8. LEERSTOORNISSEN
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
1
INHOUDSTAFEL 8.1 Inleiding ............................................................................................................................................................. 3 8.2 Dyslexie ............................................................................................................................................................. 3 8.2.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 3 8.2.2 Kenmerken ................................................................................................................................................. 5 8.2.3 Dyslexie in het secundair onderwijs herkennen ........................................................................................ 7 8.2.4 Dyslexie in het secundair onderwijs begeleiden (do’s en don’ts) .............................................................. 8 8.2.5 Voorbeeld van een begeleidingsmaatregel ................................................................................................ 9 8.2.6 Dyslexie en computers ............................................................................................................................. 10 8.3 Dyscalculie ....................................................................................................................................................... 11 8.3.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 11 8.3.2 Kenmerken ............................................................................................................................................... 11 8.3.3 Voorbeeld begeleidingsmaatregel dyscalculie ......................................................................................... 13 8.4 Dyspraxie ......................................................................................................................................................... 14 8.4.1 Inleiding .................................................................................................................................................... 14 8.4.2 Kenmerken ............................................................................................................................................... 14 8.4.3 Oorzaken .................................................................................................................................................. 15 8.5 Conclusie ......................................................................................................................................................... 15 8.6 bibliografie ...................................................................................................................................................... 15 8.7 Moeilijke woorden .......................................................................................................................................... 15
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
2
HOOFDSTUK 8: LEERSTOORNISSEN 8.1 INLEIDING Lees het onderstaande luidop zonder voorbereiding en liefst met publiek. Wie dit vlot kan lezen, is wellicht dyslectisch. Mensen met dyslexie kunnen met elke tekst net zoveel moeite hebben als jij met dit sprookje. Naast dyslexie (en dysorthografie) kennen we ook nog andere leerstoornissen zoals dyscalculie, en dyspraxie.
In petijb qat beqeiren nog konbendraten, waren ze pe deste vreinqen. Pas later is bat veranqerb. Oq een pag stuurben ze qe vos naar het dalies van pe leeuw om hem te vragen een onberkoning te penoemen. Toen de vos het qalies verleit, stonb pe deer hem op te wachten. (enzovoort …)
We spreken van een leerstoornis als eenvoudige automatismen bij lezen, spellen en rekenen blijvend moeilijkheden opleveren, waardoor leerlingen telkens opnieuw fouten maken. Deze problemen in het leervermogen van de leerling Belemmeren in aanzienlijke mate het leren van specifieke vaardigheden (lezen, spellen of rekenen) maar hebben op zich weinig of geen invloed op het algemene leren. Leerlingen met een leerstoornis hebben dus een normale intelligentie. Ze hebben geen zintuiglijke of motorische handicaps of emotionele stoornissen en hebben geen uitgesproken motivatieproblemen.
8.2 DYSLEXIE 8.2.1 INLEIDING Om op een goeie manier te functioneren in onze talige maatschappij moet je kunnen lezen op een minimaal niveau. In het vak Nederlands wordt verwacht dat je boeken leest en samenvat, later op het werk dien je misschien belangrijke verslagen te lezen of zelf te schrijven. In de winkel gebruik je een boodschappenlijstje en in je persoonlijke agenda leg je schriftelijk belangrijke afspraken vast. Voor de meeste kinderen verloopt het leren lezen zonder enig probleem. Bij anderen verloopt het leesproces veel moeizamer. Dit kan verschillende oorzaken hebben: ziekte, een foute aanpak, een andere moedertaal of weinig stimulering thuis. In sommige gevallen gaat het echter om dyslexie. Men neemt aan dat ongeveer 5% van de bevolking dyslectisch is. Gemiddeld één jongere op een klas van twintig dus. 60-80% van de leerlingen met dyslexie zijn jongens. Ze ondervinden vaak ook problemen met spelling. De gevolgen van deze leerstoornis kunnen zeer ernstig zijn. Niet enkel schoolresultaten worden daardoor negatief beïnvloed maar ook hun zelfbeeld. Heel wat dyslectici worden geconfronteerd met hun eigen falen. Alle eigen inspanningen en die van hun ouders, leerkrachten en remedial teachers ten spijt blijft dyslexie een ernstige en blijvende beperking. Ze krijgen daarbij vaak – ten onrechte – te horen dat ze dom zijn, of dat ze wel kunnen, maar niet willen. Het is dan ook een fabeltje dat dyslexie te genezen zou zijn. Een vroege opsporing en een degelijke begeleiding kunnen echter de slaagkansen van de leerling in het onderwijs aanzienlijk vergroten. Er zijn veel voorbeelden van beroemde dyslectische uitvinders, filmmakers,
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
3
acteurs, ontwerpers, schilders, beeldhouwers en zelfs schrijvers, die het ver hebben gebracht juist door gebruik te maken van deze sterke punten.
Voorbeelden van dyslectici Uitvinders/wetenschappers: Einstein, Edison, Darwin Filmmakers: Walt Disney, Steven Spielberg Acteurs: Whoopi Goldberg, Keanu Reeves, Bill Cosby. Schilders/beeldhouwers: Matisse, Rodin. Schrijvers: Hans Christiaan Andersen, Agatha Christie. Ook zijn er bijvoorbeeld veel dyslectische architecten, computer- programmeurs, cameramensen en mensen in allerlei technische beroepen.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
4
8.2.2 KENMERKEN Een leerling met dyslexie heeft ernstige problemen met het vlot lezen. Kinderen met dyslexie hebben ook vaak problemen met spellen (dysorthografie). In de praktijk wordt de term dyslexie meestal gebruikt om zowel deze lees- als spellingproblemen te benoemen. Dyslectici hebben geen lagere intelligentie dan andere leerlingen en hun vermogen tot denken en verbeelden is ook allerminst aangetast. Het grote verschil zit in het spanningsveld tussen de verwachte en de echte prestaties op het gebied van spellen en lezen. We horen bijvoorbeeld in de klas een perfect gezonde knaap met een visie en een flinke dosis inzicht in een klasdiscussie, maar enkele ogenblikken later lezen we op een toets voortdurend fouten tegen de meest eenvoudige spellingsregels. (Van Doorselaer, E). Vaak maken dyslectici fouten die lijken op verstrooidheidsfouten. Ze lezen vragen ook dikwijls verkeerd en antwoorden daarom fout of onvolledig.
“Bij dyslexie geraakt de koppeling van klanken aan tekens en van tekens aan klanken niet geautomatiseerd.”
Dat wil zeggen: Je kan aan leerlingen met dyslexie meestal wel letters aanleren, leren hoe woorden in elkaar zitten, welke spellingregels moeten toegepast worden, welke schrijfwijzen je uit je hoofd moet leren. Probleem is dat deze leerlingen er niet in slagen, zelfs ondanks veel oefenen om tot automatische beheersing van deze kennis te komen. Een voorbeeld Wij zien in een oogopslag: ’Dit is een b’. Dyslectische kinderen moeten hier even over nadenken, het gaat niet vanzelf. Het is een misverstand te denken dat kinderen met dyslexie heel speciale fouten maken. Men spreekt van ‘letters omdraaien’, ‘ woorden achterstevoren lezen’, ‘in spiegelschrift schrijven’. Net zoals ‘moeite met het onderscheid b-d, of ie-ei, of eu-ui’ en ‘letters overslaan’ zijn dat fouten die veel beginnende lezers maken.” (‘Brochure dyslexie’ - Project leerhulp vrije PMS-centra Limburg) Wanneer spreken we over dyslexie? Dumont(1990) stipt zeven criteria aan die dyslexie omschrijven: 1.
Specifiek Dyslexie betreft enkel taken van lezen en spellen. Alle andere schoolse taken kunnen zonder problemen worden uitgevoerd. De oorzaak van dyslexie is neurocognitief van aard en situeert zich op het vlak van automatisatie-problemen bij het lezen en spellen.
2.
Normaal Leerlingen met dyslexie hebben een normale gemiddelde intelligentie.
3.
Discrepantie (= verschil) Er bestaat een groot verschil tussen de verwachte en de échte prestaties op het gebied van spellen en lezen.
4.
Exclusief De stoornis staat op zichzelf. De problemen zijn dus niet te wijten of te herleiden naar andere handicaps, emotionele stoornissen, gedrags-of ontwikkelingsstoornissen.
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
5
5.
Taalontwikkeling De oorsprong van dyslexie ligt in een vertraagde, gebrekkige of gestoorde taalontwikkeling.
6.
Disharmonisch intelligentieprofiel Men spreekt van een dysharmonisch profiel omdat er grote verschillen bestaan tussen de scores op visueel-ruimtelijke tests en verbale tests zoals begrijpen, overeenkomsten en woorden.
7.
Oorzakelijkheid Dyslexie is erfelijk en komt vaker voor bij jongens dan meisjes.
Er bestaat heel wat discussie over de oorzaken van dyslexie. Verschillende wetenschappers bestuderen het fenomeen waaronder geneeskundigen, erfelijkheidspecialisten en neurologen. Op basis van reeds uitgevoerde studies weten we dat dyslexie te wijten is aan problemen met de opbouw en werking van de hersenen en dat er sprake is van een aangeboren, erfelijke oorzaak. In families van dyslectische kinderen komen veel meer mensen met taalproblemen en dyslexie voor dan normaal. (Van Doorselaer, E). Tot vandaag blijft het echter onduidelijk waar het probleem in de hersenen te situeren is en welk erfelijke factor het probleem veroorzaakt. Psychologen en orthopedagogen zoeken de oorzaken van leerstoornissen meer in de wijze waarop deze kinderen kennis verwerven en verwerken. Momenteel weten we dat ernstige lees - en spellingstoornissen voor een belangrijk deel veroorzaakt worden door problemen bij de vaardigheid om met taalklanken om te gaan. Interessant om weten is dat er in Nederland in de loop van 1998 een longitudinaal (langlopend) onderzoek naar oorzaken en behandelmethoden van dyslexie gestart is. “Het onderzoekprogramma Dyslexie betreft een multidisciplinair programma, waarin onderzoekers uit diverse vakgebieden, waaronder neurologie, psychiatrie, psychologie, pedagogiek, genetica en taalkunde, samenwerken. Eén van de belangrijkste doelen van het onderzoek is om aan de hand van combinaties van methoden en technieken uit de genoemde gebieden te onderzoeken wat de oorzaken van dyslexie zijn. Dit wordt gedaan aan de hand van een longitudinaal onderzoek, waarbij kinderen vanaf hun geboorte tot en met het negende levensjaar worden gevolgd.”
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
6
8.2.3 DYSLEXIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS HERKENNEN
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
7
8.2.4 DYSLEXIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS BEGELEIDEN (DO’S EN DON’TS)
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
8
8.2.5 VOORBEELD VAN EEN BEGELEIDINGSMAATREGEL
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
9
8.2.6 DYSLEXIE EN COMPUTERS Computers kunnen eveneens een grote hulp zijn bij het studeren. Compenserende software heeft programma's die hardop voorlezen, en via gespecialiseerde functies maken ze lezen, begrijpen, bestuderen en schrijven makkelijker. Klein knelpunt, deze softwareprogramma's zijn alleen op een comfortabele manier bruikbaar als er een digitale vorm van het lesboek is, wat meestal niet het geval is. Compenserende software is niet alleen voor kinderen met dyslexie nuttig, maar kan ook voor leerlingen met taalachterstand of slechtzienden en blinden. Kurzweil is bijvoorbeeld zo’n softwarepakket voor mensen met dyslexie of andere leesproblemen. Het programma helpt bij lezen, schrijven en studeren. De combinatie van het uitgebreide pakket hulpmiddelen en de krachtige tekstherkenning (OCR), gekoppeld aan een spraakweergave van hoge kwaliteit (tekst -naar spraak) biedt mensen met lees - en schrijfproblemen de mogelijkheid om geschreven informatie zelfstandig te verwerven en te verwerken. (meer informatie op http://www.sensotec.be). Gratis hulpprogramma’s kan je opvragen via Modem. Surf hiervoor naar: http://www.modemadvies.be/
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
10
8.3 DYSCALCULIE 8.3.1 INLEIDING
“Marjolein is 14 jaar. Ze kan mooi schilderen en gitaarspelen, mailt gedichten door via de computer en gaat graag naar school. Ze zit momenteel in het 2de jaar ASO. Ze is goed in spellen, zwemmen en kruiswoord- raadsels oplossen. Toch blijft ze problemen hebben om te ontbinden in factoren en om de merkwaardige producten te reproduceren. Ook de splitsingen (8=2 en 6) en de tafels (8x4=_) of de Tabel van Mendeliev reproduceren kost het meisje veel moeite… Marjolein heeft dyscalculie. Ook Eintstein had dyscalculie…” (De Soete, A.)
Ongeveer 1 op de 16 kinderen in Vlaanderen heeft dyscalculie. Het gaat om iets meer meisjes en in ongeveer de helft van de gevallen gaat het om alleen problemen met rekenen (dyscalculie), terwijl de andere helft van de jongeren ook problemen hebben met het lezen en spellen (dyscalculie-plus). Heel wat van deze kinderen hebben overigens ook een broer of zus en/of één van de ouders die uitvalt voor rekenen.
8.3.2 KENMERKEN Dyscalculie is een ernstige rekenstoornis die veel verder gaat dan niet goed kunnen rekenen. Het gebrek aan rekenvaardigheden komt (net als bij dyslexie) niet overeen met de intelligentie. De leerling met dyscalculie kan dus heel wat minder goed rekenen dan men op basis van zijn intelligentie kan verwachten. Net zoals bij dyslexie denkt men aan een automatiseringsprobleem en/of een korte termijn geheugen probleem. Een voorbeeld: Als men optelt en aftrekt boven 10 gebruikt men een strategie: de tientallen worden bij elkaar geteld, de getallen kleiner dan 10 worden samengeteld, en dan maakt men de som van die twee uitkomsten. Deze strategie moet een automatisme worden. Bij elke optelling kan ze toegepast worden. 14 + 37 = ? 10 + 30 + 4 + 7 = 51
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
11
De leerling met dyscalculie leert dit automatisme niet of nauwelijks, en lijkt dus elke keer voor een nieuw probleem te staan. Terzelfdertijd moet de som van de tientallen en de som van de getallen beneden tien onthouden worden, zodat ze samengeteld kunnen worden. Dit vereist een goed functionerend korte termijn geheugen. Ook dit lijkt niet te lukken bij de leerling met dyscalculie. Eerder gemaakte sommen worden dan door elkaar gehaald of vergeten. (De Soete, A.) Dyscalculie is zeker en vast geen modeverschijnsel. Het betekent een ernstig onderpresteren op een aantal aspecten van rekenen, gemeten aan de hand van verschillende testen: de KRT (Kortrijkse Rekentest), de Tempotest Rekenen (TTR) en Vraagstukken (Dudal). Een voorbeeld van de score van een leerling met dyscalculie
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
12
8.3.3 VOORBEELD BEGELEIDINGSMAATREGEL DYSCALCULIE
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
13
8.4 DYSPRAXIE 8.4.1 INLEIDING Dyspraxie wordt niet als een leerstoornis beschouwd, maar is een ontwikkelingsstoornis. Toch zijn er heel wat overeenkomsten, en dyspraxie komt vaak voor in combinatie met dyslexie en dyscalculie (vandaar de vermelding in dit hoofdstuk). Dyspraxie wordt gekenmerkt door een grote motorische “onhandigheid”. Motorische schema's worden daarbij niet, of zeer moeilijk opgebouwd.
8.4.2 KENMERKEN Leerlingen met deze stoornis hebben opvallende en blijvende moeilijkheden (fijne en grove) met motorische vaardigheden. Ze schrijven moeizaam en hun taken zijn vaak moeilijk leesbaar. Ze komen onhandig en stuntelig over. Turnen of balspelen zijn moeilijk. Ook het evenwicht en het reactievermogen geven vaak problemen. Bewegingen zijn dus moeilijker aan te leren dan verwacht, ze worden ook minder goed gegeneraliseerd en aarzelend en onhandig uitgevoerd. Op talig gebied zijn er soms problemen met articulatie en de vloeiendheid van het spreken. Er zijn ook vaak problemen met planning en organisatie. Enkele symptomen zijn: Onhandigheid Slechte houding Onhandig/lomp lopen Verwarring over welke hand moet worden gebruikt Moeilijkheden met het gooien en vangen van een bal Gevoelige tastzin Sommige kleren oncomfortabel vinden Pover bewustzijn van het eigen lichaam Slecht richtinggevoel Niet kunnen huppelen, hinkelen of fietsen Langzaam leren zichzelf aan te kleden of zelf te eten Spraakproblemen (leren laat praten of onsamenhangend praten)
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
14
8.4.3 OORZAKEN Men vermoedt dat dyspraxie veroorzaakt wordt door het slecht tot ontwikkeling komen van bepaalde (motorische) zenuwcellen. Er is echter geen eenduidige oorzaak van deze stoornis aan te wijzen.
8.5 CONCLUSIE Al deze specifieke leermoeilijkheden maken dat leerlingen vaak gefrustreerd en schoolmoe zijn. Ondanks alle beleidsmaatregelen op het vlak van zorg, halen ze toch vaak minder succes, met verhoogde kans op uitval als gevolg. Desalniettemin zijn de reacties en de steun van ouders en leerkrachten erg belangrijk. We hopen dus door dit hoofdstuk enkele stereotypen over leerstoornissen doorprikt te hebben en jullie aangezet hebben tot denken over de gevolgen van je eigen lespraktijk.
8.6 BIBLIOGRAFIE Van Doorselaer, E. VOZO Dyslexie. Een algemene inleiding. Brochure Dyslexie – Project leerhulp vrije PMS-centra Limburg. “Ik heet niet dom”. Opgroeien met dyslexie en leerstoornissen. De Soete, A. Ook Einstein had dyslexie. Dyslexie - Dev os, qe deer … Een dyslectisch sprookje (letop.be) Klasse voor Leerkrachten 176, Juni 2007, p.8-13 http://www.klasse.be/leraren/archief.php?id=12946 http://www.letop.be http://www.modemadvies.be/ http://www.sensotec.be http://www.sig-net.be http://www.sprankel.be http://www.balansdigitaal.nl http://www.dyspraxis.be/
8.7 MOEILIJKE WOORDEN Articulatie Beleidsmaatregel Dyslectie Discrepantie Dyscalculie Dysharmonisch Dyspraxie Dysorthografie Fenomeen Motorisch Neurologie Profiel Stereotypen
PPC | Michel Lahaye | Hoofdstuk Leerstoornissen (versie 2011.09)
15