Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016
A. Basisbegrippen van de rechtseconomie Dit hoofdstuk gaat over de basisbegrippen die nodig zijn voor kennis van rechtseconomie. Er is sprake van rechtseconomie, wanneer het instrumentarium van de economie wordt gebruikt om het recht te analyseren. De maatschappelijke context Een voorbeeld uit het nieuws waarin het recht en de economie samenhangen, is een onderneming die notering aanvraagt op de effectenbeurs. De juridische vorm van de onderneming is de Naamloze Vennootschap (hierna: nv). Vaak wilt een onderneming een notering op de effectenbeurs krijgen. Dit houdt in dat zij toegang krijgt tot de openbare kapitaalmarkt. Hierdoor is het aantrekken van kapitaal vaak makkelijker. Ook bij transacties spelen het recht en de economie samen een grote rol. Op het moment dat er een transactie plaatsvindt, er wordt een goed gekocht of verkocht, dan is er altijd een gelijktijdige verandering in de economische en juridische sfeer. Transacties Een transactie is de overdracht van rechten van de ene naar de andere persoon. Onder ‘persoon’ vallen natuurlijke personen en rechtspersonen. Als er kosten bij deze overdracht komen kijken, worden deze kosten transactiekosten genoemd. Een voorbeeld hiervan zijn notariskosten, die ontstaan bij de eigendomsoverdracht van een huis. Het meeste aantal transacties vindt plaats tussen ondernemingen onderling en ondernemingen en consumenten. Ook vindt een aantal plaats tussen de overheid en burgers. De kleinste onderzoekseenheid binnen de rechtseconomie is de transactie. Als er één enkele transactie wordt onderzocht of één type transactie, dan behoort een dergelijk onderzoek tot het terrein van de micro-economie. Zodra er meerdere transacties worden onderzocht, dan bevinden wij ons op het terrein van de meso- of macroeconomie. Het economische aspect van transacties In de economische wetenschap gaat het bij ‘economie’ en ‘economisch’ om schaarste, en dus niet om geld of zuinigheid. Schaarste gaat om het deel van de behoeften van mensen waarvoor de middelen maar beperkt aanwezig zijn. Dit betekent dat er onvoldoende middelen zijn om te voorzien in deze behoeften. Doordat er een beperkt aantal middelen is, moet er gekozen worden tussen in welke behoefte wel en in welke behoefte niet wordt voorzien. Een voorbeeld van schaarste is tijd: een uur kan maar eenmaal benut worden. Bij het maken van dergelijke keuzes is er altijd sprake van een opgeofferd alternatief. Dat alternatief is dat wat niet gekozen is. Als er wordt gekozen om een uur te besteden aan sporten, dan kan datzelfde uur niet meer besteed worden aan het opruimen van je kamer. Het opruimen van je kamer is dan het opgeofferde alternatief. Deze opoffering wordt in de economie als kosten beschouwd, ook als deze kosten niet in geld kunnen worden uitgedrukt. Deze kosten worden opportunity costs genoemd. Het economische aspect van het voorzien in behoefte heeft betrekking op de schaarste, waarbij een opgeofferd alternatief moet zijn. Dit wordt relatieve schaarste genoemd. Van absolute schaarste is sprake als bepaalde middelen op een bepaalde tijd en plaats in het geheel niet meer beschikbaar zijn. Consumptie en productie Consumeren is de transactie waarbij consumptiegoederen worden gekocht. Het is een transactie omdat de koper het eigendomsrecht van de gekochte consumptiegoederen verkrijgt. De consumenten worden juridisch beschermd door productaansprakelijkheid van de producent. Dit houdt in dat de producent een goede productkwaliteit moet leveren. Als hij dit niet doet, is hij voor de tekortkomingen aansprakelijk. Deze aansprakelijkheid leidt tot een versterking van de positie van de consument.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 Produceren is het omzetten van goederen die niet zonder meer geschikt zijn voor consumptie n goederen die meer geschikt zijn. Het doel van productie is dan ook consumptie. Bij productie werken de volgende productiefactoren samen: • Natuur. Hieronder vallen bijvoorbeeld landbouwgrond en ruwe olie; • Arbeid. Hand- en hoofdwerk zijn hier voorbeelden van; • Kapitaalgoederen. Onder kapitaalgoederen vallen machines en gebouwen die door het bedrijfsleven of de overheid zijn aangeschaft. De publieke en de private sector Onder de publieke sector vallen de centrale overheid, de provincies en de gemeenten. Een hoofdtaak van de overheid is het voorzien in collectieve goederen. Dit zijn goederen die niet via de markt kunnen worden verhandeld vanwege hun bijzondere eigenschappen. Onder deze eigenschappen vallen non-rivaliteit en non-exclusiviteit. Non-rivaliteit houdt in dat men elkaar niet mag hinderen bij gebruik en nonexclusiviteit betekent dat als de goederen eenmaal geproduceerd zijn, niemand van het gebruik ervan kan worden uitgesloten. Een voorbeeld van een collectief goed is een dijk. De overheid dwingt betaling van collectieve goederen af via belastingheffing. Collectieve goederen zijn niet splitsbaar en mensen zouden daarom betaling kunnen weigeren. Door middel van belastingheffing is ontduiking van betaling niet mogelijk. Een free rider is iemand die doet alsof hij geen behoefte heeft aan een collectief goed maar ondertussen wel het goed wilt gebruiken. Quasi-collectieve goederen zijn goederen die worden behandeld alsof het collectieve goederen zijn. Een voorbeeld hiervan is het Nederlandse wegennetwerk. Ook zorgt de overheid voor de primaire inkomensverdeling. Deze verdeling is de personele inkomensverdeling voordat belastingen en sociale premies zijn geheven en sociale uitkeringen en subsidies zijn ontvangen. Er is sprake van secundaire inkomensverdeling wanneer wel rekening is gehouden met belastingen, premies, uitkeringen en subsidies. Daarnaast is er ook nog de tertiaire inkomensverdeling. Dit is de verdeling waarbij rekening wordt gehouden met het profijt van allerlei overheidsvoorzieningen, zoals onderwijs en bejaardenzorg, die een soort nietuitgekeerde ‘subsidies’ zijn. Een vermogen kan zorgen voor inkomensvorming. Onder vermogen vallen alle persoonlijke bezittingen minus de schulden. Het kan zorgen voor inkomensvorming in de volgende vormen: • Pacht: inkomen voortvloeiend uit grondbezit; • Huur: inkomen voortvloeiend uit het verhuren van bezit; • Rente: inkomen dat wordt verkregen uit leningen, zoals obligaties; • Dividend: inkomen dat voortvloeit uit het bezit van aandelen. De overheidsuitgaven, het geld dat de overheid uitgeeft, kunnen de volgende bestemmingen hebben: • Klassieke overheidsuitgaven. Hieronder vallen de uitgaven voor defensie, onderwijs, openbaar bestuur, politie, infrastructuur en milieu; • Overdrachten om niet. Dit zijn uitgaven overdrachten waarbij de ontvanger geen directe tegenprestatie aan de overheid is verschuldigd. Onder deze uitgaven vallen de zorg, sociale zekerheid en subsidies; • Rente en kredietverlening. Naast overheidsuitgaven, heeft de overheid ook overheidsontvangsten. Zij kan geld ontvangen in de volgende vormen: • Belastingen; • Premies van sociale verzekeringen; • Niet-belastingontvangsten.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 Naast de publieke sector is er ook de private sector, waarin vooral wordt gedoeld op het bedrijfsleven. In deze sector speelt het marktmechanisme een belangrijke rol. Voor prijsvorming zijn de vraag- en aanbodverhoudingen essentieel. In tegenstelling tot de private sector is in de publieke sector het budgetmechanisme vooral van belang. Micro-, macro- en meso-economie In de micro-economie draait het om transacties die voorkomen uit individuele beslissingen. Deze beslissingen kunnen zijn genomen door bijvoorbeeld individuele consumenten en producenten en ze hebben gevolgen voor prijsvormingsprocessen op markten en op de allocatie van productiefactoren. Allocatie houdt de plaatsing of inzet van de productiefactoren (natuur, arbeid en kapitaalgoederen) in. Voor een productieverloop, van bijvoorbeeld citroenen, zijn deze productiefactoren ingezet of gealloceerd. De citroenen zijn gegroeid aan gekweekte bomen, geplukt, geëxporteerd, geïmporteerd en in de winkel beland. Allocatie geschiedt vaak via markten. Een markt is het geheel van vraag naar en aanbod van bepaalde goederen. Maar niet alle allocatie vindt plaats via de markt. Dit komt doordat er sprake is van marktimperfecties. Zo kan de allocatie van collectieve goederen niet via de markt tot stand komen. Er is geen rekening gehouden met negatieve externe effecten in de prijsvorming van het product waarbij die effecten ontstaan. Een voorbeeld van een negatief extern effect is de geluidsoverlast van de vliegtuigen bij Schiphol. Deze overlast zorgt voor een negatieve beïnvloeding van de welvaart van mensen, maar hier is in de prijsvorming van vliegtickets geen rekening mee gehouden. De overheid kan deze effecten toch in rekening brengen door bijvoorbeeld een geluidsheffing op te leggen. In de macro-economie gaat het om optellingen of aggregaties van transacties die uitgedrukt zijn in geld. Geaggregeerde grootheden zijn opgetelde grootheden, waarvan het bruto binnenlands product (hierna: BBP) een bekend voorbeeld is. Het BBP is de optelsom van alle productie bij ondernemingen en de overheid in Nederland in een jaar. Een ander voorbeeld van een geaggregeerde grootheid is het nationaal inkomen. Dit is de optelsom van alle geldinkomens van alle Nederlanders in een bepaald jaar. Een geldbedrag zegt echter weinig over de omvang van de productie en de koopkracht van mensen. Als de prijzen zouden verdubbelen in een jaar, dan zou het BBP ook verdubbelen, zonder dat er meer producten zijn gemaakt. Het CBS houdt de ontwikkeling van de prijzen in de gaten. Deze instantie geeft cijfers waarbij niet is gelet op prijsontwikkeling, de nominale cijfers, en cijfers waarbij wel is gelet op prijsontwikkeling, de reële cijfers. Met reëel wordt aangegeven hoeveel goederen er zijn geproduceerd of hoeveel goederen met het inkomen kunnen worden gekocht. Het consumentenprijsindex is ook een cijfer dat door het CBS berekend wordt. Het is het cijfer dat een beeld geeft van de algemene prijsstijgingen in Nederland. De meso-economie draait om sectoren of delen in de economie van een land, zoals de bouwnijverheid en de landbouw. Centraal in deze economie staat de vraag hoe een sector zich ontwikkelt bijvoorbeeld in vergelijking met een andere sector en of de oorzaken van eventuele ontwikkelingsverschillen zijn te verklaren. De methode van de economie Modellen en falsificatie Van modellen wordt veel gebruik gemaakt in de economie. Een model is het geheel van veronderstellingen en conclusies. Het is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Er wordt gebruik gemaakt van de ceteris paribus-voorwaarde bij toepassing van de modellen. Deze voorwaarde betekent dat de economen veronderstellen dat een aantal, waaronder relevante, factoren zich niet wijzigt. De opsteller van een model maakt onderscheid tussen exogene variabelen (ook wel: verklarende variabelen) en endogene variabelen (ook wel: te verklaren variabelen). Tussen deze variabelen bestaat een bepaalde samenhang. De hoogte van de exogene variabelen is namelijk bepalend voor de hoogte van de endogene variabelen.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 Als bijvoorbeeld de groei van het Nederlandse BBP voorspeld moet worden, kan de groei van de wereldhandel als exogeen worden gekozen en de voorspelde groei van het BBP als endogeen. Er zijn algemene basistheorieën, ontwikkeld door economen, die dienen als uitgangspunt voor specifieke theorieën. Laatstgenoemde theorieën zijn falsificeerbaar. Dit betekent dat de veronderstellingen zo moeten zijn geformuleerd, dat het mogelijk is dat de verificatie ook negatief uitvalt. De uit de veronderstellingen afgeleide conclusies komen dan niet overeen met wat in de werkelijkheid wordt waargenomen. In de economie komt dit vaak voor, zoals bij de theorie dat mensen onder alle omstandigheden de voorkeur geven aan meer geld boven minder geld. In een bekend experiment verkozen in sommige gevallen de proefpersonen geen geld boven weinig geld. Econometrie is een onderdeel van de economie dat statistische analyses toepast op economische problemen. Economen kunnen uit empirische data samenhangen tussen verscheidenen grootheden blootleggen door gebruik te maken van econometrie. Het methodologisch individualisme Bij het opstellen van modellen wordt vaak gebruik gemaakt van methodologisch individualisme. Bij deze methode dienen individuele voorkeuren, gedragingen of motieven van mensen als uitgangspunt voor het opstellen van gedragsveronderstellingen in een model. Het streven van consumenten naar een zo groot mogelijke voorziening in hun behoeften is een voorbeeld. Vaak stemmen de conclusies op basis van deze gedragsveronderstellingen overeen met wat in de werkelijkheid wordt waargenomen. In de rechtswetenschap wordt deze methode ook toegepast. Veronderstellend dat individuele burgers zich hieraan houden, stelt de overheid wetten op. Maar omdat bekend is dat niet iedere burger dit doet, worden sancties in het vooruitzicht gesteld bij ontduiking van de wet. In de economische analyse staat de kosten- en batenoverweging centraal. Deze overweging illustreren we aan de hand van een individuele weggebruiker die zich al dan niet aan de maximumsnelheid houdt. Veiligheid op de weg, lager benzineverbruik en minder verkeersslachtoffers behoren tot de baten (voordelen) van het zich houden aan de maximumsnelheid. Tot de kosten behoort het niet op tijd op de bestemming zijn. Als de baten hoger zijn dan de kosten hiervoor, zal een weggebruiker zich houden aan de maximumsnelheid. De overheid probeert in haar sanctiebeleid de individuele kosten- en batenoverwegingen van de weggebruikers te beïnvloeden, door bijvoorbeeld de pakkans te vergroten. Welvaartstheorie Welvaart Welvaart geeft het niveau van de voorziening in behoeften weer. Het is een subjectief begrip, omdat iedereen een eigen subjectief oordeel heeft over zijn of haar niveau van behoeftebevrediging. Formeel heeft het welvaartsbegrip voor een groep geen inhoud. De economie beperkt zich tot het uitspreken van zijnsoordelen. Zijnsoordelen zijn feiten, zulke oordelen kunnen goed of fout zijn. Vaak wordt er vanuit gegaan dat welvaart en welzijn tegengesteld zijn aan elkaar. Zo zou meer luchtverkeer op Schiphol meer inkomsten voor Schiphol betekenen (welvaart) die ten koste gaan van de immateriële behoefte aan rust (welzijn). In de economische wetenschap zijn dit behoeftes met een economisch aspect, ook al kan de laatste behoefte niet in geld worden uitgedrukt, omdat zij beide met schaarste te maken hebben. We hebben het hier over een ruim welvaartsbegrip. Het enge welvaartsbegrip gaat enkel over behoeften die in geld kunnen worden uitgedrukt. Allocatie en Paretiaanse welvaartstheorie Er is sprake van optimale allocatie (ook wel: efficiënte allocatie) als de allocatie van productiefactoren precies overeenstemt met de wensen van de consumenten. Er is dus geen verdere verbetering van de welvaart van een groep consumenten mogelijk.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 De Paretiaanse welvaartstheorie wordt veel gebruikt in de rechtseconomie. Deze theorie is genoemd naar Vilfredo Pareto. Hij ging na of de allocatie nog meer in overeenstemming kon worden gebracht met de voorkeuren van de individuele consumenten. De consumenten vormden dus het uitgangspunt van de analyse omtrent de allocatie. Er moet voldaan zijn aan het criterium van Pareto, wil er sprake zijn van welvaartsverbetering van een groep. Dit criterium luidt als volgt: in een groep is de welvaart verbeterd als minstens één groepslid er in zijn of haar individuele welvaart op vooruitgaat, zonder dat iemand anders uit de groep er in zijn of haar individuele welvaart op achteruitgaat. Als de welvaart van een groep volgens dit criterium niet meer kan worden verbeterd, is de allocatie optimaal en is er een welvaartsmaximum bereikt. dit criterium speelt in de rechtseconomie een belangrijke rol naar de vraag of een nieuwe wet of een nieuwe rechtsregel zal bijdragen tot de welvaart. Naast het criterium van Pareto bestaat ook het criterium van Kaldor en Hicks. Volgens dit criterium is sprake van een welvaartsstijging van de groep als degenen die erop vooruit zijn gegaan degenen die erop achteruit zijn gegaan compenseren. Compensatie is dus toegestaan. Bij de compensatie wordt gelet op de subjectieve oordelen: vindt degene die erop vooruit is gegaan nog steeds dat er sprake is van vooruitgang na de compensatie en vindt degene die erop achteruit is gegaan dat zijn welvaartspositie na compensatie gelijk is gebleven? Bij beide criteria wordt gebruik gemaakt van het methodologisch individualisme, waarbij de individuele voorkeuren, verwachtingen en/of gedragingen het uitgangspunt van de analyse vormen. Ook handelden de individuen in hun eigen belang. De verdeling van goederen De economie gaat niet over de rechtvaardigheid van de verdeling van goederen omdat dit afhankelijk is van een waardeoordeel, iets waar de economie zich niet over uitspreekt. Verdeling betreft vooral personele inkomensverdeling en vermogensverdeling. Personele inkomensverdeling is de verdeling van het nationale inkomen over personen. Deze verdeling is grotendeels bepalend voor de goederenverdeling. De vermogensverdeling laat de in geld uitgedrukte verdeling van vermogensbezit in een bepaald jaar zien. Daarnaast bestaat ook de categoriale inkomensverdeling. Deze verdeling gaat over de verdeling van het nationaal inkomen over looninkomen en overig inkomen. Het totaal van de huren, pachten, interesten en winsten in een land in een jaar wordt het overig inkomen genoemd. Rechtseconomie Instituties en transacties Instituties zijn de door mensen ontworpen voorwaarden, die de interactie tussen mensen bepalen. Ze zijn de regels van het spel in een maatschappij en ze structureren de prikkels in de interactie tussen mensen. De overheid in Nederland kan gezien worden als een beheersingsstructuur (ook wel: governance structure). Binnen de door instituties bepaalde voorwaarden functioneert zij in de Nederlandse samenleving. De regels die worden opgelegd door deze structuur zijn de werkregels. Onder deze werkregels vallen de wet- en regelgeving en de naleving hiervan. Zij zijn de voorwaarden die de interactie tussen mensen binnen een beheersingsstructuur bepalen. Naast de overheid kunnen ondernemingen en markten ook onder de beheersingsstructuren geschaard worden. Zij worden allen gecreëerd voor het bereiken van een bepaald doel. Iedere transactie vindt plaats binnen een beheersingsstructuur. Voor het verloop van transacties zijn de werkregels bepalend. Ze bepalen de hoogte van de transactiekosten binnen een beheersingsstructuur. Als de werkregels veranderen, veranderen de transactiekosten ook.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 Transacties zijn mogelijk dankzij goede wet- en regelgeving en het eventueel afdwingen van de naleving ervan. Hierdoor zijn de transactiekosten laag in Nederland. Hoe lager deze zijn, hoe meer transacties er mogelijk zijn in een land. De kwantiteit en de kwaliteit van de transacties zal hierdoor kunnen toenemen. Doordat het makkelijker is om rechten over te dragen, is het ook duidelijker welke rechten men overdraagt en hierdoor zijn de overgedragen rechten in overeenstemming met de voorkeuren van de kopers van de rechten. Door verlaging van de transactiekosten is optimaliteit van de allocatie mogelijk. Dit betekent dat de allocatie in overeenstemming is met de voorkeuren van de consumenten. De rechtseconomie gaat ervan uit dat recht, rechtsregels, rechtspraak en de naleving ervan tot verlaging van transactiekosten kunnen bijdragen. Hierdoor kunnen zij bijdragen tot verhoging van de welvaart. Een voorbeeld: rechtseconomische analyse van aansprakelijkheid Aansprakelijkheidsregels beïnvloeden in het verkeer de mate waarin men zich risicovoller gedraagt. Uit een onderzoek bleek dat als automobilisten zich verplicht moesten laten verzekeren, er moral hazard optrad. Door de toename van moral hazard nam het aantal dodelijke ongevallen behoorlijk toe. Dit in tegenstelling tot de automobilisten die zich niet verplicht hoefden te laten verzekeren. Moral hazard houdt in dat verzekerden zich risicovoller gedragen, omdat zij toch verzekerd zijn. Binnen een model zijn de keuzes van automobilist A en fietser F beperkt tot het nemen van geen voorzorg (GV) en het nemen van noodzakelijke voorzorg (NV). Noodzakelijke voorzorg houdt het betrachten van optimale voorzorg in. Met optimale voorzorg wordt bedoeld het niveau van voorzorg dat de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk maakt. De maatschappelijke kosten bestaan uit de voorzorgkosten en de verwachte schade. Wanneer er geen voorzorg wordt betracht zijn de voorzorgkosten €0 en als de noodzakelijke voorzorg wordt genomen, dan zijn de voorzorgkosten €100. Ook wordt er aangenomen dat de schade €1.000 bedraagt en de kans dat schade ontstaat, wordt aangeduid met p. Als F en A allebei verzuimen voorzorg te betrachten, dan geldt p=1. Wanneer p=1 dan geldt dat de kans 100% is dat er schade ontstaat. Als beiden echter de noodzakelijke voorzorg betrachten, dan geldt dat p=0,1 en is de kans op schade 10%. Wanneer één van de twee geen voorzorg betracht en de ander de optimale voorzorg in acht neemt, is de kans op schade p=0,5. Er is dan 50% kans op schade. Je krijgt de volgende situatie wanneer A altijd aansprakelijk wordt gesteld voor de schade: GV Fietser NV GV 0 100 1.0000 500 Automobilist 0 100 600 200 NV Als A geen voorzorg betracht en F wel, dan zijn de kosten voor A 0+0,5∙1.000. In bovenstaand schema geldt dat A risicoaansprakelijk is. Dit betekent dat A aansprakelijk is, ongeacht of hij al dan niet voorzorg betracht. Als hij voor voorzorg kiest, houdt hij de verwachte kosten zo laag mogelijk. F kiest in dit geval voor geen voorzorg, omdat dan voor hem de verwachte kosten zo laag mogelijk zijn. Er volgt dan de uitkomst NV, GV, waarbij de maatschappelijke kosten voor A €600 bedragen en voor F €0. Ze ondervinden allebei geen prikkel om van hun keuze af te wijken, gegeven dat de andere speler niet afwijkt. Als F aansprakelijk is als A wel en F niet de noodzakelijke voorzorg heeft genomen, krijg je dat A voor NV kiest (de verwachte kosten zijn voor hem dan het laagst) en F ook. Je kunt dus door het opstellen van rechtsregels het gedrag van subjecten beïnvloeden op die manier dat ze het gewenste gedrag gaan vertonen. Het ontwerpen van regels die leiden tot de gewenste keuze van de subjecten, wordt mechanism design genoemd. Door juristen wordt dit impact calculus genoemd.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen
Inkijkexemplaar Rechtseconomie 2015-2016 Speltheorie In bovenstaande paragraaf is gebruik gemaakt van de speltheorie. In een dergelijke theorie wordt geprobeerd het strategisch handelen van subjecten te voorspellen. Het voorbeeld van de fietser en de automobilist is een niet-coöperatief spel. Binnen dit spel bestaan de volgende elementen: • Spelers. In casu waren dit de fietser en de automobilist; • Strategieën. Bij het voorbeeld waren de strategieën ‘het nemen van geen voorzorg’ en ‘het nemen van noodzakelijke voorzorg’; • Uitbetaling aan elke speler. Uitbetaling draait om de verwachte kosten en het verwachte schadebedrag. In een niet-coöperatief spel kunnen de spelers geen bindende overeenkomst sluiten. Ze kiezen ieder een strategie, maar ze weten niet wat de ander zal kiezen. Het spel wordt statisch genoemd, omdat zij tegelijk hun strategiekeuze doen. Het spel dat centraal stond in de vorige paragraaf, was een weergave van het spel in normale vorm. Bij een dergelijk spel wordt er vanuit gegaan dat de spelers rationeel handen. Van rationeel gedrag is sprake als in hun eigen belang handelende subjecten: • Volledige kennis hebben van hun omgeving en van de karakteristieken van de andere subjecten en hun acties; • Alle toevalligheden kenen, die zich in de toekomst zouden kunnen voordoen; • In staat zijn de juiste beslissing te nemen in de meest complexe situaties. Er is sprake van begrensde rationaliteit als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan. Enkele voorbeelden van afwijkingen van de drie voorwaarden: • Er is sprake van hidden information, dit betekent dat er onvolledige kennis is van de karakteristieken van een subject, of van hidden actions. Laatstgenoemde betekent dat er onvolledige kennis is van de acties van andere subjecten. Hidden information en hidden actions zijn voorbeelden van asymmetrische informatie; • Er is sprake van berekenbare onzekerheid of van formele onzekerheid. Van berekenbare onzekerheid is sprake als bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij de premie voor een verzekering tegen slecht weer berekent op grond van statistieken. Als het niet mogelijk is een voorspelling te doen, is er sprake van formele onzekerheid. Van een dominante strategie is sprake als de spelers een keuze hebben die altijd voordeliger is, welke strategie de ander ook kiest. In het voorbeeld was dit GV voor F en NV voor A, als A altijd aansprakelijk is. De uitkomst NV, GV wordt een evenwicht in dominante strategieën genoemd. Dit is ook een voorbeeld van een Nash-evenwicht. Hier is sprake van als er geen prikkel is voor een speler om van zijn strategie af te wijken, gegeven dat zijn tegenspeler ook niet van zijn strategie afwijkt.
www.facebook.com/slimstuderenrechtengroningen