ZEEMANS-WOORDEBOEk
7EENIA'VS-VVOORDEBOEIi, BEHELZENDE
EEN VERKLARIN DEli WOORDEN, BY
DE SCAEEPV1ART EN DEN H-INDEL IN GEBRITIK
EN
EEN OPGAYE PER ALGEMEENE WETSBEPALINGEN, DAARTOE BETREKKELTJK,
DER SPREEKWI .J ZEN, I)AAITAAN () NTLEEND .
EEN EN ANDER VOOIIZEEN MET
TAALKUNDIGE OPMERKINGEN EN AANHALINGEN BIT
ONDERSCIIEIDENE SCIIRIJVERS
YE SAMEN (TESTELD noon
MR .
J.
VAN LENN EP .
A MS I ER 1) A i,
GEBROEDERS B INGER . 18i 6 .
1)ruk
van M . 11 . Binger & Zonen .
1) EN Ii EE II
A1RVnUD VAN LEN NEP . VAAIt1)E
BELOEDEIL
Onderseheidene redenen dringen my, a dezen arbeid op to dragen. Gy zijt de eerste geweest, aan wien ik mijn voornernen orn then tot stand to brengen, heb medegedeeld : de eerste, die my, met uwen raad, met iiwe ondervinding, met uwe voorlichting, hebt bygestaari : gy hebt my de werken aan de hand gedaan, newt geschikt om er gepaste bouwstoffen uit to ontleenen .
Ik weet, dat a dit werkjen
diet
onwelkorn wezen zaL
in de eerste plaats, om dat het lr de loopbaan zal herinneren, waarh gy de lentedagen
UWS
levees hebt
doorgebracht, en een yak aan 't welk u gewis, ook al mocht gy 't verlaten hebben, nog de oude genegenheid boeit ; en ten anderen, ore dat het komt van help, wren gy steeds warme vriendschap bleeft toedragen, en die van zijnen karat het steeds tot een geluk rekende, zich to mogen noernen TJ w Brooder en \Triend Augustus 1856,
J . v . LENNEP .
VOORREDE.
By elken Nederlander, ilnmers by den zoodanige, die dezen naam niet uit kraeht eener wet, maar uit hoofde zijner of komst voert, bestaat, in meerdere of mindere mate, zekere ingenomenheid met het Zeewezen, 't zij, dat wy die reeds van kinds of iilademen met den zeewind, die over onze velden blaast, 't zij, dat wy haar oorsprong zoeken moeten in de herinneringen van onzen ouden room en vervlogen grootheid ter zee, 't zij, dat hier die beide oorzaken, de fyzieke en de moreele, to samen werken . Ook my warm, van zoo verhalen
verre my heugt, zeegeziehten, zeetochtjens,
van zeegevechten en
zeeavonturen, welkom en aangenaam .
Ofschoon tot op een-en-twintigjarigen leeftijd een eenige zoon, en dus islet voor de zeedienst bestemd, bleef niet-to-min my ten alien tijde de llelglng by voor al wat tot de zee betrekkiri
had . De omstandigheid,
VIII
VOORREI)E .
dat ik ten gevolge van een ambt, 't walk ik lange jaren bekleedde, gehouden was, telken jare eenige dagen op zee - al was hat dan ook maar op cell binnenzee
door to brengen, en dat my later bezigheden vale
geheel anderen cart nu en dan naar Engeland riepen, strekten om die neiging gedeeltelijk to voldoen en tevens om haar aan to wakkeren : en meet dan cane episode uit mijn werken is hair oorsprong verschuldigd aan de ondervinding, op dergelijke toclrtjens verkregen . Behalve voor 't zeewezen lieb ik, made reeds zeer vroeg, een zonderlinge liefde gehad voor Woordeboeken
I) .
Het felt mope eenige bevreemding
harm, hat is niet-to-min volkolnen waar, en ik was een knaap van nog Been tien jaar, toen ik niet alleen talrijke Diclionnaires d'anecdotes en Dictionnaires de la fable van baiten kende, maar ook hat min behagelijke
woordeboek van Chomel, en een menigte artikelen van de Encyclopedic gelezen lead . Men kan alzoo begrijpen walk een byzonderen smack ik moest vinden in een werk, dat 11iet alleen tot de kategorie der woordeboeken behoorde, maar bovendien hat Zeewezen betrof, to weten
WINSCHOTENS
~S'eernan . Tk was toen nog op dien gelukkigen leeftijd, waarin men gelooft, dat al wat in boeken gedrnkt staat, waar is, even als alles `vat groote
mensehen zeggen : -- latere olldervinding nanl my op een en tinder punt vale begoochelingen wag, en zoo begon ik van lieverlede to bemerken, dat ook Winschoten, in zljn narrelltelr, maar vooral in zijn afleidingen, geen b yzond.er vertrouwen verdiende . I)eze ontdekking deed voor jaren 1) Ik schrijf woordeboek, geen woordenboel, om redenen die ik elders heb ontwikkeld . 't Is geen „boek van woorden," moor een „boek met +•o orden," of „tot verklaring van woorden dienende ." -II0OFT, diet wooed hat eerst gebezigd heeft, noemt hot dan ook : Woordtboeh. „Ik heb," schrijft by van Justus Back (183) „mijn ao~rnaamst 1Voordtboeh oft Wuordenaar hoe men op t Duits heeten tail, niet lien"
lx
\OORRET)E .
by my de lust ontslaaii, cen verbeterde uitgave van dat week to bezorgell, waarin met alleen de misslagen van den sehrijver hersteld, maar ook de talrijke iuimten zoo veel mogelijk zouden aangevuld worden . Reeds lang grog ik van dit ontwerp zwanger, toen my de verzameling van Spreek-
woorden hekend werd, door den Heer
SPRENGER VAN EYE
verklaard 1 ) .
Een mijner vrienden, vooimalig zee-officier, aan wien ik dit werk ter lezing had verstrekt, deelde my daaromtrent een tal van aarimerkingen merle . hoofdzakelijk strekkende om to bewijzen, dat de geleerde schrijver zich over 't algerneen to veel, of door zijn verbeelding of door verkeerde vooilichting, had later leiden, en zijn arbeid alzoo met even veel omziehtigheid diende geraadpleegd to worden als die van Winschoten . 1)e overtuiging hiervan geleidde my tot een andere, namelijk van het nut one ecu ,,verbeterden Winschoten" tevens to doer strekken tot een ,,betere handleiding voor hen, die den oorsprong en de beteekenis willen leerei[ kennen van spreekwijzen, aan het zeewezen ontleend ." Zoo zette ik m Ilu
aan liet verzamelen van bonwstoffen en aan het raadplegen van ver-
schillende schrijvers, wier arbeid my van dienst kon
zijfl ; -
maar jaai
01)
jaar veerhielden my verschillende omstandigheden om met ernst de harden aan 't werk to saan en nit den Verspreiden voorraad mijn gebouw op
to
timmeren . Gewis zal die vertraging niemanid verwonderen . By elk tinder werk hehoeft men alleen de luchtige whets van 't geheel op het papier, des roods in 't hoofd, to hebben, en men kan met schrijven ecu aanvang 1) De vo]ledi g e ty tel is : [landleiding tot de icennis van onze Vaderlandsche Spreelcu'oo'den en Spreekwoordeliilce zeqswijzen, bijeonder van de Sclieepvaart en het Scheepsleven ontleend, door . o. SPRENGER VAN EYE, P,edi/cant to Rotterdam . 7'e Rotterdam, by Mensing en van Weotreenen 1855 - en : ivalezingen en )ervolq op de Vaderlandsehe Spreelwoorden enz . - 1535 .
N
VOOYtx,Fnr, .
lnaken . Heeft men den kop, men komt van lieverlede ook aan den staart . Maar een Woordeboek is hierin van alle andere werken onderscheiden, dat het kop noch staart heeft, dat het als een cirkel in 't rond loopt, dat de deelen in gestadige betrekking tot elkander staan en dat men niet aan 't drukken, ja niet aan 't overschrijven, gaan kan, voor dat het boek volledig is afgewerkt . Volledig ! -- een Woordeboek heeft nog dit eigenaardige, dat het nimmer volledig kan genoemd worden, en dat, ook in de beste, op de duizend woorden, die er in staan, er doorgaands honderd gemist worden . Ik was dan ook, toen ik nu drie jaar geleden aan 't drukken begon, ten voile overtuigd, dat al mijn moeite cii nasporingen my niet in staat zouden stellen ineer dan een zeer gebrekkig werk to leveren ; - loch ik begreep, dat my deze bedenking niet moest afschrikken . Waar het volkomene onbereikbaar is, moet men zich met het mogelijke to vrede stellen, en beter half-werk dan in 't geheel Been . Bovendien kan mijn arbeid voor 't minst dit nut hebben, dat by zaakkundigen, zoo wel in 't yak van 't zeewezen als in dat der taal, aanleiding geeft tot opmerkingen, tot aanvullingen, tot verbeteringen, waarvan, is het niet in een tweede uitgave van dit -- (zoo verse gnat mijn verwaandl)eid niet, dat ik daarop rekenen zou), dan aithands in het - Algemeen Woordeboek, dat onder handen is, gebruik zal kunnen gemaakt worden . he omstandigheid, dat met bet drukken van een boeksken, dat nog geed achttien gewone vellen drnks beslaat, byna drie jarenn zijn verstreken, moge strekken tot een bewijs, dat hiermede niet lichtvaardig is to werk gegaan . Ik lie!) -- om in deze voorrede van een W' oordeboek over 't Zeewezen althalids
VOORRE1)E .
Al
eene spreekwijze to bezigea, aan dat zeewezen ontleend -- ik heb niet bloot op mijn eigen kompas willen varen, cii zoo wel rnijn handschrift, als de drukproeven zijn herhaaldelijk, sommige door meer dan eenen zaakkuridige, nagezien . En dat heeii en wear reizen dci proeven, du dat trekken van menigvuldige revizien, n de daarover gewisselde korrespondentie, heeft - moeilijkheden van anderen aart, by woordeboeken meestal on vermijdelijk, niet medegerekend - hat afdrukken merkelijk vei'traagd . Moge an een weinig belangstelling in then arbeid hat bewijs leveren dci waarheid van hetgeen ik in de eerste iegels van dit voorbericht nederschreef .
VERKLARINQ PER GEBEZIGDE YERKORTINGEN .
z . ii .
zelfstandig naamwoord .
b, ii .
byvoegelijk naarnwoord .
voorn,
voornaamwoord.
m.
mannelijk.
V.
vrouwelijk .
o,
onzijdig .
my :
meervoud .
b . w,
bedrijvend werkwoord . o, w . onzijdig werkwoord . w. w. wederkeerig werkwoord, onp . w . w, onpersoonlijk werkwoord . persoonlijk . bywoord .
p, bw, voorz .
voorzetsel .
t . w,
tusschenwerpsel .
komin .
kommando .
Eenig onbepaald getal . Voorts zijn de verklaarde woorden, wanneer zy in het artikel, dat hen betreft, nogmaals voorkomen, aangeduid door de aanvangletter en een streep . Zoo beduidt op N.
AAK,
A- Aak,
A---EN
A ken . Zoo
0
BIoK - B--s,
Bloics, ens .
AAK . AAN. z . n . -- Onder Aken verstond men oudtijds die Iastsciiepen, welke met wijnen van Keulen kwamen afdrijven, waarom zy ook doorgaands heulsehe (ken, en door sommigen, met eene in onze taal vrij gewone voorvoeging, Jfelcen werden genaamd . Deze sehepen warm plat van bodem, van under breed nitgezet, hoop opgeboeid en hovers smal toeloopende : voor en achter met ten breeden Steven, in den vorm van een beitel, waarom zy ook beitel-aken werden geheeten . De naam Aken werd echter ook gegeven can zoodanige langwerpige en lang op 't water liggende vaartuigen, die achteraan dreven, oni daarmede, met een breeden riem of schepper, van en aan board to roeien : thands echter verstaat men door A-- meer byzonder een vaartuig, met zoomwerk opgeboeid . AAn, z . n . -- Rivier- en Zeevisch . Spreekwijze : Hy is een koopman in A-shuiden (hy duet geringe zaken .) AAN, v, z . 1 ° . Op, naar. A-- boord (op het schip) . A- zeal (op den wal, to land) . A- den grond zitten (vast zitten op een bank of droogte) . A-- lzj (op de lijzijde) . 2° By, naby . A- zee gelegen (dicht by de zee) . 3° . Tot, in handers van . Hy qaf last A- het vollc : - by gaf lie! bevel AAAK,
den eersten offieier over,
4 Stiff, dicht . Hadd de schoot 5° . Aan 't lijf . Trek ow un~formn A-- . 6°. Ten . A-- 't werk. -- A-- den arbeid ° -- A-- 't, sjouwen . AANBEEREN, o, w . (veroud .) - Alle wiles byzetten en zijn best doers om voort to komen. AANBOORDEN, b . w . (veroud .) Aan Boord komen . 2° . Scheepstimmermans .uitdrukking, waarmede bedoeld wordt : hot makes tier bovenste deelen can de scheepszijden . AANBR,ASSEN, o, w . - In den zin van Bybrassen . &uurboord, bakboord, A-- . AANDZEP EN, o, w . - Al loodende naar land varen . AANDOEN, b . w . -- Ecu haven of trust A--, een haven of trust met eon vaartuig bezoeken, doorgaands alleen in 't voorbygaan, en zonder oogmerk or lang to verblijven . Br binnen loupes, hisses valley . Door hnt verlies van omen qi ooten mast, waxen wy genoodzaakt, die haven Ann to Doers .
b, w . - Een -bindsel van lichte lijnen met eon draaier of spaanspil stiff draaien . AANDRTJVEN, o . w. --- 1°, l.Tlt zee naar wal di -ijven . llet lljk von dci, stuuniniui, AANDRAATEN,
1 warn heden inorijen A_ .
2
AA N .
2° . Tegen iemand : Ilet schip kwam tegen ons A- Zie Aanvaren . o . W . -- Op of Aanhouden . Wy moeten reeht op dat eiland A AANGANG MAKEN, o . W. (veroud,) - Voortzeilen, gang of vaart makes . Verklaring does van hetgeen men in-, uit- of doorvoert . AANGEVEN, b . w . AANGAAN,
Men maq geese aan belasting onderworpen goederen binnen brengen, zonder die Aan to Geven . De wetsbepalingen omtrent het A- zijn vervat in het XII Hoofdstuk der Mgemeene Wet van den 26 Augustus 1822 (Staatsbl . n° . 38) art . 118-126 . AANGIFTE, z . n . - Daad van aangeven, verklaring . Die schipper heeft verzuimd, A--- to does van zijn lading . - Hy is wegens gebrekkige A- beboet. -- Art . 120 der Alg . Wet van 26 Aug, 1822 schrijft voor wat het biljet van Amoet inhouden . Met een hank of kram ergends aan vasthou~len of o . en b . w. gehouden worden : aan boord hakes, dampen . AANIIALEN, b. w. - 1° . Stiff hales, strak makes . De schoot A 2°. In beslag semen . De yandsche lading is ten gevolge eener verkeerde aan-
AANIIAKEN,
gifte Aangehaald geworden . Wanneer de ambtenaren goederen A- zijn zy verplicht die naar het naaste kantoor op to brengen . AANIIALEN, o . W . - Krachtiger worden . De wind Haalt Aan (het begint harder to waaien). Spreekwijze :
Het haalt wat aan
(het geeft vrij wat voordeel) .
AANIIALING, z . Ti . - In-beslag-nerving .
Een A- does van verbodera, van verkeerd
aangegeven goederen . AANHANGEN, b. w . - b . v . het Roer . Vastmaken, op zijn plaats brengen . AANHOUDEN, o . W. -- Richten, stuns, op een plaats of streek .
Wy moeten, om-
de haven binnen to komen, op die lantaren A- . De Engelschen Hielden, gedurende dies oorlog, alle schepen Aan, die bun verdacht voorkwainen . - De ambtenaren hebben, op vermoeden van sluikery, zijn goederen Anngehouden .
AANIIOUDEN . b . w . - 1° . In beslag semen, beletten verder to gaan .
2°. t. W. Touw : het vast makes, als er genoeg uitgevierd is . b . w . - Aanhaken, enteren . Zich aan een antler vaartuig vasthechten, aan boord klampen . Spreekwijze : Temand A- (iemand op cone, 't zij onvriendelijke, 't zij althands iastige wijze aanspreken . Ook wel „iemand - doorgaands tegen zijn zin een arm geven") . Hy die aanklampt. AANKLAMPER, z, ii . AANKLAMPING, z . n . Dc load van aanklalnpen . AANKLAMPEN,
AANKOMEN,
o. w.
Uit zee aan wal of in de haven komen .
Er is gebrek in
't land : 't is tied dat de graanschepen A- . AANKIIAMMEN, b . w . - Met kramgarens hechten . AANLEGGEN, o . w. --- Een hoofd of kaai aandoen, aan wal komen .
waar wy moeten A Spreekwijze : Ergends
flier is de kaai,
A-- (een herberg of kroeg in 't voorbygaan bezoeken
AAN.
Zoo : Wipers wy
hier
3
ceps A- . Hy is gewoon aan alle leapelletjens Ann to Leggen)
o . w, -- Op- of naar cen plaats : - Op een plaats aanhouden . Hoe legt het aan ? ( welken koers moeten wy houden ?) Tegen iemand A- (met den Steven naar een antler schip gericht daarop afzeilen .)
AANLEGGEN,
Wy leggen 't op de ree De zee van Reden, aan . HUTGHENS . Ilofwijck .
b . w . - Omleggen Het want A-. Spreekwijze : Het to breed A- (to veel verteering makers .) AANLEGPLAATS, z, n . _- Plaats, bestemd of geschikt em aan to leggen . De AAANLEGGEN,
der stooinbooten . o. W.
By- of oploeven : Met een ruimen wind zeilende het schip dichter aan den wind doers komen . A ANLOOP DER ZEE, z . n . - Hot slaan van een zwaren golf. AANLOOPEN, o . w . - 't Zelfde als Aanvaren . AANLIJKEN, b. w. - Een lijk aan eon zeil zetten . AANMAKEN, b . w. - 1° . Aanzetten, aauheehten, vastmaken, aanslaan : en meer in gebruik dan dit laatste. 2° . Makers . De Equipaadje was bezig met he A--- van niatten . 3° . Handers reppen . Maak wat Aan ! AANNEMEN, b, w . Werven, in dienst nemen . Er is voor dien tocht vrij wat AANLOEVEN,
voile Aangenomen . AANNEMEND, AANNEML G,
b. n . Toenemend . A--e koelte (eon wind, die toeneemt) . z. n . v . -- Werving, in-dienst-neming . Er heeft nog geen A
van volk
plaats gehad . o . w. - Do Rakken aanhalen . b . w . - Met slechte inzichten overvallen, aanvallon .
AANRAKKEN, AANRANDEN,
Wy werden
op die hoogte door roovers Aangerand . AANRIJGEN,
b . w.
Door een koord, draad of lijn verbinden . De bonnet
A-.
b . w. - 1°. Zie Aanniaken. Den zeil A- hetcnofakrm, men, aan rags, gaffels of leiders met hot lijk daarvoor bestemd) . 2° . Vatten, grijpen. Een vat A-- : (er eeri strop om heen slaan) . AANSLIBBiNG, z . Ii . V . - of Aanspoeling . Land, dot op zee gewonnen wordt . AANSPOELEN, o . W . - Uit zee naar 't strand gedreven worden . Daar kwanien AANSLAAN,
vele kisten nit het verongelukte schip A- . AANSPOELING, AANSTAMPEN, AANSTELLEN,
z . n. v. -- of Aanslibbing. Land, dat op de zee gewonnen wordt . b, w. - Vaststampen, stuwen, vast op elkander pakkcn . b . w. - Eon macht- of lastbrief geven . IIy is tot bevelhebber dcr
onderneming Aangesteld . AANSTELLING,
z . n . v . - 1° . Macht- of lastbrief. Hy haft zajn A--- als Lnitenant,
als Tweede Stuurrnan ontfan fen . 2° . De benoeming in dien lastbrief v ervat .
AAN . -- ACH .
4
z . n . V . - Landingsplaats. De plaatsen vain Af en A-- der stoombooten . o . en b . w . - Tegen een schip op eenig voorwerp varende, stooten . Hy is tegen de kaai Aangevaren . De stoomboot heeft hen Aanyevaren . De sehade, door het A- veroorzaakt, moet vergoed worden . Zie Aanzeilen . AANVARING, z . n, v . -- I)e daad van hot aanvaren . AANWENKEN, o . w . - . -Jet doers springen der lijfokkebras en het byvieren der magermans en voorbramboelijn op het kommando van Wenk wet aan voor . AANZEILEN, o, w . - Koers houden. Oost of West A- . Hy kwam net geen vy-
AANVAART, AANVAREN,
andel ke inziehten A- . b, w . -- Tegen een antler schip zeilende stooten . In het Kanaai loopt men dikwijls yevaar van A-- De schade, door het A- veroorzaakt moet vergoed worden . Zie daarover het Wetb, V . Kooph . II B . VI Tit . Art. 534-544 . AANZEILING, z, n . V. -- De daad van Aanzeilen . AANZEILEN,
z, n, m . Klos aan 't vooreind van den aanzetstok, die in 't kanon gestoken wordt . AANZETTEN, b . w. - Instampen, stampen, een stuk geschut laden . AANZETTER, z . II. m . - Stok, aan het eene eind voorzien van een klos, waarmede de kardoes en de kogel in het stuk geschoven en aangezet wordt : by kleine stukken is het eene eind van den A- sours voorzien van een wisschersbol . AAP, Z . n, m . (veroud) . - Renaming van het bezaanstagzeil . AARDEWIND, Z, n, m . - Zie Gangspil. ARAB, Z . n . m . - Renaming van een vrijen Turkschen matrons . ABANDONNEMENT, z . n, m . - Bastertwoord, dat de Wetgever heeft verkozen to gebruiken, ofschoon by daarvoor even gemakkelijk fstandd of Verlating had knnnen zeggen . Zie Afstand. ACCIJNSGOEDEREN, z . n . o . my. - Goederen met accijns bezwaard . Zie Alg . Wet van 26 Aug . 1822, art 3, art . 67-74, art . 78, 144-152 . ACHTER, bw . - Door A- wordt aangeduid wat zich op, of our, of achter het A- schip bevindt Waar ~s de bootsman? Hy is A- (op het A-- schip), Wy hebben N. diepgany A- . (De diepgang van het A- schip is N .) . ACHTER AF, bw . In een verwijderde plants . A- brengen : (in de provoost, in de gevangenis brengen) . ACHTERBAKS, bw. -- Eigentlijk, Achter den Bak . A-houden (terug bouden, verborgen houden) . Hy heeft zicli A- gehouden (by heeft niet voor den bak durum komen, by heeft zich schuil gehouden) . Doch sic Dak . ACITERDWAIcSTOUW, z, n . o . - Touw, waarmede een schip achter door de poorten heen kan vastgemaakt worden . ACHTEREB, z . n, v . - Het laatste gedeelte van do eb ACHT ERHALEN, b . w . - Inhalers, bereiken . blry zeilden to goed. Zy konden gins AANZETKLOS,
net A- . ACHTERHIEL,
Aciiv
z . n . V . - 1-Jock van den nehtersteven met de kid . ZIe Hel . r . ii . v . - De Scllepeli van hot dente smaldcel eener vloot, wan-
ioEVE,
ncer de vloot in gewone orde opzeilt . Moor gebruikelijk plash by ons to sun Acbtertoeht . Zie aid .
ACH .
5
ACIITERKASTE EL, z, n, o . of Schans . - Achterste gedeelte van hot schip, let worth
ook genomen voor tat des lichaams . ACHTERKIEL, z . n . v . --- Book van den achtersteven met do
kid, of hieing van
de Idol . ACHTERLasTIU, b, n . -- Z e Stuur'lastiq . ACIITERLUII~, z . n . a . - Luik van hot achterschip . ACHTERLIJIc, z, n. o . -- Lijk, langs den opstaanden karat van eon zeil naar de
zijde van hot achterschip . bw . -- Achter hot schip om. A- komen (zich achter con schip stellen om hot to volgen) . A- loopen (zich, nit eerbied voor een hooger officier, wiens schip men kruist, hem aan den karat van zijn achtersteven voorbygaan) . ACHT ROP, bw . --, Van achteren . Wy kwmen hot schip A- . (Wy haalden hot in) . ACHTERONDER, z . n . o . - Achterruitn . De ruimto, die achter in 't onderschip is . ACHTERPIEK, z . II. V . of alleen Pielc . - Achterste schuinte van hot schip . Spreekwijze : Zen A- scheeren voor „zich wegpakken ." ACHTERPLECHT, z, n . v . - Zie Plecht. ACHTERRUIM, z, n . o . -- Zie Achteronder . ACHTERSCHIP, z, n . o . - llat deel van hot schip, 't welk van den bezaansmast of tot aan hot erode toe naar achteren staat . Zie Sc/up . ACHTERSLEMPHOUT, z, n, o . - Verzameling van op elkander gestapelde houten, benoodigd om den hook to bewaren van den achtersteven met de kid . ACHTERSPANT, z . n . v . Zie Spant. ACHTERSTEVEN, z . n, m . -- Zwaar en rechtstaand stuk hoot, tat, aan hot uiteinde der kiel van eon schip opgericht, hot sluitstuk van zijn romp uitmaakt . ACHTERTOCHT, z n . In . of Aclzterhoede - Hot smaldeel eener vloot, tat achter aan wilt, on gewoonlijk door den derden Hoofd-offieier in rang wortt aangevoerd . ACHTERTOUw, z, n . o . - Tros of kabeltouw, waarmede men neuter aan den wal gemeerd is of tat men voor verhalen gebruikt om hot Achterschip to bedwingen . ACHTERUIT, bw. - Beteekent in do samenstelling, wat zich bevindt aan de zijde van den achtersteven . Gy moot A--komen : (gy moot by den Kapitein in de kajuit komen) . A- vilctualieruim (hot eerste magazijn, tat zich achter den grooten mast bevindt) . ACIITERnITzEILEN, o . W . Achterblijven, de schepen, waarby men bchoort, vuouitzeilen . Spreekwijze : A- (achter uit teeren, teruggaug ondervinden) . ACHTERVINKENET, z . n, o . (veroud .) voor Kuildek . - Zie aid . ACHTERVLO D, z . n . In . of Navloed. - Hot laatste van den Vloed . ACIITERWERK, z, n . o . - Hot snijwerk van den achtersteven . ACHTERZEILEN, z, a . o . my . - De zeilen, die tot den grooten en bezaansnrast behooren. De A-- en doer hot schip oploeven, de voorzeilen afvallen . ADELBORST, z, n . m . •-- Kadet, cerste grand in do Zeedienst . Hot woord heeft
ACHTEROM,
E
6
ADE . -- A.FH .
dezelfde beteekenis als Edelknaap : om dat de Adelborsten oorspronkelijk vrijwilligers van edelen huize waren . ADMIRAAL, ADMIRALITEIT enz . - lie Amiraal, Alniraliteit, enz . ADVIESBOOT, FREGAT, JUCHT . - Vaartuig, dat berichten of lastgevingen overbrengt. AFBAKEN EN, b . w. Met merken of tonnen bezetten . Men heeft eindelijk besloten,
die ondiepte Af to Bakenen . Het schip is opgelegd en bet scheepsvolk is Afbetaald. AFBLAZEN, b. w. - De kanonnen A .- (ze met los kruid afschieten om ze
AFBETALEN, b, w . -- Betalen en wegzenden .
schoon to houden . AFBRASSEN,
o, w.
Zie Volbrassen .
Spreekwijze : Hy brast of; (hy schuurt zijn piek) . AFBRENGEN, o . W. -- Vlot waken . Het schip zat op den bank en het koste niet
weinig moeite, het er Af to Brengen . AFBUIEN, o, W. - Eindigen met Buien . Het weer Bait Af. AFDANKEN, b . w . - Uit de dienst zenden, naar huffs zenden, ontslaan .
Al de mansehappen warden Afgedankt . AFDANKING, z. II. V . - De daad van afdanken . Nu de oorlog een einde nam had er een algemeene A- der troepen plaats. AFDEELING, z, n. v . - Zie Eskader, Smaldeel. AFDRIJVEN, o, w . _. Wordt van
een vaartuig gezegd, dat door
den stroom
wordt merle gevoerd . Met den stroom A . Met de neer A-. Een schip doen A- . AFDWALEN, o . W . Wordt van een schip gezegd, als het nit zijn koers of van de vloot afraakt : -- en van een man, als by vermist wordt . Hy is Afgedwaald (hy is buiten board geraakt.) AFGAAND, b . n . - Vallend . Zie Tij. AFGETAKELD, b . n . - 1 ° . Afgetuigd . Zie Aftakelen . 2°. Gehavend. (Pat schip ziet er deerlijk A-- nit) . Spreekwijze : Hy is zeer A- (hy is wager geworden) . AFGIEREN, o . W. -- Als men voor anker ligt met een gier van plaats veranderen. AFGROND, z . n. m . -- Zie Diepte, Folk, Maalstroom . Afgronden, die geen loot kan peylen, noeh beworpen,
zegt VONDEL . Lof der Zeevaart . AFIIANGEN, b . w . - 1° . Uit zijne scharnieren lichten . 2° . Iemand van zijn wapenen enz . ontdoen.
Het roer A-. Hangt dies man Af (ontneemt
hens zijn zijdgeweer, enz .)
Wy moeten van die kust A--- antlers vervallen wy op de zandgronden . - Madden wy niet nag in tads Afgebouden, dan had die brik ons overzeild - Van den wind A- (door de werking der zeilen of van het roer een slag in de rondte doen) voor den wind A
AFHOUDEN, o, w. - 1°. Zich er•g ends van verwijderd houden .
(de riehting van den wind volgen, zoo dat men hem den achtersteven toekeert) .
AFH. -- AFS .
7
In eons A-
(wanneer do beweging met snelhoid geschiedt) . Gaande weg Awanneer zy langzamerhand plaats heeft) . Door een kontramarsch in elkanders
kielwater A- . 2°. Pleats maken . De sclaepen die den stroom opvaren, moeten near den wal Aorn de stroom-afkornende to later voorbygieren . AFHOUDEN, b . w . - Verwijderen : bet anker van den boeg A (ten erode schuring to voorkomen) . Als een touw, ketting of kabelaring om een spil gewonden wordt, zijn er mensehen, die do afgewonden part stiff houden en terughalen, dat men A- noemt . APKEUREN, b . w. - Ongeschikt, onbruikbaar verkiaren . Dat schip werd Afgekeurd (hot werd geoordeeld, niet langer zee to kunnen bouwen : bet kreeg den bijl voor den kop .) AFKNIJPEN, b . w . - t . w, de loef, wordt van uw schip gezegd, wanneer hot eon ardor de loef afwint . AFKOMEN, o . W . (Op iemand) . Dat schip Iiwam op ons Af (naderde ons schip .) AFLEGGEN, b . w . - Zich verwijderen . Wy moeten van bet land A--- (versta :
hot roer) . AFLOOPEN, o . W. - P. Van stapel loopen . Zie Stapel. Spreekwijze : Hoe zal dat A--? Dat Loopt goed Af. (Wet zal de uitslag zijn? Die uitkomst is voorspoedig) . Hot A- van een schip is namelijk altUd een hachlijke zaak, aan hot goed slagen waarvan vrij wet gelegen is . Het wel A- van hot scheepjen is van ouds her de dronk, aan een vrouw toegebracht~ die zich in gezegende omstandigheden bevindt . De Spreekwijze behoeft goon opheldering . 2° . Afzakken, zich met den wind verwijderen . Voor den wind A AFLOOPEN, b. w . -- De uitdrukking een schip A wordt wel gebezigd, als hot scheepvolk zich oproerig toont. AFLOSSEN, b . w . - Verpozen, ontslaan en de plaats of tank innemen van den ontslagone . De waclzt A-. AFNEMEN, o. w . - Wordt de mean gezegd to doen, wanneer zy vol is geweest en hear omtrek sehijnbaar vermindert . AFPASSEN, b . w . - Gereed maken, bepalen . Een bestek A- (eon bestek zetten) . AFRAKEN, o . w . -- Zich verwijderen . Na eon langer strijd Raakten de beide
schepen van elleander Af. A- .
WY
moeten ons best doen, dat wy van die kust
AFREIZEN, O . w . Heenreizen, uitzeilen . AFSCHAKEN, b. w . - Bot geven, vieren . .Een
touw A
(wanneer men hot vast-
houdt, hot vieren om hot gemakkelijker door eon blok to later glijden) . AFSCHEPEN, b . w. - Met eon schip wegzenden . Goederen near Engeland A- . Spreekwijze : Zernand A--- (zich van iemand ontslaan, iemand met eon kluitjon in 't riot sturen) . AFSCHEP ER, z . n . m . - Bevrachter . AFSLAAN, b . w, -- 1° . A.fweorcn . 't
to Slaan .
Gelukte bun, des vyands eersten aanval Af
s
AFS. -- AFV.
20 . Strijken, wegnemen, bergen, het tegenovergestelde van op/vJ chen, brjzetten . De zeilen A- . AFSLAAN, o . W . - Met geweld afraken. fly is van z~jn anker Afgeslayen . AFSr.ECHTEN, b . w . - Verdunnen, b, vv een stuk hour. AFSLECHTEN, o . W . - Bedaren . De zee slecht of (wordt stiller, effener) . AFSLUITINGDEELEN, z . n, o . mv . - De deelen van een schip, die bestemd zijn om het Af to sluiten en waterdicht to houden . AFSNIJDEN, b . w . - Een schip : het in zijn koers hinderen, of beletten dat het zich begeve waar het veil . Ee,a schip van den wal A-- ( zich tusschen den wal en het schip plaatsen . Een schip den terugtoclat A- (zich zoo to plaatsen, dat het niet ontwijken kin) . Een Af iesnetlen schip . (Een schip, dat door de beweging des vyands zoodanig van de vloot waar het toe behoort geseheiden is, dat het zich daarmede niet kan hereenigen .) AFSTAND, z, n . m . - 1~ . De betrekking, waarin zich eenig voorwerp tot een antler bevindt ten opzichte van de plaits waar zy zijn . Op verren A- zijn . Dat schip ligt op een A- van twee nujlen . - Op den bepaalden A- van z Jn voornzan blijven Mains A- . De A- der main van de zon, planeten en vaste sterren . Het observeeren der A- en diem tot het vinden der lengte op zee en vereischt byzondere bekwaamheid . Spreekwijze : By neernt een goeden A-- (hy is een goed waarnemer of observateur) . 2° . Of verlating . De daad van jets of to stain . Hy heeft A- van dat schip gedaan aan de Assuradeurs ('twelk geschieden kan behoudens de bepalingen voorkomende in het Wetb . van Kooph . Boek II, Tit. IX . Afd . V . Art . 663-680 . AFSTEKEN, o . w . - Zich in een licht vaartuig verwijderen . Met de sloep A- . AFSTEKEN, b . w. - Afwinnen . Iemand de loef A- . Zie Loef AFSTOOTEN, b . w . - Terugstooten . AFTAKELEN, b . w . - Onttuigen, aftuigen. Een schip A-- (van zijn takelaadje ontdoen) . Zie Afgetakeld . AFTOCHT, z, n . m . - Terugtoeht, meestal zoodanig een die gedwongen is . De vyandel)ke vloot tot den A- dwingen : -- Den A- slain (door trommelslag het sein tot den A- geven) . AFTONNEN, b . w . - Een vaarwater geheel van Tonnen voorzien . Men mocht the baai wel A- . AFTUIGEN, b . w . w. - De tuigaadje afnemen, onttuigen, onttakelen . Een schip A- (van zijn tuig ontdoen .) AFVAART, z . n. v . - Vertrek van een schip of boot . De A- van den beurtman . De Ann- en A- der stoombooten . AFVALLEN, o . w . - 1° . Words van een schip gezegd, als het door tegenwind omzwenkt . Bet schip Valt Af . Over bakboord, over stuurboord A-- . 2° . Ter zijde of wegzeilen, en met of tegen dank niet zoo dicht als doenlijk by-de-wind houden . AFVIEEEN, b . w . Een touw laten schieten . Lus van een touwgeer afschrikken .
AFVALLING, Z .
n, v . - IIit ling, uchterdeel der keel, hat stuk llat wegvalt by 't of
loopen . AFVAItEN .
o, w .
Van do legplaats vertrekkcn . I)e schztit 1'aart Af Ilet uur (de breedte waarvan men is afgevaren) . h'estek zetten natty de a f levaren brcedte (van ecn vast punt
van A- beefs tleslayen . A jevaren breerite
Spreekwijze : 't ultgaan ) . AFWAAIEN, onp . w . - Onophoudclijk waaien .
Irt haft in daze lrt,atste dagen al,
schoon wat Afgewaaid.
Spreekwijze :
(niet tot zijn oogmerk gekomen) . Als men by-do-wind zeilende in dart wal ligt, en over den anderen boeg uitzeilen . Spreekwijze : Teyen de nacht van den u'al c~fwenden (tijdig voorzorgen nemen) . AFWEItKEN, o . w, - Teyen wind of stroow A-, d . i . zwaar naar binnen komen, uit zee doorlaveeren, op can rivier door bet uitbrengen vary trossen, ook, by stilte, doorboegseeren . AFwERPEN, b . w . - P . Sehielijk en onverwacht ergends van loan zeilen (veroud .) . Afdeworpen worden heeft by hat enteren dezelfde heteekems als a fgeslagen worden by can heleg . AFWINNEN, h . w. - Van iemand winnen . II.' beb bet hen( in sneibeid Af ewonnen . Ien(and de loaf A-- . Zie Loef. AFWIJKEN, o . W . _, P . Schenreri, gapen : worden b . v . planken gezegd to (loan, als de naden zich uitzetten . 2° . Zich verwijderen . De jnagneetnaald H 7 'ykt Af. (Zy verwijdert zich van hat ware Noord .) 3° . Met een werpanker, dat men met een sloep of boot uitbrengt, hat sehip verhalen ; b . v . als men met ecn sehip in de nabyheid van klippen, banken als andersins geankerd is e11 men kans heeft met zwaaien of was harden wind er op to rakes, als men met stilte niet verzeilen kan of en gees plants is om onder zeil to komen en bet sehip elders ten anker to brengen, clan geschiedt dit met behulp van een warp . AFWTJKING, z . n . v . Deklinatie . - . Miswijzing van de kompassen . AFZAKKEN, b . w . - Afdrijven h . v. eau stroom . Ilet was een fraai schouwspel, dir van den wal Afyewaaii
AFwENDEN, o, w .
('loot de rivier to zien A
Spreekwijze :
fly is Afyezakt (hy is zonder gerucht heengegaan) . z . n . o . - Dronk, (lien men by 't heengaan, of om de spij,~ to (loan zakken, gebruikt . AFZEILEN, o . w . - T)e haven verlaten Es' zr)n net (lien wind vale scbepen uf AFZAKKERTJhs,
yezeild. AFZEILEN, AFZENDEN,
b . w . - Dat sehip kan veal, wind b . w. - Heenzenden, verwijderen.
A-
(veal wind verdragen) .
Een schij) van de ('loot A- GY or-
(iere)) A- .
Spreekwijze : De voile lacy A-, d , i, al hat geschut to gelijk afvuren (al zijn kracht op cans aanwenden) . AFZENnrR, z . 11 . m . - Hy, die een lading, of goederen heeft Afyezonden .
10
AFZ . -- A.MI.
AFZETTEN, o . w . - Zich afstooten . Ook : voor 't stooten vrij houden . Wy moesterr van den wal A-; Zet elf! (komm .) . AKERKLOOT, z, n . m . - (Veroud .) Eikelvormige kogel : hoot nu druivetros, en bestaat nit kleinere kogels, op een rondo schijf opgehoopt en in zeildoek gebonden, waarvan hot geheel den vorm heeft van een aker of druivetros . Kco'doezen, akerkloots, mammierings en kardeelen . ANTONIDES Ystroo9n. ALETTA, z, n . v . - JVindveringen of galeiwolf . Verlenging van hat boeghout op, den aehtersteven der Levantijnsche vaartuigen . ALLARM, z . n . o . - 1° . Wapenkreet, van 't Ital . All'arme, „te wapen ." A- blazon . Valsch, loos A-. Aan boord der Nederlandsehe oorlogsehepen slant de tamboer op zijn trom A-, waarop ieder naar de hem aangewezen plants in de gesehutsen gevechtsrolle gnat en zorgt, dat alles op die plants tot hot gevecht gereed zij . 2° . Oploop, beweging, misbaar, by bet ontstaan van onraad of gevaar . Eon geweldig A- verweklcen . ALL,ARMROL, z . n . v . - Verdeeling van de Equipaadje in geval van gevecht . ALLE ZEILEN BYZETTEN, BYHOUDEN . - Zie Byzetten, Zeil . ALLES TOT EEN GEVECHT KLAAR MAKEN . Een gedeelte der kooien afnemen en naar de brasses brengen om tot versehansingen in to richten en tevens tot dekking van de talrepen der wanton, de schotten tussehen de vertrekken nez . wegnemen, alles uit den weg ruimen wat aan de vrije beweging der strijdenden hinderlijk zou kunnen zijn, de pompon, brandspuiten, grondschotproppen, stoppers, putsen, bet slagverband klaar makers, wapens uitdeelen en ieder op zijn aangewezen plants . ALLES WEL! P . Gewone begroeting, welke de schepelingen van twee elkander praaiende vaartuigen elkander toevoegen, en die zoo wel een vraag als een antwoord in zich sluit . 2° . R,oep van de uitkijk voor op de bak, op de fokke- en marsenra by hot slann der halfuursglazen . Wanneer er van hot halfdek door den wachthebbenden Officier gepraaid wordt : „wel uitkijker voor!" moot doze, om to toonen dat by niet slaapt, dit beantwoorden met A- W-! ALLES WEL AAN BOORD . - Gewone uitdrukking om to berichten, dat op een vaartuig, 't welk zich op reis bevindt, nosh ziekte nosh belangrijke avert' hebben plants gehad . ALMADIE, z . Ti. v. of Kathurie . - Soort van vaartuig, in Indies en op de kust van Guinea in gebruik . Het heeft een zees fijnen romp, aan beide einden in een punt uitloopende, en een vierkante verschansing . AMING, z, n, v . (veroud .) - Hoogt.e van 't whip hovers 't water . AMIRAAL, AMMIRAAL of ADMIRAAL, (welke laatste schrijfwijze door misbruik en navolging der Engelsehen is ingeslopen, als zijnde hot woord of komstig van Emir, dat Opperhoofd beduidt), z . n . m . - Vlootvoogd . Vroeger had men by ons to laude Een A-- Generaal, welke waardigheid achtereenvolgends door de Stadhouders van Holland is bekleed geworden .
A .MI . -- A NIA .
11
lien Luitenant A- G'eneraal, hoedanig do zechelden Marten Ilarpertz . Tromp, Miehiel Adriaansz, de IRuyter, Kornelis Tromp, achtereenvolgends zijn geweest . Luitenant A- en en Vice-A-en van de onderselieidene Amiraliteiten, door welke zv benoemd werden . Zie Aniirraliteit . Sints Y de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden, worden, ingevolge de Grondwet, de Amiralen, even als alle andere Officieren, door den Koning benoemd, De benaming A- wordt by onze schrijvers ook gebezigd om den bevelvoerder van eenig afzonderlijk smaldeel aan to duiden . Zoo wide men b . v . De
hapitein A voerde als A- den iniddeltocht can, de Kapitein B als Vice-A--den voortoebt en de Kapitein C, als Schout-by-Nacht, den achtertoeht . Spreekwijze : De A- beeft geschoten . (1)e gastheer heeft zijn glas opgenomen en daardoor het sein gegeven .) Elken avond gaat aan boord van het Amiraalschip bet wachtschot ; dan moeten licht, vuur en pijpen uit, en de nachtwacht begint . Evenzoo luidt elken morgen hot dagschot en ieder moot de kooi Hit . Ook in eeii geveclit geeft bet Amiraalschip bet sein om to beginners . AMIn,AAL, Z . n, m . Zeildoeksche slagpats om water to hijschen by 't schoon schip iliaken . An1IRAALSCIAY, z . n . v. (veroud .) --- Ilet verdrag, dat onder een vloot schepen gem iakt werd, wie hot opperbevel zal voeren, en naar welk verdrag ieder zich in der tijd had to gedragen . AMIRAALSCEIR, z . nn o - Schip, dat den Amiraal aan boord heeft of verwacht. AMIRAALSVLAG, Z . ii, v . - Vlag, welke do Amiraal laat waaien, en waaraan men weten kan, op welk schip by zijn verblijf houdt . AMIRAALZEILEN, o . w. --- Hardzeilery met kleine vaartuigen, hoedanig van ouds o . a. op den Aemstel plach to geschieden . AMIRALITEIT, Z . II . o . - Kollegie, dat bet opperbewind plach to hebben over zeezaken . Onder de Republiek had men hier to lande vijf zoodaitige Kollogien,
t . vv, de A- van de ~iTaas, van Texel, van Zeeland, van .Friesland en vaaa lie! Noorder kwartier. AMMUNITIE, Z . n . v. --- Zie Krljgsvoolraad . z . n . v . -- De streek van den op- en ondergang der hemellichamen, van bet ware Oosten of Westen gerekend . ANKER, z . n . o . - IJzeren werktuig met dubbelen weerhaak, dat, uitgeworpen wordende, zich in den bodem der zee vastklemt en bet schip, waaraan bet is vastgehecht, belet weg to drijven . Ms zware A--s heeft men aan boord der schepen ; lief Daagsela A--- : lint Bong A-, bet T1/ A- en het Plecht A--, sours nog het Nood A- ; als lichte A-s : lief Stop- en de IVerp A-s . - lint A- voor den bong vieren (het gereed stellen als men ankeren wil) . lies A werpen, ten A- konaen, bet A- uitbrengen, laten vallen (bet in zee laten zakken) . Het A- gaar door, chat los (lint krast over den grond) . Ilet A- does doordringen . (Het uitgeworpen A- al varende over den bodem van lint water laten slepen, 't welk geschiedt wanneer men, door snel stroomende rivieren
AMPLITUDO,
12
ANK .
varende, by hat ontmoeten van ecn ondiepte, onmiddelijk kan ten tinker k-men) . Ht A- stoat stagswijze (de ketting van bet A-- stoat evenwijdig met bet fokkestag) . Bet A- katten, verkatten . (Een were-A- op een zwaar A- zetten, om hat doordreggen to beletten .) Het A- kippen . (1)e bezorging van 't A- na 't katten : de hand van 't A - over boord halen .) Het A-- liclzten (nit hat water ophalen) . Het A- is klaar (als hat gezien is by 't ophalen en recht naar boven komt) . On/clear A- (als hat in hat touw of op andere wijze verward is . Hy is ,gezien ! ( hat A- is gezien by 't uit hat water komen . ifet A-is recht op en neder! (wortt geroepen, wanneer de ketting by 't ophalen reeht op en neder stoat) . A- is voor (hat is opgehaald en voor aan den boeg) . Het A vrij houclen (te beletten, tat hat tegen boeg of boord aanslaat) . Het A--t'huis hales (bet naar boord winder) . Bet A- opkatten (hot in den ring met hat katsblok outer den kroonbalk hijschen) . Het A- later slipper (een boei op hat eind van hat touw shaken en tat de kluis does uitloopen . Het Avisschen (naar een verloren A- zoeken en ophalen) . Het A- kappen (hat touw kappen, waar hat A- aan vast zit) . Het A is blind (zonder boei, zoodat men niet zien kan waar hat is) . Spreekwijzen : Hy is lint A- mijner hoop (hy is de man waar ik op steun) Men went tat lint A- lint zinnebeeld is der hoop . Pan zijn 7ieus een A- makes (niet verder willen zien tan zijn news long is . By is zoo vet cds een Spaansch A- (hy is zoo mager als een hout) . Op een A- to land komen (tegen alle verwachting to recht komen) . Dc kat op lint A- zetten (zijn koetjens op 't droog zetten - omdat een gekat A- dubbel zeker ligt) . Ook wel : (een vast beshut unman) . Het A- lichten (vertrekken, zich verwijderen) . Ergends zijn A- later vanes (Ergends zijn intrek semen) . Het A-- is doorgegaan (de gro3~d is hem ontzonken) . By slaclzt de A-s, die tilted to water goon en nooit leeren zwemmen (hy komt nooit voort, hoe gunstig de gelegenheid ook zij) . Zrjn A- houdt niet (wortt van een klaplooper gezegd, die weggestuurd worth . Hy moat zijn A- happen (hy moat overhaast de vlucht semen) . fl ligt voor zajn laatste A- (hat is slecht met hem gestalt) . Hy ligt voor twee A-s (by heeft dubbele hulp) . Hy heeft klaar A- (hy heeft vaster steun in zijn zaak) . ANKERAADJE, z . n . v . - Oude benaming voor hat geld, tat men aan de havenmeesters verschuldigd was voor bet werpen van de tinkers . ANKERARMEN, z, n . m ., my . - Armen van bet tinker : de gedeelten, welke van onderen, aan beide zijden van de schacht zich boogswijze verhef'en en aan hun uiteinde van een weerhaak zijn voorzien . ANKERBEDDING, z . 11 . V . - I)e plants waar lint tinker vastzit . Een bekwame A-- . ANKERBLADEN, z. n . o ., mV. - Dc driehoekige bladed of lapels aan hat uiteinde der armen van bet tinker . ANKEKBRUG, z . n. v . - Uittimmcring tegen den boeg, over welke de hand van hat tinker wortt opgehaald .
ANK .
13
o . w . - Hot tinker laten vallen, tell tinker komen . Spreekwijze : Ergends geankerd zjn (zich ergends lievinden, waar men zich niet gemakkelijk van dawn laat brengen) . ANKERGROND, z, n . ni - Grond, tot ankereii geschikt . IVy vonden Ides ten ANIiEIueN,
(/oecien ADe minste vlieten zjn bequctern tot anhergeonden . ANTONIDES Ystroosn . ANKERITALS,
z. n
V. -
1)e plaats waar de ankerstok door de schacht gait, of
omgekeerd . Hetzelfde als Ankerblctden . Zie aldaar . z . n . v. - Balk of stut waarover bet kiptakel heen loopt . ANKERERuIS, z, ri . 0 . - Kruis van hot tinker en plaats waar de armen van hot tinker rich met de schacht vereenigen . AN1iie1eiIoEiiEN, z . n . 0 ., my . - Zie Anlcrneuten . ANKERNEUTEN, z, n . v., my . - Koppen of nsoeren . Verdikking van de schacht, dear waar de stok door heen gaat . ANIcERoocs, Z . U . 0 . Oog van hot tinker ; gat in de schacht, waar de ring door heen gaat . AKERPEILJNG, Z . fl v . - Hot bepalen door middel eener kruispeiling, waar hot tinker ligt . AeKERPLAATS, Z . fl . v . - Plaats, waar eon schip ten tinker ligt . Wy vonden bier ANKERHANDEN. ANicEieKIP,
ten veil/ge A- . V . - Punt of bek van hot ankerbiad . ri . m . - Ring boveis hot tinker, door welken hot kaboltouw wordt
AeK1eIiPUNT, Z, fl ANKERRING, Z .
heengestoken . z . n. v. - Touw on zeildoek, tor bekleeding van den ankerring, dienezide om hot stukscheuren van hot tonw to boletten . ANKERSCI-IACHT, An/cerstuic, Ankerroede, z . n . v . - l)e ijzeren staaf, die hot lichaam van hot tinker vormt . ANKERSOHOEN, z . n . m . - Ecu bout, dat onder do hand van eon anker gobracht wordt, by vorvoer of veiplaatsing . ANKERSMEDERY, z . fi . V . - Workplaats, waar tinkers vervaardigd wordon . ANKERSMID, z . n . m . - Workbaas of workman, die tinkers smeedt . ANKERROERING,
Ilet ankersmeden zich aenmeten de Tyrvitenen . VONDEL, Lof cler Zeevaert.
Wijze van hot touw op hot tinker to bevestigen . z, n, m . - Stok, uit twee deolen zamengesteld, on die aehter by do flout van hot tinker gebezigd wordt Out do armon beter in den grond to doeri vatten . Sprcekwijze : ily is zoo vet (s/s CCII A- (zoo isiager als eon bout). ANKERsT0K1OuTEN, z . Ii . tfl ., mv . - Bouteit, waaidoor hot veischuiven van den ankorstk in (To schaeht helot wordt . ANKERSTOKBAND, z . n . iii . - LJzeren hand, (lienende om de twee deelen van don ankerstok to vorbinden, ANKERSTEEK, z . n . m . ANKERSTOK,
14
ANK .
AVA .
ANKERTALIE, z . n . v. veroud . (Zie Pentertalie, hat) . ANKERTOUW, z . n . o . - Kabel, waaraan hat anker vastzit . ANKERVOERING, z, n . V . - IJzeren bekleedsel der ankerbrug, om daze van be-
sehadiging vrij to waren . ANTWOORDEN, o . W . - Antwoord geven . Wanneer men een schip ontmoet, hijscht
men de vlag, en dan wordt dat schip, door zijn vlag to vertoonen, gezegd to A^- . In eigen spraak A- (sehieten op wie eerst gesehoten heeft) . APOSTELS-, z . nfl m ., mv, of Judas-ooren . - Opstaande houten, die de eerste verbreeding van den voorsteven uitmaken, APPOINTS, z, n . m . - In oorlogstijd warden sours twee kapiteins op hetzelfde schip geplaatst ; dock de een was kommandant, de andere weed genaamd A.- . Zoo noemde men ook Wel een officier, die tot een andere equipaadje behoorde . Spreekwijze : Hy vaart als A- (hy is een leeglooper, een dagdief) . ARBEID, z . n . m ., Werk . •- Aan den A-! (komm.). Zie Zorren . ARBEIDEN, 0 . W . (veroud .) - Een schip wordt gezegd in zee to A-- als hat veal slingert of rolt . ARCHIPEL, z, n . m . - Eilandszee . De Grieksche A de eilanden van den In • dischen A- . ARK, z, n . v. - Soort van keg, die in de nagels geslagen wordt . ARM, z, n, m . - Palm, klaauw, tak, clinker, nok, handvatsel : uitstekend of nitspringend end, balk, staaf of boeht, voornamelijk zoodanige, als dienen our iets aan to vatten of to hanteeren . Dc A-- van een knie, de A- van een Anker (zie Ankerarm), enz . ARTIKELBRIEVEN, z . n . m ., my. (veroud .) Verzameling van reglementen en ordonnantien op hat zeewezen . As, z . n . V . - Spil, waar eenig voorwerp our heen draait . ASSURADEUR, ASSURANTIE, ASSUREEREN, enz . - Zie TVerzekeraar, Yerzekering, enz . ASTRAGAAL, z . n . V . of Kamerband. - Ping of band tot verzekering van can stuk geschut . A.TLANTISCHE ZEE, z . n . v . - Zle Oceaan . ATLAS, z . II . m . - Gebruikelijke naam voor verzameling van waereldkaarten . Een Zee-A-- (die alleen zeekaarten bevat) . Een (land-A- (dien men gemakkelijk hanteeren kan) . Len Zak-A- (dien men by zich steken kan) . AVARY, AVERY of HAVERY, van 't Ital . Avaria . -- Zeeschade, op wat wijze ook to weeg gebraeht . Volgens Art . 696 van hat Wetb . van Kooph . worden under A- begrepen alle buitengewone onkosten, ten dienste van hat schip en de goederen, gezamentlijk of afzonderlijk gemaakt ; alle schade, die aan hat schip en de goede~ en overkomt gedurende de tijdruimte by hat II Boek, Tit . IX, afd . III deszelfden Wetb . ten aanzien van hat beginners en eindigen ales gevaars bepaald. Voorts step At . 698 twee soorten van A-, als A •- gros, die over hat schip, de vrachtpenningen en de lading wordt omgeslagen, en Eenvoudige of Bgzondere A-, die ten laste komt van hat schip of van hat goad afzonderlijk, 't walk de schade geleden of de onkosten veroorzaakt heeft . Wat
AVE . - AZI.
BAA .
15
vender tot dit onderwerp betrekking heeft wordt in bet II Boek, XI Tit . AM . I en II van gezegd Wetb ., Art . 696 740, behandeld . Spreekwijze : dear is A- (dear is schade geleden) ; dock dear-en •t egen : dear zal A- vallen (dear zal voordeel vallen), 't welk niet to verwonderen is ; naardien schippers by zulke gelegenheden doorgaands bun rekening wel zoo weten op to maker, dat zy er niet by to kort komen . AVEGAAR, z, n . m . - Soort van boor, wear groote gaten merle geboord, en die met twee hander meet omgedraaid worden . Spreekwijze : Iemand met een A- door den news borer (iemand grovelijk bedriegen) . AVONTUUR (or), bijw. - Zonder bepaalde bestemming, op geed geluk . Op A-zeilen (zich op zee begeven, zonder bepaald to weten wear, of welke yacht men bekomen zal) . AXIOMET ER, z . n, m ., of Verlclzkker. - Ben wijzer op een plant, die tegen bet stuuryad geplaatst is, welke wijzer aanduidt hoe de roerpen ligt, zoodat de roerganger den wachthebbenden Officier op dat punt nimmer misleiden ken . AzIn1uTIJ, z . ii . o . - De streek, waarin zich een hemellichaam bevindt van het reorder near het Zuiden . By de op- en ondergang der hemellichamen is het A- dier hemellichamen bet komplement der Amplitude .
S. BAAI, z . n . v . - Zeeboezem, inham van de zee in bet land, doorgaands van
binnen breeder den ears hear opening . .De B- van Napels enz . - Verkleinwoord van baai (wollen stof), oorspronkelijk gegebezigd om het wollen buisjen, de gewone kleederdracht der matrozen, aan to duiden, en, by toepassing, de gebruikelijke benaming van alle bovenkleeding van 't zeevolk . Spreekwijze : Op zijn B- krijgen (slagen krijgen) . Zy hebben op hun B-gehad (Zy hebben de nederlaag geleden) . BAAIVARGER, z . n . rn . - Oorspronkelijk een wolkvanger van Baai . (zie Wolkvanger) en overdrachtelijk gebezigd voor den zeeman, die hem aantrekt . Vali dear, omdat de matrozen aan wal liefhebbers van zwieren zijn, en bet daarby ruw toegaat, can zwierbol : Hy is een rechte B- (een doordraaier) . Men plash ook den ream van B- aan een hooggetuigd schip to geven . BARK, n . v ., of Bakers, is ells teeken, dat aan Loads of Schipper hat vaarwater aanwijst . Hat wordt ook voor kustlicht genomeu . Zie aid . Spreekwijzen : Een schip (of weak) op strand, een B-- (of Baker) in zee (de ramp of bet ongeval, deii eenen overkomen, is den anderen tot waarschuwing) : omdat een schip, dat gestrand is, of vastzit, bewijst, dat to dier plaatse BAAITJEN, z, n . o
16
BAA .
zich eeii ondiepte bevindt, en plus de Sehippers, die voorb,yzeilen, waarsehuwt of to houden . Zie CATS Zinnebeelden . Te louver, man to roes, to louver, lieve maet : liijck, hoe het met schip van onzen buerman staet . [let sit daer op een sant, gerreesselt van de stroomen : En daer en is ,geen huip, hoe faer de gastena bomen . Dus soo er nu een wint learnt dringen sae de wal, 't Is seker flat de kiel in stucken bersten sal . Ghy sic flan naerstigh be en let op awe sakes, Een schip op 't droogh gestelt flat is een seker baleen, En 't is naer mijn begrip geen onvoorsichtig man, l?ie op ee :is antlers seyl de sync toomen lean .
De Baleen komen uit (men lean geruster doorgaan) omdat, wanneer de baleen „uitkomen", of zich duidelijk vertoonen, het schip gerust zijn weg vervolgen lean . Als bet tzj (of de stroom) verloopt, moet men de Bakens verzetten (by veranderde omstandigheden moeten andere maatregelen genomen worden) . Dit verzetten van bakens is daarom noodzakelijk, omdat de verandering van bet tij (de beweging van op- en afloopend water) ten gevolge heeft, flat de bevaar bare stroom zich, door aanvoer van zand of slijk, verplaatst, en, wat vroeger diepte was, nu ondiepte wordt . Geestig wordt flit uitgedrukt door CATS ; Sic, waer ik heden stay, daer speelden eens de bares . Daer quarnen alle daegh de schepen ingevaren ; Doer sag men menig hole/c, die ,net syn vollen last Quam stuyven nit de zee, de vlaggen op de mast . Nu is bier en/eel sant en niet dan drooge platen, Van slibber overgroeyt en van den vloet verlaten ; Waer eertijds was de kolcle is maer een cage smut Men siet er niet do schip, men siet er niet do boot .
Vuur can wal, altjd geen B- (schijn bedriegt) . BAAL, z . n . v . --- Zak, die overal is dichtgenaaid . Een B- rest, ecn B- ko ffy, BAAR, z, n. v . y-- Zeebaar of golf, is eene flier oneffenheden of ruggers, welke . zich haven hot woelende water vertoonen en door wind of stroom gevormd warden . De wentelende B-en en Door de B-en overstelpi z(jn, . Wat been is zoo hoog, van waar mijn oogh de harem Dee zee lean overzien van al mijn wedervaren .
zegt Badeloch by VONDEL . Spreekwijze : Gees B- (oak wel golf of zee komt hem to hoog (of to na) (niets lean hem schaden) . By meent flat hena geen Bares to hoog kunnen gaan (flat by voor niemand to wijken of to zwichten heeft) . Zoo schrijft HOOFT, „flat de Bondgenooten, wanende, flat hum geese zee to hoog mogte gaan, zich onderwonden met een nieuwe en ongelooflijke vermetelheid, een koningsgedeelte to verges ." BAAR, z, n. v . - 't Fr, barre, in zijn verschillende beteekenissen van : 1° . staaf ; 2°, bank, rug in zee ; 3° . dwarsbalk (in de wapenkunde) .
BAA . -- BAK .
17
BAAR, z . n . m . - Zoo words een nieuwling aan boord genoemd . 't Woord schijnt van Maleischen oorsprong, in welke tail Baro „vreemdeling, nieuw aangekomene" beteekent : Zoo heet het logement voor nieuwaangekomenen : roema barn het kantoor der 0 . I . Kompagnie : kantor-barn . BAARHAVEN, z, nn v. - Haven, die door een baar of bank words afgesloten . BAARSCH, b . n . - Onnoozel, dom : lien B-e streek (een domme streek). BAARTSE, z . n . v . - Een snort van oorlogschip, by onze voorouders in gebruik . In den Gelderschen krijg weed in 1518 by die van loomn en de omliggende dorpen, ter bevestiging der kust, ecn groote B- gebouwd, die zeer 11oog getuigd was en boven alle andere schepen uitstak . Zy kon met riemen geroeid worden, was licht in evenredigheid met haar grootte en voerde veel zeil . - De Schutteryen van „de Voetboghe" en van , o de Handboghe" to Amsterdam moesten oudtijds, en ter vergelding der hun in 1486 afgestane visschery in ,, 't gouden water" (de Binnen- en Buiten Amstel zoo ver Stadsvrijheid strekte) onderhouden twee bairdzen met hetgeen em toe behoorde ter dienste der stall . Zie den giftbrief by WAGENAAR, Amsterdam, VI D . II Boek, bylage A . BRAS, Z . n . m . -- Meester, opperhoofd B-- van een werf TimrnermansB- . BAGGEREN, b . w. -- Modder ophalen, modder visschen. BAGGERNET, z . n . o .-- Net, waarmede gebaggerd words . BAGGERSCHUIT, z . n, v. - Schuit, waarmede gebaggerd worth . BAGIJNBRAS, Z . n . m. - Bras van de Baqjnra : zie aid . BAGIJNRA, z . n. v . - De onderste Ra aan den bezaansmast . De naam van Bagijn is vermoede;ijk aan die Ra gegeven, omdat zy geen zeil draagt en aileen diem om bet bovenwerk in to houden . Zoo worden runderen, die horenloos ziju, bagaJ en genoemd. BAGIJNZEIL, Z, n . o . -- Zeil, dat tegenwoordig op vele nieuwe schepen aan de Bagijnra gevoerd words. BAIDAR, z, n . m .-Met leder bekleede Schuit, by de Kamschadaien in gebruik . BAK, Z . 11 . m . Het voorste bovendek, voor den fokkemast . 20 . Eetbai~, schaftplaats, balie 30. Scheepsafdeeling. De Equipaadje is afgedeeld in B-ken, als BootsmansBSchiemansB- KonstapelsB- MatrozenB-, volgends Bakrol . Spreekwijzc : lets act:erbaks houden . (iets in zijn kiss houden) verbergen, em niet merle voor den dag komen . De kist van den Baksmeester staat achter de Bakskist : by heeft de keus by de rantsoenverdeeiing en bergs het zijne in de kiss : welk aandeel alzoo niet ter tafel gebracht words, 1,iet aan den Bak komt. Zie Achterbaks, waar een andere verklaring van het woord voorkomt, zonder dat ik beslissen wil, weike de ware zij . BAKBEEST, z, n . o . -- Bynaam, dien men aan de zware ankers geeft. Van char ook toegepast op elk lomp, onbehabbeld voorwerp . BAKBOORD, z, n. o . - De linkerzijde van 't schip, wanneer men van den achtersteven ziet . Zy draagt den naam van B--, volgends sommigen, om dat aan .3
die zijde de Bak o4' Balie plach genet to worden als men visch of vleesch weekte of ververschte ; - volgends anderen, omdat de Stuurman, op kleine vaartuigen, wanneer by aan bet roer stond, zijn bak met eten aan de linkerzijde zette, ten einde de rechterhand vrij to hebbeu om het roer to regeeren ; waarom dan ook de rechterzijde Stuurboor •d genoemd words . Volgends een derde, en misschien de eenvoudigste verkiaring, zou~le de oorsprong deter benaming to zoeken zijn in den tijd der eerste uitrustingen, toen de stuurlieden, onderof ficieren en roergangers tee rechterzijde in zeildoeksche hutten, en de matroozen tee linkerzijde, in bakken afgedeeld, logeerden . B- aanbrassen (De brasson aan B- aanhalen) Aan B- overgehaald zjn, liggen . Ben eiland aan Blaten . Niet over B- gieren . B- vieren ! Aan B- bet roer ! B-- wat) hou bet roer een weinig naar B-- zijde) Haal op aan B- (haal, roci, beter, harder aan B--). Spreekwijze : Ienaand van B- naar Stuurboord zenden : (iemand om een beuzeling been en weder sturen) . BAKBOOItDSBRASSEN, z, n . m, my. --- De touwen, die aan Bakboordzijde bestemd zijn tot bet omhalen der rags . BAKBOORDSHALZEN, Z, n . mrn mV. -- De halzen aan Bakboord . B-- toe ! (komm .) BAKBOORDSQUARTIER, z . ii . 0 . -- Zie Bakboordswacht. BAKBBOORDSWACHT, Z . n, V . -- of Bakboordsquartier. Die helft van de manschap, welke aan Bakboord huist . BAKEN, z, n, o . -- Zie Baak . In 't Fr . P . words bakon reeds als lichtend teeken, en wel voor de Ster der Oo,tersche wijzen, gebruikt . BAKENEN, b . w . -- Met Bakens bezetten . BAREMNG of Bebakening, z . n . v .--Het zetten van Bakens . BAKENGELD, z . n . o . - Geld, dat door de Zeevarenden betaald moet worden tot goedmaking der kosten van of bakening . BAKLIGGEN, o . w . - Tegenliggen, words van een schip gezegd, wanneer zijn zeilen de werking van den wind van voren ondervinden . BAKSEN, o . W. - lien stuk van achteren omzetten, rechts of links by bet pointeeren . Zooveel mogelijk vooruit B-- (Hat geschut zoo schuins rnogelijk op een vluchtend schip uit de geschutpoorten van den voorsteven, op een vervolgend schip nit de aehterpoorten, richten) . BAKSGAST, Z . n . m . - leder matrons noemt al wie met hem aan denzelfden Bak schaft, zijn B-, in den till van Baksrnaat . BAKSJONGEN . Z. nfl m .-Hy die het eten aanbrengt en den kok helps ; ZieBaks-Zeun jen. BAKSKIST, z . n . V. -- Kist, waarin bet rantsoen words bewaard en die tot etenstafel dims . Niemand mag op de B-- gaan zitten . BAKSMATEN, z, n, m . my . -- Die aan denzelfden (etens-) Bak aanzitten . BAKSMEESTER, z . n . m . - Die bet oppertoezicht over den Bak beefs, het rantsoen verdeelt en orde houdt aan den Bak. Hy alleen snag zitten onder het schaften . BAKSPIER, z, n, m . - lien der stukken bout, die uitgevoerd worden op de hoogte van den fokkemast en dienen tot bet uitvoeren van de buitenschoot van bet onderlijzeil, of, wanneer men op een reede ligt, tot bet vastmaken en van booed vrij houden van sloepen .
BAK-BAL .
19
z . II . V . --Benaming der touwen, die den boegspriet, bet kluif en het jaaghout zijdelings steunen, en op den Bak worden vastgemaakt . BAKSTAGS, bw .- Breed, ruim, EenB--wind hebben (ruimhouden, ruimschoots zeilen .) BAKSTAGSI IND, z . n, m .-Een tamelijk harde wind, zoodat de Bakstag, dear het zeil tegenkomt, stiff staat en niet labbert . BAKSTAGSKRAAG, Z . n, m . - Kraag of strop, waarmede de Bakstag op den boegspriet bevestigd wordt . BAKSTENT, z . IL v . - Tent, die voor den fokkemast wordt opgeslagen. BAKSZEUNTJEN of Zeuntjen, z, n . m . - Diegene die de schaftery haalt en na het meal het seheepsgerij in den Bak moet sehoonmaken . Ieder doet dit op zijne beurt . BAKZEILHALEN, o . w . -- Ilet zeil verkeerd halen, waardoor het schip terugdeinst . 't Is niet van Balc, maar van 't Eng . Back . Spreekwijze : B- inhalen (niet volharden by zijn opzet, achteruit krabben .) BALANCELLA, z . n, v . --Napelsehe sehuit met een mast voorzien, puntig aan beide zijden uitloopende en ongeveer 18 a 20 riemen voerende . BALANS, z . II v .--(v eroud .) Benaming, die plach gegeven to worden aan de verklaring, welke een sehipper deed van de door hem aangebrachte goederen . BALANCEERSPANTEN, Z . n, o . my. -- Spanten, door het opi ichten waarvan men plach to berekenen of een schip in aanbouw behoorlijk in evenwicht stond . BALANSRIF, Z . II . o . --Schuinsch rif in het Bezaan- of Brikzeil . BALIE, z . n . V . - Groote watertobbe . Voorheen plach men dagelijks in de B-den noodigen drank voor de mansehap to gieten . KoelB- (die het water bevat, bestemd om gedurende den strijd het gesehut of to koelen) . LoodlijnB-, Deel B- (waarin, na het looden, de natte loodlijn wordt ingelegd) . BALIeN, UITBALIeN . o . w. -- Met een Belie water nit een open vaartuig gieten . BALK, z . n . m. - Afgehouwen en vierkant gezaagde boom . Langste B-(de B--, die op de grootspanten rust, en waarvan de lengte de hoofdbreedte van het schip bepaalt) . B- van de luizeplecht (die op de hoogte van de bovenste battery 't mast aan den boegspriet gelegd is .) B- van de kampanje (de bovenste B--- van den achterspiegel, die tot steun diem van de dekplanken der kampanje .) Halve .3-, halve Dek B-- (die tegenover den rend van een luik ligt .) Last B-- en (die tot steun van groote schepen dienen en er de koebrag van uitmaken) . (Jelaschte B- en (die wegens hun lengte uit meer den een stuk moeten worden samengesteld . BALKHAAK, z . n, m . -- Houvast, duivelsklaauw, kanthaak, trekhaak . 10 . Zware ijzeren stack, waarmede men balken toelegt . 20 . Groote ijzeren tang, waarmede men de stukken van een mast verplaatst of op de hoogte brengt, wear zy wezen moeten . BALKSCHAAL, z, n . v. -- Zie Schaal. BALKWEGER, z. n, m . --- Weger, wear een dekbalk op rust . BALKW EGERING, z, n. v . -- I-Jet inwendig langsscheeps verband tegen de boorden van het schip, en waarop ile Balken komen to liggen . BALLAST, z . n, m. - Hierdoor verstaat men hat zand, de steenen, of andere ruwe warm, die under in bet ruim gebracht worden, one hat schip dieper in hat BAKSTAG,
BAL .
BAN.
water to doers zinken, ten einde het niet to rank worde en geen nood hebbe van om to slaan . Met B- varen, op z2,jn B-- vertrekken (zonder lading vertrekken .) IJzerenB-, SteenB-, Vliegende B- (eaten met B- gevuld, die men naar verkiezing naar deze of gene zijde van 't schip, waar meerdere zwaarte vereischt wordt, kan vervoe en) . Op zijn B- liggen (wordt van een schip gezegd, dat uog geen andere lading bekomen heeft . De B- schiet (valt van de eene plaats naar de andere .) B-• ve'cschieten (dien van plaats doers verwisselen .) B - is eigenlijk slechte, niets deugende last, gelijk baldadig, slecht-dadig, en balsturig, slecht van bestuur . Spreekwijze : Hy is een onnutte B (hy is een onnut menbel, een last voor de waereld .) Die B- is nit den weg (dat bezwaar, dat verdriet, is opgeruimd .) BALLASTEN, b . w. - Met Ballast laden, Ballast innemen . Dat schip is goed Geballast (De Ballast is genoegzaam voor de behoefte .) Onze voorouders plachten, wanneer zy in de Levant zijde hadden geladen, hun schepen met marmer to Ballasten, en van daar die ontzettende hoeveelheid mariner, welke men, tot zelfs in geringe woningen, to Amsterdam aantreft . Spreekwijze ; Hg is to zwaar Geballast (hy heeft to veel gegeten .) BALLASTING, z . U . v . -- 10 . Bewerking van Ballast . 2o . De daad van Ballasten . 30 . Ongelden, op het Ballasten gevallen . BALLASTKIST, z . n . v . -- Afgescheiden schot of afgesloten yak in het ruim, waar Ballast in geladen wordt . Op een stoornboot staat een B-- op 't bovendek en op rollers om haar recht to houden. BALLASTKLEED, Z . n . o . - Geteerde stukken zeildoeks . Zie Presenning. BALLASTLICHTER Z . II. m . -- Schuit, waarmede de Ballast gelost wordt . BALLASTPOORT, Z . n . v. - Poort of opening, waar de Ballast door geladen wordt . BALLASTSCHIETERS ; Z . n, m. my . - Yolk, dat zich met Ballasten bezig houdt . BALLASTSCHIIITJENS, Z . n . 0 . my . Vierkante stukken ijzer, van 12,50, 25 of 50 Ned . P0 . zwaarte, dienende tot het Ballaste~i van oorlogs- of andere schepen, waar de noodige ruimte in bewaard moet worden . BALLON, z . n. m . -- Pleizierboot to Siam, zeer verheven aan de beide uiteinden . BAND, z . II . m .-Hoepel, beugel . De B-- en, (de ijzeren hoepels om de masters .) Zie BorgB--, RaB-, B-- en in het ruins (houten of ijzeren B- en, die over het zaadhout of over een oploop heen gezonken en verder op de inhouten liggen . B-- in het voor- of achterschip . (Zie Dekbanden.) Spreekwijze : Door den B-. (gewoonlijk, doorloopend .) BANDEN, b . w . - Versterken . Een zezl B-, (er kruislingsche stootlappen op ietten .) BANK, z . n . m . -- Droogte, plaat, klip, blinde rots in zee . ZandB-, KoraalB--, SchelpB--, IJsB-, De groote B-, (onderzeesche berg ten 0 . van NieuwFoundland .) DoggersB-, (groote B-- tusschen Engeland, Finland, en Jutland .) Spreekwijze : Door den B--, moet zijn Door den Band . Zie Band. BANK EN, o, w . Wordt een schip gezegd to doers, wanneer het op ecu Bank komt om to visschen .
BAR .
BAT .
21
z . I) . m . -Naam, dieoudtijds ears den Scheeps-Chirurgiju gegeven word . n . v . - of Berge . Snort van trekschuit, dienende tot vervoer van personen en goederen en voor de binnenlandsche vaart bestemd . 't Is oorspronkelijk hetzelfde als Bark. De B- van Alkinaar op den Holder, Iiadetter, B--, naam, dien hot scheepsvolk wel eons geeft aan hot fogies der Adelborsten . BARGHOUT of BARRIGHOUT, z . n. o . - Een gedeelte der buitenhuid tegen de kimmen van hot schip, tevens dienende tot verband, als hot schip, gelijk met eon band of gordel, omringende . De rechte spelling van 't woord schijnt to wezen Berghout, als dienende die houten om 't schip to bergen of to bewaren . Linieschepen hebben eon BovenB- ter hoogte van hot kuildek, en eon OnderB- ter hoogte van hot tusschendek . BARK, z, n, v . - Met doze benaming wordt in 't byzonder were snort van lichte Grieksche en Spaansche vaartuigen, in de Middellandsehe zee varende, bestempeld . De koopvaardyschepen, die den grooten- en fokkemast barksgewijs getuigd hebben, en daarenboven nog eon achtermast met bezaan- en gaftopzeil zonder rags voeren, worden B--en genaamd. Ook wordt B- in poezy veelal voor hot min edele „schuit" gebezigd . BARBIER,
BARGE, Z,
Een lichte Barck van barstigh Boeken-ledPr .
zegt
VONDEL
in zijn Lofsangh op de Scheepsvaart .
z. n. v. I)e zwaarste sloop aan boord van eon schip, tot alle zwaar work bestemd, als hot lichten en uithrengen van ankers, enz . De B- wordt met draaibassen gewapend . BARKOEN, z, nfl m . - R,ondhout, windboom . BARKSCHIP, Z . C . o . - Schip met twee overkant getuigde masters, terwijl de derde mast slechts eon schoenerzeil voert . BARLAVENTOvLOOT, z.n .v .-Benaming van eon Eskader kleineSpaansche vaartuigen . BARREN, o . w . - Brandon, koken (van de Zee .) BARRING, z, n . v . - Zie Branding . BAROMETER, Z . n . m. - Weerglas, werktuig, dat de drukking van den dampkring meet en waarop de aanwijzingen, overeenkomstig die drukking veranderende, in verband met de weersveranderingen worden waargenomen . Hrarbuizige B-, (die minder dan eon streep diameter van binnen heeft . (De B- staat op rnooi weer, op regen .) BARRIGHOUT, z . n . o . -- Zie Barghouten . BARRING, Z . n . v. - to . Waarloos rondhout . Verzameling van rondhouten, ingescheept om de bestaande in geval van nood to vervangen . 20 . Ue pleats van hot bovendek, gemeenlijk tusschen den grooten eii fokkemast, wear de waarlooze rondhouten geborgen worden . BAs, z . n . v . - Snort van klein geschut, oudtijds veel op de schepen in gebruik . Zie Draaibas . BATARDE, z . ii . v . - (veroud .) is . Snort van galei, minder groot dell de koliinklijke . 20 Snort van geschut . BARKAS,
22
BAT .
BEG .
BATTERY, z . n . v . --Geschutlaag : wordt aan boord verstaan van al de kanonnen, die aan bak- en stuurboordzijde op een en 't zelfde dek aan de geschutpoorten liggen . OnderB-, eerste B- (die bet dichst by de waterlijn is), Tusschen deksB-, OnderdeksB- (die op het tusschendek ligt), Bovendeks B- (die op het bovenste dek van eeu driedekker rust .) De, B-- is gesjord (vastgebonden tegen 't roller .) De B- staat to boord (als de trompen buiten de geschutpoorten staan .) Gladdeks B-- (onoverdekte B-) . BED, z. n . o . -- of Bedding lo. De holte waar een rivier of beek doorstroomt . 2o . 1)e bodem der zee . De moeyerende Son zoelci de avondlegerstee En yaert zich nieuwe lcraeht in 't koelind Bed der zee. Yr . K. W .
BILDERDYK .
3s . Indruk, welken een schip achterlaat in den madder, waarin het heeft vastgezeten . 40 . Helling, waar een schip op gebouwd wordt . BEBAKENING, z. nfl v. - In officieel gebruik, even als betonning . Ik zoi 't eenvoudige Bakening verkiezen . BEDAREN, o, w . -- Kalm worden . De storm begirt to B-. BEDDEN, z, n . o . my . - of Beddingen . Sledebalken . BEDDING, z, n . v . -- Zie Bed. B- noemde men voorheen ook een verzameling van balken, met planken belegen en dienende om gesehut op to plaatsen, zoo als by de bombardeerkorvetten . - De mortierB- en . BEDISSELEN, b . w . --flout met behulp van een 1)issel effenen en scherp maker . Spreekwijze : Ben zaak B- [of Bedistelen als men gewoon is verkeerdelijk to zeggen] (een zaak vereffenen, in orde brengen) . De ouwe wijven die weten tech alle dingh to Bedisselen .
L . FRANssoozs (rietjen Neuters . BEELDWERK, z, n, o . of Tarmen . Snijwerk, cieraden aan den spiegel van eon vaartuig . BESTING, z, n, v . -- Zie Beting . BEGEVEN, o, w . -- Losraken, stukgaan . Het B-- van ecu mast, huid, plank . BEGEVING, z, n . v . - De load van Begeven . BEGIETEN, b . w . -- Nat maker . De scheepszzjden B- . BEGROETEN, b,w. -of Salueeren .Teekenen van beleefdheid, ontzach of eerbied geven . Het B- geschiedt op zee door middel van kanonschoten, altijd in oneffen getal . De oorlogschepen, die door koopvaardyschepen begroet worden, lessen gemeenlijk bet derde van het aantal schoten, die ter hunner eer gedaan worden . Ben vloot, een vlag, een citadel B-- . Met scherp B-- heelt alleen ter eere van koningen plaats . Het B- geschiedt ook somtijds door het strijken van de vlag, en door het later vallen van het marszeil . Dat de Amiraal van Gent in 1671 good vend het Engelsehe koiringsjacht de Merlijn niet op die wijs to begroeten,
BEH .
BEL .
23
gaf (order nicer) aanleiding tot oorlog met Engeland . De zee begroet den wal, (de schepen B- de forten .) BEHOUDEN, b . n. - 10 . Gelukkig, gunstig . B- koers, breedte, vaart . Ben B- aankomst (aankomst met hat vaartuig waarmede men is afgereisd) . Iemand B rein wensehen (voorspoedige refs) . 20 . Gered, veilig . Het schip is vergaan ; dock de manschap B-- aan wal gebracht . Spreekwijze : Een B- man (die nit den rood, uit den brand is) . BEHOUDEN, b . w. - achtereenvolgend houden, bewaren . Wy bleven denzelfden
wind gedurende veertien dagen B- . Het gelukte my, njn koers to B-. n . m . --- Timmermans gereedschap, dat an onderen scherp en van haven ingericht is om er op to kloppen . Spreekwijze : IKom voor den B- . (Kom voor den dag : soon, wie ge zijt .) Len vaatjen op den B-- zetten (ten beste geven). BEITELAAK, Z, IL V . -- Zie Aak. BEKAAIEN, o . W . Beteekent : op de Kaai of op den wal bederven en words byzonder gezegd van visch, die zoo lang aldaar gelegen heeft, dat zy begins to sterven . Spreekwijze : 't Is alles Bekaaid (bedorven), Hy komt er Bekaaid of (Fly heeft er schande mee behaald : omdat Bekaaide visch als een slecht onthaal words aangennerkt, waar de huiswaard geen eer merle inlegt .) DOCK zle BILDERDIJK Gesi . op /Kale . Ook WITSEN legt het woord antlers uit en beweerd, dat een stuk hout, hetwelk aan board nergends past of sluit, gezegd wordt Bekaaid uit to komen . BEKAAIER, z . n, m . -- B- van den bezaan words de toppenant genoemd, die aan de bezaansra vast zit . BEKABBELEN, b . w . -- Kabbelende schuren . BEITEL, Z .
En 1J- en Amstelstroom bekabbelen zijn grout. SYLvius,
Amsterdam .
z . n, m . - Bout, die met een bek of kromming eindigt . b . w . -- Wegens overtreding een boete of andere straf aanzeggen . BEKEURING, z . n . V . -- De daad van Bekeuren . BEKLEEDEN, b, w. - Bedekken, bewoelen, verzorgen tegen schuring of beschadiging of wrijving . [let buitenwerk van een schip B-- (het met dunne planken bedekken, er curler touw om heen woeleu of het met leder benaaien.) BEKLEEDING, z . n . v . - Huid, bedekking . BEKNIJPEN, b . w . -- Een end touw beklemmen tot dat het op een klamp belegd is : twee touwen, b . v . de stuurrepen, op elkander binder . BELABBERD, b . n . - Of Labberlottig ; words het weer gezegd to zijn, wanneer de wind, in plaats van frisch door to waaien, slechts labbert en met tusschenpozen waait : ('t is 't Maleisch Palabber, vergadering - omdat daar by hen alles langzaam toegaat .) Spreekwijze : Het ziet or B- uit (ongunstig, onaangenaam uit) . BEKBOUT,
BEKEUREN,
BEL -- BEP.
24 BELADEN,
b . n . --- Zwaar geladen . Dat schip is to
sterk B--. Die boot is met to vrel
goederen B---.
b . w . -- Aanslaan, naaien, sjorren : oak wel een touw ears een peal of antler voorwerp vastmaken . De schoot, de bras B-- (die vastzetten .) Spreekwijze : Het was : Hon en beleg. (het was : hood het touw en mask het ter dege vast : oneigenlijk „goede read was dour, men had handers vol werk" .) Dear is peen touw aan to B- (Er is peen touw aan to vinden : overdr.: ,,Die kwant stuit niet veel : met hem is niet to geworden .) BELEGKLAMPEN, z . n, v. my . - Kruisklampen, bestaande uit een dwarshout en twee halvermaanswijze daarop geplaatste stukken. Zoodanige klampen worden tegen hut binnenboord van een vaartuig gespijkerd en dienen om er enden touw aan to bevestigen . BELOOP, z . n, o . -- Fatsoen van een schip en, meer bepaaldelijk, de omloop van den achtersteven . BELOOPEN, b, w. - Bezeilen . B- worden beteekent : „overvallen worden", b . v . door een storm. BEMALLEN, b . w. -- Zie Hallen . BEMANNEN, b . w. -- 10 . Van manschap of yolk voorzien . 20 . Van een loads voorzien . Het schip is Bennand (er is een loads aan board : omdat de loads, zoo lang by dienst doer, als de Man by uitnemendheid beschouwd ken worden .) BEMANNING, z . II . V. --Het scheepsvolk, dat zich aan board bevindt . Dat schip had maar geringe B-. Zie Hanschap, yolk. BEMASTEN, b. w . - of Hasten . Van Masters voorzien. Dat schip is nag niet Bemast. BENARREN, b . w . - Benaauwen. Wy zaten benard (op lager wal .) BENEDEN, bw . - Onder, omlaag, in bet beneden gedeelte van het schip . Zend BELEGGEN,
,'let yolk B--.
b . n . - (Veroud .) Nerd eeu schip gezegd to zijn, als bet niet vlotten of niet over droogten geraken kon door schaarsheid van water . BI NGEL, z . n . m . --- De klok op een koopvaardyschip . De B- luidt ow to schaften . Zie Klok. Spreekwijze : Ben kwade B-- wordt van cen lastigen knaap gezegd, die ons met zijn bengelen of jarken verveelt . BENOORDEN, bw. --- 't zelfde als Noordwaart, ten Noorden . Wy praaiden dat schip BENEPEN,
N mylen B- de linie . De wind is B-- met cost .
bw . -- Om Engeland heen . Wanneer, in oorlogstijd, hat Kanaal onveilig was, zeifde men Engeland um, wet de rein aanmerkelijk verlengde . Hiervan de Spreekwijze : Hy peat B- (hy is langzaam in zijn doers, in zijn spreken, in zijn werken .) BEOOSTEN, bw. -- 't zelfde als Oostwaart, tern Oosten . Die eilanden liggen B- Java . BEPALEN, b. w. -- Naar een vaste berekening zich van jets verzekeren . De juiste ligging eerier pleats B-, den afgelegden koei s B- . BEPEKT, of Bepikt, h, n . -- Met pek besmeerd : VONDEL bezigt in zijn Lofsangh op de Scheepsvaart, de uitdrukking Bepeckte Vlercken voor .,zeilen." BENOORDEN-OM,
BER
BES .
BERGEN, b . w. - 1° . Stuwen, pakken . Dit schip kin nog tI wat B- (nog al was goederen inhouden) . 2o . Oprollen en vastrnaken (een zeil B-), hat in hat dichtst mogelijk bestek ineen vouwen en op zijn ra met touwen vastbinden . 30 . Laten vallen : een viny B-,
die nederhaen en wegsluiten .
4° . Redden, bewaren : bepaaldelijk gespaarde personen ofgoederenf
filet schip
is 18 gronde yegaan ; dock men liseft de elcipaudje nog kunnen B- . Hierover handelen art. 545 en volgg . Wetb, v . Kooph . BERGER, z . n . rn - fly, die gestrande goederen helps Bergen . BERGHOTJT, z, n . 0 . - Zie Barqhoui. BERGING, z . ii. v. - Ruimte . Ei
is weinirj B- in dat sc/up .
BuRGL00N, z . n . 0 . - Gelden, die uitbetaald worden, tot vergoeding dei- rnoeite en kosten nan hat Bergen van gestrande goederen besteed . Bet B- words alleen toegestaan in de gevusllen, by art . 562 Wetb, van Kooph, vermehi . De B-en behooi'en jul de eerste plants onder do bevoorrechte schulden, de op de opbrengt van verkoehte zeeschepen kunnen worden verhaald . Zie art . 343 Wetb, van Kooph . Vergel, voorts art . 547, 548, 750, 757 . BERIuiouT, z . a . o . - 'r zelfde als Baryluout . Zie aid. BuRK0EN, z . n, m.-'t zelfde als Baikoen . Zie aid . BESCIIADIGD, b, n . - Zoo noernt men stiles was op de eenc of andere wijze schade geleden heeft en in mill goedeui staat verkeert .
JTsukoop van yoedeuen, door 't zee-
water B- . BEscIIADIGEN, b, w . - Schavielen, wrijven, schade aanhrengen . BusCnIETEN, b . w . - 1° . Schotten zetten . Er warm zoo ccci passagiers can booed, dat men genoodzaalct was de lee/c to B- . 2°. Met planken bekleeden. Die Icajuit is ge/ted Besc/uoten . 3° . Met geichut bevechten . BESCHOTJWEN, b . w. of met den deal luebben - voor ,,zijn deal ontfaugen" is ecu uitdrukking, in gebruik op onze zeedorpen . By de terugkomst van ecu visscherman heeft de reader de heift van do netto-opbrengst, en de andere helft words onder hat yolk veideeld, zoodat elk zijn aandeel Beschouwt, d . i, bekonut, naarmate by vaart voor kwart, half, drie kwart of voile man . BESLAAN, b . w . - 1° . Bedekken, bekieeden . Ben plan/ suet jzer B- . 2°. Al de zeilen zjn Beslagen . 3°. In beslag semen . Zie Beslag . IESLAG, z . n .
0 . - Verletting, op-onthoud,
bat sc/tip weed in B- yenomeuu
(de
schipper ward beict wag to zeilen : of weT, by ward gedwongen zijn schip in dicust to .tellers van de in beslag nemende Mogendheid) . Zie Embargo . BESLAGBINDSEL, z . n . o . -Bindsei, waarmede men zeiicn Beslaat . BESLAGEN, b . w . - met ijzer bekleed . BESLAGLIJNEN, z . n, v, my.- Touwen of Lijnen, waarmede men de bezaan- en stagzeiien Beslaat . BESLAGSEIZINGS, z . n . v . my . - Gevioehten enden tonw, tot vasthechtiug der zeilen aan dc raas . 4
26
BES - BET .
BESLOTEN,
b. n .
Dicht .
Een B--
re
(waaruit
men de voile
zee
niet
zien kan . BESMEEREN, b, w . - Insmeeren, met smeer bestrijken. BESNEDEN, b . n .
Gevormd . Een fijn B- schip (een schip tat een fijne Snede
heeft) . z . n . o . - lo . Berekening van de plaats, waar een schip zich bevindt, welke dagelijks words opgemaakt overeenkomstig de opmeting van den weg,
BESTEK,
dien het heeft afgelegd en den koers, then het gehouden heeft. Met het voor- of achteruit zijn, B- vooruit loopen, a.chter za~n B- zeilen, (na dane waarnemingen ontdekken tat de gegiste plaats van het schip meer of verwUderd is vau de plaats, waar het zich werkelijk bevindt) . Die Loots, Stuurman heeft zich in zijn B- vergist .
B
gemin die
Gegist B- : bevonden B- : verbeterd
B : B- opinaken : B- zetten . 2 0 . In schrift opgemaakte berekening van al de deelen, waaruit een schip zal moeten bestaan en van de aan to wenden kosten . BESTEMD, dw. - words gebezigd, om het doel to kennen to geven . Bat schip is naar .Java B- (het moet naar Java). Die goederen zijn tot geschenken B-. BESTEMMING of Bestemmingsplaats, z, n . v . -- Plaats, waarheen jets Bestemd was. Dot schip heft zt,jn B- bekomen. BESTEVENEN, b . w . - Den steven ergends heen wenden, wear men met goeden wind en groote zee ken heenzeilen, zonder van richting to veranderen . Spreekwijze : Men bezeilt niet altijd wat men Bestevend had (men bekomt njet altijd wet men verlangd had) . BESTIEIe, z . n. o. - Zie Scheepsbestier . BETAKELEN, b, w. - Een touw aan het einde omwinden, om het rafelen to be letten. BETAKEN, b, w . Tanen, met Teen bests ijken . BETING, z . n. v . of Betings my. - Naam van twee sterke staanders, door een zwaren balk verbonden, of snort van gaig, voor den fokkemast geplaatst en dienende om 't ankertouw of ketting aan vast to leggen . 't Woord beteekent aflating, van het nude beeten (afdalen) . BETINGSBALK, z, n . v. - Djkke zware dwarsbalk . Zie Beting .
z . II . m . - Een der zware ijzeren bouten, die in de Beting geslagen worden, om bet daarom gelegde touw tegen het afslippen to bewaren . BETINGSKOP, z . n, m . - De enden van de stijlen, waar zy boven den Betingsbalk uitsteken ; ook wel Monnik of Speen genaamd. BETINGLEGGEN, o . w. - De ketting of het touw om den Betingsbalk Leggen . BETINGSKNIE, z . n . v . - De Knie, die den Betingsstijlen steun verleent en tegen omslaan bewaart . BETINGSSLAG, z, n . m . - De Slag, dien de ketting of het touw over de Beting neemt. BETINGSSPENEN, z. n . v . my . - Zie Betingskop . BETINGSBOUT,
z. n . o. - Ben stuk of stukken houts, waarop bet vierkant ondereinde der Betingsstijlen is ingelaten .
BETINGSSPOOR,
BET -- BEV.
27
nfl m . -- De eerste Stopper, then men achter de Beting op de ketting zet om het uitloopen to beletten . BEETINGSSTUT, z n . o . - De recht opstaande Stut, waaraan de Betingsbalk is verbonden, en die boven den Balk uitsteekt ; by client om het zwaar touw daarom to leggen . BETINGSSTIJL, Z, n . m . - Zie Bet2ng . BETONNEN, b. w . - Met tonnen bezetten, afbakenen . Het B- van tat vanrwaBETINGSSTOPPER, Z .
ter heeft yr ij wtrt gekost. BEUGEL, Z . n, m . - Band, hoepel . De B- van het kompas (koperen ring, waar
bet kompas aan twee zijden in bevestigd is en zich vrij in beweegt . Spreekwijze : hat kan niet door den B- (tat kan er niet door) . lemand door den B- jagen (iemand door den mostert slepen, door naauwe en moeilijke plaatsen heenslepen) . BEUGELARM, z. n . in . - Bevestiging van den Beugel aan bet bout . BEUGTIJD, z . n . v. - De tijd van November tot February, wanneer de visschers onzer zeedorpen ter schelviseh en kabeljauwvangst uitgaan . Zie Overloopers, Schrobtijd. BEULING, z . n . v . - Ronde lijst, tusschen het shout en de zetgang .
z . n . v . - of Bun, is de plaats in bet schip waar de visch levendig gehouden wordt, welke daarvan B-vischh genoemd wordt . BEURTMAN, z. n. m . - Eigenlijk de schipper, die op zijn Beurt tusschen twee plaatsen varen moet ; dock overdrachtelijk voor bet schip zelf genomen . .De BEUN,
B- op Zwol is afgevaren . De B-- ligt aan den steiger . BEURTSCHIP, z . n . o . - Hetzelfde als Beurtman . Zie aid. BEU.RTSCHIPPER, Z . n, m . - Schipper van een Beurtschip . BEURS,
z, n, v . - Openbare plaats, waar kooplieden, makelaars, reeders, e nz . to
samen komen om hun zaken to doen .
Ter B-- komen : Ik heb hens op de
B- gesproken .
Spreekwijze : Hy mag er gerust mete aan de B- komen (by mag er gerust merle in 't openbaar, in 't gezelschap van menschen, komen) . BEURSVAATJEN, z, n. o . - Benaming van een vaatjen met buskruit, tat van boven met een lederen Beurs of zak wordt toegebonden, opdat er geen vonken in zouden vallen . BEVAARBAAR, b . n . - Waar gevaren kan worden . 1)ie rivier is twee mijlen van haar mending niet lan .ger B-.
b . w . - Al varende of zeilende over een water gaan . De zee B-• (over zee gaan) . Hg is een water ingezeild, tat voorh .een door niemand was B
BEVAREN,
Quam flu een visscher, die voor viermaelhondert jaeren Heeft met zijn kleine boot het eenzaam Y bevaeren . ANTONIDEB Ystroom. BEVAREN, b . n . - Die gewoon is to varen . B- yolk . Ben B--, matrons (die zijn
roergang verstaat) . BEVRACHTEN, b . w. - Laden . Het woord ii-- wordt echter niet gebezigd voor
de daad der inlading zelve, maar voor het zorgen voor de Bevrachting .
Het
28
BEV ---- BEZ .
is de hoopman, die het schip Bevracht, maar het zijn waaydragers, of sjouwerlielieden, die het vol laden . - Eon schip, door de Handelmaatschappy, voor byzondere rekening Bevracht . BEVRACHTER, z, n. m . -- Hy, die eon schip bevracht, of huurt om to Bevrachten - in tegenstelling van Vervrachter . Zijn verplichtingen worden omschreven in het Wetb . van Kooph . Deel II . Tit. V . Afd. II . art. 464-49 8 . z . n . V . - De daad van Bevrachten . De overeenkomst van B- wordt genaamd Cherte-party. Zie aid . De bepalingen aangaande de B zijn to vinden in bet Wetb, van Kooph . Peel II . Tit. V . Afd . I art . 453-463 en Afd. III . art . 499- •5 06 . BEVRIJDEN, b . w . -- Vrij makers . Ben schip B-- (van water, of van den vyand) . BEwAKneG, z, n, v . -- Maatregel, die somtijds omtrent binnenkomende schepen genomen wordt, wanneer men vreest, dat zy hun lading geheel of gedeeltelijk in 't geheim en zonder aangifte zullen lossen . Zie de bepalingen daaromtrent in de Alg . Wet van 26 Aug. 1822 . Hoofdst . XV . art. 153 156 . BEVRACHTING,
BEWATEREN, b . w.
- met water vullen . De pomp B-. Door kwaad weer verhinderd een plaats to verlaten . b e schepen lagers char B BEWEGING, z, n . v . - Zie Manoeuvre, BEWESTEN, bw . 't Zelfde als westwaart, ten westen . Wy worden B de Kaap BEWEERD, bw.
van, een storm overvallen . BEWIMPELEN, b. w. - Met wimpels voorzien . By feestel(ke gelegenheden worden
masters en stengen Bewinipeld . Spreekwijze : Zjn opzet B- (met bedriegelijken schijn omkleeden,) Brgends onbewimpeld voor uitkonien . (De waarheid naakt en zonder tooisel voordragen) . Geen koopvaarder mag een «impel voeren : by ontmoeting van verdachte ~chepen hijscht by somtijds den «•impel on' zich voor to doers als een oorlogsof transportschip . z . n . m. - Naam, die vroeger gegeven werd aan hem, die zitting had in bet besturend lichaam der Oost- of West-Indische maatschappy. BEWOELEN, b . w . - Vast en aan alle kanten omwinden : 't geen voornamelijk BEWINDHEBBER,,
met touw, werk, enz . geschiedt . BEWOELING, z . n . v . -- De daad van Bewoelen . BEZAAN, z, n, v . - 1° . Het achterste zeil van een klein vaartuig . De B- op
haar gat zetten (de schoot der B- sterk aanhalen) . 2° . of Bezaanzeil. Het achterste gaffeizeil aan boord van een driemastschip . 3° . Groote B- die met schoon weer gebruikt wordt en van licht zeildoek vervaardigd is . BEZAANMAST, z . n . m . - De achterste Mast op een driemastschip . BEZAANSMAES, z . n . v. - Zie ,Mrs. z . n, v . my . - Touwen, waarmede de Bezaan wordt weggenomen en de kracht van den wind nit bet zeil genomen. BEZAANSPISPOTTEN, z n, v . my. -- De brassen van de bezaansra, nu door een gaffel vervangen. BEZAANSDEMPGORDINGEN,
BEZ
BIN.
29
z, n . V . - of GafJ'el. (veroud .) Ra van den Bezaansmast, die thands niet meer in gebruik i< . BEZAANSRUSTEN, z . II. V . - Zie Rusten . BEZEILD, b, n . w . - Wordt van den wind gezegd, wanneer doze voordeelig is voor den koers . Zie Wind. BEZE ILDHEID, z . n . v. - Vaart, gang, in goeden sin genomen . Dit schip mint in hot in B- van de meeste anderen (set nicer vaart). Het heeft zijn B-- verloren BEZAANSROEDr:,
of teruq bekomen.
b, w .-Bevaren, koershouden zonder to menders. Wy moeten die haven (al zeilende bereiken) . Spreekwijze . H,j heeft hot Bezeild (hy is de zwarigheid to boven) . Men /can goon haven met hem B- (men kan met hem niet to recht komen) . Men kan niet alit d zijn koers B-- (hot loopt wel eons tegen) . BEZEM, z n, In . - gebruikelijk in de Spreekwijze ; den B- in den mast voeren (de zee schoon vegen) . BEZEILEN .
zien to B-
Toen 't Oosten, ziende allengs denn schat van Hollant groeien, Verraderhjk bestont ham scheepvaart to besnoelen, Bejlaet in Pomeren en Pruissen, Zont en Belt, De korenvloot van 't Y, en rooft ze met gewelt, Dorst Amsterdam (hoe klein 't zich toende voor twee eeuwen) Zich met meer koggen, den gantsch Hollant met de Zeeuwen Te semen rukt, in zee begeven, en bet strant Des movers plondere-n, h-un vlotten in den brant Vernielen, en gekeert met zege, en trots gewroken, Ireeft op bet hoog toppet den bezem uitgestoken Als die de mime zee, van sclauimers lang geplaeght, Na zagh door Karen moot geveiligt en gevaegt. ANTONIDES Pstroom . BEZET,
Vast, ingewikkeld, verhinderd .
bw.
De vloot zat in 't
ifs
B- : op de
trust B- zijn : op lager oval B- zijn . BEZUIDEN,
bw .
't Zelfde als zuidwaarts, ten zuiden .
Dat schip lag B-- hot
eiland. BIEDEN, zijde to
b . w. - Vertoonen, toekeeren . Wy oordeeldenn gepast, den vyand B-(om hem to beschieten namelijk) . Dc kapitein deed hot fregat
de breedde
breede
z(]de B- ears hot fort . z . n . o . - Touw van biezen gemaakt, en in de Middellandsehe zee wel gebruikelijk . BIL, z . n . V . - Bonding van hot achterschip . BILLEN, z . n, v. my . - De uitpuilende deelen van hot achterschip . BINDEN, b . w. - Vastmaken met touw of andere wringbare zelfstandigheid . Spreekwijze : Aan eon pleats Gebonden zijn (er niet vandaan kunnen) . BINDGAREN . z . n. o . Bindtouw. Zie Garen, Touw . BINDSEL, z, n . o . - Dc uitkomst van hot Binders . Eon B-- loggers . Zijn voor B- . Plat B--. B- van eon ankersteel . KruisB NokB- enz. BINNI ;N, vs . - 1~. wordt dikwijls als bw . gebruikt, en do pleats, wear iets binBIEZETOUw,
BIN
30
BIT .
nengekomen is, daarby stilzwijgend verstaan . De schepen zijn B- (zy zijn de haven binnengekomen) . Haal den Loods B- (binnen scheepsboord) . Spreekwijze : Hy is B- (hy is uit den brand, by heeft zich gedekt) . De uitdrukking words mews gebezigd vary een speler of spekulaut, die, hoe de kans ook loope, de door hem uitgezette gelden terug heeft en nooit meer verliezen kan) . bereik van" : de schepen zijn B- Schot . 2°. SToor „B BINNENACHTERSTEVEN, z . n, m . - Beplanking, die van Binnen aangebracht is en tot steun client van den achtersteven . BINNENGAETS, bw. - Binnen de monding van een zeegat of stroom . Die wel ervaren Gaels En Tritons van het meir ons sturen binnen gaets. VONDEL .
z, n. v. -- Naam, op geschutdekken, aan de tussehenwegers gegeven . BIINENHAVEN, z . n, v . --- Haven in een meir, baai of rivier. Rotterdam en Dordreeht zijn B-s . BINNENKIEL, z . n v . of Plaat op de kiel : het deel, dat, tot versterking der lassehen van de kiel enz . op de kidl komt to liggen en zich voor en achter onder de slemphouten verliest . BINNENGESCHUTGANG,
b . w. -- Uit zee in de haven komen . Binnengekomen : de vrouw Maria, nit Riga . BINNENLANDSCH, b . nfl w. - Wat zich binnen de grenzen van het Rijk bepaalt. Hy drijft alleen B-en handel . Dit schip is alleen voor de B--e vaart gebouwd . BINNENLEK, z . II . V . Naam, door de visschers gegeven aan het gedeelte der roe tussehen het strand en de Breeveertien . BINNENLOODS, z, n . m . Loods, die zijn ambacht uitoefent op de binnenwateren . BINNENLOODSEN, b . w, of Inloodsen. Zie Loodsen . BINNENLOOPEN, b . w. Inzeilen . B words meestal gezegd, wanneer het nit nood geschied . BINNENRAHOUT, z, n, o . - of Striem . Gang, wegers, langs den bovenkant der BINNENKOMEN,
poorten tegen het potdeksel van het opperdek gelegd, en over de geheele lengte van hot schip doorgaande . BINNENSTEVEN, z. n . m. - De binnenkant van den Steven . Zie Steven . BINNENVAART, z, n. m . - De vaart op de stroomen en wateren van het Rijk . BINNENVOORSTEVEN, z . n . m . - Het verlengde van de binnenkiel, loopende van hot slemphout tegen den voorsteven op . BINNENWEGERING, z, n, v . - Eon langsseheeps-verband, loopende tegen de span-
ten van den voor- naar den achtersteven . BINNENZEILEN, b . w. - Uit zee binnenkomen .
\T ooreinde . De scherpte van hot schip, ook snit of Zie aid. BITSTUK, z, n . o . Zie Loefhouder. BIT, z. n. o. -
snede
genaamd .
BIT BLI .
31
n . 0. my . - Enden van kabels . Deze, ass niet vast ineen gedraaid, worden afgekapt en tot schiemansgaren gebezigd . BLAASBALG, Z . n . m. - Vulling van Bout, die onder de slooiknieen wordt aangebracht om de ruimte aan to vullen tusschen de benedenste dikte diet slooiknieen en de buitenhuid, en daardoor to beletten, dat de zee er to veel kracht op oefene . BLAAUW INZETTEN, b . w. (veroud) . IJzer in Bet schip zetten of slain . BLAAUWSCIIUIT, z. n . v . Oude, echt Hollandsehe benaming voor scheurbuik . BITTERENDEN of HONDENENDEN, Z,
Zie aid . BLADSTIL, bw . - Geen windtjen .
(veroud .) Een schip werd gezegd to B- ass Bet met den news in den wind stood en de zeilen los lagers of sloegen . BLAD, z, n . 0 . - Plant, platte bekleeding . Len ijz€ten B-. B- van een riem (Bet platte en breede end van een riem) . B- van een anicer (Zie Ankerblad.) BLAFTEhEN, 0 . W . -
B ? LAKEN of BLAKEREN, b . w . -- Worth men gezegd een schip to doers, wanneer men
Bet buiten om met brandend net zengt, om llet hour van den worm to bevrijden . BLAKEREN, - Zie Blaken . B- is meet in gebruik . BLANK, b . n, w . -- Zia
Zeil .
BLAKHOL, Z, n . o . -- 't Eng. black hole, een donkere kerker aan boord. BLAZEN, b . w. - (veroud .) Ben schip B- noemde men, wanneer bet op zij gehaald
was om to kalfaten en vervolgends dicht gestopt, er met blaasbalgen wind in persen om to zien of bet dicht was . BLEKHEL, Z, n . 0 . - Zie Hel. BLIKKEN, 0 . W. -- of Blikvuren . Met vuren semen om by matig of donkey weer van andere schepen oatdekt to worden . BLIKSEM, z . n . m . - Elektrisch lichtverschijnsel in den dampkring . BLIKvuun,
z, n . o . - Seinvuur. Zie Blikken.
BLIKVQRCN, 0, w . - Zie Blikken . BLIND, Z . n, o . - (veroud .) Het zeil, dat of onder of boven aan den Boegspriet en
zijn steng plach to zitten : bet eerste of onderste droeg den naam van : Bet groote B- : Bet tweede of bovenste dat van : Bet kleine B- De oorsprong dier benaming wordt chitin gezocht, dat de B- de maats in llet uitkijken zeer belemmerde, even ass men ,,een blinde muur" zegt, van een muur, waar geen gat of venster in is . BLIND, b . n . w . - Zie Klippen, Ba, Steng, enz B--e Ba (die onder den boegspriet hangt .) BLINDEN, z . n . v . my. -- Luiken . BLINK, z. n . m. 1 0. - Lichte pick aan een bewolkten hemel : ook Bet licht, dat een streep wolken of dampen by 't opstijgen tusschen zich en den gezichteinder mat. 20 . Wit, onbegroeid duin . Geen duin flock witte Blinek, flock Pharos lean voorwaer D'aenstaende zwarichheit, den noot, Bet leet, 't yevaer Van 't varen overzien . VONDEL .
32
BLO.
BLOEDFLAG, z .
n . v. -- of roode vlag . waarmede het sein tot den strij l gegeven wordt . De rower hijscht, die om to doen kennen, dat by geen genade geeft als men zich verweert . De io . 1/l ag ,
zeeroover on,tdekte zich door cle B- to Iojschen .
De bloetvlag uitgesteken Geeft den den vloteling ueerzijts het oorlogsteel;e-n . ANTONIDES Ystroom .
Vlag, die by de uitvoering van een vonnis wordt geheschen . z . n . o. -- In 't algemeen een klompvormig stuk hoots : op schepen wordt het meer byzonder gebruikt voor: katrol en beteekent dan zoodanig Blok, 't welk van eene of meer keepers is doorsneden, binnen welke eene of meer schijven van pokhout of gegoten ijzer vastzitten, die zich vrij bewegen om houten of ijzeren, door hot lichaam van bet blok heen loopende spillen . Van zoodanige katrollen in 't my. sprekende, zegt men niet : de Blokken, maar de . - En/eel B--- (dat maar een schijf heeft) . Dubbel B- (dat er twee ;s Bin/ nevens elkander heeft) . GeinB-, JJnB-- (groot B- dat or onderseheidene nevens elkander heeft) . Di°iescliOfs B- Drieschiffs GeinB- Dubbele B--s voor 't=sr:huttalies . ViooiB-s (die uit twee nevens elkander geplaatste B-s bestaan elk met maar eene schijf) . JL rssc%ootsB-s (die nit twee boven elkander geplaatste B--s bestaan) f(itB--- (dat dime schijven heeft . Plat B- (waarvan het lichaam plat is : als dit het geval is met de B-s dan de hoofden der master, en met de hanger B-s voor de coarse-dram-reep . KiiinebaksB--s (wa,lrvan de zijde opengesneden is om hat touw to later doorloopen, zoo(lat men niet noodig heeft, om dit door een opening in de keep to brengen) . &hoot Bs (lie men voor de schoot van hot Blindzeil plash to gebrniken) . Spoelvorimge B-s (die den vorm van eon sehietspoel hebben . Op den top van de bezaan gehecht, dienen zy om de bagijns-toppenants to doen (loorloopen) . WartelB-s, DraaiB-s (die, in groot aantal on vertikaal geplaatst, horizontaal kunnen (lraaien, als de B--s voor de buik- en dempgordings . VoetB-s (die alleen dienen om eon gespannen touw eon and~re richting to doen nelnen) . LeiB-s (die geplaatst zijn om een touw zijn richting to doen bewaren) Builcyording- en 9e,'touwB-s (die order of op de nok van een ra geplaatst, dienen tot doortoeht der gordings of schooten en geitouwen van eon bovenzeil) . KardeeiB--s (die in 't m?dden van een ra zijn geplaatst voor de kard e'en der onderraas en de draaireepen der coarsen) . T~ppenantsB-s (waar de toppenants door mooten) . StengelwindreepB-s (die men bezigt om eeu mars op to brengen) . StayB-s (die dan hot einde der stags geplaatst zijn) . GordinyB--, Drani~eepB , GeitoutyB-, TalieB- enz . TopreepB-s (dienende om eon schip dolt by 't kalefateren op zijde ligt, weder op to heffen) . .Uril.B-s (zware on large B-s, waarmede men de schepen in of nit de dokken trekt) . Kie1B---s, (dienende om de master op een schip to bi •e ngen). StrnatB- . Baah-B--- car . (waarvan de 20 .
BLOK,
BLO
BUD.
33
strop met eon zweep, eon hank enz . voorzien is) . Men heeft Twee-, drie-, veer-,
tot achtsc/i fsB-ks . Spreekwijze : Iiet sch~yfj'en in 't Bjen (de zaak is in orde). BLOKHOIJT, z . n . o . --- Hout, waar Bloks van gezaagd worden . BLOKKENE'T, z, n . o. - Net, dat in 't kabelgat hangs tot berging van do kleine Bloks . BLOKSCHIJF, z . n . V . -
Schijf, die in hot Blok zit .
z . n . m. - End touw, dat men om eon Blok splitst om hot ergends aan to bevestigen . BLOKWANGEN, z . nfl v my. -- De zijden van eon Blok . BLIJVEN, o . W . - Vergaan . Er° zijn vrij wat schepen Gebleven in dozen storm. BoCHT, z . n, v . -- 1°. R,ondte, kronkeling. Bet touwwerk in B--en doers opschieten . 20 . De rondo kant van eenig voorwerp . 3 0 . Inham, kreek, inwaarts gebogen reede . De B- van Guinea, de B- van Frankr 7/c. 40 . Plaats op de rivieren, waar de schuiten warden binnengehaald om veilig to liggen tegen ijsgang of overstrooming on om de vaart niet to belemmeren . BLOKSTIZOP,
Hy heft zijn schuit uit de B- gehaald . 5° . of TouwB die, welke men voor de Beting heeft, als men ten anker komt . 6° . Ontuig, drek . Ik kan die B- niet drinkers . Spreekwijze : Een B- achter den corm houden 'twelk eon noodzakelijke voorzorg is by hot vieren - (gepaste voorzorg nemen) . I+;en tinder aan de B- springen (een bekwamer man by hot B- vieren zetten) . BOCHTSTEEK, z . n . m. - of Engelsehe Kink. Eon snort van Steek, gebruikelijk by hot vastmaken van Bloks . BODEM, z . n . m . - lo . Grond, vloer . De B- van de zee ; de B- van /let schip . 2° By toepassing bet schip zelf . Zy hadden vijf B--s verloren (voor vijf (hot schip) . schepen) 's Lands B Wy zijn by een gescheept, en ons gemeene warm Die moeten over zee op omen bodem varen . CATS. Samenspr . van Ziel en Lichaam . BODEMERY, z, n . v . -- Overeenkomst tusschen een geldschieter en eon geldop-
nemer, waarby eon som gelds words opgeschotell, met boding van premie en onder verband van schip of good, of van beiden, met dat gevolg, dat, indien hot verbondene geheel of gedeeltelijk door toevallen op zee vergaat of vermindert, de geldschieter zijn recht op de opgeschotene penningen en op de premie verliest, voor zoo verre dit eon en tinder niet op hetgeen overblijft kan warden verhaald ; terwijl, wanneer bet verbondene behouden ter plaatse zijner bestemming aankomt, de hoofdsom benevens de premie betaald moot warden . De bepalingen omtrent B-- zijn to venders in bet Wetb . van Kooph . Bock II . Tit . VIII . art . 569-591 . z . n . m . -- Akte eener overeenkomst van Bodemery . Zie daarover art, 273 Wctb . van Kooph .
BODEMERYBRIEF,
5
34
BOD -- BOE.
BODEMSTUIC, z, n. o . 1~ . Zoo! van een rolpaard . 2 0 . ( veroud.) Benaming van hot achterste der drie deelen, waaruit vroeger een stuk geschut bestond . BODEMSTUKKEN, z . n . o . my . -- of Fundatiebalken : de zware balken, waarop hot geraamte van een stoomwerktuig gesteld words. BoEG, z, n . m . - 1°. De buiging of borst van hot schip : alzoo hot voorste gedeelte van 't schip . 't Beteekent „kromming" even ass bong en bulging . Een
vette, rondo, hone B-. Len magere, scherpe B- . Met den B- in den was liggen, 2°. Boord . Over beide B-en . Van B- veranderen, (over een anderen B gaan liggen (wenden) . B-- tegen B- loopen . 3°. 't Voorste van de kuil, onrier den bak, waar de kombuis zich bevindt, en 't welk is afgeseheiden van dcu ziekeB- . Spreekwijze : Iemand dwurs voor den B komen (ieman d in zijn gang stuiten, tegenhouden) . Op een B- zeilen (eene streek houden). Bet op een anderen B-- wenden (van koers veranderen, lets op een andere wijze doers dan to voren) . Bet moot over dien B- gaan, of gewend worden (die streek moeten wy houden, op dien voet moot hot beproefd worden) . Bet over also B-en wenden (alle middelen by de hand nemen) . Wy krijgen al hot geld op een B-- (gelijktijdig, niet by gedeelten). Een menschh met een breeders B- (eon defog mensch) . Dan scheen z' Fret een breeders boeg Het viol voor uit to trekken . nILDERDIJB'.
Elms .
BOEGANKER, z . n. o . - Een der vier of vijf ankers aan boord . BOEGBAND, z . n . m . -- Voornaam, binnen-seheepsverband in den Boeg, dienende tot steun der dekken . (veroud .) Varen, zeilen . BoEGEN, o . w . Nu boegt hg waar de zen de Cingalezen roost . J. DE
MARRE .
Die lengten van hot Barghout, die niet gebogen BOEGHOUTEN, z, n . o . my. worden . BOEGKRUISEN, o . w, - Het water met den Boeg kruisen, alzoo Laveeren . Zie aid . BOEGLEGGER, z . n . m . -- (veroud .) De schipper of hot schip, dal hot eerst na den beurtman op een genet uur varen moot . BOEGMAL, z . n, m . -- De Mal of vorm van den Boeg . BOEGPOMP, z . n . v. - Pomp on1 zout water to slaan, gebruikt by 't schools schip makers .
. BOB
35
z. U . V. Boot, die tot Boegseeren client of uitgezet wortt . b . w . - Met behulp van sloepen van pleats does veranderen . De sloepen z jn aan het B-- . (zy trekken een schip aan touwen achter zich) .
BOEGSEERBOOT, BOEGSEEREN,
De schepen kunnen die haven niet binnenkomen den met behulp van sloepen, die hen B-- .
Spreekwijze : My is er binnen Geboegseerd, (hy is er schuins (half drunken) binnen gekomen) . z, n . V . --- Tros, wear de sloepen by 't Boegseeren aan gespannen zijn . BOEGSLAG, z . n . m . -- Wending van den Boeg, gang . Zie Slagboeq . Spreekwijze : Met een B- (met een slingerslag, met een gelukjen .) OEGSPRIET, z, n . m . - Spriet of lange mastboom, die voor op den Boeg uitBOEGSEERTROS,
steekt en waarvan de besteniming is . de zeilen verder bniten boord to kunnen brengen : ook client by tot voornamen steun van het tuig : waarom by ook wel „sleutel van het tuig" wortt geheeten . Met den B- over het hek liggen (wortt
gezegd van een schip, welks B- slot verder den hot dubbel zijner lengte van den achtersteven eons anderen vaartuigs verwijderd is) . Met z jn B_ in hot want van een enter schip onklaar rakes . BOEGSPRIETBANDEN, z . n . m. my . -- IJzeren Banden, die om den koning en de
schalen van den Boegspriet heensluiten . BOEGSPRIETKAM, z, n, m . -- Klampen, dienende om hot verschuiven der kragen
van de fokkestags to belches . z . n. o . _ of spoor van den Boegspriet . Zie Boegspriet-
BOEGSPRIETKUSSEN, spoor .
BOEGSPRIETSPOOR, z, n, o . - of Oven, z . n, m . -- Twee staande stukken houts,
wear hot ondereinde van den Boegspriet op rust . z . n. m . - De hock, dies de Boegspriet met de waterlijn maakt .
BOEGSPRIETSPRONG,
BOEGSPRIETSTIJLEN, z, n, m. my . --- De Stijlen, die tot shut van den oven of
hot spoor van den Boegspriet dimes . BOEGSPRIETVIOLEN,
z, n . m . mv . _ of Vioolstukken . Platte stukken houts, tegen
hot vooreinde van den Boegspriet aangebracht . BOEGSPRIETWOELING,
z . n . v. - Najing of Sjorring . Touw, waarmede de Boegspriet omwoeld of verbonden is aan tat gedeelte under de scheg, 't welk den naam draagt van Woelingknie . BOEGSTAG, z . n . o . -- Touwwerk, dienende om den Boegspriet zijdelings to steunen . BOEGTOUW, z, n. o. Wanneer een schip gemeerd ligt met een anker voor en
achter, wortt aan hot voortouw de naam van B--- gegeven . z . n . m . -- Drijvend stuk hout of kurk, takkebos of ledige ton, in den regel een ovaal waterdicht vat, met groote hoepels beslagen, en dienende om de gevaarlijke plaatsen, klippen, wrakken, enz, of de pleats, wear eeu anker gezonken is, aan to wijzen . Mouton B--, Kurken B--, AnkerB--, Tonne.l3- . Klare B , ( die genet gehouden worth om in 't water geworpen to worden
BOEI,
36
BOE .
op hot oogenblik tat het anker zinkt) . ReddingB_ drijvend lichaam van kurk, wasdoek enz ., tat men aan een man, die in 't water valt, toewerpt, opdat by het aangrijpe en er zich merle boven houde tot tat een sloep hem hulp brengt . Spreekwijze : Hy heeft een kop als een B-- (een hersenloozen kop) . BOEIEN, z . n, m . my . - De ijzers, waarin een matrons wegens misdrijf gesloten wortt. Iemand in de B- sluiten . BOEIEN, b . w. - of Opboeien . Het scheepsboord met planken hooger maken . Zie Geboeid, Opboeien . BOEIER, z, n . m. - Klein lastschip, tat voor en achter is Opgeboeid, van waar het zijn naam heeft . Het komt in vele deelen met een Smak overeen . De Hollandsehe jachten zijn onder dien naam beroemd . Spreekwijze : Een B-- is een zeeknoeier ; - om tat een B-- minder geschikt is om zee to bevaren ; maar daarentegen zeer bekwaam voor de binnenvaart . BOEIKETTING, z, n, v . - Ketting, die een Tonneboei aan zijn anker verbindt. BOEIKLAMP, z . n . V . - Plank, die op de naden van een schip gespijkerd worth, om het binnendringen van het water tegen to gaan . BOEIREEP, z . n . V . -- Touw, tat den Boei met het anker verbindt . Zie Reep . BOEIREEPKNOOP, z . n . m . Knoop, waarmede de Boeireep op het anker bevestigd wortt . BOEISEL, z . n . o . Planken, waarmede een schip wortt opgeboeid . BOEITANG, z, n . V . -- Tang, waarmede planken als aan elkander vastgeboeid worden . BOEKANIER, z. n . m . Naam, die vroeger door Z . Amerikaansche zeeroovers gedragen werd. BOEKHOUDER, z . n . m . -- Naam, door de vissehers onzer zeedorpen aan den reeder gegeven, als zijnde by het uitvoerend bewind in alle taken, de vangst betreffende . BOELIJN, z . n . v. - Lijn, dienende om het loeflijk der vierkante zeilen meer aan den wind to halen als men by-de-wind wilt . Men zegt in 't my . niet Boel nen maar Boelfns. -- LoefB- (die aan de windzijde staat) . LyB (die onder den wind is) . Vaste B-s (die zoo stiff staan als zy kunnen) . Heal uit de B--s! (komm .) . Met de B-s uitgehaald zeilen (scherp by-de-wind zeilen). Zie Magerman . BOELIJNSPRUITEN, z. II . v, my . - of Leavers . Touwen, die in den vorm van een hanepoot het loeflijk van de zeilen met de Boelijn verbinden . BoERI, z, n . v. -- Snort van riviervrachtschip in Bengalen . BOETEN, b . w . -- Verbeteren, gelijk Boete „betering" beteekent. Netten B-(de gescheurde mazen herstellen) . BOEVENET, z . n . o, r-- Vroeger heette B-- een net, van traliewerk gemaakt, tat over de opening van een schip geplaatst werd en bestemd om of to weeren hen die opkwamen om to enteren of met andere slechte voornemens ; thands is het een bynaam voor het Enternet, 't welk by nacht rondom het boord van eon brik of anker laag vaartuig tegen het overrompelen geheschen wortt .
BOE -- BOL .
37
BOEZEM, z . n . m. Zie Waterboezern, Zeeboezem . BOEZEROEN, z . n . o . - Soort van korte zeemanskiel . BoGEN, Z . n, m, my . - Rondo houtjens, waarin zich gaatjens bevinden, door
welke men hot touwwerk kan laten gaan . BOHEI of BONA, z . n . o . - Gesehreeuw . B-- makers (geweld makers) . Geen B-
aan boord ! ( geen rumoer, geen geschreeuw !) I)it woord is oorspronkelijk maleisch . Wanneer men, met de sloop over den modderbank voor Batavia varende, vastraakt, moeten de roeiers er uit om to sleepers : 't welk uithoofde der menigvuldige kaaimans, die zich aldaar bevinden, niet weinig gevaarlijk is . Wanneer flu de Javanen, die op den modderbank visschen, eon sloop zien vastzitten, roepen zy aan de Ekipaadje toe : bohaya ; 't welk in 't maleisch „Kaaiman" beteekent, ten einde men hun de sloop doe sleepers en zy er wat aan verdienen . Uit dat herhaald en laid geschreeuw der Javanen is ontstaan, dat do matrozen eon schreeuwer, rumoermaker eon B-maker noemen . Box, z, n . m . - 1° . Vaartuig, waar men schuiten of pramen, die aan den grond zitten, mode boven water haalt : hetwelk niet kan geschieden, zonder dat hot vooreind meer en meer naar hot water zakt en den kop buigt als eon bok, die stooten wil . 20 . Twee aan de boveneinden verbonden rondhouten, barkoenen, windboomen, waaraan eon blok hangt, en wier onderste einden ter wederszijden op hot dek rasters : dienende tot hot lichten van masters of andere zware lichamen . 30 . Of Zagersbok. Werktuig, ten gelijken einde dienende, dock bestaande uit drie stutters of pooten, die in eon driehoek uitstaan en zich in den top piramidaalvormig vereenigen . BOKKEBEENEN, Z . n . o, my . - In den top vereenigde en vorksgewijze opgerichte spieren of staken, met katrollen voorzien en dienende om masters uit to lichten of op to zetten, of om, by den aanbouw van eon schip, de stukken op hun plaats to brengen . BOKSHOORN, z . n . m. -- of Boksoor . Hieronder verstond men vroeger eon ijzeren hack, die ter wederzUden van de rampaarden word vastgehecht om de touwen +laaraan to beleggen . Hy had zijn naam van zijn gedaante, char de pen van dit werktuig achterover lag, even als de hoorn van eon bok. Tegenwoordig zijn de B--s van voren rondgebogen ijzeren bouten in hot boord der schepen, aan welke bouten de Broekings der stukken gebonden worden om hot inspringen to beletten . Zie Hoornen . BoKsoou, z, n . o . --- Zie Bokshoorn . BOLKVANGER, z . n, m . - Bolk, of bolg beteekende oudtijds bui : eon B-- was dus eon kleed, dat tegen buien beschutte . VONDEL noemt, in zijn Lof der Zeevaart, de matrozen 't Bolckvangerdragend gilt. Zie Baaivanger, Wolkvanger. In 't zelfde gedicht noemt VoNDEL hot : Een drayht, die sterven zal Wanneer de schipvaert sterjt .
BoLLEN,
b . w . -- -inkorten . De bezaan B-- (hot zeil van do bezaan mindoren of minder ter windvang stellen) .
BoL
3s
Boo.
BOLSTER, z . n. V . -- (veroud .) Klos, of kussen, waar de boegspriet op rust . Zie
Boeysprietkussen . BOLW ERKEN, b, w . -- (veroud .) Men noemde Een schip in zee B- (de goederen
op last in een schip verleggen). BoM, z . n . V . -- Kogel, met brandbare en tot ontploffing bestemde bestanddeelen gevuld. Spreekwijze : De B- is losgebarsten (de zaak is uitgekomen) . Als een B-• eryends invallen (als een onwelkome gast ergends verschijnen) . BOM, z . n, v . - Visschuit. BOMBALON, z . n . m . -- Zeetrompet, by de negers in gebruik . BOMBARDEERGALJOOT, Z . n . V . --- BOMBARDEERSCHIP, BOMBARDS, z . n, v . z . n . o . -- Vaartuig, dat voor den grooten mast een paar mortieren voert, bestemd om een havenmond to verdedigen, een ontscheping to besehermen of een stall van de zeezijde to Bombardeeren . BOMBARDEEREN, b . w . -+ Met Bommen beschieten .
o. Het beschieten met Bommen . Het B-- van Koppenhayen, van Algiers . BONNET, Z . n, v. -- Lyzeil, broodwinder. Strook zeil, die aan de zeilen kan geregen worden om ze to verbreeden of to verlengen . De B- aanrijyen, de B- ontrijgen, afdoen. BOOG, z, n . m . - 10 . Straal, kromming . Zie Boeg . Ook Strook, neerbocht . 20 . (Veroud .) Lang hout, daar men het spil merle omdraait . Booi, z . n . m . -- ft Eng. Boy, jongen . Spreekwijze : B-- is kaptein (de knecht is baas) . Boots, Z . n . m . - 1 0 . Lange stok of spier, die op de binnenvaart gebezigd words om de vaartuigen voort to duwen, en die zijn naam daarvan ontleent, dat by van een geheelen boom gemaakt words . 20 . Spaak van een spil . 30 . Spier, dienende tot het uithalen van eenig zeil . Briksboom, kottersboom . 40 . Sluitboom, balk, waar de havens of het vaarwater merle afgesloten worden . Met den avond wordt de B- gesloten . 50 . Huisjen, waar de Beambten zitten, die op het openen of sluiten van den B-- of op de in- en u tgaande goederen to letten hebben . BOOMDIRK, z, n . v . Boomreep . Het touw, dat het aehtereinde van den Boom BOMBARDEMENT, Z . IL
steunt. BOOMEN, o . w .
--•
Met een Boom voortduwen . Hg, boomde met een vlot Tangs d'oevers . VONDEL . Lof der Zeevaert.
BOOMGELD, z . n, o . -- Geld, dat aan den Boom voor 't ontsluiten betaald words .
Zie Havengeld, Sluisgeld . BOOMKLERK, z, n . m . -- Koopmansbediende, die voor zijn kantoor de verkla-
ringen voor de In- en Uitgaande Reehten der binnen- of aan den Boom komende schepen does .
B00 .
39
z, n . V. Het touw of de takel, waarmede de Boom bedwon_ yen wordt . I30OMSTAG, z . n . v . -- Boventouw, Loefstag, Knoopspar . Touw op groote vaartuigen, even als de Boomschors op kleinere, tot beteugeling dienende van den Boom . Zie Bulletouw. BOOMTOUW, z, n . o . -- Touw, dat door de gaten van de Boomen (spaken) van bet gangspil wordt rondgeschoven om ze to verbinden, en zoo to beletten dat ze er riiet uitvliegen, wanneer, door 't broken van den pal, hot spil rondvliegt . BOON, z . n . v. - (veroud .) Platbodemd schuitjen : van waar hot spreekwoord dat in SPIEGHELS Byspraex-Almanak voorkomt BOOMSCHOOT,
Bonen by de kant. Houdt hot schip midden waters .
Booa, z, n . m . - Houten werktuig, met een ijzeren, van onder seherpe halve buffs voorzien, welke, op een vast lichaam geplaatst en snel omgedraaid, daarin rondo gaten maakt . BOOED, z, n . m . - Rand of zijde . De B--en van den Aemstel . Als SeheepsB genomen is hot o . Met hot B-- tegen den wal liggen . Het B - wordt echter meestal genomen voor bet schip zelf. Aan B-- komen . Naar B- gaan . Het B-- verlaten. lemand aan B- nemen, of onthalen . Van B- gaan . Over B-- vallen of, beter nog, over B-- dwalen (in 't water vallen) . Iemand aan B--• leggen (by iemand aan boord komen) . Zy leggen one aan boord, die welervaren maets. VoNDEL.
Lof der Zeevaert.
Bier yell bulderen, noch stampen, Noch goon borstweer van een mijl ; Rustigh boort aan boort to klampen Is der ,8atavieren stijl. VONDEL .
Seheepskroon .
Spreekwijze : Aan hooger B- zijn (van toestand verbeterd zijn) nit hot Fr. ontleend is, waar de capitaine de fregate tot capitaine de haul-bord (van eon linieschip) bevorderd word. Zich aan hooger B- houden (zich houden met hen, van wie men bet meeste voordeel verwacht) . lemand aan B klampen (zich aan iemand vastklampen, iemand op 't lijf vallen) . lemand aan B-- komen (iemand toespreken, lastig vallen) . lemand met eon voorstel aan B-- komen (iemand een min welkom of althands onverwacht voorstel doen) . Het B- kwijt raken (zijn middel van bestaan verliezen) . Een man over B--, een eter to minder (eon verlies lijden, waar men minder om geeft en even luchtig over denkt als sommige kapiteins over hun matrozen) .
Boo.
40
Daar is veel over B-- (daar is veel verloren, of in de war .) (Zie Overstuur) . Achter de puttings over B- Taken (Zie Puttings) . BooiwER, z . n, m . -- of Scheepboorder : de man, die met hot boron belast is . Boos, b . n . en bw, - Wordt van den wind, van hot weer enz . gezegd, als hot ongunstig is . Wy hebben B-- weer op refs gehad . Wy hebben hot B to
verantwoorden geiead . Hot heef t B-- gewaaid . z . n . v . -- Grootste roeivaartuig op een koopvaarder, dat by gelegenheid client om ankers op to winden of uit to brengen, watervaten in to semen enz . Groote B- (Zie Barkas) : doze wordt meest op koopvaardyvaartuigen gebezigd . "preekwijze : Eerst in de B keur van riemen (wie eerst komt, die eerst maalt : of wie er 't spoedigst by is, mag kiezen) . Iemand in zijn B- kr7gen (iemand in zijn belang of tot zijn denkwijze overhalen) . Van de B-- komt men in de schuit (men komt van kwaad tot erger, of van 't kleine tot hot groote) . De HuwehjksB- of 't HuwehksB jen (is een gewone samenstelling voo 't Huwelijk) . De mikken, waarin de Boot op bet dek staat . BOOTKLAMPEN, z, n . v . my . BOOTKRABBERS, z, n . m. my . - lo . Touwen, met een hack en een kaus voorzien, en bestemd om Booten aan een vaartuig vast to makes . 20 . Touwen, waarmede de Boot op hot dek is vastgesjord . BOOTSCHOEN, z . n . m . -- Plaat, die huiten boord wordt gehangen, en tegen welke de Boot rust als zy tegen hot schip uit hot water wordt geheven, om gebreeuwd, geteerd enz. to worden . BOOTSGEZEL, z . n . m . - 't Zelfde als Varensgezel of Matrons : omdat die met hot roeien in de Boot belast is . BOOT,
Kees quam uyt zee en voeht in kerk en in kapel . Kees was eerst bootsgezel, no is 't een boos gezel . JAN vos. BOOTSLEPER, Z .
nfl
m . of
Vangl n . Het touw, waarmede de Boot aan hot
schip bevestigd is en achteraan gesleept wordt . BOOTSMAN, z . n . m . - Ook wel Hoogbootsman genoemd : toeziener en aanvoerder der Bootsmansgasten en wien hot toezicht is opgedragen op zeil en treil van den grooten mast . By de manoeuvres blijft by op hot dek en wordt alzoo onder de dek-officieren geteld . Op koopvaardyschepen is by de aanvoerder der bemanning en hoogste onderofficier . BOOTSMANSGASTEN, z . n . m . my. -- De matrozen, die onder den Bootsman staan en met hem aan denzelfden bak eten . BOOTSMANSMAAT, z, n . m . - De onderofficier, die op den Bootsman in rang volgt, en met hot toezicht over hot achterschip is belast . BOOTSMANSSTOEL, z . n . m . -- Een plank, die tegen den mast haisgt, en waarop ecn matrons zit, als by work aldaar to verrichten heeft .
BOO -- BOT .
41
BOOTSYOLK, z, n, o. -- De Bootsgezellen in 't algemeen : oudtijds meer bepaal-
delijk de bemanning eener Boot, BORDIG, b . n . - (veroud .) Plat, als een Bord . B-e zeilen (platstaande zeilen) . BORDING, z, n, v. - Benaming van zeker Pruissisch vaartuig . BORDGELD, z . n . o . - Soort van verval, tat uit de beschouwing (de opbrengst)
der vischvangst voortspruit . b, w . -- Een gat, een opening maken door middel van een Boor . -'t Wordt echter ook gebruikt van openingen, door kogels gemaakt . Een schip in den grond B-- (zoodanig beschieten tat het lek wortt en to gronde gaat) . BoRG, b. n . - of Loos, worth alles genoemd, wat niet dadelijk gebruikt wortt, maar, in geval van nood, client om iets tat onklaar is to vervangen, en tan als 't ware Borg blijft, tat er geen ongerief ontstaan zal . B--schoot, B-touwen (schoot, touwen, die, nevens de andere, diee gespannen staan of dienst doen, los hangers) . BORREL, z, n. m . Letterlijk, een belletjen, tat uit den grond komt opborreBOREN.
len ; dock by toepassing, een glas geestrijk vocht . z. n . v . - Wordt somtijds, by toepassing, voor het voorste gedeelte van het schip, of den boeg, genomen . Bos, z, n . v . -- Bus of Buis. Hout, waar op kleine vaartuigen het gat in komt tot waterloozing, of uitwatering op den overloop en verder . BOSBANK . --- Zie Fotdeksel,, Sehanddek, Dolboorden . BOSSENWERK, z, n . o . - Gepluisd touw, tat gepikt is, en waarmede een out schip geblakerd worth. BoT, z, n, v . -- Vooreind, 't Fr, bout. Het touw heeft geen B- . Het touw heeft BoRST,
niet B--s genoeg . Men moet het touw B-r gwen, B-- vieren, (laten schieten) . Ta, vier uw zeilen bot, bedien u van de winders .
zegt BILDERDIJK, in zijn Ziekte der geleerden ; dock min juist ; want wanneer men de zeilen B- viert, gaat de wind er uit . Spreekwijze : ZOn lusten B- vieren (er aan toegeven) Bos, z, n. v. -- Vierkant stuk metaal, in de schijf van een blok ingesloten, en waardoor de pen gaat waarop het draait . BOTERLAND, z. n. o . - Land, tat men waant to zien, dock 't welk alleen uit een gezichtsbegoocheling ontstaat, en als wegsmelt by 't naderen . BOTLOEF of BOTTELOEF, z . nfl m . De balk, waar de fokkehals op vaart . Zie Loef. BOTSTOOWGAT, z, n . o. -- Oude benaming van het gat, waar het ankertouw doorloopt. BOTTELARY, z, n . v. - Plaats of vertrek, waar de Bottelier zijn spijs bewaart en uitdeelt . BOTTELIER, z, n . m . -- Eigenlijk iemand, die gesteld is, om de bottels of flesschen to bewaren ; dock, aan boord, de man, die in 't algemeen het toevoorzicht heeft over de eetwaren, om ze aan den kok uit to leveren, en die ook bet brood, boter, kaas enz., alsmede den drank aan de manschap ronddeelt .
42
BOT ---BOY .
Spreekwijze : Als de kok en de B- 14/yen, dan weet men, waar de boter blijft, (als twee schelmen, die gewoonlijk het eens zijn, twist krijgen, dan komen hun boevestukken aan 't lieht) . BOTTELIERSMAAT, Z . n . m. --- of Onderbottelier . Behulp van den Bottelier,. BOTTELOEF . Zie Botloef. B-- .krabbers, B--Schenkel of Strontstagen (touwen, die bestemd zijn om den B-- to steunen) . BOTTER, z, n, m . -- Ben vaartuig met den mast en aan zijn ronden, Botten boeg, zijn naam ontleenende ; dock van achteren als een schokker gebouwd . BOUT, z . n . m . -- IJzeren of koper~n staaf, tot verbindingsmiddel dienende . Stompe B--en (die geen punt hebben, als alle spantbouten .) Blinde B-_en (die van welke, na het indrijven, alleen het einde, waartegen geslagen is, zichtbaar blijft . De B--en verschillen hierin van de spijkers, dat zy overal even dik zijn en niet verdunnend toeloopen . Zy worden gewoonlijk van rood koper of ijzer gemaakt : de ijzeren van rood- of achtkant staafijzer . Zie SpantB--. .NaaiB KoppeiB- enz, enz . BOUTDREPEL, z . n . m . -- Bout, waarmede andere Bouten uit hun plaats gedreven worden. BOIITJENS, z . n, o . my. - (veroud .) Vierkante lappen zeil, die tegen de lijken aangezet worden, waar het zeil om de aangeslagen touwen sterkte noodig heeft . BOUTS, z. n, o. my . -- (veroud.) Touwen, gebruikt om het want to voorzien als 't verbroken is . 't Woord is 't Fr, bouts (enden) . BoUTKOGELS, z . n . m . my. - of Kneppelkogel : twee kogels, door een Bout verbonden. Bouw, z . n . m . - in . Maaksel . Dat schip is van zwaren B--. 20 . Konstruktie, scheepsbouw . Zie Scheepsbouw. BOUWEN, b . w. - 10. Vervaardigen, timmeren . Een schip B-- . 2°. Bebouwen, beploegen . Zoo, by toepassing, Zee B-- (de zee bevaren, omdat men die als 't ware met het schip beploegt) . ANTONIDES noemt in zijn Ystroom Amsterdam De grootste zeevorstin, die alle vatren bout, liter bout de zeeraadt om de urge zee to bouwen . JAN vos .
Bouwr,ooD, z, n, o . -- Zie Lood. BovEN, byw. -- 1°. De masten met betrekking tot hen, die zich op het dek, en het dek met betrekking tot hen, die zich onder in 't schip bevinden . Een jongen naar B- zenden (in den mast) . Roep den Luitenant eens B-- (op het dek) . 20 . De oppervlakte der zee . De man was gezonken : gelukkig kwam by nog even B--, zoo dat men hem grijpen icon . Waarom koomye boven drtjven fonghe btieJcon, kleyne vis?
BUY--BRA .
43
Qhy ~noeht beter under bli ven, Doer u eyghen wooningh i.c . CATS Emblem . BOVEN (TE) zijn . Eon hoe/c, klip, punt T- B zeilen (die bovenwind to loefwaarts)
omzeilen) . Spreekwijze : Hy is dien klip T- B-- (hy is dat gevaar ontkomen) . BOVENBARGHOUT, Z . U . o . - Zie Barghout . BOVENBLIND, Z . n . 0 . -- (veroud .) Het zeil, dat vroeger gevoerd werd boven de Blinde ra . BOVENDEK, z, n . o. -- Het bovenste Dek op een schip . BOVENHALEN, b . w. -- (veroud .) Te boven zeilen . - 1)e kajuit, welke de geheele breedte van het achterschip beslaat en tusschen de kampanje en het bovendek begrepen is . Op de koopvaardysehepen, die geen kampanje hebben, is somtijds achterop een groote but getimmerd, die de B- wordt genoemd . BOVENKRUISZEIL, z, n . o . - of Grietjen, welke laatste naam de meest gebruikelijke is : het zeil, dat tusschen de Grietjensra en Kruisra hangs . Zie Grietjen . BOVENLIJK, z, n. o . - of Ralijk. Het touw, dat aan de bovenzijde van een zeil is vastgehecht en het door banden aan de ra verbindt . Zie Lijk . BOVENKAJUIT, Z . II . V.
BOVENRABANDEN, Z . n . m . my . - Enden touw, dienende om de bovenhoeken der
zeilen aan de Bans vast to binden . Zie Nokbindsels . z, n . o. -- Huizing of Doodwerk : het gedeelte van het schip, dat zich boven water bevindt. BOVENSPIL, z. n. o. -- Het spil, dat op hot dek staat, ter onderscheiding van het Onderspil . Zie Spil. BOVENTuIG, z . n . 0 . -- Tuig der Bovenmasten . Spreekwijze : Zijn B--- is in de war (hy is niet wel by 't hoofd) . BOVENZEILEN, z, n. o . my. - Zie Ze2l. BRAADSPIT, z . n. 0 . -- Rolspil, verdraagbaar windas op de koopvaardyschepen . BRABBELEN, b . w . - Opborrelen, koken . De zee begins to B--. BRAK, b, n . -- Ondrinkbaar. B- water, (zoet water, met zout water of andere bestanddeelen vermengd) . BOVENSCHIP,
Reeds lane zagh ik myn naam en grootheit aengebetn, Pier nog uw brakke poet van visschers Overt betretn .
Zegt de Seine tegen 't Y in ANTONIDES Ystroom . of BRAMZEIL, z . n . o . -- Het zeil boven het marrzeil : vroeger het hoogste zeil op een mast, dat men by stil weer opzette . „Daer by comet „nog, dat men de schepen maekt mars boven mars, bramseyl boven bramseyl, „alles streckende alleen om syraet en oppronck, ende nyet tot bequaemheyt, ,,jae streckende tot groote onbequaemheyt, alsoo hierdoor de schepen soo rank „worden gemaeckt, dat het onderste geschut nyet en kan gebruyckt worden „daer merle het meeste, jae alle het gewelt nioet gedaen worden ." MEMORIE
BEAM, Z, n . v.
ende AENWYSINGE hoe dat Lants schepen best souden dienen gebout om den vyant den meeste afbreuck to doen . Men voert heden niet alleen B.- .zeilen, maar oak
44
BRA.
Boven B-zeilen . De B-zeilen worden gevoerd tusschen de B-rags en de Marseraas . Zy worden onderseheiden in lo. Voor B-zeil, dat aan den fokkemast, 20 . Groot B-zeil, dat aan den grooten mast, 3°. Grie fen, dat aan den kruismast gevoerd wordt . Spreekwijze : Hy voert B boven B-- (hy maakt veel uiterlijke vertooning} . Hy is een rechte B- (hy is een windmaker, een bluffers) . BRAMSTENG, z . n . v . - De mast van het Bramzeil, en alzoo verlenging van de steng. BRAMZALING, z . n . v . - De mars van de steng . BRAMZEIL, Z. n . 0 . -- Zie
Bram .
BRAMZEILSKOELTE, Z . n. v . - Een matig windtjen, waarhy de schepen Bramzeil
kunnen voeren . z . n. 0 . -- of Brandezzjgerten : naam, dien de visscherslieden geven aan de fosforieke dampen, die flu en dun nit zee opstijgen en samen-
BRAMZIJGERTJEN,
smelten, en waarin de visscher, ze door zijn verbeelding vergrootende, gestalten des duivels meent to zien . BRANDARHS, z . n . m . - 10 . Groote lantaren, hangende onder de mars van het Amiraalschip . 2° . Vuurtoren . De B- van ter Schelling . Zie Kustlicht. BRANDEN, b. w. - Een schip met brandend net zengen om den worm to verdrijven. o . w . - Words de zee gezegd to doen, wanneer zy schuimende over dro~ogten en klippen heenrolt . BRANDROL, Z . n . 0 . -- Lijst van hen, die, aan boord, tegen Brand moeten waken . BRANDER, z . n. m . -- Een vaartuig, toegerust met buskruit en andere ontvlambare stoffen, 't welk op de vyandelijke bodems words afgezonden om die in brand to steken of to vernielen . Spreekwijze : Len B-- aan boord krijgen (in groot gevaar verkeeren) . Het is een B-! lion crf (mat u niet met hem in) . BRANDIHAKEN, z . n . m . mv . - Haken, waarmede men Branders afweert . BRANDING, z . n . v. - of Burning . Het op- en nedergaan der woelende golven, waar zy tegen het strand of de bankers breken, en daardoor het landen bemoeilijken . Spreekwijze : Hy geraakt in de B (in verlegenheid) . B- in lij! (dadelijk wenden, 't gevaar ontwijken!) BRANDSTOF, z. n . v . - Al wat tot verwarmiug of verbranding diem . BRANDIJZER, Z . n. 0 . -- Haardz~jzer, of Wolfskluauw : IJzer, waarmede men aan BRANDEN,
de buitenhuid van een schip, by 't Branden, haar fatsoen geeft . BRAS, z, n. In. - Men geeft dien naam aan twee touwen, die, elk aan een der beide uiteinden eener ra gehecht, dienen om deze om de masters, waar zy aan hangers, to doen draaien, ten einde aan de zeilen zoodanige riehting to geven als de omstandigheden vorderen. Groote B-sen (der groote raas) . FokkeB , MarseB-, BrainB- enz . LoefB-- (die aan de windzijde is) LyB-- (die aan le legenovergestelde) Stuurboords of BakboordsB- (die rechts of links is . Looze
BRA
B
BRE.
(die uit voortorg nevens een anderen gesteld wordt) .
45 Een B-- aanhalen,
vastmaken, beleggen . Den LoefB- st)j aanhalen . Spreekwijze : Ily heeft er den B- aan (Hy wil
er niet meer aan doers ; omdat als men de zeilen zoo na mogelijk by-de-wind genet heeft en de B--sen dus „aanstaan" ; men, to dien opzichte althands, het mogelijke verricht heeft) . De B-sen vastzetten (In de richting blijven) . Een wilde B- (Een wildzang : omdat een B--, die los is, in 't wilde hangt, en heen en weer wappert) . BRASKL AMP, z, n, m . - Zie
Stootschaal .
BRASSCHENKELS, Z, n, m . - Enden touw, die aan den kop van den mast hangers
en waaraan het blok is gesplitst, door 't welk Brassen loopen . BRASSEN, o . W . --
Zie Aanbrassen, Opbrassen, Breedtuigen .
BREEBOEG, z, n . m . -- (veroud .) Schip met een breeders Boeg . BREED,
bw . - Zijlings, van ter zijde .
B-
liggen (De zijde bieden, 't zij aan
een antler schip, 't zij aan den wind). BREEDS WIMPEL . -- Zie Wintpel. BREEDTE,
z . n, o . - of Poolshoogte, Noorder- ZuiderBreedte .
BREEDTE DER KIEL, Z . n, v . -- De afstand tusschen de zijvlakken in het midden
der kiel.
bw . Of Yierkant Brassen : De zeilen zoodanig uitzetten, dat zy zich in 't vierkant aan den wind blootstellen . BREEFOK, z, n, v. - Een groot zeil van licht doek, dat, op kleine vaartuigen, gebezigd wordt om voor-de-wind to zeilen . BREEGANG, z, n, m . - [)at gedeelte van de buitenhuid by liniesehepen, 't welk tusschen het bovenbarghout en onderbarghout begrepen is . BREEKBEITEL, Z . n, m . - of Steekbeitel. Een werktuig, bestaande nit een plat, smal en gekromd ijzer, aan een staaf gehecht, en waarmede het werk, dat vernieuwd moet worden, nit de naden der planken gekrabt wordt . BREEKSTOPPERS, z, n, m . my. - of Springstoppers . Halfsleten Stoppers, die by harden wind op het ankertouw worden genet, om het geweld van derv eersten schok to breken, als het schip voor zijn anker opdraait. BREEKWATER, Z, n, o . - Waterkeering : Een hoofd, waar de golven op breken en de sloepen dus veilig achter kunnen liggen . BREEKIJZER, z, n . Sehietbeitel of Fermoirbeitel. Soort van grooten Beitel, dienende om keepers to makers . BREEUWEN, b . w. -- Kalefaten : De reten, naden, spleten en voegen met werk dicht stoppers . BREEUWER, z . n, m. -- Die met het Breeuwen of kalfaten belast is . BREEDTUIGEN,
o. -
BREEUWHAMER, z n, m . - Zie
Hamer .
BREEUWSTOEL, z, n, m . - Een plank, die buiten boord hangt, en waar de Breeu-
wer op zit als by zijn werk verricht . BREEUWIJZER, z, n . o. - Zie
IJzer .
YREKEN, o, w . - Wordt van de golven gezegd, als zy tegen klippen of rotsen
stuiten en nit elkander spatters .
De zee, de golven B- op die rots .
46
BRE
BRO.
BREKER, z . n . m . - voor Golf. De B s slaan over de hooge rotsen peen . -- Ben B-- aan boord krijgen . (Een golf, die boven het boord Breekt en op het schip stort) . BRIDSEN, b . w. - of Laarzen . lemand met een eind touw op de natgemaakte broek kastijden . BRIEVEN VAN SCHADEVERHALING, Z . n . m . mV . Brieven, waarby door den Soe • • verein het recht gegeven werd, om den Vyand afbreuk to doen op zee . BRIES, z . n . V. - Koelte, wind . Het waait een stijve B (Er waait een frissche wind) . BRIESJEN, Z . n, o. _. Een klein windtjen . Dat B- was juist genoeg otn ons in de haven to brengen . BRIGANTIJN, z . n. m . -- Itaiiaansch vaartuig, oorspronkelijk een roofvaartuig, gelijk de naam (Briganteii-schip) aanduidt ; dock later voor alle kleine ono verdekte vaartuigen genomen . BRIK, Z . n . v. -- Met Brigantijn verward ; dock verkeerdelijk . B is van 't Fr . barrique, „last' en beduidt dus oorspronkelijk Lastschip. Thands geeft men dies naam aan een groot vaartuig met twee vierkant getuigde masters . Groote B , B-- van 18 stukken . AdviesB-, B- van 8 stukken . •- SelaoenerB-, KanonneerB--, OorlogsB-, KoopvaardyB-, KorvetB-, B- met barkstuig . BRIKZEIL, Z. U. o . - Voornaam zeil, 't welk de Brikken en andere vaartuigen achter den grooten mast aan een gaffe! en boom voeren . BBIZ, Z . II . m . -- (veroud .) Uitgesneden hout op den overloop, ter plaatse alwaar de kolderstok droog of in den draaiklos staat : Ook we! de klos zelf . BRITSEN, b . w. - Zie Laarzen. BROEK, z . II . V . - of Twil. 1°. Stuk hout, dat de vrange,i van een schip kruist, wanneer deze uit twee tegen elkander gestelde stukken bestaan . 2°. of Broeking . Zeildoeksche bekleeding . BROEKING, z . n . v. - 1 0 . Een zwaar touw, dienende om het terugloopen van een stnk geschut to voorkomen . 2°. Zware take!, met een katrol aan het einde, en in het midden vastgehecht aan den achtersteven van een op de werf liggend schip, en dienende om dit by 't van stapel loopen naar 't water to doen glijden . 3° . Zeildoeksche bekleeding tegen inwatering van buiten . B- van den mast,
van bet roer, enz . 40 . Zeildoeksche zoom, die tegen den vlaggestok aankomt, em de vlag to versterken . BROEKSTIIK, z . n . o. 1° . Dat gedeelte van een kanon, dat zich achter de tappen bevindt . Zie Bodemstuk. 2 0 . 't zelfde als Broek ; zie aid . BROODKAMER, z, n. v . - Waar het scheepsbrood (de besehuit) wordt bewaard . BROODWINDER, z . n . m . Vinnetjen, achtergaff'elzeil. Zeil, dat achter de bezaan wordt geheschen . BRIIISCHEN, o . w . -- Geraas, dat de golven makers, wanneer zy door wind of storm bewogen worden .
BUG -- BUL.
47
z . n . o. - Klein tweemast-vaartuig, dat op de kusten van Finisterre de dienst van lichter en transportschip doet . Het heeft een fok en een groot vierkant zeil, daarboven een marszeil en voert eeu of twee kluivers . BUI, z . n . V . - Vlaag, slecht weer . Een regenB-, een hagelB-, een stormB- . Spreekwijze : Een kwade B- hebben, (Norseh, gemelijk, driftig zijn) . Een goede B- hebben, (Opgeruimd vriendelijk zijn) . BUIIG, b . n . - Ongestadig, regenachtig, winderig . 't Is B- weer .
BUGALET,
Spreekwijze : B-weer, klein zeil, (In onzekere taken moet men niet to veel wagen) . BULK, z. n, v . - Ronding . De B- van een zeil (de bolvormige gedaante, welke
het aanneemt, wanneer het door den wind is opgezet : ook de ophooping van een vastgemaakt zeil op het midden der ra . De B- van een schip (de ronding van een schip) . Op zajn B-- zeilen (op zij zeilen) . BUIKDENNING, Z . II . v . - Zie
Weger. z . TI . V . - Cording of touw, op een derde van het lijk vastgemaakt en dit aan de ra verbindende . BUIKSEIZINGS, Z . n . V . mv . -- Breede en platte touwen, die een dichtgerold zeil tegen de ra vastklemmen . BUIKSTUKKEN, z . n . o . my . - Naam, die op sommige plaatsen aan dd vrangen gegeven words. Zie Vrang. Meer algemeen echter noemt men B- of Oplangers die verlengstukken, welke by den aanbouw van een schip op de uiteinden der halve vrangen geplaatst worden . Zy onderscheiden zich in Onder en BovenB BUIKGORDING,
BUIKWEGER, z . n . m . --
Zle Weger . Bins, z . n . v . -- 1°. Geleibuis, koker . 2°. Kleedingstuk : rok zonder panden . Een du 'elsch B-- . Een matrozen B 30 . Vaartuig, dat meer in 't byzonder gebezigd words tot de haringvangst . Zie Haringbuis. BUiscx, b . n . -- Dampig, nat, en donkey . B weer. BUISHARING, z . n. m . -- Haring, die met buizen gevangen words . BUISLICHTER, z. n . m . --r Groote lantaarn op het hek boven de kampanje . BUISMAN, Z . n . m . -- Zeeman, die op een Buis ter haring vaart . BUTT, Z . Ii . m. - Roof, op den vyand behaald . Spreekwijze : Of B- of slagen . BUITEN, bw. - Naar buiten : in zee. De schepen zrjn naar B-- gezeild. Zij zijn B- de haven gebracfit . BUITEN GAATS, bw . -- In voile zee : het zeegat nit . De schepen zijn B- G- . BUITENKLUIYER, Z. II . m . -- Driekant zeil, waarva .n de eene zijde fangs den leier
gaat, die van den kop der fokkesteng naar het kluishout loops . Zie Kluiver . BUITENLOODS, z, n . m . - of Kustloods . Loods, die de schepen over de buiten-
wateren brengt . Zie Loods . BUITENSTEIGER, z, n . o . - Steiger, die aan zee of aan de haven ligt. BUITENVERTUINING, z . n . v. -- Gedeelte der buitenhuid, tussehen het potdeksel en
den uitgang van bet rahout . z. n. o . -- (veroud .) Schotten, welke men dwarsscheeps in het hol zette, op dat de ingeladen waren of de ballast niet versehieten zouden .
BULKHOOFDEN,
48
BUL
BIJL .
BULLETOUW, z . n . o . - Los end touw, van een hack voorzien, en dienende our tijdelijk de fokkehals op den kraanbalk to bevestigen, ook our den bezaansbrik-kotterboom, by het overslaan van het zeil, tegen den schok to behoeden . BULTZAK, z . n . m . - Bed van kaf, door de zeevisschers gebruikt . BUN, Z, n . V . - Zie Beun . BUNSCHuIT, z . n. v . - Schuit, waarmede de zeevisch levend vervoerd wordt . BURGHAAK, Z . nfl m . - Soort van Smile. Zie aid. Bus, z . n . V . - 't Zelfde als Bos, Buis, holcer ; dock meer bepaaldelijk : 1 0 . Ben blikken dons, dienende tot bewaring van licht aan bederf onderhevige warm, of proviand, by lange zeereizen. 2° . De nude benaming van alle snort van schietgeweer en sours ook 3° . Het schietgeweer zelf. Busmus, z . n. o . -- (veroud .) Zeemayazijn, Arsenaal. BUSKRUIT, Z. n, o . - of alleen Fruit of Buspoeder . Licht ontvlambaar mengsel van houtskool, salpeter en zwavel, en aldus genoemd naar zijn voormalige bestemming, our door zijn ontploffing den kogel door een bus voor hem nit to drijven . Spreekwijze : Hy vlieyt op als B- (hy is licht in drift ontstoken) . BUSSCHIETER, z, n . m. - (veroud .) Iemand die met een Bus schist . Voorheen aan boord dezelfde als de Konstabelsmaat . BY, bw. - B-- laten komen (meer daarheen zeilen, waar de wind van daan komt) . BY-DE-WIND, bw. - Wordt gezegd, wanneer de rags gebrast en de zeilen uitgezet zijn en met de kiel een scherpe hoek maken . Dicht B-, scherpB brassen, opheven, opstezeilen (wanneer die hoek zoo scherp mogelijk is) . B ken . Zie Brassen, enz . BYDRAAIEN, o . w . -- 1°. Onder den wind draaien, met een marszeil vol en een tegen, ten einde het schip langzaam to doen voortgaan. 2° . Gedwongen naderen : Wy noodzaakten hem by to draaien . Dat schip wilds list klaringsvaartuiy ontzeilen ; maar een schot met los kruit bracht hem tot andere gedachten en deed hem B- . 3° . In 't gevecht B- is : zich overgeven . Spreekwijze : Hy draait by (hy drijft zijn opzet fist door, volhardt niet in zijn meening, geeft het op .) Voor de naeht B-, our den wal fist to na to komen (tijdige voorzorg nemen) . BYHALEN, b . w. - of Byzetten . la . De zeilen bybrengen en ter windvang stellen) . 2o. Losjens oversehilderen . Een sloep buiten our to laten yaan, ten einde de kale plekken met teer of verf to laten B--. Binnen boord der oorlogschepen is het gebruikelijk, des Saturdags aan 's Zondags mooi to zijn . BYHAYEN, z, n . v. - Zie Haven . BYHOUDEN, b . w. --- Op dezelfde hoogte lion de vloot fist B- . Ook 2°) Naderen, BIJL, z . n . m . - Timmermansgereedschap,
boord de kale plekken to laten B--, our
blijven . Dat schip is een luie zeiler : het Een schip doen B- (het doen naderen) . bestemd our er merle to houwen en to
BIJL
BIJV .
49
kappen ; dock ook aan boord bovendien in gebruik, zoo als wapentuig . (Zie Enterbiji), als om, in geval van nood, en wanneer spoed vereiseht wordt, kabels, stengen of masters merle door of om to hakken . Zie Knppen . Den B jl voor den Lop krjen (afgekeurd women) . Zie Af keuren . Spreekwijze : Hy hakt er inet een breeders of groven B- in (hy maakt veel verteering : ook wel : by snijdt geweldig op) . Den B- your den kolr j yen (afkeuren), BIJL, z, n . m . of BIJLTJEN, z, n . o . - Bynaam, waarmede de timmerman aan boord door hot yolk wordt geroepeu of aai~gesproken . Het Brjltjens oproer (bekende oploop der Kattenbnrgers, die voornamelijk uit scheepstimmerlieden bestonden) . BYLANDER, z . n. m . - Platboomd vaartnig, voornamelijk voor de vrachtvaart bestemd en byna als een snaauw getnigd . BY LATEN K OMEN, b . w . - 't Schip aan den wind laten komen . BIJLBRIEF, z . n . m. --- Zoo werd, naar het oude reeht, de akte genoemd, waarby hy, die een schip kocht, en de kooppenningen niet geheel kon voldoen, bet schip voor het overige verbond . BYLEGGEN, o . w . - Onder klein zeil met dichtgereefde zeilen en aangebraste rags het schip zoo dicht mogelijk aan den wind houde s, om het tuig van hot schip met stormweer niet to vermoeien ; daar antlers bet tuig van boven neder, of het schip uit elkander, zou werken . Van top en takel B--- (met aangebraste rags B-) . Men goat B- (wanneer men het, voor-de-wind zeilende, met achteroverstaande zeeen niet meer houden kon, of dot men hot in-de-wind heeft) . Voor het groote zeil B- . Onder grootstagzeil B- . By bl jven liggen . (het kon BYLEGGER, z . II. m . - 10 . Schip, dot bylegt . Hot is een goede B goed Byleggen) . 2°. Schip, naar elders bestemd, met hetwelk men uit zee hinnen volt uit nood of om to overwiuteren : of ook eon schip, dot geen bepaalde bestemming heeft en waarmede men een zeehaven aandoet om nader last to ontfangen . De bepalingen omtrent de B-s vindt men in de Alg. wet, van 26 Aug . (822, vierde Hoofdst . art. 25-29 . Spreekwijze : Hy is een B (hy draait by . (Zie Bydraaien) ook : by speelt op zien komen). 2°, Tegenwind, die belet zeil to voeren. BYSTAAN, o . w. - Wordt van de zeilen gezegd, als zy op hun plaats geheschen en gespannen zijn . Dat schip heeft geen enkel zeil B- . BYST .EREN, b . w. -- Hot schip met den kop aan den wind laten komen om by to draa,ien of by to gaan liggen . BIJT, z . n . v . - Wak, opengehakte plants in hot ijs . Spreekwijze : Als eon eend in de B-- vallen (ergends by ongeluk inraken) . BIJTEN (IN of lIT), b . w. - Een schip, dot buiten of binnen de haven in 't ijs bezel is, door bet hakken van bijten of sloppen in 't ijs, weder brengen waar het wezen moet . BYVIERIaN, b . w. -- Laten schieten . Zie Vieren .
BYV - DAG.
50
QYVOET, z . n. m. - (veroud .) of Smeerrak, touwrak tot onderra.
Stukken hour, aan den voet van den grooten mast, z. n. o. evenwijdig met het Zaadhout geplaatst, en dienende tot steno voor het spoor van den grooten mast . BYZEILEN, z, n . v. my . - Hulpzeilen . (het op zijn plants brengen en BYZETTEN, b, w . - Uitspannen . Een zeil B
BYZAADHOIrT,
spannen) alle zeilen B-. Spreekwijze : Alle zeilen B- (spoed maken) . De zeeman zet gerust dan atle zeilen by En troost zich met de gonst der winden en 't get{ . voNDEL .
Zoek de woorden met CA, Co en Cu gespeld op KA, Ko, Ku . z . II . m . Soort van vaartuig, in de Middellandsche zee in gebruik, even als een feloek met latijnzeilen getuigd . CHERTEPARTY, z . n . v. --- of vrachtbricf. Akte van overeenkomst tusschen den vervrachter en de bevrachters opgemaakt, en waarin vermeld worden : de naam en de grootte van het schip : de naam van schipper, vervrachter en inlader : de plants en de tijd, tot lading en Tossing bepaald : of het schip geheel of gedeeltelijk vervracht wordt : eindelijk, de bedongen schadeloosstelling ter zake van vertraging . Zie art . 454, 455 Wetb . v . Kooph. CIREEL, z n . m . - Kring, koers, omtrek, door een kromme lijn beschreven, wier punten alle even verre van het middelpunt verwijderd zijn . CINGELGROND, z, n . In . - Bodem of grond van de zee, die nosh zand nosh slijk bevat, zoo als die onder den Engelschen wal by de Cingels . CHEBEK,
DAAGSCH ANBER, z, n . O . - Het Anker, dat het meest gebruikt wordt . Schepen
nit het Noorder kwartier, of liever, in Texel en to Amsterdam uitgerust, hebben het aan Bakboord varen, terwijl het nit de havens bezuiden de Maas aan Stuurboord vaart . DAAGSCH Touw, z . n . o .
Het zware Touw, dat met het Daagsch Anker gebruikt
wordt . Zie Legger en Volger. DAG, z, n, m. - 1~ . Tijdverloop tusschen zone op- en ondergang . Het heeft
DA(
DAM.
51
den gandschen D- geregend : eerst net /et opkonieii der main is de lucht opgeklaard. 20 . Etmaal . Men berekent de hoeveelheid van ingescheepte levensmiddelen by D-en . Er is nog voor lien D-en water. Er is niet meer dan voor vijf D-en proviand. Zie vender Ligdagen, Waschdagen enz . z. n, v . - Words genomen voor her end touw, waarmede de scheepsprovoost de misdadigers plash to kastijden . Volgends Bilderdijk zofi 't woord verbasterd zijn van tak, en verwant aan takel, dus werkelijk de beteekenis hebben van Touw : waarom by er ook in zijn Geslachtlijst bet o . gesl, aan geeft. Intusschen is 't hetzelfde woord als degen en 't wend in 't Fransch ook dague de prevot genaamd . Men weet dal Dig of Dagge ook ponjaart beteekent . Zie Dag . Wellicht is de oorsprong der hemming van Dag, zoowel aan dit endtjen
DAG,
touw als can den dolk gegeven, aan die zelfde beschimpende toespraak ontleend, waaraan die oude strijdkolven, welke men Goeden days heette, hun naam verschuldigd zijn . De enden touw, wa~irmede de strafoefening geschiedt, heeten Handdagen . De krijgsraad heeft hem veroordeeld om met Handdagen to worden afgestraft. DAGEOEK, z, n, o . - Zie Dagregister. DAGEN, o, w. - Dag, worden, licht worden Bet begins to D (de schemering breekt door) . DAGGE, z . n . v. - (veroud.) Entertouw voor de matrozen . DAGREGISTER, z . n. o. - of Journaal. Register, hetwelk de schipper verplicht is
to houden en waarin by day aan day moet opteekenen : „de gesteldheid van veer en wind : hoeveel het schip in zijn koers gevorderd of teruggegaan is op welke lengte en brcedte her zich bevindt : welke onheilen en nit was oorzaak die aau schip en lading zijn overkomen : de gesteldheid, waarin hetgeen door ongeval, door kappen, snijden en kerven, verloren is gegaan, zich beyond : welke koersen by gehouden heeft en waarom by daarvan heeft moeten afwijken ; de besluiten in den scheepsraad genomen : de afdanking van scheepsoffiecieren of scheepsgezellen en de redenen daarvan : al was schip en lading betreft en tot her doen van rekening of verantwoording, of tot her instellen of afweeren van eenige vordering, aanleiding zoil kunnen geven ." Zie Wetb . v. Kooph . art . 358 . DAGSEINEN, z . n . 0 . - Zie Sein . DAGWAAK SLAAN (DE) of de Reveille slaan . - De manschap door trommelslag opwekken. De D- words in de Dagwacht geslagen . DAGWACHT, z . n . v. - Wacht aan boord, die van 's morgens 4 tot 8 uur duurt. DALING, z . n . o . of Pompdal. - Een koker of buffs, die van boven tot beneden langs de pomp loops en door welke men her peilijzer last afzakken, om de hoogte van her water by de pomp to meten . DAM, z, n . m . - 1° . Stuk hours, dal ergends in yews words om iets to stutten en naderhand weer weggenomen words . 2° . Stuk lands, dal dwars door een water gelegd words om her to stuiten . 't Is in zijn oorsprong 't zelfde als Tooni . Hiervan
52
DAM DEK .
DAMLOOPER, z, n . m. --- Klein Noordhollandsch vaartuig, geschikt om over dij ken, dammen en overtoomen gehaald to worden . DAMMEN, b . w . Met een 1)am sluiten . (?weld van ketenen en kramden, .i~och pales ow dz ze- to lawmen, York zeekastoelen op de strand, lot solferblakend inrie+rand, lijn rnacktig om den Leenw to lemmen . OUDAEN . lie Leeuw hevredigt. DAMP, z . n. m . - Alle wasem, dock in 't byzonder de rook door het geschut veroorzaakt. DAVIDS, z . n. In . mv . - IJzeren slanders aan de zijden van het achterschip, dienende om er lichte vaartuigen aan to hangen . T)EELEN, z . n . o . my . - Gezaagde en alzoo gedeelde stukken hoot . Deelen van een balk zijn alzoo Plant-en . Zie aid . DEELBALIE, z . n . v. -- Zie LoodlrJnbalie . DEWING, z . n. v . - Golveride beweging die, na het ophouden van den wind, die haar veroorzaakt heeft, het zeewater blijft beroeren . Er stoat D- . De DicC zeer zwaar, de D- gaol itoog . DEINZEN, o . W. -- Afloopen, teruggaan . Het D der golven (het stooten der golven omtrent de banken of rotsen) ook Tegenzee, Terugzee, Weerzee genoemd . Zie aid. Het D-- ran het schip) het teruggaan van het schip in de wending, als de wind vlak van voren komt en 't schip niet doordraait) . Spreekwijze : Wanneer bet schip Deinst legt men bet roer verkeerd aan boorddraait men het op de andere zijde - (als het niet gelukken wil wendt men het uiterste middel aan) . Dampig, nevelachtig. Een D-e lucht. 1)EINZIG, bb n . DEx, z . n, o. Scheepsvloer, eenigzins gewelfd, en uit deelen samengesteld, die aan weerszijden op de balken rusten . Ook de versehillende verdiepingen van bet vaartuig . Het getal der D-s wijzigt de benaming van bet schip . Zoo heeft men een Tweedek, (een schip met twee D-s) : een Driedekker, (een met drie batteryen). By koopvaardyschepen heeft men gewoonlijk twee D-s . Het aantal D--s by oorlogsehepen is verschillend . By linieschepen zijn er ten minsten vier, als, van boven soar beneden tellende : P . Bet OpperD- of BovenD- ('t halfdek van de kajuit tot den grooten mast, de loopplanken, den Bak) ; 2° . het KudD- ; 30 . bet Tusschen.D-, die elk een battery voeren, de zwaarste onder ; 40 . de Koebrug . By gewone oorlogsfregatten en kuilkorvetten heeft men gewoonlijk een OpperD- (dot boven is), een Kui1D- en een TusschenD--. Op korvetten met gestreken D-s heeft men in stele van bet gewone Opper •d- vooruit een kort D-- tot even achter den fokkemast en achteruit een kort D- tot even voor den bezaansmast . Het eerste wordt de Bak, het laatste de Keempanje genoemd . Tn lit geval wordt bet KuilD Op-
DEK -- PER .
53
perD-. Brikken hebben een OpperD-, somtijds een kleine Kampanje, en verder een TusscheitD- . De kampanje wordt echter in seheepstaal niet tot de D-s gerekend . De kapitein was niet op het D- : by stood op de kainpw je. De helft van het KoebrugD- wordt Ha fD-- geheeten : - Gebroken D- (D , (D- waar zich op dat op zijn lengte is afgebroken) . NegerD- of SlaveD slavenhaalders de negers bevinden) . GladD gestrekenD (een D , dat onafgebroken doorloopt) . Spreekwijze : Dat is een Driedekker (een grout, zwaarlijvig vrouwspersoon) . De stortzeeen makers GladD- (slaan alles van 't I)-- af) . DEKBALKEN, z. n . m. my . - Balken, die het Dek onderschragen, en tevens het dwarsscheepsverband uitmaken . DEKBALKKNIEeN, z. n . v . my. - Knieen, waarop de Dekbalken rusten . Zie Knie . DEKBANDTN, z . nfl m. my . - Banden van het voor- en achterschip, niede dienende tot bevestiging van het dek. DEKDEELEN, z . n . o. my . - Planken van het Dek . Zie Deelen . I)EKGLAS, z . n . o . - Glazen schijf van ongemeene dikte, hoedanige men in de Deks- of patrijspoorten plaatst om licht to geven in de lagere gedeelten van het schip . Schroefdelcglazen . Leivormige Dekglazer . DEKLINATIE, z . n . v. my . - De bong aan de hemelsfeer, dien do hoeksgewijze afstand van een der hemelli~hten aan den equator beschrijft . D- van 't kompas of iniswijzing. De afwijking van het « •are Noord . DEKOFFICIER, z . n . m . - De hoogste onderofficieren, als schipper, bootsman, schieman, worden D-en genoemd, omdat zy by de manoeuvre op hot Dek blijven . DEKPLAAT, z . n . v . - Stuk cikenhout, dat de koppen der Beting dekt . DEKSEL, z . II . o . - Wat tot bedekking van lets client en or tevens eon deel van uitmaakt . Zie Potdeksel. DEKSTOPPERS, z . IL m . my . - Stoppers, die op verschillende punters van hot Dek aan ringers zijn vastgemaakt en zich alzoo voor de hand bevinden . i)EKSTRIJxEN, o . W. --- Do planken in bet Dek leggen, hot Dek bevloeren . DEKWORP, z. n . o . - Het bovenste wore, waar het Dek op rust . DEKZEEGT, z, n . v . - De projektie van de lijn, volgends welke de bovenkanten der balken tegen de binnenoppervlakte der inhouten sluiten, op bet vlak, dat door het midden van kiel en stvvens gaat . Zie Zeegt. DEMPGORDING, z . n . V . - Hot Touw, op hot staande lijk van de zeilen opgestoken, op de hoogte van de boelijns, dat hot lijk Tangs de ra haalt om hot zeil to dempen of or den wind nit to nemen om het gemakkelijker to beslaan . DENNEN, z . n . v . my . - (veroud .) Hot dek op een klein vaartuig, b, v . op eon Binnenvaarder, wordt meermalon aldus genoemd, near het bout, waarvan hot vervaardigd is. PENNING, z . n . v. - Verouderde benaming voor „vloer ." DERDE HAND, z . n . v. - Eigenaardige benaming van eon takel, of hover vau eon verbinding van touwen, looponde door katrollen on geeigend tot hot oplichten van zware lichamen .
54
DER
DIE.
DERDE WAAK, z, n, m . Vroeger gaf men dawn naam aan de jongste officieren op de schepen der 0 . I. Maatschappy. DEUBEL, z . n . m, of DEUTEL, z . II . m. - of Slay . Pennetjen, hoedanige in de enden der houten nagels, die doorgeslagen zijn, gevoegd worden en met hun puntjens blijven nitsteken . DEIITELEN, b. W . - Deutels inslaan . DEIITELIJZER, z . n . 0 . - of Plug zer. IJzer, waarmede men gaten in de nagels slaat. DICHT AAN-DE-WIND of SCHERP BY-DE-WIND, byw. - Zoo naby aan den wind als de zeilen maar kunnen vatten . Spreekwijze : Nut al to D a . d. W houden . (bet onderste niet nit de kan willen) . DICHTSPIJREREN, b . w . - Met Spijkers Dichtmaken . Spreekwijze : Spt,jker de lost dzcht. Words gezegd, wanneer een zaak is afgedaan en er niets meer aan to doen of to verhelpen valt. In dit gezegde words echter order lost „doodkist" verstaan . DIED, z, n. o . - 10. Diepte ; dock in 't byzonder waar van de zee gesproken words . In 't peilloos D- der golven . 2 . De zee zelve . Hy is in 't D verzonken .
&el bier een versche beeck die net de souse barer Can spelen in bet diep, ovck sonder ears to paren . CATS . Zinnebeelden .
DIED, b . n. - Geeft de hoogte van can gespannen zeil t e kennen . Dot zeil is niet D- genoeg. Dat rnarszeil is . . . N ellen D- . DIEPEN, o . w. - Al peilende naar land varen . Zie Aandiepen. Spreekwijze : Het Diept noch droogt niet, (bet geeft noch reams, men vordert er niet made). DIEPGAAN, o . w, - In 't water zakken . Dat schip gaat ... N ellen Diep, bet zinkt . . . N ellen in 't water . Dat schip Gaat Diep genoeg (bet gedeelte, dat beneden de waterlijn zinkt, is naar zijn grootte en vorm evenreig aan den last, diep hat dragen moat om veilig en met goad gevolg to varen) . Diaper gaan (wanneer een nieuwe last in 't schip geladen words, en dit daardoor diaper zinkt . Spreekwijze : Een Diepgaand schip (iemand, die veal verkwist en veal noodig heeft : - omdat Diepgaande schepen veal werks vereischen) . DIEPGANG z . II. m . of DIEPTREDING. - De bepaling van hat getal alien, welke hat schip in hat water zinkt . D voor, D achter, Gemiddelde D--- . Zie Stuurlast, Stuurlastigheid. DIEPGANGSMETER, z, n . m . - Werktuig, uitgedacht om de hoegrootheid in alien en palmen van Diepgangen aan voor • en achtersteven tot bet best hezeild doen zijn van een schip to bepalen . DIEPGANSMERI~EN, z, n . o . mv. - Schaal, in voeten en halve voeten verdeeld en
DIE-- DOK .
55
op de zi;kanten van den voor- en van den achtersteven afgebeeld, en dienende om den Diepgang van het schip to weten . DIEPLOOD, z. n . o . Peillood, of eenvoudig Lood, welk laatste meest gebruikelijk is . Zie Lood. DIEPLOODLIJN, DIEPLOODWORP. Zie Looding, Worp . DIEPTE, z, n . v. - 1°, Wordt somt jds voor de zee , enomen . Zie Diep. Ontsiet de
diepte
niet, al is haer aensicht straf, VONDEL .
Lofs . op de Scheepsv.
2o . De bepaling van de diepte . Wy ankerden op de D- van zes vadenlen . 3° . Van een zeil. (de hoogte van een nitgespannen zeil) . DIEPTREDEND, z . n . v . - 't zelfde als Diepgaand. Ben D- schip (waarvan de romp diep in 't water zinkt . Zie Diepgann, Diepgang) . DIEPTREDING, z, n . v. - Zie Diepgang . DIKTE DER KIEL, z. n . v . - De afstand tusschen de onder- en bovenkanten der kiel . DINGA, z . n . v. - Kromgekield vaartuig, aan de Malabnarsche eilanden in gebruik. DINGUY, z . n . m . - Vaartuig, op den Ganges in gebruik . DIRK, z . ni v . - Looper van den Gaffel, zeilbooms toppenant . DISSEL, z, n, m . - Grootdissel, Klosdissel . Kromme bijl, dienende om hout to effenen en scherp to makers . In de kruitkamer gebruikt men ecn koperen D- . DISTINKTIEVLAG, z . n . v . - Zie Viay, Winipel. DOEK, z . n . o . - Voor zeildoek, en, by de dichters, ook voor bet zeil zelf genomen . De doeken hangers slap : men twijfelt of het waait . VONDEL .
Lof der Zeevaart.
Zie vender KarreiD---, zeilD , vlaggeD-. b. w. - (veroud .) Zeilen aanslaan ; op kleine schepen . DOEMEN, 0 . w . -- Zich vertoonen . Zie Opdoemen . DoFT, z . n, v. - Roeibank. Het woord is Deensch, en beteekent een ledigen grond, dock in 't byzonder een zitplank in een schuit . DOGGER, z. II . m . - Eigenlijk zeehond (als zijnde D- niet antlers dan „dog, hoed") : van daar voor kabbeljauw genomen, en, by toepassing, in gebruik geDoEXEN,
komen als benaming voor eon snort van vischschepen, die naar den Doggersbank varen, om kabbeljauw to vangen. Een D- voert een grooten mast in 't midden en een kleinen mast van achteren, vierkant getuigd : voorts boegspriet en fok . DOGSCHUIT, z . n, v. Schuit, die by een Dogger behoort . Dog, z. n . o . of HAVENDOK . - Deze naam wend vroeger aan een besloten plaats gegeven, waar schepen gemaakt werden : thands verstaat men er° een kom door, van sluizen voorzien en met kaaien omringd, die tot een veilige ligplaats strekt . D- van aanbouw . (Zie Droogdok) .
56
DOK
DOO .
DOKKEN, b . w . -- (veroud .) In eon 1)ok hot schip vast aan den grond zetten . 1)oKKm, b, n . -- Mistig, donker : D- weer (betrokken lucht) . T)oL, z . n, m . - Pen of nagel, the in hot boord van booten of andere lichte vaartuigen geslagen word, om de riemen by 't roeien to bedwingen . Zoo zingt HOOFT, on den duim van 't metalen beeldt des Hertogen Van Alva. Den Duim, die recite u'e lerhandt, Die eertijde, van g ~nsch 1Vederlandl, Zich hussen deed, terivijl l t echond, Heeft nu matrons in zs non mond Oft wrings hem, wit hy, in een hot, En brudt den dwin'jer voor een dol . Spreekwijze : Het zijn muar nude D--len : „maar lorren'' : omdat versleten D--len weinig waard zijn ; - tenzij men hier aan „nude poppers" ['t Eng . Doll] to denken hebbe) . DOLBORDEN, z . n, o . my . of Bosbank. - Houten, aau weerskanten eener gales of sloop op de boorden geslagen en tussehen welke de rienien zich bewegen . DoLGAT, z, n . o. - Gat, waar de Dol wordt ingestoken of geslagen . Spreekwijze : Had ik uw vinger in hot D-- (kon ik u klemmen als een dolpen beklemd wordt, ik zou u wel doers klappen) . DOMMEKRACHT, z, n . v . - Snort van werktuig, met eon getand rad en zwengel voorzien en strekkende ova zware licharnen op to tillers . Het woord is eigenaardig van uitdrukking, als zijnde hot werktuig zelf onbewust van de uitwerking, welke hot to weeg brengt . 1)OMPEN, b. w . - Hot geschut met den tromp of 't vooreinde doers zakken en achter oplichten, om lager to kunnen schieten zonder hot stuk to doers zin ken . In een recite lijn pointeeren, vluchten en D- . DOMPELEN, b. w . - Frequeutatievum van Dompen, on alzoo : „horhaaldelijk, by voortduring Dompen," moor byzonder : ,,in hot water ." Wanneer ik schielijk, op mijn onbedachte bee Wiert over hats en hooft gedompelt in de see . JAN Vos.
Spreekwijze : Hy ligt er onder Gedompeld (hy is al flood en begraven) . DONDERBIIS, z, n . v . - Breed on zwaar handgeweer, in een mik draaiond, on waarmede de coarsen en barkassen gewapend wordon . DOOR, b . w. - Voor „dieht''. D- aanslaan (dicht aanslaan) . DOODEMAN, z rt, m. -- Zie Snaauw . DOODEMANS-000, z . n . v. - (veroud.) Eenige kleine touwtjens boven aan den bezaan, die, moor tot cieraad flan tot nut strekkende, daarvan hun naam ontleenen. DOODLOOPEN, b, w . -- Zie Doodzeilen . DooDSxooPD, z . n . o. bf Stagkous. - Houten, byna cirkelvormig blok, in zijn omtrek met een sleuf voorzien, waar de stagstoppen doorloopen .
DOO . DOODSTILTE,
z.
57
Ti . V . -- Afwezigheid van alle wind, waardoor een suite hcerscht
als die des Doods . DOODSTROO I, z . n . m . - (veroud .) Afwezigheid van den stroom, waardoor men niet vorderen kan : stroom tusschen voile en nieuwe maan, als 't water minst roast : oak tusschen eb en vloed . Zie DoodUf. Spreekwijze : 't Is er D- (er is Been handel, geen beweging, er valt mete voor) . D00DTIJ, z, n . 0 . of Dood water. -- Het zwakste Tij . ---- Ook stil water, stilstand tusschen eb en vloed . DOODWATER, z . II . o . -- (veroud .) Water achter den gang van 't schip . DOODWERK, z . n . o . - Zie Bovensch~p . DOOPEN, b . w. -- Met dezen naam bestempelt men een oud scheepsgebruik, om de onbevaren maats, en die hnn eersten tocht deden, op zekere plaatsen, zoo om de Noord als om de West, met zeewater to begieten . Zy, wien het niet lustte zich to laten begieten, koehten dit met geld af . De jongens werden in een mand genet, en hun tobben water over het lichaam gegoten . Zelfs schepen, die nooit de door de zeelieden uitgekozen Doopplaatsen waren voorbygezeild, waren aan het Doopreeht onderworpen, en de sehipper gehouden, by dat voorval, de maats met een drinkpenning to vereeren . Verzuimde by dit, dan stood bet to vreezen, dat de snuit stilzwijgend van liet schip afgezaagd of eenig seheepsdeel verduisterd werd . DOOR$REKEN, b . w. -- Doordriygen, b . v . door een vyandelijke lime, zoo dat men zijn schepen tusschen de vyandelijke vloot door laat zeilen om zich onder-de-wind in lime to stellen en den vyand alzoo tusschen twee vuren to brengen . Men tracht gemeenlijk de lime in de aehterhoede Door to Breken, die daardoor wordt afgesneden . Is zuiks gelukt, dan zoekt ieder schip zijn tegenparty . Het D- van de lime door de Engelschen deed de Hollanders den slay van Kanzperduin, de .F'ranschen en Spanjaarts dien van Trafalgar verliezen . DOORDREGGEN, o . w . -- Wordt gezegd van een anker, dat niet vatten roil en door het schip over den bodem gesleept wordt . Het anker Dregt over den grand, Dregt Door, is drif tiy . DOORDRIJVEN, 0 . W . - 't Zelfde als Doordreygen . Zie aid. DO0RGAAN, o . w. -- 't Zelfde als Doordreygen . Zie aid . DOORGAANDE KOELTE, z . n, v . - Stijve, geiijke koelte . DOORGEZAKT, b . n . - of Doorgezet, wordt een schip genoemd, dat een kromte of katterug heeft . Zie Katterug. DOORGEZET, b . n . - Zie Doorgezakt . DOORKAAIEN, o . W . - Zie G~,jpen . DOORKLIEVEN, b . w. - Doorsnijden, doorvaren, Hy heeft lange jaren de zee Doorkliefd (hy heeft lang gevaren). DOORPLOEGEN, b . w . -- Doorklieven, aanhoudend beploegen . Zie Ploegen . tiVaerom sy of, en ace, nu uyt, en weder in, Door-ploeghcten 't vochte veld met voorspoet en gewin . V0NDEL . Lofs, op de ~S'cheFpsv . 8
58
DUO -- DRA.
DOOR LATEN STAAN, b, w . --- Niet zwichten, met voile zeilen voortvaren . HOOFT, Ned. Mist. biz . 53, gebruikt hot oneigenlijk voor ,,niet krenken ." DOORVOER, z, n . m. - Zie omtrent den D- . van goederen de Alg . Wet van 26 Aug. 1822, Tiende Hoofdst. art . 75--87 . DoORZETTEN, o, w . -- Een katterug krijgen . Zie .Katterug. DOORZETTING, Z, n . V. - Zie Katterug, DOOVE JET, z . n . v . -- Zie Jut. Dop, z . n. m . - Een rondo houten kring, voor de gaten gespijkerd, waar de touwen door gevierd worden . D--- van de kompasroos, hol kegeltjen, op hot spil van de kompasroos geplaatst ter bevestiging van de naald . DOPPEN, b . w. - De schepen met eon Dop of teeken merken, om to weten, hoe veel last eon schip zo kunnen voeren, of hoeveel last eon schip groot is . DORPEL, z, n, m . - Zie Di empel. DRAAD, z . n . m. -- 10 . Ineengedraaide of gevlochten vezels hennep, ook getrokken ijzer of koper . Zie Garen . 2o . De richting, waarmede de vezelen door hot hoot loopen . Hot hoot met, tegen den D- kloven, words gezegd op gelijke wijze als „hot vleesch met of tegen den D-- snijden ." Spreekwijze : Er loopt eon D-- door (hot is niet richtig) . -- De oorsprong van doze spreekwijze words op de volgende wijze verklaard . Toen er in de laatste helft der achttiende eeuw oneenigheden bestonden tusschen ons Gemeenebest en Engeland, en onze vloot langer in Texel bleef liggen, dan met den toen zees oorlogzuchtigen geest van onze kooplieden strookte, word 's Lands Regeering beschuldigd, „dat onze schepen met Engelsche Touwen aan den wal vast lagen," met andere woorden, dat men zich door Engeisch geld had laten omkoopen om goon bevel tot uitzeilen to geven . Daar nu door hot touwwerk der Engelsche zeemacht eon blaauwe draad tot onderscheidingsteeken loopt, drukten de misnoegden hun kwaad vermoeden nit door doze beeldspraak : „de schepen kunnen niet weg : zy liggen vast aan de kaai, en er loops eon D-- door hot Touw ." DRAADSHOIIT, z, n . o . -- Words in den scheepsbouw zoodanig hoot genoemd dat moor in de lengte dan in de breedte gebezigd words . DRAADKOGELS, Z . n . m . my . of I3outkogels . -Twee kogels, met eon bout verbonden : Men noemde ze vroeger kneppelkogels, ook kettingkogeis, als zy met eon ketting aan elkander zaten . DRAAIBAS, z . n, v . -- of &eenstuk . Soort van klein kanon, op eon staander of mik draaiende, en waarmede somtijds de oorlogsvaartuigen gewapend zijn . DRAAIBLOK, Z, n. o . -DRAAIEN, o . w . --- Van DRAAIER, z . n . m . -oefenen, en gebezigd van bindsels enz . 2 0 . Zie Peiler .
Blok met eon leirol voorzien . richting veranderen . De wind Draait naar 't Oosten . 1 0 . Stuk hoot, dienende om al draaiende kracht nit to by hot inbinden of stroppen van blokken, hot aanzetten
DRA
DRL
59
DRAAIKOLK, z . n, v. - Maalstroom of Wiehng . Hevig draaiende waterstroom, waarin de schepen verzwolgen worden . De D-- by Messing . DRAAIREEP, z . Ti. V . -- Touwbeslag, waarvan hat eene end is vastgemaakt aati eon op to heffen voorwerp, bet andere gars een takel . DRAAISPANT, z, n . V . -- Spant, wier armen niet loodrecht op bet middellijnig ontwerp van een schip vallen . DRAAGBALK, z . n. m . - Zie Verbindingsklos. DRACHT, z, n, v. - Van can schip gezegd, beteekent de grootte of het gewicht dat het laden kan . De zeilen staan ter D-- (zy staan zoo, dat zy alle dragen en wind vangen). DRAGEN, o . W . -- Goed bystaan. De zeilen D (vatten wind) . - Het D-de houden (been en weder zeilen op dezelfde hoogte) . Wy hielden bet D de
om den wal niet to vroeg to naderen . DREG, DREGGE, z . n . v . - Ronde ijzeren bout, hebbende aan bet eene uiterste vijf binnenwaarts gehogen armen en aan bet andere een ring, waar een tros of kabel wordt doorgehaald . De D--gen zijn voor kleine vaartuigen wat de ankers voor groote zijn ; dock zy hebben geen ankerstok . DREGGEN, o . w . - lo . Met een Dreg den bodem der zee bekrabben, om de nesters, mosselen of schelpen los to makers, of de in zee gevallen voorwerpen op to visschen. 2 0 . 't Zelfde als Doordreggen . Zie ald . DREGTOUW, z . n . o . -- Het Touw, waaraan de Dreg vast is . DREMPEL of Dorpel. Dik en breed stuk bouts, dat den onderkant van eon geschutpoort bedekt . DRENKELING, z . n . - Iemand die in bet water verdronken is : by toepassing iemand, die zoo verzopen aan board komt, dat by, naar allen schijn, de refs niet voltrekken, maar onderweg sterven zal en in zee begraven worden . Van een, die, beschonken zijnde, over boord valt, zegt men wel : by is geen D- ;
want by is zoo vol jenever, dat er geen zout water meer by kan loopen . DREUM, z, n . o . - Zie Drom . DREVEL, z . ni m . -! Houten pen of nagel, dienende om de beplanking op den waterspiegel to bevestigen . DRIEDERKER, z, n . m . - Schip met Brie Deks . Zie Dek. DRIEMAST, DRIEMASTER, z . II . m . - Vaartulg met Drie Masters . DRIFT, z . n, v . - Het dwars afdrijven van hot schip, door stroom, slechtbe • zeildheid of anderszins . DRIFTIG, b . n . - Al wat van zijn plaats begint to drijven, wordt gezegd, Dto worden . Zoo wordt een plank, zoo bet ijs, D- . Een D- schip is een schip, dat van zijn ankers laat of waarvan hot anker doordregt . Zie Doordreggen . 't Driftigh eicken huffs is de eigenaardige naam, dien VONDEL
aan hot schip geeft, in zijn
Lof der
Zeevart . z, n . m. of Drilboor. -- ijzeren werktuig, waarmede paten in ijzer of andere metalen zelfstandigheden kunnen gedrild, gedraaid, of geboord worden .
DRIL,
GO
DRI
DRIJ .
DRILLEN, b, w, lo, Oorspronkelijk hetzelfde als „Trillen," heen en weder brengen, draaien ; dock, by toepassing, „een vaartuig voortwinden," omdat bet touw, door het sterk aanhalen, gedurig staat en Drilt, 2°. Opwinden : 't schip op de helling D- . DROM, z, n, v, of Dreum . - Wollen stof, waarvan de harpuiskwasten vervaardigd worden . DROOL, z . n, o . --- Drooge plaats, waar geen zee op staat . Het afloopende
water liet de schuit op D Spreekwijze : Zijn schoapjens
(of scheepjens) op 't D hebben (in behouden haven zijn, voor geen tegenspoed meer to vreezen hebben) . Zie Scheepjen . D -- varen (zich verderven) . Dat schip houdt altz,jd D- dek : er loopt geen zee overheen . (Het gaat hem
op
altijd voorspoedig) . DROOGDOK, z, n, o . of Dok van aanbouw . - Soort van werf, waar de schepen in gebouwd, hersteld en vlot gemaakt kunnen worden . DROOGEN, o . W. --- Droog worden . Zie Diepen . DRUIF, z, n . v . - 1°. hnop, die aan het eind van boomers of bootsha.ken vast zit, om tegen de borst to worden gehouden en het door de hand glippen to beletten . Zie HoorT . Ned . Hist, bl . 304 . 2°. Het bolvormige gedeelte, waar een kanon aan den karat van den stortbodem uitloopt . 3°. Schroot, kleine kogels, op een ronden schijf gestapeld in den vorm van een druiventros, en door zeildoek en lijn verbonden . DRUIL, z, n, m . - Een klein onderzeil, tat aan een mast op den achtersteven van een klein vaartuig geheschen worth om bet beter aan den wind to houden . Spreekwijze : Jets met den D- doen (iets langzaam doen) . DRTMLSRA of Druilsroede, z, n, v . - lout of spriet, die waterpas van den achtersteven uitsteekt en waaraan het onderlijk van den Druil wortt uitgehaald . DRUIPEN, o . W . - Het anker zoetjens laten afzakken tot voor den boeg . DRUKKER, z . II . m . - Een stet, waardoor de kraanbalk van onderen gestut of gedrukt worth. DRUKKINGSPUNT, z, n, o . Punt, waar de drukking van den wind op werkt. DEIJFBOUTEN, z, n . m . my . - Nagels, waarmede de ijzeren banters om de masters enz . worden vastgeklonken . DRIJFDOK, z, n, o . - of Drijvend Dok . DRIJPzEIL, z, n, o . -- Zoo noemen sommige schrijvers een Zeil, tat onder water uitgestrekt werd, wederzijds scherp vast aan zijn schoten, om het schip by stilte voort to doen Drijven waar de vloed grog. 't Verhaal klinkt echter als een sprookjen . DRIJFZAND, z, n . o . - Zand, tat door den stroom gedreven wortt . DRIJVEN, o. w. - 1° . Zich met bet water merle laten gaan, zorgende door behulp van den wind of door brassen, eenigen stuur in het schip to houden . Zoo worth een schip gezegd to D--- met den vloed, met de eb, op zijn ankers enz .
DRIJ
DIM .
61
Af drijvend onder zeyl, dat 's maekelixt van alle . HUYGHENS .
Tryntje Cornelis .
2° . Zich ergends seen begeven . Op de trust D-- : by een ander aan boord D- . 3°. Van de wolken . Uit set zuiden D---, uit set noorden D-, breed, ruins D- . De wolken D-- zuidoost.
Spreekwijze : Bet naar laten D- . Op Gods genade D- (de taken maar laten loopen zoo ads set valt .) leniand op zijn eigen wieken laten D- (iemand aan zich zelven overlaten, zijn eigen hoofd laten volgen) . Dat schip lean zeiion nods D- (set deugt nergens toe) . Hy Drift op z/n last (hy heeft een akkoord met zijn schuddeischer aangegaan, en houdt set, even als een ontheisterd schip, niet door zijn tuig of takelaadje, maar door zijn last of lading - set geld van anderen - nog Drijvende) . DRIJVEN, b. w. - De naden en reeten met work vullen . )UBBnLBLOK, z . n . o . - Blok, met twee nevens elkander geplaatste schijven . DUBBELING, z, n . V . - Bekleeding of besmeering van een vaartuig met de eene of andere stof, geschikt om set tegen bederf to bewares . DUIKELAAR, z, n . m . - Zie Duiker . DUIKEN, o, w . - Zich onder water begeven . Zie dat sclfip eons D-- (den boeg
onder water steeken by hooge zee) . of Duikelaar. -- 1° . Iemand, die zich onder water begeeft . 2° . Water-verlaat . 30. Kleine spijker zonder trop, die alzoo in 't hout wegduikt .
DUIKER, z . n . mrn
DUIKERSKLOK, z . n . v . --- Werktuig, waarin men onder water merle gaat en set
een tijd lang kan uithouden, door de lucht, welke er van boven wordt ingepompt . Het is aldus genoemd naar zijn oorspronkelijken vorm . Dons, z . n, m . - Breed en plat ijzer, regthoekig omgebogen, en dienende om er de duimelingen in to hangen . De D--en van de roerhaken, aldus naar de gelijkenis genoemd . DUIMELINGEN, z . n . v, my. - (veroud) . De ijzers van de aehterstevens, waar de voorhaken in hangen . DUIN, z . n . o . of Blink. - Heuvel van zand, en in 't byzonder van dat zand, hetwelk door de zee wordt opgeworpen : gelijk dan ook BILDERDIJK, even waar als tref'end, de D-en noemt Het bolwerk, dat de zee zichzelf ten teugel wrocht . DUIZENDBEEN, z, n, o . - (veroud.) Lange smalle kast, die, in verscheidene gates
of keepen, ettelijke elkander volgende schijven bevatte . De D-en werden vertikaal vastgemaakt, seder aan elke zijde van den mast van den boegspriet en van de woeling van dies mast : en zy dienden om den doortocht to bevorderen van hot afdalend want . DUIVELJAGEN, b, w . - Eon snort van stuwen, 'twedk darn bestaat, dat men
62
DUI--Dti p . .
zware steenen over de lading heenrolt . Ook het inperssen van wolzakken in de schepen of het zoo genaamde Tiaven wordt met dien naam bestempeld. Spreekwijze : Leg my zoo niet to D- (Plaag my zoo niet, val my niet lastig) . DUIVELSKLAAtTW, z . n . V . -- Een snort van dubbelde hack, die over jets been komt en bet met beide haken pakt. DUIPELS TOEJAGER, z . nfl m . -- 1° . Benaming van de bout, waarop de ankerketting gestoken wordt in de kettingbek . 2° . Schimpnaam van ouds aan de zoodanigen gegeven, die voor de wervers op een zieltjen uitgaan, en bun die in handers weten to spelen of toe
to jagen . DUSDALF, z, n . V . -- Een zwaar paalhoofd, in bet water geslagen, en dienende om er schepen aan to beleggen . Volgends WINSCHOTEN is bet woord een verbastering van „Duk d'Alva" in welk geval bet zijn oorsprong daarin zou bebben, dat dit paalwerk even hard en onverzettelijk zoude zijn als gemelde Ilertog was . BILDERDIJK houdt bet echter voor 't eenvoudige dole-doff, d, i . paal of blok in een dok. Duni~ of Dork, z . n . v . - De plaats, waar bet vuile water onder in bet schip inloopt, anders oak de Zoo genaamd . Zie Pompzoode . Waarschijnlijk is bet woord een samentrekking van de Hurlc of De Uric, 'twelk een laag vaartuig beteekent. Zie Hurk.
o
Dorck van alle quaed, o gate van ellende! Jon. us BHUNE Emblemata .
DWAALLICHT, z, ii. o . of Yreevuur. - In 't Eng . Tack witle the lanthorn, in de zuidelijke talen „bet St . Elmus-vuur" genoemd, en waaronder men zekere vlammende luchtverhevelingen verstaat, die, by dnistere nachten en stormweer fangs de masttoppen en rags been en weder dwalen . DWALEN, o . w . - Zwerven, verkeerd gaan . Een D--de naald . Zie Naald. Buiten board D-- worrt by wijze van ez femzsme gezegd voor „buiten board raken ." DWARLWIND, DWARRELWIND, z, a . rn . - Wervelwind : gedurig draaiende wind . Een zeestorm op d' Oostzee, neerstortende met vlaegen, had in een dwarrelwint de C raenvloot omgeslagen . JAN Vos .
Wordt gezegd van hetgeen zoodanig geplaatst is, dat zijn DWARS, bw. lengte niet evenwijdig loopt met die van bet schip . D-- stuwen ; -- D-- hggeed vaatwerk ; -- D-- voor den boeg komen (Met de zijde voor den boeg van een antler schip komen . D-- vertuien (met een anker voor- en achternit, zoo dat bet schip niet draaien kan . Dit geschiedt b, vv als men zich voor een vyandelijke battery plaatst) .
DIVA -- DIJK . o . W. - Dit zegt men luistercnde, zijdelings wegdrijft.
DWARSDRIJVEN,
G3
van een schip, dat, niet naar 't roer
DWARS IN HET VAARWATER, bw .
Wordt gezegd van een schip, dat dwars, schuins tegen een antler aankomt . DWARSDRIJVER, Z . nfl m . - Schip, dat niet naar 't roer luistert. Van bier de Spreekwijze : Hy is een D-- (hy hoort naar goon rode) . Dwars draven (kwellen, hinderlijk zijn,) onheil verwekken : -- omdat bet dwars aan komen van een schip zeer hinderlijk is, vooral wanneer bet met voordacht geschiedt . DWARS LIGGEN, o . w . - t, w, van den stroom, van den wind, van de zee : en
dan beteekent hot : aan stroom, wind of zee de breede zijde bieden . bw . - Op de hoogte van ; -- dock zoodanig, dat de zijde van bet vaartuig op een loodrechte iijn staat met bet voorwerp waar men Dv- is . D v- de haven (op een loodrechte iijn met de monding van de
DWARS VAN,
haven .) z. n. m. Dwarshout of Dwarsstuk : ieder bout, dat in een getimmerte dwars geplaatst wordt . DWARSHALEN, b, w. - t. w, een schip : Het zoodanig plaatsen, dat bet de zijde aan eenig bepaald voorwerp biedt . DWARSPLAAT, Z, n . v . - Plaat of zandbank, die Dwars voor de haven ligt . DWARSBALK,
1)WARSSCHEEPS, bw. - In een Dwarsche iijn : De Amiraal lag D- van ons. DWARSSLEDE, Z . n. v . - Slede der seheepstimmerlieden, waarover een vaartuig
op bet droog gehaald wordt . DWARSSTROOM, Z . II . m. -- Stroom, die by bet land heenloopt . DWARSSTROOMS,
bw . -
Met de breede zijde in den stroom .
Wy
moeten
D-ankeren . DWARSTOUw, Z .
n, o . - Touw, dat overdwars en niet langsscheeps wordt uit-
gevierd . DWARSTIJ, z . n, o . - Tij, dat zijlings invalt . DWARSTIJS, bw . - Met de zijde tegen bet Tij . 1)WARSZALINGEN, z . n, v . DWARSZEES LIGGEN,
mV .
o . w.
Dwars geplaatste zalingen . Met de zijde van bet schip tegen den golfslag
-
liggen. DWARSZEES ZEILEN, o . w . -- Tusschen de baron zeilen .
z . n, v. - Een hoop aaneengeregen en aan een langen stok gespijkerde lappen, waarmede een schip wordt schoongemaakt, na eerst met water to zijn afgespoeld . 't Is hetzelfde woord als dwaal (handdoek) . DWEILSTOK, z . n, m. - Stok, waaraan de Dweil wordt vastgemaakt . DIJK, z, n, m . Zeeweering . ZeeD-, TVierD-, RietD-. DWEIL,
64
EB -- EME .
EB of EBBS, Z . n, v. - Het afloopen of vallen van het water, en alzoo het tegenovergestelde van „Vloed" . Daar gaat E- (het water begint to vallen) . Een zware E- (het afloopen heeft snel plaats) . Halve E- (wanneer de E in snelheid afneemt) . VoorE--, achterE- (het begin, het laatste van de E--) . Spreekwijze : Gewoonlijk wordt E- altijd voor tegenspoed, gelijk Vloed voor voorspoed genomen, in gezegden als : Des Waerelds goed, Is E- en vloed . -Na hooge vloeden lage E-n . EEKEN, z, n . 0 . of Ekken. - ( veroud .) Achter of voor een E zitten wordt gezegd, als een sehip voor of achter vast zit . EENDEMOSSEL, z, n . o . - Schelpen, die zich aan den romp van can ongekoperd vaartuig hechten . EERESCHOTEN, z . n . 0 . my. - Kanonsehoten, ter begroeting of ter viering eener heuchelijke gebeurtenis gelost . Officier, in rang op den kapitein volEERSTE OFFICIER AAN BOORD, Z . n . m . gende, en aan wien het algemeen toezicht is opgedragen . Op een liniesehip volgt de E- 0-- op den Kapitein-Luitenant . EERSTE WACHT, z . n . v. -- Wacht van 8 uur tot middernacht. EILAND, z . n . o. - Eivormig of rond land : t . w . dat condom bepaald is door de zee. SchierE- dat met een strook aan 't vaste Land vast is . E--en boven den wind. E-en under den wind. EINDE, z . n . o . --- In zeemanstaal weinig gebruikelijk . Zie End. EISCH (NAAR DEN) bw. -- Overeenkomstig de omstandigheden . Touw steken N-- d-- E, als het Rise/it (het zooveel byvieren als dienstig is) . EISCHEN, 0 . W. -- Begeeren, verlangen, vorderen . Het touw Eischt . (t . w . gevierd, gestoken to worden) Hy (het anker) Eischt (houdt vast in den grond) . EKKEN, z . n . o . -- Zie Eeken . ELKANDER, (IN of ulT) bw . -- wordt gezegd de betrekkelijke plaatsing van twee vaste voorwerpen, die tot merken genomen worden om den koers of afstand to bepalen, b . v . Als men den form en den nzolen I- of U_ . E- net, moet men wenden . Als men de vuurbaak en het fort I- of U-E- krijgt, kan men afhouden . Wanneer men voor een sehrp over zeilt, en men krijgt de nzasten daarvan U- E-, dan is men er vrij van . Den vuurtoren en 't kasteel een windboomslengte U- E- houden.de, bl )ft men in 't vaarwater . EMBALLAADJE, z, n . v . - Ingepakte balm en zulke goederen . Zie .Fustaadje. EMBARGO, z . n, o . - Ital, woord : Verbod aan de koopvaardyschepen, die zich in een haven of op een zee bevinden, om die zonder verlof to verlaten : 't zij, dat de Regeering die in hare dienst wil semen, of dat by die eener Natie, aan welke by den oorlog verklaren gaat, wil terug houden . Zie Beslag . EMER, z. n, m . -- (veroud .) Vaartuig, van eem (`eater) . EMMER ) z, n . m, of Eemer. -- Waterhaler, waterschepper . Zie BILD . Gesll, op
EMM
ENT.
65
El/lie?' . --- BrandE- (le leren vat, dienende ow brand to blusschen . Zie Puts . KoelE- (houten vat met ijzeren beslag, waarmede gedurende bet gevecht bet
water uit de koeltobbe geschept woodt orn het geschut koel to houden . EMMERZEIL, z . n . o . - Soort van vierhoekig zeil, waarvan de ra op een derde
van hare lengte door den mast wordt opgehouden . END, z, n . o . - Voor „touw", en ricer gebrurkelijk don elude of eind, welk woord
men nooit uit den mond eons zeemans hooren zal . E voor E- (woodt gezegd, wanneer kabels of loopende want ten elide to ziju uitgeloopen : hetgeen geschiedt om gemakkelijk to rijden) . By stormweer laat men de ankertouwen E- voor E- uitloopen . Spreekwijze : he woof niet waar lief E- vast is (ik weet den rechten grond der zaak niet) . Hr/ lieeft bet atzn 't recite .E--- (hy begrijpt de zaak good) . ENKHUIzaR, z, n . In . - Herhaalde slag vats een kabel om de beting . Een Eop bet toUW leg gaiL ENTERBIJL, z, n . v . Bijl, met een sciierpe punt aan den tegenovergestelden kant van het scherp voorzien, en alzoo geschrkt om, by 't Enteren, zoo wel to houwen en to kappen, als, wanneer het Enteren door Chaloupen geschiedt, door hot in 't bout slaan van gemelde punt, daarby op to stijgen . ENTERDREG, z, n . v . -- Dreg, die, in 't staande want van een vyandeiijk vaartuig geworpcn, client om de beide schepcn tot elkander to balm en alzoo by den vyand aan boord to komen . ENTEREN, b . w. - 1°. Ilet vyandelijke boord beklimmen . Hot woord is waarschijnlijh verbasterd van 't Eat. intrare (binnenkomen) . 2° . E envoudig : „klimmen," In 't want E- . - Enter op! (komm) . LNTLRLUIK, z . n. o . - (verond .) Een luik, your in den bak of achter in de kajuit gemaakt, um, in geval van nood, als de vyand meester is van bet bovensehip, daardoor op den overloop to komen en hem van onderen to keer to goon . ENTERNET, z, n . 0 . -- Zie V nLenet. ENTREPOT, (spreek nit Antrepoo) z . n. o . - of Stapelplaats, beteekent oorspronkelijk eon plants of haven, waar koopmansgoederen vrij worden toegelaten, en alzoo een vrijplaats of vrijhaven . In onze tool heeft dit bastertwoord eon moor bepaalde beteekenis verkregen . Volgends art . 88 dcr Algenneene Wet van den 26 Augustus 1822 over de heffing der regten van in- Uit- en Doorvoer enz . (StaatsblL no . 38) versta :~t men door E-s oplagen van goedcren in daartoe aangewczen borgplaatsen" en is de strekking daarvan, den eigenaren of gekonsigneerden van niet ten invoer verboden goedcren, gedurende den tijd van twee jaren na den dog der Tossing, of somtijds longer, de gelegenheid to laten, die goedcren ten vorblijve binnen's Lands of ten doorvoer aan to geven, tegen betaling der alsdan daartoe staande rechten . Zy onderscheiden zich in Publaelce E----s, of algemeene bowaarplaats : n onder hot opzicht van bet Bestuur en wederzijd~che sluicing zoo van wege dot Lestnur als van wege den handel : Partikulier E-, zijnde eon bewaarplaats in eon door den handel aangewczen en door hot Bestmur goedgekeurd pakhuis of magazijn, mode onder wederzUd9
ENT
GG
FAK .
she sluiting : Fit lief E- zijnde de oplage van goederen in des handelaars byzonder pakhuis of b~rgplaats, onder zijn toezicht en buiten sluiting van de zijde des Bestuurs . De wetsbepalingen, waarby bet stelsel van E- geregeld words, zijn to vinden in hot Elfde Iloofdsfuk van gezegde Vet, art . 88-107 . ENTREPOTDOK, z, u . o . - Besloten Dok, waarin die schepen liggen, weike hors goederen in let a'gemeen Entrepot lossen . EQUIPAADJE, z, ni v. - Bastertwoord voor : Bemoaning, Manschap . Zie aid . Het sclzip is dna de E- verlaten .
De gondsche E- is ziek geweest .
z . n . in. -- Direkteur der bewegingen en verrichtingen op eene der Rijks « erven . Escx, z . n . in . -- 1-let bout, dat op de Hollandsehe schepen gezien word, en waar op de Leeuw rustle . ESKADER, z . n . Dl . -- Zie Snaldeel. ETAT-MAJOR, z . n . o . --• Staf van eon oorlogschip, bestaande nit den kapitein, de officieren -- oak die van gezondheid en van administratie - de adelborsten en schcepsklerken . ETMAAL, z . n, o . - Vier-en-twintig uur. TVy warm Peen E- in zee of kregen
EQUIPAADJIcMEESTER,
tegenwind .
a . n, v. Zie Linie . Ieniand, die zich rues bet doers vervoeren van koopz, n . m . mansehappen to laud of to water bezig houdt . Ziju rechten en verplichtingen 96 zijn onischreven in hot. Wetb . van Kooph . II . B . V Tit, II. Afl . art . 86 en in art. 118-119 der Alg . Wet van 26 Aug . 1822 . EzELSHOOFD, z, n . o . - Dik met ijzer beslagen half rond plat hoot, over den top van den mastgelcgd ; aan bet vooreinde eeu gal, (honimer) hebbende, waardoor de steng loops . Onder aan dal hoot hangers de bloks om de stengen op to hijschen of to sty iji,en . De marszeilraas rasters op hot E- als zy gestreken zijn . `Vaarschijnlijk is aan dit blok de naam van E-- gegeven, onidat bet als eon kop op den mast zit, en als eon Ezel tot bet dragon van fasten bestemd is . EYENNACHTSLIJN, E~PLDITEUR,
z . n . v . -- Soort van kleine Japansche galei met twintig riemen aan elke zijde . FAJOFSNEE, z . n . v. --- Japansch speelvaartuig . FAKTORY, z, n . v . -- Plaats of kantoor, waar de agenten (Faktors) van eon handelshuis zich buiten 's Lands ophouden . De naam van F-- words zelden antlers gegeven, dan aan dergelijke instellingen, door Enropeanen in de 0 . Indien gesticht. FAUTUUR, z . n . v . - Lijst van afge'everde goederen .
FAJFENA,
FAT
FOK.
6?
FATSEN, z . U . v. Inv . --- Onderbonnetten, tell opzichte tot de bo~'enste, wear zy ears geregen worden . Spreekwijze . Hy is op de I' (hy is op do loop :) -- omdat de Ir,- worden aangezet oni meet vaart to makers . FELOEIC, z . H . V . -- Licht, lang en smal vaartuig, meest in gebruik op do Middellandsche zee . De koraalvisschery geschiedt met F-en . FIGALE, z, n, v . - Oostindisch roeivaartuig . FITTEN, o . W .
Scheepstimmernlans-uitdrukking voor : , ,meters, hoe diep de
gaten zijn, welke men geboord heft," waarschijnlijk 't zelfde als 't Eng . to
ft .
FLAMBEEREN, b . w . --- In gebruik by 't konvooieeren, Met een scill berispen : aan een schip, door middel van een sein en een schot, bewijs van ontevredenheid geven, dat het zich niet op zijn post bevindt, of van gegevell beve~en afwijkt . FLAP, z . n . m . Of Tr ppen dekplarit .
IJzeren halve band, die over de Tappen
van een stuk gesehut door Iniddel van de bekbout en de ~pijlbout bevestigd words op het rolpaard . FLUIT, z, n . v. of Fluitschfp . -- Een transportschip, dat op rile zecen veart . De reden der benaming, welke
WINSCFIOTEN opgeeft, als zoudo het aldus heeten
near zijn lang en smal fatsoen, waardoor bet op een fluit gcleek, schijnt er met de hairen bygehanid . Veeleer komt bet my voor, dat men het aldus noemde, omdat bet groot van inhoud was in vergelijking met andere sehcpen, even als een F- (drinkglas) under andere roemers . -- Een linieschip, waaruit men de onderste battery heeft weggenomen heet „gedi-uaeei •d en
,Mite,"
FLUIT, z . n . V. -- Metalen buffs, aan het eene end uitloopende in een bal met een gaatjen doorboord, welke de Onderofficieren bezigen om er bevelen merle to herhalen, g.elijk de trompetters of hcornblazers by de landtroepen . FLUITSCIIIP, z . n . o. - Zie fYuit . FNEE, z . n . V . --- Japansch transportsc' .ip . Fon, z, n . V. - Een driehoekig zeil op kleine vaartuigen, tussehen den Fokkemast en den boegspriet gehescheu : op groote sehcpen h~ et do F-- bet onderste razeil van den Fokkemast .
StorrnF- zeil, dat by stormweer nan bet
Fokkestag gevoerd words : BreeF breed zeil van licht dock, dat op trotters en schooners wanneer men voor-de-wind wilt aan eon lichte ra aan den top van den mast, of, zoo er meer den een mast is, van den Fokkemast gevoerd words om speller to loopen . Spreekwijze . De F- opzetten (den bril opzetten), omdat doze op den news genet words, die, als de boegspriet voor hot schip, even zoo noon bet aangezicht uitsteekt ; terwijl bovendien de bril tot behulp der oogen diem, even als de F tot versterking der achterzeilen . --- BILDEItDIJ1C
geeft in zijn Ges1L
echter een andere verklaring van dit spreekwoord . FOICJEN, z . a . o . - Verzameling van draaen, nict meer den een vadem lang en dienende om raw en uit de hand iets to beslaan . FOKHEBOELIJN, FOKKEBIL S enz ., BoelOn, Bras enz, aan den Fokkemast, lie old . Fiucnu .u
s, z .
II . III.
Hals van den Fok .
68
FOK-GAF.
Spreekwijze . Hy trekt aan d(. F (hy krijgt stank voor dank) : -- omdat de loos van de Fokkenhals under 't galjoen hangt, en men aan de F trekkende, wel eens jets antlers dan zeewater over 't lijf krijgt . FOKKEMAST, z, n . m . - De voorste Mast op een schip . Zie Mast . FREGAT, z . n, o . - Oorlogsvaartuig met eon dek, en nicer dan twintig en minder dan vijftig of zestig stukken voerende, die boven op het dek en op de haifdeks verdeeld zijn . .Licht F- (korvet) . Advies F-. Zoo smi loopen als een F (snel zeilen) . FREGATON, z, n, m . - Venetiaanseh vaartnig, met eon vierkanten achtersteven, een bezaanmast, een grooten mast en een boegspriet voerende, en tot aan de 10,000 gnintalen kunnende laden . FRET, z, n . m . Of Pretboor . - Zie Drilboor . F>;STAADJE, z. ii . v . - Allerlei Vaatwerk, in tegenstelling van Pakkaadje, waarmede men kisten, enz, en Fmballaadje, waarmede men balers en dergelijke ingepakte goederen verstaat . Men voegt gemeenlijk de woorden F en Frnballaadje by elkander, o, a, in art . 209 en 210 der Alg . wet van 26 Aug . 1822, waarby boeten tegen den schipper en stuurman bepaald zijn by het bevinden van een antler get,tl fuss- of pakgoederen dan overeenkomstig de gedane verklaring .
Gr~ b. w. 1° . Op denzelfden boeg, als men tot nog toe gezeild heeft, voortgaan . 2 0 . Aan wind of stroom eon wederstand bieden, die met hun ki •acht gelijk
GAANDE HOUDEN,
staat : „Wy Hidden /et beter tegen den stroom Gaande dan de Adraste . 30 . Gelijk, even hard zeilen . Wy Hielden het net alle schepen van ons eskader Gaande, under onze beide anarszeilen .
Niet van plaats veranderen, b . v . om een schip in to wachten . Spreekwijze, 't G- ii- : het zooveel mogelijk uithouden . GAANDE RAKEN ; GAANDE ZIJN, o, w . - Words van een schip gezegd, als zijn anker aan 't glijden raakt. Ook van de goederen, die in een storm komen overhoop to rollers, als b . v. De ballast Raakt Gaande . GAANDE WEG, bw. -- Langzamerhand . G-W afhouden . (Zie Afhouden .) GA ANDERY, z . n . v. -- Zie Westerganq . GAARBOORD, z . n. o. - I)e naaste plank aan de kiel, met het aanzetten waarvan men een aanvang maakt by den bouw van bet booed, zoodat men de deelen als 't ware samen gaert . GAARD, - Zie Geerd. GAFFEL, z . n . m . -- Spriet, aan welken, op boeiers en smakken, het smakzeil words vastgemaakt. Op de grootere schepen is het de spriet, die met een klaauw door de kraallijn aan den bezaansmast vast is, en waaraan het bezaan40 .
GAF--GAL .
69
zeil is uitgehaald en opgeheschen wordt . Het draagt den naam van G , orndat het aan het eene cinde in cen G , vork of klaauw, uitloopt, waarmede het our den mast sluit. GAFFFLVAL, - Talie, waarmede de Gaffel geheschen wordt . GAFFELZEIL, -- De langsscheepsclle zeilen, aan Gaffels geheschen heeten, G--en : zoo zijn b . v . de bezaan-, do bark- en schooner zeilen, G-en. GALEAS, z, n, m . - Groot Venctiaansch vaartuig, dat met behulp van zeilen en riemen bestuurd werd . Veneedje, laat i u+ Galeassen Tot roent a2 eel', eeuw uit eeuw in, De Turxsche lceersehappy verrassen . Anro\IDES . Zeetriomf.
GALEI, z, n . V . - Lang, smal vaartuig, op de Middellandsche zee in gebruik,
zeilende met latijnzeilen, of wel door G- slaven of boeven geroeid . Lichte G-(die naar den antieken vorm met eon scherpen voorsteven gebouwd is : Bastest- of gewone G-) die van middelbare grootte is : IoofdG- (de voornaamste G- van cen Vorstendom) . PatroonG- (de tweede G- van Frankrijk, Toskane en Maltha en de derde G- van die Zeestaten, welke nog bovendien cen Koninklijke en iIoofdG-- bezitten . Konznklrjlce G- (de voornaamste G--- van cen onafhanke?ijke Mogendheid en de voornaamste G- van den Paus . Doorluchte Waterkoningin Venetie, die ow Galelen Tot roem en eer eeu nit eeu in Haer vlugge wieken nit laet fpreien . ANTONIDES, Ystroom .
GALEIROEIEnS, z . n, m . mV. - Roeiers eener Galei, gewoonlijk slaven . GALOeTTE,
z . n . v . - Klein Malabaarsch vaartuig .
GALEIWOLF, z . n. m . - Zie Aletta. GALERY, z . n . v. - Buitenbetimmering tegen de achtereinden der zijden van
hot schip gemaakt en cen afgesloten ruimte vormende . De G-en dienen tot hot bevatten van gemakken en tot cieraad van den spiegel, dien zy verbreeden . By linieschepen heeft men sours twee G-en boven elkander, by gewone schepen maar eene of geene . GALL Z . n . v . - Houten stellingen, voor en achter in de kuil staande, en dienende our waarlooze rondhouten op to bergen . GALJAS, z . n . In . - Zie Galeas. GALJOEN, z . n, o . -- 1°. Naam, aan cen snort van vrachtschepen gegeven, die in den handel van Spanje op de West-Indien en andere volksplantingen gcbezigd worden . 2° . Stelling met roosterwerk, geplaatst tusschen hot voorschip en het bovenste gedeelte van de scheg, en met leuningen voorzien . 3° . Oude benaming van de snuit of de snebbe der fregatten, pinassen en
70
GAL
GAR.
andere zware schepen ; hot plach onder de straffen, op de schepen gebruikelijk, to behooren, dat iemand op water en brood in 't G-- word gesloten . 4. Geheim gemak voor de matrozen . GALJOOT, z . II . v . - Soort van vrachtschip van de grootte van een hooker . Barba2jsche G- : kleine gales, op de Barbarijsche trust in gebruik . BombardeerG-, stevig gebouwd vaartuig, van een of twee mortieren voorzien en zonder fokkemast, ten einde den boeg tot bombardeeren vrij to houden . GALLEN, z . n, v . mv. - Kicine holten, welke mete somtijds in de vuurmonden en in de kogels aantreft, en die, wanneer zy eon bepaalde maat to boven gaan, tot afkeuring daarvan leiden kunnen . GANG, z, nfl v . of Vaart. - Snelheid, waarmede eon schip kan vooruit komen in evenredigheid met de kracht van den wind en de uitgezette zeileu . Zoo zegt men : een goede G- hebben, weinig G- matron (good, weinig vooruitkomen) . GANG, z . n . v. of Slay . -- De weg diets eon schip aflegt over denzelfden ka,~t, wanneer bet laveert . Verscheiden G--en doen . Nog eon G-e jen en wy zjn er . G- of slag matron, enz. GANG, z, n . m . 1° - Voortloopende beplanking Tangs hot boord . De G-- en de buitenlzuid. - Zie Brug, Z ty- en Geschutg- . 2o . Plank, waarmede men uit- en in hot schip gaat . GANG (GEBROI~EN) . Zie Vertuining . GANGBOORD, z, n . o. of Gangwaring . -- Het boord, daar men op koffen, smakken en andere kleine vaartuigen Tangs gaat . Zie Waning . Spreekwijze : Wat doe je in 't G-? (Hoe staat go in den weg?) GANGMETER, z . n . m . - Werktuig of toestel, met behulp waarvan men de vaart van eon schip kan berekenen . Zie Log . GANGSPIL, z . n o . - liaapstander, aardewind, spil, windas . -- Geknotte min of moor dikke kegel, waarvan de evenwijdige grondslagen in diameter weinig verschillen in grootte, en die vervaardigd is om op zijn diametrale en vertikale as rond to draaien . Windboomen of spaken, waarvan de enden gestoken worden in gaten, welke in den trop van bet G-- zijn uitgehold, en dienen om hot in de rondte to doen draaien, en de touwen, welke men om zijn schacht slaat, aan to halen . Zie Spil. GANZEYLEIIGEL, z . n . m . - Soort van schippersboom, dienende tot hot uitzetten van den schoothoorn van hot zeil . GAR,EN, z . n . o . -- Zie Draad. Men onderscheidt kribelG-=, schiemansG-, touwslagersG-, (met al hetwelk een zware snort van G- bedoeld wordt) ; wit, ongeteerd G- (zoo als bet van den spinner komt) ; bruin of geteerdG- (dat met teen doortrokken is) ; merkG--, (waar een draad van con andere kleur doorheen loopt) ; zeilG- (dat tot bet mason den zeileu client) ; hjkG-, wantG-, (dat van de dikste snort is) trosG-- (van eon mindere) en lcardoesG'-- (om kardoezen mode vast to matron) . Spreekwijze : Zyn eigen G-- rokken (niemand ergends dank voor weten, zich zelven alles toeschrijven) . Bets ware-- (een twistzoeker) .
GARl--GEI,
71
GARENWINDER, z . n, m . - Stuk van cell llaspel, schiemans wait .
m . -- Klcine zeevisch . Spreekwijze : Een hoofd als een G (een klein hoofd) . GARNAATJENS, z . n . o . my . Algemeene benaming voor blokjens van (lull touwwerk . GARNE WREN, h . w. - Bekleeden, 't Fr. garn r . Een stem of ra G (er een schoot of plank op vast maken tot steun van een zwakke plaats) . GARNEERING of GARNIERING, Z . n V . - Bekleeding. G- van 't ruiln (bekleeding van 't ruim, b . v . met bindrottings longs het boord, om alzoo een glad boord to krij ;en tot betere, vastere ohstnwing (ier lading) . GASSEFAT, z . n . o . -- Perzisch vaartuig . OAT, z, n . o . - 1 Elke opening of doortocl~t, op een schip gemaakt : SehootG--r GARNAAL, Z . nfl
(waar de schoot doorloopt) . Soldaten G- (opening in de mars gelaten en waar de soldaten doorheen klimmen, wanneer zy by een gevecht zich naar boven moeten begeven) . Spy G- (wear het water doorloopt), enz . 2°. Het achterste gedeelte van bet schip . Een schip op zijn G- zetten (het met zijn achter teven op bet (Iroog zetten) . Hot schip ligt to 'reel in z)n G (ligt achter to diep) . 3° . Voor Zeegat : open vaarwater, waardoor men in elke zee kan komen . Het Spanjaarts G- . Het Heer Jan de Witts G- . Binnen Goats, Buiten Goats
(binnen of buiten) . Hg is al vroeg het. G- uitgegaan (ter zee gaan varen) . b . n . - Wordt van een schip gezegd, als het geen water genoeg nicer vindt om to drijven . Aan den grond G- rahen . Het G- liggen . GEBORGEN, b . n . - 1° . Gered en opgeslagen . G-- goederen . (Zie Goederen.) 2° . Vastgemaakt, weggenomen, gestreken . De zeilen zz)•n GEBnAST, b . n . - Wordt van een schip gezegd, wanneer zijn zeilen good byGEBOEID,
G-.
staan . Zeil dot scherp G- is (dot dicht by den wind stoat) . GEBUIRT, b . n . - Het schip i.e G--
(te 'reel uitgebouwd van zijboorden) .
De
zeilen stoan wel G- (zijn ruim genoeg) . GEBUST, b, n . - Wordt een blok genoemd, wanneer het got in de schijf, waar-
door de pen loopt, iii metaal is gevat . De spygaten zijn met koper G- voor bet inwateren . GEER, Z . n . m. - Schuinte in een kleed, en van hier bepaaldelijk een strook zeildoek, die aan de zeilen wordt toegevoegd om ze van under to verbrceden . GEERD of Gaard, z . n . v . - G en zijn touwen, waarmede men den nok van den gaffel dwingt . GET, z, a . v . Byspriet, is schier alleen in de samenstelling gebruikelijk . GEIEN, o . w . De geitonwen van een zeil ophalen . GEIN, z . n . o . -
Gy, Jy of Gin . 1 Talie van de grootste snort . 2°. Blok met twee of drie schijven, waardoor een looper is gesehoren, dienende om groote kracht merle uit to oefenen . GEITOUW, z . n . o . - Algemeerie naam voor elk touw, dot tot bet inkorten of
gorden der zeilen gebez'gd wordt. GEITOI,wnr,or;, z . ii . o . - hlok, waar eon Geitouw doorloopt,
72
GEK--(DES .
z, n . m -- Werktuig, boven aan bet eind van een houten pomp, wearin de stok of bet handvatsel, met hetwelk men den pompstok ophaalt, worth vastgehecht . GEKLUCIIT, b . n . - Worth een mast genoelr~d, die nit onderseheiden op elkander geplaatste stukken is samengesteld . GEKSTOK, z, n . m . - Stok of handvatse1 van een houten pomp . GELEIDN., z . ii . o . - Z :e Konvooi. GEK,
Gelijck de kudden gaen by duizenden to weide, Bra groeien by ht gras, zoo drift an 't zeegeleide Van 's lands Geleivloot al wat lion gert naar gewin, Den mond van Tessel en den Vliestroom nit en in . Vo~DEL Zeemagazijn .
z . n . v . - Zie Geleide, Konvooi. bw. - 1° . In kommandoos gehruikelijk om to gela~ten tat een beweging gelijktijdig gesehiede. G - halen ! G-- roeien ! Haalt G- . J?oeit G-! 2° . Voor Gelijklastiq . Dot schip ligt G, , ligt op ten e en kuil (ads de diepgang voor en achter dezelfde is) . GEMEERD, b . n . - Is het schip, achter en voor vastgemaakt aan een kaai of dukdalven, of door een anker voor en achter . GERAAMTE, z . II . o . - Bet G- van een schip wortt de verzameling genoemd der nog onbeplankte en onbekleedde hoofdbalken . GESCHEEPT, b . n . of Ingescheept. - Wordt gezegd van de goedcren die in 't schip gebracht zijn : ook van de mensehen . Spreekwijze : Met iemand G- zajra (met iemand verlegen zijn, iemand niet kwijt kunnen raken). Zoo zegt HooFT in zijn Geeraert can 1rVelzen GELEIVLOOT, GELIJK,
ht ben daer mee geseheept, daer ik mee over moet.
b, n -- By elkander gebracht, als in Schoven vereen gd om de minste plants in to nemen . G-e vaten . Die lichte vaartuigen liggen G- . GESCHUT, z . n . o . - Oorlogstuig, waarmede geschoten worth. Klein G- (snaphanen, roers, musketten, enz .) Grof G-- (kanonnen, mortieren, bomketels, enz .) GESCHOOFD,
Hut G- lossen .
Spreekwijee : duet grof G- schieten (bulderen, razen, schelden) . Het G- (of het schut) to boord ha/en (zich vaardig makers tot den slag) . GESCHUTDEK, z . n . 0 . - Zie Deli . GESCHUTGANG, z . n . v . -- Dat gedecite der buitenhuid, 't welk bepaald is tusschen den onderkant van het rahont en den bovenkant van het barghout . GESCHUTLENG, r . n . v . - Touw met ijzeren o~ gen en haken voorzien, en dienende om zware vrachten, als kanonnen enz . binnen boord to balers . Zie Leng. GESCHUTOOREN, z, n . o. my. - 1)e handvatsels van een stuk Geschut . GESCHIITPARK, z. . n . o. -- Bewaarplaats van bet Geschut . GESCHUTP00RT, z, nfl v . - Vierkallte opening in den wand van een vaartuig gemaakt, ten einde den doortocht aan den tromp van een stuk geschut to verleenen .
z . n . v . - Lijst, waarop ieders post by gelegenheid van ecn zeegevecht staat opgeteekend . CTESLURPT, b . n . - By „'rod ven" of by ;,End" gevoegd beteekcnt : puntig uitloopend . Eon Touw wordt G'-- om bet gemakkelijker in ecn katrol to werken . De strengen van bet eind der ankertouwen warden G --, om op een tinder ankertouw gesplitst to kutinen warden . GESMOORD, b . n . --- Wordt een schip genoemd, w'anneer bet, door ecn zware zee zeilende, niet die snellleid kan aanwenden, welke bet verkrijgen zou, wanneer de zee effeu was . Tusschen de wren G- li(Jgen . GESPAT, b . n . Of uitgeshat, --- wordt van ale hoofdtouwen gezegd, wanneer zy met den mast een meer open hock maken dais gewoonlijk . GLSPEKT, h, n . - Wordt gezegd van een lap zeildoek, geheel doorregen met stukjens kabelgaren . Zoodanige beet Inen dan Spekwatten en zy dienen om char gebonden to warden, waar schavieling of wrijving door aanstooten wordt veroorzaakt . GESTOPT, b . n . - 1 o . Met Stoppers voorzien : Eeia G-- touw, of, tuig dat door middel van Stoppers wordt gespannen gehouden . 2c . A uigehouden . Dat Se/,1 /S in 7xel G- . GESTi AND, b . n . - Ann wal geslagen of gespoeld . Leia G--- schip (dat op 't strand zit) G-e yoe(J ren . Zie Goederen . GESTREKEN, b . n . - 1° . Met planken beschoten . Zie Dek. 20. Neder gevierd. De zeilen G-- (nedcrgehaald) . GESTRoPT, b, n . - Met een Strop belegd . GETUIGD, b . n . - Wordt een schip ge~~oemd, dat al zijn Tuig heeft . Hoog G-schip (dat veel bovenzeilen heefi .) Leap G--- schip, (dat zijn tuigaadje lager heeft) . G- als eela loyjer, bill, s iwenel • . Spreekwijze : Hy is G- als een Portugeescla schip (hy z~et er slordig uit). GETIJ, z . n . 0 . - ZIe .Tl7. Speekwijze : Ieder viscid op z~yn G- (elk let op zijn byzonder voordeel) . GEUL, z . U . V . - Naauwe vaart of waterloop . GEUS, z . n . m . of Geusjen . - Eon vlag, die voni den bocgspriet waait, aldus genoemd naar de Watergeuzen, die namelijk aldaar bun standaart heschen met de kleuren des Prinsen van Oranje, en er alzoo bun verschijning merle aankondigden . GEUSJEN, z . n . o . Zie Geus . GEUZEN, o . w . - Men plach to zeggen : bet begirt to G voor : „de wind begirt voordeelig to warden." Zoo widen de Spanjaarts ten tUde der omwentelin in de 16de eeuw : Ooze Lieue Deer Geust ; (is den Geuzen gunstig) . GEUZESTOK, z . n . m . - Stok op den bocgspriet, waar de Geus van waait . GEWAARBORGD, b . n. - Iclaar, gereed . Tegen bet oploeven, tegen bet afvallen G-zUn, (op bet loeven, bet vallcn passer, op zijn hoede z jn) . GEZEEGD, b . n . --- Gebogen, krom . To stern G-e barghoute,n . GEZICIIT (IN 'T), bw . - Zichtbaar, dat men 't zien kan . Len schip In 't G--. GESCIIUTROL,
Tag leden sehipbreulc in 't G- van de haven . GEZOND,
b, n . - Van ce,~ schip gezegd beteekcnt :
,,gaaf, z order
letsel .
Ongezoncl . 1o
Zie
74
GES .
GUE .
GESWINDPIJPJEN, z . n . o .
Ontvlammingstoestel, in eeu penneschacht geplaatst, in het zundgat gezet en aangestoken, ontsteekt het de lading . GIEIC, z . n, v . - Smal scheepsgebouw, roeivaartttig, waarvan de banker maar een persoon kunnen bevatten en tat voornamelijk by hardroeierijen gebezigd wortt. Vierriems G- Zesriems G- . GIEK, (of Never Gijk, als de Fransche vertaling Gui aanduidt) z, n, v . - is de spriet, waarvan een Latijnzeil worth uitgezet . Spreekwijze : wacld u voor de G- (wacht u voor den weerstuit .) GIER, z . n . m . - Gierin y of Gerstay ; dram, zwenking, uitwijking, welke een schip met goeden voor-de-wind maakt, 't zij aan bak- of stuurhoordzijde. Een G- doer (een gei nkerd schip met behulp van het roer doer Gieren .) GIEREN, o . W . - Gevolg van de werking van een sterken stroom op een Geankerd schip, waardoor het voorschip meer of min merkbaar van de rechternaar de linkerrijde, of omgekeerd, zwenkt . Op lief G- pccssen (het G- voorkomen met behulp van het roer of van een opgezet zeil) . Over bakboord, over stuurhoord G- . Ilet schip Giert op zijn touw . GIERING, z, n . v . - De daad van Gieren . Zie Gier, Gieren . GIETEN, o . iv. - Nat maker, hozen . GIETER, z, n, m . -- Iloosvat, waarmede do zeilen, voornamelijk op cen klein
vaartuig, worden rat gemaakt . Spreekwijze : Hy zict er uit alsof by uit eon G-- gedronken en de clroppels op zijn yezicht yekreyen lard . (Hy is pokdalig) . GIG, z . n, v . -- Licht Engelsch vaartuig . GILLEN, b . w . - Schuin af~nijden of afzagen . GILLING, z, n . v . - Van Gillen, en dus oorspronkelijk cen schuins afgezaagd stuk hoot. Thands echter verstaat men under G-- den staanden karat van bet houten booed, wanneer tit niet order de geheele leugte van hot schip doorgaat . Zoo gebeurt hot b . v, tat lief houten booed hags lief opperdek zich van achteren of tot by den grooten mast uitstrekt . De plaats, waar lief ran den voorkant afbreekt, is tan eon G-- . GISSING, z, n . v . --- Zle BLsteli . De ~1'aelde e :jckt noeh wraeckt en
alle Gissingli slue'! HUYGHENS, Hofue'eJ .
z, n. o . Zandlooper, our-, halfuur-, kwartier-, minnut G- . Dc tijri wordt aan hoord berekend by Glazes van een half our . Zoo is b . v . vies Glazes in de hondenwacht, twee our na midderr .acht . Elhe wacht heeft acht Glazes, dus vies our. drijven . GODS GENADE, (or) bw . - Zonder to weten waarhecn. Op G- G GOEDEREN, z . n . o, my . -- Alle voorwerpen van handel . By art . 3 der Algem . Vet van 26 Aug . 1422 worden daaronder begrepen alle wares en koopmanschappen, geese uitgezonderd, benevens paarden en allerhande vee . De bepalingen betref ende sommige verleende v rijdommen van rechten op goederen GLAS,
GOE Gill.
73
vindt nlen in art . 5 deter wet . Gestrande of geborgen G-- (tie daaromtrent (tie het Twaa Jde Hoofdit. dez, wet, hc~fde Iloofil$t . art. 30--36) . Verboden G art . 108--117) . GOERABE, z . n . Q . - Indiaansch vaartuig. GOLF, z, n, V. - Golving. Zie Baar. GOLF, z, n . m . - Zeehoezem, inham . Zie GILD . Gesi. in V. GOLFSLAG, z . nfl m . - De kracht, welke de golven op een schip, het strand, den never of elk ander lichaam uitoefenen . GONDEL, z, n . V . --- Venetiaansch vaartuig, tot overtocht en tot vermaak gebezigd, en 't welk, in eveY~redigheid tot zijn breedtt, langer is dan eenig ander vaartuig van gelijke bestemming . GORDEN, b . w . - Ophalen van het Ini .ddelste der marszcils en fok . GORDING, z . U . V . - Opkorting, t, w . van een tail . In den grond ~zn woord met gordijn . GORT, z . n, v. - Was van ouds de scheepskost en nog altijd een geliefkoosd onthijt voor de matrozen . Spreekwijze : Een G-etelder (een gierigaard, een vrek) . 't Is afkomstig uit den tijd, toen de seheepsbevelhebbers nog een hoofdgeld kregen om de manschap to voeden, en a11e~ op 't zeerst werd uitgezuinigd . GOTELING, z, n . v . - Ears snort van kanon, vroeger op de sehepen tear in gebruik, en zijn naam ontleenende van „gieten," oni dal daze snort tot de eersten behoorde, welke in haar geheel gegoten warden . GRAAD, z, n . m . - Het 360ste gedeelte van den omtrek eens cirkels, van 't Lat . Gradu~, dal „trap" beteekent. GRAADBOOG, z, n . m . Of Astrolabe . Werktuig, waarvan men zich pinch to bedienen, om de hoogte der ton to meters . GRIETEN z . a, v. mv. Of zwalpen. - Steunbogen, die de balken beletten tot el • kander to komen . GRIETJEN of GRIETJEN VAN DIJI~, z, n . o . -- bet Bovenkruiszeil . Volgens de overlevering werd op zeker schip „den Eik," eera der scheepsjongens, die met het los- en vastmaken van het bovenkruiszeil belast was, veroordeeld om met de knuttels to worden gestraft : dan toen men hieraan zou beginners ; ontdekte men, dal de bovenkruisraasgast een meisjen was, Grietjen van Dijk genoemd . Haar naam werd sedert aan dal tail gegeven . Oude zeelieden herinneren zich nog fragmenten uit een zeeliedtjen, dal door Janmaat op lamentahelen toon werd opgedreund : Op 't schip den El/C, begnaeme Margriet was haer mama Sla nay met dagjens op den iwid Maar trek mum k/eeren loch niet nit, k Ben, vrouwspersoon wit wetr-n, Mctrgriet ten it jeheelcn .
(SRI
6 aBIETJEATBRAS, GRIETJENSRA,
GRO .
z . n . m . --- Bras van bet Grietjen . z . n, v . -- of Grietjensteng, steng, waar bet Grietjen ann is vast-
gemaakt . z, n . m . - Zie Grie jensra . z . a . o . - Woord, vroeger by de scheepstimmerlieden in gebrnik om daarmede bet afscheidhel aan to duiden tusscheu hot pit van een boom of balk en hot binnenste . 't Is hot gril, de draajing of rondo omtrek van een boom . GROENLANDSVAARDER, z . n, m . - Hot schip, of ook de schipper, die naar Groenand vaart . GRIETJENSSTENG, GRIL,
tart, op faanzgekleefde boomers, In baare zee 't gezcelt van ftormen en van ftroomen, JJsbergen, rot/en en gedrochten . 1)e Groenlandsvaarder
ANTONIDES
Yftroom .
Sloop, by een Groenlandsvaarder behooz, n . v . rende, en door haar spitse kidl en rankheid zich snel op hot water bewegende, waarom zy by uitstek geschikt was tot de walvischvangst . GROND, z . n . m . -- Bodem van hot water . G- peilen (peilen hoe diep hot water is, eer men G-- voelt) . Ann den G- zitten (goboeid zitten, stranden) Te G--e goon (zinken, vergaan) . Een schip in den G boron (met kogels doorsehieten, zoodat bet to G- gaat) . Spreekwijze : Iemands G-- peilen (iemands mooning zoeken) . Ik voel G- (ik begin to bespeuren, dat ik my niet verder wagon moot) . Aan den G- zitten (zich in verlegenheid bevinden) . Iemand in den G- helpers, to G--e riehten (iemand -in zulk een toestand Mongers, dat or geen redding meet voor hem op zit) . Vuile G-en bederven de kabels (kwaad verkeer bederft de zeden) . Stille waters hebben diepe G-en (met lieden die zich weinig uitleten, iheat men voorzichtig to zijn) . .Ale G-- is geen ankerG-- (men kan zich niet op iedereen (of op elke onderneming) verlaten) . Goede ankerG-- is de beste G- (men moot zijn hoop en zijn verwachting stellen op hetgeen vast is) . Het gat, dat door hot anker in den bodem geslagen is . GRONDGAT, z . n, o . Spreekwijze : Ik moot dat G- weten (ik moot hot fijne van die zaak leeren kennels). Sehot, dat eon schip onder water treft en doet zinken GRONDSCHOT, z . n, o. wa r eer hot lek niet tijdig gestopt wordt . Spreekwijze : Drrt is een G- (eon onherstelbare ramp) . GROOT, b. n . - Wordt toegepast op voorwerpea, die betrekking hebben tot den Grooten Mast of zich in de nabyheid daarvan bevinden . Zoo : G- zeil, Genz, voor zeil, bovenbr ambovenbrambrassen, G-- bovenbramstengepardoens, GROENLANDSCHE SLOEP,
GIlD
IIAA .
brassen enz . van den G-- en mast . Zoo
77
G-
Lu1k voor bet luik voor den G- en mast . GODS. z . nn Draaiende, bolls Be/tel. Timmermansbeitel, met boogvorniig lemmer. Platte G-, SteelcG-, HokG-, DopG- . Het wooed schijnt zijn mane to hebben van het geluid, dot gehoord worrlt als de Beitel door bet hout gedrukt we rdt . wool, Gore wind . GUUR, b . n . - Slreng, straf. G GUINEESVAARDER, z, n . m . - ren schip of schipper, die op de kust van Guinee vaart . GIJ, GIJN, GIJEN enz . -- Zie op Gein, Geien .
v. -
GIJh . - Zie Gir-k . GIJPEN, o . w . -- Doorkruizen,
overgaan : hot anal de andere zijde sehielijk over •
slain van glen bezaans brikzeilsboom . En no gy 't apes wenscht in uwen Linen to grijpen, Ziet licht de liege Wael 't gespannen zeil aen 't gijpen . ANTONIDES Yftroom .
Spreekwijze : Pus op de Gp (wacht u your do wi~selva11igheid der fortuin) .
HAAI, z . n . iii . - Verslindende visch, en benaming die dikwijls door de matrozen
airs een schuldeischer gegeven worrlt . Spreekwijze : By is anal de 11-en (by is flood en weg : omdat iemand die aan boord sterft en in zee geworpen worrlt, groote kans loops van door die gedierten to worden verslonden . Er zz7n II en op die kust (er is gevaar by .) HARK, z . n, m . - Hoekig of gekromd yzer, dienende om eenig antler voorwerp mode vast to houden, tot zich to trekken, of or nader by to komen . Zie
Bootsliaak, Dreghaa,k, Poinphaak, Sclaippershaak, Taliehaak, Wartelhaak . Spreekwijze : Het z7is Hikers en oogen (hot is een verwarde zaak : omdat bakers en oogen in elkander gehecht worden) . HAAKBLOK, HAAKBOUT, enz. - Blok, bout, e>>z ., met een hank voorzien . HAAKLASCII, z . n . V . -- Lasch, waarby hot verbindingsvlak schuins of Haaks-
wijs ligt . HAAKSLEUF, z . n . V . -- Yzeren of metalen Haak, die door de planken van bet
scheprad eener stoomboot heenloopende, elks spank van flat lad omvat . HAAKSTEEK . z . n . v . - Zie Hollander . HAAL, z, n, m . - Beweging van een riem .
Men list de, galei loeven, good ophalen, fiksrhe Il en doers . Nog een Ii jen en wy zfn er . HAAN, z, n . In . - Tenn vierkant stukjen koper, in de schijf van eon blok gesingen en w'aar de schijf over l .)opt .
78
HAI HAN.
HAIRS +'KLEEDING, z, n . V . - Geteerde vermenging van koe • of anker beestenhair met papier enz ., « elke men op de romp van een schip aanbrengt, tusschen de buitenhuid en de houten dubbeling . HAKEN, b . w . - Met een Ilaak tot zich trekken . Spreekwijzen : Ergends naar H (naar verlangen) . Ilet moat vroerg krommen, dat H zal. Zie IKrominen. HAKEN, z n . m, mv . - Schuine endjens van planken, waar kepen in gemaakt worden om in elkander to sluiten . HAKGELD, z . n, o . - Kosten voor bet vellen, door omhakken to weeg gebracht . IIAKKEBORD, z . n . o . Letterlijk een Bord, waarop jets gehakt of uitgehouwen staat : en in hat bijzonder hat bovendeel van den spiegel, dat uitgehakt ward in verschillenden vorm, ten ejnde hat schip to onderkennen . HAKEN, b, w . - 1° . Hijschen, trekken : Haal (d, i, trek harder) . Ilaal belay, al st~ver! (komm .) De boclat nit een zwaur tonw H- . Strjf Ii- . Aan een bow H . Op een tulle H . Ann bcord H- . Haal wat (Ian! 20 . Roeien. Haal op ! (roei op) . Haal nit ! (doe je best) . Spreekwijze : Haal je niet, zoo heb je niet (verzuim de gelegenheid niet) . HALFDEK, z, n . o . - Zie Dek . HALFSLETEN, b . n . - Voor Half versleten . Een ii- zeil. HALFWIND, z . n, w, of Dwaiswind. -- Wind, die van terzijde, die dwars komt . Met 11- zeilen . HALS, z, n . m . - lo . Een touw, dienende om, by-de-wind zeilende, de loaf-, fokkeen groote school, voor uit to halen . De II van den bazaars en van de slagzeilen diem om hat staande lijk er van naar beneden to balers . Zwakke H (zie Zcoeeptopper) . Looze H (die alleen diem om een gewonen to vervangen) . Tussehen twee Halzen varen (voor-de-wind varen! omdat de H-zen of H-talien gemeenlijk los of open zijn .) Overdrachtelijk : de kens tusschen twee taken, die op 't zelfde neerkomen . 2° . Hoek, vereenigingsplaats . De H- van een anker, de II van een Icanon . H- van een knie . HALSKLAMP, z, n . V. - Soort van groote klamp met een schijfrad voorzien, die aan stuur- en aan bakboord op de buitenhuid wordt aangelegd om er den Hals van 't groote tail door aan to halcn . HALVERMAST, HALVERSTE eG . - Zie lllast, Steng . HALZEN, o . w . - Het schip by stormweer doers wenden ; ook algemeen in gebruik voor : voor-de-wind omwenden . HAMER, z . n . m . -- Timmermansgereedschap, waarmede geklopt wordt . Yzeren H-. houten H- . $a fiat H-. HAMERSLAG, z . n . o . - Gruizeltjens, die van hat yzer afspringen terwijl hat gesmeed wordt, en die geschikt zijn om op scheepsdekken gestrooid to wordeu ten erode men niet a nn bet pek kieve en bet houtwerk duurzamer blijve . HAND, z . n, v . - Het gedeelte van hat anker, dal den grond als met een H vat . Zie Ankerhand.
HAN
HAIL .
79
z . n . m. iii 't my . handdagen . -- End touw, sat men in de Hand houdt om er strafoefening merle to verriehten . HAND OVER H AND, bw . - Beurtlings, zonder rukken . H-O-H--- balers, H }IANDDAG,
0- H- inpalnten .
z . n, o . --- Som, die aan de zeelieden op Hand gegeven worst en zich verbinden, merle to varen . HANDGIFT, z . n . v . -- Het eerste geld, sat men op een sag ontfangt . Ik heb flog geen H- van a r;ehad, is de gewone begroeting, waarmede een kroeghoudster eon binnenkomenden matrons toespreekt . HANDTJEN LEENEN, (EEN) o, w . - Helpers, byspringen . HANDPLAAT, z, n . v. _, Snort van vingerhoed, dien de zeilemakers met een lederen riem aan de hand vastbindeu . HANDSPAAK, Z . 11 . v . -- Spank, die met de hand bewogen worst, in 't byzonder die, waarmede bet braadspit words opgewonden . Daar de H en altijd voorde-hand liggen, worden zy oak in een gevecht gereedelijk als wapentuig gebezigd - ook om 't kanon to richten . HANDZAAM, b . n . - Worst de weersgesteldheid genoemd, wanneer zy alle snort van verrichtingen toelaat 't Is H- wee,' . Een H-e wind . HANEPOOT, z, n . v. - Touw, waarv an men de beide enden op eenigen afstand van elkander op of aan iets vastmaakt, b . v. aan de staande lijnen van de m }rszeils (zie Spruit) In bet midden flier touwen is eon ring, waarin de hoehjn gesplitst is . De H-- op den bezaansgestel client om dien op to hijschen de zonnetent hangt aan eon H- onder 't bezaansstag . HANG, z . n . o . - Plants, waar baring of bokking opgehangen en gerookt worst . HANGEN, o . w . - Nederwaarts gebogcn zijn . De kiel Ilangt. Ilet H der marten, van den voorsteven, enz . HANGER, z, n, m . - Oplanger, stet. Stuk hour, sat tot verlenging client van de spanten van hot inhout . HANGGAT, z, n, o . - Bynaam voor een schip dot van achteren zwaar is uitgebouwd . HANGKOMPAS, z . n. o . Kompas, sat aan de zolderiug, on dus omgekeerd, hangs . HANGMAT . z . n . V . Stuk zeildoek van ongeveor twee el lengte en anderhalve baan breed, en hetwclk, aan beide cinders door vele touwtjens (scheerlijnen) in eon ring of oog vereenigd een eivormige gedaar .te krijgt . Door die ringen of oogen zijn de vierhjnen, waarmedo de II-- 't hoofdeind aan de kla . baai en bet voeteneinde aan een ring, die in 't boors zit, worst opgehangen aan de tusschondek4balken, en de slaanstode vormt vali den matrons . Oorspronkelijk was zoodanige slaapstedo van eenvoudig Matwerk on van char de beaaming. Met de Il ten worst bet schip verschar :st. HANGSTELLING, z, n . v . -- Twoe of drie planken op twee dwarsbalken gespijkerd, en die langs do buitenzijde van hot schip worden uitgehangen om to breeuticen, to teen :+, enz .
IIANDGELD,
waarvoor
zy
HARDZEILER, z . n, m . - Zie Sirelzeiler . IIARDZt :TLnitY, z . n, V . -- WT atervermaak .
waari~y eeniga vaartuigen met clkan-
der wedyveren, wie 't spoedigst door behulp van zeilen een gegeven afstand zal afleggen HARING, z . n. m . -- Kleine visch, die zich, in tallooze menigte, by scholen in de omstreken van Schotland onthoudt, en waarvan de vangst en het kaken onderhoud aan menig huisgezin verschaft . GrasH- (die dicht order den wal, ale 't ware in 't gras gevangen words en daarom niet van de beste hoedanigheid is .) Voile H- (die voiwassen en vol knit en horn is) . KruisH (die na Kruisverlreffing gevangen en met de drie Amsterdamsche kruisen op de ton gemerkt worth) . BuisH- (die met buizen gevangen words) . Pekel H(die gezouten is) . ZeeH- (die gezoden of gekookt words) . BraadH (die geweekt zijnde op den rooster gebraden words) . 0 scat een golden neeringh, En voedsel brenght ors toe de coninghlijcke Heringh,
zingt VONDEL in zijn Lof op de Scheepi'. Peetjens H- of Prezent ii- (die van de beste soon is en aan hen gezonden words, die men verplichten wel) . Spreekwijze : Ik zal door knit of II van laebben, (ik moet weten, wet char van is, of die zaak goed of kwaad is . --1)e spreekwijze is daarvan ontleend, dot de knit of zoogenaamde moedervisch riot voor her gebruik deugt en niet als goede H- gerekend words) . Van Duinkerken tee H- voren (er slecht afkomen : omdat de Dninkerkers, wanneer zy hot waagden, merle op de haringvangst nit to goon, door de Hollandsche visschers doorgau ds mishandeld werden) . Zoo yepakt ols ii- (zees naauw gezeten zijn : omdat de H- in dichte scholen zwemt, of dicht opeen getond wor(is) . IYIjn H- braadt dear niet, (ik hob dear geen vriendschap to wachten : ik eta, dear riot in de guest) . H11 roept van H- your Sint Jan (Goon hei roepen, eer men over den dam is) . Mooi weer en goon H- (hot innerlijke beantwoord riot aan hot uiterlijke) . HARINGBUIS, z . Ir . V. -- Zie Buis . H.r.INGPARKBRY, z . n . V . -- Een pleats in de steden, wear de Haring gepakt, dot is, in tonnen gedaan word . HARPOEN, z . n . m . - Yzeren werktuig met een wcerhoek, van achteren met een houten ki uk voorzien, waaraan een touw bevestigd is, ore hot, wanneer hot in bet lijf van een visch vast zit, terug to kunnen halen . HARPOENDER, z . n . m . - Iemand, die zich op hot Harpoenen verstaat . HARPOENEN, h . w. - Met een Harpoon treffen . }IARPUIS, z . n . o . - Harstachtige stof, waarmede de huiden der schepen bestreken en tegen bet geworlnte worden vrijgehouden . IIARPUISLEPEL, z . n . m. - Lepel out 't Harpuis merle to fcheppen . JIAPPUIZEN, b . w . - Met Harpuis bestrijken . HART, z . n . o . -- to Van een schip : dot gedeelte, w-aar de planken en ribbon hot dikst zijn.
HAR.----HEK .
81
2 0. Van een touw . Wit gestrengeld garen, dat de binnenste ruimte volt van een vierstrengs-touw . 3 ° . Werktuig, dat in houten pompon gebruikt wordt . HARTBINDSEL, Z, n . 0 . of .Kruisbindsel . - hindsel of sjorring, aangeslagen op de plants, waar twee lUnen elkander kruisen . HARTJEN, z . n . 0 . Lie POMPHARTJEN . HAVEN, z . n . V . -- Plants, waar de schepen veilig liggen voor stormen en zeegevaren . ZeeH- (waar de zee een inham vormt in 't land) . RivierH- (die by de monding ligt van een stroom) . KnjgsH-, OorlogsH- (waar 's Lands oorlogsschepen gehouden worden) . KoopvaardyH- (waar alleen koopvaarders in liggen) . Sluip- of VerverschingsH- (waar geen werven bestaan) . Opens (die men beneden winds heeft) . Besloten II- (waar men den mond niet van ziet wanneer men or in ligt, zoodat men or geheel beschut is tegen zee en wind) . 1'tjH- (waar men de working in voelt van den vloed) . V~zjH- (waar de koopgoederen geen rechten betalen) . By- of HulpH- (van den tweeden rang) . NoodH- (waar men nit nood binnenloopt,) In Rotterdam, Dordrecht enz . geeft men ookden naam van H- aan wat men elders „gracht" noemt . Spreekwijze : In behouden H- zijn (zich buiten gevaar bevinden) . Op een vreemde H_ geweest zr)n (gemeensehap gehad hebben met eon andere dan de echte vrouw : - omdat by de matrozen vrij algemeen de lens is : „zoo menige H, zoo menige vrouw") . Dear is geen H- merle to bezeilen (men kan met hem niet verder komen) . Alle H-s schutten geen wind (niet alles strekt tot eer en voordeel, waar men eer en voordeel van wacht . HAVENEN, b . w .--1°) . In eon Haven bergen . Die goederen worden alleen gelost om Gehavend to worden . 2o . (veroud .) Schoonmaken . Zoo vindt men in oude weeshuis-verordeningen : „de knechtskens en meiskens zullen eenmaal's weeks Gehavend worden ." Hiervan is later H-- in dcn zin gebruikt van „kammen, onder handers nemen ." HAVENGELD, z . n . o . -- Geld, dat betaald wordt onr eon Haven to mogen binnenloopen of or in to liggen . HAVENMEESTER, z . n, m. - Opzichter van eon Haven, die voor de uitdieping, de kaaien, hot paalwerk, hot opkorten der schepen, enz ., to zorgen hoof( . HAVEBY z, n . v . -- Zie Avery . De scha van haverye en parken to begraven, in 't onweer, wont met vreught van overwiizst begroet . VONDEL,
Inwilding van 't stadthuis.
HEIEN, b . w. -- Palen inslaan . ROEMER VISSCHER, 2e Schok 60, bezigt hot van eon schip, dat diepgaande is, en als in zee word( ingeslagen . Zie Stampen . HEIBLOK, z . n . o . -- Zwaar blok, dat, aan verscheiden touwen vastzittende, open nedergelaten wordt om or palm mode ire to slaan . HEK, z, n . o . -- Het slot van hot achterschip. HEKBALK, z, n, m . -- Eon gedeelte van den wand, dat de beide zijden van hot 11
82
HEK
HEUL
schip verbindt, aan Hek en tiVulf tot grondslag strekt, en waarop de enden der buitenboords-planken bevestigd worden . HEKBOOT, z . n v. -- De kleins e boot, die aan 't hek opgeheschen wordt HEKKNIEeN, z . n . v. my. -- Knieen, die de hekbalken aan het schip verbinden . HEKSLUITER, z . n . o. -- Eigenaardige naam van het laatstkomende schip eener linie. HEKSTUT, z . n, m . - Knievormige stut, met een papegaaisbek, op het einde des Hekbalks geplaatst en daaraan vastgehecht . HEL, z . II . V . - 1°, Benaming, die vroeger to Amsterdam werd gegeven aan een pakhuis, waar gesloken goederen in bewaard werden, waarschijnlijk, um dal zy er niet licht veer utitkwamen . 2° . Of Blalchel . Hok omlaag op de koebrug, dienende tot berging van onderscheidene dagelijksche behoeften, als olie, pek, enz. 1IELLEN, o, w . -- Overhangen, overhalen . Dat schip hell zwaar, het hangs veel over . HELLING, z . n . V . - Soort van glooiend roosterwerk op den vasten grond aangelegd en waarop het vaartuig gebouwd of hersteld wordt . VoorH (dal gedeelte der H-, dal door het water is overdekt) . Overdekte if- (die een dak heeft) . SleepH- (om vaartuigen to herstellen) . Spreekwijze : 't Moet op de H- ('t heeft herstelling noodig) . HELMSTOK, z . n . m . of Roerpen . - Staaf of stok, die het roer in beweging brengt . 't Woord is, volgends sommigen, 't zelfde als hahn (spriet) was nog in 't Engelsch voor „roer" gebruikelijk is. Intusschen moet men niet vergeten, dat de stokken, vooral op binnenvaartuigen, tot knop een hoofd hadden met een Helm voorzien, waarop de stuurman zijn hand lei . 'I Verstand, door 't dualen van zijn werktuiq, sehatt en zwiert, Niet anders dan het roer dat heel do hulk bestiert, Wanneer de helmstok faalt, door stormweer weggeslagen . BILDERDIJK, Ziekte der gel .
Spreekwijze : De eon staat aan den H- de ander aan den boeg, (de een waakt op deze, de andere op gene wijze voor 't algemeen belang) . HELPEN, b. w . - Men words gezegd, een schip to H--, wanneer men de werking der zeilen by die van het roer voegt, of, by kalmte, de riemen gebruikt, en aan de eene zijde good, aan de andere verkeerd roeit, om zoo to wenden . HENGST, z . n, m . -- Klein zeilvuartuig op onze binnenwateren in gebruik. HENNEGAT, z . n . o - 1° . Eivormige opening, boven den achtersteven gemaakt, om er den kop van 't roer doorheen to brengen . 2° . Achterste gedeelte van de sloep, afgescheiden door het hekkebord, tot een zitplaats voor den kwartiermeester, die aan 't roer zit . HEUDE, z . n . v -- (veroud .) snort van vrachtschip op de binnenwateren . Ick laet de Binnen-vaert Van Heuden, Playten, Boot.o, Smack-seylen ofte stevens,
zegt VoNDET, in zijn Lof op de Scheepv .
83
HIE-HOL . HIEL, z, n . m . -- 1 ° . Hoek van den achtersteven met de kiel .
2 ° . Onderste gedeelte van de steng, waarin de schijf loopt . HELEN, o, w. - Met het achtereinde van het schip tegen den grond stooten . HIELING, z, n . v. -- De verdubbeling onder aan de steng . HIELINGSPLATEN, z . n . v. mV. -- Platen, aan weerszijde van het achtereinde der kiel aangebracht en door de kiel en door den steven aan elkander gebout . HIELINGSSTEEK, z, n, m. -- Knoop, dienende om twee lijnen spoedig aan elkander vast to hechten . Zie Mastwerp . HOBBELEN, o . w. - Freq . van „Hobben" (zich bewegen) en alzoo : „zich herhaaldelijk, zich been en weder bewegen ." Bepaaldelijk wordt de uitdrukking gebezigd van een vaartuig, dat in 't water ligt . Daer deft de dicke romp en habbelt zijght en stijght. VONDEL
HOEK, z . n . m . -- 1° . Uitstekende landpunt.
Scheepv .
De II van Holland. Spreekwijzen . Den H- to boven z jn (de zwarigheid overwonnen hebben) om dat Ilen altijd hinderlijk zijn voor wie in-de-wind moet oplaveeren en hat rondkomen van een H-- den schipper altijd groote blijdschap geeft . Hit Hjen om zijn (flood zijn : - omdat men dan uit het gezicht en voor de nablijvenden weg is) . Uit den H- komen, (voordeel aanbrengen . Wanneer een bask, topers, enz ., die aan de andere zijde van den H- staat, to voorschijn of uitkomt, dan is flit een bewijs flat men den H-- to boven is, en dus een voordeelig teeken) . 2° . Vischangel. Hy heeft den H- al tot de iced, (de man is al binnen). HOEKER, z, n. m . -- Groot Noordsch visschers- en transportvaartuig . De IIheeft twee masters, den eenen in 't midden, den anderen achier ; de groote mast voert een groot- en een marszeil, de achterste mast een vierkant zeil boven een klein brikzeil . Nog voert de H drie groote kluivers en een blindzeil . De naam van H schijnt daarvan afgeleid, flat zoodanige vaartuigen oorspronkelijk uitgingen om met hoekwant to visschers . HOEKW ANT, z, n . o . - Vischwant van hoeken voorzien . HOEKMANNEN, z, n. mrn my . - Beelden, die aan de hoeken van den spiegel tot cieraad gesteld worden . HOEPEL, z, n, m . - Cirkelvormige lat of ijzeren band, tot omsluiting dienende van eenig rood voorwerp . HOEZEE . -- Uitroep . -- Zie Houzee . HOFMEESTER, z, nfl m . - De man, die aan boord van de schepen met de kajuitstafel is belast . Op koopvaardy- of beurtvaartuigen zorgt by ook voor die der passagiers . HOG, z, n, m . (veroud .) -- Toestel, die gebezigd wend om de buitenhuid van een schip schoon to makers, 't Woord is Saksisch en beteekent ,warkeri" . HOGGEN, b . w . of Varkenen . -- Met een Hog schoon makers . HoL, z . n . o, of Holte. --- Het ruim van de scheepsromp : ook voor de romp
34
HO(--HON .
zolve gebezigd .
Hy kornt met hot II
boven water
(hot schip, waarvan men
eerst slechts de masten kon zien is zoo veel genaderd dot men de romp kan zien) . Stengen en rags in 't H nederstrijken . HoL, b . n ., en by . - If-le of II gaande zee (onstuimige zee : omdat, hoe zwaarder de zee is, hoc grooter en dieper zich de holten tussehen de baron vertoonen) . Spreekwijze : Het goat er H toe (men ligt er geweldig overhoop) . HOLKER, z . n . m . (veroud .) - Soort van Noordsch vaartuig . HOLLANDER, z . n, m . of Haaksteek . -- Knoop, dien men met hot end van een talreep slant om den hook van eon talie . Spookschip, hetwelk de zeelieden beweeren, dot zich in de Indien beneden de Kaap onthoudt en altijd met voile zeilen tegen den storm instevent . I)e ontmoeting van den spelt een onvermijdelijke schipbreuk . De reden, wearom de manschap van dit spookschip de straf zou verdiend hebben om eeuwig over zee to dwalen, words
HOLLANDER (DE VLIEGENDE) z . 1L m. --
V H-
verschillend opgegeven . HOLTE, z, n, v . -- De H of 't Hol van een schip is de afstand, die aanwezig
is van bet bovenste der kiel tot aan de recite lijn van hot bovenend der balken van hot opperdek . in hat ruim (de diepte van hot ruim, gemeten van boven hot zaadhout loodrecht op tot onder de hoofdbalk) . HOLTERTEPOLTER, bw. -- Door elkander verward . Zy vielen II (hals over
Ii
kop) naar lad. Omtrent de afkomst van dit woord words hot volgende verhaald . Een Zwolsche beurtman, met ;rasmaaiers geladen, zeilde met een stijve koelte by-de-wind . Eenigen onder de Duitschers, die zeeziek voor op 't dek lagen, gleden telkens naar lij . De schippersknecht, om dit voor to komen, gelastte lion zich aan elkander, en den bovenste loefwaarts, den bolder, door de fokkeschoot aan belegd wordt, vast to houden . Dit middel om niet aan lij over boord to vallen, maakten de Duitschers aan hun landlieden bekend, en wanneer zy over de Zuiderzee voeren en er doorgaands zeezieken onder hen warm, grepen zy elkander aan en riepen tot den sterkste onder hen : holte Er den Polter (hou gy den bolder vast), was echter niet belette, dot zy nog dikwijls door elkander tuimelden . HOMMER, z. n . m . -- Schaal op den kop van een voorsteng of voorbramsteng, dienende tot steun van de zalingen of touwen . HOMMERGAT, z . n . o . - Het got in bet ezelshoofd, waar de steng doorloopt . HONDEFOB, z . n . V . - Speeltakel of Vierlinger. - Lichte takel, dien men ergends aan vast maakt, b . v. aan de sloop, en dienende om zware voorwerpen op to hijschen nit hot ruim . HONDEHOS, z . n . o . -- Een houten trap voor een luik, dienende om hot zeewater to keeren, en van zijn vorm zijn naam ontleenende . HONDENEND, z, n, o . - Het achterste end van kabeltouw, waarvan de strengen niet ineengedraaid zijn . Zie
$itterend.
HONDEPINT, z, n . o . -- Dubbel end touw, tot vastbinden gebezigd . HONDEPUNT, z . n . v . -
Vorm, dien men aan hot end van een touw geeft, 0111
hot gemakkelijker door de katrollen heen to werken .
HON
H00.
85
HoNDEWACIIT, z . n, v . - De wacht aan boord van middernacht tot vier ure,
en aldus genoemd, omdat, op 't land althands, deze de gewone tijd is dat ieder zich ter ruste bevindt en bet bewaken van huffs of erf aan de Honden wordt overgelaten . H00FD, z . n . o . -- 1° . Soort van kaai van bout of steep, die in een zee of rivier uitsteekt, 't zij om de kracht van den stroom to keeren, 't zij om bet aanleggen gemakkelijker to makers . 2° . Uitstek van een scheepsluik, dienende om bet water to keeren . 3°. Het bovenste ; als : II van den mast, steng, enz . H00FD, - Beteekent in de samenstelling met andere woorden : bet voornaamste : zoo zijn de Ilzeilen, de zeilen van den fokkemast en boegspriet, II-touwen, de touwen die ter weerszijden der masters staan, enz. HOOFDTOUWEN, z, n . o . mv . -- Het staande want. HOOFDWINDEN, z, n . m, my . - De winders, die uit de vier hoofdstreken waaien . Aldus door ANTONIDES in zijn
Ystroom geschetst
Bet lenteblaezend West, Het kielverdelgend Noort en zijn verwoede buien, Het lcruitverzengend Oost en waterzuchtig Zuien . HOOFDWINDSTREKEN, z . n . v . my. - Noord, Oost, Zuid en West . HOOPDZEE, z . n . v .
Waereldzee of Oceaan . - Zee, die niet binnen landen geheel of gedeeltelijk besloten is. H00GAARS, z. n . v. - Zeilschuit, op Maas, Lek en Yssel in gebruik voor de zalmvisschery. Volgens de benaming zofz zy een hoog achterste moeten hebben ; thands is bet echter de boeg, die hoog uit 't water ligt . HOOGBOOTSMAN, z . n . m . (veroud .)
Zoo wend de Opperbootsman genoemd .
'1'hands beet die „rchipper ." D' onwrilcbre Noortstar, groote Beer, Daar elk Hoogbootsman icoers na richtte, Is zonder plans en straalt niet meer . OUDAEN, Zweedfche hoogmoed . Hoo0TE, z . n . v . - Opstand van den achtersteven, van den voorsteven van
de waterlijn van een schip, gemeten van hot onderste der kidl tot aan de uitersten flier deelen . 2° . De verhevenheid van de zon of van elk antler gesternte boven den horizon, op bet oogenblik, flat hot den meridiaan doorgaat . Spreekwijze : H- nenien (onderzoeken, in 't algemeen) . Ik heb van die zaak
gaat boven mijn begrip) . 3° . Nabyheid, meer bepaaldelijk gelijkheid van stelling met betrekking tot de breedte . Op de H- van deze of gene haven, zeestraat, enz . gekomen zijn (zich op dezelfde breedte als gemelde plaats bevinden) . HOORNKLAMP, z . n . v . - Zie Klamp. peen H- (zy
Hoos, z . n . v . --- 1 ° . Waterschepper, Waterstorter, Zie Hoosvat.
86
1100
HOU .
2° . Waterkolom, die door een wervelwind of andere oorzaak opgetrokken, zich in de gedaante van een omgekeerden kegel nit zee verheft en zich op lost in een wateruitstorting of in een felle windvlaag : vandaar WaterH-, WindH-. 't Is het oude oos, dat „water" beteekent. Wanneer men een H ziet naderen, tracht men er een kanonskogel doorheen to schieten, opdat zy zich voor 't naderen ontlade ; daar het zees gevaarlijk is er merle in aanraking
to komen . b. w. Uithoozen . HOOSGAT, z . n, o .
HOOZEN,
Met water begieten : ook voor uithoozen gebezigd . Zie
Het onderste van de kiel, waar het water samenloopt en naar buiten wordt geloosd . Men vindt dit niet op dek- of kuilschepen, maar alleen op kleine vaartuigjens . HOOSVAT, z . n, o. - Langwerpige, smalle, uitgeholde en gekromde sehepper, waarmede het water geschept en uitgeworpen wordt . HORIZON, Z . n . m. of Gezichteinder . - Streep, die de afseheiding maakt tussehen ineht en zee. HOSPITAALSCHIP, z . n . o . -- Stilliggend vaartuig, ingericht tot verpleging van zleken. (in zee blijven) . By-deP. Wederstaan, volharden, Zee H wind H- (met zeilen by-de-wind zijn koers vervolgen). Dwars ; dwars zees H (aan stroom of wind de zijde bieden) . De rui,nte H- (op zekeren afstand van de kust blijven) . Fen zeil levendig H (de wind er uit houden .) KKoerslouden. (in de opgegeven streek zeilen) . komen . Houdt wat ge hebt. De kust H (haar langs zeilen) . Zie Houzee . 2° . Vatten, grijpen . Het anker houdt (het vat in den bodem) .
HOUDEN, b, w.
Geen anker houdt ; geen kabel doet hier bast ; BILDEHDIJK, Krijgsmuzyk .
Spreekwijze : Het was Hon en beleg. (Zie Beleggen .) Hour, z . n, o . -- 1°. Al wat van boomen afkomstig is en tot de timmeraadje diem . Goed H-, Deugdzaam II-, Vervuurd H-, Gezaagd H enz . H-- voorscheen (het boord van het whip) . Het schip staat vol H- (de kid, stevens en inhouten zijn aangebracht en geplaatst) . 2°. Naam, die aan de rollen en planken gegeven wordt, waarop een visschersschuit geplaatst wordt otu haar in zee to brengen . De mean is op let H geholpen (de schuit is op rollen genet) . HOUTVERBAND, z . n . o . - Verband, dat van lout is saamgesteld . HOUVAST, z, n, m . - Zie Balkhaak . HoUZEE, of Hoezee . - Echte Hollandsehe uitroep, dock verdrongen door 't Hoog-
duitsche of liever Kozaksche Hoera, waarop bet geestige vaersjen van Staring slaat :
HUT
HIJ .
Is 't hoera, is 't hoer livid, spreek ik, geen Kozakken na, Als II'illems batteryen spelen, Als Fredriks oorlogstrommen slaan Blijve onze kreet val aan ! Als jong en oud in 't Neil der overwinning deelen, By Quatre-Bras trofee, Blijve ons gejuich ; hoezee!
En to recht ! Hoera is een bloote schreeuw, waar zich geen denkbeeld ter waereld aanheeht . Hou-zee daarentegen (zoo als de oude zeelui nog roepen) geeft to kennen : „blijf in zee, al splijt de mast, al kraakt de kid, al scheuren de zeilen, blijf in zee, al bnlderen de orkanen, al ratelt de donder, al zocht elk de haven !" -- maar ook op de levenszee -- „last u niet afschrikken, door tegenspoeden, door onheilen, door Taster, door volksgeschreeuw -- Hou-zee ! hou moedig zee HulD, z . n . V. - Zie Dubbeling . HUIDSPIJKERS, z. U . mrn my. -- Spijkers, die tot aanhechting der dubbeling worden gebezigd. Huffs, z, n . o . - 1 0 . Het lichaam van eon blok, waar eon schijf in besloten zit . 20 . Hot schip zelf, b . v . in de uitdrukking : bet anker to H halen, (het anker op winders) . 30 . Hot vaderland . Len to H vaarder (een schip, dat naar't vaderland keert .) De to H refs, (de rein naar 't vaderland) . Spreekwijze : Oost, West, t' H- best. HULK, z . n . v . -- Vaartuig, by onze voorouders in gebruik, en waarvan de gedaante nog voorkomt op bet oude Amsterdamsche wapen . Ten lesten ick mijn Hulk, op 't vlacke van den stroom, Voor anker ryes vie,
zegt VONDEL, Lof der Zeevaart . HUT, z . n, v . -- Vertrek tot logies der officieren : op sommige koopvaardyschepen is er eon H op 't bovendek, tot byeenkomst voor de passagiers . Spreekwijze . Als bet in de kajuit regent, druipt bet in de hut, (als meerderen er van lijden, krijgen minderen ook hun deel : =-- of wel : als de kapitein bromt, knorren de mindere officieren) . HIJSCHEN, b . w . --- Met touwen ophalen . Eon marszeil in top H- . De sloepen H- . Met alle kracht H- (met schokken en geweld van handers) . Langzaani, gestadiq aanH- . (met levendigheid en terwijl de handers elkander beurtlings vervangen) .
88
IN. T.
IN, voorz . - Tegen I- de zee, in den wind. INHALES, b . w. -- 1°. Saar zich toe Halen . Haal de zeilen In, (vouw ze op .) Zie Halen . 2° . Op zijde komen . Het kostte ons geen moeite, dat schip In to halen . INHAM, z, n . m . of Kreek . - Binnenwaartsche wending van de zee in de kust . INHOUT, z . n, o . -- Algemeene benaming, waaronder begrepen worden alle staande Houten, die tot den bodem en de wanden, en alle liggende Houten, die tot den bodem van een schip behooren en geen deel uitmaken van het lange scheepsraamvormige samenstel . Spreekwijze . Sterk van I- z n, (gezond zijn, krachtig zijn .) INKEEPING, z, n . v . -- Insnijding, in een steep of hout gemaakt, 't zij om een ander stuk er in to doen vatten, 't zij uit anderen hoofde . INKLAREN, b . w . -- Op de uiterste waeht de verklaring des gezachvoerders van een binnenkomend schip aannemen, omtrent de goederen, welke by aan boord heeft . INKRIMPEN, o . w. - Dichter samendringen . De wind Krimpt In, (de wind gaat tegen den loop den zon, b, v, van 't Westen naar het Zuiden) . Spreekwijze : zich I--~ (zijn leeftrant verminderen) . INBINDEN, b, w. - Naauwer binden, en alzoo verminderen . Het zeil en reef I---
Zie Innemen. fly moist geen wind In zeil to binden. BILDERDIJK, Zeevaart.
Spreekwijze : Hy moet een reef I- (hy moet zijn staat moat verminderen : -ook wel : by moet zoo veel praats niet hebben) . INBREKEN, 0 . W. -- 1° . Geweldig instorten, b . v . van de zee in het schip . 2° . Bochten, rondte in een touw maken . INDOMPELEN, b . w. - In 't water zakken, diep liggen . Dat schip is N. voet In /let water Gedompeld. (Het gaat N, voet diep) . Het is van voren to veel In-
gedonapeld, ligt in den pens . INKEEPEN, b . w. - Door middel van een keep een stuk hout of steep in een ander doen vatten . INLADEN, b . w. -- Bevrachten . Ik heb 100 balen rijst Ingeladen . INLADER, z . n . m . - Zie Bevrachten. INLATEN, b, w. - 't Zelfde als Inkeepen . Zie aid. INLATING, z, n. v . -- 't Zelfde als Inkeeping . Zie aid. INLOODSEN, b, w. -- . Zie Binnenloodsen . INLOOPEN, b . w . -- Binnenloopen, b, v . een haven . Het water begint In to
Loopen . (de vloed komt door) . INNEMEN, b . w. - 1°. Ann boord nemen. AI, keejt trzba/c ingenoinen . den . Een rif 1-- .
2° . Inbin-
IN.
89
INPALMEN, b . w . - Een touw of lijn hand over hand naar zich toehalen . Spreekwijze : lets I- (by stukjens en brokjens terug krijgen) . INPENNEN, b . w . - Eon Pen in een gat slaan. INPIKKEN, b . w . - Inhaken. Het Kiptakel I- (den hack van bet katloopersblok door den ankerring slaan) . De slingertalien I- (de haken flier talien aan bet scheepswand bevestigen om tot steun to dienen tegen bet slingeren van 't vaartuig) . INSCHEPEN, b . w. -- Een lading of vracht aan boord brengen . De waren zijn ingescheept (zijn aan boord) . INSCHEPEN, (zion) o, W . - Aan boord gaan met bet doel om met bet schip to vertrekken . Zich I- voor de Oost . INSCHEPING, z, n . v . - Daad van Insehepen . Sedert onze I zijn wy een maand op zee geweest.' I-s troepen (troepen, bestemd om in de Kolonien of waar ook over zee gebezigd to worden) . INSPIT, z . n . o . - Zie Roerpen . INSTEKEN, b . w . - Induwen, doorduwen . Een kabel I- (te weten door den ankerring.) Ook vastmaken : F,en blok In een strop Steken (er in vastmaken) . INTREKKEN, b . w. - Inhalers, naauwer makers . Dat schip is boven Ingetrokken, (naauwer gemaakt) . Zie Intrekking . INTREKKING, z . n . v . of Invalling . -- Ilet Intrekken, of de invulling der spanten, d . i . bet versehil tusschen de grootste halve breedte der spanten, en die, welke met de uiterste einden hunner armen overeenstemt . De I-, bet invallen der boorden van een schip, (de hoeveelbeid spanten, welke bet boord vermindert van den frontdrempel der onderbattery afgerekend) . Dit schip heeft to veel of to weinig I- (is veel, is weinig ingebouwd) . INVALLEN . o . W. -- Tegelijk balers, hijschen, enz . Val in! (komm . voor : hijseh haal gelijk!) INVALLEN, (HET) z . n . o. -- Zie Intrekking. INVALLING, z . n, v . - Zie Intrekking. INVOER, z, n, m. - De bepalingen omtrent den I van goederen aan de zeezUde zijn to vinden in de Algem . Wet van 26 Aug. 1822 . Derde Hoofdst . Art . 6-24 die omtrent den 1- langs de rivieren, in bet Zesde Hoofdst . Art . 37-51 : die omtrent heimelijken of straf baron I- in Art . 205, 206 . 207 . ,INWATEREN, o . w. - lets, door water, flat er binnendringt of sypelt, bederven . Dat hoot is Inyewaterd (flat bout is doortrokken met water en alzoo bedorven). INWIJK z . n . v. (veroud .) voor Inham . INZEILEN, b . w. -- 10 . Al zeilende binnenkomen . Die schepen zijn 't kanao' Inyezeild. 2°. Achterhalen . WY konden flat schip niet I- .
11
90
J AA -- JAF.
JAAGHOUT, z, n . o . - Spriet, die tot verlenging diem van den boegspriet, om dezen verder buiten den Voorsteven to doen uitspringen en waarop de kluiver wordt uitgehaald. Zie rJager. JAAGPAD, z . B . o . - Pleats, welke men lands de rivieren of vaarten laten most om tot weg to dienen voor de mensehen of paarden, die vaartuigen voorttrekken. JAAGPOORTEN, z . n . V . my . - De voorste poorten van een schip . Zie Jagen . JAAGSCHUIT, Z, n . V . -- Schuit, die aan een lijn wordt voorgetrokken door een of meer paarden. JACHT, z, n . o . Vaartuig, van vorm en getuigd als een Kits, vroeger hier to lands meer bepaald voor den oorlog bestemd en aldus genoemd, omdat bet snel door zee Joeg . Men kende op 's Lands Vloot OorlogsJ-en, (die bepaald ten strijde waren toegerust), en AdviesJ-en (die tijdingen en brieven overbrachten). Voorts had men SpeelJ-en, (zoo op binnen- als buitenvaart, die alleen als vaartuigen van weelde werden gebezigd.) Lands-, Amiraliteits-, Provincials en Stads J-en, die, met weelde vercierd, met beeld- en snijwerk voorzien, meestal dienden om de Gekommitteerden van het Lichaam, waaraan zy behoorden, op inspektiereizen of by andere gelegenheden over to brengen . By de aanzienlijke Engelschen is de lief hebbery voor SpeelJ-en sterk toegenomen en worden aan die vaartuigen verbazende sommen besteed . Ginds spoedt een speeljaeht over 't meer . VONDEL, Rei van Eubecrs,
JACHT, z, n . v . -- Voor „vervolging ." Hy maakte J- op dat roof schip (hy vervolgde het.) JACHTHAVEN, Z . n . v . -- Legplaats der speeljachten . De AmstelJ- . JACHTKLUB, z, n, m . - Vereeniging van vermogende minnaars van de zeilkunst, tot het houden van hardzeileryen en wedstrijden met Jachten. Dergelijke vereenigingen zijn 't eerst in Engeland ontstaan, en vervolgends elders, ook hier to lands, nagevolgd . Maar wet het Vreemdste is, en tot schande voor ooze natie, is dat, terwijl men zich in Engeland tot benoeming eener dergelijke vereeniging bediend had van twee echt Hollandsehe woorden : Jacht (van jagen) en klub (kluwen, vereeniging), de naapers alhier, by het noemen eener dergelijke maatschappy, de verbasterde Engelsche spelling gevolgd, en geschreven hebben Yacht-club, wet in 't Neerduitsch niet to lezen is . JACHTSCHIP, - Zie Jacht. Een Jachtsehip, met gezwollen zeil, Het brekend water kneedend. BILDERDIJ%,
Elms .
JAFFA, z, n. o . -- Stad in Palestine, wear den reizigers en pelgrims dikwijls, tot hun ongemak, by gebrek aan vaartuigen, het terugkeeren belet werd .
JAG
JON.
91
Spreekwijze. Hy komt van J (hy is, niemand weet waar, by ligt in onmacht) . JAGEN, b . w . - Vervolgen . JAGEN, 0. w. -- 1 0 . Zich haasten, met snelheid vorderen . Hy Jaagt good door (hy maakt veel spoed) . In de samenstelling geeft J- veelal datgene to kennen, wat by een vervolging 't eerst to pas, of met den vyand in betrekking komt . Zoo zijn J-hout de meest vooruitstekende spriet, zoo J-poorten de poorten, waar hot eerst uit geschoten wordt, enz . 20 . Op verkenning uitgaan . De Arniraal deed sein voor de Diana om te J(om vooruit to zeilen in een gegeven koers) . Hy deed sein voor de Vloot ont to J-, (ongeordend zoo snel mogelijk in een gegeven koers to zeilen .) JAGER, z . n, m . - 10 . De man, die bet paard of de paarden bestuurt, die voor een jaagschuit gespannen zijn . Men hoort den Jagerboef sijn ongemack' veriuyten,
of koelen met een lied de bleinen die by rijdt . Niet flu eons, en eons ,ins, motor stadigh en allijd, Bar doneker en by daeg!h . HOYGHENS, Ilofwijck .
2° . De betrekkelijke benaming van een vaartuig, dot een antler vervolgt Loefwaartsche, Lywaartsche J- . 3° . Schip, dot ter ontdekking eons vyands vooruitgaat, J- van eon vloot. De J-s kracht van zeil doen maken . 40 . Naam van den grooten kluiver . JAGERS, z, n . m, mv . - De twee stukken gesehut, die op den boeg geplaatst worden, om vooruit to schieten . JAGERSTOKKEN, z . n . v. my . -- Zie Jagers. JAKO$SLADDER, z, nfl m . --- Touwen ladder om in bet kraaienest to komen . JANMAAT, z, n. m . --Jan is de naam, waarmede menhiertelandein 't algemeen iedereen noemt, wiens naam men niet kept : en J is by uitnemendheid de naam, dien men aan hot scheepsvolk kollektief genomen geeft . Spreekwijze : Maatjan is knap, motor Janmaat is knapper . (Eon matrons is vlugger don een tijger, die in 't maleiseh motion hoot) . JEIN, z . n . m . - Zie Gem . JENEVERTUIG, z, n. o . Gemeenzame en zinrijke benaming van noodtuig, hulptuig . JOL, z . n . V . -- Klein licht vaartuig, doorgaands van klinkwerk gebouwd en gebezigd om boodschappen over to brengen, om in zee gemeenschap met andere vaartuigen to hebben, drenkelingen to redden, enz . JONGEN, Z, n, m . -- to Knaap die dienst doet can boord . Zie KajuitsJ-, SeheepsJ-- . 20 . Benaming, waarmee de matrozen somtijds worden toegesproken, bepaaldelijk als men hen tot iets wil aansporen . Toe J-s ! Wakker aan J s ! Toont nu, dot je ferme J-s bent! enz . Spreekwijze : Het zzjn J-s van Jan de Wit . (Hot oorlogschip, dot dien naam droeg, had in de vorige eeuw een uitmuntende bemanning, dock die bekend was door haar guitenstreken en losbandigheid als z,y aan vial kwam) .
92
JON -- KAA.
Joi~g, z. n . v . Sineesch of Indiesch vaartuig. JOURNAAL, z, n, o . -- Zie Dagregister. JUDASOOREN, z . n. 0 . my . - Zie Apostelen . JUFFER, z. n . v. - 10 . Blok met gaten, beslagen met yzer, en dienende om de hoofdtouwen van buiten aan de schepen to zetten . 2°. Spar, balk. Vergelijk HuYGENS Sneld, XVIII B . n°. 80 en 144. Juv, (DOOVE) z . n . v . - Stuk bout, van voren met een klaauw voorzien,'t welk buiten de coarsen wordt uitgestoken om de pardoens uit to houden . JIJN, -- Zie Gem .
KAAt, z . n . v . Platboomd vaartuig op onze binnenwateren in gebruik . Hot heeft eon enkelen schuinsehen mast en eon halve boegspriet . Het voert een sprietzeil en een of twee fokkezeilen . Een menigte vertrekt met gages, smak en jaght, Naar 't Vlie en Tessel, waar bun de oorlogsvloot verwaeht. ANTONIDES, Ystroom,
Spreekwijze . De K is nog niet overgewonden t . w. van 't eene water in 't andere - ('t gelukt nog niet .) KAAGMAN, z, n, m . of KAAGSCHIPPER . - Schipper eener Kaag. KAAGSCHIPPER, z . n, m . -- Zie Kaagmdn. KAAI of KADE, z . n. v . Dijk, dam : oorspronkelijk eon zoodanige, die alleen gelegd word om hot zomerwater to keeren : thands moor bepaaldelijk eon steenen wal, waar schepen aanleggen . Zoo is to Amsterdam de Geldersche K die, waar de schepen, uit Gelderland komende, plachten aan to loggers . Van K-- dat „keer" beteekent, komt beleaaid, d . i . verkeerd. KAAIBOEF, KAAILOOPER, z . n . m . - Kruier of kraankind, die aan de Kaai z~jn kost zoekt to verdienen. KAAIDRAAIEN, o . w . - Met eon klein vaartuig by de schepen road gaan om eetwaren to verkoopen . KRAAIDRAAIER, z . n. m. - Het vaartuig, waarmede Gekaaidraaid wordt, of do man, die bet voert . KAAIEN, b . w . -- Strijken . De rags K- (de rags schuins overeinde toppers, om daardoor by bet verhalen in eon haven niet aan scheepstuig van eon antler schip onklaar to rakes) . Hoe grote een vlote leght char met zijn zees Gekaait . ANTONIDES, Ystroom .
K- wordt ook in 't algemeen gebruikt, voor : „van richting doers veranderen" .
KAA -- KAB.
93
Wanneer de bramraas opgebracht worden, staan zy overend : op 't komm . K-! worden zy horizontaal (vierkant) gehaald . De onderraas Gekaaid, d . 1. langs scheeps liggende . KAAIGELD, z . n . o . -- Geld, dat betaald wordt om aan de kaai to mogen liggen . KAAILOOPER, Z . n . m . Zie Kaaiboef. KAAIMEESTER, z, n . m . Beambte, die voor het onderhoud der Kaaien, voor het innen van het Kaaigeld en de legplaats der schepen zorgt . KAAIRING, Z. n . m . -- Ring, aan de Kaai bevestigd, en waar de schepen aan worden vastgesnoerd . KAAK, z. n . v .-1° . Ton ; 2°. Harde wind ; -- dock in beide beteekenissen verouderd . KARL, b, n. - Ontbloot. Een Kle ra (een ra zonder zeilen) . Een K le boeg (een boeg zonder ankers), enz. KAHN, Z . n . V. (veroud .) -- Licht vaartuig . KAAP, z. n, m . of Voorgebergte . -~ Van 't Spaanseh Cabi en dit van 't Lat. Caput, d, i . hoofd, als zijnde een stuk lands of hoofd, dat in zee uitsteekt . Den K- to boven komen (hem omzeilen) . Spreekwijze : Hy zal den K- niet halen (hy zal van zijn ziekte niet opkomen) . Door den K wordt hier verstaan de K- de Goede Hoop, waar de schepen die naar 0 . Indien varen, zich plachten to ververschen . KAAP, z, n . m . -- Houten gevaarte op het land, dienende tot baken by peilingen . KAAP, Z . n . V . - Roof, alleen gebruikelijk in de uitdrukking ter K varen (ter roof, om buit varen) . KAAPSTANDER, z, n, m . - Zie Spil, gangspil, aardewind. KAAPYAARDER, Z. n . m . - 1° . Een vaartuig dat op den Kaap de Goede Hoop vaart. 2°. Een vaartuig, of 3°. De Kapitein van zoodanig vaartuig, die voor eigen rekening ter Kaap vaart en buit gaat halen op de vyanden van den Staat . KAAPPAART, z . n . V . -- Koopvaardersbedrijf . Een schip ter K- uitrusten . De K- drijven . KAART, z. n, v . Van 't Ital . carta (blad) en daarom by uitnemendheid een blad, een bord of rol papier of andere zelfstandigheid, waarop de Jigging van eenig land, zee, plaats of hemelstreek is uitgedrukt . Zie Paskaart, Waereldkaart, Zeekaart, Platte K (waarop alleen breedte is afgeteekend en die dus alleen voor de Noord-, Oostzee, enz, diem) . Ronde K- (waarop ook lengte is afgeteekend) . Spreekwijze : Hy heeft de K niet (by mist den noodigen leiddraad of de inlichtingen, hoe zich in die zaak to gedragen) . Hy vaart maar op een plane K- (zijn begrip reikt niet ver). KAASKAMER, z, n . v . -- Plaats, waar de kaas bewaard wordt . KABAs, z . n, v . (veroud .) - Fuik . KABBELJAAUW, z, n . m . -- Bekende zeevisch . Spreekwijze : Een spiering uitwerpen, ow een K- to vangen (eon klein geschenk geven om er een grooter to bekomen : cen kleinigheid wagen om eon belangrijke winst to doen, enz .) .
94
KAB .
De spiering doet den K afslaan (de hoeveelheid van slechte waar is somtijds oorzaak, dat de goede voor een spotprijs moet verkocht warden) . Er kan flog een K- onderdoor (er is nag genoeg water ander de kiel ; er is nag geld, wijn enz, genoeg) . KABEL, z . n . m . of Kabeltouw . - Zwaar touw, nit drie ineengedraaide touwen samengesteld, en voornamelijk strekkende om het schip aan een uit€ eworpen anker bevestigd to houden . K- insteken (het K-- in den ankerring vastmaken) . K- korten (het inhalen of inwinden om het spil) . K uitsteken (het uitvieren, bat geven) . K om (wind het anker!) . Aan board is echter over 't algemeen het woord zwaar Touw meer in gebruik dan dat van K- . Volgends BILD . zou K- van Oostersche afkomst zijn en „Verdubbeling'' beteekenen . Zie zijn Gesl . in v. Spreekwijzen : Zoo grof als een K- (ruw, onbehabbeld) . De derde streng maakt den K (de derde man brengt de praat aan) . Hy heeft een K- maar die ilyt op zolder (hetgeen men noodig heeft is niet by de hand) . Daar is een kink in de K- (er is een zwarigheid in den weg gekomen) . Zie Kink. Zich in een K la/en beschieten (zich buiten schoots houden). KABELARING, z. n . o . of Kabellarga . - Een, van kabelslag gedraaid, van afstand tot afstand van muizings, en aan de beide enden van oogen voorzien touw, waarvan het middel voor tusschen de kluizen en de enden langs stuur- en bakboordsbattery tot aan het achterspil gebracht met drie slagen om dat spil gelegd, en dus de beide enden door die oogen aan elkander gebonden warden ; voorts met seisings op het ankertouw vastgemaakt en dienende om bet anker to lichten . Kommando : Maakt klaar de K-! Sinet de K op het spit ! Knaaien! Spiltuigen : d . i . K- op het spil to doen . KABELEN, b . w . - Ann kabels vastmaken . De minder Boo/en Gekabelt aen den rugh van die haer vorens gaen . HUYGHENS Spiegel .
KABELGAAUW, b, n .
Die vlug met de kabels kan omgaan . Aardig is de woordspeling van HUYGHENS, die in zijn Zedeprinten een matrons noemt Een liabeljauws genand, van wegen 't Kabel-gauw .
waaruit op nieuw bewezen wordt, wat ik elders herhaaldelijk heb aangevoerd omtrent de immer zachte uitspraak der g bij onze vroegere schrijvers . KABELGAREN, z, n . o . - Uit het hondenend van 't zwaar of ander dienstig touw gehaald, client voor schiemansgaren, platting en andere losse bindsels . KABELGAST, z, n. o . - Zie Kapitein van het /cot . KABELGAT, z. n . o . -- De scheepsruimte, waar de ankertouwen en ander waarloos touwwerk geborgen warden . Spreekwijze : Hy kruipt in 't K (hy is een bloodaart).
KAB -- KAL . KABELKETTING, z, n, v.
95
Yzeren kabel.
KABELLARGA, z . n . V . - Zie Kabelaring . KABELLENGTE, z. n . v. - Lengte van een Kabel, of 120 vademen .
Het schip
ligt op twee K-n van den wal. KABELSLAAN, o . w . - Een kabel vervaardigen . KABELSLAG, z . n . o . - Touw, waarvan de garens by 't slaan rond zijn ineengedraaid . KABELTOOw, z, n. o Zie Kabel . KADE, Z . n, v . - Zie Kaai. KADET, z, n . m . - Aspirant, kweekeling, die voor Officier wordt opgeleid . KADRAAIER, Z, n . m . - Zie Kaaidraaier . KAiCK, z, n . V. - 1°. (veroud.) Benaming, die gegeven plach to worden aan de sloep eener galei. 20 . Klein vaartuig, in gebruik op de Zwarte Zee . KAJUIT, z . n . V . --- Kamer voor den Kommandeur ; op schepen, die geen westergang hebben, is zy het achterste gedeelte van bet kuildek, bevattende tot aan den bezaansmast of onder de kampanje . De Voor K is op 't kuildek, van den bezaansmast tot aan het voorste van den rooster van 't halfdek . Op de Koopvaardyschepen is zy - gelijk het woord aanduidt - oorspronkelUk „stookplaats" van .Kaien (branden, stooken) en meer bepaald, de stookplaats op een vaartuig. Deze werden langzamerhand ruimer en gemakkelijker ; dock de naam bleef bewaard, en thands verstaat men door K- een met slaapstede en andere gemakken voorziene kamer aan boord. Groote K- (de grootste flier kamers, waar de hutten der Officiers of passagiers op uitkomen en het middagmaal gehouden wordt) . Spreekwijze : Zie Hut . KAJUITSJONGEN, z . II . ni : - Knaap, die op Koopvaardyschepen de kajuit en meer byzonder den Kapitein bedient. KAJUITSWACHTER, z, n, m . - Knaap, die op Koopvaardyschepen den Kapitein ten dienste staat . KAKEN, b. w. - Pe haring in kaken of tonnen slaan . KALDERSTOK, Z. n, m . - Zie Holderstok . KALEFATEN, b . w. Kalfaten of Kalfateren. - Een schip breeuwen by de timmering. Zie Breeuwen . 't Is van 't Ital . Calfatare . Spreekwijze : Ik zal flat wel K- (ik zal flat gat wel stoppen) . KALENBOEG, Z . n . m . (veroud .) Schip, flat zijn ankers verloren heeft en welks boeg dus kaal is . Zie Kaal. KALF, Z. n . o . - 10 . Een stop- of aanvullingsstuk ; vanwaar het ook in gebruik raakte voor kleine briefjes in grootere gestoken . Het was zoo een K-jen, in een brief der Staten aan Neyen en Verreycken doer Oldenbarneveldt gestoken, 't welk hem later zuur opbrak . 2° . Een inkeep in de zijplanken van de rampaarden, waar de stelhouten op worden vastgelegd, om het geschut naar tijdsgelegenheid daarmede to doers rijden of dompen .
KAL -- KAN.
96
KALPAATSHAMER, z . n . m . -- Hamer, waarvan men zich by 't kalfaten bedient . KALPAATTAN(, z . n . v . -- Tang om by bet zware breeuwen, bet kalfaatyzer
merle vast to houden. Yzeren beitel, van onderen met een ronden kant, waarin een sleuf is . KALPATEREN, b. w. - Zie Kalefaten . Het kalfateren . KALPATERIN(, z, n . v . KALIBER, z, n . o . -- Betrekkelijke zwaarte b, v . van den kogel, die uit een stuk gesehoten moot worden . Stuk van 30, van 24 ponds K=- . Een schip van bet zwaarste K (een driedekker). KALKEN, b, w. - De buitenhuid van een schip (vooral in de West-Indien) met een dikke kalkpap besmeeren tegen den invloed van den worm in 't aangroeien . KALMTE, z . n . v . -- Windstilte . KAM, z . n . m . -- Smalle strook bouts onder aan den uitlegger, hebbende de gedaante van een kam, en met twee gaten voorzien, die tot bet toezetten der holgen dienen . Twee lange houten met rondo gaten, die KAMMEN, z . n . m, my. (veroud.) onder de raas gespijkerd worden, om de zeilen daaraan to rijgen. KAMEEL, z, n. o . -- Groot gevaarte van byzonderen vorm, in 1698 to Amsterdam door Bakker uitgevonden, en dienende om schepen to liehten, om die over Pampus to brengen . KAMERBAND, z, n . m. -- Ring of astragaal van bet Bodemstuk . KAMERSTIIK, z . n . 0 . - Zie Steenstuk. KAMHOIIT . z, n . o . -- Opvulling tusschen de slooiknieen tegen de scheg, somtijds met snijwerk voorzien . KAMPANJE, z, n . v . - Licht dek, dat op groote schepen gebouwd wordt boven bet halfdek en van den bezaanmast tot aan bet achterschip loopt : onder de K is de kajuit, dock op linieschepen, die goon westergang hebben, zijn de batten voor de Officieren onder de K . ANTONIDES gebruikt hot woord onzijdig. KALPAATYZER, z. n . o .
RUm op dit schip omhooq, Dit oorlogsslot, en laet van 't steil Kampanje 't oog Uitstrecken over 't via/c, van daer de witte duinen Zich sehijnen in de lucht to he f'en met bun kruinen • ANTONIDES
Yftroom .
-• Zeestraat, zeeengte . Meer byzonder wordt by ons door ltet K- verstaan de zeeengte tusschen Frankrijk en Engeland . Er hebben veel aan-
KANAAL, z, n. o.
zeilingen plaats in 't K- : wy worden door tegenwind belet door 't K to komen . KANBEITEL, z . n . m . -- Soort van beitel . Van 't Ital . canavaccio, dat weder van 't Lat . KANETAS of KANEVAS, z, n, o. cannabis (hennip) afkomt . Grof doek, zeildoek . KANON, z . n, o . -- 't Ital . canone, pijp, buffs . -- Stuk geschut.
KAN-- KAR
97
z . n . m . - Zoom, zijde, byzonder van 't Land . Spreekwijze : Het raakt K nosh wal (het komt er in 't geheel niet by, bet heeft zin nosh slot . KANT (OVER) h . w, - Een scrip 0-K (over zijde) halen, om to koperen . KANT ZETTEN, b . w . -- In orde stellen : De zeilen K-Z, (ze stellen gelijk ze wezen moeten) . Spreekwijze : Kant en hlaar (in behoorlijke orde) . KANTERSTOK, z . n . m . - Z.ie Kolrlerstok . KANTHAAK, z . II . RI . -- Zie Balkitaak . KANTIMAROEN, Z . n, m . - Zoo noemt men twee of drie saemverbonden kanoos, welke men op de kust van Koromandel tot de vischvangst bezigt . KAP, Z . n . v . -- Beschot van lichte planken, dat aan boord van koopvaardyschepen den achtertrap, op oorlogschepen den kop van het roer bedekt . KAPEN, b . w. - Rooven . KAPER, z . n . m . - Vaartuig, door byzondere personen uitgernst om of breuk to doen aan de vyanden van den Staat . Spreekwijze : Er zl)n K-s op de trust, (er zijn er, die ons zouden benadeelen) . De uitdrukking wordt veelal gebezigd door een minnaar ten opzichte van zijn medevrijers) . KAPITEIN of Kaptein, z, n . m . - 10. I)e eerste gezachvoerder aan boord van een oorlogschip . K- van de vlag (de gezachvoerder nan boord van het Amiraalschip .) By de manschap gait de K- doorgaands onder den naam van den Oittoe door. 2 ° . De gezachvoerder aan boord van elk vaartuig, 't zij koopvaardyschip, 't zij trekschuit . In het eerste geval is de benaming door 't gebruik gewettigd, in hot laatste words zy alleen beleefdheidshalve of uit scherts gegeven . Spreekwijze : Booi is K- ; zie Booi. KIPITEIN-LUITENANT, z . n . m . - Zeeofficier, in rang volgende op den Kapitein ter zee, en gelijkstaande in rang met den Luitenant Kolonel der Landtroepen . KAPITEIN TEE ZEE, z . n . m . -- Zeeofficier, den rang voerende van Kolonel . KAPITEIN VAN HET KOT, z . n . m ., Kabelgast of man in het kabelgat .- Matrons, die voor de dagelijksche behoeften, als kaarsen, touwwerk, enz ., zorg draagt . KAPLAKEN, z . n, o . - Gesehenk, aan den gezachvoerder van eon koopvaardyschip verzekerd by volbrachte reis . KAPPEN, b . w. -- Doorhakken . [let anker K- (het touw doorbakken waar bet anker aan vast is, als men geen tijd meer heeft bet to winden) . KANT,
Zy kappen d' anckers buiten hoop, En driven d'een op dander . VONDEL,
Neerlaeg der Turksche Vloot.
KAPSEIZEN, o, w . - Omslaan . Wy liepen gevaar van to
is zeldzaam in gebruik . KARAK, z . n, v . - Zie Kraals . KAr,AKOR, z . n . m . -- Borneoosch vaartuig .
K I)e uitdrukking
KAR.
98
(veroud .) Marseljaansch vaartuig, tat van haven tot haven met koopwaren op to Levant plach to varen . KAR AVEL, z . n . v . -- Zie Karveel. KARBEEL, Z . n . v. - Zie Karveelhout. KARDEEL, z . n, m, of Val. - Touw, tat gebezigd wortt om eon zeil, vlag of wimpel op de begeerde hoogte to brengen . KARAVAANSCHIP, z . n . o .
KARDEELBLOKS, Z . n, my
Bloks, dienende om de onderraas op hare plaats . to hijschen en in de rakken to hangen . KARDOES, z. n . v. - l 0 . Zakjen van papierr waarin con lading kruit voor eon vuurmond geborgen worth . 't Woord is verbasterd van kaartedoosjen, 't welk nog letterlijk in 't Fr cartouche gehoord wortt. De eerste K-zen waren namelijk kok~rs van kaartblad, en hingen aan de bandelieren der schutters . 2 0. Stuk hout, under den werbindingsklos under elken balk recht op en neder geplaatst en van achteren tegen de wegers gesteund . z, n, V. - Kist, waarin de Kardoezen bewaard worden . KARDOESKOKER, Z. n, m . - Rondo koker van dun hout, geschikt om een Kardoes to bevatten . KARDOESSTOK, z, n . m . --- Vorm, waar de Kardoezen, volgends de bepaalde mast, op genaaid worden . KARGA, z . n . v . - Lading, vracht. KARGADOOR, z, n . m. - Spaansch woord, bevrachter, dock by ons ongeveer 't zelfde als konvooilooper beteekende . Zie Konvooilooper . KARGALIJST, z. II . v. -- Zie Ladinysbrief. KARGAZOEN, Z, n . o . -- Spaansch woord, voor vracht en lading . KARMOEZAAL, Z . n . m. -- Turksch koopvaardyvaartuig, met hoog achterschip hot voert een grooten mast, eon boegspriet en een kleinen bezaan, hot draagt een marszeil boven 't groote zeil, eon klein achterzeiltjen en een stagzeiltjen voor. KARRELDOEK, z . n, o . of Noyaalsch Doe/c . _. Soort van zeildoek, tat voornamelijk to Noyalle, dorp in de nabyheid van Rennes in Bretanje, gefabriekt wortt . KARRONADE, z . n . v. --- Metalen stuk geschut, aldus genocrnd naar Karron, eigenaar der gietery in Schotland, waar de eerste stukken van die snort in 1774 gegoten worden . KARDOESKIST,
KARRONADESLEDE, z. n . v . -- Snort van affuit . KARTELSCHIP, z . n, o . -- Schip, tat gevangenen vervoert, die uitgewisseld moeten
worden .
of Kortouw, z, n . v. -- Zwaar stuk geschut. kar-tope (kartrekking) . Zie BLD . Gesl. in v .
KARTOUW BILD .
't Woord beteekent volgends
De Sultan dondert zonder nut Met zwangere kortouwen VONDEL Neerlaeah der Turksche vloot.
z . n. v . of Karavel. 10. Portugeesch vaartuig van middelbare grootte, en met latijnzeilen gctuigd .
KARVEEL,
KAR--KAT .
99
20.
Vracht of scheepslading . (Veroud .) Soort van zwaar blok, van ears koperen of palrnhouten schUf voorzien, en dienende om raas en stengen op to hijschen . KARVEELHOUT, z, n, o . of Karbeel. - Balk of stang, die tot stut of verbinding strekt onder de ribben langs scheeps . KARVEELNAGEL, z, n . III . of Knevel . --- Houten of yzeren nagel om touwwerk aan to beleggen . KARVEELSWERK, z . n . o . Houtwerk, waarvan de planken of balken met de kanten over elkander heen schieten : welke betimmering de krapschuitsgewijze betimmering verving. KARVEELSCHIP, z, n, o . (veroud) - Benaming van schepen, waarvan VELIUs gewach maakt in zijne Beschrijving van Hoorn als volgt : ,,In bet jaar 1460 warden bier to Hoorn de eerste Karvielschepen gemaakt, char men to voren niet hadde als Hulken, Razeilen en Krajers en die altemaal gewrocht crapschuitswijze met de planken op malcander ." KARWYLNAGEL, z, n. m . -- 't Zelfde als .harveelnagel. Zie ald . KASSEN, b . w . -- Elkander door bet slaan van water nat makers . KASTEEL (VOOR of ACHTER) z . n . o . -- (veroud .) Getimmerte op den voor- of achtersteven opgerieht . 30.
Daer praelt de gouda Leeu rnanhaftiq op 't kasteel Van 't zware zeegevaerte. AaTONIDES IJstroom . KAT, ze n . v,
1 0 . of Katankers. Werpanker, dienende om eon zwaarder anker to katten . Spreekwijze : Hy heeft de K- op bet anker genet (zie Anker) . Bet Katjen van de baan (de voorste om aan to grijpen ; even als de K hot anker 't eerst grijpt) . 2 0 . Anker met maar eene tand . 30 . Geitouw onder de kraanbalk, waarmede bet anker wordt voorgeheschen . 4 0 . Paal of stet in 't algemeen, en in 't byzonder eon paal, op de kaai geslagen, on waar de ankerstok aan gehecht wordt . 5 0 . Soort van klein vaartuig, tot lichter in de havens gebruikt . 6 0 . Met negen staarten, zweep van touwen om made to slaan . KATUAAK, z . nfl in . Zware ijzeren hack, dienende om den ring van 't anker to vatten. KATROL, z . n . v . en o . -- Voor katte-rol : 't zelfde als Blok, dock aan boord min gebruikelijk, Zie Blok. KATTEN, b. w. - 1° . Twee ankers op elkander uitwerpen, ten einde het'eene by zwaren wind niet medega . 2o. Palen slaan voor eon anker, dat op den wal ligt . KATTEKOP, z . n . m . - 10 . Houten spaak, die in de gaten van eon windas gestoken wordt, om op eon klein vaartuig aan eon touw tot bating to strekken .
100
KAT
1(EN .
2° . Korte houwitser, op kanorneer- en bombardeerbooten in gebruik . KATTESPOOR, z . n . o . (veroud .) - Spantvormig samenstel, dwars over hot zaad-
hout tegen de binnenoppervlakte der inhouten geplaatst en zich tot zekere hoogte tegen hot boord uitstrekkende . Het diende om de dwarsscheepsche doorzetting tegen to gaan . KATTESTAART, z . n . m . -- lo . Rondo vijl, in eene punt uitloopende en dienende om gaten uit to vijlen en to verbreeden . 2° . Wimpel van eon koopvaardyvaartuig. 3 0 . Losgerafeld touw . KAVELEN, b . w . --- In den vloed zeilen om de ebbe of to wachten . Maar, t'wijl een ander, als by Ian, Ook zyn gety niet t' onrecht kavelt. OIIDAEN,
Zweedfche hoogmoet .
KArAIr, z . n . m . -- Esquimoosch vaartuig . KEEL, z . n . V. (veroud.) -- Smal toeloopende strook van een plank, eigentlijk geul (wat 't zelfde w oord is, als zijnde beiden 't Lat, qula) en aldus gesneden
om beter to voegtn . KEEP, z, z . m . -- Sleuf, inhaksel, sponning : in 't hyzonder de sleuf, condom in
hot blok gemaakt, out den strop to later inloopen . -- Naam van elk der beide kleiuere kringen van den aardbol, die, evenwijdig met de middellijn, door de zonnestanden, d . i . door punters, ongeveer , 23 1 1 graad verwijderd van de middellijn, getrokken worden, en tusschen welke kringen de zon haar jaarli~kschen omloop heeft . KEERNAGELS, Z . II . mrn my . -- Nagels, waarmede do Idol bevestigd wordt . KEERRING, z . II . In . -- Koker, waar de mast van eon haringbuis in stoat . KEG, KEGGEN, z . n . v . -- Houten of yzeren wig, dienende om voorwerpen mode to splijten of to schoren . KELDER, z . n . v. -- $ergplaats van scheepsvoorraad, dock overara,chtelijk voor al wat beneden is, en dus voor de zee zelve . Spreekwijze : Naar de K zfn (in zee vergaan) . KENTEN, z, n, mrn my . (veroud .) - Scheepstimmermans kunstwoord, waardoor verstaan worden eenige latter, die, ter weerszijden van inhouten worden gespijkerd, tot eon schets om hot beloop van bet schip haar aan to leggen . 't Woord is wa.arschijnlijk 't zelfde als kanten . KENTEREN, o . w. -- Letterlijk : herhaaldelijk op zijn Kent (karat), draaien, on dus : omwentelen, veranderen . De stroom Kentert (de stroom is aan 't wale? .) De mast kentert (colt om .) Ook hot doorkomen van eb of vloed : KEERKRINGEN, z . II . mrn my .
Zie dear een derde vtoot verschenen, Door 'treeds gekenterd tij geteid. V . ILuirs, de Geuzen .
KENTEREN, o . w . - Omhalen . Eon schip K (bet op zijde stellen,
hot to herstellen) .
ten einde
KEN
KIL .
101
z, n . V . -- Haak, gebezigd tot het Kenteren van vaartuigen . z . n . V. --- Het omslaan, in 't byzonder van bet tij . KERFSIJL, z, n . V . - Bijl, inzondcrheid tot Kerven geschikt . KERB, z, n. v. - Logies onder "t halfdek ; cok voor- of groote kajuit . KERVEN, b, w. (v eroud .) voor Kappen . KESP, i . U . V. -- Recht stuk bout, waarop men in platte schuiten de vlakgangen spijkert. KETEL, z . n . m . - Groote yzeren pot, waarin de spijs voor de manschap gekookt wordt. Sloo1nK- (groot vat van koper, geslagen of gegoten yzer, waarin llet water tot stoom overgaat) . KETEN, z . n . V . -- Snoer van in elkander geschakelde ringer of slingers . Dubbele K- (zoodaiiig zamengesteld, dat elke schakel twee ringcn bevat .) K- zonder eind (zie Keterstrop) . KETENSTROP, z, n . m . of Keten zonder end . -- Ketting, waarvan de ringcn aan elkander geschakeld zijn, zoo dot men elken ring als den eersten en als den laatsten van de ketting kan aanmerken . KETTING, z . n . v . - Zie Keten, KETTINGKNIJPER, z . a . m . - Zie Kn~~per . KETTINGPOMP, z, n . v . - Zie Pomp . KETTINGIeoGEL, z . n . m . - Kogel, die met een ketting aan eon anderen is vastgehccht. KIEL, z . n. v . -- 1 0 . De grondlagen van een schip, nit den grondbalk en do daarin gewerkte ribLen bestarnde . 't Woord beteekent waarschijnlijk (even als in den zin van kleed) „overtrek, huid," eons vaartuigs . 2'' . By de dichters hot schip zelf KENTERHAAH, KENTERING,
Gewis hem was de ontrefbre borst )fret zevendubbeld staal beslagen, Die 't eerst zijn kiel den golzen wagon, Zich zeif der kidl betrouwen dorst. B11.DERDIJIc . Zeevaal't .
Het steekt der Grajen riot aan ties of tsintig kielen,
zegt Agamemnon in VoNDEI s Palamedes . Spreekwijze : Kielen! - Widen! - Rand om 't Land! (Zeeuwsehe dronk, waarmede boil gewenscht word aan do Zeezaar(, den Lanclbouw - men had toen nog gewielde ploegeri - en de DOken) . KIELEN, b . w . -- Over zijde halen . Lenn schip K- (eon schip omwenden, om bet van onderen to timn :eren, to breeuwen of de koporen huid to herstellen) . KIELHALEN, b . w . -- Vrooger gebruikelijke straf aan boord, die daarin bestond, dat de overtreder naakt op hot boord van hot schip genet word, met cenige zwaarte om hot lijf, ten erode to sneller to kunnen zinken, en aan eon touw gebondon, dat onder de kidl doorging : in diem toestamd word by over boord gesmeten on man do andere zijde gezwind veer opgehaald : welk con on tinder, in geval van zware misdaad, eonige malen herhanid word : een straf, waaraan
102
KIE--KIM .
niet weinig gevaar voor den lijder verbonden was, die, by het minste verzuim, arm of been, ja het leven verliezen kon : waarom het lit dan ook als halsgerecht werd gerekend . Een schip K- (het op zijde leggen om to herstellen) . Spreekwijze : Hy is gekielhaald (hy is door en door nat gemaakt) . KIELING, z, n, v . -- Romp van een schip . KIELKRAM, z . n v. Kram, waarvan de uiteinden plat en met gaten doorboord zijn om er spijkers in to slaan ; zy is van buiten omgekruld, ten einde het hout to vatten . KIELLASCH, Z . n, V. of Vlaamse1 e Lasch. - Laseh of stuit van vijf of zes voet lang, als die aan de kiel gebezigd worden . KIELLICI3TER, z . II . m . - Stevige schuit; plat van bodem, met schuins oploopende zijden, een zwaren mast voerende, voorzien van vier hoofdtouwen, een zwaar gemn en twee kiptakels . De K client in de havens tot velerlei gebruik . KIELSTOPPER, Z . n. m, of Stopper van den loefbalk . - Stopper, die gebruikt wordt om een schip over zUde to winden . KIELSTROP, z . n . m . - Koperen Shop, dienende tot bevestiging van een lasch . KIELVERSCAERVING, Z . nfl v . -- Verscherving van de Kiel. KIELWATER, z . n . o, of Zog. - Spoor, dat een schip in het Water achterlaat . Spreekwijze : Blyf nit zijn K- of gy raakt in z in zog (volg hem in zijn handelwijze niet na, of gy raakt in 't verderf : - omdat het gevaarlijk is in het zog van een zinkend vaartuig to geraken, wegens de sterke zuiging van het water, dat in de gemaakte opening weder samen vloeit) . Iemand in zjn K zeilen (hem op de hielen volgen) . (zich in zee, zich in voile zee beKIEZEN, b, w . - Zee K-, de ruimte K geven). KIKVORSCH, z, n, v . - P oeldier. Spreekwijze : Hy is overladen met geld als een K- met veeren . KIL, z, n . m . Stroomkuil of stroomkih
Ja, wat de stroomvliet met zich voert Laat wet en akkers drooger, Maar zinkt in d' engen stroomkil near En 't water wordt steeds hooger . BILDERDIJK .
--
Wordt, een zeil gezegd to doers, dat zich in de luwte van een KILLEN, o . w. • ander bevindt, en alzoo geen wind kan vatten, maar slap lai gs den mast hangt. 't Woord is afgeleid van kil (koud), bet beteekent dus oorspronkelijk „koud worden," en van daar „trillen, beven, klapperen" . Spreekwijze : Als de zeilen K- loopt men gevaar een nil to vangen (den wind van voren to vangen) . KIM, z . n. v . - Rand, gordel, en van daar : lo . Cezichteinder : cirkel, die getrokken is waar hemel en aarde aan elkander
KIWI
KIT .
103
schijnen to raken en waarvan de persoon, die hem ziet, altijd bet middelpunt WesterK (plaatsen, waar de hemellichamen schijnen uitmaakt . OosterK op en onder to gaan) . 20 . Gedeelte der buitenhuid vale een schip, tusschen de kiel en den buik . 3° . Uiteinde van een vrang, waar zy gebogen is om in de knie to sluiten . KIMBEDDEN, z . II . o . mv . --- IIouten, waar de Kim of eerste scheepsrondte op rust . Versehil tusschen den zichtbaren en den wezenlijken KIMDUIKING, z . n . v . gezichteinder . KIMGANG, z . n. m . - Breede planken onder aan bet schip tusschen de kidl en den buik . KIMLIJN, z . n. v. - Zie Waterspiegel . KIMSCHOOR, z . n, m . -- Recht op en neder staande schoor, die een creel uitmaakt van de bedding en waarvan men een aantal plaatst onder de kiel van een schip in aanbouw, dat of moet loopen . KIMSENT, z . n . v . - Sent, die door bet uiteinde der vrangen been loopt . KIMWEGER, z, n . m . -- Stevige balk, die de Kim draagt of weegt . KIN, z, n . v. of Kinnebak. --Jet voorste gedeelte van de kid . KINK, z . P . m . - Kreuk, bocht, die zich in een nat of to nieuw touwwerk vormt. Volgends BILDERDIJK en WEILAND zoll 't woord eigenlijk krink (d . i . kreuk) moeten luiden . 't Blijft intusschen nog de yang of kink/worn ('t geen volgends hen „geluidhoorn" wezen zou) niet aldus genoemd is wegends zijn bochtigen vorm, en of dus K- niet evenzeer „bocht" beteekent . Spreekwijze : ,S'ta nit de K-en ! ( stn ruim ! stn uit den weg! omdat hy, die in de K-en staat van een touw, dat uitgevierd words, gevaar loops to vallen) . Door is een K- in de kabels (daar is zwarigheid) . KINNEBAK, z . II . V . -- Zie Kin . KINNEBAKSBLOK, z . n, o . Openstaand Blok, waarin men een paardelijn of loo . per kan leggen om langs dek to halen . KIOSK, Z. P . v . - Soort van Turksch vaartuig . KIP, z . n . m . - 1° . Zekere hoeveelheid . Een K lonten . Een K- stokzisch . 2° . Blok met een hank even als bet katblok, dienende om bet anker voor den boeg to halen met zijn armen . K-lcoeken! kommando . KIPPEN, b . w . - Grijpen, vatten . Een anker K- (een anker dwars aangrijpen en de handers hugs bet boord ophalen) . Spreekwijze : Kip! ik heb je . KIPSTUT, z . n . m . - Zie Jut (Doove) . KIPT AKEL, KIPTALI1 . Zie Takel, Tale . KIPTALIEHAAK, z . n . m, of Penterhaak. - Groote hack, waarmede bet anker, als bet uit bet water komt, gegrepen en binnengehaald words . KIRLANGHISH, z, n . v . - Klein Turksch vaartuig, dat bet Amiraalschip vergezelt . KITS, z . n, v. - Vaartuig, dat voornamelijk by de Engelschen in gebruik is . Het is gewoonlijk vierkant van vorm, met een galjoen versierd, en twee masters voerende . Het groot zeil heeft den vorm van een bezaan . Boven bet groot zeil voert bet een marszeil en een bramzeil, en boven bet bezaan een kruiszeil.
104
KLA.
b . n . - Worth van een schip gezegd, dat gereed is gemaakt om to vechten ; oak van ieder voorwerp, dat by de hand is om gebruikt to worden . Als bw . komt bet in verseheiden scheepskommandoos voor : K om to wenden ! ( maakt u gereed, om bet schip to doers wonders .) K-- by bet anker (om het anker to werpen .) K- by de inarszeilsvallen ! K- by de schoten ! (om daarmede bet noodige to verrichten .) K op de bankers (plash bet bevel to zijn, vroeger aan board eener galei aan de roeiers gegeven, om to gain zitten .) KLAAR STAAN, o . w . - Oppassen, uitkijken, zich gereed houden . By een schoot, KLAAR,
by een val, by een looper K- S
(veroud .) Een houten nijptang om planken to buigen en to bedwingen, waarschijnlijk naar den uitvinder aldus genoemd . Ik zofl niet durum beweeren, dat de uitdrukking Een houten K- aan dit woord ontleend is . KLAAUW, z, n . v. - Arm, band . De K-en van een anker . De K- van den ga 'el . KLAAUWHAMER, z. n . m . - Hamer met gespleten pen . KLAMAAI, z . n . m . ccht stork bout, dat tot steun der zwalpen client . In elk zijperk hezigt men drie rijen K-en, die zich van voren naar achteren door de geheele lengte van hot schip uitstrekken . Ee eene rij ligt tegen den watergang, een tweede tegen den schaarstok en de derde op de halve hreedte van bet zijperk . Ten dienste van hot middelperk worden mugs de binnenzijden der sebaarstokken twee rijen K-en gelegd . KLAMAAIEN, o . w. Zich van hot klamaai-yzer bedienen om bet work in de naden to drijven . KLAMAAI-YZER, z, n . o . - Zware geribde yzeren wig, waarop men met een maker slant, ten erode hot work in de naden der planken to drijven . [(LAMP, z . a . m . -- Naam van versehillende houten weerhaken, waar touwen aan beleg~l worden . Kru oK-en (die aan burs midden ter geschikter plaatse tegen de wanders van een vaarttiig, tegen een mast, enz . zijn vastgespijkerd en met haar hoornen of ooren gespannen touwen vasthonden, die er om been gestrengeld zijn .) WantK-en (die in bet Want van eon benedenmast vast zitten .) BelegK--en, LipKen (die maar een oar hebben en zoodanig geplaatst warden, dat zy geschikt zijn touwen vast to houden, die, als zy gespannen staan, van beneden naar haven trekken .) WalreepKen (weinig uitspringende trappen, bniten tegen 't schip gespijkerd, am or by op to klauteren) MastK---en (uitgesneden stukken bout, die op de zijden van den fokkemast aangebracht warden op do hoogte der stagkragen, ten erode doze van den mast verwijderd to houden .) SpiltK--en (stukken bout, in do dikte aangebracht op den as van eon spil .) h aloK-en (die eon teals houElen .) NokKen (die aan de uitein den der raas vastzitten .) RaK- (tanden, die aan do rags vast zitten am de buitenbindsels tegen to handers .) KLAMPEN (AAN EOORD), b . w . - Zie Board. KLAAS, z . n . m . of Klaas Jakobsz.
Hy bruist door duizent kogels voort Es klafnpt de Britse rnagt aen board . ANTONIDES . De Teems
in
Brant .
KLA KU .
105
z . n, m . my . of Knaapspijkers . -- Yzeren spijkers, tot het vasthechten van yzeren bogen of metaalwerk gebezigd . KLAPHUIS, z . n, o . - Kroeg op het strand, waar de visch worth afgeslagen, en tat den visseher is was de bears den koopman . KLAPLOOPER, z . n . m . Schijfblok, tat overal gebezigd words waar was to halen (hijschen) valt . Spreekwijze : Hg is een K (by is er overal by, waar wat to halen vale) . IcLAPMUTS, Z . n, V . of Bovenbovenhramzeil. --- Ilet hoogste zeil aan den masttop van een grout schip, welk zeil by fr .iai weer nog boven het bramzeil geheschen worth . De oorsprong der e'genaardige benaming is to duidelijk om veiklaring to behoeven . Spreekwijze : Dot klinkt als een K- . KLAREN, b . w . Uit de war makers . Touw K (de ankertouwen weder in orde brengen, als die door 't zwaaien van 't schip in elkander gedraaid zijn) . KLARINGSVAARTUIG, z . n . o . - Vaartuig, tat ten dienste staat der ambtenaren, met bet in- en uitklaren der schepen belast . Verbastering van Ka faathanter, hamer om to KLAVAATSHAMER, z n . m . kalefaten . KLAVER, z, n . o . (veroud .) nrie kringen op de klik van bet roer . KLEED, z . n . o . --- Baan zeildoek . KLEEAEN, b . w . - (De ankertouwen, de kluis, bet want, enz .) met doek of schiemansgaren omleggen, ten erode schomling to voorkomen . KLEEDKUIL, z . n . m . - Hamer, tot bekleeding dienende . KLEIN, z . n . o . -- Naam, die op sominige visschersdorpen aan een ankertjen met vies klaauwen gegeven words . KLEM, z . n . v . of Klenthaolc. Stuk hout, met een hank aan ieder end, dienende om een gespannen touw vast to honden . KLEMMEN, o . w . -- Aan den grunt Taken KLEUREN, Z . n, v . mV. - Voor „vlag'' let schip wilde zijrt K- niet toonen (zijn vlag niet toonen) . Hy zeilde under Enrgelsche K- . KLIEVEN, b . w . -- Snijden . Dc yolven K- (or door heen varen) . KLIK, z . n, m . -- Naam van een of meer stukken greenen bout, in de richting der schacht van bet roer geplaatst en met den voorkant char tegern aan gevoegd . KLIMSTAG, Z . n . o . (veroud .) - Stag, dienende om tegen den boegspriet op to loopen . KLINK, z . n . m . -- Qmgeslagen end van een ijzeren bout . KLINKBOUTEN, z . n . m . mV . -- Bouten, die, ingeslagen zijnde, aan het vooreind r eklonken worden . KLINKEN, b . w . -- Vastslaan, door hameren een verdikking of kop vormen . KLA 1PSPIJKERS,
Een spjker, nagels K- .
z . n . m. -- Platboomd kustvaartuig, in gebruik op de Baltiscbe Zee . z . n . m . -- Nagel of spijker, waarvan de enters zijn omgeklonken . KLINKNAGELSHAAK, z . ni m. - Hank van een Klioknagel . KLINKRING, z . n . m . - Platte ring, die voor bet Klinken om de boot words gelegd . KLINKER,
KLINKNAGEL,
14
106
KUI KLU.
KLINKWERK, z, n, o . - zeer dunne, gedeeltelijk over elkander geklonken planken, dienende tot den bouw van liehte vaartuigen . I~LINKWERKSLOEP, z, n . V . -- Sloep met zoom- of Klinkwerk voorzien . KLIP, z . n, v. -- Algemeene,benaming van rotsen in zee of aan de kusten . 't ro'~rd is waarschijnlijk 't zelfde als klif. Waar drijft bet nu, dit moedig schip? Aan lager wal ? of is 't gezonken ? Of stint bet op een blinde klip ? OUDAEN .
blinde K
Koninkl . Gedenkpenning .
(die door bet water bedekt, en dus onzichtbaar is) . Zo (de Ahnaeht) deed zijn boot de blinde klippen De rots die tot den kernel suet, aeveiligd tangs en over glippen En 't onweer trot zijn stengen niet. BILDERDIJK,
Zeevaart .
Spreekwijzen : Tusschen de K door (niet vermijding der gevaren, die van meer dun eene zijde dreigen) . Hy zal die K niet to boven komen (hy zal dat gevaar niet ontgaan) . KLIPPER, z . Ii . m . of Klippersc/eip . - Snort van vaartuig . Zie Tjdschrift van bet Zeewezen, XI, bl . 196 . KLOET, z . n, In . (veroud .) -- Schippersboom . KLOETEN, o, W. (veroud .) - Boomen, met een kloet voortduwen . KLOK, z, n . v . - Metalen werktuig, dienende om de uren en halve uren to verkondigen, en bet yolk op de wacht of aan de schaft to roepen . KLOKREEP, z, n, v . -- Touw, waarmede de Klok geluid wordt . KLOKKEGALG, z, n, v. - Galg of dwarshout, waar de Klok aan hangt . KLOOT, z . n . m . - Bal, zoo wet in 't byzonder voor Aard- of WaereldK , als in 't algemeen voor elken ronden knop . K- van den mast. K- van den vlaggeslok . Spreekwijze : De K- volt nog (de zaak is nog niet afgeloopen) . KLOPZEE, z . II. V . of Stortzee . -- Hevige overstorting eener golf op een schip by stormweer . KLOS, z, n, v. Blok hours, stut : ook de bril van een Kolderstok . Zie Bill. KLOUWEN, b . w. (veroud.) -- Eigenlijk krabben ; van daar in 't byzonder breeuwen, kalfaten, herstellen . Spreekwijze : Dear valt wet can de K (war aan to doen) . KLOUWER, z, n . m . (veroud .) - 1° . Breeuwer ; 2° . Kalfaathamer . Spreekwijze : Dat is een K van een jon,gen, een K- van een Os (een bans van een jongen, enz .) . KLUCHT, z . n, v . - Mast, die uit vein op elkander geplaatste stukken is samengesteid .
KLU--KNI.
107
KLUCHTEN, b . w . - Op elkander stellen . Een gekluchte mast . (Zie Klucht .) KLUFT, z . ii . v. --- Driehoekige uitlating in de geheele diepte van een stuk lout gemaakt om er let uiteinde van een antler stuk in to voegen . KLUIFFOK, z . n . V . - Zie Fok . KLUIFHOUT, z . n, o . -- Boom van den Kluiver . KLUIS, z, IL o . of Kluisgat. - Naam van ronde, een weinig schuins liggende openingen, rechts en links van den boeg onder bet galjoen geboord, en waardoor men de ankertouwen heenbrengt als men ten anker gaat . KLUISBAND, z, n . m . -- Zwaar stuk lout, tat zich op de hoogte der kluisgaten met let galjoen en de kluisplaten kruist. KLUISGAT, z . n . 0 . -- Zie Kluis . Spreekwijze : Daar de K-en, even als de oogen in 't hoofd, vlak voor aan staan, worden de oogen by 't z,eevolk doorgaands Ken genoemd . KLUISHOUT, z, n. o . of Kluisplaat. -- Stukken louts, schuins boven elkander in den boeg gebracht, om de hoogte van let schip to verkrijgen . KLUISPLAAT, z, n . v . - Zie Kluishout. KLUISPROP, z . n . v . - Prop, waarmede eeu kluisgat gesloten wortt . KLUISZ AK, z. n . m . - Lange, met werk of kruilen gevulde zak, die by zwaar weer in de Kluis gestopt worth om let binnendringen van let water to beletten . KLUIVER, z . nfl m . - Driehoekig zeil, tat op let kluifhout uitgehaald en Tangs den icier wortt opgeheschen . Volgend's WINSCHOTEN zou let woord daaraan zijn naam ontleenen, tat tit zeil, by stil wee] gebruikt wordende, let minste windtjeu als 't ware opslorpte of „opkloof" . BILDERDIJK op K(u&'ok, leidt let van luif of luifel af. - K- bakstaq (bakstag van den K-) . K rin y, K beugel (ring of nagel, waar de K- door loopt) . KLUIZEN, o . w . (veroud .) --- Stormen . KLUTSEN, b . w . (veroud .) - Houtwerk herstellen. KNAAP, z, n . m . -- Klampjen, in bet timmeren gebruikelijk, om iets by voorraad vast to slaan . KNAAPSPIJKERS, z . n . m . mV . -- Zie Klampsp(Jkers. KNECUT, z, n, m . -- 1° . Soort van windas, op ccnmastkustvaarders, dienende om zeilen of goederen uit let ruim to hijschen . Groote K-, Bezaans K , Fokke K2° . Hout om een touw aan vast to leggen . KNEPELING, z . n, v . (veroud .) --- Soort van geschut . KNEPPELKOGEL, z, n, m . - ZIe .3outkogel . KNEVEL, z . n. m . - Houten nagel, die, tasschen een bindsel gestoken en rondgedraaid, client orn hat nog sterker toe to balm . KNIE, z . n, v . - Zwaar gekromd stuk bout, dienende tot verbindirg van een balk met een vlak, of met een anderen balk . De K- bestaat uit twee gedeelten, waarvan let grootste bet lijf, bet andere de tak genoemd worth . De plaats, waar beide deelen zich vereenigen, beet de Neb. Houten K-en, zie Yzeren I(-en, Opgezettc K-en, KunstK en . KNIEHALS, z . n . m . -- Hock, samenloop van twee schotten of wander ; bocht van een Knie .
108
KNI
KO E.
Hulp- of bystag . KNIKSTAG, z, n . o . KNITS, z, n, v. of Knitsel. (veroud .) Touw, dat maar van twee kabelgarens gevlochten is . Zie Knuttel. KNITSEL, z . n . 0 . - Zie Knits . KNOEIEN, 0, w . - Verkeerde of nuttelooze bewegingen doers . ItNOEIER, z . n . m . - Zoo wordt een vaartuig wel genoemd, waarmede men niets kan
uitr.ichten . preekwijze: Een boeier is een ZeeK-- •, (met een boeier kan men slecht zee bevaren) . KNOOP, z, n, m . _. 1° . Samentrekking van een of meer touwen . Platte of Zecinans K--, door middel waarvan de enden, de rifseizings en rabanden om eeu ra gebecht worden . 2 Uiteiiide van een touw, strekkende om het doorschieten to beletten . 3 Knoest of slechte stee in het houtwerk . 4 K- van de loglijn (dienende om den afstand to berekenen, die in een gegeven tijd door can zeilend vaartuig wordt nfgelegd) . Spreekwijze : Een K- draaien (met mooie praatjens bedriegen) . KNOOPN:N, 0 . en b, w. - Een knoop leggen . KNOOPSTOPPER, z, n, m . -- Stopper, die den Knoop aan 't eind Stopt (weerhoudt) en alzoo belet door to schieten . KNUTTEL, Z . IL m . -- Strafwerktuig van gedraaid touw, by de Engelschen kat genoemd . Het wordt ook gebezigd voor „kluwen" . Een K-fen rnarlinysyaren . KNIJPER, 0 w. -- Wordt van een vaartuig gezegd, als het zich zoo na mogelijk aan de windstreek opwerkt . KNIJPER, z, n . m. - Stuk hoot, dienende om jets to vatten en op zijn plaats to houden . KNIJPER (I~ETTING), z . n, m. -- Yzeren toestel om aan een ketting bet doorschieten to beletten . KoEBEIs, z, n . In.- Een opgecierd vaartuig, op de . rivjcren van Japan gebruikelijk . KOEBRUG, z, n, v, Of Koebragsdek . - Soort van dek, onder het benedendek . Het verdeelt de ruimte tusschen de onderbattery en bet scheepsdek in ongelUke deelen . In de K- is het verblijf van de aide chirurgijns ; oak is er de but van den schipper en die van den konstabel-majoor ; gedurende den slag heeft men er het slagverband voor de gekwetsten . 2° . (Veroud .) Traliewerk boven het middelschip, bestemd om soldaten to dragen gedurende een zeegevecht. KOEBRUGSDEK, z, n . o . - Zie Koebrug . KOEKKOEK, z . n, m . -- Soort van open luik, dienende om licht in de hutten to geven . KoI;LBALIE, z, n. m . -- Tobbe, met water gevuld, dienende om gedurende een slag de kanonnen to begieten . KOELTE, z . n, v . -- Wordt op zee altijd genomen in den zin van „wind" . Met waait een frissche K-- (bet waait goed door) . MarsK , stove MarszeilsK--, gereefde MarszeilsK-, dubbel gereefde MarszeilsK-, dicht yereefde MarszeilsK--, stiff gerefde 1'[larszeilsK--, BramzeilsK-, Brain- in MarszeilsK-, worden alle genomen voor min of moor harden , LabberK-- voor flaauwen wind .
1)F-KOG
109
z, n . o . --- Windtjen, briesjen . Er stak en lief K- op . z . n . o . - Groote en breede buffs van zeildoek, van boven net twee vlengels voorzien, die tot windleider client en van hot groot stag boven hot groot luik opgeheschen, hangt um aldaar verkoeling aan to brengen . KOELZWABBER, z . n, m . -- Zwabber, waarmede men by groote hitte de planken vochtig houdt. KOERALIJN, z . n . m . - Soort van platboornde West-Indisehe praauw . KoERS, z . n . m . --- Richting, weg, loop . Hot scup is zit zijn K- geraakt (nit zijn weg) . Wy moeten dien K- houden . Zy hebben K naar Engeland genet (zy zijn naar Engeland gezeild) . KOELTJEN, KOELZEIL,
koers noch streek to houden Noeh 't reven van 't gespznnen doek AIaar zeilde met een blind vertrouwen, Onwetend naar moat wareldhoek . fly moist van
BILDERDIJE, Zeevaart.
Spreekwijze : Hy is van den K- of lry is den K kwijt (hy is in de war) . Welken K zullen de taken nemen2 (hoe zullen zy afloopen?) KoEVOET, z, n, v. -- Yzeren handspaak, waarvan de voet gespleten is als de klaauw eener Koe . De K-- wordt aan boord gebruikt om zware lasten en voornamelijk kanonnen to lichten . KoF, z . II . v. - Kustvaartuig met twee mas+en, en somtijds met eon druil (tapecul) voorzien, getuigd met sprietzeil, mast en kluiver. KOGEL, z, n . m . -- Gegoten yzeren bal van verschillende grootte, waarmede een stuk geschut geladen wordt . Losse K- (die zonder klos in bet stuk goladen wordt) . Opgekloste K- (die met eon klos or in gaat) . Holle K (granaat, lange yzeren K, met schroot gevuld) . Gloeiende K- (die in 't vuur wordt hoot gemaakt, voor dat men hem afschiet . K- in ! (komm .) . KOGELBAKKEN, z, n . m . my . - Uitgeholde randen tegen boord tussehen de kanonstukken, en waarin men kogels voor de hand heeft liggen . KOGELTANG, z . U . m . - Yzeren tang, dienende one gloeiende kogels mode to dragon : kleine yzeren tang om geweerkogels of to gieten . KoGGE, z . Ti . v . - Naam vau een vaartuig, by onto voorouders zeer in gebruik, met 30 tot 32 riemen voorzien, on, wanneer hot tot den krijg gebezigd word, ook met tinnen of houten getande beschutsels tegen 't enteren beveiligd . 't Woord is kennelijk niets antlers clan eon dialekt-verschil met kof, ofschoon dit laatste thands alleen voor koopvaardy- en kustvaartuigen gebruikt wordt ; terwijl de K-n meest ten strijde warm uitgerust ; gelijk blijkt nit den naarn der vier-noorder-koggen, die nog door eon der vijf Ambachten in West-Friesland gedragen wordt, omdat hot vroeger gehouden was, vier uitgeruste K-n aan de Graaflijkheid to loveren . KOGNOSSEMENT, z . a . o . - Vrachtbrief, de in moot houden : 1°. Den naarn van den bevrachter of inlader . 2°. De opgaaf van hem, aan wien de goedercn verzonden worden . 3° . I)cn naarn on de woonplaats van den schipper .
110
KOl
KO M .
4° . Den naam en de snort van het schip en de plants waar dit t'huis behoort . .
Den aart, de hoeveelheid, de merken en getallen der to vervoeren goederen . 60 . De plants van afvaart en die der bestemming . 7o. Hetgeen nopens de vracht bepaald is . S° . De onderteekening van schipper of inlader of van hem, die voor de exo.
peditie zorgt . Zie vender WB, van Kooph ., art. 507--520 . KOINEN, z . n, m, my. (veroud .) -- Driehoekige houtjens, die onder tegen het vaatwerk warden aangelegd . 't Is 't fr . coin (hoek) . Zie Kortjens . Kox, z . n. m . - Hy, die in een schip voor de mansehaps kookt . Spreekwijze : Die den K- bedilt moet het roolegat nit (die 't week bedilt van zijn meerderen, krijgt slechten dank) . Ads K- en botteiier faem kijft, Weet Janmaat waar de baler blijft.
KOKER, z . n . m . -- Buis, waar de mast in kleine vaartuigen in vast staat . Zie Mastkoker, Kardoesekolcer . KOKSMAAT, z . n . m . -- Knaap, die den Kok tot behulp strekt. KOKSPOMP, z . n . v . - Pomp van het vaatwerk. KOLDERGAT, z . n, o . -- Verouderde benaming van het Gat, waardoor de kap van het roer gnat . KOLDERSTOK, z . n . m . of Kalderstok . (veroud .) Greep van de roerpen . KOLK, z . n, v . -- Letterlijk „kuil, diepte," van hier : vergaderplaats, 't zij van rich, als de K onder den haard, 't zij van water, als de BrouwersK- to Haarlem, 't zij van goederen, als K- (Tjalkschip, in Friesland gebruikelijk) 't zij voor wieling, draaijing . KOLSEM, z . n. m . KolzwUn of Zaadhout . _ Tegenkiel, die binnen in 't schip komt . KOM, z . n, v . _ Water, en in 't byzonder stilstaand water, dal random door land is ingesloten, 't zij door de natuur, 't zij door mensehenarbeid . Men zegt echter ook : De rivier vaunt to dier pleats een K- (neemt de gedaante eeuer K aan), zoodat men geen afstroomend water, maar een afgesloten vijver meent to zien : als de Rijn by St. Goar, de Vecht by Nieuwer,luis . KOMBAARS, z . n, v . -- Zoo noemt men aan booed de grove wollen dekens, ook in 't algemeen de dekens, waarin de visschers omen zeedorpen aan board slapen . Ook wordt het wel eens voor liangmat gebezigd, als b . v . in de velgende Spreekwijze : fly is al lanrg in een K- genaaid (by is al lang flood), (omdat wie op 't schip sterft, in zijn hangmat genaaid en over board gezet worth) . KoMBOF, z . n . n . - Vuurhaard, van 't Ital . conzbaChio, en dus 't zelfde als kajuit, welk laatste wooed echter een meer edele beteekenis heeft verkregen . Spreekwijze : 't Kookt als in ten K- (omdat in een stookplaats op een klein vaartuig de rook meermalen naar beneden slant) .
z . n . V . van 't Lat . Combustio . - Op groote schepen is die onder den bak, op kleinere op het dek . 't Woord words dikwijls met Konzbof verwisseld . Spreekwijze : A's 't wait kruipt by in de K (by is eeu zoetwaterzeeman, een bloodaart) . KOMEN, o . W . Boven den wind, by-de-wind A , aan-de-wind K- . Den wind
KOMBUIS,
to haven K- . my. of Komnialiewant. - Al wat tot schaftgerij aan board behoort, als voiken, lepels, gotten, pannen, enz . KOMMALIEWANT, Z, n . 0 . - IS 'tmeer gebruikelijke woord . Zie Komnialiebehoefte . KOMMANDANT, z, n in -- Gezachvoerder, 't zij over een smaldeel, 't zij over een haven of inrichting . KOMMANDEUR, z . n . m . -- Kapitein vaal den breeden w mpel, oak Standerkapitein, volgt in rang op den Schout-by-nacht en voert een stander in top . KOMMANno, z . n, o . - Bevel, orde . KOMnIISSARIS, z . n . m. -- Hy, aan wien eenige opdracht of kommissie gegeven is, doorgaands tot bet uitoefenen van eenig opgelegd toezicht . Zoo had men by ons vroeger K-sen van Zeezaken (die bet toezicht ha :lden over bet zeewezen) . K- by een veer (die aangesteld is omm de verzonderr goederen of brieyen aan to teekenen, de klachten der passagiers aan to hooren, enz) . KOMMISSARISHUISJEN, z, n, o . - Kantoortjen, nevens bet veer, waar de Kommissarrs in gezeten is . Ko rivo ooie, z n . m . - Engelsche hemming voor Schout-by-nacht, Kommandeur van den breeden wimpel . KoMPANJE, z . n . v, zie Kampanje . - 'tWoord werd oiidtijds oak gebruikt voor pakhuis, magazijn, in 't byzonder der Amiraliteiten . Spreekwijze : 't JVas een sobere K- ('t onthaal was schraal) . KOMPANJEMEESTER, z . Ii . m . (veroud.) - Verbastering van Kompagnie-n nester : main van den Equipaadjemeester op de were en der kompagnie . h OMPAS, z, n . o . van 't Ital . Coinpasso, 't welk een in streken afgedeelden cirkel beteekent . Het K is een schijf van bordpapier of andere zelfstaodigheid, waarop al de windstreken zijn afgeteekend, en uit welks mild n een met zeilsteen bestreken wijzer altijd naar bet noorden draait . J7erkecrd K- (sic Ilanykompas) . .Doorsc1 mend K- (woarvan do letters en streken van achteren vcrlicht w o rden) . MiswijzendK- .. (zie Miswjzer) . Dc wiiid Reef t hetK-rondyewaaid (de wind heeft gewaaid met alle streken die op bet kompas stain opgeteekend) . Spreekwijze : Op dat K-- may men veilt;q zeilen (aan die leiding mag men zieb veilig toevertrouwen) . Zjii K- is verdraaid (by is van de wijs) . Zjn K- is van de pen (by is drunken : - omdat een K-, dat van de pen is, onbrnikbaar is) . KOMPASBEUGEL, z . n . m . -- Naam van twee koncentrische ringen, dienende om bet Kompas in to hangen . Zy zijn van koper en loshangend by wijze van een schommel, om het Kompas, in weerwil van bet slingeren van bet schip, altijd in evenwicht en waterpas to houden . De K- wordt nit dien hoofdeook Wieggenoemd .
KOMMALIEBEHOEFTEN, Z . n . V .
112 KoMPAsvoos, z . n .
KOM .--KON . V. - Doos of bus, waarin het Kompas besloten is .
KOMPASKWARTIER, z . n . v . -
V ierde deel van een Kompas .
KOMPASLAMP, z, n . v . - Lamp, die het Kompas verlicht . KOMPASNAALD, z . n . v. - Zie Naald . KoMPASROOS, z. n . v . --
Schijf van kaarteblad, waarop de 32 windstreken zijn
afgebeeld en waarover de Kompasnaald draait . KoMPOz1Tn sPIJKERS, z . nfl m. my . -- Deze zijn voornamelijk van koper en komen met de timmerspijkers in vorm overeen : men heeft er van 0,41 tot tot 0,103 en zelfs kleineren . KoNDWACHTER, z . n . m, of Kouswachter . _ 1° . (Veroud.) Langw erpige klamp, later rond schijfjen, waar de blinde schenkel werd doorgehaald, en Staykous of Doodshoofd genoemd . Zie aid . 2 Het touw, dat aan den sleper, waaraan de sloepen liggen, is vastgemaakt en client om ze dichter aan boord to halen . KONING, z . n, m . - Staander, as . De K- van een spit . De K- van het Roer . KONSIGNATARIS, z, n . m . -- De persoon, aan wien een vaartuig is beschreven, 't zij om het to onttakelen of weder in zee to brengen,'t zij om er de goederen tilt to lichten, op to slaan of to verkoopen . KONSIGNATIE, z. II . v . - Verpanding, in-bewaar-geeing. Die yoederen liyyen char in K- (in bewaring) . Zy zjn by N. in K-.-. KONSIGNEERI N, b, w. - Opzenden, ter bewaring of verkoop toevertrouwen . Len schip K- (het in handen van een bevrachter stellen) . Hy heeft de yoederen, die aan hem Gekonsiyneerd warm, niet willen ontfanyen . KONSTABEL, z, n. m . of Konstapel. -
Opzichter van het gesehut . Onderkonstabel . KONSTABELSKAMER, z . n . v. - Het aehterste gedeelte van bet tusschendeks : char logeeren de kadets en de stuurlieden ; achter in is aan stuurboord een but v oor een officier : aan bakboord een voor den opperstuurman . KONSTRUCTIE, z . n . v . - Zie Aanbouw, Scheepsbouw, Bouw . KONSUL, z . n . m . - Ambtenaar, in 't Buitenland aangesteld om er den handel en de zeevaart zijner natie to beschermen, de noodige bewijsstukken to legalizeeren, enz . enz . K-Generaal. Vice-K-. KONSULAAT, z. n . o . of Konsulschap . - 1 o . Betrekking van Konsul . 2° . Woning, hantoor van den Konsul . KONTJENS, z . n. 0 . mv . - Thands in gebruik voor komen . 't Is 't zelfde woord, KoNSTABELMAAT, z . n . m. -
maar verkleind, en staat dus voor Kointjens. KONTRAMARSCH, z . n . m . - Beweging, waardoor onderscheidene schepen eener
oorlogsvloot, de linie, waarcp zy geplaatst warm, verlaten, om zich achtereenvolgends op een nieuwe linie to stellen . (In den K door-de-wind yaan (wanneer men met den wind van vorm die beweging doet) . In den K- loopen (wanneer men dit met den wind van achter doet) . KONTRA-OBSERVATIE, z . n. o . -- Tweede op- of waarneming, strekkeiide om de juistheid eener vroeger genomene na to gaan . KONTRA-oRDE, z, n . v. Bevel, waardoor een vroeger last herroepen wordt .
KUN--KOP .
113
z . n . o . -- Vlaggetjen, tat gehesehen worth om aan to toonen, tat men het sein van den Amiraal heeft gezien en hegrepen . By nacht gebruikt men daartoe een lantaren . KONVOOI, z, n, o . -- 1° . Schip of vloot, die onder geleide van een of meer gewapende vaartuigen vaart. De wakkere verdediging van den bevelvoerder ga f geleKONTRA-snIN,
genheid aan lief K om to ontvlucliten .
2°. Hut geleide zelf. Die schepen varen onder K- . (onder geleide) . 3° . In 't my . Ken en Licenten (veroud .), rechten op vervoer, in- en uitvoer . KONVOOIBRIEF, z, n, m . -- Brief, dien de Kommandant van 't Konvooi geeft aan de schepen, welke by to geleiden heeft . KONVOOILINIE, z, n, v . - Lijn, waarin de schepen van 't Konvooi zich stellen moeten, om onder de beseherming van het geleidesehip to blijven . Kooi, z, n, v. - Slaapstede aan boord, aldus genoemd, omdat zy even als vogelKen boven en mast elkander tegen den wand vastzitten . Ook voor hangmat en slaapstede is 't algemeen . Near K gaan (near bed gaan) . Spreekwijze : De K- lek varen (een onvoordeelige, schadelUke rein doen) . De schipper heeft de K lek gevaren (hy is ontschipperd) . Te K- kruipen, T%oor good near K goon (sterven, waarvan HUYGHENS in zyn Scheepspraat op 't overlijden van Prins Maurits altos : Mouringh was Ie koy ekropen En den endeloosen sleep had zijn wader oogh besloopen, En den Leeuw gemaeckt tot ~Schaep.)
KOOKEN, 0 . W .
---
Wordt de zee gezegd to doers, wanneer zy zich bruiSehende
verheft . z, n . m. of Koopvaardyschip . - Schip, tat ter Koopvaart is uitgerust . bw . - Tot de Koopvaart . T-K--- uitgerust - wortt van een schip gezegd, om het van een oodogsvaartuig to onderscheiden . KOOPVAARDYSCHIP, Z . n . 0 . -- Zie Koopvaarder. KOOPVAARDYVLOOT, z . n . m . -- Verzameling van Koopvaarders . KOORD, Z . n . v. en o . -- Lijn, touw. KOORDAADJE, z, n, v . (veroud.) - Alle snort van touwwerk. KOOT, z . n . v . - Kooi of kot van den stuurman eener haringbuis . Kop, z, n . m . - Het bovenste of voorste . De K-- van de spit . De K- van Izet roer. Met den K- op de zee zeilen (den voorsteven aan de golf en bieden) . Wy liepen hem met den K- in de zijde (ons schip voer met zijn voorsteven but andere dwars in but boord) . KoPBOUT, z, n . - 1 0 . Zware ring, boven elke geschutpoort der onderbattery geplaatst . 2 °. Spent- of NaaiB-- . Bout, dienende om de deelen van een, affuit aan elkander to verbinden . Platte, ronde, vierkante K-en . Met koperen platen beleggen, 't Been ten opzichte van KoPEREN, b . w. KOOPVAARDER,
KOOPVAARDY (TER),
IJ
114
KOP
KOU .
schepen geschiedt om de aangroeijing van schelpen en weekdieren of te weeren . Len Gekoperd f regatschip . KOPHOUTJEN, z . n . o . - Hotttjen, dat de lijken van een kluiver tegenhoudt . KOPPELBLAD, z. n . o . -- Rechthoekige parallelogram op een blad papier afgeteekend en afgedeeld in kleine gelijke vierkanten, door middel van evenwijdige lijnen, die noord en zuid of oost en west loopen . Op dit Blad vindt men onderscheiden boven, die hun gemeenschappelijk middelpunt hebben in den top van een der hoeken . Een en antler strekt tot bepaling zoo na mogelijk van den afgelegden weg in lengte en breedte, wanneer men bevorens weet hoe veel weeps men heeft afgelegd en in welke richting . KOPPELEN, 0. W . - Koppelkoers berekenen ; d . i ., uit de gedurende het etmaal gezeilde koersen en snelheid van vaart, de gegeven breedte verkrijgen . KOPPELBOUTEN, z, n . m . my ., 1Vaai- of SpantB-en . - Bouten, die, van achtkante staven afgehakt, aan het eene einde een geringe ronding verkrijgen, en dienen om de twee rijen inhouten van hetzelfde spant to verbinden . KOPPELKOMPAS, z, n . 0 . of Uurbord. - Houten schijf, van een handvatsel voorzien, en waarop de 32 windstreken zijn afgebeeld . Boven elke windstreek zijn 8 gaatjens geboord om de 8 halve uren van een wacht to verbeelden . Elk half uur shat de voorganger een pen in boven de windstreek, waaronder by gestuurd heeft . Het uurbord, alzoo met den afloop der wacht van 8 pennen voorzien, dient den roerganger om den weg op to teekenen, dien het vaartuig gehouden heeft . KOPPELSTUK, z, n . o . -- Derde Stuk of laatste schaal, die op een balk wordt ingelaten om dien volledig to makers . KOPPEN, z, n . m . -- 1 0 . Verhevenheden, gevormd door 't zeesehuim, die zich boven de baren vertoonen, waar sterke branding gaat . 2° . Uitspringende gedeelten van zware of donderwolken . 3 ° . Manners, personen . Dat vaartuig was met vijftig K bemand (had vijftig man aan boord) . KOPRAND, z . n . m . - Deel van de galery. KOPSTUK, z . n . o . -- I)eel van de galery of buiten-betimmering . KoPTOUW, z, n, o. - Touw, waarmede het hoofd van een kanon aan het scheepsboord wordt vastgesjord . KORTEN, b . w . -- In den zin van ,,inhalers, verminderen" . Fen touw K . KoRT-JAN, z, n, o . -- Zahmes . Zy haalden K voor den day (zy trokken hun mes) . Daar Jan of Janmaat de algemeene benaming is voor ,,matrons", zoo is door K- het korte zijdgeweer, dat de matrons draagt, aangeduid geworden . Zie echter BILD . Gesl. in v. KORTOIIW. - Zie Kartouw . KORVET, z, n. vt - Lands oorlogsvaartuig, dat in rang volgt op een fregat . StoomK--, KuilK (die een bak en halfdek heeft) . GladdeksK- (die peen halfdek heeft) . KOT, z . n. v. - Hut of slaapplaats under de bak . Kou, z, n . v. -- (voor KouDE) Wind . Het waait een stijve K (een frissche wind) .
KUU
KRA .
115
KOUBEITEL, z, n. m . - Beitel, bekwaam om gaten to maker in yzer dat koud is .
Kous, z, n . v . -- 1° . Koperen of yzeren ring, die de lus of het oog, die in 't touw zijn gesplitst, open houden . De K van 't touw (de binnenste, eerste bocht van het opgeschoten ankertouw) . Spreekwijze : In de K- van 't touw kruipen (omlaag, wegloopen, zijn post verlaten, zich lafhartig gedragen) . 20. (Veroud .) Zeeuwsche uitdrukking, voor : Mislukte refs . Een K- varen (een refs doer met verlies) . Hiermede staat wellicht in verband de Spreekwijze : Met de K op het hoofd terugkeeren (met schade en schande terugkeeren) . KOUSWACHTER, z . n . m . - Zie Kondwachter . KRAAL, z . n, v. - Omwindsel van geteerd prezenning doek, zoo gelijk met het dek as aan den top, om den mast geslagen . KRAAL, z, n, m . - Soort van Noorsch vaartuig. KRAAIENEST, z . n, o . --- Ton, vat of antler voorwerp van dien aart, dat, aan den masttop van een Poolzeevaarder bevestigd, tot besehutting van den uitkijk diem . KRAAIER., z . n . m . -- Vaartuig, by onze voorouders in gebruik, en de Oostzee bevarende . KRAAK, z. n . v. - Van 't Spaansch caraca . Spaansch of Portugeesch lastschip, dat zeer zwaar en hoog nit bet water plash gebouwd to wezen . Van deze schepen werden gedurende den tachtigjarigen oorlog vele door de onzen veroverd, en char zy dikwijls Oost-Indische waren en, order anderen, uitmuntend porcelein vervoerden, verkreeg dit buitgemaakte porcelein den naam van K-porcelein. Tegenwoordig zijn de K-en kleiner dan voorheen en alleen op de binnenwateren in gebruik . VoNDEL in zijn Lof der Zeevaart, neemt h:--eenvoudig voor ,,schip", waar by zegt : Dit alles aengemerekt staet t'evenaren of Mijn kraeek niet evenaert met eenigh keizershof .
KRAALLIJN, z, n, v . - Lijn, waaraan houten kralen geregen zijn en die, om
den mast aan de klaauw van den gaffel vastgemaakt, dient om deze by het ophijschen of strijken tegen den mast to houden . KRAALRAND, z . nfl m ., Schrilcrollen of rolrand, - Roller, in de klampen van den kaapstander geplaatst, om de werking to bevorderen . KRAALSCH AAF, z, n . m . - Soort van hole schaaf, dienende om voorwerpen een afgeronden rand to geven . KRAAK, z . n . v . - Groot schuins oploopend werktuig, naar zijn vorm aldus genoemd en dienende om zware lasten op to hijschen, KRAANBALK, z, n . m . - Twee groote uitspringende vierkante balken, eon aan stuur- en een aan bakboordszUde op den boeg geplaatst, en dienende om hot anker aan to hanger .
116
KRA
KRUE .
KRAANKIND, z . n . o . - Arbeider aan de Kraan . KRAANMEESTER, z . n . m .
- Opziener van de Kraan . -- Soort van vischschuit, waarsehijnlijk gebezigd om krabben, nesters en garnalen to vangen, en daarna geheeten
KRABBER, z . n . m . (veroud .)
Ick laet de Buijsen staen, de Krabbers en de Booten, Die om den Visch-vangh nosh op 't zoete water vlooten .
zegt VONDEL, KRACHT (MET),
riemen) . M-
Lofs. op de Scheepv . bw. -- M- K- van riemen (door hot krachtig bezigen der K- van zeilen (door zoo vole zeilen mogelijk by to zetten) .
KRAKEN, o, w . -- Wordt van een schip gezegd, wanneer, ten gevolge der he-
vigheid van wind of zee, de deelen van de betimmering tegen elkander schuren : ook van een mast of ra, die, zonder gebroken to zijn, niet moor hun vorige stevigheid bezitten . KRAM, z, n, v. - 't Woord beteekent „grijping, oinklemming," even als de meeste
woorden die met kr aanvangen, als „krijgen, krabben, krib," enz . Een K- bestaat uit twee evenwijdig gestelde, gelijke yzeren of koperen spijkers, aan hun boveneind rechthoekig of met een bocht to samen verbonden . KRANS, z, n. v . --- Geteerd ringvormig touw . KRAPGESLAGEN, b . n . - Stijf ineengedraaid. K tou'w . KRAPSCHUITSGEWIJZE, bw . -- Met de planken schuin ; over elkander, (of op de
hoedanig onze vaartuigen oudwijze als men thands „met klinkwerk" hoot) tijds warm ingericht . KRASSER, z. n . m . - Yzeren schaft, vastgeooldeerd aan twee armen, op hun uiteinde gescherpt en spiraalvormig ineengedraaid, zoodat de punten vlak tegen elkander over staan . De K- client om vuurmonden to ontladen . K- op den wisschertcals (die bestemd is, om, na hot losses van hot stuk, de kardoesbodems, die er in gebleven zijn, or nit to trekken) . KREEK, z. n, v . - Kleine inham aan eon kust, en waarin vaartuigen van middelbare grootte kunnen ankeren . KRENGEN, o. w. -- Eon schip overzijde hales, door ballast of geschut naar een kant to brengen, ten einde iets buiten boord schoon to makes of to herstellen . Hy kreeg een schot onder water en moest K=- . 't Woord is van Kreng, omdat een flood lichaam, of kreng, in 't water geworpen, altijd op zijde ligt . KRIEL, z . II . m . -- Vischben of mand, die op den rug gedragen wordt . De benaming is meest gebruikelijk in onze zeedorpen . KRIKKEMIK, z. n . m . - Werktuig van drie pales, die op den grond gezet wor-
den, onder wijd van elkander dock boven in eon punt toeloopende, waar men bloks in hangt om zware balken op to winden en to heffen . KRIMP . z . n . o . - Bekrirnping . Spreekwijze : baar is nog gees K (daar is nog gees gebrek) . KRIMPEN, o . w . - Woort do wind gezegd to does, als by minder ruim wordt, d . i . minder toelaat om koers to zeilen. 't Is van Krimp (gebrek). Vereering, welke de Reeder of Schipper plash to KROEG, z, n, v . (veroud .)
KRO KIWI.
117
geven, als een schip voltooid was, en boor welk geld, gelijk WINSCHOTEN zich uitdrukt, „gemeenlijk geen land gekocht wend" . KRO~41nouT, Z. II . o . - lout, dat een natuurlijke kromming heeft . Spreekwijze : Men kan alle K-en niet recht maker (men kan alles niet verbeteren) . KROMMEN, b . w . - Krom buigen, krom slaan . Spreekwijze : Het moet vroeg K-, dat haken zal (men moet zich vroeg leeren buigen, om wat to verkrijgen) . KROMMER, z . n . m ., 't zelfde als Kromhout . -- K- zonder wan of knoesten (die volkomen gaaf is) . KROMSTEVEN, Z . n . m . - Vaartuig met een gebogen steven . De naam van K-werd oudtijds gegeven aan een bepaalde snort van schepen, breed van voren, hoog op den boeg en met veel hout voor scheen, die op de Maas voeren . Spreekwijze : Hy is een echte K-- (hy is een vreenideling, die onze taal niet goed kan uitspreken : omdat zijn tong - by een steven vergeleken - krom slaat . KROMWULF, z . n . m . - Wulf achter aan bet schip . Zie Wulf. KRONOMETER, Z . II . m, of Ti7dmeter . Snort van uurwerk, dienende aan boord, om zich van den juisten tijd to vergewissen en door vergelij king den koers to bepalen . KROONBALK, z. II . m. - Bovenste Balk tussehen de hekstukken, tot potdeksel van het hek dienende . KROPWANGEN, Z . n . v. mv. Zie Boegband. - Zy zijn aldus genoemd naar het zwellend vooruitsprirgen, waardoor zy als 't ware de wangen van het vaartuig uitmaken . KRUIDLEZER, z . II. m . (veroud .) - Geemployeerde by de 0 . I. Maatschappy, die de kruideryen sorteerde . KRUIEN, o. W. -- Wordt het ijs gezegd to doer, als het in de rivieren begirt los to raken en met over elkander gestapelde schotsen in beweging to komen . 't Is eigenlijk de stroom, die 't ijs voortkruit . KRUIMELINGEN, Z . II . V . my . -- Overschot van Kruimels der ingescheepte beschuit . KRUISBRAS, ,Ra, Steng, enz . - Bras, Ra, Steng enz, van den bezaansmast . KRUISEN, o . W . -- lo . Zich in een bepaalde streek der zee been en weder begeven, om aldaar de schepen of to wachten, welke men moet beschermen, bystaan of aanvallen . Door tegenwind K (op en neder zeilen, zonder van koers to veranderen, in afwachting vale gunstiger wind) . 2° . Een voorwerp Kruiswijze voorbygaan . Deze touwen K--- elkander . KRUISER, z . n . m . - l° . Kruisend schip . 2 0 . De gezachvoerder van zoodanig schip . KRUISnouT, z . n . o . - la. Belegbalk der stijlen en knechten. 20 . Hout tot belegging van schoten, halzen en onderbrassen . KRUISING, z . n . v . - End lijn, waarmede twee touwen zoo stevig aan elkander verbonden zijn, dat zy niet van elkander kunnen losraken nosh verschuiven . KRUISKLAMP, z . n . V . - Zle Klanzp . KRUISKLAMPLASCH, z . n . in. .-- Zasch, die nit twee Haaklasschen in tegengestelde richting bestaa .t.
118
KRUI --KUI.
KRUISPEILING, z, n . V . --- Veiling vats twee, op een afstand van elkander staande,
voorwerpen, b . v, den toren in het N . 0, t . W . peilende en de vuurbaa,k in het N . W . t . W. bepaalt men de plaats waar men zich bevindt . KRUISPOORT, z . n. o . (veroud .) - Achtergeschutpoort in de Konstabelkamer . KRUISPOST, z, n. m . - Uitgestrektheid der zee, waar men Kruisen gaat . Er zijn
zes selzeprn op den K- to Malta . z, n . V . (veroud .) Kneppelkogels .
KRUISSCHERP,
KRUISVERBAND, z, n . o .
Verbinding tot versterking van cen getimmerte Kruiswijze aangebracht . KRUISZEIL, z . n . o . Het middelste zeil van den bezaansmast. KRUIT, z . n . 0 . - Zie Buskruit. KRUITB00T, z . n . v . - Vaartuig, bestemd om het Krait aan of van boord to brengen. KRUITDISSEL, z . n, m. - Metalen-dissel, in de Kruitkamer, voor de eaten in gebruik . KRUITHOORN, z . n . m . - Lange hoorn, van boven met een plat deksel gesloten, en dienende tot bewaring van bet Buskruit, dat op het laadgat gedaan wordt . KRUITKAMER, z . n . m . - Rechthoekig, afgezonderd v ertl ek in hot voor- en in hot achterruim der schepen, waar bet Buskruit in bewaard wordt . KRUITLANTAREN, z, n . V . - Koperen Lantaren, die in het schot van de Kruitkamer staat en achter dat schot wordt aangestoken . KRUITLEPEL, z . n. m . - Kleine blikken of koperen scheplepel, die de mast van bet kaliber houdt en waarvan de Kanonniers zich bedienen om Kruit in de kardoezen to doers . KRIIITMAAT, z . n . V. -- Koperen mast, welker inhoud berekend is het gewicht to bevatten der lading voor een geweer of stuk geschut van eon bepaald kaliber . KRUITTRECHTER, z . n . m . -- Koperen Tre ~hter, waar men het Kruit last doorloopen . KRUITTON, z, n, v . of Kruitvat. - Vat of Ton, dienende om Kruit to bewaren . KRUITVAT, z, n . 0 . - Zie Kruitton . KItrrITZEIL, z. n . o . -- Zeil, dat over het dek (vloer) van de Kruitkamer ligt . KRUL, z, n . V . (veroud .) - Ombuiging van hot galjoen . KRIJG, z . n . m. -- Oorlog, gevecht . ZeeK, Wa,terK. KRIJGEN, b . w . -- Bekomen . Het in den wind K- (tegenwind bekomen) . De loef van hens K- . 7.waar weer K- . KRIJGSRAAD, z, n . m . -- Vergadering der Hoofdofficieren eener vloot, om to heraadslagen, welko party men in eon gegeven omstandigheid to kiezen heeft . 2° . Rechtbank van Zeeofficieren, die byeenkomt wanneer or een misdrijf heeft plants gehad aan boord van eon Lands-vaartuig . KRIJGSVOORRAAD, z . n . m . -- Voorraad van krijgsbehoeften . KUBBOOT, z, n . v . - Boot of schuit, waarmede de visschers van Markers en andere zeeplaatsjens aal gaan vissehen . Zy wordt aldus genoemd naar de Kub of Kubbe, een snort van fuik . Kuit,, z . n . m . -- 1)at gedeelte van bet schip, 't welk van onder hot halfdek of
KUI--KWA .
119
onder de loopplanken tot onder den bak loopt . Een diepen K-, veal boord hebben (wordt gezegd van een vaartuig, walks reehout meer dan 1 .5 el hoog is) . Dit schip is zonderK--, hat is een gladdeks schip (wanneer hot reehout niet meer of weinig meer dan een el boven hat dek opstaat) . KUILDEK, z, n . o . - Dek, dat in zijn lengte gebroken is . Zie heL KUILKORVET, z . U . V. - Korvet van 28 stukken . Korvet met opper- en kuildek . KUILSCHIP, z . n . o . -- Schip, waarin een Kuil is . KUNSTKNIE, z, n . v . -- Knie, die niet nit een stuk gewassen is, maar waarvan lijf en tak nit afzonderlijke stukken zijn saetngesteld, met yzeren plaatknieen vereenigd . Smalle en lange roeischuit zonder dek, welke de JaKUSIFORATE, z . n . V . paneezen tot de watervischvangst gebruiken . KUST, z . n . v. - Strook lands langs de zee . Steile K-, Lage K , Schoone K (langs welke de zee een groote diepte blijft behouden en niet met rotsen of klippen bezet is) . Voile K- (die gevaarlijk is) . KUSTVAARDER, z, n, m . -- Vaartuig, dat zich by de kustvaart bepaalt. KUSTVAART, z . n . V . •- Vaart lands de kust, van kaap tot kaap, van haven tot haven . De bepalingen aangaande de K- zijn to vinden in art . 176 der Alg. wet van 26 Aug . 1822 . KUSTWACHTER, z . II . m . - Vaartuig, dat de kust bewaakt . KWADRAAT, z, n. o . -- Werktuig, gebezigd om aan de spil van een stuk geschut de richting to geven, die hat schot vereischt . KWART, z, n . o . -- 1° . By hat uitbetalen aan boord van een oorlogsschip, wit om de drie maanden gebeurt, krijgt een matrons hot vierde gedeelte van zijn traktement ; terwijl hat overige door hot Gouvernement voor hem bewaard wordt tot aan hat erode van zijn diensttijd . Als de tijd nadert, waarop hat K- betaald wordt, is de matrons onrustig, en, heeft by bet geld op zak, lastig, tot dat hat wear verteerd is ; wanneer men met hen doen kan wit men wil . 2 ° . Wacht, verdeeling van 't etinaal . K- slain . 's Naehts als hat laatste kwartier ours van de wacht genaderd is wordt er een slag aan de bel gedaan en hat kwartier opgepord, dat de wacht moat aflossen . Dan wrijven zy, die op wacht zijn en naar hen kooi verlangen, de handen, en denken : „hat K- heeft geslagen : de wacht is op een nor na gevild" . Vroeger was bet een algemeen gebruik, dat een der gasten alsdan hat K-lied tong, by hat erode waarvan de vervangende wacht op hat dek moest stain . Dit K-lied luidde zeer deftig, als men nit bet navolgende fragment kan oordeelen :
Zoo raakt ge niet over de fokkeschoot ; Want Kale die sloeg Abel dood, Al met een kakebeen bequaam, Reis gait Kwartier in Codes naam . KWARTIER, z, n. o . - Wacht : de helft der manschap, die beurtelings de wacht
12()
IOWA--LAB .
heeft en verdeeld wordt in stnurboords- en bakboordsK- . Van char bet lied, dat 's avonds by 't wacht opzetten door den Provoost wordt opgedreund : $tuurboords kwartier heeft de eerste wacht, God ierleene haar goeden nacht .
Vroeger heetten zy Prinsen- en Graaf Vlaurits kwartier . KWARTIERMEESTER, z . n . m . -- Jongste Onderofficier : ieder K- heeft het be-
stuur over eene der sloepen . KWARTIERVOLK, z, n . o .
- Het gedeelte der manschap, dat tot een Kwartier
behoort. KWARTSLANG, z, n . v. (veroud .)
- Soort van gescbut .
KWAST, z . n . v . - lo. Soort van dik penceel, waarmede men teert, of den teer
uitstrijkt op een blok, touw, op de buitenhuid . Spreekwijze : Hy loopt met de TeerK (hy is een plnimstrijker, een vleier) . 20 . Knoop in een stuk hoot .
Zundgat . z, n . m . - Zie Ruzmnaald. z . n . V . - lo. (veroud .) Zog, Kielwatcr.
LAADGAT, z . n, o . - Zie LAADPRIEM, LAAG, 20 .
De stukken geschut, die op dezelfde rij geplaatst zijn .
Bovenste Ge-
schutL-, Onderste GeschutL- . 30 . De schoten, nit de op een rij geplaatste stukken gelijktijdig gelost .
De
voile L- yeven (uit al de stukken, die zich aan eene zijde bevinden, tevens schieten) . Hy laeeft een geduchte L- ontfangen (hy is hevig beschoten) . Spreekwijze : lemand de voile L eleven (hem geducht de waarheid zeggen : ook : hem row bejegenen) . LAARS, z . n . v. - End dag, waarmede men iemand afstraft .
-- De schepelingen met een end dag op de natte broek kastijden . Volgends BILD . op Laars zoo 't woord oorspronkelijk Leerzen zijn en beteekenen „met lederen riemen slaan" . Doch KILIAAN stelt leersen synonium met BOT-AERSEN (met schoenen of laarzen slaan) . L ABBER, b . n . - Lui, flaauw, naar . LABBEREN, o . w . - Fladderen, wapperen, wordt vale een zeil gezegd . LABBERKOELTE, z, n . v. - Flaauwe wind, waarby de zeilen niet gespannen LAARZEN, b . w .
staan,' maar ailedn labberen en fladderen . Naam van eene der sloepen . LABBERLOTTIG, b . n . - Zie Belabberd. LABZALVEN, b. w. - Zie Lapzalven . LABBERLOT, z . n . v .
LAD--LAN .
121
LADDER, z, n . m . - Samenstelling van planken of van tones, waarmede men opof afstijgt . TouwL-, ScheepsL LADEN, b . w . - Vullen, van zijn lading voorz en : en dus, zoowel met betrek-
king tot de goederen, die in bet schip, ads tot bet kruit en loud, die in hot gesehut gebracht worden . Het schip is Geladen (heeft zijn lading ontfangen) . De goederen zrjn Geladen (zijn hinnen boord gebracht) . De kanonnen zijn Geladen (zijn gereed geniaakt om afgesehoten to worden) . Zie de bepalingen omtrent hot Laden en Lossen in do Alg . wet van `a6 Aug . 1822, Hoofdst . XIV, arts . 127--152 . Spreekwijze : Ik lieb Geladen waar ii: nice over nnoet (ik hob my cen ongegemak, cen kwelling op den hats gehaald, die my zal byblijven) . LADING, z . n . v . -- 10 . De waren, goederen, koopmanschappen, enz, wedke in cen vaartuig worden overgevoerd . In L-- liggen (wordt cen schip gezegd to doen, als hot klaar ligt om ingeladen to worden) . L- stulegoederen, L- stootgoederen . Wanneer de morgenstnr cal rzjzen., Zal 't licit de rf 1ce lading wijzen .
vaN
HAnEN,
de Geuzen .
De dracht kruit, die cen vunrwapen vereisebt . De hoeveelheid kruit, kogel of kogels, enz, die to samen genomen in cen vuurmond gebracht wordt. 40 . De daad zelve van bet Laden (Gezwinde L-, L- in 4, in 11 tempoos), LAGERWAL, z . n . m . -- De never, waar de wind op stoat en alzoo hot tegenovergestelde van Opperwal of Oppert. Spreekwijze : Ann L--- zitten, roan L- zijn (zich in slechte omstandigheden bevinden : - omdat cen vaartuig, 't wellk aan L-- ligt, geen beschutting van de landzij hebbende, aan den wind is blootgesteld en dikwijls gevaar loopt van stranden) . LAKEN, z . n . o . (veroud .) - Oneig. voor Zeil . Voor hot L -- goon (voor-dewind zeilen) . LAMPION, z . n . o . -- Blikken ring, waar binnen de pit gevat is, wier licit hct kompas beschijnt. LAND, z . n . o . -- Ten opzichte van den zeeman, ai wat goon water is . Bonevoid L- (vat men niet good onderscheiden loan) . Grout L- (hot caste L met betrekking tot eon Eiland, of eon grout Eiland met betrekking tot cen kleiner) . Gesloten L-- (Landpunten of Eilanden, tnsschcn welke men niet doorheen kan zien, zoodat zy met elkander verward worden) . Hakkelig L (waarvan bet bovenste gedeelte zich dor en heuvelachtig voordoet) . Hong .L--(dat zich hoog boven de zee verheft) . Verkenrbaar L- (dot licit to kennon volt) . Vast L- (dot tot hot caste L-- behoort) . L- dot ontvalt, (kust, die zich naar de regels dor perspectief langzamerhand schijnt to verwUderen) . L-- zien, L- hebben (in de nabyheid van hot L- zijn) . Daar is L--! L vooruit! L L-- in lidt gezicht! .L- to Ioefwaarls! L- aan stuur20 . 30 .
16
122
LAN.
boord! L-- kraanbalksgewijze to loefwaarts! L-- dwars over bakboord I eiiz . (uitroepen, door den uitkijk gedaan) . Over L- zeilen (veroud .), (zeilen, waar men near de gissing gemeend had L--- to moeten vinden, ofschoon men er ver van verwijderd is) . Zie Boterland. Spreekwijze : Ik zie L- (de bak is byna ledig, ik zie den boom) . L- voor den bak slam (aannemen, alleen den bak ledig to eten .)
Dear sic ik L- voor (dat is voor my Er is goon L- met hem to brzeilen (er
alleen .) is goon middel om met hem to recht
to komen) .
Het zal hier op hot L-- waaien (dear is wet kwaads naby) . Hy ken wel zien, hoe na by L- (hoe hot met een zaak gelegen is) . Hy durft niet van L- (by durft bet niet wagon) . Ik hob hot L- (ik bon gemelijk -- als een woman, die zich aan wal verveelt) . Iemand bet L- opjagen (iemand uit zijn humour brengen) . LANDEN, o . w . - Zich aan Land begeven, aan Land komen . Een geschikte pleats one to L- (om aan wad to komen) . De troepen zjn (Jeland (zijn aan land gekomen) . Zoo blinckt de son op 't schoonst, die aanbreeekt nit den damp, Zoo lent de vloot, na storm, gelaAkigst in de haven, VONDEL, Jaw, van 'tStadthuis . LAreDGANGER, z . n . ID . - Een die van scheepsboord zich aan Land begeven heet't . LANDING,
z . n . m . w-- Het aan wal
gaan, byzonder met vyandelijke inzichten .
De L-- der Engeischen in Noord-Holland. Wy konden ons voordeel, niet door zetten by geanis aan L-troepen . LANDINGBOOT, z, n. v . - Boot, waarmede eon Landing verricht wordt . LANDINGSPLAATS, z, n . m . - Plants, bekwaam g,emaakt om or to lenders : ook
eenvoudig de plants waar men geland is, of welke men uitkiest om er to Landen . -- Sehimpnaam, door 't zeevolk aan de Landsoldaten gegeven . LANDMERK, z . n. a . -- Wordt in 't algemeen genomen voor elk vast voorwerp, dat, op bet land staande, door de richting, waarin men hot nit zee bespeurt, dienen kan one in bet vaarwater to blijven, klippen en bankers to mijden, enz . LAN,DONTDEKIUNG, z . n . v. -- t° . Hot Ontdehken van een to voren onbekend Land 2°, Verkenning van land . Op de boogie van Mauritius gekomen, zond de Amiraai
LANDKRAB, z . n . m .
een brik uit op L-. Spreekwijre : Op L
uitclaan (zich van een zaak vergewissen) .
LANDSLOT, z, n . o . (veroud .) --- Haven, die door bergen of hoogten ingesloten,
tegen alle winders besehut ligt. LANDSTREEK, Z, n . V. -- Gewest, landouw . LANDTONG, z . n . v . --
Strook Lands, die als een Tong in zee uitsteekt 1 y
liepen langs eene met boomers begroeide L-- die ons in de rivier bracht . LANDVALLING, z . n . V . (veroud .) - Ontdekking, opdoeming van eenig LANDVERKENNING, z . n . v . -
Land . 1° . Het verkennen, onderzoeken eerier landstreek .
LAN
LAP.
123
2 ° . Men noemt ook L-en zekere merken, als terms, melons, enz ., van welker betrekkelijke plaatsing men den ingang van een stroom of van een haven enz . herkent . Wind, die van hot Land zeewaarts inwaait en op geLANDWIND, z. n . m . zette tijden, gelijk zulks in bergachtige landen zeer gewoon is . b . n . - Door Landziekte of heimwee aangetast ; van hier : langzaam, traag, verveelend . Wy hadden een L--e reis. (wy warm fang onderweg) . Spreekwijze : Len L-e redevoering (die to fang duurt, verveelt) . LANDZIEIiTE, z . n . v . --- lo. Ziekte, aan welke men onderworpen is, wanneer men aan de luchtgesteldheid of leefregel van een vreemd land nog ongewoon is . LANDZIE$IG,
20 . Het heimwee aan boord van onbevaren matrozen, waardoor zy zich moedeloos, traag, verveeld gevoelen, en langzaam aan hot work worden . Het gedeelte van een mortier, van waar LANGEVELD, z . n . o, of Mondstuk . hot topperstuk eindigt tot aan de mending . LANGS, bw . -- Bezijden, voorby . L- een kust heenzeilen (eon kust voorby-
gaan) . Dicht L- den wal loopen . Een schip, een eiland L- zeilen . Lanyslcouten . - Loggers eener helling. LANGSHOUTEN, z . n . V . my . - Zie Lanysdennen . LANGSCIIEEPSCH, b . n . - Van Venn naar achteren . Een L-_ verband (eeu verband, dat zich fangs hot schip uitstrekt) . LANGSZALINGS, z . n, m . my. - Eikenhouten dwarsbalken, twee in getal, aan weerskanten op de ooren der benedenmasten en op de hommers der topmasten geplaatst . LANGSDENNEN, z . P . v . my . of
LANGS ZIJDE,
voorz . voor langs de zzjde van . L
de Argo .
LANING, z . n . v . - Planken brag, overloop . LANSPASSAAT, z . n . m . (veroud .) - De laagste Onderofficier . 't Woord is afge-
leid van 't Ital . lancia spezzata (gebroken of geknotte Inns) . In 't Groot-Placaetboek, D . V. bl . 173, vinden wy in eon opgave van krijgsonkosten den Landtspassaet tusschen den Korporaal en den Tamboer geplaatst. Zie inL YRIES
IVarenar, bl. 109 . z . n . V . - Verschillend in grootte en gebruik . Zie DieveL , GeschutL-, KruitL-, SeinL- . 't Woord wordt ook moor bepaald genomen op
HOOFTS
LANTAARN,
voor de met glazen voorziene kap, waardoor licht in de kajuit gegeven words . -- Hok achter de kruitkamer, waarin de kruitlantaarn words ontstokon . LANTAARNVUUR, z . n. o. -- Vuurbaak, in eon haven geplaatst om de binnenkomende schepen to lichten . LANTAARNSTANDER, z. n . m . -- Stijl of Stander, waar de Lantaarn op rust . LANTIONE, z . n . v. Soort van Sineesche kustgalei, van eon aantal riemen LANTAARNGAT, z . n . o .
voorzien . z . n. v . of Lap tegen den achtersteven . -- 10. Stuk hout, dat tegen den aehterkant des achtorstevens geplaatst is, en dienen moot om voor to komen dat dit deel to veel verzwakt worde door hot inlaten der vingerlingen on hot maken van de messing . 2° . Zeil ; dock meest gebruikelijk in bet m . v . of als diminutief. Zie Lapjen .
LAP,
124
LAP--LAY .
Alle L-pen uithc ngen (alle zeilen byr otters) . Voor de L -pen aJloopen (voor-dewind afloopen) . Spreekwijze : Hy laal hot order de L- hangers (hy verteert veel geld) . LAPJEN, z . n . o . - Zeil jen . De wind is vlak voor 't L- (is voordeelig). Spreekwijze : Flet goat heron voor 't L-- (hot gaat hem voorspoedig) . iemand voor 't L-houden (iemand voor den mal houden : oorspronkelijk ; iemand gebruiken, om er zijn doel merle to bereiken) . LAPPEN, b . w . -- Tijdelijk herstellen . LAPZALVEN, b . w . -- Is eigenlijk: „Lappen met zalf bestrijken," waarom ook een heelmeester spotswijze eeu Lapzalver genoemd words. Als scheepsterm neemt men hot voor : „scheepstnig nazien en teeren". LASCH, z, n, m . - Vereeniging van twee of moor in dezelfde richting loopende stukken, zoo flat hun breedte en dikte onveranderd blijft . Platte L- (wanneer de enden der deelen schuins op elkander sluiten) . Zie HaalcL-. TandL-, enz . LASCHYZER, Z . n . 0 . - Snort van dubbele spijker, voor de deksverbindingen in gebruik . Indiaansche matrons . LASKAAR, z, n . m . LAST, z . n. 0 . - Gewicht van twee ton of 4000 Pond . Dat schip voert N . L- . Een vaartuig van 100 L- . LAST, z . n, m. -- lo . Vracht, lading. Het schip heeft zijn L- in . Bet schip is wel by L-- (is behoorlijk geladen) . Zie Lastbreker. 2° . Bevel, kommando. 3°. In 't my . voor „belasting" . Z,jn L-en opbrengen. LASTAADJE, z, n . v . (veroud .) - Scheepstimmerwerf of plaats, waar die gelegen is of kan worden opgericht . Een buurt aan den IJkant to Amsterdam plach er haar naam van to dragon. BILD. leidt den naam van 't Deensch af : zie zijn Gesl. in v. LASTBALKEN, z . n . m, my . of Ruimbalken (veroud .) - Balken, die tot versterking dienen van hot onderschip en waarvan hot koebrugdek gevormd words . LASTBREKEN, o . w. - Een gedeelte van de lading lossen . LASTGELD, z. n . 0. (veroud .) -- Tonnegeld, geld, flat in evenredigheid der zwaarte van hot schip geheven word . LASTLIJN, z . n . v, of Eerste Waterlijn . - Denkbeeldige lijn, welke men zich voorstelt langs een schip gelijk met den waterspiegel getrokken to zijn, waniicer bet zijn gewone lading in heeft en gezonken is op de diepte welke de bouwmeester gewild hoofs . LAT, z . II . v. -- Dun, lang en plat stuk hout of yzer. LATEN, b . w. - 10 . Verlaten . Zjn ankers L- (voor achterlaten) . 2° . Hulpwerkwoord . Een schip L- loopen (hot zijn koers doers houden) . llet anker L- vallen (hot anker uitwerpen). Een onderzeil L- vallen (hot byzetten) . Een touw L-- vliegen (hot in cons losgooien) . LATIJNZEIL, z, n . o, of Emnterzeil. -- Driehoekig zeil, aldus genoemd, omdat bet by de Latijnsche volkeren in gebruik was . LAVEEREN, o . w . - 10. Een zeilend vaartuig beurtlings over den omen en den anderen boeg doer wonders, ten einde in den wind op to werken .
LIZ
LEIS.
125
2° . Pc beweging, welke alsdari hot vaartuig zeif duet . Iletzi) uy zeilen of laveeren, Is Goat met ons, mots lean ons deeren . CATS .
LAZARET, z . n . o . - Gestieht in eenige havens, voornamelijk der Middellandsche
Zee, en ingericht om er lieden of goederen, die uit besmett~ of verdachte havens komen, quararitaine to doers houden . 't Woord is Ital. en beteekent Lazarushuis . LEEFTOCHT, z. n . m. - Voorraad vats spijs en drank . LEGDAGEN, z . n. m, my. of, naar de hedendaagsche spelang, LIGDAGEN . Pagen, bepaald tot lading of losing van ears schip . LEGGEN, o . W . of, naar de latere spelling, LIGGEN, -'t walk men echter nooit uit den mond van een zeeman hooren zal, in uitdrukkingen als : De wind goat L--(het words stil wear) . poor ander L- . LEGGEN, b, w . - De kiel L (hear op blokken stellen) . Het gesclaut in de rotpaarden L-- (hot op zijn pleats brengen) . Het Land L (zich verwijderen van hot Land, zoodat hot in 't water schijnt to v erzinken) . LEGGER, z . U . m . -- 10 . Geteerd watervat . 20 . Stutbalk . 30 . Vaartuig, dot men by hot kielen of timmeren van eon schip by de hand heeft liggen om 't cars of ander to bergen . 40 . Waken op eon ledig schip . 't Schip is opgelegd en heeft een L oars board . LEGUAAN, Z . n . m . - Bekleedsel van touw om de rags, mode dienende ten vervanging van hot bindwerk der raas . SloepsL- (Gordel van touwwerk, voor aan een sloop gebonden, en dienende oft hear by stooten van beschadiging vrij to waren . LEG`vARING, z . n, v . - Lijf boaters op hot dek longs hot board . LEIDER, of moor gebruikelijk LEIER, z . n . m . l0 . Touwwerk, dot van den masttop naar de richting der stags getrokken words, en waartegen men de voornaarnste foks en middelzeilen ophaalt . Staande L- (zwaar touw, dot voor of tegen eon schuinschen mast geplaatst words, om bet gebruik van eon vierkant zeil gemakkelijker to makers) . 20 . Leaning . L- van /et galjoen, L- van de verschansing, L- random hot board, L- van de halting, L--- van de wieg . LEISSELS, z . n . o . voor Lei-zeels . Stroppen van do rags . LEIZEIL, z . a . o . - Zeil, dot men by ruirnen wind buiten de razeilen uitvoert . LEIS, b . n . en bw. -- Open, zoo dot hot yacht uitloopt . Dat vat is L- (hot houdt
goon water) . Met een L-ke boot is 't slecht varen . LEE, z . n . o . - Toevallige opening in eon vaartuig, wear hot water door binnen dringt, veroorzaakt door 't stooten op eon klip, back of ander voorwerp, door aanzeiling, door grondschoten, door zwaar slingeren, enz .
:LEK
126
LEN .
De bodem slorpte 't nat Door 't slooten op een paal ; waardoor een yeder zat In 'twater tot de lenie en vreesde to versticken, Het ongemack was greet, noeh durfde niemant kieken . Dock 't Leek geraeckte dicht en stopte wonderbaer Van zelf.
VONDEL, Gijsbrecht van Aemstel .
Dat schip heeft een L-, Dat L-- moot gestopt . Ook opening van een vat, In dat vat is een L gesprongen .
kuip, enz . waar hot water door weg loopt. CATS bezigt hot woord yr .
Ziet door een kleine lek zoo komt een schip to zinken, Al sehijnt hot maar de zee by droppels in to drinker,
Spreekwijze : Hot L- stopper (hot verlies vergoeden) . LEKKAADJE, z, n . v . - Wegsypeling van hot vocht, gevolg van een Lek . Er
is zware L- geweest : er moot zoo veel worden afgetrokken voor L- . LEKKEN, o . w . - Uitloopen, wegsypelen, ledig loopen . LELIE, z . n . v . - De punt der kompasnaald, die den vorm eener lelie heeft . Schoon zegt VONDEL, Lof der Zeevaart De leli doelt naar d' as, en dwaalt en is entrust Tot dat ze Areturus vint en hem van blijschap kust.
LENG, z . n . o . - • Strop, dubbel geslagen touw, dienende om eaten of andere zware voorwerpen op to hijschen . LENGEN, b . w . - Aaneenbinden van de netten voor de steurharingvangst in gebruik . Doorgaands wordt hot L- van de eerste vleet (21 netten) door vrouwen verricht . LENGTE, z . n . v. - lo . Afstand tusschen den meridiaan eener plants en den eersten meridiaan . Die stad ligt op N. grader Wester- of Ooster L- . 20 . Astronomische L-- eener planeet (bong der ekliptika, begrepen tusschen den evennachtslijn of hot eerste punt van Aries en de plants op de ekliptika, waarmede de planeet loodrecht overeen komt) . 30 . Geocentrische L- (punt der ekliptika, waarop hot middelpunt eener planeet, van de aarde gezien, loodrecht neervalt) . 40 . Heliocentrische L- (punt der ekliptika, waarop hot middelpunt eener planeet loodrecht zoft neerkomen, indien zy van de zon gezien word) . LENS, bw . - Ledig . Eon schip L- pompon (hot door middel van pompon van hot ingezwolgen water bevrijden) . De pomp L- pompon (pompon, tot dat hot
water, dat zich in 't ruim bevindt, lager staat dan hot benedeneinde der pomp) . Spreekwijze : De bears is L- (hot geld is op) . LENSPOMP, z . II . v . - Pomp, die in een stoomvaartuig door de stoomkracht in beweging gebracht wordt, en die voornarnelijk dienstig is om hot water, door lekkaadje of uit de ketels in hot ruim geloopen, weder weg to worker . LENS (TER) GAAN, o, w . (veroud .) - De zeilen met mime schoten ter windvang stellen . Thands zegt men daarvoor „van den wind loopen."
LEN--LIN.
127
o . W. - By stormweer met weinig, of zonder zeil voor den wind of de zee weg loopen. Het voor tip en takel L---de /wwlen . LEUNING, z . n, v . - Borstweering. L- van bet galjoen . LEUNSTAG, z . n . o . - Stag, waar een schip in aanbouw op steunt . LEuVERS, z . n, m, mv . -- Oogen met yzeren kousen in de lijken der zeilen, waarin boelijus, gordings enz . worden vastgemaakt . LEVENDIG (DE ZEILEN) HOUDEN, b . w . -- Le zeilen laten wapperen, op den wind brassen, doer hellen . Rechteu op den in- en uitvoer gesteld . LICENTEN, Z . n . v . my . (veroud .) Zie Konvooien . LICHT, z . n . o . - Voor kunstlicht, vuurbaak . LICHT, b. n . - By vaartuig gevoegd, geeft daaraan doorgaands de beteekenis van hulpvaartuig, Zoo worden onder de L-e vaartuigen genoemd de sloepen, booten, jols, enz . die een groot vaartuig ten dienste staan . LICIITEN, b . w . -- lo . Ophalen . Het anker L- . 20 . Uit zijn plaats nemen . Het roer L- . 30 . Ontlasten, Lichter maken . Den schip L (er een deel der lading of der goederen uit nemen of over boord werpen) . Dit mag volgends art . 19 der Alg. Wet van 26 Aug. 822 alleen op bepaalde liehtingsplaatsen geschiedee . Spreekwijze : Het tinker L- (v ertrekken) . LINEN,
Alle beetjens helpen, alle vrachtens L-, zei de schipper, en by smeet zijn vrouw over boord . LICHTER, z, n . m . - Vaartuig, waarmede groote schepen gelost worden, wanneer
zy to veel diepgang hebben om met ongebroken lading hun bestemmingsplaats to bereiken . Voor de doorgraving van bet Noord-Holland ch kanaal, werden de goederen nit de koopvaarders by hun aankomst op de reede van Texel, alle door L-s naar Amsterdam vervoerd . Zie de bepalingen omtrent de L-s in artt . 19, 20, 21 en 22 der Alg . Wet van 26 Aug . 1822 . Spreekwijze : .den L- can boord krfrjen (ondersteuning kriigen om door de bezw .aren been to komen) . LICHTER, z . II . m . - Lichtversehaffer : Hek- of Marslantaarn . LIGHTING ; z . n . m . (veroud .)-1)e kring of draaijing van bet touw romdom den spit . LIER, z . P . V . - Horizontaal geplaatate kaapstander, die~iende om vrachtgoederen in een schip to hijschen . LIGDAGEN, LIGGEN, enz . - Zie Le,gdagen, Leggen . LIGGING, Z . n . v . -- Gesteldheid, waar een plaats rich bevindt. LINIE, z. n, v ., Rvennachtsljn of Equator . -- Cirkel om den aardbol, die overal even ver van de heide polen verwijderd is . Dry L- passeeren (van bet N . in bet Z . halfrond gaan of omgekeerd) . Spreekwijze : De L-- gepasseerd za~n (50 jaar oud zijn geworden) . LINIE, z . n . v . - Lijn, slagorde . In L geschaard zijn, Grsloten L-- (wanneer de schepen op korten afstand van elkander zijn) . Loefwaartsche L-, Lywaartsche L- (wanneer twee vlooten rich op evenwijdige lijnen by elkander bevi :) den) .
128
LIN-[40G.
LINIESCHIr, z . n . o . of Schip van Lime . -J Grout oorlogsvaartuig, vroeger „Scllip
van oorlog" genoemd . LIP, z . n . v. --- Keep . LIPKLAMP, z . n . v . -- Zie Klamp . LOEF, z. n . v ., Loefboord of Lefzi,jde .
10 . In een zeilend sehip, de zijde, waar de wind op staat . Ann L- zitten . 2° . De benedenhoek van een grout zeil windwaarts . 3o . Ilet voordeel van den wind . De L- afwinnen (het voordeel van den wind bekomen) . De L-- houden (het voordeel van den wind bewaren) . Spreekwijze : lemand de L-- afstelcen (voordeel op iemand behalen, iemand voor zijn) . lets eens L-s doer (lets zonder herald, zonder aarzelen doer) . LOEFBALK, Z, n, m ., Maststut of Mastschoor . -- Naatn van zware stukken hone, die tot stet van een benedenmast dienen, als by in de kidl ligt . LOEFBOOM, z . n . m . - Zie Botteloef. LOEFBOORD, Z, n . o. - Zie LoF f. LOEFBRAS, z . n, m . -- Bras aan de windzijde . LOEFGIERIG, b, n . - Zwaar op bet roer. L-- sehip (dat genlakkelijk naar den wind lnistert en tegen het roer in geneigd is to Loeven) . LoEFHALS, z, n . m . -- Hals aan de windzijde . LOEFHOUDEN, o, w . - Goed by-de-wind zeilen, zonder of to vallen . LoEPHOUDER, z . nfl m. - 10 . Schip dat goed by-de-wind zeilt . 2o, of Bitstuk . --- Strook hour, tegen den voorkant des voorstevens aangebracht . LOEFPABDOEN, z . n . o. -- Vliegend Pardoen . LoEFSeilooT, z . n . v. -- Schoot aan de windzijde. LOEFSPANT, Z . n . v. (veroud .) -- Spant, die in verband staat met de halsklamp . LOEFWAART (TE), bw . -- Zie Loevert (te) . LoEFWAL, z, n, m . -- Wal, kust aan de windzijde . LOEFZIJDE, Z . 11 . v . --^- ZIe LOPf LOERDING, z . n . v. Zie Lording. LoET, Z . n, v . --- Spaansche bezem, waarmede eon sehip under water geschrobd
wordt. o . W. Aanloeven of Oploeven . --- By-de-wind komen, den voorsteven van hot schip naar den wind brengen . L-- is het tegenovergestelde van Afhouden . L-! L-- op! Houd de L-- ! L-- op st)f! (hood dicht by den wind!) L-- op
LOEVEN,
voor de bui ! L- voor de zee!
LoEVERT (TE), bw. - Ann de windzijde . Ben schip to L- bespeuren . LoG, b . n . -- Bang, zwaar. L-- in het zeilen . Dot schip ligt L- op bet water .
Loa, z, n . v . -- Werktuig, in zoo gebezigd, om de voorwaartsche snelheid van eon schip to meter . LoGBoEJ, z . n . o . - Dagregister, scheepsjournaal . LOGGATEN, z . n . o. (veroud .) -- Thans Vu//in,gsgaten genoemd, Z e nld . LoGGEN, o. w. - De Log over boom werpen .
LUG--LOO .
129
z . Ii . m . - Klein oorlogsvaartuig, meestal met zoomwerk voorzien . Het heeft veel diepgang achter, voert een grooten mast, cen fokkemast en een druil, en is met marszeilen getuigd . LOGGLAS, z, n . o . -- Zandloopertjen, dienende om de tijdruimte to bepalen, waarin de Loglijn loops. LOGLIJN, z . n . V . - Lijn, die van den overlooper of met knoopen en halve knoopen voorzien is, de eerstgemelde op 15,5 el, de laatstgenoemde op 7,7 el afstands . De knoop maakt bet 1 ZOste gedeelte van bet der~le eener zeemijl : de tijdruimte der meting is een halve minuut . LOGPLANKJhaN, z, n . o . -- Driehoekig plankjen, dat aan de onderste zijde met lood voorzien, en door een hanepoot aan de loglijn vastgemaakt, van het achtersehip in zee geworpen, overeind blijft staan, terwiji het schip voortgaat, en alzoo client om den afstand to meters, welken een schip gedurende 15 a 30 seeonden heeft afgelegd . LoGROL, z . n. m . of Locywuit. - Spil, wear de Loglijn over loops. LOGTAFEL, Z . n . v . - Zwart gesehilderde plank, in kolommen afgedeeld, en waarin met het einde van elke wacht wordt opgeteekend, wet noodig is om to weten, ten einde den koers van het vaartuig to berekenen en den afstand, welken het volgends de Log heeft afgelegd . LOGwuIT, Z, n. V. - Zie Logrol. LOKGAT, Z . n . o . (veroud.) -- Waterloozing . LoNT, Z . n, v . -- Gedraaid touw, dienende om het gesehut to doers ontbranden . LoNTSTOK, z . n . V . - Stok, wear de Lout aan gehecht is . LoNTVAT, z, n . o . - Vat voor de Lonten . Loon, z . n, o . , Diep- of Peillood . -- Langwerpig vierkant stuk food, van hovers met een gut, waarin de strop gesplitst is, aan welken de Loodlijn vast zit, dienende om de diepte van bet water to peilen . DiepL-, Z rtorL- (het Loon waarmede groote-), JI(iil(IL-, LichtL-- (waarmede kleine peilingen verricht worden) . Aan bet onderste van 't zwaar L--- is eon holte, die met talk gcstopt words en diem om de natuur van den bodem, b, v . zand, modder, steenof korrelgrond, to onderkennen . Loo0EN, o . W. - Diepte-peilen . LOODBALIE, z, n. v . Tobbe, wear de natte Loodlijn by 't binnen halen in words geborgen . Lo0DING, z, n . V . - Diepte-peiling . Lo0DLIJN, z, n . V . - Witte Lijn, wear bet Lood non gehecht is, en door welke de diepte van hot water gemeten words . LOODLIJNBLOK, z, n . o . - Blokjen, dat aan hot want van eon henedenmast gehecht words, on waarvan mere zich bedient osn do Loodlijn gemakkelijker nit de diepte op to halen . Loons, z, n . m . - lemand, die con schip in zee, of uit zee op de reede brengt, on meer byzonder iemand, die eon vaste aanstelling heeft om zulks to verrichten . ,3innenL- (die zijn bedrijf op de binnenwateren uitoefent) . BuiteaL (die met bet buitenwater bekend is) . LOGGER,
17
130
L00 ANTONIDES noemt in zijn IJstroorn, de Loodsen :
Eon vol/c, in 't peilen van den grout en droogte ervaren .
Spreekwijze : Bet zit or niet dieper, zei de L-- en by peilde in de vleeschbalie (op botterikken toe to passers) . LOODSBOOT, z, n, v., Loodsschuit of Loodsvaartuiq . -- Vaartuig, dat den Loods ten dienste staat, om hem aan boord der schepen, aan welke by hulp verleenen moot, to brengen, of er hem van daan to halen . De L- is aan een bepaalde vlag of teeken kenbaar . b . w. - Eon schip naar binnen of naar buiten voeren, met behulp, 't zij van theoretische, 't zij van plaatselijke kennis . InL-, BinnenL_ ._. ,
LOODSEN,
Na scheen zy eons eon kleene boot In 't roeien na to bootsen En 't vlot, by 't kronklen van den stroom De bochten in to lootsen . BILDERDIJK, Elms.
LOODAGELD, z . n . o .
Geld, dat voor bet Loodsen betaald wordt . Ontfanger 1-en ontvangt en aan hot Departement van
der L--on (ambtenaar, die do
Marine verantwoordt. LooDSmAN, z. n . m. - 't Zelfde als Loods. LOODSWEZEN, z . n . o . -- Al wat tot bet bestuur en de inrichting van hot Loodsen
betrekking heeft. LooG, z . n . V . - Stukken bout, die volgends 't beloop van 't schip moeten gebogen worden en door bevochtiging en branding krom trekken . LOOGEN, z . n . v . - Stukken bout nat makers en buigen . Loots, b . n . _ Wordt een schip gezegd to zijn, wanneer bet traag is in zijn bewegingen . Loop, z. n . m. - 10 . RRiehting. De L- van een stroom . 2o. Bus van eon schietgeweer . 30. Hot terugspringen van een losbrandend kanon . LOOPEN, o . W . -- 10 . Varen, zeilen . Dat schip Loopt snel . Zie Binnenloopen, Uitloopen . - Achterona L- (Engeland omzeilen, 't goon vroeger de retoervloot in oorlogstijden dikwijls genoodzaakt was to doers) . 2° . Zakken . Bet zeil laten L- (bet zeil strijken) . LOOPEND WANT .
Zie Want.
LOOPER, z . n, m., Uithaalder, Wipper . - Algemeene benaming van alle touwen,
die door eon blok loopen . L- die van achteren naar voren vaart (die, door eon schijf loopende, van hot achterschip naar hot voorschip gestrekt is) . Doorgeechoven, geschoren L- (die van voren naar achteren loopt) . Beknepen L (die tusschen de schijf en bet blok vast zit). Ook wordt veelal dat gedeelte van eon touw, 't welk men by 't hijschen of halen in handers heeft, de L genoemd . KardeelL--, StengewindreepsL-- .
LOO--LUCH .
131
Het bak- en stuurboordsgedeelte van bet dek, waarmede men van het voor- naar het achterschip gaat . LOOPGRAVEN, z . n . V . mv. , van een Brander . -- Kruitloop, in een Brander aangebracht, om dien aan to steken . LOOP-IN-'T LIJNTJEN, Z . n . 0 . - Jong matrons . LOOPPLANK, z . n. V . -- Zie Loopgang . LOOPSTAGS, z . n, o . my . of Leiers van den Boegspriet. Touwen op gelijhe hoogte evenwijdig aan weerszijden van den boegspriet gespannen, en tot steun dienende van de mansehappen, die verplicht zijn Tangs dien mast op en neder to gaan . Loos, z . n . v . - Losse bocht in een touw . Loos, b, n . - Alles wat men waarloos aan boord heeft . Looze stengen, Looze zeilen : ook wat men tot sparing van het bestaande bezigt . Looze voorsteven, Looze poorten (borden, waarmede men de geschutpoorten sluit as het geschut to boord staat) . Looze (ook Losse) kiel (die aan de vaste kiel is gehecht van een sehip, dat slecht stuurt) . LORDING, z . n . v, of Loerding. - Driedraads geteerd garen . Los, bw . - In verscheidene kommandoos gebezigd . Kluiver en Stagzeilschoten L--, LOOPGANG, z. n . m ., of Loopplank . -
L-- overall L- overal in eens !
b, w . - Snel losmaken . z . II . v. -- Werf of Kaai, waar goederen gelost worden . LOSBRANDEN, b . w. - Afschieten . Len roer, een kanon L- . Brandt er op Los! (schiet af!) . LOSSCHERP, z, n . o . (veroud .) - Allerlei y*zerwerk, als staven, schroot, enz . dat maar los en zonder kardoezen in 't geschut gestoken werd . LOSSEN, 0. w. - Zicb van zijn yacht ontdoen . Wy werden genoodzaakt to L- . LOSGOOIEN,
LOSPLAATS,
Reglemert op het laden en L- .
1° . Uitbrengen . Goederen L-- (ze uit het vaartuig aan wal brengen) . Zie omtrent het L- , van goederen de Alg . Wet van 26 Aug. 1822, Hoofdst. XIV, artt . 127--152 . 2° . Afschieten. Het geschut L- (schieten). 3° . Bevrijden, ontslaan . LossING, z . n . v . - Ontscheping van goederen . LUCHT, z . n, v . - 1° . Hoofdstof, wier inademing den mensch onmisbaar is om to levee . L-- niaken (de L-- door bet openen van luiken, deuren of ramen, in een bedompte plaats doen binnen dringen) . 2° . Zwerk, uitspansel . Betrokken L- . Dikke, verstopte L-- . Heldere L- . Mzstige L- . De L- staat naar regen (er zal regen komen) . 3° . Wolk, bui. Er hangen zware L---en . 4° . Ruimte tusschen de deelen van can scheepsromp . De L-en opvullen . LosSEN, b . w . -
L-en tusschen de welters .
z . n . o . _. Windtjen, koeltjen, briesjen . z . n, o . my . -- Vierkante gaten beneden hat kolsem door de titters en buikstukken, waar het pompwater doorgaat . In de buikdenningen
LUCHTJEN,
LUCHTGATEN,
132
LUCH LTJ .
worden ook L- gemaakt om het water to doen schkten dat dear op staat . LUCHTZEIL, z . n . o . -- Zie Koelzeil . LUI, b . n . (veroud .) .- L-hour heette by de scheepstimmerlieden wet niet wel gekromd of gebogen was . LUIEN, b . w . - 1° . Wijze van lossen op koren- en steenkolenschepen . 20 . Voor : „de klok luiden," 't geen men by mistig weer doe"t ; ter waarschuwing om aauzeiling to voorkomen : - alsmede om het yolk tot schaften to roepen. Spreekwijze : De klok L- ; ma'ir niet scho ften, lets belooven, maar niet volbrengen . LUIK, z . n . o . -- 1°. Sluiting, bord, bepaaldelijk zulk een als client om een opening to Luiken of dicht to makers, en van hier, door toepassing 2°. De opening zelve en wel zoodanig vierkante opening, als in de dikte van een dek of bak gemaakt is, om de gemeenschap tussehen de verdiepingen van een vaartuig tot stand to brengen . Zoo heeft men aan boord van een schip het achterL-, hot grootL-, het voorL-, en andere meer, genoemd near de plants, wear zy heen geleiden. LUISTEREN, o . w . - Gehoor geven . Het schip wordt gezegd near het roes to L-, wanneer het de beweging aanneemt, welke de roerganger er aan wenscht merle to deelen . 'tSehip luistert near geen roer, naer Stuurman noeh icompas . VONDEL . Lof der Zeevaert . LUITENANT-AMIRAAL, z . n . m. -- Zie Amiraal. LUITENANT TER ZEE, z . n . m . Tytel van den Officier, die op den KapiteinLuitenant volgt . De L- ter zee der Derste klasse heeft den rang van Kapitein by de Landstroepen . 't Woord is Fransch en beteekent letterlijk : „plants-bekleeder", „stele-houder" . LIJIWAGEN, z, n, m . Oirkelvormig dwarshout, wear de roerpen over heen en en weer loopt . Verschansing op het voorkasteel. LUIZEPLECHT, z, n, v. (veroud .) LUL, z . n . m . -- Stagzeil, voorzeil van een vissehersvaartuig . LUMIEREN, z . n . v, my. - Dageraad, eerste schemering, verhollandschte uitspraak van 't Fr, lunaiere . Wy moeten morgen net de L- beginners (zoodra de lag aanbreekt) . LUNS, z, n . v. - Gebogen Svormige yzeren pen, die in de as van een roltuig gestoken wordt om het afloopen van 't wiel to beletten . LIJEKEN, o, w . - Wordt de pomp gezegd to doen, wanneer het pomphart geen gron d raakt . LUWEN, o . w . - Bedaren, kalm worden . Bet begint to L-- (hot weer zal bedaren) . De storm is eon 't L-- (aan 't verminderen) . Spreekwijze : Hot begint to L-, zei de reiziger, en by zat achter een bies . LUW TE, z . n . v . - Kalmte, veiligheid . Wg z )n hier in de L- (buiten den wind) . LIa, z . n. v . - Van den wind, hot tegenovergestelde van Loef. Wie zich aan Loef bevindt, is aan de hoogere, wie zich aan L-- bevindt, aan de lagere (this
LIJK--LIJZ .
I00
hjdende) zijde van het vaartuig. Roeraan L-! (breng hat roer van den wind af) Spreekwijzen : Iernand in L-- brengen (hem in nood, in lijden brengen) . Iernand in L-- houden (hem bedwingen) . fly ligt in L- (hy is overwonnen) . Zich in L-- houden (zich stir, aan lager kant houden) . LIJBOORD, LIJBOELIJNS, LIJBRASSEN, enz. -- llet Boord, de Boelijns, enz . die zich aan de Lijzijde van het schip bevinden . LIJF, z, n . o . - Het grootste gedeelte eener knie . LIJFHOUT, z . n . 0 . --- Zie Watergangen . LIJFKNOOP, z . Ii . m. - Boelijnsknoop, die een man om 't lijf geslagen en waar4 merle by naar een kalen mast geheschen words . LIJFNADEN, z, n . V . my . - Naden tusschen de watergangen . LIJK, z, n . o . - De rand, of het touw, waarmede een zeil omboord words ; alzoo bet lichawn of LIJK ., dat de ziel of bet ZEIL omsluit . Spreekwijze : Uit de L-en gesicigen (,onklaar, in de war' : -_ omdat een zeil, dat uit zijn L-en shat, gescheurd en onbruikbaar raakt) . LIJKEN, b . w . - Een zeil met touwwerk omzoomen . LIJKGAREN, z . n. o - Garen, tot hat Lijken gebruikt . LIJKNAALD, z . n. o . - Naald, tot het Lijken gebezigd . 10 . Koord, touw, gewoonlijk van witten draad van 120 vadeLIJK, z . n . v. men lengte . In de L- loopen (een schuit trekken) . Zie Loop in 'tLijntjen . Scha-baet, char tart to met een kanghsgen onder wage, Daer 't treclc-gelt op 9nagh staen ; deco moeten w' in de lijn En harm 't met den halo ; maer lot's an korte pijn . Htronaics Hofwijck . 20 . 1)enkbeeldige Streep . L- van de kiln, waterL- . 30 . Bocht, op den scheepswand aangeteekend, om de plaats aan to wijzen waar hat Dek moat komen . Zie DekL- . Spreekwijze : Zach fens aan . dan breelet de L- aids (last uw ontwerp niet door overijling of drift niislukken) . Trek aan dat L-ten niet (roer die zaak niet aan) . L'ene L- trekken (overeenstemmen, hetzelfde advies of stelsel voorstaan) . LIJNBAAN, z . n . v . - Eigenlijk de baan, waarin touw getrokken wordt : van char de touwslagery zelve . LIJST, z . n. v . of Sent. - Zoomwerk, dat tijdelijk gebruikt words by den aanbouw van een schip, om de spanten in verband to houden . LIJSTLIJNEN, z . n . v. my. (veroud .) - Touwen, char men de bonnetten clan de zeilen mee vast rijgt. LIJSTNAALD, z . n . v . - Kleine Lijst, strook, die, in een mast of ra, uit vcelT vuldige deelen saamgesteld, tot aanvulling wordt geplaatst . LIJWAART, bw . - Van den wind af. Aan L?J . LIJWAL, z, n . m . - Kust, wad onder den wind .
LIJZ,--MAG .
134
z, n . o . Zie Broodwinder . -- BovenL- (dat n an hat marszeil), Biwn L- (dat aan hot bramzeil), Groot boveoL- (dat aan hat grootbovenbramzeil), Groot onderL- (dat aan de groote ra), KruisL-- (dat aan hot kruiszeil, Kruisbranil (dat aan hot Grietjen), Voor-bovenL- (dat aan hot klein marszeil), Voorbran2L- dat aan hat voorbramzeil), VooronderL- (dat aan hat
LIJZEIL,
fokkezeil is bygezet) . LIJZIJDE, z n . v . -- Zijde onder den wind.
MAAK VAST, U . - Kommando om to beleggen of to sjorren . M V zonder opgaan (zonder dat hot touwwerk slap wordt) . MAALSTROOM, z . n, m. -- Wieling, of draaikolk, die op sommige plaatsen zoo stork is, dat een klein vaartuig, hetwelk er in raakt, groot gevaar loopt van vergaan . Planeet, die in ongeveer 27 dagen om de aarde wentelt, en MAAN, z, n . V . door wier invloed ebbe en vloed geregeld wordt . Voile M-- (als zich haar schijf geheel verlicht vertoont . Nieuwe M_ (als zy nog moot wassen) . Was:
senile M
(als zy dag aan dag volley wordt) . Afnemende M- (als haar schijf telke naeht vermindert) . KwartierM=- (als zy in haar eerste of laatste kwartier is) . Pissende M- (Halve if- die zich met den bovensten hoorn voorover gebogen vertoont : zy is volgends de zeelieden eon voorbode van regen) . Schep,pende M- (Halve M- wier onderste hoorn vooruit steekt) . Maandagsche M- (op welken dag goon visscher zoll afvaren, naar 't oude rijmpjen : Een maandagsche maan, Kan jets (een vaartuig) zonder wind of regen vergaan,
MARS, Z . n . V . -- 1° . Knoop van eon net . 20 . Opening, tussehen de knoopen ingelaten . Spreekwijze : Door de Mazen kruipen (de gelegenheid waarnemen om eon gcvaar to ontkomen, waar anderen licht in zouden geraken) . MART, z . n . m . -- l0. Iemand, die een antler behulpzaam is of ter zijde staat .
KoksM--, BotteliersM-, BootsnzansM , SchiernansM=--. 20 . Makker, kameraad. Zie Baksmaat. MAGAZIJN, z, n, o. - Bergplaats, pakhuis . Ilet Oust-Indisch M-, hot West-Indisch M- (waar Oost- of West-Iudische warm werden opgeslagen) . Zie Zeernagazijn . MAGAZIJNMEESTER . z . nfl mrn 20 . Viktualiemeester.
lo . Hoofdopzichter van een Magazijn .
MAGER, b . n . - Schraal, gebrekkig . M- water (ondiep water) . MAGERMANNEN, z, n. mrn my . - Boelijns van de fok . MAGNEET, z. n . m . - Zie Zeiisteen . Natuurhjke M- (die nit zijn aart hot yzer aantrekt) . KunstM- of art f cieele M~-- (die met zeilsteen bestreken is) . Beslagen of geladen M- (die mat yzer bekleed is) . Mededeelzame M- (die zijn working gemakkelijk doet) . Sterke ill- (die in evenredigheid met zijn grootte can zwaar gewicht torscht) .
MAG---MAN .
135
z . n, v . Naald, met yzer beladen of voorzien . z . n. m . - Zie Zeilsteen . MAC., z . n . m . -- Vorm, uit dunne planken vervaardigd, hetzU van 't geheel, of tee famenftelling van eenig onderdeel . De scheepstininu rlieden werken naar den M--, moeten zich houden aan den, M-, den M- eninnen . 't Wooed is 't zelfde als 't Fr . ,noule, dock echt Hollandsch een wortel van Malen. Spreekwijze : Iencand vow den M houden (here bezigen als eon voorwerp, waar men nut van trekt .) MALDER, MALLER, z . n . m . - Naam, die men op de scheepstimmerwerven geeft aan bekwame werklieden, die den Mal weten to stellen, of de stukken er voor samen to brengen . MALLEN, o, w . - Naar den Mal werken . MALZOLDER, z, n . m . - Ruim vertrek, waarvan de vloer volkomen gaaf en horizontaal is en tot bord client, waarop de spanten, de senten enz, van hot vaartuig, dat men bouwen wil, worden afgeteekend . MAMIERING, z . n . v . - Geleibuis van leder, zeildoek of ardere zoo veel mogelijk ondoordringbaar gemaakte stof, en dienende om vocht of gas van do eene naar de andere plaats to doen wegvloeien . M- van de spygaten, van de MAGNEETNAALD, MAGNEETSTEEN,
pomp.
Kruitstampers, akerkloots, mammierings en kardeelen . ATONIDES Ystroom .
z . nfl m. - Benaming, welke de vissehers op sommige zeedorpen aan de schuit geven . De M- is op lief Jsout geholpen (hot vaartuig, dat op 'tzand tegen 't duin aanstond en or ingezakt was, is gelicht en op rollen on planken gebracht om bet in zee to brengen) . MAN, z . n . m . my. - Verkorting van M annen . Hoe reel ill- hebt gy van booed? Het schip is met ill- en muzs vergaan (met al wat or zich op beyond) . MAN TE ROER, u . - Kommando om den roerganger to doen vervangen . MANGAT, z . n . o. - Opening aan booed van eon stoomvaartuig, door welke men in den stoomketel komen kan . MANIFEST, z, n, o . - Gewaarmerkte Vrachtlijst : een dubbel daarvan kan volgends art . 12 der Alg . Wet van 26 Aug . 1822 voor generale verklaring golden . MANNEN, b . w . - lo . Bemannen, van manschap voorzien . De vloot M-. 2° . Van hand tot hand, en alzoo van Man tot Man aangeven, gelijk by 't lossen en laden met kleine voorwerpen plaats heeft . MANNETJENS, z . n . m . of Tarnien . -- Steunsels der regelingen van hot galjoen, tevens de zijwanden van dit laatste vormende en helpende om de balkjens in de vloer to dragon . MANOEUVRE, z . n . v . (bastertw.) Beweging, wending, verandering van front of richting. Een f raaie 117 . De M-s kommandeeren . Een stoute, gezwinde, MAN,
voordeelige M- .
o. w . - Bastertwoord, gebezigd, als men van een schip spreekt, dat de stelling zijner zeilen verandert om de beweging to volgen, welke hot
MANOEUVREEREN,
MAN MAR.
136
roer hen mededeelt . Dat schip ken by windstilte niet Al- . Een vloot wordt ;ezegd to M- eels de sehepen zich, naar de gegeven bevelen, in verschillende richtingen begeven, van linie veranderen, enz . MANSCHAP, z, n, v . - Bemanning, Equipaadje. Wie daartoe behooren, verha alt
't Lof der zeevaart .
VONDEL in
't Is koopman of kommiis, De Schipper, Stuurmansmaet en Stuurman, die om prijs En winningh, 't roes' bewaeckt ; Hoogbootsman, Schimman, Gieter, Seilmaecker, Bottelier, Barbier, en Bussesehieter, De Wachter van 't kajuit, de Putjer, de Provoost.
En 't statigh aengezicht dat zieltjes zalft en troost . De Timmerman, de Kook, die voedsel schaft oin 't levee, En op gesette tijdt elck een sijn spijs to geven . By deze komt Matrons, dock hondert in 't gelid, Twee vanen krijghsvolck oock eels t ergens gelden sal . MANSCHAPPEN, z . n . v, my .
-- Mannen, Lieden tot de Manschap behoorende . boot snot tien M- . MANSn0OFP, z . n . o. of Manskop . (veroud .) -- 10 . Blok, om eenig touw aan to beleggen . 2o. Koppen aan de roers van jachten en zeiisehuiten . MANTEL, z, n . o . Takel in het groote en fokkewant, gebczigd om zware lasten merle over to hijschen . MAREN, o . w . (veroud .) - 't Zelfde eels Meeren. Zoo VONDEL :
Hy zond de
Matrons, gemoedigt door sijn winst, begroet alree &jn jonge vronw, die t' huffs gesmoort in hartewee, Den hemel smeekt, dat by zoo lang de wilde bane in toom hoe, tot hot schip komt voor de paelen maeren .
MARINE,
sterke
z. n. v.
10 .
Zeemacht .
Hy dient by de M-. Engeland heft een
1W.
20 . Dc Administratie, hot Bestuur van het Zeewezen, in welken zin bet woord altijd zonder Lidwoord wordt gebruikt . Ilet Ministerie, het Departement
van /11- . Hy is ambtenaar by M-. Met korps M-s . Luitenant van de M-s .
MARINIER, z, n . m . - Zeesoldaat.
MARLNN, b . w . -- Dc onderlijken der zeilen omwinden met MarlUn . MARLING, Z . n . v . --- Zie
Marlejn .
MARLPRIEM, Z. n. m . - Yzeren of houten Priem, een weinig gebogen, en gebe-
zigd om de strengen to lichten van hot touwwerk dat men splitsen wil . Lichte hanepoot op bet onderlijk der fok, dienende om deze op to lichten eels men er onder door wil zien . MARLINN, z . n . v . - Tegenwoordige naam van Marling of ,Meerliny, zijnde touw, geschikt om lets to Meeren of ast to binden . MARS, z . n, v . - Houten vlak, zich condom den mast uitstrekkende, ter plaatse waar de hoofdtouwen gespannen worden . Hot vervangt de oudtijds aldaar MARLREEP, z . n . v . -
1AIt- - A S.
137
aanwezige Mastkorf, die aldus genaamd word naar de gelijkcnis op de korf eons Marskramers . Leiden heetten vroeger Merscbe. Zoo zegt Pharao in voxDELS Pascha Loop! met a mersehe loop!,
waar by op een marskraam doelt : en CATS in de H . uisvader .
Ben man, die 'tseyl any! so en step, en mersche ucrdt gevelt .
fiat mast
Spreekwijze : M boven M- voeren gold, eertijds voor een spreekwoord, even als Brain boven .Brain. Zie .Bran! . VONDEL bedient zich op niet onaardige wijze van die uitdrukking in zijn Helden Godes, waar hy, de weelde afschilderende der Jonkvrouwen in Noachs dagen, van haar wel wat anakronistisch vertelt :
Haar halzen blanck als sneeuw zy preuts en opgeblazen, Omkransten, mars op mars, met krauwrls portefrazen . d . i . : Zy droegen dubbele kragen, twee boven elkander . MARSILIAAN, Z . n . Ill . - Soort van Venetiaansch vaartaig, by na uitsluitend in gebruik op de Adriatische zee . Het is van voren zeer opgczet en hooft een vierkanten spiegel . MARSSCHOOT, a . n . v . Schoot van de Marszeilen . MARSPAL, z, n . m . - Val van de Marszeilen . MARSZEIL, z, n . o . - Zeil, dat op een schip zich boven de benedenzeilen bevindt. Groot . M- (van den grooten mast) . tioorM (van den fokkemast) . Gestreken M (dat niet op zijn lijken gespannen is, daar do ra, waartoe hot behoort, niet geheschen is) . To top staand, in top geheselzen M(dat gespannen staat) . Halver steng gestreken M- (waarvan de ra halverwege gestreken is van de steng, die haar draagt) . M- op bet ezelslroofd of den rand (dat tot op den top van den benedenmast gestreken is) . Dicbt beslagen M (dat geheel op de ra gevouwen is) . Eon M- icijschen, byzetten (de ra op hot hoogste van de steng brengen) . Vliegend, los M (waarvan de schoten loshangen) . Gereefd M- (dat gedeeltelijk op de ra is ingenomen). Volgebrast M- (dat den wind van achteren ontfangt) . Killend M (waarvan de oppervlakte in de richting van den wind is) . Tegengebrast M- (dat den wind van voren bekomt) . Dichtgereefd M- (waarvan alle rcoven zijn ingenomen) . M-skoelte (vaste wind) . Gereefde M--skoelte (harde wind) . Spreekwijze : Eon vrouwenhair trelct sneer dan ecn if- (zal wel goon verklaring behoeven) . MASKULIET, z . 'n. V . of Mazuliet . - Indische Sloop, die met mosch gebrecnwd is . MAST, z . n. V. - Eigenlijk „boomstam", en van daar sneer bepaaldelijk zoodanige stain, als rccht op of schuins hart boord wordt gesteld, om con of moor zeilen op to houden en do working van den wind op die zeilen aan hot vaartuig over to brengen . GeA-inchte M-, t7ew.'mq e IVI-, Geschaa,lde M18
138
MAS MAT .
(die uit verseheiden deelen is saamgesteld . M- uit een stoic (die van een enkelen pijn of den is gevormd) . Groote M (die omtrent 't midden van 't schip staat) . Zie vender $ezaansM , FokkeM--, DruilsM-, PolakkeM-, SloepsM--, EenM, Tweets---, DrieM . -- Ter halver k!- /ifschen (eenig voorwerp, b . v. een vlag, op de helft van de mast hijschen) . Den M- laten vallen (op kleine vaartuigen, wanneer men bruggen onder door meet, enz .) Looze M_ (dien men in voorraad heeft) . Spreekwijzen : By mag zien hoe by den M- ophaalt (hy mag zien hoe ver by 't brengen ken, hoe by aan de kost ml komen . Dit ziet daarop, dat, op kleine vaartuigen, de M- niet vast staat, maar, als by neerligt, meet worden opgehaald, wet sours een zwaar work is . By vaart wear de groote M- vaart (hy volgt wear zijn meerdere hem voorgaat, by doet wet zijn meester wil) . Geen twee (groote) M-en op een schip (maar een meet de bass zijn) . Hooge M-en vangen veel wind (groote, aanzienlUko personen staan hot meost aan heat en Taster bloot) . Zoo zegt EERS Wet hoogh 4s l¢jdt to greeter last, Wear 't rijsken buyght, dear schudt de Mast .
Hp maakt van zjn M- een schoenpen (hy bederft iets goods our een beuzeling) . Den bezem op den M voeren (de zee schoon veegen van zeeroovers of vyandelijke troepen) . Doze laatste spreekwijze vend hear oorsprong in een werkelijk gebruik, ook door onze Koopvaarders gevolgd na den oorlog tegen de Hanzesteden in 1433 . Zoo zingt VONDEL : Dan voert by op den mast een bezem tot een wapen.
Zie voorts
Bezem.
MASTBAND, z . n, m _ Yzeren band our den Mast . MASTELOOS, b . n . - Zonder Mast, of : van Mast beroofd . Bet schip dreef M been . MASTEMAKER, z . nfl
m . - Die Masten vervaardigt.
MASTEMAItERY, z, n . V. -- Plants, werf, wear Masten vervaardigd worden . MASTEN, b . w. - Bemasten, van Mast of Masten voorzien . MASTHOUT, z. II . o . -- Hout, geschikt of gebezigd our Masten semen to stellen
of or aan gebezigd to worden . MASTROKER, z . n . m. .-- Houtverzameling our den voet van den Mast, horn tot
stoup dienende . MASTSCHAAL, z . n . v . -- Zekere mast van do mastemakers . MASTSCHOOR, z . n, m .
Zie Loefbalk .
MASTSTUT, z, n, m . -- Zie Loefbalk . MASTWANGEN, z, n, v . mv. -- Houten, tot versterking van den Mast aangebracht . MAT, z . n . v. Kleed of dekking van biezen, net of bladeren gevlochten : aan
MAT--MEI.
139
boord veelal gebezigd tot bekleeding der broodkamer of andere plaatsen, welke men van vochtigheid wil vrij houden . Ook M- van zeildoek met kabelgarens doorspekt, dienende om daar gelegd of vastgemaakt to worden, waar schavieling gevreesd worrt. MATItOOS, z . n . m . -- Zeeman, en meer bepaaldelijk een, die voor gaadje client . Licht M (die 't gewone schcepswerk doet) . Vol M- (bekwaam voor zijn werk, able seaman) . Bevaren M- (die eenige reizen gedaan heeft en des noods den Bootsman, enz . in sommige zaken kan vervangen) . - Do oorsprong van het woord ligt nog in 't duister . Volgends BILD . i n v, is 31-'t zelfde als „matras" of „hangmat", en overdrachtelijk op den bewoner der hangmat toegepast. Zeker wijst de uitspraak, welko men aan 't woord geeft, een uitheemsche afkomst aan . MAZULIET, z. n . v . - Zie Maskuliet. MEDEGAAN, o . w . -- WVordt hot anker gezegd to does, wanner het over den bodem short . MEERBOEI, z . n . m . of Verhaalboei. - Groote, gedubbelde, geteerde en goed Waterdichte houten kist, hoedanige men er onderscheidene in een haven aan ankers met kettingen vast legs en met ringen voorziet, om er schepen aan to beleggen . MEEREN, b . w . -- Voor- on achter vastleggen in de haven, aan pales of dukdalven. Zie Mares . Hoe bedrieght guy click uw weerd, Als by aan uw viol gras meert . DE BRUME .
Emblemeta .
MEERRIN=G, z . n . m . -- Ring aan een kaai, dienende om or eon kabel door to hales en daar een schip aan vast to leggen . MEERTOUW, z . n . o., Ankertouw, Van yjln . -- Touw, waaraan eon schip is vastgelegd . MEESTERRIB, z . ni v . -- Hoofdrib of zijstuk van een vaartuig . MEETBRIEF, Z, n. m . - Verklaring, door beeodigde scheepsmeters of andere bevoegde personen afgegeven, on inhoudende, behalve de handteekening van den scheepsmeter of ijkmeester, en den dag der meting of afgifte, eon genoegzame omschrijving ter onderkenning van hot schip, en wijders eon opgave van lengte, wijdte on holte, tonnenlast, enz . -- Zie verder de bepalingen omtrent den M in Tabel XVI der Patentwet, gevoegd achter de Wet van 6 April 1823 (Staatsbl . no. 34), on meer bepaald in § 33 en volgg. flier Tabel . MEEUW, z, n . m . --- Zeevogel . Spreekwijze :
Een meenw over 't land Is een storm voor de hand.
MEIR, z . n . v, en o . -- Groote oppervlakte water, binnen 't land besloten. By de dichters vindt men hot ook voor „zee'' genomen, welke beteekenis hot ook in de samenstelling, gelijk als in 't Fr . en H . D . heeft behouden . MEIRMAN, z, n . m . In de diepte der zee levende man, half mensch half visch,
140
. ML-MID
hoedanige men vroeger geloofde en sommige zeelieden wellicht nag gelooven dat char werkelijk bestaan . MEIRMIN, z . U . V . - Zeevrouw : 't wijfjen van een Meirman . Bekend is het sprookjen van de M-, die door Hollandsche visschers in bet Purmermeir gegevangen, na gedoopt en onderwezen to zijn, langen tUd nog to Ilaarlem geleefd zou hebben . MELKEN, b . w . (veroud .) -- Eigenaardige uitdrukking voor op- en neerhalen van touwwerk . MERIDIAAN, z, n, m . -- 1° . Groote denkbeeldige cirkel, getrokken door de beige polen en door de plants, waarvan by de M- genoemd wordt, en den Equator met de daaraan evenwijdige cirkels rechthoekig doorsnijdende . De Eerste M- (die, waarmede men, van 't 0 . na,ar't W. gaande, begint to tellers) . Algemeene M---- (die, waarin men by 't berekenen der Eklipsen, onderstelt, dat de zon vaststaat) . Koperen M (cirkel van koper, waarin een aardkloot hangt en ronddraait). Magnetische ill- (groote cirkel, die door de polen van den zeilsteen heen loopt en waarin zich de magneetnaald beweegt) . 20 . Gemeene doorsnede van den M--- en van eeriig opstaand, horizontaal of sehuinsch wink) . 30. Rechte lijn, van 't N . naar 't Z . getrokken in het wink van den M,
de M- van Parijs
(de lijn van bet meest noordelijke tot het meest zuidelijke punt van Frankrijk getrokken) . 40 . M van den niiddelbaren tijd (lijn, die den middelbaren middag aanwijst op den bong, naar de tijdsequatie getrokken .) MERK, z, n . o . -- 1 .. Herkenningsteeken, dat men aan alle voorwerpen geeft, die tot een bepaalde instelling, of die tot het vaartuig behooren . 20 . Teeken op den Steven, van afstand tot afstand geplaatst, om den diepgang aan to duiden . MERKELS, z. n, m, my . --- 1 .. Hoepels, dienende om een hovers een sloep of schuit gespannen zeil to droogen . 20 . Staven vierkant y zer, waarop de roosters, die tot dekking van den kuil dienen, rusten . 3 0 . of Scheerstokken ; houten, waar de luiken der luikgaten op rusten . MI ;s, z, n . o . -- 1° . Snijdend werktuig, 't welk de matrozen steeds op zak hebben, en 't welk in den strijd hun geliefkoosd wapen plash to zijn . Zie
Kortjan, Opsteker . 2° . of Messing.
Benaming, somtijds aan de scherpe sneden van den lap op den achtersteven gegeven . MESSING, z . n . V . - Zie Mes . METES, b . w. --Opnemen, nagaan, onderzoeken . De hoogte, de zon of van eon
anger hemellichaam M-. De ruimte van eon schip A!- . METER of Scheepsmeter . -- Beeedigde ambtenaar, met hot meters der schepen belast . Zie de Wet van 6 April 1823, Tab . XVI, § 33 on volgg . MIDDAG, z . n, m . -- Mi~ldel van den gag : tijdstip, waarop zich de zon in den meridiaan reviudt. Ware M (ale tijd, waarop by zich werkelijk aldaar be-
MID---MOD .
141
vindt) . 141 iddelbare ;11- (de tijd, waarop het 1J-- zijn zoude, indien de zon zich regelmatig in de ekliptika bewoog, en deze met den equator samenliep) . MIDDAGKRING, Z . n . m . -- Zie Mend/lean . MIDDAGLIJN, Z . n. V . - 't Zelfde als Menidiuan . MIDDELBAAR, b, n . -- Zic T~,jd. MIDDELLIJN, z . n. v. - Lijn, die door het midden loops . MIDDELPERK, z . n, o . -- Het middelste den drie vakken waarin bet Dek in de breedte is afgedeeld en 't welk door de schaarstokken begrensd words . MIDDELPUNT, z . n . o . of Hidden . --- Punt in een cirkel, van hetwelk al de punters van den omtrek even ver verwijderd zijn . MIDDELTOCHT, z, n, m . of Centnunt . - Het gedeeite van de vloot, dat zich by een zeeslag of by een onderneming, tus~chen de your- en achterhoede bevindt en anger bevel van den Vlootti oogd staat . MIDDENBOORDS, bw. - Naar het midden van bet board of schip . Bet Roer light midden-boards, de Vlagghe wijet coon opt . HUYGH&NS . Hofwijck . MIDSCHEEPS, bw.
-- In of naar het midden van het schip . M het roes (zoodat de roerpen en de Steven in gene lijn staan . Zie !ifiddenboords. MIK, z . n, m . --- Staander, steunsel . 't Woord guilt oorspronkel k de kruk aan, waarop men de schietroers lei om to mikken, en van char alle dwarshout dat tot steunsel diem, alsmede dat steunsel zelf . if- van den zeilboom . Mvan de pomp, enz . MINDEREN, b . w . - Verminderen . Zeil M (door het wegnemen of inbinden van sommige zeilen, de vaart van het schip doers verminderen) . MINUUTGLAS, a . n. o . - Zandglas, dat eene minuut loops . Seders land gebruikt men, om de snelheid van een vaartuig to meters, by de loglijn, alleen het half en kwart Minuutglas . MINUUTLIJN, z . n, v. (veroud .) Renaming van de Loglijn . MISGISSING, z, n . v . -- Verschil tussehen hot waar en het gegist bestek . MIST, z, n . v . --- DFkke damp, doorgaands koud, en waardoor de lucht verduisterd words. Ik zal u met een mist en dickers nevel decken ; zegt Rafael tegen Gijsbreght in VONDELS treurspel . Driemastscbip, op de Middellandsehe Zee in gebruik . m. of Mswjzend Kompas. -- Kompas, waarvan de mall ten Oosten of ten Westen afwijkt van hot ware Noord . MISWIJZING, z, n . v . --- Hock die de afwijking van de Magneetnaald, 't zij ten Oosten, 't zij ten Westen van 't Noorden bepaalt . MITTS, z. n . v . (veroud.) - Touwwerk aan den Mast. MonnER, z . n . m . -- Aarde met water vermengd, en eon kleevende zelfstandigheid vormelide, die zeer belemmereud is voor alle soorten van vaartuigcn . MISTIER, I . U . v. MISWIJZER, Z . n,
142
MOD-MON .
MODDEREN, o . w . - Zich
in den Modder bewegen, in den Modder, en in 't algemeen over den grond, voortgaan . Het schip Moddert (het schuift over den grond) . Te vaak bedriegt men zich in 't iciezen van zijn streek, Verzaakt den ankergrond en moddert in een kreeic. BILDERDIJE, Ziekte der gel .
MOELJE, z . n . v . --- Steenen hoofd, dat de kraeht der golven breken en aan do
schepen een landingsplaats verschaffen moet . De M- van Genoa, van Nape/s . MOERZEE, z . n, v . -- Onstuimige zee, die tot voorbode strekt van zwaar weer . MoFSSON, z . n, m .
Passaatwind, die, na gedurende eon bepaalden tijd van het jaar nit denze~fden hock gewaaid to hebben, de tegenovergestelde zijde opwaait . Oostli.--, Westlll . Spreekwijze : Ik ben in Een slechten M- (het loops my tegen, ik doe niet als verliezen) .
MoER, z . n, v . -- Stuk metaal, spiraalswijze doorgestoken om er een bout in to
wringen . MOEREN, b . w . -- 't Zelfde als Meeren, dock min gebruikelijk. Zie Meeren . MOERTOUW, z . n . o . -- 't Zelfde als Meertouw . Zie aid. MoERZEE, z. n, V. -- Geweldig onstuimige zee . Zie Hoofdzee . MoET, z, n, o . -- Rand, overblijvend merk, en wel bepaaldelijk het slijmachtige
vuil, dat het zeeschuim op bet strand achterlaat : 't words ook genomen voor de Waterl?fin . Zie aid . b . w . (veroud .) - Een schmit M (een schuit zachtjens voortduwen) . Het roe? M- (hot zachtjens schuiven), 'Waarschijnlijk is 't woord van 't Fr . moo (week) . MOKER, z, n . m . - Zware yzeren hamer . Zie HOOFT, Geer . v . Velz . III . MOETEN,
Naeckt arrnde reusen Op aenbeeld souden 't met geen logge mookers kneusen . MOLENAAR, z . n, m .
- Yzeren bout, om wier midden men een touw bevestigt, en die men dwars in den band van eon ledig stuk plaatst, om dit in 't ruin to hijschen .
MoND, z, n . m . -- Opening .
De 1l7
De 1l- van een stoic geschut.
van een rivier. De M
Onnutte AT
van een baai .
en (overtollige personen aan boord,
die mode eten) . MONDING, z, n. V. -° Zie
Mond .
Eetwaren, voorraad . MONNIK, z . B . m . of Sissen. - in . Benaming van kleine kogeltjens buspoeder met azijn gemengd, welke men tusschendeks brands om de lucht to zuiveren . 2° . (veroud .) Betingbalk . MONSTEREN, b . w. - Hot volk in oogenschouw nemen . Revue houden . MONSTERING, z . n . v . - Het opmaken der monsterrol : 't welk ten overstaan MONDaosT, Z . II. V .
van een bevoegd ambtenaar geschiedt. De verplichtingen tusschen den schip-
MON-- I UT .
1413
per en zijn Equipaadje beginners cerst van hot o'~ge}ib1ik, dat de M gedaan is . Zie voorts betreffende dit ondcrwerp artt . 390, 397, 399, 340, Wetboek van Koophandel . MONSTERROL, z, n . V . -- Rol of lijst, waarop de namen staan opgeteekend van hen, die zich aan boord bevinden, 't zij als tot de uitrusting Lehoorende, 't zij als passagiers . De 11- strekt ten bewijze van de voorwaarden der verbintenissen tusschen den schipper en de sehepelingen aangegaan . Wat de M moot bevatten wordt geleerd in art . 397, Wetb . van Kooph . Zie voorts art. 396 en 398 . MORRELEN, o. W. - lets in bet ruim of hol van bet schip zonder licht en alzoo by den tact verrichten . MORTEPAIE, z . n . v . -- 1° . Los stuk geschut . 2° . Persoon, die zich aan boord bevindt zonder op de monsterrol to staan . MORTIER, z . n . o. -- Bolnketel, steenstuk . Mosch, z . n. v . -- Gedroogde plant, die gebezigd wordt tot het stoppers der naden aan de buitenhuid . MOSCHPAPIER, z, n . v . - Soort van papier, nit Mosch vervaardigd, en ten zelf den erode dienende . MoSCHSPOrNING, z . n, v . -- Sleuf, die voor de helft in een stuk hoot en voor de wederhelft in het daartegen geplaatste stuk gemaakt is, en dienende om met Mosch of moschpapier to vullen . MoSRulL, z . n, m. Soort van grooten houten hamer . Kardoezen, moskuils en kruitkokers wijt van keelen . ANT0NIDES . Ystroom . .
MOSSELMAN, z . n . m. -- lo. Een vaartuig, dat Mosselen vischt .
2°. De man, die ze verkoopt. Spreekwijze : Dear veel yolks is, valt veel to verkoopen : dat wist de M- ook, en liep met mosselen de kerk bin~sen . MOSSELSVAGEN, z, n, m . -- Ruimte tusschen de twee beetings . MOTSE, z . n . v . -- Wijde schippers overbroek . MOTTEN, onp . w . -- Stofregenen . Ret recent niet, het mot slechts . MOTTERIG HOUT, z, n . o . Eikenhout met kleine vlek ;ens, als de vlerken van
Motten, ongeschikt om ondcr water to dienen . MUIDE, z . n, v . -- Mond of monding, waarvan ons Muiden, Arnemuiden, IJs-
selmuiden, de Engelsche steden Pleimuiden, Jaarmuiden, enz . Mvis, z . n . v . -- 1 Knoop, in cen touw gelegd om het doorschieten to beletten . 2° . Opgeschoten touw . 3° . Beslag van een riem . 4° . Knoop of beslag van de kabelaring . MuIZEN, b . w . -- De kabelaring beslaan . MuizING, z . n, v. my . -- Verdikkingen, die van afstand tot afstand op de kabelaring gemaakt zijn en dienen om die door de seizing aan het zwaar touw to doers houden tot aan het spil .
MUL
144
NAA .
MULE'r, z . n . m . -- Soort van Portugeesch vaartuig,
(mat veal sprong heeft en stark voorover gebogen master met latijnzeilen draagt . MURGPIJP, z . n . v. - Triviale benaming van de looden of houten koker, die aan bet vuil, de flesschen enz . tot doortocht near zee strekt . MUSKET, z . n . o . -- Schietgew ear . Zie Roer. MUTSJEN, z, n . o. -- Blikken maatjen, hat zestiende dccl vormende van eau pint, en bet rantsoen van een plan aan starker d ark voor ddn maal bevattende . Ben 11'!- jenever . Het wordt ook voor de hoeveelhcid zelve gebezigd . Ik zoo nog wel een half M- luster .
N ., z, n . v . -- Beteekent : 10 . Noord, Noorden . De wind is N. (is noord) . Texel h9t ten N. van. Holland . 20 . Een onbepaald petal . Dat schip ligt op N. mijl afstand (op een petal mijlen, onverschillig walk) . NA, bw . -- Dicht, naby. Het zeil staat to N- eon den wind. Wy liygen to N-aan den wal. NAAD, z . n . v. - 10 . Afstand tusschen twee nevenplanken . Opene N (verwijdering van dien afstand, ten gevolge van de droogte of van de beweging van 't schip) . 2o . Vereeniging der banen van eon zeil . Platte N- (welke de zeilemakers maker, wanneer zy de banen can duim over elkander doer kruisen) . Ronde N(eenvoudige N-, die de banen van hat zeildoek baan aan baan verbindt) . NAADHAAK, z . n . en . - Yzeren wcrktuig, waarmede men hot werk, dat vernieuwd moat worden, uit de Naden der planken haalt . NAADPREZENNINGS, z . n . v . my . - Smalle strooken Prezenning, om de Naden en luiken op kleine vaartuigen to dekken. NAAIEN, b . w . - 10 . Met de naald vasthechten . 20. Aanslaan, beleggen . Fen blole N- . NAAIBOUTEN, z . n . m, my . - Zie Koppelbonten . NAALD, z . n . v. -- 1° . Puntig wcrktuig van can oog voorzien en dienende om voorwerpen met een draad aan elkander to hechten . 2 0 . KompasN-, MagneetN- : plat staler lemmer, in 't midden met can spit bevestigd op de roos van 't kompas, en de windstreken aanwijzende . Doode N (die zich niet dan langzaam (die haar kracht verloren bath) . Walende N richt) . Zie Lelze . De Naelde wtjckt cock :eraeckt en alle gissingh sltryt . HIIYGHEms .
Hofwijck,
NAALD, z, n . v. -- Strook hoots, die somtijds tusschen hat rahout an den zitgang
wordt aangebracht .
NACH--NAT .
145
NACI-LTGLAS, z . n . o . _. Zandlooper, die acht glazen of vicr voile uren loops eer by ledig is . NACHTHUISJEN, z . n . o . --
Houten kast, gewoonlijk is drie nevens elkander ge-
stelde vakken verdeeld, waarvan hot middelste een lamp bevat, bestemd om de beide anderen, die ieder van een koml~as voorzien zijn, to verlichten . Het N is vlak tegenover Glen roerganger geplaaist. NACHTSCxoT,
z . U . o . -- Schot, d{lt aan boord van groote schepen gelost wor lt,
om aan to kondigen, dat hot week van den dag verricht is . Elken avond to ncht ure does de vlootvoogd hot N- . NACHTSCHUIT,
z . n . v . --
Veerschuit, die 's avonds afvaart, om 's morgens op
hear bestemmingsplaats to komen . Spreekwijze :
Hy koiut m t
de
N (hy komt laat : by brengt nieuws, dat
ieder reeds weet). NACJITWIJZER, z, nfl
m. -- Werktuig, waarvan men zich aan boord pinch to be-
dienen, om 's nachts hot nor to weten, door de hoogte der Noordstar boven den pool to meten. NADEREN, b . en o, w . -.- Naby komen . vasie land begint reeds to
11'--
(wy
't Is
devaarhjk, die trust to veel to N- . Het
komen reeds in de nabyheid van bet
vaste land) . NADIR,
z . n . o . _ Het punt, dat loodrecht onder een aangegeven plants of
voorwerp en alzoo tegenover hot Zenith staat . NAGELS,
z, n . m . my . -- Honten, rondo, langwerpige cylinders, die gebezigd
worden tot hot vastmaken van buitenhuidsplanken Zy behooren gekloofd to worden uit taxi hoot, dat niet vatbaar is voor zwelling . N- over N schielen (word vroeger van hot vooruitsteken van den steven gezegd) . NAGELBANR, z . n, m . - Smalle plank, van bouten voorzien en horizontaal in bet want geplaatst om tot steunpunt by onderseheiden kleine verrichtingen to dienen . NAGELDRAAIBANK, z . nfl
m . --- Bank, waarop Nagels vervaardigd worden .
NAGELEN, b. w . -- Een Nagel inslaan . NAMIDDAGWACHT, Z . n . v. -- Wacht aan boord van 's middags tot 4 cur's avonds . NASCHIP,
z . n . o . of Achterblijver . -- Schip, dat trager dan de overigen aankomt .
Spreekwijze :
Ily kont met de Naschepen
(by brengt eon tijding, die aan
iedereen bekend is) . NASLEEPEN,
b . w. --
Op 't sleeptouw hebben, achter zich trekken .
Ilet fregat
Sleepte de gemeakte prijzen achter zich Na. NAT, z . n . o . -- Wat vloeibaar is . -- Door de diehters wel eons voor zee gebezigd, dock dan immer met een
b. n.
Het zoute N, hot peilloos N- .
Langs 't golvend net near de Oosteri ust getogen . K . W . BILDEEDIJK • Spreekwijze : Geen N- of droog hebben (niet to eten nosh to drinken hebben) . Hy lust z?jn N jen wel (hy is een drinkebroer) . NATHALS, z, n. m . -- Zuiplap, drinkebroer. l9
146
NAT
NEU .
NATTEN, b . w. - Nat maken. De zeilen N- (die bevochtigen, om bet doek
to doen krimpen, en, wanneer bet ontplooid wordt, de spanning to vermeerderen) . Het yeschut N- (bekoelen) . NAVETTE, z, n. v . -- Indiaansch scheepjen . NAVLOED, z . n . m . - Zie Acbtervloed . NEB, NEBBE, z . n . v . 10 . Dc bovenarm van een knie, die tegen een balk komt . 2° . 't Zelfde als Sneb. Zie aid . NEBSCIIUIT, z . n . v. - Schuit, van een Neb of emit voorzien . NEER, z . n, v. Sterke rafeling of kabbeling in bet water, veroorzaakt door de ontmoeting van een tij met een byzonderen stroom : en in 't algemeen de tegenstroom, die langs den wal loopt . Met de N- wegdrijven (van de defining gebruik maken om voort to komen . In de N oprocien (nit den stroom blijven). Spreekwijze : Hy is in de N geraakt (bet loopt hem tegen) . NEERGAAN, o . W . Van de hoogte naar de laagte gaan . N noemen onze strandbewoners ,,in zee steken", omdat zy bun vaartuigen van bet hoogere strand of moeten brengen . NEERHALEN, b . w. - Naar beneden halen . De vlag N- . Zie Strz,jken. NEERHALER., z . n. m . -- Touw. NEERLATEN, b . w. - Laten zakken . Een mast N, de jol N- (in zee strUken) . NEERTREKKEN, b. w . -- Het vlot brengen der vissehuiten of bommen . NERING, z, n . v . - De vrije N doen plach gezegd to worden voor : „zeeschuimen, op zeeroof uitgaan ." NET, z . n . o. -- Gebreid of geknoopt samenstel van garen . VerschansingsN (dat langs bet boord loopt) . Marsh--ten (die aan den aehterkant der coarsen zijn) . Zie verder EnterN-, VischN-. Ook N-, gebezigd om visch to vangen, De .N-ten schieten (ze uitwerpen) . De Nten boeten (ze herstellen) . Ziet dat gy hierop naarstiq let, De groote visschen scheuren 't net . CATS .
Spreekwijzen : Achter bet N visschen (te laat komen om zijn voordeel to doen . Iemand in 't N- krijgen (imand verschalken) . Iemand bet N- over 't hoofd balm (hem met geweld verongelijken) . Njens droogen (zijn uitgaven bekrimpen : -- omdat de visseher, door zijn N-ten to droogen, zich voorbereidt um later daarmede voordeel to behalen) NBUS, z, n. m . -- Benaming, die aan de meest vuoruitstekende punt van den voorsteven gegeven wordt . Hy haalt zijn N lustig onder . Hy spoelt lusty zijn N (van eon schip gezegd, dat met den boeg diep onder water gaat . Den N in den wind steken (den boeg naar den wind wenclen) . Spreekwijze : Zjn N- in den wind steken (onderzoeken) . NEIISKIJKER, z . n. m . - Jongen, of bootsgezel, die voor op den boeg op den uitkijk stoat .
N EU--NOO.
147
Ilouten of hells gegoten yzeren rol, dienende om het ver • z . II . v . schuiven van twee op elkander geplaatste stukken hout to beletten . Yzeren
NEUT,
N-en . Polchouten N-en . N van de unkersehacht . (Zie Ankerneut .) Spreekwijze : Heeft by Njens, by zal wel doppen maken (hy zal van hetgeen
by bekomt wel party trekken) . Een oude N- (eon oude vrijster) . Voor doove N-en zitten (zonder voordeel ergends zitten) . NEVEL, z . n . m . -- Damp, mist . NEVENSCHIP, z, n . o . --- Het schip, dat men, in breeds lime zeilende, nevens zich meet houden . NIPPERTJEN, z, n, o . - Eigenlijk .N jper jen, als komende van Nijpen . Dot was op list N (dat scheelde weinig) . Een plants op bet N acf, by het elude van een gang, to boven zeilen .
N . 0 ., bw . - Noord-Oost . N . 0 . ten N . (Noord-Oost ten Noorden) . NOK, z, n . v . Uiterste punt of spits ; in 't byzonder van eeu ra of zeil . NOKBINDSEL, z . n . o . Bindsel, waarmede het zeil aan de Nok van de ra wordt vastgemaakt. NOKGORDING, z, n . v . - Cording van de Nok . Zie Dempgording . NOKKEN, b . w. (veroud ) -- De nokbindsels leggen : de razeilen vastmaken . NOKLEIIVEII, z, nfl m . - Boven- of buitenhoek van een vierkant zeil, dat aan een ra is vastgebonden . NOKOOREN, z . n . o . my . (veroud .) -- Stevige, wel met marlijn voorziene oogen, aan de benedenhoeken der vierkante zeilen, waardoor de schoten loopen . NooD, z . n . In . -- Pit woord duidt in de samenstelling een voorwerp aan, dat bewaard words out, in tijd van N list ontbrekende of onklare to vervangen . Zoo zegt men Nanker, N -gordingen, N--mast, N-tulle, N-want, enz . Zie Dorg . Zie Slolup .
Spreek ij ; e : D .'e
N heeft, meet pompen (zie Ponzpen) .
NooDscno T, z, n . m . -- Icanonschot, hetwelk, op zee gelost, aankondigt, dat men red~lii'g of hulp verlangt . Spreekwijze : filet is een N (bet is een laatst, dock veelal hopeloos middel, waartoe men 'ijri toevlucht neemt) . NOODSEIN, z, n . o . - Teeken, waarmede een vaartuig, 't zij door schoten, 't zij door 't hijschen van een vlag, 't zij op andere wijze, to kennen geeft, dat list zich in need b~vindt. NoonD, bw. - Duidt een strekking aan pan of naar de noordzij . De wind is N (het waait uit het noorden) . Wy inoeten N- houden (wy moeten naar de noordzij koers houden . Spreekwijze : De wind is N-- (by is in een kwade luim) . NOORD (DE), z . n . v . -- 1° . De noordelijk gelegen landen, als Noorw egen, IJsland, enz . Om de N raven (bet Noorden omvaren) . 2o . Wat noordelijk gelegen is . Ow de N- houden (Noordelijk opvaren) . NOORDELIJK, b . n . -- Wat zich ten Noorden bevindt . AN OORDELIJKEN, o . W . -- Words van den wind gezegd, als by naar 't Noorden loopt .
148
N()O .
z . n o . - 1° . Het gedeelte der waereld, dot tegen over het zuiden ligt. 20 . Streek, (lie Noordelijk gelegen is van de plaats waar men zich bevindt .
N0ORDEN,
Het waait nit het N- . NOORDEN (TEN), bw . --- Noordelijk, am den Noordkant .
Denernarken is T-N
van Duitschland gelegen . NOORDERBREEDTE, z, n . v . -
Afstand eener plaats van den Equator Noordelijk
op gerekend . Calais ligt op 51 graden N (Calais ligt op 51 graden noordelijk van den Equator) . NOORDERLICAT, z . n . o . - Lichtverheveling by nacho, welke om de 11Noord dikwijls zeer sterk is. Ootstentenis der zoo, omdat, voor de bewoners van NOORDERZON, z . n . v . -'t Noordelijk halfrond, zich de zoo noon aan 't Noorden vertoont : alzoo 't zelfde als „stikdonker" . Spreekwijze Met de 11~ vertrelcken (rich by duisternis, in 't geheim, wegpakken) . N00RDE`V1ND, z . n . m . - Wind, die van do Noordzijde waait. NooRDNooRDOOST, z, n . o . - Windstreek, tusschen het Noord en Noordoost . N- ten N . N- ten Z. (windstreken) tusschen N en het N . of Z . gelegen) . Tevens bywoord . NOORDNOORDWEST, z . n . o . -- Windstreek, tusschen bet Noord- en Noordwost . N- ten N N- ten Z. (windstreken, tusschen het N- en het N . of Z . gelegen) . -- Tevens bywoord . N0ORDO0ST, z . n . o . of ten Noordoosten . - Windstreek, midden tusschen het Noord en Noordoost gelegen . -- Tevens bywoord . Spreekwijze : Ik gal he(1a een opzetter dot by N- lag (dot by niet wilt, waar by to land kwam) . NOORDOOSTEN (TEN), bw . - Zic Noordoost . NOORDOOSTEREN, o . w . -- Naar 't N . 0. loopen . De wind is aan 't N- . NOORDOOSTERING, z . a . V . - Afwijking der kompasnaald van 't N . naar't N . 0 . NooRDrooL, z . n . m . Zie Pool. NOORDSCH, b . n . -- Wat uit bet Noorden, bepaaldelijk nit Noorwegen of Zweden komt . N- hoot. N-e Deelen .
omdat N Spreekwijze : By heeft Ne buien (hy is gemelijk, knorrig : en norsch woorden zijn van eerie beteekenis) . N0ORDSTAR, z . n . v . -- Star, die in 't N . stoat en tot een bank aan de zeevarenden strekt . De Noortstar streckt aides by nacht op zee Een heldre baeck voor die de zee bevaren Zy wijst de streeck, de haven, en de ret En baent den wegh in spooreloove baren . VONUEL . Danekoy'er aan Christine .
Spreekwijze : leidsman) .
Hy is de N- waarop ik my richt (by is mijn
girls, mrjn
N00
OML .
149
z. n. o. of Noordwesten . - 1)e windstrcek tiisschen hot Noorden en 't Westen . NOORDWEST, bw . -- Wat zich ten N . W . bevindt. NOORDWESTEN, z, n . o . - Zie Noordwest. NOORDWESTEREN, o, w. - Naar 't N . W, loopen . De wind is can 't N- . NOORDWESTERING, z . n . v. - Afwijking der kompasnaald van 't N . naar't N . W . N. W ., z, n . o . -- Beteekent Noord- West. NIJPTANG, z . n, v . -- Tang, waarmede spijkers worden uitgehaald . NooRDWEST,
0., z . n . v . -- V~ or Oost, Oostwaarts ; ten 0. (voor ten Oosten) . OCEAAN, z . n . m . -- Waereldzee . De Atlantische 0- . By de dichters wordt 0--in 't algemeen voor alle groote zeeen genomen . ODIEF, z, n . m . (veroud.) - Benarning eener snort van schaaf . OEFENING, z . n, v . -- Meer gewoon is, waar hot bewegingen van schepen geldt, hot uitheemsche woord manoeuvre . OEVER, z . n . m . Strand, kust, zee- of rivierkant. [a de engte, die Calais gescheiden houdt van Doever, Laveerde een Spaansche vloot, die wederzijds den never Met daizend icielen sehuurde .
S . STYL .
Spreekwijze : Ann den 0-- van 't verderf, van den 0-- van 't graf (aan den rand van 't verderf, enz .) . OFFICIER, z. n . m . -- In 't algemeen ieder, die eenig officio of bediening bekleedt . Zie DekO--, VlagO-, enz . OM, bw. - 10 . Voor : over, voorby . De tijd is 0- . De nacht iv 0 2a. Veranderd : De wind is 0- . OMBAKSEN, b . w. - Zijdelings richten, t . w . een stuk geschut . Zie Baksen . OMBRASSEN, b, w . --- 1)e zeilen van richting doen veranderen . OMGORDEN, b . w. - t, w . een schip, waarvan de inhouten dreigen los to gaan, met kabels belergen om de losse deelen by elkander to houden . OMHALEN, b . w. - Een andere richting geven . De voorzeilen 0- (de voorraas over de andere zijde brengen, zoodat de wind in hot fokkezeil vat) . OMHALZEN, b . w . - Met storm byleggende, voor-de-wind om, over den anderen boeg gaan byleggen . OMKENTEREN,
o . w.
Omkantelen, 't onderst boven keeren .
Het 0- van
een sloop. OMLAAG, bw . - Onder bet dek ; gebruikelijk in komms . OMLEGGEN, b . w .
10 . Op zijde leggen .
Een hoot 0-- .
0- alien!
150
OND .
OIL
2 0 . Vastma.ken, een ring, een oog, een omgeslagen touw in eenig voorwerp haken . Een sag 0- (Let omslaan en vastmaken van een touw om een kruishout, dukdalf, pail, enz) . OMLOOPEN, 0 . W . -- Wordt de wind gezegd to doen, wanneer by verandert . OMSCHEREN, b, w. -- Verversehen . Touwwerk 0- (het van pleats doen veranderen om het niet bestendig aan dezelfde wrijving bloot to stellen) . OnISCHIETEN, b . W. -- Omslaan . Een touw 0- (een touw ergends om heen slaan) . OMSLAAN, b . w . - Omverwerpen . he wind Sloeg het schip Oin. OMSLAAN, o . w . - .Onlvallen . Bet schip Sloeg Ow . OMSLAG, z . n . m . - Handvatsel .
De 0- van yen boor .
OMSLOOIEN, b . w . (veroud .) -- Omzwikket], omhalen . OMSMAKKEN,
b . w . --
Omgooien, near een andere zijde brengen, b . v, in het
flu verouderd komm . Sleek het zeil Orn . OMSPANT, z, n . v.
Afmeting, vorm . 0-- van een schip . Door de w erking van den wind omver gaan . OMWENDEN, o . en b, w. Thands words meer gewoonlijk Wenden gezegd . Zie aldaar . OMZEILEN, b. w . -- Om heen zeilen . Len hoek 0-- . OMzwAAIEN, o . w . --- Zie Zwaaien . OMWAAIEN, o . w. --
OMZWALPEN, b . w .
Zie Zwalpen . Geen aardrijk ken zijn knits bepaten, Geen arm van aard-omzwalpend zout . BILDERDIJK . Ode aan Napoleon.
ONBEMAND, b . n. -- Zonder bemanning. flet schip is nog 0-. ONBEVAREN, b . n. - Ongeoefend, ongewoon aan boord . Het is slecht zeilen met 0-- nmnschap. ONDER, voorz . - Beneden .
0- de lij, 0-- den wind van een ander schip (words een schip gezegd to zijn, wanneer de wind komt van do zijde wear dal andere schip ligt) 0- de knst, 0- den wal (words een vaartnig gezegd to zijn wanneer hot zich op weinig afstands van die trust of dien wal bevindt .) 0-- zeil gaan (Wegzeilen .) 0- Engelsche vl(rJ (een Engelsehe vlag voerende .) 0 die zeilen, 0- dat zeil loopen (alleen die of dal bepaalde zeil voeren .) 0- den wind laten loopen (afhouden, zoo dat de wind dwars in de zijde komt .) 0-- zee gelegd zrjn (door eon zeeslag op zijde gesmeten en overdekt zijn) . 0--- water . -- Zie Boven .
ONDERB ARGHOUT,
zz n . 0 . - Zie Barghout. b . w . - Geheel onder water brengen . Het Ondergedompeld gedeelte van een schip (dat gedeelte, 't welk onder water is) . ONDERDOMPELING, z, n . v . -- Overstrooming . De geheele 0- van een sloep . ONDERDOMPELEN,
ONDERDOORRIJDEN, ONDERRIJDEN, 0 . w .
-- Words hot schip gezegd to doen, als hot, voor anker liggende, door hooge zeeen overstelpt, zinkt . ONDERLEGGIeR, z, n . m . -- Zie IKiellichter. ONDERLOOP, z . n . m . -- Zie Voorstuk en Kate .
OND ONG . ONDERLIJK,
151
z . n. o . -- Onderste gedeelte van een zeil .
Dot zeil heeft cool breedte
in z~:in 0
z . ii . o. -- Het Onderste Lijzeil, als dot van de grooto fokkera . z, n . m . - Officier van minderen rang . ONDERNORTALIESTOPPER, z . n. m . - Kleine Stopper, die, op een galei, aan den coot van den mast was gestoken op den strop van den Ondernok, en dozen vasthield . ONDERRA, z . n, v . -- Benedenra . ONDERRUIM, z . n . o . 1)iepste van hot ruim . ONDERRIJDEN, 0, w. --- Words een schip gezegd to doen, wanneer hot door hevige stortzeeen overstelpt words . ONDERSCIIIP, z . n. o . -- Benedengedeelte van een schip . ONDERSCHOREN, b . w . -- Met schoren of stutten ophouden . ONDERLIJZEIL,
ONDEROFFICIER,
.)e vlietgodinnen zien ontelbare oorloghskielen En schepen toegerust en onderschooren 't clot . VOVDEL .
Verovering van Grol .
z . n . V. -- Hetgeen onder een schip op de helling of onder eenig onder work op den grond is geplaatst om hot to stutten . ONDERSTRIJKEN, b . w . (veroud.) Met planken van onderen bestrijken of beschieten . ONDERSTUT, z . n . m. -•- Zie Stut, Noodstut . ONDERSTUTTEN, b . w . - h . v . een schip ; wanneer bet op strand ligt en men er stutten onder zet om hot omslaan to beletten . ONDERSTUURMAN, Z . n, m . of Stuw7nansmaat . ONDERWANT, z, n . 0 . -- Want, dot lager zit . ONDERZEIL, z, n . o . -- De Fok en hot Grootzeil worden de 0--en genoemd . ONDERSCHORING,
Regel je aan de halzen en schoten van de 0-en ! en gordings van de 0--en inhouden !
0---sltalzen toe !
0---en geien en gorden !
Geitouwen
( kommandoos) .
Benedenzeil of benedenste gedeelte van een zeil . bw . - Zeilend . Het schip is 0- Z- (bet zeilt) . Spreekwijze : 0-- Z- goon (in sloop vallen), -- omdat men don als 't ware hot gezelschap verlaat en zich naar een andere waereld begeeft . ONDIEP, b . n . -- Wat long of niet Diep is . ONDIEPTE, z, n, v . Plants, waar minder water stoat, terwijl hot in den omtrek diep is. ONGEBOEID, b . n . Nog niet beplankt . ONGELDEN, z n, o . my . - Kleine averyen . ONGEMaK, z, n, o . -- Schade, avert' . ONGEMANIERD, b . n . -- Words een schip genoemd, dot zijn bewegingen niet naar behooren volbrengt . ONGESTADIG, b . n . - Veranderlijk . Het weer blijft 0-- . Wi hadden 0--en wind ONGESTUIM, ONGESTUIMIG, b, n . -- Dichteri . coot Onstuiiniq . Zie aid . ONGETEERD, b . n . Niet met seer besmeerd . ONDER ZEIL,
ONG--ONT .
152
b, n . (veroud .) -- Wordt een schip genoemd, waarv an de inhouten vervuurd zijn . ONKLAAR, b . n . - Verward, verwikkeld. 0- anker (roept men, als het anker boven komt met een of meer slagen van de ketting of het touw om den stok of de hand) . Dat touw is 0-- (dat touw is in een ander verward, is geknoopt) . Spreekwijze : 't Is 0- (de zaak is in de war) . ONLANDBAAR, b . n . - Waar men niet Landen kan . Een 0-e kust. ONOVERDEKT, b . n . - Zonder Dek . Hy heft de rein net een 0- vaartuig gedaan . ONSTITIM, b . n . - Zie 0 ,stuirnig . ONGEZOND,
Door barreningen en onstuime wintervlagen, ANTON'1DEs
ONSTIIIMIG,
b, n . -
IJstroorn,
Ongestuirnig, Ongestuirn of Onstuim (wild, buijig, stormig) .
ONTBALLASTEN, b . w . ---
Van ballast ontladen .
ONTBINDEN, b . w . - Losmaken . ONTDEKKEN, b . w . - Bespieden, zlen .
Land 0-- (Land zien, dat men to voters niet bespeurd lead) . ONTDEKKING, z . n . o . -- Onderzoek . Op 0-- uityaan (zich op weg begeven, am b, v . een bosch of landstreek to onderzoeken) . ONTDIIBBELEN, b . w. - Van dubbeling ontdoen . ONTKLEEDEN, b . w . - De hekleeding, h . v. van een touw, wegnemen . ONTHLINKEN, b. w . - Hut zoom- of klinkwerk van een vaartuig wegnemen . ONTKIIIPT, b . n . Van banden ontbloot . 0-e marsen, masters, enz . ONTLADEN, b . w . - De Lading uitnemen, 't zij van een vaartuig, 't zij van een stuk gesehut. ONTLADING, z, n, v . --- De daad van Ontladen . ONTLIJKEN, b, w . -- De lijken van een zeil afnemen . ONTMAST, b. n . - Van mast beroofd . ONTMASTEN, b . w . - Van masters ontdoen . ONTMEEREN, b . w. -- Losmaken . Ontmeert d' ondanekbre vloot om door ons' zee to goon,
zegt voNDEL in de durst. Hekuba. ONTNEMEN, b . w. - Afnemen . Het bevel aan een Offlcier 0-, den wind aan een ander schip 0- . ONTPLANKEN, b . w. -- Van Planken ontdoen . Het, scheepsboord 0-- . ONTRAKKEN, b . w . De Rakken lomaken . ONTREDDERD, b . n . - Buiten staat our zich to weeren of our behoorlijke bewegingen to makers. De schepen waters 0-, warm in 0--en staat aangekomen . Door kracht van riemen iets, b. v . een gevaar, ontkomen, ONTROLLEN, b . w . -- Open rollers . De vlag 0--. ONTSCHEPEN, b . w. - Uit het schip nemen of zetten . Hy liet de lading 0 , by lief de manschap 0-. Er werden 1000 man landingstroepen Ontscheept . OniONTROEIEN, b . w . -
scheept zijn (niet larger aan boord gehouden worden) .
ONT---ONW .
153
b w . - Het bevel van hat Schip ontnemen . b . w . - Wegzenden, uit de dienst zenden, afdanken . z . n, o . - Afseheid, afdanking . Die lieden hebben eervol
ONTSCHII'PEREN, ONTSLAAN, ONTSLAG,
0-- bekomen .
Hy heeft 0- van dat schip . ONTSLUITEN,
b . w . - Wader open stellen .
E7
is bevel gegeven, die haven we-
der to 0- .
z . n . m. -. Overdrachtelijk gebezigd door sehrift op Kortenaar.
ONTSLUITER,
VONDEL,
in zijn graf-
De Groote Kortenaar, de schrick van 's vyants vlooten, D' ontsluiter van de Sont lie's in dit graf besloten .
Ziju tuig kwijt raken . Het schip Onttakelt. Van takels en want ontdoen, aftuigen . Dat schip onttakelt zijn stengen (men reams de ra en 't want van de stengen af) . ONTTAKELING, z . n . V . -- De daad van Onttakelen . ONTTUID, b . n . - Words gezegd van ears schip, dat zijn tniankers binnen heeft . ONTTUIEN, h . w . -- Het tuianker binnen halen . ONTYALLEN, 0 . W. -- Verdwijnen ; uit hat gezicht raken. Het land Ontvalt om de ONTTAKELEN,
o.
W. -
ONTTAKELEN, 0 . W. -
noord of de zuid.
b . w . --- 1o. Van geschut ontblooten . 2° . Opleggen, de tuigaadje ontnemen . ONTWERP, z . n, o . -- Schets, plan . ONTZEILEN, h . W. - Door kracht van Zeilen ontkomen . ONTZET, b . n . -- Beschadigd . Een 0-- schip (een schip, waarvan eenige deelen hebben losge'aten, ten gevolge van zwaar wear) . ONTWAPENEN,
ONTZETTEN, b . w .
--
Verlossen, nit den rood helpers . De Atalante stand op hat
punt genomen to worden, toen de Iris haar kwam 0- .
Inzakken . Dat schip begins to 0- . Nederzakking, inzakking. z, n, o . --- Dander en bliksem . Er broeit een 0-,
ONTZETTEN, o . w . --
ONTZETTIN(, z, n, v . -ONWEER,
er is 0- op hander.
'C Vervaerlijk onweer belt met weerlicht, blixem, dander En donderkloot, en roars, al buldrend, 'topperste order . Eon donkre orkaan rammeit en snort met slag op slag, Als of weir de aardkloot in een nieuwen baiert lag . ANTONIDES, LJstroom .
Wat Onweer Batter ruyscht of waster ommegaet, Ziet Bat ghy nemmermeer uw eygen post verlaet . CATS .
Spreekwijze ; Er is worden) . ONWEERSBUI, z . n . V .
0-- aan de lucht
Zie
(er zal braaf gescholden of geroerd
Bud. 20
154
OOG
OOS .
OoG, z . n . o . - Gezicht . Ben 0- in 't zeil houden (op alles acht slaan) . In hot Grafschrift op Kortenaar noemt VONDEL dien held : Verminkt aan Ooq en rechter hant En 't eehter 't Oog van 't roer .
OoG, z . n . o . Opening of gat, aan de kanten van een zeil, aan eon strop, of in een bout, en dienende om er iets door to halen en daardoor hot voorwerp aan een antler to bevestigen . OoGBOUT, z . II . V. - Bout, met een Oog voorzien . OOREN, z . n, o, mv . - Zie
Judasooren .
OORLAM, z . n . o. - Renaming van eon ervaren woman ; hot woord is afkomstig
van 't Maleische Orang lama (ervaren, handig, bekwaam man) . 2 °. Rantsoen van jenever, borrel, slok . OoRLIeTBLOR, z . n . o . - Blok, dat als eon oorhanger of oorliet aan hot einde van de ra hangt . OORLOGSCHIP, z . n. o . - Zie Schip . OORLOGSVLOOT, z . n. v. -- Vloot, die, onder hot bevel van een Amiraal, ten Oorloge is uitgerust . OoR OVER OOR, bw . (voroud .) -- In de spreekwijzo 0- o 0-- bouwen (hot whip boven wijd uitbouwen, waardoor bet zeer geschikt wordt om to slaan, maar wat rank om good zee to bouwen) . z . n, o. my . Yzers ter zijde aan de rampaarden, om die to bestieren en to bedwingen . OOST, bw . - 0ostelijk, tussehen Noord on Zuid . De wind is 0-- (komt van de Oostzijde) . OosT, z, n . v . - Do Oostindische bezittingen . Hy vaart op de 0-. Hy heeft OORYZERS,
zijn fortuin in de 0
gemaakt.
Spreekwijze : 0- west, t'huis best (men moge de 0- en de West bozocht en hot er good gehad hebben, men zal zich nergonds beter bevinden dan in hot moederland) . OOSTELIJK, b, n, en bw. Wat ten Oosten is . OOSTEN, z, n, o . - De Levalit . Die schepen komen uit /et 0- . OOSTERZON, z, n, V . - De Zon, als zy zich in 't Oosten bevindt . Hy is van de 0- geroost (hij heoft in Oostindien een bruine kleur opgedaan .) OOSTINDIeN, L . n, o .
- De eilanden in de Indische Zee . Spreekwijze : Men ziet op goon aap, als men nit 0-- komt (men kan gemakkelijk wat weggeven als mon 't ruim heeft : -- omdat hy, die vermogend uit de Oost terug komt, gemakkelijk een nap kan prezent doen) . OOSTINDISCHE KOMPAGNIE of MAATSCHAPPY . -- Maatschappy, die voorheon hot bewind voerde over de volkplantingen in den Indischon Archipel . - Schip, dat op de Oost vaart .
OOSTINDIEVAARDER, z . n . m .
OOST TEN NOORDEN, OOST-NooRD-OOST, OOST TEN ZUIDEN, OOST-ZUID-OOST .
Windstreken aan de Oostzijde, elkander van hot Noorden naar hot Zuiden opvolgende .
OP-A---OPE . OOSTWAART, bw. OP-ALLENS,
155
- Naar de Oostzijde .
t. w. -
Komm, voor : „alle man boven", verbasterd van 't Eng .
up all hands! EN NEER, bw . - Words een schip gezegd to zijn, als zijn voorsteven zich vlak boven bet uitgeworpen anker bevindt : en ter zelver gelegenheid van bet touw. Het touw wzjst 0- . Het schip is 0- (is gereed om onder zeil to gaan .) De wind is 0- (er is niet genoeg wind om den windwijzer to doen draaien) . OPBOEIEN, b. w . - De staande boorden van een vaartuig verhoogen . OPBOEISEL, z . a . o . - Vloer, looze stelling, zetplank . OPBORRELEN, o . w . - Koken, brabbelen . Zie aid . OPBRASSEN, o . w . - De raas meer vierkant aanhalen . De wind is ru2mer . Wy OP
moeten 0- . OPBREKEN, b . w. - De kabelaring dwingen to rijzen . OPBREKER, z . n . m . - 1° . Houten keg om de kabelaring Op to breken .
2 °. Yzeren helling met metalen rollen . OPBRENGEN, b . w . - 1°. Optuigen, b . v. de bramraas . 20. In een haven brengen. Een pr~js 0 (een prijs gemaakt schip in een haven brengen) . OPDOEKEN, b . w . --- Samenvouwen. De zeilen 0- . OPDOEMEN, o. W . -- Zich twijfelachtig aan den horizons vertoonen . Wy zagen de kust nit zee
0 -.
OPDOEN (zICn),
ww. - Zich vertoonen . De rots aan den mond van Rio Janeiro
Does Zich Op als
E
en suikerbrood.
z. n . V. -- Aanzieht. De 0- van bet land . OPDOKKEN, o . W . --- Het dok ontsluiten, zoodat bet schip in de vaart komt . Spreekwijze : By moet 0- (hy moet zijn beurs ontsluiten) . OPDRAAIEN, b . W. -- Nnar omhoog draaien. OPDRAAIEN, 0. W. -- Zich Draaiend bewegen . Voor bet anker 0 . Van bier omdat men met Draaien niet vordert -- mislukking in zijn poging . Wy dachten OPDOENING,
in de boeht van Anjer to loopen, maar Draaiden your de Marakbaai
0--.
Parker
dacht onze koopvaardyschepen to nenien, moor Draazde voor Zoutrnan op .
Spreekwijze : By is er voor Opyedraaid (hy heeft bet niet kunnen gedaan krijgen) . OPDRIJVEN, o . w . - Words een vaartuig gezegd to doen, wanneer hot met den vloed drijft, in tegenstelling van afdrijven, als bet met de ebbe drijft . OPDWARSEN, b . w. -- Opknappen, afschrappen . OPEN, b . n . - 0-- wal (dien men vrijelijk kan naderen .) 0- zee. (buiten de bankers.) 0- wind (waar men een plaats mee bezeilen kan) . OPENEN, b . w . - 1° . Open makers . De kluizen 0 , de luiken 0--- . 2°. Uitbreken. De buitenhuid 0-. OPENHOUDEN, b . w . - (veroud .) Men words gezegd een schip Open to houden,
ads men to loevert of boven den wind er van is en blijft, om bet althands to kunnen bezeilen : zoo ook een haven, ree, rivier 0-, als men er bovenwinds van komt om er to kunnen binnenzeilen.
156
OP-E OPL .
2° . Voor : uit elkander houden t . w . de landmerken . Den molen en den toren 0- (zoodanigen koers to houden, dat men uit het schip tussehen die beide voorwerpen doorzeilt) . OP-ENTEREN, o . W . - Opklimmen, in het want langs de stormladders, tegen de puttings . Enter Op! (komm) . OPENZEILEN, b . w . -- Uit elkander zeilen . OPGAAN, o, w . -- 1° . Aan het spit 0- (het touw om het spil vieren) . 2°. Oprijzen . Het 0- van de zon . OPGEaRMD, b. n . - (veroud .) Werd gezegd van bezaan en fok, als zy op een ongewone wijze ter windvang staan, het eene als men bylegt, het andere, als men voor-de-wind zeilt) . OPGEGEID, b. n . -- Hetzelfde als Gegeid ; het zeil is 0-- wanneer zijn schooten door de geitouwen naar binnen zijn opgehaald, zoodat de wind er uit is . OPGEIEN, bw. -- 't Zelfde als Gieien . Vlak voor-de-wind zeilende met alle zeilen bygezet, geit men bet grootzeil, om den wind niet to benemen aan het fokkezeil . OPHALEN, b . w . - 1° . Oplichten, naar boven halen . Een bocht van een touw
0- . Het roer 0-- . De riemen 0-- . 2° . Met laveeren vooruit komen, als men door terug zeilen to laag vervallen is, of als men door misgissing in de verkeerde passaat is gekomen . Het onder de trust van Sumatra 0-- : Het by de boeh;jn 0 (scherp by-de-wind) . Het onder den wal in de neer 0-- (oproeien) . OPIIALER, z . n . m . of Kraallijn . -- Lijn, dienende om de halzen der noktakels to Halen . OPHIELEN, b . w. Twee touwen door lusknoopen verbinden . OPHOUDER, z . n . m . Touw, dienende om eenig blok (by voorbeeld van de noktakels, zoolang die niet gebruikt worden) tegen de ra aan to houden . OPHIJSCHEN, b . w . - Met touwen of kabels een voorwerp loodrecht ophalen . OPKATTEN, b . w . - Onder de kraanbalk halen, t, w . een anker .
op
OPKIKKEN, b . w. -- Zie Kikken . OPKLAREN, o, w. - Helder worden ; wordt het weer of de lucht gezegd to doen . OPKNAPPEN, b . w . -- Redderen, schoonmaken . OPKNIJPEN, o . W . Zijn best doen om by-de-wind zoo veel mogelijk op to werken . OPKOMEN, o . W . - Verschijnen, opgaan . Het 0-- van de maan . OPLANGER, z . n. m . -- Stut der kattesporen, hanger boven de poort. Naam van de verlengstukken der inhouten . OPLAVEEREN, o . w. - Al laveerende vooruit komen . OPLEGGEN, b . w . 1° . Bezeilen : Een punt bereiken of een hoek omzeilen zonder laveeren . 2° . Ontwapenen en buiten gebruik stellen . Dat schip is oud : men moet het 0 OPLOEVEN, o . w . -- Zie Aanloeven . UPLOOPEN, b. w . Inhalen . Wy liepen dat schip hand over hand Op. (Wy naderden dat schip, als of het aan een lijn vast zat, welke wy hand over hand inpalmden) . Land 0- (bet land naderen) .
OPL
OPT.
157
z . nfl mrn my . -- Voortzettingen van het zaadhout, die gewoonlijk voor, onder een dekband, en, achter, met den achtersteven eindigen . OPNEMEN, b, w . -- Onderzoeken . Een trust 0--- een baai 0- . OFFER . - Beteekent in de samenstelling Opperste of hoofd . 0- stuurman, 0-smid (eerste stuurman, eerste smid) . OPPER, z, n . m . - Oppert, of Oppertjen . Sehuilplaats, luwste . Wy hebben char een 0- (wy liggen tgen den wind beschut) . OPPERT, z . n . m . - Zie Opper . OPPERWAL, z . n . m . -- Wal aan de zijde van den wind . OPROEIEN, 0 . W . --- Tegen stroom of wind Roeien . OPSCHIETEN, b . w. - 1° . Voort doers draaien . Tegen zoo 0-- (van de linkernaar de rechterzijde) . Met zon 0- (antlers om) . Touw 0- (het loopende want op een hoop brengen, in een kring opleggen . Een looper op het dek in de hand 0- . Eeniye boehten van een looper in de hand 0-- . OPSCHIETEN, o, W . -- Wordt een schip gezegd to doers, als het begint vooruit to gaan . Ify Schiet Op . In de wind doers 0- (den Steven recht in-de-wind brengen .) OPSCHORTING, z . n . V. - De verenging en snijding van het achter-onderschip . OPSEISEN, b . w. -- De kabelaring door de seisings aan hot zwaar touw vast makers . OPSLA AN, b . w . -- Opzetten, opstellen . Een schot 0 --, omslaan . Een derde hand 0 (een lichten talie ergends op vast makers, om to hijschen .) Uit kabelgarens touw vervaardigen . OPSLECHTEN, b . w. - Opknappen, voorzien . OPSPITSEN, b. w. - Zie Splitsen . OPSLUITING, z . n. v . - Keg of wig, die tussehen het handvatsel en den hame gestoken wordt, om dezen to doers vastzitten . OPSTEKEN, b . w. - 10 . Sterker worden, wordt vooral van den wind gezegd, as b . ti'. by VONDEL OPLOOPEN,
De wind
steeckt op :
men hoort hem in de vlammen
20 . Oploeven, by-de-wind opkomen . 30. In-de-wind opkomen . OPSTEKEN, b . w . - 10, Oplichten. De halzen
0-
bruifen .
om hoog steken .
Een katterug
0- trossen . Op elkander Steken . 20 . Losmaken, losgooien . Steek Op (mask los) de fokkehals, de marszeilsschoten (komm .). OPSTELLEN, b . w . - Opzetten, b . v, de spanten van een schip . OPSTOOTEN, b . W . - Een mien matrons tgen zijn zin doers werken . OPSTUTTEN, b . w . -- Stutters op- of aanbrengen . OPTAKELEN, b, w. - Hetzelfde als Optuigen . OPTOPPEN, b. w . - Ophalen . De ra 0- . (de ra aan eene zijde ophalen) . OPTORNEN, b . w . -- Van het Eng . to turn . Voor Opdraaien . Het schip Tornt Op (het anker houdt, ligt vast) Spreekwijze : Ergends voor 0- . (Zie Opdraaien) .
158
OPT OVE .
OPTumEN, b . w . -- Van tuigaadje voorzien . OPTumER, z . n. mrn of Takelaar. -- Die cen schip takelt of Optuigt . OPVANGEN, b . w . -- 1 0 . of Ondervangen . Het eene touw met het andere vangen . 20 . Ophangen . De kabelaring 0-- (die tusschen deks Ophangen) . OPVAREN, b . w. - Van buiten naar binnen varen . Een rivier 0-- .
b . w . - lo . Met behulp van sloepen of andere hulpmiddelen een rivier opvaren, enz . 2° . Met kleine slagen vorderen . Wy sullen by-de-wind 0-. OPWERPEN, o, w . -- Opvaren met behulp van werpankers . OPWERPING, z . n . v . -- Aanspoeling . 0- van de zee. OPZEILEN, b . w . -- Met kracht van zeilen opvaren, b, v . een rivier . OPZETTEN, b. w. of Stellen . - Op zijn plants brengen . Een anker 0-, stengen, rags 0-- . Hoog of laag Opgezet dek (een dek dat meer of minder rijst) . Aanstuwing, toevloejing, t . w . van het water in een OPZETTING, z . n . v. OPWERKEN,
haven, rivier, enz . o . W. -- Geluiden of kreten aanheffen, die by het verrichten van zwaar werk bet sein geven om krachtsinspanning to gebruiken . OPZINGER, z . nfl in . --- fly die door Opzingen het sein geeft . OPZWAAIEN, o . W. -- Van een vast punt door stroom of wind Zwaaien . De vloed komt door : de schepen Zwaaien Op . Meer bepaald, words een schip gezegd OPZINGEN,
op to zwaaien, als men b . v. by het opzeilen eener enge rivier to na aan den wal komt en er door den wind niet kunnende afgebracht worden, een anker vooruitwerpt en door middel daarvan zich naar het midden opwerkt . OPZWELLEN, o. W . - Zie Zwellen . ORDE, z. n . V . -- Rang, regeling. Zie Zeilorde . ORDER, z . n . v . -•- Bevel, lastgeving . ORKAAN, Z . n. m. - Draaiende stormwind, die met groote hevigheid woedt, en dikwerf meer of min .plotseling verandert, zoodat by b . v . in weinige urea het halve of bet geheele kompas rondloopt . 't Woord is byna in elke levende talen 't zelfde en waarschijnlijk een klanknabootsing . OssENOOG, z . n . o . - Lichte pick aan 't zwerk, die aanduidt, dat de wind van dieii kant zal komen . OIIDERDOM VAN DE MAAN, Z . n . In . - Het getal dagen, sedert de nieuwe maan
verloopen, met inbegrip van den dag der nieuwe maan . OuwE, (DE) z . n. m . - Naam, waar aan boord de kapitein mee bedoeld words . Is de 0- welgehumeurd van daaq? Is bet waar, dat de 0 bevorderd is? OVER, z. n, m . --- Spoor van den boegspriet . OVER, vs . - Zie Doeg, Land. OVERAL, t. w . -- is ieder morgen de reveille : 's nachts is bet : al het yolk doers
opkomen . 0- makers . (komm) . 0--houden (in de nacht, de geheele Equipaadje op bet dek does blijven .) OVERAL MAIDEN, b . w. -- van klaar, gereed makers . OVERBOORD, bw. -- Van het schip . 0- vallen . 0- werpen : 't Is 0-- ('t is sock, 't is verloren) .
(Dwars tegen over liggen) . b . n . --- Met een I)ek voorzien . Een 0- vaartuig. OVER EB EN VLOED LIGGEN, 0 . W . - Vertuid liggen voor eb en vloed . OVER- EN WEEK HOUDEN, 0 . W . --- Wordt een schip gezegd to doen, wanneer hot, met zware zee en tegenwind, verplicht is met klein toil to laveeren en zonder in eenige dagen vooruit to komen of den omtrek to verlaten . Ook : met korte gangen laveeren, op dezelfde hoogte blijven, hot zij in zee om een schip of to wachten, hot zij by nacht voor eeu haven, om den dag of to wachten . OVERGAAN, o . w. --- Het, door zwaar slingeren of zeilen, naar eene zijde overzakken van de lading, of den ballast . OVERGANG, z, n . v . -- Verplaatsing . OVERGEVEN, b. w . --- Geen wind 0- (goon wind verliezen) . OVERGEVEN, (zICH) w. w. -- Zich overwonnen bekennen, de vlag strijken . voor Overhellen . Dat schip haalt erg over (ligt erg op zijde) . OVERHALEN, 0, w. OVERHALEN, b . w . - 10 tie Afecluaken : De tent 0- (de tent spreiden) . 2°. Van de overzijde halen, als in 't oude liedtjen OVERDWARS, bw . -- 0- liggen, OVERDEKT,
stet rnt/n schuitjen zal ik je Overhalen . o . w . - Bet 0 der achter- en voorsteven (de sprong of valling der achter- en voorsteven) . OVERHELLEN, 0 . W . --- Naar de zijde buigen, op een zijde liggen . De zvind deed OVERHANGEN,
hit schip stork 0-- .
b . n . -- Te zwaar beladen . b, w . -- In een antler schip overbrengen, t. w. de lading . OVERLAND ZEILEN . 0 . W . - Wordt gezegd, als men, naar hot bestek, bet land reeds meent bereikt to hebben en or nog ver van of is, zoodat men dan niet over 't werkelijke, maar over 't gegiste land wilt . OVERLAST, z . n . m . -- Alle overtollige of overkompleete taken, die zich in een schip bevinden . OVERLATING, z, n, v . -- Akte, waarby men aan den Verzekeraar hot verlies van eon vaartuig of van goederen, welke by verzekerd heeft, en welke men hem Overlaat, aankondigt, met sommatie om or de waarde van to voldoen . Zie Wetb . van Kooph, art . 663 en volgg. OVERLEGGEN, b . w. -- t . w . hot roer. Zie Onaleggen . OVERLIGGEN, 0. W . - to weten op eon anderen boeg. Zie Boeg . OVERLOOPEN, (NET) z, n . o . - Benaming der steurharingvangst op de kusten van Engeland en Schotland (van half September tot half December). OVERMAST, b . n . - To hoog van mast . OVERNEMEN, b. w . -- Aan boord nemen : Wy kregen een kaag op zijde met 24 soldaten, 1 koebeest, 6 schapen, 3 varkens ; nanten al hit vee over : In eon enger beteekenis hoot 0- : hot yolk van eon gegeven prijs aan boord nemen . OVERSCHEPEN, b . w . - Van het cone vaartuig in 't andere brengen . OVERSCHIETEN, b . w . - t . w . den ballast, voor „doen overgaan ." OVERSTAG GAAN, o . W . -- Wooden, over oen anderen boeg gaan . OVERLADEN, OVERLADEN,
OVE.
160
PAA.
OYERSTEKEN, 1) . w . -- Len rivier, een zee 0-- (van den een near den anderen never gaan) . OVERSTEKEN, o . w. - Zich near de overzijde begeven . Wy moeten near Engeland 0- (van hier near Engeland gaan) . (nieuwe OVERSTRIJKEN, b, w . - Van boven met planken beleggen . Het Dek 0 planken over de nude heenleggen) . OVERSTUUR, bw. -- Over een anderen boeg . 0-- leggen . Spreekwijze : 't Is 0-- (de boel loops verkeerd) . OVERTENT, z . n . v . OVERVALLEN, b . n . OVERWENDEN, 0 . W. OVERWINTEREN, o .
- Zie Touw, Zeil, Tegenzeil. - Verrast . Wy werden door een bui, door storm 0-- . -- Weder, op nieuw, nog eens wenden . w . -- In winterlaag liggen . Wg hebben in die haven Over-
winterd. OVERTIJDEN, b . w. -- Het schip met de meest dienstige stroomen voort laten drijven en het in het tegentij stoppen of voor anker leggen . OVERZEILEN, b . w. -- Op een vaartuig aanzeilen, zoo dal het to gronde gaat . Zie omtrent de gevolgen, welke dit voor den Overzeiler hebben ken, Wetb . van Kooph . art . 534 en volgg. OVERZEILER, z . n . m . -- Hy die de Overzeiling doet . OVERZEILER, z, n . m . -- Zeefakkel, zeespiegel, zeeboek, graadboek : Werk, dal de wegen, de kapen, ankerplaatsen enz . aanwijst . De 0 der Middellandsche zee . --- De groote 0-- (groote kaart van den Oeeaan) . OvERzEILING, z, n, v. - Het ongeval van Overzeilen . OVERZETTEN, (GOEDEREN) b, w . - Zie Licliten . OVERZWALPEN, b . w . -- Zie Zwalpen, Wanneer d'oploopenheit van vader Oeeaan, Met lossen loom, atre~ to hoogh een 't overvloeien lie weiden overzwalpt en stulp en dorp en koeien En vee en velt verdrinckt, VONDEL .
Zeemagazijn .
PAAI, z, n, m . - Hy, die belast is met hot beheer en de afg~fte an sommige benoodigdheden tot hot scheepwerk P- van 't kabelgat (voor alle touwwerk) . P-- van de zezlkooi (voor de zeilen) enz. PAAISKIST, z . n . v . - Kist, die naby den mast staat en waarin de Paai zijn gereedsehappen bewaart, die by den mast benoodigd zijn . PAAL, z, n . m . -- Houten mast, in den grond of in den bodem van hot water geheid, om, 't zij tot ondersteuning, 't zij tot afsluiting, b, v . van eon haven, to dienen . Buiten de P- era binnen de P liggen (buiten of binnen de haven liggen) .
PA A--PAL .
161
Quam nu eon visseher ; die voor viermaelhondert jceeren Heeft met zijn kleine boot bet, eenzaem IT bevaeren, Terwijl 't fog ongetemt tangs ,grasige oevers school, En op goon breydel beet van paelen, 't fat vit foot Gewrongen in den mont, loon Amsterdam aen 't groeien, Dien onbepaelden loop en hoogmoet moest besnoeien . Vouaer, .
P-
Spreekwijze : zoo vast als eon (omdat een P, geheid zijnde, niet gemakkelijk van zijn plats to brengen is . PAALHOOFD, z . n . o . -- Hoofd, uit aan elkander verbonden Paten saamgesteld . PAALKIST, z, n . V . -- Verzameling van Paten, een kissing van zand of steenen omsluitende en dienende om hot geweld van den golfslag to keeren . PAALSTEEK, z. n, v. -- Zie Ankersteek . PAARD, z, n, o . -- 1~ . Rijbalken, onder hot midden van hot onderste of op een na onderste dek geplaatst . 20 . Touw, dat in een bocht onder de rags hangs en den matrozen client om er op to staan by hot aanslaan, reeven, vast waken van de zeilen . --- Zie Springpaard . PAARDELIJN, z, n . V. -- Lijn, die bet midden houdt tasschen een tros en een kabel. Fransche P- (veroud .) touwwerk, dat buiten boord words gehangen, em hun, die gedurende een gevecht over boord vallen, gelegenheid to geven, zich to redden) . PAGAAI, z . II . v . -- Korte riem, met een kruk tot handvat, waarvan zich de Indianen bedienen, om hun praauwen in beweging to brengen, dock die evenzeer op oorlogsloepen gebezigd words, wanneer doze to vol zijn clan dat de manschappen zich van hun riemen zouden kunnen bedienen . PAGAAIEN, o, w. - Met een Pagaai roeien . PAKETBOOT, z, n, v . -- Snelzeilend vaartuig, dat op gezette tijden de brievenmaal overbrengt, en merle is ingericht tot hot vervoeren van passagiers . De P-en zijn schier overal door stoombooten vervangen . PAL, z. n, m. Eikenhouten pen, aan bet eene uiteinde met een cirkelboog voorzien, en met bet andere op hot dek vastgebout en dienende om een kaapstander hot omzwaaien to beletten . De P-ten inzetten (hun uiteinden tusschen de tanden van een kaapstander steken) . Yzeren P, spiiP--, yzeren spit, tot een gelijk einde dienende . Spreekwijze : P- staan (vast staan) . De Haas, een fiere teeny in't Britsche zeegevecht, Stond pal, in't midde der gepreste waterhonden . BRANDT,
Grafschrift op den kommandeur de Haas .
Iemand P- zetten (iemand vastzetten, hem tot zwijgen brengen) . PALING, z . nfl v . -- Riviervisch .
Spreekwijze : Dek de Pan toe : daar is P- in en maak dal bet kind tail zest . (ziet op bedrogen vrijsters) . PALELAMP, z . n . v . Klamp, die een Pal van achteren steunt . 21
162
PAL--PAS .
PALLS, z, n, v . - Soort vaii Amerikaansch vaartuig . PALM, z . n . m . -- Maat, volgends welke in de Zeehavens de diameter van het masthout wordt berekend . Mast van 20 van 30 P omtrek . PALMA, z. II . v. - Oostindisch vaartuig . De P- heeft een zeer lagers, verlengden voorsteven en een hoogen achtersteven : zy voert een grooten mast op het derde van haar lengte, van den voorsteven of gerekend, en een kleinen achtermast . PAMPERA, z . n, m Snel opkomende wind op de Z . Amerikaansche kust, in den zomer doorgaands hevig waaiende, 's winters korter van dour . Hy wordt veelal door Z. 0 . stormen of buijig weer gevolgd . PANJE, z . n, v . - Beteerd stuk zeildoek, dat de vissehers op den rug dragon, wanneer zy een s~huit op het hoot helpers . Zet je P- ree (mask je klaar) . PANKONG, z, n . V . - Sineesch vaartuig. PAPEGAAISTOK, z . U. m -- Spier, nit den achtersteven van de sloep stekende om or de druil op nit to halen . PAPENAAD, z. n, v . - Naad tussehen de zeilen . PAPIER, z, n . o . - Graauw P-, geteerd P- of livid P- wordt tussehen de voegen van stukken getimmerte of onder de koperen verdubbeling geplaatst . I'APPEN, b . w . -- Het hair of papier onder bet koper leggen . PARDOEN, z, n. V . -- Lang touw, dat van den masttop loopt near bet want, waarop het bevestigd is . Stenge-P-, Brannstenge-P-- . Groote, fokke- of voorstengsP , SlingerP-s, ZijP--s (die tot vervangiug van andere dienen) . Spreekwijze : Een Sinees by zijn slingerP- trekken (by zijn staart, die even als eon slingerP-- hem van bet hoofd hangt) . PAROOL. Zie Wachtwoord. PART, z . n. v . --- Loshangend touw . Loopende P-, P van een boelijnspruit, van en spinnekop, enz. PARTUURLIJN, z, n, v . _ Zie Portuurlijn . PAS, z . n . V . - 1° . Paspoort . Zie Turksche Pas. 20 . Naauwe doortocht . PASKAART, z . U . v . - Zeekaart, kaart die de Passers of doortochten aanwijst, en waarop de afgelegde mijlen 'en koersen worden afgepast . PASSAAT, PAssAATwnD, z . nfl m . - Wind, die op bepaalde tijden tussehen de keerkringen van 't Oosten near 't Westen blaast . OostP, WestP , Malle P (aan de Linie ) . PASSAGIEGELD, z, n, o . Zie Vervoergeld. PASSAGIER, z . n . m . - Die op een vaartuig medereist, zijn overvaart betaalt, en geen deel van de manschap uitmaakt . $et schip had weinig P-s aan boord. .Blinde P- (die geen vracht betaalt) . De bepalingen betreffende het vervoergeld, de reehten en verplichtingen eens P-s zijn to vinden in do vijfde Afdeel, den vijfden Titel van hot Tweede Boek des Wetboeks van I oopb, art . 521-533 . PASSAGIEREN, a . w . - Zoo noemt men bet voor een da.g aan wal gears. PASSEEREN, o . w, - Overgaan, doorgaan, voorbygaan . De Linie P- (do line overtrekken) . Niets Gepasseerd (zeetijding, voor : niets voorbygegaan) .
PAT-- 'EK .
163
PATAa, z . n . V . -- Uitlegger, klein vaartuig, tat tot de dienst van groote schepen gebezigd wortt, of brieven over en weder brengt, of wel gewapend aan den ingang van rivieren en baaien ligt en met het onderzoek der inkomende schepen belast is . PATENT, z . n . o. Open brief of bewijsstuk, afgegeven door bet Bestuur, en waarvan elk binnenlandsch vaartuig - op weinige uitzonderir,gen na - moet voorzien ziju . De bepalingen omtrent het recht van P-, waaraan de eigenaars tier vaartuigen onderworpen ziju, worden gevonden in art . 12 der wet van 6 April 1823 (Staatsbl . no . 14) en in de daarby gevoegde Tabel n o . 16 . Balk, die de benedenste fries van het hek ondersteunt . PATRIJSBALK, z . U. m . PATRIJSPOORT, Z, n . V. -- Kleine poort in de batterijspoorten aangebracht, zoowel om licht en lucht tnsschendeks to brengen ; als om, by het laden van bet geschut, wanneer de batterijspoorten dicht ziju, den touwen wisser en aanzetter to bezigen . PAVILJOEN, z . n . o . -- Eigenlijk „tent," van 't Lat, papiuio, en gebezigd voor de tentvormige en fraai vercierde achterkajuit van stoomhooten en andere dergelijke vaartuigen, welke tot het gemak van vermogende passagiers is ingericht. PEIL, z, n . o . Watermerk ; gewone waterstand . Het water is boven P gerezen (het is boven ziju gemiddelde hoogte (Amsterdanzsch P--), gewone stand van het water to Amsterdam) . PEILEN, b. w . -- Onderzoeken, hoogte nemen . Den yrond P (zich door het uitwerpen van het Peillood, van de diepte des waters verzekeren) . W,y Peilden K jkduin N. 0 . Van ons . Men m.oet op 's waerelts streom met grooten aandacht seylen, Want by een harde kast, daer mach men dikwyls peilen .
. CTS
De zon P (hoogte nerr~en van den stand der zon) Den wind P-- (onderzoeken) . Spreekwijze : lemands gro rd P (achter iemands meening of geheim komen) PEILER, z . n . m . Zie Draaier . PEILING, Z . n . V . -- De daad van Peilen . PEg of PIK, z . n . o . - Teer, harpuis, lijrnige zelfstandigheid nit de pijn- en donnenboomen gevloeid, die, gesmolten zijnde, op de gekalfaterde naden der planken worth gegoten tegen het inwateren. Vette P (sanienmenging van P- met vette bestanddeelen, als kaarsvet enz ., tot een vloeibare massa gesmolten. Spreekwijze ; Wae met P-- omgaat worth er Knee besinet. (kwade gezelschappen bederven goede zeden) . hoyt speelde er ymand met het peck Of by behielt een vuyle v~erk .
CATS .
164
PEK--PIE .
PEKBROEK of Prx$ROEx, z . n . m . -- Zoo noemt men een matrons, die op bet dek blijft zitten, zoo dat bet Pek aan zijn Broek kleeft, alzoo een luiaart . In bet tuig zijnde, words men wel met teer, maar nooit met Pek besmet . PEKEL, z, n . o . -- Beteekent but water, waar in gezout words . In de samenstelling met bares, sat, veld, vloed, enz, words bet by de diehters voor zeewater genomen . De hiaeght van Amsterdam volgt Tromp in
't
pekelnat .
ANTUNIDEs . Nederl . Zeetriumf . PEKKETEL, z . n, PEKLEPEL, z, n. PEN, z, n, v . -in to laten . P-
m . - Ketel, waarin bet Pek bewaard of gekookt words . m. -- Lepel, waarmede bet Pek geschept words . Gedeelte van een stuk bout, dat versneden is om in een keep van een mast. P van een steker van een broek of twit . Yzeren P- (P- die van yzer gemaakt is, als de roeiP---nen . PENTERHAAK, z . n . m . - Zw are yzeren hank aan bet katblok, waarmede men den ring van het anker vat, als dat nit bet water komt, om bet onder den kraanbalk to brengen . PENTERTALIE, z, n . v . - Talie, om ankers to verwerken . PENTE, z, n, v . -- Venetiaansch licht vaartuig. PEPERDOOS, z, n . v. - Naam, dies HHYGENS aan de Oostindievaarders geeft, als keerende die doorgaands met Peper en kruideryen terug Siet waster volck van kroyd wil blosen Hier en heel very' van bier omtrent : Men moet bet laden, sou men 't loses, Voor son veel keelen, son gewent, Zijn wy niet gualick uitgekosen, Tot sulcke tales sonder end Behooren sulcke Peperdoosen .
PEPERLAND, z, n. o . - Benaming, die men aan de Oost plach to geven . Spreekwijzen : Iemand naar bet P- zenden ; iemand om Peper zenden (iemand naar de Oost, of ver van huffs zenden . Ik wou dat by was, waar de Peper groeit (is een verwensching en een verwensching) . PERKEN EN VAKKEN, z, n, o. my . -- Tussehenruimten, luchten in bet soup . PERM, z, n . -- Klein Turksch vaartuig . PIADET, z, n . v. -- Turksche sloep, in de Dardanelles gebezigd . PIAKIEP, z . n . v. -. Groot rooversvaartuig, in de Molukken gebezigd . PIER, z, n. m. -- 'tZelfde als Gael, zie aid . PIEKEVAL, z . U . m . -- Touw, dienende om de Piek op to houden of to strijken : men geeft de benaming ook aan eon touw, dat, aan bet bovenste uiteinde van den gaffel vastgemaakt, aehtereenvolgends loopt door een dubbeld blok, vastgemaakt op bet bezaansezelshoofd, en door twee enkele bloks, op den gaffel ges]agen . Het diem om aan den gaffel zijn richting to geven en hem daarin to bewares .
PIK PLA.
165
PIK, z . n . m . -- Zie PEK enz . PILOOT, z. n . m . Fr. woord voor Loads of Stuurinan : oak by ons vroeger veel in gebruik . Hot schip moet op het strant of op de klippen drijeen, Als schipper en piloot sick stellen om to kijven . CATS .
PIMPELTJEN, b . w .
Maatjen drank. Van waar Pimpelen voor : „met kleine teugjens drinken ." PINAS, z, n. v . -- Soort van kleine galei, als een sloep, en somtijds als een schoener, getuigd . Niet minder is 't gevaer, wanneer mijn Zeepinas Na in den ofgront start, nu slaet de Noorderas . VONDEL,
Lof der Zeevaart.
PINK, z, n, V. -- Groote vischschuit ; ongeveer als een kaagschip getuigd . PINTERS, (RONDE) z . n . v, mv . -- Zie Stopper . PIPRIS, z . n . V .- Sloep van de negers aan de kust van Guinea en Cabo-Verde . PISPOTTEN, a. n. V . mv . -- De brassen van de Bezaansroede . PITSJAAR, z, n . m . -- Witte seinvlag . 't Is 't Eng . pitch-yard (uitgestoken steng) . Sein, om het yolk of de passagiers, die aan den wal zijn ; aan boord to roepen . Ook, om de sloep naar boord terug to doen keeren . PITSJAREN, o . w. - Hetzelfde als Passagieren . 't Woord is uit het Maleisch, en beduidt daarin : wandelen . PLAAT, z. a . v, lo. Bank, zandbank . Drooge P- (die zich boven de zee vertoont) . ZandP- . Nu is hier enkel sant en niet als dorre platen, Van slibber overproept en van den vloet verlaten . CATS.
Emblem .
20. Regel, bodemplank . PLAATKNIE, Z . Ii . V. --Yzeren plaat, tot de verbinding eener kunstknie gebezigd . PLAAT OP DE KIEL, Z . n . V. --- Zie Binnenkiel. PLANK, z . n . v . -- Lang, dun, en smal in evenredigheid zijner lengte gezaagd deel van een balk . Zie BoeiP , BoordP-, LoopP- enz . PLAS, z, n . m. - Wordt somtijds, vooral by de dichters, als synoniem van „zee" gebezigd . Zoo zegt VONDEL
Tot daer de snelle Don start in d'Euxijnsche plassen .
PLATBOOMD, b . n . -- Plat van bodem . Zie Schip. PLATLOOD, z, a . o . -- Lood, waarmede bet zinkgat van 't kanon wordt gedekt . PLATLUIS, z . n, v . (veroud .) -- Benaming, welke aan sommige lage Friesche turfschepen gegeven wend .
166
PLA PLO.
PLATTING, z, n. v. _ Platte streng, welke men uit de hand maakt van draden, altijd in oneffen getal . PLATVOET, z . n . In. -- Gemeenzame benaming van de v;acht van 's namiddags 4 tot 6 uur.
Spreekwijze : Een buitengewonen P- doen (een buitengewone wacht houden) . PLATVOETEN, o . W. -- Op en neder gaan, vooral wanneer zulks tegen iemands
zin gesehiedt . De geheele nacht staan P- . V. -- Wacht aan boord van 4 tot 8 uur 's avonds . PLECHT, z . n . v . -- l . Het dek, tat voor en achter op een klein vaartuig is, van wear de voorP en de achte,'P-- of stuurP : --nu meer bepaaldelijk : klein planken afschutsel voor of achter op een licht vaartuig, dienende om eenige voorwerpen in to bergen . VoorP, AchterP- . Spreekwijze : De P is van 't schip (hetgeen plecht to geschieden behoeft niet meer to gebeuren) . Van de P- rollen (zijn ambt verliezen, zijn pleats kwijt raken) . 2a . (veroud .) -- Verbintenis van het schip tot borg voor gedane onkosten buiten 's lands . - Zie Bodemery. PLECHTANKER, z. n, o . - Noodanker : Anker, tat men op de Plecht zet, om PLATVOETWACST, z, n .
het als laatste behulp by de hand to hebben. Spreekwijze : Het is zijn P- (het is zijn eenigste, zijn laatste vertrouwen .) PLECHTGAARD, z, n . V . -- Roede of boom, waarmede de bodem gepeild worth . PLRI, z, n . v . -- Vooruitstekende landpunt, aan weer~kanten waarvan zich een
rivier in twee armen verdeelt . PLEIT, z. n . V. (veroud .) • Klein vaartuig ; op de binnenwateren in gebruik. Zie Heude. PLEMP, z . n . m. (veroud.) -- Visschers-schuitjen, voorheen op het Haarlemmermeir in gebruik en waarvan het beroemde geslacht der Plempen zijn naam ontleende . PLOEG, z. n . V . - 10 . Verzameling of afdeeling van werklieden, die onder het zelfde opzieht staan en tot denzelfden arbeid gebezigd worden . Een P arbeiders, timmertieden, kalfaters . 2o. Soort van schaaf. Veerp- (uit twee stukken samengesteld), MessingF (bekleedde P-- .) VastP--, VaarF- (met een wig voorzien), GroevingP--, 1GleersP (gekeepte P--) .
-
PLORGEN, b . w . - Beploegen, doorploegen, 't zelfde als klieven, wordt het varend
schip gelijkenderwijze gezegd de zee to doen Toen zag de gave zee zich 't eerst de rug doorploegen En onder 't nieuw gevaart hear blaauwe golven zwoegen. BILDERDIJL Bruiloft van Peleus . PLOP, z . n . m . --
Dof geluid, hetwelk een vallend lichaam maakt . Ben Pin hel water . PLOPPEN, o . w . - Met een dof geluid vallen . In het water P . PLOMPEN, o, w .
Met een plof in 't water shorten
Deer valt de zwaerte en plompt en rift een kuil in 't water . VONDEL .
PLU--POM .
167
PLUG, z . n, v . of Pen . Kleine prop of pen, die in den kop der houten nagels gedreven words . PLUGYZER, z . n, o . -- Zie Deutelyzer . PLUIMGRAAF, z . n . m. De man, die aan boord met de zorg voor bet pluimgedierte is belast . PLUIS, z . n, o. - Gepluisd touw, werk . PLUIZEN, b . w. - Rafelen, uithalen . Words moor bepaald van touwwerk gezegd . Spreekwijze : Hy is niet P'uis (hy deugt niet veel, er valt niet aan hem to P-) . PLUNJE, z, n, v. -- Scheepskleeding . Berg de P- (pas op uw kleeren) . PODDINGZAK, z, nfl m, of Wrijfworst. -- Benaming van zakken met kabelgarens gevuld, aan de buitenzijde van een schip afgehangen, om de gevolgen van een schok to voorkomen . PoESPAS, z . II . m . •-- Soep, dooreen gekookte spijs . POLAKKER, z . n. m . -- Naam van een vrachtvaartuig op de Middellandsehe zee : bet voert drie P-masters en vierkante zeilen . Sommige P-s zijn getuigd als Chebeks, andere voeren sprieten met een sprietzeil . POLAKKERMAST, z . n . m . -- Mast, uit drie afzonderlijke masters samengesteld, die op elkander vastgebonden zijn, zoo dat zy echter kunnen geseheiden worden . Doze snort van Masters is echter alleen op de Middellandsehe zee in gebruik . POLIS, z . II . v . Benaming der Akte, waarby de overeenkomst wegens Verzekering words bevestigd . De bepaling wat zoodanige P- meest bevat words gevonden in art. 256 en 592 van bet Wetb . van Kooph . POMP, z . n, v . - Toestel, dienende om bet water nit bet ruim op to voeren . ZuigP-, SlagP-, Aan de P- ( komm . o m zich by de P to begeven en die to doers workers) . P- met dubbelen Zuiger (in gebruik op groote schepen) . KettingP- (die in zich metalen platen bevat, van afstand tot afstand aan een rondloopende ketting vast en in de P--buffs sluitende, door welke bet water naar boven words opgevoerd) StevenP, SpoelP-, kromme, gebogen P- van bet ruim, Rui,nP--, HandP-, PersP- . De P- geeft water . De P- is lens (ledig) . De P- is onklaar, is lek, is verstopt. Yolk aan de P- zetten . Spreekwijze : Brui naar de P . (Loop bier van daan en bemoei u met uw werk) . PoMPEN, o . W . -De Pomp in beweging brengen . Hot schip lens P- (van water bevrijden). Spreekwijze : Loop P- (ga been en doe uw werk) . 't Is P of verzuipen . (~t Is een hachelijke omstandigheid, waarin men de laatste middelen tot redding by de hand moot nemen) . Het met P- boven houden (bet ter naauwer nood ophouden) . Laatze P- die kou hebben (die niet beter gele.erd hebben). Alles komt of behalve P- (men words van alles, behalve van een last, ontslagen) . Die nood heeft moot P (die in siechte omstandigheden is, moot workers) . POMPBOUT, z . n . m . Snort van houten vierkante pen, die tot sleutel v to de Pomp client.
POI--P00 .
168
Kleine buffs op het dek, die het water ontfangt . POMPDAAL, z, n. v. POMPEMMER, z, n . m . - Emmer, die in de Pomp hangs. POMPGAT, z . n . o . -- Gat, aan de zijde der Pomp aangebracht, en waaruit het water door een arm in het spygat wegloopt . Hefboom, die de Pomp does werken . POMPGEK, z, n, m . Houtjen aan den pompstok, dat de gedaante heeft POMPHARTJEN, z, n . o . van een Hartjen . PoMPKETEL, z. II . m. -- Looden bak, met verscheiden gaten doorboord en aan den voet van de Pomp vastgespijkerd, om to beletten, dat de vuilnis uit het ruim er in kome . Bekleeding van de Pomp . POMPKLEED, z. n . o . POMPKRABBER, z . n. m . of Pompschraper . - Soort van Krabber aan een steel, dienende om de Pomp van binnen sehoon to waken . POMPSCHRAPER, z . n . m . - Zie Pompkrabber. POMPSLAG, z. n . m . -- Het water, dat by elken slag de Pomp uitloopt . POMPSTANG, z, n, v. gebracht . PoMPSTOK, z . n . m . POMPSTOK, z, n. m . PoMPZOODE, z, n . v.
-- Yzeren stang, waar de Pomp merle in beweging wordt -- Het op en neder halen van den Pompstol~ -- Houten Pompsteng . -- Houten sehotwerk, geplaatst in de kidl van een whip,
om den voet van den grooten mast en om de Pompen, om ze to beveiligen tegen het stooten van ingestuwde voorwerpen . POMPzuIGER, z . n, m . -- Cylindrische holle dons, die in de buffs der pomp sluit en dan boven met een klep voorzien is, die zich opent om het water to laten rijzen als men den Zuiger nederdrukt en zich sluit om het to houden wanneer de Zuiger rijst . PONT, z . n . v . of Schouw . - Platte opens schuit, langs een touw heen en weder loopende en dienende om rijtuigen en paarden enz . van de eene naar de andere zijde van een rivier of vaart to vervoeren . Een TurfP (een plat turfschip) Fluex slaet de trommel : men bevraght plaibo8mde Ponten En schepen met geschut, met krijghstuigh, kruit en lonten . Vortnza . Verovering van Grol .
P0NT0NS, z . n, v . my . -- 1°. Groote en zware Ponten, die men in de legers gewoon is tot schipbruggen to gebruiken . 2° . Onttakelde schepen, tot bewaring van krijgsgevangenen ingericht~ PooL, z . n . v. - 1° . Aspunt : ieder der beide uiteinden van de as, waarom de hemelsfeer in 24 uren scbijnt to draaien, alsmede ieder der beide aspunten van den aardbol . De P- en der waereld. De NoordP- (die aan de noordzijde) . De ZuidP- (die tegen de NoordP- overstaat) . 2o . Punt, waar de zeilsteen het sterkst aantrekt . Magnetische P-en . POOLSHOOGTE, z . n. v. - De bong van den meridiaan begrepen tusschen den naasten hemelpool en den horizon der plaats waar men zich bevindt. Zie Hoogte. P-nemen (de breedte onderzoeken).
P00-PRA .
169
Spreekwijze : Hy neemt P (hy doet onderzoek, hoe 't met de zaak gelegen is) . POORT, z . n . V . Vierkante opening in 't scheepsboord . Zie Ballastpoort, Geschutpoort . POORTDREMPEL, Z, n . m . -- Zie Drempel. POORTGAT, z . II . 0. -- Zie Geschutpoort. PoORTKLEP, z . n . m . -- Klep, die op en neder valt en client om een Geschutpoort of to sluiten . POORTLAKEN, z, n . 0 . --- Friesch of duffelsch goed, dat door de kalefaten gebezigd words ; ook bepaaldelijk client om de Poorten dicht to stoppers . POORTTALIE, z . n . V . - Talie, waarmede de Poorten geopend worden . POORTTALIEBLOK, z. n. o . -- Blok, waardoor de Poorttalie loopt . Pop, z, n . v . -- 1 ° . Stuk leder of met leder bekleed zeildoek, om het eind van een touw gebonden, tegen het inwateren en uitrafelen . 2° . De punt van het zeil, waarmede het in 't midden by het vastmaken wordt opgehaald, zoo dat het glad vast zit, [let zeil in een P- vastmaken . POPLIJN, z. n . V . -- De lUn, waarmede het zeil by 't vastmaken in 't midden words opgehaald . PORREN, b . w . - De wacht oproepen . PORTUURLIJN of Partuurlijn, z . n . V . -- Lang touw, dat door de kraanbalk heenloopt, boven welke het met een knoop words vastgehouden, en dat het anker als het uit het water oprijst, of geworpen zal worden, by den ring vasthoudt . PosT, Z . n . m . - 10. (veroud.) of Schacht n . l . van het roer . 2° . Plaats . Ieder op zijn P (komm .) . POTDEK, z, n . 0 . -- Zie Boeiplank, Schanddek . POTDEKSEL, Z . n, o . --- Planken bedekking van de koppen der inhouten, dienende om de inwatering to voorkomen, en veelal tevens een gewichtig langsscheeps verbanddeel uitmakende . PoTnuIS, z . n . 0. (veroud.) voor Plecht. PRAAIBEURT, z . II . V . -- Ieder ter reede liggend oorlogsvaartuig is op zUne beurt met het Praaien belast . PRAAIEN, b . w. --- lo . In zee ontmoeten en toespreken . (Bet sch~p heel t de Ceres op de hoogte van St. Helena Gepraaid) . 20 . De bestemming, herkomst, lading, natie enz, van een uitgaand of binnenkomend koopvaardyschip afvragen, was door een oorlogsvaartuig geschiedt . Spreekwijze : Iernand P- (iemand tegen 't lijf loopen, ontmoeten, toespreken) . PRAAM, z. n, v . -- 1 ° . Sehouw, plat vaartnig. Len MesiP--, een ModderP- . Spreekwijze : Een manne jen om in een P- to zetten (een ventjen, dat niet veel to beduiden heeft) . 2 °. Pladbodems kustvaartuig, met acht tot tiers stuks geschut gewapend . PRAAUW, z, n, v . -- Indisch platboomsvaartuig, waarmede de lading words gelost of aan boord gebracht . RooversP- (groot zeil- en roeivaartuig, waarvan zich de Indische zeeroovers bedienen .) De grootste P-en zijn opgehoogd met zoomwerk. De zwakste voeren uitleggers, die ze beletten om to slaau .
170
PRA PUT . En Tarter en Sinees, en vie, verhit op bait, Met oorlogsjonk en praeu op 't water en suit .
rooft
ANTOMIUE$,
IJstroom .
o, w. of Knen . -- By harden wind onder zeil blijven, om boven een punt to geraken . PREZENNING, z . n . V . - Dekkleeden van geteerd zeildoek, die men over de luiken of goederen werpt om ze tegen instortend water to beveiligen . Spreekwijze : Hg is zoo vlug als een spin op een P- . (Hy is langzaam in PRANGEN,
zijn beweging) .
b. w. By letterkeer, 't zelfde als Perssen : alzoo : iemand tegen wil en dank doen voortgaan : van bier : iemand dwingen dienst to nemen, gelijk dit iu Engeland geschiedt in tijd van oorlog . Yolk P-. PRIEL, z . n . m . - Naauwe doortocht . PRISM, z, n . m. - Puntig yzer . LaadP- Yzer, waarmede de kardoezen door hot laadgat worden opengeboord om to ontbranden wanneer hot laadkruid wordt aangestoken . - Marl P- die tot bet splitsen van touw gebruikt words . PROP, z, n . m . - Stop van work, hooi ., stroo, smeer, hout of andere zelfstandigheid, waarmede een opening words gedicht . - van kabelgarens, (waarmede PRESSEN,
de lading in hot kanon words aangezet). z . n. m . -- Hy, die aan boord belast is met de bediening van rollezer, stifle ronde, lantaarnwachter by de kruitkamer, cipier, stokkeknecht, beke a ring-aanzegger, scherprechter enz . PROVOOSTLANTAFEN, z, n. v, of Dievelantaren . Lantaren, waarvan hot licht verborgen is : aldus genoemd, om dat de Provoost er zijn stifle ronde mee does . PRISS, z . n, m . of P zjssch.ip . - Buitgemaakt schip . Een schip P- verklaren (er metterdaad bezit van nemen) . Een P- benaannen (er yolk op overbrengen) .
PROVOOST,
Een P- verbranden, in den grond boron, in eon haven binnen brengen . Spreekwijze : 't Is P- ('t is binnen, 't is genomen) . PRIJSGELD, z, n . o. - Aandeel in de opbrengst van den bait . PRIJSRECIITER, z . n . m. - Hy, die de verdeeling van hot Prijsgeld bepaalt . PUL, z . n . v . - Aarden of metalen kan, waarin de drank aan boord bewaard
words . PUT, z, n . v . -- Oude benaming van de
Poenpzoode of Dunk.
z . n . m . (veroud .) - Lager officier op een schip . Mesonauta, minister abjectus in navi wordt by by KILIAAN genoemd .
PUTGnR,
De wachter van 't icajuit, de Putjer, de Provoost,
zegt VONDEL, Lof den Zeevaart . - En in zijn
Harpoon
Had by niet rei geweest voor putjer en koksjongen.
Waarschijnlijk is 't woord van Puts afgeleid en beteekent den man, die 't schip schoon maakt .
PUT
RAB .
171
Brandputs, ernmer, brandbalie . Lederen emmer, ?wart geverwd met een geel nummer, en dienende om by brand water aan to brengen . -Slag P- zeildoeken P- tot schoonmaken van 't dek . PUTTINGS, z . n, v . my . - of Puttingwant . Touwen, die, aan de Puttingyzers vastgemaakt, van onder de mars schuins afdalen, en, door bet onderwant gaande, aan den mast bevestigd zijn . Zy dienen om het stengewant to zetten . Spreekwijze : Uit de achterste P- vallen (reddeloos verloren zijn, omdat men als tan terstond achter het schip is) . PUTTINGWANT, z . n . o. - Zie Puttinys. PUTTINGWERK, z . B . 0 . --- Zie Puitinyyzers. PUTTINGYZERS, z, n . o . my. of Puttinywerk . -- Platte yzers, aan de zijwanden van de mars staande, boven aan met juffers (doodshoofden) en onder aan met oogen voorzien, dienende op bet stengewant boven en het Puttingwant onder, vast to waken. PIJLSTAART, z . n . o . - Naam van een schip of vaartuig, 't welk breed van voren en achter smal is . PUTS, Z. V . V . --
z . n . v . --- Gedwongen verblijf, 't welk schepen, personen of goederen, die van eon besmette of van besmetting verdactite plaats komen, voor een langen of korten tijd genoodzaakt zijn op een bepaalde plaats to houden .
QUARANTAINE,
n, v. -- Lange, ronde spier, aan eon mast of steng hangende en die• nende om een zeil op to houden, welks bovenzijde or aan verbonden wortt . Groote R--, Fokke R--, Groot MarszeilsR-, VoorrnarszeilsR --, VoormarseR-, BrarnzeilsR---, BramR--, Kruiszeilsl--, KruisR-, BayijnR-, (waaraan geen zeil hangt), KruisbovenbramsR Bovenyrie jensR-, Blinde R- (die onder den boegspriet geheschen worth om het want der lijzeilspieren van de kluivers op to houden) enz . Van de R-- vallen (plach een straf aan boord to zijn) . RAAM VAN KIEL EN STEVENS, z, a . o . Hot langsscheeps raamvormig samenstel, tat den grondslag uitmaakt der samenstelling van een schip . RABAND, z, n, m . Kort touw, dienende om voorwerpen samen to binden . R--en, waarmede een zeil worth aanyeslayen (waarmede het aan de ra wortt vastgemaakt) . RA, Z .
172
RAB -R AM .
RABATSCHAAF, z . n . m . -- Soort van schaaf. RABATTEN, b. w. - Dlcht~chaven . RABATYZER, z . n, o . -- Sp~jkeryzer, dat in plaats van suede een half cirkelvormige keep heeft. RAD, z . n . o . - Wiel, dienende om het roer to besturen . RADERBOOT, z . II . V . -- Boot of schuit, die door middel van raderen in beweging wordt gebracht . RADERKAST, z . n . v . - Half cylindrisch getimmerte, met geverwde planken bekleed, en de raderen eener stoomboot boven de waterlijn overdekkende . RAFELING, z . n. v. -- Kabbeling of brabbeling in het water . De klip is alleen kenbaar aan een geringe R-. StroomB- die by 't kenteren van 't tij plaats heeft . R,AFIAN, z . n, v . -~ Klein vaartuig, met een enkel latijnzeil, op de Middellandsche zee in gebruik . RAHOUT, z . n, o . - Sent van de gilling, sent die bet scheepsboord op de hoogte der loopgangen sluit, en op groote schepen als een snort van Barghout kan worden aangemerkt . RAK, z . n. o. - lo. Met leder bekleed touw, waarmede de ra tegen den mast of steng wordt gehouden : het is met vet besmeerd, om bet by 't ophijschen of strijken van de ra, om den mast of steng to doen glijden : kleine vaartuigen hebben voor hun lichte razeilen een snort van kraag, bestaande uit houte ballen, aan een lijn geregen. Fokke, grout- en grout MarseR--, BramR--, De kluiverbeugel client tot R--. 20 . Zeegat .
Bier iceert by z'aehter 't rif van Schagen, Daar in het Amelandsche rak . OUDAAN . Zweedse Iloogmoed . 30 . End zees of weegs, dat men nog to zeilen heeft .
Spreekwijze : Daar is ten R jen in den wind (daar is eenige hapering of tegenspoed) . Ketting, die de Ra vasthoudt . RAKETTING, z . n . v . RAKKETALIE, z . n . v . -- Talie, waarmede de Rakken worden vastgezet, ten einde het stooten van de ra to beletten, of bygevierd zijnde ruimte geven om de ra by-de-wind to brassen . RAKKETROS, z . n . m . -- Tros of lijn, die bet Rak ophoudt. RAKRING, z . P . m . -- Yzeren ring, die tot Rak client aan de kleine Raas. RALIJK, z . n . o . -- Bovenlijk van eon zeil, dat aan de Ra vastzit . RAM, z, n . m . of Raanblok . - Kort, zwaar en vierkant sttik bout, dat, door vele lieden in beweging gebracht, client om op wiggen to bonzen, die eon schip in beweging moeten brengen om hot van stapel to doen loopen . R.AMHOUT, z . n, o . -- Werktuig, by het mastemaken in gebruik. RAMMEN, b . w . --- Wegbonzen, als met de palm by 't afloopen der schepen geschiedt . RAMPAARD, z, n . o . of Rolpaard. Scheepsaffuit . In de nude ordonnantien staat veelal Rappaert .
RAN--RECH .
173
RAND, z . n, m . -- Wordt voor den Top van een mast genomen b . v . in de uitdrukking De zeils op den R-- laten loopen (de marszeils neer to strijken) . van een boot. RANDGAAn, z, n. v . - Buitenverband . De R RANK, b . n . - Wordt een schip gezegd to zijn, wanneer het, by geringen wind, sterk overhelt. RANTSOEN, z, n, o . - lo . Hoeveelheid brood, mondkost, drank enz, die aan de manschap wordt uitgedeeld . Anderhal f R- (onderofficiers R- .) Enkel R(matrozen R-) . 2 0 . Voor Rantsoenhouten . De ronde kimmen en rantsoenen zijn beloopen Van schnim, door zulk een slagh oprijzende nit den grondt . ANTONIDES . IJstroom.
BANTSOENHOUTEN, z . n, o. my . - Twee overhellende en vereenigde stukken hout die op den achtersteven dragen en naar de hoogste spanten van den achterboeg oprijzende, een deel uitmaken van den spiegel . RANDSOENKIST, z . n . V. -- Aan ieder bak is een B--, die tot berging van 't Rantsoen en tevens tot etenstafel diem. RAPPAERD . - Z.ie Rampaard. RAs, z . n . V . -- Wiel, draaikolk . Daar gaat eon tij als een R-- , (een gevaarlijk tij .) De R--sen van Portland, van de Saintes . RASCHIP, z. n . o . -- Vierkant, of met Razeilen getuigd schip . Men zegt een R- in tegenstelling van een smakschip . RAZEIL, z . n . o . --- Zeil, dat aan de Ra is vastgemaakt . Hot R-- nae den wint opgehaelt hebbende, hidden sy het nae den never toe . HANDEL . XXVII . 40 . RECHERCHE-VAARTUIG, Z . n . o . - Vaartuig met Rijks ambtenaren aan boord, dat zich aan de zeegaten en op de groote binnenwateren ophoudt, om de schepen to onderzoeken, en tegen alle soorten van sluikery to waken . RECHT, z. n . o. - Belasting. In- en Uitgaande R-en (Rechten op sommige, het Rijk binnenkomende en uitgaande goederen) R-en van In-, Uit- en doorvoer (de heffing daarvan is geregeld en de bepalingen tot die heffing betrekkelijk zijn to vinden in de Algemeene Wet van 26 Augustus 1822) . Zie verder : AfscheidsR-, StrandR , ZeeR-, ZeilB--, WaterR- . Tot hem een kneel heeft vooruit near God gezonden, Om wraak to eischen voor 't geschonden waterreeht . BRANDT, Grafschrift op de fleas .
RECHT, bw . 1° . Het tegenovergestelde van scheef. R-- liggen, R- zijn, wordt van een schip gezegd, wanneer bet aan geene zijde overhelt . Het schip R--- leggen, R- stuwen (het in evenwicht brengen) . 2° . Rechtstreeks, in een reebte lijn, lanes den kortsten wee . Wy varen R-op de haven aan : Wy zetten R- door naar Sina koers . Spreekwijze : R- door zee (zonder omwegen, op eerlijke wijs) . RECHT VAN ONDERZOEK . -- Recht om alle schepen in zee to onderzoeken, ten
174
RED--REE .
gevolge hot traktaat op 23 December 1841 tussehen de Groote Mogendheden ter krachtige beteugeling van den slavenhandel gesloten . RECHTEN, b, w . of RICHTEN . -- Recht-op zetten, b . v. een schip, dat belt . RECHTWIJZEND, b . n . o . -- Zie Koinpas . geschoten (is door bet REDDELOOS, b . n . -- Zwaar beschadigd . Dat schip is R vyandelijk geschut van zijn tuigaadje beroofd, zoo dat bet onbekwaam is tot zeilen .) REDDINGBOEI, z . n, v. -- Groote drijvende ring of worst, van kurk of andere zelfstandigheid met wasdoek overtrokken, en welke men aan iemand, die in zee gevallen is, toewerpt, ten einde by zich met behulp rlaarvan zoo lang boven water houde, tot men hem to hulp kan komen . REDDINGBOOT, z . n, v . - Boot, ingericht om door de hoogste branding in zee to gaan ter redding van schipbreukelingen . REEDS, RED, z, n. v. - Zee, gedeeltelijk door land ingesloten, en aan de vaartuigen een ligplaats verschaffende, waar zy min of meer tegen wind en stroom beveiligd liggen. Besloten R- (die geheel beschut is .) Open R- (die gedeeltelijk aan deu zeewind is blootgesteld .) Op de R- brengen, op de R-- gaan liggen (een haven verlaten om bet anker to werpen op de R- .) Een schip op de R-- balm, Ter R- liggen . De B- van Texel, van 't Vile . Eerst keek -ik door een kleine cult, Naar oost en west en noord en zuid, Nu ki k ik door een grooter glas, Maar zie de ree van Texel pas . C, LooTs . 't P'rinsenhof. Somtijds words ook de stall zelve, waar de R- aan gelegen is, met dien naam bestempeld . Zoo zegt VONDEL in zijn Lof der scheepvaart . Elck deser steden was een wijdvermaarde Reede. En de stall Goedereede of Goeree heeft er haar naam van . REEDER, z, n. m . -- Hy, die eeu vaartuig uitrust of helpt uitrusten ter kaapof koopvaart. De rechten en verplichtingen der R-s onderling tot den schip per, enz . zijn bepaald in bet Wetb. van Kooph . II B II T . art . 320-340 . REEDEN, b . w. -- Uitrusten, gereed makers . REEDERY, z, n. v. - Maatschap van Reeders . Zie Reeder . REEF, z, n, v . - Smalle strook zeils . Zie Rif. REELING, z . n . v . -- Samengetr, uit Regeling . Het dek tot aan de R s vol water . REEF, z . n, v. - End touw . Zie Draail-, KlokB--, Va1R-- enz . REEVEN, o, w . - Revers innemen, insteken ; de zeilen inkorten . Die/It Gereefde zeilen (alle zwevende zeilen vastgemaakt, verkort) . Voor Gereefde fok lenzen voor 't Gereefd grootzeil byleggen . Reef, o reef en plooi somw0len hot at to zweltend zeil en schrooin bet overijten . BILDER
nJIC Zielete der geleerden,
REG---RICH . REGALEN, z . IL o . mv .
175
--- Stukgoederen, niet tot de lading behoorende .
REGATTA, Z, n . V. - Zeiloefening to Venetien. REGELINGEN, Z . n . V. my . - Kromme en met snijwerk voorziene lijsten, die den
zwanenhals zijdelings sehoren, de wanders van het galjoen helpers vormen, en tot steun dienen van den botteloef . REGEN, z . n . m . -- Water, dat in druppelen uit den hemel valt . Spreekwijze : R- breekt geen masters Maar ma!ckt slappe gasten . Na R- komt zonnesch )n (voorspoed volgt op tegenspoed) . REGGEN, b . w . -- De masters in lichte vaartuigen leggen : een mast op zijn Reg
of rug leggen . REILEN, 0, w . - Thands buiten gebruik ; maar dat, even als 't Eng . reel, „draaien"
beteekend moet hebben . Het is alleen nog gebleven in de Spreekwijze : Zoo als let Reilt en zeilt (zoo als het daar is : met al zijn toebehooren) : - ten zij men hier Treilt en zeilt moet lezen . (Zie Treil) . REILTOP, z . n . m . - Vlaggestok . REIS, Z, n . v. - Toeht. De schepen hebben een voorspoedige R- gemaakt . Wy hebben zwaar weer op R- gehad. De terugR- was beter dan de heenR- . De R- aannemen (vertrekken). Spreekwijze : De groote R- aannemen (sterven) . RETOER, z, n . V . - lo . Retoervracht, teruglading . Goederen, die een schip voor
zijn terugreis inlaadt en ruilt tegen die welke het heeft aangebracht . 2 0 . De • voordeelen flier terugvracht . De R-en zjn niet voordeelig geweest (I)e terugvracht heeft slechte rek~ning gegeven) . RETOERSCHIP, z . n . o . - Sehip, flat terugkeert. In de oorlogen met Engeland werden veel Retoerschepen door den vyand genomen . RETOERVLOOT, z . n. v . - Naam, welken men plash to geven aan de vloot der Kompagnie, die uit de volkplantingen naar 't moederland terugkeerde . De 0 . I. R-. De W. I. R- . RETOERVRACHT, z, n. v. -- Zie Retoer . REVEILLE, z . n . v . - Trommelgeroffel, flat met het krieken van den flag plaats plaats heeft om het yolk aan boord to wekken . RIB, z, n . v. - Strook houts, of balk, waarvan de verzameling het geraamte van een schip uitmaakt even als de R-ben flat eens menschenlichaams . Ja, dan stoven balk en ribben nit de slingerende kiel .
K . W . BILDERDIJK . Ralowsburg. RIBBETJEN, z, n. o . - Kleine Rib. Bet R- van een luik ; het R- onder den bovensten spiegelboog . RICHTEN, b, w. - Rechten, stellen . Zie Rechten . Het Geschut R- (pointeeren) . Op het kernschot R-, recht vooruit R- (bet mikpunt horizontaal nemen en het stuk in het midden van de poort stellen) . Schuins R-, baksen (de monding van het stuk naar den kant van het voor- of van het achterschip wenden) . Op het vase boord, op den romp R- (hot mikpunt op bet midden der hoogte
176
RLE-RIF .
van het vyandelijk schip nemen, in de richting van den grooten mast .) Op een grondschot R-, dompen (het mikpunt heneden de waterlijn nemen .) Dat tuig is goed Gericht, d, i . de rags zijn vierkant en waterpas gebrast en getopt . RIEM, z, n. mrn of Roeispaan : min of meer lange spaan, tegen het uiteinde waarvan een platte lepel of blab vastgespijkerd is, en met behulp waarvan men het water terugdrijft en een vaartuig doet voortgaan . Met een R- sturen (door middel van een R-- in plaats van roer, het vaartuig in zijn richting houden .) RoeiR-, StuurR-, met kracht an R-en . Dubbele R-en (korte R-en, wier lengte twee roeiers op denzelfden bank gedoogt) . Enkele R-en (waarvan het end binnen boords belet, bat er meer ban een roeier gezeten zij op elken bank .) ScheepsR-en (zees lange R-en, welke men door de geschutpoorten van het achterschip brengt om brikken en lage vaartuigen by groote stilte in beweging to brengen .) R-en snijden (met het vlak boven water houdeli .) Vaartuig van N R-en (zoodanig ingericht, bat men N R--en kan gebruiken om het voort to roeien .) Twintig R-en to water ! (k omm . om 20 R-en nit to brengen .) R-en op! R- to boord (komm .) . Spreekwijze : Eerst in de boot, keus van R-en (wie eerst komt, die eerst maalt) . Men moet roeien met de R-en die men hoe ft (men moet zieh van de bestaande middelen of werktuigen bedienen, al zijn zy de beste niet.) Hy roeit met zijn eigen R-en (hy beproeft zijn eigen krachten) . Iemand op zijn eigen R-en laten drijven (niet naar hem omzien, hem laten voortsukkelen) . Een R- onder 't zeil steken (met een R- aan den lijkant roeien, om bet vaartuig meer aan-de-wind to houden : alzoo : meer kracht of vaart aan de zaak byzetten) . De R-en binnenhalen (de zaak laten varen) . De siel is ats een boot, die met ons gams vermogen Wort tegen stroom geroeit en krachtig opgetogen Gewis son ons de riem maar eenmaal stitte staat Is 't zeker, bat de schuit in haast to rngge gaat. CATS .
RIEMBLAD, z, n . o . -. Het blab, of plat van een Riem, waarmede het water in 't roeien geschept wordt . RIET, z . n. o . - Biezen, gewas, bat zieh in de binnenwateren en ook aan den mood der rivieren veelvuldig voordoet . Spreekwijze : De boot in 't R- sturen (iets in de war sturen : omdat een schipper, zijn vaartuig in 't R- sturende, zeker is, vast to raken) . RIETPARa, z . m, o . - Weer, vischput : snort van omtuining, met staken enz . aan den never der zee gemaakt, om visch to vangen en to bewaren . fir, z, n . o . of Reef, beide in 't my . Reven . - lo . Gedeelte of strook van een zeil, die by to sterken wind moet worden ingenomen . Eon R- insteken, innemen (het zeil in zijn hoogte inkorten) . Eon R- uitsteken (de seizings,
RIF
ROE.
177
die her op de ra vasthieiden, weder los makers .) Aan her laatste R-- zijn at de Revers inhebben . Spreekwijze : Een Reefjen inbinden (zijn staat verminderen) . Een Reefjen losmaken (als men zich vol gegeten of gedronken heeft, een broek- of vestknoop losmaken, oat wet luchtiger to zijn) . 2o . In 't my. Rifs, Ri, en : Rei van klippen, koraalbanken, enz ., de gedaante hebbende van een Rib, welk woord oorspronkelijk dezelfde beteekenis had als R--. .Het Schager R--- (een pleat ears den mood der Oostzee) . flier Avert by xe achter 't rif van Schagen Dear in bet Amelandsche rak . OUnAAN . Zweedse hoogmoed .
RIFBAND, z, n. m . - Zie Seizing . RtFLEUVERS, Z . n. m . my . - Zie Leavers . RIFLIJN, Z, n . v. -- End touw, dat in her rif van her onderzeil gestoken wordt om her op her onderlijk to reeven . RIFTALIE, Z . n . V. - Touw, waarmede het zeil by her reev en aan de nok van de ra wordt uitgehaald . RIGGEL, z, n. m . -- Regel, let ; strook hours, die op de naden tusschen de planken gespijkerd wordt . RING, z, n. m . - Cirkel van yzer, hoot of koord . Zie AnkerR , RaR enz. RINGBOIIT, z, n . n . -- Yzeren of metalen bout, met een ring er aan, in her boord gedreven en dienende oat de rolpaarden tegen board to halen en vast to makers : ook midscheeps in het dek om her gesehut achternit to balers . ROB . Z . n . V . -- De maag van groote vissehen . Spreekwijze : Hy slokt her al in zzjn R-- (hy haalt alies near zich toe) . ROEDE, z . n . v. - Ra, die in schuinsche richting aan den bezaansmast hangt en client om de bezaan op to houden . ROEF, z. n . v. -- Overdekte pleats in post- of trekschuiten, en andere kleine binnenvaartuigen, waarin zich gewoonlijk de passagiers bevinden of waarin men by slecht weer gear schuilen . De ingang tot de R-- bevindt zich gewoonlUk tegen over den stuurstoel . ROEI, Z . n, m . --- voor Roede (veroud .) voor Riem . ROEIDOL, z . n . _ Opstaande pen in het boord van een roeivaartuig geslagen om de riemen tegen to houden . ROEIEN, o . en b . w . -- Een vaartuig door middel van Roeien, of (Riemen) besturen . Met lange slayers R-, overlangs R-- (zoo dat elke riemslag een gelijken cirkel beschrijft en met kracht aangehaald words .) In-de-wind R-, op het zeetjen R-- (tegen wind, tegen stroom R-.) Stuurboord, bakboord R-(zich alleen bedienen van de riemen, die rechts of links geplaatst zijn .) Gelijk R- (van beide zijden R--en .) R-- die kltzar is, ophalen (de eenige riemen, die gereed zijn, gebruiken) . Met hangende bladein R-- (R-- zonder bet water to doers opspatten .) Komm. Geroeid! (uitscheideti, ophouden met roeien) . Spreekwijze : Men moet R- met de riemen die men heeft (men moet zich weten to behelpen) . 23
Tegen den stroont is 't kwaad R-- (het is moeilijk, zich tegen de openbare meening, de omstandigheden, of een overmachtigen invloed, to verzetten) . Hj Roeit er aan of onder (by heeft er de hand in) . Onder het staande zeil is goed R- (bet gnat gemakkelijk als men rijk is, of als men krachtige hulp heeft) . Onder 't zeyltjen is goed roeyen, Want 't zal niemant light vermoey .'n . CATS.
Met ties riemen naar lager wal R- . (Den boel opmaken, zoo dat men 't verderf to gemoet gnat) . ROEIER, z . II . m . fly die roeit.
Een handig R--. Len sloep
net lien R-s
bemand. ROEIKLAMP, z. n . v . - Klamp, op het dolboord geplaatst om steun aan den riem to geven . ROEISTROP, z, n . m . - Strop, aan den roeidol vastgemaakt, dienende om er een riem door to steken . ROEPER, z . n . m . -- of Seheepsroeper . Blikken of koperen spreektrompet, met behulp waarvan men zich op verren afstand kan laten hooren . Enkele R- . SchuifR- . Groote R- (die ingeschoven kan worden .) GevechtsR- . .BatteryR(die recht op en neer de bevelen, die boven gegeven worden, in de batteryen doet verstaan) . ROER, z. n . o . -- Getimmerte, waarvan de beide zijden evenwijdig uitgestrekt en gelijk zijn, terwiji haar dikte onbeteekenend is in verhouding tot haar overige uitgebreidheid . Het R-- is onmisbaar aan elk zeevaartuig, om de werking, welke het ontfangt, daaraan merle to deelen, en er een horizontals wending aan to geven, waartoe zijn stelling aan bet achterschip bet in staat stelt. Hock van het R-- (hock, welken last R--- beschrijft, en die nooit grooter wezen kan dan 34 graders .) Het R- over eon ander boord leggen (de tegenzijde van het R- aan den aandrang van hot water blootstellen .) Het R- verkeerd aan boord leggen (als hot schip deinst of achteruitzet .) Uit zijn R- loopen (als door hooge zee het R-- nit bet water komt .) Goed naar het R-- . luisteren, scherp op zijn R- z~)n (words eon schip gezegd to doers, wanneer bet gemakkelijk de working van het R-- volgt.) Ann het R-- staan (sturen.) Te R-- staan . En zoo tang om Noord en Zuyen By den bass to roer gestaen . HCTGHESS Het grootst gewelt, de grootste kraght Wort in den haast tot niet gebraght, Ten zy dat wysheit voor en na, Ten zy beleid to roere stn. CATS .
Spreekwijze : Het R-- in handers hebben (do zaak besturen).
RUE--RUF.
179
Het R-- van &aat (de regeering, het hoofdbewind), .Hy is aan 't R- gekomen (aan 't gezach) . Hon uw R- rpcht (val niet, waggel diet) . Het R-- is van 't schip (er is gears orde of tucht) . Bet R-- ligt er naar (hat moat er made door) . Zjn poos to R- staan (zijn beurt hebben) . Hy houdt hat R- in hat water (by houdt de zaak aan den gang) . Men luistert niet naar hat R-- (men is ongehoorzaam) . Hy steekt het R- in de hey (hy scheidt nit met varen, by blijft aan land) . By hangt hat roar aan de scheg (hy werkt geheel verkeerd). 't R_ aan board leggen, en vast zetten (binders) ; dit geschiedt als men voor storm bygedraaid is . - (Men heeft in tegenspoed alles gedaan wat men konde doers, en moat flu op beter hopen .)
Het hoofd is hat R- van 't schip. 'C Verstand, door 't dwalen ran zijn werkt-uig, sehokt en swiert Niet anders dan het roar dat heel de hulk bestiert .
BILDERDXJE, Liekte der Gel.. ROERBAND, z . n . m.
Yzeren band, waarmede het Roer bedwongen words .
Ende als sy de anekers opgehaelt hadden, gaven sy hat schip de zee over, met amen de R-en losmakende . HANDEL . XXVII : 40 . ROERGANGER, z . n, m . -- Man, die aan 't Roer staat . ROERHAKEN, z . IL v . mv. -- Haken, aan hat Roer van ears schip gehecht, met pennen voorzien, die in de openingen van de vingerlingen komen . ROERING, z . n . v . - Bewoelingsbekleeding van den ring van hat Anker . Zie Ankerroeri~ y. ROERHLOMP, z . n . m . Zoyklomp, ha/c, klik van 't Roer . Stukken eikenhout, aan de schacht vastgeklonken en het buitenste, uitspringende gedeelte van hat Roer vormende . ROERPEN, z, n . v . of Inspit . -- Hefboom, die met het eene einde in de schacht vastzit, en met behulp waarvan men het Roer wendt . ROERSLEUF, z . n . Y . -- Sleuf, welke men gewoonlijk vindt op den smalsten rand van hat Roer . ROERSTEL, z . a . m . - Toestel, waarmede bet Roer nan bet schip hangs en waardoor het draaien kan . ROERTALIE, z, n . Y. -- Talie, met metalen kettingen aan het Roer bevestigd en dienende om het vast to zetten . Ook Noodtalie genaamd, omdat men er, wannear de roerpen gebroken is, bet roar door moat besturen. ROEZEMOEZIG, b . n. - Wild, onstuimig . R-wear . - 't Ziet er R nit . ROEZEMOEZEN, z . n . m . my. -- Yzeren of gcgoten handers, die den voorsteven aan de kiel vastbinden . ROFFEL, z . n. m . - Soort van schaaf, waar het ruigste van de deelen of plaitken mee wordt afgeschaafd .
180
RUG--RUG .
Spreekwijze : Hg loopt er maar met den R- over (maar los over heen) . ROG, z, n . V . - Min geachte zeevisch . Spreekwijze : Was er slimmer R- aan zee, die zou my aan boord komen (slechter kon ik het niet treffen). ROB, z, n . V . - Lap prezenning, die ergends over getrokken is . Spreekwijze : Zijn R_ keeren (zijn huik naar den wind hangen) . RoL, z, n . v, of Monsterrol. - Algemeene lUst der namen en hoedanigheden van al de personen aan boord, 't zij in dienst van 't schip, 't zij passagiers . Geschutrol, waarby de manschappen aan de batteryen zijn geplaatst . Zeilrol, waarby zy aan de onderseheidene zeilen zijn verdeeld . Allarmrol, waarby ieder zijn plaats in 't gevecht is aangewezen . Baksrol, waarby het yolk in bakken is verdeeld . ROLLER, z . n. m . - Zware golf. Er loopt een geweldige zee, met gevaarlijke R-s
recht de baai in . ROLLING, z, n. V . - Beweging van het water .
Met rif is nosh door R door waterverkleuring op eenigen afstand zichtbaar .
, nosh
ROLPAARD, z . n, o . -- Scheepsaffuit. ROLRAND, z. n . m . - Zie Kraalrand. ROMP, z, n . m . - Het lichaam van een schip, van mastwiek en tuigaadje ontbloot. RoNDE, z, n, v . - Bezoek, 't welk een officier, 't zij aan boord, 't zij in een haven, doet, om to zien of alles in orde is . RONDGAT, z. n, o . - Schip, waarvan de achters ;even Bond is. RoNDHOUT, z . n . o . -- lout, dat rond is, als masten, stengen enz . Al zijn R--
is hem afgesehoten . Roos, z. n, v. --- lo, of Kompasroos. Spreekwijze : Onder de R- (in 't geheim, omdat iii de kajuit een kompas van de zoldering plash to hangeu en hetgeen daar gesproken werd this onder de kompasl- verhandeld werd) . 2° . Zie Rozebouten . ROOSTER. Z . n, m . -- 1~ . of Roosterwerk. Verzameling houten, die elkander rechthoekig kruisen en tot grondslag dienen voor een schip in aanbouw . 20 . Zware latten, in 't vierkant gekruist, die voor luiken op de openingen van het dek gelegd worden en licht en lucht binnenlaten . Den R-- klaar
waken . De door den krijgsraad veroordeelde, wordt aan een staanden R--gebonden en met handdagen (zie bag) afgestraft. ROSBANK, z, n, m . - Zie Dolbank. ROTS, z, n. v . - Steenen klip . De St. Paulus R-- . Wy stooten op een R RozEBOUTEN, z . n. m . my . - Bouten van rond yzer, aan het achtereind met een kop voorzien, en aan bet vooreinde gedeeltelijk plat, met dieu verstande, dat er eenige dammetjens of neuten, Rozen genaamd, aan gespaard zijn . In het gebruik verschillen zy van de Voorbouten, dat er geen spijkers, maar vierkanten krammen over geslagen worden, waartegen de Rozen steunen . RUG, z . n . v . - Wordt het schip gezegd to hebben, of op to steken, als het doorzet .
RUG--RIJB .
181
RUGGETON, Z . n . o . (veroud .) --- Net bewerkte inschuifplank, tot ruggesteun dienende aan een officier, die achter in een sloep gezeten is, en hem afscheidende van den man, die aan 't roer zit ; thands : Hekkebord. RUGGEGRAAT, Z . B . m . - Zie Zwanenhals. RUGGEPAARDEN, Z . nfl m . - Touwen, gespannen tot steun van de Rug, en om 't vallen to beletten . RUILHANDEL, z . n . m . -- Handel, waarby koopwaren tegen goederen verwisseld worden . De R- words nog inzonderheid op de kusten van Afrika gedreven, wear men, voor de aangebrachte goederen, olifantstanden, stofgoud, gotn, enz . i n Ruil aanneemt . RUIM, b . n . -- By zee
of sop gevoegd, heeft R- de beteekenis van „open, vol ." Wy voeren hetR--e sop in (de voile zee in). De R-e zee kiezen (zich van de
kusten verwijderen) . RUIM, z . n. o . - Binnenste diepte van een schip, van 't eene einde tot bet andere, onder bet koebrugdek, of wanneer dit niet bestaat, onder bet tusschendek ; - of gedeelte daarvan, als VoorR-, AelaterR , WaterR , WijnR- . RUIMBALIiEN, z . n. m, my. - Zie Lastbalken . RUIMEN, o . W . - Worth de wind gezegd to daen, wanneer hy, eerst minder gunstig zijnde, nit een meer voordeeligen hoek begins to waaien . RUIMEN, b, w. -- Verlaten . De zee R- (zich nit zee begeven) . RUIMGAST, Z . n. In. -- Matrons, bekwaam om by laden en ontladen in bet Ruim to werken . RUIMSCHOOTS, bw. -- Den wind meer achterlijk den dwars . Zie Schoot. Rzeilen . RUIMTE, z . n, v. -- Voor : „de Ruime Zee " De R-- kiezen (zich in voile zee begeven, ook : zich verwijderen uit gevaar) . RUISCHEN, 0 . W. - Bruischen : dof geluid, dat de wind of de zee maakt . Hoort gy de golven R-? RUITSGEWIJS, bw . -- Zle Orde . RtJKWIND, z. n . m . - Wind, die plotslings en met felheid waait, zoodat by verhevenheden omver Rukt . RUSTEN, z . n . v, my. - Zware breede met yzeren band besieger planken, die, in bare breedee vlak liggende, aan bet buitenboord ter hoogte van bet bovendek bevestigd zijn . Aan bare buitenzijde bevinden zich de Rustyzers, die, schuins afloopende, in bet boord zijn gehecht en aan wier bovenkant de juffers (doodshoofden) vast zijn, waaraan bet staande want door de talreepen words vastgemaakt . De R- dienen ook om aan de onderwanden breeder to doer uitstaau en dus aan de master meer steun to geven . RUSTYZER, z. n . 0 . - Zie Rusten . RUSTLIJN, z . n, v. --- Touw, of keten, die bet anker ophoudt ais bet op den boeg ligt . Ruw, b, n . -- Onstuimig, wild. R--weer . By, z, n . v. -- Rang, gelid . Die schepen lager in de eerste R . RIJBED, z, n . o . - Schaal, die bet voorste van een ondermast bedekt .
182
RIJD
SAS .
RIJDEN, o . w. -- Een schip words gezegd to B , wanneer het voor anker liggende vaartuig op en neder geslingerd words als een paard dat galopeert . Hg is achter z~jn ankei' ondergereden (gezonken) . Wat sehaedt een ancker quyt, Soo laugh het schip in zee nosh op een under rijdt. HuroiiEss,
Mengelingen .
RIJ(EN, b, w . --, Veeeenigen, door een klein touw of een raband to balers door gaten, lungs de lijken, welke men wit to samen voegen . .Een zeil, cen lijzeil, bonnet B-- .
RIJZEN, o . w. -- Zich verheffen, overheengaan . inakkelijk over een golf heenglijden) .
Gehlakkelijk op de zee B- (ge-
SAAIEM, z . n . o . -- Zeer naauw gebreid net, gebruikelijk voor de garnalenvisschery. SAIEK, z . n, v. Soort van Levantijner vaartuig, met twee masters voorzien en geen bramzeil voerende.
Welaen dun, zest den Turk, met Saiken en Tartanen En Roofgaleien, trots beschaduwt met zijn rnanen . ANTONIDES,
Bell. aen bunt .
SALUEEREN, b . w . -- Zie Begroeten . Met bet geschut 5-- . SALUUT, z, n . 0 . -- Begroeting, eerbewijs, welke vaartuigen of vloten elkander doers . Zie Begroeten. Het S- weigeren . Het S- bedntwoorden . SALUUTSCHOT, a . n . o . - Schot, dot als groet of eerbewijs gelost words . SAMENVLOEING}, Z . n . V, -- Pick, waar twee rivieren in elkander vloeien . SAMOREUS, Z, n . V . - Groote auk, aldus genoemd omdat zy oorspronkelijk op de Sambre en Maas voeren, zijnde S- een samentrekking van Sambre et
Meuse . -
Het afkomen in grooten getale van dergelijke vaartuigen to Amsterdam deed aan de groote brug over den Amstel (den zoogen . Hoogesluis) waar zy onder door kwamen, den naam geven van Samoreuzenbrug, 't welk in den Franschen tijd door misverstand vertaald werd met le pons des amoureux. SAMKYD, z, n, m . -- Turksch kustvaartuig. SAMPAN, z . n . m . - Klein Sineesch of Japansch kustvaartuig, zonder spijkers of bouten, en nlleen met houten nagels vastgezet . SANDAAL, z, n, m . -- Lichterschuit aan de noordkust van Afrika . SAS, z . n . v . -- Kom of bassin, in de lengte van een vaart uitgegraven, om er het water in to vergaderen, dot men naar vereischten door de sluis, boven welke bet gebouwd is, lout afloopen . S- van Gent .
SAT SCH. SATIE, z . n, v .
183
Soort van Levantijnsch vaartuigjen .
SCHAAF, z . IL m . - Werktuig dienende om de oppervlakte van bet bout gelijk to maker . Met den S- over een plank gaan . -- De S bijt niet . Het huffs, bet blok van den S-, BoogS-, Boors-, Plats-, RondS- ViakS- enz . SCHAAL, z . II . V. - lo. Lijn, die in deelen words afgedceld, waarmede strepen, ellen, roeden, grader, minuten, mijlen, enz . warden voorgesteld, en die op een plan of teekenir~g gesteld, diem om de betrekking der afstanden en hoegrootheden, op de kaart ors aangewezen, met de wezenlijke afstanden en hoegrootheden aan to duiden . 't Woord is van 't Lat . of Ital . scala (ladder, trap) en geheel jets anders als fcala, waar 't „sehotel of schedel" beteekent . S van tiers uur gaans, S- van tier m~jlen . S- van een 1 jn op de roede, van een Ned. duim op de Ned. el. Die kaart is op een groote, op een middelbare, op een kieine S- vervaardigd . 20. flier 't zelfde als schedel of Wang . -- Stuk hoot, van meerdere of minders lengte, een weinig hol aan de eene en bol aan de anders zijde, en dat men tegen een antler aanbrengt om dit laatste to versterken . Balks (op een balk .) Waarlooze S--en (die aan board zijn om in geval an rood to dienen.) Z~jS--en (die tot de samenstelling van een mast dienen.) Hoofd- (stuk bout, dat, op bet achterste gedeelte eener onderra gewangd, strekt om bet verwijderd to houden van den mast, waar bet aan hangs) . 3o . De eerste en de laatste plank, die nit een rower balk gezaagd words . SCHAAR, z . n . V. - Snijdend werktuig, dienende om jets of to knippen of van een to seheuren . De tongen van dien bank steken nit als een geopende S- . SCHAARSTOKKEN, z, n, mrn mv . - Boordplanken, die hooger dan de avenge plarken van bet dek en op de balken gekeept zijn ; zy begrenzen bet middelperk. SCHACHT, z, n. v, of Stander. - Spier, steng . 5- (of koning) van bet roer (z wa.ar stuk bout, dat zich uitstrekt van den boven tot den onderkant van bet roer en gelijk met den onderkant der kiel eindigt) . SCHADE, z . n, v . - Zie Zeeschade . SCHADELOOS, SCHAeLOOS, b, n . -- Beteekent niet „zonder schade," als men oft de gewone beteekenis van 't woord loos zoo opmaken, maar „met groote sehade" . Die schepen zjn S- gesehoten, zijn S binnengeloopen, (zoo, dat zy geen schade meer kunnen doer) . SCHAFFEN, b, w . - Opdisschen . Wat Schaft de kok van daag ? SCHAFMEESTER, z . n . m. - Die gesteld is, am voor de proviand to zorgen . SCHAKEL, z. n. m . of Schalm . - Ring van een ketting . SCHAKEN, b . w . - Vieren, botvieren . Zie Afschaken . SCHALEN, b. w . - Met Schalen voorzien, sjorren . SCHALM, z . n, m . - Ring van een ketting . Ketting van 100 S-en . SCHALMEN, b, w. --- Men noemt ; De luiken S- (de prezennings, waarmede men die by row weer overdekt, met latter vastmaken) . SCHAMPDEK, z . n . o . - Zie Schandek . SCHAMPEN, o, w . --- Affluiten . Zie Afschampen .
184
SCH.
SCHAMPSCHEUT, z, n . o . -- Schot, dot afschampt . Spreekwijze : Het is moor een schampscheut . (Het heeft niet veel to beduiden) . SCHANDEK, z . n . o . - Ook wel schampdek genoemd, dock waarschijnlijk Schansdek, als zijnde het Dek nevens de Schans of verschansing . SCHANS, z . n . v . of Verschansinq . -- Het dek van het staande boord des voorstevens words ook wel 8- genoemd . SCHANSKLEED, z . n . o . - Gekleurde strook Taken, waarmede men de schepen by feestgelegenheden bekleedt . In de masten zijn aan de achterzijde twee yzeren staanders, waardoor een yzeren leider loops, aan welken de S-en gespannen zijn . SCHANSKLEED, z . n. m . of Schanslooper (veroud .) Roerkleed, dot by aandoet, die by nacht of guur weer, de verschansing op en neder goat . SCHANSLOOPER, z. n, m . - zie Schanskleed. SCHANSNET, z . n . o . - Net van lijnen, 't welk men aan boord van oorlogschepen op yzeren leiders, die op staanders met dubbele armen rusten, longs het staande boord spant en waartusschen zich geteerd zeildoek bevindt . Daarin worden de kooien (hangmaften) gestuwd om zich tegen het geweervuur van een vyandelijk schip to verschansen . SCHAVEN, b . w . -- Met een schaaf arbeiden, Effenen . SCHAVIELEN, o . w. - 1 0 . of Stukschavielen . Door gestadige wrijving of schaving slijten en bederven . Dat touw begins to S- . 't Woord is waarschijnlijk of komstig van Schaven . 20. Het S- van den wind (het langzamerhand veranderen van den wind) . voor to scheep op of naar het schip . S-goon, S-komen . SCHEEP, bw. Scheep! Scheep ! no zijt getroost mUn lief ; de tijt is icons, zegt Gijsbreght tegen Badeloch . Spreekwijze : Die voor hond S- komt, moet knoken eten (men words geeerd al naar dot men zich voordoet) . 't Zelfde beteekent Daar men voor S- komt moet men voor varen . Ga niet S- zonder beschuit (neem by bet aanvangen uwer onderneming de behoorlijke voorzorgen in acht) . SCHEEPJEN, z . n . o . - Klein Schip . Een net gebouwd 5-- . Spreekwijze : Op het wel a, floopen van 't S- (is een oud Hollandsche dronk, ingesteld op de voorspoedige bevelling eener aanstaande kraamvrouw) . Z~jn S-s op lief drooge hebben (wet waarschijnlijk de oorspronkelijke lezing is van hot spreekwoord, in pleats van schaapjens, en met de oude uitspraak' van laatstgemeld woord overeenkomt) . Zie Droog . SCHEEPBIJK, z, n . v . -Rijk aan Schepen . Emn S e Haven (een haven, wear zich veel Schepen bevinden) . Waarby deco welstant groegt van de Scheepriicke steden,
zegt VONDEL in zijn Lofzangh op de Scheepvaart.
SCH .
185
SCHEEPSBEHOEFTEN, z . n, v. my. - Al wat tot de uitriasting van een schip behoort, SCHEEPSBESCHUIT, z, n . v . -- Soort van harde Beschuit, die lang bewaard kan
worden, en daarom inzonderheid voor zeereizen words medegenomen . SCHEEPSBESTIER, z . n . o . - lo . Bestier over een Schip . 20, Bekwaamheid om een Schip to bestieren . SCHEEPSBOORD, z, n . o. - Boord van hot schip . SCHEEPSBOUW, z . n, m . - Kunst om Schepen to bouwen of lies bouwen zelf. De S-- heeft aanrnerkelajke vorderingen genmakt . Die stall heeft haar naeeste vertier van den 8- . SCHEEPSCH, bw. - Is naauwelijks meer in gebruik dan in de volgende Spreekwijzen : Geen S-- verstaan (de taal der zeelieden niet verstaan : over-
drachtelijk : geen kennis van de scheepvaart hebben) . Op zjn groot S- (op zijn rijke-luis) . SCH ,EPSGEBRUIK, z . n . o . -- Gewoonte aan boord der schepen heerschende . SCHEEPSGELEGENHEID, z, n . v . -- Gelegenheid om met een schip to gaan . Hy is met S- vertrokken . Hy naoet aldaar lang verwi,jlen, by gebrek aan 5-- . SCHEEPSGEVECHT, z. n . o . -- Gevecht tusschen schepen . SCHEEPSGEZELLEN, z, n, m . my . - Mansehappen . Hun rechten en verplichtingen
zijn vervat in bet Wetb . van Kooph . Boek II Tit . IV, art . 394-452 . SCHEEPSJONGEN, z, n, m. -- Knaap, die aan boord het geringe werk verricht . SCHEEPSKIST, z, n . v . -- Kist, die men aan boord noodig heeft . SCHEEPSKOK, z, n, m . -- Kok van een schip . SCHEEPSIiROON, z . n. v . - Kroon van scheepssnebben, die by de Romeinen
vereerd werd aan den vlootvoogd na 't behalen van een zeetriomf, en hoedanige in de allegorische voorstellingen op grafsteden van zeehelden, op platen enz, veelvuldig voorkomen . De zee Alciden, die zich wenschen in den brant Te smoren, of bekranst met scheepskroon en laurieren, In 't aanzien van de nijt, to helpen zegevieren, ANTONIOES Bellone a . B.
SCHEEPSLENGTE, z . U . V. - Lengte van het schip als afstandsbepaling gebczigd . Wy liepen hem twee S-n afstand vooruit . De sloep was, Iota zy zonk, naauwljks cent S'- van ons af. Men moot die twee werken een S- nit elkaer zeilen . SCHEEPSMAKELAAR, z . n, m . -r- Makelaar, die zich met hot bezorgen van sche .
pen, bevrachting enz, bezig hondt . SCHEEPSOFFICIEREN, Z, n . m . my. - Benaming van hen, die, op een koopvaardy-
schip, onder den schipper met eenig bevel of toezicht belast zijn, als de Stuurlieden, Bootslieden enz . Lees hun rechten en verplichtingen in hat Wetb . van Kooph . Boek II Tit . IV, art. 394-- 452 . SCHEEPSRAAD, z, n . m . -- Krijgsraad, die aan boord van een schip belegd words . WY moeten S-- beleggen. SCHEEPSRECHT, z . ni o . --- Recht, aan boord van een schip gedaan. Spreekwijze : brie maal is S (alle goede taken bestaan in drieen) : hot 24
186
SCI .
gezegde is daarvan herkomstig, tat aan boord vale taken in drieen gedaan worden . Zoo hoort men by bet strakzetten van stag en want Een, twee, drie! Zet aan ! Zoo wortt ears Hoezee driewerf aangeheven . Zoo, wanneer een lijk, tat in zee begraven zal worden, op een plank aan de vaireep gelegd is, wortt bet met een : een, twee, drie, in Gods foam, over boord genet . Een onbetamelijkheid gedurende bet schaften worth met drie slagen gestraft : by welke gelegenheid by die met de kastijding belast is, de volgende formula opzegt : „Dot 's voor de bak" (meteen een slag op de bakskist gevende) . ,,Dot 's voor je g-t." „Dot 's voor je kwaad doers ." „En dot 's op dot je 't fiat wear zult doers ." Verspreekt by zich, don moat by de kastijding zelf ondergaan . Daze straf, waarby vooral tout op de bakskist moat gestrooid zijn, worth genaamd : „een kapjen ." SCHEEPSTIMMERMAN, z. n . m . - Handwerksman, die 't zij schepen bouwt, 't zij masters, rags, of andere scheepstoebehooren vervaardigt . De Oppertimmerman behoort aan boord tot de scheepsofficieren . SCHEEPSTOEBEHOOREN, z . n . o. Masters, rags, enz . a l wat tot de tuigaadje van een schip behoort . SCHEEPSTRIOMF, z . n, m. -- Overwinning, door Schepen behaald . SCHEEPSTUIG, z . n, o . - 't Zelfde als Scheepstoebehooren . SCHEEPSVAARWATER, Z, n . 0 . - Zie Vaarwater . SCHEEPSVOLK, z . n . o . -- Zy die dienst doers aan boord van schepen . Zie Manschap, Zeevolk. SCHEEPSWERK, z, n . o . -- Perk, dot aan boord verricht worth . S doers. SCHEEPVAART, z, n . v. of Zeevaart. -- De vaart met schepen . Handel en S-waren van outs de bronnen onzer welvaart . Binnenlandsche S- (die op de binnenwateren worth uitgeoefend) . SCHEER, z . n, v . - of Schaar. Zoo worden die bankers genaamd die in twee verreuitstekende punters even als een geopende Schaar, uitloopen ; daze zijn daardoor gevaarlijker, dewiji men zich in een tier punters kan vergissen . Gesioopt, versant, gestrant, op
rifen en op
scheeren .
VONDEL, hat dof tee Zeevaart. SCHEERBOUT, z. n . m, of Spiebout . Bout, die tot scheer of SCHEERGANG, Z . n. V. of Sent. -- Zie aid . SCHEERHAAK, z . n . m . -- Benaming voor bet bout, de lot,
spijl client .
den afstand bevattende van bet Scheren der Wevelingen (tie Wevelinyen) . SCHEERLIJN, z, n, v. of Zwichtlijn . - Zie aid . SCHEERSTOKKEN, z, n . mrn my. -- Zie Schaarstokken . SCHEF, z, n . m . (veroud .) -- Lange stok, gelijk een ragebol gebezigd om to duiveijagen, of to traven . SCHEG, z . n . v . -- Getimmerte, tat voor den voorsteven uitspringt, en tot steunpunt strekt voor de waterstags en de woeling van den boegspriet .
SCH .
187
SCHEG(ELOOD, z . n . o . Strook Lood, die fangs den voorkant der Scheggen van hat bitstuk wordt gelegd, en zich van den bovenkant der dubbeling tot onder de kidl uitstrekt. SCHELP, z, n . V . -- Zie Schulp . SCHENEN, z . n. v, my . - Yzeren plant, waarmede de inlating van eau roar of van een kaapstander bekleed wordt. Spreekwijze : lets voor de S- hebben (lets hebben, waar men op steunen kan) . Iemand lets voor de S- smijten (hem een onaangenaam verwijt doen). SCHENKEL, z . n. m . -- Zie Schinkel. SCHEPELING, z . n. m . Al wie zich aan boord bevindt, met uitzondering van de passagiers . SCHRPEN, b . w. voor Inschepen . Zelden meer in gebruik, dan in zijn adeidingen en samenstellingen . Zie Gescheept, Inschepen, Uitschepen- enz . SCHEPNET, z. n . o . -- Net, waar visch made geschept wordt . SCHEPPEN, b . w . -- Eig. : Water putten met een Schepper of lapel . Oneig. inademen, tot zich semen . Lucht S- . Ben wail laten S- (hat den wind half laten vanes) . Spreekwijze : Men Sc/kept hat hier uit gees sloot ('t is hier zoo ruim slat) . SCHEPPER, z. n, m . - Hoosvat, lapel, waar men merle Schept. SCHEREN, b . w . -- De touwen zoodanig stellen, dal zy heen schieten door de bloks en fangs de richtingen, welke zy moeten doorloopen . Die looper is good Gesehoren (hy komt waar by wezen moat) . De kabelaring S- (die om hat spil leggen) . SCHERP, b, n . - Snijdend, hoekig. Een S-e karat, S-e rotsen .'t Is een S-e wind (een wind die iemand als in 't gezicht snijdt) . Een Se zeiler (die de golven met snelheid klieft) . SCHERP, b . w. - 1° . Snijdend, S-e zeilen . Het waait S 2° . Hevig. Er ward S- gevochten . Het ging er S toe . 3° . Bekrompen, als 't ware S- afgemeten. Wy hadden S half wind. Wy kwamen S dies hoek om . 4°. Dicht S- aan-den-wind zeilen . SCHERP, z . n . o . -- Alle yzerwerk aan boord, 't zij kogels, bouten, schroot enz Met S schieten (in tegenoverstelling van „met los kruid") Zet er dubbel Sop (laadt dubbel) . SCHERPEN, o, w. - Tegen loopen . De wind begint to S- (nit een verkeerden hock to waaicn) . SCHETS, z, n . v. - Afteekening, plan. De 5-- van een schip . SCHERR, z . n, v. -• Opening, spleet, loslating der deelen . Er is een S in 't hout. Er is een S-- in die wolk . - ( veroud .) Bui . SCHEIIRBUIK, z, n. v. - Ziekte, waaraan de zeevarenden by verre tochten zijn blootgesteld, en die zich openbaart door hat zwellen en bloeden van hat tandvleesch . SCIneuT, z . n . v. -- 't Zelfde als Schot of School . Spreekwijze : Een S-- onder water krijgen . (Een wet of verwijt krijgen, tint die hot treft, wear goad voelt, ofschoon de omstan dens 't slat merken) .
SC 1 .
188
SCHEUT GEVEN, b . w. -- Bot geven, Vieren . SCHIEMAN, z, U . m . -- Onderofficier aan boord, die met bet opzicht over de
tuigaadje enz . van bet voorschip belast is . Volgends WINSCHOTEN zoll bet woord eigenlijk Schieman moeten luiden en zoo veel beteekenen als Schim of schaduw van den Hoogbootsman . Volgends BILDERDIJK zof 't Schuimman zijn, omdat hy, toen de schepen lager en klei ner warm, altijd in bet schuim stood. Beide afleidingen komen my even gedrongen voor . Waarom behoeven wy zoo ver to zoeken vat, dunks my, zich als van self voordoet . Schim beteekent volgends BILDERDIJK self (zie zijn Gesl . in v . Schip) „voortstreven," waarvan Schieten een frequent. i s . Kan dus Diet Schieman eenvoudig „voorganger" beteekenen, 't zij om dal by de bootslieden voorgaat, 't zij om dat by zijn werk op de voorplecht verricht ? Even zoo beteekent S- een „voortschietende sehuit ." SCHIEMANNEN, b . w . -- Opredderen, bepaaldelijk : bet tuig . SCHIEMANSGAREN, z . n. o . - Zie Garen. SCHIEMANSGASTEN, Z, nfl
mrn
mV . -- Matrozen van bet voorschip .
SCHIEMANSMAAT, z . n, m. - Hulp, adjunkt van den Schieman . SCHIESCHUIT, z, n . V . - Soort van trekschuit . Zie Schieman . SCHIETBOUT, z . n . m . -- Yzeren Bout, dienende om bet kanon to laden . 10 . Geschut of vuurwapenen lossen . Met gloeiende kogels, met los kruit, met - seherp, met kogels, met een blikken dons S-. In bet voile bout, in den romp van een schip S- . Met opene ~geschutpoorten S- . Spreekwijze : Met spek S-. (Dit wend oudtijds gedaan om schepen in brand to schieten : by goede voorzorgen deed hot echter weinig uitwerking, maar gaf des to meer stank . Hiervan werd aan de uitdrukking langzamerhand de beteekenis gehecht van : „iets zeggen, dat heel wat klinkt (riekt) maar in
SCHIETEN, o . W . -
den grond weinig to beduiden heeft ." 20 . Zich met snelheid bewegen . De visch School als een pijl door de baren . Len schip voorby S-. 30. Zich vrij bewegen . Laat dat touw was IS- . (Last hot wat minder gespannen staan) . 40 . Van zijn plants gaan . De ballast Schiet. Zie Ballast . SCHIETEN, b . w . - l 0. Uitwerpen, omwerpen, byvieren, losgaan . (Een touw rondS- (eon touw in de rondte op den grond oprollen) . De netten S- (uitwerpen). Len steng S- (laten zakken) . Ballast S- (verwerken). 2 0 . Treffen . Len walvisch S (hem met eon harpoen treffen) . Een schip reddeloos S-. 30 . Waarnemen . De zoo i'--, een ster 5--. Gelijk mijn zanggodin, bier eindlijk mei gelant Geen maghtiger gestarnt kan net haar graadboog schieten Als 't geen de heirbaan wijst aan atle seen en vlieten . ANTONIDES, IJstroom .
SCH.
189
SCHIETGAT, z . n . o . - Opening, waardoor geschoten words ; min gebruikelijk
dan Geschutpoort . SCHIETGEWEER, z . n . o . of Vuurwapen . -- Geweer, waarmede geschoten words . SCHIETSCHUIT, z . n . V . of beter nog Schiescliuit . -- Soort van marks- of trek-
schuit, wellicht dus genoemd, omdat zy door de vaart Schiet . SCHILD, z . n . o . -- Wapenbord, dat op den spiegel van jachten en andere
schepen prijkt . SCHILDBANK, z . n . m. - Zware plank, tot steun dienende aan de enden van
hot braadspit . SCHILDHOOPD, z, n. o . -- lout, dat de gedaante van een Hoofd heeft, dienende
eensdeels tot cieraad, anderdeels om touwen aan to beleggen . SCHILDKNOOP, z, n. m . --- Knoop, in een touw, die als een Sc/did diem om hot
doorschieten van hot touw tegen to gaan . SCHILDPAD, z, n, v, of Schootbos . - Plat blok, langer dan de gewone, en voor-
zien met een yzeren hoekstrop, ten einde er een touw in to doen kecren . De strop kan met een scharnier geopend en gesloten worden . SCHINKEL, z, n. m . of Schenkel. Zie Draairing . -- Kort en dik touw om een mastkop en waarvan de enden op hot want hangen . S- van hot sloep. Ss voor de onder1jzeilsvallen . Riftcekel. S van eera bras, brass talieS- . PoortS- . (Touw waarvan de beide enden door 't scheepsboord heenloopen en vast gemaakt zijn aan de ringen van de geschutpoortluiken, welke daarmede kunnen worden opengehaald en opengehouden) . SCHINKELHAKEN, z . n. v. my . -- Strop of long, met eon Haak aan ieder end voorzien en dienende om eaten mode op to hijschen . SCHIP, z . n . o . - Algemeene benaming van alle groote vaartuigen, die in zee gaan . OorlogS-- . Limes- (die ten oorloge uitgerust zijn) . Animal, -- (dat de Amiraalvlag voert) . VlaggeS-- (dat een kommandant aan boord hoofs .) S- van den eersten rang (dat 120 stukken voert .) S- van den tweeden rang (van 100 stukken .) S- van den derden rang (van 90 stukken.) S van den vierden rang (van 80 stukken .) VraehtS--, BeurtS-, Veers-, StoornS- enz . S- dat in lading ligt. S- dat voor anker, dat op de reede ligt . S dat onder zeil is. Opgelegd S-- . Gehavend, ontredderd S- . Gerazeerd S- (linieschip, waarvan hot bovenste is afgezaagd .) Blank S--, (dat schoon gespoeld is .) Het S- .ergo, Pallas . De zee maakte schoon S (spoelde alles van hot dek af.) Het gaat over S- en good . (De schade raakt niet alleen de reeders, maar ook de eigenaars der ingeladen goederen .) Vrij S- vrij good . Spreekwijze ; Dure schepen blijven aan wal . (Duffers, die haar waar to veel op prijs houden, komen niet aan den man) . Fly reeds nnede aan dat S- (hy is mode in de zaak betrokken) . Het is een diepgaand 8- (by heeft veel noodig om zijn uitgaven to dekkon) . Groot S-- groot Water (hoe moor uitgaven men does, hoe moor men noodig beefs) . Het S-- aan de zee overgeven (iemand aan zijn lot overlaten, de harden van hem aftrekken) .
Het is een S-- daar men de hand aan moet houden (het is iemand, lien men niet veronachtzamen moet) . Het is tusschen Kaai en S- gevallen (het is weggeraakt). Het S-- moet op de helling . Zie B`elling . Een S op strand, een bakers in zee. Zie Bakers . Daar komen zoo groote Schepen aan als er afvaren (er zal zich nog wel een gelegenheid opdoen -meestal tot vertroosting aangewend, als een huwelijk afraakt) . Oude Schepen blawen aan land (oude vrijsters vinden geen man) . Schoon S- makers (zijn maag van het overtollige ontlasten) . Klein S-, klein zeil (kleine huishouding, kleine zorgen) . Ilet kan beter van een S- dan van een schuit (rijken kunnen het beter missen dan behoeftigen) . Het S dragende houden (zich in denzelfde staat houden) . Zie vender Scheep, Scheepsch, Seheepjen, Zeeschip, enz. SCHIPBREUH, z, n. v . --- Verlies van een Schip dat strandt of vergaat . Het woord wordt zelden antlers gebezigd dan als onderwerp van het w . w. 4/den of ondergaan . Zy hebben op een bank S- geleden. De bepalingen van hetgeen by in acht genomen moet worden zijn to vinden in het Wetb, van Kooph . Boek II, Tit . VII, Art. 545-568 . Spreekwijze : S- lijden . (Missen, of verliezen wat men beoogd of gewenscht had) . Zoo : S- laden in zjjn verwachting . - Zjn uitzichten leden S- op den te-
s-
genzin des mans, van wien de vervulling daarvan afhing . SCHIPBRUc, z . ii . v. -- Brug, over een rivier, uit nevens elkander liggende plat-
boomsschuiten met planken belegd samengesteld . SCRIPPER, z . n . v . - Gezachvoerder op een koopvaardy- of antler schip, dat
niet ten oorloge is uitgerust . Ook aan hem, die een schuit voert, wordt de naam van S- toegekend . BeurtS-, VeerS, Tu7fS-, S- op een trekschuit . Aan boord van een oorlogschip, is de S-, de hoogste dekofficier, belast met hot bestier van alle scheepswerk, en het beheer der scheepsbehoeften . Zie Ouwe (de) . De rechten en verplichtingen van den S zijn aangewezen in het Wetb . van Kooph . Boek I, Tit. V., Afd. III, Art . 91-98, en Boek II, Ti-t. III, IV Art . 341--452 en in Art . 8, 9, 10, 12, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 37, 38, 54, 55, 59, 60, 61, 62, 69, 153, 205, 209, 210, 211, 212, 221 en 231 der Alg . Wet van 26 Aug. 1802 . Spreekwijze : Hy is S- to voet geraakt (by is afgezet, van zijn bediening ontslagen) . Hy is S- en stuurman tevens. (Hy neemt de besluiten en voert ze uit . Zoo zegt HooFT van Prins Willem I „dat Godt hem wijsheid en wakkerheid verleende, om als Schipper en stuurman tevens, in d' uiterste raet, zoowel heilsame order to geven, als gedurighlijck aen 't roer to staen .") S -s pozen niet wanneer zy onder zeil zijn . (Knappe lieden laten een zaak niet varen die zy begonnen hebben .) SCIIIPPEREN, b . w . - Uitvoeren, verrichten : alleen gebruikelijk in de Spreekwijzen : Jets S (iets klaren, beredderen .)
Ik zal dat wel S (wel zorgen, dat de zaak to recht kome) . SCHIPPERSBOEK, z . II . o . -- Inventaris van aan boord zijnde scheepsbehoeften . SCHIPPERSHUT, z . n . V . Hut op de koebrug, tot log ies voor den Schipper. SCUOEN, z . n . m . - Zie Smeerhouten . SCHOENER, z . n, m . -- Zie Schooner. SCHOFFELS, z . n. m . my. (veroud .) Golven, baren, als over elkander Schof elende of schuivende . SCHOFT, z . n . V. -- Werktijd . Hoeveel S- heeft dat werk geduurd t? SCHOK, z, n . o . - Eon twintig- of zestig tal . Een S- bloks . Een S klaphout. SCHOKKEN, o . W. -- Stooten, aanstooten . De ro Sehokt tegen den mast . Scxot, z . n, m . -- Zekere zeevisch . Spreekwijze : Hy droomt van S- en by eet platvisch (hy stelt zich vrij wat voor ; maar het komt sober nit .)
„Wat breeder dingen zijn dot?" vroeg Jan Oom, en by zag drie S-len in een schotel liggen (ziet op de dwaze verwondering, die sommigen over de meest gewone taken aan den dag leggen) . SCHOL, z, n, v. 't Zelfde als Schor, maar meer bepaaldelijk roar ijsklomp genomen . SCHOLEN, o, w . -- Zich in groote menigte verzamelen : wordt van visscheu gezegd . De haringen S- omtrent die kust . SCHOLREN, (veroud .) --- Hol gaan . De baren beginners to 8- (onstuimig to worden) . SCHOMMEL, z . n . m . of Wipper . Hangend touw, waar een matrons in zit of hangt als by aan 't werk is. SCHOMMELEN, 0 . W . -- Heen en weder slingeren . Het S-- van een schip. SCHOOF, z, n, v. -- 10. Verzameling van al de deelen, waaruit een sloep is samengesteld, en welke men somtijds in een schip brengt, om ze, wanneer bet noodig is, weder in elkander to zetten . 2 0 . Duigen tot vaatwerk . SCHOOL, z. n . V . - Verzameling. Een S- visscheu . De haringen zwemmen by
S-en . SCHOON, b. n . Fraai, rein, helder . Van de zee gezegd, beduidt het ; zonder klippen . De zeestraat is vrij breed en volmaakt 5-- . Spreekwijze : S schip makers . Zie Schip. SCHOONER, z, n, m. - Klein tweemastvaartuig. KoopvaardyS, OorlogsS-- ; S--brik (link van zes tot acht stukken) . SC$ooR, z . n. m . - Stijl, stut : meer bepaaldelijk stuk houts, dienende to, tot ondersteuning of stut van een schip, dat in aanbouw is of hersteld wordt . 20 . Tot vorming van kruisverbanden . SCSOOREN, b . w. -- Stutters, onderschragen . ScuooT, z . n . m. - Touw, aan den benedenhoek van ieder zeil vastgemaakt en dienende om het to spanners . De S-en zijn van elkander onderscheiden door de namen der zeilen, waar zy aan vast titters . Groote S- (van het grootzeil .) Bezaan-, marszeil-, bramzeil-, kluiverS-- . Aangehaalde S (die zoo strak mogelijk staat .) .Tussehen twee S-en zeilen (voor de wind zei-
192
SCH
len .) Op de S- halen, de S-- en voorhalen
(ze stiff halen .) Den S
geheel
op z n gas aanhalen (then geheel toehalen .) Zie Ruimschoots . Spreekwijze : filet vaste S- in zeilen (volharden in vooruitstreving) . De S- in tijds los gooier (zieh tijdig voor gevaar hoeden) . Hy is S- gegaan (hy is weggeloopen) . SCIIOOTBLOK, z, n, o . - Het Blok van den Schoot . SCHOOTHOORN, z . n. m . -- Onderste hock van een zeil, waar de Schoot aan vast zit . SCHOOTKNECHTEN, z, nfl
m . my . - Het hoot, waar de Schoten aan verbonden worden . SenoR, z . n . v . - Droogte, zandbank, buitendijks gelegen strand . SCHORTEN, b, w . - Ophouden, in elkander sluiten . Dat schip is wel Geschort (het zit van achteren goed in een) .
z. n . o . of Beschot. - Planken afsluiting in een schip, waardoor de bestaande ruimte words afgedeeld . Los S-, loos S- (dat weggenomen ken worden .) Vast S (dat niet to bewegen is) . Men begirt de S-en van dat schip
SOHOT,
to zetten . Spreekwijze ; Ik zal deter wel een Sfen voor zetten (ik zal dat wel beletten) . geven (hot geven, later schieten) . SCHOT, z . n. o . - De dead van schieten, de ontploffing, de lading, en het
SCHOT, z . II. o . -- Voortgang. S-
gevolg van het schieten. Dear valt een S- (dear words geschoten) . .Het eerste
S- trof den mast van het vyandelijk schip . Hy kreeg het geheele schot inµ zijn borst . Hy is aan dat S- bezweken . Zie voorts DayS--, AvondS-, NachtS-, SaluutS--, SeinS-, NoodS- . SCxoT, z. n, m . - Voortgang. Wy raakten door lien S- vrij van het havenhoofd. Spreekwijze : Er is geen S-- in 't werk (het gaat niet voorait) . SCHOTBOIIT, z . n . v . --
Gekromd yzeren werktuig, dienende om planken to buigen en to voegen . Een plank door middel van S--n aanbrengen . SCHOTS, z . n . v. --- Drijvende ijsklomp . SCHOTSCH, bw. -- Scheef, verkeerd . En hoe het S-- of scheef moog gear,
zegt BILD, ergends . SCHOTSPIJKER, z, nfl m . - Soort van Spijker met een ronden kop, 00,54 el lang . Spreekwijze : Er een handvol Ss order smjten (beuzelingen in 't gesprek merger .) SCHOUT BY NACHT, z, n. m . - Hoofdofficier by de Marine, in rang volgende
op den Vice-Amiraal . Schoot komt van schouwen, toezien, in 't oog houden, en zoo was de S oudtijds de bevelhebber, wiens plicht bet was, by nacht toe to zien ; -- gelijk de Vlootvoogd zulks by dag deed . De S-b-N beveelt de voorhoede en geleidt de vloot in de opgegeven koers . Hy voert by nacht een lantaarnlicht order de kruismars . Het oude scheepsrijmpjen zegt, van den S b--N sprekende
sCIT .
193
Om by nacht good vloot to houen, I'Ioet ge '1 lic/?t vooruit beocliouwen .
De naam van S-b-N- word vroeger schertsendei wijze ook wel an vroedvrouwen gegeven . SCHOUT BY NACHTSCIIIP, z . fl 0 . - Schip, dat den Schoiit by Nacht aan boord heeft. "!/ diende op fief S-- . ScuouT BY NACHTSYLAG, z, fl V . - Worth anti tie krtiisteng gevoerd . SCHOUW, z . n . v. - Bak, hengst,pont of praain . Eigenlijk open bak, die over 't water . qeschouwd, d . i . ,,getrokken' words . IJaagsc/e 8- (benaining eener plaats nan den Rijn, waar vroeger een overhaal of S- was) . Later gebezigd voor allerlei kleine open schuiten . ModderS-, .2JlIstS-, MolenS- . SCHRAAG, a . n . v . - Stut, steun . SCHHAAL, b . n. - Sober, weinig bevorderlijk, en van daar : ougunstig, bar, guur . Dc wind was inaar S- (was niet zees gunstig) . 't h S-- veer ('t is bar, guur weer). SCHRAAPYZER, z, fl . 0 . - Zie Schrapcr . SCHRAGEN, b, w . - Stutter, steunen . SCHRALEN, 0 . W . - Inkrimpen : words de wind gezegd to doer, als by minder guristig begins to waaien ter bevordering van den koers van hot vaartuig .
De wind begon merkelUk to 8b. w . of Schiappen . - Afkrabben : met een krabber of Sebraper
SCHRAPEN,
schoon maker . Spreekwijze : Altos naar zich toe 8- (afles tot zich halen, zonderop de middelen to letter) . SCJIRAPER, z . n. m . - Schrapper of sc/raapyzer, Arabber. Klein driehoekig, dun en overal scherp yzer, waarmede hot pik van de schepen words afgehaald . SCHRAPFEN, b. w. - Zie &/irapen . SCHRAPPER, Z . n. m . -- Zie Sc/draper . SciraIxxEN, b. w . - Byvieren, een gespannen touw voorzichtig viewer . De icebelaring 8- (haar ophouden, ten erode die los to krijgen wanaeer ccii bocht daarvan om hot spil order do andeic bocht is vastgemaakt) . View een el of wat by I 8- ! stork eon el of view ! 8- I bat gaan en stop ! (kommandoos) . SCIIJSIKROLLEN, Z. fl V . my . - Roller, in de kiampen van den kaapstander geplaatst. SCHROBBEN, b, w . - Van vuiligheid bevrijden . Den sch 8- (de buitenkant ontlasten van hot vail, dat er is aaigegroeid) . SCHROBBER, Z . fl. UI. - Werktuig, waarmede geschrobd words . SCUROBNET, Z. a . o - Soortvan visehnet, waarmede de zee ale geschrobd words . SOHROBTIJD, z . n . m . - Dc tijd van February tot September, wanneer de tarbot en schol gevangen wordt, waartoe men zich van Schrobnetten bediende . Zie Overloopen .
z . n . v . of Korde- Visscizery . - Visschery, die met Schrohnetten geschiedt, en uithoofde zy hot voortteelen van den visch belemmert, by herhaalde plakkaten verboden is .
SCHROBVISSCBEIY,
194
SCH,
SCHROBZAAG}, Z . nfl
m . - Soort van handzaag met een recht handvatsel, by de scheepstimmerlieden en kuipers in gebruik om ronden to zagen . SCHROEF, z . n . m . Houten of metalen staafjen, spiraalswijze gesleufd en dienende om in een op gelijke wijze gesleufd gat of moer to worden ingelaten . SCHROEFBOUTEN, z . n . v, m v . - Bouten, aan het vooreind met een schroefdraad voorzien, waarop een moer geschroefd wordt . SCHROOIEN, b, w. -- Slieren, ergends over heen halen . Weinig meer gebezigd dan in SCHROOITOUw, z. n . o . -- Touw, gebezigd om een vat of antler cylindrisch gevormd lichaam over een helling to doers rollers . SCHROOT, z . n, o . -- Allerlei brokken oud yzer, dat in blikken bussen in 't kanon geladen wordt . Met S-- laden. SCHRIJVER, z . n, m. - Beamhte aan boord, die met het houden der registers, enz . belast is . SCHUIFBLINDE, z, n . o . - Byzonder snort van zeil, dat op den kluiffok gezet en binnen het vaartuig geborgen wordt . SCHUIFICNOOP, z, n, m . -- Zie Sl4 steek . Scnunt, z . n, o . - Zie Zeeschuim. By de dichters ook wel voor de zee zelve genomen . SCIIUIMEN, z . n . o . Schuim opwerpen . De zee is hevig aan 't S- . SCHUINSCH, b, n . 't Zelfde als Dwarsch . Zie aid . S-e linie : (wanneer ieder schip van een eskader gelijk met de loef bil van het voorschip wilt . SCHUIT, z . n, v. - Algemeene benaming van alle kleine vaartuigen . Zie BunS--, VischS--, Treks-, enz . Een open S-. Een lekke S. De Leydsche S (de veers--, die op Leyden vaart) . Spreekwijze : Bet kan beter van een schip dan van een 5- . Zie schip . Ga uit mijn S- gy bederft de yacht (verlaat mijn gezelsehap ; want gy bederft mijn genoegen, of mijn voordeel) . Ontzeg geen yacht, eer de S- vol is (sla geen voordeelige kansen af, zoo lang gy niet van uw fortuin verzekerd zijt) . De S- lek varen . Zie Kooi. Als de bruid is in de S- dan z jn de mooie praatjes nit (als de bruid getrouwd [in de huwelijksS ] is, aan houden de komplimenten op : of, overdrachtelijk : als men eens zijn zin heeft verkregen, steurt men zich aan geen beloften meer) . Van de boot komt men in de S- . Zie Boot . By komt in mijn S (by wordt mijn meening, mijn stelsel toegedaan) . Geen S- zoo dicht, of er komt wel een lek in (bet is moeilijk een geheim to bewaren) . SCHUITEVOERDER, z. n . m. -- Schipper, bestuurder van een Schuit . SCHUITJEN, z . n. 0 . _ Kleine Schuit . Spreekwijze : Wy zijn in het S-- en moeten meevaren (wy hebben de zaak eens begonnen, en kunnen flu niet terug) . Hy vaart met my in eene S (hy is met my van 't zelfde gevoelen) .
Hy houdt zich of by gek was en laat zijn S- vol loopen (by sleet als zonder erg den drank near binnen) . SCHUIVEN, o . w . - Als met moeite over jets been gaan . Met bet schip over den grond S- . SCHULPEN, z. n . V. my . of Schelpen . - Schaaldieren, die zich aan de buitenhuid
der schepen vasthechten . Spreekwijze : De S- wassen op zijn news (by heeft lang ter zee gevaren). SCHULPZAAG, z, n, v. - Soort van Zaag, dienende om balken in 't lang to zagen . SCHUREN, b . w . - Wordt bet stroomend water gezegd den never to doers, als bet dear met kracht Tangs gedreven wordt. D'Eufrates zeker, schoon by sneller voort komt bre/cen Uit Nisus bergspelon/c en sehuurt de vruehtbre sire/cen Van 't rijke Armenie. ANTONIDES, IJstroom .
SCHURING, z . n, v . - De dead, of de uitwerking van bet Schuren . De vogelwij/c, de schri/c der sehelmen, recht in d' oogen Der stad gelegen, heeft op 't water met vermogen, bat bier in naauwer /creek geschoten en geparst, Met grooter schuuring weir in ruimen boezem barst. ANTONIDES,
SCHUT, z, n . o . -- voor Geschut. Zoo zingt
IJstroom .
HUYGHENS :
Kijc/c, de ta/cels en de touwen Len de vlaggen en bet Schutt Staan en pray/en in den rouwen .
SCHUTSCHEPEN, z, n. o, my . - Schepen, die Geschut waren (veroud .) . Wy vinden
die gesteld tegen over „ongemonteerde" in de „ordonnantie der Staten van „Holland en Westfriesland, dienende tot versekering van de schepen uyt dese „lenders de do 6 Maart 1602?" SCHUTSLUIS, z . n . v . - Slnis, waardoor bet water Geschut wordt . SCHUTTEN, b . w. - Afweeren, stuiten : bet water beletten verder to gaan . Spreekwijze : Dat Schut ik (dat zal ik tegenhouden, zoo Tang ik ken) . Dutten ; sprak mooi Heintje, dutten! Stilte moats, een poosje min . Dutten! neen, dat enact tic sehutten, Bin i/c anders die i/c bin . HUYGHENS .
SCHIJF, z, n, v. of Blokschijf. -- Houten of yzeren ronde en cylindrische pleat,
met een sleuf in hear omtrek, dienende om er een touw in to bergen, wanneer zy binnen een blok vast zit of los draait om een spit, die door hear middelpunt loopt . Pokhouten 5--, metalen S-, gegoten yzer n S - . Spreekwijze : Het loopt over veel Schijven (bet is onversehillig wet hot /cost,
19G
SET
SEN .
dewijl zoo velen er aan betalen ; - om dat een touw, dat door veel bloks, en dus over vele Schijven loopt, gemakkelijker to hanteereii is . Zjn rgat gaat op Schijven (by leeft als een heertjen) . Het S-jen is in 't blolejen (de zaak is in orde) . SEIN, z, n . e . -- Teeken, dat in zee of van de kusten gegeven wordt, oIn bevelen to geven of waarschuwingen to doeti of to beantwoorden . De S--en worden gedaan, 't zij met enkele, 't zij met boven elkander geplaatste vlaggen, 't zij met lantarens, vuurpijlen, schoten, of zelfs met zeiien op een byzondere wijze gesteld. DayS--en (die met vlaggen, wimpels, enz. gedaan worden .) NachtS--en (die met lantarens, vuren, enz . gedaan worden .) MistS-en (die met het lossen van gesehut, klokgelui enz, gedaan worden .) Een S-- geven, dat men in nood is . Zie NoodS-, S-form . SEINBOEK, z . n . o . Register, waarin alle dag • en nachtSeinen staan opgeteekend . SEINEN, o, en b . w. Semen doers, teekens geven . Een kust, een klip S (door teekens to kennen geven, dat men die heeft ontdekt) . Onze voorzeilers Seinden den vyand des morgens ten ac/it ure . Adviesjacht, snelzeilend vaartuig, dat teekens of SEINSCHIP, z . n . o . (veroud .) lasten overbrengt. SEINSCHOT, z . n . o . -- Schot, dat tot Sein diem. SEINTOJIEN, z . n, m . -- De torens zijn ook meermalen gebruikt, om daarvan Semen to geven . Zoo lezen wy o . a . in de Resol. van HEd. Gr. Mog . in do 3 Aug . 1673 ; ,,Wanneer eenighe v yandlijcke scheepen voor de wal gesien werden, zal van den toren worden ,ieseint, by nacht met een vuur, by dagh met een mantle ; ende by dagh soowel as by nacht, vier quartier urn's aan den anderen, een schot gesehoten worden enz ." `~EINVLAG, z . n. v . -- Vlag, waarmede Sein gedaan wordt . SEINWACUTER, z . n . m . - Wachter, hoedanige er, van afstand tot afstand op de kusten geplaatst, van de hoogten uitzien wat in zee voorvalt en daarvan bericht geven . SEIZEN, b. w . - Aangrijpen, vatten 't Eng . to seize, 't Fr . saisir. Meer bepaald 't vast makers van touwen . De kabelaring S- (die door Seizings by de muizingen aan het ankertouw vastmaken) . SEIZING, z. n. v . -- Min of meer breede, platte, met een punt uitloopende streng, .. .RfS-s, (die dienen om dienende om eenig voorwerp to Seizen of to vatten de plooien van een gegrid zeil op de ra to bevestigen . KabelaringS-s (die overal van gelijke dikte zijn en dienen om een ankertouw samen to houden) . S-s aanbrengen, aanleggen (er de kabels merle omwinden) . SENT, z . n . v, of Lijst. - Gording, tijdelijk dienende op het geraamte van een schip in aanbouw, om de spanten op burs plaats to houden . S-en van den aanbouw (algemeene benaming van al die S-en, wier bestemming bet is, den omtrek der aanvullingsspanten aan to wijzen en de zeegt zoo van bet barghout als van de beplanking, 't zij der kiel, 't zij van het bovensch;p, to bepalen - en die weggenomen worden naar mate de beplanking vor4 rt .) S en
SETS-SLA .
197
aan board, SpanS-en : - S-en op de mal, malS-en . KIrnS-, SniS- (die, door
de uitersten der vraiigen loopt) . Via/cS-, vloerS- (tussehen de kimsen ic kiel geplaatst) . ScheerS- . 5- dci' grootsie wjdte (die zich op de grootSte wijdte van bet schip eansluit) 2e, 3e, 4e S- (die tusschen de scheer- en kimS- gepaatst zijn. S-en van /et levend gedeelte, verschansingS-en, bovenS-en (die dat gedeelte van een sehip omlijsten, 't welk nimmer onder water komt) . TopS- (de bovenste dier S--en) . 5- van de gzllinq, (zie Mahout) . Bouenete S-, 5- van bet potdeksel . VirtuiningS-en, S-en van den baA, van bet hal/dek en de kampanje . - TusschenS-en . Vlakke S---, S- van enkele kroinming. S--en 8cheren, ornscheren, vastina/cen, aanspjkeren . SERVING, z . n. V. - Bekiceding, van strengen gevlochten . 't Woord is van 't Eng . to serve, bewaren. SIM, z . II . v . - Touw, snoer : - oak de top van do kurk, die haven den hoek van een hengeisnoer op bet water drijft . Spreekwze : Jemand onder de 5- hebben : (hem in zijn macht, in ziju bedwang houden) . SIMPLANKJEN, z . n . o. - Plankjen, dat tot kios client en waar men garen om been wint om netten to breien . SISSER, v . n . rn - Zie Monni/c . SJAMPAN, z . n. V . - Klein Sineesch roeivaartnig met cen zeil . SJAPPEN . b . w. - Merken, teekenen, b v . to vellen hoot. SJORREN, b . w . - Met trossen of lijnen vastbinden . Spreekwijze : Ergends mee Gesjord zetten (ergends aan vast zijn, op een lastige wijze ergends toe verbonden zijn) . SJORRING, z. n . v. - Band, vastnajing : load, of gevoig van bet binden, samentrekking van twee kabels door middel van een dunner touw . Gewone S- van bet gesc/Iut. S- van bet gesehut op dubbele talies. - S- der stuk/cen met icopmet de keerbroeking of looze touwen en krabbers. - 5- lanys board. Sbroelcing, 5- der karronaden, 5- der hanymalten . SJORT . - (komrn.) t . w ., als er vastgemaakt is en men alles ecu tijd lang stiff moet houden . SJORTOUW, z . n . o . - Touw, tot Sjorren gebezigd . Souw, z . n, m. - Ruk, Rol . Viag in 5-. Zie Viag Spreekwijze : Aan de 5- z(jn (aan de rol zijn, zwieren) . SJOUWEN, 0 . Cfl b . w . - Rukken, trekken, zwaar werk doen . Wy moeten dat pa/c bier been 5- . Er viel wat aan to 5- . SJOTJWER, SJOUWERMtN, z. n . m . - Man, die voor weinig loon, allerlei werk doet . S-s . (Manschappen, die men in daggeld, by 't optuigen, laden of out laden aan board neemt, en die niet tot de equipaadje behooren .) Spreekwijze : 't Is een 5- ('t is een sukkel : oak : 't is een liederlUke vent) . SKORIDOR, z. n, m . - Italiaansch vaartuigjen, dat maar een mast en ecu zeer groot zeil voert. y raa/cten S- op de hoogle van KamperSLAAGS, bw. - lo . Ann 't vechten . duin (zy kwamen in 't gevecht voor Kamperduin) .
2°. Klaar, zeilree. Door de naauwte van het vaarwater kan men to dier plaatse by westelijlce winders niet S- geraken. SLAAK, z . n . o . --- l° . Stroom, kjl . De slag op het S- . 2 0 . Plaats, waar de zee by onstuimig weer stil en effen is . SLAAN, b . w. - lo . Slag leveren, verslaan . Den vyand op de vlucht S-- . Die
Amiraal heeft zich laten S-. 20 . Roeren, aanraken . De zeilen S- tegen de mast. Het water Slaat tegen den voorsteven. De trom S (de trom roeren, trommelen .) Allarm S- (door een herhaald geroffel 't yolk to wapen roepen .) Appel 8- (de mar schappen doers opkomen .) De veldmarsch, de generale marsch, de storinmarscli 8-- . De
reveille S . 3o . Omleggen, vastmaken. Een touw om een hoist S- . 40 . Vervaardigen . Touw S- (touw makers). 50 . Geluid geven . De lelok Slaat . Spreekwijzen : Zijn tong Slaat dubbel, of Slaat yzer (men kan ears zijn praat wel hooren, dat by beschonken is) . Hy heft de klok hooren S-, (hy heeft er jets van vernomen) . SLABBER, z . n . m . (veroud .) - Buisjen. SLABBING, z, n . v . of Woeling . - Bewindsel der kabels in de kluizen. SLAG, z . n . m . - 10. Stoot, schok. De S-- van het water (het slaan van het water tegen 't schip of eenig antler voorwerp) . Een S- aan bakboord doers (aan bakboord op roeien) . 20. StrUd, gevecht . Zy zijn aan den S- geweest. Zie Zeeslag . 30 . Touwbelegging . Ronde S (wanneer men een touw om het een of antler heenslaat, zonder het verder vast to makers . Beting S-, S- om de beting (wanneer men een ankertouw om de beting sleet, ten einde het schip met het anker to verbinden . QS'- in het touw (wanneer twee ankertouwen in elkander verward raken) . Spreekwijze : Ergends een S- in slaan (er naar raden) . Ergends S- van hebben (lets met handigheid doers, ergends bekwaam toe zijn) . 40. of Gang . Korte, lange 8-en doers . Een S- voortzetten. Zie Gang . SLAGBED, z, n . o . Bedding, gelegd of geslagen voor een schip, dat of zal loopen . De scheepsboulcons"enaer helpt duo het oorlogovlot Eerst aen 't beweyen, vzert weerztjts het slagbed bot. ANTONIDES . ITstrooln .
SLAGBOOG, z, n, m. of Slag, gang. Een goeden S- doers (by 't laveeren.) SLAGVAARDIG, b . n . -- Gereed tot het gevecht . SLAGVERBAND, z . n . m . - Plaats op de Koebrug, waar de gekwetsten worden verbonden. SLAGWATER, z . n . o . Zogwater, opborreling . SLAGWIND, z . n . m . - Schrale, onbestendige wind. SLAGZIJ, z, n, v . - Dc zwakke zijde van een schip : de zijde, waar het zonder bepaalde aanleiding, naar overhelt . Dat schip heeft cen 8-, dat schip loopt scheef.
SLA
SLE.
199
SLAKEN, b, w. - Losmaken, lossen . De zeilen S- . I1et geschut S- (veroud .). SLANG, z . n, v . - 10. Soort van geschut . 20 . Zeildoeksche of lederen buffs tot waterleiding voor do pomp, den brandspuit, enz . SLAP, b . n . - Wordt een schip genoemd als het niet luistert naar den wind, -een touw, als het niet gespannen is, - en een wind, die zwak is . Dit, schip is S- op zijn roer (i~ lafwindig.) Dat touw hangt S-- (los .) De wind is S(waait niet door) . SLAPERS, z, n . m. - Stukken hout, die met hun lengte mm of mer langs. scheeps en in de voor- en achtervoegen tegen de binnenoppervlakte der inhouten geplaatst worden . By het stampen, doers zy de dienst van bogen, door de indrukken der achterbogen tegen to gaan . Men kan aan elke zijde des stevens twee, drie of meer S- plaatsen, die aan de deelen, waarop zy liggen, worden vastgebout . Ook de stutters van de beting, en die van 't braadspil worden S genoemd . Oorspronklijk i .~ Slaper de eigenaardige benaming van hetgeen alleen in tijd van nood diem en behulp kan verleenen . Zoo wordt een binnendijk een S- genoemd ; om dat by, zoo lang de buitendijken de zee of keeren, van geen dienst is en eerst dan van nut is, of as 't ware wakker wordt, wanneer het water door de buitendijken heen gedrongen is . SLAPPING, z . n . v . -- Oud touwwerk, dienende tot bekleeding van kabels . SLAVENHALER, z . n . III . -- Schip, dat ingericht en bestemd is om Slavers van de Westkust van Afrika of to Halen en naar de Slavenmarkten to vervoeren . SLECHT, b . n - Glad, effen, waarvan SleclatFn, S- wat~-r (effen water) . SLECHTEN, o, w . - Vlak, effen worden . I)e zee wordt gezegd to S-, wanneer zy valt en de windstreek volgt . SLECHTEN, b . w. - Effenen, gladmaken . Een plaat S-. Den ballast S- (dien gelijk pakken) . SLECHTJEN, z . n . o. Tusschenpozing tusschen zee en wind . Wy zullen van het
s- gebruik makers .
SLEDS, z. n . v . - Werktuig, waarmede of waarvan iets gesleept wordt. KaronnadeS--, S waarop een schip afloopt . Zie Bedding. SLEEPBOOT, Z, n . V, of STOOMSLEEPER . Stoomboot, tot hetin- of uitboegseeren van vaartuigen dienende . SLEEPEN, b . w. -- Trekken, op 't sleeptouw nemen . Die schepen konden niet
verder komen . Zy moesten zich laten S-. SLEEPER, z, n. m . --- Benaming, die aan de waterschepen en aan de schippers daarvan gegeven plash to worden, omdat zy doorgaands elkander voortsleepten . SLEEPHELLING . Helling, waar de schepen worden opgesleept tot herstelling . SLEEPTOUW, z, n. o . -- Touw, waarmede Gesleept wordt . Ben vaartuig op het S hebben (het aan een kabel voorttrekken) . Spreek wijze : Iemand op 't S- hebben (met zich merle voeren ) .
De zaken op 't S- houden (ze slepende houden, ze onafgedaan laten) . SLEEPTROS, z. n . m . - Sleeptouw, boegseertouw . Wy vierden een end met een boei of om den S- aan onzen prijs to geven .
IOU
SLE--SLI.
SLEETSCH, b . n . - Wat versleten of wrak is . Dat touw is half-S- . SLEMPHOUT, z . n . o . - Opslapeling van bout, aan den voor- en aehtersteven, dienende tot vulling der hoeken, door kiel en Steven gevorind, en tot verband van beiden. VoorS--. AchterS-- . SLENG, z . n, v. -- Koromandelsch vaartuig . SLEUF, z. II. v. -- Smalle gootswijze loopende inkeeping S- van bet roer, S
van de hieUng van een steng. STEUTELSTUK, z . n. o . - Wigvormig aanvullingsstuk, dat met kracht tusschen de vrangen der verschillende spanten zoo in 't midden as aan de uiteinden wordt ingedreven, om ze op vereischten afstand to houden . S-ken op de vergaring der vrang . Kalven, S-ken van de kiel (veroud .) . De Sken vormen ook een deel van sommige kruisverbanden . SLEUTEL VAN BET TUIG, z, n . m . -- Naam, die zeer eigenaardig aan den boegspriet gegeven wordt . Kroos, molder. SUB, z, n, v . Spreekwijze : S- vangen : (niets vangen, zijn oogmerk niet beschieten, een verkeerde uitkomst hebben) . Era krijge we dun slip En wroete leegh naar hays, dat moete we verdrage . HOYGHENB .
SLIEREN, o. w .
Doorslieren, wegglijden, doorglijden .
Hofwijck .
Hot touw Sliprt door de
seizings. SLIERSTEEK, z, n . m . -- Zie Slipsteek . SLIMMERING, z . n . v . - Bederf of vermindering van koopwaren . SLINGEREN, o . w . - Zich beurtelings over bak- en stuurboord bewegen, ten gevolge der persing van de golven tegen bet scheepsboord . En recht gelijk een schip op 't water, door 't vergissen lies siuurmans, been en weer geslingerd wordt. VONDEL,
SLINGEREN, b, w. -- SmUten, slaan .
Faeton.
Hot schip u-erd doar de golven tegen de rots
Geslingerd. SLINGERPARDOEN, Z. II . V. - Zie Pardoen . SLINGBRSLAG, z. n . m . -- Wijze om een touw of looper om den mast of oin eon kruishout zoodanig vast to houden, dat men bet door een Slinger los kan gooier . SLIPPEN, o . W . Wegglijden, doorglijden . Zy lieten bet touw 5-. Zy lieten bet nit bet kluisgat wegglijden : 't geen gebeurt, wanneer men, eon goed heenkomen zoekende, geen tijd heeft om bet anker to winder en liever hot touw last S om los to komen) . Spreekwijze : lets later S- (iets opgeven, er van of komen) . SLIPPER, z. n . m . -- Gebezigd in de uitdrukking eon S maker (later slipper) .
S LI-SLUI .
201
Spreekwijze : By maakt een S- (hy maakt zich ongemerkt uit de voeten) . SLIPSTEEK, z . n . m . - Sliersteek, Schuif knoop ; Snort van open strik, gebezigd om een voorwerp onder water to vatten . Met era 8-- naar bet anker visschen . SLOEP, z, n, v . - lo . Oorlogsvaartuig met schoenertuig . 2° . Roeivaartuig, sat aan boors gehouden worst, ter dienste van bet schip op zee of op de reede . Groote S-, WeikS- . De S- in orde brengen . De S- strijken (bast to water lasers) . De S-- aan boors halen . Een Groenlandsehe S . Sloep uit ! ( komm . o m die uit to zetten) . S- in! (om ze binnen to balers) . SLOEPROEIER, z, n, m . - Matrons, die by de bemanning eener Sloep behoort . SLOEREN, b . w. - Meters . Spreekwijze : Bet moet zoo was been S- (bet moet zoo maar was gears) . SLOF, z. n . V . - Stuk onder tegen de klit van 't roer aangebracht . SLOFSTUKKEN, z . n, o. my . Rechthoekige eikenhouten stukken plank, die somtijds onder de wielen der rolpaarden worsen ingelaten, om to voorkomen sat by slijting bet. geheele dek vernieuwd moest worsen . SLOOIEN, o, w . Zijdelings van bet chip afwijken . SLOO.IKNIEeN, z, n, v. mv . -- Lange hoekige en gekromde stukken bout, dienende om bet galjoen aan den voorsteven to verbinden, en aan de scheg bet Slooien to beletten. SLOOT, z, n . v. -- Watertjen, sat bet eene land van bet andere scheidt en this afsluit . Spreekwijze : Iemand van den wal in de S helpers (hem geheel verkeerden raad geven) . SL0OPEN, b, w . -- Uit elkander nemen, van stuk tot stuk losmaken. Een schip S.-- (bet afbreken) . SLOtGANG, Z . n, m . - Zie Seheerstok . SLOIGAT, z. n . o . - Opening in de hieling van den steng, waar bet Slothout doorgaat . SLOTHOUT, z . n . o . -- Vierkante yzeren bout, die door bet lichaam van een steng gaat om deze op de langzalings staande to houden . Een steng worst gezegd, bet S- in to hebben voor : zijn hoogte to hebben, to staan . De naam van S- words schimpenderwijze aan de soldaten gegeven, om sat deze niet langs de pattings, maar door de zwierlings (ook „'t soldaten-gas" genoemd) in de mars klimmen. SLUIKEN, o, w . -- De belastingen ontduiken . SLUIKER, z, n . m . of Smokkelaar. - Die verboden warm invoert of op andere wijze de belastingen ontduikt. Handel in verboden goederen, of verSLUIKERY, z, n. v, of Smokkelhandel . boden handel . SLUIPER, z . n, m . -- Snort van spijker. SLUIPHAVEN, z . n . v. - Door rotsen en geboomte bedekte Maven, waar zeeroovers of sluikers zich bergen . Wy verbrandden eenige roove7sprauwen, die wy in een S-- ontdekten . ag N
2O2
SLAY
SMA .
z . n . V . -- Sluiting, ophouding van het water . Een steenen S- . de S openers . De schepen liggen voor de S- .
SLUTS,
SLUITBOUT, z . n . m. - Bout, dienende om iets of--, in- of vast to sluiten . SLUITEN, b, w . - 1°. Met een slot veriekeren, ook eenvoudig : dicht makers .
De geschutspoorten S-- . Het lzcik
IS- .
De liacen S- .
20. Besluiten, beeindigen . De laatste plank, rib of balk, ergends invoegen .
SLUITEN, o . W . - Zich met iets vereenigen . IJie houten S- in elka&r : de planken doers S- . Dat luik wil niet S (de kanten vereenigen zich niet met de randen om de opening) . Spreekwijze : Dat Sluit als een tang op een varken (dat sluit niet) . SLUITHOUT, z, n. v. -- Knie, geplaatst in den hoek, gevormd door het aebter-
slemphout en den achtersteven. SLUITPLANK, z . n . v . -- Plank, waarmede de laatste opening gedicht wordt . SLUITSTUK, z. n, o . -- Sluiting, vullingstuk. Stuk, dat volkomen ergends in past . SLUITTUI(, z. n . n . V. -- Zie Sluitstuk. SLURP, z . n . m. -- Ineengedraaide punt . De strengen van het zwaar (anker) touw worden aan het einde er van losgedraaid en afgepluisd, zoo dat ze spits toeloopen, dit client om de zware touwen op elkander to kutinen splissen . De S- van het daagschtouw, van het Tuittouw . ook de loopers worden Geslurpt, om die gemakkelijker in de blokken to steken . SLURPEN, b . w . -- Ben Slurp leggen . SLIJTAADJE, z. n . V . - Al wat door 't gebruik Slijt . Men rnoet zoo veel afrekenen voor S-- (voor 't geen door 't gebruik in waarde vermindert) . SMAK, z . n . v . of Sinakschip . -- Vaartuig, dat zich in de Noordzee met de kustvaart en visehvangst bezig houdt . In een S-- wordt alles ingeladen, wat to gering is voor groote scheepsbevrachting . Wanneer het een marszeil voert, haalt het dit aan op het dek : het heeft geen onderra . BILD, in v, leidt het woord van Soin-aak, d . i . „vrachtaak" af . WINSCHOTEN van Smakken, als zijnde het een vaartuig, waarop het zeil van het eene boord naar't ander gesmakt wordt . Men kieze . SMAKKEN, b . w. -- Smijten, werpen . lets Buiten boord S- . Men smack' hem buiten boort Die de gezelligheit der sterfeticken stoort. Vozner. . Smack clan bet tou a; f, Itees . IIDYGHBNS .
S-- wordt oak genomen in den zin van Schoiren. Zie aid. SMAKKER, z. n . m . -- 't Zelfde als Sukkelaar . Spreekwijze : B,' is een rechte S-- (hy neemt ailes aan, alles is hem goed) . SMAKSCHIP, z . n . o . Zie Sneak . SMAKZEIL, z . n . o . -- Zeil van een Smak . SMAL, z . n . o . -- Dun, rank . Dat schip is to S--- van onderen .
SMA--SMO .
203
SMALDEEL, z . n . 0 . of Eskader. -- Gedeelte eener vloot : of getal schepen, onder
het bevel van een Vice Amiraal of minderen hoofdofficier . De vloot moet Gesrnaldeeld warden : (in Smal-
SMALDEELEN, b . w . -- Verdeelen .
deelen verdeeld) . Spreekwijze : Daar veel kinderen zjn, door Smaldeelt het zoo (char words de erfportie geringer) . SMALDOEK, z. n . o . -- Dock, dot Smaller is don zeildoek, en tot bekleeding der naden van de luiken client . Spreekwijze : lileenje dot hat S-- is? (dot het uit eon bekrompeii beurs is gedaan ?) SMARTEN, b . w. -- Met zeildoek bekleeden . SMARTING, Z, n . v. - Geteerd zeildoek, waarmede men een kabel of het rond-
hout bekleedt om schavieling to voorkomen, S- op fief zwaar touw in de kluis . SMEEREN, b . w. - Met Smeer bestrUken .
v . - Looze Gording, dienende om het onderlijk van een zeil to beslaan, en om de gewone gordings by sterken wind to steunen in het ophalen van het zeil naar het midden van de ra . Ben zeil net de S-s geien
SMEERGORDING, Z, nfl
(dichthalen) . SMEERHOUTEN, Z, n . o . of Schoen . -- Stukken dennenhout, die hol aan de opper-
vlakte zijn en waar men een mast op legs, om dien to vervoeren . SMEERLAP, Z . n, v . -- Lap, waarmede gesmeerd words : overdr . gebezigd : macrons,
algemeen al wie er Smeerig uitziet . De arme I)uitsche voetreizigerss zich een lap met kaarssmeer om de voeten, tegen het doorgaan ; don ook zoo bevonden by eenige tot scheepssoldaat verronselde van char is het ann boord een scheepsnaam gebleven . Plank, waar de lijken warden gelegd om ze, daarvan SMEERPLAISK, z . n . v. af, in zee to doers glijden . SMEERPROP, z . n, m . -- Zware gelijkvormige Prop van dennenhout, gewikkeld in werk, dot met kaarsvet besnieerd is, welke Prop client om gaten to stoppen, die door een kogel of op andere wijze in het scheepsboord gemaakt zijn . of, in 't wikkelen dit wend mofjens ;
Een schip met S-pen dceht makers . S-pen inslaan ., insteken . SMEERRAK, z, n . o . - Zie Byvoet. SMEERSEL, z, n . o. -- Mengel van harpuis, zwavel en kaarsvet, dot men heet
maakt en waar men de buitenhuid van een schip rnede insmeert . S- voor zeeschepen . S- voor opgelegde schepen : SMETS EN, b . w. -- Eten, schranssen . Van het levers aan boord sprekende, zegt VONDEL, Lof der Zeevaart : lien smetst er vierinael daeghs . SMOKKELAAR, z. n . m . -- Zie Sluzker. SMOKKELEN, 0, w . -- Zie Sluil en . SMOKKELHANDEL, z . n . m . -- Zie Slui/chandel. SMOOREN, o, w . -
Diep in de golven duiken, waardoor de vaart words belet .
Bet schip is achter z~7n ankers Gesinoord (in den grand gereden, gezonken) .
204
SMIJ-SHUT .
SMIJTEN, b. w . - Wenden . Wy moeten het over een anderen boeg 5--- .
Spreekwijze : Hy srnijt het over een anderen boeg thy verandert van maatregel, van verdediging, van gedrag enz .) SMIJTER, Z . n . m . (veroud .) . -- Zie Hals. SNA .AUw, z, n . v, of Snaauwschip . -- Groot tweemastschip . l-iet voert een kleinen mast, die achter en evenwijdig met den grooten mast onder diens mars staat. neze kleine mast, die S-- of Doodeman genoemd wordt, voert een gaffe1 en een zeil, dat S-zeil heet . Eeu S- voert 180 a 260 en meer ton . SNAPHAAN, z, n . m . -- 1°. Knietjen onder de mars . 2 0 . Schietgeweer . Spreekwijze : Fly kan beter met de handspaak dan met, den S to recht . (hy is beter matrons dan soldaat.) SNEB, SNEBBE, z . n . V . - Neb, snuit. Zie Neb . SNEBSCHUIT, z . n . v. Schuit met een Sneb, gelijk de warmoeziers- en boeresc luiten, SNEDE, z . n . v, of Bit . - Scherpte aan den boeg. SNEDIG, b . w . -- Scherp. Dat schip is S in 't zeilen (bet zeilt scherp) . SNEES, z . II. m .
1°. Verkorting van Sinees : wend aan boord genomen voor : „schacheraar ." 20 . Vissehers-woord, waardoor het getal van twintig wordt uitgedrukt . Hoeceel het S-schelvisch ?
SNEEUW, z . n . v.
Tot week Us gekristalliseerde regen . Spreekwijze : Hy kijkt op als of by S ziet branden (hy kijkt vreemd op) . SNEEZEN, o . W . -- Schacheren . SNEL, b, n . -- By R f gevoegd, brengt de beteekenis merle van „half ." -- Fen S-rif in een niarszeil. SNELZEILER, z, n, m . of Hardzeiler. - Goed bezeild schip, vaartuig, dat, met gelijken wind en zeilaadje, meerdere snelheid ontwikkelt dan gewone schepen onder dezelfde omstandigheden zouden doers . SNEr T, z . II . v. Groenerwtensoep : zeer gewone scheepskost . SNIT, Z . n . m . -- Snort van kerf bijl . SNIT PER ZEILEN, z . n . v -- Kunst om aan de zeilen het vereischt fatsoen to geven, zoo dat zy gemakkelijk to ontplooien, to richten en uit to spreiden zijn . SNOEK, z, n, m . - RiviervisGh . Spreekwijze : S- vangen (in het water vallen) . Hy is bedreven als een S- op zolder (hy heeft er geen verstand van) . Spleet of naad tusschen de planken) . SNOER, z, n, m en o . -- Rijgdraad, of het daaraan geregene . Spreekwijze : Iemand aan zijn S hebben (tot zijn party) . Zie Lijn . SNOEREN, b. w . -- Vasthechten, met een Snoer verbinden . SNUIT, z . n, v . 't Zelfde als Neb en Sneb.
SNOEPING, z . n . v . (veroud .)
Ben oorlogstroep, genet, met afgebroke snuiten En large riemen van verongelukie schuiten . A~TONIDE3, IJstroom .
SNUI--SPA .
205
hebben ons Gesnoteil (zy hebben ons by den news gehad) . SNIJDEN, b . w . - In den zin van klieven. Zie aid . -- De riemen S-- worth geSIWITEN, b . w . -- Ietnand to veel geld afnemen, oplichten . Zy
zegd, wanneer de riemen by 't uithalen en voor tat men een volgcnden slag does, op hors plat en evenwijdig met het water liggen . SNIJVELD, z . n . o . -- Plek, wear op het erf der droogers de visch gekorven words . SNIJwATER, z . n . o . - lo . Looze boeg, die door het Water Snijdt. 20 . Het water zelf, tat door den boeg Gesneden words . SoEN, z, n, m . - Sineesch oorlogs- of koopvaardyschip . SOLDAAT, z . n . m . -- Zie Zeesoldaat. SOLDATENgAT, z . n . 0 . - Opening in de coarsen gelaten, om er den top en het want van een benedenmast door to lasers . Het draagt zijn naam daar~ an, tat de Soldaten ears boord, als zy near boven moeten, om nit de Inasten to vuren, liever tiers korteren weg nemen tan boners om to klouteren . SOLDY, z, n. v. -- Gaadje, hour . SOMMER, z, n, m . - Zware eiken balk . Sop, z, n . o . -- Nat . 't Ruime S- (de zee). Duikt niet de zon in 't mime Sop? Zoekt niet de mean den plas ?
zings ToLLENS in eene zijner Balladen . SORLEN, o . W . (veroud.) - Vlieden, zich wegmaken . SORTEEREN, b, w . - Uitzoeken, ziften . Een lading S- (wet beschadigd of be-
dorven is uitwerpen en het minst bescharligde gedeelte in goeden staat brengen .) SPARK, z . n . V. - Stok, spaan . De S-en van een red . Zie Hand-S- .
Spreekwijze : Een S- in 't wiel steken (iets verhinderen). SPAAN, z . n . v . - Stok, met een bind of lepei voorzien . Zie RoeiS--. SPAANDERS, z, n, m. my . - Splinters, afgebroken stukjens hoot .
Spreekwijze : Dear zullen S- vallen (dear zulien wonders geslagen worden) . SPAANDERSHAAK, z, n . m . - Haak, waarmede op de scheepstimmerwerven de
Spaanders worden weggeschoffeld . SPAANSOH SPIL . -- Zie Sp2l. SPAN, z . n . o . voor Gespan . -- 1° . Twee of meer paarden nevens elkander, die
een schip of schuit voorttrekken . 20 . Verdeeling van hot staande want ; twee hoofdtouwen makers een S- uit, 3° . Meat, welke men tusschen den duim en middelvinger bevatten ken . SPANNEN, b. w . -- Stijf uitzetten, stellen . Gezellen, zoo gy wenscht van truck to zijn bevrijt, Gebruikt een maatijh net en spent het niet to wijt, CATS .
SPANT, z, n . o . --- Naani der dikke en dubbele zijstukken, waaruit het geraamte
20f
SPA --SPE.
van een schip be,staat . OprichtingsS--en (waarvan de bocht bepaald wordt naar de raamteekening van hat schip .) AanvullingsS--era (die tussehen de oprichtingS--en geplaatst worden .) VoorS-en, achterS--era (volgends hun betrekkelijke plants dus genoemd GrootS - ( dat met den hoafdbalk overeenkotnt.) EvenwiehiS--en, balanceerS- (waarvan de opening berekend is de deelen van hat voor- en achterschip in zekere verhouding to brengen .) DraaiS- (walks armen niet loodrecht staan op hat dwarsvlak van hat schip .) RechtS -, achterraaiS-, loodrechtS-- . SPANTBOUTEN, z . nfl mrn mv . -- Zie Krppelbouten . SPANTSTUT, z, n . o . - Oplanger . SPANTVULLINGEN, z . n . 0 . mV . - 't Zelfde als Aanvuhings-spanten . Zie Spant. SPANWANT, Z . n 0 . -- Bestaat uit twee hoofdtouwen, in hat want . SPANZAAG, Z . n . v . -- Soort van Zaag . SPAR, Z, n . V . -- Spier, rechte boomstam ; hoedanige tot kleine masten, rags of stengen gebezigd worden . SPARTELEN, o, w . - Handen en voeten bewegen in hat water, als men niet ken zwemmen . SPATPENNETJENS, Z, n . 0 . - Pennetjens, waarmede men de houten stutten in hat dek vastmaakt . SPATTING, Z . n . V . -- Wijdte, breedte . S- van een an/car (afstand tussehen de beide bladen van een anker .) S- der touwen (min of meer open hoek, dien de hoofdtouwen met den mast vormen) . SPEELJACHT, z . n. o . - Jacht, dat tot vermaak gehouden wordt. S- staat in tegenstelling van oorlogsjaclat . Ginds spoedt een speeljaght over 't meir . VONDLL,
Palamedes .
z . n . v . - Schuit, welke tot vermaak gehouden wordt . Vaart, tocht, die met geen ander duel gedaan wordt SPEELVAART, z . n . V . dan om zich to vermaken . SPEELVAARTUIG, Z . n . o . - Vaartuig, ant tot vermaak gehouden wordt . SPEEN, z . n . v . of I1Jonn~k, (veroud) . - Renaming van de betingstijlen . SPEI, SPEIL, (veroud.) . - Zie Spi,j. Spijl. SPEK, Z . n . o . -- Vettigheid, van varkens - en ook van walvischvleesch . Spreekwijze : Met S- schieten . Zie Schieten . SPEKJAN, z . n . o . - Scheldnaam, dien de zeelieden den Portugeezen en Spanjaarts plachten to geven . SPEKKEN, b. w . - Korte kabelgarens dicht by elkander door can stuk zeildoek steken, zoo dat bet een ruige mat gelijk wordt . In 't algemeen „voorzien ." De bonnetlen 5--, een mat S- (met werk besteken) . SPEKSNIJDER, z . n . m .- I)e man, die den walvisch mm stukken snijdt . SPELEN, o . w. - Jets tot zijn vermaak of genoegen verrichten . Van hier : lets uitrichten, dat geen opzettelijk nuttig doel heeft . De wind Speett in de touwen. (hy heweegt de touwen, dock zonder dat dit eenig rezultaat to weeg brengt .) De mast Speelt (hy heweegt rich) . SPEELSCHUIT,
SPE--SPL .
207
SPELEVAREN, o . w . - hit Spelen, (dat is, „voor vernnaak") uit rijden of uit Varen gaan . 't Woord was oorspr, gcscheiden, zoo als by VONDEL, Lofz . op de Scheepsv. 't Z,,
als by spelen vaert net sPjn bescMldert jaclzt.
SPELING, z. a . V. - Ruimte om zich to bewegen . De mast staat los, heeft Sin de vissing . Wy bemerkten, dat er overal S-- in bet schip kwam . SPERONARE, z . n . V . - Malthezer vaartuig met een mast op bet voorschip en een sprletzell . SPIE, z. n . v . -- Spei of Spy . - Yzeren werktuig, (let in de enden van yzeren bouten gestoken wordt . SPIEBOUT, Z . n . V . -- Zie Scbeerbout. SPIEGAT, z . n . 0 . -- Zie Spygat . SPIEGEL, z . n . m . of Acbterspiegel. Het achterwerk van een schip . De mail is daarvan of komstig, dat dit gedeelte, met glasruiten bezet, en met lijstwerk opgecierd, op een afstand volkomen de gedaante eens grooten S-s vertoonde . SPIEGELBALKEN, z, n . m. --- Balken tussehen de hekstukken . De onderste daarvan wordt wolf balk, de bovenste krombalk genoemd . SPIEGELBOOG, z . n, m . -- Bovenlijst van bet hakkebord . SPIEGELSCHIP, z, n . V. -- Schip met een vierkanten achtersteven . SPIER, Z . n . m . -- Stok, steng ; gijk . Zie LijzeilsS--en, BakS en . SPIERBEUGEL, Z . nfl m . -- Yzeren beugel , die den lijzeilspieren tot steun strekt . Lijzeils5--s op de onderraas . LijzeilsSs der naarseraas SPIERING, Z . n. V . --- Kleine vischsoort. Spreekwijze : Len S- uitwerpen om een kabbeljauw to vangen . (Zie Kabbeljauw) . De Spiering doet de kabbeljauw afslaan . (Zie Kabbeljauw) . SPIL, z . n . o . -- Zie Gangspil, Kaapstander, Aardewind . -- Enkel S, dubbed S-. Met S- klaarmaken (de kabela ring er om been leggen en de windboomen er insteken .) Het S- aftuigen (bet tegendeel verrichten) . Voor bet Sgebonden worden t, w . een scheepsjongen om er zekere kastijding to ontvangen .) Aan bet S winders . Spaansch S-, rond stuk hoot, dat de matrozen gebruiken by bet stroppen van blokken en bet inbinden van kousen . SPILBED, z . n, 0 . of SPILSPOOR . -- Getimmerte, waar bet Spil op rust . SPILGAT, SPILKOP enz . - Zie Uat, enz . SPILSPOOR, z . n, o. Zie ~S`pilbed. SPINNEKOP, z . n . m . - Opgestoken lijn, door onderscheiden gaten gestoken en loopende in een doodshoofd, dat met eon strop op de mars zit . SPIT, Z. n . 0 . -- Zie B_ raadspit . SPITS, z, n . v. en o. - Top, punt . De S- van den mast . Het S- bieden, afbijten (de punt bieden, afbijten). SPLINTER, z. n . m . - Spaander, afgebroken dunne houtnaald of spat . Ooze boot werd tegen de rots eon S-s geslagen . SPLITBOIITEN, z, n, mrn my. -- Bouten, die aan 't vooreind gespleten zijn . Na
SPL -SPR .
208
het indrijven van den bout worden de beide helften van het vooreind omgeslagen . Deze Bouten komen op groote schepen weinig voor . SPLITSEN, b. w . - lo . Splijten, losmaken, seheiden . (Touw S-) een end touw Splijten en, dewijl dit geschiedt met het doel van het weder to vlechten, 2° . Aan een hechten . Dat touw is Gesplitst, die enden zijn Gesplitst. Spreekwijze : Men most S- en knoopen . (Men most zuinig zijn) . SPLITSGANG, z . n . m . - Gespleten gang of plank . SPITSHAMER, Z. n, m . -- Hamer om to splitsen . SPLITSHOORN, Z . II . In . - Zie Marlprism . SPLITSING, z . n, v; - Het losmaken van het erode van een driestrengstouw, onl dat to slurpen . Korte S-. Lange S : de laatstgenoemde wordt in het loopend touwwerk gebezigd . SPLITSTONG, z . n . v . -- De gespleten enden van een wimpel . SPOELEN, b . w . -- Schoon schip maken : het zeewater over de asks en beplankingen van een schip gooien om het Schoon to houden, en to beletten, dat er door de warmte spleten in komen . De uoeten S- (iemand buiten boord werpen : gelijk oudtijds by de Duinkerkers, en, uit weerwraak, by de Zeeuwen ten opzichte van Spanjaarts en zeeroovers gebruikelijk was) . SPONG, z n . v . -- Sponning, groef, keep, opening, die in de dikte van bet hotit gemaakt wordt, om er een balk, plank of ander houtwerk in to brengen . Spoon, z . n, o . of Spoorbalk . -- Getimmerte, waarin het een of ander rust of vaststaat, Zie MastS, SNi1S- . SPOOREALK, z . n . m. - Zie Spoor . SPOORSTOK, z, n. m . -- Dwarshout op den bodem der lichte vaartuigen, tot steunpunt dienende aan de uoeten der roeiers . SPORTEN, z . n . v. my . - Houten klampen in een stormladder, met wier dubbele latten de zeilkooi, de walegang enz . zijn afgesloten .
By is een yxren sport in 't hek van 't Vaderdand, zegt HIIYGHENS . SPREEHTROMPET, Z . n . V . Zie . oeper . SPREEWORST, z. n . V . (veroud.) . - Zie Zwichtingbouten . SPREIDEN, b, w . - Zie Gillen . SPREIDING, z . n . v . - Meerdere of minders lengte, waarover de hoofcltouwen Tangs het boord verdeeld zijn . SPREIDSEL, z . n . o . -- Dun gezaagd hout, zoomwerk . SPRENKEL, z . n . m . --- Zie Spring . SPRIET, z, n . m . -- Lange mastboom . Zie BoegS, Met een loopenden S varen, met een geschoten S- varen . Spreekwijze : Hy zeilt met een loopenden S- . Len klein windeken deert hem fist. (omdat, als men den S-- uitzet, men voor geen gevaar beducht is) ; Daar en tegen
209
SPR.
Met een geschoten S- varen (zwichten) . SPRIETBEIIGEL, Z . n . m . - Soort van leguaan, om een mast geslagen, en tot steun strekkende aan den Spriet, waarlnede eon zeil wordt uitgespannen . SPRIETZEIL, z . n . 0 . - Zle Zeal . SPRING, Z . n. m . of Sprenkel. -- Lijn of kabel, gebezigd om een schip dwars to halen, 't zij dat die op hetzelfde anker gestoken worde als een der kabels, 't zij dat die op cen kleinen afstand omgeslagen zij ; Ben S- opsteken. -Met een S- op het touw ten anker konien (het anker uitwerpen, nadat men daar to voren een S--- op gestoken heeft) . Met een S- op het touw onder zeil gaan . (Een S-- steken met geen anker Joel dan om by 't onder-zeil-gaan to wenden) . SPRINGEN, o . w . -- lo . Losraken . Bet anker staat op S- (is op 't punt van los to raken) . De grondt houdt zoo vast, dat men moeite heeft zijn anker to doen S-. 20 . Splijten, barsten . De mast is Gesprongen : - Bel kanon is Gesprongen : [Jet touw is Gesprongen . 30 . Uit elkander vliegen . Bq deed met zijn eigen buskruit het schip in de lucht S- .
SPRINGPAARD, z . n . o . P . Strop van het Paard : Lijn, waarvan de twee enden aan de ra vastzitten, en het dubbel tot kous verstrekt aan een strop, waar het Paard in hangt . 2 0 . Het buitenstie Paard, tot aan de nok van de ra, dienende voor den man, die, by reeven, de steekbout moet leggen . SPRING4STOPPER, z . n . m . -- Zie Breekstopper . SPRINGTON, z . II, v. - Ton, hoedanige (naar sommigen beweeren) op de kampanjes en hoofddekken der schepen, waar men een entering op vreesde, plachten geplaatst to worden, en welke men in de lucht kon doen springen . SPRINGTIJ, z . n . o . - De hoogste Tijen by nieuwe en voile maan . Wy hebben cle S-en, wy z jn in de S-en .
Vloed
en Springty nzoog wat riizen Boven zijn gewonen peil, Boom en heide en veld vergrijzen En het noord zijn kracht bewijzen Aan het, uitgeopannen zeil.
SPRINGVLOED, z . n . m. - Hooge vloed . Gelijck een waterstroom geweld baert op een slays • elx gehoor verdooft door 't vreesselijek gedruysch . De deuren kanlen fich geweldigh tegen 't wringers Des springhvloets, voor een wijl, tot dat fy openspringhen, • geven 't water ruymt', den springhvloet vrijen toom . Die wint dan velt en ruckt de wortels met den boom • hugs en hof omveer en set de taege landen In eene baere see met groene en nieuwe stranden . V0NDEL,
Gysbr . v . Aemstel . 27
210
SPR SPIJ.
SPRONG, z . Ti . m . - Zeegt, rondte : Dat schip beef t to veel S--. SPRUIT, z . n . 0 . - Uitschietend touw . Zie Boel jnS-- . SPRUITBLOK, z . n, o . - Blok, waar een Spruit doorloopt. SPUI of Spei, z . n . o . -- Kolk, watervloeing, verlaat . SPUIEN, b . w . -- 1 ° . Doortocht geven, 't zij aan 't water, 't zij aan de lucht . Llet overtollige water S (het weg laten loopen) . Wy mochten wel eens S (lucht makers) . 2° . Het uitdiepen van eeo haven, door middel van sluizen. SPUIDOK, z, n . 0. - Kom, die by hoog tij vol leapt en, by laag tij met kracht ledig loopende, het zand, dat voor een haven ligt, medevoert . SPUIGAT, z . II . 0 . - Zie Spljiat. SPIJ, Spei of Spie . -- Yzeren werktuig, dat in de enden van een bout gesto, ken wordt . SPIJBOUT, z . n . m . -- Bout, die in de lengte doorboord is om een pen to ontfangen . SPIJGAT, Spiegat of Spuigat, z . n. o . -- Van Spyen (spouwen) of wel van Spuien, (loozen) . Loaders of heaters buffs, boven de waaiers in bet scheepss board aangebracht en dienende om het water, waarmede de schepen warden schoongemaakt, of dat door een regenvlaag of door de golven op bet dek komt, weder weg to laten loopen . Spreekwijze : Ilet leapt de S--en nit Whet gaat al to grof : am dat bet by een scheepsgevecht al zeer hevig meet toegaan as bet bleed der gekwetsten langs bet dek stroomt en de S-en uitloopt) . SPIJGATKLEP, z, n . v. -- Sterk stuk lendr, dat op de Spijgaten van de eerste battery wordt gespijkerd . SPIJKER, z . n, m . - Stuk gepunt yzer, doorgaands van boven met een kop voorzien, en dienende om voorwerpen op elkander to bevestigen . SchotS(met een langen kop, die in bet bout wegzinkt . Bouts- (die in stele van met een kop, met een bout is voorzien .) IJsS- (die een speervormigen kop heeft .) Platkop, ManaieringS- (die een platters kop en 21/2 duim lengte heeft .) PompS-- (die een vierkanten kop en 2 duim lengte heeft .) ZestigpondsS (die 6 duim lengte heeft.) SchietS (die een vierkanten kop en 4 duim lengte heeft.) SchoiS- (die een renders kop en 54 streep lengte heeft .) DuimS-, I'i~nnierS-, KlampS--, KnaapS= ; DiamantS- (die een pyramidaalvormigen kop heeft .) RoerS-, BoersS- (korte en dikke S- .) Schroef S (die van onderen kan ingeschroefd warden .) DubbelingSs, dubbelSs (die voor de dubbeling gebruikt warden .) Een S- indrawen, inslaan . Een S- uithalen, klinken. Een S- ornslaan (zoo dat die zich in 't hoot verliest .) Zie verder Timmrspijkers, Nagel, Duiker . Spreekwijze : Den 8 -- op zijn kop slaan (de zaak reeht beoordeelen) . By (Justinianus), koning met of render kop By sloeg den spijker op zijn kop . BLLDzRDIJK .
SPIJ--STA .
211
Weet ak een S--, b y weet een rat (hy heeft alUjd een uitvlncht ; ik kin hem
niet pal zetten) . S-s op laag water zoeken (met nietige vitteryen voor den lag komen, onbeduidende gronden voorbrengen ; ook ; jets voorwenden om een kwade zaak to verheelen) . BILDERDIJK in zijn Gesl . op 't woord Spei geeft van lit spreekwoord, een verklaring, welke ik twijfel dat aan eenig zeeman voldoen zal en die bovendien niet met de beteekenis van 't spreekwoord rijmt . Hy wil namelijk can schip, dat aan den grond zit, wader vlot maken, door 't water, dat zich in 't scheepsruim hevindt, door de spijgaten wag to laten loopen -! en beweert, dat men, op laag water zittende, zijn toevlueht dus neemt tot de spjen, - walk woord wederom in spjkers zoft zijn veranderd . - ! - 1k waag hat, een andere verklaring voor to stellen . Het is alleen als 't water laag is, dat men de gezonken waren en kostbaarheden, die nit een gestrand schip to gronde zijn gegaan, op den bodem gait zoeken . Maar wie daarvoor duikt en zijn haven waagt, brengt gaarne jets boven, dat waarde heeft, en laat de gezonken Spijkers liggen . Die dus, op laag water, beweert, S--a to zoeken, is of een dwaas, of iemand, die zijn wezenlijk doel verbergen wil . SPIJKEREN, b . w. - Met Spijkers beslaaii . SPIJKERHUm, z, n . v . - Buitenhuid van hat schip, die, zoo ver zy in 't water komt, geheel met breedkoppige Spijkers beslagen is, om hair tegen den worm vrij to waren . SPIJKYZER, z . n . v. -- Yzer, dienende um Spijkers om to klinken . SPIJL, z, n, m . - Pen, spie . SPIJLBOUTEN, z, n, m . my . --- Bonten met den gat aan 't vooreinde, waardooi' een spijl gestoken woort . STAAF, z . n . m . - Baar, metalen strook . STAAL, o . w . of Staalyrond (veroud .) - Plaits, die met bigger of molder is
opgehoogd . Spreekwijze . Nvch Frond nosh 5-- . (nods vleesch, nods visch) . STAAN, o . w . Zich bevindeu, in een bepaalden toestand zijn . De yolven Shoot' : ---
Aan set roar S- ;
- De zeden S- yoed :
- Bet ylas laten S-
(zonder Let to ledigen) . STAAND, deelw . - Vat vast staat . S-- era loopend want : - Een S -c wind (die uit een vasten hoek blijft waaien . STAANDER, z . n, m . - Koning, as, stijl . S- van een kraan, van een spil . STAART, z n . m. - Achterste gedeelte . S-- van en kraanbalk (set gedeelte, waarrnede die in hot schip is vastgemaakt) . STAARTBLOK, z, n. o. - Balk, waaraan een cind oud touw is gesplitst om set ergends merle aan vast to maker . STAARTSTOPPERS, z, n . mrn mvv of Zwiepingstoppers. - Naam van twee aware Stoppers, die set dichtst achter aan de betings zijn aan bakboord- en stuurboordzijde . STAAT, z . n . m . - 10, l, ol, lijst, inventaris . AS- van boutr, uili ustiny en wapeniny
212
S'S'A .
(geschrift, dat de byzonderheden bevat van al was betrekking heeft tot den aanbouw, de tuigaadje, enz . van een uit to rusten schip) . S- der mondbehoef= ten (geschrift, waarop de hoeveelheid en hoedanigheid van den ingescheepten leeftocht vermeld words . S- vczn kosten, van uitgaven, enz . en B--- van dienst, (waarop iemands ouderdom, rang, diensttijd, enz . vermeld staan) . 20. Houding, toestand . Hat schip is in goeden S : - Wy zijn door den toe-
voer van nieuwen voorraad, weder in S- eenige dagen zee to houden . S aanstrijken, hand over hand byvieren (een gespannen koord langzamerhand laten doorsehieten) .
STADIG, b . n . - Langzamerhand, loopsgewijze
z . n . m . - Benaming, die in 't algemeen gegeven words aan officieren en onderofficieren zonder troepen : - somtijds ook de hoofdofficieren van een korps aanduidt . Generate B-- (hot lichaam der Hoofdofficieren) . Chef van den s- (officier, helast met hot uitdeelen van al de bevelen, hot verslag geven der militaire operation, enz. Zie Etat-major . Op een oorlogschip bestaat de Staf nit den Amiraal, den Vlagkapitein (die hot Amiraalschip kommandeert) en de Adjudanten . STAFOFFIcneR, z . n . m . - Kolonel, Luitenantkolonel en alzoo : Kapitein-ter-zee, Kapitein Luitenant . De Subalternen, die by den Staf dienen, heeten : „Officier naby den Staf." STAG, z . n . v . -- Staand touw, dienende om eon mast to steunen en to beletten achterover to slaan . Groot S- (van den grooten mast.) FokkeS- (van den fokkemast .) Looze S- (die neveus een ander geplaatst is en weerstand bieden moot, als doze breekt .) StangeS- (zwaar touw, waarmede, by slecht weer, de fok geschoord words.) Zie BakS--. Spaansche S- (daar de ra van hot blind merle vast gehouden words .) Over S- sniijten (schielijk wenden .) Over S- loopen (buiten nood de hoogte zoeken of loeven) . Spreekwijze : Ieinand over S- werpen (iemand van zijn stuk brengen, iemand overreden) . STAF,
Zy smeken even graegh En smijten endtijch hem gezeghck over staegh . VONDEL . Verovering van Gent . STAGKRAAG, z . n, m . - Kraag van een Stag . STAGZEIL, Z . n . 0. - Zie Zeil. STAGZEILRINGEN, z. P . mrn my . - Ringen, door de oogen van hot Stagzeil gehaald .
w. of Heien. - Een schip words gezegd to S- wanneer de boeg diep in zee steekt . STAMPEN, b . w . - Indrukken, inpressen, stuwen . Waren in een ton 5- . Het STAMPEN, 0 .
kruid in den mond van een stuk geschut S- . STAMPER, z . m . m . - Werktuig, waarmede een lading wrdt aangestamht . STAMPSTAG, z, n, m . - Zie Stag . STAMPSTEVEN, z. a . m . (veroud .) - Breede Steven . STAMPSTOOTEN, 0 . w . - 't Zelfde als Stampen . STAMPSLL, z . n, v . Zware baar of golf, die tegen den boeg aanslaat,
STA-STE . STAND, % . 1:1 . rn - Vaste
plants .
213
Vasle 8- van een iiiast, qoede S-, goede ricIz
ting van cen mast.
z, fl rn - 1° . Viag eener galei . Joninklj/ce B- (die van de hoofd- of koninklijke galel, breede wimpel, gevoerd door cen kapitein, die scheperi under zijn bevelen heeft. 2° . 't Zelfde as Staander, met de versterkende t. STANG, z . n . V . - Zie Steng. STAPEL, z . n . m . Naam der vereenigng van stijien, waar ecu chip in aanbouw op rust . Jiet schip s/act op S- . .Een scl2ip op 5- laten zetten . Spreekwjze : Daar is mat op 5- (char is wat gaande, gewoonlijk : char i een kleintjen to verwachten) . 2°. of Stapelplaats . Marktplaats, vereenigingspunt, waar goederen wordeii heengebracht . Dc S- van 1net korea is van deze noon gene plautse verlegd. STAPELBOCHT, 5 . n . V. - Bocht, welke men aan een seheepswerf geeft, oni die aan do kiel van een schip in aanbonw merle to deelen . STAFELEN, b, w . - Stnwen, ophoogen, op Stapel zetten . STAPELPLAATS, Z . fl V . Zie Stapel . STAPELRECHT, z. n . 0 . - Recht, aan deze of gene plants toegekend, om er een bepaald getal goederen to molten opstapelen . STATION, Z. fl . 0 . Standplaats, post, kruispad, Iigplaats : streek, aan een of meer oor1ogsc1epen aangewezen, waar zy Lelast zijn, roar de veiUgheid der koopvaardyschepen hunner natie to waken, of de onderdanen flier natie to bescherrnen . Op 5- zi)n . Het 5- afiossen . STEEK, z . fl m . - 10 . Vereeniging van twee saamgevlochten touwen . 2 . End van eon kabel, flat door den ring van eon ankeroog gestoken wordt . 3° . Staketsel van palen, waardoor do zalmen, stenren enz. gestuit on in do fuiken gedrongen warden . STEEKSPEIeN, z, n . v . - Sprang van do beting . STEEL, z . 1], m . - Handvatsel, van eon biji, hamer ens . Spreekwijze : Hg taint op een eerIj1e wJze met S-en de least (by is een handworksman) . STEENGROND, z . n . rn . of Steenrf. - Rif, nit steenachtige zelfstandigheid bestaando. STEENRIF, z . fl a . - Zie Steengrond. STEIGEII, , n. rn - Houten getimmerte langs den never, flat tot aanlegplaats client aan do vaartuigen . Het se/lip ligt aan den 5- . Men heft eian den 5gelost. - HOOFT noemt in zijn Ned . Hist . Calais den ZeeS- van Frankrjj/c . STEIGEREN, a . w . -- Eon Steigr maken . Spreekwijze : lie /leb zoo reel van 5- a/s van metseien (ik heb zoo reel van 't eon to doers als van 't antler) . STEIGERSCIIUIT, z, n . v . - Schuit, die gewoon is van denzelfden Steiger of to varen . STEM:, b . fl - 1° . .Recht opslaande : Een Se least 2° . Strak, seherp . Een S-c wind. STANDERT of STANDAART,
STE .
214 STEVEN, b. w . -- Een
Steek doen, of geven . Een knoop S- (een knoop legs
gen .) In zee S- (t, w . bet schip) ; voor : ich in zee begeven, uitloopen De zware touwen AS'- (die nit de kluis steken) . SPEKER, z. n . m . - Vorkvormige vrang . STEL, z, fl, o . - 10 . Volledige verzameling. Ecn S- zeilen : een S-- viaggen : een S- riernen . 2° . Voor SEal. Op 8- zfn (gereed zijn, klaar zijn) . STELEN, b . w. - Benemen . Met land Steels den wind van dot sc/up. STELHOUT, z . n . 0 .
-
Stelling, dienende om een kanon in goede richting to
houden . z . n . v . of Ste'ling . - Opgerichte planken, op paten rustende en dienende om de bedden to dragon by bet bouwen of vertimmeren . STELLEN, b . w. - Richten . Een stu/c geschut 8- . STELLING, z, 11 . V Zie Steliaadje . 8- van windbooinen (driehoek, gevorind van drie met de uiteinden in een punt saamgebrachte boornen, uit welk punt zy hui kracht uitoefenen) . STELPNET, z, n . 0 . - Soort van bun, in den vorns van een kippehok, waarmede men den visch overdekt, die men under in 't water ziet . Met bet S-- vissehen . STELLAADJE,
STELSEL, z . n . 0 . - Yzerwerk van bet roer . STEMPELBOUT, z. n . m . - Zie Drevel, Driif bout . STEMPELEN, b . w. - Uitdrijven, uitjngen. Een bout 8-. STENG, z . n v . of Stang . - Bovenmast .
Blinde S-, BoegS- (mast van den boegspriet.) Groote BranuS-, KruisS-, G'roote MarsS- enz . (Stengen, waar bet Bram-, Kruis- of Marszeil enz . aan vast zijn .) De vIny ter halveu 8laten zak/cen (ten bewijs van rouw .) lie 8- schieten, (lateri zakken .) De 8om hoog winden (ze op hair plants brengen . ) ]Wt een gesc/uoten 8- varen (voor den storm vluchten) . STETJN, z, ri . rn. of Steunder. - Stut, schoor. STETJNDERS, z. n . m . mv . - Verbindingsstukken in sommige kruisverbanden . Zie Ti-ek/cers. STEUSTUK, z. n . o . - Rechthoekig stuk hour mast elke poort tegen de inhou-
ten geplaatst en zich van den balkweger tot den zetweger uitstrekkerude, tegen de doorzetting dienende . STEUNWEGERS, z . n . m . my . - Zware wegers, omstreeks de kim en waar de Steunders op rusten . STEVEN, z . fl . m . - De stijving of sterkte van 't schip, waar de deelen zich tot een punt vereenigen. Zie JToorS-, AchterS-, ]3innenS- of looze 8- . Den 5- ergends keen wenden (ergeuds been varen .) Met schip sc/uiet over (het gnat vooruit .) Wy liepen den vyand op 8- (wy ontmoetten den vyand .) Met den S- in den wal (naar bet land toe leggende) . STE'VENEN, o, w . - Den Steven wenden .
Wy moeten naar huffs S- .
STEVENKROON, z . n . V . - 't Lat . corona rostralis . Zie Sc/ueepskroon . STEVIG, b . n . en bw . - Stork, kras . chip goat 5- vow den wind .
Een S---en voor-de-wind kebben . Dat
STI
STO .
215
STIKGROND, z . nfl m . -- Bodem van zware klei . STIKLIJN, Z . n . v . (veroud .) Beslagseizing, zesdraadslijn . STIL, b . n . - Words de zee genoemd, wanneer zy noch wassende nosh afnemende, of tusschen eb en vloed is . Wy ginyen met S- water onder zeil, oni van de eb gebruik to maken . STILLEN, o . W . -- Bedaard warden . De wind begint to S STILST AAND, b . n . Dat zich niet van zelf beweegt . S-- water (dat geen stroom heeft) . STILTS, z . n . V. - Kalmte, rust. Wy hadden vier dagen S- van wind (vier dagen, dal het niet woei) . S- overal ! (komm .) STINKPOT, z . n. V . - Vuurpot, vuurdrager . De S-ten plachten in zeeslagen gebruikt to warden, om, by het enteren, den vyand uit de hut, kajuit of andere voordeelige stellingen, door den stank to doen verhuizen . STOEL, z, n m . -- Rustplaats . De S -- van den vlaggestut, of het hour, waar de vlaggespil in staat of rust . STOFREGEN, z . n. m . of Motregen . - Fijne regen. STOK, z . n, m . - Dun en lang hour . Zie AanzettersS-, HelmS---, IiolderS LontS, PornpS--, VlagyeS-- enz . STOKKEN, b . w. - Van een Stok voorzien . Een Anker S-. STOKVISCH, z, n . m . -- Gedroogde en gebeukte Kabeljauw .
,
Spreekwijze : Een drooge S (een houten klaas, een stijve hark van een vent) . Iemand op 5- zonder boter onthalen (hem slagen geven). STOMP, z . n . v . - Kleine mast of brok van een mast . STOOKEN, a . w . (veroud.) -- Hard waaien . Als door 't langdurigh stoocken 't Pleehtaneker nanlycv vat . VONDEL . Lof der Zeevaart.
STOOKER, z, n, m .
Harde wind . 't Woei een fiksehen S- . Daer nochtans een eyke slam Die hier aen den Ilemel guam, Lieht ten aerden wart gerucl t. Licht ten neder wont gedrucict, Licht daer henen wont gedrayt, Alser maer een stooker waayt . CATS .
STOOM$ooT, z, n, o . - Zee- of Rivier-Vaartuig, dal door Stoom words voortged dreven . De S-- op Londen . De 5--- op Alkrrzaar. STOOMJACHT, z . n . o . - Jacht, dal door Stoom gedreven wards . STOOMPAKET, z . n . o . Stoomvaartuig, dal met het overbrengen der maal belast is en op vaste beurten vaart .
STOOMSCHIP, z, n, o, of Stoomvaartuig . - Vaartuig, dat door Stoom gedreven words . STOOMSLEEPER, z . n . m . --- Zie Sleepboot . 0 . - Zie Stoomschip . 1° . Stampen, bonzen . D it vaartuig Stoot geweldig (men ondervindt, daarin gezeten, een S--de beweging) . 2° . Raken, tegenkomen . Het schip heeft op de Haaks gestooten .
STOOMVAARTUIG, z . n . STOOTEN, o, w . -
De bodem slorpte 't nat Door 't -stooten op een pael,
zegt VOSMEER in den
ysbreght .
STOOTGAREN, z . n . 0 . - Wanneer men de beslagbanden van de marszeils los-
maakt, en deze alleen met kabelgarens op de ra samenbindt, zoo dat die maar of als 't ware to Stooten zijn, noemt men dit : de zeilen los to snijden op S- rotten . STOOTKEGGEN, z . n . v . my. -
Keggen, op de werven in gebruik .
STOOTKLAMP, z . n . m . - Klamp, die onder een schoor of stut genet words . STOOTLAP, z. II . m .
-- Lap of oordubbeling, op een zeil tot vesrterking aan-
gebracht . STOOTMAT, z, n, m.
Matwerk, ter afweering van 't een of ander ingericht . Zie Schaal. STOOTTALIE, 0 . n . V . -- Zie Tulle . STOP, z . n . m . - 10. Tap, deuvik, kurk . 20 . Tonnetjen proviand op de vischschuiten . STOPPEGELD, z. n . o . - Geld voor proviand . STOPPEN, b. w . -- in . Doers ophouden . De vaart van eon Schip S-. Stop! Stop STOOTSCHAAL, z . n . v. of Bras/damp .
dat! (komm .) . 20. Tegenstand bieden, gaande houden . Wy wierpen hot anker om hot tij to S- (om to beletten, dat ivy door het tij uit onzen koers gedreven worden) . De vyand beyond rich to loefwaart van ons, hetgeen onzen Arniraal deed besluiten em elke eb tij to S- . De zeilen tegenbrassen om vaart to S- .
3°. Stoppers opzetten, opvangen . S-- om touw to steken words gezegd wanneer men de lengte vermeerderen wil van het touw, dat van de beting naar een gezonken anker loops . Men Stops alsdan dat touw voor de beting, waardoor het gemakkelijk valt, het ankertouw om de beting to slaan . Het komm . luidt : Stops en legs beting ! 40. Dicht makers . Eon lek S Spreekwijze : Dit lek is niet to S (die schuld is to groot dan dat er aan to helpers valt) . STOPPER, z, n, m . - Min of meer kort en stevig touwwerk, dat, met het eene end aan eenig steunpunt verbonden, om een kabel of ander tuig met herhaalde en stiff toegehaalde slagen gewonden words, ten einde het gespannen to houden . S-- met eon zwieping (S- die het touw vat, wanneer het schip ten anker ligt) .
217
z, n . o . -- Stuk, dat iii bet boord van cen schip wordt aangebracht om een gat to stoppen, 't welk men tot bet laatste toe open hondt om er de groote stukken door to laten gaan . STORM, Z . U . m . of Stormwind. - Hevige beweging van de lucht, doorgaands vergezeld van regen, bagel, onweer enz . Schepen, door den S- geslingerd . STOPSTUK,
De Schepen zijn door S-- beloopen, overvrxllen . bet i\
Her woei een zwaren S- uit
W.
z . n . in . Een massy water van meer of tni ;uler uitgebreidheid, naarmate van den stroom, opgeheven boven de gewone vlakte des Oceaans door de verminderde dampkringsdrukking en wellicht door andere oorzaken, in haar geheel door den Storm voortgedreven en by bet bereiken van baaien, riviermonden en andere engten, door de rijzing ten gevolge der samenpersing, vreeslijke overstroomingen veroorzaket~de . STORMFOK, Z . n, m . - Voorstagzeil . STORMHOEK, z, n . m, of Stornikaap . -- Laudhoek of kaap, wail • gewoonlijk zware stormen waaien . STORMGOLF,
STORMKA AP, Z, nfl
m . -- Zie Stormhoek .
n . m . -- Voorstengestagzeil . n . m . -- Touwladders, die achter over bet hek hanger . STORMSTROOM, z, n . m . '- Cirkelvormige Stroom in den omtrek van een cirkelvormigen Storm. STORMWEER, Z . ni m . - Harde wind, wiens ricliting gedurcnde eenige dagen, ja woken, dezelfde blijft. STORMWIND, Z . n, m . -- Zie Storm . STORMZEIL, Z . 11 . 0 . Zie Neil. STORTEN, 0 . W. - Nedergaan. De baron S- (ais zy hoog geweeat zijn en weder Talon) . STORTGOEDEREN, z . U . 0 . mv . - Goederen of wares, die niet ingepakt worden, als b . v . graven, zout, enz . Met, S-- laden . De bepalingen onitrent S , Waarvan by invoer de hoeveelheid in vreemde moat of gewicht is uitgedrukt, zijn to viuden in art . 16 der Alg . Wet van 22 Aug . 1820 . STORTREGEN, z, nfl m . - Zie Plasregen . STORTVLOED, z, n . m . - Ondiepe, maar hevige stroom, waarin zich gewoonlijk een schuit niet durft wagon . STORTZEE, Z . n, v . - Hooge zee, die, boven hat schip brckende en er op seer stortende, alles wegspoelt . STOUWEN, b, w . of Stuwen . - Goederen in bet ruim pakken, dicht op elkander drukken . Die kapitein verstaat zich op bet S- . Spreekwijze : Hy lean wat 5-- (by lean wat in zijn maag stoppen) . STRAAT, z, n, v . of Zeestraat. - Zeeengte tusschen twee landen . De S- van Gibraltar ; de S- van . abelenandeb . STRAND, z, n, o . - . De never die zich langs de zee strekt . Len ef en S- . STORMKLUIVER, Z .
STOnMLADDER, Z,
Fen zandig 5--- .
De scheepjens stoker van 't S
of. Len schip van bet S-
halen . Hy zit met zijn vaartuig op 't S- . 28
STRANDDIEF, z . n . m . -- Die op bet Strand geredde goederen steelt . STRANDEN, o . W . -- Op het Strand geraken . Wy vonden een op de trust gestranden walvisch . Ook, eenvoudig, stooten, vastraken . Het fregat Strandde op een rots . STRANDING, Z. n, v . -- De daad van stranden . Zie Sc1u b2 euk. STRANDJUT
of STRANDJUTTER, Z, n . m . voor Stranddief.
STItANDRECHT, z . n . o . -- Recht van den eigenaar der trust op gestrande wrak-
ken of goederen . STRANDYONDEN, Z . n . rn . my . -- Aan Strand gespoelde goederen . STRANDYONDER, z, n, m . --
Ambtenaar, belast met hot beheer der aangespoelde of geborgen goederen uit een gestrand schip . STRANDVONDERY, z, n . v . Het beheer of bestier van den Strandvonder. CTREEK, z, n, v . my. -- lo. Windstreek, kocnpasstreek. Fene der tweeendertig afdeelingen, waarin het zwerk •w ordt verondersteld to zijn afgedeeld, en bet kompas werkelijk afgedeeld is . Dot schip zeilt op zes S-en (er zijn maar zes windstreken tusschen de richting van den wind en die van bet schip .) Spreekwijze : Dat (bet kompas) houdt Been S (dat gaat niet door, dat is niet joist) .
Dat woort moet weer berijmt zijn dieht soul ongeUjmt zijn . HUYGAENS. Hofwtjck .
Of 't streeck houdt of geen streeck of 't
Hy is van zr:/n
S- (hy
is ongesteld) .
By heeft werk om rc weder op z(jn S- to komen (om
weder to herstellen) .
(recht door zee) . 20 . Plaats, uitgestrektheid, omtrek . Wy hebben in die geheele S- geen schip RechtS-s
entmoet . Die S- wordt door zeeroovery onveilig gemualet .
3° . Luehtstreek .
Wy kornen u'eldra in een heeter S- .
STREEBTAFELS, z . n . v . mv . - Tafels, die bet verschil van breedte en omtrek
aanwijzen. STREKKEN, o. W . -
Zich richten . Die trust Strekt 4 m glen zuidwaarts been .
STREKKING, z . IL v . - Richting, wending, Jigging . De S- eener trust .
v . -- Lang verbindsel van in elkander gewerkte draden, geschikt om met dergelijke verbindsels gestrengeld to worden en een dik touw of
STRENG, z . nfl
kabel to vormen . Drie S-s-touwwerk . Vier S-s-touwwerk . Spreekwijze : De derde S- maakt den kabel (Zie Kabel) . STRIEM, z . n . m . - Zie Binnenrahout. STRIK, z . n . m . - Zie Strop. STROOK, z, n. m . - -- 1° . Smalle band of baan . Eon S- zeildoeks .
2° . Smal vooruitstekend stuk lands . 1° . Zich voordoen . Dat schip Strookt wel. 2o . Overeenkomen . Dit bevel Strookt niet met de gegevene instruktie . Die be .
STROOREN, o . w. -
paling van lengte en breedte, woarop die klip is gezien, Strookt niet met die van den kapitein N. STROOKING, z . n . v. -- Vorm, voorkomen .
De
.S--- van een schip .
STRO0M, z, n. m . 1° . Hoeveelheid water, die zich met meer of mindere snelheid in een bepaalde richting beweegt . G'eregelde S-en (die door de beweging des aardbols, of door de bewerking van regelmatige winders, of door de zon ontstaan.) Veranderlijke 8-en (die aan wisselingen onderhevig zijn .) Tegen den S--en op- of ingaan . Het bed, de bedding van een S- (de ruimte, door welke by gewoonlijk vloeit.) Door den S- medegevoerd worden, afdr(wen . Die S loopt N. knoopen (heeft de snelheid van N .) Op S liggen . Die tegen stroom zijn schuitje roeit Dent nam~nermeer Ce zij~z vermoeid . CATS,
2o . Vloed, rivier, die in zee uitloopt . De RijnS-- ; de GangesS-- (de Rijn, de Ganges) . •De uitleggers zijn geleyd op alle onze S-en . 3o . S-en voor : „de zee ." De zilte S-en . Spreekwijze : Den S- volgen (denken of handelen gelijk de menigte doer) 't Is doodS- (er is geen handel, geen bedrijvigheid : om dot een doode gelijk stoat met een stilstaand water) . Zoo zegt HooFT : S Do ~,inden zonder town don't rennen schut ik icont en anaak een dooden stroom .
STROOMEN, o . w. - Met kracht vloeien . STROP, z . n . m . -- Touw, waarvan de enden aan elkander zijn gesplitst en 't welk men om een blok of kous binds. S- met een kous, (om een haakblok in to hangers,) Enkele S- (die ergends omheen words geslagen, om het op to hijschen, strak to zetten enz .) Yzeren 5---, (yzeren band, die om het blok is geslagen .) Zoo Roei8--, RoerS-, WantS-- . STROPPEN, b . w . - Een Strop omleggen . Len blok, yen kous, een ju ffer STRIJKEN, b . w. - Neerhalen, doers zakken . Len ra S - ( een ra longs den mast doers zakken .) Len vlag S- (de lijn, waar de vlag aan vast zit, om laag halen .) De vlag S- (zich overgeven, om dot een schip, dot voor zijn vyand de vlag strijkt, daarmede sein does, dot bet zich overgeeft . )
S-.
Ten zee is dit gebruik, doer nioet de minder strijeken, To lant is 't even zoo, doer moet de minder wijcken . CATS .
Dikwijls worth het voorwerp verzwegen en or by verstaan : Geheel 5- . S--overal, (al de zeilen in eens bergen .) of, om by 't in- of uithijschen, de takels tegelijk to vieren . Len schip doers S- (een schip tot de overgave dwingen.) Met de rienien 5-- : S stnurboord! het tegenovergestelde van roeien, (komm .) Wy vinden strijken onz, genomen by CATS in 't navolgende gedieht fly is een pijl, die nimrner wijckt, Hy is een zeil, dot n/miner strijkt ;
STIR
e
Hy is een rots, die niinmer beef?, Wie rechi en tons daarhenen leeft . STUIIe, z, n . m . -- Vergaring van een oplanger . Lind, waarin een stuk hoot in eeu ander sluit. Een S- oprichten . S-- van een larch, (hot schuins gesneden
end eener larch, sat de richting volgt van hat stuk, waarin hot sluiten moot) . STUINAER, z . n . m . -- Zie Staander .
b . w . - Stoppen, ophouden . De vaart, van een schip 5-- . STUITKLAMP, z, ne v . -- Driehoekig stuk hout, 't welk men achter de widen van SruIT1 N,
een rolpaard plaatst, om, by hot slingeren vaii lief schip, hot kanon vast to rotten . STUITWIND, z . n . m . -- Zoo noemt men die windvlagen, welke in de Japansche
zee tegen de opkomende stor[nwolken waaren . STUK, z . n . o . -- Stuk geschut . Dat schip voet t 100 S-ken. De 8-ken zajn ann boors yebracht . De S-/en zijn gesjord. STUKGOEDEREN, z . n . o . my . - Goedel'en, die Stnk voor Stuk worden ingela-
den . Hy heeft een lading S-- aan booed. Ook worst met 5--- laden gezegd, wanneer verschillende afzenders goederen afzonderlijk laden . De bepalingen tot invoer omtrent onbekende S- worden gevonden in art . 15 der Alg . Wet van 26 Aug. 1527 . STUKSCHAPIELFN, 0 . W . -- Zie Schavielen . STULPLUIK, z . n . v . - Luik, sat over een gat heengestolpt worst. STUREN, b . w . -- Een schip of schuit, 't zij volgends theoretisehe of praktische ervarenis,'t zij alleen met lokale kennis, geleiden . Het schip in behouden haven S- . STUREN, 0 . W. -- Het roer besturen . Het is zijn beurt to 8-, (aan 't roer to staan .) Er is verkeerd Gestuurd. N. S-, op N. streken 8-, (aan een schip een zekeren afstand doen afleggen, evenreclig nan zijn snelheid op een gegeven windstreek.) By-de-wind 5---, (hot schip zoodanig richten, sat de wind, or voorlijk insehietende, met hot schip vaii eeu hook 460 tot 340 make.) In den koers s-, op de zee, op 't zeetjen S-, (den voorsteven zoo keeren, sat by zoo min mogelijk do working der golven ondervinde .) In hot kielwater van een ander schip S-, (hot schip in hot zog van een voorgaand schip doen volgen .) Met eon stuurrad, met een rad S-- (not roer door middel van eon rad in beweging brengen .) Met een inspit, met de roerpen S'- (hot roer door middel der harden in beweging brengen) . STUREN, b . w. -- Door stuurmanskunst geleiden . IIy ram de tack op sick, lief schip in behouden haven to S- . Spreekwijze : Een rank verkeerd 5--, in de war S-, (voor haar verkeerd
leiden, in de war brengen~ . Met schui jen in 't net S- (do rank verknoeien) . Iemand em eeii boodsehap rant een (older toe S- (voor : render : omdat men horn als 't ware den koers voorhoudt, opgeeft, then by volgen moot) . STUT, z . n, m . - lout, balk, stijl, die eon voorwerp Stut of schoort . S- aa.n den most, verkeerde 5--, (kromme rib aan hot achterschip) . ST UTTEN, b . w. - Ondersteunen . Slut zoo! Stut voor vallen, (komm . aan den stuntman, om riot voor den wind to later vallen) .
221
STU .
STUUR, z, n . 0 . - Hetzelfde alt Beer . S- hebben, S-r • in het schip hebben, (gang hebben, zoo, dat bet schip naar al de bewegingen van het roer luistert) . Spreekwijzen : Hg is hat S kwr7t, (hy weet zich niet meet to helpers) . Hy raakt over S- (by raakt achteruit, in de war) . Er is niets over S- (er is niets aan verbeurd) . STUURBOORD,
z, n. o . --
Het rechter boord van het schip, wanneer men van
den achtersteven naar voters ziet .
Over S- lig,gen . S-s halters toe hebben,
(met de zeilen op het rechter boord liggen .)
Over S-y met bakboordshalzen toe
liggen, (over S- by-de-wind zeilen.) Dat schip ligt over S, (bet helt naar de rechterzijde over .) S- het, roer •, of eenvoudig S - : (komm . aan den roerganger, om de roerpen rechts to draaien .) Zie voorts Bakboord . Spreekwijze : Iemand van S- naar Bakboord zenden . (Zie Bakboord.) STUURBOORDSWACHT, z . IL V . -- Zie STUURLAST,
z, n . m. of
Wacht .
Stuurlastr'gheid. --
Het verschil in diepgang van den
voor- met den achtersteven van het schip . Op z n 5--- yebracht warden, (wanneer de S- overeenkomstig de berekeningen des bouwmeesters wordt aangebracht, om het schip wel naar het roer to doers luisteren) .
STUURLASTIq, b . n.
- Geeft het verschil van den Stunriast to kennen . Dat schip
is S-. De diepte is van achteren grooter .
STUURMAN, z, n, m . - Oorspronkelijk de man die Stuurde, in welken tin thands het woord Roerganger gebezigd wordt : vervolgends by, die met het toezicht over het Sturen helast was . Thands verstaat men door S den persoon, die, op koopvaardysehepen, onmiddellijk in rang volgt op den schipper of kapitein . Eerste S-, tweede S-, derde S- . Iiepalingen aangaande de verplichtingen des S-s vinden wij in art. 398, 406, 407, 408 eu 409 Wetb. v . Hooph . In somInige taken rust de verantwoordelijkheid des kapiteins mede op den S- . Zoo is by volgends art . 210 der algemeene Wet van 16 Augustus
1822 voor een
derde boetschuldig in geval van ontdekte overtredingen, en aan de meeste, der verplichtingen, op den schipper rustende, mede onderworpen . Zie art . 8, 10, lz, 16 en 59 der voormelde wet . Van de task, aan deters betrouwd, gewaagt VoNDLL in zijn Lof der zeevaart op navolgende wijze :
Wat sterfeUjclce tippers Oit melden stuurmans zorgh, de blinde en ziende klippen, De staerten, hard van steep, de bancken order zee, Daer menigh eicken zwaert zijn bodem stoat aan twee, Charybden, Scyllee, die nu braeeken, dap weir storpen, Afgronden, die geen toot kan peiten noch beworpen, En platen, stiff van nigh, draeistroomen diep van leolek, En rotten, dick ontzien van 'I zeebevaren vole/c . Der winders dwarretingh, de btixems, donderslagen, Onrnatigheit van hitte, en koude, en wintervlagen, De naerheit van de nacht, tangdurigh, zonder tic/it Van sterren, son van maen, den revel, die 't gezieht Der baeeken hem beneemt, bet waken en bet braken, Des waters voehtigheit, bet ktocken en het kraken,
2
STU
SIlL .
Der golven tuimeling, de broosbeit van hat hoot Daer by zijn leven op onzelcer heeft vertrout, De veerheit van de refs, van magen afgescheiden, Van vrou en icinders, die met wenschen hem geleiden, Nootdruftigheit van icost, van talcel en van ton, Bet spillen van zijn volcic door ongemacic en lcou, Weerbarstigheit van weer, des roovers dreigementen En wat angstvallig brain icon schriclc en yeas inprenten .
Aa.n boord van een oorlogschip is de S-- en dekofficier, belast met hat waarnemen van lengte en breedte, met hat houden van den koers, met hat peilen van de diepte, het berekenen van vooruitgaan, hat opmaken van 't bestek, het naauwkeurig houden van 't journaal, enz . Spreekwijze : De baste Stuurlui staan aan wal, (hat valt gemakkelijk de laden van and'eren to beoordeelen, wanneer men zelf niet in huts plaats verkeert) . Zoo zegt CATS Voorwaer hat is so licht geseyt : De lieden hebben geen beleyt De schipper of de man to roar, Dat is voorwaer een rechte loer, Wis, soo ick stuurman wesen moeht, Ick stierd hat schip in gene bocht, Iek stierd bet schip in genen icolek, Soo Meld ick 't schip en al bet vole/c .
S rUURRAD, z . n . o . -- Rad, dienende orn de roerpen, 't zij rechts . 't zij links to bewegen. SPUURREEP, z, n . v . •-- Lijn, waarvan hat middelste gedeelte om bet stuurrad gerold is ; terwijl de beide enden door touwhozen heenloopen naar de boor den van hat schip boven hat tussehendek, om op hat uiteinde van de roerpen tot elkander to komen . Op schepen, waar de roerpen op hat bovendek is, loopen de S-en door bloks, die tee wederzijden aan hat staande boord bevestigd zijn. of Wrikriem. hem, die, in een ronde keep achter aan STUURRIEM, z, n . m . een licht vaartuig geplaatst, gebezigd wordt om dat vaartuig voort to krijgen of to besturen . STUURSTOEL, z, n . m . -- Bank, waarin de schipper eener trekschuit gezeten is en waar de roerpen overloopt . STUWAADJE, z, n . V . -- Lading, en al wat verder in hat ruim van een schip is samengestouwd . STUWEN, b . w . -- Samenpakken, bergen . Die lading volt zwaar to S- . Een
Stouwen . Zie aid . loosbrassen S- . - Een slap yeworden touw weer S--. --- In de broekings S-.
goad Gestuwd schip . Meer gebruikelijk is STIJFHALEN, b . w . - Strak aanhalen . De
STIJL, z, n . nl . -- Zie Stut. SUPERKARGA, z . n . m . -- Opzichter eener lading : zaakgelastigde des bevrachters, die met de koopwaren medereist en zich met den verkoop belast . SULTANS, z, n . v . Soort van Turksche galei .
TAA--TAK .
223
1AAN, z . P . v . -- Verwstof, van rimn of eiken schors gekookt, en waarmede de zeilen geel geverwd worden . Spreekwijze : Hy ziet zoo peel als T- . TAFELGELD, z, n . o. --- Geld, dat aan de zeeofficieren words uitbetaald boven hun wedde, om er zich levensmiddelen voor to verschaffen . TAK, z, n, m . - Het kleinste gedeelte van een knie . TAKEOUT, z . n . m. -- Bout met een weerhaak, zoodat die, eens ingedreven zijnde, niet weer ken worden uitgehaald . TAKEL, z. n, m . -- Talie, derde hand, vierlooper . Vcrzameling van touwen en kairollen, wier samenstel diem, om met geringe krachtsaanwending groote zwaarten op to tillers . GaardT- (die gebezigd words orn den bezaansgaffel van pleats to doers veranderen .) Mantel T- (die een mantel of selienkel heeft) . NokT--s (die aan de nokken der oiiderraas vast utters en dienen om vrachten binnen het schip to brengen .) Voor-z~j-T-, zij- en kipT- (die nan de toppers der lage masters hangers .) Spi'T--, stag T- (die boven het grootluik overhangs) . De takels hijssen uit de scheyen Al wet hear ruimte houdt begrepen qf tusschen dekken zich bevindt . VAN HAREM,
de Geuzen .
Zie verder Touw, Tip .
z, n . in . my . -- Bouten, aan hun vooreinde met een scherp in doorsnede vierkante punt voorzien . Deze words op de hoeken ingehakt, zoodat er scherpe uitstaande punters of Takken ontstaan, die als weerhaken w eiken . Matroos, die zich binnen 's lands verhuurt, om het schip TAKELAAR, z . n . m . op to tuigen . TAKELEN, b, w . - Het end van een loopend touw met Takelgaren bewinden tegen 't uitrafelen . TAKELGAREN, z . n . o. -- Garen, wear een Takel merle bewoeld words . TAKELING, z . n . v. - (veroud .) Alles wet tot de uitrusting van een schip behoort . Overdrachtelijk bezigt het HUYGHENS in zijn Sneldichten . TAKBOUTEN,
En all'de takelingh van zenuwen en leden
en nog eens Een Haegsche joy'ers hoofd, dry wren laugh gehult, Ten breedsten uytgestelt, gevloehten en gekrult Schijnt by een zeilend schip niet kwalick vergeleken Met touw en takelingh en vlaggen uytgestreken,
224
TAK-TCH .
TAKELLOuvs, z . n . v . - Loods, waar, op 's Rijks werven, alles wordt gerced gcinaakt tot hot optlligen der schepen . TAL, z . n . 0 . - 200 stuks . De harinrl brengt na Paschen niet mecr oh dan 20 Cts . lief T- . TALIE, z . IL v . -- Zie Takel . - Van Talon (trekken) dus eigenl . : trektouw . AchterT-s, InhaalT- (die gebezigd worden oni hot geschut nit de geschutpoorten to halen .) - ZjT-s ((lie tot lief vastsjorren der stukken gebezigd worden .) Enicele T of klaplooper .) Dubbele T- : RifT- (die tot reeven diem .) StagT- (die aan de stags der lage masten gehecht is en tot hot opliehten van kleiue lasten diem.) WantT -s (die dienen om herr want aan to halen .) IIalsT-, RakleeT--, T- van de topreep, BakstagT --s T- van den boom (die dienen om eon zeil, een rak, enz . aan to halen.) Losse Ts (die goon vaste plaats hebben .) StortT-- op de marsera, SlingerT- (die de rags by hot slingeren voor een schip in haar stand moeten houden .) PenterT (die tot hot openen en sluiten der geschutspoorten diem .) HaalcT- (die met een hack voorzien is .) Yzeren T-, KettinyT-- (die met een ketting voorzien is) . TALIeN, b . w. -- Optalien, aan een Talie of Takel ophijschen . TALIEREEP, z . n, v, -- Zie Talreep. TALREEP, z . n . V . -- Klein touw, dat, door twee stagkousen of doodshoofden loopende, diem om doze tot elkander to brengen en daardoor een zwaarder touw aan to halen, flat door een flier stagkousen of doodshoofden loopt . T-era van hot want, T- van de pai doens, enz . De T-, die door de doodshoofden van de puttingyzers en van hot staande want loopt, diem om hot onder- en staggewant vast to zetten . TANDEN, b . w . -- Met yzeren haken omhalen . Een schuit T- . TANDLASCH, z . n . m . - Haaklasch, waarvan hot sehuine ti 1ak als met Tanden voorzien is om in keepen to sluiten . TANEN, b . w . - Met Taan verwen . Len Getaand zeil . TANG, z . n . v. - Nijptang . Spree kwijze : Het sluit als ten T op een varken (hot sluit niet) . 'PAP, z n . m . - 1° . Plaats waar men Tapt. Spreekwijze : Hy zal betei •e n, als Scharrebier op den T (hy zal nog slimmer worden) . 20 . Korte rondo metalen of yzeren klos, aan de zijde van hot kanon uitstekende, waarmede bet in hot rolpaard ligt . TAPBEUGEL . Z . n, m . - Yzeren beugel op hot rolpaard, die over den Tap sluit, TAPBOUT, z, n . m, of D~ aaibout . - Bout, die iu de karronade steunt . TARn, z n . m . -- Staanman . Naarn der stutten, die boven de boorden van eels schip uitsteken . 't Is 't Lat. terminus (paal) .
TARTAAN, z, n, v . - Vrachtschip op de Middellandsche zee . Het draagt maar een mast met een latijnzeil, en is als een galei getuigd . Salken en Tartanen zegt ANTONIDES . Zie Saick. TASSE, z . n, v . (veroud .) . - Aangevoegde verbreeding op de water Jracht . TCHICHERNEE, z . n . v. -- Tnrksch vrachtschip, op de Zwarte zee varende .
TEE-TEN .
225
Aaflwijzing. Zeezwaluwen in 't kielwater is een T , dat de harde wind zal aanhouden . Den Albatros to zien vliegen, is een T , dat men de Kaajf nadert.
TI 1 EN, Z . II . o .
'. ' EEKENEN, o, w . --- Words de zee gezegd to doen, wanneer bet water, met de eb vallende, een voclltig merk op het strand achterlaat, dat aantoont, floe ver bet is afgeloopen seders bet hoog water was . Het water Tee ent : men moet
met het afloopen beginners . z . n, III . --- ,Zwarte, lijmachtige zelfstanligheid, die uit den pijnboom
TEER,
vloeit, wanneer deze aan de werking van 't your words blootgesteld . KoolT--(die uit steenkolen getrokken worilt) . In den T zeilen (beteeren) . TEEREN, b. w . -~- Met Teer besmeeren . Spreekwijze : T- en stneeren (slempen en brassen). TEERKETEL, Z . n . m . -- Ketel, waarin Teer gekookt words, waarvan flog to Amsterdam de T-steeq haar naam draagt . TEERKW AST, z, n . V. - Kwast, tot het Teeren gebruikt . TEERLING, z . B. m . - Neut aan den Top . Zie Neut . TEERS, z . n. III . -- Groote houteu rnarlpriem, met yzer beslagen . TEERSTOOF, Z . n . V . °- Werkplaats, waar Teer bererd wor'dt . TEERTON, Z . n. V . -- Ton met Teer. 'hEERTDIN, z II . V . - Omheinde plaats, binnen welke Teer gesnrolten en bereid wordt . Een boors to Amsterdam beet flog de Ten . TEGEN, voorz. -- Tegenover . T- elkander in liggen (wanneer schepen in tegenovergesteldo richting varerf) . TEGEN, bw . - Onvoordeelig. Wind en stroom warerz ons T- . TEGErBRASSEN, b, w . - T- oin lzoogle to nemen . De zeilen T- (de zeilen tgen den wind inbrellgeii, ten erode bet vaartuig to doen bydraaien of zijn vaart
to stoppers) . o . W. -- Words van de zeilen geiegd, als zy den wind vary wren ontfangea, zoo dat zy tgen den mast drukken . Len Tel nzarszeil . Dat zeil
TEGENLIGGEN,
Ligt Tegen . o . V . -- Schralen : words de wind gezegd to doen, wanneer by een by-de-wind zeilend schip niet langer client . .,De wind Loops Tegen vuor bet
TEGENLOOPEN,
schip : / y Loops N. streken Tegen . n . In . -- Stroom, die Tegen is . TEGENW1ND, Z . n . In . -- Wind, die noodzaakt scherp by-de-wind to houden TEGENSTROOM, Z.
en gangen to doen, om zooveel Ino .gelijk den koers to bewaren, then Inen volgen wi1 . TEGENZEE, z . n . v, of Weer.zee. -- Terugdeinzing van den golf, die Tegen een rots of hoogte geslagen heeft . TEISTEREN, b. w . -- Sterk bewegen, niet zotider schade :ran to brengen . De
wind Teisterde ons schip . Bet schip wend zwaai Geteisterd door den storm . Spreekwijze : Iemand T- (hem kwellen). z . n . m . - Strook horn of tat, tussehen verschillende stukken getimmerten gesteld, die aan elkander bchoorden to sluiten en bet niet volkomen doen .
TENGEL,
29
22G
TEN-TOE .
Linnen scherm, horizontaal geplaatst, en 't we& men over de dekken of de kampanje van een schip op geringe hoogte spant om zich tegen den regen of de zon to beschutten . Zie ZonneT-. SloepT- (tent met yzeren schepters over de zeet van een sloep) . TERM, z, n . m . - Zie ['arm . TERUGVLOEIEN, o, w. - llugwaartsche beweging van vloeibare stoffen . Als de zee zich verheft, Vloeien de rivieren Terug . TIEREN, z . n . in . my. - Open ruimten tusschen de ingeseheepte eaten . TILLEN, o, w . - By de scheepstimmerlieden in gebruik voor : smal en scherp van onderen oprijzen . TIMMEREN, o, en b, w . - In 't algemeen : van bout iets vervaardigen ; meer bepaaldelijk : een vaartuig boawen . Ik laat op die werf T- . Ik Timmer op deze werf. TENT, Z, n . V.
TIMMERMAN, z . n . m. - Zie Scheepstimmerman . TIMMERSPIJKERS, Z, II, m . mv . - Gewone benaming der spijkers, tot den aan-
bouw van een schip gebezigd : zy worden onderscheiden in dunne en dikke : de dikke van 0 .10 tot 0 .31 : de dikke van 0,10 tot 0,41 lang . TIMMERWERF, z . n . v . - Zie Werf. TIP, (end) In de spreekwijze Tip en Takel. Voor T- en Takel lenzen . Zie Top . TJALK, z . n . v, of Tjalkschip. - Friesch vaartuig. TOBBE, z, ii . v. -- Zie Balie, Koelbalie . TOCHT, z, n . m . - Beweging, trek, van daar ook refs. Zie Zeetocht . De Tnaar de Noordpool . Dat schip heeft al menigen T- gedaan . TOCHTJEN, z . n, o . -- Luchtjen, windtjen, briesjen . l)at laatste T- bracht ores de haven binnen . TOCHTSCHUIT, z . n . v . -- 't Zelfde als Trekschuit. Schuit, die gebruikt wor~it, om door Tochtslooten of binnenvaarten to gaan . Sloepen, booten En speeljaclit, toghtsehuit, kogge en ponten .
ANTONIDEs. IJstroom. TOCHTSLOOT, Z . B . v . - Breede sloot, w a.a r men een vrijen doortocht heeft .
(bet lo . Dicht, ge,loten. De luiken zijn T- . De haven ligt T water in de haven is bevroren) . Ilalzen T (komm,) . 20. Heen Waar is de refs naar T-? ToEHAKKING, z . n . v. Het naderen der voor- en achtereinden van de kid . TOELEGGEN, b, w . -- Op stapel zetten . TOERUSTEN, b . w . - Ilitrusten, voorzien. Die schepen zijn van alles ToegNrust (van al bet noodige voorzien) . TOETAKELEN, b . w . -- Van de noodige takelaadje voorzien . Die schepen zrjn behoorlijk Toegetakeld . TOE, bw . -
Lp taeklen vloot op vloot in alle havens top . aNTONIDHa, Bellone .
TOE
TOP.
227
Spreekwijze : Hg is zonderling Toegetakeld (vreemd opgeschikt) . lemand deerlijk T-- (hem afranselen, dat by blond en blaauw ziet) . TOETUIGEN, b . w . - Zie Optuigen . TOEWATER, z . n . 0 . -- Water, dat bevroren is, zoo dat de waart belemmed d is . Het was T-, men was genoodzaakt, de vaartuigen nit to ijzen . TOL, z, nfl m . -- Geld, dat aan sommige plaatsen voor den vrijen doortocht betaald moet worden . De T- aan de &nd . TOLK, z . n. m . -- Staafjen om boutgaten merle to metes . TON, z, n . v . -- lo. Inhoudsmaat van een schip, die 1000 kilo weegt . Een schip van 600 T (dat 600 maal 1000 kilo voeren kan .) Dat scleip heeft 800 • belastbare ruimte . 20 . Tonvormige boei, hoedanige men aan den ingang van de stroomen en zeegaten of aan wederszijden van naauwe vaarwaters plaatst, om de v aart of to bakenen . De T-nen zijn van onderen spits toeloopende en beschilderd, aan elke zijde des vaarwaters met een versehillende kleur . Wy zijn de laatste • flog niet voorby (van 't strand komende, dus : flog niet in voile zee) . TONG, z, n . v . -- 1° . Split van een sta .ndaart . 20 . Uitstekende punt van een strook land, zandbank, enz . TONIE, z, n, v . - Soort van Indiaansche schuit . TOreNEBOEI, z . n. m . -- Boei, nit duigen vervaardigd . TONNEGELD, z . n . 0 . - Belasting, welke geheven wordt naar het aantal Tonnes, 't welk de inhoud van een schip bevatten kan . Deze belasting was by ons geregeld geworden by de Algemeene Wet van 26 Augustus 1822 (Stbl, n° . 38) Hoofdst . 25, art . 292-310 ; dock is in 1855 afgeschaft. TOONEN, b . w . - In de samenstelling : een vlag T-, kleuren T- (zich door het hijschen der vlag does kennen) . Zie tiVlag. Zy naadren zonder nag to toonen, Maar ras ontdekt zich wie ze zendt. VAN HAREN, de Geuzen . TOP, z . n . m . -- Het bovenste en naakte gedeelte van den mast of de stengen .
• van den mast. T- van den brarnsteng of bovenbramsteng . De nag in T hijschen (de viag naar den T- van den mast hijschen .) Ilet zeil in T- hales (het zoo hoog mogelijk brengen) . fief zeil to trelken in den top Dat rijst veel uit een losses lop . CATS.
V or T- en takel (d . i . zonder eenig zeil) voor-de-wind afloopeu . Spreekwijze : .Het zeil in T- voeren (een hooger staat voeren) . Toy (VAN) to weten, „van den masttop," bw . V T was niets van de eilanden sneer to zien . `hOPBOCHT, z . n . v . -- De hoogste bocht of zeegt van een schip . TOPPEN, b, w, of Optoppen . -- In een rechte lijn opzetten . De ra T- . In rouw • (de rags in den vorm van een Sint Andrieskruis 77 - ) .
228
TOP-TOU.
TOPPENM T, z, nL m, sumengetr . nit Topper--want (want da,t aan do toppers zit.)
Touw, dat, ter weerszijde aan do nokken van de ra vast gemaakt, client om deze to Topper . Enkele T- (die door een strop of ring loopt .) Dubbele T (die door een blok loopt .) BovenbraniT-, MarsT, Groote T-, enz Looze T= . T- der bezaansra (Zie 13ekaaier), z . n . o. (veroud .) . -- Verkleinwoord van Top, gelijk ban/cet van bank, klinket van klink, parket van park enz. .
TOPPET,
Beeft op het hood Toppet den bezem uitgestaicen s
zegt ANTONIDES . TOPREEP, z . n . V .
Toppardoen, hanger van den grooten- en fokkemast .
TOPSENTEN, z., n . m . mV . -- De boveuste Senten . TOPSTANDER, z . n . m, -- Vlag, die van de bovenste sleng waait . tEat waepens brommen hier, in ?rinnpele, toppestander~ En sluiers, fijn van draet :
zegt VONDEL in het Lof der Zeevaart . TOPZEIL, z . n . a -- Bovenste zeil op een vaartuig met eon mast . TOREN, Z. n . in . -- Zie
Vuurtoren .
TORNEN, b . w . -- Wederhouden . Een schip T (beletten, dat bet to snel afloopt) .
Spreekwijze : Er valt wat aan to T (er is veel aan vast) . ToRNTOTJW, z . n. o . -- Touw, tot Tornen gebezigd . ToTEBEL, z. n. V . -- Kruisnet zonder handvatsel, dat als een weegschaal hangt
en met een houten vork wordt opgehaald . Tauw, z . n . o . -- 1° . Algemeene benaming van saamgevlochten draadwerk . T - 811(112 (T- vervaardigen) . 2° . Kortheidshalve voor KabelT-, AnkerT, BootsT--, GeiT--, Haa .kT, PoortT- enz . T dat op en veer staat, (dat strak staat op het anker .) T dat op zijn end is (dat sheen met bet end op de betings vast zit,) Het Ts!avt recht vooruit (het maakt in de richting van bet kluisgat tot het anker een rechte lijn nit.) Het T-- kappen (door middel kappen en met het anker prijs geven .) Het T slipper (het met bet anker later varen met eon boei om bet terug to vinden .) T steken (bet los laden en later zakken.) T opschieten (hot hoepelsgewijze later zakken.) Fen slay in bet T laebben (wanneer twee kabels ten gevolge van de bewegingen van het schip in elkander verward raken .) T klaren (de slagen nit een T- draaien .) Het T- is onklaar (hot is verward .) T en Takel worden veel samen gebezigd als : Hen recht er boomer op met takelen enn touwen . VONDEL .
Lof der Zeevaart .
Gelyck men niet en han in een groot schip aanschouwen ,Noch taekels zonder nut, noch bruykeloose touwen . L)n Guooz . Bew, s van derv Warmn Godsdienst .
Spreekwijze : Aan can T-- vastzitten (in zijn handelingeu niet vrU zijn) . Daar is geen T-- aan to beleggen . Zie $eleggen . TOIIWLADDER, z . n . m . Ladder, geheel of hoofdzakelijk van Touw vervaardigd . TOCWSTOPPER, z . n . m. - Touw, waarmede een kabel omwanden en stijfgehouden wordt. TouwsTIwP, z, n . m . y-- Zie Strop . TOUWTJEN, z . n, o . -- I)un Touw, als niar ;ing, enz . Spreekwijze : By heeft bet T-- aan zijn been (hy zit er aan vast) . Men moet het T- wat vieren (men moot jets toegeven) . Trek met aan dat T (roer die zaak niet aan) . TOUWWERK, z . n . o . -- Benaming van de Touwen, die tot optuiging van een sehip dienen . Zwaar, dik T- . Lie/it T - . Geteerd T--- . Wit T- . T van de eerste, van de tweede snort. Ndraads T- (nit N draden samengesteld .) NstrengsT- (uit N strengen samengesteld .) Opgeslagen T (vervaardigd uit touw, dat reeds gediend heeft) . T.RABACOLO, z, n . m . -- Snort van koopvaardyschip,, in gebruik op de Adriatische zee . Het voert twee masten en twee loggerzeilen . Italiaansche benaming der poolster, die men, op de Middellandsche zee zijnde, boven do Alpen ziet en dus stalls tramontana (de star aan gene zijde der bergen) noemt . Spreekwijze : De T kwijt zijn (zijn koers ku ijt zijn., in de war zijn : om dat voor de uitvinding van hot kompas, eon schipper, die star uit hat oog verlie-
TRAMONTANE, z. n . v.---
zende, waar by zich op richtte, gevaar liep, zijn koers kwUt to Taken) . TRANSPORT, Z . n . 0 . -- Vracht. TRANSPORTSCHIP, z . n . 0 . -- Schip, dat tot vervoer van krijgsvolk, van gevan-
genen, van veroordeelden, van landverhuizers, enz . gebezigd wordt . TRAP, z, n . m . of Ladder . - Algemeene benaming van de treden, langs welke
men zoo binnen als buiten het sehip op- en of klimt . T van het grootluik Clangs welken men van hat bovendek op hat halfdek komt .) L'- van hat voor luik van het yolk (die naar hot verblijf der matrozen geleidt .) ValreepT . TusschendeksT--pen (die zich tusschen de dekken bevinden .) T-pen, opgangen van de kampanje (waarmede men van hot opperdek naar de kampanje klimt .) Groote T- buiten boord (die, als het schip ter reede ligt, op eene der zijden midscheeps wordt uitgehangen). TRAvAAT, z . n, m . -- Korte, dock hevige bui, met stortregen . TRAVEN, b . w . -- Een snort van stouwen . Zie Duiveljagen . TREBIZONDE, z, n. V. - Turksch vaartuig, op de kusten der Zwarte zee in gebruik . Het draagt eon vierkant zeil op een grooten mast . TRECHTER, z, n, m . -- Buis, door welke men jets last heen loopen, om hat
van hot eene bevattingsvoorwerp in 't andere over to gieten of to storten, KruitT-, Zeildoeksche TREZL, z. n . o . --
T--.
(orspronkelijk 't zelfde als treklijn : zoo dat de uitdrukkil g : ik troop uw schuit met zeil en T beteekende : „uw schuit, met al haar to-ebehooren . In vervolg van tijd is door verloop der beteekenis ; hat woord over
230
THE
TUI .
gebracht cep al wat tot de beweging van een schip even onmisbaar is als de zeilen en het want, zoo als : de kaapstanders, het roer, de ankers enz . Door Zeil en T worth alzoo flu het geheele tuig van eon schip verstaan . TREIS, z, n . m. - Bras van de blinde en schuif blinde ra . TREISBLOK, z . n. 0 . -- Blok, waar jets door Getreisd worth . TREISSEN, b . w . Jets door middel van touw en blok ophalen . TREK, z, nL m . Haal : hot woord wortt inzonderh&d op de vischvangst met netten toegepast . Zy vingen een goede zoo visch net den eersten T- . TREKHAAK, z, n, m . -- Zie
Balkhaak.
TREKKEN, b . w . - Voorthalen, bepaaldelijk aan een lijn of touw .
mrn of Steunders . -- Krujsverbanden, die zich van de kimwegers tot de verbindingsklossen van het laagste geschutdek uitstrekken en naar hot mitten vallen . TREKLIJN, z, n . v . -- Zie Jaaglijn . TREKKERS, z, n4
z, n, v. of Jaagschuit . Schuit, die door de binnenwateren aan eon lijn worth voortgetrokken. TREKZAAG, z. n . m . -- Soort van Zaag . TRENSEN, b, w. - De ruimte opvullen tusschen de touwen, waaruit een stag is samengesteld . TRENSING, z, n, v . - De chat of de uitslag van hot Trensen . TROEBEL, b . n. - Bastertwoord, voor bewogen, versteurd, beroerd. Spreekwijze : In T- water is goed visschen (wanneer or oneenigheid heerscht trekken listige lieden er partij van) . TREKSCHUIT,
Troebel water, 's eisschers zin ; Want char ligt ziln voordeel in . CATS .
TROMMEL, z, n . m .
Losse kast, die het stuurrad overdekt.
TROMMELRAND, z, n . m . -- Ondergedeelte der galery . TROMP, z . n, v. -- Het mondstuk van 't kanon . die trompte met zijn trompen Op 's vyands vloot . Dat men brein en bioed zay pompen, Terwijl fry schoot.
TROMP
BRANDT .
TROMPSTIIK, z, n . o. -- Cirkelvormig stuk hout, op den tweeden gangbalkweger
van een schip gespijkerd, en tegen hetwelk men een gedeelte der monding van eon stuk geschut toot steunen, wanneer men tit aan den weger vastsjort . TROS, z, n, m - Lijn, uit drie of vies strengen gevlochten . TROTSEERING, z . n . v. -- Naam, die aan de schuinte van eon helling gegeven worth. TUIANKER, z . n . o .
-- Anker, waaraan hot schip voor ebbe vhst ligt .
TUI
TIJD .
231
`1'UIG, z . II . o . -- Al was er noodig is om eon mast, een ra, enz, in behoorlijken
staat to brengen . Een mast van zijn T- voorzien (van blok, touwwerk, enz .) Die mast heft zijn T- verloren . Waarloos T- (dat in rezerve, dat ongebruikt is) . TUIGA ADJE, z . n . v . - Wat tot de optuiging behoort. Het schip is van zijn T voorzien . TUIGEN, b . w . -- Optuigen, van Tuig voorzien . Een hoo ygetuigd schip . TUIMELBANK, z, n, m . - Bank, waarvan de ruggesteun kan omgezet, of omgetuimeld worden . TUIPOEL, z . n . m . Zie .Drr~fkist, Meer pool . TUITS, (EEN) z, n . o . Touw van bet Tuianker, ook een tot verbranden klein gekapt touw . TURKEN, Z . n . m . mv . -- Benaming, aan stelbouten gegeven . TURKSCHE PAS, z . n . m . - Soort van zeebrief of vrijgeleide, waarvan de schepen, die de Iiddellandsche zee bow oeren, zich voorzagen om geen overlast to hebben van de Barbarijsche zeeroovers . TUSSCHENWEGERS, z . n. m . my . - Langsscheeps geplaatste planken, die de ruimte vullen tusschen den balkweger en zetweger . Op geschutdekken dragon zy den naam van Binnenyeschutgany. TWEEMAST, TWEEMASTER, z, n . m. - Schip met twee masters . TWIL, Z . II . m . - Zie Brook . TIJ, z, n, o . voor Getij. - Tijd, welken de zee bezig is om op to komen en of to loopen ; duur van eb en vloed . Het T- hoofs twee malen plaats in een etmaal, met een verloop van 48 min . telken loge ; ieder vloed en ieder ebi~e duurt zes uur en 12 min. Opkoniend T- (wassend water.) Afrgaand T- (vallend water.) Laay T (wanneer de eb ophoudt en de vloed gereed staat op to zetten .) Hevig, zwaar T- (wanneer de stroom snel luopt .) Bet T- loops net den wind (d, i . in de ricbting van den wind .) Hoog T- (wanneer de vloed op hot hoogste staat : dat by sommige gelegenheden, als by nieuwe en voile maan, plants heeft) Afgaa.nd T- (staartjen van eb of vloed .) DoodT- (wanneer bet water maar flaauw opkomt, als by kwartiermaan .) Tij stoppers (Zie Stoppers .) T kavelen. Het T- brooks den hurls (hot verzwakt .) Bet T- re'fast (is to grit, er is geen T-) . Spreekwijze : By laat hot T- verloopen (by last de gelegenheid voorbygaan) . Het T- wacht flaw niemand (lies de schipper aan Keizer Karel V weten, toen doze, na den afstand der Nederlanden, van Vlissingen zou uitzeilen, en niet spoedig genoeg aan boord kwam : en de spreekwijze strekt om te herinneren, dat men de gelegenheid behoort waar to nemen) . 't Is hood T- (er is geen handel) . Zie Stroolu. Hy weet wel T ~- to kavelen (zijn slag waar to nenien) . Als hot T verloopt, verzet men de bakens (Zie Buken) . TIJDMETER, z, n, m . - Zie Kronoilietei' .
UIL--UIT .
232
Wordt een schip gezegd to doen, wanneer de roerganger en wachthebbende officier onoplettend zijn geweest en bet schip by-dewind zeilende in-de-wind hebben laten loopen, zoo dat het door-de-wind gnat en men de rags om rnoct brasscn . UITBOEGSEEREN, b . w. -- Uitsleepen . Wy hebben ons door den stooinsleeper mien U- . UITBOUwEN b, w. - Het bovenst gedeelte van het schip breed naar buiten uitbouwen (dat sohip is sterk uitgebouwd .) UITBREKEN, b. W. -- Sloopen, Men is bexig dit schip Uit to Breken (er het yzerwerk of to helm of ook hoot of touw, door wrijving beschadigd) . UITBRENGEN, b . w. -- Klaarmaken, gereed houden, buiten boord brengen, om elders vast to maken . Een kabel, een anker U--- oln daarop to verhalen, enz . Een touw op den wal U- (waarvan het eene end aan het vaartuig vastblijft en het anderQ aan wal wordt vastgemaakt) . UITBIJTEN, b . w . -- Een schip nit het ifs brengen door het hakken van bijten . UITDIEPEN, b . w . -- Dieper maken, door uitbaggei'ing enz . Een haven U- . UI'rDROOGEN, 0 . w . - Wordt een vaartuig gezegd to doen, wanneer de boorden door de hitte open naden bekomen . De hitte heeft dit schip doen U- . UITDRIJVEN, o . W . - Zich door den stroom near buiten laten drijven . De haven UIL (EEN) VANGEN, o . W . -
U-. Het zeegat U- . UITENTEREN,
o . w. - Op de paarden Tangs de ra klinjnren :
op den boegspriet,
op den gaf'el U- .
b . n . - Zie Gespat. z . n . V. - Halverriaanswijze ultsu ding der zeilen, hoedanige vroeger meer algemeen in twang was, maar thands alleen by de winterbramzeilen wordt aangewend . UITHALEN, o . W . - Harder roeien. Spreekwijze : Hy haalt nit. (hy maakt groote tier) . UITHALEN, b . w. Uittrekken . Een schip U (het van de werf en uit bet dok in 't vaarwater brengen . De boelijns U- (die stiff zetten) . UITHANGEN, o . W . -- Wordt het houtwerk gezegd to doen, dat buiten boord steekt en over 't water hangt . UITHANGEN, b . w . -- Buiten booed Hangen ; b. v ., een stelling, om iets aan de buitenhuid to verrichten . UITHOEK, z n . m . -- Kaap, landpunt, landtong . UITHOUDER, z . n . in . -- Reep, die gebruikt wordt om hat takel terug to trekken en schade by 't hijschen to erhoeden . UITHOZEN, b, w . -- Het water uit de sloep werken . UITHIJSCHEN, b . w . - Door middel van een touw of ketting goederen ophalcn uit de plaats, waar zy zich bevonden . UITxAAUWEN, o. w. --- Wordt een vaartuig gezegd to doen wanneer bet, text UITGESPAT,
UITGILLING,
gevolge 't zij van een gebrek in den bouw, 't zij van niet goed gebreeuwd to zijn, by ruw weer, het werk nit zijn naden loslaat . UITKIJK, z . n . m . -- Man of jongen, die in den top van een mast de wacht houdt one uit to zien naar den vyand, naar de kust of naar elk antler voorwerp, tat men zoekt of tat men ontwijken wil . Zie Neuska)ker. UITLADEN, b. w . - Hetzelfde als Lossen . P . Wachtschip, tat op stroom gelegd worth buiten de UITLEGGER, z . n, m . havens en zeegaten . 2 °. Lange rib of balk, die zich uitstrekt van het begin tot aan het end van 't galjoen . UITLEGGERSHOOFD, z . n . o . -- De niterste knop, die voor aan 't galjoen komt . UITLOODSEN, b . w . - Het schip buiten de tonnen brengen . UITLOOPEN, o . W. - Buiten de haven loopen, en alzoo : onder zeil gaan . Door
den tegenwind kunnen de schepen met U . UITLIHEN, b w. -- Stortgoederen met een blok uit de schepen hijschen . UITPIKKEN, b . w. -- Een haakblok uit de kous of den strop balers, waarin bet
hing . UITREEDEN, b . w . - Reede makers, bevrachten, van bet noodige voorzien . Zie
Uitrusten . UITROE!EN, b . w. - Met de sloep nitbrengen .
JVy deters een jaagtros naar lzet
in h geraakte schip U-- . UITRUSTEN, b . w. -- In staat stellen om zee to bouwen en verder van al bet noodige en nuttige voorzien . Een vloot U- . Kapers U . Een oorlogschip als transport. U- (het geschikt makers om als vrachtschip dienst to doers) . UITRUSTING, z, n . V . -- De daad of de uitkomst van hot Uitrusten . UITSCHEREN, b . w . - Van een touw sprekende, bedoelt men door U, bet nit de opening haven, waar bet ingestoken was . UITSCHIETEN, o . IV . -- Wordt de wind gezegd to doers, wanneer by van 't N . naar 't 0 . enz . met de zon omloopt . UITSPATTING, Z. II . V . - ZIe Spatting . UITSTEKEN, b . w. - Aan iets een buitenwaardsche beweging laten doers . De reeven U- . De touwen U- . Bet touw op zijn end U- (bet end over end laten schielen .) U- (een boom of roede buiten boord steken, om grond to peilen) . UITVIEREN, b . w . - Naar buiten vieren . UITVOER, z . n . m . -- De bepalingen op den U- van goederen her zee zijn to vinden in de Alg . Wet van 26 Aug, 1822, Zevende Hoofdst. art . 52-62 ; die omtrent den U- Tangs de rivieren in bet Achtste Hoofdst. art . 63-66 ; en die omtrent den U- van accijnsgoederen in 't algemeen in bet Negende Hoofdst . art. 67 . . 74 . UITVOEREN, b . w. -- 't Zelfde als Uitbren,gen . De k zeilspieren U- . UITWAAIEN, o. w. -- Wapperen, been en weer waaien . Zy lieten de vlaggen en
wimpels U . Een vlag, die in sjouw was, geheel doers U- . Waait uit tan, vla,ggen van Oranje! VAN HARES, de Geuzen . 30
34
UIT-VAA .
onp . w. Eindigen met Waaien . Het heeft nog niet Uitgewaaid. o. w. -- Zijn water kwijt worden . Hier is de zij waar de polder op Uitwatert . Een U-dc sluis (een sluis, die het overtollige water uitlaat) . UITWERIEN, o, W . -- Tegen stroom of wind uitlaveeren . UITWERKEN, (vooR H ET TIJ) o . w . Wardt een vaartuig gezegd to doen, wanneer het zich in heweging stelt, voor dat eb of vloed zich doen gevoelen, UITWERPEN, o . w . - U- door middel van werpankers uit de haven . UITWERPEN, b . w . - 1° . Over boord gooier . Een tros U- . Zie Uitbrengen, Verhalen, Werpen . Vroeger ook gebruikt voor Uitsteken . Eem vlag U-. 2°. Uithalen, door middel van 't werpanker . UITWINDEN, b . w . - Met een nros op de kat Uit de haven Winder . UITWERPEN, b . W . - Met het wiptakel over boord zetten . UITWISSCHEN, b . w . - [Jet kanon met den wisscher schoon maker . UITWORP, z . II . m . - Over-boord-werping . Rode also wy van 't onweder gewelUITwAAIEN,
UITWATEREN,
diglijck geslingert wierden, deden w y den volgenden daags' eenen U- . HANDEL . XYVII,
is .
b, w . - LT it het IJs losmaken . Een slop door 't ijs hakken mu een vaartuig door to brengen . UITZEILEN, o . W. -- Een haven of reede verlaten . Wy Zeilden Uit met alle UITIJZEN,
zeilen in top . _111et dezen wind zijn vrij wat schepen Uitgezeild.
10 . Voorbyzeilen . Een merk can den wal U . lien schip U=- . 2° . Vrij van elkander zeilen : den toren Uit den vuurbacik. Zeilen (zoo zeilen dat men (lie beiden vrij van elkander ziet) . UITZETTEN, b, w . - Van boord later gaan . Ik verzocht den se/upper, dat by UITZEILEN, b, w . ---
my hier zod U- .
(zeds) w . w . -- Zwellen ; - wordt vooral van houtwerk gebezigd . z . n . o . - Houten kompas, met S gaten op elke windstreek . Na het afloopen van elk halfuur steekt de stuurman een pen in een der paten van de windstreek volgends welke by gestuurd hceft, zoo dat, na afloop van elke waeht, bet U- met S pennetjes is voorzien en hem client om den gehouden koers op to teekenen . UURHOEK (DEN) BEREKENEN. - Den tijd op zee berekencn . 1TITzETTEN, UUItBORD,
z . n, v . -- Windwijzer. z . n, m . - Is alleen in de samenstelhng in gebruik, als in Kust V.-, Groenlands U, . Straatdavis V- enz . Ree, handig. Dat schip is V- in 't zeilen. VAARDIG, b . n . VAART, z . n . m . - 1« . Voortgaande beweging . Er is veel V in dat schip . VAAN,
VAARDER,
Wy moetea onzen V- verminderen . Den
V~--- van een se/up stopper, s;'remmen .
VAA.- -VA .) .
235
L'en ship 1doen zetten . V- ntaken . Den Y:- gissen . Spreekwijze : V- rechter iets zetten (haast maken .) 2° . Het Vazen zelf, De V- vernmindert . Spreekwijze : Het zal zulk een V- niet loopen (bet zal zoo, erg niet gaau) .
-• lo . De wijze van gemeenschap met een over zee gelegen plaats of streek . De V- op Oostindien . De V- op Bordeaux. 20 . Een Trekvaart of gegraven water om de gemeenschap tussehen twee plaatsen tot stand to brengen . De V- tusschen Amsterdam en Haarlem . De
VAART, z . n . v.
Leydsche V-. 3o . Het Vaarwater . Er z2jn dit jeer weinig schepen in de V Ilel is een schippers woort, bet is een oude leer, Al waei been Vaert en is, en hoeR geen baken meet . CATS, Emblem .
VAAIcTGEVEN, o . W . -- `Vordt men gezegd to doen, als men by flaauwe koelte
wat rnimer stnurt eer men gaat wenden . VAARTUIG, z . U. m . - Algemeene benaming voor elk zeesehip of zeeschuit .
Zeil V-, Roei V-, Oorlogs V, Drien,ast V- . Dat V is een der grootste oozes' vloot. Lic/ste V-en (sloepen, bootee, jols enz .) . VAARWATER, z . n . o . --- Waterweg, welken de vaartuigen gewoonlijk volgen .
Het Groot Sc/seeps V Een meow V Spreekwijze : Blilf in dat V (volhard in dat gedrag) . Uit /set V geraken (van zijn onderwerp afdwalen) . IIy zeilt men virkeercl V- (h y handelt verkeerd) . Het is een gevaas'lijh V- (bet is een netelige zaak) . Hy ligt dwars in 't V- (hy belet den voortgang der zaak) . B1 f nit mnijn V- (wees my niet in den weg) . Elkander in 't V- zitten (elkander hinderlijk zijn) . Iemand snit zijn eigen V drinrjen (vau zijn eigendom berooven) . VAATJEN, z . n . o . Klein tonnetjen . Less V-- buskruit. VAATWERIe, z, n, o . _ Tonnen, kuipen, enz. Wy stuwden bet V VAAS, z . rl, v . - Dread, vezel. De benaming Vazen duidde aan boord zoodanig gerafeld touwwerk aan, dat bier en dear gelegd werd om 't schuren to beletten . Spreekwijze : Hot zajia maar vieze Vazen (maar snorrepijpen, meat onbeduidende taken) . bleat, waarby al de lijnen by bet zeewezen in gebruik geVADEM, z . U . m . meten worden . Twintig V-esa touw . Op die plaats is de diepte twintiq a dertig V-en . Groote V- (van 1 .884 el), Msddelbare TT (van 1 .698 el), Kleine V(van 1 .570 el), F,mmnsche V- (van 1 .624 el), Deensche V (van 1 .884 el), Grieksche V- (van 1 .758 el), Engelsche V- (van 1,829 ci), Zweedsehe V (van 1 .782 el), Spaansche V- (van 1 .674 el), Portugeesche V (van 1 .627 el), Napelsche V- (van 1 .624 el), Russische F- (van 1 .832 el). Ende bet dieploot rsrltgewo~pen hebbende, voodoo sg tn'intich Ven . HANDEL . XXVII, 28, De diepte
236
VAL--VAIN.
op alle vaa.rwaters is bij V-en afgeteekend . Aldaar de wal tot op acht V-aanloopende, moeten wy wenden . Vu, z, n . m of Kardee7. - Lijn, die gebezigd words om een gaffe!, een ra, een zeil, enz . op to hijschen . Kluiver V-fen, Stagzeil V-fen . V- der bonnetten, Ltjzeil V-fen (zie Piekeval) . Grootmarszeil V-, Kruiszeil V-fen, Brain V-fen, ;parse V-leo . - Dobbel V-fen (!ooze V fen, dienende om andere in geval van nood to vervangen .) Vlagge V-, Wiinpel, V- . (aan 't ebben.) VALLEN, o . W . -- Dalen, gaan liggen . [let water is aan 't V De wind is aan 't V- (waait minder hard .) Over booed V-- (in 't water V- .) Ret schip wil niet V- (niet van-de-windd gaan .) Van de ra laten V- (zie Ra .) In de boot V- (in de boot springen). VALLING, z . n. V. - Het overvallen, overhangen, vooruitsteken . Lie V- van een mast. Dat schip beefs weiniy V-, (De punt van den Steven springs niet ver voornit) . V- der achtersteven (de hellende stand van dat deel) . VALLUIK, z . n, o. -- Luik, dat door hen~;sels op en neder bewogen words . VALPOORT, z, n . V. -- Luik, dat de gescliutpoorten eener scheepsbattery sluit . Losse, !ooze V-- . Dubbele, halve, hal fopenstaande V-en . VALREEP, z . n . V . - 10r Touw, van bet scheepboord afhangende op de plaats, waar men van booed op- en afstijgt, en dienende om hem, die den trap opkomt of afgaat to helpers : - van daar 2 0 . Die plaats zelve . Spreekwijze : Een glaasjen op de V (eon glaasjen tot afscheid) . VALWIND, z, n . m . - Wind, die van over een berg of klip invalt . By 't inloopen van Porto Prayo, kregen wy een V- van over de bergen, waardoor bet voorbramzeil uit de lijken wool. VANGEN, b . w. - Grijpen, onderseheppen . De boei V- . De onderraas met kettingen V (ze er in hangers .) Een zeil V- (Zie Zeil) . VANGLIJN, z, n, v . - Meertouw, touw, daar eon vaartuig aan vast ligt . VAREN, o, w . -- lo. Oorspronkelijk : Met de trekschuit V- Schuitjen V-. D'nitheemsche, die at dal gewoel ziet op de baren, Meent Amsterdam is van dien avont leegh gevaeren . ANTONIDES . IJstroom.
2°. Eeu betrekking aan booed bekleeden . Hy Vaart als schipper, als schieman, als licht macrons . Ten oorlog, ten koopvaardy V 30 . Strekken, geplaatst zijn, wanneer men van hot loopend tuig spreekt . De bag nebras Vaart fangs hot grootwant. De Marszeilvallen Varen lands de masten, enz . 40, 't wooed words somwijlen bade . gebezigd, wanneer men de gevolgen van 't V- aanduidt;: by hevft zich rijk Gevaren ; by heft z .jn schuit lek Gevaren . Spreekwijzen : Hoe Vaart gy? (De vraag naar iemands welstand is aan hot in Holland oudtijds meet gewoon bedrUf ontleend) . Voor wind enn stroona V- (voorspoedig zijn) .
VA .--VAT .
237
• yaart tegen den st1 oont op (hy biedt alle hindernissen het hoofd) . In een ande s zog V- (een antler navolgen) . • den wal langs V- (zich niet bloat geven, niets wagen) . Met dubbele passen Y-. Zie Pas . Hy tuigt vroeg en by Vaart laat (hy maakt veel omslag, by is niet klaar) . By roept, lui! en by Vaart inorgen eerst (hy maakt veel leven over niets) . Hy Vaart, zoo als de ,groote mast vaart . (Hy is en blijft even dam) . • V- in eene bears (zy handelen voor gemeene rekening) . Wie in de schuit is nzoet 7nei V- . Zie Sebuit. Waar men voor scheep komt, char moet men voor V . Zie Scbeep . Hy hefft de kooi lelc Gevaren . Zie Kooi. Het is kwalijk met heat Gevaren (slecht met hem afgeloopen) . Van Duinkerken ter baring V- . Zie Haring . VARENSGEZEL, z . n . m. of Varensman . Iemand, die zijn beroep van de zeevaart masks . z . n . m . - Zie Varensgezel . VARKEN . z . n . o . - 1°. Legger, watervat . 2°. Werktuig, met onderscheiden schrobbers of borstels voorzien . VAI~KENEN, b . w . - Een schip met Varkens schoonmaken . VARSEBALIE, z . U . v . - 1 ° . Kuip, tohbe of Balie, waarin vleesch, spek, visch enz. ververseht words. 2° . Hy, die zich met dat bedrijf bezig houdt . Hy vamt voor V- . VAST, t, w . -V= draaien ! V-/mien ! ( komm . van nit to scheiden, op to houden) . VASTELAND, z . n . n . - Het land, dat tot een der waerelddeelen behoort. VASTE WAL, z . n . m . - Benaming van hot land, in tegenoverstelling van de zee . Hy is aan den V--n Wad gebleven (hy is aan land gebleven) . Hy is behouden VARENSMAN,
aan b . w . --~ Met keggen vastzetten . - Words eeii schip gezegd to doen, wanneer het, door de kracht van den wind op de zeilen, gebogen ligt en niet kan slingeren . VASTMAKEN ZONDER OPGAAN, o. w . -- Een gespannen toaw vastmaken, zonder dat het minder strak staat . VASTRAKEN, 0. W . - Stooteu, stranden, aan den grond raken . Wy Raakten op VASTKEGGEN,
VASTLIGGEN, 0 . W .
een zandhank Vast, . b . w . - Met Spijkers Vastzetten . b . w . . - Op het drooge Werken . Pas op, dat gy ons niet op het
VASTSPIJKEREN, VASTWERKEN,
land Vastwerlct. Wy raakten by bet inkoaien van de haven Vastgeverkt . b . w. - Stijf vastmaken . De brassen V-, vddr dat 't yolk op de rags uitentert. Het roer V- (de roertalies stijfhalen, op het drooge werken .) De onhand~ge schipper Zette zijn schait op het zand Vast .
VASTZETTEN,
o, w . - Ann den grond zitten . z . n . 0 . - Ton . Zie Iloos V , Kruit V . VATTEN, b . w . - Grijpeii, vangen, houden . Dit zeil wit gees wind V- (de wind waait er Tangs, zonder het op to doen zwellen .) Het anker heft eindeltik Geval VASTZITTEN, VAT,
V EC_\IEI
138
(een zijuer armeu heeft den grond geraakt) . Slaan, strijden . VECHTVL AG, z , n . V . Zie Str ijdvlag . VEER, z . n . o . - Plaats, waar een beurtschip of schuit afvaart en aanlegt, ei1 waar de boodsehappen en goederen besteld en afgeleverd worden . Het Leydsche V--, pet Goudsche V- . Konmissaris van lief V- (die de goederen aanneernt, bestelt, enz .) . Spreekwijze : Over de V-en gain (overal aanleggen) . VEER, z, n . m . -- Zie Veerbouten . VEERSOUTEN, z . n . m . my . -- Bouten, aan pet achtereind met een kop en aan pet vooreinde met een gedeelte dat plat uitgesmeed is en Veer genoemd words . De Veer is met eenige in de lengte naast elkander geplaatste spijkerga±en voorzien . De V- worden van rond yzer gerrraakt en komen met bet ronde gedeelte in een geboord gas in vol hoot . De Veer komt tegen een platte oppervlakte van eenig antler houten deel aan en dus in bet gezicht . Door de spijkergaten slaat men taaie nagels of bandna.geis . VEERHUIS, z . n . 0 . - lluisjen, waar de konimissaris van 't Veer zijn kantoor hoods . VEERMAN, z . n . m. - Fl y, die met een pout of schouw de lieden overzet . VEERSCHIP, z . n . 0 . Schip, dat aan een genet Veer vaart . VEERSCHIPPER, z . n . In . - Schipper eener beurt- of Veersehuit . Zie Beurtsehipper . VEEuSCHUJT, z . n . ti . -- Schuit, die aan een vast Veer behoort . VEGEN, 0, en b . w . - Words overdrachtelijk in verschillende beteekenissen gebezigd . De lucht is van wolken schoon Geveegd : Dat sclaip I eegt Cr goed door (maakt veel gang .) Een Geveegd schip (een sehip, dat van onder scherh toeloopt .) Dc ze . schoon V (vyanden en roovers nit zee jagen) . VECHTEN, 0 . W. -
Was nu de Street geveeght van pun die luttel stuyten .
zegt
in zijn klinkd . Op pet III Deel van 't Licht der Zeevaart . b . w . -- 1° . Onshakkcn, slechten, kappen . De ncasten Vellen . Kosten van pet V-. Zie Ilakgelrl. 2° . De fok V- (veroud .) (die : cherp in den windvang stellen) . VELLING, z . n, v. -- Omhakking, slechting : de load van Vellen . VENDIIMEESTER, z . n . m . - Eeambte, aan wien bet toevoorzicht over glen verkoop van goederen is opgedragen . VENTJAGER, z . ii . m . -- Vaartuig 't welk, langs de schepen varende, eetwaren, drank, enz . uitvent, en dikwijls gestolen touw, yzer, zeildoek in betaling neemt . VENTJAGERY, z . n . v. -- Het bedrijf der Ventjagers . VERANDEREN, 0 . w. - Van zeilen V- (die, welke hangers, tegen andere verwisselen .) Van koers i- (een anderen koers nemen .) Van boeg V- (wenden .) Van kwartier V- (de wacht aflossen .) De wind verandert (loops om) . VONDEL
VELLEN,
lle droorgte doom ; de lucht weet noq van geen Verandel'en,
zegt Ahjathar in
VOND +'LS
Gebroeders .
VER .
239
z . n . o . -- Samenvoeging der deelen . Het 1- =- van een schip . b . w . -- Fouten herstellen, zich vergewissen . Het bestek, den Icoers van een schip V- . De misty zing V-. Volgends het uurbord V- (eon en auder namelijk ten gevolge van gemaakte herekeningen) . (de VERBINDEN, b . w. --- lo . Weder aanhalen, weder stijfhalen . Het want V belegtouwen aanhalen om het weder strak to does staan) . 2° . .Fen schip V- (veroud.) Het, door het verstuwen van eenige ingeladen goederen of ook wel door het verzetten van eenige vaste scheepsdeelen, hoog zeilende makes . VERBINDINGSKLOS, z . n, m . of Draagbaii . - Boordstuk, op, en tegen betwelk een balk komt to leggen . VERBODEN GOEDEREN . - Zie Goederen . VERBREEDINGSTUKKEN, Z, n . 0. mV. - Twee planken, tijdelijk op de beide zijden van het achterstuk van bet roer gespijkerd, om, in enge doortochten, een spoediger werking wart to brengen . VERDEK, Z . n . 0 . --- Naam, lien sommige Romanschrijvers en Schoolmeesters (moor simmer een Zeeman) aan het Dek geven . Zie Dek . VERDRINKEN, b . w . -- Te laag by het water brengen . De battery V-- (de battery, door overlading van bet schip, zoo dicht by de waterlijn brengen, dot men de geschutpoorten nict zonder gevaar kan openen .) De grootste u'Udte van het schip V- (het schip zoodanig door zijn draeht laden, dot het in 't midden op zijn grootste wijdte beneden de waterlijn komt .) VERDRINKEN . 0 . w . - In 't water omkomeu . Spreekwijze : V- err risen water gezien heeft (zich zedelijk of lichamelijk bederven zonder er genot van to hebben geharl) . VER,DUBBELEN, h . w . - Een dnbbele huid oni een schip spijkeren . VERDUBBELING, z . n . v . - 10 . Daad van Verdnbbelen . 2° . De omgelegde lrnid zelve . VEBBAND,
VERBETEREN,
VEREENIGINGSBOUT, Z . n . ni . - Zie Knevel. VERGAAN,
o, w . - Te gronde gain, zinken .
Er z2yn islet den laatsten storm, vdr
schepen V- . Met roan en muffs V Zoo 't at 7noest zinicen en Vergaan, lVaar blref de zwacin?
Vraagt de Rei van Staatjufferen in vONDELS Noach . z . n, v . - Hut tegen elkaider komen pan twee stukkeu van inhonten . V- van een korte crony en e(n onde,buiLStulc . 1)e Ven irorden loodrecht op het inhout gericht . VERGASTEN, o . w . (veroud .) - Veranderen van richting, als een gist die vertrekt . [let tij Vergast. VERHALEN, o . w . - Van ligplaats veranderen, in een dok of haven liggeude . VERGADERING,
Wry Verhaalden naar het havenhoofd en brachten een were op stroom oni 'nit to hales .
hh w. - Underzoeken . (I emerken, waar men is) .
VERKENNEN,
Land V
pen baai
V-- .
Ver ke•n rl rakes
240
VER, .
VERKENNING, z, n . v. - Onderzoek. Er werden eenige schepen op V vooruitgezonden . VERKLARING (GENERALS), z . n . v. _ Aangifte cler lading, door de binnenkomende schippers en stuurlieden by 't binnenkomen aan de uiterste wacht gedaan . De bepalingen, daaromtrent to volgen, zijn to vinden in art. 8, 9, 10, 11 en 12 der Mg . `Vet van 26 Aug . 1 .822 . VERKLIKKER, z, n. m . - lo . of Spaansche waker : kleine windwijzer, gevormd van een draad, waaraan een kurk, met veeren bestoken . 20, of Asciometer. Zie ald . VERLAAT, z, n . o . - Sluis, uitwatering . VERLATEN, o . w . - Afwijken . De klarnp V (wijkt a£) VERLATING, z . n . v. - Zie A,fstand. VERLEGEN WEEK, z, n, o . (veroud .) - Zeer boos weer op zee . VERLENGEN, b, w . Rekken, uitbrengen . VERLOOP, z. n. m . 10. Verandering, teruggang . [let V- van het tij : het V van stroonien en zeegaten . 20. Hevige windvlaag met regen . Spreekwijze : V- van jaren . V- van zaken. VERLOOPEN, o . w . - Wegloopen, wegvloeien, Het getij Verloopt . Spreekwijze : De neering is V- (is achter nit, is to niet gegaan) . VERLOREN, b . n . - 1°. Te loor gegaan. Een V- reis (een refs, die niets heeft opgebracht .) Er zijn vele schepen V- geraakt (vermist.) Een V ~- lip (een lip, waarvan de wedergae diet to vinden is, en die dus verder van geen dienst
kan zijn) . 2° . Fluitwijze gewerkt. V- lip (die aan het eene end as een fluit eindigt) . VERNAAIEN, b . w . - De Naaisels van blokken, proppen, enz, vernieuwen . VERNAGELEN, b . w . - Met Nagels dichtslaan . Het geschut V- (het, door 't in het zinkgat inslaan van Nagels, onbruikbaar maken) . VERNIETIGEN b . w . - Te niet doer . Een sein V (door middel van een sein tegenbevel geven). VERNTEUWEN, b . w . -- Het gesletene vervangen . VERONGELUKKEN, o . W . - Schipbreuk lijden, stranden, vergaan . Op eeii kust, op een klip V VERPOOZEN, b . W . - Aflossen . Iemand van zijn vracht V- . VERREKIJKER, a . n . m . - Koperen of houten uitschuivende buffs met geslepen glazen voorzien, waardoor men verwijderde voorwerpen, welke met bet bloote oog niet to bereiken zijn, kan waarnemen . VERSCHE seuooT, z, n . m. (veroud .) - Strook zoet water, die onvermengd een eind in zee loopt. VERSCHEREN, o, w . 1° . (veroud .) - Voorbyschieten : wordt van balken en planken gezegd, die door elkander heenslaan. 1-Joe meer de buikstukken en knieen V , hoe sterker het whip is . 2° . Het loopend touwwerk in de bloks veranderen . VERSCHERVEU, o . w . - Het voorby elkander schieten der verschillende lengten, die tot een verbinding dienen.
\T EPSCHANSEN,
b . w . - Het gedeelte van een schip, datt boven water konlt,
af`verken . z . a . v . - Sehans, bovenwerk van een schip . Van plants doers veranderen . Den ballast 1- . VinscIIIETEN, b, w . VERSCHII,, z . n . o . - Onderseheid. V- in capaciteit, in waterverplaatsinq en in, geuicht van bet voor- en achterschip (onderseheid tusschen bet gewicht van bet voorschip of van de vloeibare stof, welke bet al drijvende verplaatst, en dot van bet gewicht waters, door bet achterschip verplaatst.) V--- in zee tusschen de pissing en de waarnenung ('t well plants heeft, wanneer, by 't opnlaken van 't bestek, do lengte en brcedte met overeenkomen met de waarnemingen) . VEn5CHANSING,
VERSEBALIE, z, nn v . - Zie Varsebalie .
b . w . - Van plants doers veranderen . Zie Ververschen . b . n . (verond .) - Een V- schip (een schip, dat zijn reisgenoot kwijt is, of dat zelf zijn refs niet volvoeren kan) . VERSTERRING, z. a . v . - Hulp, bystand . VERSTIICT, b . n . -- Zie Tonic . VERSTOPPEN, b . w. - Lucht- of waterdicht makers . Het zand /weft de pomp VERSTEVE,N,
VERSTEKEN,
Vrrstopt . De ballast Verstopt de loggaten . VERSTOUWEN
of Verstuwen .
De Stuwaadje van plants doers veranderen .
[let
ruirn opbreken oni to V- .
b . w . - Zie Verstouwen . b . w. (veroud .) - Breken, scheuren . De ?nasten z(n Verteerd . VERTIEREN, o . W . - Achteruitgaan. ,en schip dat veel Vertie"t . Oudtijds weed bet voor ,,voortgaan" genomen . VERTITIinEREN, b . w . -- Herstellen, op nieuw timmeren . VERTnnTIERING, z . n . v . -- De daad van Vertiinnieren . VERTOOIEN, 0. W. - Zie Homers . VERTUIEN, b . w . - Het Tuianker uitwerpen . Een schip V-- (een schip tusschen twee tinkers vast leggen, bet daagsch tinker voor den vloed, bet tnianker voor (een tinker recht voor- en een tinder recht achterde Ebbe .) Lan,gsstroolns V nit leggen : wat geschiedt wanneer men vreest aan wal to drijven .) Te stet' Vertuid liggen (als de touwen to stiff gewonden zijn, zoo dat men niet kan zwaaien .) Ergends Vertnid hggen (zich ergends bevinden, waar men door eigen schuld niet gemakkelijk van dawn kan raken) . VERTUIND, b . n . - Van een Vertuining voorzien . VERTUINING, z . n. v. of Gebroken Gang . - Gedeelte van bet scheepshoord, dat over den bak of door de kampanje heenloopt. VERTUININGSPLANKEN, Z . nfl v, mV . (veroud .) - Planken van bet achterkasteel . VERVAL van bet water, z . nfl o . --- Het verschil van diepte by vloed en ebbe . E • VERSTUwE.N, VERTEEREN,
is bier een proof
V -- van water .
Op die i eede is een I`--van water van due
tot vier vadene . VERVALL EN,
o . w . - Op een plants komen waar men niet wezen wil .
Op de
lust V-- . In een eagle V- . Onder den wind V- . VERVAREN, b . w. - 10 .
Afschaken, uitschaken : den afstand v ermeerderen . 3t
be
242
VEIL .
kabelarm7 , schrikken, V - non lief spil (beletten, tat de boehten zicli by 't ron(ldraaien kruissen) . Een talie l'---. 20 . Veranderen . Met stenge en vans T%ervaard liggen (met gestreken stengeu
en de onderraas langsseheeps) . b . w . - • Men wortt gezegd hot touw e nz . t o ---, wanneer men hot zoodanig omhaalt, tat niet langer dezelfde plekken aan dezelfde wrijving, schuring cnz . blijven blootgesteld . VERVUREN, o . W. - Inwendig vergaan . Vervuurd laout . VERVRACHTER, z . n . m Hy, die eon Sch.Ip Verhuurt om bevracht to worden . Zie Bevi'achter. VERVRACHTING, z . n, V . -- De chat van Vervrachten . Zie Bevrachtiny . VERWAAID, b . n . -- Door den wind verhitiderd . Zy laden char eenige dagen (door tegenwind belet hun reis voort to zetten) . VERW ATEREN, b . w . - Wateren, met water vullen . Ilet vaatwerk V- (bet met zout water vullen, ten einde hot voor uitdroogen en bersten to behoeden . VERWERKEN, b . w . - Omwerken, overpakken . Goederen J"--, naar een andere VERVERSCHEN,
legplaats V.- . VERw1ssEI, sN, b . w . - Aflossen, De wacht V-, de strengen V- . VERZANDEN, o . W . - Stroomen, baai .en, havens, enz . worden gezegd to V-,
wanneer zy door hot in verloop van tijd aangespoelde Zand, in diepte verminderen en eindelijk onbruikbaar worden . Zie de bepalingen omtrent de f'- van geladen scheVERZEGELING, z. n . v. pen in de Alg . Wet van 26 Aug. 1822, art . 153--156 . VERZEILEN, o . w. -- lo . Te land komen waar men niet wezen wil . WVi rank/en op een koraalklip Verzeild.
Van ligplaats veranderen . JVf verzeilden naar den zuidwal . b . w. - Verliezen . Em schip f'- . VERZEILEN . o, w. (veroud .) - Veranderen, verschieten . De wind worth gezegd to 1-'--, 't zij by good of slecht wortt . VERZEKERAAR, Z . II . m . - Hy die tegen schade verzekert . 20 .
VERZEILEN,
Men hocft goon zee-verzekeraer Na alle watren zejn geveilight voor gevaer. VONDBL,
Z.eemagazijn .
fly wensclit ons toe alreede, en blijft verzekeraer Te vrijen onze .tiel van schipbreuk en gevaer . VUVDEL, Lof der Zeevaert .
b . w . - Aannemen, de schade, die schip of lading mocht lijden, to vergoeden . Men vindt de bepalingen betreffende V tegen zeegevaren in bet Wetb. van Kooph. B II, Titel IX, art . 592--683 en die betreffende hot tegen de gevaren op binnenwateren in den volgenden Titel, art . 686--695 . VERZEKEREN, (DE BATTERY . Het kanon metden tromp tegen boordgevlucht met dub bole sjorrings voorzien, wat by hevig en langdurig slingeren van hot schip gesehied t . VERZEKEREN, (DE vcAG) By 't ophalen der vla,g eon schot doen . VERZEHEREN,
v-
VE1-V1K .
43
Zoo weed der Geuzen vlag verheven ; t Geschut verzekert dese viag . VAN HAvE,r, de Geuzen .
z . n . v. of Assuranlie . De load of overeenkomst van Verzekeren . Polls van V- (zie Polls) . VERZINKEN, o, w . - Geheel zinken, to gronde gaan . VERZOEK ,N, b . w . (veroud .) - Onderzoeken, nazien . Het se/up V-- (do tiaden en openingen nazien, om ze to herstellen en to vullen) . VERZUIPEN, o, w . - 't Zelfde als verdrinlcen, dock plat . VONDEL eehter veredelt het in zijn Lof der Seheepvaart : VERZi:KERJNG,
t!anhopigen, die laulp in 't uiterste begeeren, En han~en aan een rots, of zwemnten op een plunck, d'Een levend, d' antler doot, verzopen, flaeu en t;rancl.
z, n . In . -- Zie Anniraal. z . n . m . -- Zie Konsul. z . n . v . --- Verbasterde, op onze zeedorpen gebruikelijke hemming
VLC>,;-AnIU;AAI,, VICE-KOI SUL, VIERBOT,
van Vcurbaak .
o . w . of Vuren . -- Vuren opsteken, lantareus uithangen, iliwnineeren . De wind Viert (plash men to zeggen, als de lucht rood weed van de zij van
VIEREN,
waar men wind verwachtte) . En Swaneoburregh viert,
zegt Egnaond in Vondels Gysbrecht . b . w. -- Bot geven, uitpalmen.
VIEREN,
Len loon 1
staduj nun 1
schu ikken . Men viert het armdich touw zonlwijl lueehondert vadeut . VoNDEL, Lof der Zeeeaart .
Spreekwijre : Iernarzd V- (icmand zijn zin laten (loon, zijn genial : laten )lemon) . VIERKANT, b, n . -- Dat Vier zijden heeft . wolf' (do pleats dear hot wa.pen achter tegen van staat). VIERKANT, bw . -- Voor : in 't vierkant Eon sclaip, dot 1'- getuigd is (waarvan de zeilen V-- staan) . V-- brasses (zie Brasses) . VIERLOOPER, z, n, m . - Takel met twee dubbele haakbloks . VIKTUALIE, Z . n, v . -- Mondbehoefte, levensmiddelen . I - voor eenu zeetoclzt .
De T is nog niet can booed . VIKTUALIEMEESTER, z . Ii . m . of Spj'svenzoiyer . -- Beanibte, die gesteld is, ow de mondbehoeften to bezorgen . V1KTUALIEwANT, z . ii . o . - Ketch . paailien, lepels, hakken enz . Zie Konuinuliewnaut .
VIL--VIS .
244
VILHOUT, z . n . o . - Schippers boons . VIN, z . n . o . (veroud.) -- Druil. Zie aid . VINGERLING, z . n . m, -- Renaming van zware poorthengsels, wier armen, op
den achtersteven vastgenageld, zich over het barghout uitstrekken . en een deel van bet roerstel uitmaken . Zy zijn voorzien met boven elkander geplaatste oogen, om de pennen der roerhaken to ontfangen . VINKENET, z . n . o . - Zie Boevenet. VIOOLBLOK, z . n . o . -- Langwerpig dubbel biok . VIOOLSTUKKEN, z, n . o . my . - Zware beplankingen, welke men tegen den kop van den boegspriet van een groot vaartuig aanspijkert, om, des gevorderd, den kluiver to steunen . VIsCII,
z . n, m . -- Vliegende V-- .
Spreekwijze : Zoo gezond als een V- (om dat een V- zelden van koorts of rhumatiek schijnt to weten) . Groote Visschen eten de kleine (de grooten verdrukken de geringen) . Groote V-en scheu2 en het net en springen nit den ketel. (De grooten verbreken de wetten en ontkomen aan de straf) . floe sneer V hoe droever water (hoe meer voik hoe minder de bedeeling) . 1=- bat den -'inensch zoo als by is ( V-- . is niet voedzaam) . VISCHBEN, z . n . v . -- Zie Vischko7 f. Spreekwijze : Zoo rein als een V VISCHJEN, z . n, v . -- Kleine Visch . Spreekwijze: Een klein V-- een zoet V-- (men moot een kleinigheid niet verwerpen) . Die een goe V - heeft, may lief wel in den ketel Iiouden (men moot een verkregen voordeei niet rond kraaien) . V-- spring in (man, wees welkom) ! VISCHIIAAR, z . n . v . -- Kaar, waarin men den Visch bergt . VISCHKORP, z . n . m . of Vischben . -- Korf of mand, waarin de Visch wordt gedragen en gevent. VISCHNET, z . n, o. -- Net, tot de vischvangst gebezigd . VISCHPERK,
z . n . o . -- Zie Rietpark.
VlscxsoIIUIT, z, u . v . of JTisschernzan . -- Schuit, die ter Vischvangst uitgaat . VISCHSTAART, z . n. m . -- Bosch bout, met snijwerk voorzien en dienende om
de galery tegen den aansiag van 't water to beschermen . VISCHVANGST, z, a . v . - De load of de uitkomst van bet Visschen. VISSCHEN, o . w . lo . Visch vangen . Recht op loin en tij to gissen Voegt in 't vrijen en in 't visschen . OUDAAN .
Spreekwijze : Ac/tier bet net V- (sub vangen, to bat komen) . llfet een zilveren hengel V- (door geld tot zijn duel komen) . Voor eons visschers dent- V (vergeefsche moeite does) .
\'IS-VLA .
245
lu troebel water is joed 1-- (iii tijden van olnwenteling is het gemakkelijk
vooruit to komen) . Elk Vise/it op zijn getr~ (ieder zoekt op zijne wijze vooruit to komen) . 2o . Eenig voorwerp in het water opzoeken . Naar het anker V . 1Vcrar een touw V VISSCHER, z . n . m . - Hy, die zijn kostwinning van het vissehen niaakt . Een. Oester V . Een Paerel V- .
Spreekwijze : zie Vissohen . VISSCHERS, z . n . m . mv. -- Zware balken, in het dek, waar de mast doorgaat . VISSCHERSMAN, z . II . m . - Zie Visschschuit. VISSCHERY, z, n . V . - Dc uitoefenin ; der visehkunst . De Koraallr . De PaerelV . De Groote tir (de Raring V----.) . De klerne V- (de Walvisch J/_) . Dc binnenkomende schepen der groote J'1 zijn niet can inklaring onderworpen . Zie art . 24 A . W . 26 Aug . 1822 . VISSING, z, n . v . - Ronde of eironde opening in de dekken geroaakt, ow er masten of kaapstanders door to laten gaan . VISITEUR, z . n . m . -- Beambte der In- en Uitgaande rechten, die byzonder belast is met schepen in- en uit- to klaren of to onderzoeken . VLAAG, z . n. V . - Bui, wind, die kort duurt . By V--en (by huien) . Een zonrer V(een bui, die spoedi; over is) . Een onweers Y- . Een regen Y= . Spreekwijze : deer! hoe wonderlOk vallen de V--err (zei de man, die by mooi weer bezopen in de sloot geraakt was, en voor zijn vrouw niet weten wilde hoe by zoo nat kwam) . VLAG, z . n . v. -- 1° . Langwerpig vierkante banier, die tot herkenningsteeken diem . Vroeger was de V-- niet antlers dan het blazoen van hem, aan wien het schip behoorde of die er op streed ; en voerde elk veartuig de V van den Soeverein, van de Stad, van de ,miraliteit, van den Edelman of van den Reeder, ten wiens koste het was uitgerust . Zoo had men de Konings V .- de P•ince F:__, de Staten V-, de Aniiraliteits V, de V- van Amsterdam, enz . In vervolg van tijd diende de Tr ook om de Smaldeelen of Eskaders hunner vloot to onderscheiden : zoo had men, in Engeland : de Anairaals van de blauwe j-:_, vary de mode V- enz . Sedert den oorlog tussehen Engeland en zijn Amerikaansche Kolonien, en toen deze, zich onafhankelijk verklarende, een eigen V- aannamcn, begon men ook to spreken van een Nationrrle V=, welke uitdrukkiug zich hooren laat, daar, waar de Natie soeverein is ; docll looter wartaal is wanneer zy toegepast wordt op de V-- van een Land, wa,ir ecn Vorst regeert, en as n but hoofd der zee- en landmacht staat . By het op 'lie wijze verwarren van gezonde begrippen, diem, setlert de omwentelingcn iii 't laatst drr vorigc eeuw, de V- racer algemeen om to onderscheiden, tot welke natie ecn schip behoort . Zoo spreekt men van : de Pranselae V-, do Pelgische 1- enz . Eehter heeft men ook i =-qen, die de rangen der scheepshcvelllebbers onderscheiden, als : de Amirw'ls l'-, die van den grooten top, rh Vice-Arnii arrls V--, die aan den voortop, de Sellout-by-Naehts V--, die aan den kniistop worrlt revocr l op ale schepen, wearop die hlonfdofficieren zich
24(~
VLA .
bevinden . Voorfs de Onzijdiye (f' neutrals J -- (iii oorlogstijden door de schepcn der neutrals natie gevoerd .) l oods V (die op de loodsschuit gevoerd wordt .) Sein V- (zie aid.) Witte - of Vrede V- ( uitgestoken aan booed van con schip, dat met krijgsgevangenen of andere vredelievende bedoelingen tot den vyand gezonden wordt .) Oorlogs V-, strijd V , blood V- (waarmede hot teeken tot den aanval gegeven wordt.) Roods V-, (die aan den voortop geheschen en door een schot verzekerd, bet sein is tot bet honden van krijgsraad .)
De V hrjschen, in top balm . De V strijken, neerhcilen . - Z in V- verzekeren (onder 't ophalen der V- een stuk geschut lossen .) De V delet de lading (de handel der onzijdige nation moot door de krijgvoerende vatien geeerbiedigd worden .) Handel drijven onder N- sche V- . 20 . De zeemacht zelve . De Britsche V heerscht ;ziet larger over ails zoom .
Die Animal heeft de eer onzer V rgehandhac~fd . Spreekwijze : Hy vorrt de V (hy is de bans) . Hy voert de groote V- (by voert hot hoogste wooed) . Hy laat zijn V- geweldig waaien, of by wit de V overal voeren (hy wil overal den bass :cpelen) .
Order iemands V- varen (onder iemands bescherming staan) . [Jet met Tr en wunpel winners (met glans winners) . Dat staat ais een V- op een modderschuit (die opsehik komt riot met de rest overeen) .
Veel V-gee, luttel boters (hot innerlijke beantwoordt niet aan hot uiterlijke) . De V- strijken . Zie Strijken . Hen lean aan de V zien, hoe de wind waait, of, als Huygens zegt : Scheepsvlagghe wijst den (riot geduurigh waar by decay! En elcke kabel client? Wet doers ors jonge Heeren? Mel linten op den brook en op den hoot met voeren ? Pie vlagghe wijst den win!, die in haar hoofden waayt .
Wat voert by in zrjn V- of iii zln schild - namelijk welle blazoen? (Wet is zijn bedoeling? Welk een man is by)? V-gee Oil goon schip (veel geschreeuw, en weinig wols) . VLAGGEDOEIc, z . n . o . of Dundoek . -- Stof, waar Vlaggen van vcrvaardigd worden . VLAGGEJONGEN, z, n . m. - Algemeene naa,m voor scheepsjongen, ten oorlog . VLAGGEJONKER, z . n . o . - Oude benaming van den oudsten Adelborst aan booed . VLAGGEKAART, z, n, v . - Kaart, waarop de Vlaggen der onderscheiden Mogendheden zijn afgebeeld . VLAGGEKAPITEIN, z . n . m . -- Kapitein, die bet Amiraalschip kommandeert . VLAGGEKIST, z . n . v . - Kist, waarin de Vlaggen geborgen worden . VL AGGELIJN, z . a . m . - Lijn, waarmede de Vlag wordt geheschen . VLAGGEN, o . w . --- Alle Vlaggen uitsteken . Het is heden Komn1is veijaarday : (tile sehehen zullen V- .
VLA--VLI .
247
VLAGGESTOK, z . n . m .
-- Stok van de Vlag, die midden boven 't hakkebord geplaatst is . VLAK, z . n . o . - 1° . Kim, buik, donning van een schip . Dat schip heeft een fraai V- (een fraai beloop onder de kim) . Bet ]weft een scherp, een plat V(heeft veel, heeft weinig opneming in de kim) . 2° . Voor „vlakte, watervlak ." Het V- der zee .
De zee is V- . Die trust is V-- . V- water. W i h,ebben den wind V tegen . Vvoor 't lapjen . Zie Lapjen .
VLAK, b. n . -- Effen. VLAK, bw . --
Volkomen, ten eene male .
VLAKGANG, z, n . v . -- Beplanking der VLAKWEGERS,
trim .
z . n . m . -- Zie Weger .
1° . Mast- en tuigwerk . Verloren V- (verloren masters en tuigaadje) . 2° . De haringnetten, als zy in zee liggen . 30 . Een net vol, en van char de ongetelde menigte, waarby de kleine visch wordt verkocht. Spreekwijze ; Garnaal is in goon tel, die koopt men by de V- . (Iemand
VLEET, z, n . v . -
wiens oordeel weinig opmerking verdient,) 4° . of Vlet, kleine schuit . Pondom hen op den grond van 't enge slaapvertrek, Lag al hot tuiq door een, waarmee hun vl7jt zich voedde, Als zetkorf, schakelnet, en net en angelroede, . Met koord en garen, groin era zeegras, boei en full En oude vietsehuit, lek en niet moor in gebruik . BILDERDIJK, de Visschers . VLERK, z, n, m. - Dat gedeelte van een scheepswand, 'twelk aan den voor-
kant door de windveeren en aan den achterkant door de hekstutten wordt bepaald . VLERKEN, b, w . - De boegplanken op kleine vaartuigen over elkander slaan . VLET, z . n . v. of Vleet. -- Kleine schuit of schouw . VLEUGEL, z . nfl m . -- 1 ° . Windwijzer of kleine gesplitste vlag op een mast. 2°. Afdeeling eener vloot in slagorde . De rechter T'-, de linker V- . VLIEBOOT, z . II . v . (veroud .) - Oorspr. een zeesehuit, die de wateren van 'tVlie bevaarde . Later wend de benaming gegeven aan de vaartuigen der Watergeuzen, die niet veel beter of grooter waren . VLIEGEN, (LATEN) b . w . - In eons losgooien . De bui was zoo hevig, dot my,
ow hot schip to helpers, genoodzaakt waren, den grooten Schoot to L-V VLIEGEND, b. n . - 1°. Wordt gezegd van de zeilen, waarvan de schotcn niet
zijn aangehaald . 2° . Is somtijds gelijkluidend met „geweldig ." dige storm) . VLIEGEIt, z, n . m . -- Zie Hiddelstagzeil . VLIET, z . nfl m . -- Vloeiend of stroomend water .
Len V-e storm
(coo gewel-
248
VLI-VUE .
o, w. - Vloeien, stroomen . z, n . m . - Stroom, en, in 't byzonder, wassend tij . De Y - duurt doorgaands 6 nor 12 min . en voert do hoogte van hot water op sorninige plaatsen tot 48 voet op . De schepen kwamen met den V- opzetten . Vuor J7_ (hot begin van den V-) . Zie Eb . Spreekwijze : By hooge V-en, loge Ebben (Zie Ebben) .
VLIE,TEN, VLOED,
Al wet men qualycle won of tegen reden nain Dat is maar eb en vloet, hot gaat gelyclc hot quani . Cars .
z, n, v . - Scheepsmaeht, verzameling van schepen, doorgaands van oorlogschepen, die onder hot bevel eons Amiraals staan . Al de schepen van de V . De Engelsche V- is uitgezeild . De onverwinh,jke V- (die welke in 1 5 88 door Filips II tegen Engeland uitgezonden en byna geheel vernield word) . Zie verder Haring V-, Koopvaardy V--, Retoer TT VLOOTELING, z . TI . m . Die tot de Vloot behoort . VLOOTHOUJ)ER, z . n. In . - Vaartuig, dat, of~choon geen eerste zeiler, tack by de Vloot ken blijven, en de andere niet noodzaakt zeil to minderen om hot in to wachten . VLOOTLPIDER, z, n . m . - FIet schip dat voorzeilt en waarop de overige zich richten . VLOOTvooGD, z . n . m . - . Amiraal, hoofdbevelhebber toner Vloot . VLOT, b . n . -- I)rijvend . Wordt van eon schip gezegd, dat, na vast gezeten to hebben, Weer los komt . W)1 zijn net bet opkomend t~jweder V - geworden, weder VLOOT,
V- geraalct.
z, n. o . - Verzameling van verbonden balken, die eon snort van vloer vormen, somtijds dienende om menschen, paarden en goederen to vervoeren . De schipbreulcclingen hebben eon V- gemaal t, waarop zy zicla gored hebben . Men noemt ook V- eon vereeniging van balken timmer- of brandhont, welke men de rivieren laat afzakken . Een V- rondhouten, eon V- masters, eon V
VLOT,
scheepstimnmer]aout.
dat weinig diepte van water noodig heeft . Zeegras, of Wier, dat met den vloed rijst, en met de eb
VLOTGAAND, b . n . - Een V- sc/u p, VLOTGRAS, z . n . 0 . --
dealt . Zie Wier . Spreekwijze : Ontgaat u de coal, lion a can 't V (verliest gy den sterken steun wear gy op rekenen mocht, klem u aan ten geringeren'vast) . VLOTTEN, 0 . W . - Drijven . Spreekwijze : Bet coil niet V- (or is goon voortgang by de zaak) . VLUCHT, z . n . v. - Zie Zeegt. Spreekwijze ; In de T7- zmJn (verlegen, bedremmeld zijn) . VLUCHTEN, b . w. -- Om hoog pointeeren . Het kanon V Vona, z . n . v. - Voeging, verbinding, much, verband, klinkwcrk .
z . n . o . -- Wat merle gevoerd wordt. Spreekwijze : Ilet is bootsgezels V- 2//n eiyen
VOEP,
koopmansgoecl mnede to brengen .
VOE-VOO . VOEREN,
b . w . - Dragen, houden, laden, opsteken .
249 Dat schip kan zjn heele
lading niet V.- . Dat oorlogscliip is qebouwd oin 100 stukken to V- . Dat sc/u)' Voeit siecht zeil
(de zeilen staan sleclit
by) . Twee vecen in de rnarszeils V--
Dc Amiraalsvlag V- .
Spreekwijze : Een groot schzp V- (een zaak van gewicht by de hand hebben .) z . fl V . (veroud .) - 10 . Kleine koopinanschap, welke aan de manschappen vergund wordt merle aan boord to nemen, ook garniering . 20 . Voor Voeding . In de oucle ordonnantien komt bet woord dikwijls voor,
V0ERING,
b, v . Drye man voor hayr en V- .
(veroud.) - Inham of zeeboezem . Ondereod van een mast, schoor, slut of stijl . VOETBLOK, z, n . o . - Blok, dot omlaag is vastgemnakt VOETSTUK, z . ii . 0 . - Benedenste rand (ler galerij . VOETYZER, z . n. 0 . - Krom kalfaatyzer. VOL, 1) . 11 . en bw. - 1° . Gevud. iiet Vin zeilen (gevulde, gepannen zeilen) . Ilet sc/up stoat V bout . Zie Bout. 2° . Open . De TT-le zee (de open zee) . De hoogste vloed . VOLBRASSEN, b . w . of Afbrassen . - Dc Brassen aanhalen om de zeilen to doen VOERT, z, fl . V.
VOET, z, 11 . 0 . -
Volstaan
bw . - Diet to scherp aan-de-wind . V- n B- zeilen . z, n . o . - Weer, dot de Ilanden Vol geeft . VOLHOIJDEN, 0 . W . - Vol-en-Byhouden : ook, na bygedraaid to zijn, weder koers zeilen (houden) . Spreekwijze : Men mod V- (volharden, bet niet opgeven) . VOLSTAAN, 0 . W . - Wordt een zeil gezegd to doen, wanneer bet de Volle werking van den wind ondervindt. Dat zeil Stoat Vol, Staatgoed Vol, Stoat geheel VOL-EN-BY,
V0LIIANDIG WEEK,
Vol . Do zeilen staan Vol.
Spreekwijze : Laat dot V-- (last her zijn gang goon) . bw . - 1° . Your den boeg van bet schip . Het anker is V-(bet hangt V- den boeg) . 2° .llet voorste gedeelte van 't sebip, de bak ( JVenk aun V-, (fokke hats opsteken, losgooien) . VooR EN ACHTER DICHT, bw. Alle zeilen dicht gereefd . VOORBYLOOPEN, o . w. - Voorby zeilen, varen . Ben haven V- (wanneer men die wil ingaan, dock by ongeluk, of ten gevolge ecner verkeerde beweging, er voorby vaart .) Ben sc/tip V- (een schip, dot gelijken koers houdt, inhalers en vooruitkomen . VooR-DE-WIND, bw . - Den wind recht van achteren . Spreekwijze : Ilet goat hem V - ( bet goat hem voordeelig) . VOOR-DE-WIND, z, n, rn of Voorwind. - Voordeelige wind . Met een ,frisschen V0OR,
V.- zeilen . ilunlieclen nielt gebraclc ale
vooiwind em gleetij, VON DEL. Lofz op (IC Sc h eepsv .
j( ) il'at hint men bier een maght die op haa r ankers draeit En yacht een voordewn t om voort in zee to steken . VoNDEE .
z, n, o . -- Touw, waarmede set schip van voren aan eeoc der zijden is vastgeniaakt . VOORES, z . n . V. - Zie Eb . VOORGANGER, z, n . m . - fil e t voors t e en van het touw, 't Been non bet anker vast is . VOORHOEDE, Z . n . V . Zie Voortocht . VOORKASTEEL, Z, n . 0 . -- Zie Kasteel . VOORLAND, Z . n. o . -- Land, 't welk men bezeilen wit . Spreekwijze : Dat is tIW V- (dat is de omstandigheid, waar toe gy 't eerst vervallen ziilt) . VOORLAST, Z . nfl m . of Voor7astigheid. - 't Zelfde als Achter- of Stuurlast, maar met betrekking tot het voorschip . VOORLASTIG . b . n . - Veer to veel Last hebbende : het tegenovergestllde van VooRDWARSTOUW,
rtchter- of stuurlastiq . m . - Klein Stuk viaggedoek, in de (Iraden tler loglijn gestoken op een afstand gelijk aan dien van het vaartuig . VOORLUIK, z . n, o . - Luik aan het Voorschip . VOORLIJK, Z . n . 0 . - Zie Li/k . VOORMAN, Z . ii . m . - 1)ie de Voorste roeit, enz . VOORMARSZEIL, z . n . 0 . - Zie Mars :eii. Spreekwijze : Met het V- betalen (zijn schuldenaars ontloopen) . VOORMIDDAGWACHT, z . IL v . - Wacht van 8 uur tot aan den middag. VOORONDER, z . n . 0 . - Kleine kombuis of keukentjen voor in een schuit of binnenschip . VOOROVERLOOPEN, 0 . w. _ Voorby den boeg van eon schip heenzeilen : een manoeuvre in 't gevecht, om den vyand de laag langsscheeps to geven . V OORRAAD, z . n . o . -- Scheepsbehoeften . VOORSCI.EEN, h . w . -- Zie K/intmen . VOORSCHIP, z . n . 0. -- lo . Voorste gedeelte van het schip, van den fokkemast tot aan 't galjoen . 2° . [let schip, dat vooruitzeilt . Zich op Z~/ut V-rirhten, VOORSLEMPHOUT, Z, n . 0. - Zie SlemJ)Inout . VOORSTEVEN, Z, n . m. -- Verzamcling der kromme stukken, die het Voorste gedeelte van een schip uitmaken . V00RTENT, z, n . v . -- Tent, die Voor den fokkemast wordt opgeheschen . VOORTOCHT, Z . n . m . of Voorhoede . - [let Smaldeel eener vloot, dat Vooruitzeilt, en doorgaands under 't bevel staat van den Hoofd-Officier, die op den Vlootvoogd in rang volgt . VOORUIT, bw . -- Waarmede de betrekkelijke selling van eon persoon of van • cen vaartuig wordt aangeduid . Vr zijii (zieh op de voorhelft van een schip, of eener vloot bevinden) . VOORLOOPER, Z . II .
VUU VRIJ . z . IL In - Zic Vloed . z . n . m . (veroud .) - Voorrang . Deiz 1= VOORWAARTS, t . w . komm . -- OIn Vooruit to gain . \Tool wIN n, z . n . m . -- Zie Vooide-wind.
51
VOORVLOLD, VOORVOET,
h~ b br.i r
(vooruit ziju) .
Voor-i iuil lriaeckt recht1 streke:n . HCZGHENS . lioftcilck.
z, n . In . - Sellip, dot vooruitzeilt, dot de overigen geleidt . Zoo de Loodsboot, of antler vaartuig, dot, by het in- of uitloopen van eon iiaauweii doortoeht voorzei t . VooRZIEN, b . w . --- Helpers, steunen, beschutteu . E n touw V- (hot bekleeden) . De booten van roeiers V- (bemannen) . VRACHT, z . n, v . -- 1° . Lading : goederen, welhe bet schip bestemd is over to brengen . Op V- varen (varen, om lading, c m V - to be',om en) . Len sc/u p, VoouzEiLEit,
dot V- zoekt . 20 . Hetgeen voor de overvaart, 't zij van goederen of personen, betauld wordt. Voor halve l'- uneevaren . Line veel is cle Spreekwijze : By heeft de vracht beet (hy heeft geld gewonnen) . Hy heft de vracht in (by is dronkeu) . Alle vrachtjens helpers (veel kleintjens maker ecn great) . VRACHTBHIEF, z . n . Ill . -- Zie Cherteparty .
z, n . v . - Lijst, waarop de ingeladen goederen stain vcrlneld . Schip, dot goederen overbrengt . VRACIITVAARDER, z, n . m . - Zie Vrachtschip . VRACIITVAART, z, n . V . 1)e vaart met Vrachtschepen . De Y= op clot land is VRACHTLIJST,
VRACIITSCxII', z . n . o of V-achtvaarder . -
zeer nityebreid.
VrANG, z . n . v . - Het middel- of buikstuk van elk sport, dot in de kiel en binnenkiel reehthoekig sluit . Halve V- van het proof sport . Dc voet hid, onderkant van een scherpe V- . Vlakke, Platte, scherpe V -en . Half scherpe V-en, ingeti-okken V-en . V-en van het via/c, middel V- en . V--en van een kattespoor . halve f- der kattesporen . Gemaakte halve of heele V-- . Gelaschte halve of7zeeh-
V- (die nit twee stukken is saemgesteld) . z, n . V . - Zie JT/ciq . VREETSCHEPEN, z . n . o, nlv . -- Eigeuaardigc beuanlirlg, welke men aal de konvooischepen plash to geven . VREEVUUR, z . n . o . -- Zie Divaalliclat . VRIEZEN, o . w . -- Tot ijs stolleu . VROEGKOST, z . a v . - Ontbijt. VRIJIIUITEN, o . w . - Op roof uitgaan . VREDEVLAG,
Dc Britten atjerieht op motel, c/u vrybuiteu ; Brcweerden long ter zee meet zwakkc teen schuitcn . V/NOEL, %dcuacrt .
252
VRIJ-VUU .
VRIJBUITER, Zeevrijbuiter, z, n, m . - Zeeroover. IJstroorn den min gewonen vorm : Vrijbuitenaar : De zeevrybuitenaars
ANTONIDES
bezigt in zljn
verdelgende in hen vlucht .
b . w . - Ontslaan, ontdoen, vrijwaren . Een schip van water V- . Zie Lens. Een anker V- (beletten dat het, by 't ophalen, tegen het schip stoote). VRIJZETTEN, b, w . - Vagenoeg 't zelfde als Vr7jhouden . VUIL, h . n . - Wordt een schip genoemd, als zijn kidl met schelpen of andere onreinheden begroeid is, die zijn loop vertragen : of een kust, die met verborgen klippen is bezet . Spreekwijze : V-e gronden bederven de kabels . Zie Kabel . VUILEBRAS . Z . Ti . V. (veroud) . -- De tobbe of kuip, waar de varsebalie het vleesch in plash to ververschen . Spreekwijze : Hd trekt aan de V- (hy werkt door, of verkeerd, tot eigen scha,de) - om dat, wie aan de V-B trok, het voile water over 't lijf kreeg . VUILEN, z. n . m . nay . Voile gronden, gevaarlijk om over to zeilen, of waarin het anker niet hondt . VUIL WATER MAKEN, 0 . w . - Door den madder zeilen zonder vast to Taken . VUIST, z, n . v . -- Zware hanger, by 't scheepssmidgereedschap . VULIIOUT, z, n . o. -- Hout, gebezigd om de luehten to vullen . V ULLEN, b . w . - De wind wordt gezegd d e zeilen to V--als b y die doet volstaan . VULLINGSGATEN, Z . n . 0 . mV, of Walmyaten . - Zoggatea, sleuven langs al de spanten van den binnenkant der karkas van een schip loopende, en tot galei dienende, langs welke het water van de uiteinden des vaartuigs naar de pompen loopt . VULLINGSPLANK, z . n . V . - Plank, wanrin de Vullingsgaten zijn aangebracht . VULLINGS, z . n, v . my . - Openingen, die by het bouwen van een schip langs de binnenhuid warden gelaten am doortocht to verschaffen aan lucht of aan water . VUREN, 0 . W . in. Vuur geven, schieten . Zy hielden met op net V- . Vuur bakboord, Vuur stuurboord (lost bet geschut van bakhoord, van stuurboordzijde) . 2n . Lichten. Het water wordt gezegd to V-, wanneer de zee 's nachts by elke beweging glanst als Vuur : de branding op de klippen doet zich daardoor op een afstand kennen . VUUR, Z . n . o . - 1 0 . Baak, kustlieht. Wiy hebben het V- van Marken in 't gezicht (het licht van den Vuurtoren .) Op dien kaap is een draaiend V- geplaatst (een kustlicht, waarvan de glazen beweegbaar zijn, zoodat het licht sehijnt to draaien .) Drijvend V (vuurschip, dat tot baken client .) Rood, oranjegeel V (gekleurd licht). 2°. Schot. V- geven (schoten doen .) Over beide boorden V- geven (het geschut van wederszijden van het schip lossen .) Wy dwongen den vyand zijn V- to staken (met schieten op to houden .) Len goed onderhouden V- . VIHJHOUDEN,
\~UU--WAA .
253
3o . Branding . Zie Vuren . Een V- in lr7! 40 . St . Elmus V- elektrieke vlammen, die zich by stormweer op de nokkeu en toppers vertoonen) . 5o . In zijn gewone beteekenis : Als de wacht opgezeten, moet V-, licks en 1) iWens nit, was de oude consigne aan boord . 6o . Danker, die bet hoot wegvreet . Zie Vervuren . VUUnBAAK, z . nfl v . --- Zle Daalc. VUURBLAAS, Z . n . Ill . - Benaming, welke men oudtijds aan een scliip van Vuren hoot plach to gcven . ''UURFLESCII, z . U . V . (veroud .) -- Flesch met buskruit gevuld, en van een lorit voorzien, hoedanige Inen order but gevecht op vyandelijke schepen pinch to werpen . Natte huiden, waarmede men de barVIJURRLEEDEN, z . n . o . mv . (veroud .) rings tegen 't werpen van granaten placli to bedekken . VUURSCHIP, z . n . o . -- Schip, dat tot kustlicht client . VUURTOREN, z . n . m . - Vuurbaak, brandaris, toren, aan den ingang van een haven of elders geplaatst en op wiens top Vuren of lichten branden, om aan de schepen tot back to dienen . VIJGETOUW, z . n . o . -- Biezetouw, tint in de Middellandsche zee veel gebruikt words . Touw, van den bast ties Vijgebooins geslagen werd vroeger zeer algemeen gebezigd . VIJSTINGEN, z . n . v . mv. (veroud .) - Bouten, met yzeren banden doornageld, dienende om de masters steun to geven en recht in bet spoor to houden .
W, b . n .
West. De wind is W.
onp . w . -- 10 . Blazers, wind makers . Het Woei van nacht fiks W- . Het Waait een vliegenden storm .
WAAIEN,
eon shove koi2.
hot zal
Men net de winders vaale van alle i amen Waaien,
zegt Phenix in
HUYD ECOPERS Achilles . t dlag waaien, stil staan, vloeien of ebben, Wie niet waagt, die zal nit hebben . CATS .
Spreekwijze : eluiten).
Met a/Ic winder W-
(zich aan elke bovendrijvende party nun-
254
\VAA-WAG . Die met elken wind wit 1Va mien, Die omrthoude bo2'enal, Dat de wind somtijds kan draaierr, :Net altijd bestendig wezen zal . fly t l je', Imeefl Jig dii yen/den, I'oor een kissers vat beducht fly 1igt, eer by 't zelf kan weten, Met de beenen in de inc/if,
zings \1aria ill 't DorJ) aan de Greazen . Ik acht bet zoo veel als den wind die daar Waait (ik aeht lint hints) . Het zal en W- (cc zal braaf geraasd worden) . .bet is heirs door 't laoofd Geweaaid (hy heeft het vergeten) . 2o Wapperen, uitwaaien . Dz vlaggen W-, of, als het oude licdtjen zegt ; Zy zeggen : daar is er gene Pries in 't Land En de vlaggen die Waaien van alien karat.
z . n . m . -- Waking, tivaeht, kwartier . Ende olntrent de vierde Wake des nachts quam by tot boar, wande'ende op de zee . MARKUS VI . 48.
WAA1c,
z . n . m . -- Vroeger wend cen Onderluitenant by de 0 .1 . Konlpagnie zoo geuoemd . WAAL, z . n. m . - Kolk, walende stroom, waarvan zoowel de rivier, als cenige der stadsgrachten to Amsterdam haar naam ontleenen . WAAK (DERDE)
De scheepshof van de Waelen Met voorraet opgepropt van schepen klein en groot . ANTOSIDES, IJstroon .
xouDL :r, o, w . (verond .) -- Eenig timmerwerk to seheep haar den eisch houden, zoo dot het niet verzet . WAARACf1TIGE GROND, (veroud .) -- Steenachtige grond . WAARL00S, b . n. -- A1 wat ingeseheept words om ecn voorwerp van gclijken aart to vervangen. W- road/tout, touw . W-e Glolcs, zeilen cnz . WAARNEMEN, b . w . - Nagaan, beschouwe :m, opmetcn . Den stand vala een hemlel WARN (IN)
licbt W
Aanvatten . Neent Waar dot end (grijp dot tones) . Zie lWieuw . WACHT, z . n . v . - lo . Daad van waken, t . w . voor de veiligheid van 't sehip . 111en mnoet goede 1V auli' booed houden . Zjn lW- stone (tie Waeht op zijn betirt hebben). 20 .
WAAUw, b . n . -- Voordeelig . .De wind is W- .
Een ieder stoat zijn Wacht,
zegt voNDEL, Lo]' der Zcevaart. 2° . Kwartier, tijd, dot bet waken duurt . Eerste W (van 8 uur tot middernacht) . Uonde I'r (van middernacht tot 4 our) . Drag W- (van 4 tot 8 our 's morgens .) Voorntieldog W (van 8 our tot den niiddag .) Naalnidelag W- (van den
iniddng tot 4 our .) Plntvoet 1V
(van 4 tint S our 's avunds .) Pol, loo is 1V---
Si,,aarboordsTl =-- .
3° . Pe personen, die waken . De ga~u1sehe TV- kwam er aon to pas. WACIITROL, z . n. v . - LUst, waarop de indeeling der Wachten is opgeteekend . WACHTScxiP, z . n . o . -- 10 . Sehip, dat in den mood van een stroom of haven ligt, om die to beschermen . 2o Ontwapend schip, tot berging van rekruten : \VACHTWOORD, z . n, o . of Parool . - Afwisselend he~kenningswoord, door den Kommandant gegeven, en aan hen, de op Wachten of posten stann, of die rondes den, medegedeeld . Ilet 1V- r;aan hales . WADDE, z . n, v . -- Droogten, ondiepte . WADEN, o . w . --- Dour 't water gain . WAGENSCIIOT, z, n, o . - Dunne beplanking . \\'AGEN EG . Z . n . m . -- Op do kaarten van de 0 . I . Kompagnie wareu twee lijnen nfgeteekend, waartusschen de sehepen gehouden wareu to zeilen, irnmers tot door de Linie . Die tusschenruimte werd W- genoemd. WAR, z, n, o . - Zwakke stele, open plek in het ijs . WAKEN, o . W . -- Bovendrijven : words gez~ gd van een rots, klip of antler voorwerp, dat met het afloopen van bet water ziehtbaar words . Die brtnlc lhaal-t met de eb (mat zich zien met de eb) . Een 1'V-de boei (can boei, die aanwijst, waar het tinker ligt) . WAXER, z, n . m . - lo . Windwijzer op een ma~ttop . 20 . Lout, die brandend gehouden words in de loutbalie . 30 . Ambtenaar, die van wege het Bes-our van 's Lands middelen nan boord van een schip words gezonden om toe to zien, dat geese goederen van board worden afgeleverd, of dat eon gedane vei zegeling ongesehonden blij~ e . Dot schip heeft W- s aan board gelcregen . WARREn. b . n . - Vlug, bekwaam . Wie roerganq, spouse, en kn)openn luau ; Dot is non bawd een wakker nuns . S cheeps rijmpjen . WARIcER,EN,
o . iv . - In kracht toenemen . De wind bejint to 1V- . Zie ulan-
ar a/ /even .
De w-akkerende wind in 't lVe; tan Geeft bun, petal dev zee teasn beaten . VAN HARES, de Geuzen .
WAL, z . n . m . - 1° . Waterkant ; vooral eon zoodanige, die van hoot- of metse~werk voorzien is . De stalls llr-len . Opper TV- (waar de wind van ale
landzij~le komt) . Lager TV- (waar de wind op de kust staat) . Hp zwiea't al waar het wafer wil, Era scout zoo, door een snellen s+al, GDdueu en teden lager Wal .
25G
WAL- 'AN .
20 . Algemeene benaming voor land . Aan W-- goon . Aan W- blijven (aan land blijven). Van W- steken (afzeilen, afvaren) . Zie . Hooger W. Vaste W- . Spreekwijze : Iernand vas den W- in de shoot helpen . Zie Sloot. Ontgaat u de W- hou u aan 't vlotgras, Zie Vlotgras . Het rooks kant noch W-. Zie Kant . Aan lager W- zijn (zich in slechten finantieelen toestand bevinden) . By den W- longs, zoo vaart men zeker (als men zich verdacht hoods heeft men gees gevaar to vreezen) . De beste loodsen staan aan W- (die buiten de zaak zijn, hebben doorgaands 't meest er over to zeggen, weten 't altijd beter) . WALEN, o . w. - Draaien . Een W--de mold (een kompasnaald, die niet don langzaam en als aarzelende haar richting seems) . Dan
waelt de lely van 't konipas,
zegt VoNDEL in zijn L jkdicht op zijn kleindochtertjen . WALCNGANG, z, n, v . -- Gang, op groote schepen, die op bet koebrugdek tegen boord bet schip rond loops, als 't ware rond-waalf, eu diem ow den timmerman by een gevecht de grondschoten to doen stoppen . \ TALMGAT, z. n . o . -- 10 . Het hol gerleelte, voor aan de schacht van bet roer onder elken vingerling gemaakt, om vrijen doortocht to laten aan die van den voorsteven. 20 . Zie Vullinggat . WAMBUIS, z . n . o, of Wainmes . - Baaitjen . Spreekwijze : Op z4)n Wainmes krijgen (er slecht afkomen) . WrAMEN, o . W . - Den molder op doen wellen, 't welk by den stroom geschiedt . Het tj Waamt. WTAN, z, n, o . -- 1° . Lek ; lekkaadje. 2e . Holte in bet bout, welke niet kan weggenomen worden zonder bet hour in omtrek to doen verliezen . 30. Een 3 zer, waarvan in 't midden een lijn is vastgemaakt, dienende ors in het spongat voor ledige eaten to steken en die daarmede op to hijschen . WAND, z . n . m . -- Binnenzijde van een schip . WANG, z . n . v. of Schaal. - Zijstuk, klamp, die tegen een mast geslagen wordt om lien to stutters . WA WEN, b . w . - Met Wangen of schalen voorzien : met klampen vastzetten . WANHOUT, z . n, o . - Wankantig bout : bout, waarvan de oppervlakte niet goof, moor met Wannen bezet is . WANKANT, z, n . o . - De ruwe zijde van bet bout . WANKANTIG, b . n. - Zie Washout . WANKOERS, z . n, m . - Verkeerde Koers, afwijkende Koers . WANT, z, n, o. -- Oorspronkelijk : netwerk, waarvan voNDEL, in zijn Lofz . op de
Scheepvaart
Zoo langtie tot sy 't Want optrocken met de visch,
WAN-WAT .
257
en van dear : al het Tonwwerk aan boord ; Staand en loopend IV- (bet vaste en lose touwwerk aan boord) . Het W zwicltten (by slecht weer in geval bet tuig los of gerekt is, bet 6V- over en weer vastrijgen) . Spreekwijze : Zjn staand en loopend W in orde brengen (zijn kleeding in orde schikken). Die geen W heft near lief sclzip, nzoet to gronde geen (die geen vrouw heeft, die hem past) . Te veel W-s overhoop paler (te veel omslag maker) . Hy is vierhant order z jn staand en loopend 1V . ( Hy is in alles even knap, van alle markten thnis) . Het Want in orde brengen, is niet in gebruik, den in de WANTEN, b . w . volgende Spreekwijze : Ily weet van TV (by verstaat de zaak) . WANTEN . Wollen handschoenen zonder vingers, by de visschers in gebruik . WANTHAAR, WANTKNOOP, z, n . m . -- Zie Haalc, K oop, enz . WANTSLAG, z . n . In . -. Touwwerk, samengesteld uit touwen, die reeds afzollderlijk waren gestrengeld geweest . WANTIJ, z . n . o . -- Dranjing, tegenstroom . WANVANGST, z, n . V. -- Gebrekkige, sleebte Vangst, of geheel geen Vangst . WANZIJ, z . n, v . -- Zie Wan/cant . WAPENBORD, z . n . o . of Namnbord. - Bord, waarop de naam van bet whip geschreven staat. SVAPPEREN, o. w . Heen en weder waaien . De zeilen 1V-- . Hy lief zyn zvinapel IV- . WARING, z . n, v . Overloop op kleine vaartuigen . Zie G'anqvar2ng . WARLEN, o . \v . __ Heen en weer slingeren, draaien . In de War Taken, vetwarren . Eon W-de zee, (golven die tegen elkander opstaan). WARTLL, z, n. m . - Soort van kleine ketting of hank, draaiende op het end van eon ketting, en waarvan men by 't spinner van schiemansgaren gebruik maakt . WARTELBLOK, z, n . o . -- Zie 13lolc. WARTELHAAK, Z. n . In . -- Taliehaak, waarvan de kop uit een zees sterke yzeren plant bestaat, op welke by draait, en waarvan de beide zijden zich sluiter over elkander als een beugel, waarin men een kous vastklinkt om den strop to ontfangen van het blok, voor 't weak by dienen moet, om de daardoor loopende touwen, nit elkander to houden . WASSCHEN, b . w . - Spoelen, schoonmaken . De zee TViescla het dek schooir . (de golven sloegen alles van 't dek, spoelden alles weg) . WASSEN, o . W . - Rijzen, opstijgen, aanvoeren . W-d water (water, dat met den vloed rijst), in tegenstelling van : vallend water. Een W--de nnaan (als do mean in omtrek schijnbaar toereemt) . WATER, z . n . o . - Doorschijnende vloeibare zelfstandigheid, die door tie koude stop, en door de hitte wegdampt . Zee IV-, Rivier W-, Bran W- , Wel WPomp IV enz . Zoo! 11'-- (dat der zee .) Zoet l$'- (dat drinkbaar is .) Bralc IV-
258 met onznivere bestanddeelen vermengd is .) Loopend, slroomend TV-. Woelend W-- . Slecht V (dat stil is .) Ondiep W- . Hong W-- (voile vloed .) Sill W- (tusscben vloed en ebbe .) Laag W-- (afloopende ebbe .) TV halen, zieh van W- voorzien (van zoet W-- .) In diep W- zijn (in voile zee zijn .) Het W- wast, het TV valt (het vloeit, het ebt .) Open W- (dat niet bevroren is .) ToeTV , besloten W- (bevroren water .) VaarW- (watering .) Een schip to W- brengen (bet of laten loopen .) In 't mvv wordt bet voor (dat
zee-, rivier- of stroomvaart, in 't kort voor al wat zieh bevaren last, genomen . (die binnen de grenzen liggen), ook voor golven, stroomen .
De breede TV-en. De binnenTVen Hier burst in,
(de Nijl)
eindlijk nit met neergestorte Wateren . ANTozIDEs
Spreekwijze :
Stille TV--s hebben diepe gronden (zy
Ystroom .
die de minste praat heb-
ben, zijn dikwijls de knapsten) .
j'V- in zijn wren doer (zieh een weinig temperen) . Hy is verdronken eer izy W- gezien had . Zie Verdrinken . Gods W- over Gods aleker laten loopen (fioolen laten zorgen,
zieh nergends
over bekommeren) .
Boven TV .- zijn (geen, vrees voor schade meer hebben) . Tnsschen TV_ en wind zjn (weifelen, geen party kiezen). In zulke W-s vangt men zulhe vissclaen (van sulk slack van
yolk moot melt zulke dingen verwachten) . Onder W- zijn (dronken zijn) . Veel W- vuil waken (veel onnoodigen omslag maken) . Bet is laa~s TV aan booed (men heeft gedaan met schaften) .
Waar de dijk 't laagst is, loopt laet W 't eerst over
(rampen treffen sane
lieden 't eerst) . Die Water deem \Water weed . CATS .
In die W en tref't teen veel N. Wind . (Kruisen zeeroovers) . WATERBORDEN, z . n . o . my . (veroud .) Planken, die op bet seheepsboord genet, en afgenomen kunnen worden . WATERDICHT, b . n . - Ondoordringbaar voor het water . Het eerste vereischte van een vaartuig is, dat het W-
zz7 .
WATERDRACHT, z . B. V. --- 't Zelfde als Diepgang . Zie aid. WATEREN, b . w . -- Uit het oog verliezen, ten gevoige van de rondte des aard-
bois. Een schip 1V . Een eiland W- . WATEREN, o . iv. - Uit het gezicht verdwijnen . Ziedaar een sc]iip, dat gedeeltelt/k Watert (dat gedeeitelijk in 't water schijnt weg to zinken, waarvan men alleen de masten ziet) .
z . n, o . Inv . -- hogels, die in en nit het water springen . z . n . m . - Dikke plank, die aan weerszijden van het dek is aangebracht, tot hetwelk zy Inede behoort . De W- rust op den dekbalk, ligt op eenigen afstand nit het boord en strekt zich over de geheele lengte van het schip nit . WATERGEUS, Z . n . m . - Zie Geus . WATERHOOS, z• n . v . - Zie Hoos . WATERKANT, z. II . m . - Wal, Rant van het Water . WATERLANDERS, z. n . m. mV . --- Inwoners van Waterland . Spreekwijze : Daar komen de Waterlanders, t . w . op den d)lc (char komen de tranen in de oogen, om dat de Waterlanders niet op den dijk komen, ten zij er gevaar is) . WATERLEGGER, z, n, m . -- Vat, waarin zoet Water ran boord bewaard wordt . WATERLOOPSKLOS, z . n . m . -- Gedeelte van de bevlocring der dekbalkcn, 't welk zich op ht uiteinde daarvan tegen boord bevindt, en als den rand van hot dek vormt . WATERLIJN, z, n . V . Zie Kinzlijn . WATERMOLEN, z . n . m . -- Molen, dienende om het Water nit eon polder to malen . WATERRUIM z . n, o . -- Gedeelte van het Ruim, waarin bet Water bewaard words . WATERPAS, b . n . -- Horizontaal . WATERRECHT, z . n . o . - Door de zeevarende Mogendheden erkend zecrecht . WATEREN,
WATERGANG,
Tot hem een kogel beefs vooruit naar God gezonden Gm wrack to verger voor 't geschonden Waterrecht . Br,ANDT, Grafschrift op de Haas .
z . n . o . -- Schip, dienende om Water aan to voeren . Spreekwijze : lint duet er weinig toe al, Arijgt eon W een qat, sneer (om dat er hot Water toch veer inloopt) . WATERSCIIUIT, z . n . v . - Schuit, waarmede drinkWater words aangevoerd . WATERSPIEGEL, z . n . In. -- 1°. De oppervlakte van bet Water . 2° . De Watergordel, die con drijvend schip omvangt . WATERTIOEDER, z . n . m . -- Dichterlijke scam voor „Schip ." WATERSCHIP,
Geltjck eenn vogel, als de dagh begirt to k9 iecken, Per vlaght zich rust en vecht en wackert zijne wiecken . Zoo duet mijn zeilbaer vlot, mijn Watertreder men, lip spans zijo vlosgels nit, en maakt zijn zeilen nee, zcgt VONDEL, Lof der Zeevuart . WATERTOCHT,
z, n .
In . -
Tocllt, refs, door 't Water .
Zoo ti utst men Jazons Watertoghteli l;u zits vernzeetlcu heldenlof . ANTO5 11)110
260
VAT---WEG .
WATERROT .
z. n. n.
WATERVAL, Z,
In . -- Bynaam voor een zeevarende, Dl . -- Water, dat zich van een hoogte nederstort,
WATERVERKLEURING . -- Verandering in de kleuren van het Water, welke op
zee doorgaands wordt waargenomen op sommige breedten of boven een rif of bank . Ilet rif is noch door rollers noch door W- /cenbaar op eenigen al/and . WATERVERPLAATSING, z . TI . V .
De plaats, welke de kiel van een schip in het
water beslaat . W, ATERVERVAL, Z . n . m . - Verschil van diepte by hoog of laag Water . WATERVLOED, z . n . m . -- Overstrooming. WATERZEILEN . z. n, o my . (verond .) -- Zeilen, die men achter tegen het schip,
tot onder aan het `eater toe, hing, by het lensen . WEB, Z . II . V. - De scheepstimmerlieden noemen een W- scheren, wanneer zy
de latten spijkeren, naar welke het beloop van een schip moet gemaakt warden . - 't Zelfde als Tegenzee . Zie aid . WEEKBAK, Z . n. in . (veroud .) •- Groote bak op den overloop, waar de varsc • balie zijn water in draagt en de spijs in weekt en reinigt . WEEK, Z. n . m . - Zie Rietparl . WEEK of WEEK, (naarmate men dit wooed als samentrekking van weder - wat niemand ooit zegt - of van geweer, van weeren [waaien], beschouwt) z . n . o . Luehtgesteldheid . Zwaar W- (storm .) Genieen TV-, roezenioeziq, buiig W . WEDERZEE, z . n . v .
llet TV- klaart op . Ilet TV- is bestendig. Helder
TV- . Due W-.
Donkey TTY- .
Handzaam W . Deinzig W. Nood TV-- .
Spreekwijze : Mooi TV- en gees haring (het doet zich goed voor ; maar men heeft er niet aan) . W- en wind dienen heron (het gnat hem naar wensch) . Mooi TV- spelen (den boel er doorbrassen) . 's Avonds rood, morgen goed TV aan booed . WEEK AAN of WEEK AN, t, w. Goed zoo : toe inaar : Weer an : a iei en de alatroosen : t is een man, oft Mourin1jh waei,
zingt IIUVGHENS in zijn b"c]teepuaart ap 't overhjilen van Piius 1llanrilsc . E RGAL, Z . Il . III . - Rood wolkjen, dat doorgaands bniig veer aankondigt . WEERLIcIrr, z, n . o . -- Ontvlamming van elektrieke dampen . WE1EusTROO~r, z, n . m . - Keerende siroom . Zie Neer . WEERVLOED, z . B . m . - Kecrende vloed . WEERswIJS, b . Ii . -- Die zich verstaat oh Weersvoorspellingen . IVLGDRIJVEN, a . w . -- Afdrijveii, heendrijven . Met den stroom TV- . 't Wordt WE
oak gezegd van een schip dat niet goed by-de-wind wilt . Hg cirijft to veel weg (d . i . naar tij toe). 1VEO1;I~, Z, B . m . - Plank of plant, tegen bet binnen-oppervlak der inhouten geplaatst, in de richting van wren naar achter . Aim ~~11- (die door de uiteinden der vrangcn van elk spant heenloopt .) T7a JJ' , 13uih W- (die tusschen de A mn TV- s en do l[---s van bet zaa~lhout aa>>gebracht warden .) Tusschcn-
hiua W---s (die over de uitein(Ien der halve vrangen en de ondereinden der onderbuikstukken liggen .) Steers W--, Bovenkiuz II' (die boven de Kim II'--s zijn .) DostW--s (op de dikte waarvan, in een schuit, de uiteinden der roeibanken gelegd worden) . WEGEREN, b . w. - Wegers aanbrengen, een schip van binnen beplanken . IolW-~ (geen ruimte tusschen de Wegers laten .) Ha/f vol, met inc/den 1V- (tussehenruimten openlaten) . WEGF:RING, z . n . v. -- Vereeniging van al de Wegers of planken, waarmede de romp van een schip van binnen is bekleed . WEGWIJZER, z . n . m . -- Rat, Duizendbeen . Zie aid . Zoo beet ook een boeksken voor koffen en smakken die bet Katterak en Schagerrak bevaren . WEGZEILEN, o . V . - Zich zeilende verwijderen . WEIGEREN, b. w . -- Haperen, nalaten . llet schip Weiyert in bet wenden . WEISCHUIT, z . n . V . -- Lichte schuit, die over de Welders been gedragen kan worden . WEL, b . n . -- Goed, in orde, gezond . Alles W- aan board. WELBEZEILDIiEID, z . n . v . -- Snelheid, hoedanigheid van zeilen . De schepen
zullen zich naar hnn II'- ranyschikkcn . WELBOOT, z . n . V . - Soort van Hollandsehe boot . WELVAART, z, n . V . -- 's Lands W is 't gevolg van 't Wel,-varen der ingeze-
tenen, en dit weder van de voordeelige Vearten, die men deed . Die zoo wel 't etyrnologisch als bet moreel verband niet inziet, weet niet, vat de taal is als uitdrukking van bet volkswezen . WELZAND, z . n. o . -- Lan{.l, waaruit bet water opwelt of opborrelt en waarin alles weg zinkt . WENDEN, o . W . - Over een anderen boeg gaan liggen ; by- of voor-de-wind over stag gaan : beweging, welke men aan een schip laat doer, om bet boord, dat vroeger van deli wind was, tegen den wind in to brengen . De vloot Wendt,
De Anairaal deed sein, oat door een contra inarscla to TV- . lo . Het eerstc windvangen der zeilen als een schip
WENKEN, b, w . (verond .) -
overstag w endt . 2o . Los gooien . In 't komw . Wenlc non voor ! (goof de boelijns van bet voormarszeil en voorbramzeil en fok los) . WERE, z . II . V . - Ruimte of werkplaats, bestemd tot aanbouw van vaartuigen . Sclzeepstintuner IV--, Geschnts II' WERFBRIEF, z . n . m . -- Register of bewijs van verbintenis, waarby iemand
dienst heeft genomen . WERFIIUIs, z . II . o . - Huis, waar yolk voor de dienst geworven wordt, en dot
doorgaands door bet uitsteken van een vlag onder ~cheiden wordt . WERFOFFICIEn, z. n . m . ._ Officier, met bet aannemen van yolk belast . WERK, z . n . o . - Gepluisd touwwerk, dienende om de naden en voegen der
planken to breeuwen .
o . w . of l(ral,'en . --- Wordt bet schip gezegd to doers, wanneer zijn onderscheiden deelen ten gevolge van do beweging der zee hoorbaar tegen elkander wrijven . Men ze ;;t nok van masters of raas . dat zv 1h, wanneer
WEExEN,
262
W ER
WLS .
hun gekraak aanduidt, dat zy in stevigheid beginners to verniiiideren . In 't algemeen beduidt het het hevig slingeren en stampen van het schip. WERP. z . n . o. -- By een woord gevoegd, duidt aan, dat men jets uitbrengt om zich to verhalen of nit to werken . Een Wanlcer, een W--tr~s. Zie Ankei, Tos, enz . W-- wordt ook wel by verkorting voor Werpanker gebezigd . Een W- uitbrengen . WERPANKER, z . n . o . Anker, dat uitgevoerd wordt om een schip daarby voort to halen . WERPEN, b . w . -- of Uitwerpen, Een schip, door behulp van tinkers of trossen, uitwerken : komm . Werp (Were het dieplood uit) . WERPLIJN, WERPTROS, enz . -- Zie I ijn, Tros, enz . WERRIE, z, n . v . - Engelsch roeivaartuigjen. WERVEI w1ND, z . n . m. - 1)warrelwind ; draaiende Wind, die met hevigheid waait. 'I Gegier der Weird whideu Die eiti en cede,' knal ken, Ri AI broederlijke takk •e n, Se1,ew't teere 1,arterrinden, Lt 't stormg~woel van eera, LILDERDIJK •
WERVEN, b. w . - Aaniiemen, in dienst nemen . M'anschappen W-, Illatroyen W WERVER. Die het yolk tot de dienst ten oorlog aanbrengt . 1)e matrozen .
noemen zulk een : zielverkooper . WEST, btiw. - Ten Westen, nit bet Westen, aan den Westkant . De wind is W (waait uit het Westen .) Wy zagen era schip W van ons af. WEST, (DE) z, n . v. - De Westindjsche Kolonien . Hy vaart op de W- . IIg heeft z~n fortuin in de W- gemaakt. WESTELIJK, b . n . -- Wat zich ten Westen bevindt . WESTELIJKEN, o . W. -- Zich naar bet Westen begeven . De wind begint to W. WESTEN, (HET) - Het Westelijk land . WESTEN, (TEN) b . w. - Aan de Westzijde. Zie West . WESTERGANG, z . n, m . -- Gang, die, zich langs den spiegel van stuur- naar
bakboord uitstrekkende, aan de eene zijde door den spiegel en aan de anderc door een leaning bepaald wordt . WESTERKIM, z, n . V . -- De gezichteinder ten Westen . Zie lVestkiin . WESTEEZON, z, n . v . -- Avondzon . WESTEWIND, z . n, m . - Wind, die nit bet Westen waait . WES'TKIM, z . n . v . --- 't Zelfde als Westerki,n . IIy had den avond en de 1Vestkim reeds yewonnen V)NuEr, ]''aeton .
WEST TEN NoOICDEN, \VEST TEN zutur ;N . -- Windstreken, Zie
Wiiulstreken .
\VES-WIL .
263
WESTwAART, b, w . - Naar de Westzijde toe . tiVy zeilen TV- (bet Westen in) . WESTZIJDE, z. n . v . -- Dc zijde, in bet Westen gelegen . WEVELINGEN, z . n, v . my . -- Tcuwtjens, tusschen de hoofdtouwen gespannen,
en den bootsgezellen dienende our naar de mars en bramzaling to klilnmen . WEVEN, b, w . --- De Wevelingen scheren . WIEGEN, b . w . -- De scheepstimmerlieden noemen een schip TV-, wanneer zij
bet, by 't afloopen, los wrikken en nan 't glijden helpers . WIEL, z . n. o . - Het rad van een rampaard . WIEI,ING, z . ii. v. - Draaikolk. IVat Wieling clan, wat golving spoelt en draft En slingert a, onwetend waar gy bli~ft? BILDE EDIJ1c .
WIELTROS, z, n, m .
Dunne troslijn . z, n . o . - Zeegras, dat, gedroogd, tot bet makers van dUken gebezigd wordt . Zie Dijk .
WIER,
Een hand vol zeewier dreef door 't not, Ten spel van wind en golven, Na, 't moedig hoofd our hoog gebeard, En dan, in 't schuim bedolven . BILDEPUIJI{ .
Van dit gras heeft bet eiland Wieringen zijn naam . Spreekwijze : Hy kijkt of by Wieringen in won (hy kijkt zuur : our dat de doortocht tusschen Wieringen en den vasten wal smal is ) Men moot sons hard prangen one Wieringen to krJgen (men heeft veel gevaar door to staan eer men in veilige haven komt : men moot sours hard workers nicer men tot rust komt) . WIEuw, b . n . (veroud .) - Ongunstig . De wind is W- (bet tegendeel van Waauw) . WIG, z . n . .v. - Prisma van hour of yzer, dienende our bout to splijten, of cenig voorwerp to schoren . WIK, b . n . - Ter naanwer mood . Spreekwijze : hot is W- of Wok (bet is zus of zoo) . Zie Wah . WIKKEN. Bezien, doclen . En driemaal wikte van zijn oortip, driemaal mikte : Z66 vreeselijk, dat cells de heneelsehatter sehrikte . VONDEL
Faeton .
Spreekwijze : Hen moot W- en wegen . (Men moot bezien en overleggen) . m . -- Zie Bras. WILLEN, z . n, mrn my. - lo . Enden dik touw, die, in de plaats van een wrijfhout, voor den boeg van een klein vaartuig gehangen worden . 2° . Platte schijven van platting gemaakt, die over bet buitenboord van de sloepen gehangen worden tegen bet stooten . WILDEBRAS, z . nfl
264
WI M WIN .
WIMPEL, z, n . in . - Lange, smalle strook vlaggedoek, meestal in twee pnnten uitloopende . Konin ; lake W- (die alleen van den grooten mast der oorlogs-
vaartuigen gehesehen wordt en de kleur der vlag heeft .) De W-, boven de vlag van top gevoerd, diem tot teeken, dat ale hoogste macht, de Koning of diens vertegenwoordiger, aan boord is .) Kommandeur van den breeden W- (tytel van een Hoofdofficier in rang volgende op den Sehont-by-Nacht) . Met Viaggen en TV-s liep het schip de haven binnen . sen gloeiend paviljoen
Van Wimpels, gesclra1eert tot een trioni,y'estoen, Verlicht door duizenden van vieren, tangs de stangen Fn marssen vastgeheeht, terwijl kortouw en slangen Jlatroos vergnikten met hun dreunende 7nuzijk . A\TO\IDES, IJstroom .
Spreekwijze : Ily wint hett met Via ggen en W-s . Zie Vlag . WIMPELMAN, z . n . m . - Scheepsjongen, die op den Wimpel moot toezien. WIMPELSTOK, z . n . m . - Stok of standert van den Wimpel . WIND, z . n . m. -- Beweging van de dampkringslu&it . Sterlce W , Scherpe W-, Koude T=, Ilarde W, Boghtig yzer kan men rechten ; diaar Been harden Whit bevechien . CATS .
Zee W- (die uit zee waait .) Land W- (die van de lands ijde komt .) By-de- W (als de W voorlijker dan dwars inkomt .) Voor-de-W- (van achteren inkomende W-.) Bezeilde W- (dien men voor zijn koers behoeft .) De W- op het zeil (tegen- W-- .) De W- in het zeil (voordeelige W- .) Odder den W vctn iemand zijn (te lijwaart van hem zijn .) Slecht by-de-W- zeileat (lafwindig zijn.) W- en strooui merle Icebben . Naar den W- zeilen . Door de W- gaan (wenden .) De W- is Wieuw : De W- is Waauw . Zie Wieuw, Waauw. Boven den W zijn, beneden den W- zrin (te loef of to lijwaart zijn .) De W- is op en neer (er is geen W- .) Geen W-- overgeven. (van elk zuchtjen gebruik
waken) . Spreekwijzen : Ilet goat hear voor-de- W- (het gaat hem voorspoedig) . Er waait geen W of by is iemand dienstig (elke zaak heeft hare goede zijde) . fly ziet in den W- (hy geeft acht op hetgeen gebenren kan) . Zoo schrijft Hooft : „Hoewel de ontsteltenissen, die 't, genaaken onzer ellenden beleekenen, van heeden nocht gisteren begost zijn, zoo hebben wy 't al emn wyle laaten heenen gaan op toeverlaat, dat de Mooghenste Ileeren en Stauten der Gewesten in den wind zouden zien, en awe Moogheit het opsteekend en nu over 't horft hangend onweeder aairwgzen .
26~~
WItir .
Ieiuand dell TV- (if icemen (hem van zijn voordeel berooven) . Zoo zegt Hooft „Dit was de wegh ; ono lien van Guise, die door den twist in 't geloove burner aanhang s'ijfden, t' onderscheppen code den windt of to neernen ." Wind breken, Wind oaken (snoeven, pochen, onnoodige drukte maker) . „d'onzekerheid van den oirsprong des Nyls, doer d'Egyptische neuswijzen zoo yen wints oin breecken," zegt VONDEL in de Opdraght van zijn Sofompaneas . Door-de-W-gaan (met eeri oat zeil loopen, besehonken zijnde, om verre vallen) . In-de-TV gaan (gaan zwieren) . Tegen W- en strooin .'s 't kwaad zeilen . Zie Slrooin . I;r is een rakjen in den W-- . Zie Rakjen . Hy waait met alle TV-en (hy praat ieder naar den mood), 111ie bakers sehutten geen W-- . Zie Haven . Ins den W- door (zich er niet aan stooren) . De boosn'icht slaet haer !
Wint .
VONi)ELN
life seW &oven wint, Die sic sat by vindt, Cars .
(te hoog zeilen baart ongemak) .
Hy heeft den TV in 't hoofd (hy is wild en woest) . Daar is W- aan de Inc/It (men is braaf aan 't pochen) . Men icon van den W- niet lever . Een schipper may geen W- verleggen (men moet geen gelegenheid verzuimen) . In die Waters heeft men veal Noorde- W-- . Zie Water . WINDAS, z . n . V. -- Verzethaar draaispil, waar jets aan wordt opgewonden . z . n . m . - Vierkante boom, then men in 't spil steekt om bet road to draaien . WINDBUI, z . n . of Windvlang . - Gewaai nit dezelfdc streek, dot korter of longer dunrt. WINDEN, b . w . -- Den kaapstander,, bet spit draaien, om bet anker to lichten, in bet spil loopen . Op en neder W-- (bet spil W-, tot dot bet touw reeds op en neder &oven bet gezonken anker stoat) . WINDGELD, z . n . o . (veroud .) - Geld, dot den schipper wend toegelegd voor bet slijten pan takels, enz, by 't lossen en laden . WINDHOEK, z, n . m . -- Hock, streek, van waar de Wind komt . `'VJNDHOOS, z . n . v . Zie Hoos. WINDMETER, z, n . In . -- Werktuig, waarmede de •k racht van den wind aangeWINDBOOM,
V .
toond en gemeten wordt . v . - Touw, loopen, dienende om de stengeri to hijschen of de bovenste master op to strijken . WINDROOS, z, n . v. - Renaming van de lelie op 't kompas . WINDSPAAIi, z . n, m . -- 't Zelfde als Windbooin . Zie aid . WINDSTREICEN, z . n . v . -- Pete zijn 32 in petal, to weten : WINDREEP, z . n .
J
GUU
NOORD .
Noord ten Oosten . Noord Noord Oost . Noord Oost ten Noorden . Noord Oost .
Noord Oost ten Oosten . Oost Noord Oost. Oost ten Noorden . OOST .
\YIN--W() E . ZmD . Zuid ten Westen . Zuid Zuil West. Zuid West ten Zuiden . Zuid West. Znid West ten Westen . West Zuid West . West ten Zuiden . WEST .
Oost ten Zuiden . West ten Noorden . Oost Zuid Oost, West Noord West . Zuid Oost ten Oosten . Noord West ten Westen . Zuid Oost. Noord ti lest. Zuid Oost ten Zuiden . Noord West ten Noorden . Zuid Zuid Oust . Noord Noord West . Zuid ten Oosten . Noord ten Westen . WINDVANG, z . n . v . --- Het opvangen van den Wind . 'en zeil ter Ti"- -- ste//en (bet Ran den Wind Moot stellen) . WINDVreR, z . n . in . - Streep in de lucht, wind voorspellende . WINDVIEREN, z . n . v, mv . - Verlenging van de rantsoenbouten . WINDWIJZER, z, n, m . - Lap of strook, wars een stole gehecht, en op 't boord gezet, dienende om de richting van den wind aan to toonen by finauwe koelte . WINDZAK, z, n . m . -Bynaam van bet koelzeil . Spreekwijze : Hy is een W- (een opgeblazen vent) . WINKELEN, b . w . (veroud.) - Winkelhaaks zetten . W INNEN, h . w. - lo . Voordeel behalen. Op een wider srlrip w (bet naderen, met leans om het voornit to komen) . 2 0 . ' t Net ophalen als men vischt : 't zelide als winders, even as men ook vinnen voor vinden zei .
z . n . m, my . - Bramstengen met korte toppers . z, n, v . - Keede, waar die schepen gedurende den winter veilig liggen . WIPPER, z . n . m . -- Talie, dienende om iets to hijschen, of neder to laten . W- van de zonnetent . Zie Uithaalder, looper. WIPPERTJEN, z . n . o . - Slok, in der haast gedronken . WISSCHERSRLOS, z . n, m . - Gedraaid stuk bout, r p een roede van esschen bout of op een touw genet, en met schaapshuid of varkenshair bekleed, en dienende om den loop van een stuk geschut schoon to makers na bet schot . WOELING, z . ii . V . -- Naaiing van gebruikt touw of ketting, die om den boegspriet in de Woelingknie komt en client om den eerste, die met recbt den naam van Sleutel van bet tuig draagt, neer to houden . WOELINGKNIE, z, n, v . - Hoekige Knie, die de scheg aan den voorsteven vastbindt : de eene arm is op den steven, de andere aan de scheg vastgebonden . Zy diem om den laatste bet opwerken en oplichten to beletten . WOELW.ATEY, z, n . o . - Woelend water . WINTERBRAMSTENGEN, WINTERLAAG,
'voI\rIA Tar
(cen woelig menseh of kind) . (verouJ .) - In de gezaagde planken bakken, die, om in het vuur gclegd zijn . Draaikuil . Vergadering van dampen in ele htcht, die in mist, regen, nederdalen . Regen W-, Siieeuw TV-, Onweers TV-, Drlwendc
Spreek v jze : Ee,i WOL
267
(IN RET) IIAIiKEN
beter to buigen, v. WoLK, z . n, v . snecuw of bagel WoI,F, z . Ii .
TV en . Er hanger zware I'V en .
b . n . -- Zoo noemt men in de scheepsjournalen bet weer, als er Woken door de lucht Drijven . WOI KVANGER, z . n . In . -- Pij van prezenning, waarmede zich de zeelieden tegen boos weer beschntten . Zie Do11 vamjer. Baaivannr . 1%TOLKVEGER, z . n . m . -- Wind, die de lucht van Wolken schoon veegt. WORM, z . n . V . Ongedierte, dat bet bout doorknaagt . Lfoui 1''-, Pua1 JV Ilet Itout is van de W- doorvreten . WOHMGATEN, z . II . o . mV . -- G~iten, door de Wortnen uitgevreten . 'I \T OR iSTEKIG, b . n . -- Door de Worm bedorven of althands aangetast . WonmvnIJ, b . n - Tegen de Worm beveiligd . WORPEN, z. n . o. mv . - Zware balken, die de uiterste spanten van bet achterschip van binnen krui •en . WoxsT, z . n. v. -- lo . End oud touw om tot kabelgarens to worden uitgedraaid . 20 . Enden afgekapt zwaar touw, batten boord gehangen om 't schuren to beletten . 30 . Grof dock, met zand gevuld, en in 't road gevouwen, 't welk men, by zware beweging van 't schip, bezigt, om to beletten, dat de schotels van tafel roller . WOIITERMANNETJENS, z . a . o. my. - lo . Strookjens hoot, waarvan er doorgaands vies op bet zaadhout order een stiji genet worden om bet uitglijden van dew to beletten . 2° . Kleine blot jens zonder schijven, voor dunne lijnen . `VOUWESTAART, z, n . m . - Oude hemming van bet roer, om zijn vorm . WOLKDP,IJVEND,
Die mueclt den Wouwe-steert, bet roe,-, van aehier vast . V0NDEL . Lof der Zeevaart .
z . a . v. - Drift, hock van afdrijving . 1)warsgang van bet schip, byde-wind zeilende, waardoor nlen in den koers verliest en beneden bet voorgestelde punt geraakt . llet is een gebrek van bet schip, wanneer bet veel IVbeeft . Afdr jven is winner, zegt men, wanneer bet schip, bvgedraaid liggende, van zeif drijft naar den kant waar men been wil . WRAAKLIJN, z . n, v . - 1)e streep, welke bet kielwater to loefwaart op beschnjft, en die de afdrijving van bet zeilend schip aanwijst . WImAK, b . n . - In slechten staat, besehadigd . Eve flT-he lading, eau W- tnij . WtiAx . z, II . o . -- Stnkken van cart gestrand schip . 't Woord beefs, met be1VRAAK,
trekking tot eeii schip dezelfde beteekenis als dat van rube, met betrekking tot een gebouw . WEAKEN, o w. - Afdrijven, van streek gaan . Hat schip Wraakt of heeft Wraak. WRAKTON, z . n . v . - Ton, die aanwijst, dat een schip gezonken is . WREED, b . n. (veroud .) -- Word een schip gezegd to zijn, wanneer bet, zwaar op het water liggende, in een onweer to veel slingerde . WRIKREN, b . w . - Een Wrik- of stuurriem, aan het achtereind van een roeivaartuig uitgebracht, met beide handen rechts en links brengen, zoo dat by by elke slingering een halven cirkel beschrijft en zoo vooruit doet gaan . WRIKRIEM, z, n . m . Zie Stuurriem . WRIJFHOUTEN, z . n . o . mv. -- Houten, op de buitenzUde van een schip gespijkerd om de wrijving en scbokking van andere vaartuigen of voorwerpen to verminderen . WRIJFwoRST, z . n . v . -- Zie Poddinyzak, Worst . WUIT, z . U . V . --- Soort van haspel, waarop men to scheep het schiemansgaren vervaardigt. Log W -(W , waar men de loglijn van afwindt) . WUITEN, z, n . o . my . (veroud .) -- Houten, met gaten doorboord, om den kahel van het spit of to houden, als by beslijkt is . WUIVEN, b, w . - Heen en wader zwaaien, toewenken . Met den hoed W-, Ilet, crfscheid j . Begroeten, by het roepen van hou zee! Spreekwijze : Ik weal uw W- wel, zoo als de vrouw zei, toes zy haar man aan de yalq zaq slingeren . WULF, z . n . o. - Boog, gewelfde zoldering . Ilet W- boven den wateryanq van een linieschip. WULFBALK . z . n, m . -- Onderste balk tusschen de hekstukken . WULFxovT, z, n . o . - Stut of oplanger van hat Wulf. WURM, WURIIGATEN, enz. -- Zie Worst, Wormyaten, enz . WY, p . voorn . - In 't algemeen gebruikelijk voor „ons schip ." W-- zrjn aan hj. Hy is to loefwaart van Ons . Wy moeten ten an&er. Wy loopen drie mylen . WIJZEN, o, w, - Zich vertoonen, zich voordoen . Het bow Wijst rev/it vooruit (staat recht vooruit) . Het touw Wijst met een hoek naar hat anker (staat iii can hock tusschen hat schip ep bet anker) . Het kompas Wijct. Zie iiisw zing .
IJS, z, ii . u . * Bevroren water . De sclrepen raakten in 't IJ-- bezel . Drr/fIJ-- . GrondlJ-- . Spreekwijze : Op oud IJ- vriest het tic/it . (Een oude hebbclUkhcid worth spoe(lig tot een ondeugd) . II~fiAh1~, zi n, m. -- of IJsk1ip . Vaste IJsinassa .
IJSB ZAK .
2$9
LJSBREKER, z . U . In. -- IJsbord, JJsplanA , hotiten bekleedsel, dienende om eon
schip tegen de schuriug van bet LJs to beveiligen . IJsBORD, z . n . o. -- Zie IJsbreker IJsGANG, z. n . m. -- Sterker drift van bet IJs, dat door een stroom words voortgedreven . Daar gaat een zware IJ- De dijlc is voor den IJ- bezwelcen . IJSKLIY, z, n . m . - Zie .]tan/c .
LJssexoL, z, n, v. - Los ijsveld, oppervlakte, drijfijs . IJSVELD, z . n, o. --- Zee, die tot I,Js gestold is .
IJszee, z . n. v . -- Zee aan de Noord- en Zuidpool, met IJs bezet . YZER, z . n . o . - Voor : kogels en scbroot . IIeennskerck, die dwars door zjs en yzer keen dorst sireven .
Gratschrift op Heemskerk . YzERS, z . Ii . o . mv . - Boeien . IIy word tot de Y_ veroordeeld . 11?/ zit in de Y YZErtEN KNIE, z, a . v . - Knie, uit Yzer vervaardigd . YZERTROS, z . n. m . Tros van de beste hoedanigheid . YZERVAST, bw . Een tros, looper, bras, Y- binden (voor good beleggen,
vastzetten) . YZERZIEK, b . n . - Words een schip genoemd, waarvan hot Yzerwerk oud is en
los zit .
Z., ZaaDHOUT, z . U . o . - Benalning van een rij dikke balken, die, de eon aatl den
anderen, in de richting der kiel en daarboven geplaatst, zich kruissen met al de spanten van een schip, door over 't midden der vrangen keen to loopen . Het Z- client tot versterking voor bet raam en tot gelijker verdeeling van bet gewicht des masten . Z .tAG, z . n . m . - Lange platte yzeren strook, waarvan de cone zijde getand is, en dienende om voorwerpen van bout of steep zuiver to verdeelen . Zie HondZ-, SpanZ--, KraanZ-, RaainZ--, &lerobZ-, TrekZ- . Volgends bet sprookjen hidden de schepen der kruisvaarders (waarvan do afbeeldsels nog in de groote kerk to Haarlem hangen) Z--en aan den boeg, waarmede zij de kettingen, by Damiate gespannen, afzaagden . Z%GEN, b . w. Door middel van eon Zaag verdeelen . ZnGERSBOK, z . n . m . -- Zie Bolc. ZAKKEN, o . w . - lo. Achteruitblijven . Wy Melon ores Z- (wy bleu en met ons schip achteruit) . 9o .Nederdalen (Die bud is gezakt) . huuw en do,iker zyn noel 't z ahkeii .
270
ZAL
ZEE .
z, n . V . -- 1)watshout aan den top van een ina5t, dienende om con . mars to steunca . Zie BrwnZ-, LangsZ-, enz . ZAND, z . n . o . --- Soort van lichte, fijne, geelachtige oar+le, met keizels of schulpen vermengd . Grof Z--, fin Z-, Zee2--, RivierZ--, &S'che1pZ--, Modderig Z-, Drif?Z , We1Z-, DuinZ- . Zie 1 em zanden . In 't Z vastwoelen . ZALING,
B~dolven in 'I Javaansehe Zanrt . 0 . Z. VAN HAREM .
Spreekwijze : Wacht u vow' en stranden. Hy ligt in 't Z- (hy is Mood) . ZANDBAAI, z . n . v . -- Verzande baai . ZANnGROND, z . n In. --- Zanderige bodem . ZANDLOOPER, z . n . fI . -- Werktuig, nit twee fleschjens bestaande, in cen open buffs gevat en met de halzen op elkander geplaatst . Bet bovenste fleschjen is gevuld met Zand, 'twelk door een doorprikte kurk in hot onderste nedervalt, zoo dot hot bovenste fleschjen juist ledig is in een vooraf berekenden tijd, b . v . van een uur, een half uur, een minuut, al naar de hoeveelheid Zand eu de snelheid, waarmede bet volt. Men keert al •d an den Z- om en dezelfde operatie words herhaald. Zie Uurglas, Minuirtylas . ZANDPLAAT, z . n, v . - Schor, drooge plaat in zee . ZANDSTROOK, z . n . v . --- Breede gang, die in de spooning van de kidl schiet, en zich van den voor- naar den achtersteven uitstrekt . ZEE, z, n . v . - 10. of Waereldzee . De uitgestrektheid zout water, die al de heelers des aardrijks bespoelt . 2° . Elk afzonderlijk uitgestrekt deel der Waereldzee, 't welk don words onderseheideu door een bepaalde benaming, oars de plaatselijke gesteldheid of kleur ontleend . Zoo : de Middeilnndsche Z--, De Atla.ntische Z-, de NoordZ, eme stile ZuidZ . enz. 3° . Het water der Zee. Ilooge, loge Z--, (hoog of laag water, ten gevolge van vloed of eb .) Wassende, orkomende Z- (gedurende den vloed .) A,floopende Z--, (gedurende de eb .) De Z- loopt hoog op, (de stroom is hoog.) In Zloopen, Z- kiezen, (uitzeilen .) De Z- overstehen, (zich naar een kust over Zbegeven .) In Z-, op Z- zijn . - Een vloot op Z- brengen, (hoot nit de haven of van de node de voile Z-- doers inzeilen.) De Z houden, (in Z-blijven .) Len sloop in G zetten, (een sloop uitzetten .) Een zware Z- . (waarvan de golven hoog staan .) Ecu hoog aanschietende, hoog oploopende Z-, (als de golven zich by uitstek hoog verheffen) . De Z- schuiint, krult ow, (wanneer de golven zich al wentelende met schuim bedekken .) Er goat veel Zr-, (sterke stroom .) Lanye Z--, korte Z-, (waarvan de golven long of kort zijn .) Dc Z---- kabbelt, (de golven zijn kort en tegen elkander invallend) . De Z brooks, (de golven storten kort neder, broken boven hot board .) Het schip ks'jqt de Z- vow' w, op den Lop, dwars in, achler in, (de golven stooten zich op den voor- of achtersteven, of tegen con der boarders .) De Z- is slechl, his kalm, offers .)
ZEE.
271
Staa)tele Z--, (wear weinic; eb 011 v!oed grit .) De Z- loopt den wind op, (de
wind blaast van den karat, wear de Z- been stroomt .) Daar stoat Z-, (de Z- . is onstuimig .) Door stoat gees Z --- moor, (zy is kaim) . De ruime 2kiezert, (zich in de ruinlte hegeven .) Het whip lice ft de Z op den kop, Iroudti den kojs op de Z--, (de Z komt vial: op den voorsteven aanzetten .) Z- en lucht zajn aan elkonder, (bet is boos veer .) Ter Z- varen. Zie Voren . (Z winner, (zeewaarts in zeilen .) Do zoo drtikt in Z-, (gnat order .) De zon rust tilt 7,-, (goat op) . 1)e youden Titan vi 1st alree 1/et blaeuiee paerden vyt de zee V~)NnEr, . Palainedes. 40 . Golf, bear . Er kwant eon Z- die hot sclrip overdekte . F,r goon korte Z-_--en . - De Z--- loopt out de Zuid . Spreekwijzc : Zoo voor Levenszee, waarvan VAN ALPIIEN zinht :
De ontroerde zee, der ,goleen hol geklots, Stuurt eras van lieverlee ter haven in .
Z-- voor nuenigte, overvloed. Eon Z- van sniper, (een menigie romper) .
Zoo zegt Badeloch Wat toren is zoo hoop, van wear mijn oog de baron 1)er zee ken overzien van al mijn wedervaren .
I'y heeft eon Z-- wart geld, (overvloed van ge'd) . hot is hoot op Z-, (hot gnat or stil toe) . JJTater in Z-- dragon, (icts geven aan iemand, die er reeds overvloedig mule
bedeeld is) . Lt Z- goon, (een ondernerning wagon) . Recht door Z-, (zonder omwegen) . De Z- is zonder water, (rijke lieden klagen alsof zy gehrek hadden) . Iii Z- goon, (zich in eon onderneming begeven) . Wat zat, de Z.- al opiverpen? (wet zal er al voor den (lag komen ?) Dear verdriuken er sneer in ee-n wijnglas den in de Z- . De Z- maakt gedwee (zeedienst temt den wilder bras) . L$EARM, z, n . m . 1)ie de Eilanden omvat . ZEE-ATLAS . z, n . m . - Verzameling van Zeekaarten . ZEEBEDDING, z . n . m . - Z indrug, door de Zee op 't strand geworpen . ZEEBEER, z . n, m. .- Muur by een haven, out den golfslag to broken . ZEEBEROERING, z . n . v . - 1)ooi aardbeving veroorzaakr . ZEEBRAK, z . n . o . --- Zeewater aan de kust . ZEEBOEZEM, z . n . m . - of ZEEBAAI . Zie Golf, B~Ja2 . ZEEBOCHT, z . n . v . - Zie Zeeboezeni .
ZEE .
272
z . TI . m . - of Zeerob ; bevaren zeeman, zeeman, die van niets clan van zijn beroep weet . Paspoort, door het gouvernement aan de koopvaardvZEEBRIEF, z. n . m. schippers afgegeven . ZEEDAGEN, z . IL mrn mv . - 1)agen op rein, buiten 't verblijf in havens of op reede . ZEEDAMP, z . IL v. - Die uit zee onkomt en zich over het land ver ;preidt. ZEEDUIVEL. z. n . m. - Groote visch met horens : bynaam, wel aan cen galei gegeven . ZEEDIJK, z . n . V . -- 1)ijk, tegen de zee opgeworpen . ZEEDIENST, z . n . V . - Dienst by bet zeewezen . Hg is in 's Lands Z- . ZEEeNGTE, z . U . V . - of Zeestrand, of Straat . Zie Straat. ZEEFAKKEL, z . II . v . -- Tytel van een verzameling van kaarten en landverkenningen met opgaven en opmerkingen verrijkt . ZEEGAT, z . n . o . -- Monding der stroomen, waar zy in Zee vallen, of plaatsen, waar de Zeeen gemeenschap hebben met elkander. Het Z- van Tersrbellrnq, van Texel . De 2-en belco~ren wel voorzien to zijn . Spreekwijze : fly moet bet Z uit, (by moet tee zee varen) . ZEEGAST, z, n . m . - Zeevarende . Matrons . ZEEGEVAAR . Z . n o . - Zie Assurantie . ZEEGEVECHT, z. n . o -- Zeestrijd, . 7eeslay . Gevecht op Zee . ZEEGEWEST, z, n . o . -- Streek of gewest, aan Zee gelegen . ZEEGEWAS, z . n . o . - Gewassen, die in Zee groeien . ZEEGOLF, z . II . m . -- Golf, baai van de Zee . ZEEGT, z . n . v. - Rondte . De Z- van een schip, zijn boeht in 't long . De Zdes dekken, der barybouten ; - opstaande Z- van een plank . lint schip een Z- yeve`n . ZEEHAVEN, z. n . v. - Haven, die aan Zee ligt. ZEEHANDEN EN-VOETEN HEBBEN . a . w. Op Zee t'huis zijn . ZEEHOUT, z . n . o . -- of Hoot voor scbees . Booed van het schip ; limit boven den averloop aan de scheepszijde . ZEEKAART, z . n . v. - Kaart, waarop de Zeeen, windstreken, enz zijn aangewezen . Bet is noodza»elajk, yaede Z-en nun booed to hebben . ZEEKASTEEL, z, n . o . Dichterlijke benaming voor „schip ." LEEBONK,
Die zeekasteelen en zeereuren, die ontaert De stamen dreigen met lion sled en trots gevaert . \T Nary.. Lot der Zeeraert .
ZEEKRAAL,
z. n . v .
Groente aan de zeeuwsche kust gevischt . Zeer gezond
voedsel . z, n . V . - I)e kust, die zich longs de zee strekt . z . n . o . - Land, aan of in Zee gelegen, en van daar oak synomien met „eiland", voor walk laatste wooed het in de gewone beteekenis heeft plants gemaakt om alleen als eigen naam in gebruik to blUven voor twee gewesten, een in Denemarken en een in Nederland . ZrII,IEDEN, Zeelui, z, n, nl, my . -- Zeevolk, matrozen . ZEEKUST,
ZEELAND,
ZEE .
,
l3
z. n . o . -- (veroud .) huil, dien con schip iii den weaken bodem wear bet in gezeten heeft, achterlaat . ZEELUCHT, z . n . v . .-- De lucht, die op of uit zee waait. Aan 't strand een Z-ZEELINGZ A AD,
jen sclaeppen . De Z- zal u goed doen .
fonder is 't dat sterfeiipcke mensehen NOCh s-melon op den ploegla, en orta een zeelucht wensehen . VONDEL . Lof der Zeeraert .
ZEEMAAT,
z . n, m . - 't zelfde als
Jan-meat .
Ons Zeemaets ulieyen met de vlagge op by den mast. VONDEL, Ilenriette Marie .
ZEEMACHT,
brengen . 20.
z . n, v. -- 1° . Het petal oorlogschepen, die een Staat in zee ken Engeland heft er zicle steeds op toegelegd zi,jn Z-- to vergrooten .
Vloot . Ooze Z- . wordt door een wakkeren vlootvoogd aangevoem-d .
z . n . m . - Iemand, wiens beroep hot is, tar Zee to varen . Varensgast, varensgezel. Sera bevaren Z-- (die op zee goed fhuis is) . Spreekwijze : Z-- Been man, (klaeht van een fhuis gebleven vrouw) . Een goed Z- wordt ook wel eons fat., (een sober mensch drinks ook wel eons een glaasjen moor dan hem voegt) . ZEEMANSCHAP, z . n . o . -- Eigenliik : kennis van de Zeevasrtkunde, met overleg gepaard . Z - gebrzaiken, (geven en nemen : by voorvallende gelegenherlen, van wear, wind of vyandelijke ontmoeting, near de omstandigheden handelen, en daarby, somtUds, tegen gewoonte, bericht of instrnktien to work gaan) . ZEEMANSCHAP, z . II v. - Zeevaartkunde ; overleg aan kennis gepaard . Spreekwijze : Men moot Z- gebruiken, (men moot met overleg handelen . geven en nemen) . ZI,EMAIVSHUIS : z . n . v . - lo) . Toevluchtsoord voor Zeelieden . Hot Z- to Rotterdam . 2°) . Zeemanswoning ; welbezeild, dicht schip, zoo zaps bet oude rijmpjen : ZEEMAN,
Xo fen era sntakken Zion waterbakken . Iloeken en buisen ijn Zeeitianshuizen-
z . n . v . --- By de Zeelieden in gebruik . Wie die fiat verstaat, is een onbevarene (bear) . ZEEMAKELAAR, z, n, m . - Makelaar in schepen en Zeezaken . ZEEMOGENDHEID, z . n . V . - h ogendheid, die een vloot van den Staat bezit, ZEEMANSTAAL,
z- van den eersten, tweeden, derden rang .
z . n . m . my . -- Naam, die aan de aanvoerders der Noorsehe en Deensche roofschepen in de negende en tiende eeuw gegeven word . ZEEMIJL, z . n . o . - Afstandsmaat . Dc Fransche Z-- is bet twintigste gedeelte van een grand des meridiaans . ZEEKONINGEN,
ZEENAT, z. n . m . - Zeewater . ZEENATIE, z . n . V . -- Natie, byzonder tot de Zees aart geschikt . ZEERAFELING, Z,
n . v . -- Kabbeling in Zee, door invallenden stroom, of fangs
de b~inken . Officier by 's Lands Zeemacht.
ZEEOFFICIER, z, n . m .
ZEEOORLOG, z . II . o . - Oorlog, die op Zee gevoerd wordt. ZEERAAD, Z . n . III . -- Raad, die over Zeezaken oordeelt .
z. n, o . -- 10 . Recht, waarby de Zeevaart en Zeehandel geregeld worden . Het Wisbyscle Z-. Ilel Hanzesche Z- . Het Genueesche Z-. 2° . Rechten, die betaald wordcn wegens al wat tot de scheepvaart betrekking heeft. liantoor van let Z- . ZEEREGISTER, Z . 11 . 0 . -. Dagboek, journaal. ZEERF IS, z . n, v, - Reis over Zee . ZEEROB, z . n . m . - Zeeman :1)Ils genoemd, omdat b y mw als een rob is Zie Zeebonk . ZEEROOF, z, n . In . - Roof, aan eeu schip op Zee gepleegd . ZEEROL, Z . nfl z . -- Zie Rol. ZEERECHT,
die op Zee met een vaartuig krnist, om andcre vaartuigen to beRooven . Z- wordt genomen zoo voor den bevelvoerder, als voor elk, die tot de bemanning van het roofschip behoort ; ook wel voor het roofschip zelf. Hiriadan Barbarossa was een beroemd Z- . IIy is in
ZEEROOVER, z . n . m . - Zeeschuimer,
de hoar/en van Z-s gevallen . Dat vaartuig sc/ ant wel een Z . ZEESCHADE, z . n . v. - Zie Avary. ZEESCHENDER, z . n . m . --
Iemand, die op Zee sehade aanbrengt . ANTONIDES bezigt in zijn IJstroom bet woord Zeeschendenaer : Zeeschendenaers onizien in 't blinkende geweer Te vliegen.
ZEESCHIP, z . n . o . mv . -- Zeebouwend schip . Zie de bepalingen, de Zeesclepen
betrefi'ende, in het Wetb . v . Kooph . Boek II, Tit . I, art . 309-319 . Spreekwijze, Len lostig, ongemakkel2jk Z- (eon lastig, ongemakkelijk mensch) . ZEESCxnIM, z . n . o. - Witte bellen en mosch, die zich haven de oppervlakte der zee vertoonen, wanneer de golven tegen eenig beletsel of tegen elkander can klotsen . Meldt vry van Cripris, hoe zy Cypers icon bekooren Ick weet, dot deer Godin 2it Zeesehnim is geboren,
zegt VONDEL van Venus . ZEESCHUIMER, z, n . m . - Zie Zeeroover . ZEESLAG, z . n . o . - Gevecht op Zee .
De Z- van Duins is hot beroenidste
dat ouit op Zee bedreven is . ZEESLOT, z . n . o. - 't Zelfde als Zeekasteel, loch min gebruikelijk . Rare?, die de trotse schepen Zaeght verbranden in we nest,
felt,
;5 En uw Zeeslot, 's nabuurs pest, Met een klaeu naar Teasel sleepers, Zeq me, o seherpe waterroe, floe was toen -uw hart to moe? VONDEL,
De Zeeleeu op de Teems .
ZEESOLDAAT, z. n . m . - Zie Mctrinier . ZEESTAD, z . n . v . - Stad, aan Zee gelegen . ZEESTOEL, z. n, m . - (Veroud .) Stoel, die aan de tafel vast was, en even als
deze, door zwaar er aangehangen lood, in balans werd gehouden tegen 't slingeren van 't schip . ZEESTRAND, a . n . o . - Strand der Zee . ZEESTRIJD, z . n . m . - Zie Zeegeveclit . ZEETAKTIEK, z . ii . v . -- Krijgskunst, toegepast op den aorlog ter Zee . ZEETOCJST, z, n . m . - Tocht, op Zee ondernomen . ZEETON, z . a . v . -- Ton, die iu de Zeegaten ligt, by de ondiepten, ZEETRIOMF, a . nfl
n1. - Zegepraal, op Zee behaald . z . n . m . -- De officier, die den adelborst in de manoeuvre, de stuurman, die den leerling in 't cyferen, de onderofficier ; die den jongen in 't scheepswerk onderricht .
ZEEVADER,
ZEEVAARDER, z, n, m . -
Zeeman, dock meer bepaaldelijk een, die groote of hachelijhe reizen ondernomen heeft. De latere zeelieden zijn grooter Z--s geweest dan die der ouden ; Die zeeman is een by uitstek bekwaam Z--.
ZEEVAARDY, z . ii . v. - 't Zelfde als Zeevaart,
dock minder in gebruik .
op dezen voet beschermt de Zeevaerdy haer eer. ANTONIDES, IJstroom. ZEEVAART, a . n . v . -
De Vaart op Zee . Handel en Z- wares van ouds de
hoofdbronnen onzer welvaart. ZEEVAARTKUNDE, z . n . v. - Kennis van al wat tot de Zeevaart behoort .
z . n . o. - 't Zelfde als Zeevaartkunde . Hy is knap in het Z- (by is in Zeevaartkunde ervaren) . ZEEVAST, b . n . - Wat zoodanig is Vastgesjord, dat but door de beweging der Zee niet kan heen en weer gaan . Zet die koffers Z--. ZEEVERZEKERAAR, z . n . m . -- Verzekeraar tegen schade op Zee . ZEEVAK,
Men hoeft geen Zeeverzekeraar ?l'u alle watren zijn geveyUgt voor gevaer . VONDEL,
ZEEVOETLN, a . n . m . mv .
Zeeinagazijn.
Voeten, die gewend zijn op het dek to loopen
Hy heeft Z- (hy wandelt but dek op en neer, zonder de slingeringen van
het schip to tellers) . ZEEVOLK, z. n . o . -- Matrozen, Zeelieden . ZEEVONDEN, a . n . n1 . inv .
-- Uit Zee gespoelde goedereii . Zie de hepalingen
276
daarorntrent in hot Wetb . van Kooph. Book II, Tit . VII, art . 545-568 . z . it . In . -- Zie Vriibuiter . ZEEWAARDIG, b . n . --- Wordt een schip gezegd to zijn, als hot in behoorlUken staat gebracht is om uit to toilers, als hot „van zessen klaar" is, gelijk men van harddravers zeggen zou. ZEEWAART, bw . - Naar ice toe .
ZEEVRIJBUITER,
Stout verweerei, trots bevechter Bey to reewaart en to vet!,
noernt
•{ N S Prins hlaurits . z . n . o . - la. Water uit de zee . Goederen, door 't Z-- beschadigd . Spreekwijze : Dat zal al hot Z-- riot nfw,sschen (iemands slechten naam) . 2o . voor Golf, in de Spreekwijze : Hemra is al menicj Z over 't ho~~fd gegaan . ZEEWACHT, z . n . V. -- Zie Kwartier, Wacht. ZEEWEERING. Z . TI . V . - Dijkwerken tegen hot inbreken van de Zee, fangs de bedreigde kusten, b . v . aan den hock van Holland . ZEEWETTEN, z . n . V . -- Wetten op de Zeevaart . ZEEWJER, z, n . o . - Zie W2er . ZEEWEZEN. z . a . o. -- Al wat tot de Zeevaart en Zeedienst betrekking heeft . Tjdschrft voor hot Z . Jan de Witt heft hot Z- in een uitrnuntenden staat gebracht . De verdiensten van Hiob De Wildt omtrent hot Z- worden niet yenoed erkenrl. ZEEWIND, z, n . m . - Zie Wind. ZEEZAKEN, Z . n . v . mV . -- Zaken, die tot hot Zeewezen betrekking hebben . De Kamer van Z- (Amiraliteit) . ZEEZIEK, b . n . -- Aangetast door Zeeziekte . ZEEZIEKTE, z . n . v. -- Onaangename gewaarworditig, met misselijkheid en veelal met braking vergezeld, die hen kwelt, die de Zee niet gewend zijn . ZEIL, z . n . o . - 1° . Vereeniging van een zeker getal linnen banen, wier ran den naar vaste berekeningen op elkander genaaid zijn, zoo dat zy een min of moor groote oppervlakte vormen, bestemd om den wind op to vangen . Zie Vierkant Z-, LatijnZ= . GrootZ-, FokkeZ-, BezaanZ-, StagZ-, BovenZ-en, Groot StagZ-, Groot StengeslagZ-, AchterZ-en, I%oorZ-en, LijZ en, M.arsZ--en, enz . Storm- (dichtgereefde, gezwichte fok .) Waarlooze Z--en, Z- dat tege.n, dot op den mast ligt, (dat goon wind vangt .) Z-- makers, Z byzelten, Z- minderen, Z-en aanslaan (tuigen .) Onder Z- gaan (wegzeilen .) VONDEL zegt in dozen tin : Te Z- gaan ; IIUYGH
ZEEWATEJI,
Triomoftorts over de neerlaeglz des Koninkli3h •e
vlote.
't Gewapend Sc/melt ging t' Zeil . De Z---en,
bepalen
(hoeveel
Z-en
de schepen eerier vloot moeten voeren orn
477 haar hyeen to houden .) ..>
ontdekken . z . n . v . - Vaart, loop van een schip . Dit schip is op Z- gebouwd (is op snellen vaart gebouwd) . ZEILBOOM, z, n . o. - Lange spar, op binnenvaartuigen, om bet Zeil by bet voor-de-wind zeilen nit to houden . ZE ILBAAR, b . n . Gesehikt am to Zeilen .
ZEILAADJE,
Zoo cloet naijn Zeilbuar
zegt
VONDEL,
SC/nj~,
Lof den Zeevaart.
z . n, o . -- Grof en stevig dock, waar Zeilen van vervaardigd warden . ZEILGAREN, z, n . o . Garen, tot bet naaien van de zeilen . ZEILEMAKER, z . n . m . - Die Zeilen vervaardigt of loot vervaardigen . ZEILEMAKERY, z . n, v . -- Plants, waar Zeilen vervaardigd warden . ZEILEN, o, tv. - Met behulp van Zeilen over 't water gaan . Het schip kan Z noch drawers (bet is loom, bet wil niet voort .) Op zajo bulk Z (op zij liggende voortZ- .) Ruimschoots Z (met goeden wind Z- .) Slag-over-slag Z-(met korte gangen laveeren .) De Z op stootgaren zetten (die nag slechts door eenig kabelgaren aan de ra houden, zoo dot men ze op 't spoedigst kan byzetten .) (Doze uitroep beduidt, dot de looper, waarmede geheschen word, is vastgelegd) . ZEILDOEK,
ZEI ZE T .
278 Spreekwijze : waarnemen) .
Alen moet Z- terwUl de wind waait
(men moot de gelegenllcid
De hoof lek Z- . Zie Kooi. Ruinnschoots Z- (het zoo naauw niet semen) . Hard achteruit Z- (arm worden) . Het walletjen fangs Z- . Zie Wal . Iemand i7a de zcjde Z- (iemand benadeelen) . Z- of verzuipen (er alles op wagers) . Men moet Z- terwa,jl de wind client (de gelegenheid waarnemen) . Als het moor met een halves wind wit Z-- (als het moor half wil
gelukken) .
ZEILNAALD z, n . m . - Naald, waarmede de Zeilen genaaid worden . ZEIL-EN-TREIL . - Zie Treil . Zeilend schip . Dat schip is een goede, is een slechte, ZEILER, z . n . m.
is een
lade Z- . ZEIrKOOI, z, n . v. - Bergplaats voor de Zeilen . ZEILORDE, Z, n . v . - Orde, waarirt men Zeilt . Ret Punt, waarop een loodrechte lijn, staande op het ZEILPUNT . z . n, o . zwaartepnnt der waterlijn van een schip, de richting der working van het water op den voorsteven ontmoet . Ilet is op dit Punt clot zich de werking van den wind op de Zeilen richten moet, ten einde het schip noch poor boven, noch poor achteren overhelle : men noemt ook Z- het zwaartepunt der zeilen . Klaar om nit to Zeilen . Dat schip ligt Z--- . ZEILREE, b . n, of Zeilvaardig . ZEILSTEEN, z . n . m . - Noordsteen, Magneet : Steep, die de eigenschap heeft van het yzer oars to trekken . Zie Kompas. ZEILTJEN, 7 . n, o. - Klein Zeil. Spreekwijze : Het Z- strijlcen (van zich zelven vallen) . ZEILVAARDIG, b, n . - Zie Zeilree . ZEILROL, z n. m . -- Rol, waarby de mansehappen by de zeilen verdeeld zijn . ZEILPRIEM, z . n, m . - Priem, waarmcde de gates voor de beslagbanden en rifseizing in de Zeilen worden geboord . ZEINSCHIP, z . n . o . (veroud .) -- Soort van schepen, in oude tijden hier in gebruik, open, zonder vast roer of mast, welke beiden zy opzetteden als zy in zee gingen . Smal voor zoo wel als achter, en spits toegaande, waarvan zy wellicht hun naam van Zein (zen of seis~- schip ontleenden ; voerden zy niet meer clan drie man en een jongen en zeilden wonder snel . ZEL, z, n, m . of Zelling . - Plants in de engte, waar een anker heeft vast gezeten . Daar goat een stroom als van een Z-- . ZELLING, z . n, v. -- Zie Zel . ZENG, z n . v . -- Plotslinge en kortstondige vermeerdering van den heersehenden wind. Met Z-en women : - op de Z-en passers . ZETBORDEN, z . n . o . my . - Klein schotwerk, dot in sleuven fangs de boorden eener sloep genet words, mn die to verhoogen en het binnendringen van 't water to heletten .
ZI' T ZOE .
2<<)
lo . Losse plank, die men op loge vaartuigen haven longs 't board inzet, 20 . Gang, die op bet barghout en shout tegen do l~uitenoppervlakte der inhouten worth geplaatst . ZET GANG, komm . - Draai bet spil harder om! ZETSCHIPPER, z. II . m. - Persoon, die aangesteld wortt om een Schipper tijdelijk to vervangen . Spreekwijze : Hy is Z-- (by is tijdelijk met de zaak belast) . ZETTEN, b . w . - B . v. op bet droop, aan den grand . De kapitein verkoos zich ZETGANG, Z . Il. m . -
Never op het strand to Z- den zich over to ge?:en . -
De loads Zette bet set ip
( komm . om bet vaartuig to doen by- vrij- of afhouden) . ZETJEN, z . n . o. - Ruk . komm . nag een Z (nag een ruk) . Spreekwijze : Een Z- helpt, en alle vraehtjens lichten, zei de schipper, zette op bet drooge.
- Zet aan! - Zet yr
! - Zet af! -
zyn hand aan 't race, en snzeet zr n vrouw over board .
z . n. m . - Benaming van de zware beplankingen, die, op elk dek, de binuenhuid van bet schip bekleeden van den watergang tot aan den onderkant der geschutponten . ZEUNTJEN, z . n . o . - Zie Baksjongen . ZIEKEBOEG, z, n . mrn of Ziekegrens. - Plaats aan booed, waar de zieken warden nedergeleg l. ZIEKEGREaS, z, n . v . - Zie Ziekeboeg . ZIEKETROOSTER, z . n . m . - Of, als VONDEL hem in 't Lof der Zeevaart noemt, ZETWEGER,
flet statiyh aengezicht tat zieltjes zalft en troost.
Soort vary Kathecheseermeester, die aan board van elk zeeschip plach to zijn om gebeden to lezen, de kranken to bezoeken en antler stichtelijk work to doen . ZIEKEVADER, z . n . m . -- Oppasser in den Ziekeboeg . ZIEGVERKOOPER, Z . fl . n1 . - • Zie Weever . ZILT, b, n . ---• Zie Zout . De Z-e strooanen . (De zee) . ZINKEN, o . W . - Te gronde goon . Dat schip goat Z- . Een schip doen Z- . Tot Z-s toe geladen zijn . ZITTEN,
o, w . -- Gestrand zijn, onbewegelijk zijn .
Het schip Zit op bet drooy.
Wy Zitten bier vediy .
Spreekwijze : Ergends mete aan den grand Z- (merle verlegen zijn) . z . n . m . my . (veroud .) -- lo . Balken, bezijden de buikstukken op dell bodem van bet schip gelegd . 2° . Benaming, op somnnige plaatsen aan de bnikstukken zelve gegeven . ZOEKEN, b . w . - 10 . Naar jets Zo ken, Onderzoeken . Grand Z- (door bet werpen van hot load) . Het land Z- (wanneer men meent, bet in de nabyheid to hebben, moeite doen om het to ontdekken) . 20 . Zich ergends been begeven . Een haven Z-. Een opper, de luwte Z-- : ZITTERS,
De naahl Zoekt bet Yoorden .
ZOE--ZOll .
280 ZOERER, z . nfl
m . - Voorste gedeelte van een Z-bout, 't welk eerst door bet yzer gnat en na hot indrijven van den bout wordt afgehakt . ZOERERBOUTEN, z. n . m . my. -- Bouten, die twee of rneer palmeit langer gekort worden dan zy varen moeten . liet overzijnde gedeelte van de lengte words dun uitgehaald en vormt den Zoeker . ZOFN, z, n . m . Verbetering, (veroud .) - Bet biedt goon Z- (de onstuimigheid der lucht stilt niet : hot weer wit niet bedaren) . ZOET, b . n. - Drinkbaar. Z-- water . Er is gebrek aan Z- water . ZOG, z . ii . o . - Spoor, dat bet schip in llet opborrelend water aehterlaat . Spreekwijze : In iernands Z- varen (hem volgen) .
Daar is een karat van voorbereiden, Die tot des Diclaters kunst behoort : Men noel de riot des hoorders leiden, (If antlers stun hem ieder woord . Men diem hem gams in 't Zog to slepen, En, doze kunstgreep wet begrepen, Dan doet men met hem wat men wit : Dan zal by, by een naatig roeien, Gewitlig met de vaerzen vloeien, Fry zwifgen als een stokuisch stil . BILDEI{OIJK .
Zie Pullinysgat : oak wet genomen voor een hok, achter do konstabelskamer, waar srherp in geborgen word . ZOGSTUKKEN, z . n . o . mV . - Houten gaffels, die voor en achter tegen den steven aankomen, in stele van gescheiden inhouten . Bet water, dat achter bet schip opborrelt . Bet is yevaarZoGWATER, z . n . o. lijk in hot Z- eener stoomnboot to ko«ien . ZON, z . n . v . - Lichtgevende, vaste ster, om welke de aarde draait . De Z rcjst, daalt, yaat onder : - De Z-- sehieten (haar hoogte berekenen .) De Zstaat. De wind loopt voor de Z---. Spreekwijze : De Zoo tot God gnat (verouderde uitdrukking der visseberslieden, voor : „de Zon gnat onder'') . ZO iDAG, z . n . m . - Scheur, vlek, plek in de Idol of in eenig antler gedeelte van bet schip, die verweloos geworden is . ZoNsaznnuTn, z . n. o . -- B,echte standplaats der Zon by haar ondergang . ZONSDECLINATIE, z . II . V . - Hare afwijking van de linie . ZOGGAT, Z. II . o . -
Z0NECLIPS, z, n . v . - Hare verduistering door den doorgang van een planeet .
z. n . v. worth aangewezen. ZONNETENT, z . n . v . ZOODE, z . n v . - Zie ZOOMWERr, z . n . o . ZORGBAND, z . n . m . -ZONSHOOGTE,
--
Hare hoogte op den mi .ldag, waardoor de breedte
Tent, over bet dek gespannen . Ponipzoode, Dark . Zie Klinkwerk . Strop, aan den aehterkant met klinkho ;Iten aan bet roes
ZOR--ZU'I .
281
geslagen, ten einde zich tegen hot verlies daarvan to verzekeren . Doze strop is aan de hoeken met oogen voorzien, aan elk waarvan een Zorgketting vaart . ZORGLIJN, z . n . v . - Lijn, die de blokken van de noodtakels tegen de ra houdt . ZORGKETTING, z . nn v . _ Letting, die door een oog van den Zorgband loops, zich van hot roer near boord uitstrekt en buiten om tegen de huid words opgehangen . ZOUT, b . n . of Zt. - Verkrijgt, door zijn byvoeging aan sommige woorden, de beteekenis van „Zee," of „Zeewater ." De Z-e baron, De Z-e pins, Her Zee-net (ale Zee) .
Ln yhy die op de windon owiert, En vent lasurigh volt de Soute tooinen slOi l
zegt VONDEL in zijn I ofsanyh op de Scheepvaart. %OUT, z. n . o . -- Voor Zee genonlen . ZUCIITJEN, z . n . o . -- Klein windtjen .
Wy moeten van hot ntinste Z yebruik niaken .
ZUID, b . n . - '.pen Zuiden, van de Zuidzij . De wind is Z- (waait van de ZuidzU .) Wy lrebben bet land Z- van ons. ZuID, (DE) z . n . v . -- Zuidwaart gelegen streek . Zy voeren oni de Z--. ZUIDELIJK, b . n . en bw. - Wat zich ten Zuiden bevindt . ZuJDEr,1JKEN,
Near 't Zuiden schieten . Het begins to Z- (de wind
o. w .
'loopt Zuid) . ZUIDEN, (TEN) b, w . - plan de Zuidkant . Spanje liyt T--- Z- van Frankr~ik . ZUIDEN, (nET) z . n . o . - Het Zuidelijk gelegen land . Het onbekende Z . Hob zoo tang ova Noortl en Zaien By de bags to roer gestaan En voor niet, niet zooveel buieu Over doze nzuts zien gain . HUIGHENS .
ZU1D1~w1Nn, 5 . 11 . 111 . - Zie Wind . Koni zachte Zaidewindeken Kom wieg Eel hleine kindel en .' Ons Rozalijntje is mot . "t Verveelt hear, moor to luistnr, n Do day is aan 't verduisteren Hear oogjens vallen toe,
luidde een oud liedtjen, wear ik als kind merle in sleep word gezongen . ZuID OOST . -- y6'indstreek midden tusschen 0 . en Z . ZUIDWAART, bw . - Naar hot Zuiden . Zy zeilden Z- . ZUIDWEST, bar . -- Windstreek midden tusschen Z, en W . ZUIDWESTER, z . n . m . --
Breedgerande hoed of kap met wasdoek of geolied linnen overtrokken, en den zeeman tot bescherming dienende tegen regen en wind . :Ii
28
ZUI-ZWA .
ZUIDzEEVAARDERS, z, II . lii . -
Schepen, die orn de Zuid ter walvischvangst
varen . ZUIGER, z . II . m . -
10 . 3iastring, mastbwzd, beugel . Yzeren ring, die, op ecu sloop of klein vaartuig, aan ecu zeil vastzittende, en om een mast of sprier geslagen, dient, om dot zeil longs dien mast of spies to doer rijzen of zakkcn . 2° . Van de Pomp. Zie Pornpzuiger. /.DIVER, b . n . en bw . - Zonder gevaar . Een Z- colleen slaaiide kp of rots (by welke men ten anker kan gaan liggen .) Ben Z-e haven (die men gemakkelijk kan inzeilen .) De lust is Z-- (er zijn klippeu noch banker) . ZWAAIEN, b . w . - Voor anker liggende, van stelling veranderen door de working van wind of stroom . Op den wind Z- (den voorsteven naar den wind keeren .) Op liet tj Z- (den voorsteven naar her tij keeren .) Order den wind met den siroom order de lj Z- (wanneer de eene zijde aan den wind, de andere aan den stroom is blootgesteld .) Hy Zwaait lclaar, by Zwaait voor iclare kluizen (by kruist zijn kabels riot by 't omzwaaien .) In die haven is gees ruinte yenoeg voor groote schepen ow Ic Z- . ZWAAR, b . n . - Grout, plump, wijd . Z- sc/up (wijd schip, schip van grooten omvang .) Z- weer (stormweer .) Z-e bui (hevige wind .) Z-e zee (hooge zee .) Dat sc/up rijst Z--, volt Z- in zee (verheft zich moeilijk uit tie zee Z-e battery (van Z- kaliber) . Het Z- (anker)touw, Ren Z- anicer . ZWAARD, z, n . 0 . - Verzameling van planken, in den vorm van een schuinsch
ovaal, die aan de zijde van ecu klein vaaituig ligt, en client om hot afdrijven to beletten . ZW4ARTEPTJcT, z, fl . 0 . - Het punt, aan weerskanten van 't ve1k do deeen van eon lichaam ge1ke zwaarte hebben . hot agemeen Z- van een schip bevindt zich gewoonlijk binnen de lijn, welke bet in twee gelijke deelen scheidt . Het Z- der waterverplaatsing van hot ondergedompeld gedeelte van bet schip, of drulckingspunt, bevindt zich binnen de vertikale lijii, die do romp in twee gelijke deelen scheidt . ZWABBER, z, U . lfl . - Dweil, uit kabelgaren of lappen ann ecu steel gebonden en dierende om schepen en schuiten schoon to houden . ZWABBEREN, 0 . W . - Met ecu Zwabber schoonmaken . ZWABBERHALEN . - Spotroep der matrozeri, wanneer een onbevarenc door hot slingeren van bet sebip omverre volt, om de paats waar do boar (oiibevarene) gelegen heeft, weder schoon to maker . ZWABBERPAAI of ZwabberLaptein . - Een, die den Zwabber moot uitspoelen en droogwringen . 111cr wordt doorgaands de miner bekivame matrons voor genomen . ZWAKKE-HALE, z . n . m . Snort van stopper, dienende om by row weer do belegtouwen to stopper . ZWALPEN, o . w . - Zich golvend verheffen . Woord, zelden antlers don in poezy gebruikelijk. ZWALP1N, z . n . m . my . - Stukken van greener ribbon, in do klanlaaien rustende en dieneride ma do dekdeelen to steunen .
ZWA--ZIJY .
283
z . Ii . - Stuik, die den vorm heeft van con Z- . z . n, uI . (veroud .) -• 10 . Drager van de roerpen . Zware gebogene yzeren dekplaat, waarvan de grootste arm op bet end der roerpen sluit. 20 . of Ru,ggegraat (urn (Tat bet beeld Cr met zijn rug tegen ears staat) . Vooruitspringend verbiudingstuk van de seheg, door een haaklasch aan do woelingsknie verbonden en (laarmede ale 't ware een geheel uitmakende . 30. De gehogen yzeren stangon buiten boord, wear een sloop in hangs, worden ook Z-en genoemd . ZWEEPSTOPPER, z . II . m . - Stopper, waarvan hot end in een gedraaid is en met eon punt uitloopt . ZWEETEN, o . W . - Words hot eileen hoot gezegd to doom wanneer bet vochtig words en uitslaat, als dikwijls bet geval is op nieuwe schepen, by beet veer . ZWALUWSTAAItT, ZWANEHALS,
Hot Z- van bet hoot heeft al orlze beschuit bedorven . ZwEI,
z. n.
ZWELLEN,
V. -
o.
Beweegbare Winkelhaak . Vermeerderen, vol worden, zich uitbreiden .
W. -
De wateren Z- .
De wind does de zeilen Z- .
Zich in 't water bewegen zonder to zinken . z, n . m . - Arm van de pomp . ZWICHTEN, b . w . - De hoofdtouwen van bet onderwant van stuur- en bakboord olc Z- (die by stormdoor touwen order de mars near elkander balm . De J o/c weer inkorten, door servings) . ZWICHTINGBOUTEN, z . Ii . mrn mv . -- Kleinc rondo yzeren Steven, met geteerde servings bekleed : zy kruisen bet lage want aan bak- en stuurboord op do hoogte van den voet der kiampen . ZWICHTSERVING, z . n . v . -- Zwaar en breed gevlochten touw, waarmede de fok gezwicht words . ZWIEPEND, b . IL .- Los, veerkrachtig Korte mason en lrtnge stangen maakt • tuig . ZWIEPING, z . n . v . - Planken . die men op versehillende hoogten en op bepaalde punters der armen van een spent spijkert, ten einde die armen de richting to doen bewaren, waarin men die houden wil . ZwIN, z . n . o . - Wad, droogte tusschen hot water . ZIJDE, z. U . v . -- Boord, rechter- of linkerkant van een schip . De vyand de breedhi • bieden (hem nit de bak- of stuurboords-battery besehieten .) Een schip op • loggers (om hot to kalfaten .) heal de sloop op Z- Clangs boord .) „Xregeu ZWEMMEN, o . W. ZWENGEL,
de viklualielcaag op Z-, met twee soldaten, vies varkens en vier° schepen, heschen
(oud Rapport) . z . n . my . -- De beige vakken van hot I:)ek aan weerszij,le van bet middelpunt . Het eene Zijperk ligt tusschen den schaarstok CII watcrloopsklos aan stuurboord -- hot andere tusschen de genoemde deelen aan bakboordzijde . al bet vee over"
ZI.JPERKEN,