6.500 projecten voor een uitnodigend groener Brabant 25 jaar provinciale subsidieregeling voor natuur, landschap en biodiversiteit: geboekte resultaten en aanbevelingen voor de toekomst
Colofon samenstelling en eindredactie
Carlo Braat, Jochem Sloothaak en Ferdinand ter Schure
foto’s
Coördinatiepunt Landschapsbeheer
grafieken en kaarten
Gijs van de Sande, Adviesbureau vdSande, Schijf
vormgeving
Hans Lodewijkx, x-hoogte, Tilburg
drukwerk
Drukkerij Groels, Tilburg gedrukt op
Biotop FSC Mixed Credit
uitgave
Augustus 2012 Brabants Landschap www.brabantslandschap.nl
6.500 projecten voor een uitnodigend groener Brabant 25 jaar provinciale subsidieregeling voor natuur, landschap en biodiversiteit: geboekte resultaten en aanbevelingen voor de toekomst
1
2
Woord vooraf Dit jaar is het 25 jaar geleden dat de Provincie is begonnen met het substantieel stimuleren van landschapsbeheer buiten de natuurgebieden. De hiervoor ingestelde ‘beleidsregel’ was in eerste instantie bedoeld voor aanleg en herstel van landschapselementen en erfbeplantingen. Later is deze beleidsregel aangevuld met middelen voor de realisatie van ecologische verbindingszones, ontsnippering van gemeentewegen en herstel van cultuurhistorisch waardevolle lanen. De laatste jaren is gebleken dat de beleidsregel ook een waardevol instrument is bij de realisatie van initiatieven van onder andere dorpsraden en landschapsbeheergroepen om te komen tot een verbetering van de landschappelijke kwaliteit in de directe woonomgeving. Vanaf de start in 1983 voert het Coördinatiepunt Landschapsbeheer namens de Provincie Noord-Brabant deze regeling uit. De resultaten zijn overweldigend. In 25 jaar zijn ruim 6.500 projecten uitgevoerd bij agrariërs, particulieren, gemeenten en waterschappen. Daarbij was altijd sprake van cofinanciering. Verschillende evaluaties die zijn uitgevoerd naar onderdelen van de beleidsregel hebben steeds de goede resultaten van de uitgevoerde projecten onderstreept. Hoewel anno 2012 al enorm veel bereikt is, blijven de doelstellingen van de beleidsregel nog steeds actueel. De grote ruimtelijke en economische dynamiek in het Brabantse buitengebied leidt niet zelden tot aantasting van de landschappelijke – groene – kwaliteiten. Gerichte inzet van provinciale middelen is bewezen effectief gebleken om andere partijen te verleiden samen te investeren in verbetering van natuur- en landschapskwaliteit. Voordeel hierbij van de beleidsregel is dat simpel en snel, samen met anderen, landschapsprojecten kunnen worden uitgevoerd met een direct zichtbaar resultaat. Ook in het licht van het nieuwe provinciale natuur- en landschapsbeleid is dit actueel. Dit jaar worden belangrijke besluiten genomen over het landschapsbeleid voor de komende tien jaar. Met de in deze rapportage opgenomen aanbevelingen roepen wij de Provincie op te kiezen voor continuering van de beleidsregel in de komende periode.
Jan Baan Directeur Brabants Landschap 3
4
Inhoud
Samenvatting 6
Inleiding 10
1
Beleidsregel en rol Coördinatiepunt
2
Herstel en aanleg van kleine landschapselementen,
kleinschalige natuurontwikkeling en biotoopverbetering
18
3
Ecologische verbindingszones
34
4
Ontsnippering van gemeentewegen
38
5
Herstel en behoud monumentale lanen
40
6 Ondersteuning vrijwilligerswerk
12
42
5
Samenvatting De provinciale subsidieregeling voor natuur en landschap (‘beleidsregel’) heeft het Brabantse buitengebied in 25 jaar aanzienlijk ‘vergroend’. Er zijn bijdragen verstrekt aan 6.500 projecten. Daarbij was altijd sprake van cofinanciering en in die zin ook van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In de meeste gevallen ging het hierbij om een verhouding van 50% provincie en 50% particulier, gemeente of waterschap. Particulieren, agrariërs, gemeenten en waterschappen hebben gebruik gemaakt van de beleidsregel om het landschap te verfraaien met streekeigen beplantingen, poelen en ecologische verbindingszones. Het buitengebied is hierdoor op veel plaatsen niet alleen mooier geworden, ook kwetsbare soortgroepen van het agrarisch cultuurlandschap zoals uilen, struweelvogels, amfibieën en vleermuizen hebben hiervan geprofiteerd. Met de onderdelen ‘Herstel en aanleg kleine landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling en biotoopverbetering’ is vanaf 1987 een opmerkelijke impuls gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het Brabantse buitengebied. Op diverse plekken is dit in het terrein duidelijk waarneembaar. Jaarlijks is er veel aangeplant met een minimale inzet aan overhead. Hiertoe behoren ook projecten die geïnitieerd zijn door vrijwilligersgroepen in samenwerking met de betreffende gemeenten. De bereikte resultaten hebben niet alleen een positief effect 6
op het landschap, maar ook op recreatie en natuur. Bovendien was er een grote betrokkenheid bij de deelnemers en de bereidheid om zelf te investeren. Al met al kan worden gesteld dat met relatief weinig middelen veel winst is behaald ten behoeve van landschap en biodiversiteit. Ten aanzien van het onderdeel ‘Ecologische Verbindingszones (evz) is in 2011 een evaluatie uitgevoerd naar de effectiviteit en de efficiëntie van het provinciaal beleid. Hieruit bleek dat sinds de invoering van de regeling in 1993, in totaal 242 km natte evz’s (19% van de taakstelling) en 51 km droge evz’s (14% van de taakstelling) zijn gerealiseerd. De resterende taakstelling bedraagt 1.304 km natte en droge evz’s. Realisatie van deze doelstelling voor 2018 is niet realistisch met de huidige financiële middelen. Met betrekking tot de ecologische kwaliteit van gerealiseerde evz’s is in 2008 een evaluatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er in de aangelegde zones redelijke tot plaatselijk hoge natuurwaarden aanwezig zijn. In de afgelopen tien jaar zijn in de onderzochte verbindingszones 66 zogenaamde Rode Lijstsoorten aangetroffen. Op deze lijst staan dier- en plantensoorten die in hun voortbestaan worden bedreigd. De uitgebreide lijst van planten- en diersoorten toont zonder meer aan dat de meeste zones goed functioneren als verbindingsweg, vaste verblijfplaats, foerageergebied en/of rust- en schuilplaats. Het derde onderdeel binnen de Beleidsregel is
de ‘Ontsnippering van gemeentewegen’. Op ruim 80 locaties zijn voorzieningen gerealiseerd. Bij de meeste projecten bestaan deze uit duikers met geleidende rasters. In meerdere situaties is het een onderdeel van een ontsnipperingsprogramma voor een groter gebied waarin ook provinciale wegen en rijkswegen meegenomen zijn. Voor het onderdeel ‘Herstel en behoud van monumentale lanen’ is sinds mei 2010 geen budget meer beschikbaar. Er zijn in totaal 19 lanenplannen opgesteld en geaccordeerd door de Uitvoeringscommissie Lanen. Vanwege het uitblijven van budget zijn voor slechts 3 van deze plannen bijdragen toegekend voor uitvoering. In het nieuwe landelijke subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer (snl) is een beheerbijdrage voor lanen beschikbaar. Hiermee is een deel van de motivatie om de ‘lanenregeling’ te handhaven te komen vervallen. De beheerbijdrage biedt echter geen soelaas voor lanen die in een ernstige mate van verval verkeren. Het laatste onderdeel van de Beleidsregel behelst de Ondersteuning van het vrijwilligerswerk. In Brabant zijn momenteel ruim 2.000 vrijwilligers actief in het landschapsbeheer en de soortenbescherming. Deze vrijwilligers worden structureel ondersteund door het Coördinatiepunt. De activiteiten van vrijwilligersgroepen zijn onmisbaar bij het invullen van de (voorgenomen) doelstellingen van het provinciaal beleid. Zo streeft de Provincie naar meer
burgerparticipatie bij uitvoering van beleid gericht op het platteland. Bovendien wil zij de betrokkenheid van bedrijven en burgers vergroten, ervan uitgaande dat het realiseren van mooie natuur, schoon water en een fraaie leefomgeving alleen lukt als de burger zich betrokken voelt. Die betrokkenheid kan worden versterkt door op regionaal niveau een koppeling te maken met sociaal beleid en economische ontwikkeling. Op dit moment wordt hier vanuit het Coördinatiepunt al op ingespeeld door het aanbieden van maatschappelijke stages (i.s.m. terreinbeherende organisaties) en het initiëren van projecten inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dit laatste gebeurt i.s.m. landschapsbeheergroepen. Bij landschapsbeheergroepen ligt er een directe relatie tussen de werkzaamheden (onderhoud houtwallen, knotwilgenrijen, boomgaarden) en het provinciale doel tot behoud van regionale (landschappelijke) identiteit. Bij de bescherming van soorten is er ook een nauwe relatie tussen vrijwilligersactiviteiten en het provinciaal soortenbeleid. Dit varieert van een Brabantbrede aanpak als het gaat om weidevogelen uilenbescherming tot het initiëren van uitvoeringsprojecten ten behoeve van soorten als zwaluw, zwarte stern, waterspitsmuis en vleermuis. Bij deze laatste soort vervullen vrijwilligers een taak waarvoor ook de overheid verantwoordelijkheid draagt: afhandeling van klachten/meldingen van beschermde soorten. 7
Aanbevelingen Dit najaar besluit de Provincie over het natuur- en landschapsbeleid voor de komende 10 jaar. In de ontwerp-nota ‘Brabant: uitnodigend groen’ zijn hiervoor heldere ambities opgenomen. In dit evaluatierapport worden aanbevelingen geformuleerd om de succesvolle uitvoering van de beleidsregel maximaal te laten bijdragen aan het behalen van de geformuleerde ambities uit de nota. Om de betrokkenheid en participatie van buitenlui en locale vrijwilligersgroepen bij de uitvoering van het provinciale beleid te borgen is een regeling nodig die stimulerend werkt. De beleidsregel heeft bewezen een stimulerende regeling te zijn. Het verdient aanbeveling om jaarlijks een budget voor het onderdeel ‘Herstel en aanleg van kleine landschapselementen, kleinschalige natuurontwikkeling en biotoopverbetering’ beschikbaar te houden. Door het multiply-effect van de regeling zal de uiteindelijke investering een meervoud bedragen van dit budget. Voor een wellicht efficiëntere inzet van beschikbare middelen is te overwegen om het verstrekken van bijdragen voor erfbeplantingen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van woningen en agrarische bedrijven (deels privébelang) te laten vervallen en prioriteit te geven aan kleinschalige natuurontwikkeling, plantobjecten buiten woonerven en herstel van cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen. Het onderbrengen van dit onderdeel van de beleidsregel bij het Groen Blauw Stimuleringskader is ons inziens geen optie. 8
Met betrekking tot de evz’s bevelen wij aan om de uitvoering te prioriteren en hiervoor budget beschikbaar te stellen. Bouw de huidige subsidie van 100% voor gemeenten niet af naar 50%, maar naar 75%. Het is verder aan te bevelen om het budget voor ontsnippering van gemeentewege te handhaven, maar de criteria verder aan te scherpen. Ten aanzien van de lanenplannen bevelen wij aan om budget beschikbaar te stellen voor uitvoering van plannen die in de afgelopen periode zijn goedgekeurd, waarbij de huidige criteria worden aangescherpt vanwege de beheerbijdrage vanuit het snl. Gezien de belangrijke rol van vrijwilligers en de voorgenomen herziening van het provinciale natuur- en landschapsbeleid verdient het tenslotte aanbeveling om meer te investeren in een structurele ondersteuning van het vrijwilligerswerk, waar dit bijdraagt aan realisering van het provinciaal beleid. Momenteel zijn vrijwilligersgroepen nog afhankelijk van ‘onzekere’ financieringsbronnen zoals de Postcodeloterij en jaarlijkse projectsubsidies. Daarom wordt voorgesteld om de jaarlijkse bijdrage uit de beleidsregel structureel te verhogen om een impuls te geven aan het vrijwilligersbeleid ten behoeve van uitbreiding, verdere professionalisering en goede structurele ondersteuning van het groene vrijwilligersnetwerk in Brabant. Wij hechten er belang aan om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de sociale- en de economische sector te betrekken bij de financiële ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
9
Inleiding
In 1987 werd een nieuwe provinciale subsidieregeling (kortweg: beleidsregel) ingesteld voor aanleg en herstel van kleine landschapselementen. Met deze beleidsregel wilde de Provincie het natuur- en landschapsbeheer buiten de ecologische hoofdstructuur (ehs) bevorderen. In het eerste jaar werd hiervoor een bedrag van f 50.000,- beschikbaar gesteld. Het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van Brabants Landschap (kortweg: Coördinatiepunt) kreeg een mandaat om de beleidsregel uit te voeren. Dit is al die jaren zo gebleven. Het Coördinatiepunt is daarmee voor alle partijen ‘het gezicht’ van de beleidsregel geworden. De beleidsregel heeft zich in de loop der tijd ontwikkeld en verbreed. Eerst met een mogelijkheid om de aanleg van ecologische verbindingszones te stimuleren, later kwamen er middelen bij voor de ontsnippering van gemeentewegen en nog veel later werd de zogenaamde ‘lanenregeling’ aan de beleidsregel toegevoegd om het herstel van cultuurhistorisch waardevolle lanen te stimuleren. 10
De beleidsregel heeft het Brabantse buitengebied in al die jaren aanzienlijk vergroend. Er zijn bijdragen verstrekt aan ruim 6.500 projecten. Daarbij was altijd sprake van cofinanciering en in die zin ook van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. In de meeste gevallen ging het hierbij om een verhouding van 50% provincie en 50% particulier, gemeente of waterschap. Op grote schaal hebben particulieren gebruik gemaakt van de beleidsregel om het landschap te verfraaien met streekeigen beplantingen. Coniferen zijn vervangen door hagen, weilandjes zijn aangekleed met houtsingels, langs sloten zijn knotwilgen geplant en er zijn bongerds van hoogstamfruit aangelegd. Het buitengebied is hierdoor op veel plaatsen niet alleen mooier geworden, ook kwetsbare soorten als steen- en kerkuil, struweelvogels en kikkers en salamanders hebben hiervan geprofiteerd. Bij meerdere projecten hebben locale landschapsbeheerorganisaties een rol vervuld als intermediair. In veel gemeenten was de belangstelling voor de
aanleg van streekeigen beplantingen groot. Naast individuele aanvragen is in een groot aantal gemeenten ook sprake geweest van een collectieve aanpak. Samen met aanvankelijk de ncb en later de zlto zijn zogenaamde erfbeplantingcampagnes opgezet. In totaal hebben hier ruim 1.300 grondeigenaren aan deelgenomen. In diverse gemeenten zijn via deze weg honderden erven met streekeigen beplanting ingericht. De beleidsregel is echter onvoldoende gebleken om een groene dooradering op landbouwgronden te realiseren. Daarvoor is de beleidsregel, die alleen voorziet in een bijdrage voor eenmalige inrichting, te beperkt. Om ook deze groene dooradering te stimuleren zijn aanvullende gemeentelijke regelingen ontstaan om naast een bijdrage voor inrichting uit de provinciale beleidsregel ook een gemeentelijke bijdrage voor beheer en inkomstenderving te kunnen verstrekken. Voorbeelden hiervan zijn de projecten
‘Dijk van een Landschap’ en ‘Particulier Landschapsbeheer gemeente Etten-Leur’. Deze projecten hebben ten grondslag gelegen aan de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader die enkele jaren geleden in het leven is geroepen. Deze regeling voorziet wel in vergoedingen voor opbrengstderving of grondwaardedaling en beheer, en vormt een goede basis voor de groenblauwe dooradering van het agrarisch gebied. Beide regelingen sluiten naadloos op elkaar aan. Dit rapport brengt de resultaten van de beleidsregel in beeld. De resultaten worden per onderdeel van de beleidsregel toegelicht. Het onderdeel ‘ecologische verbindingszones’ wordt in dit rapport beperkt toegelicht omdat in 2011 Bureau Kragten in opdracht van de Provincie al een evaluatierapport heeft opgesteld. Deze rapportage sluit af met een aantal aanbevelingen in het licht van de nieuwe provinciale nota ‘Brabant: uitnodigend groen’. 11
1 Beleidsregel en rol van het Coördinatiepunt
12
1.1
Beleidsregel
1.2
Rol van het Coördinatiepunt
1.3
Resultaten
1.1 Beleidsregel In 1987 is de beleidsregel, toen onder de naam ‘Bijdrageregeling instandhouding kleine landschapselementen Noord-Brabant’, door de Provincie in het leven geroepen. De naam heeft in de loop der jaren kleine wijzigen ondergaan, maar de inhoud van de beleidsregel is nauwelijks gewijzigd. De beleidsregel staat nu bekend als ‘Subsidieregeling natuur en landschap Noord-Brabant’. In de eerste jaren was er alleen budget voor de aanleg van kleine landschapselementen. In 1993 werd de beleidsregel uitgebreid met nieuwe onderdelen. Zo kwam er budget voor kleinschalige natuurontwikkeling, biotoopverbetering, vrijwilligersgroepen en
voor de aanleg van ecologische verbindingszones (evz’s), zie tabel 1. Het grootste deel van het nieuwe budget werd ingezet ten behoeve van de realisatie van evz’s. Bij alle onderdelen is sprake van cofinanciering. Het percentage is afhankelijk van de maatschappelijke meerwaarde. Bij de meeste onderdelen is het subsidiepercentage in de loop der tijd ongewijzigd gebleven. Alleen bij het onderdeel evz heeft het subsidiepercentage gewisseld. Het subsidiepercentage van 100% heeft een positief effect gehad op het aantal subsidieaanvragen voor dit onderdeel.
Onderdelen van de beleidsregel
Openstelling
Subsidiepercentage *
Herstel en aanleg kleine landschapselementen
1987-2012
50% erven ** 80% buiten erven
Instandhouding van kleine landschapselementen
1998-2011
100%
Kleinschalige natuurontwikkeling
1993-2012
80% particulieren 50% gem. en ws
Biotoopverbetering
1993-2012
80% particulieren 50% gem. en ws
Ecologische verbindingszones
1993-2012
1993-2006: 50% 2006-2008: 75% 2008-2011: 100%
Ontsnippering van gemeentelijke wegen
1993-2012
75%
Vrijwilligersgroepen voor landschapsbeheer
1993-2012
Kleine onkostenvergoeding
Herstel en behoud monumentale lanen
2008-2010
80%
Toelichting
Alleen van toepassing voor project Dijk van een Landschap; beëindigd na overheveling overeenkomsten naar Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader
M.i.v. 2009 lopen aanvragen van waterschappen via Bestuursovereenkomst
€ 5000,-/jaar
Tabel 1 Overzicht ontwikkeling beleidsregel * Bij alle onderdelen, m.u.v. het onderdeel evz’s, heeft de subsidie alleen betrekking op een bijdrage voor inrichting. Vergoeding voor grond (gederfde inkomsten of waardedaling) en vergoeding voor beheer maken geen onderdeel uit van deze beleidsregel. ** Zie hoofdstuk 2 voor begrip ‘erf’
13
1.2 Rol van het Coördinatiepunt Vanaf de introductie van de beleidsregel is het Coördinatiepunt Landschapsbeheer van het Brabants Landschap door Gedeputeerde Staten gemandateerd om de beleidsregel uit te voeren. Het Coördinatiepunt is een kleine, slagvaardige organisatie met korte lijnen naar de doelgroepen en richt zich primair op de vertaling van beleid naar uitvoering. Op basis van opgebouwde kennis en kunde is er veelal sprake van een gebiedsgerichte aanpak. Samenwerking met andere partijen die actief zijn in het landelijk gebied vormt daarbij vaak een voorwaarde voor succes. De taken en verantwoordelijkheden van het Coördinatiepunt bij de uitvoerig van de beleidsregel zijn weergegeven in tabel 2. In het kader van de evaluatie van evz’s door Bureau Kragten in opdracht van de Provincie is ook de rol van het Coördinatiepunt geëvalueerd. In de rapportage is hierover ondermeer de volgende zin opgenomen: “De rol van het cl binnen het subsidieproces wordt door gemeenten zeer gewaardeerd. Deze rol kan verder worden versterkt. Het cl dient meer mogelijkheden te krijgen voor het beoordelen (en indien nodig afkeuren) van ingediende ramingen bij subsidieaanvragen”.
1.3 Resultaten In de afgelopen 25 jaar heeft het Coördinatiepunt namens de Provincie, bijdragen toegekend aan 6.500 projecten. Gemiddeld zijn 250-300 projecten per jaar beschikt (zie figuur 1); ca. 10% van de aanvragers heeft een agrarisch bedrijf. Het merendeel van de aanvragen heeft betrekking op particuliere grondeigenaren, zogenaamde ‘buitenlui’. Qua budgetclaim zijn de evz-projecten van waterschappen en gemeenten het belangrijkst. In afbeelding 1 is de ligging van gesubsidieerde projecten aangegeven. Alle projecten in het kader van de zogenaamde ‘erfbeplantingcampagnes’ – in totaal ruim 1.200 projecten – zijn niet op deze kaart opgenomen. In sommige gemeenten gaat het om honderden projecten. De gegevens van de erfbeplantingcampagnes zijn daarom apart in paragraaf 2.3.2 opgenomen. Bovendien zijn alle projecten uit de periode 1987-1996 (totaal 1.461) niet in de kaart opgenomen. Vanaf 1996 is gestart met het toekennen van ‘beschikkingen’, die goed gearchiveerd zijn. Vóór 1996 kocht het Coördinatiepunt zelf plantsoen in en leverde dit bij deelnemers af.
Onderdeel
Toelichting
Adviseren aanvragers
Complexere inrichtingsplannen voor particulieren en agrariërs worden door Coördinatiepunt uitgewerkt, eenvoudiger plannen door hoveniersbedrijven. Bij evz’s en ontsnipperingsmaatregelen adviesrol richting gemeenten en waterschappen
Beschikken subsidieaanvragen
Binnengekomen subsidieaanvragen worden gecheckt aan de beleidsregel en indien voldaan wordt aan voorwaarden en er budget beschikbaar is, ontvangt de aanvrager een beschikking
Controle uitvoering
Indien het project is gerealiseerd wordt deze gecontroleerd: veldcontrole en administratieve controle op basis van facturen of accountantsverklaring
Uitbetalen subsidie
Indien project is gerealiseerd conform aanvraag wordt subsidie uitbetaald
Rapporteren aan provincie
4 x per jaar ontvangt Provincie financiële rapportage
Tabel 2 Taken en verantwoordelijkheden Coördinatiepunt bij uitvoering beleidsregel
14
Deze beleidsregel is door een laagdrempelig karakter, de veelheid aan mogelijkheden en een slagvaardige uitvoeringsorganisatie zeer succesvol gebleken.
In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van de verschillende onderdelen van de beleidsregel toegelicht.
7.000
6.000
Totaal aantal projecten
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 1 Aantal gerealiseerde projecten per jaar en ontwikkeling van jaar op jaar
15
Afbeelding 1 Locatie van alle gerealiseerde projecten (1996-2012)
Gerealiseerde erfbeplanting in het kader van de Beleidsregel
Gerealiseerde landschappelijke beplanting Gerealiseerde poelen
Gerealiseerde erfbeplanting
Afgeronde planvorming of gerealiseerd herstel monumentale lanen Gerealiseerde landschappelijke beplanting Gerealiseerde poelen
Gerealiseerde ontsnipperingsmaatregelen
Afgeronde planvorming of gerealiseerd herstel monumentale lanen
Gerealiseerde verbindingszone's Gerealiseerde ecologische ontsnipperingsmaatregelen Nog
Gerealiseerde ecologischeecologische verbindingszone'sverbindingszone's niet gerealiseerde Nog niet gerealiseerde ecologische verbindingszone's
Groen-Blauwe mantel Groen-Blauwe mantel Kernen Kernen
16
Op deze kaart is de locatie van alle gesubsidieerde projecten aangegeven. Alle projecten in het kader van de zogenaamde ‘erfbeplantingcampagnes’ – in totaal ruim 1.200 projecten – zijn niet opgenomen. In sommige gemeenten gaat het om honderden projecten. Bovendien zijn alle projecten uit de periode 1987-1996 (totaal 1.461) niet in de kaart opgenomen. Vanaf 1996 is gestart met het toekennen van ‘beschikkingen’, die goed gearchiveerd zijn. 17
2 Herstel en aanleg van kleine landschapselementen, kleinschalige
2.1
Inleiding
2.2
Budgetten en projecten
2.3
Aanleg streekeigen beplantingen
2.3.1 Inrichting streekeigen erven 2.3.2 Erfbeplantingcampagnes 2.3.3 Aanleg landschappelijke beplantingen
natuurontwikkeling en biotoopverbetering
18
2.4
Aanleg poelen
2.5
Kleinschalige natuurontwikkeling
2.6
Biotoopverbetering
2.7
Aanbevelingen
2.1 Inleiding Dit onderdeel van de beleidsregel heeft betrekking op de aanleg van zogenaamde erfbeplantingen, landschappelijke beplantingen (beplantingen buiten het erf), poelen en maatregelen voor kwetsbare soorten in het agrarisch gebied. Subsidiëring van herstelmaatregelen heeft relatief weinig plaatsgevonden. In de praktijk ging het hierbij vnl. om elementen met een cultuurhistorische waarde zoals verwaarloosde brandputten, relicten van grachten, verlande wielen en houtwallen die overwoekerd zijn door exoten als Amerikaanse vogelkers. Het begrip ‘erf’ is in de beleidsregel zorgvuldig gedefinieerd om te voorkomen dat teveel subsidie wordt verstrekt aan projecten waar ook het privébelang een grote rol speelt. Bij particuliere grondeigenaren wordt alle grond binnen een straal van 150 meter tot het erf gerekend. Dit betekent in de praktijk dat ook weilandjes rond de woning voor deze beleids-
regel tot het ‘erf’ gerekend worden terwijl ze in het bestemmingsplan vaak een agrarische bestemming hebben. Bij agrarische bedrijven heeft het ‘erf’ betrekking op het agrarische bouwvlak inclusief een zone van 10 meter rond het bouwvlak. Indien een beplanting buiten het erf wordt gerealiseerd spreken we van een ‘landschappelijke beplanting’. Naast de aanleg van beplantingen bestaande uit streekeigen bomen en struiken, is op geschikte locaties de aanleg van poelen gestimuleerd en gesubsidieerd. Daarnaast zijn er ook projecten waar diverse maatregelen tegelijkertijd zijn uitgevoerd. Deze projecten komen aan de orde bij ‘kleinschalige natuurontwikkeling en biotoopverbetering’.
19
2.2 Budgetten en projecten Figuur 2 geeft een overzicht van het provinciale budget voor dit onderdeel van de beleidsregel over de periode 1987-2012. Er is gestart met een jaarbudget van € 22.000 en in 2012 was € 125.000 beschikbaar. In de tussenliggende periode varieerde het budget tussen de € 8.700 (1990) en € 645.000 per jaar. Figuur 3 geeft een overzicht van het aantal projecten per jaar. Er zijn jaren waarin het aantal projecten in
relatie tot het budget groot was, met een uitschieter in 1996. Dit komt vooral door het grote aantal projecten in de erfbeplantingcampagnes. Dit waren veel projecten maar de bijdrage uit de beleidsregel was relatief klein als gevolg van een aangepaste financieringsconstructie. Later zijn de projecten – vooral projecten bij ‘buitenlui’ – veel groter geworden, waardoor de bijdrage per project is gestegen.
Figuur 2 Beschikte budgetten in de periode 1987-2012 € 700.000 € 600.000
€ 400.000 € 300.000 € 200.000 € 100.000 €0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
700 600
gerealiseerde projecten
budget in euro’s
€ 500.000
500 400 300
200 100 0
Figuur 3 Aantal projecten per jaar in de periode 1987-2012
20
2.3 Aanleg streekeigen beplantingen De Beleidsregel heeft het mogelijk gemaakt om op grote schaal de aanleg van streekeigen beplantingen te stimuleren. Ook in landelijk perspectief gezien gaat het in onze provincie om grote aantallen. Wat te denken van de aanplant van 2.300.000 stuks bosplantsoen voor houtsingels of de aanplant van 71.000 laanbomen. Tabel 3 geeft een overzicht van de aantallen die vanaf
Onderdeel
1996 gesubsidieerd zijn. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen beplantingen op erven en overige beplantingen (zie boven). Om een idee te geven van de impact is het aantal stuks ook vertaald naar herkenbare eenheden (lengte en oppervlak). Op afbeelding 2 is de locatie van de individuele projecten aangegeven. Tevens zijn (voormalige) gemeenten weergegeven waar een erfbeplantingcampagne is uitgevoerd.
Aantallen per locatie erf
aanplant bosplantsoen
Totaal
Ter beeldvorming
landschap
786 kilometer houtsingel met een breedte van 6 meter
2.081.090
944.927
3.026.017
947.598
0
947.598
aanplant hoogstamfruitbomen
20.748
0
20.748
132 hectare hoogstamboomgaard
aanplant laanbomen
57.021
14.468
71.489
571 kilometer bomenrij
aanplant knotwilgen
1.238
1.935
3.173
aanplant haagplantsoen
236 kilometer geschoren haag
15 kilometer knotbomenrij
Tabel 3 Overzicht aantal geplante bomen en struiken in het kader van de onderdelen Herstel en aanleg kleine
landschapselementen en kleinschalige natuurontwikkeling over de periode 1996-2012
Gerealiseerde erfbeplanting Gerealiseerde landschappelijke beplanting Gerealiseerde erfbeplanting Gemeenten met een erfbeplantingscampagne (1994-2002) Gerealiseerde landschappelijke beplanting Kernen Gemeenten met een erfbeplantingscampagne (1994-2002) Kernen
Afbeelding 2 Locaties erfbeplantingen en landschappelijke beplantingen 21
2.3.1 Inrichting streekeigen erven Landelijk is de afgelopen jaren een toenemende belangstelling te constateren voor de aanleg van streekeigen erven. Op vrijwel alle websites van provinciale landschapsbeheerorganisaties elders in het land wordt aandacht gevraagd voor dit thema. In Brabant is de stimulering van de aanleg van streekeigen beplantingen, mede door de beleidsregel al veel eerder opgepakt. Brabant kent veel verspreide bebouwing, met name in de oude hoevenlandschappen. Deze bebouwing kan, indien er geen sprake is van een landschappelijke inpassing, de beeldkwaliteit van het landschap negatief beïnvloeden. Vandaar dat het Coördinatiepunt altijd veel aandacht heeft besteed aan dit
thema. Bij het ontwerp – veel van de ontwerpen zijn gemaakt door het Coördinatiepunt – is waar mogelijk ook, rekening gehouden met ecologische aspecten. Een voorbeeld van een inrichtingsplan is weergegeven in afbeelding 3. In diverse gebieden zijn zoveel individuele plannen gesubsidieerd dat de impact op het landschap en op het voorkomen van soorten duidelijk merkbaar is. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar in een gebied ten zuiden van Etten-Leur (zie afbeelding 4). Soorten als steenuil en kerkuil, beide aandachtssoorten in het Leefgebiedplan Agrarisch Landschap van de Provincie, hebben hiervan geprofiteerd.
eiken amfibieënpoel gemengdehaag struweel hoogstamfruit A
lindes
noot lei-lindes37 B
bloemrijk grasland bestaande boom of beplanting
afbeelding 3 Voorbeeld inrichtingsplan erf
22
Erfbeplanting knotbomenrij Houtsingel Amfibieënpoel Broedplaats steenuil Territoriumcontour (300m)
afbeelding 4 Concentratie van individuele plannen en broed-
gevallen steenuil
23
2.3.2 Erfbeplantingcampagnes Brabant kent veel verspreide bebouwing, waaronder veel agrarische bebouwing. De impact hiervan op het landschap is groot (‘verstening’ van het buitengebied). Een goede landschappelijke inpassing van een agrarisch bedrijf verdient daarom veel aandacht. Begin jaren ‘90 heeft het Coördinatiepunt samen met de toenmalige ncb (nu zlto)-afdelingen de eerste grootschalige erfbeplantingprojecten ofwel -campagnes opgezet. De eerste in de toenmalige gemeente Vessem. Later hebben veel zlto-afdelingen dit voorbeeld gevolgd. Deze acties hebben
geleid tot een totaal van ruim 1.200 erfbeplantingen (zie tabel 4). Veel bestaande erven zijn aangekleed, maar er zijn ook nog steeds veel agrarische bedrijven die niet landschappelijk zijn ingepast. De zlto vindt dat hier verandering in moet komen. Daarom heeft de zlto in 2012 het project ‘functioneel erfgroen’ in de steigers gezet. Dit project waarin ook het Coördinatiepunt participeert, moet voor een impuls van de landschappelijke inpassing van agrarische bedrijven gaan zorgen.
Tabel 4 Omvang erfbeplantingscampagnes
Jaar
Aantal gemeenten met campagne
Aantal deelnemers
Bosplantsoen
Haagplantsoen
Laanbomen
Fruitbomen
Knotwilgen
1994
10
314
149300
0
2597
991
0
1995
4
120
32700
8500
600
180
50
1996
14
490
161400
114400
4300
1500
300
1997
9
164
79066
57600
1877
462
253
2001
2
68
5088
4636
530
0
0
2002
2
56
17723
18962
1439
86
63
Totalen
41
1212
445277
204098
11343
3219
666
24
Project erfbeplanting gemeente Gemert-Bakel een succes Ten gevolge van de schaalvergroting in de landbouw verrezen in de jaren ’80 en ’90 steeds grotere stallen, loodsen en mestsilo’s in het buitengebied. Om deze verstening van het landschap op zijn minst toch visueel te verzachten, kwam Gemert-Bakel in het gemeentelijk landschapsbeleidsplan van 1989 met voorstellen hiervoor. De bedrijfsgebouwen werden landschappelijk ingepast met erfbeplanting. De aankleding van de erven gebeurde eerst per straat, later per buurt en tenslotte gemeentebreed. Soms werden in één plantseizoen wel meer dan 60 erven aangekleed. Al met al zijn met medewerking van de Stichting Landschap Bakel-Gemert en de plaatselijke zlto-afdeling ruim 450 erven ingepast. De gemeente hield er excursies langs en reikte prijzen uit. Wanneer agrariërs hun bedrijf willen uitbreiden, worden ze goed geïnformeerd over de mogelijkheden van en eisen voor erfbeplanting. In 2006/07 werden in deze gemeente 1070 adressen in het buitengebied beoordeeld op hun erfbeplanting. 74% kreeg de beoordeling goed, 20% voor verbetering vatbaar en 6% ver onder de maat. Nadat de gemeente met de laatste groep contact had opgenomen, stond deze positief tegenover het inrichten van hun erf. Slechts in enkele gevallen wordt erfbeplanting ervaren als een belemmering voor het bedrijf.
25
2.3.3 Aanleg landschappelijke beplantingen De aanleg van beplantingen buiten het erf, de zogenaamde landschappelijke beplantingen, is vooral gelukt in gemeenten waar vanuit een gemeentelijke regeling een aanvullende bijdrage was voor de aanleg en grond. Dit is vormgegeven bij de projecten ‘Dijk van een Landschap’ (gemeenten Moerdijk, Steenbergen en Woensdrecht) en ‘Particulier Landschapsbeheer Etten-Leur’.
26
In het kader van het project Dijk van een Landschap zijn in de periode 1999-2003 voor 54 deelnemers beplantingsplannen uitgewerkt. In totaal zijn 3.203 inheemse laanbomen voor bomenrijen aangeplant en 31.410 inheemse struiken voor struweelbeplantingen. Verder zijn verspreid in onze provincie op kleinere schaal landschappelijke beplantingen aangelegd. De bovengenoemde regelingen hebben aan de basis gestaan van de Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader.
2.4 Aanleg poelen Begin jaren ’80 kwamen er steeds meer alarmerende geluiden over de dramatische achteruitgang van amfibieën in ons land. Stichting ravon, een organisatie die zich inzet voor behoud en bescherming van amfibieën, reptielen en vissen,vroeg om maatregelen. De belangrijkste maatregel was de aanleg van poelen op geschikte locaties. Het ontbreken van voortplantingswateren was namelijk een belangrijke oorzaak van de achteruitgang. Van begin af aan bood de beleidsregel mogelijkheden om de aanleg van poelen te subsidiëren. In 25 jaar is vanuit de beleidsregel de aanleg van bijna 1.300 poelen gesubsidieerd. (zie afbeelding 5) Ten zuiden van Breda is een gebied gelegen dat van oudsher bekend stond als een belangrijk amfibieëngebied. Hier werd de aanleg van nieuwe poelen door het plaatselijke ivn als eerste actief opgepakt. Met de beleidsregel zijn vervolgens tientallen poelen in dit gebied aangelegd. Dit voorbeeld van een gebiedsgerichte aanpak is later ook in andere gebieden opgepakt, bijvoorbeeld in de gemeente Uden. Ook hier is een belangrijke rol weggelegd voor de locale natuurwerkgroep.
100ste amfibieënpoel in Uden een feit! De werkgroep ‘Vrijwillig Landschapsbeheer Uden’ (vlu) groef in 2010 haar honderdste poel sinds de oprichting 21 jaar eerder. Willem Peters van het vlu rekent ons voor dat we er met de honderdste, hoewel een mijlpaal, nog lang niet zijn: ‘Voor het behoud en herstel van de Udense amfibieënpopulatie heeft het vlu 15 jaar geleden de ‘groenblauwe ruit’ rond Uden bedacht, welke later is overgenomen in het gemeentelijk landschapsbeleidsplan. Het streefbeeld over 24 km ruit is om de 300 meter een set van 3 poelen. Voor dit poelennetwerk zijn dus 24.000 : 300 x 3 = 240 poelen nodig. Er zullen dus nog 140 poelen bij moeten.’ Dankzij de aanleg van nieuwe en het opschonen van bestaande poelen komen er in Uden maar liefst acht soorten amfibieën voor: bruine kikker, groene kikker, heikikker, gewone pad, rugstreeppad, kleine watersalamander, alpenwatersalamander en kamsalamander.
Gerealiseerde poelen Groen-Blauwe mantel Kernen Gerealiseerde poelen Groen-Blauwe mantel Kernen
afbeelding 5 Locatie aangelegde poelen periode 1996-2012 27
Onderzoek naar de natuurwaarde van poelen in het cultuurlandschap (2001) In tegenstelling tot wat veel mensen denken, worden poelen niet alleen in natuurgebieden aangelegd, maar ook, en zelfs beduidend meer, daarbuiten: op gronden van waterschappen, gemeenten en vooral particulieren (‘boeren en buitenlui’). In 2000 werd een tussentijdse evaluatie uitgevoerd naar het effect van 1000 gesubsidieerde poelen in het agrarisch gebied. Zijn ze niet alleen mooi, maar functioneren ze ook voor de planten en dieren waarvoor ze zijn bedoeld? Het onderzoek naar hun natuurwaarde werd uitbesteed aan ‘Bureau Natuurbalans – Limes Divergens’. Omdat poelen vooral worden gewaardeerd als leefplaats van amfibieën, vond in 104 van hen een steekproef plaats naar het kolonisatiesucces van deze diergroep. De uitkomsten waren hoopgevend. De gemiddelde bezetting was drie soorten per poel. Op twee na waren alle poelen met minstens één soort bezet. Van de 13 in Brabant voorkomende soorten gaven er 10 acte de présence: gewone pad, rugstreeppad, bruine kikker, grote, middelste en kleine groene kikker, kleine watersalamander, alpenwatersalamander, kamsalamander en vinpootsalamander. Met zijn aanwezigheid in 82 van de 104 poelen kwam de ‘groene kikker onbepaald’ het meest voor. (De drie soorten groene kikkers kruisen onderling veelvuldig, wat het niet altijd eenvoudig maakt ze op naam te brengen.) De bruine kikker zat in 61 poelen en kleine watersalamander en gewone pad, toch een spreekwoordelijk traag dier, deden het tevens uitstekend met respectievelijk 42 en 32 poelen. Maar wat te denken van een prachtig en binnen Nederland tot Brabant en Limburg beperkt dier als de alpenwatersalamander? Die vond zijn weg naar 32 poelen. De verrassendste uitkomst was de kolonisatie van 8 poelen door de vinpootsalamander, een specialist die op de ‘Rode Lijst’ vermeld staat als ‘kwetsbaar’. Conclusie is dat het subsidiesysteem aan de doelstellingen voldoet. Hier is sprake van welbesteed overheidsgeld, de belastingbetaler kan tevreden zijn.
28
In 2000 heeft Bureau Natuurbalans-Limes Divergens in opdracht van het Coördinatiepunt een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van poelaanleg. De resultaten waren onverwacht goed. Van de 13 in Brabant voorkomende amfibieënsoorten gaven er 10 acte de présence (zie kader). In 1996 zijn in opdracht van de Provincie voor diverse bedreigde amfibieën soortbeschermingplannen opgesteld. Daarna werd de aanleg van poelen ook
op grote schaal opgepakt door de natuurbeschermingsorganisaties en landinrichtingscommissies. Als voorbeeld heeft het Coördinatiepunt veel aandacht besteed aan de bescherming van de knoflookpad, een soort die op nog maar 3 plaatsen in Brabant voorkomt. Zo zijn in de gemeente Deurne, die de knoflookpad gekozen heeft als ambassadeursoort, diverse nieuwe poelen en geschikte landbiotopen aangelegd.
29
2.5 Kleinschalige natuurontwikkeling Dit onderdeel van de beleidsregel is met name gericht op grote projecten waarbij meerdere maatregelen worden uitgevoerd, zoals de aanleg van houtsingels, bomenrijen, poelen en natuurvriendelijke oevers. Deze projecten geven een enorme impuls aan de landschappelijke en ecologische kwaliteiten van een gebied. knotessen amfibieënpoel B
gemengdehaag struweel
d nd taa bes d pa fiets
c
A
hoogstamfruit meidoornhaag natuuroever bestaande boom
afbeelding 5 Inrichtingsplan voor kleinschalige natuurontwikkeling op particulier terrein
30
2.6 Biotoopverbetering Vanuit dit onderdeel van de regeling zijn bijdragen verstrekt voor maatregelen en voorzieningen voor kwetsbare soorten in het agrarisch gebied. Voorbeelden hiervan zijn verblijfplaatsen voor vleermuizen, kunstmatige broedwanden voor soorten als ijsvogel en oeverzwaluw, nestkasten voor kerkuilen, herstel van biotopen voor bedreigde amfibiesoorten, zoals bijvoorbeeld de knoflookpad.
31
32
2.7 Aanbevelingen Om de betrokkenheid en participatie van buitenlui en locale vrijwilligersgroepen bij de uitvoering van het provinciale beleid te borgen is een regeling nodig die stimulerend werkt. De beleidsregel heeft bewezen een stimulerende regeling te zijn. Daarom verdient het aanbeveling om jaarlijks een budget voor dit onderdeel beschikbaar te houden. Door het multiply-effect van de regeling zal de uiteindelijke investering een meervoud bedragen van dit budget. Voor een wellicht efficiëntere inzet van beschikbare middelen is te overwegen om het verstrekken van bijdragen voor erfbeplantingen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van woningen en agrarische bedrijven (deels privébelang) te laten vervallen en prioriteit te geven aan kleinschalige natuurontwikkeling, plantobjecten buiten woonerven en herstel van cultuur-
historisch waardevolle landschapselementen. Een nadeel van het niet meer financieel ondersteunen van landschappelijke inpassing van woningen en bedrijfsgebouwen is overigens wel dat niet meer gestuurd kan worden op de kwaliteit met als gevolg dat er naar verwachting minder streekeigen beplantingen worden aangelegd. Het onderbrengen van dit onderdeel van de beleidsregel bij het Groen Blauw Stimuleringskader is ons inziens geen optie. Deze regeling vergt een uitgebreidere administratieve afhandeling op basis van een 6-jarige overeenkomst (via Dienst Regelingen), wat onnodig extra kosten met zich meebrengt. Kortom, het huidige uitvoeringssysteem met een eenmalige vergoeding voor aanleg en herstel is lastig in te passen in het systeem van het stimuleringskader.
33
3 Ecologische verbindingszones
34
3.1
Inleiding
3.2
Beleidsevaluatie
3.3
Ecologische kwaliteit verbindingszones
3.4
Aanbevelingen
3.1 Inleiding In 1992 zijn in Brabant ecologische verbindingszones (evz) op kaart gezet, dit als uitwerking van de natuurbeleidsplannen van Rijk en Provincie. Daarbij is een onderscheid in verantwoordelijkheden gemaakt naar ‘natte’- en ‘droge’ evz’s en evz’s die vallen onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. Voor de realisatie van deze evz’s heeft de Provincie een jaar later een subsidieregeling ingevoerd als onderdeel van de beleidsregel. Vanaf december 2008 verloopt de uitvoering van het waterschapsdeel, en soms ook het gemeentelijke deel van natte evz’s niet meer via het Coördinatiepunt, maar via een programmafinanciering op basis van de 2e Bestuursovereenkomst Water.
Sinds de invoering van de beleidsregel zijn door het Coördinatiepunt 319 beschikkingen afgeven ten behoeve van evz-projecten. Dit onderdeel zal in deze notitie niet uitgebreid besproken worden. Voor meer informatie over dit onderdeel verwijzen wij naar de Beleidsevaluatie Ecologische Verbindingszones 2006-2010 die in opdracht van de provincie is uitgevoerd en naar het onderzoek van Ecologisch adviesbureau Cools. Hieronder treft u een korte toelichting op beide rapporten aan. Op de kaart in afbeelding 6 is de huidige stand van zaken m.b.t. de realisatie van de evz’s tot 2011 weergegeven.
Gerealiseerde ecologische verbindingszone's
Gerealiseerde ecologische verbindingszone's
Nog niet gerealiseerde ecologische verbindingszone's
Nog niet gerealiseerde ecologische verbindingszone's
Ecologische Hoofdstructuur Kernen
Ecologische Hoofdstructuur Kernen
Afbeelding 6 Weergave huidige stand van zaken uitvoering ecologisch verbindingszones
35
3.2 Beleidsevaluatie In opdracht van de provincie Noord-Brabant heeft Bureau Kragten in 2011 een evaluatie uitgevoerd naar de effectiviteit en de efficiëntie van het provinciaal beleid ten aanzien van ecologische verbindingszones (evz’s) voor de periode 2006-2010. Conform de Verordening Ruimte bestaat de provinciale taakstelling uit in totaal 1.596 km te realiseren evz’s (exclusief evz’s langs rijkswateren; deze vallen onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat). De totale taakstelling is onder te verdelen in 1.243 km natte evz’s en 354 km droge evz’s. De taakstelling evz’s is al in 1996 geformuleerd. Destijds is vastgesteld dat de taakstelling gerealiseerd dient te zijn in 2018. Eind 2010 zijn 242 km natte en 51 km droge evz ’s gerealiseerd, respectievelijk 19 en 14% van de taakstelling. Met de huidige financiële middelen is realisatie van de doelstelling voor 2018 is niet realistisch. Voor verdere informatie zie : Beleidsevaluatie Ecologische Verbindingszones 2006-2010, Kragten, 2012.
3.3 Ecologische kwaliteit verbindingszones In 2008 heeft Ecologisch Adviesbureau Cools in opdracht van de Provincie, de waterschappen en het Coördinatiepunt een inventarisatie uitgevoerd. Verspreid over de provincie werden elf ecologische verbindingszones onder de loep genomen, waarbij ook gebruik werd gemaakt van eerdere onderzoeksresultaten van andere adviesbureaus. Uit deze evaluatie blijkt dat er in de aangelegde zones redelijke tot plaatselijk hoge natuurwaarden aanwezig zijn. In de afgelopen tien jaar zijn in de onderzochte verbindingszones 66 zogenaamde Rode Lijstsoorten aangetroffen. Op deze lijst staan dier- en plantensoorten die in hun voortbestaan worden bedreigd. Voorbeelden zijn planten als teer guichelheil, gevlekte orchis en moeraswolfsklauw, dagvlinders als bruin blauwtje en koninginnenpage, libellen als bandheidelibel en beekoeverlibel, vissen als kleine modderkruiper en bermpje, amfibieën als heikikker en Alpenwatersalamander en vogels als patrijs, roodborsttapuit en ijsvogel. De uitgebreide lijst van planten- en diersoorten toont zonder meer aan dat de meeste zones goed functioneren als verbindingsweg, vaste verblijfplaats, foerageergebied en/of rust- en schuilplaats. Voor verdere informatie zie: Evaluatie van 11 gerealiseerde ecologische verbindingszones in Noord-Brabant, Ecologisch Adviesbureau Cools, 2008
36
3.4 Aanbevelingen Prioriteer de realisatie van evz’s. Gelet op de ervaringen van het Coordinatiepunt en de beleidsevaluatie worden de volgende aanbevelingen voorgesteld. erijk de status van de evz’s; een aanzienlijke • H lengte aan evz’s is in het Natuurbeheerplan aangegeven als bestaande natuur (vooral dijken en kreken) en kunnen daarom komen te vervallen. rioriteer de realisatie van evz’s. Het lijkt voorts • P voor de hand te liggen om in elk geval het accent te leggen op evz’s die al deels zijn gerealiseerd (efficiënte inzet van middelen in relatie tot de doelstelling, namelijk het tot stand brengen van de verbindingsfunctie en de al gedane investeringen). Andere afwegingen die een rol kunnen spelen zijn de te behalen doelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (krw), het ecologisch verbindingseffect, water-
berging, bescherming van kwetsbare soorten, specifieke wensen van de betrokken gemeente, relatie met Natura 2000, e.d. De inrichting van waterlopen als evz blijkt aanzienlijk bij te dragen aan de doelstellingen van de krw. Om deze reden is een aantal evz’s ook opgenomen als maatregel in het stroomgebiedbeheerplan. Deze items kunnen worden aangewend ter onderbouwing van een prioritering. ouw huidige subsidie van 100% voor gemeen• B ten niet af naar 50%, maar naar 75%. De provinciale bijdrage heeft alleen betrekking op de realisatie van de evz’s. De jaarlijkse beheerkosten komen volledig voor rekening van de gemeenten. Om tot een evenredige verdeling van de kosten (inrichting en beheer) te komen is een provinciale bijdrage van 75% voor de inrichting gewenst.
37
4 Ontsnippering van gemeentewegen
38
4.1
Inleiding
4.2
Ontsnipperingsprojecten
4.3
Aanbevelingen
4.1 Inleiding Met ontsnippering van gemeentewegen wordt bedoeld het opheffen van de barrièrewerking door de aanleg van faunavoorzieningen als dassentunnels, rasters, ecoduikers en amfibieënpassages. De subsidies zijn alleen beschikbaar voor projecten waarvoor geen rijksmiddelen worden ingezet. Alleen gemeenten en waterschappen kunnen van deze beleidsregel gebruik maken. Subsidie kan worden verstrekt aan ontsnipperingsprojecten bij wegen welke zijn gelegen binnen de ecologische hoofdstructuur (ehs), binnen een bestaande of te realiseren ecologische verbindingszone, binnen een gebied waarvoor een relevant gebiedsgericht soortbeschermingplan is opgesteld of wanneer er aantoonbaar sprake is van een locatie waar frequent fauna ten prooi valt aan het verkeer.
4.2 Ontsnipperingsprojecten In totaal zijn op ruim 80 locaties ontsnipperingsmaatregelen in het kader van de beleidsregel gerealiseerd. In afbeelding 7 is de ligging van de locaties aangegeven. Bij de meeste projecten bestaan de maatregelen uit het aanleggen van een ecoduiker met geleidende rasters. In enkele gebieden is gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak zoals bijvoorbeeld in het Groene Woud, in de gemeente Gemert-Bakel en rond de Strabrechtse heide. 4.3 Aanbevelingen In de praktijk worden over het algemeen standaardvoorzieningen aangelegd in de vorm van duikers met geleidende voorzieningen van gaas met of zonder kunststof schermen. Een overweging is om explicieter te kijken naar de (potentieel) aanwezige soorten in het gebied en daarop de uitvoering van de voorziening af te stemmen. Hiertoe zouden de criteria kunnen worden aangescherpt.
Gerealiseerde ontsnipperingsmaatregelen Kernen
Gerealiseerde ontsnipperingsmaatregelen Kernen
Afbeelding 7 Weergave gerealiseerde ontsnipperingsprojecten 39
5 Herstel en behoud monumentale lanen
40
5.1
Inleiding
5.2
Lanenplannen
5.3
Aanbevelingen
5.1 Inleiding Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 30 oktober 2007 besloten om een nieuw onderdeel toe te voegen aan de beleidsregel, namelijk ‘Herstel en behoud monumentale lanen’, bedoeld voor het behoud en herstel van monumentale laanstructuren op particuliere landgoederen. Op hoofdlijnen bestaat de beleidsregel uit twee onderdelen: 1. een subsidie voor planvorming en het opstellen van een meerjarig uitvoeringsprogramma (lanenplan); 2. een subsidie voor concrete uitvoeringsmaatregelen (uitvoeringsplan) op basis van dit lanenplan; de uitvoering kan meerdere jaren in beslag nemen. Projecten om monumentale laanstructuren te herstellen zijn vaak complex en uitvoeringsmaatregelen zijn in de meeste gevallen kostbaar. In het geval dat er bomen gekapt moeten worden, kunnen projecten bovendien maatschappelijk gezien gevoelig liggen. Het is daarom van belang dat er aan de te nemen maatregelen een goed onderbouwd lanenplan ten grondslag ligt, waarin de verschillende uitvoeringsaspecten goed in beeld zijn gebracht. Het gaat daarbij niet alleen om een juiste analyse en beoordeling van cultuurhistorische en ecologische aspecten, maar ook om aspecten van regelgeving en communicatie.
5.3 Aanbevelingen Voorstel is om een budget voor uitvoering beschikbaar te stellen voor lanenplannen die in de afgelopen periode zijn goedgekeurd. Het nieuwe landelijke subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer voorziet in een beheerbijdrage voor lanen. Deze beheerbijdrage is echter niet toereikend om lanen te herstellen. Een bijdrage vanuit de provinciale beleidsregel zou in ieder geval kunnen gelden voor cultuurhistorisch waardevolle lanen die zonder herstel gedoemd zijn te verdwijnen. De huidige criteria kunnen hierop worden aangescherpt. De verwachting is dat hierdoor volstaan kan worden met een lagere bijdrage per uitvoeringsplan en dat daarmee het aanvankelijke jaarbudget naar beneden toe kan worden bijgesteld.
5.2 Lanenplannen Er zijn bijdragen verstrekt voor in totaal 19 lanenplannen. Deze plannen zijn besproken in een door de provincie samengestelde Uitvoeringscommissie Lanen. Op basis van deze plannen zijn 4 aanvragen ingediend voor uitvoering. Daarvan konden 3 (gedeeltelijk) worden gehonoreerd voordat Gedeputeerde Staten in mei 2010 besloten het subsidieplafond voor dit onderdeel op nul te zetten.
41
6 Ondersteuning vrijwilligerswerk
42
6.1
Inleiding
6.2
Omvang vrijwilligerswerk
6.3
Ondersteuning
6.4
Aanbevelingen
6.1 Inleiding Al decennialang zijn vrijwilligers en natuur, landschap en cultuurhistorie in ons land nauw met elkaar verweven. Er is een grote verscheidenheid aan vrijwilligersgroepen, maar de overeenkomst is dat deze georganiseerde vrijwilligers structureel een grote bijdrage leveren aan behoud en ontwikkeling van het landschap, de bescherming van kwetsbare soorten en behoud van cultureel erfgoed. De inbreng die geleverd wordt kent op haar beurt ook weer een grote verscheidenheid. Zo wordt er onder meer fysiek landschapsonderhoud gepleegd, geïnventariseerd, soortbeschermende maatregelen uitgevoerd en zorg gedragen voor voorlichting en educatie. Niet onbelangrijk is dat daarbij ook wordt bijgedragen aan (lokaal) maatschappelijk draagvlak. 6.2 Omvang vrijwilligerswerk Net als in andere provincies zijn er ook in Brabant veel vrijwilligers actief op het gebied van natuur, landschap en cultuurhistorie. Vanuit het Coördinatiepunt gaat het om ondersteuning van ca. 2000 vrijwilligers (zie tabel 5). Daar komen nog de vrijwilligers bij die actief zijn vanuit o.a. heemkundekringen en ivn-afdelingen.
De betrokkenheid en het enthousiasme van vrijwilligers blijkt onder meer uit de grote belangstelling voor de jaaravonden die door het Coördinatiepunt worden georganiseerd voor de weidevogel- en de uilenbeschermers. Dit geldt ook voor de jaarlijkse dag voor landschapsbeheergroepen en last but not least de grote opkomst tijdens de jaarlijkse natuurwerkdag. Bij het Coördinatiepunt leeft de wens om naast de huidige structurele ondersteuning, het groene vrijwilligerswerk een flinke impuls te geven. In Overijssel is een vergelijkbaar plan hiervoor reeds in uitvoering. In de komende drie jaar wordt hier werk gemaakt van deskundigheidsbevordering bij groepen, verbeterde werving, o.a. gericht op ‘nieuwe’ doelgroepen, w.o. jongeren. Gelijktijdig wordt gewerkt aan een betere provinciebrede structuur om het groene vrijwilligerswerk beter en efficiënter te kunnen ondersteunen. Bij uitvoering van een vergelijkbare aanpak in Brabant willen we tevens gebruik maken van de ervaringen van de Vlaamse organisatie Natuurpunt. Zij hebben de afgelopen jaren veel goede resultaten geboekt met gerichte werving, onder andere door gebruik te maken van verschillende vrijwilligersprofielen.
Vrijwilligers ondersteund vanuit Coördinatiepunt Landschapsbeheer Vrijwilligersgroep
Omvang
Ontwikkeling sinds 2005
Landschapsbeheer
800 (70 groepen)
stabiel
Weidevogelbescherming
750 (44 groepen)
stabiel
Uilenbescherming
250 (65 groepen)
toename
Vleermuizennetwerk
60 (individueel)
toename
Poelenwerkgroepen
120 (35 groepen)
stabiel
Monitoring EVZ’s
10 (2 groepen)
toename (gestart in 2011)
Overige soorten
45 (15 groepen)
toename
tabel 5 Omvang vrijwilligersgroepen 43
6.3 Ondersteuning Voor de 70 landschapsbeheergroepen wordt jaarlijks een bedrag van € 5.000,- gereserveerd voor onkostenvergoedingen uit de beleidsregel. Kosten voor cursussen, nieuwsbrieven, bijeenkomsten, jaarlijkse natuurwerkdag, gereedschappen, veilig werken, e.d. worden gefinancierd met middelen uit de Nationale Postcodeloterij. De soortbeschermingsgroepen, waaronder o.a. de uilenwerkgroepen en de weidevogelgroepen ontvangen niet uit de Beleidsregel, maar via de Nationale Postcodeloterij een jaarlijkse onkostenvergoeding. Via de Postcodeloterij wordt tevens de veldbegeleiding gefinancierd. Tenslotte wordt jaarlijks via de Subsidie Soortenbeleid van de Provincie een aanvraag ingediend, waarmee het benodigde materiaal (markeerstokken, nestkasten, administratieboekjes, jaarverslag, etc.), de jaaravond en de cursussen worden bekostigd.
44
6.4 Aanbevelingen Gezien de belangrijke rol van vrijwilligers en de voorgenomen herziening van het provinciale natuur- en landschapsbeleid verdient het aanbeveling om: • het beleid nader uit te werken ten behoeve van een structurele ondersteuning van het vrijwilligerswerk waar dit bijdraagt aan realisering van het provinciaal beleid, onder meer met als doel niet primair afhankelijk te zijn van ‘onzekere’ financieringsbronnen als de postcodeloterij en jaarlijkse projectsubsidies; in de huidige situatie is met de ondersteuning jaarlijks een budget gemoeid van € 20.000, waarvan slechts 25% afkomstig is uit de beleidsregel; daarom wordt voorgesteld om de jaarlijkse bijdrage uit de beleidsregel structureel te verhogen; • te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de sociale- en de economische sector te betrekken bij de financiële ondersteuning van het vrijwilligerswerk; e.e.a. in navolging van projecten in het kader van maatschappelijke stages en maatschappelijk verantwoord ondernemen; • na te gaan of, en hoe, naar voorbeeld van Overijssel en Vlaanderen (Natuurpunt), een impuls kan worden gegeven aan het vrijwilligersbeleid ten behoeve van uitbreiding, verdere professionalisering en goede structurele ondersteuning van het groene vrijwilligersnetwerk in Brabant.
ADRES
Postbus 80, 5076 ZH Haaren Telefoon: 0411 66 40 10
[email protected] www.brabantslandschap.nl BEZOEKADRES
Kasteelboerderij van Nemelaer Kasteellaan 4 in Haaren