Inhoud A.
Algemene Inleiding ................................................................................................................ 2
B.
Hoofdstuk 1: Methodologische aspecten van het onderzoek ...................................................... 4 1. 2.
C.
Telefonische bevraging ....................................................................................................... 4 De steekproef en afname van de enquête ............................................................................ 5 a. Procedure ...................................................................................................................... 7 b. Validering van de steekproef ........................................................................................... 7 c. Weging .......................................................................................................................... 8 d. Significante verschillen .................................................................................................... 9 e. Afrondingen ................................................................................................................... 9 Hoofdstuk 2: Nationale resultaten van de „justitiebarometer‟ ....................................................10
1. 2.
Vertrouwen in justitie, in het algemeen...............................................................................10 De werking van het gerechtelijke apparaat .........................................................................19 a. Werking justitie .............................................................................................................19 b. Politieke programmapunten ............................................................................................22 c. Rechtbank procedures ...................................................................................................25 3. Ervaring met justitie ..........................................................................................................29 a. De behandeling van een burgerlijke zaak ........................................................................29 b. De behandeling van strafrechterlijke zaken .....................................................................35 4. De actoren van justitie .......................................................................................................41 a. Advocaten .....................................................................................................................41 b. Rechters .......................................................................................................................44 c. Beroepsrechter of volksjury ............................................................................................48 d. Filmen van zittingen .......................................................................................................50 5. Burgerlijk recht .................................................................................................................52 a. Het belang van deskundigen, gewone burgers en bemiddeling .........................................52 6. Strafrecht .........................................................................................................................57 a. Meningen van burgers over de werking van het parket, de mogelijkheid tot bemiddeling en de voorkeuren voor een volksjury ..........................................................................................57 b. Bestraffen van misdrijven ...............................................................................................64 c. Beslissingen van de rechter ............................................................................................73 d. Jeugddelinquentie en snelrecht .......................................................................................78 7. Prioriteiten ........................................................................................................................82
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
1
A. Algemene Inleiding Hoe denken de inwoners van ons land over justitie? Dat is de centrale vraag waarop dit boek een antwoord zal formuleren. Het huidig boek geeft u een overzicht van de ontwikkeling van de bevraging, de derde afname en de resultaten van de „justitiebarometer‟, een instrument dat de houding van de Belgische bevolking ten aanzien van justitie in kaart heeft gebracht. Met deze uitgave wordt niet enkel een publiek van experts beoogd, maar in de eerste plaats een ruim publiek van geïnteresseerden in justitie. De justitiebarometer is ontstaan in 2000 toen de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (POD Wetenschapsbeleid) besliste een onderzoek te financieren met als doel een meetinstrument te ontwikkelen dat in de toekomst herhaaldelijk (bijvoorbeeld om de drie jaar) naar de houding van de burger zou kunnen peilen. Enkel een herhaalde bevraging laat immers toe om na te gaan hoe de houding van de mensen ten aanzien van justitie in de loop der jaren verandert. Omwille van het herhaalde karakter van het instrument werd ervoor gekozen om de vragenlijst telefonisch af te nemen. Dit boek betreft inmiddels reeds de derde bevraging en werd net zoals de tweede bevraging uitgevoerd door GfK Significant, in opdracht van de Hoge Raad voor de Justitie. Ook dit boek is van de hand van GfK Significant. Dit boek kan opgedeeld worden in twee aparte delen. In het eerste hoofdstuk worden de methodologische aspecten van het onderzoek besproken, met een beschrijving van de wijze waarop de publieke opinie werd bevraagd en bij wie dit is gebeurd. Het tweede hoofdstuk vormt het hart van dit boek. In welke mate geniet de Belgische justitie vertrouwen? Gelooft de burger in een eerlijk proces? Hoeveel vertrouwen stelt de burger in de advocatuur en de rechters? Dient elk misdrijf louter bestraft te worden of hecht de burger ook belang aan meer educatieve, alternatieve maatregelen? Welke mening heeft de burger over de aanpak van jeugddelinquentie? Dit zijn slechts enkele aspecten waarvoor u in het tweede hoofdstuk te rade kan gaan. In het ideale geval zou men steeds de mening van elke inwoner moeten vragen om een zicht te krijgen op de publieke opinie over justitie. Dit zou echter bijzonder veel tijd in beslag nemen en bovendien onbetaalbaar zijn. In de loop der jaren zijn echter wetenschappelijke technieken ontwikkeld waarbij men door slechts een deel van de inwoners te bevragen toch met grote zekerheid een uitspraak kan doen over de mening van alle inwoners. Voorwaarde is wel dat de bevraagde groep (steekproef genoemd) voor wat de verhoudingen van de belangrijkste kenmerken betreft zo goed mogelijk overeenkomt met de verhoudingen van de belangrijkste kenmerken in de totale groep (populatie genoemd) waarover men uitspraken wenst te doen. In dit onderzoek werd onder meer rekening gehouden met de verhouding van het aantal mannen ten opzichte van het aantal vrouwen, en het aantal inwoners per provincie. Als men kan aantonen dat aan de bovengenoemde voorwaarde is voldaan (dat de bevraagde groep of steekproef een afspiegeling is van de totale groep of populatie) spreekt men van een representatieve steekproef. Zowel in de eerste twee golven van de justitiebarometer als in de derde afname was dit het geval. GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
2
De derde afname van de vragenlijst vond plaats bij een representatieve steekproef van 3237 inwoners van België in de periode van 27 april 2010 tot en met 1 juni 2010. Dit zorgt ervoor dat deze derde meting, die slechts bij een deel van de burgers werd afgenomen, toch toelaat om met grote mate van zekerheid uitspraken te doen die op alle burgers van toepassing zijn.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
3
B. Hoofdstuk 1: Methodologische aspecten van het onderzoek In het eerste hoofdstuk worden de methodologische aspecten van het onderzoek in detail toegelicht. De derde meting gebeurde aan de hand van een telefonische bevraging, in het eerste deel wordt hier dieper op ingegaan. Vervolgens komen eveneens de steekproeftrekking, de afname en de wijze waarop de bevindingen werden verwerkt en weergegeven aan bod. 1. Telefonische bevraging Mede omdat een van de bedoelingen van het instrument het recurrent meten van de houding van de burger is, opteerden wij in dit onderzoek voor een telefonische afname. Bij de telefonische afname werd beroep gedaan op computerondersteuning aan de hand van CATI.
Computer Assisted Telephone Interviewing (CATI) houdt in dat de vragenlijst op een
PC is ingebracht en de interviewer de vragen van het scherm kan aflezen en de antwoorden rechtstreeks ingeeft. In functie van het gegeven antwoord bepaalt de computer de routing van de vragenlijst. Niet alle vragen dienen immers aan iedere persoon gesteld te worden. Of vragen al dan niet mogen worden overgeslagen, wordt door de computer bepaald. Bovendien hoeven de gegevens naderhand ook niet meer ingevoerd te worden. De telefonische bevraging werd uitgevoerd door het marktonderzoeksbureau GfK Significant uit Leuven. GfK Significant beschikt intern over 60 CATI posten. Alle interviewers werken onder continue supervisie van de veldwerkverantwoordelijken. Ook wordt op regelmatige basis meegeluisterd met de interviewers. Door deze meeluistersessies kunnen de interviewers, indien nodig, onmiddellijk bijgestuurd of verbeterd worden.
De gemiddelde duurtijd van een enquête lag op ruim 22 minuten. Voor een telefonische bevraging is dat relatief lang. In de toekomst willen wij aanraden om de duurtijd waar mogelijk in te perken om zo de kwaliteit van de data te garanderen.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
4
2. De steekproef en afname van de enquête De vragenlijst werd uiteindelijk afgenomen bij een toevallige steekproef van 3237 respondenten. Om deze steekproef samen te stellen werd gebruik gemaakt van de cd-rom Infobel 2010. Dit is een telefoonbestand van alle niet-geheime, vaste telefoonnummers in België. Bedrijven en instellingen worden buiten beschouwing gelaten. Een lijst van 10924 telefoonnummers werd samengesteld waarbij de verdeling over de verschillende provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in acht werd genomen. Aan elk van de geselecteerde potentiële respondenten werd een introductiebrief gestuurd waarin de enquête werd aangekondigd. Deze brief was in het Frans opgesteld voor de respondenten uit Wallonië, in het Nederlands voor de respondenten in Vlaanderen en in twee talen voor de respondenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Meerdere brieven werden terugbezorgd, onder meer omdat de betrokkenen verhuisd of overleden waren, of omdat het adres ontoereikend was. In de eerste justitiebarometer werd deze introductiebrief gestuurd in naam van de opdrachtnemer. Bij de tweede afname van de justitiebarometer werden de brieven verstuurd in naam van de Hoge Raad voor de Justitie, maar werd de opdrachtnemer wel vermeld. Bij de derde afname werden de brieven opnieuw verstuurd in naam van de opdrachtnemer, maar wel met een duidelijke vermelding van de Hoge Raad van Justitie. De duidelijke verwijzing naar de Hoge Raad van Justitie kan immers een positieve invloed hebben op de responsgraad en de antwoorden van de respondenten. In de introductiebrief stond een groen nummer waar de respondenten gratis konden naar bellen voor meer informatie. In totaal werd dit groen nummer 65 keer geconsulteerd: Fysiek niet in staat om mee te werken: 14 oproepen Weigering wegens geen tijd, geen interesse: 20 oproepen Meer informatie nodig: 28 oproepen Andere: 3 oproepen Aan het gebruik van de telefonische methode zijn enkele problemen verbonden. Tussen de datum van het verschijnen van de cd-rom en de start van de telefonische enquête zal het steekproefkader ongetwijfeld enigszins gewijzigd zijn. Daarnaast missen we aan de hand van de gebruikte methodologie mensen die niet over een vaste telefoonlijn of enkel over een privénummer beschikken. Vooral jongeren bellen mobiel, en van deze telefoonpopulaties bestaat geen repertoire. Dit gegeven blijkt ook uit de vergelijking van de kenmerken van de steekproef met de populatie. Vooral de populatie 25-34- jarigen is ondervertegenwoordigd in onze steekproef. Naar de toekomst toe moet deze groep zeker in de gaten worden gehouden. Als ze immers te groot wordt kunnen we geen representativiteit meer garanderen. GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
5
Mogelijke alternatieven houden in dat we deze groep, die moeilijk te bereiken is via vaste lijnen, contacteren op hun gsm. GfK Significant beschikt immers over computerprogramma‟s die nummers at random creëert en test of deze bestaan. Het nadeel hiervan is dat er dan via een andere methodologie wordt gewerkt waarbij er geen introductiebrief meer kan gestuurd worden, wat de vergelijkbaarheid van de resultaten in het gedrang brengt.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
6
a.
Procedure
De potentiële respondenten op de lijst werden telefonisch benaderd tussen 27 april 2010 en 1 juni 2010. Aangezien vaste lijnen meestal betrekking hebben op een gezin, werd het lid dat ouder was dan 15 jaar en dat het eerst jarig is, bevraagd. In het geval dat bij de eerste oproep geen telefonisch contact kon worden gemaakt, werden verder gemiddeld 15 pogingen gedaan teneinde de respondent alsnog te bereiken. Per dag werden er maximaal 3 pogingen ondernomen. Tabel 1: Statistische kenmerken van de telefonische oproepen
b.
Frequentie
Percentage
Terugbellen
520
5%
Weigering
4377
40%
Onbereikbaar
1455
13%
Niet meer terugbellen
477
4%
Verkeerd nummer, fax
858
8%
Voltooide interviews
3237
30%
Totaal gebeld
10924
100%
Validering van de steekproef
Om de validiteit van de steekproef na te gaan, werd de bekomen steekproef op meerdere karakteristieken vergeleken met de cijfers van de Belgische bevolking. Voor deze cijfers, die betrekking hebben op de bevolking ouder dan 15 jaar, werd gebruik gemaakt van „Database - Demografische Basisgegevens Jan 2007‟. Deze vergelijking laat een perfecte weerspiegeling zien van de Belgische bevolking naar provincie. Er is echter een licht onevenwicht naar geslacht en leeftijd. Het percentage vrouwen in onze steekproef ligt 3% hoger dan in de populatie. De verdeling naar leeftijd laat een ondervertegenwoordiging zien van respondenten met een leeftijd van 15 tot 19 jaar en van 25 tot 29 jaar. We vermeldden reeds het gsm-fenomeen als mogelijke verklaring.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
7
Figuur 1. Steekproefbeschrijving GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Steekproefbeschrijving 6
Provincie:
Leeftijd:
N=3.237
Henegouwen West-Vlaanderen Vlaams-Brabant Luik Brussel Limburg Namen Luxemburg
15 tot 19 jaar 20 tot 24 jaar 25 tot 29 jaar 30 tot 34 jaar 35 tot 39 jaar 40 tot 44 jaar 45 tot 49 jaar 50 tot 54 jaar 55 tot 59 jaar 60 tot 64 jaar 65 tot 69 jaar 70 tot 74 jaar 75 jaar en ouder
16% 13% 12% 11% 10% 10% 10% 8%
Antwerpen Oost-Vlaanderen
Waals-Brabant
N=3.237
4% 3% 2%
6% 9% 5% 6% 4% 8% 7% 8% 10% 9% 12% 9% 11% 9% 10% 8% 9% 8% 9% 6% 6% 5% 5% 5% 6% 10%
Steekproef Bevolking
Geslacht: N=3.237
Man Vrouw
c.
46% 54%
49% Steekproef 51%
Bevolking
Weging
Het telefonische veldwerk werd zo gestuurd dat de finale steekproef een weerspiegeling was van de verdeling van de Belgische bevolking naar provincie. Om de steekproef te optimaliseren werd een zeer lichte weging doorgevoerd. Tabel 2: Ongewogen en gewogen steekproef naar provincie
Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Antwerpen Limburg Vlaams-Brabant Brussel Waals-Brabant Henegouwen Luik Namen Luxemburg
Ongewogen 13,10% 11,00% 16,28% 7,91% 10,16% 9,48% 3,46% 12,11% 9,73% 4,36% 2,41% 100%
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
Gewogen 13,25% 11,06% 16,19% 7,88% 9,92% 9,55% 3,43% 12,20% 9,82% 4,29% 2,41% 100%
8
Het onevenwicht naar leeftijd was ook in de vorige golven aanwezig. Daarom werd geopteerd om de steekproef niet te herwegen naar de werkelijke leeftijdsverdeling in de populatie. d.
Significante verschillen
Het is belangrijk een goed begrip te hebben van het concept „significantie‟. Met significantie wordt immers niet bedoeld dat gevonden verschillen of samenhangen per se groot zijn of belangrijk. Bij inspectie van de data blijkt trouwens dat de vergeleken groepen, hoewel significant verschillend, meestal erg weinig van elkaar afwijken. „Significant‟ betekent enkel dat de kans dat de onderzoeker onterecht zijn nulhypothese verwerpt (de nulhypothese stelt dat beide groepen niet van elkaar verschillen, of dat beide variabelen niet samenhangen), klein is, en dus dat de onderzoeker relatief zeker is van zijn uitspraak. Bij de toetsing van de hypothesen werd gekozen voor een significantieniveau van 5%. Bij de beschrijving van de resultaten wordt telkens eerst de verdeling van de antwoorden op het item weergegeven. Nadien worden de factoren die een invloed hebben op deze opinie beschreven en wordt bekeken hoe deze invloed speelt. De volgende onafhankelijke variabelen worden besproken: Leeftijd Opleidingsniveau Regio Gezinssamenstelling Politieke partij Hof van Beroep Gerechterlijk arrondissement Al dan niet werken voor justitie Ervaring met strafrecht Ervaring met burgerlijk recht Kenmerken die geen invloed uitoefenen op de opinie worden in de tekst niet verder vermeld. e.
Afrondingen
De cijfers in dit rapport worden door de statistische software afgerond getoond. Daardoor kan het gebeuren dat sommaties van afgeronde percentages niet precies uitkomen op 100%. Mochten de niet-afgeronde percentages getoond worden (wat de leesbaarheid van dit rapport zou verminderen), dan werd men niet geconfronteerd met dit probleem.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
9
C. Hoofdstuk 2: Nationale resultaten van de „justitiebarometer‟ In dit hoofdstuk rapporteren we over de resultaten van de derde justitiebarometer. Het hoofdstuk is onderverdeeld in zes delen: allereerst wordt het vertrouwen in justitie in het algemeen overlopen evenals het belang dat men aan justitie hecht. Vervolgens komen de opinies van de bevolking ten aanzien van de werking van justitie aan bod. Dit tweede deel wordt gevolgd door de daadwerkelijke ervaringen die men met justitie heeft. In een vierde onderdeel gaan we dieper in op de meningen over de actoren van justitie, waarna we eerst het burgerlijke recht en tot slot het strafrecht behandelen. Voor alle duidelijkheid herhalen we dat hieronder enkel de nationale resultaten, voor het hele land dus, worden besproken. Bij de bespreking van de resultaten zullen de bevindingen worden gelinkt met een aantal variabelen zoals leeftijd, opleidingsniveau en regio. Enkel de groepen respondenten die significant van elkaar verschillen zullen hierbij aan bod komen. Wanneer groepen respondenten niet in deze bespreking zijn opgenomen, betekent dit dat tussen deze groepen geen significante verschillen konden worden teruggevonden. 1. Vertrouwen in justitie, in het algemeen Aan de respondenten werd de volgende vraag voorgelegd: “Kan u mij voor elke instelling in het algemeen zeggen of u vertrouwen in deze instelling heeft?”. Vier antwoorden waren mogelijk: ja, eerder wel, eerder niet, neen. Voor deze vraag en voor alle andere vragen in dit rapport werd in het begin duidelijk gemaakt aan de respondenten dat ze eveneens geen mening konden hebben. Deze antwoordmogelijkheid werd echter niet systematisch herhaald.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
10
Figuur 2. Vertrouwen in instellingen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Vertrouwen in instellingen
V1. Ik ga u een lijst voorleggen met Belgische instellingen. Kan u mij voor elke instelling in het algemeen zeggen of u vertrouwen in deze instelling heeft?
6 24
Onderwijs
15 6 9
Politie
40
Justitie
47
Parlement
49
Pers
64
Religieuze instellingen
100 Basis: iedereen (n=3.237)
22
34
16
41
24
19
29
19
30 31
60
20
Neen
Eerder niet
72
26
28
25
33 21
94
44
35
18 15
8
85
61 53 51
36
20 Eerder wel
%
60
100 Ja
Figuur 2 geeft de mate van vertrouwen weer voor onderwijs, politie, parlement, justitie, pers en religieuze instellingen. Hieruit blijkt dat de meeste mensen over het algemeen vertrouwen hebben in het onderwijs en politie. Verder lijkt er een gematigd tot goed vertrouwen te zijn in justitie, het parlement en de pers. Het minste vertrouwen hebben de mensen in religieuze instellingen. Uit verdere analyses is gebleken dat het algemene vertrouwen in justitie beïnvloed wordt door een aantal socio-demografische kenmerken van de bevraagde personen. Zo is gebleken dat het vertrouwen in justitie: Groter is bij jongeren tussen de 15 en 25 jaar en bij respondenten tussen de 26 en 45 jaar; Kleiner is bij respondenten met een secundair diploma; Groter is bij respondenten die bij hun ouders wonen en kleiner bij samenwonenden, in vergelijking met de totale bevolking; Ten opzichte van de totale bevolking groter is bij ongehuwden en kleiner bij gescheiden respondenten; Groter is bij respondenten die de volgende politieke partijen verkiezen: CD&V, SPA en VLD t.o.v. totale bevolking. Verder vinden we ook dat respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen N-VA en Vlaams Belang minder vertrouwen hebben in justitie dan de totale Belgische bevolking; Kleiner is bij diegenen die al in contact zijn geweest met justitie voor een burgerlijke zaak en daarentegen groter bij respondenten wier werk te maken heeft met justitie.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
11
In vergelijking met 2007 (Figuur 3) zijn de resultaten verdeeld. Er is een negatieve evolutie merkbaar op het vlak van het parlement, justitie en religieuze instellingen: het vertrouwen is significant gedaald voor deze instellingen. Het vertrouwen in de politie en de pers is daarentegen significant gestegen. Figuur 3. Vertrouwen in instellingen – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Vertrouwen in instellingen - Evolutie
V1. Ik ga u een lijst voorleggen met Belgische instellingen. Kan u mij voor elke instelling in het algemeen zeggen of u vertrouwen in deze instelling heeft? 100
% ja + eerder wel
90
19
93 94 86
83 85
80
70
66
70 60
53
66
61
53
50
41
40
47 40
51 39
44 36
30 20
10 0 Onderwijs
Politie
2002 (n=3.200)
Parlement
Justitie
2007 (n=3.210)
Pers
Religieuze instellingen
2010 (n=3.237)
Significant verschil
In de volgende paragraaf gaan we dieper in op het vertrouwen in justitie. De respondenten werd gevraagd aan te geven in welke mate ze akkoord zijn met drie stellingen die betrekking hebben op het algemene vertrouwen in justitie. De stellingen gaan over de eerlijkheid van een proces, het beginnen van een rechtszaak en de informatie over de werking van justitie. De antwoordcategorieën waren: akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord. In Figuur 4 staan de desbetreffende stellingen weergegeven met de mate waarin respondenten akkoord zijn.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
12
Figuur 4. Justitie in het algemeen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Justitie in het algemeen
V2. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over justitie in het algemeen. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
Wanneer een persoon als partij betrokken wordt in een rechtszaak zal hij een eerlijk proces krijgen
21 8 13
De burger kan gemakkelijk een zaak voor de rechtbank brengen
Justitie geeft voldoende informatie over haar werking
32 12
73
100 Niet akkoord
34
60
20
39
20
Eerder niet akkoord
44
29
16
35
39
4
79
68
11 27
20 Eerder akkoord
%
60
100 Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
Vooreerst zien we dat 79% van de respondenten eerder akkoord tot akkoord is met de stelling “Wanneer een persoon als partij betrokken wordt in een rechtzaak zal hij een eerlijk proces krijgen”. Hieruit kunnen we voorzichtig concluderen dat het overgrote deel van de respondenten vertrouwen heeft in de gerechtigheid van een proces. Verder zien we dat de meningen verdeeld zijn over de stelling “De burger kan gemakkelijk een zaak voor de rechtbank brengen”: 68% van de respondenten is eerder tot volledig akkoord met deze stelling en 32% van de respondenten is hier eerder niet tot helemaal niet akkoord mee. Ten laatste stellen we vast dat de meeste mensen zich onvoldoende geïnformeerd voelen over de werking van de justitie. Bijna drie kwart van de bevraagden (73%) gaat immers eerder niet akkoord tot helemaal niet akkoord met de stelling „Justitie geeft voldoende informatie over haar werking‟. Uit verdere analyses is gebleken dat de algemene meningen, zowel over de eerlijkheid van een proces, als over de toegankelijkheid en de informatie over de werking van justitie afhankelijk zijn van een aantal kenmerken. De mening over de stelling betreffende de eerlijkheid van een proces verschilt. Zo blijkt dat: Ouderen (66-plussers) minder vertrouwen hebben in de eerlijkheid van een proces; Het vertrouwen in het eerlijke verloop van een proces groter is bij hoger geschoolden; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
13
Mannen meer vertrouwen hebben in het eerlijke verloop van een proces dan vrouwen; Respondenten die bij hun ouders wonen meer vertrouwen hebben en alleenstaanden met en zonder kinderen daarentegen minder vertrouwen hebben in een eerlijk verloop van een proces in vergelijking met de totale bevolking; Ten opzichte van de totale bevolking, ongehuwden meer vertrouwen hebben in een eerlijk proces en gescheidenen en weduwen minder vertrouwen hebben; Inwoners van Vlaanderen er meer op vertrouwen dat het proces eerlijk verloopt dan de totale bevolking. Inwoners van Wallonië daarentegen hebben hierin minder vertrouwen; Het vertrouwen in een eerlijk proces hoger is bij respondenten met een politieke voorkeur voor de partij CD&V ten opzichte van de totale bevolking. Verder vinden we ook dat respondenten met een politieke voorkeur voor de partij Vlaams Belang minder vertrouwen hebben in justitie dan de totale Belgische bevolking; Respondenten uit de ressorten van het Hof van Beroep van Gent en Antwerpen meer op de eerlijkheid van een proces vertrouwen in vergelijking met respondenten van Luik en Bergen; Respondenten die behoren tot de gerechtelijke arrondissementen Leuven en Kortrijk meer vertrouwen hebben in de eerlijkheid van een proces dan de algemene bevolking, terwijl mensen uit de gerechtelijke arrondissementen Nijvel, Oudenaarde, Verviers en Marche-les-Dames hier minder vertrouwen in hebben; Het vertrouwen in een eerlijk proces lager is bij diegenen die al in contact zijn geweest met justitie dan bij diegenen die nooit in aanraking zijn geweest met justitie en dit voor zowel burgerlijke zaken als strafrechterlijke zaken; Respondenten wier werk niets te maken heeft met justie, meer vertrouwen hebben in een eerlijk proces in vergelijking met de totale bevolking.
De meningen over de stelling met betrekking tot de toegankelijkheid van justitie variëren. De bevindingen wijzen uit dat: Jongeren tussen 15 en 25 jaar en respondenten tussen de 26 en 45 jaar vaker van mening zijn dat het makkelijk is om een zaak voor de rechtbank te brengen; Inwoners van Vlaanderen, in vergelijking tot de totale bevolking, minder vaak denken dat het makkelijk is om een zaak voor de rechtbank te brengen. Inwoners van Wallonië zijn daarentegen vaker akkoord met deze stelling dan de totale bevolking; De mening over de toegankelijkheid tot justitie negatiever is bij respondenten met een politieke voorkeur voor N-VA; De mening over de toegankelijkheid tot justitie negatiever is bij inwoners van het Hof van Beroep van Antwerpen en positiever is bij inwoners van het Hof van Beroep van Bergen, in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten uit de gerechtelijke arrondissementen Charleroi en Doornik eerder van mening zijn dat het gemakkelijk is om een zaak voor de rechtbank GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
14
te brengen terwijl mensen uit de gerechtelijke arrondissementen Hasselt en Leuven hun mening negatiever is in vergelijking met de gemiddelde Belg; Respondenten die nooit in aanraking zijn geweest met justitie voor een burgerlijke zaak vaker van mening zijn dat het makkelijk is om een zaak voor de rechtbank te brengen.
De meningen over de volledigheid van de verstrekte informatie over de werking van justitie variëren ook naargelang de subgroep: Jongeren tussen 15 en 25 jaar vinden, in vergelijking met de totale bevolking, vaker dat er voldoende informatie over de werking van justitie wordt verstrekt; Lager opgeleiden staan positiever tegenover de volledigheid van informatie over de werking van justitie terwijl significant minder hoger opgeleiden hier positief tegenover staan, dit in vergelijking met de algemene mening van de totale Belgische bevolking; Inwoners van Wallonië, in vergelijking met de totale bevolking, vinden vaker dat de verstrekte informatie onvoldoende is en inwoners van Vlaanderen en Brussel vinden vaker dat er voldoende informatie over de werking van justitie wordt verstrekt in vergelijking met Wallonië; Respondenten die bij hun ouders wonen, vinden vaker dat er voldoende informatie over de werking van justitie wordt verstrekt dan de totale bevolking; Ten opzichte van de totale bevolking vinden meer gescheidenen dat de verstrekte informatie onvoldoende is; Meer respondenten met een politieke voorkeur voor de partij CD&V staan positief tegenover de volledigheid van informatie die wordt verstrekt. Minder respondenten met een politieke voorkeur voor de partij N-VA vinden dat de verstrekte informatie voldoende is. Beide vaststellingen zijn op basis van een vergelijking met de totale Belgische bevolking; Respondenten uit de gerechtelijke arrondissementen Gent en Veurne vinden vaker dat justitie voldoende informatie verstrekt in vergelijking met de gemiddelde Belg; Respondenten die al in contact zijn geweest met justitie vinden minder vaak dat er voldoende informatie wordt verstrekt over de werking van justitie dan respondenten die nog nooit in contact zijn geweest met justitie, en dit voor zowel burgerlijke zaken als strafrechterlijke zaken.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
15
De evolutie van het algemene vertrouwen in justitie is weergegeven in Figuur 5. Hierin vinden we een significante en positieve evolutie met betrekking tot de toegankelijkheid van justitie. Voor de andere stellingen, over de eerlijkheid van de rechtsgang en over de informatie die versterkt wordt over de werking van justitie zien we geen verandering ten opzichte van de vorige meting in 2007. Figuur 5. Justitie in het algemeen – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Justitie in het algemeen
V2. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over justitie in het algemeen. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
28
100
% ja + eerder wel
90
79
80 70
64
68
79
65
56
60 50 40 30 20
27
27
19
10 0 Justitie geeft voldoende informatie over haar werking
2002 (n=3.200)
De burger kan gemakkelijk een zaak voor de rechtbank brengen
2007 (n=3.210)
Wanneer een persoon als partij betrokken wordt in een rechtszaak zal hij een eerlijk proces krijgen
2010 (n=3.237)
Significant verschil
In de volgende paragraaf gaan we dieper in op het vertrouwen in het gerechtelijk apparaat met betrekking tot verkeersongevallen in verschillende landen. Dit vertrouwen werd gemeten aan de hand van volgende vraag: „Indien u een verkeersongeval heeft in één van de hieropvolgende landen, kan u mij vertellen of u vertrouwen heeft in het gerechtelijk apparaat? De antwoordcategorieën waren: ja, eerder wel, eerder niet, neen. In Figuur 6 staan de desbetreffende resultaten weergegeven per land.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
16
Figuur 6. Justitie in het algemeen – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Vertrouwen in het gerechterlijke apparaat
V9Bis. Indien u een verkeersongeval heeft in één van de hieropvolgende landen, kan u mij vertellen of u vertrouwen heeft in het gerechtelijk apparaat? Luxemburg
4 32
30
66
Nederland
7 43
32
61
96 93
Duitsland
7 43
33
60
93
België
7 34
32
61
93
Denemarken
11 6 5
35
54
89
Zweden
12 7 5
33
55
88
Frankrijk
12 5 7
37
Verenigd Koninkrijk
17 8 9
37
36 13
Spanje
43
Portugal
66
Griekenland
77
Slovenië Roemenië
28
70
Hongarije
88
100 Basis: iedereen (n=3.237)
31 35 45 60 Neen
17
23
37
27
35
52 28
38
22
12 34
39
20
9 29
42
17
84 64
57
7 23
43
9 3 12
20
20
Eerder niet
88
47 21
6
Eerder wel
%
60
100 Ja
Respondenten uit de Noord-Europese landen hebben een groot tot zeer groot vertrouwen in het gerechtelijk apparaat met betrekking tot verkeersongevallen. Luxemburg heeft uitgesproken veel vertrouwen in het gerechtelijk apparaat met 96% van de respondenten die vertrouwen of eerder wel vertrouwen hebben. België staat in dit lijstje op een vierde plaats met een vertrouwen van 93%. Het Verenigd Koninkrijk scoort gematigder, maar haalt nog steeds 84%. De Zuid-Europese landen, waaronder Spanje (64%), Portugal (57%) en Griekenland (34%) hebben een gematigd tot slecht vertrouwen, terwijl de Oost-Europese landen Hongarije (29%), Slovenië (23%) en Roemenië (12%) het rijtje sluiten: Belgische respondenten hebben helemaal geen vertrouwen in het gerechtelijk apparaat wanneer ze een ongeval in één van deze landen zouden hebben. Uit verdere analyses is gebleken dat het vertrouwen in justitie met betrekking tot verkeersongevallen beïnvloed wordt door een aantal socio-demografische kenmerken van de bevraagde personen. Zo is gebleken dat het vertrouwen in het gerechtelijk apparaat: Bij jongeren tussen de 15 en 25 jaar en bij respondenten tussen de 26 en 45 jaar groter is dan bij 46-plussers; Groter is bij respondenten die bij hun ouders wonen dan de totale bevolking; Bij respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen MR en VLD groter is ten opzichte van de totale bevolking. Verder vinden we ook dat respondenten met een politieke voorkeur voor het Vlaams Belang minder vertrouwen hebben dan de totale Belgische bevolking;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
17
Kleiner is bij respondenten die al in contact zijn geweest met justitie dan bij respondenten die nog nooit in contact zijn geweest met justitie, en dit voor zowel burgerlijke zaken als strafrechterlijke zaken; Groter is bij respondenten die behoren tot het gerechtelijk arrondissement Leuven, terwijl het vertrouwen bij mensen uit het gerechtelijk arrondissement Ieper kleiner is in vergelijking met de gemiddelde Belg.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
18
2. De werking van het gerechtelijke apparaat a.
Werking justitie
Ondanks de ontevredenheid van meerdere respondenten over de hoeveelheid informatie die justitie verstrekt over haar werking, zijn de meeste respondenten wel tevreden over de algemene werking van justitie. Dit kunnen we aflezen uit Figuur 7, waar respondenten gevraagd werd aan te geven “Hoe tevreden ze zijn met de werking van justitie in het algemeen”. Voor deze vraag zijn er eveneens vier antwoordmogelijkheden, namelijk: tevreden, eerder tevreden, eerder ontevreden, ontevreden. We merken dat 56% van de respondenten eerder tevreden tot tevreden is over de werking van justitie. Figuur 7. Werking Justitie + Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Werking justitie - Evolutie
V3. Hoe tevreden bent u met de werking van justitie in het algemeen? Bent u…?
Algemene tevredenheid werking justitie
% (eerder) Tevreden
100
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
44 15 29
42 14 56
60
20
20
60
60
9
Ontevreden Eerder ontevreden Eerder tevreden Tevreden %
100
56
43
Algemene tevredenheid werking justitie Basis: iedereen (n=3.237)
2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Uit verdere analyses is gebleken dat de algemene tevredenheid over de werking van justitie varieert naargelang een aantal kenmerken. Er is gevonden dat: Jongeren (15-25 jarigen) vaker tevreden zijn over de werking van justitie in vergelijking met de totale bevolking; Vrouwen meer tevreden zijn over de werking van justitie dan mannen; Lager geschoolden meer tevreden zijn over de werking van justitie in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die bij hun ouders wonen vaker tevreden zijn over de werking van justitie dan de totale bevolking; Ten opzichte van de totale bevolking meer ongehuwden tevreden zijn over de werking van justitie; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
19
Meer respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CD&V en Ecolo tevreden zijn over de werking van justitie, terwijl respondenten met een politieke voorkeur voor N-VA minder vaak tevreden zijn over de werking van justitie; Respondenten uit het gerechtelijk arrondissement Veurne vaker tevreden zijn terwijl respondenten uit het gerechtelijk arrondissement Hasselt vaker ontevreden zijn met de werking van justitie, in vergelijking met de gemiddelde Belg; Diegenen die al in contact zijn geweest met justitie minder tevreden zijn over de werking van justitie dan diegenen die nooit in aanraking zijn geweest met justitie en dit voor zowel burgerlijke zaken als strafrechterlijke zaken.
Verder is er een negatieve evolutie op het vlak van de tevredenheid over de werking van justitie (zie eveneens Figuur 7). We merken een significante daling van het percentage respondenten dat tevreden of eerder tevreden is over de werking van justitie in het algemeen in vergelijking met 2007. Respondenten blijven echter wel meer tevreden in vergelijking met 2002. We hebben echter niet alleen onrechtstreeks gekeken of er een evolutie gepercipieerd wordt in de werking van justitie, we hebben dit eveneens rechtstreeks bevraagd. In Figuur 8 zijn we nagegaan of mensen in het algemeen vinden dat de werking van justitie er de afgelopen jaren op vooruit of achteruit is gegaan. Deze evolutie werd gemeten aan de hand van de volgende vraag: “Vindt u dat de werking van justitie de afgelopen jaren erop vooruitgaat, niet verandert, of erop achteruit gaat?”. Een relatief groot deel van de respondenten staat positief tegenover de evolutie. 20% van de respondenten vindt dat de werking van justitie de afgelopen jaren erop vooruit is gegaan, wat minder is dan in 2007. 49% van de respondenten ziet geen verandering terwijl 1 op 4 respondenten zelfs vindt dat de werking van justitie erop achteruit is gegaan.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
20
Figuur 8. Evolutie werking justitie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Justitie in het algemeen
V4. Vindt u dat de werking van justitie de afgelopen jaren erop vooruit gaat, niet verandert, of erop achteruit gaat?
11
100 90 80
28
30
47
46
19
18
2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
20
70 60 50 40
49
30 20 10
25
0
Erop achteruit gaat
Niet verandert
2010 (n=3.237)
Erop vooruit gaat
Bekijken we de evolutie van de werking van justitie in detail, dan blijken de meningen verdeeld: Ouderen (46+) vinden, in vergelijking met de totale bevolking, meer dat de werking van justitie er de afgelopen jaren op achteruit is gegaan. De jongeren (15-25 jaar) en respondenten tussen de 26 en 45 jaar daarentegen vinden, in vergelijking met de totale bevolking, dat er aan de werking van justitie de laatste jaren niet zoveel is veranderd; Inwoners van Brussel en Wallonië vinden, in vergelijking met Vlaanderen, meer dat de werking van justitie er de afgelopen jaren op achteruit is gegaan; Respondenten die bij hun ouders wonen, vinden in vergelijking met de totale bevolking, dat er aan de werking van justitie de laatste jaren niet zoveel is veranderd. Samenwonenden daarentegen vinden dat de werking van justitie er de laatste jaren meer op achteruit is gegaan; Ongehuwden zijn minder van mening dat de werking van justitie er de laatste jaren op achteruit is gegaan dan de andere subgroepen; Wordt de politieke voorkeur in beschouwing genomen, dan vinden kiezers van de partij CD&V, in vergelijking met de totale bevolking, dat de werking van justitie er de laatste jaren meer op vooruit is gegaan. De kiezers van de MR hebben daarentegen een negatiever beeld over de wijze waarop de werking van justitie geëvolueerd is. Zij vinden, in vergelijking met de totale bevolking, dat de werking van justitie er de laatste jaren meer op achteruit is gegaan; Inwoners van het Hof van Beroep van Brussel, Luik en Bergen zijn de mening toegedaan dat de werking van justitie de laatste jaren verslechterd is; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Turnhout hebben een positieve visie op de evolutie van de werking van justitie: zij vinden vaker dat de GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
21
b.
werking erop vooruitgegaan is in vergelijking met de gemiddelde Belg. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren, Dendermonde en Veurne vinden vaker dat er niets veranderd is aan de werking van justitie, terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Charleroi van mening zijn dat de werking van justitie verslechterd is; Mensen die al in contact zijn gekomen met justitie hebben een eerder negatief beeld over de manier waarop de werking van justitie geëvolueerd is. Dit geldt zowel voor ervaring met burgerlijke als strafrechtelijke zaken. Ze zijn in het algemeen meer akkoord met de stelling dat de werking van justitie er de laatste jaren op achteruit is gegaan. Verder merken we dat respondenten die nog nooit in contact zijn geweest met justitie voor een strafrechtelijke zaak, vinden dat de werking van justitie er de laatste jaren meer op vooruit is gegaan; Respondenten die werken voor justitie vinden vaker dat de werking erop vooruitgegaan is in vergelijking met de gemiddelde bevolking.
Politieke programmapunten
In een volgend onderdeel onderzoeken we het belang van programmapunten bij politieke partijen die betrekking hebben tot justitie. Laten kiezers hun keuzegedrag mede bepalen door programmapunten over justitie? De resultaten hierover staan in Figuur 9 en Figuur 10. Eerst werd onderzocht of mensen rekening houden met programmapunten over justitie bij federale verkiezingen (Figuur 9). De meningen hierover zijn sterk verdeeld. Iets minder dan de helft van de respondenten hecht belang aan de programmapunten die betrekking hebben tot justitie. Iets meer dan 3 op 10 respondenten blijkt daarentegen helemaal geen rekening te houden met de programmapunten over justitie als er federale verkiezingen zijn.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
22
Figuur 9. Programmapunten GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Programmapunten - Evolutie
V5. Houdt u bij de federale verkiezingen rekening met de programmapunten die een politieke partij heeft over justitie?
12
Basis: iedereen (n=3.237)
53
Programmapunten
32
21
23
24
47 %
100
60
20
% Ja + eerder wel
Neen
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
20
Eerder niet
51
48
60 Eerder wel
100 Ja
47
Programmapunten
Significant verschil
2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Indien het al dan niet rekening houden met de programmapunten aangaande justitie van de verschillende partijen bij de federale verkiezingen wordt uitgesplitst naar de subgroepen springen volgende resultaten in het oog: Jongeren (15-25 jaar) houden in vergelijking met de totale bevolking meer rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie; Inwoners van Wallonië houden minder rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie, in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die bij hun ouders wonen houden bij de federale verkiezingen, in vergelijking met de totale bevolking, meer rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie; In vergelijking met de totale bevolking antwoorden de kiezers van CD&V, SPA en VLD vaker bevestigend op de vraag of ze bij de federale verkiezingen rekening houden met de programmapunten die een politieke partij heeft aangaande justitie; De inwoners van het Hof van Beroep van Luik houden bij de federale verkiezingen, in vergelijking met de totale bevolking, minder rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie; De inwoners van het gerechtelijk arrondissement Nijvel houden in vergelijking met de totale bevolking minder rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie; Mensen die al in contact zijn gekomen met justitie voor een burgerlijke zaak, houden meer rekening met de programmapunten van een politieke partij over justitie. Verder merken we dat respondenten die werken voor justitie meer rekening houden met de programmapunten van een politieke partij over justitie, in vergelijking met de gemiddelde bevolking; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
23
De meningen over het al dan niet rekening houden met de programmapunten van een politieke partij bij de federale verkiezingen verschillen niet naargelang het diploma.
Er is een negatieve tendens merkbaar: in vergelijking met de respondenten in 2007, houden de respondenten in 2010 bij de federale verkiezingen significant minder rekening met de programmapunten van de politieke partijen over justitie. In 2010 dalen we terug tot het niveau van 2002. Bij een volgende vraag werd dieper ingegaan op het stemgedrag van de kiezer. Welke thema‟s zijn doorslaggevend voor het stemgedrag van de kiezer (Figuur 10)? De thema‟s die zijn ondervraagd betreffen: „de bescherming van het milieu, van de consumenten en van de gezondheid‟, „het economische, fiscale en begrotingsbeleid‟, „de ethische vraagstukken‟, „justitie‟, „veiligheid‟, „buitenlandse zaken, Europese integratie, defensie en ontwikkelingssamenwerking‟, „vervoer en mobiliteit‟, „het energiebeleid‟ en „politieke vernieuwing‟. Voor ieder afzonderlijk thema werd de respondent gevraagd aan te geven in welke mate hij of zij het thema doorslaggevend vond voor zijn of haar stemgedrag. De antwoordcategorieën zijn: „ja‟, „eerder wel‟, „eerder niet‟, „neen‟. Figuur 10. Thema‟s verkiezingsprogramma‟s GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Thema‟s verkiezingsprogramma‟s
V8bis. Ik ga nu een opsomming voorlezen van thema‟s die normaal gesproken in de verkiezingsprogramma‟s van de politieke partijen voorkomen. Algemeen, kan u mij voor elk van die thema‟s aangeven of dat thema doorslaggevend is voor uw stemgedrag?
13
Score Ja+ Eerder wel 2007
84
84%
47
82
81%
16 8 9
Bescherming, milieu, consumenten en gezondheid
18 10 9
35
Energiebeleid
22 10 12
31
47
Ec., fiscale en begrotingsbeleid
25 12 13
30
45
Vervoer en mobiliteit
29 12 18
30
41
Justitie
36 15 21
30
34
64
67%
Ethische vraagstukken
37 17 20
29
34
63
66%
Buitenlandse zaken, Europese integratie, defensie en ontwikkelingssamenwerking
43 18 47
Politieke vernieuwing Basis: iedereen (n=3.237)
Vraag niet gesteld in 2002
100 Neen
60
24
25 23
20 Eerder niet
28
56
Veiligheid
30 24 20
26 29
79%
79
73%
75
71%
71
59%
56
49%
53
60 Eerder wel
%
100 Ja
De drie meest doorslaggevende thema‟s voor het keuzegedrag van kiezers zijn in neergaande volgorde: „veiligheid‟, „bescherming milieu, consumenten en gezondheid‟ en „energiebeleid‟. „Justitie‟ is in vergelijking met andere programmapunten minder belangrijk maar toch is er nog steeds 64% van de respondenten die aangeeft dat het GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
24
stemgedrag wel degelijk wordt beïnvloed door programmapunten met betrekking tot justitie. Beschouwen we het thema „justitie‟, dan stellen we vast dat: Respondenten tussen de 26 en 45 jaar minder belang hechten aan dit thema in vergelijking met de totale bevolking; In de regio Vlaanderen minder belang aan dit thema wordt gehecht; Het door kiezers van Groen! minder belangrijk gevonden wordt, maar wel belangrijk wordt gevonden door kiezers van CDH en PS; De inwoners van het Hof van Beroep van Luik aan dit thema meer belang hechten dan de totale bevolking; Voor de inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Turnhout en Veurne dit thema minder doorslaggevend is dan voor de totale bevolking; Respondenten die werken i.v.m. justitie meer belang hechten aan dit thema in vergelijking met de totale bevolking. Vergelijken we de resultaten van 2010 met deze van 2007 dan zien we dat de meest doorslaggevende thema‟s stabiel blijven. Respondenten hechten even veel belang aan deze thema‟s vergeleken met 2007. Voor het thema justitie merken we echter een negatieve evolutie, significant minder respondenten hechten hier belang aan. Enkel het thema politieke vernieuwing wordt belangrijker gevonden. c.
Procedures rechtbank
In een volgend onderdeel onderzoeken we in welke mate respondenten akkoord zijn met stellingen over gerechtelijke procedures. De stellingen gaan over „duidelijkheid juridische taal‟, „vrijspraak indien procedure niet wordt nageleefd‟, „rechtvaardigheid beslissingen‟, „duurtijd rechtszaak‟. Figuur 11 geeft de resultaten hierover weer. De meeste respondenten (66%) vinden dat genomen beslissingen rechtvaardig zijn. Voor de overige stellingen merken we dat respondenten eerder negatief staan tegenover de gerechtelijke procedures. Zo vindt 95% van de respondenten dat de behandeling van een rechtszaak te lang duurt, 72% van de respondenten vindt dat de juridische taal onduidelijk is en 65% van de respondenten is eerder niet akkoord tot niet akkoord met de stelling “indien de procedure niet nageleefd wordt, moet iemand kunnen worden vrijgesproken”.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
25
Figuur 11. Rechtbank procedures GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Rechtbank procedures
V6. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over de procedures voor de rechtbank. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
De behandeling van een rechtszaak duurt in het algemeen te lang
5 32 14
34 17
De meeste beslissingen zijn rechtvaardig
Indien de procedure niet nageleefd wordt, moet iemand kunnen worden vruigesproken
De juridische taal is voldoende duidelijk
100
Basis: iedereen (n=3.237)
Niet akkoord
65
72
39
39
60
Eerder niet akkoord
17
27
34
20
80
44
15
20
22
15
95
66
35
15 13 28
20
Eerder akkoord
60
%
100
Akkoord
De meningen met betrekking tot de gerechtelijke procedures variëren. Zo blijkt voor de stelling die veronderstelt dat een behandeling te lang duurt, dat: Jongeren in de leeftijdscategorie tussen 15 en 25 jaar het vaker oneens zijn dan de totale bevolking; Hoger opgeleiden het vaker eens zijn dan de totale bevolking en lager opgeleiden het vaker oneens zijn; Respondenten die bij hun ouders wonen het vaker oneens zijn vergeleken met de gemiddelde Belg; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Nijvel het vaker eens zijn met deze stelling dan de gemiddelde Belg. Voor de stelling dat de meeste beslissingen rechtvaardig zijn, geldt dat: Respondenten tussen de 26 en 45 jaar het hiermee vaker eens zijn en minder respondenten tussen de 46 en 65 jaar het hiermee eens zijn dan de totale bevolking; Hoger opgeleiden er vaker op vertrouwen dat beslissingen rechtvaardig zijn en lager en middelbaar opgeleiden minder vaak denken dat genomen beslissingen rechtvaardig zijn dan de totale bevolking; Mannen vaker vinden dat beslissingen rechtvaardig zijn dan vrouwen; Inwoners van Vlaanderen vaker vinden dat beslissingen rechtvaardig zijn en inwoners van Brussel en Wallonië dit minder vaak vinden; Respondenten die bij hun ouders wonen, er vaker op vertrouwen dat beslissingen rechtvaardig zijn en dat gescheiden respondenten het vaker oneens zijn met deze stelling, vergeleken met de gemiddelde Belg; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
26
Respondenten met een gemiddeld tot hoog inkomen het hiermee vaker eens zijn dan respondenten met een laag inkomen; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partijen CD&V, Groen! en SPA het vaker eens zijn met de stelling en significant minder respondenten met een voorkeur voor de politieke partij PS het eens zijn met de stelling; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Gent en Antwerpen vaker vinden dat beslissingen rechtvaardig zijn en inwoners van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen het vaker oneens zijn met deze stelling, in vergelijking met de totale bevolking; Inwoners uit de gerechtelijke arrondissementen Mechelen en Dendermonde vaker vinden dat de meeste beslissingen rechtvaardig zijn, terwijl inwoners uit de gerechtelijke arrondissementen Nijvel, Huy, Luik, Charleroi en Mons minder akkoord gaan met de stelling, in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die al in contact zijn geweest met justitie, voor zowel burgerlijke als strafrechterlijke zaken, het minder vaak eens zijn met de stelling dan respondenten die nog nooit in contact zijn geweest met justitie; Respondenten die werken voor justitie er vaker op vertrouwen dat beslissingen rechtvaardig zijn dan de gemiddelde Belg.
Voor de stelling die veronderstelt dat iemand mag worden vrijgesproken na procedurefouten geldt dat: Jongeren in de leeftijdscategorie tussen 15 en 25 jaar en ouderen (66+) het vaker eens zijn met de stelling en dat respondenten met een leeftijd tussen de 26 en 45 jaar het minder vaak eens zijn met de stelling dan de totale bevolking; Lager geschoolden het vaker eens zijn met de stelling dan de totale bevolking; Respondenten die bij hun ouders of alleen wonen het vaker eens zijn met de stelling dan de gemiddelde Belg. Respondenten met kinderen, met of zonder partner, zich minder kunnen vinden in deze stelling vergeleken met de totale bevolking; Ongehuwden het vaker eens zijn en gehuwden daarentegen het vaker oneens zijn met de stelling, vergeleken met de totale bevolking; Respondenten met een voorkeur voor politieke partij PS het vaker eens zijn met de stelling en dat respondenten met een voorkeur voor de politieke partij N-VA het vaker oneens zijn met de stelling; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Nijvel vaker vinden dat iemand na procedurefouten mag worden vrijgesproken in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die al ervaring hebben met justitie voor een strafrechterlijke zaak zijn het vaker eens met de stelling. Voor de stelling gaande over de duidelijkheid van de juridische taal geldt dat: Jongeren tussen de 15 en 25 jaar vaker vinden dat de juridische taal duidelijk genoeg is. Respondenten tussen de 46 en 65 jaar vinden vaker dat de juridische taal onduidelijk is dan wat de gemiddelde Belg vindt; Mannen de juridische taal vaker duidelijker vinden dan vrouwen;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
27
Lager geschoolden vinden vaker dat de juridische taal duidelijk genoeg is dan de totale bevolking en hoger opgeleiden vinden vaker dat de juridische taal niet duidelijk genoeg is; Inwoners van Wallonië zijn minder vaak tevreden over de duidelijkheid van de juridische taal, in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die bij hun ouders wonen en ongehuwde respondenten vinden vaker vinden dat de juridische taal duidelijk genoeg is, vergeleken met de totale bevolking; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Veurne vinden de juridische taal vaker duidelijk dan de gemiddelde Belg.
Betreffende de gerechtelijke procedures, is er, in vergelijking met 2007, een positieve evolutie merkbaar op het vlak van de meningen over de rechtvaardigheid en de duidelijkheid van de juridische taal (Figuur 12). Significant meer mensen vinden de beslissingen rechtvaardig en de juridische taal voldoende duidelijk. Significant meer respondenten vinden ook dat iemand moet kunnen worden vrijgesproken als gevolg van procedurefouten. Er zit echter een negatieve evolutie in de mening over de tijdsduur. Meer respondenten zijn van mening dat rechtszaken in het algemeen te lang duren. Figuur 12. Rechtbank procedures – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Rechtbank procedures - Evolutie
V6. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over de procedures voor de rechtbank. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat? 100
94
92
16
95
% ja + eerder wel
90 80 70
62
60
66
52
50 40 26
30
24
31
28
30
35
20 10
0 De juridische taal is voldoende duidelijk
Indien de procedure niet De meeste beslissingen De behandeling van een nageleefd wordt, moet zijn rechtvaardig rechtszaak duurt in het iemand kunnen worden algemeen te lang vruigesproken
2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
28
3. Ervaring met justitie a.
De behandeling van een burgerlijke zaak
Vooraleer we overgaan tot de effectieve resultaten met betrekking tot de behandeling van burgerlijke zaken, is het nodig om eerst even de populatie te beschrijven. De vragen rond de perceptie van burgerlijke zaken hebben namelijk enkel betrekking op de respondenten die in het verleden al in contact zijn geweest met justitie. Daarom beschrijven we eerst het aantal contacten met justitie en karakteristieken van deze mensen. In Figuur 13 zien we dat 25% van de respondenten al in contact is geweest met justitie naar aanleiding van een burgerlijke zaak. Dit percentage is significant toegenomen vergeleken met 2007. Figuur 13. Contact met justitie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Contact met justitie
BURGERLIJK RECHT
V13. Bent u de afgelopen 10 jaar in contact gekomen met justitie naar aanleiding van een burgelijke zaak? Dit kan als klager, verweerder of getuige geweest zijn.
1
Ja; 25%
Nee; 75%
%
Basis: iedereen (n=3.237)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
78
22
22
2002 (n=3.200)
75
25
Ja Significant verschil
77
Nee 2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Uit verdere analyses blijkt daarenboven dat respondenten vaker in contact komen met justitie, in vergelijking met de totale Belgische bevolking, als ze: Volwassenen zijn tussen de 46 en 65 jaar; Hoger opgeleid zijn. Lager opgeleiden komen minder vaak in contact met justitie; Inwoners van Wallonië zijn; In provincie Namen of Luik wonen; Betaalde werknemer zijn; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
29
Een politieke voorkeur hebben voor MR of Vlaams Belang. Ze komen minder vaak in contact indien ze een politieke voorkeur hebben voor CD&V; Informatieve pers lezen. Respondenten die populaire pers lezen komen significant minder in contact met justitie voor een burgerlijke zaak; Wonen in het ressort van het Hof van Beroep van Luik zijn. Minder als zij wonen in het ressort van het Hof van Beroep van Gent; Bij Justitie werken; Alleenstaanden met kinderen zijn; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Luik of Namen zijn, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Dendermonde of Brugge in vergelijking met de totale bevolking minder in contact zijn gekomen met justitie;
Uit Figuur 14 blijkt dat, van alle respondenten die in de afgelopen 10 jaar in contact zijn gekomen met justitie voor een burgerlijke zaak, iets meer dan 70% voor slechts één burgerlijke zaak in aanraking is gekomen. 17% heeft gedurende de afgelopen 10 jaar twee rechtszaken gehad en iets minder dan 11% van de respondenten is naar aanleiding van drie of meer burgerlijke zaken in de afgelopen 10 jaar met justitie in contact gekomen. Wanneer we het aantal contacten met justitie voor burgerlijke zaken over de laatste tien jaar in detail bekijken, zien we dat personen die tewerkgesteld zijn bij justitie gemiddeld significant meer in contact kwamen met justitie voor burgerlijke zaken de laatste tien jaar. Voor de andere subgroepen zijn er geen significante verschillen zichtbaar. Figuur 14. Aantal zaken GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Aantal zaken
BURGERLIJK RECHT
V14. Naar aanleiding van hoeveel burgerlijke zaken bent u de afgelopen 10 jaar met justitie in contact gekomen?
1
71%
2
17%
3 4
2
6% 3%
5
1%
6
0%
7
9
0%
10
1% Basis: zij die reeds in contact zijn geweest (n=794)
%
8
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
77
70
71
Naar aanleiding van één burgerlijke zaak 2002 (n=704)
2007 (n=717)
2010 (n=794)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
30
In vergelijking met 2007 is er geen significant verschil in het percentage dat met justitie in aanraking kwam naar aanleiding van één burgerlijke zaak. Het grootste deel van de respondenten die in contact zijn geweest met justitie voor burgerlijke zaken waren klagers (54%). Verder kwam 31% van de respondenten op als verweerder, 8% was getuige. De overige 7% van de respondenten die in contact zijn geweest met justitie, zijn niet verder gedefinieerd. Deze verdeling is niet significant verschillend van de verdeling in 2007. Figuur 15. Hoedanigheid GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Hoedanigheid
BURGERLIJK RECHT 3
V15. Was dit als?
Klager
54%
Verweerder
Andere
8%
7%
Basis: zij die reeds in contact zijn geweest (n=794)
%
Getuige
31%
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
54 51 54 30 33 31
Klager 2002 (n=704)
Verweerder
9 9 8
8 7 7
Getuige
Andere
2007 (n=717)
2010 (n=794)
Significant verschil
Om meer inzicht te krijgen in wie klager, verweerder en getuige is geweest, hebben we verdere analyses verricht. Hieruit is gebleken dat: Jongeren tussen de 15 en 25 jaar vaker getuige zijn geweest in burgerlijke zaken. Verder is gebleken dat ouderen (66+) minder vaak fungeerden als verweerder in vergelijking met de totale Belgische bevolking; Mannen significant vaker dan vrouwen verweerder waren in burgerlijke zaken; Walen vaker klager waren; Inwoners van Vlaams Brabant vaker verweerder waren; Respondenten met een politieke voorkeur voor Ecolo, in vergelijking met de gemiddelde belg, vaker klager en minder vaak verweerder waren in burgerlijke zaken; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Leuven vaker verweerder en minder vaak klager in een burgerlijke zaak zijn geweest in vergelijking met de totale bevolking. Inwoners van het arrondissement Luik waren vaker klager, terwijl inwoners van het arrondissement Charleroi vaker verweerder waren.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
31
Aan de respondenten die in het verleden in contact zijn geweest met het gerecht in de functie van klager of verweerder werden vragen gesteld over het resultaat van een zaak, de tevredenheid over de manier waarop de zaak werd behandeld en over de beoordeling van de uitkomst van een zaak. Eerst werd gevraagd hoe ze de afloop van hun zaak vonden. Ze konden antwoorden met: positief, eerder positief, eerder negatief, negatief. Figuur 16 toont de resultaten hiervan. We zien dat de meningen zeer verdeeld zijn. 54% van de respondenten beoordeelt het resultaat van hun zaak positief terwijl een andere 46% negatief staat tegenover het resultaat van hun zaak. Figuur 16. Resultaat van de zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Resultaat van uw zaak
BURGERLIJK RECHT 4
V16. Vindt u het resultaat van uw zaak ...
Resultaat
100 Negatief
46 60
33
13 20
Eerder negatief
17
37
54
20
60
Eerder positief
% (Eerder) Positief
Basis: contact als klager of verweerder (n=671)
100
%
Positief
100 80
60
46
46
54
40 20 0 Resultaat 2002 (n=581)
2007 (n=604)
2010 (n=671)
Significant verschil
Uit verdere analyses blijkt dat er tussen de subgroepen significante verschillen te bestaan: Ouderen (66+) staan negatiever tegenover het resultaat van hun zaak; Inwoners van Brussel zijn positiever over het resultaat van hun zaak in vergelijking met de totale bevolking; Ook werknemers bij justitie zijn meer optimistisch gestemd over het resultaat van hun zaak; Ongehuwden staan negatiever tegenover het resultaat van hun zaak. Daarenboven is er een evolutie doorheen de tijd merkbaar. Het resultaat van een burgerlijke rechtszaak wordt positiever onthaald in vergelijking met 2007.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
32
Ten tweede werd gepeild naar de tevredenheid van respondenten met betrekking tot de manier waarop hun zaak werd behandeld. Figuur 17 geeft de resultaten weer. Ook hier merken we dat de meningen verdeeld zijn. 52% van de respondenten is eerder tevreden tot tevreden over de manier waarop de zaak is behandeld. Van die 52% zijn er 30% van de respondenten die tevreden zijn en 23% die eerder tevreden zijn. 48% van het totale aantal respondenten is eerder ontevreden tot ontevreden over de manier waarop de zaak is behandeld. Van die 48% zijn er 18% die eerder ontevreden zijn en liefst 30% van de respondenten is ontevreden over de behandeling van de zaak. Kijken we over de verschillende groepen respondenten heen, dan komen er weinig significante verschillen aan de oppervlakte: enkel ongehuwden blijken, in vergelijking met de totale bevolking, minder tevreden over de behandeling van hun zaak. Figuur 17. Tevredenheid zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Tevredenheid zaak
BURGERLIJK RECHT
V17. De volgende vraag gaat over uw tevredenheid over de manier waarop uw zaak behandeld werd. Bent u hierover... ?
Tevredenheid behandeling van uw zaak
48 100
Ontevreden
60
30
18 20
Eerder ontevreden
23
30 20
52 60
Eerder tevreden
% (Eerder) Tevreden
Basis: contact als klager of verweerder (n=671)
25
100 % Tevreden
100 80
60 41
40
46
52
20 0 Tevredenheid behandeling 2002 (n=581)
2007 (n=604)
2010 (n=671)
Significant verschil
In Figuur 17 zien we eveneens de evolutie over de drie golven heen. Waar er tussen 2002 en 2007 geen significante verschillen te bespeuren waren, zien we dat respondenten nu, in vergelijking met 2007, significant meer tevreden zijn over de behandeling van hun zaak. Bovendien valt op te merken dat er een positieve trend is over de golven heen.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
33
Tot slot werd gemeten of de uitkomst van een zaak als rechtvaardig of als onrechtvaardig werd beschouwd (Figuur 18). 40% van de respondenten vindt dat de uitkomst van de zaak onrechtvaardig is terwijl de meerderheid (60%) de uitkomst van hun zaak als rechtvaardig beschouwt. Als deze golf, 2010, vergeleken wordt met de vorige golf, 2007, blijkt dat de respondenten de uitspraak niet significant verschillend beoordelen. Ook hier zijn er enkele verschillen tussen de verschillende subgroepen:
Respondenten met een politieke voorkeur voor MR vinden hun resultaat rechtvaardiger in vergelijking met de totale bevolking; Werknemers van justitie beoordeelden hun uitspraak ook rechtvaardiger; Ongehuwden vonden hun resultaat onrechtvaardiger vergeleken met de totale bevolking.
Figuur 18. Beoordeling uitkomst zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Beoordeling luisterbereidheid en uitkomst zaak
BURGERLIJK RECHT
V17b. De volgende vraag gaat over hoe u de uitkomst van de zaak beoordeelt? Vindt u de beslissing ... ?
V16b. Hebt u de indruk dat de rechter naar u geluisterd heeft?
26
Onrechtvaardig ; 40% 38 100
60 Neen
26
12 16
20 Eerder niet
46 20
62 60
Eerder wel
Rechtvaardig; 60%
100 % Ja
% rechtvaardig
100 80
60
58
60
40 20 0 Rechtvaardig 2007 (n=604)
2010 (n=671)
Significant verschil
In deze golf werd ook bevraagd of de respondenten de indruk hadden dat de rechter naar hem/haar geluisterd had. 62% meent dat de rechter voldoende (16%) tot goed (46%) luisterde, terwijl 38% zich onvoldoende (12%) tot slecht (26%) gehoord voelt.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
34
b.
De behandeling van strafrechtelijke zaken
Net als voor het burgerlijk recht schetsen we hoeveel respondenten gedurende de afgelopen 10 jaar in contact zijn geweest met justitie, voor hoeveel zaken ze in contact met justitie zijn geweest en in welke hoedanigheid. Figuur 19 biedt een antwoord op de eerste vraag. Van alle ondervraagden zijn er 8% in contact geweest met justitie voor een strafrechterlijke zaak. Dit percentage is niet significant verschillend van de percentages in de vorige afnames. Figuur 19. Contact met justitie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Contact met justitie
STRAFRECHT
V28. Bent u de afgelopen 10 jaar in contact gekomen met justitie naar aanleiding van een strafzaak? Dit kan als klager, verweerder of getuige geweest zijn.
7
Ja; 8%
Nee; 92%
%
Basis: iedereen (n=3.237)
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
93
7
7
2002 (n=3.200)
92
8
Ja Significant verschil
93
Nee
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Uit verdere analyse blijkt dat in vergelijking met de totale bevolking deze subgroepen vaker in contact kwamen met justitie voor een strafzaak: Ouderen (66+); Mannen meer dan vrouwen; Lager opgeleiden minder vaak dan secundair en hoger opgeleiden; Inwoners van de provincies Namen en Luxemburg; De actieve bevolking; Inwoners uit het ressort van het Luikse Hof van Beroep; Diegenen die verbonden zijn met justitie Inwoners van het arrondissement Verviers meer, maar inwoners van het arrondissement Dendermonde minder. In Figuur 20 merken we dat de overgrote meerderheid, namelijk 79% van de respondenten die in contact zijn geweest met justitie voor een strafrechterlijke zaak, slechts 1 zaak lopen hadden in de afgelopen 10 jaar. Zo‟n 14% van deze respondenten is in contact geweest met justitie voor 2 tot 3 zaken. GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
35
Betreffende het aantal strafzaken waarvoor iemand de afgelopen tien jaar contact heeft gehad met justitie, merken we geen significante verschillen tussen de verschillende subgroepen. Het percentage respondenten dat naar aanleiding van één strafrechterlijke zaak in contact is geweest met justitie, verschilt niet significant ten opzichte van de vorige afnames. Figuur 20. Aantal zaken GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Aantal zaken
STRAFRECHT
V29. Naar aanleiding van hoeveel strafzaken bent u de afgelopen 10 jaar met justitie in contact gekomen?
1
79%
2 3
8
10% 4%
4
2%
5
2%
6 7
9
1%
10
1% Basis: zij die reeds in contact zijn geweest (n=269)
%
8
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
79
77
79
Naar aanleiding van één strafzaak 2002 (n=212)
2007 (n=224)
2010 (n=269)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
36
Figuur 21 toont in welke hoedanigheid de respondent de afgelopen 10 jaar in contact is geweest met justitie voor een strafrechterlijke zaak. 57% van de respondenten waren burgerlijke partij; 21% van hen waren verdachten, 18% waren getuigen en 3% waren leden van een jury. Binnen de verscheidene subgroepen zijn er slecht enkele significante verschillen zichtbaar. Wanneer men werkt voor justitie, blijkt dat men vaker getuige is. Wanneer men ongehuwd is, is men vaker verdachte in strafrechtelijke zaken. Ten opzichte van 2007 zien we dat er in 2010 significant minder respondent als getuigen optraden in strafrechtelijke zaken. De andere categorieën in deze verdeling zijn niet significant gewijzigd in vergelijking met de steekproef van 2007. Figuur 21. Hoedanigheid GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Hoedanigheid
STRAFRECHT 9
V30. Was dit als?
Slachtoffer
57%
Verdachte
21%
Getuige
3%
Basis: zij die reeds in contact zijn geweest (n=269)
%
Jurylid
18%
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
56 56 57
Slachtoffer 2002 (n=212)
21 17 21
14 17
verdachte
getuige
2007 (n=224)
18 4 8 3 jurylid 2010 (n=269)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
37
Aan diegenen die reeds in contact zijn geweest met het gerecht als slachtoffer of verdachte werd gevraagd hoe zij tegenover het resultaat van hun zaak staan. Figuur 22 geeft hiervan de resultaten weer. 32% van de respondenten is positief over het resultaat van hun zaak, 18% is eerder positief, 14% is eerder negatief en 36% van de respondenten is negatief over het resultaat van hun zaak. De huidige resultaten verschillen niet over de doelgroepen heen en ook niet ten opzichte van de vorige afname. Wél is er over de golven heen een positieve trend waarneembaar. Respondenten zijn over de jaren heen optimistischer gestemd geraakt over het resultaat van hun zaak. Figuur 22. Resultaat van de zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Resultaat van uw zaak
STRAFRECHT 10
V31. Vindt u het resultaat van uw zaak ...
Resultaat
100 Negatief
50 60
36
14 20
Eerder negatief
18
32
50
20
60
Eerder positief
% (Eerder) Positief
Basis: contact als slachtoffer of verdachte (n=208)
100
%
Positief
100 80
60 40
33
40
50
20 0 Resultaat 2002 (n=164)
2007 (n=164)
2010 (n=208)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
38
In een volgende vraag werd gepeild naar de tevredenheid over de behandeling van een zaak. De resultaten zijn te zien in Figuur 23. 28% van de ondervraagden is tevreden over de behandeling van hun zaak, 21% is eerder tevreden, 16% is eerder ontevreden en 34% van de ondervraagden is ontevreden over de behandeling van hun zaak. De resultaten zijn niet significant verschillend over de verschillende groepen heen. Verder merken we dat de tevredenheid over de manier waarop de strafzaak behandeld werd niet veranderd is ten opzichte van de vorige meting. Wel merken we over de golven heen opnieuw een positieve trend op. Figuur 23. Tevredenheid zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Tevredenheid zaak
STRAFRECHT
V32. De volgende vraag gaat over uw tevredenheid over de manier waarop uw zaak behandeld werd. Bent u hierover... ?
Tevredenheid behandeling van uw zaak
50 100
Ontevreden
60
34
16 20
Eerder ontevreden
21
28 20
50 60
Eerder tevreden
% (Eerder) Tevreden
Basis: contact als slachtoffer of verdachte (n=208)
32
100 % Tevreden
100 80
60 35
40
40
50
20 0 Tevredenheid behandeling 2002 (n=164)
2007 (n=164)
2010 (n=208)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
39
Tot slot vroegen we aan de respondenten die reeds in contact zijn gekomen met het gerecht als slachtoffer of als verdachte, hoe zij de uitkomst van de zaak beoordelen (Figuur 24). 58% van de respondenten vond de uitkomst van de zaak rechtvaardig terwijl 42% van de respondenten de uitkomst van hun zaak als onrechtvaardig beschouwden. Ten opzichte van 2007 zien we geen significant verschil in de beoordeling van de zaken. Ook tussen de verschillende subgroepen waren er geen significante verschillen te bemerken. Figuur 24. Beoordeling uitkomst zaak GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Beoordeling luisterbereidheid en uitkomst zaak
STRAFRECHT
V32b. De volgende vraag gaat over hoe u de uitkomst van de zaak beoordeelt? Vindt u de beslissing ... ?
V31b. Hebt u de indruk dat de rechter naar u geluisterd heeft?
33
Onrechtvaardig ; 42% 13 121 26 100
60 Neen
20 Eerder niet
61
20
87 100 %
60
Eerder wel
Rechtvaardig; 58%
Ja
% rechtvaardig
100 80
60
48
58
40 20 0 Rechtvaardig 2007 (n=164)
2010 (n=208)
Significant verschil
In deze golf werd ook bevraagd of de respondenten de indruk hadden dat de rechter naar hem/haar geluisterd had. De resultaten zijn zeer positief. Liefst 87% is tevreden over de luistervaardigheid van de rechter: 61% is akkoord met de stelling dat de rechter naar hem/haar luisterde; 26% is eerder akkoord. Slechts 13% vond dat de rechter niet goed geluisterd had. Hierbij merken we op dat wanneer men negatief antwoordde op deze stelling, men slechts in 1% gematigd ontevreden was. 12% voelde zich helemaal niet gehoord door de rechter.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
40
4. De actoren van justitie In dit onderdeel peilen we naar de mening van de Belgische bevolking over advocaten en rechters. Voor beide actoren werd gevraagd naar de meningen van respondenten over de dossierkennis enerzijds en over de gelijkheid van behandeling van de cliënten of burgers anderzijds. We peilen eveneens naar de mening van de Belgische bevolking over het recht spreken van rechters in alle onafhankelijkheid en over de snelheid van afhandeling door rechters. Tot slot behandelen we de voorkeuren met betrekking tot beroepsrechter of volksjury en gaan we na hoe mensen staan tegenover het filmen van zittingen. Voor beide actoren wordt nagegaan of er een verandering in mening merkbaar is doorheen de tijd.
a.
Advocaten
Aan de respondenten werd gevraagd aan te geven in welke mate ze akkoord zijn met de volgende twee stellingen aangaande advocaten: “Advocaten hebben voldoende kennis van hun dossiers” en “Advocaten behandelen al hun cliënten op gelijke wijze”. De antwoordcategorieën zijn: „akkoord‟, „eerder akkoord‟, „eerder niet akkoord‟, „niet akkoord‟. Figuur 25 toont hiervan de resultaten. 79% van de respondenten gelooft dat advocaten voldoende dossierkennis hebben. Met betrekking tot de gelijke behandeling van cliënten is men echter negatiever. 61% van de respondenten gaat niet akkoord met de stelling dat cliënten op gelijke wijze worden behandeld door advocaten. Figuur 25. Advocaten GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Advocaten
V7. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over advocaten. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
Advocaten hebben voldoende kennis van hun dossiers
22 10 12
Advocaten behandelen al hun cliënten op gelijke wijze
61
100
Basis: iedereen (n=3.237)
Niet akkoord
34
60
27
20 Eerder niet akkoord
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
42
24
37
16
20
2
79
39
60
Eerder akkoord
%
100 Akkoord
41
Uit verdere analyses is gebleken dat de meningen over deze twee stellingen variëren naargelang leeftijd, opleiding, regio, politieke voorkeur, Hof van Beroep, gerechtelijke arrondissementen en ervaringen met justitie. Met betrekking tot de stelling dat advocaten voldoende kennis hebben over hun dossiers stellen we het volgende vast: Jongeren tussen de 15 en 25 jaar oud en volwassenen tussen 26 en 45 jaar oud spreken zich hier positiever over uit dan de gemiddelde Belg. Volwassenen, ouder dan 46 jaar, menen dan weer meer dan de gemiddelde Belg dat advocaten onvoldoende kennis hebben over hun dossiers; Respondenten die een lagere of secundaire opleiding genoten, spreken zich meer uitgesproken positief uit over deze stelling dan respondenten die een hogere opleiding genoten; Respondenten met een hoog inkomen staan positiever tegenover deze stelling dan respondenten met een laag inkomen; Inwoners van Vlaanderen zijn er vaker van overtuigd dat advocaten voldoende dossierkennis hebben, terwijl inwoners van Brussel en Wallonië hier minder van overtuigd zijn; Respondenten inwonend bij de ouders, gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en alleenstaanden en partners gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Ongehuwden gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en respondenten die gescheiden zijn of weduwe(naar) gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partijen CD&V, N-VA en SPA beoordelen de stelling positiever dan de totale bevolking. Respondenten die de PS verkiezen gaan echter vaker niet akkoord met de stelling; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Gent zijn vaker van mening dat advocaten voldoende kennis hebben over hun dossiers dan de gemiddelde Belg. De inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen staan negatiever dan de gemiddelde Belg; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Leuven hebben vaker een positief beeld van de dossierkennis van advocaten. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Neufchâteau en Charleroi hebben daarentegen vaker een negatiever beeld over de dossierkennis van advocaten in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die al ervaring hebben met justitie door burgerlijke zaken of door strafrechtelijke zaken staan negatiever tegenover deze stelling dan respondenten die nog nooit in contact kwamen met justitie; Ook mensen die werkzaam zijn voor justitie hebben een negatievere mening over deze stelling dan mensen die niet voor justitie werken. Met betrekking tot de stelling waarbij verondersteld wordt dat cliënten op gelijke wijze behandeld worden variëren de meningen: GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
42
Jongeren tussen de 15 en 25 jaar oud en volwassenen tussen 26 en 45 jaar oud zijn het hiermee vaker eens en volwassenen die ouder zijn dan 46 jaar zijn het hiermee vaker oneens dan de gemiddelde Belg; Respondenten die een lagere opleiding genoten spreken zich meer uitgesproken positief uit over deze stelling dan respondenten die een secundaire of hoge opleiding genoten; Inwoners van Vlaanderen zijn het vaker eens met de stelling dan de gemiddelde Belg en inwoners van Brussel en Wallonië zijn het vaker oneens hierover; Respondenten inwonend bij de ouders gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en alleenstaanden en koppels gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Ongehuwden gaan vaker akkoord met deze stelling en mensen die gescheiden zijn of weduwe(naar) gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partij CDH zijn hiervan minder overtuigd dan de totale Belgische bevolking; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Brussel zijn minder van mening dat advocaten hun cliënten gelijkwaardig behandelen in vergelijking met de totale bevolking; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Gent zijn vaker van mening dat advocaten hun cliënten op gelijke wijze behandelen terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Nijvel minder akkoord gaan met deze stelling in vergelijking met de totale bevolking; Respondenten die al ervaring hebben gehad met justitie door burgerlijke zaken zijn het vaker oneens met deze stelling; Ook mensen die werkzaam zijn voor justitie hebben een negatievere mening over deze stelling dan mensen die niet voor justitie werken.
Verder is er duidelijk een positieve trend op het vlak van het beeld van de respondenten over de advocatuur (Figuur 26). Er is dit jaar opnieuw een significante stijging, zowel voor wat betreft de mening over de dossierkennis als over de gelijke behandeling van cliënten door advocaten.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
43
Figuur 26. Advocaten – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Advocaten - Evolutie
V7. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over advocaten. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
3
% (Eerder) akkoord
100 90
79
80
71
70
60
60 50 40
34
39
26
30 20 10 0 Advocaten hebben voldoende kennis van hun dossiers
2002 (n=3.200)
Advocaten behandelen al hun cliënten op gelijke wijze
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
b.
Rechters
Aan de respondenten werd gevraagd aan te geven in welke mate ze akkoord zijn met de volgende vier stellingen aangaande rechters: “Rechters hebben voldoende kennis van hun dossiers”, “Rechters behandelen alle burgers op gelijke wijze”, “Rechters spreken recht in alle onafhankelijkheid” en “Rechters handelen de zaken snel af”. De laatste twee stellingen zijn nieuw dit jaar. De antwoordcategorieën zijn: „akkoord‟, „eerder akkoord‟, „eerder niet akkoord‟, „niet akkoord‟. Figuur 27 toont hiervan de resultaten. 72% van de respondenten vertrouwt erop dat rechters voldoende kennis hebben over hun dossiers. 62% van alle burgers is het eens met de stelling dat “rechters recht spreken in alle onafhankelijkheid”. Betreffende de gelijke behandeling van burgers zijn de meningen verdeeld: 55% van de respondenten is het eens en 44% is het niet eens. Tot slot is 75% het niet eens met de stelling dat rechters “de zaken snel afhandelen”.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
44
Figuur 27. Rechters GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Rechters
V8. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over rechters. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
Rechters hebben voldoende kennis van hun dossiers
28 12 16
38 17
Rechters spreken recht in alle onafhankelijkheid
Rechters behandelen alle burgers op gelijke wijze
Rechters handelen de zaken snel af
100
Basis: iedereen (n=3.237)
Niet akkoord
45
75
43
60
25
40
21
36
20
33
33
20
Eerder niet akkoord
32
26
22
4
72
62
55
17 8 25
20
60
Eerder akkoord
%
100
Akkoord
Ook voor deze stellingen zijn we nagegaan of de meningen verschillen naargelang de verschillende socio-demografische kenmerken. Met betrekking tot de eerste stelling over voldoende dossierkennis stellen we het volgende vast: Jongeren tussen 15 en 25 jaar oud vinden vaker dan de totale Belgische bevolking dat rechters voldoende kennis hebben van hun dossiers en 46- tot 65-jarigen vinden vaker dat dat niet zo is; Mannen vinden vaker dat rechters voldoende kennis hebben van hun dossiers dan de totale Belgische bevolking; Respondenten uit Vlaanderen gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en respondenten uit Wallonië gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten inwonend bij de ouders gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en alleenstaande ouders gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Ongehuwden gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en mensen die gescheiden zijn gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partij CD&V staan positiever tegenover deze stelling dan de gemiddelde Belg en respondenten met een voorkeur voor de politieke partij Vlaams Belang staan negatiever tegenover de stelling; Inwoners onder de Hoven van Beroep van Gent en Antwerpen vinden vaker dan de totale bevolking dat rechters voldoende kennis hebben over hun dossiers en inwoners onder de Hoven van Beroep van Luik en Bergen vinden dit vaker niet het geval; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
45
Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Leuven zijn vaker de mening toegedaan dat rechters voldoende dossierkennis hebben dan de gemiddelde Belg. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Neufchâteau, Charleroi en Mons plaatsen daarentegen vaker vraagtekens bij deze dossierkennis; Respondenten die al ervaring hebben met het gerechtelijk apparaat –zowel door een burgerlijke zaak als door een strafrechtelijke zaak– zijn vaker van mening dat rechters over onvoldoende dossierkennis beschikken dan respondenten die nog niet met het gerecht in aanraking gekomen zijn.
Met betrekking tot de tweede stelling over de gelijke wijze van behandeling van de burgers blijkt het volgende: Jongeren tussen de 15 en 25 jaar en volwassenen tussen 26 en 45 jaar vinden vaker dat burgers op gelijke wijze worden behandeld dan de gemiddelde Belg. Volwassen ouder dan 46 jaar oud zijn het minder vaak eens met deze stelling; Mannen zijn het vaker eens met deze stelling dan vrouwen; Hoger opgeleiden zijn vaker van mening dat rechters hun burgers gelijk behandelen dan de totale bevolking; Respondenten met een hoog inkomen zijn het doorgaans vaker eens met deze stelling dan respondenten met een laag inkomen; Gezinnen en respondenten inwonend bij de ouders gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en alleenstaanden en koppels gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Ongehuwden gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg en mensen die gescheiden of weduwe(naar) zijn, gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partijen CD&V en MR vinden vaker dat rechters hun burgers op gelijke wijze behandelen en respondenten met een voorkeur voor de partijen N-VA en Vlaams Belang vinden vaker dat dit niet het geval is; Inwoners van het gerechtelijk arrondissement Marche-en-Famenne gaan vaker niet akkoord met de stelling dan de gemiddelde Belg; Respondenten zonder werkervaring bij justitie gaan vaker akkoord met deze stelling dan de gemiddelde Belg; Respondenten die al ervaring hebben gehad met justitie –door een burgerlijke of een strafrechtelijke zaak– vinden minder vaak dat rechters hun burgers op gelijke wijze behandelen. Met betrekking tot de derde stelling over het recht spreken in alle onafhankelijkheid vinden we de volgende verschillen: Jongeren tussen de 15 en 25 jaar vinden vaker dat rechters recht spreken in alle onafhankelijkheid en volwassenen tussen de leeftijd van 46 en 65 jaar zijn het vaker oneens met deze stelling; Respondenten inwonend bij de ouders zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg en alleenstaanden en koppels zijn het vaker oneens met deze stelling; Ongehuwden zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg en respondenten die gescheiden zijn, zijn het vaker oneens met deze stelling; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
46
Respondenten met een voorkeur voor de politieke partijen N-VA en Vlaams Belang zijn het vaker oneens met deze stelling; Respondenten die al ervaring hebben gehad met justitie, door een burgerlijke zaak of door een strafrechtelijke zaak, vinden minder vaak dat rechters recht spreken in alle onafhankelijkheid dan de gemiddelde Belg.
Uit de vierde stelling over het snel afhandelen van de zaken komen de volgende verschillen naar voor: Jongeren tussen 15 en 25 jaar oud en volwassenen tussen 26 en 45 jaar oud vinden vaker dat rechters de zaken snel afhandelen en volwassenen tussen 46 en 65 jaar en ouder dan 65 jaar zijn het vaker oneens met deze stelling; Lager geschoolden zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg en hoger geschoolden zijn het vaker oneens met deze stelling; Inwoners van Vlaanderen zijn het vaker eens met deze stelling dan inwoners van Wallonië; Respondenten inwonend bij de ouders zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg en koppels zijn het vaker oneens met deze stelling; Ongehuwden zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partijen CD&V en SPA zijn het vaker eens met deze stelling dan de gemiddelde Belg en respondenten met een voorkeur voor CDH zijn het vaker oneens met deze stelling; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Antwerpen vinden vaker dat rechters de zaken snel afhandelen en inwoners onder het Hof van Beroep van Brussel vinden dat minder vaak het geval dan de gemiddelde Belg; Inwoners van de arrondissementen Turnhout, Tongeren en Oudernaarde gaan vaker akkoord met deze stelling en inwoners van de arrondissementen Nijvel en Neufchâteau gaan vaker niet akkoord met deze stelling; Respondenten die al ervaring hebben gehad met justitie door een strafrechtelijke zaak, gaan vaker niet akkoord met de stelling dat rechters de zaken snel afhandelen dan de gemiddelde Belg. Figuur 28 geeft de evolutie van het beeld over rechters weer voor de twee stellingen die ook in het verleden al werden bevraagd. Zoals ook bij de advocatuur het geval was, merken we bij rechters eveneens een positieve trend op. Significant meer respondenten vinden dat rechters voldoende kennis hebben en dat ze alle burgers op gelijke wijze behandelen vergeleken met de vorige meting.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
47
Figuur 28. Rechters – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Rechters - Evolutie
V8. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over rechters. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat?
5
% (Eerder) akkoord
100 90 80 66
70 60
52
55
72
55
50 40
37
30 20 10 0 Rechters behandelen alle burgers op gelijke wijze
2002 (n=3.200)
Rechters hebben voldoende kennis van hun dossiers
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
c.
Beroepsrechter of volksjury
Bij de vraag: “Indien u voor de rechtbank moet verschijnen, verkiest u dan dat een rechter over u oordeelt of een groep burgers, met andere woorden, een volksjury?” heeft 81% van de respondenten er geen probleem mee indien een beroepsrechter hen beoordeelt. Dit percentage daalt echter tot 55% wanneer het een volksjury betreft (Figuur 29).
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
48
Figuur 29. Beroepsrechter of volksjury GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Beroepsrechter of volksjury
V8ter. Indien u voor de rechtbank moet verschijnen, verkiest u dan dat een rechter over u oordeelt of een groep burgers, met andere woorden, een volksjury ?
19 9 10
Beroepsrechter
45
Volksjury
100
60
Neen
17
28
33
48
27
20
Eerder niet
28
20
Eerder wel
6
81
55
60
100%
Ja
Basis: iedereen (n=3.237)
De voorkeuren voor beroepsrechter of volksjury voor het vellen van oordelen verschillen naargelang de socio-demografische kenmerken: Vrouwen verkiezen vaker een volksjury dan mannen; Hoger opgeleiden verkiezen vaker een beroepsrechter en minder vaak een volksjury, in vergelijking met de Belgische bevolking. Respondenten die een secundaire opleiding hebben genoten verkiezen minder vaak een beroepsrechter en vaker een volksjury, in vergelijking met de Belgische bevolking; Respondenten met een hoog inkomen verkiezen minder vaak een volksjury dan mensen met een laag inkomen; Inwoners van Brussel kiezen vaker voor een beroepsrechter en minder vaak voor een volksjury vergeleken met de Belgische bevolking. Inwoners van Wallonië kiezen vaker voor een volksjury vergeleken met de Belgische bevolking; Koppels zijn minder voorstander van een beroepsrechter en alleenstaande ouders zijn minder voorstander van een volksjury dan de Belgische bevolking; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partij MR verkiezen, vergeleken met de gemiddelde Belg, meer een beroepsrechter voor het vellen van een oordeel. Respondenten die het Vlaams Belang of N-VA verkiezen, staan daarentegen net afkeriger tegenover een beroepsrechter. Respondenten die een voorkeur hebben voor Groen! als politieke partij staan dan weer vaker afkerig tegenover een volksjury voor het vellen van oordelen, in vergelijking met de totale bevolking;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
49
Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Brussel verkiezen vaker een beroepsrechter en staan afkeriger tegenover een volksjury dan de totale bevolking. Inwoners uit het gerechtelijke arrondissement Brussel verkiezen in vergelijking met de gemiddelde Belg vaker een beroepsrechter, terwijl inwoners uit het gerechtelijke arrondissement Marche-en-Famenne minder vaak een beroepsrechter verkiezen. Respondenten uit het gerechtelijke arrondissement Namen verkiezen in vergelijking met de totale bevolking vaker een volksjury terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Brussel en Antwerpen negatiever staan ten opzichte van een volksjury.
d.
Filmen van zittingen
Aan de respondenten werd gevraagd wat zij vonden van het filmen van zittingen van rechtbanken. Er werd gevraagd aan te geven in welke mate ze hiermee akkoord waren. De meningen hierover zijn verdeeld. 45% is hiermee akkoord en 56% van de respondenten vindt dat zittingen van rechtbanken niet hoeven gefilmd te worden (zie Figuur 30). Er heerst dus nog steeds een zekere vorm van sereniteit, hoewel het aantal voorstanders toegenomen is in vergelijking met 2007. Figuur 30. Filmen van zittingen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
ALGEMEEN
Filmen van zittingen
7
V9. Vindt u dat de zittingen van de rechtbanken moeten worden gefilmd ?
Filmen van zittingen
100 Niet akkoord
56
34
60 Eerder niet akkoord
22
19
20
25
20 Eerder akkoord
45
60
100 %
Akkoord
% (Eerder) Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
100 80 60 40
39
45
20
0 Filmen van zittingen 2007 (n=3.210)
Basis: iedereen (n=3.237)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Uit verdere analyses blijkt dat meningen hierover eveneens variëren naar gelang de socio-demografische factoren: Mannen staan positiever tegenover het filmen van een zitting dan vrouwen;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
50
Hoger opgeleiden staan negatiever tegenover het filmen van een zitting dan de gemiddelde Belg terwijl respondenten met een secundair diploma hier positiever tegenover staan; Respondenten wonende in Wallonië staan positiever tegenover het filmen van een zitting dan de totale bevolking; Respondenten die weduwe(naar) zijn, staan negatiever tegenover het filmen van een zitting dan de totale bevolking; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CD&V en SPA staan negatiever tegenover het filmen van een zitting; Inwoners onder het Hof van Beroep van Bergen staan positiever tegenover het filmen van een zitting dan de gemiddelde Belg en inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Gent staan hier negatiever tegenover; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Charleroi en Hasselt staan positiever tegenover het filmen van een zitting dan de totale bevolking, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Gent er negatiever tegenover staan.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
51
5. Burgerlijk recht In het vorig hoofdstuk zijn we dieper ingegaan op enkele algemene actoren, in dit hoofdstuk wordt het burgerlijk recht in detail bekeken. Enerzijds bespreken we het belang van deskundigen, gewone burgers en bemiddeling alvorens een oordeel door de rechter wordt uitsproken en anderzijds de tevredenheid over de behandeling van een zaak. a.
Het belang van deskundigen, gewone burgers en bemiddeling
In een eerste vraag werd gepeild naar het belang van deskundigen in een lopende rechtszaak. Aan de respondenten werd gevraagd hun mening te geven over twee stellingen. De antwoordcategorieën waren: „akkoord‟, „eerder akkoord‟, „eerder niet akkoord‟, en „niet akkoord‟. Figuur 31 geeft een overzicht van beide stellingen met bijhorende resultaten. Als eerste werd het volgende standpunt geformuleerd: “Het is belangrijk om deskundigen aan te stellen ook al wordt de duur hierdoor langer”. Liefst 93% van respondenten is het eens met deze stelling. In een tweede stelling wordt gesteld dat “het belangrijk is om deskundigen in te schakelen ook al worden de kosten hierdoor hoger”. Hiermee is 82% van de respondenten het eens. Dit bevestigt bevindingen uit vorige jaargangen dat een langere duurtijd acceptabel is indien de kwaliteit van het onderzoek verbetert. Figuur 31. Deskundigen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
BURGERLIJK RECHT
Deskundigen
V10. De partijen in een burgerlijke zaak kunnen de rechter vragen om een deskundige aan te stellen om de nodige vaststellingen te doen, bijvoorbeeld om de omvang of de juiste oorzaak van de schade vast te stellen. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over deze deskundigen.
Het is belangrijk dat deskundigen worden aangesteld ook al wordt de duur hierdoor langer
8 34
29
Het is belangrijk dat deskundigen worden aangesteld ook al worden de kosten hierdoor hoger
18 9 10
32
100
Basis: iedereen (n=3.237)
Niet akkoord
60
20 Eerder niet akkoord
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
64
50
20
1
93
82
%
60
100
Eerder akkoord
Akkoord
52
Wanneer we dieper ingaan op de eerste stelling dat “het belangrijk is om deskundigen aan te stellen ook al wordt de duur hierdoor langer” stellen we een aantal verschillen vast tussen bepaalde profielen. Het blijkt dat: Hoger opgeleiden er minder moeite mee hebben dat de duur van een proces langer wordt omdat er deskundigen moeten worden aangesteld. Ouderen (66plussers) hebben het hiermee vaak moeilijker en gaan dan ook minder vaak akkoord met de stelling. Dit geldt ook voor lager opgeleiden die eveneens minder vaak akkoord gaan met de stelling; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen MR en PS vinden het vaker belangrijk om deskundigen in te schakelen ook al wordt de duur hierdoor langer. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Verviers, Kortijk en Veurne zijn vaker akkoord met de stelling; Alleenstaande mensen of mensen zonder kinderen stellen zich strenger op dan anderen. Wat betreft de tweede stelling dat “het belangrijk is om deskundigen in te schakelen ook al worden de kosten hierdoor hoger”, blijkt dat Hoger opgeleiden vaker akkoord gaan dan de totale bevolking en lager opgeleiden minder vaak akkoord gaan. Inwoners van Brussel en Wallonië het vaker eens zijn met de stelling en dat inwoners van Vlaanderen het minder vaak eens zijn; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen MR en Ecolo het belang van deskundigen belangrijker vinden dan de kosten en respondenten met een politieke voorkeur voor het Vlaams Belang het hier minder vaak mee eens zijn. Inwoners uit de ressorten van het Hof van Beroep van Brussel, Bergen en Luik zijn het vaker eens met de stelling en inwoners uit de ressorten van het Hof van Beroep van Antwerpen en Gent zijn hiermee minder vaak akkoord; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Charleroi vaker akkoord gaan met de stelling, terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Mechelen en Dendermonde zich hier minder in kunnen vinden in vergelijking met de totale bevolking. In vergelijking met de gegevens van 2002 en 2007 staan de respondenten positiever tegenover de aanstelling van deskundigen in burgerlijke zaken om vaststellingen te doen (Figuur 32). Significant meer ondervraagden vinden het belangrijk dat deskundigen worden aangesteld, ook al wordt de duur hierdoor langer. Wat betreft de hogere kosten zien we dat de stijging van 2007 ten opzichte van 2002 bevestigd wordt, ten opzichte van 2007 blijft het resultaat stabiel.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
53
Figuur 32. Deskundigen – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
BURGERLIJK RECHT
Deskundigen - Evolutie
V10. De partijen in een burgerlijke zaak kunnen de rechter vragen om een deskundige aan te stellen om de nodige vaststellingen te doen, bijvoorbeeld om de omvang of de juiste oorzaak van de schade vast te stellen. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over deze deskundigen.
% (Eerder) akkoord
100
89
90 80
75
80
93
2
93
82
70 60 50 40 30 20 10 0 Het is belangrijk dat deskundigen worden aangesteld ook al worden de kosten hierdoor hoger
2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
Het is belangrijk dat deskundigen worden aangesteld ook al wordt de duur hierdoor langer
2010 (n=3.237)
Significant verschil
In een volgende vraag werd gepeild naar de meningen van mensen over het bijstaan van de rechter door gewone burgers. De respondenten werden door middel van een inleidende intro op de hoogte gebracht van het eventuele belang van opinies of kennisoverdracht gegeven door gewone burgers die gespecialiseerd zijn in een specifiek aspect. Vervolgens werd aan de respondenten gevraagd of zij vinden dat deze werkwijze zou veralgemeend moeten worden naar andere burgerlijke zaken. In Figuur 33 staat de verwoording van de intro en de vraag zoals deze aan alle respondenten is gesteld met de bijhorende resultaten. 79% van de respondenten vindt dat de werkwijze waarbij gewone burgers, die gespecialiseerd zijn in het onderwerp, rechters bijstaan, zou veralgemeend moeten worden naar andere burgerlijke zaken.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
54
Figuur 33. Rechter bijgestaan door gewone burgers GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
BURGERLIJK RECHT
Rechter bijgestaan door gewone burgers
V11. In een beperkt aantal burgerlijke zaken, bijvoorbeeld voor de arbeidsrechtbank, wordt de rechter voor het nemen van een beslissing bijgestaan door gewone burgers die zelf geen beroepsrechter zijn maar wel gespecialiseerd zijn in het onderwerp. Vindt u dat men deze manier van werken moet veralgemenen naar andere burgerlijke zaken? 21 9 12
100
60 Neen
Basis: iedereen (n=3.237)
20
Eerder niet
39
40
20
79 100%
60
Eerder wel
% Ja + Eerder wel
Rechters bijgestaan door burgers
3
Ja
100 77
80
80
79
60 40 20 0 Rechters bijgestaan door burgers 2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Wanneer we inzoomen op deze resultaten, merken we dat: Personen uit de leeftijdscategorie 26 tot 45 jaar vaker te vinden zijn voor een veralgemening van het bijstaan van rechters door burgers dan de totale Belgische bevolking; Inwoners van Wallonie hiertegenover positiever staan dan Vlamingen (en de totale bevolking) Respondenten met een job gerelateerd aan justitie vaker afkerig staan ten opzichte van deze stelling; Respondenten met een voorkeur voor Ecolo vaker positief staan tegenover de stelling in vergelijking met de gemiddelde Belg; Inwoners van het gerechtelijke arrondissementen Oudenaarde, Neufchâteau en Doornik zich beter kunnen vinden in deze stelling ten opzichte van de totale bevolking, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissementen Turnhout en Gent negatiever staan ten opzichte van deze stelling. Verder wordt eveneens de positieve evolutie van 2007 op het vlak van de houding tegenover gespecialiseerde burgers die rechters bijstaan met hun specifieke vakkennis bevestigd (Figuur 33).
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
55
De derde vraag betreft de mate waarin respondenten voorstander zijn van een onderlinge bemiddeling onder het toezicht van een rechter in een burgerlijke zaak. In Figuur 34 staat de precieze vraag met de resultaten weergegeven. Uit de resultaten blijkt dat het overgrote deel van de respondenten, namelijk 94%, voorstander is van een bemiddeling voor het oplossen van conflicten. Figuur 34. Bemiddeling GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
BURGERLIJK RECHT
Bemiddeling
V12. In een burgerlijke zaak kunnen de partijen ook onderling naar een oplossing zoeken, onder toezicht van een rechter. Bent u voorstander, eerder voorstander, eerder tegenstander of tegenstander van deze manier om conflicten op te lossen?
6 24
Bemiddeling
100 Tegenstander
60
20
Eerder tegenstander
28 20
66
94
60
100
Eerder voorstander
Basis: iedereen (n=3.237)
%
Voorstander
100
% (Eerder) Voorstander
4
91
93
94
80
60 40 20 0 Bemiddeling 2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Uit verdere analyses blijkt dat de meningen verschillen op basis van een aantal sociodemografische kenmerken zoals opleiding, politieke voorkeur en regio. We vonden dat: Hoger opgeleiden vaker voorstander zijn van een bemiddeling voor het oplossen van conflicten in vergelijking met de totale bevolking en dat lager en secundair opgeleiden hier minder vaak voorstander van zijn; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partij MR vaker voorstander zijn; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Verviers en Doornik zich ook vaker kunnen vinden in deze stelling in vergelijking met de gemiddelde Belg. Verder zien we dat de positieve evolutie van 2007 bevestigd wordt in 2009. Er blijven significant meer respondenten voorstander van deze manier om conflicten op te lossen in vergelijking met 2002. Ten opzichte van 2007 blijven de resultaten stabiel.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
56
6. Strafrecht Inhoudelijk loopt het luik Strafrecht grotendeels gelijk met dat van het burgerlijk recht. In een eerste subonderdeel peilen we naar de meningen van burgers over het parket, de mogelijkheid tot bemiddeling en het belang van de volksjury. Deze peiling gebeurt door meningen te vragen over bepaalde stellingen die betrekking hebben op de eerder vernoemde aspecten. In een tweede subonderdeel meten we in hoeverre respondenten akkoord zijn met de zwaarte van de opgelegde straf, of gevangenen de volledige zittijd in de gevangenis moeten doorbrengen en in hoeverre respondenten voorstander zijn van alternatieve straffen. In een derde subonderdeel gaan we dieper in op de beslissingen genomen door de rechter. Het laatste subonderdeel handelt over jeugddelinquentie en het snelrecht. Hierin wordt nagegaan hoe mensen staan tegenover het plaatsten van jonge delinquenten in jeugdgevangenissen en niet in instellingen waar begeleiding en opvoeding centraal staat.
a.
Meningen van burgers over de werking van het parket, de mogelijkheid tot bemiddeling en de voorkeuren voor een volksjury
Aan de respondenten werd gevraagd in welke mate ze akkoord zijn met de volgende twee stellingen vermeld in Figuur 35. Stelling 1 heeft betrekking op de kennis van dossiers om de juiste beslissing te kunnen nemen. 78% van de respondenten is eerder akkoord tot akkoord met de stelling dat de parketmagistraat voldoende kennis heeft over dossiers om een juiste beslissing te kunnen nemen. Van die 78% is 32% volmondig overtuigd en 46% van de respondenten is daarvan eerder overtuigd. De overige 22% is niet tot eerder niet akkoord met deze stelling. Daarvan is 8% niet akkoord met de stelling en 14% eerder niet akkoord met de stelling. Met de volgende stelling, “De parketmagistraat behandelt iedereen op gelijke wijze”, is 26% van de respondenten akkoord. 40% is eerder akkoord, 20% is eerder niet akkoord en 14% is niet akkoord met deze stelling.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
57
Figuur 35. Parket GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Parket
V18. Nadat de politie het onderzoek van een misdrijf gevoerd heeft, moet worden beslist of de zaak voor de rechtbank komt of niet. Deze beslissing gebeurt door het parket. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over het parket.
De parketmagistraat kent een dossier goed genoeg om een juiste beslissing te kunnen nemen
22 8 14
De parketmagistraat behandelt iedereen op gelijke wijze
100
Basis: iedereen (n=3.237)
Niet akkoord
34 14
60
20
20 Eerder niet akkoord
46
40
20
32
26
5
78
66
60
Eerder akkoord
100
%
Akkoord
Uit verdere analyses is gebleken dat meningen verschillen naargelang opleiding, regio, politieke voorkeur, ressort (Hof van Beroep) en ervaring met justitie. Voor de eerste stelling “de parketmagistraat kent een dossier goed genoeg om een juiste beslissing te kunnen nemen” zien we dat:
Lager opgeleiden hier vaker van overtuigd zijn dan de totale bevolking;
Inwoners van Vlaanderen positiever tegenover de stelling staan en dat inwoners van Wallonië hier negatiever tegenover staan;
Kiezers voor Ecolo het vaker eerder eens zijn tot eens zijn met de stelling;
Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Bergen er negatiever tegenover staan;
Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Tongeren en Brussel positiever tegenover deze stelling staan in vergelijking met de gemiddelde Belg, terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Namen en Charleroi zich hier minder in kunnen vinden;
Diegenen die al ervaring hebben met justitie door een burgerlijke of strafrechtelijke zaak negatiever tegenover de stelling staan;
Diegenen die werken voor justitie positiever staan tegenover de stelling.
Met betrekking tot de tweede stelling, namelijk “de parketmagistraat behandelt iedereen op gelijke wijze”, zijn niet alle meningen gelijklopend. Zo blijkt dat:
Jongeren tussen 15 en 25 jaar positiever staan tegenover de stelling dan de totale bevolking;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
58
Inwoners van Brussel en Wallonië negatiever staan tegenover de stelling;
Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren, Gent en Huy positiever staan tegenover de stelling in vergelijking met de totale bevolking;
Mensen met een kiesvoorkeur voor de Vlaams Belang negatiever staan tegenover de stelling dan de gemiddelde Belg en mensen met kiesvoorkeur CD&V positiever;
Diegenen die al in contact zijn geweest met justitie door een burgerlijke of strafrechterlijke zaak negatiever staan tegenover de stelling.
Wanneer we de meningen over deze stellingen vergelijken met meningen gegeven in 2002 en 2007 kunnen we in het algemeen spreken over een positieve evolutie op het vlak van het beeld dat de respondenten nu hebben van het parket (Figuur 36). Significant meer respondenten vinden dat de parketmagistraat voldoende dossierkennis heeft om een juiste beslissing te kunnen nemen en iedereen op gelijke wijze behandelt. Figuur 36. Parket – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Parket - Evolutie
V18. Nadat de politie het onderzoek van een misdrijf gevoerd heeft, moet worden beslist of de zaak voor de rechtbank komt of niet. Deze beslissing gebeurt door het parket. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over het parket.
6
% (Eerder) akkoord
100 90 78
80 66
70 58
60 50 40
68
56
41
30 20 10 0 De parketmagistraat behandelt iedereen op gelijke wijze
2002 (n=3.200)
De parketmagistraat kent een dossier goed genoeg om een juiste beslissing te kunnen nemen
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
59
Aan de respondenten werd gevraagd in welke mate zij akkoord gaan met de stelling “Vooraleer bepaalde zaken voor de rechtbank komen, kunnen de dader en het slachtoffer de mogelijkheid krijgen om onder begeleiding tot een overeenkomst te komen”. In Figuur 37 zien we dat een overgrote meerderheid het eens is met deze stelling. 53% van de respondenten is akkoord met de stelling dat er een mogelijkheid tot bemiddeling moet zijn, ook voor strafrechtelijke zaken. 29% van de respondenten is eerder akkoord met de stelling, 10% is eerder niet akkoord en een andere 8% van de respondenten is niet akkoord met de stelling. Figuur 37. Bemiddeling GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Bemiddeling
V19. Vooraleer bepaalde zaken voor de rechtbank komen, kunnen de dader en het slachtoffer de mogelijkheid krijgen om onder begeleiding tot een overeenkomst te komen. Dit noemt men bemiddeling. Ik ga u nu een uitspraak voorleggen over bemiddeling. De mogelijkheid tot bemiddeling is een goede zaak
100 Niet akkoord
18 8 10 60
20
Eerder niet akkoord
29
53
20
60
Eerder akkoord
% (Eerder) Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
100 80
7
82 %
100 Akkoord
83
85
82
60 40 20 0 De mogelijkheid tot bemiddeling is een goede zaak 2002 (n=3.200) 2007 (n=3.210) 2010 (n=3.237) Significant verschil
Uit verdere analyses blijkt dat: 66-plussers vaker vinden dat de mogelijkheid tot bemiddeling een goede zaak is; Hoger opgeleiden eveneens vaker vinden dat de mogelijkheid tot bemiddeling een goede zaak is, lager opgeleiden gaan vaker niet akkoord; De inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep Bergen vaker niet akkoord gaan. Kiezers van Ecolo vaker vinden dat de mogelijkheid tot bemiddeling een goede zaak. In een vergelijking met 2009 zien we een negatieve evolutie op het vlak van de houding tegenover bemiddeling in strafzaken. Significant minder respondenten vinden het een goede zaak dat de dader en het slachtoffer vooraleer bepaalde zaken voor de rechtbank komen, de mogelijkheid krijgen om onder begeleiding tot een overeenkomst te komen. We vallen hierbij terug tot op het niveau van 2002.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
60
Een volgende vraag die aan de respondenten werd voorgelegd, is de volgende: “Bij bepaalde misdaden wordt de beslissing tot schuldig of onschuldig overgelaten aan een volksjury. Deze jury bestaat uit gewone mensen zoals u, die toevallig gekozen worden uit de Belgische bevolking. Bent u voorstander, eerder voorstander; eerder tegenstander of tegenstander van een volksjury?” (Figuur 38). 34% van de respondenten is voorstander van een volksjury, 33% is eerder voorstander, 22% is eerder tegenstander en 11% van de respondenten is tegenstander van een volksjury. Figuur 38. Volksjury GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Volksjury
STRAFRECHT
V20. Bij bepaalde misdaden wordt de beslissing tot schuldig of onschuldig overgelaten aan een volksjury. Deze jury bestaat uit gewone mensen zoals u, die toevallig gekozen worden uit de Belgische bevolking. Bent u voorstander, eerder voorstander, eerder tegenstander, tegenstander van een volksjury? Bent u voorstander of tegenstander van een volksjury?
33 11 22 100
Tegenstander
Eerder tegenstander
60
33
20
20
Eerder voorstander
Basis: iedereen (n=3.237)
34
8
67
60
100 %
Voorstander
% (Eerder) Voorstander
100 80
73
68
67
60 40 20 0 Bent u voorstander of tegenstander van een volksjury? 2002 (n=3.200) 2007 (n=3.210) 2010 (n=3.237)
Significant verschil
Significant verschil
Uit verdere analyses is gebleken dat er tussen de verschillende subgroepen significante verschillen zijn met betrekking tot de stelling “Bij bepaalde misdaden wordt de beslissing tot schuldig of onschuldig overgelaten aan een volksjury”: 66-plussers zijn vaker voorstander dan de totale Belgische bevolking. Jongeren onder de 25 zijn dan weer vaker tegenstander van een volksjury; Respondenten met een secundaire opleiding zijn vaker voorstander en hoger opgeleiden zijn vaker tegenstander van een volksjury; Inwoners van Wallonië zijn vaker voorstander dan de totale Belgische bevolking. Vlamingen staan daarentegen negatiever ten opzichte van een volksjury dan de gemiddelde Belg; Kiezers van CDH en PS zijn vaker voorstander van een volksjury terwijl kiezers van N-VA, en VLD vaker negatief staan tegen een volksjury in vergelijking met de gemiddelde Belg; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen zijn vaker voorstander terwijl inwoners van het ressort van het Hof van Beroep van Antwerpen vaker tegen een volksjury zijn; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
61
Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Luik, Marche, Neuf-Château, Namen en Charleroi zijn vaker voorstander van een volksjury in vergelijking met de totale bevolking. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Turnhout, Leuven en Veurne zien een volksjury daarentegen minder zitten; Respondenten die werken voor justitie zijn vaker tegenstander van een volksjury.
In vergelijking met 2007 blijft het aandeel voorstanders stabiel. Vervolgens werd gevraagd of de burgers ook in andere strafzaken dan zaken die voor het Hof van assisen komen, zouden moeten deelnemen aan het vonnis (Figuur 39). 20% van de respondenten is hiermee akkoord, 24% is hiermee eerder akkoord, 30% van de respondenten is hiermee eerder niet akkoord en 26% van de respondenten is niet akkoord. Figuur 39. Volksjury in andere zaken GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Volksjury in andere zaken
STRAFRECHT
V20BIS. De zaken die voor het Hof van Assisen komen, worden voorgelegd aan een volksjury die is samengesteld uit burgers. Vindt u dat de burgers ook in andere strafzaken rechtstreeks zouden moeten deelnemen aan het vonnis ?
Vindt u dat de burgers ook in andere strafzaken rechstreeks zouden moeten deelnemen aan het vonnis?
100 Niet akkoord
Eerder niet akkoord
56
26
60
30
24
20
20
Eerder akkoord
% (Eerder) Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
9
20 44 60
100 %
Akkoord
100 80 60
45
44
40 20 0
Significant verschil
Vindt u dat de burgers ook in andere strafzaken rechtstreeks zouden moeten deelnemen aan het vonnis? 2007 (n=3.210) 2010 (n=3.237) Significant verschil
De meningen over deze stelling, namelijk dat “burgers zouden moeten kunnen deelnemen aan het vonnis” variëren: Jongeren tussen 15 en 25 jaar staan positiever tegenover deelname van burgers aan het vonnis in vergelijking met de totale bevolking; Lager opgeleiden en secundair opgeleiden beoordelen de stelling positiever dan de totale Belgische bevolking. Hoger opgeleiden zijn daarentegen meer gekant tegen deelname van burgers aan het vonnis; Kiezers voor de partijen N-VA en Groen! beoordelen de stelling negatiever dan de totale bevolking en kiezers voor de partijen PS en Vlaams Belang beoordelen de stelling positiever; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
62
Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren en Doornik kunnen zich eerder in deze stelling vinden; Respondenten wier werk verbonden is met justitie, zijn vaker gekant tegen een deelname van de burger aan het vonnis dan de gemiddelde Belg.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
63
b.
Bestraffen van misdrijven
Allereerst gaan we dieper in op de zwaarte van straffen. Voor vijf verschillende misdrijven werd gevraagd aan te geven of in het algemeen de corresponderende straf te streng is, voldoende streng is of niet streng genoeg is. Het betreft de volgende misdrijven: „financiële misdrijven‟, „seksuele misdrijven‟, „verkeersmisdrijven‟, „drugsmisdrijven‟, „moorden‟ en „georganiseerde criminaliteit‟. In Figuur 40 vindt u de gestelde vraag en de verschillende misdrijven met de resultaten. We merken dat het merendeel van de respondenten vindt dat voor alle misdrijven, verkeersmisdrijven uitgezonderd, de straf niet zwaar genoeg bestraft wordt. Respondenten kunnen zich het minst vinden in de straffen voor georganiseerde criminaliteit en seksuele misdrijven. Respectievelijk vindt 90% en 86% van de respondenten dat deze misdrijven niet streng genoeg bestraft worden. Van de verkeersmisdrijven vinden 16% van de respondenten echter dat ze te streng bestraft worden. Figuur 40. Bestraffing misdrijven GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Bestraffing misdrijven
V21. Vindt u dat de volgende misdrijven in het algemeen te streng bestraft, voldoende streng, niet streng genoeg bestraft worden?
8
Georganiseerde criminaliteit
Seksuele misdrijven 0
90
12
86 21
Moorden
Drugsmisdrijven
2
Financiële misdrijven
3
76 28
66
32 16
Verkeersmisdrijven
7
0 Te streng bestraft
60 51
20
40 Voldoende streng bestraft
30 60
80
100 %
Niet streng genoeg bestraft
Basis: iedereen (n=3.237)
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
64
In verdere analyses is gekeken of meningen per misdaad verschillen volgens sociodemografische factoren. Voor georganiseerde criminaliteit vinden we de volgende resultaten: 15- tot 25-jarigen vinden vaker dat de straffen voor georganiseerde criminaliteit te streng tot streng genoeg zijn. Respondenten ouder dan 46 jaar vinden vaker dat deze straffen niet streng genoeg zijn; Lager opgeleiden vinden vaker dat deze straffen te streng zijn; Inwoners van Vlaanderen vinden deze straffen vaker voldoende streng en inwoners van Wallonië vinden deze straffen niet streng genoeg; Respondenten met een politieke voorkeur voor de politieke partij PS vinden dat dit type misdrijf te streng bestraft wordt, respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen Groen! en SPA vinden de straffen streng genoeg en respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CDH en N-VA vinden deze straffen niet streng genoeg; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen vinden dat de straffen niet streng genoeg zijn; Ongehuwden en respondenten die bij hun ouders inwonen vinden dat de straffen voor georganiseerde criminaliteit te streng tot streng genoeg zijn. Gehuwden en weduwen zijn van mening dat deze niet streng genoeg bestraft worden. Respondenten met een partner (met al dan niet kinderen) delen deze mening. Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Charleroi vinden vaker dat de straffen op georganiseerde criminaliteit te niet streng genoeg zijn. Straffen naar aanleiding van seksuele misdrijven: Jongeren (15 - 25 jaar) vinden dat seksuele misdrijven streng genoeg bestraft worden; Mannen vinden vaker dat seksuele misdrijven voldoende streng bestraft worden, terwijl vrouwen ze als niet streng genoeg bestraft beoordelen; Hoger opgeleiden vinden dat ze voldoende streng genoeg zijn. Secundair opgeleiden vinden dat de straffen niet streng genoeg zijn; Inwoners van Wallonië vinden de straffen voor seksuele misdrijven niet streng genoeg; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CD&V en Groen vinden deze straffen streng genoeg en respondenten met een politieke voorkeur voor de partij Vlaams Belang vinden deze straffen niet streng genoeg; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen vinden dat de straffen niet streng genoeg zijn; Mensen die werken bij justitie vinden vaker dat de juiste strafmaat toegepast wordt; Respondenten die bij hun ouders inwonen en/of ongehuwd zijn vinden ook dat deze misdrijven voldoende streng bestraft worden; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Mechelen en Leuven vinden, in vergelijking met de totale bevolking, vaker dat de juiste strafmaat voor deze misdrijven toegepast wordt, terwijl de straffen voor inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Verviers, Charleroi en Doornik vaker strenger mogen. Inwoners van Oudenaarde vinden de straffen te streng. GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
65
Straffen naar aanleiding van moorden: Jongeren vinden deze straffen te streng; Secundair opgeleiden vinden vaker dat deze straffen niet streng genoeg zijn terwijl hoger opgeleiden, in vergelijking met de totale bevolking, vaker vinden dat deze straffen streng genoeg zijn. Hoger opgeleiden vinden dat moorden voldoende bestraft worden. Lager opgeleiden hebben een meer uitgesproken mening: significant minder mensen gaan akkoord met de stelling dat moorden voldoende bestraft worden; De inwoners van Brussel vinden dat de straffen op een moordmisdrijf voldoende streng zijn. Inwoners van Wallonië vinden daarentegen vaker dat deze straffen niet streng genoeg zijn; Respondenten met een politieke voorkeur voor de politieke partij PS vinden vaker dat deze straffen te streng zijn, respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen Groen! en SPA vinden deze straffen streng genoeg en respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CDH en N-VA vinden deze straffen niet streng genoeg; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Brussel vinden dat de straffen voldoende streng zijn en inwoners onder het Hof van Beroep van Bergen vinden dat de straffen niet streng genoeg zijn; Werknemers van justitie vinden de straffen voldoende; Respondenten die inwonen bij hun ouders, zijn vaker van mening dat moorden te streng bestraft worden; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Charleroi vinden vaker dan de gemiddelde Belg dat een moord te streng bestraft wordt, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel en Gent zich vaker kunnen vinden in de huidige strafmaat. De inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Hasselt, Tongeren, Veurne zijn dan weer vaker de mening toegedaan dat moorden niet streng genoeg bestraft worden; Straffen naar aanleiding van drugsmisdrijven: Naar leeftijd zien we een trend verschijnen. Hoe jonger, hoe vaker men de straffen te streng vindt; hoe ouder, hoe vaker men de straffen niet streng genoeg vindt; Mannen vinden de straffen significant vaker te streng; Hoger opgeleiden vinden deze straffen streng genoeg, lager en secundair opgeleiden vinden deze straffen niet streng genoeg; Inwoners van Vlaanderen vinden vaker dat deze straffen streng genoeg zijn en inwoners van Wallonië vinden deze straffen niet streng genoeg; Respondenten met een lager inkomen (<500 tot 2000 euro per maand) vinden dat drugsmisdrijven niet streng genoeg bestraft worden. Respondenten met een hoger loon (>3500 euro) vinden de straffen voldoende streng; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CD&V, Groen! en SPA vinden deze straffen streng genoeg en respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CDH en MR vinden deze straffen niet streng genoeg;
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
66
Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Gent vinden dat de straffen voldoende streng zijn en inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen vinden dat de straffen niet streng genoeg zijn; Gehuwden, gescheidenen en weduwen vinden straffen op drugsmisdrijven onvoldoende streng. Ongehuwden vinden deze niet onvoldoende streng. Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Oudenaarde zijn vaker van mening dat drugsmisdrijven te streng bestraft worden. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Leuven en Gent vinden, vaker dan de gemiddelde Belg, dat de huidige strafmaat streng genoeg is, terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Liège, Neufchateau, Charleroi en Mons vaker een strengere straf zouden willen zien voor drugsdelicten;
Straffen naar aanleiding van financiële misdrijven: Respondenten ouder dan 46 vinden in vergelijking met de totale bevolking vaker dat financiële misdrijven niet streng genoeg bestraft worden. Respondenten jonger dan 45 jaar vinden vaker dat deze misdrijven streng genoeg bestraft worden; Mannen vinden vaker dat straffen niet streng genoeg bestaft worden; Inwoners van Vlaanderen vinden vaker dat straffen streng genoeg zijn, inwoners van Brussel en Wallonië vinden vaker dat ze niet streng genoeg zijn; Respondenten met een politieke voorkeur voor de politieke partijen MR vinden dat de straffen voor financiële misdrijven te streng zijn, respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen VLD vinden deze straffen streng genoeg en respondenten met een politieke voorkeur voor de partij Ecolo vinden deze straffen niet streng genoeg; Inwoners van het Hoven van Beroep van Antwerpen en Gent vinden vaker dat de straf voldoende streng is, inwoners van het Hof van Beroep van Luik vinden vaker dat de straffen te streng zijn, inwoners van het Hof van Beroep van Bergen hebben een meer uitgesproken mening; Ongehuwden vinden vaker dat financiële misdrijven voldoende streng bestraft worden Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Oudenaarde en Bergen vinden, in vergelijking met de totale bevolking, vaker dat de straffen voor financiële misdrijven te streng zijn. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Hasselt, Tongeren en Dendermonde kunnen zich vaker vinden in de strafmaat, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel en Luik vaker van mening zijn dat deze misdrijven strenger mogen worden aangepakt. Straffen naar aanleiding van verkeersmisdrijven: Naar leeftijd zien we een trend verschijnen: Hoe jonger, hoe meer men de straffen te streng vindt. Hoe ouder, hoe vaker men de straffen niet streng genoeg vindt. Mannen vinden de straffen op verkeersmisdrijven vaker te streng, terwijl vrouwen deze als niet streng genoeg beoordelen. Lager opgeleiden vinden deze straffen niet streng genoeg, vergeleken met de gemiddelde Belg; Inwoners van Wallonië vinden dat deze straffen te streng zijn; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
67
Respondenten met een politieke voorkeur voor de politieke partijen MR en PS vinden vaker dat de straffen op verkeersmisdrijven te streng zijn, respondenten met een politieke voorkeur voor de VLD vinden deze straffen streng genoeg; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Luik vinden dat de straffen te streng zijn; Weduwen vinden de strafmaten vaak te laks, terwijl ongehuwden gematigder reageren. Deze vinden, in vergelijking met de totale bevolking, dat de straffen voldoende tot te streng zijn. Respondenten die werken bij justitie vinden vaker dat de juiste strafmaat toegepast wordt Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Namen vinden vaker dat verkeersmisdrijven te streng bestraft worden, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Bergen zich vaker kunnen vinden in de strafmaat. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen en Gent vinden dan weer vaker dan de totale bevolking dat verkeersmisdrijven niet streng genoeg bestraft worden;
In Figuur 41 zijn we nagegaan of er significante verschillen zijn in de meningen over de tijd heen. We zien een significante toename in het percentage respondenten dat akkoord is met de stelling dat georganiseerde criminaliteit, drugs- en financiële misdrijven niet streng genoeg bestraft worden. Daarentegen is er sinds 2002 een dalende trend zichtbaar in het aantal respondenten dat vindt dat verkeersmisdrijven niet streng genoeg bestraft worden. Voor moorden zien we geen significante evolutie. Figuur 41. Bestraffing misdrijven - Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Bestraffing misdrijven - Evolutie
% niet streng genoeg gestraft
V21. Vindt u dat de volgende misdrijven in het algemeen te streng bestraft, voldoende streng, niet streng genoeg bestraft worden? 100 90
90
87
90
59
87 85 86 77 77 76
80
68
70
63
66
61
60
54
60
50
45 37
40
30
30 20 10 0 Georganiseerde criminaliteit
Seksuele misdrijven
2002 (n=3.200)
Moorden
Drugsmisdrijven
2007 (n=3.210)
Financiële misdrijven
Verkeersmisdrijven
2010 (n=3.237)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
68
Aan de hand van twee stellingen werd eveneens gemeten of mensen van mening zijn dat gevangenen hun straf tot het einde in een gevangenis moeten doorbrengen of dat zij onder toezicht eerder vrijgelaten kunnen worden. Figuur 42 geeft de vraagstelling met bijhorende stellingen en de resultaten weer. We merken dat 60% van de respondenten vindt dat de gevangene zijn volledige straf dient uit te zitten in de gevangenis. In vergelijking met 2007 is dit percentage niet significant verschillend, de signifcante stijging die vorige afname zichtbaar was wordt deze golf dus bevestigd. Slechts 36% van de respondenten vindt dat gevangenen vroeger moeten kunnen worden vrijgelaten en een deel van hun straf onder toezicht, in de samenleving, verder ondergaan. In vergelijking met 2007 blijft het percentage respondenten dat vindt dat gevangenen vroeger mogen worden vrijgelaten en onder toezicht geplaatst mogen worden, constant. Figuur 42. Gevangenisstraffen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Gevangenisstraffen
STRAFRECHT 9
V22. Ik ga u twee uitspraken voorleggen over gevangenisstraffen. Welke van deze twee meningen komt het beste met uw mening overeen?
Gevangenen moeten tot het einde van hun straf in de gevangenis blijven
Basis: iedereen (n=3.237)
36%
%
Gevangenen moeten vroeger kunnen worden vrijgelaten en een deel van hun straf onder toezicht, in de samenleving, verder ondergaan
60%
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
53
60
60 40
35
36
Tot einde straf in gevangenis Vroeger vrijgelaten en onder toezicht 2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Uit verdere analyses is gebleken dat de meningen over de twee stellingen variëren volgens socio-demografische factoren: Mannen vinden vaker dat gevangenen vervroegd moeten kunnen vrijkomen, terwijl vrouwen meer geneigd zijn om gevangenen hun straf volledig te laten uitzitten; Secundair opgeleiden vinden eveneens vaker dat gevangenen tot het einde van hun straf in de gevangenis moeten blijven dan de totale Belgische bevolking en hoger opgeleiden vinden vaker dat gevangenen een deel van hun straf kunnen ondergaan in de samenleving; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
69
Brusselaars vinden vaker dat gevangenen een deel van hun straf mogen ondergaan in de samenleving; Respondenten met een voorkeur voor de politieke partij Vlaams Belang vinden vaker dat gevangen hun straf tot het einde moeten doorbrengen in de gevangenis. De sympathisanten van de politieke partijen CD&V, CDH, Ecolo, Groen! en SPA zijn vaker voorstanders voor het uitzitten van een deel van hun straf in de samenleving; Inwoners uit het ressort van de Hof van Beroep van Antwerpen vinden vaker dat gevangenen hun hele straf moeten doorbrengen in de gevangenis en inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Brussel vinden vaker dat gevangenen ook een gedeelte van hun straf moeten ondergaan in de samenleving; Alleenstaanden en alleenstaanden met kinderen zijn vaker van mening dat gevangenen vervroegd moeten kunnen vrijkomen; Inwoners van de gerechtelijk arrondissementen Huy en Charleroi vinden vaker dan de totale bevolking dat gevangenen tot het einde van hun straf in de gevangenis moeten blijven, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel vaker vinden dat gevangenen vroeger moeten kunnen worden vrijgelaten en een deel van hun straf verder onder toezicht in de samenleving moeten kunnen ondergaan.
Ten slotte is er nog een stelling over alternatieve straffen. Een alternatieve straf houdt in dat de straf in de samenleving en dus buiten de gevangenismuren wordt uitgevoerd. Aan de respondenten werd gevraagd in welke mate zij voorstander of tegenstander zijn van alternatieve straffen. Het thema van alternatieve straffen werd opgesplitst om meer specifiek te kunnen peilen naar de mening van de respondenten in verband met de alternatieve straffen van elektronisch toezicht en een dienst aan de gemeenschap. Als gevolg van deze verandering in vraagstelling kunnen we de huidige resultaten niet vergelijken met eerdere metingen. Figuur 43 geeft hierover de resultaten weer. 37% van de respondenten is voorstander van elektronisch toezicht, 29% van de respondenten zijn eerder voorstander, 14% is eerder tegenstander en 19% van de respondenten is tegenstander van elektronisch toezicht. 55% van de respondenten is voorstander van gemeenschapsdienst, 26% van de respondenten zijn eerder voorstander, 8% is eerder tegenstander en 11% van de respondenten is tegenstander van een dienst aan de gemeenschap.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
70
Figuur 43. Alternatieve straffen GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Alternatieve straffen
V23. Ik ga u nu twee straffen uitgevoerd buiten de gevangenis voorleggen. Voor elk van deze straffen zal ik u vragen of u voorstander, eerder voorstander, eerder tegenstander, tegenstander bent?
34
Het elektronisch toezicht
Een dienst aan de gemeenschap
100 Tegenstander
19
14
29
19 11 8
26
60 Eerder tegenstander
20
20 Eerder voorstander
37
61
66
55
82
60
100 %
Voorstander
Basis: iedereen (n=3.237)
In verdere analyses is gekeken of meningen per misdaad verschillen naar sociodemografische factoren. Voor de alternatieve straf van elektronisch toezicht vinden we de volgende resultaten: 15- tot 25- jarigen zijn vaker voorstander van elektronisch toezicht; Hoger opgeleiden zijn vaker voorstander dan de totale Belgische bevolking. Secundair opgeleiden zijn vaker gekant tegen de alternatieve straf van elektronisch toezicht; Inwoners van Vlaanderen zijn vaker tegenstander, terwijl Walen en Brusselaars vaker te vinden zijn voor elektronisch toezicht in vergelijking met de gemiddelde Belg; Respondenten die een voorkeur hebben voor de politieke partijen CDH, Ecolo, Groen! en PS zijn vaker voorstander, respondenten die een voorkeur hebben voor de politieke partijen N-VA en Vlaams Belang zien de alternatieve straf van elektronisch toezicht minder zitten; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Brussel en Luik zijn vaker gewonnen voor elektronisch toezicht, inwoners onder het Hof van Beroep van Antwerpen zijn er vaker tegen gekant; Respondenten die bij hun ouders inwonen en of ongehuwd zijn vaker voorstander voor elektronisch toezicht; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Mechelen en Hasselt zijn minder gewonnen voor het idee van elektronisch toezicht. Voor de alternatieve straf van een gemeenschapsdienst werden de volgende verschillen gevonden:
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
71
Hoger opgeleiden zijn vaker voorstander dan de totale Belgische bevolking. Secundair opgeleiden zijn vaker gekant tegen de alternatieve straf van een dienst voor de gemeenschap; Inwoners van Vlaanderen zijn vaker tegenstander, terwijl Walen en Brusselaars vaker te vinden zijn voor gemeenschapsdiensten in vergelijking met de gemiddelde Belg; Respondenten die een voorkeur hebben voor de politieke partijen CDH en Ecolo zijn vaker voorstander, respondenten die een voorkeur hebben voor de politieke partij Vlaams Belang zien de alternatieve straf van gemeenschapsdiensten minder zitten; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Brussel zijn vaker gewonnen voor alternatieve straffen van gemeenschapsdienst, inwoners van de ressorten van de Hoven van Beroep van Gent en Antwerpen zijn daarentegen vaker gekant tegen diensten in dienst van de gemeenschap; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel is voorstander van gemeenschapsdienst, terwijl inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Dendermonde en Gent er minder voor gewonnen zijn.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
72
c.
Beslissingen van de rechter
In dit onderdeel onderzoeken we in hoeverre respondenten het eens zijn met stellingen die gaan over aspecten waarmee rechters rekening zouden moeten houden bij het nemen van hun beslissing. In Figuur 44 staat de precieze vraag met bijhorende stellingen en resultaten. Bij vijf van de acht stellingen is het overgrote gedeelte van de respondenten van mening dat deze aspecten een rol moeten spelen alvorens de rechter een beslissing neemt. Het gaat hier om de „aard van feiten‟, „ernst van de feiten‟, „schade voor het slachtoffer‟, „vroegere veroordelingen van de verdachter‟, en „geestelijke toestand van de verdachte‟. De percentages van de respondenten die eerder akkoord tot akkoord zijn, zijn respectievelijk 99%, 99%, 98%, 92% en 80%. In vergelijking met de eerder genoemde stellingen vinden de respondenten „ervaringen tijdens de jeugd van de verdachte‟, „sociale situatie van de verdachte‟ en „mening van de bevolking‟ minder doorslaggevend bij het nemen van een beslissing. De percentages respondenten die eerder niet akkoord tot niet akkoord zijn met de twee laatst vernoemde, zijn respectievelijk 33%, 47% en 58%. Algemeen kunnen we besluiten dat de stelling waarbij de rechter rekening moet houden met de aard van de feiten, de meeste steun vindt bij de respondenten. Het minste aantal ondervraagden vinden dat de mening van de bevolking een rol mag spelen. Figuur 44. Beslissingen rechter GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Beslissingen rechter
56
V24. Ik ga u enkele uitspraken voorleggen over beslissingen door de rechter. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat? De rechter moet bij zijn beslissing rekening houden met...
Aard van de feiten
1 1 16
Ernst van de feiten
1 08
91
99
Schade voor het slachtoffer
2 1110
87
98
Vroegere veroordelingen van de verdachte
1 10 13
79
20 10 10
Geestelijke toestand van de verdachte Ervaringen tijdens de jeugd van de verdacjte
47
Sociale situatie van de verdachte Mening van de bevolking
100 Niet akkoord
58 60
33 15
18
26
21
37
21 20
Eerder niet akkoord
83
26
92
54
29
38
22
31
18
99
23
80 67
53 41
20 Eerder akkoord
60
100 % Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
73
Vervolgens zijn er verdere analyses verricht om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen de subgroepen met betrekking tot de mening over de verschillende uitspraken. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met “de aard van de feiten” bij het nemen van zijn beslissingen, zijn dit de meest opvallende verschillen tussen de subgroepen: Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij CD&V beoordelen deze stelling positiever; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Veurne vinden minder dan de gemiddelde Belg dat de rechter bij zijn beslissing rekening moet houden met de aard van de feiten. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met „”ernst van de feiten” alvorens zijn beslissing te nemen, zien we dat: Respondenten met een politieke voorkeur voor VLD het vaker oneens zijn dan de totale bevolking; Inwoners van het ressort van het Hof van Beroep van Antwerpen het vaker oneens zijn; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Turnhout en Tongeren vaker niet akkoord gaan met de stelling dan de totale bevolking. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met „”vroegere veroordelingen van de verdachte” alvorens zijn beslissing te nemen, zien we dat: Volwassen tussen de 26 en 45 jaar positiever en jongeren (15- tot 25-jarigen) negatiever staan tegenover de stelling; Lager opgeleiden deze stelling negatiever beoordelen; Respondenten die bij hun ouders inwonen en/of ongehuwd zijn, negatiever staan tegenover de stelling, terwijl gehuwden de stelling positiever gezind zijn; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Oudenaarde vaker akkoord gaan met de stelling dan de totale bevolking. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met “de schade voor het slachtoffer” alvorens zijn beslissing te nemen, zien we dat: jongeren (15- tot 25-jarigen) negatiever staan tegenover de stelling; Lager opgeleiden de stelling negatiever beoordelen; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen Groen! en VLD de stelling negatiever beoordelen; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Luik zich meer kunnen vinden met deze stelling; Respondenten die bij hun ouders inwonen en/of ongehuwd zijn, negatiever staan tegenover de stelling; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Gent zich minder kunnen vinden in deze stelling. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met “de ervaringen tijdens de jeugd van de verdachte” alvorens zijn beslissing te nemen, zien we dat: GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
74
Ouderen (66+) de stelling positiever beoordelen en volwassenen tussen de 15 en 25 jaar de stelling negatiever beoordelen in vergelijking met de totale Belgische bevolking; Vrouwen het meer eens zijn met de stelling, mannen minder; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij CD&V zijn het vaker eens, respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen N-VA, Vlaams Belang en VLD zijn het daarentegen minder vaak eens met de stelling vergeleken met de gemiddelde Belg; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Bergen zijn het vaker eens met de stelling; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Dendermonde zijn het vaker oneens met de uitspraak dat de rechter bij zijn beslissing rekening moet houden met de ervaringen van de verdachte tijdens diens jeugd, terwijl inwoners van het gerechtelijke arrondissement Charleroi het vaker eens zijn met deze stelling.
Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met „”de geestelijke toestand van de verdachte”, stellen we vast dat: De oudste leeftijdsgroep het vaker eens is met deze stelling terwijl volwassenen tussen 26 en 45 jaar zich minder vaak kunnen vinden in deze stelling; Lager geschoolden de stelling positiever beoordelen in vergelijking met de totale Belgische bevolking; Inwoners van de regio Brussel en Wallonië het vaker eens zijn met de stelling, inwoners van Vlaanderen het vaker oneens zijn; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen Ecolo en PS het vaker eens zijn met de stelling en respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen N-VA en Vlaams Belang het vaker oneens zijn; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Luik vaker akkoord gaan en inwoners uit de ressorten Gent en Antwerpen vaker niet akkoord zijn; Respondenten met een partner en kinderen negatiever staan tegenover de stelling, terwijl alleenstaanden en weduwen de stelling positiever gezind zijn; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel positiever staan tegenover de stelling dan de totale bevolking. De inwoners van de gerechtelijke arrondissementen van Hasselt en Veurne zijn negatiever gestemd. Diegenen die justitie niet als werkgever hebben zijn het, in vergelijking met de totale bevolking vaker oneens zijn. Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met „”de sociale situatie van de verdachte”, stellen we vast dat: De oudste leeftijdsgroep het vaker eens is met de stelling terwijl 26- tot 45jarigen vaker bezwaar maken tegen deze uitspraak; Lager geschoolden het vaker eens zijn met de stelling; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij Ecolo het vaker eens zijn met de stelling en respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen MR, N-VA en Vlaams Belang het hiermee vaker oneens zijn; Respondenten met een partner en kinderen de stelling negatiever gezind zijn; GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
75
Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren en Oudenaarde positiever staan tegenover de stelling in vergelijking met de gemiddelde Belg, inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Turnhout en Huy negatiever; Diegenen die justitie niet als werkgever hebben, het vergeleken met de totale bevolking vaker oneens zijn.
Betreffende de uitspraak dat de rechter rekening dient te houden met „”de mening van de bevolking”, stellen we vast dat: Jongeren het vaker eens zijn met deze stelling, terwijl 46- tot 65-jarigen minder vaak akkoord gaan; Lager en secundair geschoolden het ook vaker eens zijn terwijl hoger geschoolden zich minder in deze uitspraak kunnen vinden en hoger geschoolden minder vaak; Inwoners van Vlaanderen het vaker eens zijn met de stelling en inwoners van Brussel het vaker oneens zijn; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij Vlaams Belang zich vaker kunnen vinden in deze uitspraak terwijl respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CDH en Ecolo er vaker bezwaar tegen maken; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Gent en Antwerpen het vaker eens zijn met de stelling, terwijl die van het Hof van Beroep van Brussel het vaker oneens zijn; Respondenten met een partner en kinderen de stelling negatiever gezind zijn, terwijl respondenten die inwonen bij hun ouders positiever ingesteld zijn ; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Turnhout, Tongeren en Gent vaker vinden dat de rechter rekening moet houden met de mening van de bevolking, terwijl de inwoners van het gerechtelijke arrondissement Brussel, negatiever staan tegenover deze stelling dan de gemiddelde Belg; Respondenten verbonden aan justitie het vaker eens zijn met de stelling dan de totale bevolking. In Figuur 45 wordt de evolutie weergegeven van het percentage respondenten die eerder akkoord tot akkoord zijn met de zeven stellingen. We merken dat de mening van respondenten, over waarmee de rechter rekening moet houden bij beslissingen, bij vier stellingen significant wijzigt. Significant meer ondervraagden vinden dat de rechter bij zijn beslissing rekening moet houden met de aard van de feiten en ook significant meer respondenten vinden schade voor het slachtoffer een in acht te nemen factor voor de uitspraak in vergelijking met de vorige afname in 2007. Aan de andere kant zien we dat ervaringen uit de jeugd van de verdachte als minder doorslaggevend benoemd worden en dat minder respondenten van mening zijn dat de sociale situatie van de verdachte een rol mag spelen, vergeleken met de tweede afname.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
76
Figuur 45. Beslissingen rechter – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Beslissingen rechter - Evolutie
V24. Ik ga u enkele uitspraken voorleggen over beslissingen door de rechter. Wilt u voor elke uitspraak zeggen of u hiermee akkoord, eerder akkoord, eerder niet akkoord, niet akkoord gaat? De rechter moet bij zijn beslissing rekening houden met... 100
97 98 99
97 97 98
% (Eerder) Akkoord
90
12
91 92 92 81 81 80
80
70 70
70
67
62
60 50
57
53 42 41 41
40 30 20 10 0 Aard van de feiten
Schade voor Vroegere Geestelijke Ervaringen Sociale situatie Mening van de het slachtoffer veroordelingen toestand van de tijdens de van de bevolking van de verdachte jeugd van de verdachte verdachte verdacjte 2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
77
d.
Jeugddelinquentie en snelrecht
Aan de respondenten werden twee stellingen voorgelegd. Bij de ene stelling werd gevraagd of men vond dat jeugddelinquenten (jongeren jonger dan 18 jaar die een misdrijf gepleegd hebben) moeten worden opgesloten in een jeugdgevangenis. De tweede stelt dat minderjarigen die een misdrijf pleegden, geplaatst moeten worden in een instelling waar begeleiding en opvoeding centraal staan. In Figuur 46 zien we hiervan de resultaten. Slechts 17% van de respondenten volgt het idee dat jongeren die een misdrijf pleegden in een jeugdgevangenis horen. Een veel groter percentage (82%) gaat akkoord met de stelling dat jongeren jonger dan 18 jaar die een misdrijf gepleegd hebben, moeten worden geplaatst in een instelling waar begeleiding en opvoeding centraal staan. Figuur 46. Jeugddelinquentie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
Jeugddelinquentie
STRAFRECHT
V25. Ik ga u twee uitspraken voorleggen over jonge delinquenten onder de 18 jaar. Welke van deze twee meningen komt het beste met uw mening overeen?
Jongeren < 18 jaar die een misdrijf gepleegd hebben, moeten worden geplaatst in een instelling waar begeleiding en opvoeding centraal staan.
Basis: iedereen (n=3.237)
82%
17%
%
Jongeren < 18 jaar die een misdrijf gepleegd hebben, moeten worden opgesloten in een jeugdgevangenis
13
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
76
80
82
21
Geplaatst in een instelling 2002 (n=3.200)
18
17
Opgesloten in een jeugdgevangenis
2007 (n=3.210)
2010 (n=3.237)
Significant verschil
Er zijn een aantal verschillen te noteren binnen de subgroepen: Mannen opteren meer voor de jeugdgevangenis, terwijl vrouwen vaker kiezen voor de optie van een instelling; Secundair opgeleiden zijn van mening dat jeugddelinquenten moeten worden opgesloten in een jeugdgevangenis. Hoger opgeleiden, daarentegen, verkiezen vaker voor het plaatsten van jeugddelinquenten in opvoedkundige instellingen; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen N-VA en Vlaams Belang vinden vaker dat jeugddelinquenten hun straf moeten uitzitten in gevangenissen, respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
78
CD&V en Ecolo vinden vaker dat jeugddelinquenten geplaatst moeten worden in opvoedkundige instellingen; Gezinnen waaruit de samenstelling enkel bestaat uit de partners, zijn significant vaker van mening dat min 18-jarigen hun straf in een jeugdgevangenis moeten uitzitten; Weduwen zijn vaker van mening dat jeugddelinquenten in een instelling beter geholpen worden dan in een gevangenis; Inwoners van het gerechtelijke arrondissement Leuven vinden vaker dat jeugddelinquenten in een opvoedkundige instelling geplaatst moeten worden.
Verder zien we in Figuur 46 eveneens een evolutie in de houding van respondenten op het vlak van jeugddelinquentie. Significant meer ondervraagden zijn van mening dat jongeren onder 18 jaar die een misdrijf gepleegd hebben geplaatst zouden moeten worden in een instelling waar begeleiding en opvoeding centraal staan. Verder werd de respondenten gevraagd hun mening over het snelrecht uit te drukken aan de hand van twee stellingen. Bij een eerste stelling “het snelrecht is een goede zaak”, werd gevraagd in welke mate men hiermee akkoord is. Het overgrote deel van de respondenten was het eens met deze stelling: 65% van de respondenten is hiermee akkoord, 26% is eerder akkoord, 6% is eerder niet akkoord en amper 4% gaat niet akkoord met de stelling (Figuur 47). Met de tweede stelling “het snelrecht leidt tot meer verkeerde beslissingen” is 17% van de respondenten akkoord, 24% is het eerder akkoord maar iets meer dan de helft (59%) van de respondent is het niet akkoord met deze stelling. 32% is eerder niet akkoord, 27% niet akkoord. Figuur 47. Snelrecht GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Snelrecht
V26. Momenteel bestaat in België de procedure van het snelrecht. Dit wil zeggen dat bepaalde misdrijven op een snellere manier afgehandeld worden door de rechtbank. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over deze procedure van het snelrecht.
Het snelrecht is een goede zaak
Het snelrecht leidt tot meer verkeerde beslissingen
59
100 Niet akkoord
60
27
10 4 6
26
32
24
20 Eerder niet akkoord
17
20
65
90
60
100 %
14
41
Eerder akkoord
Akkoord
Basis: iedereen (n=3.237)
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
79
Voor de stelling “Snelrecht is een goede zaak” zijn er een aantal verschillen op te merken: Respondenten tussen 15 en 25 jaar oud zijn het minder vaak akkoord met deze stelling; Mannen gaan vaker akkoord met deze stelling; Hoger geschoolden zijn het vaker eens met de stelling en lager geschoolden zijn het hiermee minder vaak eens; Respondenten die in Vlaanderen wonen, zijn het hiermee vaker eens en respondenten die in Wallonië wonen zijn het hiermee minder vaak eens; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij CD&V of voor N-VA zijn het vaker eens met de stelling, respondenten met een politieke voorkeur voor de partij PS zijn het minder vaak eens met de stelling; Inwoners uit het ressort van het Hof van Beroep van Gent zijn het vaker eens met de stelling en inwoners onder de Hoven van Beroep van Luik en Bergen zijn het hiermee minder vaak eens; Gehuwden zijn vaker van mening dat snelrecht een goede zaak is, ongehuwden staan echter niet achter deze stelling; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren, Leuven en Dendermonde zijn vaker gewonnen voor het snelrecht terwijl de inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Nijvel, Luik, Namen, Charleroi en Bergen er minder voor gewonnen zijn dan de totale bevolking. Ook voor wat betreft de stelling “Het snelrecht leidt tot meer verkeerde beslissingen” zijn er een aantal opmerkelijke waarnemingen: Jongeren (15-25jaar) en ouderen (65+) delen de mening dat snelrecht tot meer verkeerde beslissingen leidt. De respondenten tussen 46 en 65 jaar zijn zijn vaker tegen deze uitspraak gekant; Lager en secundair geschoolden zijn het vaker eens met de stellingen, terwijl hoger geschoolden het vaker oneens zijn; Respondenten die in Wallonië en Brussel wonen zijn het hiermee vaker eens en respondenten die in Vlaanderen wonen zijn het hiermee minder vaak eens; Respondenten met een politieke voorkeur voor de partij PS zijn het vaker eens met de stelling en de respondenten met een politieke voorkeur voor de partijen CD&V, N-VA en VLD zijn het minder vaak eens met de totale bevolking; Inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Luik en Bergen zijn vaker akkoord met de stelling en inwoners uit de ressorten van de Hoven van Beroep van Antwerpen en Gent zijn hiermee minder vaak akkoord; Ongehuwden zijn vaker van mening dat snelrecht leidt tot meer verkeerde beslissingen, gehuwden staan echter niet achter deze stelling; Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Huy, Verviers, Namen, Charleroi en Bergen gaan, vergeleken met de gemiddelde Belg, vaker akkoord met deze stelling. Inwoners van de gerechtelijke arrondissementen Tongeren, Leuven, Dendermonde en Gent hebben een meer optimistische visie dan de doorsnee Belg: zij gaan minder vaak akkoord met de stelling dat het snelrecht tot meer verkeerde beslissingen leidt.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
80
Verder zijn er significante evoluties te vinden zijn over de tijd. Deze worden weergegeven in Figuur 48. Significant meer ondervraagden vinden het een goede zaak dat bepaalde misdrijven op een snellere manier afgehandeld worden door de rechtbank. Anderzijds koesteren weer meer respondenten de vrees dat dit zal leiden tot meer verkeerde beslissingen. Figuur 48. Snelrecht – Evolutie GfK Group
Justitibarometer - 2010
Mei – Juni 2010
STRAFRECHT
Snelrecht
V26. Momenteel bestaat in België de procedure van het snelrecht. Dit wil zeggen dat bepaalde misdrijven op een snellere manier afgehandeld worden door de rechtbank. Ik ga u nu enkele uitspraken voorleggen over deze procedure van het snelrecht.
% (Eerder) akkoord
100 90
83
88
15
90
80 70 60 50
42
40
38
41
30 20 10 0 Het snelrecht is een goede zaak 2002 (n=3.200)
2007 (n=3.210)
Het snelrecht leidt tot meer verkeerde beslissingen 2010 (n=3.237)
Significant verschil
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
81
7. Prioriteiten
In dit hoofdstuk behandelen we de concrete werkpunten voor justitie enerzijds, maar gaan we ook dieper in op de sterke punten van justitie. Om het onderscheid tussen beide te maken werd een „mapping‟ gemaakt waarbij voor verschillende aspecten rond justitie werd gekeken hoe tevreden mensen er enerzijds over zijn en hoe belangrijk deze aspecten zijn anderzijds. Hiervoor werd voor de beoordeelde aspecten hun TOP2 score afgezet ten opzichte van hun impact op het vertrouwen in justitie. Aan de rechterzijde van deze „mapping‟ vindt men met andere woorden de aspecten terug waar de respondenten tevreden over zijn. De aspecten die aan de bovenkant van de „mapping‟ liggen hebben een hoge impact op het vertrouwen in justitie. Dit wil zeggen dat tevredenheid over deze aspecten sneller zal leiden tot vertrouwen in justitie in het algemeen. In deze „mapping‟ onderscheiden we 4 kwadranten: In het kwadrant FOCUS (linksboven) vinden we de aspecten terug die een hoger dan gemiddelde impact hebben op het vertrouwen in justitie maar die een lager dan gemiddelde TOP2 score hebben. Dit zijn de zogenaamde werkpunten voor justitie. Indien men het vertrouwen in justitie op relatief korte periode wil verhogen, zal men het grootste effect hebben indien men de tevredenheid over deze aspecten kan verhogen. Het kwadrant COMMUNICEREN (rechtsboven) bevat de aspecten die een relatief hoge impact hebben op het vertrouwen in justitie en die beter dan gemiddeld scoren wat betreft tevredenheid. Dit zijn de zogenaamde sterke punten van justitie. Deze aspecten kunnen gebruikt worden in positieve communicatie over ons justitieorgaan. In het kwadrant BEWAKEN (linksonder) vinden we de aspecten terug met een lagere tevredenheid, maar die ook een lager dan gemiddelde impact hebben op het vertrouwen in justitie. Bij deze aspecten is het belangrijk dat de tevredenheid zeker niet daalt tot op een zodanig laag niveau waardoor de impact op het vertrouwen in justitie toeneemt. Het kwadrant BEHOUD (rechtsonder) bevat de aspecten met een hoge tevredenheid maar met een lagere impact op het vertrouwen in justitie.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
82
FOCUS
COMMUNICEREN
Gemiddelde aspecten
18% 16%
tevredenheid werking justitie
IMPACT OP VERTROUWEN IN JUSTITIE
14%
eerlijk proces
12%
rechtvaardige beslissingen
rechters gelijke behandeling
10%
rechters spreken recht in alle onafhankelijkheid
voldoende informatie over werking
8%
rechters voldoende dossierkennis
6%
rechters handelen de zaken snel af
4%
advocaten voldoende dossierkennis gemakkelijk een zaak voor de rechtbank brengen
advocaten gelijke behandeling
duidelijke juridische taal vrijspraak indien procedure niet nageleefd
2% 0%
duurtijd behandeling rechtzaak te lang
-2%
-4% 0%
10%
20%
30%
40%
BEWAKEN
50%
60%
TOP 2 SCORE
70%
80%
90%
100%
BEHOUD
De sterke punten van justitie blijken de algemene werking en het feit dat mensen een eerlijk proces krijgen waar rechtvaardige beslissingen worden genomen. Ook de onafhankelijkheid en de dossierkennis van de rechters zijn sterke punten. Mensen zijn niet tevreden over het feit dat rechters niet alle burgers op gelijke wijze behandelen en het feit dat burgers onvoldoende informatie hebben over de werking van justitie. Deze onderwerpen hebben echter wel een hoge impact op het vertrouwen in justitie waardoor dit echte werkpunten zijn. Aspecten waarbij men moet opletten dat de tevredenheid niet te ver zakt zijn het feit dat rechters zaken snel afhandelen, de duidelijke juridische taal, vrijspraak indien de procedure niet wordt nageleefd, de advocaten die alle burgers gelijk behandelen en de lange duurtijd van een rechtzaak. Aspecten met een minder hoge impact, maar waar men wel tevreden over is, zijn de dossierkennis van de advocaten en het feit dat men gemakkelijk een zaak voor de rechtbank kan brengen.
GfK Significant – Rapport Justitiebarometer 2010
83