gelijkheid. Als we na het duister het licht zien, zijn we getuige van enorme mogelijkheden die vrouwen vrije toegang verschaffen tot onderwijs en werk. Vroegere strijders voor vrouwenrechten zouden jaloers zijn op de mogelijkheden die de vrouwen van nu hebben, en op de wetten die hen beschermen. Wie, of beter gezegd wat, zorgt er dan voor dat armoede een vrouwelijk gezicht heeft? Misschien zou ik, anders dan men zou verwachten – ik zal u, heren, deze keer niet de schuld geven – armoede in verband kunnen brengen met ons verlangen om de rol te vervullen die u ons slechts in stilte kunt benijden, de moederrol. Onze situatie is niet te wijten aan onvermogen om u bij te houden op het werk, aangezien veel grote en belangrijke mannen alleen maar konden opklimmen dankzij het harde werken van de zichzelf wegcijferende vrouwen om hen heen. De samenleving legt de nadruk op het feit dat vrouwen leven kunnen schenken; er zijn landen waar de wet hun zelfs niet de keuze laat iets anders te doen. Maar zodra een vrouw moeder wordt, legt de samenleving haar zorgen over de toekomst van de natie bij de vrouw neer. De wet houdt onvoldoende rekening met haar werk, het
(Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) 3-248
Zita Pleštinská (PPE-DE). – (SK) Commissaris, dames en heren, uit statistieken van Eurostat blijkt dat 16 procent van de bevolking van de EU met armoede wordt bedreigd, hetgeen het verslag van mevrouw Záborská nóg relevanter maakt. Ik wil eerst de rapporteur bedanken voor haar beknopte en substantiële verslag, dat als een goed uitgangspunt kan dienen voor het uitbannen van armoede, en daarmee tevens voor het bereiken van een fundamentele doelstelling van de strategie van Lissabon. Armoede is een verschijnsel dat in toenemende mate vooral vrouwen treft. Vrouwen zijn het meest kwetsbaar voor armoede, met name wanneer ze kostwinner van een huishouden zijn. De globalisering en de opkomst van ITtechnologieën hebben de economische mogelijkheden en de onafhankelijkheid van sommige vrouwen vergroot, maar daar staat tegenover dat veel vrouwen naar de rand van de samenleving worden geduwd en niet meeprofiteren van de voordelen van dit proces vanwege een laag opleidingsniveau, maatschappelijke vooroordelen of een gevorderde leeftijd. Ik ben het met de rapporteur eens dat de lidstaten maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat vrouwen die in armoede leven, gelijke toegang krijgen tot gezondheidszorg – en dan vooral de eerstelijnszorg, met inbegrip van de bescherming van vrouwen met kinderen, en gynaecologische zorg –, onderwijs en werk. Dit is de beste remedie bij de diagnose armoede. Het moment is daar dat we niet langer passief kunnen blijven in een wereld waarin vrouwen en kinderen sterven door honger, zonder opleiding blijven en niet in staat zijn een acceptabel bestaan op te bouwen voor hun naaste familieleden. We moeten het leven op elk moment beschermen en de wereld tot een betere plek voor iedereen maken, zonder vooroordelen. Ik doe daarom een dringend beroep op de Commissie om, samen met ons allen, de verantwoordelijkheid op zich te nemen om iets te doen aan de ellende die miljoenen armen treft, of zij nu in ontwikkelingslanden leven of in onze steden, en mogelijkheden te creëren om een acceptabel bestaan op te bouwen, in de geest van solidariteit en Europese waarden. 3-249
Christa Prets (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, ruim 68 miljoen mensen in de Europese Unie – dat is 15 procent van haar bevolking – worden bedreigd door armoede. In landen buiten de EU van de 25 is de situatie nog slechter. Vandaar dat alle mogelijke EU-instrumenten – of het nu gaat om het Europees nabuurschapsbeleid, het buitenlands beleid, het ontwikkelingsbeleid of het financiële beleid – zoveel
80 mogelijk moeten worden ingezet om armoede binnen en buiten de Unie uit alle macht te bestrijden. Nationale actieplannen dienen specifieke maatregelen te bevatten ter bestrijding van de armoede, en de tenuitvoerlegging daarvan dient door de Europese Commissie te worden gecontroleerd. Het is van het grootste belang dat er zowel in de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren als in de Lissabon-strategie meer aandacht wordt besteed aan vrouwen. Het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie dient sterker gericht te zijn op de bestrijding van armoede, en tegelijk moet er dringend een analyse van het internationale ontwikkelingsbeleid worden gemaakt waarin wordt nagegaan in hoeverre risicogroepen geholpen dan wel verder gemarginaliseerd worden. De Wereldbank, de G-8, het Internationaal Monetair Fonds en de WTO moeten kleur bekennen en bekendmaken welke concrete gevolgen hun beleid heeft en heeft gehad voor vrouwen en voor de armoede. Armoede buiten de 25 lidstaten van de EU kan ook leiden tot een toename van illegale migratie, van mensensmokkel en van criminele activiteiten, en tot nog meer vrouwenhandel. Daarom zullen wij onze eis herhalen die wij al jaren stellen, namelijk dat de lidstaten eindelijk een gegarandeerd minimuminkomen invoeren. 3-250
Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Het volstaat niet dat wij protesteren tegen het feit dat vele tienduizenden vrouwen in de 25 lidstaten van de Europese Unie in ernstige armoede leven. Het volstaat niet dat wij onderstrepen dat armoede en sociale uitsluiting, waarvan meer dan 72 miljoen mensen in de Europese Unie het slachtoffer zijn, een schending van de mensenrechten inhouden en vooral vrouwen treffen. Wij moeten aandringen op een volledige reorganisatie van het huidige sociaal-economisch beleid, dat de werkloosheid, de armoede en de sociale uitsluiting enkel verergert en de ongelijke verdeling van de rijkdom nog vergroot. Het is hoog tijd dat wij breken met de neoliberale beleidsmaatregelen en de richtsnoeren van de Europese Centrale Bank. Het Stabiliteits- en groeipact dient vervangen te worden door een groei- en werkgelegenheidspact. Bovendien moeten wij voorzien in een strategie voor economische en sociale ontwikkeling waarmee een einde wordt gemaakt aan de privatisering van de openbare diensten en de sociale zekerheid en waarmee gewaarborgd wordt dat mensen enerzijds kunnen beschikken over inkomens die maatschappelijk welzijn verschaffen en anderzijds toegang hebben tot de openbare gezondheidszorg, uiteraard met inbegrip van de gezondheidszorg en andere vormen van zorg die vrouwen nodig hebben. Dat is de enige manier om werkgelegenheid van goede kwaliteit tot stand te brengen, met werknemersrechten en fatsoenlijke lonen, en om ervoor te zorgen dat vrouwen alle mensenrechten genieten die hun toekomen. 3-251
12/10/2005 Godfrey Bloom (IND/DEM). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, de meesten van ons zijn het erover eens dat de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid nuttig werk doet – werk dat in mijn optiek in ieder geval net zo nuttig is als het werk dat in de andere parlementaire commissies verricht wordt. Ik onderken de basisgedachte achter het verslag en de problemen waarmee sommige vrouwen geconfronteerd worden als het om de financiële beloning gaat. Ik onderschrijf dan ook ten volle de opvatting dat wij betere statistische informatie over dit onderwerp nodig hebben. Ik moet overigens wel de aandacht van dit Parlement vestigen op de dubbele standaard die wij hanteren. Tegenwoordig kun je in de winkel van het Parlement een tijdschrift kopen dat eigenlijk gewoon harde porno bevat. Het is weliswaar een Amerikaanse uitgave, maar er staan OostEuropese modellen in afgebeeld; ik vermoed dat zij gedreven zijn door de armoede waaraan het team van mevrouw Záborská refereert. Het is het topje van de ijsberg van de uitbuiting van en handel in mensen; onderwerpen waaraan ook in het onderhavige verslag aandacht wordt besteed. Toch is een dergelijk tijdschrift hier te koop. Ik vind de hypocrisie van het Europees Parlement met betrekking tot dit onderwerp - net als bij zovele andere onderwerpen - van een treurig stemmende voorspelbaarheid. 3-252
Robert Kilroy-Silk (NI). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, in het verslag wordt opgemerkt dat het essentieel is dat er op basis van een creatieve samenwerking tussen culturen een nieuw Europa wordt gecreëerd. Dat klopt niet! De culturen en de mannenwereld zijn namelijk grotendeels verantwoordelijk voor het merendeel van de onderdrukking van vrouwen in Europa. Desalniettemin zijn blanke, westerse, liberale vrouwen - zoals hier in dit Parlement vertegenwoordigd - bang om de gevaarlijke onzin van het multiculturalisme aan te pakken. Zij knijpen een oogje dicht voor de wijze waarop vrouwen uit etnische minderheden, zoals in mijn kiesdistrict bijvoorbeeld, worden misbruikt en wanneer vrouwen onderdrukt worden en als eigendom van de man worden behandeld; wanneer vrouwen het recht op onderwijs wordt ontzegd; wanneer het vrouwen verboden wordt om te gaan werken; wanneer zij niet maar buiten mogen gaan; en wanneer zij binnen hun eigen getto nog een keer extra worden gestigmatiseerd. En eigenlijk is het nog veel erger: zij worden genitaal gemutileerd; zij krijgen de opdracht om hun lichamen te bedekken; zij worden uitgehuwelijkt; en zij worden het slachtoffer van eerwraak, zoals de politie in Derbyshire en Londen heeft verklaard. Indien wij vrouwen hun volledige rechten willen geven, dienen zij uit hun culturen en van de mannen bevrijd te worden. Zij dienen de kans te krijgen om te emanciperen, zodat zij een gelijkwaardig en verrijkt leven kunnen leiden en aan de armoede kunnen ontsnappen. De vraag is of de hier aanwezige vrouwen de benodigde moed kunnen opbrengen om deze taak te volbrengen. 3-253
12/10/2005 Kartika Tamara Liotard (GUE/NGL). – Voorzitter, ik wil toch eerst even mijn ongenoegen uitspreken over het feit dat wederom een vrouwendebat het daglicht weer niet mag zien en laatste punt op de agenda staat. Maar nu vrouwen en armoede. Ja, we hebben een verslagje en ja, het betreffende verslag leest weer een beetje als een bijbelstukje. Ik ben dus als progressieve vrouw niet helemaal blij met het eindresultaat. Een resultaat dat met name omschrijvend en niet actiegericht is. Wat het verslag wel doet, is de specifieke omstandigheden van armoede bij en voor vrouwen op de EU-agenda zetten, en dat vind ik een goed punt. In ondersteun volledig het gedeelte ten aanzien van het opzetten van een actieve groep binnen de EU waarbij de participatie van groepen van armste vrouwen praktisch gestimuleerd en ondersteund zal worden. Zij zijn immers de deskundigen en hebben een goede kijk op de ideeën over hoe de eerste nood in armoede en vrouwen gelenigd zou kunnen worden. 3-254
Maciej Marian Giertych (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, we leven in een vreemde tijd. Enerzijds kampen we met hoge werkloosheid en anderzijds hebben we kennelijk twee lonen per gezin nodig om rond te komen. We zouden in ieder geval een deel van de werklozen, waar we tenslotte toch voor moeten betalen, terug naar huis en haard moeten brengen. Een vrouw die een huishouden bestiert, voelt zich niet werkloos. Integendeel, zij heeft haar handen 24 uur per dag vol. Dat kun je wel aan haar handen zien. We doen huisvrouwen onrecht als we zeggen dat ze niet werken. En werkloze man voelt zich daarentegen gefrustreerd, nutteloos, waardeloos - een mislukkeling kortom. De meest voorkomende oorzaak van armoede in een gezin is werkloosheid van de vader. Gezinnen die van één salaris leven, hebben vaak moeite de eindjes aan elkaar te knopen, maar ze voelen zich niet arm. Hun rijkdom is hun evenwichtige gezinsleven. In die gezinnen komen minder gedragsproblemen voor. Een staat die gezinnen met één kostwinner ondersteunt, door belastingverlichting of uitkeringen, zal minder hoeven te besteden aan kinderdagverblijven, tuchtscholen, gevangenissen, bejaardentehuizen en soortgelijke instellingen. Dat land zal meer gelukkige vrouwen, gelukkige kinderen en gelukkige mannen tellen. 3-255
Vladimír Špidla, lid van de Commissie. – (CS) Dames en heren, ik dank u voor het debat dat zojuist heeft plaatsgevonden. Ik geloof dat we aan dit debat een aantal fundamentele conclusies kunnen verbinden. Diezelfde conclusies vinden we tot op zekere hoogte natuurlijk ook terug in het verslag. Het is alleen zo dat ze hier vandaag nog eens zijn benadrukt en hier en daar met nieuwe argumenten zijn onderbouwd. Het is beslist een feit dat vrouwen een groter risico lopen tot armoede te vervallen. En het is ook waar dat we niet werkelijk
81 kunnen spreken van gelijke kansen als duidelijk blijkt dat onze maatschappij één geslacht minder kansen biedt. We hebben met ons beleid ten behoeve van gendergelijkheid veel bereikt en grote vooruitgang geboekt, maar er staat ons nog veel te doen. Een ander punt dat hier duidelijk is gemaakt, is dat armoede vooral een bedreiging vormt voor vrouwen in bepaalde sociale omstandigheden – al is het natuurlijk ook waar dat vrouwen gedurende hun hele leven hoe dan ook aan dit gevaar worden blootgesteld. De vergrijzing heeft tot gevolg dat er veel arme weduwen zullen zijn, en meer alleenstaande arme vrouwen. Dat is één aspect waar we rekening mee zullen moeten houden. Ik geloof verder dat dit debat duidelijk heeft gemaakt dat we vooruitgang in deze zaken nooit als gegeven mogen beschouwen. We mogen er niet van uitgaan dat de dingen vanzelf zullen verbeteren en dat het doel zo eens bereikt zal worden. Dit soort vooruitgang vooronderstelt een aanzienlijke inspanning op alle niveaus, en dan vooral op het niveau van de lidstaten. Er is vandaag ook het een en ander gezegd over het belang van een minimuminkomen. Ik wil met betrekking tot dat punt graag volstaan met de opmerking dat we hierover tegen het einde van dit jaar een mededeling zullen uitbrengen. En die mededeling zou volgens mij de aanzet moeten vormen tot een diepgaand debat over het begrip minimuminkomen en de wijze waarop de verschillende lidstaten met deze kwestie omgaan. Dames en heren, ik bedank u opnieuw voor het presenteren van dit verslag. Ik heb het zorgvuldig doorgelezen, maar er is één onderdeel waarbij ik er niet zeker van ben dat ik de strekking goed begrepen heb. Ik meen dat ik de onderliggende principes doorgrond, aangezien ze bij een aantal debatten in dit Parlement reeds aan de orde zijn gekomen; het komt er naar ik meen op neer dat veel werk in de informele sfeer wordt verricht, en dat er daarom geen rekening mee wordt gehouden in de officiële economie en het bruto binnenlands product, ook al is het net zo goed werk. Dat is althans de uitleg die ik geef aan het deel van dit verslag waarin wordt verwezen naar de economie van alledag. Ik wil er graag zeker van zijn dat men dit ook inderdaad bedoelde – het zou namelijk een interessant idee zijn om aan dit onderwerp een gestructureerd debat te wijden. Ik dank u daarom ten derde male voor dit verslag, dames en heren. De conclusies van dit verslag zouden ons aan het denken moeten zetten. Ze zullen beslist een rol spelen bij de pogingen die de EU zal ondernemen om armoede uit te bannen en gelijke kansen te verwezenlijken. 3-256
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen, donderdag 13 oktober, om 11.00 uur plaats.
82
12/10/2005 Schriftelijke verklaring (artikel 142)
3-257
Zita Gurmai (PSE). - (EN) Armoede is een ernstig verschijnsel waarmee vrouwen aanzienlijk vaker geconfronteerd worden. Vrouwen gaan onder een meervoudige discriminatie gebukt - oudere vrouwen, vrouwen van etnische minderheden, gehandicapte vrouwen, alleenstaande ouders - en zijn potentiële slachtoffers van sociale uitsluiting en extreme armoede. Het risico op armoede is gekoppeld aan werkloosheid. Dit risico wordt alleen maar groter als de werkloosheid hoog blijft. Het is een cruciale uitdaging om gehandicapten, langdurig werklozen, oudere mensen en etnische minderheden aan het werk te helpen. Het economisch beleid, het sociaal beleid en het werkgelegenheidsbeleid moeten elkaar versterken. De economische ontwikkeling dient vergezeld te gaan van maatregelen om de armoede te verminderen en uitsluiting en discriminatie te bestrijden. Een van de belangrijkste elementen van het beleid is dat vrouwen in het arbeidsproces geïntegreerd worden, aangezien werk inkomen genereert en de sociale participatie bevordert. Indien wij de doelstelling van Lissabon voor 2010 willen verwezenlijken, dienen de oorzaken voor de genderkloof op het gebied van werk en loon krachtig aangepakt te worden. Daarnaast moet er meer aandacht komen voor maatregelen die het voor vrouwen eenvoudiger maken om werk en gezin te combineren. Met betrekking tot de stelsels voor sociale bescherming en bij het bestrijden en voorkomen van geweld tegen vrouwen zou een uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten zeer nuttig zijn. Wij moeten ons ook meer inspannen om de sociale partners op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beleid te integreren, met name op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid en pensioenvoorzieningen. 3-258
Magda Kósáné Kovács (PSE). – (HU) Dames en heren, ik denk dat de voorstellen inzake de armoede van vrouwen belangrijk zijn, en ik wil de rapporteur en haar commissie bedanken. Het verslag toont aan dat decentrale discussies over Europees beleid de mogelijkheid bieden om onze gemeenschappelijke problemen met betrekking tot de verdere uitbreiding van de EU in kaart te brengen. De armoede van vrouwen kan worden verklaard door maatschappelijke factoren die ook van invloed zijn op andere groepen in de samenleving. Voorbeelden hiervan zijn mensen in achterstandsregio’s, mensen met een handicap, etnische groepen of ouderen die in armoede leven. Het vrouwelijke gezicht van armoede komt zeer duidelijk naar voren bij deze kwetsbare groepen in de
samenleving. Vrouwen hebben doorgaans een lager loon, een kort(er) dienstverband en, in de oude lidstaten, een lagere levensstandaard. De culturele tradities van immigranten en ‘autochtone’ Roma zorgen voor specifieke, met de betreffende gemeenschap verband houdende obstakels op de weg naar financiële zekerheid en zelfstandigheid voor vrouwen op de lange termijn. De groepen vrouwen die het grootste risico lopen om in armoede te vervallen, zijn alleenstaande moeders en (alleenstaande) oudere vrouwen. Met armoedepercentages tussen 21 en 28 procent lopen vrouwen in Midden-Europa een uitzonderlijk hoog risico. Door de toegenomen levensverwachting zullen in de toekomst meer ouderen met armoede geconfronteerd worden, tenzij de Europese solidariteit hun te hulp schiet. Opkomen voor de mensenrechten helpt ook om de armoede te verlichten. Het recht op menselijke waardigheid is een fundamenteel mensenrecht. Armoede ontneemt mensen de mogelijkheid om zelf te kiezen hoe zij hun leven willen inrichten. Het is onze taak om het recht op zelfbeschikking terug te geven aan vrouwen, die de meerderheid van de wereldbevolking uitmaken. Laten wij een beroep doen op onszelf en de EU-instellingen om rekening te houden met dit onderwerp wanneer wij wetten maken of communautaire middelen verdelen. 3-259
Katalin Lévai (PSE). - (EN) Bij het luisteren naar dit debat zou de indruk kunnen ontstaan dat armoede en honger problemen van de ontwikkelingslanden zijn. In Europa heerst echter ook grote armoede. Daarom is dit Parlement het er volledig over eens dat Europa - in combinatie met een adequate bijstandsstrategie - zich moet aansluiten bij de VN-inspanningen en een bijdrage moet leveren aan het oplossen van de problemen van de mensen in nood. Met de komende toetreding zal de Roma-minderheid in Midden- en Oost-Europa toenemen van naar schatting 1,5 à 2 miljoen tot 5 à 6 miljoen. Dat betekent dat de Roma-populatie dan de grootste etnische minderheid in de EU zal zijn. Grote groepen Roma leven onder zeer gemarginaliseerde omstandigheden, vaak in grote families met veel kinderen (mevrouw Záborská vestigt terecht de aandacht op de dubbele discriminatie, namelijk op grond van geslacht en afkomst, maar gaat voorbij aan het risico van kinderarmoede dat daarmee gepaard gaat). Meervoudige handicaps leiden tot grotere problemen bij het realiseren van verbeteringen of het creëren van doorbraken en er dienen op dit vlak dan ook onverwijld gerichte, preventieve maatregelen te worden genomen. Ik vraag de Commissie om te waarborgen dat complexe ontwikkelingsprojecten voor het verbeteren van de kwaliteit van het bestaan van achtergestelde gemeenschappen - met name wat de Roma-minderheid betreft - geïntegreerd worden in het nieuwe
12/10/2005
83
cohesiebeleid voor de periode 2007-2013, zoals ook op 31 januari is verzocht door het EP-Roma-forum. Daarbij is ook voorgesteld om de krachten te bundelen en de taken te verdelen met het Roma Decade Programme, dat op 2 februari is gelanceerd door de Wereldbank, de Open Society Foundation en acht Europese nationale regeringen. 3-260
Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 3-261
Sluiting van de vergadering 3-262
De Voorzitter. − Ik verklaar de vergadering gesloten. (De vergadering wordt om 23.50 uur gesloten)
84
12/10/2005 INHOUD
WOENSDAG 12 OKTOBER 2005............................. 5 Hervatting van de zitting............................................. 5 Verklaring van de Voorzitter...................................... 5 In memoriam ................................................................ 5 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen................................... 5 Onderzoek geloofsbrieven: zie notulen ...................... 5 Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen. 5 Ingekomen stukken: zie notulen ................................. 5 Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg................................................... 5 Kredietoverschrijvingen: zie notulen ......................... 5 Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen . 5 Agenda .......................................................................... 5 Actuele problemen inzake immigratie ....................... 8 Iran 21 Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang ................................................. 32 Strategie van de Unie voor Afrika ............................ 38 Situatie in Ethiopië..................................................... 50 Onderwijs, de hoeksteen van het proces van Lissabon .......................................................................... 55 Europese samenwerking inzake kwaliteitsborging in het hoger onderwijs ........................................ 63 De integratie van immigranten in Europa dankzij meertalige scholen en onderwijs.................... 67 Nieuwe uitdagingen voor het circus als onderdeel van de Europese cultuur........................................ 72 Vrouwen en armoede in de Europese Unie.............. 75 Agenda van de volgende vergadering: zie notulen.. 83 Sluiting van de vergadering ...................................... 83