digther 2008 / 9 jaargang 4 ste
WinterDigther_2008.indd 1
12-01-2009 14:45:32
Colofon
REDACTIONEEL
Iedereen kan kopij inzenden ter publicatie. De redactie beoordeelt het werk. We berichten alle auteurs of hun kopij al dan niet werd weerhouden. Er wordt over de inhoud van dit overleg niet gecommuniceerd, tenzij de redactie daar anders over beslist. Publicatie geeft geen recht op vergoeding, abonnementen of auteursrecht. De auteur van wie we kopij publiceren ontvangt twee gratis exemplaren.
Hij hangt met één opengereten vleugel aan het prikkeldraad. De andere vruchteloos klapwiekend om verlossing. Hij die gemaakt is om als een feilloze kogel over het land te schieten bengelt nu één meter boven het weiland, verstrikt in zijn eigen hulpeloosheid. ‘Een valk’, probeer ik op basis van mijn beperkte ornithologische kennis. ‘Een sperwer’, corrigeert de wat verderop wonende valkenier waar mijn echtgenote en ik asiel voor de vogel zoeken: Accipiter nisus, de jachtluipaard onder de dagroofvogels. Zijn snavel en klauwen laten aan duidelijkheid niets te wensen en met mijn jas over zijn gehavende corpus duurt het tergend lang voor ik de koninklijke uit zijn hachelijke situatie kan bevrijden. Gebroken vleugel. Een jaap van een wonde waar mijn vinger in kan. Mijn gelamenteer over de onzin van prikkeldraad en de wreedheid der mensen verdampt met mijn adem in de vrieskou. In de wagen voel ik de warmte door het Bourgondisch gelegde verenpatroon. De sperwer schikt zich gelaten in zijn lot. Zijn geelgroene ogen als spiegels. Zij reflecteren de wereld. De valkenier had in alle landen van Europa met zijn vogels gejaagd. Haas, fazant, konijn. Wanneer we met de nodige deernis en ontzag het dier in een geblindeerde kooi stoppen, in afwachting van meer deskundige hulp, steekt de valkenier meteen een ode af aan deze heerser der luchten. Wij schenken de man meteen ons vertrouwen. Onze patiënt is in goede handen. Wie van vogels houdt zit bezigheidshalve goeddeels met zijn hoofd in de wolken. Zo iemand kan niet slecht zijn. Hij noodt ons naar binnen en wijst enkele porto’s later naar een opgezet exemplaar van een monumentale havik, ooit zijn geliefkoosde jager. Hij vertelt hoe hij met een mengeling van bewondering en vrees de havik kon observeren tot die als een stip aan de horizon verdween. ‘En hoe hij hem dan uit het zwerk terug op zijn hand kreeg?’ ‘Met een loer’, antwoordt hij, tegelijk een stuk leder opdiepend waarop een brok vlees kon bevestigd. De valkenier gesticuleert hoe hij de roofvogel uit het luchtruim terug naar de aarde lokte. ‘Vandaar het gezegde ‘iemand een loer draaien’’, gaat hij verder. Hij was niet eens fier over zoveel kennis van de taalschat. Met dit gezegde zitten we meteen weer dicht bij de aarde. Onder de mensen.
De inzendingen worden op de redactie verwacht uiterlijk de 15de van februari, mei, augustus en november. We dringen aan dat virusvrij te doen via e-mail op het redactieadres. De teksten worden in bijlagen meegestuurd. In afzonderlijke bijlage vermeldt de auteur, naast bibliografische en biografische gegevens, echte naam indien gebruik van pseudoniem, postadres en internetadres om correspondentie te vergemakkelijken. Dichters sturen maximaal 5 gedichten op. Prozateksten zijn niet langer dan 8 pagina’s of 5000 woorden in Times New Roman 12.
Hoofdredactie:
Hugo Verstraeten Sint-Veerleplein 10, 8600 Diksmuide tel. 051 555805
[email protected] http://users.skynet.be/DIGTHER/index.htm
Redactie:
Frank Decerf, Alain Delmotte, Diana Freys, Paul Rigolle, Frédéric Leroy, Herlinda Vekemans
Medewerkers:
Pieter Verstraeten (webmaster & literair advies), Diana Freys (tekstcorrectie), Rein Lobbestael (lay-out), Geertrui Willaert (abonnementen en financiën) Danny Decaestecker (presentatie)
Abonnementen:
door overschrijving van e 12,4 (België) - e 18,0 (Nederland) op rekeningnummer 001-4010690-10 met vermelding 'Digther + jaargang'. Abonnementen gaan in vanaf het kwartaal van storting.
Losse nummers
3,5 euro. Te verkrijgen in - Standaard Boekhandel Gen. Baron Jacquesstraat 22, Diksmuide - Theoria Boekhandel Onze Lieve Vrouwe Straat 22, Kortrijk Layout: rein.be Druk: Reclame- & Mediabureau Comsa
WinterDigther_2008.indd 2
Geluk en vrede liggen weer goed in de markt tijdens de kerst- en nieuwjaarsperiode. Inflatoir, vanwege overmatig gebruik. Hoe frequenter over beide begrippen wordt gesproken, hoe ernstiger ze bedreigd zijn. Wat is geluk? Wat betekent vrede? Aan hun afwezigheid is hun betekenis pas echt te kennen. Daarom ook zijn het mythes. Het zijn niet meer dan regulerende principes die ons leiden langs de zigzaggende paden van dit ongrijpbare bestaan. …/ In oorsprong droeg geluk zijn voorkeur weg. Hij hield zo van dat achteloze, dat scherende. Ja, hij wilde welgemeend tot de gelukkigen behoren. En inderdaad, het is hem aan te zien: geef toe – gedenkwaardig is hij in geluk mislukt. Daarom werd hij een zorgeloze. Niet langer op zoek naar iets onstuimigs. Wel naar iets langdurigs. En nooit is dat geluk. Nooit. (Uit het gedicht ‘Gelukzak’ in DELMOTTE Alain, Voorstander zijn. De Contrabas, Utrecht, Leeuwarden, 2008, p.42.) Het neemt niet weg dat politici er aanhoudend hun tong over verstuiken en de modale sterveling er levenslang naar taalt. Dit verlangen naar g & v verhult de zoektocht naar de zin van het leven. Het kan wellicht niet anders of deze zin ligt in het vinden van samenhang. Op de eerste plaats een samenhang binnen onszelf. Die vormt dan weer de voorwaarde voor de samenhang naar buiten toe: in relatie tot de ander, de natuur en de gehele kosmos. ‘Dat is te veel gevraagd’, hoor ik al zeggen. Laten we al blij zijn met kleine dingen. Leven dicht bij het oppervlak. Met de nodige diepgang weliswaar: de diepte van het oppervlak waar de oude Grieken zo bedreven in waren. Waar samenhang ontbreekt, regeert de angst. Angst is ouder dan ons denken. Angst maakt eenzaam. Leven met alleen maar je ‘zelf’ is leven tegen de afgrond aan. Er is iets afgrondelijk aan ons ‘ik’. Intussen hebben we geluk vervangen door genot, de oppervlakkige inrichting en verfraaiing van ons leven. ‘Alle levenskunst wordt nu gereduceerd tot een poging het volgende moment te overleven’, overweegt Wilhelm SCHMID in zijn ‘Handboek voor de levenskunst’. We wensen de lezers, de auteurs en de redactie van dit blad veel samenhang toe in 2009!
Hugo Verstraeten
12-01-2009 14:45:33
In
Inhoudstafel Editoriaal ....................................................................................... Hugo VERSTRAETEN ................................ 2
Poëzie ....................................................................................... Delphine LECOMPTE ................................ 4 ....................................................................................... Daniël FRANCK . ........................................ 5 ....................................................................................... Roel WEERHEIJM ...................................... 6 ....................................................................................... Harry van de VIJFEIJKE ....................... 7 ....................................................................................... Erwin VOGELEZANG ................................ 8 ....................................................................................... Liliane Melis ........................................... 10 Existential FIGURES............................................. Ine Lammers & Alain Delmotte .... 11 Jong bloed.............................................................. Schrijverscollectief balein ....... 14 gelegenheidsvers................................................ Marijke magherman ......................... 16
Wie blogt die blijft ....................................................................................... Didi DE PARIS ......................................... 18
Uit de toevloed ....................................................................................... Martin CARETTE ..................................... 20 ....................................................................................... Rudi PENNE .............................................. 21 ....................................................................................... Chrétien BREUKERS ............................... 21 ....................................................................................... Frank DE VOS .......................................... 22 ....................................................................................... David TROCH .......................................... 23 ....................................................................................... Herman LEENDERS . .............................. 23 Proza Invallendduister................................................ Hugo VERSTRAETEN ............................. 24 RENCONTRES lee young-li en billy collins........................ Diana freys ............................................ 26 rECENSIE
DE ETHIEK VAN HET DWARSE Bij ‘De contouren van het verdwijnen’ van Roland Jooris................. Alain DELMOTTE ..................................... 31
Beleggen in woorden ..................................... Herlinda VEKEMANS ............................ 34
Column
Rubriek overschrijven ................................................................................................................................................................ 7
©
2008 Alle rechten voorbehouden Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Alle ontwerpen en redactionele teksten blijven exclusief eigendom van de uitgevers. Publicitaire teksten vallen niet onder de verantwoordelijkheid van de uitgevers.
Digther. Digther is vooral een schrijverscollectief, op eerder toevallige wijze bijeengebracht rond de wil tot het leveren van een authentieke en creatieve meerwaarde. Met deze intentie voorop neemt het collectief ( hoofdzakelijk ) literaire initiatieven. Belangrijke spreekbuis vormt het gelijknamige tijdschrift. Digther wil een blad zijn waarin dichters, schrijvers en theatermakers het woord nemen en dit in de meest brede betekenis. Schrijvers en lezers ontmoeten er elkaar rond een project dat een frisse, creatieve en tevens kritische vluchtweg biedt voor het aftandse, het banale, het modale. Van kunst met grote ' K ' tot kunst met een knipoog, van cultuur tot cultuurkritiek, van essay tot pastiche. Zonder leerstellingen of dogma' s. Zonder beklemmende literaire tradities of commerciële verbintenissen. Maar mét de ambitie om aan beginnend, sluimerend en gevestigd talent spreek- en schrijfrecht te doen. Door lokale elementen en origine te koppelen aan meer universele aspiraties neemt DIGTHER een eigen plaats in binnen het schrijvend en kunstminnend gedeelte van een Nederlandstalig lezerspubliek: eigen - aardig en eigen - zinnig !
Inhoudstafel WinterDigther_2008.indd 3
12-01-2009 14:45:34
Delphine LECOMPTE
Goudkoorts Ik zal het proberen uit te leggen: eerst hebben we een schaap gevangen een oude ram met de ogen van een ezel die is geboren om klauwende kinderen te dragen mijn geliefde heeft hem de keel overgesneden we waren alledrie geblinddoekt daarna hebben we hem gevild het was een omslachtige karwei. We zijn toen naar de rivier gegaan en hebben het schapenvel op de bodem gelegd achter ons hoorden we vrouwen palaveren over de staat van hun huishoudapparaten en over de kwalen van hun gedomesticeerde reptielen twee uur later trokken we het schapenvel naar boven en het was verzadigd met korrels goud 'HOUT!!' riep je verrukt en de wereld werd stil. Het is pijnlijk om toe te geven dat we niet gelukkig zijn sinds er goud tussen mijn borsten hangt kan ik zijn stem niet meer verdragen onze buren dragen koperen juwelen en ze klinken zoveel warmer en zoveel muzikaler.
Boeman van de duinen Er lag een laagje vrieskou op de prikkeldraad en op de biezen ik trok een bundel uit en kastijdde mijn kuiten thuis vertelde ik dat de boeman van de duinen mij te grazen had genomen ik had mij fel verweerd en ik had een flard khaki stof gestolen uit de bunker om het te bewijzen. Toen iedereen ongenadig bleef spotten en het niet leek alsof er ooit een einde aan zou komen heb ik mijn biezen en boeken gepakt en ben ik ingetrokken bij de boeman van de duinen ik kreeg een hond die mij moest beschermen 's nachts tegen mezelf en overdag tegen hen hoe hij aan zijn voedsel en zijn trekken geraakte ik heb er nu nog altijd het raden naar. De boeman is gestorven op kerstavond een stuk prikkeldraad in een konijnenorgaan heeft hem definitief de das omgedaan het was waarschijnlijk de milt ik heb er nu nog altijd het raden naar.
Poëzie WinterDigther_2008.indd 4
12-01-2009 14:45:34
Daniël FRANCK
Noorderlingen Het noorden is in ons, gletsjers en stilte, de adem in de geopende mond bevroren. Langslapers. Over het witte vel gebukt, krassend wriemelend in alle heimelijkheid contact gezocht, bijna stilstaand bewogen, wij hier. De ogen vertellen het, diep teruggetrokken wijnvlekken in de hars van onze lippen, dit bestaan werd leeggeschud nog voor wij er aan begonnen. Maar wij houden stand (wij houden stand) in dit onvermogen, oprukkend naar leven maar het nooit bereikend. Wij houden ons voor het is de strijd die telt. Het komt nooit echt goed.
Waarom de vissen zwijgen waarom de vissen zwijgen doorheen de blinde ogen van de zee stommelend geen komaf gemaakt met gaan toen ieder zei deze kieuwen geen kieuwen meer deze vinnen niet langer vin hoe we onze monden bollen een teken van leven zo van geen kwaad bewust te land gelaten er gebleven huizen gebouwd van takken leem steen beton en ze altijd weer vernielend bij misvormde woorden uit die bolle mond gevallen opgeraapt eraan geprikt dood gegaan altijd dood gegaan terwijl de vissen zwijgen doorheen de blinde ogen van de zee
WinterDigther_2008.indd 5
12-01-2009 14:45:34
Roel Weerheijm
ODYSSEUS “Ik ben niemand”, riep Odysseus tussen schapenpoten hangend eenzaam aan de eenoog ontsnappend – en zo wil ik niemand zijn als ik eenzaam mij tussen je dijen vlij, ik zoekend naar je eenoog aan mijzelf ontsnap. Ik ben niemand. Ik ben eenzaam. Ik ben vrij.
SPIEGEL een waas van maan in matglas zo volgen golven de spiegel van uitgestreken nevelstrepen van de maan in de lucht in het water en de maan in de nevel in de lucht volgt de maan in het water onder de horizon in de spiegel als de neusbrug tussen twee ogen die kijkend naar elkaar elkaar loensend blijven volgen zolang water en nevellucht elkaar als spiegel in spiegel als echo’s van licht (en de maan als spiegel zichzélf) weerspiegelen
WinterDigther_2008.indd 6
12-01-2009 14:45:34
Harry M.P. van de VIJFEIJKE
Wat was het dat hen joeg Wat was het dat hen joeg, op smalle, ranke zadels droeg, over dijken van wind, daarin meegaand daartegenin, scherend langs de wollen grazers, wat was de vraag die om dit jagend antwoord vroeg? Wat hield hen af van het breken van de vrijdaggolf langs de vriendelijke Waal, die om uitkijk smeekte, om trage zinnen riep en zag dat aan haar boorden, 't Waalwachtwoord 'lucht & stilte' op de klippen liep. Althans voor hen die raasden en in dat razen elkaar vonden, weg van de Waalaandacht, weg van de stille woorden, voort enzo voort, wat hield hen af, benoembaar, doodvermijdend doel waarop zij, oud in jaren, aasden.
Overschrijven
‘Zou het niet zo kunnen zijn dat God ons alleen voor zijn vermaak heeft geschapen, zodat Hij iets om te lachen heeft?’ in: Wilhelm SCHMID, Handboek voor de levenskunst, Ambo, Amsterdam, 2006, 394 pp.
WinterDigther_2008.indd 7
12-01-2009 14:45:35
Erwin VOGELEZANG
buitenbad, westland "Most really pretty girls have pretty ugly feet" (David Foster Wallace)
Erwin Vogelezang debuteerde in 2006 met Bladluis in de Windroosreeks. Is sinds 2008 rouwdichter in het kader van de ‘Eenzame Uitvaart’ en currently 'into flarf'.
het mooie meisje met de dikke voeten houdt ze onder koelwoelwater aan de rand van het bad bij de glijbaan en de bedden in het gras waar de moemoemoeders een voor een ontbranden vult zij haar hoofd met het onaflatende sissen, zoemen, gonzen van waterjuffers in duikvlucht. kss, kss, kss, kss: sickly sweet water punches het onvergefelijke debuut van de speekselzoen. ontwijkt een vrijvallende jongen (daaro, vetvoet!) en breekt met open mond de weerstand van water. slikt dan de wereld weg en proeft ineens de smaak van deze jongen op een handdoek, ouder, later. moeders doven uit in zongedroogde geiligheid, dochters dagdromen moeders weg en eenhoorns aan de einder. zacht staan haartjes op armen waartussen steeds alleen de wind maar landt.
waterbrood het grote inleveren is begonnen. vandaag zomaar vier centimeter. hij lengt in de engte, verdomme, een trein rit zonder kaartje, conducteur van zijn eigen bestaan en steeds die vlekken - overal! - onderhuidse vingers doordrukken bindweefsel, openbaren zich ongevraagd maar meebetalen aan de huur? waterbrood en water. er zijn vijftig manieren om een vrouw te verlaten, hij hanteert de boemerangtechniek – losjes uit de pols en van de weeromstuit weer terug. het bed vult zich met verleden. het hoofd uit, feeksen! hier is geen ruimte om te bloeden, hij leeft al tussen bed en muur, vragen om meer is onmenselijk. en toch: dit zijn ze, de waterbroodsweken, mager belegd, maar een gegeven vrouw en zo voorts en zo verder volhardt hij: permafrost onder de oksels en 's ochtends samen zoeken naar de erwt.
WinterDigther_2008.indd 8
12-01-2009 14:45:35
Vogelbekman Hij heeft de mond van vogels vol. De wereld zal het weten. Op pleinen die zich in hem terugtrekken overstemt hij afwezigheid - verkondigt vogelliefde, leed en dood in bladerloze bomen. Latijnse namen uit het hoofd geleerd met het vogelboek op schoot. Hij weet: vogel is zilver, maar toch loopt zijn mond er van over; de val van de adelaar, het kolig kwetteren van kanaries, het zwijgen van de poetiewiet. [Wie maaltijd na maaltijd hollebotjes ophoest mag nooit meer over scherpe kruiden klagen, zegt ze, terwijl ze op haar woorden doelt. Hij zoekt ondertussen naar het volmaakte ei, het ei dat alles overbodig maakt, niet in de zak breekt, maar in de mond smelt – oneindig beloftevol. Zij vindt dat hij niet veel te vinden heeft. Ei, ei. Driewerf ei.] Een duif die niet door hem is aangereden ligt in een houten kistje op de tafel bij het raam. Zoals dat hoort volgt na uren sterven toch nog onverwacht. De keukenlamp knippert als een vleugel. Eenmaal. En twee. Deus ibi est.
lama ist tot klep dicht en gewoon doorademen, ouwe homo sapiens, ludens, erectus. zoveel zaad verspild, loos als in duinen; een wattig bestaan, katers in de namiddag kunnen we met de buik vooruit het leed doorklieven? waar buik was blijft leegte achter. de eenzaamheid van de buikboksfinale; laatste ronde – bit in en gaan. wat weegt zijn de mensen. het onverzettelijke gewicht van een vader, een moeder, een zus – de wijze waarop papier zich tot een vuist balt, machteloos als dorst is man, deze man, alleen, of twee mannen, plotseling verdubbeld. zo dragen we ons verlies – als twee mannen rechten we de rug. nog één keer, en dan opnieuw.
WinterDigther_2008.indd 9
12-01-2009 14:45:35
Liliane MELIS
Heks Ze komt Veegt mijn katten Bij elkaar Klopt het stof Uit hun pels Het spinrag Uit mijn ogen Sluit een raam Naar de wereld
Herinnering Tijd dekt toe Vult wonden Met kiezelstenen Het oude huis kraakt Zand raast door kieren Van gebarsten deuren In de woestijn Van mijn geheugen Schreeuwt de wind Scheurt de huid open
WinterDigther_2008.indd 10
12-01-2009 14:45:35
Gedichten HET BROZE Alain DELMOTTE Het broze stelt niets voor. Ze behoort tot de specie van het onooglijke: als je traagjes met ingehouden adem, met je vingertoppen Tekeningen over het luchtledige strijkt - dan is dat wat je voelt een begin, embryonaal, het begin van het broze. Ine Lammers Selectie uit 'Existential Figures, elf teksten bij tekeningen van Ine Lammers, Galerie Link.’
Ze zou ver van ons staan. Wie kent haar? Ze is niet van deze wereld. Ze sluit nergens bij aan. ‘Je bent niet’ zegt haar het bestaan. Het bestaan kijkt niet naar haar om. Het is nauwelijks troost wat zich in het broze laat zoeken. Zij brengt woorden bij elkaar maar spreekt ze niet uit, duwt ze schielijk van haar af. Taal schaadt, begrijpt ze ineens. Ze loopt steeds weer verloren. Alles verwondt haar. Zelfs voorzichtigheid, vooral lichtzinnigheid. Wie herkent haar? Eens is ze geweest. Met letsels merkte ze haar aanwezigheid. Iemand koesterde er dan al zijn stilzwijgen over. Wees gerust: in andermans taal wordt er niet langer meer over haar gepraat. Zo laat je het broze in jou verloren lopen. Ze bloedt zo in ons dood: het is haar echt geen leven meer.
11 WinterDigther_2008.indd 11
12-01-2009 14:45:35
DANS VAN DE NUANCE Je hebt trots. En je hebt nuance. De nuance maakt ons vaak kregelig. Met haar mildheid, haar rechtschapenheid krenkt ze behendig onze trots: als we het woord nemen, het grote woord dan laat ze ons niet uitspreken, dan onderbreekt ze ons steevast met haar stiltes. Ze schommelt ons bestaan door: heen en weer, heen en weer. Ze danst. Ze danst op de muziek van wat ons ontgaat, van wat ons in onze haast ontgaat. Heen en weer - behoedzaam is haar dans. Nooit een teveel: we lijden aan een gebrek aan haar. De nuance is voor wat het gedicht poneert - in zijn misselijk makend schijnvertoon – een zegen. De sleutel. Het onverhoopte. En, met wat geluk, het geluk.
KRUIM VAN DE LETSELS Waar komen de woorden vandaan? Uit wat zich in een hoofd ontspoort, de benauwende vergezichten die een mens zich in zijn schrik bedenkt? Uit het roemloze nageslacht van de daad? De liefdesdaad? Arme woorden: ze werden verwekt daar waar uit duisternis heel even licht ontstaat en dan opnieuw duisternis wordt, voor altijd – ze vonkten zo maar wat.
DE CATASTROFE Zie. Zonder dat iemand er weet van heeft, zonder dat iemand het wil. Elke willekeurige dag slaat de catastrofe toe. Ze is. Ze is hard aan het werk aan de vernieling die woedt. In wat niet lijkt te gebeuren is ze gaande. Een afbraak die ze nog niet laat zien. Ze ontleent haar vorm aan het noodlottige en aan het toeval: het onvoorziene en het unieke. Elke dag is voor de catastrofe een kans die ze neemt en haar aanzien kan je niet. Verstikking, verstuiving, vervreemding in teisterende slow motion. Plots wordt iemand wakker, durft niet meer in te slapen, wil zich schuil houden, weg: zo hard sloeg in een droom, in een ultiem visioen de catastrofe toe, doof. Zie: ongeschreven kreet in het krijtwit landschap van de schrik.
WinterDigther_2008.indd 12
12-01-2009 14:45:35
HET WACHTEN De dromen die je je bij het wakker worden niet meer herinnert, blijven die in je waken? Je weet dat je hebt gedroomd, je was erbij, toch laten ze zich niet napraten, hun verhalen zwijgen. Apart waren die dromen, perfect buiten bereik. Dromen die zich laten herinneren: wat halen ze uit? Met heel hun gekrakeel en retoriek aan verzinsels houden ook zij de schijn die je bent, hoog. Is het niet? Ze waren het dromen, het herinneren niet waard. Dromen die zich niet te kennen gaven: was hun verrukking voor jou te veel? Of was hun verschrikking je te sterk? Heb je er zowel je recht op hoop als je recht op verwarring aan te danken? Was hun inzet niet zowel de uitzondering als het hachelijke? Te schichtig om zich bloot te geven, niet af genoeg, nog te weinig uitdaging, vol en te veel heimwee naar geloofwaardigheid? Ze ontvluchtten de herinnering. In het geheugen vonden ze nu een onderdak. Verscholen in je doen en laten, gedraag je je ernaar. De dromen die een mens zich niet meer herinnert, blijven ze over hem waken? Wacht iemand op hun vervolg?
13 WinterDigther_2008.indd 13
12-01-2009 14:45:35
jong bloed. Schrijverscollecief Balein Balein is een schrijverscollectief uit Gent, dat zich tot doel stelt om publiek bijeen te brengen voor een selectie van hedendaags schrijfwerk. Balein is opgericht in een Gentse woonkamer op dinsdag 4 november 2008, en bestaat uit Jan Aelberts, Ivo Allewaert, Dirk Elst, Marie Meeusen, Wouter Rogiest en An Vandesompele. Voor zij elkaar in levenden lijve ontmoetten, troffen zij elkaar reeds via interacties op hun respectieve blogs. Met hun nieuwe collectief zetten zij schrijversavonden op touw. Deze avonden vormen niet alleen een uitlaatklep voor hun eigen werk, maar bieden ook een podium aan ingezonden werk van derden, geselecteerd uit wat hen bereikt op
[email protected]. Verder is er ook een gastlezing van een min of meer gevestigde, door Balein bewonderde waarde. Dit alles wordt opgefleurd met muziek.
GEDIChT 48624002 Jan Aelberts (°1985) woont in Gent en is naast dichtend lid van Collectief Balein ook redacteur van het jonge tijdschrift Kraai. Zijn werk verscheen eerder al in Digther en in o.a. Met andere zinnen, Poëziekrant en Op Ruwe Planken. In 2007 won hij de Gentse voorronde van de schrijfwedstrijd WriteNow. Op dit moment werkt hij aan een debuutroman.
Alleen een wasdraad woekert nog boven de straten, slaat een arm om de leegte van de dichter die vol overgave halfstok in de regen enzovoort. Hij komt klaar in het kaalgevreten lichaam, noemt het nacht en schaamt zich bloot. Op de rand van het bed is hij een vlek die woorden in zich draagt maar liever nog schenkt hij zijn pleinvrees uit: 1) Sla de twijfel achterover, kruip van zijn dijen, druip van zijn kin omlaag na laag en spoel aan in hondse stilte. 2) Verstrengel de taal tot ze begint te gapen, raap de goten uit de stad, sleep de trekken om een vrouwenmond de wereld uit. Hij vouwt nog gauw wat lezers, slaat ze om en drukt ze dood. Morgen sticht hij hun vaderland.
uitroepteken. Dirk Elst (°1975) zat van jongsaf met zijn neus in taal en boeken. Toch liet hij voor een periode het schrijven voor wat het was en koos voluit voor muziek. Hij dacht dat er vanuit die hoek een les viel te leren. Nu, enkele jaren later komen de twee samen en schrijft hij poëzie, liedjes, kortverhalen en ging zijn eerste theatertekst in première.
je bevel vraagt een teken een quasi zeker geweten zonder kritische rel. fel en dringend alsof het wordt ontmanteld door een punt of komma achter elke uitgeroepen klank. toch valt erachter stilte aub. en op een richel slappe koord veegt de tip van je schoen het vraagteken uit het zand.
WinterDigther_2008.indd 14
12-01-2009 14:45:36
Feest Ivo Allewaert (°1980) debuteerde in 2007 met poëzie in De Brakke Hond en werd enkele maanden later geselecteerd om werk voor te dragen op het poëziefestival Onbederflijk Vers te Nijmegen. Op het e-zine Meander is er ook nog werk en een interview te lezen.
na vier glazen hield je het hoofd open als een dampend café, dansend gooide je pruik en borsten op de nog niet afgeruimde borden het valse oog en gebit kreeg ik nooit te zien toen was ik al naar bed gestuurd samen met neven en nichten dansten we boven de jij-jij-jij hielden de trap in het oor wie braaf was werd zwanger de huid vol kwijt gespeeld gescholden wij baarden ons van niks net als jij, lieve tante onlangs zag ik je terug, zonder gebit, wat je niet belette te bijten de kussens aan flarden, moeder huilde terwijl de kinderen joelend de pluimpjes probeerden te vangen jij hapte vrolijk mee -pleisters in jouw babbelzieke mond- naar adem
Te water Wouter Rogiest (°1980) is burgerlijk ingenieur elektrotechniek en dichter. Hij woont in Gent, werkt in Antwerpen, en neemt op de trein zijn kladschriftje mee. Hij heeft uitgesproken sympathieën voor muziekliefhebbers, poëziefans, koffiedrinkers, geduldigen, nerds, en enthousiastelingen in het algemeen.
Ik wilde dat ik wist hoe 't was om in de zee heel groot te zijn. Voorgoed ontvoogd, de dood ontdoold —te groot voor Piet, te nat, te bloot. We zouden vrij zijn als een vis, en van een ingebeelde god zou er begot geen sprake zijn: het heeft geen grond om op te staan. We zouden houden van mekaar, we zouden houden: zondvloedfeest. Met alle zorgen van de baan die niemand schiep, er nooit echt was. Zoiets, 't moet kunnen in het boek waarin jij, Walvis, op me wacht.
15 WinterDigther_2008.indd 15
12-01-2009 14:45:36
Marijke MAGHERMAN
Coniglio San Angelo… Men neme een jong konijn , met liefde gekweekt (in een boomgaard met bloeiende fruitbomen en uitzicht op heuvelige verten…) en met pijn in het hart het hoekje om geholpen! (soms pinke men daartoe een kleine traan weg, teneinde het zicht op een scherpe snee niet te vertroebelen…) Men geve het eerst de zegen van de heilige geest ( die heilige geest wiens minder fortuinlijke soortgenoten, of misschien moet ik zeggen , die soortgenoten met heel veel geluk, in een lekkere pastillad zijn terechtgekomen…men mijmere en laat zijn gedachten vlieden naar de mooie Marokkaanse heuvelen waar vrienden feestelijk tafelden). Na die zegen, ontdoet men het slap geworden beestje, van zijn mooie fourure haute couture en vervolgens laat men het in zijn doodsgewaad opgebaard, een nacht versterven. Men houde hierbij een wake, waarbij men bijenwaskaarsen brandt en de hemelse muziek van Les Tisserands laat weerklinken of zelve ten gehore brengt… Si be’m sui luènh (lied 2) Peirol was een arme ridder uit de franse Auvergne die onder de hoede genomen werd van Graaf Dalfin d’Alvernha. d’Alvernha had een zuster die Salh de Claustra heette. Ze was mooi, goed en hooggeacht. Peirol’s liederen wekten zo een grote liefde bij haar op dat haar broer jaloers werd. Hij verbande de troubadour waardoor die zijn rang als ridder verloor en als jongleur, zanger en vedelspeler verder door het leven moest…
Terwijl we ons nog even wentelen in het middeleeuwse leed is de ziel van het konijn intussen naar het rijk der hemelen opgestegen en kunnen we zonder schuld- en boetegevoel verder… Men snijde het konijn in kleine stukken, bestrooie het met zout en bloem en bakke het in een diepe pan met olie aan alle kanten bruin. Men zette de achterdeur op een kier om zo het sissen en braden ruimte te geven en de geluiden van een zomerse namiddag op te vangen… De roep van de Canadese ganzen Het geblaat van spelende lammeren Het gekir van broedende duiven En men glimlache in zijn gebloemde voorschoot om het spel van kleine kinderen dat zijn eigen weg vindt in schuren en schuurtjes…
GELEGENHEIDSVERS WinterDigther_2008.indd 16
12-01-2009 14:45:36
Men stoppe op een gegeven moment met mijmeren want intussen zijn de stukken konijn mooi bruin. Men voege vervolgens knoflook, tomaten, rozemarijn, tijm en een flinke scheut droge witte wijn toe. Voor het welzijn van diegene die uren in het zweet des aanschijns aan de stoof vertoeft ( en dus ook van alle anderen) lijkt het gepast, nu al een glas extra achterover te slaan, kwestie van overeind te blijven boven de stovende kookpot. Men stove het vlees een uur op matig vuur met een deksel op de pan (zodoende denke men ook een beetje aan het halen van kyotonormen) en men voege na een halfuurtje basilicumblaadjes toe, in stukken gescheurd (men kome er met geen ijzerwerk aan, noch mes, noch schaar). Men roere af en toe Men proeve af en toe Men neme de grote pot van ’t vuur en men begeve zich via de achterdeur naar de verste uithoek van de tuin, waar de late avondstralen van de zon onze gezichten nog verwarmen… Daar heeft men met witte gestreken lakens 2 grote tafels gedekt: één voor de geliefden die ooit onder hetzelfde dak groot werden en een voor de geliefden die door vriendschap diep verbonden zijn… Men zegene en bediene met gulle hand en men mijmere over de winterse avonden wanneer het ook goed feesten is… PS Met dank aan Carluccio voor het heerlijke recept dat ik in 2007 ontdekte en aan menige vriendentafel heb geserveerd!
17 WinterDigther_2008.indd 17
12-01-2009 14:45:37
Wie blogt die blijft Didi de Paris
BLACK BALLOON * maart 11, 2008
Voor een stadsdichter zijde gij veel te traag, briest een stem vanuit het stadhuis, door mijn telefoon, recht in mijn oor. Ja, meneer, weet ik nog te stamelen, maar de verbinding is al verbroken. Terwijl ik in de tekst trager dan in de traagste soap door Leuven trek, heb ik thuis besloten het wat kalmer aan te doen. Binnen de kortste keren lijkt het erop dat ik plots familie ben van Justus Lipsius, een standbeeld. Buiten waait en stormt en roept en tiert het. En een vuile wind komt aanwaaien uit Engeland. En daar waar ik in een vorig stukje nog gezegd heb dat ik achter de tijd aan hink, kan ik mij nu niet van de indruk ontdoen dat de tijd mij nu is voorbij gestoken. Mij ingehaald heeft. Ik verkeer in permanente tijdsnood. Ik ben al een dag of tien niet meer naar de cinema geweest. Boeken blijven ongelezen. Ik wou drie CD’s van Nick Cave grondig in me opnemen. Natuurlijk, de nieuwste, de vorige met Grinderman (2007) en dan uit 2004, Abattoir Blues/The Lyre of Orpheus. En terwijl ik nog niet in de helft van die Cave-triptiek zit, is hier al die fonkelnieuwe van The Gutter Twins (Greg Dulli en de onovertreffelijke Mark Lanegan!) in mijn huis, en ook de derde van The Kills is hier binnen gewaaid. De wereld is een draaischijf. Vroeger had een mens honderd, tweehonderd, driehonderd elpees. Zwarte parels –kaviaar voor de ziel. Binnen de beslotenheid van de puberkamer had men ruimschoots de gelegenheid er net zo lang en zo vaak naar te luisteren tot het in de hersentjes gestanst zat. Men maakte zich tekst en muziek eigen. Vandaag moet men voortdurend - wormgaten van melancholie - zappen, keuzes maken, mogelijkheden uitschakelen, achter nieuwe releases aanhollen, en dan nog blijft men zitten met een permanent koortsig gevoel van gemis… Hoe Justus zijn tekst kwijtraakte? De ballon was indecent gegroeid, scabreus groot geworden, overschaduwde mijn arme stadje Leuven en is dan hoog in de stratosfeer uit elkaar geklapt, gespat, de redding, bevrijding… Duizenden bonte snippers dwarrelen in het zwerk. In open Amerikaanse sleeën werden de helden traag en triomfantelijk door de brede lanen gereden… Parade, karnaval of fijne neerslag – a hard rain is gonna fall. In honderduizend gruzzellementen zijn de woorden gevallen. Op handen, knieën en voeten kruipt men rond. Handen graaien in de lettertjes. Zijn ze eetbaar? Uitgeworpen door de karnalvalstoet? Uit welk jaar? Wat gaat de tijd toch snel! Sneller dan mezelf.
* Deze titel heb ik gestolen van Midnight Boom, geen boombal, maar de nieuwste van The Kills. Btw, een fantastisch album!
Teksten op weblogs zijn meestal anders dan publicaties op papier. Spontaner, minder bewerkt, kunnen ze beschouwd worden als ‘work in progress’. Omwille van de authenticiteit van de teksten houden we er aan ze zonder correcties integraal over te nemen.
Wie blogt die blijft
WinterDigther_2008.indd 18
12-01-2009 14:45:37
Didi de Paris (1957) is sinds jaar en dag dichter en auteur van romans en verhalenbundels (Maladie d'amour, Hors d'œuvre en Voyeur). Ook menig podiumverblijf strekte hem in het verleden zeer tot eer. Drie jaar geleden begon hij het weblog “La commune de Paris” (http://didideparis.wordpress.com). Sindsdien postte de Paris talloze stukken en stukjes. De bijdragen “Black Balloon” (11 maart 2008) en “One Day You Will No Longer Be Loved" (28 september 2008) die wij hier afdrukken, illustreren wat hij met zijn weblog voor ogen heeft. Zelf zegt hij over bijgaande bijdragen het volgende: ‘In de eerste tekst gaat het vooral over de invloed van popmuziek. En alles wat daarmee verband houdt. De popindustrie is representatief voor het reilen en zeilen van het globale systeem. In One Day You Will No Longer Be Loved eigen ik mij niet alleen de titel, maar ook het hele kunstwerk van de broers Jake en Dion Chapman toe. Ik hoop een aantal vragen op te roepen. Ook de kunst zelf wordt tegen het licht gehouden. Waar ligt de grens tussen bezit en diefstal? Waar ligt de grens tussen destructie en creatie? Wanneer is iets subversief of legaal eigendom? Hiermee hoop ik iets uit te drukken over de sociaal-economische situatie van de kunstenaar... De blogosfeer is een grote ongecontroleerde kracht. Sommigen boezemt dit angst in, anderen zien er de nieuwe mogelijkheden van. De belangrijke actoren uit het letterenland laten de blogs gewoon links liggen. Misschien kan men daaruit concluderen dat blogs beschouwd worden als de nieuwe pulp? Hooguit wordt van het internet gebruik gemaakt als het past binnen de PR-planning. Volgens mij heeft de literatuur hier een enorm potentieel aan nieuwe mogelijkheden. Slechts weinigen benutten de mogelijkheden van de nieuwe media. Zowel voor de kunstenaar als de kunstvorm an sich. Ik ben al twintig jaar bezig met nieuwe media. In 1991 was ik de initiatiefnemer van Brain Drain Diskmagazine, het allereerste volledig elektronische literair tijdschrift. Het is niet zonder trots dat men mij dit jaar de mogelijkheden geboden heeft eindelijk mijn eerste elektronisch verhaal te realiseren: "Sympathy."’
ONE DAY YOU WILL NO LONGER BE LOVED september 26, 2008
Het is niet aan te tonen. Geen spoortje Zweden meer over. Alsof men er met de grote stofzuiger, een NILFISK (made in Sweden) is over gegaan. Alle verhaaltjes zijn verzonnen. De wereld is geen plakboek. Waarin men naar hartelust kan bijkleuren, afscheuren, toevoegen, overschilderen en overschrijven. De wereld –proberen goede mensen mij duidelijk te maken - is geen kunstwerk van de broers Jake en Dion Chapman. In 1937 bracht de Spaanse Republiek 80 afdrukken op de markt van de originele etsplaten Los destares de la guerra van Francisco de Goya (1746-1828). De serie is één van de bekendste anti-oorlogskunstwerken. Ze is uitgesproken anti-klerikaal en anti-patriottisch. De republikeinen hadden dat geld hard nodig. Tegen Franco en zijn moordenaars. De Engelse Chapman Brothers kochten de afdrukken, om ze daarna te overschilderen. De hoofden van slachtoffers vervingen ze door dierenhoofden en clownsmaskers. De kunstwereld reageerde enthousiast. De investering had vruchten afgeworpen. De broers gingen over tot de aankoop van een nieuwe reeks aquarellen. Deze keer van een Oostenrijker: Adolf Hitler. Schilderijtjes zoals men er honderden vindt op rommelmarkten. Banaal en middelmatig. De rustieke tafereeltjes werden overschilderd met hartjes, sterren en regenbogen. Ze brengen de reeks als één kunstwerk op de markt. Hiermee willen ze een antwoord zoeken hoe het ons continent zou vergaan zijn, mocht de Weense kunstacademie Hitler niet hebben afgewezen. Europa is er weer helemaal klaar voor. Voor nazi-kunst. Beeldhouwwerk van Arno Breker. Schilderijen met landschapjes, trommelaars, vendelzwaaiers, gezonde blonde mannen die, blos op het gelaat, gewapend met de spade over de schouder, stevig in het gelid, de einder en de toekomst tegemoet marcheren. Ingehouden taferelen van stille schonkige schoonheden (met vlechten). Het zedig nazi-naakt als van Brabantse trekpaarden. Er moet een markt voor zijn. Eerder werden er al piss paintings gemaakt, urinoirs uitgeroepen tot klaterend kunstwerk, en onlangs werd -een wereldprimeur voor ons land - een topactrice gebombardeerd tot Madame Pipi in de schouwburg (dit kwam niet van kunstkenners, maar van een administratieve instantie - een spijtige vergissing, werd achteraf toegegeven.) Ook werd er al eens in alle ernst overwogen menselijke uitwerpselen op de beurs te gooien - in overdrachtelijke zin, dan. Neen, over dat Europees Sociaal Forum heeft er geen letter in de krant gestaan. En je kan niet zomaar in de huid van een journalist kruipen, en dan doen alsof je de hele tijd in Zweden gezeten hebt. Journalisten zijn heilig. Embedded. Dat hele verhaal over een zogezegd Europees Forum berust op pure verzinsels. Tot nadere orde is de wereld de som van alles wat in de krant heeft gestaan. Didi De Paris La commune de Paris http://didideparis.wordpress.com
19 WinterDigther_2008.indd 19
12-01-2009 14:45:37
Uit de toevloed
Vroegamerikaans landschap (op de wijze van Herman de Coninck)
de eerste ringtune van de dag, regen op het dak flarden verzen dringen zich op zoals de jonge natte wind rond het huis iets als wanhoop sluipt tussen de warme lakens om het zoals van poëzie alsof schrijven maar een soort wiskunde was, een vergelijking met onbekenden, terwijl de wind nog aan de ramen fluistert, strak als de huid van jonge vrouwen, stevig als hun borsten (een vroegamerikaans landschap, nog in staat van belofte, de grand canyon een mogelijkheid, valleien en grotten, alles, alles nog te ontplooien, alsof poëzie maar een soort geografie zou zijn), zoals in een nadroom door een boograam van van eyck het panorama (het ontwikkelt zich als jonge heuvels, een puberend meisje) ha, die vergezochte vanzelfsprekendheid van poëzie, die vanzelfsprekende vergezochtheid, ho maar, zoals alles, alles in de nacht altijd hetzelfde blijft, zoals het ’s morgens regent op het dak, een jonge natte wind, een ringtune?
Martin Carette
Voor de rubriek ‘Uit de toevloed’ kiezen redactieleden één gedicht uit recent verschenen poëziebundels. We stellen de dichter en zijn werk beknopt voor. In dit nummer stellen Frank DECERF, Paul RIGOLLE en Frédéric LEROY werk voor van Martin Carette, Rudi PENNE, Frank DE VOS, David TROCH, Chrétien BREUKERS en Herman LEENDERS. De rubriek dient opgevat als een signalement. Wij doen geen uitspraken over de kwaliteit van het werk.
WinterDigther_2008.indd 20
Echo’s van raveel e.a. is de tweede dichtbundel van deze auteur die als arbeiderszoon geboren werd op 13 februari 1951 te Deinze. De publicatie telt 47 blz. en is rijkelijk versierd met reproducties uit het werk van Raveel. Martin Carette is geen veelschrijver wat poëzie betreft, maar hij creëert secuur, traag, gecontroleerd en komt op die manier tot verfijnde gedichten die dieper raken dan de louter beschrijvende, anekdotische poëzie. Hij houdt zijn energie onder controle en doseert perfect. Meermaals werd zijn werk bekroond en dat is maar goed ook. Deze gedichten zijn een verrijking voor deze wereld. (Frank Decerf) Echo’s van raveel e.a. is een uitgave van Berghmans Uitgevers, Antwerpen, ISBN 9789070959005
12-01-2009 14:45:37
Ui
Een fragment uit: Het meisje op de brug … “Oké, lieve jongen,jij bent dus een messenwerper. Maar waarom heb je dan een model nodig…je bedoelt toch niet…?” Ik zag dat ze het begreep, dus ik hoefde enkel maar te knikken. Ik reikte haar mijn hand en hielp haar van de leuning. Zonder haar hand los te laten en zonder nog iets te zeggen leidde ik haar naar mijn oefenterrein. Een oude, houten treinwagon op een stuk verwaarloosde spoorweg. Ze verbrak de stilte: “Waarom heb je mij gekozen?” “Iemand die op het punt staat om van een brug te springen heeft het juiste profiel.” En lachend voegde ik eraan toe: “Zulke mensen doen niet moeilijk over een gemiste worp. Ga met je rug tegen de wagon staan.” Ze deed wat ik haar gevraagd had. Toen werden woorden overbodig. Ik had drie van mijn lichtste messen gekozen, ze staken klaar achter mijn broeksgordel. We keken elkaar in de ogen, de afstand tussen ons de conventionele dertien meter. Ik zag hoe de ademhaling haar tepels bijna door haar truitje duwde. Ik voelde me ongelooflijk opgewonden. …
Tongebreek
Wij konden ons verstaan. Wij stemden met ons in. Toen brak van één de tong. Hem sloeg de taal uiteen. Het was een stille dag. Wij wisten het nog niet. Wij zouden snel verspreid. Wij zouden ruw verstrooid. Wij zouden weg van huis en haard. Onze vaders achterlatend naar een verre streek. Zonder naam en met een dikke strot. Mompel klonk voortdurend om ons heen. Gelach. Geklaag. Gebed. Geteem. De wereld was zo groot. Wij werden her en der gemoord. Geduld. Gehoord. Zij konden ons verstaan en deden dat met harde hand. Of zacht. Of niet. Wij bouwden ons een huis. Maar wat geen spraak beschrijft hangt als de – hangt voornaam – hangt – hangt nog als een nevel – steekt als een angel in de keel.
Rudi Penne Van deze Wilrijkse auteur verscheen onlangs Mannen op de rand, een mooi verzorgde verhalenbundel bestaande uit 15 teksten die blijven nazinderen. Het proza van Penne wordt gekenmerkt door een taalvaardige muzikaliteit. Geen versieringen, alles “to the point”. Zijn ironische observaties houden de lezer vast, want via een studie van interessante randfiguren in onze maatschappij krijgen we korte verhalen die af zijn en verrassen. Het sociale engagement is nooit ver weg. Rudi Penne haalt zijn inspiratie vooral bij vrienden en collega’s en zijn geschrijf is wars van alle pretentie. Pure literatuur om van te genieten en steeds maar te herlezen. (Frank Decerf) Mannen op de rand werd verzorgd door Berghmans Uitgevers, Antwerpen, ISBN 9789070959807.
Chrétien BREUKERS 64 pagina's | Uitgeverij de Weideblik / Lexiton Services bv | september 2008 Chrétien Breukers (1965) is dichter, redacteur van De Contrabas en van De Brakke Hond, uitgever en freelance journalist. De prenten in de bundel werden gemaakt door Theo van de Goor (1954). Breukers roept in Tongebreek & Niemendal een voor hem verloren, katholieke wereld op bepaald door het zogenaamde "kerkelijk jaar". Tongebreek & Niemendal. Uitgeverij de Weideblik, Lexiton Services bv, 2008, 64 pp.
Uit de toevloed WinterDigther_2008.indd 21
21 12-01-2009 14:45:37
Cyclus
1. Zo
(genese)
Zwevende bladeren; zo werd het woord: meerdelig van hemel naar hemel,bloot en blank een witlijn van amarant naar kant volgde de vonk. De bladeren vielen, liepen van straat tot steeg, van beuk tot eik en stilte Daar schraapte ik het van mijn pen, gaf het witte veren en liet het leven
2. Hier loopt een dief
(exegese)
Is het niet de ontroering die ons ontbond, we niet buiten konden? Er, in het wilde weg, er lopen? We bogen er voor, er over. We bogen voor liefde,dood,vis en vogel. We bogen diep voor taal, het bewasemde raam waarachter het lag, waarop we leunden, als een gelegenheid, een dief bij elk voorval, een voorvaldief waarachter het ademde, een ademdief en ontglipte
3. Cantabile
(synthese)
Vang nu aan met zien en strooi het uit kort gebekt, het welt oprecht uit lange snavels,gevlerkt,zwart gevlekt door de lucht, op de wind, langgerekt een naam die er was en alles zong, zichzelf bezong op weg naar Isfahan van begin tot einde Frank DE VOS In omstandigheden is de debuutbundel van de Antwerpse dichter Frank De Vos. Het boek telt 47 blz. en de cover is fraai versierd met een schilderij van Francis Bacon uit 1954, Man in Blue I. Volgens Frank De Vos is een dichter een alchemist, een zoeker om het dagelijkse lood om te vormen tot blijvend goud. De gedichten uit deze bundel zijn geen oppervlakkige observaties of hersenspinsels van één of ander losgeslagen Don Quichote; deze poëzie vraagt van de lezer inspanning. Wie volhardt, zal zeker beloond worden en zal kunnen proeven en genieten van deze complexe thematiek. (Frank Decerf) In omstandigheden werd uitgegeven door Berghmans Uitgevers,Antwerpen, ISBN 978907095791
WinterDigther_2008.indd 22
12-01-2009 14:45:38
hoe wij zoenen
Zondagmiddag in de Weba
hoe vaak hebben wij elkaar gezoend in deze kamer of buitenshuis, in de supermarkt bijvoorbeeld bij het snoep-
Zij houdt van tin en tingeling Hij van brons en bronstig Zij van prul en pronk en kingsize Hij van twijfelaars en karton
goed of in een park op een bankje bij de speeltuin waar alle kinderen de onze waren, zij zagen dat wij van liefde spraken. hoe vaak hebben wij elkaar gezoend voordat wij wisten dat wij al jaren in elkanders armen lagen. uit: laat[avond]taal (Poëziecentrum, 2008)
Zij wil een lange tafel Hij een ronde Ovaal is niet in voorraad Zij wil naar huis. Hij ook Ongelukkig genoeg Wonen zij niet samen Hij wil begraven worden Tussen de wormen Zij verast en uitgestrooid Zodat niemand nog met haar knoken Rammelen kan
David TROCH
Herman Leenders
(van de achterflap:) ‘Minimale taferelen vol dagelijks jolijt, dat lijkt één van de rode draden in laat[avond]taal te zijn. Lijkt, want in deze bundel van David Troch weet je het nooit. De dichter toont een vreemde voorliefde voor woorden als? geen? en? niet?. Alsof hij in een wellesnietesspelletje is verwikkeld met alles dat hem omringt en het bestaan ervan wenst te ontkennen; er is geen wereld luidt het dan ook in één van de gedichten uit de afsluitende cyclus? zij zo. Wereld of niet, laat[avond]taal is bevolkt door oude mensen, dorpscafés, zakdoeken, ontbijttafels, slaapkamers, kerkhoven, dure auto?s en een Hollywoodactrice die bij de dichter in bed belandt.’
Herman Leenders (°1960) is, als men zijn officieuze debuut uit 1982 Mijn landschap, een beeldinventaris uit de Yang-poëziereeks niet meerekent, met “Vervalsingen” aan zijn vierde dichtbundel toe. Eerder verschenen bij de Arbeiderspers de bundels Ogentroost (1992), Landlopen (1995) en Speelgoed (2000). Tussendoor publiceerde Leenders ook nog de verhalenbundel Het Mennegat (1994) en de roman De echtbreukeling (2005 ). De poëzie van Herman Leenders die zich in de vroegste bundels vooral liet kenmerken door een tafereelachtige en soms wat te vrijblijvende precisie gaat steeds minder de scherpe kantjes van het menselijke bedrijf en die van de menselijke relaties uit de weg. De eenvoud in de gedichten van Herman Leenders is bedrieglijker dan ooit geworden. Elk gedicht lijkt steeds meer wat op het is: een vervalsing. In Vervalsingen is de toon – hoewel sec en herkenbaar als altijd – een flink stuk grimmiger geworden. Het komt de gedichten meer dan ten goede.
David Troch (Bonheiden, 1977) heeft wel eens een hekel aan hoofdletters; won o.a. de Gerard Vermeersch-prijs voor monologen en de Jules van Campenhout-prijs voor poëzie; publiceerde o.a. in Snoecks, Poëziekrant, Deus Ex Machina, De Brakke Hond, Op Ruwe Planken en in de Amerikaanse bloemlezing A Generation Defining Itself; bracht Tot de sterren gericht, Liefde is een stinkdier, maar de geur went wel en Ontkroond op papier en o.a. Een doosje dolle dialogen op podiumplanken; werkte lange tijd mee aan Meander en was redactielid van Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift; is schoorvoetend bezig aan een zoektocht naar kleuren buiten lijntjespapier.
23 WinterDigther_2008.indd 23
12-01-2009 14:45:38
Hugo Verstraeten
Invallend duister. Er was iets veranderd. Hij zag het aan hun gezichten. Jan Bregorski stond midden een stroom van gebeurtenissen waarvan hij richting noch ontstaan kon duiden. Voor een buitenstaander leek er niets aan de hand. Een wat voorzichtiger waarnemer noteerde echter hun aarzeling. De periodes van stilte die zij al te achteloos probeerden onder te praten. Er gebeurde iets waarvan hij de gevolgen niet kon overzien. Hij las het in hun ogen. Hij probeerde gewoon te doen. Enkel het tegendeel lukte. Hij nam deel aan hun gesprekken, luisterde meer dan hem lief was naar hun van eigenwaan opgeklopte verhalen. Lachte luider dan nodig met hun aftandse grappen. Vertelde er zelf ook één, de enige die hij kende. Alles leek veranderd. De stad waarin hij dagelijks verdwaalde, de wachtende huizen in hun eentonige rij. De man in de krantenkiosk keek hem langer aan dan gebruikelijk. Gewoonlijk had die een welwillend grapje klaar. Het vrolijkte de dag wat op. Nu gaapte tussen hen een onbestemd stilzwijgen dat Bregorski met wat flauwiteiten probeerde weg te werken. Alles bewoog. Nu hij stilstond zag hij meer. Hij bekeek de binnenstad anders. Als kwam hij hier voor het eerst. De straten liepen onder hun namen door in de richting van het invallende duister. De voorbijgangers net als hij altijd op weg naar ergens.Twintig jaar al hetzelfde ritueel. Van de provincie naar de stad en terug. Het begon al na zijn schooltijd. Een baan op het kantoor van een verzekeringsmaatschappij met naam en faam. Met uitzicht op promotie vond zijn vader. In zijn land was werken bij een bank iets waarop de familie trots kon zijn. Zevenduizend driehonderd dagen rekende hij snel vooruit. Herhaling van altijd hetzelfde. Zij hadden het van horen zeggen. Zij vertelden het maar verder. Gespeeld goedmenend. De oorsprong ervan kon nooit achterhaald. De geruchten waren door andere geruchten bevestigd zodat men ze best ernstig kon nemen. Zoals dat gewoonlijk gaat waren hij en Elly als laatsten op de hoogte. Dat zij hem had verlaten. Dat het huis al geruime tijd te koop stond. Zij zou een flat huren in de stad. ‘Lachwekkend’, deed hij de geruchten af, hoewel niemand in zijn directe omgeving enige aanzet tot lachen vertoonde. Elly stond aangeslagen. Ongeloof en verwarring wisselden in haar blik. Te gek om los te lopen. Het is een kleine wereld en in het dorp waar ze woonden lag men vlug op de lippen. Geen nieuws slecht nieuws werd geoordeeld en daarom kleurden de roddeltantes van het dorp het karige nieuws graag een tintje bij. Jan Bregorski reageerde gelaten. Hij kon nog net verhinderen dat zijn vrouw zich tot een onderzoeksdaad zou verlagen. Geruchten kan men niet tegenspreken. Men moet ze dood zwijgen. Dat had hij van zijn vader. Trots en neerbuigend doen naar al die arme zielen die niets zinvollers omhanden hadden. De feiten voor zichzelf laten spreken. Onverschilligheid was hun sterkste wapen. Hun huwelijk op de klippen: zij wisten wel beter. Zij hielden van elkaar op een manier die anderen hen benijdden. Natuurlijk gingen zij allengs wat meer op elkaar gelijken. Kostprijs van de jaren samen. Soms hadden de dagen iets van dood hout. Toegegeven, de gebruikelijke conflicten hadden ook zij gehad. De meeste oorlogen echter nu wel gestreden. De verwijten begraven. De vrede getekend onder de witte vlag van het laken. In de striemende tijd waarin zij leefden was Elly het enige houvast dat hij had. ‘Elkaar’: het was hun grootste bezit. Roddel dus. Jaloersheid of dwaas misverstand. Elly bleef kolkend. Hij neemt de trein tot de naburige stad. Dan met de bus tot waar hij woont. Het dorp meer een toevallig samenraapsel van huizen. Het is nog een eind lopen voor hij het pad langs
WinterDigther_2008.indd 24
PROZA
12-01-2009 14:45:38
het huis bereikt. De bomen op het plein tillen hun takken boven de mistsluiers, witzilver oplichtend onder de straatlantaarn. Zelfs voor december voelt het koud aan en de eerste rijm glinstert op de kruinen. Bregorski houdt van deze tijd van het jaar. Het licht enkel een bleke variant van het donker. Elly nam de aanloop naar kerst door het huis met de gebruikelijke nep aan te kleden. Hij onderging die jaarlijks weerkerende bedrijvigheid. De kou snijdt in zijn gezicht. De rilling over zijn rug doet hem uitkijken naar de warmte van het voor hem opduikende huis. Donkere gestalte zonder details. Deze avond is anders. Er is weer dat doodlopende gevoel in zijn hoofd. Onder het straatlicht telt Jan Bregorski vier schaduwen die hem blijven volgen, wat hij ook onderneemt. Soms denkt hij dat iemand hem altijd voor is. Soms dat iemand hem volgt. Altijd loopt hij in het spoor van een ander. De gedachte klemt in zijn hoofd: hij is hier al geweest. Zigzaggend probeert hij de sporen te volgen. Tegelijk vertraagt iemand in hem tot een schaduw. Een schim zonder kenmerken. Hij luistert naar het twijfelende schuiven van voetstappen op het asfalt. Soms lijkt de plaats waar hij staat een lege plek. Punt dat hij al verlaten heeft of waarlangs hij nog moet komen. Hij kijkt om. Achter hem ligt de straat verlaten. De mist laat niet los. Er is te veel schaduw. Hij staat voor de deur van het huis en herkent zijn naam op het plaatje. Hij is met velen vanavond. ‘Dissociatie’, oordeelde de psychiater. ‘Meervoudige persoonlijkheid’. Bregorski heeft vele ikken. Hij wist niet wie van hem buiten op de stoep bleef. Welk deel van hem naar binnen ging.
geruchten lieten het wantrouwen altijd op een kier. Ze werkten als insijpelend gif. Er was iets veranderd. De vreemde glans in haar ogen. Het verdwalen in gedachten die hij niet kende. Toch bestond hun relatie te lang en was zij te vanzelfsprekend om langer dan nodig bij het geroddel stil te staan. Bregorski lachte de ernst weg. Al lukte dat nooit helemaal en bleef er een schaduw tussen hen hangen. Waarom zij de laatste tijd zoveel vriendinnen opzoekt. Waarom bezoekjes aan hen merkbaar langer uitlopen. De uitbundige opschik, de onbekende geur in haar hals wanneer ze thuiskomt. Waarom zij wegkijkt en zij aan tafel nog enkel luisteren naar hun eigen slikken. Gebeurtenissen kondigen zichzelf aan. Zij konden niet toegeven dat zij de vraag ontweken waarop zij toch al langer het antwoord kenden. Jan Bregorski keert achterwaarts op zijn stappen terug. Het is kil in het huis en de leegte echoot door de kamers. De vertrekken moeten dringend gelucht. De geur in huis doet aan heimwee denken. Tastend vindt Bregorski zijn weg door het labyrint van vragen. Hij is met velen. Te veel vond Elly zodat zij niet meer wist van wie zij ooit had gehouden. Het behang bewoog. Er moest dringend geschilderd. Het dak moest hersteld. Elly plande de werken voor de komende zomer. Van hun tweetjes was zij altijd al de pakaan. Bij de deurpost komt hij hem weer tegen. Het deel van hem dat achter bleef. Zij groeten omzichtig en net wanneer de één de ander wat ongemakkelijk kruist gaat voor het huis de kerstverlichting aan. Uit de ramen valt warm licht en een zweem van baklucht waait hem tegen. In één van de kamers klinkt muziek. ‘Strange fruit’, meent hij te herkennen. Vreemd fruit. Billy Holliday. Hij bracht de CD met live uitvoering van het nummer voor haar mee uit de stad. Kostte niet meer dan een prikje. ‘Scent of magnolia sweet and fresh, and the sudden smell of burning flesh…,’ hoort hij nog net. Elly draaide het grijs. ‘Groet Elly van me’, mompelt hij, niet zeker of de ander het hoorde. Hij lacht wat onbestemd en trekt de deur met een nauwelijks hoorbare klik achter hem dicht. De mist hangt nu in draden van de bomen. Jan Bregorski loopt het pad langs. Kijkt op zijn uurwerk waarop de wijzers onder elkaar over het tijdstip beslissen. Er is geen tijd. Hij rilt en trekt zich dieper in zijn jas. De invallende nacht is een breed en openstaand raam. Het is nog ver naar de stad. Hij kijkt een laatste keer om en merkt hoe vanachter het gordijn het bord nog even wordt verschoven. ‘Huis te koop’, staat er in helrode letters.
'Voor alles bestond een geur. Voor het luisteren naar muziek, voor niets doen op zondag.'
Hij kende de geluiden. Hun onderbreken van wat altijd al over het huis hing. Hij kende de geur. Van vers gebakken brood, van pruttelende gerechten op het fornuis. De geur van pas gesneden rozen. Van beurs fruit. Het parfum van magnolia’s in haar hals, de lankmoedige geur van haar armen. Voor alles bestond een geur. Voor het luisteren naar muziek, voor niets doen op zondag. Bregorski probeert het donker in te delen. Enkel het licht verwaaien van het gordijn wijst op zijn komst. Hij kent de kamers. Zij klinken leeg. Ook hun geur is anders. Zijn hand glijdt langs het duister. Waar de kast stond: wat verderop de tafel en enkele passen verder het kleine schilderij. Het enige raam in de muur waardoor hij naar buiten kon kijken. Gebeurtenissen complotteren. Ritselen en fluisteren. Pas veel later blijkt hun verraad. Er was geen ontkomen aan. De geruchten over hem en Elly bleven. Zij liepen als herauten voor de werkelijkheid uit. Achtervolgden hen tot in de kleinste hoekjes van hun leven. Elly kon de onderzoekende blikken van de dorpelingen niet langer verdragen. Hoe zij ook trachtte hun tegendeel te bewijzen, de
25 WinterDigther_2008.indd 25
12-01-2009 14:45:38
RENCONTRES / ENCOUNTERS Diana Freys LEE YOUNG-LI: POEZIE ALS SLAAPLIEDJE VOOR HET DOODGAAN Een versregel, de naam van een auteur, decennialang kunnen ze onaangeroerd opgeslagen liggen in het geheugen. Tot de juiste context de herinnering laat ontwaken en verzen en dichter hun unieke stem weervinden in de verraste lezer. Mij overkwam het onlangs weer met I ask my mother to sing van de Aziatisch-Amerikaanse dichter Lee Young-Li ( Jakarta, 1957). Het gedicht - door een dierbare vriend ergens eind vorige eeuw uit Lee’s eerste bundel ‘Rose’ (1986) voor me geplukt - beschrijft hoe een moeder en grootmoeder als jonge meisjes zingen. Uit de volgende versregels leert men dat de vader “ mocht die nog geleefd hebben”, hen zeker op zijn accordeon zou begeleid hebben. Het lied gaat over Peking, over hoe de regen valt over het Kuen Ming-meer en er de waterlelies helemaal laat vollopen tot die om kiepen en zo water in water laten vloeien. De slotverzen verbazen: Both women have begun to cry/ But neither stops her song. Erfgoed, familie, verlies, herinnering… De complexe emotionele ballast, die knagende pijnkern van de immigratieproblematiek bij vluchtelingen, het lijkt een watermerk in het oeuvre van Lee Young-Li. You’ll remember your life/ as a book of candles / each page read by the light of its own burning... schrijft hij in zijn nieuwste en vierde bundel ‘Behind my eyes’, die in januari 2008 verscheen. Vier dunne dichtbundels in iets meer dan twintig jaar tijd. De dichter publiceert mondjesmaat zijn zorgvuldig geselecteerde verzen hoewel hij naar eigen zeggen véél maar ‘ongedisciplineerd’ schrijft. In 1990 verscheen ‘City in which I love you’ en elf jaar later in 2001, volgde de publicatie van ‘Book of my nights’ met andermaal mysterieuze,
In de rubriek ’Rencontres’ beschrijven redactieleden van DIGTHER toevallige ontmoetingen met gedichten, tekstfragmenten of de schrijvers ervan.
WinterDigther_2008.indd 26
evocatieve soms erotische gedichten die haast alle een uitgesproken religieuze ondertoon hebben. Weer lezen we in heel eenvoudige maar rake, krachtige en tegelijk zeer gevoelige taal over de overleden jongere broer en vader, de oude moeder en zijn geliefde Donna: as even now her voice / seems a lasting echo / of my heart’s calling me home… Li-Young Lee. Zijn overgrootvader was de eerste president van de Chinese republiek, zijn moeder van adellijke afkomst en vader Lee, een christen, werd
RENCONTRES
12-01-2009 14:45:38
aangesteld als persoonlijke arts van Mao. In 1949 werden de ouders omwille van hun ideologie gedwongen naar Indonesië te vluchten. Li-Young werd er zoals eerder vermeld, in ’57 geboren. Weer kwam de familie in zwaar politiek weer terecht. De vader werd in opdracht van Soekarno, die anti Chinees was, gearresteerd. Anderhalf jaar werd hij als politiek gevangene regelmatig gefolterd. Ten slotte kon de familie naar Hong Kong ontsnappen waar vader Lee een florissant bedrijf oprichtte maar zijn rusteloze aard zorgde er voor dat het gezin uiteindelijk in de Verenigde Staten belandde. In de lyrische, bekroonde mémoires “The Winged Seed: A Remembrance “ ( 1995) lezen we deze kroniek van zijn familie en van zijn jeugd. Li-Young studeerde aan diverse universiteiten in de Verenigde Staten en doceerde onder andere aan de bekende Stanford-universiteit. Hij woont nu met zijn gezin, vrouw Donna - in elke bundel aanwezig - twee zoons en naar Chinese traditie ook de naaste familie, in Chicago. Wie zijn werk wil begrijpen, moet weten dat Young-Li als kind al in contact kwam met de klassieke Chinese dichters uit de T’ang en Sung Dynastie omdat zijn ouders thuis regelmatig uit hun werk reciteerden. (Poëzie als plaatsvervangend vaderland?) De Chinese dichters geloofden dat een gedicht een meditatief middel is om kosmische aanwezigheid van Tao of God te kunnen ervaren. (Mediteren is Lee net zo vertrouwd als schrijven en even belangrijk als ademen). Verder was er uiteraard de invloed van vader die evangelisch predikant geworden was nadat hij zich in de VS vestigde. Hij leerde zijn kinderen Engels door hen dagelijks uit de bijbel voor te lezen. Maar laat me nu eindelijk teruggaan naar Californië, afgelopen herfst. Daar vond mijn nieuwste encounter met dichter Lee Young-Li plaats, waarvoor grote dank aan mijn zesjarige kleinzoon. Nu al in de ban van de poëzie (getuige zijn voorkeur voor Dr. Seuss met als absolute topper ‘Green eggs and ham’, een heerlijke dialoog op rijm), wou hij grandma-from-Belgium extremely graag de stedelijke bib tonen. In het daarbij horende ’snoepwinkeltje’ – waar o.a. door uitgeverijen gedoneerde boeken en nogal wat collector’s items uit oude bibliotheken mijn hebberigheid deden oplaaien – keek zowaar Lee Young-Li me aan van
op de cover van een ‘Poets & Writers’ magazine. “Super” en “cool” zei de kleinzoon toen een happy oma – met - tijdschrift en enkele tassen vol boeken, besloot het uitstapje te verlengen met een bezoek aan de grootste boekhandel van de stad. In de afdeling poëzie vond ik daar in Rose het gedicht over de zingende moeder en grootmoeder terug. Verder bladerend besefte ik dat ik een juweeltje in handen had. Deze poëzie schittert inderdaad in haar eenvoud, terwijl je je als lezer toch bewust bent van het elegante gevecht dat hier met de taal gevoerd werd om latente gevoelens van zeg maar ontzag, liefde en angst op te roepen. Een typisch voorbeeld is The Gift waarin de vader een metalen splinter uit de handpalm van de zevenjarige Young-Li verwijdert en intussen met zachte stem een verhaaltje vertelt. “Before the story ended, he’d removed/ the iron sliver I thought I’d die from.” Lee kan zich het verhaal zelf niet herinneren, maar hoort nóg de stem ‘… a well / of dark water, a prayer./ And I recall his hands,/ two measures of tenderness/ he laid against my face,/ The flames of discipline/ he raised above my head....”. De dichter herinnert zich het voorval terwijl hij op zijn beurt een splinter verwijdert uit de hand van zijn geliefde; herinnert zich hoe zijn vader hem die splinter als een cadeautje in zijn hand legde. Het kind riep niet “Death visited here!” maar: “I did what a child does/ when he’s given something to keep./ I kissed my father.” Mijn dag kon echt niet meer stuk toen ik achteraf ook nog “Book of my nights” vond, een bundel die de dichter zelf een verzameling ‘slaapliedjes’ noemde. In een interview met Marie Jordan van ‘Writers’ Chronicle’ over deze dichtbundel, verklaarde hij het gevoel te hebben ”dat een versregel zoiets als de uitgesproken adem van de stervende is. We zingen een slaapliedje voor een kind dat bang is om te gaan slapen. Ik denk dat we – zoals een kind dat niet wil gaan slapen - ontkennen dat we ooit zullen sterven. De slaap van het kind is een metafoor voor onze dood. Met “Book of my nights” hoopte ik te zeggen dat het ook o.k. is om te sterven,
27 WinterDigther_2008.indd 27
12-01-2009 14:45:39
deze dichtbundel zingt ons onze dood in. Sterven is niet minder, het is méér: we sterven namelijk naar een grotere aanwezigheid. Dat werd me tijdens het schrijven duidelijk….Spreken doen we terwijl we uitademen. Zo wordt de betekenis van onze woorden geboren op het moment dat de adem sterft. Wat poëzie betreft is het zo dat de betekenis die dan geboren wordt, veelvuldig is: poëzie zegt één ding maar betekent vele dingen.” Volgens Lee Young-Li zijn wij te gast in de taal. Bovendien moet een dichter niet alleen met taal werken maar moet hij die taal ook naar de stilte toe buigen. ‘Zoals de stilte die je hoort na het luiden van klokken, ineens intenser klinkt…De diepst mogelijke stilte is die van God. Voor mijn gevoel deelt een gedicht uiteindelijk stilte mee (het wit dat volgt) en dat is een desillusie. De ontgoocheling die het besef van onze eigen kleinheid meebrengt, onthult de aanwezigheid van deze diepere stilte…deze oeroude, eigentijdse en dreigende stilte, die God is. Ik ken behalve de poëzie, geen andere taalvorm waarin dit mogelijk is….Ik zou zeggen dat ontgoocheling openbaring is en openbaring is apocalyptisch en ieder gedicht is apocalyptisch…” Het gedicht Black Petal over zijn dode broertje ( uit “Book…”) mondt uit in die stilte:”..His voice/ weighs nothing/ but the far years between/stars in their massive dying,/…./ and I grow quiet hearing/ how many of both of our tomorrows/ lie waiting inside it to be born.” Poëzie voor fijnproevers, om mondjesmaat van te genieten. Inademend. Lee Young-Li, die overigens nog steeds doceert, is één van de twee meest gelezen hedendaagse dichters in de Verenigde Staten. Hij werd al herhaaldelijk gelauwerd en wordt door interviewers ‘eenvoudig’ in de zin van nederig en speels maar ook hoffelijk genoemd. Een succesvolle dichter die aan zijn gesprekspartner vertelt hoe vereerd hij zich wel niet voelt door diens aandacht en vervolgens met zijn antwoorden een diepe, blijvende indruk nalaat op de interviewer. In 2006 verscheen overigens het eveneens bekroonde ‘The Alabaster Jar’, een innemende verzameling interviews over poëzie met Lee.
WinterDigther_2008.indd 28
BILLY COLLINS : DE LEZER BINNENIN HET GEDICHT LOKKEN Het kon niet anders of ik zou in de poëzierekken ook die andere gevierde dichter Billy Collins, terugvinden. Hij werd in 1941 in New York City geboren. De man is dichter des vaderlands ( U.S. poet laureate 2001 èn 2002!) en bijgevolg eigenlijk ook ‘dichter van het continent’. Er is werkelijk geen vergelijking mogelijk met ons postzegelgrote landje. Denk alleen al aan het feit dat voor beide dichters de verkoopgetallen van elke bundel zes cijfers tellen! Voor Sailing Alone Around the Room, zijn in 2001 verschenen bundel, kreeg B.C. van zijn uitgever een vooruitbetaling met jawel, óók zes cijfers. Collins is zeer aanwezig in de poëzierekken. Hij heeft dan ook al een indrukwekkend oeuvre bijeen gepubliceerd. Tussen 1979 met Pokerface en de herfst van 2008 met Ballistics, verschenen alleen al meer dan tien bundels plus opnames van door hem voorgelezen gedichten zoals The Best Cigarette (1997). Het is onbegonnen werk om trachten te achterhalen in hoeveel verzamelwerken en tijdschriften gedichten van Collins opgenomen werden. Je zou hem de advocaat van de toegankelijke poëzie kunnen noemen. (Hoewel dit verraderlijk is: ook deze poëzie kent onverhoedse diepzinnige wendingen.) Uit zijn in 2005 gepubliceerde The Trouble with Poetry blijkt zijn voorliefde voor poëzie die niet te ‘moeilijk’is. (Nochtans schreef hij zélf vanuit een diepe innerlijke onrust hermetische gedichten toen hij nog niet zo bekend was. Nu, verklaart hij, heeft hij niets meer te verliezen en vandaar de nieuwe openheid.) Dichter Stephen Dunn zei ooit over Bill’s poëzie: ’Het lijkt erop dat we altijd exact weten waar we ons bevinden in een gedicht van Billy Collins, maar niet noodzakelijk waar hij naartoe wil. Ik vind het heerlijk om samen met hem aan te komen waar hij arriveert. Hij verbergt niets… hij laat ons openlijk delen in datgene wat hij zelf ontdekt heeft.’ Billy Collins is de enige zoon van een verpleegster en van een elektricien, die beiden rond de veertig waren toen hij geboren werd. Hun exclusieve aandacht bevestigde – zoals hij in een interview zei ‘zijn gevoel het centrum
12-01-2009 14:45:39
van de wereld te zijn. Een gevoel dat in elk kind, in elke dichter, aanwezig lijkt te zijn.’
en droevige gedichten die hem zo geliefd maken
bij zowel collega-dichters, psychiaters en leraren als loodgieters en bouwvakkers. Iedereen voelt zich door Na de ‘dril van nogal wat katholieke opvoeding’ – onder hem aangesproken en een van de redenen daarvoor is andere bij de Jezuïeten in Worcester, Massachussets, zeker dat hij inderdaad een letterlijk ‘sprekende’ dichter studeerde hij Engels aan de universiteit Riverside in is. Hij heeft een uitzonderlijk oor voor hoe iets zal klinken Californië en doceert inmiddels al bijna dertig jaar aan vóór een publiek. Maar datzelfde oor gebruikt hij naar Lehman College van de universiteit van NYC. Hij gaf ook eigen zeggen ook om zelf naar zijn publiek te luisteren. poëzie- workshops in Ierland en woont met zijn vrouw ‘Er zijn zoveel soorten stilte om naar te luisteren in een Diane in Somers, New York. auditorium: de heerlijkste en de meest vreselijke reactie van een publiek zijn allebei absolute stilte.’ Tijdens zijn dubbele termijn van “Poet Laureate” startte hij het Poetry 180-programma op dat als doel heeft Billy Collins wil dat zijn publiek zich bij aanvang middelbare scholieren de liefde voor poëzie bij te brengen. prettig voelt en begint zijn lezingen dan ook altijd Dat moet gebeuren door hen eerst - op elk van de 180 ontwapenend met schalkse ironie en zelfspot, begint schooldagen een nieuw gedicht - in contact te brengen zoals zijn gedichten beginnen. In een recent interview met de hedendaagse dichters en dan pas geleidelijk met ‘Poets & Writers’ zegt hij hierover: “Het gedicht mag chronologisch achteruit te kijken. Collins vergelijkt dit vriendelijk onthalend lijken, maar dat heeft een reden: ik met ‘ het droppen van poëzie achter vijandelijke linies.’ wil de lezer binnenin het gedicht lokken waar voorbij de Zijn carrière als dichter kwam pas goed op de rails na de publicatie in 1991 van Questions About Angels toen deze bundel door dichter Edward Hirsch geselecteerd werd voor de gerenommeerde National Poetry Series. Sinds het begin van de nieuwe eeuw ‘rolschaatst’ hij van podium naar podium. Volgens zijn agent heeft hij sinds 2001 minstens vierhonderd keer gedichten voorgelezen op podia overal in de Verenigde Staten en de manier waarop hij voorleest heeft zeker tot zijn succes bijgedragen. Tijdens deze lezingen neemt de auteur ruim de tijd om met zijn publiek te praten: hij leidt zijn parlando-gedichten in, vertelt hoe ze ontstonden. ‘De dichter is geen jukebox of wandelend boek’ beklemtoont hij.
etiquette andere dingen kunnen gebeuren…Ik probeer op een fiets te rijden die heen en weer gaat over de lijn die komedie en tragedie van elkaar scheidt.” Hier citeren uit de gedichten van Billy Collins zou juist omwille van het wegvallen van het vloeiende parlando, zijn werk tekort doen. Daarom kies ik er met een behoorlijke dosis schroom voor om een gedicht uit zijn pas verschenen bundel Ballistics vrij te vertalen. In de hoop dat het toch een beetje een idee mag geven van de Billy Collins die ik mocht herontdekken als een boeiende, hartverwarmende dichter. Zoals een interviewer over hem zei: hij is geweldig gezelschap!
Collins zal ook nooit zijn lezers/luisteraars negeren, hij is zeker geen betweter en nooit neerbuigend, staat bekend om de gelijke doses nederigheid en humor die hij in zijn gedichten en optredens stopt. Het was dan ook niet echt een verrassing dat Billy Collins in 2005 de toen voor het eerst uitgereikte Mark Twain- prijs voor humor in de poëzie kreeg. Zijn nieuwste dichtbundel Ballistics is opnieuw typerend voor de afwisselend schalkse en ernstige, geestige
29 WinterDigther_2008.indd 29
12-01-2009 14:45:39
Adagium Wanneer er ’s avonds laat takken tegen de ruiten slaan, zou je kunnen denken dat liefde slechts zaak is om uit de frituurpan van jezelf in het vuur van een ander te springen, maar het ligt wel wat ingewikkelder. Het is meer zoiets als de tien mogelijke vogels in de lucht inruilen voor die ene die je niet in de hand hebt. Een wijze zei eens dat liefde was als een paard tot drinken te dwingen maar toen hield iedereen op hem een wijze te vinden. Laat ons over één ding duidelijk zijn. Liefde is niet zo simpel als in de kleren van de keizer aan de verkeerde kant uit bed stappen. Nee, het lijkt meer op het gevoel dat de pen heeft nadat die het zwaard verslagen heeft. Het is als de gespaarde stuiver of het oprapen van negen gevallen steken. Je kijkt me door de halo van de laatste kaars aan en zegt me dat liefde een kwade wind is die niet keert, een weg die niets goeds aanwaait, maar ik ben hier om je er aan te herinneren, terwijl onze schaduwen rillen op de wanden, dat liefde de vroege vogel is die beter laat komt dan nooit.
( ‘Adage’ uit Billy Collins, Ballistics, 2008, Random House. © vertaling: D. Freys)
WinterDigther_2008.indd 30
12-01-2009 14:45:39
Recensie Alain DELMOTTE
DE ETHIEK VAN HET DWARSE
Bij ‘De contouren van het verdwijnen’ van Roland Jooris. Roland Jooris horen en zien voorlezen is een gebeurtenis. Het is alsof er een stuk graniet vooraan de zaal wordt geplaatst. Recht overeind, roerloos, trots. Geen greintje pose, geen spektakel. Exacte, quasi stoïcijnse timing: zijn lezing duurt nooit langer dan nodig. (Een van de weinige dichters overigens die zich daaraan strikt weet te houden. Toegegeven: zijn werk leent er zich toe. Zelf gaf hij eens - dwz drie bundels geleden - ironisch toe dat heel zijn poëtisch werk in nauwelijks 20 minuten kon worden voorgelezen.) Bij zijn lezing merk je nauwelijks gezichtsmimiek. Alles staat op strak. Zo leest een dichter voor: met één en al getemperde, sterk articulerende stem die de grote, harde muzikaliteit van de woorden in de richting van het schaarse publiek, the happy few stuwt (grote menigten wist Jooris met zijn poëzie inderdaad niet te lokken). Je kunt als luisteraar niet anders dan alert blijven. En zwijgen, kritisch zwijgen. Want zijn poëzie bedwelmt niet. Of tenminste niet integraal: het is steeds weer een moeilijke evenwichtsoefening tussen extase en onthouding, tussen verstrooidheid en aandacht. Het heeft iets indiscreets om na zo‘n lezing te applaudisseren. Daarvoor roept hij met zijn voordracht teveel de verstommende spankracht van het weerspannige op. Sporen van zowel roes als ontnuchtering liggen over zijn recente bundels verspreid. In zijn nieuwste verzameling ‘De contouren van het verdwijnen’ vinden we ze gemakkelijk terug. Twee voorbeelden: Uit het gedicht ‘Roes’: ‘woorden draaien zich om in zichzelf, ze snurken als bedronken in de dove tongval van hun broeierig bezinksel, ze ontkurken wat bedwelmt en borrelt op de bodem van hun sluimering’ Uit het gedicht ‘De pijn der dingen’: ‘Vindt hij de dingen onbeholpen in hun samenhang Is het vergeefse eeuwig’ De procesmatige werkwijze van Roland Jooris is en blijft in deze bundel in grote lijnen herkenbaar en vertrouwd. De voornaamste kenmerken hiervan zijn de compactheid en de reductie. Of zoals hij het zelf ooit heeft omschreven: Door het overtollige weg te schrijven Tracht ik het gedicht een grotere Geladenheid en zintuiglijkheid te geven. Mijn gedichten zijn eigenlijk naaktstudies.
RECENSIE
WinterDigther_2008.indd 31
31 12-01-2009 14:45:39
Ze lijken ontkleed in hun talige gestalte. Het zijn afgetrainde lichamen. Hun ascese is hun sensualiteit. Het subject blijft in zijn gedichten kantje boord aanwezig. Jooris houdt niet van veel omhaal: hij is een dichter op de man af. Van dit subject blijft er alleen maar een taaie voor, een arcering, een ‘tongval’ of een gestaag wazig wordende ‘contour’ over. De rest is gekortwiekt, uitgesneden, uitgekerfd. Ik verwijs hier naar een van zijn sterkste gedichten ‘Zelfportret’ uit ‘Gekras’(2001). Wat ongeschonden in hem huist het is geen zuiverheid het is geen kind dat met nog stompe letters schrijft het is een blik die raus en ongenadig kijkt het is wat tegenstrijdig hem ontwricht en dwingt het is weerbarstigheid In dit portret spreekt het subject zichzelf aan als ‘het’. We komen over dit subject niet te weten wie of wat ‘het’ is. Wel hoe het ‘is’, hoe het zich vertoont: niet in de anekdotiek maar in de daad van de taal. Het zal raar klinken: maar er steekt in deze poëzie impliciet een ethische drijfkracht. Wat haar dus niet tot een hermetische, vrijblijvende ‘poésie pure’ maakt – zoals wel eens knotsgek wordt beweerd. Altijd present is een tegendraadsheid, een bereidheid tot een daadwerkelijk existentiële confrontatie. De inzet is een gevecht om menselijke waardigheid, om een plaats in de wereld. Hiermee roept hij het werk van de Franse dichters Pierre Reverdy, René Char en André Du Bouchet op. Laten we hier deze houding ‘de ethiek van het dwarse’ noemen. Dat ethische is eigenlijk een continuüm in zijn werk en eigenlijk niet zomaar in een twee drie te definiëren. Het is wat hij in zijn ‘Zelfportret’ omschrijft als: ‘het is een blik die rauw en ongenadig kijkt’ Een dichter op de loer: dat impliceert toch wel een kleine dosis kritisch bedoelde argwaan. Scepsis op scherp. In ‘De contouren van het verstrijken’ uit de cyclus ‘Linkshandig’ worden we met een aantal woorden geconfronteerd (want Jooris omzeilt niet, hij duwt ons zijn woorden in het gezicht – elke woord werkt als een kwetsuur) die deze houding ten volle typeren: ‘halsstarrigheid’, ‘andersom’, ‘eigenzinnig’, ‘averechts’,’linksh
ESSAY WinterDigther_2008.indd 32
andigheid’, ‘gestommel’, ‘wroetend’, ‘ondersteboven’, ‘inval’, ‘dwarsboomt’... Terminologie, passend in die strategie van de dwarsheid. Schrijven om niet overboord te gaan. Dit is de poëzie van de onverzettelijkheid en de volharding. Poëzie van de overwintering. De taal is wat vorm geeft aan de wereld. Het beeld (de metafoor?) van de dichter (of meer specifiek van het dichterschap) dat zich hiermee opdringt is deze van de eenzelvige, de doorbijter die mordicus langs het wit van het blad om, op het aambeeld van de taal hamert, aan de taal sleutelt, de taal wringt, taal aan elkaar last en op de taal vloekt. ‘Rauw en ongenadig’. En onverbiddelijk. Jooris is niet het soort dichter dat meewarig toekijkt. Hij is een dichter die consequent toeslaat. Die zich te weer stelt tegen de tijd. De doem van de tijd: het verstrijken van de tijd. Jooris is een dichter die in zijn poëzie de melancholie weinig of geen kans laat maar het zoveel mogelijk uit de weg ruimt, schrapt en krast. Vandaar dat wikken en wegen van woorden, het winnen van aarde in zijn woorden, het peilen naar de pijn in de dingen. Niet het iele maar het tactiele. Niet een dobberende melodie maar een tegenspartelende ritmiek. Stemmingswisselingen tussen het barokke en het karige vallen op. Een wespennest vol dilemma’s, paradoxen, ambiguïteiten. En toch. En toch doet er zich in deze bundel melancholie voor, zij het in de vorm van een lamento, een onderhuids gehouden elegische toon die we in vorige bundels in mindere mate terugvinden. ‘Later’ is zo’n gedicht: Het begint in de nevel te zijn: een verdwijnen dat opdoemt Iemand klampt zich nog vast aan zijn letters, aan wat als verdichting in gedachtenis zinkt: een bestaan dat verwaait in zijn strooisel, een hiernamaals van wind en van as Wat zou voor deze dichter het zwijgen kunnen betekenen? Een manier om de woorden zoveel mogelijk binnensmonds te houden, om enkel hun zingen, hun kreunen of hun bitsigheid te laten horen? Het is de muzikaliteit van de poëzie van Roland Jooris die steeds weer treft en fascineert. Het woord wordt in zijn typografische opstelling, in de ruimte van het wit geïsoleerd, zodat het woord ons in al zijn polyfone betekenissen en precaire betrachtingen te voorschijn komt. Zich blootgeeft. (Of zou het eerder het omgekeerde zijn: biedt het enkelvoudige woord niet veeleer ruimte aan het wit? Vertellen de woorden
12-01-2009 14:45:40
niet iets meer over het polyfone wit? Heeft het wit zijn aanwezigheid niet aan het woord te danken? Vaststelling: het wit verrijkt het woord, zoals het woord het wit verrijkt.) Het is opvallend dat de poëticale productie van Jooris eerder toeneemt dan taant. Wellicht een kwestie van lijfsbehoud, van hoogdringendheid. Opmerkelijk is volgende ontwikkeling. Waar de poëzie van Jooris het vooral van een al even doorwrochte als gelijkmatige juxtapositie van de woorden moest hebben, ontwaart de lezer in de gedichten van deze bundel een steeds hechtere syntaxis. En misschien zelfs nog meer: de grens van de genres wordt overschreden. Met name de grens tussen essay en lyriek wordt kleiner, waziger, complexer. De schriftuur tussen gedicht en beschouwing gaat gelijk lopen. Het in deze bundel opgenomen gedicht ‘Immanent’ – voor N.D. (Noël Drieghe?) begint als volgt: ‘De ziel van het gevoel drukt zich exact onmeetbaar in het enkelvoud van kleuren uit’ Is dit ee n strofe? Of is dit een paragraaf? Wat ik wil aangeven is dat die evolutie naar een ‘heldere’, ‘verhelderende’ syntaxis toe grensoverschrijdend gaat werken, van het gedicht afdrijft. Vooral in zijn essays was dit al eerder duidelijk. Ze waren doordesemd met lyrische flitsen. Zoals het hier staat kunnen we alleen maar vaststellen dat het prozaïsche in de poëzie van Jooris een ‘immanente’ rol begint te spelen. Een recente tekst in de Brakke hond (‘Een haan aan zee’ BH nr 96) lijkt dit te bevestigen. Het poëticale laat zich invullen binnen een groter geheel en langs een consequent gehanteerde schriftuur om. Meer dan ooit: schrijven is een zijn. ‘Dan’: De dwang van het vlak De handeling die zich In puur beschouwen Grift De drang naar evenwicht De blik op het kruispunt Van hoogte en horizon Geworden Het werk Dat in de ruit van De verdieping als bezonken In de dragen van het werk Vergaat
De contouren van het verstrijken – Roland Jooris – Querido, 2008, isbn978 90 214 34544/NUR 306
33 WinterDigther_2008.indd 33
12-01-2009 14:45:40
Column Herlinda VEKEMANS
Beleggen in woorden
Een interview met een woordspeculant Dat de financiële crisis banken en andere beursspeculanten in verlegenheid bracht, hebben we de afgelopen maanden herhaaldelijk kunnen vaststellen. Recent blijkt nu dat in het kielzog van de crisis ook speculanten in woorden hun aandelen meer dan gehalveerd zagen. Wij staken ons licht op bij een woordspeculant, die liever anoniem wil blijven. Een exclusief interview.
COLUMN WinterDigther_2008.indd 34
•
Ik wist niet dat dit bestond, woordspeculanten?
•
Woordspeculanten maken deel uit van een eerder kleine gemeenschap, die, hoe zal ik het verwoorden, de schijnwerpers niet opzoekt.
•
Hebt u net als beleggersadviseuren kantoren, of hoe moet ik me dat voorstellen?
•
Ja hoor, maar wij opereren toch eerder in de marge. We kunnen het ons niet veroorloven om teveel op de voorgrond te treden, gezien nu eenmaal zo goed als iedereen over woorden beschikt en zich dus op ons terrein zou kunnen begeven.
•
Welk terrein is dat?
•
Moeilijk te verwoorden. Het gaat er in onze branche bijvoorbeeld om bepaalde gevoeligheden te omzeilen door er maatschappelijk hoger geplaatste woorden op te zetten. Om een voorbeeldje uit de dagelijkse sfeer te geven: geen enkele vrouw gaat graag door het leven als een ‘kuisvrouw’. Wij lanceerden daarom een heel aantal termen, gaande van poetsvrouw tot verantwoordelijke schoonmaak, hygiëne manager enz. Het Vlaamse woord kuisvrouw heeft nagenoeg geen waarde meer.
•
Wie doet er zoal beroep op uw diensten, of liever, wie speculeert er met woorden?
•
Meer mensen dan u zou verwachten. Maar uiteraard vooral mensen die er baat bij hebben, of hopen er baat bij te krijgen. Ik blijf daar overigens liever vaag over: onze klanten zoeken net als wij de luwte op.
•
U concentreert zich op de verpakking in woorden, zie ik het zo juist?
•
Verpakking is een woord dat mensen in onze sector al lang niet meer gebruiken. Het woord zat van bij het begin fout en het werd dan ook nooit door ons gelanceerd. De laatste tijd hebben we het liever over enveloppenwoorden, of woorden in portefeuille. Als de materie erg gevoelig ligt, wordt ook vaak voor een omschrijving gekozen. ‘Vertrouwen geven’ is een omschrijving die het afgelopen jaar een mooie koers gekend heeft. Door de beurscrisis dreigt deze omschrijving nu wel in diskrediet te raken bij een aantal van onze klanten, zodat een andere term of omschrijving zich opdringt.
•
Heb u al zicht op de eventuele nieuwe termen, de nieuwe collectie, zeg maar?
•
(lachje) Nee, en eerlijk gezegd: een interview in een krant of magazine is niet de beste plek om een nieuwe collectie te lanceren. Er ontstaat zo al meteen een hype en dat kunnen we missen. Er dient voorzichtig, als het ware onderhuids, te werk gegaan te worden. Zoals ik al eerder aanhaalde, is onze sector mediaschuw. Door overgebruik, explicitering, of overexposure in de media hebben vooral in de laatste 10 jaren veel van onze hooggenoteerde woorden een duik genomen.
•
Wat bedoelt u precies met explicitering en overexposure?
12-01-2009 14:45:40
•
Wel, door een toename van real life programma’s of interviews met mensen achter de schermen, zoals ook dit er weer eentje is (lach), worden alle truuken van het vak, of liever, alle truuken van alle vakken, zomaar te grabbel gegooid. Kledingwinkelketens die vroeger bij ons nog in alle vertrouwen in woorden als ‘maatje’ investeerden, maken het nu mee dat klanten hun verkoopspersoneel meewarig of agressief bekijken als het woord verhandeld wordt.
•
Ik kan even niet volgen.
•
Een vrouwelijke klant voelt zich beter als de verkoopster vraagt of ‘het maatje’ goed is, zelfs al gaat het over damesmaat 58 (lach). Zo’n matrone wil ook wel eens even de illusie dat ze een niemendalletje prêt-à-porter koopt in plaats van een tentzeil (brede lach). De media tonen teveel van deze woorden in werking, en her en der vind je de knepen van het vak ironisch becommentarieerd in columns en zo. Kwalijke zaak.
•
Zijn er veel mensen tewerkgesteld in uw sector?
•
Wij werken met een systeem dat de mensen zullen herkennen als het tupperwaresysteem, u weet wel die plastieken potjes die in huiskamers gedemonstreerd en verkocht worden? Onze woorden gaan zo van kleine kring tot kleine kring. Uiteraard werken we niet in kringen van huisvrouwen - thuiswerkende mannen en vrouwen, zou ik beter zeggen, want het woord huisvrouw is erg in waarde gedaald. We opereren in meer invloedrijke middens.
•
Onze lezers zijn voornamelijk geïnteresseerd in literatuur, dus uiteraard ook in woorden. Is dat een invloedrijke kring in uw branche?
•
Ah, de schrijversacademies, dat is wellicht een nieuwe groeipool. Een korte cursus awareness raising in woordbeleggingen kan wonderen doen voor beginnende schrijvers. Ik heb me onlangs laten vertellen dat uitgevers nu haast allemaal met commerciële adviseurs werken. In die zin kunnen de juiste woordbeleggingen een serieus rendement opleveren. Van schrijver naar commercieel adviseur, en dan mits de juist gekozen 4P positionering, naar een grote groep lezers.
•
4P positionering?
•
Product, place, price and promotion. Sja, veel van de vaktermen komen tegenwoordig uit het Engels. De waarde van Engelse woorden wordt nu eenmaal hoger ingeschat. Je kunt daar tegen zijn, maar de marktwaarde kun je niet sturen met kanttekeningen. Het Engels heeft door zijn jarenlange ervaring in taaldominantie echt wel een voetje voor in onze branche. Ik kom net terug van een conferentie over medisch jargon. Het Nederlands kan daar
nog wat van leren, zeker nu al die patiënten willen gaan doc-shoppen en nooit tevreden zijn. Het jargon dient zijn bastion te behouden, liefst met subtiele, maar niet mis te verstane bijsturingen van dat wat bijgestuurd dient te worden. In Engelse medische rapporten is er van oudsher geen twijfel te vinden over wie de kennis bezit en wie er om komt vragen. Je leest er dingen als ‘patient denies abdominal pain’. Denies, dat betekent ontkennen. Te weten: de dokter vond op basis van zijn kennis dat buikpijn in het klachtenprentje paste, maar de ondervraagde patiënt ontkent dat. Zo’n patiënt kun je dan beter met een korreltje zout nemen. Ik ben geheel voorstander van een terugkeer naar de normen en waarden van vroeger. Mensen moeten hun plaats kennen, zeg ik altijd, zo blijft de wereld draaien. Zeg dat ook aan uw lezers. Wat willen de woordgebruikers en –producenten in uw veld, uw schrijvers, uw dichters bereiken met hun woordgebruik? Laat ze een langetermijndoelstelling formuleren, een visie uitwerken, en een tijdsschema, en wij kunnen ermee aan de slag. Met een paar goeie beleggingen kom je al een heel eind. Zal ik u een kaartje meegeven? Best niet in uw magazine publiceren, want zo werken wij niet.
35 WinterDigther_2008.indd 35
12-01-2009 14:45:40
B.V.B.A
Pervijzestraat 70 - 8600 DIKSMUIDE
Salons Saint Germain D W
T
GARAGE - BVBA VEURNESTRAAT • PERVIJZE
051.55.50.26
een driemaandelijkse literaire uitgave van het gelijknamige schrijverscollectief
WinterDigther_2008.indd 36
12-01-2009 14:45:45