ALGEMENE INLEIDING Dit onderzoek is opgezet als dienst aan pastores, aan de vorming die zij nodig hebben om vakkundige pastorale gesprekken te voeren. Bijgevolg is deze studie een indirecte dienst aan de groei in (gelovig) mens-worden van hun gesprekspartners. Onder pastores heerst onduidelijkheid omtrent het doel van pastorale gesprekken en de wijze waarop deze ten bate van de geloofsontwikkeling en het zinzoeken van mensen kunnen gevoerd worden. Gebrek aan een heldere doelstelling en aan een duidelijke visie hoe deze te realiseren, heeft tot gevolg dat pastores hun professionaliteit moeilijk kunnen verwoorden en dat doelgerichte scholing ontbreekt. Dit onderzoek heeft tot doel de know-how op dit terrein te vergroten. In eerste instantie sloegen Prof. Burggraeve en ik de handen in elkaar om onderzoek op te zetten naar de ethische fundamenten van de tussenpersoonlijke bejegening in pastorale gesprekken (januari - december 2006). Samen met Prof. Liégeois en Prof. Corveleyn konden we gedurende de vier daarop volgende jaren aan het werk in het onderzoeksproject van het FWO 'Ethische kwaliteit van het pastorale gespreksproces. Fundamenteel en empirisch onderzoek naar de kwaliteit van het pastorale gespreksproces'. Het FWO project voorzag in zowel fundamenteel als empirisch onderzoek met implicaties voor vorming. Van bij aanvang was het internationale karakter van het project gewaarborgd door de opzet van een expertenseminarie (After You van 11-13 februari 2010)1. Rode draad van dit FWO-project is de centrale onderzoeksvraag: 'Hoe faciliteert de pastor in het pastoraal gesprek een ethisch kwalitatieve relatie waardoor de gesprekspartner zijn huidige levenssituatie met zijn geleefde levensbeschouwing kan integreren?' In deze vraagstelling zijn verschillende elementen te onderscheiden die nader onderzocht worden: (1) Wat is een pastoraal gesprek vanuit praktisch, pastoraaltheologisch en agogisch perspectief? (2) Hoe kan de pastorale relatie ethisch gefundeerd worden? (3) Hoe kan de ethische kwaliteit van het pastoraal gespreksproces d.m.v. criteria bepaald en 'gemeten' worden? (4) Houden de kwaliteitscriteria stand bij toetsing aan de praktijk van het pastoraal gesprek? (5) Wat moet een pastor leren om een ethisch kwalitatieve relatie op te bouwen en een ethisch kwalitatief gesprek te voeren? Eerst werden deze vragen filosofisch uitgediept aan de hand van de filosofie van Levinas en Buber (2007). Ondertussen liep ook de literatuurstudie van het pastorale gesprek(sproces) (2007-2008). Het opzetten van het expertenseminarie 'After You' zorgde voor een verdieping van het literatuuronderzoek. Dit multidisciplinair seminarie verplichtte mij de zoektocht naar literatuur beter te richten op de ethiek van het gespreksproces. Ondertussen werden data voor het empirische onderzoek verzameld (2007-2008). Het onderzoeksmateriaal bestaat zowel uit letterlijk weergegeven (uitgetypte) pastorale gesprekken tussen een pastor en een gesprekspartner, als uit door mij als onderzoeker gevoerde interviews met deze pastores. Het vergde meer dan een volledig kalenderjaar om deze data te analyseren (2009-2010). De laatste maanden van het onderzoeksproject werden besteed aan het uitschrijven van
1
http://www.theo.kuleuven.be/page/seminar_afteryou/ toegang 5.01.2011.
Algemene Inleiding
2
onderhavige doctoraatsverhandeling. Ook de consequenties van het onderzoek voor de vorming van pastores werden daarbij scherp gesteld. Met dit onderzoek naar de ethiek van het pastorale gespreksproces stel ik iets in vraag dat op het eerste gezicht vanzelfsprekend lijkt, namelijk of pastores in pastorale gesprekken respectvol omgaan met gesprekspartners. Het gedrag van pastores bij voorbaat onder kritiek stellen, is op zich al redelijk controversieel. De wijze waarop dit onderzoek is opgezet, doorbreekt vervolgens een taboe. Pastores hebben namelijk pastorale gesprekken opgenomen, ze hebben aan hun gesprekspartners gevraagd of ze deze gesprekken mochten vrijgeven voor onderzoek. Tot verbazing van de deelnemende pastores hadden gesprekspartners daar doorgaans weinig moeite mee. Voor de pastores zelf was het niet zo evident om aan dit onderzoek mee te werken. Het pastoraal gesprek bestuderen vanuit de pastorale praktijk volgens de methodologie van kwalitatief onderzoek is eveneens nieuw binnen de onderzoekseenheid pastoraaltheologie van de K.U.Leuven. Meestal promoveren doctorandi enkel op literatuurstudie, ik heb zowel de literatuur bestudeerd als kwalitatief onderzoek gedaan. Kortom, dit onderzoek is uitdagend. Het stelt ongemakkelijke vragen, vraagt ongewone medewerking en wordt op een ongebruikelijke wijze uitgevoerd. Dat alleen al maakt het zo interessant: door deze aanpak wordt een nieuw licht geworpen op de eeuwenoude praktijk van pastorale gespreksvoering. Feitelijk bevat dit proefschrift drie uitgediepte gehelen die elkaar schragen: een over de fundamenten van pastorale gespreksvoering (deel I.), een empirische verkenning van de eigenschappen die erin terug te vinden zijn (deel II.) en de evaluatie van wat pastores goede en minder goede pastorale gesprekken vinden, waarbij de implicaties voor hun vorming aansluiten (deel III. en IV.). Na positief advies van de Onderzoekseenheid Pastoraaltheologie en akkoord van de Onderzoeks- en doctoraatscommissie van de Faculteit Godgeleerdheid is ervoor geopteerd om de fragmenten en tabellen van het empirische luik niet als bijlage op te nemen, maar ze te laten staan waar ze thuishoren, namelijk in de tekst2. Bijgevolg zijn er twee boekdelen ontstaan, het eerste met het fundamentele onderzoek (deel I), het tweede met het empirische onderzoek (deel II. - IV.). Het is een lijvig proefschrift geworden. Om de grote hoeveelheid informatie te verwerken, kan de volgende leeswijzer helpen. In verschillende hoofdstukken neemt de bespreking van concreet materiaal veel ruimte in. Door de presentatie ervan in kleine letter met insprong geef ik aan dat deze stukken voor de opbouw van de gedachtegang niet onontbeerlijk zijn. Eigenlijk vormen deze onderdelen de basis van de theorie die eromheen gebouwd is. Het werk bevat ook veel en uitgebreide voetnoten. Die hebben verschillende functies: bibliografisch, tekstondersteunend of aanvullend. Naargelang de interesse van de lezer kunnen deze terzijde gelaten worden3. Alle hoofdstukken kunnen los van elkaar worden gelezen. Ze zijn als het ware onafhankelijke eenheden die wel met elkaar in verbinding staan, maar elk op zich een afgerond geheel vormen. Stap voor stap leiden ze tot het beantwoorden van de onderzoeksvragen. 2
Onderzoeks- en doctoraatscommissie van 17 september 2010. De eerste versie van dit proefschrift is voorgelegd aan twee groepjes ziekenhuispastores en aan een groep van KPV-supervisoren. De achtergrondsinformatie die in de voetnoten is vervat, werd door hen als waardevol onthaald. Vooral pastores vonden de uitweidingen onontbeerlijk. 3
Algemene Inleiding
3
Hoofdstuk I situeert het onderzoek naar de ethiek van het pastorale gespreksproces binnen de pastoraaltheologie en de ethiek. Om een evolutie te kunnen schetsen inzake de benadering van het pastorale gesprek binnen ons taalgebied, beperk ik mij tot Nederlandstalige boeken over mijn onderwerp. Door het standpunt van de auteurs betreffende de onderliggende vooronderstellingen en de verbindingen tussen theorie en praktijk te bevragen, benader ik de literatuur vanuit een ethische invalshoek. Door deze schets licht immers op hoezeer het onzichtbare paradigma, van waaruit over het pastorale gesprek wordt geschreven, van invloed is op de prioriteiten die gesteld worden inzake pastorale gespreksvoering. De verbinding met de praktijk is dan weer een indicatie voor de werkelijkheidswaarde van de theorie. In dit eerste hoofdstuk wordt ook het empirische onderzoeksveld inzake pastorale gespreksvoering verkend. Daardoor kan mijn onderzoek vertrekken van een empirisch getoetste beroepsnorm inzake pastorale gespreksvoering. Ook qua ethiek neemt dit onderzoek een bijzondere plaats in. Uitgangspunt van reflectie zijn niet de ethische overwegingen van pastores, noch hun besluitvorming noch hun intenties, het is hun handelen. In hoofdstuk II wordt het pastorale gesprek filosofisch gefundeerd als een relationeel-ethisch gebeuren waarvoor de pastor de grootste verantwoordelijkheid draagt. Ongeacht wie de gesprekspartner is en hoe hij/zij zich gedraagt, de pastor is hem/haar een respectvolle bejegening verschuldigd4. Dat zijn/haar gedrag niet afhankelijk kan zijn van de gesprekspartner, daarin schuilt de fundamentele asymmetrie tussen beide (Levinas). Met Buber schets ik de wijze waarop dergelijke asymmetrie in dialoog tot stand komt. Deze fundamentele ethiek wordt in hoofstuk III geoperationaliseerd naar een praktijktheorie en theologie op basis waarvan het kwalitatieve onderzoek kan gevoerd worden. Daarbij geef ik dus inzage in het gehanteerde mens- en wereldbeeld en in mijn theologische premissen. De praktijktheorie vormt de noodzakelijke schakel tussen de filosofische norm enerzijds en wat er allemaal nodig is om deze norm te halen anderzijds. Dit onderzoek kan alleen gevoerd worden wanneer er inzicht verzameld is in verschillende deelaspecten van gespreksvoering. Om respectvolle communicatie bloot te leggen is kennis vereist van het interactionele proces (Cuvelier), van de wijze waarop door middel van taal betekenissen doorgegeven worden (Bertau) en van moraliteit zoals die zich vanuit ons lichaam voltrekt (Narvaez). Hoofdstuk IV beschrijft de wijze waarop het kwalitatieve onderzoek is gevoerd. Analytische inductie als onderzoeksmethodologie maakt de concrete transitie van empirie naar theorie mogelijk. Daarmee zijn de fundamenten van pastorale gespreksvoering behandeld (deel I.). De volgende delen (II. - IV.) horen horen bij het empirische luik (boekdeel II.) In deel II worden de eigenschappen van pastorale gespreksvoering één voor één besproken, onderverdeeld in vijf grote clusters. Eerst komt de inhoud van pastorale gesprekken aan bod (hoofdstuk V), onderverdeeld in zingevende relaties, geloven, geleefde levensovertuigingen en praktische zaken. Vervolgens benader ik het gespreksproces vanuit vier blikrichtingen: het ontwikkelen van de gespreksinhoud (hoofdstuk VI), de posities die pastor en gesprekspartner ten aanzien van elkaar innemen (hoofdstuk VII), de gespreksvaardigheden die de pastor toont (hoofdstuk VIII), en de door hem/haar gedemonstreerde attitude 4
G. TIMMERMAN, Respect for Autonomy and Authenticity: The Pastor's Responsiveness to the Person of the Pastoree, in Ethical Perspectives 17 (2010) nr. 2, 409-341, p. 331. "It is the worker who has the responsibility to reflect on his or her work, and to develop practical wisdom in connection to the practice of pastoral care".
Algemene Inleiding
4
(hoofdstuk IX). Al deze eigenschappen samen vormen een kader om de kwaliteit van pastorale gesprekken in kaart te brengen. Dit tweede deel bevat veel fragmenten uit de gesprekken die pastores gevoerd hebben. Deze extracten concretiseren de eigenschappen van pastorale gespreksvoering. De empirische passages worden ingeleid door een theoretische omkadering bij het begin van ieder hoofdstuk. De vele eigenschappen worden per cluster nog eens ingedeeld in twee groepen, eigenschappen die duiden op respectvolle omgang en eigenschappen die daar niet bevorderlijk voor zijn. Deel III bevat alle resultaten van het onderzoek. In hoofdstuk X komen de doelstellingen aan bod die in de interviews met twaalf pastores naar voren kwamen. Op basis van deze twaalf doelstellingen formuleer ik een onderbouwde algemene pastorale doelstelling voor pastorale gesprekken. Hoofdstuk XI toont de kenmerken van wat pastores een goed pastoraal gesprek noemen, hoofdstuk XII wat er in minder goede gesprekken gebeurt. Deze twee hoofdstukken zijn elkaars tegenhanger. In het eerste komt de weldaad van pastorale gesprekken in beeld, het tweede brengt aan het licht wat er misgaat. Ieder gesprek is een combinatie van respectbevorderende en -belemmerende eigenschappen. Een gesprek met een overwicht aan eigenschappen die respect aanduiden, kadert onder 'goede' gesprekken. Deze met een overwicht aan belemmerende eigenschappen worden 'minst goede' genoemd5. In hoofdstuk XIII ga ik aan de hand van een casus dieper in op de overgang tussen beide. Het bevat een gedetailleerde beschrijving van zowel de subtiele machtsdynamiek in het pastorale gespreksproces als de wijze waarop een pastor zich kan bijsturen en de eventuele schade kan herstellen. Aangezien dit onderzoek tot doel heeft een bijdrage te leveren aan de professionaliteit van pastores, kan de empirische exploratie niet beperkt blijven tot de vaststelling van de eigenschappen van goede en minste gesprekken. Om in staat te zijn tot professionele en dus ethisch correcte pastorale gespreksvoering, hebben pastores ook kennis nodig van de machtsdynamiek gedurende gesprekken en van de wijze waarop ze wat eventueel fout loopt, kunnen herstellen. Deel IV bevat slechts hoofdstuk XIV. Daarin wordt weergegeven wat pastores te leren hebben aan inzicht en vaardigheden om gesprekken zowel inhoudelijk als procesmatig correct te voeren. Door zich te scholen qua inzicht en vaardigheden, kunnen ze zowel hun bewustzijn verder ontwikkelen als de stoorzenders uit hun onderbewuste ontmijnen. Bijgevolg kunnen ze groeien in ethisch correct gedrag, dus in liefde, wijsheid, rechtvaardigheid en correct uitgeoefende macht. In de Algemene Conclusie wordt het geheel gerecapituleerd.
5
Ibid., p. 315. "I use the term 'goods' and not 'values', because I assume that what matters from a moral point of view is not added to a morally neutral world, but is encountered in an already morally laden world. Whereas values are dependent on human acts of ascription an evaluation, goods are part and parcel of acting itself".
Algemene Inleiding
DEEL I. FUNDAMENTEEL ONDERZOEK NAAR DE ETHIEK VAN HET PASTORALE GESPREKSPROCES