Gemeente Den Haa g RIS180680b_20-JUN-2011
Toelichting op de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart Den Haag (AWVK)
H AAGSE A RCHEOLOGISCHE R APPORTAGE
Afdeling Archeologie Dienst Stadsbeheer HAR 1106
Colofon Toelichting op de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart Den Haag (AWVK) Auteur:
M.M.M. Alkemade
Layout en samenstelling kaart: Uitgave:
Jeroen de Jong
Afdeling Archeologie Dienst Stadsbeheer Gemeente Den Haag
Haagse Archeologische Rapportage 1106 Den Haag, 2011 ISBN: 978-94-6067-079-4
Inhoudsopgave Aanleiding en context
6
Doel en opzet van de toelichting
6
Bronnen
7
Gehanteerde systematiek
7
Stap 1: geologie, landschap en bodem
9
Stap 2: archeologische vindplaatsen (terreinen van waarde)
10
Stap 3: historische kaarten
14
Stap 4: verstoringen
15
Stap 5: vertaling naar ruimtelijk beleid
16
Gebruik en consequenties
18
Reikwijdte en beperkingen
19
Literatuur
20
Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart Den Haag (AWVK)
Terreinen van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1)
Zones waar archeologie wordt verwacht (Waarde-Archeologie 2)
Gemeentegrens Den Haag
Deze gedrukte A3-versie is niet het beleidsinstrument zelf; besluitvorming gebeurt op basis van een digitale kaart.
Gemeente Den Haag, Dienst Stadsbeheer, Afdeling Archeologie maart 2011
0
2500 meter
Toelichting op de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart Den Haag (AWVK) In verband met de nieuwe wettelijke context van de archeologie heeft de afdeling Archeologie voor het grondgebied van Den Haag een gemeentedekkende kaart opgesteld, de zgn. Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart, kortweg ‘AWVK’. Hierop is aangegeven waar belangrijke archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, waar vindplaatsen worden verwacht, en welke zones geen archeologische betekenis hebben. Gekleurde gebieden gelden als archeologisch waardevol of kansrijk, de witte gebieden niet. Per zone is aangegeven welke onderzoekseisen, diepte- en oppervlaktevrijstellingen er bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden voor de omgang met het al dan niet aanwezige bodemarchief. Daarmee maakt Den Haag duidelijk hoe de gemeente de archeologische zorgplicht integreert in het ruimtelijke beleid, welke keuzes daarbij zijn gemaakt en wat er van de betrokken partijen wordt verwacht. Zo wordt aangesloten bij de nieuwe wetgeving en het onderliggende Europees Verdrag van Malta, die beogen archeologie vast onderdeel te laten zijn van de besluitvorming over de ruimte.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz 2007); Wet ruimtelijke ordening (Wro 2008); Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo 2010).
Aanleiding en context De context voor opstelling van de AWVK is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van 1 september 2007. Deze wet omvat een wijziging van de Monumentenwet, de Wet Milieubeheer, de Woningwet en de Ontgrondingenwet. Sinds die datum zijn gemeenten op basis van artikel 38a van de Monumentenwet verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen (en de bestemming van de daarin begrepen gronden) “rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten”. Bij bodemingrepen van 100m2 of meer moet de archeologische waarde naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden vastgesteld. Zonodig kunnen aan de vergunning voorschriften worden verbonden, zoals een opgraving of archeologische begeleiding. Gecombineerd met de Wet ruimtelijke ordening (Wro 2008) en de Wabo (2010) maakt archeologie daarmee volledig deel uit van de besluitvorming over gebruik en inrichting van de ruimte. De Monumentenwet biedt gemeenten wel ruimte voor maatwerk, afhankelijk van de plaatselijke situatie (aard van de archeologie; draagvlak; overige ruimtelijke opgaven, etc.). Voor een goede uitvoering van de taak van bevoegd gezag en het maken van gemotiveerde keuzes is de AWVK opgesteld.
Doel en opzet van de toelichting In deze bijlage wordt toegelicht hoe de kaart en de archeologische zones tot stand zijn gekomen. Dit mag van de gemeente worden verwacht: het aanwijzen van archeologische terreinen en zones heeft immers gevolgen voor verschillende belanghebbenden: • voor grondeigenaren, -gebruikers en ontwikkelaars, geredeneerd vanuit het veroorzakerprincipe (beperkingen aan het gebruik, kosten en procedures); • voor de gemeente als bevoegd gezag, in het kader van administratieve lasten (vergunningverlening, regeldruk); • vanuit publiek belang: op de AWVK worden keuzes gemaakt over het archeologische erfgoed in de ondergrond. Voor de opstelling van de AWVK is een grote hoeveelheid archeologische, geologische en cartografische informatie geanalyseerd en samengevoegd tot een handzaam kaartbeeld. De opstelling van de kaart is het resultaat van een stapsgewijs proces. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt dit proces, de bronnen en de gemaakte keuzes hieronder beschreven en gemotiveerd. Daarbij worden gemotiveerd en onderbouwd: • de begrenzingen van de verschillende archeologische zones; • de gebruikte bronnen en methode; • de daaraan gekoppelde maatregelcategorieën op de gemeentelijke kaart. Tot slot worden het gebruik, de consequenties, reikwijdte en beperkingen van de AWVK toegelicht.
In dit kader wordt verwezen naar artikel 3.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht, waarin wordt gesteld dat het bestuursorgaan voor de besluitvorming de nodige kennis vergaart “(…) omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen”.
Bronnen Er is gebruik gemaakt van de volgende archeologische, geologische en cartografische bronnen: • Geologische en geo-archeologische kaarten en boorgegevens; • Waarnemingen en onderzoeken uit de landelijke archeologische database Archis2, aangevuld met meer gedetailleerde informatie uit de dossiers van de afdeling Archeologie; • Rapportages van archeologisch onderzoek dat de afgelopen jaren in Den Haag is verricht, voornamelijk in het kader van het veroorzakerprincipe bij ruimtelijke ontwikkeling; • De digitale database en onderzoeksdossiers van de afdeling Archeologie; • Historisch kaartmateriaal van Den Haag vanaf de 16de eeuw; • Gegevens uit boeken, tijdschriften en periodieken; • Informatie over verstoringen van de ondergrond (als gevolg van bebouwing, sanering, e.d.).
Gehanteerde systematiek Kennis van de ‘archeologische voorraad’ is onontbeerlijk voor een goede integratie van archeologie in het ruimtelijk beleid. Archeologen zijn heden ten dage goed in staat te voorspellen waar archeologie kan worden verwacht, en waar niet. Die voorspellingen zijn gebaseerd op gedegen kennis van de bodemopbouw, gecombineerd met archeologische ervaring hoe de mens in de verschillende perioden zijn landschap gebruikte en inrichtte. Voor de AWVK is een grote hoeveelheid gegevens is geanalyseerd, afgewogen en vertaald in een handzame gemeentedekkende kaart van: 1. terreinen waar archeologische vindplaatsen aanwezig zijn; 2. zones waar deze worden verwacht op grond van landschappelijke kenmerken en archeologische vondsten; 3. zones en terreinen waar we geen betekenisvolle archeologische resten (meer) verwachten. Hiervoor is de volgende systematiek gevolgd: • Stap 1: geologie/bodem. Om de theoretische bewoningsmogelijkheden vanaf de prehistorie in kaart te brengen is inzicht in de landschappelijke situatie een eerste vereiste. Vele duizenden jaren lang was bewoning op het huidige grondgebied van Den Haag namelijk alleen mogelijk waar en wanneer het zeer dynamische kustlandschap dat toeliet. Daarom is allereerst de geologische ondergrond (opnieuw) in kaart gebracht;
Van Heeringen 1983; Van Veen en Waasdorp 2000; Vos, Rieffe en Bulten 2007.
Hoofdzakelijk afkomstig van fysisch-geografisch onderzoek verricht door de afdeling Archeologie in het kader van Inventariserend Veldonderzoek (IVO), en gedeeltelijk afkomstig van booronderzoek door derden.
De landelijke archeologische database Archis is verre van up-to-date voor de Haagse onderzoeken en bodemvondsten en bevat bovendien veel fouten. De afdeling Archeologie en Archis werken aan een inhaalslag.
Het grootste deel hiervan is uitgevoerd en gepubliceerd door de afdeling archeologie (rapportenreeks afdeling Archeologie Den Haag), een klein deel door externe partijen.
De achterstand in uitwerking van opgravingen is in heel Nederland een erfenis uit het verleden. Inmiddels bestaat de verplichting om binnen twee jaar na afronding van het veldonderzoek de resultaten te publiceren en rapportage en vondsten te deponeren. Handhaving berust bij de Erfgoedinspectie. De afdeling Archeologie Den Haag beschikt sinds 2009 over twee onderzoekers voor uitwerking van oud onderzoek. Een van de projecten (Ockenburgh) wordt deels gefinancierd door Odyssee, een samenwerkingsverband van de Nederlandse Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), het Ministerie van OCW en Erfgoed Nederland.
Zie de literatuurlijst in de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA).
2500 meter
Geologische factoren (strandwallen, Jong Duin, geulen) Historische kernen (Die Haghe, Loosduinen, Scheveningen, Eikenduinen), uithoven, boerderijen en mogelijke vindplaatsen
2500 meter
Afzandingen onder 1.25 m +NAP
Tankgracht
Grote wateroppervlakken
Tracés van de AWZI
Diep gefundeerde nieuwbouw en infrastructuur
Opgegraven vindplaatsen
• Stap 2: archeologische vindplaatsen. Voor het gehele gemeentelijk grondgebied is een inventarisatie gemaakt van alle tot nu toe bekende archeologische informatie/vindplaatsen. Daaruit zijn negen terreinen geselecteerd met een archeologische vindplaats die bijzonder en/of exemplarisch is voor de bewoningsgeschiedenis van Den Haag en de regio; • Stap 3: historische kaarten. Het huidige stedelijke landschap is het resultaat van geschiedenis en bewoning vanaf de Late Middeleeuwen. Daarom zijn op basis van historische bronnen en kaarten cultuurhistorische terreinen en objecten geïnventariseerd (zowel bestaand als verdwenen) die relevant zijn voor de verwachting op ‘jonge’ archeologische sporen; • Stap 4: verstoringen. Veelal blijkt dat potentieel kansrijke zones dat in werkelijkheid niet meer zijn. Daarom is zoveel mogelijk ‘harde’ informatie verzameld over (grootschalige) bodemverstoringen; • Stap 5: vertaling naar ruimtelijk beleid. Tot slot zijn de kaartbeelden van de voorgaande stappen samengevat in een gemeentedekkende kaart waarop het grondgebied van Den Haag is onderverdeeld in drie archeologische zones/terreinen. Aan elk van deze zones wordt vervolgens een eigen planologisch regime gekoppeld (onderzoekseisen; vrijstellingen).
Stap 1: geologie, landschap en bodem De basis voor de AWVK ligt in de landschappelijke ondergrond en de bodemopbouw. Bodemkundige, geomorfologische en geologische eenheden geven een eerste aanwijzing voor de aantrekkelijkheid van het landschap voor de mens in het verleden (hoog/laag; droog/nat; nabijheid van water). Daarbij is uitgegaan van de meest recente kennis over de ondergrond van de gemeente, op de zgn. Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk. Deze kaart is in 2007 in opdracht van beide gemeenten opgesteld door TNO (thans: Deltares). Hiermee beschikt de gemeente over een detaillering op gemeentelijk schaalniveau van de bestaande (grootschaliger en verouderde) kaarten. Door de gehanteerde methode en terminologie voldoet de kaart aan de meest recente inzichten en ontwikkelingen in de studie van de Nederlandse kustgenese (herdefinitie lithostratigrafische eenheden; belang van regionale variatie en cartografische uitwerkingen daarvan).10 Op basis van de Nieuwe geologische kaart volgt hieronder een korte karakteristiek van de gelaagde opbouw van de Haagse ondergrond. De gevarieerde en complexe opbouw van de Haagse bodem is typerend voor het WestNederlandse kustgebied. Tot op grote diepte bestaat de ondergrond uit een stapeling van kustafzettingen. Deze zijn ontstaan uit een samenspel van geologische processen in de afgelopen 8000 jaar. Het landschap veranderde daarbij voortdurend onder invloed van water en wind: een stijgende zeespiegel, bodemdaling, aanvoer van sediment via getijdenstromen en rivieren, veenvorming, erosie en verstuiving. Vanaf de late middeleeuwen komt de mens en zijn ingrepen in het landschap daar als steeds belangrijker factor bij. Al met al heeft dit gezorgd voor een complexe stapeling van landschappen in de Haagse bodem, waarin op verschillende diepten de resten van menselijke aanwezigheid bewaard kunnen zijn (nederzettingen, grafvelden, wegen, akkers, versterkingen, etc.).
Vos, Rieffe en Bulten 2007.
10
Voor de wetenschappelijke onderbouwing en gebruikte methode, zie de toelichting op de gepubliceerde versie van de kaart (Vos, Rieffe en Bulten 2007).
Maatgevend voor de archeologische verwachting in dit gestapelde landschap is de locatie van strandwallen, het Jong Duin en mariene afzettingen (geulen, oeverwallen en kwelders): • Strandwallen: vanaf hun ontstaan vormden deze hogere en drogere zandruggen (inclusief de flanken) een aantrekkelijke locatie voor de mens. De oudste strandwal in de Haagse regio was bewoonbaar vanaf ca 3000 v.Chr. (Nieuwe Steentijd); • Jong Duin: vanaf ca. 1000 na Chr. raakten delen van het Nederlandse kustlandschap door hevige wind en stormvloeden langzaam bedekt met een dikke laag stuifzand, de zgn. Jonge Duinen of Laag van Den Haag. Sporen van oudere landschappen en bewoningsresten zijn daaronder geconserveerd. Dit zijn dan ook de ‘archeologische schatkamers’ van Den Haag (duingebied, Belgisch Park, Statenkwartier en Vogelwijk); • Vanaf ca 500 v.Chr. brak de zee via geulen door in het gebied achter de strandwallen. Deze mariene activiteit leverde een wisselend patroon op van geulen, kwelders, oeverwallen en kreekruggen. Het zijn potentiële woonplaatsen in bepaalde perioden.
Opgenomen in de kaart: • de legenda-eenheden strandwallen, Jong Duin en geulafzettingen van de archeologischgeologische kaart, inclusief een ‘buffer’ van 100m rondom,11 zijn op de AWVK opgenomen als zone met archeologische verwachting (oranje); • de overige legenda-eenheden: geen archeologische verwachting (wit). De gebieden tussen de strandwallen en kreekruggen zijn van oudsher drassig en nauwelijks geschikt voor bewoning en akkers.12
Stap 2: archeologische vindplaatsen (terreinen van waarde) De gemeente Den Haag is rijk aan archeologische vindplaatsen. Een deel daarvan is al opgegraven – en bestaat dus niet meer – maar een minstens zo groot deel ligt ‘in de bodem’ bewaard. Bij de voorbereiding van de Nieuwe geologische kaart (Vos et al. 2007; zie stap 1) is de bestaande lijst van archeologische vindplaatsen geactualiseerd.13 De 177 nummers zijn op het kaartblad geprojecteerd en als lijst gepubliceerd in de gepubliceerde versie uit 2007.14 Het gaat daarbij om geheel of gedeeltelijk opgegraven vindplaatsen, gewaardeerde (in kaart gebrachte) terreinen, vondstmeldingen en waarnemingen. Van deze lijst is uitgegaan bij de opstelling van de AWVK.
11
Motivatie voor opname van deze buffer: 1/ vanwege marge die bij kartering van geologische eenheden moet worden ingecalculeerd; 2/ om de (archeologisch belangrijke) overgang tussen landschappelijke zones (incl. de flanken van de strandwallen) te ondervangen.
12
NB: dat betekent niet dat er geen archeologische resten aanwezig kunnen zijn; maar wel dat het om geïsoleerde fenomenen gaat die in het kader van de AWVK niet modelmatig kunnen worden voorspeld en/of weinig archeologische sporen achterlaten. Voor de afdeling archeologie zijn deze zones wel een aandachtspunt vanwege de mogelijke aanwezigheid van zgn rituele deposities (het premoderne gebruik om een bijzonder voorwerp te offeren(?), bij voorkeur op natte plaatsen zoals veendepressies, waterlopen, e.d.).
13
Oudste vindplaatsenlijst: zie Van Heeringen 1982, in 2000 geactualiseerd door Van Veen en Waasdorp (Van Veen en Waasdorp 2000).
14
Voor de beschrijving en waardering van elke vindplaats, zie de Inventaris van archeologische vindplaatsen gemeente Den Haag, in 2007 opgesteld door de Afdeling Archeologie (zie www.denhaag.nl).
10
Van de genoemde 177 terreinen had een klein deel in de afgelopen jaren de status van Archeologisch Belangrijke Plaats (ABP).15 Voor elke ingreep op deze in totaal 17 terreinen was een monumentenvergunning nodig. Bij de voorbereiding van de AWVK zijn deze 17 ABP’s opnieuw bekeken en gewaardeerd. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen: • van twee van de 17 ABP’s kan de status (waarde) en de omvang (begrenzing) ongewijzigd blijven: 1/ Grote of Sint Jacobskerk; en 2/ Binnenhof; • van vier ABP’s kan de omvang worden aangepast (verkleind) op basis van nieuwe informatie: 1/ Binckhorst (resten middeleeuws kasteel); 2/ Elizabethsconvent (resten middeleeuws klooster), thans aangeduid als Grote Markt; 3/ Statenkwartier (Romeinse en vroegmiddeleeuwse bewoning, geconserveerd onder duinzand); 4/ Ockenburg (laatprehistorische, Romeinse en vroegmiddeleeuwse bewoning); • tien ABP’s moeten worden ‘bijgesteld’ tot gebied van archeologische verwachting, ofwel omdat ze inmiddels gedeeltelijk zijn opgegraven, ofwel omdat er te weinig bekend is over de kwaliteit en informatiewaarde van de veronderstelde resten. De eerste categorie betreft: de Kloosterkerk (mogelijke resten middeleeuws klooster; inmiddels gedeeltelijk opgegraven) en het Sint Nicolaas Gasthuis (terrein met prehistorische sporen en resten van middeleeuws gasthuis; inmiddels gedeeltelijk opgegraven). De tweede categorie betreft het Lange Voorhout (resten prehistorie en late middeleeuwen), het Buitenhof (prehistorische vondsten en mogelijke resten middeleeuws voorhof), het Sint Barbaraconvent en het Sint Maria in Galileiconvent (mogelijke resten middeleeuws klooster), Huis Assendelft (mogelijke resten van middeleeuws adellijk huis), het Sacramentsgasthuis (mogelijke resten middeleeuws gasthuis), Meer en Bosch (mogelijke nederzetting uit ijzertijd en Romeinse tijd) en het Hubertuspark (mogelijke Romeinse nederzetting en grafveld). Voor de opstelling van de AWVK zijn uit de lijst van 177 vindplaatsen nog drie terreinen extra geselecteerd op basis van zeldzaamheid en informatiewaarde, die eerder nog niet de status hadden van ABP: te weten Solleveld, Uithof en Gavi-kavel (zie onder: resp. nrs 4, 9 en 1).
Opgenomen in de kaart: Het bovenstaande leidt tot opname van negen archeologische vindplaatsen als terreinen van archeologische waarde op de AWVK (terreinen in rood). Deze komen in de plaats van de voormalige lijst van Archeologische Plaatsen (ABP’s).16 Het gaat om terreinen waarvan de aard en omvang van een archeologische vindplaats is vastgesteld en die op grond van zeldzaamheid en wetenschappelijke informatie van belang zijn voor de bewoningsgeschiedenis van de stad en het gebied.17
15
Dienst Stadsbeheer, afdeling archeologie: Lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen in de gemeente Den Haag (vastgesteld 1993).
16
De term ABP is daarmee vervallen. De monumentenverordening wordt hierop aangepast.
17
Deze terreinen zijn inmiddels ook vastgelegd in het Paraplu-bestemmingsplan Archeologie (vastgesteld in de Haagse gemeenteraad op 23/9/2010) en aldaar beschreven in de toelichting.
11
250 meter
250 meter
1. Gavi-kavel
2. Statenkwartier 5. Binnenhof
3. Ockenburgh
250 meter
250 meter
4. Solleveld
7. Grote Markt
250 meter
6. Binckhorst
8. Grote Kerk
250 meter
9. Uithof
Terreinen van archeologische waarde (Waarde-Archeologie 1)
12
Zones waar archeologie wordt verwacht (Waarde-Archeologie 2)
Gemeentegrens
1. Gavi-kavel. Hier ligt in de ondergrond een van de oudst bewoonbare duintjes uit de regio. Blijkens onderzoek van de gemeente Rijswijk is het terrein in de late steentijd bewoond geweest. Dergelijke vindplaatsen zijn erg schaars. Elk onderzoek ter plekke zal grote kenniswinst opleveren, zowel op lokaal als regionaal en landelijk niveau; 2. Statenkwartier. Een Romeinse militaire vindplaats en een vroegmiddeleeuwse vindplaats. In de late 2de en vroege 3de eeuw heeft hier hoogstwaarschijnlijk een klein Romeins fort gelegen dat een rol speelde in het kustverdedigingssysteem. Het is een van de weinige bekende militaire installaties achter de rijksgrens langs de Rijn. Pal naast dit nederzettingsterrein zijn in de 6de eeuw na Chr. pioniers vanuit de noordelijke Nederlanden neergestreken. Zij gebruikten het door het vele afval vruchtbaarder geworden Romeinse terrein voor de verbouw van hun eigen gewassen. Door de afdekking met de stuifzanden van het Jonge Duin zijn archeologische sporen uitstekend geconserveerd; 3. Ockenburgh. Een Romeinse militaire vindplaats, een vroegmiddeleeuwse vindplaats en een ijzertijdvindplaats. Ook op Ockenburgh waren Romeinse soldaten gelegerd. De sporen van het fort zijn teruggevonden en zijn deels nog in het terrein aanwezig. De burgerlijke nederzetting die erbij hoorde is eveneens voor een deel onderzocht. Een dergelijke vicus is tot nu toe zeldzaam in het gebied. Elk onderzoek levert belangrijke kenniswinst op. Dat geldt ook voor het vroegmiddeleeuwse gedeelte, waarvan helaas waarschijnlijk al veel verdwenen is door het graven van de grote plas op Solleveld. Onder het Romeinse niveau is een ijzertijdvindplaats naar het zich laat aanzien heel goed bewaard gebleven; 4. Solleveld. Grafveld uit de vroege middeleeuwen (6de/7de eeuw na Chr.) dat voor een deel nog in de grond aanwezig is en waarschijnlijk hoort bij de vroegmiddeleeuwse nederzetting bij Ockenburgh. Een opgraving in 2004 heeft een aantal graven opgeleverd die vanwege hun uitzonderlijkheid landelijk bekendheid hebben gekregen. Het is het enige nu bekende grafveld in de Haagse regio uit genoemde periode; 5. Binnenhof. Laatmiddeleeuws hof en kasteelterrein. Complex, dat het beginpunt vormt van het dorp Die Haghe en in de 13de eeuw door de graven van Holland is gesticht en uitgebouwd. Het bovengrondse deel is Rijksmonument; 6. Binckhorst. Laatmiddeleeuws kasteelterrein. Het huidige kasteel is gebouwd op de funderingen van een ouder kasteel, waarvan de oorsprong op zijn minst teruggaat tot in de 13de eeuw. Het is een van de heel weinige kasteelterreinen die Den Haag nog rijk is; 7. Grote Markt. Laatmiddeleeuws klooster. Onder en rondom de Grote Markt liggen de resten van een van de Haagse kloosters, het St. Elisabethsconvent. Dit was het belangrijkste vrouwenklooster dat Den Haag gekend heeft; 8. Grote Kerk. Laatmiddeleeuwse kerk en begraafplaats. De eerste kerk die in Den Haag voor zover bekend werd gebouwd en waarvan de wortels gezocht moeten worden in de 14de of 13de eeuw. Deze kerk zal van oorsprong van hout zijn geweest. Rondom en in de kerk zelf zijn gedurende vele eeuwen Hagenaars begraven; 9. Uithof. Tijdens opgravingen zijn de funderingen van een uithof (boerderij) van het Cisterciënzerinnenklooster Leeuwenhorst (Noordwijkerhout) blootgelegd en vervolgens in de grond geconserveerd. De fundering is opgebouwd uit kloostermoppen, de eerste bakstenen die in ons land in de middeleeuwen vervaardigd werden. Tot nu toe zijn deze resten enig in hun soort in Den Haag.
13
Voor opname op de AWVK zijn zoveel mogelijk de bestaande kadastrale grenzen rond de vindplaats aangehouden.18 De tien voormalige ABP’s die in de loop der tijd (gedeeltelijk) zijn opgegraven of waarvan de aard en kwaliteit niet voldoende kon worden vastgesteld, hebben op de AWVK alleen nog een archeologische verwachting. In de meeste gevallen betekent het dat ze nu samenvallen met de (veel grotere) zone van archeologische verwachting.
Stap 3: historische kaarten Voor de periode na de middeleeuwen is er voor het grondgebied van Den Haag hoogwaardig kaartmateriaal voorhanden, zowel van de binnenstad van Den Haag als van het omringende (landelijke) gebied. Voor de AWVK zijn deze gebruikt om vast te stellen waar zich in de huidige ondergrond nog resten kunnen bevinden van de historische stadskern (Die Haghe), de historische dorpskernen (Loosduinen, Scheveningen en Eikenduinen), kloosters,19 uithoven en boerderijen (17de eeuw). De volgende kaarten zijn gebruikt: • Plattegrond van Den Haag (’s-Gravenhage) en omstreken (1545-1572), door Jacob van Deventer; • Kaartboek van de Regulieren te ’s Gravenzande (1566); • Kaart van Delfland door Floris Balthasarsz. (1611); • Die Haghe in 1670 door Elandts (geschilderde kopie uit 1663 naar kaart uit 1570) • Kaart van Haagambacht door J. Berents (1677-1734); • Haga Comitis (’s Gravenhage) door Bos en Van Harn (1616); • 't Hooge heemraedschap van Delflant door N. en J. Kruikius (1712); • Kaart van ’s-Gravenhage, door Elandts (1666, herdrukt in 1681); • Kadastrale minuten vanaf 1832.
Opgenomen in de kaart: Als zone van archeologische verwachting zijn opgenomen op de AWVK: • De stadskern van Die Haghe. De begrenzing daarvan is aan de oost-, west- en zuidzijde gebaseerd op de loop van de singels, aan de noordzijde op de locatie van de strandwal. Ten zuiden van de stadskern is het verwachtingsgebied uitgebreid met de zone langs de Pletterijkade (locatie scheepsbouw en ambacht), op basis van Elandts 1666; • De dorpskernen van Loosduinen, Scheveningen en Eikenduinen, gebaseerd op het Kaartboek van de Regulieren te ’s Gravenzande (1566) en de Kaart van Haagambacht (Berents 1677-1734). Voor de AWVK zijn de begrenzingen van de afgebeelde dorpskernen geprojecteerd op de huidige topografie, inclusief een zone van 50m rondom;
18
Indien harde informatie beschikbaar was over verstoring van een deel van het terrein (bijv door riolering, kelders, e.d.) is het betreffende stuk buiten de begrenzing gehouden.
19
Kloosters speelden vanaf de 12/13de eeuw een sleutelrol in de ontginning van het nog veelal ongerepte landschap.
14
• Kloosterterreinen: 1/ Dominicanenklooster; 2/ Barbaraconvent; 3/ Agnietenconvent; 4/ Cisterciënzerinnenklooster Loosduinen; 5/ Maria in Galilea.20 Voor de AWVK zijn de locaties van deze kloosters op basis van de bovengenoemde bronnen (kaarten) geprojecteerd op de huidige topografie.
Stap 4: verstoringen Veelal blijkt dat potentieel kansrijke zones dat in werkelijkheid niet meer zijn, omdat de ondergrond is verstoord door intensieve bewoning en landgebruik, onderkeldering, aanleg infrastructuur, milieusaneringen, etc. In Nederland is naar schatting 30% van het archeologische bodemarchief sinds de Tweede Wereldoorlog ongezien verdwenen. Speciaal voor Den Haag komen daar de grootschalige afzandingen van het duingebied uit (vooral) de 19de eeuw bij. Hierbij werd grond afgegraven om het zand voor bouwprojecten elders te gebruiken, maar ook om de bodem te egaliseren en geschikt te maken voor wijkaanleg, of (zoals in Loosduinen) voor tuin- en kassenbouw. Bij de opstelling van de AWVK is zoveel mogelijk ‘harde’ informatie verzameld over de aantasting van het bodemarchief. De gebruikswaarde van de kaart wordt daarmee aanzienlijk verhoogd. De volgende categorieën verstoringen zijn geïnventariseerd en in het kaartbeeld verwerkt: 1. opgegraven vindplaatsen; 2. terreinen waar archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de ondergrond is verstoord (veelal door modern grondgebruik, bekabeling, riolering, etc.); 3. het tracé van de tankgracht uit 1940-’45; 4. de tracés van de AWZI-leidingen (afvalwateringzuiveringsinstallaties); 5. milieusaneringen; 6. ontgrondingen en afzandingen (bijv. Klein Zwitserland); 7. grootschalige en diep gefundeerde nieuwbouw en infrastructuur uit de 20ste eeuw (hoogbouw, parkeerkelders, tunnels, stationsgebied, etc.). 8. wateroppervlakken. Wat betreft punt 6 (historische afzandingen): strandwallen zijn potentieel belangrijke archeologische locaties (zie stap 1), maar blijken in praktijk niet altijd meer archeologie te bevatten als gevolg van (vaak ongedocumenteerde) afzandingen. Er is van uit gegaan dat de strandwal-gebieden waar het huidige maaiveldniveau op 1,25 NAP of lager ligt, in het verleden zijn afgezand en dus geen archeologische relevantie meer hebben.21 Voor punt 5 en 7 geldt dat alleen gedocumenteerde verstoringen van 1 hectare of groter op de kaart zijn opgenomen. Hiervoor is gekozen omdat de talloze kleine bodemingrepen niet of nauwelijks geadministreerd zijn (en dus nauwelijks te inventariseren), maar ook omdat de opname van grote hoeveelheden kleine verstoringen een sterk versnipperd en dus onleesbaar kaartbeeld zouden opleveren.
20
De ondergrondse resten van een zesde klooster, het Elizabethsconvent, is op de AWVK opgenomen als terrein van archeologische waarde (zie stap 2, nr. 7: Grote Markt).
21
De Haagse maaiveldmaten zijn vastgesteld op basis van de digitale topografische kaart/GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland).
15
Stap 5: vertaling naar ruimtelijk beleid Het gemeentelijke grondgebied wordt intensief gebruikt voor bewoning, infrastructuur, economische en agrarische activiteiten. Dit is enerzijds een risico voor het archeologische erfgoed in de bodem, anderzijds biedt het mogelijkheden om bij te dragen aan lokale en regionale, en zelfs (inter)nationale onderzoeksthema’s, maar ook aan het beleefbaar maken van de geschiedenis aan bewoners en publiek. De Nederlandse wetgeving schrijft voor dat bij verstorende plannen rekening moet worden gehouden met archeologische resten. De gemeente Den Haag beoordeelt daarom bij alle aanvragen of er kans op beschadiging van archeologische resten bestaat. Alle archeologie beschermen is echter niet mogelijk of zelfs nodig. Daarom maakt Den Haag gebruik van de mogelijkheid die de Monumentenwet gemeenten biedt om af te wijken van het algemene criterium dat archeologie aan de orde is bij bodemingrepen vanaf 100m2. Hieronder wordt gemotiveerd hoe de gemeente gebruik maakt van deze beleidsvrijheid. Het uitgangspunt daarbij is dat het ruimtelijke beleid moet voorzien in een aanvaardbare balans tussen behoud en beheer van het archeologische erfgoed in de bodem, en andere maatschappelijke belangen, zoals woningbouw, infrastructuur en economische ontwikkeling, die essentieel zijn voor de stedelijke dynamiek. Vanuit deze gedachte is het gemeentelijke grondgebied onderverdeeld in drie archeologische zones van verschillende ‘zwaarte’: 1. terreinen waar archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Deze zijn aangeduid als WaardeArcheologie 1. Op de papieren versie van de kaart aangegeven in rood; 2. zones waar we deze verwachten op grond van landschappelijke kenmerken en archeologische inzichten. Deze zones zijn aangeduid als Waarde-Archeologie 2. Op de papieren versie van de kaart aangegeven in oranje; 3. zones en terreinen waar we geen betekenisvolle archeologische resten (meer) verwachten (geen waarde). Op de papieren versie van de kaart aangegeven in wit.
Opgenomen in de kaart: Voor de AWVK is per zone aangegeven welke eisen de gemeente in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen stelt aan de omgang met het al dan niet aanwezige bodemarchief. De onderzoekseisen, diepte- en oppervlaktevrijstellingen zijn daarbij zodanig gekozen dat alleen archeologisch-kansrijke situaties onder de invloedssfeer van het gemeentelijke archeologiebeleid komen te vallen:
16
Waarde/verwachting
Percentage
Categorie
Eisen archeologie
Beleidsdoelstelling
Waarde-Archeologie 1
Archeologisch
1/ Behoud van archeologie
grondgebied Terrein van
ca. 3%
archeologische waarde
onderzoek verplicht voor bodemingrepen groter
in de bodem 2/ Als behoud niet
dan 0m2 en dieper dan
mogelijk/wenselijk is:
50 cm –mv
het veiligstellen van de archeologische resten
In het Statenkwartier
d.m.v. opgraving of
geldt de verplichting voor
begeleiding
bodemingrepen vanaf 15m2 en dieper van 1,50 m–mv Zone met
ca. 45%
Waarde-Archeologie 2
Voor bodemingrepen groter
1/ Vooronderzoek om
archeologische
dan 50m en dieper dan
vast te stellen of
verwachting
50 cm –mv: archeologisch
behoudenswaardige
vooronderzoek om risico’s
archeologie wordt
in kaart te brengen
bedreigd
2
2/ Indien van toepassing: opgraven/begeleiden Zone zonder
ca. 52%
waarde/verwachting
n.v.t
Nee
Alleen bij bijzondere onderzoeksvragen (eigen onderzoek afdeling Archeologie Den Haag)
Op deze manier is in het gemeentelijke archeologiebeleid een balans aangebracht tussen het behoud van archeologische informatie ( de gemeentelijke zorgplicht) en economischmaatschappelijke criteria (tijd, kosten, procedures, regeldruk – zowel voor de burger c.q. veroorzaker als voor het bevoegd gezag). Ofwel: alleen daar worden eisen gesteld waar voldoende kans bestaat dat door archeologisch (voor)onderzoek ook kenniswinst kan worden geboekt. Het eindresultaat is dat Den Haag in 52% van het gemeentelijk grondgebied geen eisen stelt in het kader van de archeologische monumentenzorg (hier wordt de 100m2-eis uit de Monumentenwet dus niet toegepast). De resterende 48% heeft een zodanige archeologische waarde of verwachting dat de 100m2-eis uit de Monumentenwet als volgt wordt aangescherpt: • op terreinen met een goed geconserveerde archeologische vindplaats (Waarde-Archeologie 1) gelden eisen voor elke bodemingreep dieper dan 50 cm (hier kunnen zelfs kleine ingrepen verlies van informatiewaarde toebrengen); • uitzondering hierop vormt het Statenkwartier, waar een ondergrens van 15m2 wordt aangehouden, om kleine ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken zonder archeologieeisen. Hier zijn bodemingrepen bovendien tot 1,5 meter –mv vrijgesteld, omdat de archeologisch relevante niveau’s hier in de Middeleeuwen door een dikke laag duinzand bedekt zijn geraakt (de zgn. Jonge Duinen of ‘Laag van Den Haag’);
17
• in zones met een archeologische verwachting (Waarde-Archeologie 2) geldt een onderzoekseis voor bodemingrepen vanaf 50m2. De hantering van de 100m2-eis uit de Monumentenwet zou hier een te groot verlies van archeologische informatie over de bewoningsgeschiedenis opleveren. De dieptevrijstelling voor bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld wordt als volgt gemotiveerd. Door het intensieve gebruik van de bovengrond is de kans gering dat er binnen een halve meter onder maaiveld nog intacte archeologische lagen worden aangetroffen. Dit geldt niet voor het Statenkwartier (zie boven).
Gebruik en consequenties De AWVK geeft aan waar in Den Haag archeologische waarden aanwezig zijn en waar ze verwacht worden. De kaart geldt als onderlegger voor het archeologiebeleid en vertaling naar de ruimtelijke ordening (vergunningen, Mer-procedures, voorbereiding openbare werken en projecten, groenvoorziening en –onderhoud, etc). De afgelopen jaren is voor een groot deel van de bestemmingsplannen al gebruik gemaakt van de conceptversie van de AWVK. Dat geldt ook voor het paraplu-bestemmingsplan archeologie, dat in september 2010 is vastgesteld. Sindsdien is het archeologiebeleid in heel Den Haag op bestemmingsplanniveau van kracht. In bestemmingsplannen wordt middels een dubbelbestemming (Waarde-Archeologie 1 of 2) precies aangegeven waar en wanneer archeologie in het geding is. Als er sprake is van een archeologische verwachting, zal de aanvrager van een vergunningplichtige bodemingreep worden gevraagd de archeologische waarden nader in kaart te laten brengen. De gemeente bepaalt of en wanneer er voldoende informatie verzameld is om een gedegen afweging over het bodemarchief te maken. Soms is een bureauonderzoek en/of een aantal boringen daarvoor voldoende. Alleen wanneer vastgesteld is dat er een behoudenswaardige archeologische vindplaats aanwezig is, die door de bodemingrepen zal worden verstoord, komt het tot een opgraving of archeologische begeleiding. Alle kosten, van vooronderzoek tot opgraving, zijn voor de aanvrager. Dit is het zogenaamde veroorzakerprincipe dat voortvloeit uit het Europese Verdrag van Malta. Gezien de huidige wetgeving is de AWVK geen vrijblijvend document: waar archeologie wordt verwacht of aanwezig is en waar deze bedreigd wordt door bouwinitiatieven, moet de initiatiefnemer zorg dragen voor een goede behandeling van deze waarden. De AWVK is daarmee het ruimtelijke instrument voor de uitvoering van het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag. In de GIS-omgeving kan de kaart tot op perceelsniveau worden ingezoomd. In het gemeentelijke informatiesysteem is de AWVK gekoppeld aan een werkkaart met alle beschikbare ruimtelijke en inhoudelijke gegevens over onderzoek, vondsten, waarnemingen en selectiebesluiten. Deze kaart wordt door de afdeling Archeologie up-to-date gehouden. Vanuit transparantie is het noodzakelijk dat de AWVK beschikbaar is voor publiek en alle belanghebbenden, bijvoorbeeld via de gemeentelijke website.
18
Voor inhoudelijke sturing en selectie is de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie essentieel. Bij het opstellen van Plannen van Aanpak of Programma’s van Eisen maakt de afdeling Archeologie van beide instrumenten gebruik. Aangegeven wordt welke informatie moet worden verzameld, welke methode daarvoor wordt ingezet en welke vragen daarbij moeten worden beantwoord. Op die manier zorgt Den Haag ervoor dat de publieke inspanningen die met archeologie zijn gemoeid (tijd, geld, procedures) ook daadwerkelijk rendement opleveren – zowel voor de stad als voor de wetenschap.
Reikwijdte en beperkingen De AWVK is voor een deel een voorspellende kaart (zie: Gehanteerde systematiek). We moeten ons daarbij realiseren dat gebieden waar archeologie wordt verwacht, niet altijd ook echt iets opleveren. Soms blijkt de ondergrond toch anders in elkaar te zitten, of al verstoord te zijn, of soms blijken er geen sporen aanwezig terwijl die er in theorie hadden kunnen zitten. De kaart is dus een gemotiveerde weergave van de stand van kennis van dit moment. Om up-to-date te blijven zal hij echter regelmatig (bijv. na vijf jaar) moeten worden geëvalueerd. Elk onderzoek levert immers weer nieuwe informatie op. Er kunnen waardevolle vindplaatsen bij zijn gekomen, maar er kunnen ook terreinen afvallen, omdat ze opgegraven zijn (en dus verdwenen), of omdat ondertussen is vastgesteld dat er geen (betekenisvolle) resten in de grond zitten. De AWVK geeft een beeld van de archeologische waarden en verwachtingen in Den Haag vanaf de prehistorie. Formeel gesproken valt alles van vijftig jaar en ouder onder de Monumentenwet. In het gemeentelijk archeologiebeleid hebben ondergrondse resten uit de 19de een 20ste eeuw beleidsmatig geen hoge prioriteit. In voorkomende gevallen wordt door de afdeling Archeologie bekeken of ‘jonge’ ondergrondse resten wel onderzoek behoeven. Hetzelfde geldt voor gebieden waar volgens de AWVK geen archeologische verwachting bestaat, maar waar de afdeling in het kader van zijn bredere onderzoekstaak (zoals geformuleerd in de Gemeentelijke Onderzoekagenda Archeologie) specifieke informatie wil verzamelen.22 In zulke gevallen is er geen sprake van onderzoekseisen aan derden, maar wordt binnen de mogelijkheden van de afdeling onderzoekscapaciteit en –budget ingezet.
22
Dit betreft met name premoderne vormen van landschappelijk gebruik en inrichting, inclusief rituele praktijken zoals het deponeren van bijzondere objecten in natte contexten of laaggelegen/venige gebieden (zie ook noot 12).
19
Literatuur Heeringen, R.M. van, 1983: “’s Gravenhage in archeologisch perspectief”, in: De bodem van ’s Gravenhage. (Mededelingen Rijks Geologische Dienst). Haarlem. Veen, M.M.A. van, en J.A. Waasdorp, 2000: Archeologisch-geologische kaart van Den Haag. (Haagse Oudheidkundige Publicaties 5). Den Haag. Vos, P.C, E.C. Rieffe, en E. Bulten, 2007: Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk. Den Haag.
20