155
9 ICT-voorzieningen in kantoren Ir. U.D. Keller M&I/Partners Amersfoort
Drs. P.L.T.M. van Eekeren MCM M&I/Partners Amersfoort
9.1
Inleiding Zonder ICT (informatie- en communicatietechnologie) kunnen bewoners en gebruikers van kantoren niet meer functioneren. Veel van deze ICT zit in hardware en software die na de oplevering in een kantoor wordt geplaatst. Voor een aantal ICT-(basis)voorzieningen dienen echter in de ontwerpfase reeds keuzes te worden gemaakt. Daarover gaat dit hoofdstuk. Enkele veelgestelde vragen uit de praktijk van ICT in kantoren: – Veel van onze medewerkers hebben een GSM. Welke telefonievoorzieningen bieden we in ons nieuwe kantoor aan? – We willen in ons nieuwe kantoor maximaal flexibel zijn met een draadloos netwerk en draadloze telefonie. Zijn er alternatieven om die flexibiliteit (toekomstvast en kosteneffectief) in te vullen? – Met hoeveel ICT-aansluitingen per werkplek moet ik in ons nieuwe kantoor rekening houden, waar haal die ik aansluitingen vandaan (wand, vloer en/of plafond)?
9.2 9.2.1
Achtergrond Voorbereiding nieuwbouw Om te komen tot een evenwichtige en gedragen basis onder de ICT-component binnen een nieuwbouwproject verdient een aanpak langs de volgende vier invalshoeken aanbeveling: 1 Uitgangssituatie Vanuit deze invalshoek worden reeds aanwezige ICT-voorzieningen, -organisatie en -strategie geïnventariseerd. Denk bijvoorbeeld aan een telefooncentrale die recent is aangeschaft of een beheercontract voor het datanetwerk.
156
S U C C E S V O L L E K A N TO O R H U I S V E S T I N G
2 Visie en randvoorwaarden Binnen deze invalshoek wordt onder meer nagegaan welke visie er op het nieuwbouwtraject bestaat, bijvoorbeeld vanuit organisatie, maar ook vanuit ondersteunende faciliteiten. Vaak wordt nieuwbouw aangegrepen om meer of minder ingrijpende veranderingen door te voeren. Neem bijvoorbeeld de introductie van flexibele werkplekken ter versterking van de (interne) communicatie of de volledige digitalisering ter versnelling van werkprocessen. Daarnaast kunnen expliciete randvoorwaarden voor het nieuwbouwtraject zijn gesteld, bijvoorbeeld in termen van budget. 3 Eisen en wensen Redenerend vanuit de primaire processen wordt nagegaan welke concrete eisen en wensen vanuit de dagelijkse praktijk aan de ICT-voorzieningen worden gesteld. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de eisen die aan de orde zijn voor een mobiele werker, voor iemand die op kantoor werkt, iemand die bij een klant werkt, iemand die onderweg is of iemand die thuis werkt. Een dergelijke inventarisatie zal in ‘enge’ zin waarschijnlijk slechts beperkt invloed hebben op de ICT-voorzieningen die tijdens de bouw meegenomen moeten worden. Echter, een nieuwbouwtraject blijkt altijd weer een goede aanleiding om een aantal vanzelfsprekendheden uit het verleden ter discussie te stellen. Daarnaast zorgt consultatie van toekomstige gebruikers voor draagvlak. 4 State-of-the-art-technologie Op basis van kennis van de actuele en toekomstige technologie wordt vastgesteld welke ontwikkelingen een reële bijdragen kunnen leveren respectievelijk op welke ontwikkelingen geanticipeerd dient te worden. In verband met nieuwbouw kan onder meer worden gedacht aan spraakdata-integratie, vastmobielintegratie, smart building, miniaturisatie van hardware (blade servers), enzovoort.
Wensen en eisen
Stateof-theart-technologie Voorbereiding nieuwbouw
Uitgangssituatie
Figuur 9.1 Voorbereiding nieuwbouw
Visie en randvoorwaarden
157
I C T - VO O R Z I E N I N G E N I N K A N TO R E N
De vier invalshoeken beïnvloeden elkaar onderling, waardoor een dergelijk voorbereidingsproces iteratief verloopt (zie ook figuur 9.1). 9.2.2
Opbouw van de ICT-voorzieningen ICT-voorzieningen omvatten een grote diversiteit aan hardware en software. Om een overzicht van de totale voorzieningen te geven is het handig om onderstaand lagenmodel te gebruiken.
Applicaties
Laag 4: Laag 3:
Servers
Werkplekappartuur
Laag 2:
Netwerkapparatuur
Laag 1:
Netwerkbekabeling
Figuur 9.2 Lagenmodel ICT-voorzieningen
Dit lagenmodel is opgebouwd van ‘functioneel’ naar ‘technisch’: de bovenste laag geeft invulling aan de functionele behoeften, en stelt op zijn beurt eisen aan de lagen daaronder. Dit model is algemeen van opzet, en dus niet specifiek voor een flexibele kantoorinrichting. Per laag volgt hieronder een korte toelichting. Figuur 9.3 laat beknopt zien op welke wijze ICT-voorzieningen bedrijfsprocessen ondersteunen en faciliteren, die op hun beurt helpen om organisatiedoelstellingen te realiseren. Het is met name bedoeld om hier kort te benadrukken dat inzet van ICT geen doel op zich is. Organisatie Processen Alignment
Impact ICT-voorzieningen
Figuur 9.3 Relatie tussen ICT-voorzieningen en de rest van de organisatie
Laag 1: Netwerkbekabeling Met netwerkbekabeling wordt de mogelijkheid gecreëerd om vanaf een willekeurige vaste werkplek in een gebouw een verbinding te maken met een centrale ruimte waar bijvoorbeeld servers of een telefooncentrale staan. Het netwerk dat hiermee in een gebouw ontstaat wordt het Local Area Network (LAN) genoemd. Dit in tegenstelling tot een Wide Area Network (WAN), een netwerk tussen gebouwen.
158
S U C C E S V O L L E K A N TO O R H U I S V E S T I N G
Laag 2: Netwerkapparatuur Netwerkapparatuur omvat de apparatuur die noodzakelijk is om de aangesloten randapparaten zoals bijvoorbeeld PC’s te laten communiceren met de centrale apparatuur (servers). De belangrijkste netwerkapparatuur in een LAN is de ‘switch’: een switch voegt een groot aantal werkplekaansluitingen (bijvoorbeeld 24 of 48, afhankelijk van het model) samen tot één verbinding naar de centrale apparatuur. Netwerkapparatuur omvat naast switches bijvoorbeeld ook apparatuur om de verbindingen naar ‘buiten’ te faciliteren. Dit zijn bijvoorbeeld routers en firewalls. Daarnaast vallen onder netwerkapparatuur ook de basisstations (zendontvangers) in geval van een draadloos netwerk. Laag 3: Servers en Werkplekapparatuur Deze laag omvat de centrale en decentrale apparatuur die op het netwerk wordt aangesloten. Centraal staan de servers. Deze servers worden gebruikt voor diverse taken. Belangrijke taken zijn bijvoorbeeld: – Bestandsopslag (fileservers) Documenten worden centraal opgeslagen, zodat ze vanaf een willekeurige werkplek benaderd kunnen worden. – Applicatieservers Bepaalde applicaties worden centraal ter beschikking gesteld. Een voorbeeld hiervan is e-mail. Een centrale e-mailserver handelt inkomend en uitgaand mailverkeer af. Vervolgens kan de mail (met een daarvoor geschikte werkplekapplicatie) gelezen worden. – Printservers Door middel van printservers kunnen centrale printers gebruikt worden. Naast deze servers die bedoeld zijn voor ‘datatoepassingen’ kan ook een centraal opgestelde bedrijfstelefooncentrale als een server worden beschouwd. Dit is dan een specifieke server voor het afhandelen van spraakverkeer. Tegenwoordig is het bovendien gebruikelijk om bedrijfstelefooncentrales in te zetten die werken op basis van ‘Voice over IP’ (IP-telefonie). In dat geval draait er telefoniesoftware op een standaard server, die op het datanetwerk is aangesloten. Decentraal wordt de werkplekapparatuur op het netwerk aangesloten. Bij werkplekapparatuur moet aan het volgende gedacht worden: – desktop PC’s; – laptops; – telefoontoestellen; – printers; – scanners; – PDA’s; – enzovoort.
159
I C T - VO O R Z I E N I N G E N I N K A N TO R E N
Laag 4: Applicaties Deze laag bevat de applicaties die de eindgebruikers ondersteunen bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Binnen de applicaties kan er onderscheid gemaakt worden tussen generieke applicaties (bijvoorbeeld de Microsoft Officesuite met Word, Excel, enzovoort) en bedrijfsspecifieke applicaties (applicaties toegespitst op het primaire proces van het betreffende bedrijf). Invloed van applicaties op de bouw zijn er vaak op indirecte wijze. Denk bijvoorbeeld aan het doorvoeren van een verregaande mate van digitalisering en workflow-management. De digitalisering op zich kan er toe leiden dat traditionele archiefruimtes niet of slechts zeer beperkt in de nieuwbouw meegenomen moeten worden. Invoering van workflow-management kan consequenties hebben voor de ‘logistieke’ inrichting van het kantoor. Verschuiving van fysiek klantcontact naar contact via internet en e-mail kan ertoe leiden dat er niet of nauwelijks nog rekening gehouden moet worden met ruimte voor een klantbalie. Het is derhalve goed om na te gaan welke visie er is op eventuele nieuwe manieren van werken, de rol van ondersteunende ICT en de effecten op het kantoor in de volle breedte. Deze laag wordt binnen de scope van dit hoofdstuk niet verder uitgewerkt.
9.3 9.3.1
Richtlijnen Bekabeld versus draadloos Afhankelijk van het gekozen inrichtingsconcept van een kantoor, bijvoorbeeld cellenkantoor versus ‘lean office’ (zie ook hoofdstuk 6 van het handboek), zal er in meer of mindere mate gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden die ICT-voorzieningen kunnen bieden. Een belangrijk aspect hierbij is vandaag de dag de keuze om al dan niet een draadloze infrastructuur te gaan gebruiken. Deze keuze speelt zowel op het gebied van datacommunicatie als op het gebied van spraakcommunicatie (telefonie). Datacommunicatie Traditioneel wordt in een kantooromgeving elke vaste werkplek voorzien van een aantal netwerkaansluitingen. Hiermee is een zekere mate van flexibiliteit en mobiliteit binnen een kantooromgeving te realiseren. Door het gebruik van centrale data-opslag en het gebruik van een daarvoor ingericht netwerkbesturingssysteem is het mogelijk om op een willekeurige vaste PC binnen een bekabeld netwerk in te loggen en toch de ‘eigen’ omgeving te krijgen. Ook kan een laptop op een willekeurige aansluiting in het netwerk worden aangesloten. Om dit mogelijk te maken moet de werkplekbekabeling echter wel overgedimensioneerd worden: elke potentiële werkplek moet immers van een aansluiting voorzien worden. Om op een willekeurige plaats in de kantooromgeving te kunnen werken is toepassing van een draadloos netwerk (Wireless LAN, WLAN) een goede oplossing. Bovendien is hiermee ‘mobiliteit’ te realiseren, het vrij kunnen bewegen bin-
160
S U C C E S V O L L E K A N TO O R H U I S V E S T I N G
nen het bereik van het netwerk zonder dat de verbinding verbroken wordt. Dit is met een bekabeld netwerk principieel onmogelijk. Voor alle duidelijkheid: ook bij een draadloos netwerk moet er wel degelijk nog bekabeling aangelegd worden, namelijk voor het aansluiten van de basisstations. Bij de toepassing van een WLAN moeten echter ook enkele kanttekeningen geplaatst worden. Deze kanttekeningen hebben betrekking op de aspecten capaciteit, beveiliging en standaardisatie. – Capaciteit Op een ‘modern’-bekabeld netwerk heeft elke aangesloten PC een capaciteit van 100 Megabit per seconde (100 Mbps) tot zijn beschikking. In een WLAN ligt bij de huidige (voorlopige) standaardisatie het maximum van de capaciteit op bruto circa 100 Mbps. De effectief beschikbare capaciteit ligt echter aanzienlijk lager. De effectieve capaciteit is bovendien afhankelijk van het aantal gelijktijdige gebruikers van het netwerk, omdat de beschikbare capaciteit wordt verdeeld over alle gebruikers. – Beveiliging De beveiliging van draadloze netwerken verdient bijzondere aandacht. Een draadloos netwerk beperkt zich (in tegenstelling tot een bekabeld netwerk) niet tot de grenzen van het gebouw. Een geautoriseerde gebruiker kan ook in de directe nabijheid van het gebouw toegang krijgen tot het netwerk. Het voorkomen van netwerktoegang door ongeautoriseerde gebruikers vraagt dan aandacht. – Standaardisatie De standaardisatie van draadloze netwerken is nog niet uitgekristalliseerd. In de laatste jaren zijn er diverse nieuwe standaarden geaccepteerd. De nieuwe standaarden ondersteunen telkens weer een hogere capaciteit. Dit proces is ook nu nog in volle gang. Het voordeel van de nieuwe standaarden is dat er apparatuur beschikbaar komt die een steeds grotere capaciteit ondersteunt. Het nadeel is echter dat reeds aangeschafte apparatuur technologisch snel veroudert. Ondanks de ontwikkeling op het gebied van draadloze lokale netwerken wordt er in kantoren doorgaans nog steeds een bekabeld lokaal netwerk aangelegd. Dit gebeurt zelfs in situaties waarin sprake is van een ‘flexibel’ kantoorconcept. De voornaamste reden hiervoor is dat een bekabeld netwerk met zekerheid een verbinding met een gegarandeerde capaciteit kan bieden. Deze garantie kan gegeven worden omdat een verbinding uitsluitend door de betreffende werkplek wordt gebruikt, terwijl bij een draadloos netwerk de beschikbare capaciteit wordt verdeeld over de gebruikers. Omdat bekabelde verbindingen echter beperkt zijn tot de ‘vaste’ werkplekken, wordt er vaak voor gekozen om parallel aan het bekabelde netwerk een draadloos lokaal netwerk aan te leggen. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om de voordelen van beide technologieën te benutten: een bekabelde verbinding met een gegarandeerde capaciteit op de
161
I C T - VO O R Z I E N I N G E N I N K A N TO R E N
vaste werkplekken, en een draadloze verbinding op een willekeurige plaats in het kantoor. Spraakcommunicatie (telefonie) Voor telefonie geldt een vergelijkbare situatie als voor datacommunicatie, zoals beschreven in de vorige paragraaf. Traditioneel wordt elke vaste werkplek voorzien van een vaste netwerkaansluiting voor telefonie. Op deze aansluiting kan vervolgens een vaste telefoon worden aangesloten. Met vaste telefoons is een beperkte mate van flexibiliteit mogelijk. Tegenwoordig beschikken bedrijfstelefooncentrales over faciliteiten voor het ondersteunen van flexibele werkplekken. Door het ‘inloggen’ op een toestel kan een medewerker zijn nummer op een willekeurige werkplek beschikbaar maken. Deze oplossing staat qua flexibiliteit echter achter bij een oplossing op basis van draadloze telefonie. Een draadloze oplossing maakt het mogelijk om op een willekeurige plaats in het gebouw te bellen, zonder dat de gebruiker hiervoor een handeling zoals ‘inloggen’ moet uitvoeren. Daarnaast wordt mobiliteit ondersteund, je kunt tijdens het bellen van plaats veranderen binnen het gebouw. Om draadloze telefonie in een kantooromgeving te ondersteunen bestaan er op hoofdlijnen twee oplossingsrichtingen: 1 Bedrijfstelefooncentrale met gebouwgebonden draadloze telefoons In deze oplossingsrichting worden op de bedrijfstelefooncentrale basisstations voor draadloze telefonie aangesloten. De draadloze telefoons worden vervolgens via deze basisstations bestuurd. Met deze telefoons is het mogelijk om binnen (of in de directe nabijheid) van het gebouw te communiceren. De standaardtechnologie die hiervoor gebruikt wordt is ‘DECT’, een technologie die ook in de consumentenmarkt op grote schaal wordt toegepast. Op de DECT technologie vinden echter nauwelijks nog nieuwe ontwikkelingen plaats en deze wordt om die reden steeds minder toegepast. Bij gebruik van een IP-telefoniesysteem ligt het meer voor de hand om een eventueel aanwezig draadloos netwerk voor datacommunicatie ook voor telefonie te gebruiken (IP-telefonie over WLAN). Hierbij moet speciale aandacht besteed worden aan de inrichting van het WLAN, omdat spraakverkeer hoge eisen stelt aan het draadloze netwerk. 2 GSM-telefonie4 In dit geval wordt er gebruikgemaakt van de openbare GSM-infrastructuur (zendmasten). De medewerkers beschikken hierbij uitsluitend over een GSM4
GSM verwijst naar een communicatiestandaard. De meeste (mobiele) GSM-telefoons werken tegenwoordig ook via andere standaarden, zoals GPRS en UMTS. We hanteren bewust de aanduidiging GSM-telefoon om duidelijk te maken dat het toestel zowel binnen als buiten het kantoor wordt gebruikt. Het woord mobiele telefoon zou verward kunnen worden met een telefoon die uitsuitend binnen kantoor wordt gebruikt.
162
S U C C E S V O L L E K A N TO O R H U I S V E S T I N G
toestel. Er zal nog steeds een voorziening voor gebouwgebonden telefonie moeten zijn, bijvoorbeeld ten behoeve van secretariaten, telefonistes, vergaderzalen, liften, enzovoort. Deze oplossingsrichtingen verschillen op een aantal criteria. – Flexibiliteit Qua flexibiliteit scoort de GSM-oplossing het beste. Je kunt als gebruiker immers op een willekeurige plek over telefoniefaciliteiten beschikken, en niet uitsluitend binnen het gebouw. Bovendien is de GSM oplossing bruikbaar onafhankelijk van het fabrikaat van het toestel. Bij de gebouwgebonden draadloze toestellen bestaat er een nauwe afhankelijkheid met het fabrikaat van de bedrijfstelefooncentrale. – Betrouwbaarheid Als er binnen het gebouw onvoldoende GSM dekking is, dan kan een interne GSM-infrastructuur aangelegd worden. Dit betekent dat er een separate bekabelingsinfrastructuur beschikbaar komt waarmee vanuit een centraal punt antennes binnen het gebouw worden gevoed. – Bedieningsgemak Het bedieningsgemak wordt voor een groot deel bepaald door de eigenschappen van het betreffende toestel. Op dit punt zijn de GSM-toestellen en de gebouwgebonden draadloze toestellen vergelijkbaar. Hierbij moet aangetekend worden dat een gebruiker snel geneigd is om het GSM-toestel te gebruiken, omdat de telefoongids van dat toestel doorgaans goed gevuld is. Voordeel van de gebouwgebonden draadloze toestellen is dat er een hoge mate van integratie met de bedrijfstelefooncentrale is. Dit betekent dat vrijwel alle faciliteiten van de centrale te gebruiken zijn. Bij de GSM-oplossing is dit niet het geval. – Spraakkwaliteit De spraakkwaliteit van een gebouwgebonden draadloos toestel is vergelijkbaar met die van een vast toestel. De GSM-oplossing scoort op dit punt lager. – Toekomstvastheid De standaarden voor mobiele telefonie worden continu uitgebreid. Aanvullend aan de GSM-standaard zijn inmiddels standaarden als GPRS, UMTS en HSDPA beschikbaar. Om van de nieuwe standaarden gebruik te kunnen maken moet een nieuw toestel worden aangeschaft. Het nieuwe toestel zal de oude standaard nog geruime tijd ondersteunen. DECT zal zoals eerder benoemd op termijn worden vervangen door IP-telefonie over WLAN. Een recente ontwikkeling is de introductie van ‘dual mode’ toestellen, die zowel via GSM als via IP-telefonie over WLAN kunnen werken. Hiermee kan van de voordelen van beide technologieën worden geprofiteerd: binnen de kantooromgeving gebruiken de toestellen het WLAN, buitenshuis de GSM infrastructuur. Gebruik van deze toestellen moet zich echter nog op grote schaal bewijzen.
163
–
I C T - VO O R Z I E N I N G E N I N K A N TO R E N
Financiën Het wezenlijke verschil tussen de beide oplossingsrichtingen is dat bij de GSM-oplossing de nadruk ligt op exploitatiekosten (voornamelijk de belkosten van en naar de GSM’s), terwijl bij de oplossing met gebouwgebonden draadloze toestellen er sprake is van een investering in hard- en software. Interne gesprekken bij een gebouwgebonden oplossing zijn ‘gratis’, terwijl de tarieven om van een gebouwgebonden toestel ‘naar buiten’ te bellen ook lager liggen dan bij de GSM-oplossing.
Al met al is er geen eenduidige aanbeveling te doen over wat ‘de beste’ invulling is van draadloze telefonie. Afhankelijk van de feitelijke toepassing van de telefonievoorziening zal op basis van bovenstaande criteria een keuze gemaakt moeten worden. Het verdient aanbeveling om eerst een algemene visie op bereikbaarheid te formuleren, onder meer in termen van ‘mobiliteit’, ‘persoonlijk nummer’ en ‘wenselijkheid om met meerdere telefoontoestellen te werken’. 9.3.2
Bouwkundige aspecten van ICT-voorzieningen Met een aantal punten van de ICT-voorzieningen moet in een vroeg stadium bij het ontwerp van een kantoorgebouw rekening worden gehouden. Dit heeft vooral betrekking op de onderste laag uit het lagenmodel van de ICT-voorzieningen (figuur 9.2), te weten de netwerkbekabeling en de bijbehorende technische ruimtes voor de netwerkapparatuur en de servers. Hieronder wordt daar verder op ingegaan. Overzicht Op hoofdlijnen is de onderste laag van de ICT-voorzieningen als volgt opgebouwd: – Doorgaans is er sprake van een centrale computerruimte. In deze ruimte staan bijvoorbeeld de servers en de bedrijfstelefooncentrale. – Vanaf de werkplekken loopt er bekabeling naar de centrale computerruimte. Omdat de kabellengte aan een maximum gebonden is (90 meter), zal er bij een kantoorgebouw van grotere omvang sprake zijn van decentrale verdeelruimtes. In dat geval loopt de werkplekbekabeling tussen de verdeelruimtes en de werkplekken. In de verdeelruimtes staat vervolgens netwerkapparatuur, welke op zijn beurt weer verbonden is met de centrale computerruimte. Deze verbindingen tussen centrale ruimte en decentrale ruimtes worden de ‘backbone’-verbindingen genoemd. – Werkplekbekabeling is tegenwoordig standaard universeel, dat wil zeggen geschikt voor zowel datacommunicatie als telefonie. Netwerkbekabeling Voor de werkplekbekabeling gelden de volgende aandachtspunten: – Aantal werkplekaansluitingen Een standaard universele bekabelingsinfrastructuur gaat traditioneel uit van drie aansluitingen per mogelijke werkplek (PC, telefoon en één reserve).
164
–
–
–
S U C C E S V O L L E K A N TO O R H U I S V E S T I N G
Afhankelijk van de toepassing van draadloze technologie, of van IP-telefonie waarbij de vaste telefoon van dezelfde aansluiting als de PC gebruikmaakt, kan dit aantal lager worden. Topologie De werkplekbekabeling loopt stervormig vanuit de verdeelruimtes of vanuit de centrale computerruimte. Een belangrijke eis is dat de afstand tussen de verdeelruimte en de werkplekbekabeling niet meer dan 90 meter mag bedragen. Kwaliteit van de kabel Standaard universele bekabeling is heden ten dage gebaseerd op Unshielded Twisted Pair (UTP) op basis van Category 5e of Category 6 met RJ-45 als fysiek koppelvlak. Deze kabel ondersteunt datacommunicatie op basis van GigaBit Ethernet (en uiteraard de protocollen die minder bandbreedte vragen). Deze kabel ondersteunt ook klassieke telefonie. De standaarden op het gebied van bekabeling zijn continu in ontwikkeling. Aanbevolen wordt om op het moment dat de feitelijke kabelkeuze gemaakt moet worden een kabel te kiezen met de beste prijskwaliteitverhouding. Afmontage op de werkplek Afhankelijk van de keuze van het kantoorconcept kunnen de werkplekaansluitingen in wandgoten, vloerpotten of (verplaatsbare) kolommen worden afgewerkt.
Voor de eventuele backbonebekabeling tussen de decentrale verdeelruimtes en de centrale computerruimte geldt het volgende: – Voor datacommunicatie zal er doorgaans van multimode glasvezelbekabeling gebruikgemaakt worden. Het aantal vezels is afhankelijk van de hoeveelheid netwerkapparatuur in de decentrale ruimte. – Voor traditionele telefonie (in tegenstelling tot IP-telefonie) wordt voor de telefoniebackbone uitgegaan van meeraderige koper stambekabeling op basis van Category 3/Class C-specificatie. Bij toepassing van een draadloos netwerk zal er ook rekening gehouden moeten worden met de bekabeling naar de basisstations. Deze basisstations worden doorgaans direct onder het (verlaagde) plafond gemonteerd. Omdat voor de bouw en inrichting niet eenduidig te bepalen is waar de basisstations gemonteerd moeten worden is het aan te bevelen om boven het plafond een uniform grid van aansluitingen te realiseren. Dit aantal aansluitingen zal overgedimensioneerd moeten worden, zodat de definitieve positie van het basisstation zo goed als mogelijk kan worden benaderd. De aansluitingen boven het plafond lopen naar de verdeelruimte op de betreffende verdieping. Voor de kwaliteit van de kabel voor de basisstations geldt hetzelfde als voor de werkplekbekabeling.
165
I C T - VO O R Z I E N I N G E N I N K A N TO R E N
Technische ruimtes De technische ruimtes omvatten de centrale computerruimte, en de eventuele decentrale verdeelruimtes. Voor deze ruimtes gelden de volgende aandachtspunten: – Afmetingen De afmetingen worden bepaald door de hoeveelheid apparatuur die in de ruimte geplaatst moet worden. Dit betreft zowel servers en netwerkapparatuur als apparatuur ten behoeve klimaatregeling. – Locatie De centrale computerruimte dient op een zodanige locatie in het gebouw geplaatst te worden dat het risico op verstoring (wateroverlast, inbraak, enzovoort) zo klein mogelijk is, terwijl de ruimte bekabelingstechnisch wel goed toegankelijk is. Bovendien moet de ruimte goed toegankelijk zijn voor het plaatsen van ‘zware’ apparatuur. Denk hierbij aan een schuin aflopende vloer naar de ingang, en de aanwezigheid van een lift als de ruimte zich op een hoger gelegen verdieping bevindt. – Bouwkundige eisen en materialen Hierbij moet gedacht worden aan het gebruik van een verhoogde en uitneembare vloer, draagkracht van de vloer, eisen met betrekking tot de deuren en (eventuele) ramen en het gebruik van brandvertragende en stofvrije materialen. – Klimaatbeheersing De klimaatbeheersing in de ruimtes dient zodanig te zijn dat aan de eisen van de geplaatste servers en netwerkapparatuur kan worden voldaan. – Brand- en rookdetectie – Energievoorziening Dit betreft de energievoorziening voor zowel de computerapparatuur als de klimaatbeheersing. – Toegangsbeveiliging 9.3.3
Tot slot In dit hoofdstuk is de kern van een aantal ICT-voorzieningen in relatie tot nieuwbouw geschetst. Afhankelijk van omvang van een kantoor, omvang van de organisatie, aard van de organisatie en mate van ICT-ondersteuning zullen nog veel meer aspecten aan de orde komen. Om een beeld van de diversiteit te schetsen, volgt hieronder een willekeurige opsomming van een aantal van deze aspecten: – GSM-dekking. Is er sprake van een hoog gebouw of een gebouw met zonwerende coating die dekkingsproblemen kan opleveren? En is er derhalve noodzaak van aanvullende ‘in huis’ GSM-dekking? – Computerback-up. Bestaat de noodzaak van een tweede computerruimte, die tevens als back-up ruimte dienst kan doen? Moet die dan in de nieuwbouw worden gerealiseerd of juist op een geografisch gescheiden locatie? – Thuiswerken. Is er een beleid van thuiswerken of wordt dit geïntroduceerd? Wat betekent dit voor het feitelijke aantal werkplekken, de wijze waarop