(51)
Redunca fulvorufula (Afzelius , 1815) .
Rode rietbok
(GA 167) Op G.A 167 schrijft Gordon behalve over de rietbok ook over de "roode en andere reebok" en die "houden sig veel op het ge~gte, en schijnen echter' van dit soort te zijn. helderen."
IIeb nog geen occasie gehad, dit op t e
Er zouden dus drie soorten rietbok zijn (hoe1-1el de ' andere '
reebok misschien de re obok Pelea ca-preolus zou lcunnen zijn) . In St.2 reduceert Gordon dit tot het juiste aantal, hij konkludeert daar dat de rietreebok en de rode reebok twee verschillende soorten zijn . Gordon ' s woorden komen terug in Allamand (1781:34-35) die over de t~veede
soort schrijft:
11
11 yen a d 1 1m couleur differente, qui esp~ ce,
paroissent cependant @tre de la m@me souvent sur les montagnes 11 (p. 34) en
11
qui se tiennent le pJ.us
1\l. Gordon m' a envoie la peau d ' un
a
autre individu de cet espece qui ressemble tout a fait viens de decrire par les cernes, mais qui en qui est d ' un fauve
rouss~tre tr~s-fonce,
qui habitent les montagncs 11 (p. 34) .
diff~re
celui que je
par sa couleur,
c 1 est apparemment un de ceux
Op grand van deze 1r100rden besluit
Afzdlius (1815:250) tot de erkenning van de soort A. fulvorufula. (52)
Antidorcas marsupialis (Zimme rnann, 1780). G~
Springbok
166 (en tekst op GA 165).
De springbok \fas vroeger byzonder talri jk in zuidelijk Afrika.
De
tekeninz die Schumacher ti jdens Swellengrebel ' s exped.i tie van een springbo~cenjacht
maakte (Hallema 195 1 fig . 32, no.40) laa~ iets zien
va·1 cte enorme lcudden die men leon tegenkomen, en tcgelijk van de wijze v1aarop hrm aantal gedecimeerd is.
Hot dier dat Gordon in 177 4 van de
Kaap mecnam (2 . 1.4) leefde van 30 juli 1774 tot s eptember 1777 in de Voorburgsche menagerie.
Allamand (177 8: 142- 143,pl. 60) beschreef dit
excmplaar en zijn resulterende artikel over de 'Gazelle le dos' intro duceerde de soort aan Europese zoologen.
a
bourse sur
Zimmermann ' s
Antilope marsupialis is direkt c;ebascerd op Allamand (Sclater & Thomas 1897,111:57-58, Tuijn & van der Feen 1969:76) .
Enige jaren
l SI later geeft Buffon (1 782:1 76-1 80) een artikel ch~vre
1
De la gazelle ou
sautante du Cap de Bonne. Esperance ' naar \'Tat rnemingen van
"I•i. Forster" en hij beschrijft dac-.rin de springbok.
Hij voegt er ook
een plaut XXI aan toe, "d'apres un dessin qui m' a 6te communique par I~I . Forstcr &
q_u ' il a fait d ' a!)r~s nature vivante" (p.176). Buffon's
kommentaar dat op de tekst v an Forster volgt is kry:7tisch en rni s leidend.
Hij vermoedt dat de zojuist beschreven springbok misschien
o.ez elfde is als de bontebok van Allarnand (1 781 : 38- 40 , pl.16) "dent il donn e l a descri !)tion & la (planche XXI)tt (p.1 80) !
fi~ure
••• & que j 1 ai fait copier ici
Hij kopieort Allamand ' s artikel en plaat van
de bontebok echter helemaal niet; de b ont ebok learnt in de Parijse edi tie geheel niet voor.
Buff on drukt echter l'rel na zi jn kommentaar
de tekst van Allamand over d.e springbok af , echter zonder plaat ( op pp . 180-1 82 , uit Al lamand 1778:142-143,pl.60).
Het is onverklaarbaar
l·raarom Tuijn & va."l der Feen (1969:76) J3uffon ' s onduidelijke t,roorden voetstoots aannemen.
De overige 18e eeuT·'se Kaapreizi gers kenden de
springbok goe d maar da.chten, evanals Duffon , da.t het de Antilope pygargus van Pallas ( 1767: 8- 9) t'l'as .
Hoev1el men tecemroordi g aanneemt
dat Ballas daar de bontebok (Damaliscus pygargus) beschrijft zou zijn afge~i en
tekst ,
van enkele kleinigheden , met \-rat goede v-ri l best op de
springbok be-trekking kunnen hebben . - Hasson 1776:281 , 298,310. Sparrman 1977:70-76,94 ,1 69, 1780b. Thunberg 1792 (2): 22 , 23 , 148 (Capra PJ'gargus ), 1811a: 315- 316 (A. pygargus) .
Levaillant-coll.1 02 ,103.
Forster-coll. 18a,1 8b .(A.pygarga ).
Swe ll engrebel-coll . 40 , 41 . Forster in Buffon 1782:1 77- 179 .
Lichtenstein 1844:34 (A.pygar gus), 386 ( A. Dorcas var . pygargus) . Allamand 1778:1 42- 143 .
Vosmaer 1784b . Lichtenstein 1814 , no .13
( A. euchore). ( 53)
Qryx gazella Linnaeus ,1 758 . GA 157
Buffon
Gemsbok ,' pasan '
St . 47
( 1769~ 101,pl . 35
f i g . 3) kent alleen de horens van de ' rman'
t..relke gazelle vol gens hem
11
est de le. grandeur de notre bouc domestique'!
Gordon las Buff on 1 s vrerk nam'll'keurig en besloot daarom dat de grot e e;emsbok niet de kleine pasan zijn J.can . clie dat beueren.
J:r zijn , zegt hij, mensen
Omdat de te:'.>:ening niet gedateerd is, kunnen l'ie niet
zeggen op vie hij doelde . 3uffon 1 s pasan met de
Bijna alle bekende bronnen identificeren
K~pse
eemsbok en ook Allamand (1 778:1 47- 148 ,
pl . 62) doet dat in zijn artikel over de pasan .
Gordon kende de tekst
van dat artikel v1aarschijnlijk nog niet toen hij zi jn noti ties bij de tekeni ng schreef, anders zou hi j het i n di t verband >·rel genoemd hebben.
Gordon had kennelijk al in 1774 aan Allamand ecn verhaal
verteld over een cemsbold<enjacht (zie 2 . 1. 4) . hoe Gordon
"a
Allaoand vermeldt nl.
une assez g.cande distance du Cap" zo ' n dier schoot en
hij betteurt het niet de mogel ijkheid te hebben om Gor don om advies te vragen ncor:une I·1r.Gordon est retourne au Cap. "
Allamand beschrijft
de pasan naar een huid die Klockner had gekocht . Paterson 1790: 53- 54.
Sparrman 1977:166- 168 . Thunberg 1792(2) : 52
(C apra aryx) , 1811a:313 ( A. oryx) . Lichtenste i n 1844: 380 (A. Gazella) . Hop 1778 : 43,56-58.
?orster in Buffon 1782 : 156. Allamand 1778: 143- 146 (pasan).
Lichtenstein 1814,no . 2 (A.Oryx) .
( 54) Hippotra,;:;us leucophaeus (Pa.llas,17 66) . GA • 59
Blau\vbok, ' tzeiran '
(repr . r.Iohr 1967,fig.21, tekst p . 38 ; Hissen II(9), 25) 1971, pl.Ib.·
St . 45,46 De tekening toont een dier met go lvend b l auwgrijs haar en een Hitte buik.
Gordon geoft jammer genoeg vJeinig informatie over deze sinds
on@Jeer 1880 uitcestorven di ersoort . niet de Tzeiran van Buff on is . tot
s~noniem
Hij zegt slechts dat dit dier
Pallas ( 1767: 8) maakt Buff on 1 s tzeiran
van zijn bontebok, ATpygargus .
Zowel Gordon als Pallas
maak:t hier een vergissing , hoe begrijpelijk ook vrant Buffon 1 s bespreking van de t ze i ra.n is onduidelijk.
a.
Buffon (17 69: 99- 100) geeft
~I
enkele oude berichten over de antiloop en schrijft over zijn gelijkenif nen quelque sorte
~
notre daim, sinon qu ' il est plutot roux que fauve,
& que les cornes sont sans andoui l lers , couchees nur le dos &c." Hi j bec l d t een tzeiranhoorn uit het Cabinet du Roi af (pl . 33 fig. 6) . Deze hoorn is Hel van een blauwbok en het is de eerste afbeelding van de soort ( Mohr 1967:74, f ig. 50; Husson
& Holthuis 1975: 59) .
Er is ecn opgezette blau•·rbok in het Museum d ' Histoire Nature l le van Parijs, 1-a<: rvan de geschiedenis niet bekend is (r.rohr 1967:37- 39, fig.20).
Volgens f·1ohr (1967:38) vertoont de "jetzi ge P ar iser Blaubock
•• • eino unverkennbare Verwandtschaft mit dem von Col.Gordon gezeichneten Bild.
• •• Smvohl der Pariser als auch Gordons Blauboc!c sind am
\'iiderrist hoher als an der Kruppe; beide sind ziemlich dunkel vom Oberhals den Ruclcen entlang bis zur Sch>!anz>..rurzcl. 11
Mohr durft hierui t
niet te besluiten tot een gelijke oorsprong van vel en tekening.
Ze
hc cft over het hoofd cezien dat Gordon v1el een vel van een blaut-ibok ( ' tzeiran 1 ) gaf aan Allamand ( 1781: 38, z i e 3. 2 . 4) . tekening stuurde is niet vermeld.
Of hi j ook een
De verv1antschap zou te ver klaren
zijn door aan te nemen dat Gordon het opgezette vel tekende alvorens te versturcn, of dat Allamand het vel lict opzetten met de telcenine als voorbeeld.
Geen van beide sugcesties kan gestanfd •xcrden.
opgezette huid in Parijs , indien
af~omstig
De
van Gordon , is kennelijk
' via het stc.clhouderlijlc kc,binet in Den Haae in 1795 in Parijs bcland (3.3.1 ).
Deze her1comst van de Parijse blauwbok
~:8rdt
al vermeld door
Harris (1840:93) . Sparrman 1977:168.
Thunberg 1792(2):98 (Capra leucophaca ! ),
1811a:313- 314 (A. leucophaea). Buffon 1782:168-169. 158-159. (55)
Levaillant coll.77 .
Lichtenstein 1844:391 (A . glauca) .
Allamand 1773: 151-153.
Hop 1778:
Lichtenstein 1814 , no.5 (leucophaea).
Hippotrco.;3l1S eq_uinus (Desmarest,1804). GA 160 , 161
Forster in
Baste ccemsbok , roan.
(repr . Hohr 1967, fics . 6,7) .
In 1779 zond Gordon cen vel van een bastercerasbo::.c l i jk kabinet ( GA 161) .
a~m
het stadhouder-
De ae,nkomst o_aar he eft niet geleid tot cen
beschrijving va!l deze toen nog geheel onbekende soort .
De reden
!~
151.-f daarvan is mis cchien Gordon's mening dat het een bastaard tussen gemsbok en blam-lbok betrof ( GA 160).
De soort komt ook niet voor
in de opsomming van Kae>}XJC dieren ( St . 2) .
Gordon schoot het dier
bij Plettenbergsbaai, oost van Kaapstad, misscl:ien ti jdens de expeditie van 1777-78.
Hij verstuurde het vel pas in 1779 .
Later
kreee; Gordon informatie over het b 'lst aan van dezc antiloop in het gebied ten noorden van de bovenloop van de Oranjer ivi er, nl. i n het "bap/louroe boekana capii land" (GA 160) of Taubqua land" ( GA 3).
11
bij de Hei Garieb in het
Die namen van Bantoestammen zijn terug te
vindcn op kaart 3 van de Gord0!1 At las.
De bapouroebockana >·Taren de
Phudubutswana, de Capii de Schoenareba (Forbes 1965:109) en de Taubqua miss chi en de t'Koui-zyqua (Forbes 1965:107) .
Dit voorkomen
va:fl de soort ten noorden van de Oranjerivier is bekend , maar \·re de len Gordon 1 s tl.¥i jfe 1 over de vvaarneming van C.e s oort bi j Plett enbergsbaai . - Afri cana IIuseum G221 . (56)
Taurotragus oryx (Pallas,1766).
Elandantiloop , 'canna '
GA 163 De uite;ebreide tekst en de afbeelding is grotendeels terug te vinden in Allamand (1781:16-18,p1.7), 1·:aar de meeste gegevens aamrezig zijn ondanks t>-lee verschrijvingen . al beschrcven cloor Buffon
De hoorns van de elandant il oop IJaren
(1769~167,p1.49)
als die van oen "coedoe" .
Pallas ( 1767: 14-15) korrigeert Buff on's naamsvert-lisse l ing en hi j benoemt de soort naar e 0n
s~elet
in het stadhouderlijk kabinet .
Behalvc in enkele reservaten komt de elandantiloop niet meer voor in lie Kaapprovincie.
Vroegerf.·Jas hi j me or ver~ preid (Sidney 1965 :282).
In Gordon's tijd kuamen er nog grate kudden voor, echter pas vanaf de bergen van hottentots
holl~1d ,
dat is de streak bij Swellendam.
George Forster tckende in 1775 een 1·:i jf je in de menagerie van Kaapstad (Lichtenstein 1844:379, Hhitehead 1978a: 35). - Paterson 1790:10,64,81,112. Sparrman 1779d, 1977:102,158-164.
I!) J
Thunberg 1792 (1):1 80, 1792(2):52,63 (C apra oreas) , 1811a:314 Levaillant-coll. 97.
( A. or e as) . Museum G222 .
Svlellcng;rebel-coll. 20.
Forster-c ol l.30 (A.oreas) .
Forst er in Buffon 1782:
122-123.
Lichtenst e in 1844:33,379 (A. oryx:) .
( canna) .
Vosmaer 1783b.
( 57)
Africana
AHamand 1781: 16-18
Lichtenstein 1814,no.1 ( oreas).
Syncerus caffer (Sparrmc~,1779).
Buffe l
GA 181 Gordon ge0ft b i j de t ekening allecn de naam. van de buffel is van Sparrman ( 1779b).
De eerste beschrijving
Hi j is nu in c.e Kaapprovinci e
uitc estorven. - M:asson 1776:289,296.
Paterson 1790:9,83,88.
Sparrman 1779b,
1975:259 , 260,312, 1977:20,27,54-59,65,99-101.
Thtmberg 1792(2) :
63 ,7 3 ,77 (Bos caffer), 181 1a: 318-319 (Bos caffer) . Levai llant-coll . 79, 80. ( 58)
Hop 1778:38-39.
SNellengrcbel-coll . 19,42.
Connochaetes gnou ( Zimmermann , 1780).
Hi tstaa,rtgnoe
GA 182 De gnoe v1erd pas in Europa (Holland) bekend ten ti jde van Gor don 1 s e orste bczoek a a n de Kae,p in 1773-74 .
Van Plettenberg zono. Allamand
tocn een tekening van een r,noe (Allamand 1776:113,pl.14). 177 4 l;:1.1am
~r
In juli
een levend exemplaar in de stad.houderli j k e menac;erie
"1rJae1.r het "trJerd getekend door Aar t SchouvJman (Vosmaer 1784a, Tui jn & van der Feen 1969, fi g . 14) .
De naam gnoe vrerd e eintroduceerd door
Gordon (Allamand 1776:113, Vosmaer 1784a: 4-5), en "originates from the Hottentot name T 1 gnu, '-rhich is an onomatopoeti c description of the bul l ' s advertising callu (von Richter 1974 : 5) . van Zimmermann in 1777
26
is direkt gebane ord op Allaraand.
- Sparrman 1779a, 1977:102-105,138-139,169. (Bos gnu) .
De benoeming
Lev aillant -coll . 84.
~htmberg 1811a:318-319
:Forster-c o11. 19a,20-28 ,1 9 ( Bos
Connochaetes).
Li ch tenstein 1844:40 ( Bos Po~phaeus) , 392 (Bos
Connochaetes).
Hop 1778 :53-55 .
11 3-116.
Vosmaer 1784a.
Allamand 1776:
Li chtenst ein 1814, no. 9 ( Conn oche.etes gnu) .
(59)
Alcelaphus caama (G.Cuvier, 1816) .
Rood hartebeest, c aama
GA 158 Allamand ( 1781 : 19- 21,pl . 8) volgt de tekst van Gordon en reproduceert diens afbeeldi ne- als n1e camaa ou le bubalen.
Vrijwel alle informatie
in Allamand ' s artikel kan nu gevonden worden op GA 158 , met uitzonaring van enkele gegevens die Allamand direkt aan het door Gordon c;ezonden vel Naargenomen zou knnnen hebben.
Het hartebeest kwam
vroec;er algemeen voor in zuidelijk Afrika, aan het begin van deze eeuvr nog maar sporadisch ("extinctn volgens Allen 1939:474) .
De
caama leeft nog in reservaten in Angola, Bots-vrana, Nami bie en de oosteli jke delen van Zuid-Afrika.
Er zijn drie ondersoorten, en
mogelijk is de t ypis che ond.ersoort van de Kaapprovincie indoro.aa.d uitgerocid (Sidney 1965 : 224 ff).
Tot Cuvier in het begin van de
; 9e eeuvr is het rode hartebeest verward met de n oor deli jker levende
1 ,
bubalis, Alcelaphus buselaphus (PalJ.as, 1766) ( zie Sclater&Thomas, 18?4,1:35) . 27 Buffon
(i769~ 138,pls . 39-40)
mecnt dat zijn bubale uit
noordeli jk Afrika dezelfcle i s a ls de ' os van barbari je' van de Grieken !1 en Romeinen .
Allamand (1781:1 9) en Pallas (1767: 10-12) eeven
clezc lfde identifikatie bij hun bcsprelci ngen van het Kaapse hartebeest . Pallas hat het dier
11
levend gezicn en eenige vellen behandelcl. 11
Ui t
zi jl1 bescl1ri jving val t niet op te maken uelke (onder )soort hartebeest h ij bedoelde . Paterson 1790:81-82 (Capra dorcas) .
Sparrman 1779c, 1975: 142,
254 ,312 (A. dorcas), 1977:20,155- 158. dor~as
~hunbe rg
!), 1792(2):7 (Caora dorcas),6 3,73,77,
Levaillan·~-coll . 76.
1792(1):135 (Capra 1811a:316 (A. Dorcas) .
Forster j_n Buff on 1782: 134-135,140.
stein 1844:380 (A.:Bubalis).
Allar.1and 1781:1 9- 21.
Licht en-
Lichtenstein
1814:no.6 (A.Bubalis). (60)
Damaliscus py;,argus (Pallas,1767).
Bontebok
GA 164 De tekenine; t · > ont een bontebok en e;ecn bJ esbok (D . alhifrons (Burchell, 1822)), die uiterlijk weinic verschilt .
De bontebok kwam alJ.een
voor in een kle i n gebi ed in de zuid•·restelijke Ka<:ppr ovinc ie, van S•·rellendam en Cal edon i n het noorden tot de kust in het zuiden . Gor~on
zag z i jn exemplaar daar in 1777 .
De nomenklatuur van deze
ooort is zeer ver warrend (Skead 1958:39- 40) .
Pallas ( 176~ : 8- 9)
benchrijft een aant al vellen v an het witgatje , zijn dat is de bontebok.
ATpygar~s ,
en
Thunberg, Sparrman en For ster meenden echter
dat Pallas de spr i ngbok bedoelce en dat de Ant . scripta van Pallas ( 1767: 13- 14) de bontebok was ( zie bosbok Tragelaphus scriptus) . Pallas ' s A. scripta is e::n naam voor de Gui1J van Buffon (1769 h 43 , pl . 42) .
De bewering van Sparrman (1 975 : 142) dat de A. scrinta de
Gui b van Bu ffo:1 is , ca2.t dus teruc op Pall as .
Elders had Sparrman
( 1780a, 1975: 254) de bosbok a l als A. sylvat i ca.s beschrev en en verv1arde c.u s niet de bosbok met de bontebok ( Forbes in Sparrma.n 1975: 142) maar vee l eer cle summiere bes chrijving d i e Pallas van de bosbok gaf , met de bontebok. - J.Iasson 1776: 287 , 294 , 298 ( Capra dorcas) .
Paterson 1790: 12 , 17 , 21
("bunta bock , Capra dorc as L. ) . Sparrma.n 1975 : 142 , 258 (A . scr ipt a) , 1977:168 .
Thunberg 1792 ( 2) : 39 , 52 (Capra scripta) , 1811a: 315
(A . sylvatica) .
Lichtenstein 1844 : 386 ( A. leuc ophaea).
Huseum ? 2/1021 .
Afri c ana
Al larnand 1781: 38- 40 . Li chtenstein 1814 , no . 14
(A. scripta) . 4. 7.
Voge l s ( Aves) . IIet kommentaar dat Gordon ac.:.n de tekeningen van de vog els
tocv oegt is zeer summicr .
Ueestal is het alleen een naam , s l e cht s
zelden is het een paar rec;e l s tel;:st .
De mees t e tekeningen hebben
ook een nae.m in het fra.1r~ , c-eschreven door Levai l la.nt (zie 4 . 2 . 4 , handschri Zt F) . telceninec;.l
Gordon he eft dus :.:en:1eli jk vJel een groot aantal
gema~"kt,
aan besteod.
maE.r hij he··: ft er later vercler Heinig aano.CJ.cht
I:ii jn opmerki nge:1. zi jn Claar om (en va1·n·rege de bcschikbare
tijd) evcno ns beknopt .
Ik geof alleen de kleur van de vogels
- be l an.:;ri jk ·voor identifikatie e n niet te zion op de
zt-vart-~·ri t
foto ' s -, een noot over cLe detcrminatie en enlcele vervli jzincren .
De determinaties zijn vaak provisorisch en in sommige zeer onzeker . te~st
De vocels zijn eeidentificeerd aan de hand van de
en tekeninc;en in de boeken van Stark
Hober·(;s et
~evallcn
al.(1957)~~
en Prozesky (1974).
& Sclatcr (1900-1906), De volgorde en
nomcnklatuur is die van Hoberts, met enkele rccente l·Tijz.igin -:en zoals c.lie te vinden zijn in Prozesky. De ver1..rijzingen bij de soorten zijn naar dezelfde boeken als bij de zoogdiersoorten .
De !wllekties van Forster en Masson
(B.I-I . 199 ~b 4) zijn genoemd aan de hancl van de identifikaties van Lya.aght ( 1959).
Ook de platen in Levaillant ' s •Histoire Naturelle
des oiseaux. d 1 Afrique 1
(
1796-1808)
~
ver.-Ierkt, met de hulp van de
kritische studie van Sundevall (1857) en de s~1onicmen in Stark en .3clater ( 1900-6) .
De mccste 18e eeuNse Kae.preizieers vermelden
slechts bi j ui tzonderi::1g VOGels in hun reisversla,sen . (61)
St~uthio
camelus Linnaeus,1758 .
(Struthionidae)
GA 306, 307. Deze loopvoc;el is ont:li skenbaar en Pate:cson 1790:27.
Struisvogel
~:oed
afge1Jer ld.
Sparrman 1975:142, 1977:95-99 .
Thunberg 1792(1):135~ 162, 1792(2): 9,47,122 •
•
( 62)
Pelccanus rufescens Gmelin, 1789.
Pin!c-backcd pelican (Pclecanidae)
GA 348
De vogel is geheel bruin, de snavel is van bovcn -blauu on van onder gecl .
De kleur spreokt tegen de Hitte pclikaan P . onocrotalus.
Ilasson 1776:291 (P.onocrotalus). onocrotalus) . (63)
f.
rrhunberg 1792(1):268 (P.
Spar-rman, Hus .C arl.,1788 (3),no.61 (P.capensis).
Sula bassana Lim:aeus, 1758,
cape gam:et .
GA 345
(Sulio.ae)
Het lichaam is ui t, ou de lco:p iets met c;ed. vermcngd, en de snavel is grijs , en Z'l·rart op de vlcugels. ( 64)
~
? halacrocora.x sp. ??, aaJ.scholver . GA 343, 346 .
~'
( PhaJ.acrocoracidae)
i Sj :De tvree tekeningen zijn niet gelijk mac,r beelden toch wa2.rschijnlijk beide hetzelfcie exemplaar af .
Gordon kreec; GA 346 kennelijk van
een anonieme corresponc.ent die zijn opmerkinc;en onder de schet s ..., schreef.
De vogel is geheel donker met vri tte :::;tippen • • Gordon
·i;ekende daarna GA 343, con vogel met grijsblauu vleu.:;els, vli tte buik me·(; bru:i.ne stip[)en .
lichc-.;~m,
donkerder
De vorm van de voc;els
op cle tvwe tekcnL1gen is z;odanig geli jk dat hetzelfde exemplamafr;ebeeld moot zijn.
IIet is een kustvogel die visson vangt, en
zou derhalve een soort aalscholver kun·1en zijn, maar dan Hel zeer slccht setekend . (65)
ftJ~dea cinerea Linnaeus,1758 .
Grey heron (Ardeidae)
GA 317
:Oe getelcende reiger is gehe8l lichtblaulv, met blaut-re pluim op do kop, een lichte snavel en rode 90ten.
Dit komt slechts ceceeltelijk
overecm met d.e A. cinerea die ve.::l meer zua.rt hecft,
ma<:~,r
nog minder
mo.t de overige Zuid- Afrikac.nse rei.:;ersoorten. -Thunberg 1792(2): 123 (blaue Reicer, Ardea cacrnlea). (66)
f.Icsophoy:x: internedius (~·Jacler, 1829) . Yellovr-billed egret GA 323
Het
lich~r-tn
(Aro.eidae)
is ceheel vri t , de snavel is lcort en ceel, en de
paten zijn blam-r. I-:iasson-coll.42 (aJ.s Casmerodius albus melanorhy;.1chus (Haeler, 1827) in Lys .e;ht 1959:346). (67)
Botam~us canens~.s (Schlegel,1863), ca:pe bittern.
(Ardeiclae)
GA 337 De roerdomp is bruin met vle 1::ko:.1, (68)
~Ti
Scouus nmbretta Gmelin, 1789,
jze cnavel en groomri tte pot en . hamerkop.
GA 310
(Scopiclae)
De vogel is b:uin.:;rijs en onmiskenbaar . - IIasson-co11.52. lichtenstein 1844:47 (l'.rdea fusca).
(69)
Ibis ibis (Lin~acus,1766), wood ibis. GA 311, 312
(Ciconiidae)
Het l i cha m is t·ri t met bruinzuarte vleugel::mnten , de kop is van Ook d.e ~ten zi jn c;edeel teli jk rood .
voren rooa. , de snavel gecl.
Gordo!l za;3 het dier op 8 november, vlar'rschijnlijk va.n 1778 , aan de Gamka rivier. (70)
Thres:ciornis CJ.ethio"9icns (Lr~tham , 1790) , sacred ibis . GA 321
(Threskiornithiclae)
De voc;e:.t he :-ft een kale ZHarte kop, het lichaam is lrli t met bJam·,e vleugel en groene sta2.rt , en ZNarte pot en .
(71)
Geronti c us calvus (Boddaert, 1783 ).
Ba lc1 ibis
GA 3i3
(Threskiorni thidae)
Di t c:Uer met zijn rode kop en snavel en blauvJgroene l:i.chao.m , \'rerd uitvocrie bocchreven door Vosmaer (1804b) . T~11-'.:.tl.berc; 1792 ( 1) : 182- 183 (uildc kalkoen , Tantalus).
116 . (72)
Vosmaer 1804b.
Forster-coll.
Lichte:1.stein 1844:48 (Ta-ntalus capensis) .
Phoeniconterus ru.ber roseus Pa1las, 1 C11 , [7cater flamingo (Phoenicopteridae)
Gl\. 332,339,340
De o.ric tokeningen stollen mocolijk dczelfdc soort voor . flaningos op GA 338 en
3~.0
:!:le
zi jn geheol Hit , met rose en zNart op
de vleugels , ro::::e pot en en e :n sn<:wel die bruin is met e _n z1:artc -:-><.mt .
Dit vrijst op do 1:>ove;1c;cmel6e soort .
ho ft b::.·uine :paten, {Aa"";u·":: ~
zoncJ.cr do moc;elij~:
t-:~indcr
~::::>.ral:teri'1tickc
De voe;el op GA 339
roze op o.e vleuc;els, eo.·1. bruinc snavel Zl·rartc
r
navelpunt.
De tekening is
onnauvrkeurig ingekleurd, 1Jant c:.e vogel. komt oak niet
overcen met C!.e k1cinc fJ..minco . r.Iasson 17'76: 291 (P . ruber) .
S::-,arrn?..n 1)75 : 67 (P . ruber) .
Thunbcre; 1792 (1) : 135 (P.rubur ! ) .
Levaillo.nt-coll.112 .
1709), So·uth 1i.frica::1 shclducl;: .
(73) G.i. 341,342,347 .
Gorc~on (en Lcvaillant) iO.entificoren GA 341 en 342 bcide e.ls de ~crgc;a.ns (AlopC~chen aeg:J"1tiacus (1 . 1766) ) en GA 347 a.l1een als cle
bcrc;cc:1.d , T. ca.na. D:i.t is bes-G mogclijk vra::1t de clr ie tekenin[;en verschillen nogal van eB:aar.
Opval lencl is echter d.at
dat GA 342 en 347 vecl
f!l-el\ 0:9
elkac.r li j ken dan elk lijkt op GA 341 .
De e;:nd. ory GA 342 en 3-17 is bruin, c;rijs met Zl·rartc vleueel ( niet
croen) , die op GA 341 is lichthruin , met wi t - croen-zvw.rte v .eus;e l, [,Tijs en Nitte l::.op ,
~ i jze
s navel en blamve poten.
Voor e:;n
iden-Gifikat ie als ber.:;c;ans i s mecn• fe.ntasie noO.ig cla:.:1 e.ls bcrc;eend. J'orst er-c ol ~- . 6) , 70. Lichtenst ein 184~- : 4-1 (:De:c·c- cans , i'mas Gar:~bensis e:'l :Jerc;-j~eno. , Anas montana) .
( 74)
Lnas erythrorhynch<'.. Gmelin , 1789 .
:Jed bill teal , smee (.Ana·cidae)
GA 344
Hot licha::'.ra is bruinach·cig en ui t, met r ode sno.vel en blauue poten .
- J:i'orst er-coll . 73 . (75)
J.ichtenstein 1844: 45 (Anas pyrrhorhyncha , roodbek )
Sagit tarius serpentar ius ( r-1i ller , 1779) .
Se cretary
(Sagi ttariidae)
GA 247 ~:erd
Do sccr etc:.:· isvo3e l
aan het eind. van cle 18e eeuu
Vosmaer 1769 (S~ci t·~a.rius) .
bo~cend .
S:>arrma.n 1975: 163-164.
1792(1) : 133 (Falco cccre a arius) . ?orster- coll . 32 .
l'hm1ber.;
1
Lichtenstein 1D44 : 396 (Falco I.lasso:'l-coll . 54.
Leva.i 11 ant
I, pl . 25 ( mancem· des serpe::1ts) .
( 76)
Jypa cou:!:'otheres (F'orster , 1798) .
Cal)C u~1t ure
GA 2, 4 :Oe eier is c.;rijs mot <'J.onkerder vleugelpunten. de yoten c;rijs .
De kop is 1-ri t,
He-G j_s nid een al te beste te::cninc en hij lijld
oo:-: t'CmHelijJ'-S op cle Ka,«.!JSC :· :i.cr, cle soort die ·i;och Hel
bec~oeld
zal
?.ijn . - Lovaille-nt I , pl . 10 (chasse-ficnte) . (77)
?:->.lc0 1)i.arni cus r:!.'emninc:c,1825 .
lanner faJ.cO!'l (:•'alconidae)
GA 245 De buik van d.eze valk is
Jiclr~b:.."uin,
de rue c;rijs, de kop roo0.-
1n"uin met zuart, de snavel c;rijc en t;e"'l.
Voor&.l de kop lijlct erg
op die va:1 F . bi2.rmicus , e ~1 so~rt clic moccli jk kleinel' is dan de d~or
Gordo:'l
cec;eve~1
afmotinge··1 .
(78)
F<",lco tinnuncuJus Lii! .aeus, 1758.
Rock kes-tr el
GA 240
(Falconidao)
De l:op i s blatTu, o.e buik lichti.)ruin, de vl ougols roodbruin, de staart grijsblauvr met c.lonkere stre pe:n , de poten zijn ::;col .
De
l:leur en cle Ge streopte staart d.uidon op d.oze soort. G:->rdon zac; di t dier in Ja.::;ersfont ein , di chtbi j het
huir~i ge
'roum:::r•ivier (li'orbes 1955 : 64) . - Levaillant, I, pl.35 ( montae:,nard) . ~
(7 9)
Aqui la vcrreauxiLesson, 1830 . 3lack eagle. ( Ac_:_uilidae )
G.A 239
:Jeze arend is
~t-rart,
met iets ui t op d.e vleugel, en ui t tc pot en.
- Lev aillant I, pl. 7 ( caff re ) . ( 80)
Aouila re,pax:. ( Temt;inck , 1828) , t auny e~le GA 241
(Aquilidae)
De dctermine:tie is onzeker . en eon snavel clio
:;rij~;
De voeol is bruin , met c;clc poten
met c;eel is .
De kleur !l>p de tekenin8' i s
clus anders dan L1 de bi jc;ao,nde telmt van Schumacher sta2t.
He t
moot c ezion de afmetingen op d.e tekeninc , ecn vrij crete roofvoc;el zijn, met .srote klam-ren en behaarde pot en.
Di t Hijst
enigs~ins
op de gcno t mde soort. ( 81)
Haliaetus vocifer (Daudi n , 1800) .• Fish eagle ( Aq_ui li dae)
G.A 243
De arcncl is Nit met clonkerbruin en duidelijk deze soort. - Levai llant I , pl . L). (le vocifer). ( 82)
Terathopius ecaudatus
, bateleur (Aq_uilidae)
GA 242 De roofvogel op de tckcning is zwart, pot en .
r~et
bruine rug, licht ge le
Rond het ooe is het kaal ( go hri t), de snavol is gri js .
De determinatie is zeer onzeker.
De bateleur hecft e.:; n duidelijke
pluim op de kop , de poten z ijn roodachtig en nr is rncestal wit o-\ de snavel.
Eis schien zag Gordon het
- ::evaill ant I, pJ . 7 , 8 ( bateleur) .
diel~
a ll leen van eon afstand.?
( 8 3)
Francolinus levaillantii (Valen cienn es, 1825), red1>1ing partridge (Pb.asiani dae)
GA 3 02
:::>e patrijs op de teke:ning komt het be ste overee:n in k l eur met deze soort , d ie echter nu niet meer dichtbij de Kaap voorkomt . Gordon ' s belangrijkste kenmerk is vol.:;ens zijn naamgeving de afl·lezigheicl van oen vierde tden of spoor ao.n de achtcrkant v a.YJ. de poot . ~ ( 84)
Dit ::Comt ook voor bij de Hijfje s van F .levaillanti i. Franco linus ca.pensis ( Gmel in, 1789), Cape francolin (PHasianidae )
GA 304
De vogel is c;ehe el bruin, mot rode paten en snavel .
De s oor t kor.1t
alleen in de 'ouurt van de Kae,p voor. Sparrma.n 1975:162 (?r ancolinus capcnsis), r:llhu..YJ.berc 1792(2):12 3 (Tctrao).
Lichtenstein 1844-:400 ( Tetrao c apensis).
coll . 135 .
~asson-coll.3 6 .
( 85 )
Forster-
1-Tumida meleagris (Linnaeus ,1758), helmet guinea fol
G.A 305
De soort is h!oeili jk met andere te ver1·1isselen. - Sparrman 1977 : 26 ( guinea foNl /. ( 86)
Lir.mocorax flavirost r a (SNai:nson , 1837), black cra~~c (Rallidae)
GA •336
HBt lichaam is ZHart tot blauu, cle snavcl green en de poten rood. - Lichtenstein 1844:400 (Rallus .Aethiops) . ( 87)
?orstor-coll .132 .
:OaJ.ea.ri c a rer~ulorum (Bennett, 1833), crol'me d crane ( Gruidae)
GA 316
De tHee kroonkra
De .Xhosa na2.m is i-Hemu ( Prozesky 1974:101) .
Grus carunculatus ( Gmelin , 1789), >·rattled crane GA 319
(Gruidae)
Deze kra2.nvogel mot de \'T:i.tte lellen onder de rode kop i s onmiskenbaar , Lichtenstein 1844: 47 ( ,\rdea palcaris) . Hasson call. 56.
Forster- co11 . 115 .
I
~
~~~
(89)
Anthropoic1es paradisea (Lichtenstein,1793), blue crane GA 318, 320
(Gruidae)
De kraEmvo3el op GA 318 is iets lichter blauN dan die op GA 320, elk met eon bruine staa.:rt. ( 90)
Afrotj.s afra (LL1nacus,i766), bla.c~;: korha:m
X GA 309
( Otidae)
Kop en buik zi jn Zl'rart, de vleuL;els zi jn bruin met 1.-ri tte en zwart e strepen, rle snavel is lic 11tbruin.
Gordo;.1 zag h.et cEer bij hartebeest-
fontcin, in n:wember 11T7 of (v~a:::-rnchijnlij\:er) 1773. 3oarrman 1975:163 (korr-ha.an).
Thunberg 1792(1):135 (Otis,
Tr8.ppcanse) . Lichtenstein 1844:51 (I~norrhaan, Otis afra) . Forster-coll . 133,134. (91)
Rostra.t ula benah&',J.ensis (Linnaeus, 1758), paintcc' snipe (Rostratulidae)
GA 330,331 , 332, 329 De vier tekeni ngen hebben allc vier verschillcncl.e 1andscha):pen .
..
,
'
Zl Jll ;3"G:Ji'l CXaK-GC
uit~c~reid~,
onderling
De vogels lijken ere op elka<·r, rna: r
. ..
.
"~O:!_:nen .
- Nasson-coll.44.
(92)
Charadrius t:cicollaris VieilJ.ot, Hl18, throe- banded plover ( Charadri i dae)
GA, 328
IIet dier is crijs tot donl::erceijs, de poten het oog is roocl. .
z~.j
cvencens grijs ,
De z1·:rarte bandon op de bor st en de h1eekl euri t3'e
snavel malcen duideli jk dat deze soort bedoeld is, hoe1·rcl ze
m~cstal
slechts ttv-ee banden op de borst heb1)en gescheiden door e c,n Hi tte band . ( 93)
Croccthig. alb~~' .J3~g -
;;>'
(Sc olopac idae)
GA 327
De vogel is. grijsbruin, met Hi tte buik, e:rijze snavel en (7ijze poten .
LevailJ.~'lt 1 :::
naam bec"uidt >va.B-rsch.ijnlijk dat hij de voge l
alleen aEn de kust zac.
De cle·terminatie is niet e eheel zcker .
(94)
(Lim:aeus , 1758), ruff, kcmphaan
Philomachus GA 333
;?Utrfla.,"'C
(Scolopacidae)
De voee l is bruinachtig, met gri jze -pot en en een •·ri tte buik.
r
roicve:;.~ha.;:-,1 9
is CG11 van 00 rcdonen Om Ean te nemen dat hi j inderda.:•d
in da.t cebiecl :;euecst is (Grc.nt 1957:93). ( 101)
Oena capens:i.s ( Linnaeus, 1766), lJa..:DJlua clove
GA 295,296,2')7 De dui ve.t'. zi jn blauuachtig,
(Columbid.ac) r:~et
bruin op de vleusels en paarse
pot en. - Levaillant VI , pl . 273-275 (to-..rr-telette).
??
( 102)
, duif
GA 303
(Col umbi clcw)
De voeel oifi..e oncosi[;a.eerd.e tekeninc is duic1.elijk c-':m noort cluif. Eij is grijnb:cuin, met licht:;rocnc kop, gc:-,lachtic;o haln en con \·Ii t
en bruine stre·;:;p o:p c'..c borst, \'l·cronc'..er cLe borst secJ. uordt •
In de door nij cero. cl.ple:::Gde hteratu '.r hcb ik ec11 dergelijk -: c'~leurcle vo~el
-
niet lcu.Yu.cn vinden.
? ThunberG 1792 ( 1): 269 ( Lacl1taube, Columba. risoria).
(103)
Ar,a9ornis roseicolJis (Vicillot,1817), rosy-f~.cco lovebird
GA 289 :ret
~cha2.r:1
'cop :c·oo '.
is groen, de sta.?.rt blc::uu , de oors-G lichtroocl, de
Of
of -Ge:1 n >orc1eY1
•
(i
04)
(Psi tt ac:Ld.ae)
Goi·c~ ve.~l
on deze ?8.:!?CGaai zaG in lT<'.r.1?..c;_uala.ncl ten zuiclen de Ora;1jeri vier is niet
vas ·~
tc o tcllen •
T::mr aco corythai:x: (:Io-clcr,1827), Kn:rsna lourie
GA 288
(1-Iusophagidae)
:Dez.e vocel is moeilijl::: met anclcre te vervrarren. ( 105)
I
C12.:-;w.tor jacobi nus (Bodcla.ert, 1733), J2.cobin cuckoo
GA 291,292
( Cu.culidae)
IIct rlier is school r;uart r.JCt ietG '(·Tit op de V1GU;3Cls.
De t.-.ee
- Lcva.illant V, pl.208 ( coucou cdolio). (106)
Colius colius (Lim'laeus,1766), vrhite-!:Jc.cl:c(. mousebird. ( Coliic,ae)
Doze mui:::;vogel is vri juel ;;ehe,' 1 c;ri js, r.1et rode pot en, a.llecn ' I
cle ru'· va.:1 GA 236 is icts uit.
I
( 107 )
A't;>al oCler ma nari na (Stephens , 1 815) ,
GA 207 , ( ?)290
Harina trogon
~ o~ ~ ~
(Tro~oniclae)
:De voc;eJ. op GA 28 7 he·:Jft e.::n lichaar1 Clat c;r oen is met cen rode borst en vleuzels bruin tot z1·rart .
Het d i cr op GA 290 li j k t hier
l!c1 iet::: op, is cchter anders ;;eklcurd.
De rug is croen,
c.e
vJ cmzelc cri.js , cle kop lichtbruin , de borst pa.ars en de onderlwnt Oo~
r ood .
te willen
Gor don schijnt de twee voge l s , g e zi en zijn onClerschriften , onderschei~en.
GA 2£7 is zonder twijfel dezc soort ,
GA 290 stelt misschie:1 ecn <:.nde::ce vo.:;c1 voor.
66n soort
trog~n
- Levai llant
in
zuidelij~
Er is eci1ter s1ccl1ts
Afrika .
V, pls . 288 , 20] ( couroueou na.:rina) .
Cerylc rucli s (Linnaeus, 176G), pied
( 108)
GA 249
( Alcce.inic"ae)
Doze ijsv oc;el met z i jn ZHart-uit·(;c J.ichae.m is r::oc:U.ij:: te ve:21·rarren . }).3
tel;:oninc stelt ccn Hijfjc voor dat
ee:1
lnmd op de borst heeft
(!lCt r1annetje hee:t e1~ tNee) .
'A
Coracias .r~arrulus ( Lin:.1aeus , 1758),
(109)
GA De
I'U~~
250 , 25 ~
European roJ.ler ( Coraciiclac)
i::; bruin, de l·:op en buik crocn'Jh:.m.q' de staart
en ci..e vl ()ileels bJ.&.mr t o·ii pac.rs . De
t~ree te~(enincen
don~·::erbruin
7·i jn one:;eveor
c;cli j;;:: maP.r spiegel becldig. ( 110}
1!.J2.ma c:.fricana Bechcte:i.n,-181 1 ,
Hoe poe
GA 278 Dere
r.1ar~ca:1te
vocal is oranjc "et iets "bruin
0'1
de vleue;e l s .
- Lichtenstein 1844+48 (Upupc. pro~Jcro~)S) . ( 111)
Td.chola.cma lcucomcl<..s ( BocJ.
pied bar'bct
( Ca:~i toniclae)
De kop is VO=:)ra. n rood, dai1 geel en achtero:;:> "'.Jru:i.n, cvena.ls e'm
stre,:p achte:c· hct oor; . Cle buik i·ri t .
De ru::::; is ceol net bruin, de borst zwar·i;,
( 112)
Indicator ino.ica:tor (Sparrman, 1777), greater honcy-csuide GA 261
(Indica-Goridae)
De bovenzijde va.n het lichaam is bruin, de borst is geel, de buik is Hit, en de paten zijn Z1'fartgrijs.
Deze soort Herd
ontdekt en voor het ecrst be cchreven door Sparrman . Sparrman 1777c: 43-47, pl. ( Cuculus Inc.icator), 1977: 146-151 (bee cuckoo, CucuJ.us inc.icator), ..f..
(113)
Leva.illan t V, pl.240 •
Geocolap-tes olivaceus (Gmelin,1789),
cround l-JOodpccl;:er (Picic1.ae)
GA 281
De vogel is g.djsbruin, met rode borst en rue.
Gordon tekencle
de specht tecelijk mot GA 240 in Jagersfontein (zie no.79). (114)
Dendropico s fuscescens (Vieillot,1818), caro.inal uoodpecker (Picidae)
GA 258a Deze specht
is gehee l z1r:art-e;rijs-Nit, r.wt e on gele sta::-,rt en een
rode kr uin.
De feitelijke ldeur van deze soort is ve c l bruiner.
- Levaillant VI,pl.253 (petit pic ~ bae:flette d ' or).
X
(115)
Pt;ynoprog·.ae fulip,ula (Lichtensthein,1 842), rock martin (Hirundinio.ae)
GA 252 De z1;-raluv< is geheel c;rliljsbruin.
- LcvaiHant V, pl.246 fig.1 ( l'hirondelle fauve). ( 116)
{
Corvo.s albicollis (Latham, 1790), cape raven GA 248
( Corvidae)
De <•Ji tte nek is karakteristiel<: . Thunberg 1792(2):10 (Corvus Eottentottus). (Corvus Cafer). ( 11 7)
Lichtenstein 1844:42
Levaillant II, pl.50 (corbivan) .
Pycnonotus ca})ensis (Linnaous,1766), cape bulbul (Pycnonotidae)
GA 266
De vosel is
v.~i
js met een ge iliil
- Levaillant III, pl.1 05. (118)
Runicola ruy.Jestris (Vieillot,1 818 ), Cape rock..-thrush GA 262
(Turdidae)
_ u~· k en s t aar -'~- z4.... J·n rood, de kou. is blamr, de vleu els bruin . B
- Levai llant III uls. 1 01 , 102 (It.ocar).
....;... (119)
Oe:nanthe pileata ( Gmelin,1789), capped v;hatear (~urdidae)
GA 255
!le bovenzi jde iEJ bruin, de borst is zwart , builc en kop zi jn wit c;entipt, de snavel is bruin.
:Je schaammchter is geHoonlijk veel
helc1er dcr bruin c;el<J.eurd.. Lichtenstein 1844:52 ( Tu.rdus minimus).
Levailla:nt IV, pJs.181,
182 ( Traquet ir.1itat eur) . (120 )
Cossy,pha hcu:-'lini Hart l aub ,1 86G ,
Heuglin ' s robin
GA 267
( Turd.idae)
De bor st is r ooctbru.in , de buik v1i-t tot roodbrui n , de vleue;els zijn bruinsuart .
Er is ee:n duicteli jke Hi t te strecp boven het oog .
de ter 1~1inatie
is :niet zeker .
C. he·cl{;l ini. :comt niot in de
JJe
zuid.Hes telijk~
K;:.ap::_->rovincie vo or . ( 121)
Ci s·tic ol a tinniens (Smith , 1842), Levailla.nt ' s cisticola ( Sylviidn.e)
GA 265
Hot lichaam is <·Tit me t ,-·ol e en roodbruine sti')l}en , de vleue:els l!orclen
lan~za2,m
bruin .
Het
cevle ~::te
v0orl::omea op c'_e ru::; is
l:enMerkenO. . (122 )
Bre.c.ornis infuscatus (A . Sni t h , 1839) , broun flycatcher G!\ 264
:De
bove~1zi
(Eus cicapic.ae)
jde van c1.ese vliegc:nvan:::-er is bruin tot donkerbruin ,
de buik i::o t·!it .
(123)
not::cilla azui:"'lp ]),1_:-:Jont '1821' (Eotacillic1ao)
GA 254 :Ucse ;_::uil'::::rtac.rt is T~ ij
zNart-t-~i t
met
~Jruine ste.~.rt
lcorat niet voor in de zuidyestelij'-c
en vleucelplmt .
I~a;"'pprovincie .
LevailJant
zec;t hen :1o.s over de Orfmjeri vier tec;c:n:;e1couen tc zi jn . (12 !o)
L2-nius c ollc>.ris Lin·1c:.cus,1766 ,
fiscal s:1ri~cc ( Lani :i,.c"Lae)
GA 256 De vo::;e l is
V2.:1
boven
~)j~Uin
11·t r-.L, p.s 1 .o ' 1,"tk0 - J .evaJ·... a"1
en r:.;;c:>.rt' (·"'· .L~sca
J) . •
V<1!1
oncler nit me·(; stipl?< n .
nus atro-c occineus j3];U'chell , 1822, crimson-breasted r.::hri l:e
(125)
?
(Laniidae) Ect lichaam is vui1rood met z;;rarte plekken en met e0n zuarte kop en hals .
Deze kleuren komen slechts e;edeeltelijk overc'3n met de ze
soort, die een clicpr,Jdc bors-:; he _ft, Nelke kl_cttr zicht voortzet tota.c.n cie snavol . (126)
:Iij komt
oo~;: nie ·~
v-Jor i'Yl clc buurt van de
I~e.::;.p .
Telo-::lnrus zo71on.1.1.S (LinDaeuG,1766), bo::ma',: iorie shrike GA 259 , 260
De ti•TCe
tcl~cnLl[;On
( La:ni icla.e) :;;ijn cel:i.)::, hoouel GA 26 ' V2.ler ccl:leurcl is .
:!Jc ::op is c;.ci js mot onccr
c~e
r.::navel eon
s ~~1."0.:::je
e;eel , de borst is
cle ::_Jotcn zijn crijs .
- Lovaillcmt II , :pl.G7. ( 127)
( Sturnic' ae)
GJl_ 271,272 , 273 . \
uat·~ lee!. starlinG
Cree.tophora cinore2. (I:enschen, 1787),
J:) ui ';steo':sel3 o-o c1.c :w·_) C.nirJ..on o) c;.eze so ort 7
~1. 0e1rJel
hi j no1'ma2.l
ere cool is op do kop , torlijl de vocels op de tekeninc lichtbrui n ':ijn .
Gil. 27i en 273 to:1en eon
man-~ctje ,
GA 272
6 •< 11
vrour:rtje .
- Levaillant II, pl. )3 ( porte-lambeau..."'C). (128) I
. , ) ( oJ- ~ 1J.TnlO.llC ('"
G.'!. 2'70
J)c v occl iD bruin , mot ho·c eind.c vrm d.e vleucclo li chtbruin tot oranjc, en ro:1r' do oc;e11 is hij blauu. ( 12))
Pr,1r.1ero:m cafer
Lin c:.ous,1758,
Ca~10 s·.1~;arbird
(Proncronic'..ae)
GA 277
r.1et icts e:;ecJ. onder de achteri:a.nt vc;.n de v l eucels. - LcvaiUc.mt VI, pls.187,183 •
..J ( 130)
~~edo.rL:l.ia :,~a:'1osa (Lin~ _ aeus,1765), m2-1achite su:1bird
(Hectariniide.e)
GA 275 :Dit
diOl~
is croen mot e·;n
clonl~ere sta~.r~~.
- Levaillan-t VI, pls. 289 , 29') ( sucrier malc:.chi to) .
I
\
(131)
~-
~~~~
Cinnyris chalybeus (Linnaeus,1766), double-collared sunbird (l~cctariniidae)
GA 280
Het uijfje (b) is crijs , het maru.etje (o.) ~1eeft ecn c-rocne l::op, de borst in l:Jlauu r.1et
ec~1
roO(.. _ en c;clc band, de bu:U:: is lichtblau>-r,
en cJe vlcucels zijn bruin. ( 132)
!:Joctarinia C~.methystina (ShaH, 1811), black nmbird GJ\. 27 4
(HoctD-riniidae)
-Iij is ceheel z-v;art en pac_rs . - Levaillant VI, pl.29L!- (sucrier velours). (
(133)
Zosterops ualJ i clus S\-rainson,1838, GA 253
cape vrhite-eyc (Zostcropidae)
:De bovenzijde is _·rocn, de lcop is va.n ontler r;ocl, do sna.vcl erijs, de bui:'.c -vrit, de paten e;-rijs en de staart en vleuze lpu...Ylt zijn donlcer . ::Er is o ,:1 vlitte krint; om hot ooc. (134)
Pa.sser meJ.a.nurus (Utlller,1776), Cape r;parro\·l GA 263
(Ploceidae)
:ret mannetje is vri"i; en grijs, met e .n vleugel die van bovon bruin e:1 van ond.cr zvJart is.
Gordon
te~ce:ncle
de vogels in Verkc crde va.llei
bi j 1'0UvJsri vier in decem-ber 1778 . ( 135)
fuplectes orix ( Linnaeus, 1758),
red bishop.
-1.
GA 283, ( ?) 284
(Ploccidae)
Deze rood met zNa.rte vogel is erg opvallend cekleurd. Ook deze vink behoort tot de VJevcrvogels en zou clus good het neat op GA 284 ee;:naG.kt ktmncn heb1)en.
Gordon schri jft het toe aa.::1 de
1
roode vinl: 1 I
tervrijl hij de kardinaal op GA 283 roodbonte vink n0•mt. - Th~1berg 1792(1) :1 40 (Finch,Loxia), 269 ( ~ oJdfincb, Loxia DDix), 1792(2):12 .
"i. ( 1 36)
Lichtenstein 1844:53 (Loxia oryx) .
li'orster- col1.152 .
Coli us passer capensis ( Li nnaeus, 1766), yellovr-rumped 1:1idm-J GA 279
(Ploceidae)
:!)e vogel is zuart met geel op de vleuce ls. Sparrman 1975:177 (finch,Loxia. ca-ensis) . (Loxia ca0ensis) .
Thtmberg 1792 ( 2 ):12
...f.. (137)
:Estrilda astrild (LiP..naeus,1758), GA 258b.
common ~-:axbill (Ploceidae)
De bovenzijde is bruin , de ko:p rood en de buik roodachtig.
i..
( 138)
Vidua macroura (Pallas,1764), GA 282
pintailed v1hyclal1 (Ploceidae)
De voeel is geheel zwart en grijs, allcen de snavel is rood. - Nasson-co11 . 40 .
Sr zijn nos twee tekeningen over met vogels die ik niet in staat ben te determinercn en clie ik ook niet aan e en bepaalde familic durf toe te vlijzen . 11
in the :Sechuana tongue",
soort is . a1~dere
Dat is GA 246 met allecn e cn nac.m
~odat
het misschien geen Zuid:-·A frikaanse
De vogel i:::: [,Tijs, met rode ogen en gele paten .
Do
tekenine; is GA 268, een afgemaakte tekeninc zonder bijschrift.
De vo.:;el i~ grijsHit, bruin op d.e vlemgels en rond c1e ogen iets c;e cl . 4 . 8 . Niet Zuid- Afrikac:mse voc;els. Er zi jn tusf::en de vogel tekeninc;en in de Gordon Atlas 7 schetsen vnn vogels die , afcaande op d.e notitie Zuidelijk Afrika voorkomcn.
van Gordon erop , niet in
Hun aflcomst is slechts gedeeltelijk
achterhatrlbaar en aan een vaste determinatie durf ik me niet te t:ra~·en .
GA 276
is cesignecrd door John t; ebber ( ?1750-1793), de
kunstenaar van de derc1_e uereldreis van Cook van 1776-80, van •·lie ook tekenincen be· ·aard VJOrcl.en in het Bri tis:l r.ruseun (Print Room, 199" b 4) (Lysa8'ht 1959:262 , 339- 344) .
Gordon kreec; c.le tekenine;
kenneli jk toen i"Iobber op de thuisreis in 1780 de Kaap a;.:mo.eed . De vogel is rood met Z'l"J<.rt en is misschien een kardinaalhoningetcr (I.Iyz.omela fuscescens, fam. Dicaeidae) .
GA 293 toont e n papagaai met
kuif , met een lichtblauw vederkleed, eon bruine rug , ecn rose kop en een bruine snavcH.
Goro.on
ze~
hem e;ekr r:; c;en te he'Jben ui t l'Tieu•-r-
Guinea, en ook dit zou eon vogel kunnen zijn die op een van de reiz.en van Cook vierd getekend, ma.:.r er is f;e . n enkele aanduiding over de afkomst aamv-ezig .
1f.3 GA 322 is een soort l;:raanvogel uit Hesten van Aus·i:;ralie.
De
mac:~t
Eacelsman l·rant de
te~:ening
1
P 0 r t Jscks--m', uit het
>-rerd kenneli j k z e maa.kt door een
is in ene:else voeten.
Mi sschien is dez'.l
schets afkomsti ts van ad.mira&.l John Ihmter , d i e li>ok e en kangaroete:::enir:.c uit Port J a ckson aan Gordon caf (zie 4 . 6 , soort no.1 ). De figuren GA 3:::>8, 314 en 31 5 stammen kennelijk va11. dezelfcle ~cunctenaar
· ant ze li jken 1:1at de ui tvoerL.'lg betreft on te g en ze gc;eli j k
op elkaar.
Oo~;:
de b ij gcgeven 'Scale' is op elk van de drie ge lijk .
G.f._ 308 is e,:n emoe, Dronaius novaehoEandiee ( Eeije r,17 93 ~, GA 314 misschien een Australische krannvogel (Grns r ubicunda). schetsen zien er alle drie er e GA 294
tenslot ·~e
is een
1
kinderl ij ~;:
I ndischc
De drie
of pri mi tief uit.
tOl~telc~uif 1
van de Seychellen.
De maker e rvan is onhokend.
De vogel is donkerblauu, met icts rood
op de l;:ory en e :m
hals .
4. 9.
lichtblam~e
Re ptielen (Re~ti lia). De iden tif ikati e van de reptielen , en van de lagere vert:ebraten
en evcrt .. ebra.ten b l eek binncn de bcschikbare tijd niet haalbanr, en is oolc byzondc·
moe i li jk va.rnJege d.e ceringe informatie die
Gordon ons meed eelt.
Er zijn vijf tekeningen met mogolijk 6
soorten ' s c hil dpadden ( GA 94- 98) .
GA 102 tot 104 zijn hagedissen,
ook a l n.ocmt Gordon het ciier. op GA 102 e en salamander. Atlas b evat in het geheel gecn amfibi~n.)
(De Gordon
Er zij.il drie schetsen
met kameleons , mogcli j l.;: alJ.e van dezelfde soort ( GA 99-1 0 1). Over de drie slangentekeninc;en ( GA 105 tot 107) is Gordon iets ui tvoer i e;er .
e.~ I'\
Alle clrie tonen h et dier en daarnar:.st tva frontaal
a2.nz icht van de geopende bek.
Dat vinden \ve ook bij de schets
vc:>..n een slang in de Leva.illant-collectie (S~caife, 1973, pl.117). Di t zou k1.mncn duide n op e en gelijke oorsprong.
Andere sJ.angcn-
t ekeninc;en in cle Levaillant-c oll. toncn de [;eo·;end.e bek echter niet .
Gordon i cl.ent ificecrt het di er op GA 195 als e :m pofadder
( = I3i·~i s
arieta.ns. Eerrem , 1820), die echter een andere te:<ening
he eft .
De slane op de te:ceni ng li jkt meer op de berGadder Bi tis
a.tropus Linnaeus, 1758 .
De andere slangen kan ik voorlopig identi-
ficerer. als Bitis c.cornuta Daudin,1803 (GA 106) en Bitis cornuta ')0
albanica Hevli-Gt,1937 (GA 107) . ~ 4 . 1 0.
Vis sen e:n. evertcb1·aten. Er zijn in de Gordon Atlas 11 tekcnine;en van vissen (GA 108 vrar~rvan
tot 118), V')Ol'stel t .
GA 11 1 uis::::cl1ien niet
e ~n
Zuid-Afrika.anse soort
Ik ·eb seem y>oginG geO.a,;-n ze te d.eterminoren .
GA 119 en 120 tonen cle bovenzijde en onderzijde van een soort ~:rab
e:r: heb')en in hot
~eheel
geen tekst .
De tekedngen 121 , 122
en 123 ( ool: GA 282) beolde!'l Kaapse insekten 2.f, die Gordon vercler niet nrobeert te benoemen.
Er zijn vcrschi}londe springhanen,
verscheir1ene soorten kevers en een Nespachtige •
•
1}5 NOTgN bij Hoofdstuk 4. 1. Informatie van P. Cullinan, in litt . 20/10/1978 en V. S.Forbes, in litt . 8/2/1979 . 2 . De
Schoenma~er
Zie ook Nix 1974:40.
die Levaillant in 1783 i n de
buv~t
van de Oran je-
rivier aantrof (Levaillant 1795 ,II:1 80) en ~ie eerder in v.o.c. d.ienst vTas getveest, was mogeli jk een zekere Volcker Schoemalcar (Forbes 1965: 123).
Gor don kende Levail l ant ' s Schoenmaker , die
niet kon lezen (Levaillru1t 1795,II :1 90) . 3. R.F . Kennedy , ' Cataloc;ue of Pictures in the Africana I.iuseum ' , vol . 3, p . 111, nos . G220 tot G223. 4. Di t boek heb ik niet ku:nnen vinden.
Ret zou grotendeels een
kompilatie ui t Kol b en De la Caille zijn . 5 . Ellerman (1 954) is voor mijn doel even ge ed als het bekendere, Naarschijnlijk grotendeels gelijke, boek van J . R.Ellerman, T.c. s . Morison- Scott &
R . ~v . Hayman ,
1953. ' Southern African mammals 1758
to 1951 : a reclassification ', London, Br1Im, 1'P• iii + 6. Hindwood 1965: 87 .
363 . !-~ok lttlltn l~3_9 .
De kangaroe tekening is afgebeeld in de
veilingcat alogus van Sotheby ' s, London, June 1953, plaat bij Lot 72. 7 . Gordon zelf ge , ft dleze verwijzing in eon brief aan Fagel van 13
•
mei 1779 .
Dit is Jonathan Sw:i.ft ' s ' Gulliver ' s Travels ' van 1726.
8 . J. Burman had een verzameling tek eningen van Kaapse (?) dieren, zie Pallas (1767: 6 , 8 , 12,14) en F . Houttuijn, 1761. ' Natuurlijke Historie of ui tvoerige beschrijving der dieren, planten en mineraalen, v olgens het samenstel van den Heer Linnaeus ' , eerste deel , t\-Jeede
stu.~,
vervolg der zoogende dieren.
Amsterdam, F . Houttuijn,
.I
pp. (vi)+504, op p. 406. 9 . De boschrijving van Kus :ounilio 1verd toe e:evoegd aan de Engelse vertalingen van Sparrman ' s reiEverhaal.
Gordon gebruikte de
t\veede engelse edi tie van 1786 (Forbes in Sparrman 1975:7 4 ). 10. Er bestaat hie rover een ui tgebreide li teratuur, o . a .: II.H at son, 1878,
1
On the male generative organs of Hyaena crocuta ' , Proc.
zool .Soc. London , 1878: 416- 428;
1'1-b L.Harrison f.Tatthews , 1939, ' Repr oduction in t he spotted hyena, Crocuta crocuta (Erxleben)', Phil.T~ans.R.Soc.(B) 230: 1-78; D. D. Davis
& H. E . Story, 1949, 'The female external genitalia of the
spotted hyena ', Fielcliana,Zool ogy , 31: 277-283;
P.A. Ra c ey & J.D.
Skinner , 1979, ' Endocri ne aspects of sexual mimicry in spotted hyen as Crocuta crocuta• , J. Zoology ,London , 187:315-326 (vo oral pls .r en II a ). 11 . De huidige kenni s over dit dier Nordt samene;evat in V. Mazak , 1975, • ' Notes on the black-maned lion of the Cape ••• ', Verg.kon.ned. Akad.H e tensch., afd. Natuurkunde, ( 2) 64: 1- 44. 12. Gorcion vert"lijst naar vol.xiii, pl.xlii.
Hij moet dus de
Amsterclamse editie ( B) gebruikt hebben, v;ant i n de Parijse editie (A) wordt de zorille in vol . 13, pp . 302-303 ,pl. 41 genoemd. 13 . J . R.:i!!Eerman & T.C .s . Eor rison-Scott, 1953 ,
1
The technical name of
the African muishond ( genus Ictonyx) ' , J.r~a.mmal.,34:114- 116 ,pl.I. 14. De datering van de tekst en platen van Schreber ' s twrdt vastgesteld in: C. Davies Sherborn, 1891,
1
S~ugthiere
0n the dates of
the parts, plates, and text of Schreber ' s ' Saugthiere ••, Proc . zool . Soc .Lonclon , 1891 : 587-592; en Franz Pohle, 191 1, ' Ueber den Inhalt und d i e Brscheinungszeiten der einzelnen Teile, Hefte etc . und die verschiedenen Aussaben des Schreber • schen S~ucetierwerkes ( 17741855 )', Archiv flir Natur~eschichtc, 77, Bd. I, Supplementsheft 1, pp . 124-183 . 15 . Zie Ridgev1ay 1909 , Cabrera 1936 , Rau 1978 , Sidney 1965:17, Antonius 1931 , 1935 en ook Antonius, 0, 1928, ' Ueber Zebras, insbesondere das Burchell zebra ( Equus qua':;t:;a burchelli Gray)
1
,
Zool.Gart ., (N . F.) 1: 165-182, figs . 1- 2 ; O.Antonius , 1951 . ' Die Tit;erpfe:::cle, die Zebras • , filonoeraphien der Hildsaue-etiere, XI . Frankfurt a.1•I. ,pp.148. 16 . De ui tgestorven Burchell- zebra v;orclt ook vaak e;ezien als apartc soort, I';q_uus b . burchelli .
11-117 . De tekening van de neushoornt ong ( GA 208) t·rerd eveneens posi t i ef vergeleken , zie A. J . E. Cave, 1977, ' Observations on rhinoceros tongue morpholoGY ', J . Zoology,London , 181 : 265- 284
(Gordon ' s
schets afgebe "ld in fig . 1h) . 18. Dit citaat is ook informatief betreffende mijn datering van het 5e supplementsdeel van de Amsterdamse editie van Buffon's Histoire Naturelle (zie 3. 4 . 1, oditie B).
Camper ' s ver>·
Allamand ' s neushoornartikel is overduid.elijk, in voetnoot a op p. 147: Planche
11
Hist . Nat . &c . Supplement Tom.V .
v. u
Nouvelle Edit . Amst . 1781.
De verVJijzine; nao,r Sparrman is het artikel van 1778b,
dat Camper in het oorspronkelijk niet kon lezen en de reguliere duitse verta1ine; was in 1782 nog niet verschenen .
Camper had
echter een pri vc~vertaling ervan door C. D. Reimarus ( C2.mper 1782: 146) , nu i n hss . kamer van de U. B.Amsterdam, sign . II F 76 , dd . september 1781 . 19. R. -P. Lesson, 1842, ' Uouveau tableau du Rbgne Animal. r.1ammiferes. Paris, A. Bertrand, p . 159.
Ilisschien is deze naam veroorzaalct
door Buffon ' s verandering van de tandenformule (zie 3. 4.2) . 20. In St . 2 geeft Goro.on maar 19 soorten: hij verge et de bontebolc . 21 . Omdat ik Thunberg (1811b) niet heb ktmnen raa.dplegen, inoet ik mij onthouden van kommentaar.
Het ziet er echter naar uit dat
Thunberg niet de blamre c1.uiker maar de oerebi onder naam monticola beschrijft (in Thunberg 1811a.), om dric redenen: 1. hij noemt monticola bij ti.e naam oerebi ; 2. h er vJijfje is
11
inermis", zonder
horens, wat bij monticola zelden, bij de oerebi altijd het geval is; 3. hij ver1.rijst naar
11
fig . Allamand,T . 5 T. 12", d . u.z . Al lamand
1781, supplement 5: 33 , pl . 12 !
Een dergelijke verv!arrine; is te
vind.en in Sparrman (1975 : 259). 22 . Sclater & Thomas (1895 , II : 17) zecgen dat Allamand dit publiceerde in 1776, maar dat lean niet juist zijn . 2 3. De Hederlandse vcrtaline; ( editie
c),
onjuist: "eene afbeeldine; en het vel. 11
vol . 16:25-27 (1785) heeft
I
24.
Boddaert, Pieter, 1785. ' Elenchus Animalium, I.' _totterd.am , C. R. I-Iake, pp . xl+171, veruijzins naar :9. 141.
25.
Claus Eissen, 1971. ' Die zoologisc:he Buchillus·i-ration, ihre Bi bliog-.caphie imd. Geschichte.
Lieferung 9: Band.
1
Pp. 1-72, pls. 1- 8, Stuttcart, A. IIier;:;emann .
:S.A . G . Sir.1''1err:~ann,
26.
1777.
1
r::r:.
Jlaut·rbo~~
Ges chichte. afr;ebe:} ld
G·r:>ecimcn z::>oloc;iae, z,oogTapilicae ,
q_uactrupeclum d.omi cili a ot mig-rationes sis-Gens. pp.J:xiv+686, zic p.372-375.
De
l1ar:~on
1
Lut;cluni Batc.vorum, ,
i n d.it lierk z ijn nict
toepasbaar verklaarcl in Opinion 257 vc:.:1 de Inter·1ationaJ. commis:::ion on zaolo[;ical nomcncl2.turc ( zie von Eichter 1974: 1). IIct merenC:.ecl van c"Lc beschreven so.;rte··1 is opnieu.u GGnoemd in heJ.;
uel conceq_uont
~.)in:::>r.1i2J.e
book van Zimmermann, de
Goochic~tc ••• ' (1780,1783, niet : csien).
1 Geoc.cap~1ischc
Zie over be i cle werkon
J. A. Allen, 1902. ' Zimr'crmm1!1 1 s ' Zooloc;iae Geoc;raphice.o 1 <md 1
::co:·~·ap1~i.sche
27. :ru A.
28.
-~e
chom·Jt 1!1en de A. cr:v:>.na. ook uel als ondersoort van
Di'Zelc:~nhus,
IIEt-!i
Ge--;c1lichtc 1 consicJerecl in their relation to
boe~::
'bijv. I:l1erma:1 1954 .
van Roberts et aJ.
is nog al ti jd het
stal'lcl.ac-..rdl-Te r~::
4e cclitie . 29 . :'Jitz;oir.10ns,
V.:,.r:.,
1)62. ' Snakes of Souther,l Africa ' , Loncl.on,
i:IacDonal d, pp.l-424, en van dezelfoc ::;uic~.c
1-221 .
cchri~fster,
1970. ' A fielcl
·i;o tl!e sna}:es o:!:' Southern Africa ', Lo:1cl.on, Uo l_lins, 1"'0·
5.
BIBJ.,IOGRAFIE
Afzelius, Adamus, 1815 .
De antilopis in genere et speciatim
Guineensibus commentatio. Scientiarum Uppsaliensis, Allamand, (J . N.s.), 1776.
Nova Acta Rceiae Societatis
I:
195-270, tab.8.
Histoire Naturelle du gnou, de grand
gerbo , et de l'hippo potame , pp.i, 113-120, 3 pls. in Buffon & Daubenton ( 1771), Histoire Nature He ••• , Nouve lle Edition,
XV.
Amsterdam, J.H.Schneider.
----- , in Buffon, Histoire naturelle, generale et servant de suite
~
Ho'..lvelle Edi tion. 1778.
l'hist oire des animaux
particuli~re
quadrup~des.
Arnst erda:~! , J .H. Schneider.
Supplement 4, pp. (1-3),i-vi, 1-175.
1781 (1785) . Allen, Glover
r.I.,
Supplement 5, pp.i-vii, 1-225. 1939.
A checklist of African mammals.
Bulletin
Mus.Comp.Zool.Harvaro. College, Cambridge, 83: 1-763. Antonius,
o.,
1931 .
Zur genaueren Kenntnis des echten Quageas
(zquus quacsa quagga Gm.). Zool.Gart. (NF) -----, 1935.
Zur
geor~aphischen
und des echten r:uaggas. Baker, J.G., 1885.
±=
93-115,figs.1-10.
Verbreitung des Burchellzebras
Zool .Gart. (N'F) 8: 1-7, figs.1-8.
A monograph of the genus Gethylis.
J.Botany,
23: 225-228, pls.259-260. Barnard , C.J., 1950.
Robert Jacob Gordon se loopbaan aan die Kaap.
Argief-jaarboek vir Suid-Afrika.anse geskiedenis, .:1J.. ( 1): 319-446, pls.I-VII, 2 kaarten. Bi garke,
n.,
• ~am1a
1951.
The discovery of the giraffe in South Africa •
and Flora, 2: 24-28 , 1 pl.
Boeles, vl . B .S., 1879.
Frieslands hoogeschool en het Rijks
Athenaeum te Franeker , II. Lecm:arclen, H.Kui pers , i-i v, 1-854. Boeseman ,1.: ., 1970.
The vicissitudes and dispersal of Albert us
Seba 1 s zoological
s~ecimens.
Zool.r.~eded., Lei den ,
44: 117-206,
fic .1, pls.1-4. Bo:.r..horst, Hatthys , 1973a.
li'ran ~ois
Le Vaillant, his life and uork,
pp.1-28 in Quinton & Robinson, 1973, vol.I. -----, 1973b.
The origin and history of the Le Vaillant collection
of uatercolours, pp.85-96 in Quinton & Robinson, 1973, vol.II.
An art historian's appraisal of the Le Vaillant collection, pp.99-122 i n Quint~n & Robinson, 1973, vol.II.
-----, 1973c .
I3orcherds, P . B., 1907.
Bladen ui t de memo:i:ires van Petrus Borchardus ·~
Borcherds, zijnde een ecnvoudig verhaal van gebeurtenissen van zijn prille jeugd tot vergevorderd.en leeftijd, hoofdzakelijk \
bedoeld voor zijn lcindcrcn , afstammclingen, lal1dgenooten en
i(!O vrienden.
Ui t het Engelsch door Fred.H. Olland.
Kaapstad,
Holl.-Afrik.Ui tg., i-xi, 1-236. Botha, C.Graham, t1926). 18th century.
Social life in the Cape Colony in the
Cape Town/Johannesburg,Juta, 1,1-115.
Bouchenroeder, B.F.von, 1806.
Beknopt beri;3't nopens de volkplanting
de Ka:1p de go ede hoop (etc.).
Amslherdam, Illortier Covens en zoon!
i-xvi, 1-163. Bourn~~,
Hermannus, 1847.
Geschienenis van de voormalige Gelderschc
Hoogeschool en hare hoogleeraren; erotendcels uit ongedrukte of zeldzame bescheiden, II.
Utrecht, J.G.van Terveen en zoon,
i-xvi, 1-691. Boyer, Ferdinand, 1971. Stathouder (1795).
~
Le tr8nBfert
Paris des
collection~u
Annales historiques de la revolution
fran r aise, 43 : 389-404. :Britten, James, 1884a. ----, 1884b.
Francis Hasson. J.Botany, 22:114-123 .
Masson 1 s drauings of So c..th African plants. J .Botany,
2 2: 144-1 48. - - - , 1914.
Robert Jacob Goro.on (17 41 -1795). J . Botany, ~: 75-77.
-----, 1920.
Some early Cape botanists and collectors. J. Linnean
Soc.,Botany, 45: 29-5 1, pl.4. Bruce, James, 1790.
Travels to discover the source of the Nile, in
Egypt, Arabia, Abyssinia, and Nubia, V. Edinburgh, J . Ruthven, (1-3),i-iv,iii-xiv,1-230,( 1-10) . Buffon, (G.L.Leclerc) cle, in: Buffon, de & (L.J.-M.) Daubcnton, Histoire naturelle, generale et
particuli~re
cles,cription du Cabinet du Roi.
Nouvelle Edition.
avec la Amsterdam,
J.H.Schneider. 1767
deel IX, pp . (i-vii),1-173.
1768
X
(i-iv), 1-168.
1769a
XI XII XIV XV
(i-iv), 1-190.
1769b 1770 1771
(i-iv), 1-212 . (i-iv), 1-21 8 . i-viii,1-112,1,113-126,1-108.
Buff on, (G. L. Leclerc) cl.e, Hist oiro naturelle, t;enerale et par-Gic l uli~re. ~lJ.adr- , pE:ldes.
Servant de suite
a
l'histoire des animaux I
Paris, l ' imprimerie royale.
I I
1782
supplement 3, ''P• (i-x), 1-330, il-x:xi. supplement 6 , pp. i-viii, 1- 405 ' i-xv.
1789
supplement 7, pp. 1-8, ix-xx, 1-364.
1776
Bulloch, Jorm I'Talcolm, 1908.
The r:;ay Gordons.
Some strange
adventures of a famous Scots family. London, Chapman & Hall, i-xi, 1-295.
I
Cabr er a , Ange l, 1936 .
Subspecific and i ndivi dual vari at ion in the
Burchell zebr as. Camper , P . , 1782 .
11.:
J. I.Iammal ogy ,
89- 112 , figs . 1- 22 .
Natuurkundige verhandelingen •• • over den
Rhinoceros me t den dubbelen horen ••• • Amstero.am, erven P . I;Iei jer en G.Harnars, ( 1- 4),1 - 235 , (1 - 2) . Cave, A. J . E. & L. C. Rookmaaker , 1977 .
Robert Jacob Gordon ' s
oricinal account of the African black rhinoceros.
J . Zoology,
London , 182 : 137- 156 , pls . 1- 7 , figs . 1- 2 . Christie , Mans on & 1r1 oods Ltd. , 1979 .
Va luable autographs and
manuscripts , the property of the Trustees of the Count e ss of Sutherland 1 s settlements , \vhich \<Till be sold at Auction by -- on \·Jednesday, April 4 , 1979. Collins , Davi d , ( 1910) . South Vales.
London , 1- 66 .
An account of t he Ene;lish colony i n N'e-vs
Edit ed , vli th
a, .~.
i nt roduction, and notes , by James
Christchurch (etc) , Whi tcombe and Tombs,(1), i -XL~ii ,
Collier . 1- 450.
Cuvi er , F ., 1834. Esp~rancc ,
Observation sur les roneeur s du Cap de Bonne-
classes dans les genres Bathyerrrus ,
Geori gues, etc .
Oryc t ~res ,
Annales des s ci ences naturelles , Paris, (2) 1:
193- 198. Damberger , C. F ., 1801 .
Voyage dans l 1 intorieur de l 1 afr ique depuis
l e Cap cle 1Jonne-esperance , a travers la Cafrerie , les royaumes C.e Mataman ••• jusqu 1 ~ I-i ar oc .
Commenc~
1797 , tradui t de 1 1 allemand , I .
en 1781 et acheve en
Paris /Strassburg , Amand
Koni::s, i-viii, 1- 298 , i - vii i. J)auson , v1arren TI . (ed . ), 1958.
The Banks letters .
London , Trustees
of' the Bri tizh Huseum , i - xlii , 1- 965 . Dorst , Jean & Pierre Dandelot, 1970. mammals of Afri c a .
A field guide to the l arger
London , Collins , 1- 287 , pls . 1- 44 , maps .
Dyer, R. A. (1948) . Colonel
~obert
South Afri c an botany.
Jacob Gordon ' s contribut ion t o
South African biological Socie t y ,
pam0hlet no •..:!A: 44- 62, pls. 1- 4 + frontispiece . ElJ erman , J .R ., 1954.
Die taksonomie van die soocdiere van die
Unio van Suid- Afrika. Engel , H., 1939. menageries. Epen , D . G ~~tl 1904.
Alphabetical l i st of Dutch zoologi c al cabinets and Bijdragen tot de Dierkunde , 27 : 247-346 . Album studiosorum Aca.demiae Gelro- Zutphanicae
ImCXLVIII - MDCCCXVIII . EverB , G. A., 1912 . Gelre 1 , - --- , 1914. 1
Annale Univ. 3tellenbosch , (A) 30: 1-125 .
Ha,~ae
Comitis, J . Hoekstra, i - xx , 1- 205 .
De menageri! n op het Lao .
1i jdr . Me ded. Ver .
12= 533- 540. De menagerie van Prins Hi llem V op het Lao .
r.Ieded . Ver . ' Gelr e ' , 17: 201-213 .
13ijdr.
Ferguson, James, 1899. Papers i llustrating the history of t)'le Scots brigade in the service of the United Netherlands 1752- 1782
II.
Publications of the Scottish history Society, 35.
Edi nbU1'gh , U·'l iversity Press, i-xxxvii ,1-588 .
s.,
Forbes, Vernon
1945.
Sparrman ' s t ravels .
S . Afr . e;eogr.J.
27: 39-64, 1 kaart. ----, 1946 .
~chu_n$rg ' s
travels. S . Afr . c;eogr .J., 28: 39-63.
-----, 1947. I.Iasson ' s travels.
S . Afr.geoc;r . J ., 29 : 16-31.
-----, 1948. Paterson's travels. S . Afr . geogr. J ., 30: 52- 70. - - - , 1949 . Colonel H. J.Gordon ' s contributi on to Ce2pe geoeraphy , S . Afr. gcozr.J ., }l: 3- 35, 1 fig ., 1 kaart .
1777- 1795 .
----- , 1950. Le Vail lant ' s travels .
S .Afr . geogr .J., 32: 32- 5 1,
2 kaarten . -----, 1952 . and nevrs,
Further notes 0!1 Colonel R . J .Gordon .
.2.
-----, 1954.
Africana notes
(3): 84- 94, 3 p ls .
Colonel :rt .J. Gorclon 's family .
Afri vana notes and news ,
11 ( 4 ) : 1 3 3-1 34 •
-----,
The li mits of Le Vaillant ' s trave ls in South Afri ca.
1958 .
Ostrich , 29: 79-85, 1 kaart . ----, 1965 .
Pioneer travellers of South Africa.
co m~entary
A e;eoe;raphi ca l
upon rout es, records, observations and opinions of
travellers at the Cape 1750-1800.
Cape Totm/ Amsterdam , Bal kema,
(i-vi) , 1- 177. -----, 1973.
Le Vaillant 1 s t ravels in South Africa , 1781-4 ,
pp . 31 - 108, 2 kaarten, in Quinton & Robi nson, 1973, v ol .I. _____., 1977 .
Some scientific matters i n early Hritings on the
Ca:;~e , pp . 33-59, 5 pls. in: A. C. :Srown (eo.• ), A hist ory of
s ci ent ific endeavour in South Africa.
A coHection of essays
published on the occasion of the u-entenary of the of South Africa.
~i.oyal
Socie ty
Cape 'fovm , Royal Society of Smith Africa ,
i-xii, 1- 516. Forster, Jogam1 George
Ac~am,
1777.
A voyage round the vrorld , in His
Britannic IIIajesty 1 s sloop, rresol uti on, comm anded by Capt . James Co ok , durin::; the years 1772 , 3 , 4 and 5 , I . London, B. 1 !hite etc., i-xviii, 1- 602 . -----, 1868 . Ans ichten vom J:.Jiederrhein , von Brabant, Flandern, Holland , England und ::::'ranl-creich , irm A"9ri l, r.Iai uncl Juni 1790 ,
II. Le i·">zie; , F . A. Brockhaus , i-viii, 1- 204.
JSJ ~eschreibune des Thi eres
Fors ter, Johann Reinhold, 1778 ( 1783) .
Yerbua mit .Anmer kungen tiber das Genus : Yerbua. Alcao.•'\hss ., 40: 103-112, :91 . 3 .
Abh . Sch>-ved.
(Oorspronkelijk Z\'TC)eds, Kungl.
Vet . ~cad . Handlingar , 39:1 08-1 19, pl .3 (17 78) i)
----, 1781 .
Natural history and description of the Tijger- Cat of Philos . Trans . R. Soc.,London, ]l: 1-6 , 1pl .
the Cape of Good Hope . ----, 1782 .
Zie Buffon, 1782 .
----, 1790 (1 801). Le Vaillant's Reisen in das Innere von Afrika w~hrend
den Jahren 1780 bis 1785.
Erster :Band.
Magazin 'bon
merkvrrirdigen neuen Reisebeschrei bungen aus fr e mden Sprachen Ubersetzt und
r:~i t
1- 428, pls.1-9.
erHiut • .Anmerc:cungen begJ.ei tet , II: i -x, Berlin , Voss.
Le Vaillant 1 s Heisen in das Innere v on Afrika "tvahrend
- - - , 1796 .
der Jahre 1780 bis 1785 .
EaQ;in von merkwu..rdigen neuen
Reinehe schreibungen (etc), XII : (1-6),i-vi,1-466
en XII I:
( 1- 8) ' 1- 442 • ----, 1844. Garside,
s .,
Zie Lichtenstein, 1844 . 1942 .
Baron Jacquin and the 3chonbrm1n gardens .
J. S . Afr .Botany , Giese, Ursula, 1962 .
8: 201-224, pl.10T \hener Eenac;erien.
Belvedere , Sch6nbrunn. Gi j zen , Agatha , 1938. 1820-1915 .
Ebersdorf , Neugebaude,
\h en, Bergland Verlag, 1-1 68 .
•s Rijks museum van natuurlijke historie
Proefschrift Leidcn.
Rotterdam , H. L.&J . Brusse,
i - xii, 1- 335 . Gordon- :3rov-m , A., 1952. centuries to 1875 .
•
Grant , C. II.B., 1957 . 1784 .
H~~, 1796 . g~n~ral
London, C. J . Sai'Jyer , i-viii, 9-159 •
Levailllant 1 s travels in South Africa 1781-
Ostrich, 28: 83- 97 , 4 kaarten .
Gunn, Mary , 1954.
1.:!. ( 4) :
Pi ctorial art in South Africa durinG three
Colonel R .J. Gordon.
Afr icana notes and news,
1 35, 2 pls . Apologie de Robert de Gordon , ci-devant commandant du Cap de Bonne- Esperance , par un de ses amis .
Au Cap
de Bonne Esperance, au puits de la verite, 1-24. Hallem<:>,, A., 1951.
Die Kaap in 1776- 1777 .
Al0·1arclle van Johanne s
Schumacher ui t die S;-relle:ngrebel-Ar·- ief te Breda.
1
s Gravenhage,
A• .A. M. Stols / Johannesburg , Constantia, 1- 23 , pls . 1- 56 . Hami l ton, George, 1793.
A voyage round the v-wrld in his f.lc,jesty ' s
fricate Pandora (etc). Eerwick , Phorson, 1-164. Harris, H .Corm rallis, 1840.
Portraits of the gam·c and >vild animals
of Southern Africa (etc). Lono.on , Pickering, i-vi,1 - 175,pls . 30.
I
Heller , David, 1949.
A history of Cape silver 1700- 1870 .
8t.(
Cape Town,
D. He l ler , 1- 276 . HindHood , K. A., 1965 . First Fleet .
John Hunter: a naturalist and artist of t he
Emu , §2: 83- 95 , pls . 5- 3 .
Hoare , riichae l E. , 1) 76 .
The to.ctless philosopher : Johann Reinhold
:B'orst er ( 1729- 98) . (I-Iop , Hendrik), 1778.
Hel bourne , Havrthorn Press, ( 1- 15) , i - x , 1- 419 .
Dae;- verhaal gehow1en op de lancltogt , door he t
land ctcr kleine en groote Namacquas, op b eve l van den Gouverne ur door een cezelschap v an L"UCXV persoonen , onder c ommando van den Co.ptai n Hcndri k Ho p .
Om binnemmar ds ten noorden van de Kaap
der Goede- Ilope, l i gcende landen , nader t e ontdekken. ( r:Iet noten van J . C. Kloc kner en J . H. S . Allamancl . ) Deel 2 , pp . 1- 140 in Hieu:·rste en beknopt e beschri jvi ne; van de Kaap der Goede- Hope ; nevens een dac:vcrhaal van eenen landto[ft, naar het binnEmt e van Afrika (etc) .
Amsterdam , J . H. Schneider , 1,i- iv , 1- 140,(i-ii i ) ,
1-100 . Hunter , John, 1793.
.A•1. historical journal of the transactions at
Port Jackson and Norfolk island , Hi th the discoveries
~rhich
hav e
be , n made in Hew South :. a l es and in the Southern ocean since the publication of f hillip ' s Voyage , c ompiled :fro: the official papers .
Lond0n, J . S.;ockdale, (1-18), 1-583 .
Husson, A. H. & L. B. Holthuis, 1969.
On the ty ; e of Antilope
leucoph:;o.ea Pallas , 1766 , preserved in the col Je ction of the Rijksmuseum vc:m
na,tuurlij~~e
historie, Leiden .
Zoo l. I,fecled.,
Leiden, 44: 147- 157, pls . 1- 6 . Idenburg , P . J ., 1946 .
De Kaap de Goede Hoop g edurende de laatste
•
jaren van hot Neo.er&andsch bevJind .
Leiclen, Bureersdi j k &
lTi err:1ans Templum Salomonis, 1- 112 . Jeffreys, Kathleen jaar 1780 .
M. ,
1928.
Kaapse archiefstukken lopende over het
Afr~'eschreven ,
beu .:rkt en van eon re c;i ster voorzien .
Kaapstad, Cape 'i.'imes, ( i - iii) , 1-507 . Jane , Cornelius de , 1802 ,
Reizen nac:,r de Kaap de Goede Hoop, Ierland
en UoorHegcn , in de jaren 1791 tot 1797, II .
Haa.rlem , F . Bohn ,
i - x , 1- 348 . Jordaan, P . G. , 1973 .
Le Vaillant ' s botanical paintin~s, pp . 43-81
in 0uinton & Robinson , 197 3, vol.II. Karnten, Mia C., 1939a.
Carl Peter Thunberg .
An early investieat or
of Cape botany , I . J. S . Afr.Botany , .2_: 1- 27 , pls . 1-5 . -----, 1939b . (idem) , II .
J . S . Afr . Botany,
2:
87- 104, pls . 8-10.
-----, 1939c . (idem), III . Travels . J . 3 . Afr . Eotany, -----, 1957 . Sparrman as a corr espondent. 43-63, pl . 17 en 127-137, pls.35-36 .
2:
105-155,1 map .
J . S.Afr.Botany, 23:
Karsten,
IBS
m.c.,
1958- 1961 .
Francis Masson, a gardener- botanist Hho
collected at the Cape. 1958 I. BiosTaphical account. J.S.Afr.Botany,24:2 03-220,pls.36-37 1959a
II. I:'iasson ' s journeys at the Cape.
2= 1959b
167-188, pl.17.
III. I.Iasson's journeys at the Cape (continued). J.S.Afr.
2:
Botany, 1961
J.S.Afr.Botany,
V.
283-310, pls.27-28.
Hasson as a drau[;htsman.
J.S.Afr. B;tany ,27:15-45,
pls . 8-10. (Kerr,J.B.), 1818.
On the three species of the natural order
Orchideae, represented in plate VI. J.science and arts, 4: 199-206' pl. 6. King, James, 1785.
A voyacc to the Pccific ocean undertaken by the
command of his majesty, for ma::ing discoveries in the Northern hemisphere.
Performed under the directions of Captains Cook,
Clerke and Gore, in His Majesty ' s ships the Resolution· and Discovery; in the years 1776,1777,1778,1779, and 1780. Second edition, III. London, H.Hughs, i-xiii, 1-556. Kirby, Pe1·cival R., 1957.
Cc,ptain Gordon, the flute ma.ker.
Music and letters, 38: 250-259. Koeman, C., 1951.
Zen niem-1e ontdekking van kae.rten en tekeningen I
van R.J.Gordon .
Tijdschr.Kon. Hecl.Aardrijksk .Gen., (2) 68:
452-458, 1 pl. ----, 1952 .
Niem-;e bijdragen tot de kennis van Zuid-Afrika 1 s
hist orischc
karto~;-rafie .
Tijdschr.Kon.Hed.Aardrijksl{.Gen.,
( 2) 69: 73-95, 1 kaart .
' Kolb, Peter, 1727 .
Naalli~eurige
en uitvoerige beschrijving van de
Ka2.p de Goede Hoop, (etc). I . Kronfeld,
H.,
1894.
Amsterdam, B .L~~eman, 1- 18,1-529.
Kaiser Joseph II . Cap-.L:xpedi tion.
TEener
Zeitung, 15.Ju~· i 1894: 3-5. Labillardi~re,
c.,
1800 (an 8).
J:1 elation du voyage tl. la recherche
de la Perouse, fait par ordre de l ' asbemble constituante, pendant les anne -. s 1791,1792, et pendant la 1ere. et la 2de. annee de la Republiq_ue francaise. Paris,H.J.Jansen,i-xvi,1-442 . Lauts, G., 1854.
Geschiedenis van de Kaap cle Goede Hoop , Hederland-
s che vollcplantinr; 1652-'1806 .
Amsterda·;:-, J.D.Sybraud.i, (1-4),
i-i v' 1-186. Levaillant, Francois , 1790.
Voy age dans l'interieur de l 1 Afriq_ue
par le Can de Bom1e-L:sperance clans les annees 178J . 81 ,82,83, ..84 0:. 85. Paris, Leroy, I: i-xxi v, 1-383; II: i, 1-400.
I
Levaillant , i~' ., 1795 ( an 3).
Second voyage dans l'int~rieur de
l ' Afrique par le Cap de 84 et 85 .
Bonne~E sperance,
dans les annees 1783,
Paris, H.J.Jansen, I: 1,i-xliv,1-306; II: 1-426,
(i-ii); III: (1-3),1-525, (i-vii). ----, 1798.
Rei z.e in de ·b innenlanden van Afrika , langs de Kaap de
Goede Hoop, in de jaaren !·IDCCLXXX. tot HDCCLXX.XV. Deel 5. Lcyden/.A.ms·c erdam, Honkoop en ALi art, ( i-iii), 1-384 , 337- 394 (!). -----,(4796)1799-1 802 . Paris, J.J.Ii'uchs. 1-151,pls. 50-97. pls.151-199 .
IIistoire naturelle des ois eau.x d'Afrique. I (1799 ): i-xi,1-128, pls.1-49.
II (1799):
III (1 802) :1-1 4 7, pls. 98-150. IV (1 805): 1-104
V (1 806 ): 1-124,pls. 200-247.
VI (1 808): 1- .1 32,
-;->ls . 248-300. Lichtenstein, ( M. H.K.), 1814.
Die Ga ttung Antilope.
r.Iaca zin Ges .
&,: 147-160, 163-182.
natur·f .Fr.J3erlin,
Lichtenstein, (r.I.) Henricus (K.), 1844.
Descriptiones Animalium
quae in itinere ad mares terras per annos 1772 1773 et 1774 suscepto colle git observavit et delineavit Ioahannes Reinoldus Forster.
Berolmni, ex officina Academica, i-xiii, 1-424 .
Lysaght, Averil, 1959.
ei~hteenth
Some
century bird paintings in
the library of Sir Joseph Ban..~s (1743-1 820 ). (historical series), Eaggs Bros ., (1 914). 1777-95 ·
1
Bull . B. I.r.N .H.
( 6 ): 251 -371, pls.35-37.
Sup})lement to Catalogue 316.
South Africa in
Depicted by vieNs,charts,pictures of the natives,
vlild animals, birds ancl botany. unpubl is!1ed contemporary
The Gordon Collection of
HatCl~co1our
dra>lings.
London,
f.J.a{jgS :Dros ., (i-ii), 1-1 2 , 11 pls . r.Iar k ;.::raf,F . & 11 . Stei ger, 1969 . Beobachtm1gen.
F.Allamand u.:11d seine botanische
Taxon, ~: 42 1-424.
l'iasson, Francis, 1776.
An accou:n.t of three journeys from the Cape
Totm i n to the Southern parts of Africa; undertaken for the di::::covery of ne\'1 plants, tov1ards the improvement of the Royal Botanic Gardens at Ket-J . -----, 1796.
Philos. r.rrans . R . Soc . ,London, 66: 268- 317 .
3tapeliae Hovae: or, a collection of several nev1
species of that c enus; discovered in the interior parts of Afr-i.ca.
London , H.Bulmer , i-viii, 9- 24 , pls . 1-41.
I.1ed1·Jay, David G., 1976 . Cook 's voya;;es.
Dxtant types of Hevr Zealc:md birds from
Part I: Histor ical , and the type pai ntins s.
Part II. Th e type s!)e ci mens. 120-137, fics . 4-5 ·
Hotornis, 2 3: 44- 60 , f i c;s .1-3,
'
I·Ieester, Jur.:;ens, 1973 . in: Cuinton
Le Vaillant's mammal paintings, pp . 1- 24
& Robinson,
menzies , (Archibald), 1828.
1973, vol.II. Some account of an ascent and barometri-
cal measurement of Hha-ra-rai, a mount ain i n the island of 0Hhyhee.
r.Iacazine of Natural His·iiory, and Journal of zoology,
botany,mineraJogy , geolo g-J and mctereology, .:!_: 201 - 208. Kohr , Er;.1a , 1967 . 1766) .
Der Blaubock , Hip:r>otragus J.eucoyhaeus (Pallas,
Eine Dok umentation.
'I
Mammalia Depicta, Hamburg /Berlin,
Paul Parey, 1- 81 , figs . 1-52 +frontis pie ce, tabs . 1- 5 . J,lolobcrc;en, lfl .C . God~e, 1914.
Robert J a cob Gordon , de Afrika-reizi{Ser .
Brochure , 1-8 . ----, 1916- 1932 . Heizen in Zuid- Af.c i ka in de hollandse tij d . I: Tochten naar het noorden 1652-1686, pp.i-xxx,1-254 (1 916 ). II: Tochten naar het noorden 1686-1806, pp . i -xJ. , 1-310 (1916). III: rrochten langs de z . o .-:rust en naa.r hot oosten, 1670-1752 , pp.i-xv, i - xxxii, 1-368 (1922) . IV: Tochten i n het Kafferland 1776-1805, pp.i-xxxii,1 -366 (1 932 ). I-lorton, H. V., 1949.
In search of South Africa.
Lono.on , r,1ethuen,
i - xiii, 1-368 . (1e editie 1948 . ) Mossop, E . E . (edit or ), 1935 . The journal of Hendrik J a cok Hilcar (1779) Hi th an Enel ish translation by A.H . van der Horst and The Journals, of J 2.cobus Coet se Jansz: ( 1760z- and ':Ii llem van Reenen ( 1791) 'lrJi th an
En~lish
translation by Dr . E . E . Mossop .
Cape ToNn, Van
lUebee ck Society (~r orks no . 15), i-ix, 1-327 . 1\fecthl in~ ,
C.L., 1797.
Onderzock van ' t Vorbaal van A.J. Sluijslcen.
Voormaalige commiss aris van Cabo de Goede Hoop en verdeediging
'
van ' t ge(1 rag dcr Caapsche bur--·er ij, pp.i-iv, 5-1 03 . Iifix , J.c., (1974 ).
Johan11.es .. Schumacher. (In het enge ls ) .
Doctoraal-
s criptio , Ri.jksuniver:::d teit Lci<'l.en, i-ii, 1- 58 , 12 pls . (:3xemplaar in bibliotheek Kunsthist orisch Instituut, Leiden.) O(liver), H. G., 1 948 .
The Gordon dra>1inss .
Africana notes a.nd ne>vs ,
6 : 17- 22 . Pallas , P .s., 1766. at que
obscu~ae
Ihscellanea z oologi ca qui bus novae im:1rimis animalium species describunttiT et obs ervationibus
iconibusque illustrantur .
Hagae Comitum, P. van Cleef, i-xii ,
1- 224 , pls . 1- 14. -----, 1767 .
Dierkundie mengehrerk , in hot vJelke de nicmre of nog
duistere zoorten van o.ieren door naau>·lkeuri ge afbeeldingen , bes chrij vingen en
verhanr1elin~en
o 1geheldcrd \\TOrden.
met aa.nmerkingcn voorzien door P . Boddaer-G . Paddenbure; en J . van Schoonhov en . hartebo~ken ,
i-viii, 1- 32, plG . A- B.
Vertaald
Utrecht , A. van
1 e stul::, bevattende de
t33 (Totaal zcs afleveringen verschenen, 1767-1 770, titelb lad 1770 . Dit is een vertaling van P . S . Pallas , Spicilegia zoologica (etc), 14 afleveringen , 1767-1780.
1e aflevering , De ant ilopis
generatim, 1767.) Pallas, P.S., 1778 .
Hovac species q_uadrupedum e glirium ordine c um
illustrationibus variis complurium ex hoc ordine animalium . Erlangac, H.Haltherus, ( 1-2) , i-viii, 1-388 . P almer , :.Eve, 1951 .
rrederlandse soldaa:iJ '·:at Oranje vernoem het .
Romantie se loopbaan van Robert Gordon - ontdeldcingsreisi ger, soeker en skrY\'rer - deur plantkundiges se navorsing in Amsterdam Veldtrust, Johannesburg , ~ (2): 20-21, 1 pl .
1Jl ootgele .
Parker, r.lary .Alm.e, 1795.
Voyage round the uorld in the ' Gol'fSOi1 1
I,Ian of · ar. London . Pasley, Thomas , 1931 .
(niet cezien)
Private sea, journals 1778- 1782, kept by Sir
Thomas Pasley , vrhen i n command of t he Ships Glas[_';O'l-1 (20) , Sybil ( 28) and Jupiter (50); edited vJi th introduction by his great[7eat - t:.,T ec-.t-cr anc1son Rodney M.S. ?as ley . J.~.Dent,
London/Toronto,
i-xvi , 1-320.
Po.ston, George, 1902 .
Side- lights on the Georgi.an period. London,
Hethuen, i-vii, 1- 304. Paterson , William , 1790.
A narra.tive of four j ourneys into the
co1mtry of the Hottent ots , and Caffraria , i n the ye ars 1777, 1778,17 7 9 . 2nd edition, corrected. LonQon, J.Johnson, i-xii, 1-1 75 . (le editie 1789.) Pearson, H. H. H., 1912 .
Le Vaillant ' s c;rotto at Hesrenlogement.
Geogra.Dhical J., London, 39: 40-47, 4 figs • • • orence "'..' •J• ,. ~97() . ~ P J.e·vers , Fl r o . Dierr;aa.rden in de Hederlanden
H.,
1750-1850 en hun bctekenis voor de zoolo(rie .
1\.cta Octavi
conventus historiae scientiae medicina.e mathescos naturaliumque (et c ) , pp .51-72 , figs . 1-11 . Prozesky, O.P.FI., 1974.
Amsterclam, R. Ileester .
A fie ld GUide to the birds of Southern
Africa, 2nd edition .
Lono.on , ~o llins , 1- 350. (1e ed.1970 . )
Quinton, J.C. & A.I·I. LevJin Robinson (eo.s .), 1973.
Fran9ois Le
Vaillant, traveller in South Africa and his collection of 165 >·rater-colour paintings 1781 - 1784 .
Cape Tovm , Library of
Parliament , I: i -xx , 1- 172 , pls . 1- 70, I - XIX . 1-181, pls . 71-165, :tau ,
n.::!: .,
1978 .
material
II : i-xiv,
7~-XXIII .
Additions to the revised list of preserved
of the extinct Cape
C ol o~w
c::.uagca and notes on the
re l a·(;ionsh ip o.nd distribut:i.on of southern plains zebras . Ani1als 3.Afr . Eus . , 77: 27-45, figs . 1- 9 .
I r .,ll
Raven Hart, R., 1971.
Cape Good Hope 1652-1702.
The first fifty
years odt Dutch colonisation as seen by callers.
Cape Tovm ,
Balkema, I: i-xv,1-222; II: i-xiii, 223-527. Richter, H. von, 19 7 4 .
ConDochaetes gnou.
Haihmalian Species, no •.2Q:
1-6 , fi5s . 1- 4 . Ridgeuay, 'i'lilliam , 1909.
Contributions to the study of the Equidae ,
ii. On hitherto Ul1record ed sl1ecimens of
~quus
quagga .
Proc .
zoo l~
Soc.Lond on, 1909: 563-58 6, figs .156-1 80. Roberts , Austin , 1951.
The mammals of South Africa .
Cape Town,
Trustees of ' Nammal s of S.Africa' boolf Fund, i-xlviii, 1-7J O. - - - , G. R.r.IcLachlan & n .Liversidge , 1957.
(?),
2nd revised edition. Boo~c
Birds of South Africa,
Trustees of the South Afri can Bird
Fund, i-xxxvi i i , 1-5·JL]. .
Robinson , A. r.I. I..e\'rin, 197 3. Africa~'l
Roo:Cmaa~cer ,
Di bliographical notes o:'l Le Va ill ant Is
>rorks, PP• 124-148 il1: Quinton & Robinson , 197 3 , vol .II. L.C. & C.P. Groves , 1978 .
I I''·
The ex·:; inct Cape rhinoceros,
Diceros bicornis bicornis (Linnaeus,1758) .
St:tue;etierk . I:Iitt .,
26 : 117-126, fiz.1, tahs . 1-3. Scheurlc cr, T. H. Lunsineh , 1967 . pp.9- 50 , figs . 1-32 in:
De staclhourlerli jkc verzamclingen,
50 J &'l,r Koninklijlc Kabinet va:.1
schiJ.derijen, Koni nklijke bibli othe ek , Koninklijk prentenk abinet, 1
s -Gravenhac;e, Stadsdruklcerij, 1- 246.
Schrebcr, Johann Christian Daniel, 17'75-1 :·37 .
Die St:tugthi erc in
Abbildungen nach der IJatur mit Beschreibuneen .
:8rlangen,
:·ralthcr , 5 voJs. (Voor c.ata va..YJ. af:'..everinGen zie artikelen sen9cmd. i:1 noot 14 van hoofdstulc 4.) Schutte, G. J ., 1970. Gordon .
Een verceten
Hislboria,
1.2.:
pam~let:
de apoloeie vc.n R.J.
100-107 .
Sclater, Plilip Lutley & Ol dfi eld Thomas, 1894- 1900. antelopes .
The book of
London , R. H. Porter. I: i -xx~:v- ,1-220 (1 894- 95 ).
II: i -v, 1-194 (1 395- 97) .
III: i-v , 1-245 (1~ 97-98) . IV: i -v,
1-242 (1 899-1 90J) . 3clat er, llilliam L·Ltley , 1900-1 901. London, H. H.Por ter.
The mammals of South Africa.
I, Primates, Carni v or:-. a:1.d Ungulat a ,
i-xxxi, 1-324 (1 900) .
II, l1 odentia ,C h±roptera, I nsectivora ,
Cetacoe.. and Bden-Gata, i-xii, 1- 241 ( 1901) . ----, 1929 .
ITo-Ges on the ear ly sources of our b1ouledge of
African ornitholoe;v.
J.f . Ornitholo.sie, Ert;f:tnzllL.n gsband II
(Festschrift Erns·~ Hartert): 134-196. Si dney , Jasmine, 1965 . African uneuJ.a.tes . ·l-39, kaarten 1- 94.
The past and present distribution of some Trans . zool. Soc .London, 30: 1- 397, figs .
lj'
S~caifc,
S.K ., 1973.
Insects and snakes , pp . 27-40 in:
C~uinto:0.
I
&
llobinson, 1973, vol .II. Skcad, C.J., 1958.
Mammals of the Uitenhage and Cradock districts
C.P. in recent times. Son:.1erat, P., 1782.
Koedoe, 1958 no.1: 19-59 ·
Voyage aux Indes orientales et
~laChine,
fait par or
Catalogue of a
po~yion
of The Library from Stafford
House, St . James ' s, S.l-J . sold under the instructions of his Grace the Dul;:e of Sutherland, comprising
...
a collection of 387
original clra1.-rin s of the fauna and aborigines of South Africa, made in the early yefts of the XIXth cen-!;ury ••• Hhich vlill be sold by auc-tion by Messrs . Sotheby,Hilkinson & Hodge ••• on Hed.necday, 29th October 1913 a,nd tNo follov;ing days, (i-ii) ,1-64. S:9arrman, .Ancb:eas, 1177a ( 1782) .
di
Beschreibu.ng der Viverra Ratel,
cines neues 1i'hier vom Vorgebirge der guten Hoffnung. Akao.• riss ., 39: 134- 137, tab.IV
fi~ .
Abh.Schvred.
3.
( Oorspronlcelijk ZNeeds in Kongl . Vetenskapsakad . Handlingar , St ockholm.
Orie,inelen hierva.n en van de volgende artikelen
niet cezien.
Jaartal tussen haa.kjes is van de ver·tal ing .)
-----, 1777b (1782) . Insekt vom
Beschreibu.ng vom Cimex paradoxus, einem neuen
Vol~gebirge
der guten Hofnung.
I,
Abh . SchHed. A.k:.ad . tJiss .,
39: 217-220, tab.VI f i Gs . A-C. -----, 1777c. An account of a journey into Africa from the Cape of Good- Hope , and a
de ~i pti on
letter to Dr . John Reinhold
of a neu species of Cuckm·: , in a
~orster .
Philos . Trans . R. Soc . London ,
67 : 38-47, tab.1. -----, 1778a (1783) .
Zusatz , die Yerbua Canensis betreffend.
Abh . Sch"tvecl. Akad.\i iss . , L].O: 113-114. ----, 1778b (1783) .
Bcschreibrmg des l~ashorns mit ZHey hornern .
Abh.Sch>·Ted . iLk:.ad .~iiss . ,
-----, 1778c ( 1783) .
40: 291-900, pl. 9.
Beschreibung des Hippopotamus amphibius,
bcsondcrs eines lebcndig gef.:me;nen J"Lmgen ; nebst Abbildung. Abh. Sch1·red. Akad . Uisn ., 40: 318- 323, pl.10. ----, 1179a (1784) .
Vom Thiere Gnu, ciner Art Gazelle oder
Antilope , vom Voreebirge der guten hoffnung.
Abh . Sch~·red . Akad .
Hiss ., .12_: 65-68 , pl.3. -----, 1779b (1784) .
Eos Gaffer, e i nc neue Art von Buffel, vom
Vorgeburge der Guten hoffnunrr. 69-73, pl . 3 .
Abh . Sch~Jed . Akad . I-Jiss .
,_11_:
.'
I I
191 Sparrm~1 , A., 1779 c (1784).
Hartebeest oder Dorcas, ein Thier von
der Gazellcngattune, auf der S')i tze des Vorgebirges der gut en hoffnu..11.g.
Abh . SchVJed.. AJ.cad. 1Hss., 41 : 129- 133 , p1 . 5 .
-----, 1779d ( 1784) . Gazcllen . -----, 1779e. ~ ueu~c
Ela11.d , oder das Capsche Elend, eine Ar t
Abh . Sch\ved. Al-:::ad . Hiss ., 41 : 134- 136 , pl . 5 . Description de l 1 9rgane de generation du Rhinocer os
cornes .
Acta acad . s c. imp . petro p . , 1779, pars prior ,
64- 65 , pl .1. - - - , 1780a ( 1784) .
Ant i lope syluatica, ein sanz neues Thier v on
der Gazel1cngattung auf dem Vortseb"Urrre der guten Hoffnung. neue
Abh . SchHed.AlG?,d.~·:iss., .:!..:
-----, 1780b (1784) .
188-1 94, p1 . 7 .
Die Luftspringcr-Gazelle, der Colonisten
Springbock , aus dem si:tdlichsten rrheile von Africa.
Heuc Abh.
Sch•·recl. Al-:::act .Hiss ., 1: 262- 268, pl . 9 . ---- -, 1784 ( 1786) .
Hus numilio eine neue Haus aus d.em sudlichen
Theile von Africa, entdeckt und beschrieben. Almd .~; is s . ,
.2. :
-----, 1786-1789.
Heue Abh . Sch>·Ied.
239- 240, pl . 6. r.Iuseum CarJ.sonianum , in q_uo novas et seJ.ectas
Aves, colori bus ad vivum 'brevique descrirtione ilJ.ustratas , ouasu et sumti bus ,senerossimi possessioni.
Holr:1iae , typoc:raphia
recia, (geen pacineri ng), 100 pls . -----, 1975-1977 .
A voyar;e to the Cape of Good Hope, tm-Jards the
antarctic polar circle, round the vJorld and to the country of the Hottentots anc, the Caffres from the year 1772- 1776 .
Based
on the English edition of 1785- 1786 published by llobinson , Lo1.1 don .
Cape Town , Van lliebeoclc Society (l-J orlts, second
series , vols . 6 , 7 .) 1- 296 (1977).
I : (i-x ), 1- 331 (1 975) .
(I ntroduldie en noten van V. S . F orbes . )
Spencer , Alfred , (ed.) 1919. 1782) , 2nd edit .~on .
Memoirs of William Hickey, II ( 1775-
London , Hurst & Blackett, i-x, 1- 406 .
Star!::, Arthur C. &: U. L.Sclater , 1900-1906 . Africa .
London, R . H. Porter.
1- 322 (1900 ). (1903 ).
II: (i-vi ii) ,
The birds of South
I (alleen door Stark) , i - xxx ,
II: i-xiv, 1- 323 (1901).
III : i -xvii , 1- 416
IV: i-xvii, 1- 545 (1 906) .
Stavorinus, J .s., 1798.
He ize van Ze--, land over de Ka.ap de Goede
Hoop en Batavia, naar Samarang, Macasser , Amboina, Suratte, enz . gedaan in de jaaren I>LDCCL..'UCIV tot IillCCLX:X:VIII (etc), II. Lei jden, A. en J . Honkoop, i - xii , 1-335 . Stresemann, Er-vrin , 1951 .
Die Ent"\"Jicklung der Orni thologie von
Aristote l es bis zur Gegemrart .
Berlin, F .H. Poters, i -xv,1-4 31 .
Kritisk framst~llning af fogelarterna uti
Sundevall, Carl J., 1857 .
aldre orni tholoe;iska arbeten. I. riuseum Carlsonianum, 2. Le Vaillant, Oiseaux d ' Afrique . Eand.lingar, (HF) (Hierv~n
_g_ (
Kunglika Svenska Vetensk-Akad.
3): 1-60.
pp.16-60 over Levaillant, vertaald ' Les oiseaux
d ' Afrique de Levaillant, critique de cet ouvrage, par Carl J. Sund.evall, trad. de Sueoois par Leon Olph Galliarcl. ', Revue et I-:acasin de zoologie, pure et a-,pliquee, Paris, (2e serie)
.li
(1865): 153-159 ,209-212 ,249-254,279-285 ,323-329,408-414 en (2e serie)
1£
(1866): 42-46,189-197,227-233.)
Temminck, C.J., 1820. esp~ce
Sux le genre d~couverte
nouvelle,
Hy~ne,
et description d ' une
en Afri<J_uc .
Annales genere.les des
sciences physiques, Bruxelles, 3: 46-57, pl.35. Theal, George HcCall, 1888.
History of Sou th Africa. Lono.on ,
S1:an Sonnenschein, i-xvii, 1-419. -----, 1896.
Belan~ijke
historische dokunenten verzameld in de
Kaap l;:oJ.onie en elders, no .1.
Kaapstad, van de Sandt de
Villiers, 1,1-48,1-12,1-38. ----, 1897-1899 .
Records of the Cape colony /from February 1803
to JuJ.y 1806/ .
Cppied for the Cape government , from the
manuscript documents in the Public Re cord Office, London. Government of Cape Colony. I
(1897): i-xv,1-506 .
V (1 89?): i-x,1-5D3. Thorn, H.B., 1936. Suicl- Afrika.
Die ceskieoenis van die skan.pboerd.erij in Amstero.am,
Thomas, Qldfie l d , 1892.
S1-~etc
&Zei tlinger, i-xxii, 1-396.
On the prjbable identity of certain
opocimens, formerly in the Liclth de Jeude colJection, and now in the 3ri tish Nuseum, Ni th those fic;ured i n his 'Thesaurus 1 of 17 34.
Proc . zool . ·3oc. London , 1892 : 309-317.
Thompson, George, 1827 (1 968) . Africa, (part 2&3 .
2).
'l'ravels and adventures in southern
Edited, uith notes by Vernon S . F'orbes, parts
Cape Toun, Van Riebec:cl;: Society, i-viii,ix-xiv, 1-277.
Thunberg, Carl Peter, Afrika Lmd Asien, bis 1779.
1792~4-Rcise
duxch einen Theil von Eur opa,
haupts~chlich
in Japan, in den J ahren 1770
Berlin, Haude Lilld Spener .
I, erster Thei 1, 1-292
(1792), I, Zvleiter Theil, (i-xviii),1-266 (1794).
----,
1811 a.
Hammalia Capens ia, recensi ta et ill us-Grata.
J'.Iemoires
de 1 Acaclemie im:?eriale des sciences d.e St . Petersbourg, 1,: 1
299-323 . ----, 1811b. _t\nt ilo1)e monticola. K. Vet . Acad. Uya Handl. 32: 93- 97 . (niet cczien .)
l1
Thnnberg,C . P., 1811c.
Beskrifning och tecknine; pa Viverra felina.
K . Vet .Acad.Uya IIandl., 32: 165-168. (niet cczien)
----, 1820.
Beskrifning och teckninc; pa ett nytt species,
Hyaena brunnea. Tuijn, P., 1966.
K.Vet . Acad . Handl . 1820:59-65 . (niet gezien)
Hi storical notes on the quagga ( Equus quasga
Gmelin, 1788; f;~ammalia, Perissodactyla) comprising so:ne remarks on Buffon-cditions oublished in Holland.
Bijdrac;en Dierkunde,
36: 75-79, figs.1-3. Tuijn, P. & P.J. van cler Fecn, 1969.
On some cic;htcentil
oentm~y
aniP'lal port!."D-i ts of interest for systematic zoology.
Bi jdrasen
Dier1mncle, 39: 69-79, figs.1-17. (Urban, Sylvanus), 1776. (Necrology of Col. ~ober t Gordon.) Gentleman ' s Me-':'"azine, 66(1): 442-443 . Villicrs, C .c. de, 1966.
Gesla.e;srec;icters van clie ou Kaapse families. '
( Gehcel omgcH'":rkte ui t ga1·.:e hersien en aane;evul deu.r C. Pa!Jla),
I, A- K.
Kaapstacl/ Anstcrue,m, Ba,lkema, i-xlviii, 1- 448 .
Vink, A.\-1. de, 1903. ~ij&ragen
Voorbm,gscho bui·tenplaatsen.
Die Haghe,
en mededelingcn, 1903: 261 -453, i llustr.
Vosmaer, Aernout, (1769-)1804. Hatuurkundigc beschrijving eener uitmuntcno.e verzameling van zeldsa:::.me c·edierten, bestae.nd.e in Oost- en 1·iest-indische viervo.ttige dieren, vo[;clen en slangen, 1r1eleer leevend voorhanden :::;e·Hec3t zi jncle, bui ten den
~Iaa.g ,
O)
het Kleine Lao van Z.D.H. den P-rins van Oranjc-HasGau • • Amsterclam , J . B. Ehre . (P.I eijer en G.'~arnars) (Vertaling: ~Descri ·tion d ' un receuil exquis d ' animau."C rares,, (~tc), AmsterdaQ, J.B. Elwe .
Hierondcr Vosmaer 1769-1 804
zijn aflevcrineen van de lJatuurkundi ge beschrijvins. ) -----, 1769.
:8cschrijving van ecncm Afrikaanschen naG gehee l
o:1bckenden roof-vogel , de Sagittarius genaamd , (etc),1-8, pL8. -----, 1783a. Beschrijving van de nag gcnoegzaam onbekende en een der croots-te soort en van harte-b::Jkken, genaamt Coudou, (:ate), 1-15, pl.16. -----, 1733b .
Beschrijving va.1 het noc c;enocgzaam onbckend
Africa;;msch dier, aan de Ka0-:) Cl.c Goede H -, o'J, ·oekend onder de v~r::.;:~,
"rde bcno.aming
van ;Eland; doch bi j de Hot·i;entotten
aldaa.r c;enaamcl Canna. (etc) , 1-12, pJ. . 11. -----, 1784a. l3eschr·i ivinc; va:.t1 E?Gn niem-1 viervoet i ·· clier, aan c).e. Kaan de Goec1.e Hoon gehe:: ten: Bosc'·1mffel, en bi j de hottentot ·i;en a ldaar genan,md Gnou. (etc), 1-14, pl.18 . ----, 1784b.
Beschrijvinc eener nieuve soort van kleenen
hC?vrtebok, bi j de hollandsche volkopla.nting aan de Kaap cle Goecle Hoop
~i. 'B
1
be~;::end., onder de benaa.·inG" vc.n Dronkbok, (etc)' 1-14, ~~
ll
Vosma,er , A., 1737a.
Beschrijving van eon cenoe8zaam onbe:..;:ende
.1\..fricaansch diert je , van de Kac:.p de Goede Hoop; aldae,r alsemecn onc.er do bcnaming I·Iol beke:l(.'t, en door mij, in oncle;'s cheiding van andere, ccnaamd: de Groenglanzende r.Iol (etc) , 1- 12,pl . 20. ---·--, 1787b.
:Gcs chri.jvinG van hct nog Heinig 1)ekende, en ' t
alJ.erhoogste van de viervoetico, dicren, die, in de afe;elesgene F i ldcrnissen va.'1 Africa, c.;evonden 1·1orclen, en ~:ae-p
1t
l·TClk a:"'.n de
de Goede Hoop bekend is, onder den naam van : Kameol-:Jac;,rd.
( Ce,melopardalis) (etc), 1-44, _pls. 21 a, 21 b. (pu . 33-44 door P.Camper, 1786) . --- - , 1804b .
Deschrijving van
beschrcevenen na2.lcthalsicen
ec~en
zcldza2.n en noc niet
nimr1er~at
of 1,u1p , ac..n cle Kaap de
Goed.e Hoop cenoemd J3osch-kal1::oen ( etc1, 1-8, pl. 1 0. Catalot;-ue de livres en plusieurs lc:mcues & fe,cultes,
- -- - , !GOO .
::>rincipalemcnt d ' hist oire naturelle (etc), dont la vc;.1te pubJ.iq_w ~
se fera
la maisot1 du clef1-mt dans J.e Ho:,c;e liieuustra.o:i;, le 17
Jars 1 GOO 2.; jours sui vant par B. Scheurl.eer . ~latcrhou:::e,
G. , 1931 .
Leiden.
The fa,mily of Fagel . Hermathena, Dublin,
46 : 80-86 . --- --, ~ed . ) 1932 .
Simon vcm der Stel ' s journal of his ex;;>edit ion
to lJamaqualand, 1685- 6 .
'; dited from tho manuscript i n the
library of Trini-ty Coll.ecc , D'..1bl:i.n ,
Lo~d.on (etc), Lonc;ma.11s,
Green, i-x:~vlii, 1-183, 44 pJ.s, I kar:..~t . (Snmenva-tting in Hermathci1a, Dublin, 11.6: 112-135 (1931)) Hclch, Christopher , 1896.
History of the Boehm flute, -vri th Dr. von
S_chafhautl ' s life of Boehm, End nn cxamina.t:i.on of m:r.i.oclcstro ' s version of the Boohm-Gord.on contr
3rd ec:i tion .
o~'lcon, l1udall,Carte /~T eF York, G.Schirner, i-x:dii, 1-504.
Hhite, John, 1795.
Voyage ala nouvc •·; e Galles du St,_d, a :Botany-
bay au Port Jackson, en 1787,1738, 1189 "i;:c·adui t clc 1 ' Anc:lais . Paris, Pou;;in, iii- xii, 1- 208,1-2!}6. 't-Thi tcl~oad, P.J . P., 1 )78a.
The Forster colJ.cction of zoolocica.l
(1.ra•:'ir~.cs in the British l~useum (Hatu:ral History) .
Bull .
B . IiojJ.H~ (historice.l series),.§. (2): 25-47.
- ----, 1978b.
A guid.c to the c3.izpc:csal of zoolo ico,l
f:;.~om C:·ptain Cook ' s voyac,cs.
ma~~e
.:iz,1.
Pacific studies , ?all 1978:53- 93 .
H(ildem.n), E. G. , 1911 . Gor6.on. i-Jedcrland~chc Le cu~·; , 29: 239-240. ~Jinter1Jottor1,
J
.I.I. ,
197 3.
Le VaiJ.lc:mt a,s an orni thol ocint,
pp. 167- 172 in: Cuinton C:. J.obinson, 1973, \rol.I. Witkc:,m')' P . H. , 1872 . De c1.icr.:;aaro.en vc:m v"'l'oec;cren en l<:.teren tijo., pp . iii-:o::viii in:
~I. Schlcgcl,
De diere!'ltui:1 van het Koninklijk
Zoolocisch ::::e~1oo·~scha?;1 Eatura ;,rtis Ea::;ist!'a.
.Ar.wterc.an, va:-1. :s~ lib '
APPE!JDIX 1 De "GORDON-ATLAS".
(Rijksmusemm, Amsterdam)
In dit Appendix zijn de teksten op de tekeningen van alle dieren in de Gordon Atlas (94 - 348) overgenomen.
De volgorde is systematiscl
en komt overeen met de bespreking in hoofd.stuk 4. Zm-1el in di t Appendix als in Appendix 2 (met de tekst van een deel van de St afford-1-'!S S.) heb ik de volgende tekens gebruikt:
I I
tussen deze schuine strepen zijn de toevoegingen die de schrijver boven de reg el schreef, gegeven. tussen deze streepjes staan toevoegingen in de kantlijn i n het oorspronkelijk.
De verschillende handschriftenf besproken in 4 . 1 , zijn aan het begin van de betreffende gedeelten weergegeven, als (A), (B) etc.
Ret
begin van het handschrift is aangegeven door', het einde als '. Mijn eigen toevoe gingen of vraagtekens zijn tussen haakjes ( ) geplaatst, een leesteken dat Gordon nauwelijks gebruikt. +++++ geeft onderscheiding van onderdelen aan.
I. Zoogdieren (Mammalia) •
• MARSUPIAL! A 1.
Macropus sp.
(?),
kangaroe.
238 (E)
' Kangaroo, 140 Ct.Ht .
(Gordon)
Port Jackson.
(getekend) J Hunter. "'
uit Nieuw Holland. INSECT IV ORA
1 . Chrysochloris asiatica,
blinde mol.
233 zogenaamde blinde mol aan de Caap den i september 1777 levensgroote. doodt leg gende .
~
R:J: Gordon.
Indien niet aangegeven, is het handschrift van Gordon .
Andere attitudes van de blinde mol . 3 Macroscelides proboscideus ,
olifantsmuis .
Door mij , Oliphantsmuis genaamt, om sijn l ange snuit de'tvelke hij op a ller l ey manieren bewegen kan , sijn voorpoten ve c l kort er als de agterpo-ten.
is egter seer ges'tvind in het loopen , men vind hem
in he-t Namacq_ua land .
Oliphantsmuis.
levensgrote . LAGO!IORPHA
4· Pronolagus sp. (?), Caro haas . 228 Caro Haas r;_
Lepus sax:ati l is
(?),
Sand hav.,s .
229
Sand Hao,s. (A) ... va·1 de sniite tot an de ooren
4
d.
.:d
7 -z~-
de ooren
1 voet
4 d.
de Hoogte van agteren
1
5
de Hoogte van vooren
1
2
v~n
kop tot staert
langte van staert
6
(A) ... onter de buyk witt • op de Rug is grau Hitt gestippelt . de staert is boven swart unt en witt de Beene grau en van Binnen Nitt . "
,.
. ROOEr-lTlA
b. Bathyergus suilJus, duinmol .
zoogenaamde Caapse duinmol, iets minder als l evensgrote, doodt leggende vertoont .
dit dier schoon onder de aarde 1·1 onende, en ook de aarde
in hopen als de regte mol opwerpende, kan uit hoofde van het totaal verschil, geen mol genaamt t..rorden.
den 2 aug. 1777
R J Gordon.
216
Caapse duinmol, levensgrote, in sijn bijtende attitude.
R:J : Gordon,
de Caap den 10 July 1778. (B) ' in hottentots kauw houba of hippopotamus mol.
Vindende zij
enige gelijkenis tusschen deselven, mogelijk door de beneden tanden en dikte van lijf.
dit dier uas van het mannelijk ges lagt.
sij
honden siG in de duynen langs strandt ' overvloedig /dus niet bergen in het land/ en schoon zij ge •· n mellen sijn, leven zij onder de aarde, makende diepe helen en lange gal lerijen, en werpende aarde als de mollen in grate hopen op; sodat die dieren het paardrijden in die strecken seer gevaarl ijk maken, vallende men te voet somvrijlen tot ver over de knien in holen.
I
hun vleesch v:ord gegeten en lekker geagt .
zij leven van ,,rortelen en boll en, d.oende . veele schaden aan /de/ tuynen nabij de duinen gelegen.
•
hunnen vagt is zagt en los als van een mol,
dog hunne knevels, hair aan de pooten en horizontaal platte staart , is c;t.ls varkens borsiels. De couleur is vri tgatig geel , na onderen van het lijf Hitter grijs.
Zij zijn gevangen zijnde quaagaardig en bijten
vinnig. hunne voortgang als zij boven de grand lopen is niet snel, lopende met de pooten binnem1aards als een papagaay, hun lijf altoos op de grand houdende, c.og zij vroeten in een korte tijd onder de aarde. Hunne boventanden schijnen vier te zijn dog zijn maar t1>ree, brede, ieder met een diepe voor van vooren als in tween gedeeld, erg van a,steren sijn sij glad, en de twee ondersten schieten iets onder en agter de bovensten, als het dier sijn hoet doed, en kunnen sig iets van malkanderen en te zamen bewegen. hij heeft sesthien kiesen, vier in yder kaak allen plat van boven, hij slaat sijn kop met een ruk omhoog, als hij bijten t'l'il of geterg
'9 8 Sijn ooren sijn niet buitenwaards, en alleen een rand gat .
Hij is
' t hele jaar door >vacker, dus niet in dese saak de hamsters gelijk. Lengte van snuit tot staart volgens de rondte Lengte van de staart
0
2 ~-
omtrek a gter de voorpoten
0
10
0
9 ~-
vo or de agterpooten sijnde verder alles als in het
1 voet 0 duim rijnl .
levendige dier.
hij he eft vier
platte kiesen aan ijder zijde oncler en oak so veel boven, dus sestien kiesen, en vier snijtanden. '
. 1· Georychus canensis ,
blesmol.
226
Blesmol .
zoogenaamde Caapse blesmol, /de Caap/ den 6 aug 1777
R J Gordon .
di t dier, schoon onder de aarde v10nende en dezelve als de mol in hopen
o~~erpende
verschilt grote li jks van de mol.
omtrent een dui m korter, zijnde n iet voh
levensgroote, dog volwassen zi jn zij
ordinair 8} duim rijnlands l ang van snuit tot staart volgens de ronte. (B)
~
Dit dior word aan de Caap de Blesmol geheten.
zijn zeer quaadaardig.
•
Alle deese dieren
hij leeft even ge lijk de duinmol.
Zijn boven-
tanden hebben die reten niet, dm-Telke in de duinmol /sijn/, Zijne twee boven tanden als vier tanden, dood schijnen. niet alleen in de duinen maar in het binnenland.
men vind hem oak hij doed vee l schade
in de tuinen dog maakt zulke ciiepe galderyen niet als de duinmol . Ik heb nooyt gehoord, dat men hem eet .
hij is ordinair van dese
couleur· en groote , egter heb ik er gesien, die vTel iets anders vTaren , •-vat meer svrart, of ook minder, egter al taos die vd tte vlakken .
Er is
nog een Ceser soort dieren, die ik ver in het land gevonden heb, dewelke v ee l kleinder en staal couleur of blaam-Jagtig •·Ias.
deese wore
daar staalmol geheeten, hij is even als dit dier, en r;een mol. ' (Gordon)
en nog eene de>-velke
~ansch
duinmol en iets kleinder als dies .
gra2.uw is,
l
~.:;
(B) ' Uyt het vel en deze tekening sult UE zien , vrat een >vonderli jke tekeni ng i n de nieu\·rste beschrijving van de Caap, voor de Caapse mol , gegeven is .
Ik dagt in het begi n , dat het eon s l egte tekening , so als
altoos na ecn opge stopt vel gemaald wor d , was . leon i k mij niet
·~enoeg
dog de maten nasiende ,
vervJOnderen , a l soo de grootste duinmol een u oet
lang is , daar deese blesmol xn ' t gener aal seven
a
agt dui m, is .
Egter kan ik merken , dat schoon dat di er in de tekeni ng , vier voet e n thien duim lengte gegeven v1ord, dat er dese Caabse mol bedoeld is, en dat men i n de pl aats van voeten , duimen heeft willen stel l en , dog dan is de maat weer t e k l e i n , en ik kan versekeren , dat er in di t l and sulk een dier , als de beschrevene Caabse mol , niet is, een mol van vier voet tlli en dui m l ang, met tanden van s e s duim , thien lijnen, sou ee n gevaarlijke mol sijn.
dus is de tekening van de Zebre femelle
foutief, zijnde de merric van de zebra , agter, even gestreept , als de hengst .
te weeten , de zebraas van dit land , en so ver
(Gordon)
~i j
bekend
is .-~
hij engourdisseer t sig ook niet als de hamster egter i s de
vJinter i n di t l and niet so streng, als in des hamsters land.
8 Cryptomys hottentotus (?), Namacquas mol . 222 graauHe namacq_uas l and so ge naamde mol •
•
9· Cryptomys sp.
(?) ,
Camdeboos mol.
Camdeboos staalc ouleure , hier genaamde mol den 16 oct : 1778. 1\ .
Pedetes cafer ,
s ~ringhaas .
Springhaas of ge rbo van de Camdebo etende vertoont den 22 oct 1778. de plaats van de beer le gt op 32 gr 6 m. zuider breete omtrent 6 gr oost van de Caap .
sij leven in de grond a l s de konijnen en doen veel
schade ae.n het koorn .
houdenc.e me est langs de ri viert jes .
200
vijf klaauwen voor vijf agter en tanden van haas of conijn geslagt. lengte van snuit tot staart
i
1
7
der staart
1
9 2
der voorpoten
0
3
i
agterpoten tot de hiel
6
2
tot de lalie
7
:1
der oren van den elleboog tot het lijf om trek agter de voorpoten
0
:1
)~
2
1
3
2
1
.J__
4
1 v. 0 d.
voor de agterpoten
1
-3i
~
de \vi jf jes springhaas, of gerbo in slapende, luisterende en etende attitude.
worden omtrent hondert uren van de Caap het eerst
gevonden, en meest onder sneeuHberg in land.
hebben vijf klaaU\ven
voor, vier agter. lengte van snuit tot staart
7 ! duim.
1 voet
de maten sijn deselve als van de andere tekening. 11 .
Xerus inauris
',J
eekhoorn.
dit dier. word ver in het land gevonden , de boeren hieten hetselve /ook/ Graatje, ha het hottentots. een eekhoorentje.
hij kan de staart ophouden als
dog hout hem meest so als getekent, schuddende
hem geswint in het lopen.
hij klimt nooyt op de bomen maar houdt in
de grondt als de hamsters, levende van kruiden en wortelen. R:J:G: lengte van snuit tot stc-tart 9 duim rijnl:
8 duim. 1~.
brete van de staart drie duim.
Rhabdomys pumilio,
leng·~e
van de staart
hij heeft tanden als een rot.
gestre epte muis .
220
Caapse gestreepte veld muis ; levensgroote.
di t is het dier hetv.relk
Sparman de dvrergmuis genoemt he eft , dog hi j heeft s i g vergist, en alleen e en dier dieren nog niet hal fwassen gesien .
2ot ?
muis.
146 Een muis , levensgroote, dewelke men in de franse hoek gevangen heeft, en anders nergens een diergelijke gesien heeft. ?
aardrat.
221 Aardrot der binnenlanden. PRIMATES 1~.
Panio ursinus,
Caapse baviaan.
124 Caapse baviaan, houd sig in de bergen in klipgaten.
Gor6 in het
Hottentots . 126 in het hottentots goro de laatste syllabe lang, de eerste met een harde klap. Caapse baviaan niet volwassen. snuit tot staart.
2 voet 3 dui m rijnlands langte van
de staart 14 duim.
9 duim; hoogte van agteren 1 voet 7 en Swellendam den 18 oct 1777. 1"}.
Cercopithecus aethiops,
hoogte van voren 1 voet
i
duim.
na het leven getekend
R J Gordon.
meerkat.
12 Apen.
uit het Outeniquas land, en ook ten noorden van de Caap de
goede hoop.
dit is de enigste soort /die ik ooit gevonden heb/; en
sij sijn ten minsten hondert uren ver van de Caap .
dog de bavianen
sijn overal op de bergen, en in de bossen; daar dese apen zig alleen in de bossen, en bomen langs de rivieren, ophouden. tot staart 18 duimen.
lengte van kop
207~
CARNIVORA
,s.
Proteles cristatus (?)' aardwolf.
139 Indische Hi jaena. 1_<}.
Crocuta crocuta,
gevlekte hyena.
132 door de Hottentotten genaamt t 'hoeka sprekende de eerste syllabe met een klappende slag van de tong tegen het verhemelte, tegelijk uit. mannetjes Hyaena, aan de Caap genoemt tijgerwolf, getekend om de zoort van maanen die iets doe; 't.·Teinig na die van een marmet jes leeuv1 lijken, en de vlakken op de rug, te kunnen aantonen. de Caap den 2 July 1777.
R:J: Gordon.
133 mannetjes Hyaena, aan de Caap genoemt tijgerwolf, den Caap den
1 July 1777. R:J: Gordon.
doodgeschoten leggende getekent .
door de hottentotten genaamt thbeka de eerste syllabe met een klappende slag tegelijk uitsprekende. der staart vier voet
lang van snuit tot begin
nogthans niet volwassen.
( geen t ekst )
• wijfjes Hyaena of hier aa.n de Caap e;enaamd tijgerwolf doodgeschoten zijnde levendig verbeeld.
de Caap 17 July 1777.
R J Gordon.
lengte van snuit tot begin der staart vier voet negen en drie quart duim rijnlands.
lengte van de staart een voet vier duim.
van voren twe voet vier duim. en een half.
hoogte
hoogte van agteren tw e voet twe duim
het midden des rugs bol.
na boven zijnde is dus iets
hoger van de grondt als twe voet vier duim, de manen zijn geen borstels als een varken dog eer zagt als de manen van een leeuw, dog de staart is onder aan borstelagti g ook de haaren onder aa.n de poten. laag op de
hij heeft e en diklce en lange stijve nek en houdt sig a~terpo ten
so dat als hij loopt een hinkende hobbelende
203 galop maakt evenals of hij mank loopt, egter avanceert dit dier sterk.
hij doed veel schade aan het vee.
sal egter selden een
mensch aandoen.
136 mannetje s hyena of zogenaamde tijgervrolf, vertoont om desselfs teeldelen te kunnen zien.
de Caap den 2 July 1777.
R J Gordon .
137 aftekening van /een gedeelte van/ een wijfjes hyena, dewelke men aan de Caap de goede hoop in overvloed vind, en aldaar tij gerwolven genaamt worden, met het vertelsel dat zij het ene jaar man en het andere vrouw zijn.
na drie dier dieren in July 1777 te hebben
onderzogt hebbe dezelven voor Hyenas gekent, doe derzelver kenmerken, van een zaak onder de staart vier klaauwen aan de voeten zo voor als agter, dog desselvs postuur en couleur veel met de plaat van buffon, desselfs te eldelen die nergens duidelijk geobserveerd vlinde, zijn zekerlijk zo zeldzaam
~eformeert,
dat die ligt een, in die zaken
niet geoeffende, zou bedriegen, kunnende men dit zonderlinge dier niet dan met ver\vondering over de differente schikkingen der nature, beschouwen.
138
•
wijfjes hyaena aan de Caap genoemt tijgerwolf den 17 July 1777, R:J: Gordon .
lang van neus t0t begin der staart 4 voet en 9 en
drie quart duim rijnlands.
lengte van de staart
hoogte van vooren 2 voet 4 duim .
voet 4 du(im),
hoogte van agteren 2 voet
2 duim en een half. aa
de stinkende muscus sak die niet deurgaat in het l i jf
bb
den anus
cc
de swarte bruine kale plek dien en man en vTijfje he eft.i.'
dd
de opening van de vulva.
(e
zijn tepels)
It.
Acinonyx jubatus,
jachtluipaard.
140
Luipaart, van de Caap:
dog dit dier was niet gansch volwassen.
dit dier moet onderscheiden worde~van de Panters en Luipaarden van buffon, die men hier ook heeft en seer kwaadaardig zijn, hebbende geen maan.
dog dit dier, schoon hij het gesnor en acties der andere
panters en luipaarden heeft, wordt makkelijk door de honden gedoodt. hij heeft manen, en desselfs klaauwen sijn niet so scherp, en sitten meer op de toonen, als een hondt, e8ter klimt hij op de bomen, en kan de nagels min of meer uit en in trekken, dog niet als de voornoemde dieren. ll.
Lycaon pictus,
Kaapse wilde hond.
130
(Q) 'Caapse wilde honde. • dit dier is nog hond nog wolf, nog vos nog hyaena nog jakhals adive, dese dieren lopen in grote troppen jagende, en veele schade aan de Gasellen doende, leven in holen in de grond, jagen meest bij dag, hebben vier klaauv1en aan de voor en agterpoten als de Hyaena, dog hebben geen follicule onder de staart, en de te e ldelen corresponderen meest met de hond en wolf.
sij sijn seer actief, kwaadaardig en
bijten seer scherp! l.~
Vulpes chama,
vos.
128
dit dier word door de hottentotten
a
geheten, met een sissende slag.
hij is een soort, van /de/ hier te lande genoemde jakhals, die eygentlijk weinig met de europeaansche vos verschild, en dus de regte jakhals niet is.
hij leeft op de selvde manier als de Caapse
jakhals of vos, dog men /siet/ dese a niet digt bij de Caap, maar wel in het binnenland, daar de andere soort jakhals of eigentlijk vos, ook in / het gansche land door isj dit was een wijfje,
R:J: Gordon.
er is niet meer onderscheid tussen reu en •
L.os teef als tussen onse vossen.
(£)'Om de Kop is het witt, de ooren zijn bruyn, •t Lijff is geel gr auw, de staart gr auw, de punt swart, de pooten swart en swarte streepen, de snuyt swart tot a an tusschen de oogen, voor tus s chen de ooren kleyne swarte strepen.' twe voet van snuit tot sta3rt, 14 duim hoog, hiet
~
een soort
van jakhals, dog verschild met de andere Caa pse jak hals, die bijna als een europeaanse vos uitsient. 1~.
Canis mesomelas,
jakhals.
di t dier vrord aan de Can.p, jakhals, e enaa mt, zijnde egter de regte vos, weinig in couleur en gedaante van de europeaansche vos verschillend /X zijnde een slag kleinder./
en niets in levensaart; men
schrijft hem hier te lande toe, dat hij voor de le e uw het aas opsoekt, egt er seer f,abuleus.
de sac;Jc is, dat een leeuw veel wilt doodt, het
gene hij niet opeet, en dat dese vossen op dat
over ~ebleven
aas los-
gaan, so dat men de le em.-1 met reden, de pourvoyeur de renard mag noemen, dus houden dese vos s en sig niet alleen bij de leeuwen, mae.r het hele land door, op.
•
128)
sijn geluid is wanneer
men hem gevangen he eft, als ene vos, egter
(vervolg op tekening ma~kt
hij een groot
getjank, anders als onse vossen, het S\-leemt wel vrat na het geluid onser b -1agga, de hottentot tovenaars geven voor, dat wanneer een vos schres uwt, hij hun tijding van e en andere tovenar r brengt. hottentots naam is te moejelijk om te schrijven. lengte van snuit tot staart
zijn
R J Gordon.
1 vmet - 11 duim •
129 (geen tekst) ~s.
Mellivora capensis,
Kaapse ratel.
Caapse ratel, is see r op bije nesten e-esteld; destrue ert het heele nest, etende en bijen, en h oning , (op). moejelijk door de honden te dooden.
is door sijn hart vel
'2.,. Ictonyx
striatus,
stinkmuishond.
142 (D) 'Caapse stink Bunsem.
Leevensgroote.
sijnde de zorille van Buffon Tom.XIII. pag.156. ; ~1 -
Genetta rubiginosa,
muskejaatkat.
Caapse sogenan.mde Muske ljaa.tkat, si jnde de Genette van de Heer Buff on. 2S. Suricata suricatta,
stokstaart je.
144 Dese dieren sijn veel in de binnenlanden en leven in Holen in de grond, hebben maar vier klaauwen voor en agter, de voorsten seer la~.g
en tot graven geschikt .
Si j houden si g in troppen bi j elkander
en sijn ligt tam te maken, en stinken niet, nanste bij een viverra.
dit dier koomt het
leven van kruiden en ook van vogels, muisen
etc: In het Hottentots Garaa, en door onse buitenlieden worden sij grac-.tje geheten .
Differente attitudes deser dieren wanneer sij eenig gerugt horen, sijnde sij seer nieuvJsgierig, a c:.rdig, slim, en geSl-lind.
vatten
egter hun, voed.sel niet tussen de voorpoten als de eekhoorntjes. 1~
Herpestes
pu!veru~entus~
muishont.
141 Caapse zogenaa.mde muishont, zijnde de igneumon, er zijn verscheiden zoorten in dit land. 15 aug: 1777.
iets mind.er als levensgrote getekcnt, den
R:J : Gordon. CETACEA
30
Eubalaena
glo.cla.hs
,
zuidlcaper
237 from Captain Ali.
the ri ght or black whale as the whalers call him,
/generallij from 12 feet English when first calved to 60 or 70 feet long/, has the lvhale bone or beard, is the fish generallij caught
about the cape of good hope.
a. b. is the best place 'l'lhere he must
be attacqued by trowing the ijron keeping free from his fin l-li th which he strikes severe but much stronger with his tail called by the whalers flook.
when the iron is felt generallij goes down but
not so deep as the sperm whale because he ke e ps in soundings, but some times beats and figt h:>about . and once a year.
calf like all whale but one young,
to know vlhich was f ound out bij a whaler /how/
found the yron next year in the same cov1 then again with calf
t-~hich
he struck the year before, and of which the calfe was onlij killed. they generallij shift from the coast of brasil to Africa, coming generallij to the last coast in may and return towards november, calf the whole year throug. sagacious.
the animal is not reckoned very
the sperm fish more, the last will sometimes when
wounded run at the boat and bite it to pieces .
this whale has but
a small opening in the throath, onlij about to run down one ' s arm . for a short time when struck first the fish will run 20 mile per hour.
TUBULI DENT ATA ~~
Orycteropus afer,
aardvarken •
• Sogenaamt Aardvarken sijnde een re gte miereneter van het 'Caaps vrouv1eli jk ges lagt. Lengte van het begin der snuit tot het eind der staart volgens de rondte, ses voet
/2/
en een quart duym Rijnl: .
een voet vier en e :}n half duym .
Hoogte van vooren,
hoogte van agteren, een voet vijf
en een quart duym . (linksboven)
re gter voorpoot, van onder r,esien.
(rechtsboven) regter agterpoot van pnder gesien . '
(~) ~ .. caa ps
Sogena2.mt Aar d.varken, sijnde een ree;te miereneter,
van het vrouwelijk geslagt . ' (afmetingen , tekst geli jk aan 215)
(~)'Caaps So~enaamt
Aardvarken.
Sijnde e en regte miereneter van
het vrouwelijk gesl agt.' (Gordon) heeft geen incisiven maar wel k i esen agter in de kakebenen so boven als onder. (D) (afmetingen, tekst gelijk aan 215)
(~)'Een
Caaps zogenaamd Aardvarken, zijnde een regte Mieren Eeter ,
dog niet de Americaansche, het was van het mannelijk geslagt , uyt des ouders buik gesneeden en na de Caab gesonden.
bijna levens-
groote leggende geteekend, uyt de oogen en andere teekenen scheen het voldragen te zijn geweest, den 16.August: 1777.
R:J: Gordon. '
HYRACOIDEA Procavia capensis,
klipdas.
218 dit dier word aan de Caap dasje genoemt.
het is in overvloed in
alle bergen en word lekker om te eten gehouden /als een jong konijn/. mits ten eersten ontweid wordende , men zegt dat de wijfjes d ' ecoulement periodique krijgen. (.~) 'de • Langt e
de Hoogte
18 duim 9~
duim. ' PERISSODACTYLA
~~
Equus burchelli,
zebra.
onbekent dier in nov 1777 geschoten
R J Gordon.
of eer een basterd van een kwagga en zebra.
soort van kv1agga
hij i'Tas onder e en trop
canna's of caapse e landen, daar men nooyt zebras of kv1aggas onder siet .
de staart scheen afgebeten.
in het begin heb ik hem voor den eenhoren genomen omdat sijn maan steil voor zijn kop vooruit stond, en dit in het lopen een horen geleek , al het gecne Sparman van den eenhoren in dit land segt is
een fabel .
ik heb de tekening op de klippen afgetekend, en het
was een slegte t ekeni ng van een renoster en heeft niemant hier te lande sulk een dier gesien. gehoord.
selfs geen bosjesman er ook niet van
thans den 22 febr: 1790 heb ik uit het einiqua bosjes-
mans land een diergelijk vel van die soort van zebra gekregen en is daar bij appart e troppen.
dese had een grijswitte staart en is dus
geen vermengsel maar een aparte soort van zebra. de langte van snuiil.:i: t;tot staart 3 maal de maat en 21 duim, de maat was 26% duim, dus 6 voet 6 3/4 duim +
1 -
9
=
8 - 3 3/4.
5J,2 duim
de langte van de staart het haer van de staert
1i duim
de langte van de Kop
21
duim
7
duim
van de Ooren
de hogte van vooren, 2 maal de maat en 1 duim , dus 4 voet 5-l duim. hogte van agteren, 1 maal de maat 25i duim, dus 4 voet 3 3/4 duim.
Naderhand heb ik dese zebra gesien, en deselve had de staart. R: J: Gordon, Ao . 1790. 3~
Equus zebra, bergzebra •
• Zebra of Caaps wild paard. 3~
mquus quagga, qua&ga. 190 recto een jonge b1agga.
de e erste syllabe v10rd met een harde klap der
tong uit gesproken, wij spreken dit hottent ots woord zonder klap uyt . mogelijk is dit dier ae onagre .
(!)
1 Maate en
lfi
1.
8
lane te van kop t.staert 1 .
17
' Hoogte van vooren van agteren
duimen.
langte v an de staert als ik in enige tekeninge van maat spreek is zulks mijn maa.tstok 2 voet
2i
duim rijnlands.
110 (~) ' van de knie an tot aan de voeten bleeke lever couleur wie
ok beede knie.
de Rug tot an de streepen an de
BeQ~
is brUn
t®t an de tepeltjes.' 190 verso (B) 'Dit dier was een merrie veulen, en liep neffens andere veulens, Zijn moeder, die in e en trop van omtrent 70 oude kwaggaas liep, na.
Ik
joeg hem te paa rd in, en hem van de trop afsnijdende, verloor hij hun uyt het gesi gt, waarna hij mijn paard van zelf als zijn moeder vol gde. dit doed een jonge zebra ook.
dit ver in het bosjesmans land zijnde,
liet ik hem den anderen dag, bij gebrek aan melk om hem optevoeden, weglopen.
Dit beest was 2.voet 10 .duim rijnlands van voren hoog.
Van agteren een duym ho ger en van kop /begin der snuyt/ tot staart
3 voet 7t duim lang, en de staart dien platagtig is 14 duim lang. Zij worden van de taillie van de zebra, en houden zig niet bij de zebraas op.
hun ge lui d is een schielijk na een, blaffend gejank,
daar veel kl'll'ak, kwak inkomt.
Zij zijn goed om te eeten, het vlees
is egter wat soetagtig, onse boeren lusten het niet, dog de hottentotten gaarne.
Wanneer een hond hen te digt bij komt, schopt hij
sterk, en er zijn gevallen 1 dat hij hem met zijn tanden opgevat heeft .
dus zijn de hyenaas, hier wolven genaamt, voor hem bang.
men vind deese dieren nu niet di gt bij de Caa b. eh ee n volv1assen
Tussen dit vullen
is bijna ge en onder scheid als in de groote.
vind men gee lagti ge enkelde individus.
Egter
het vers chil tussen de merr ie
en hengst is ook gering. /de kop van e en volwassen kwagga is iets eToter in proportie ./ gebrui ken.
Ik heb eni ge boer en he n in de v1a gen zien
Zij trekken zeer goed, en zijn taay en sterk, dog
quaadaardig, bijtende en schoppende, egter houd men hen voor tammer van aard dan de zebra. 3}
Diceros bic ornis, zwarte neushoorn. ~recto
Rhinoceros bul.
geschoten bij /be gin/ der Gamka of le euwen rivier,
Lll
in het zuidergedeelte van africa.
hij hiet in het hottentots
nabab de na met een harde klap uitgesproken. inkoemboe.
in het caffe rs
zij lopen /meest/ twe en 3 bij ecn, ook somtijds meer,
krijgen maar een jong, men moet wel 150 uren reisen, e er men er een ziet, doordien zij in den omtrek van de
Ca~p
uitgeroeit zijn.
~verso
(~)
'(hij heeft ook) stijve swarte hairtjes 2 lijnen lang, hier en daar tusschen de naden van het vel, en eenigen om het oog. rand van het oor sijn sij stijver en 2~ duym lang.
PAn de bovenT
Tusschen Bul en
Koey omtrent een onderscheid als in de hippopotamus en meer niet. Zijn oog i s maar 8
lijnen langste diameter, en dit 3/4 duym diep
in sijn rimpelige ooglerlen, soo dat hij niet vooruyt kan sien~ maar het geone in de klijne gesigtslijn komt.
en
Zoo ras hij iets
verne 0mt, drauyt hij er zig met het hooft na toe, als schijnende sig meer op sijn reuk en gehoor, als op zijn gesigt te vertrouwen.
egter I
draayt en slingerd hij sijn kop ve e l in het loopen, dat hij harder dan een paard kan doen, egter ontwijkt men hem ligt, als men onder de wind blijft, sijnde zij anders zeer dangereus, als hij de grond opploegd, maakt hij veeltijds twee vooren, doordien hij het hoofd opzij slingerd, loopende en springende heen en weeder als dol met
•
de staart regt uyt.
Van het vegten met den Oliphant heb ik nooyt
iets vernomen, zijn geluid is een geknor en sterk geblaas bijna als
( •.• ?). duym dik.
Sijn vel is niet so dik als de hippopotamus zijnde maar 3/4 de reeten dewelke hetselve in alle directies doorloopen,
formecren meer ronden, daa.r de hippopotamus vierkant meest formeerd, ma~r
een linie diepte.
hij heeft een plooy van 3 duym diep bij de
lies, en een van een duym agter het blad bij het begin der ribben. een plooy een en drie quart duym diep agter de ooren , negen plooyen boven de lies en vier voor de borst; allen deese plooyen formeeren sig door de be1:.reging van het dier .
ik ben verwonderd c; eweest over
het verschil van de Caapse rhinoster en die in Buffon 1Jerbe eld was.
I
1.12.
(205verso)
De bovenlip van dit dier heeft geen andere beweging als de lippen+ van de meeste dieren.
hij heeft geen tanden voor in den muil en 1.
tanden in ijder kaak dus 28 . in ' t geheel, de bovensten hebben de buyten sijden iets langer so dat sij als over de ondersten, schijnen te sluiten.
men gebruykt sijn vel voor sweepen, en het vlees wordt
gegeeten en lekker gehouden, als hij niet te oud is, hij he eft (3? ) nagels of liever hoevenan i j der voet, en een losse sool onder se voeten.
dit dier deed ijmand den hippopotamus ten e ersten in
gedachten komen, uytgenomen sijn kop , welkers snuyt veel na een schildpad ge lijkt.
de hoorens sitten aan het vel
i
duym bij de
basis van een, op een bolle hoogte van het voorhoofd dat glad is, egter lean men deselve met force maar even verwiggelen.
hij doed so
vecl quaad met sijn pooten als met sijn hoorens, sijn staart is boven rond en onder platagtig, heeft ook een naad waarom de hairtjes sitten, als des hippopotamus.
sijn couleur is donkerbruyn, en incarnase bij
de buyk in de plooyen , dog doordien hij sig ve c l in de kley vlenteld, siet hy uyt als de grond, daar hij sig ophoud.' (Gordon)
+
dit heb ik bevonden, op nader examinatie, veroorzaakt te zijn geweest, door de swelling in een dode rinos, een leevende heeft syne
~leine
oogen gelijk met de oogleden sodat hij even regt voor
uit sien kan.
heb ook bevonden dat sijn
bovenmuil zeer
beweegbaar is , so dat hij met deselve de bosjes, tot zijn voedsel na sig neemt.
van dertien rhinocerossen, op mijne reise in 1779
geschoten, was er gene die so veele rimpels in het vel had als des& voet duym lijnen rijnl: ' Lengte van voor de hooren tot 't be gin der 11
0
3
omtrek der kop tus s en de hoorens
3
6
3
a gter de ooren
5
0
6
voor de voorpooten
1
4
9
6
6
3
staart volgens rondte
midden om
sijn dikke nek
21~
agter de voorpooten
8
5
3/4
midden om het lijf
9
9
0
voor de agterpooten
7
11
0
breedte van vooren bij de borst
2
1
0
2
4
0
3
6
3
bij de poignet
9
6
om het smalst
6
0
9
9
10
0
4
0
2
1
6
1
6
6
van agteren omtrek
alles regte lijn
de voorpooten a an het lijf
den agt er po ot en a an het lijf
3
om de hiel om het smalste omtrek der grootste hoorens bij de basis des klijnsten cle schaal toond de rest aan:
hy is op 118 pas geschooten met een kogel van 10. in een pond. ' 206
Rhinoceros in het ordinaire postuur met een nederhangende kop. 207
uitgegraven skelet van een Rhinoster kop van de linker sijde te sien. kop
de . lengte 23~ duim
de kleine kiesen agter
de lengt e van de groote kiesen breete
2i
duim
2
duim
de kop op sijn breedste 14 duim. 208 de Milt ligt aan de linker sijde, de lengte daarvan 3 Voet 9 duim, de Breete 8 duim. de Tong.
het onderdeel der spits van de tong.
de Milt
bruine couleur.
(maag)
eerst een drooge sak, van sijn kost.
het voetsel li gt groen,
dan de langen • • Hoekige water maag het voetsel wateragtig ligt gecl, x dan een droge sak het voetsel donker geel. de Nieren si tten aan de lange \vaater maag.
21l( de Lever /is/ in 3 deele, en jeder dee l is gespleten. 28 duim.
van A: tot B:
had geen gal blaas.
de lengte van t'hart en breete van t'hart 13 duim, de longen sijn dik met 4 kleine lellen, de 1-te pens.
de Nieren als bij een Beest iets grooter.
de Pens is van binnen meer witt als bril/i/n en \<Jas
vol gekaude t akken en bladeren van bosjes en kruyen wat droog. twe pensen waren droog, de rest zeer wateragtie. 16 groote en 4 kleene ri bben aan ieder seide waarvan de twee aa,n het eind van ieder zijde zeer klein waren. 210 rinoster kop van voren. drie quart duim dik.
dus kan hij niet regt uit zien.
zijn vel
dog dit dier was opgeswollen doodgeschoten
zijnde, in grote /somer/ hette.
de ogen sitten, so als naderhand
in levenden vond, g elijk met de leden sodat sij wel vooruit sien kunnen, egter niet so we l als een hippopotamus. 211 de rhinoceros van de
Ca~p.
iI I
de spoor.
I
het auge.
naturlijke groote.
ligte blau, met een swarte rand en
buyten de s1-rart briln, en den \
•
rijnlands.
om het begin van de scheide omtrek an't lijf
~
19
bij de 2 fluegels bij de 2-te fell hij maakt /veel/ twe voren als hij de grond opploegt dus moet hij het hooft dragen, maar ene voor. steken. b
ook sijn de hoorn plat meest ges leten.
dog meest
dus moet hij zijn kop bijna tussen sijn voorbenen
dit kan de grote pleei van de nek maken.
drie quart duim diep.
I
ARTIODACTYLA 38. Hippopotamus amphibius, nijlpaard
(B) 'Hippopotamus, aan de Caap zeekoei genaamt, door de hottentotten kauw, met een klappende slag der tong, te gelijk uitgesproken. het caffers invoekoe.
in
van het mannelijk geslagt; in de plettenbergs
rivier, gelegen agter de sneewbergen, omtrent 7 graden oost van de Caap en de 30st graad zuiderbreete, geschoten den 20 nov.bre 1777, R:J : Gordpn .
di t dier is ruim soveel in het •-vater als op het land,
binnen in het land zijn zij te ver van zee om er ooyt te koomen, langs de kusten gaan zij tot buiten de brandings, verscheide uren ver van de ene rivier na de andere.
zij leven van gras en ook van in het I~ II
water groeyende planten, en derselver bollen. uren ver over landt.
zij loDen verscheide
II
I
hebbende als zij lopen een logge draf als een
varken, en zomwijlen een logge galop.
iemandt moet snel ter been I
zijn, wanneer hij hun bijblijft.
zij zijn vervolgd of gekt-retst
wordende kwaadaardig, vooral in het
water ~-dangereus;
anders niemrs-
gierig en het geweer eons kennende schuw voor menschen. een uur lang en langer onder water leggen a l s op de
bod~m
~f
li
zij kunnen
zij sliepen.
ook
heen en weer wandelen, eviterende elkanderen als of zij
op het land liepen.
zij vegten verschrikkelijk te gen malkanderen
zodat men er weinigen ziet, of zij hebben er tekenen van in hunne huid en gebroken tanden.
zij staan in het land vegtende op hun
agterste poten en bijten zig dus. N:B:
de couleur van dat dier is •·rat te blaauw gevallen, zijnde de
generale kleur deser dieren.
als zij vers uit het water komen
bruin blaauw boven op het li jf . incarnaat.
ligter
blaa~-r
na beneden eindigende
witagtig onder den buik do g als het vel droog is lijkt
dit dier ve e l donkerder . lengte van snuit t ot agter billen volgens de kromte lengte van de staart
1
3
6
leng te van de kop
2
8
3
11 - 8 - 9
'I
I
I
hoogte van voren reete lijn
5 - 0- 0
volgens de rondte
5 - 11 - 0
hoogte van agteren ree;te lijn
4
8 - 0
5
7 -
0
de buik op zijn langste van de grondt
1
2
0
de borst van de grondt
2
0
9
volgens de ronte
brete der borst
1 -
11 - 0
agter van het midden der
van het midden der poten
p~ten
2
omtrek agter de voorpoten
- 6
10 -
5
0
voor de agterpoten
9
8
0
midden om het lijf
12
3 - 0
dog iets geswollen doordien in het water geschoten is.
dus is in
de tekening verbeterd. lengte der penisschede so als hij hangt sittende de punt der penis binnen
0 - 4 - 0, de rimpels de\velke onderaan zijn.
lengte uer penis als hij uitgetrokken word van de punt tot aan het lijf
2 -
1 -
6.
(~) .. Hippopotamus van he·t vrouv1elijk geslagt , aan gamtous rivier,
oost van de Caap, geschooten den 27 Januarij 1778.
•
R:J: Gordon •
hebbe de bul van dit dier altoos grooter gevonden als de koey.
dog
op verre na geon derde als Buffon na Zerenghi concludeert, dit verschil is een derd.e in de slag en snijtanden a lleen.
hebbe eene
koei geschooten , dewelke 11 voet lang was, en 3 voet 10 duym 6 lijn regte lijn hoogte van vooren, en de grootste bul die ik gesien heb, was 11 voet 2 duym
9 lijn lang en 5 voet regtelijn hoog.
zij hebben
gecn uythangende uyers, dog als sij een jong hebbende, men hunne twee kleine teepels drinkt, spuugt er zoete melk als van een koei be est uyt.
Ze 1.rrerpen maar een jong op land, hetv1elk direct als
door instinct na het 1.rrater loopt, en dihrils de koey al s.vemmende op de rug gac..t sitten; kan niet seeker bepaalen, hoe lang z·ij dragen,
21 -f het vleesch is in ouden meest
dog gisse minder als een oliphant.
hard, en in halfl'rassenen se .,r lecker en gesond, en hoewel het al toos hippopotamus vleesch blijft, kan men en rundvleesch in van smaak is. 2500
TtJ
te \-Tecsen.
se~gen
dat het tusschen speck
Ik schat een groote Bul 2000
a
\[ anneer men een versch stuk speck kookt, koomt er
't vet booven op drijven, het is niet so geil als ander vet, en drinken het onse boeren gaarn, selfs voor siekten. men bi j vergrooting ge'\-rag van gemaakt he eft . blauw met vJi jnig wit . en
e~nige
dit is het, daar
Hun oog is donker
Elf l i jnen langste en ~2 kortste diameter,
roode wollige haaren aan de oogleden.
de ooren van
binnen en buyten op de rand hetselfde. Lengte van snuit tot extremiteit der billen volGens rondte Lengte van de kop
..
staart
hoogte van vooren, regte lijn
2 - 4
0
1
1 -
0
3
10 - 9
4-
volgens de rondte hoogte van agteren,
re ~te
lijn
voleens de rondte omtrek agter de voorpooten
11
3
8 - 9
5 -
1
6
9
2
0
11 - 0 -
6
9 - 6 - 0
voor de agterpooten
•
midden over het lijf
11 -
5 -
0
distantie tusschen de grond en de buik op zijn laagste
(~)
1 -
1 -
0 •
' Booven en Onderkaak der HiPpopotamus, waarvan de cop 30 duym
ri jnlands lang \•ras .
zi j verschill.en in meeni gt e d.er tanden al si jn
si j vohrassen, en van het vrouweli jk ges lagt, hebbende egt er me est
38. dog deese had ma ·r 36.
hebbende meest nog twee kleine puntige
tanden, op de plaats 1 . 2. gemarqueerd, ook zomtijds in de onderkaa..k. heb er eene gesien , die 22. boven en 20 onder had, dug zij waren meest klijne los sittende spitse
p~~tjes,
tusschen de gemarqueerd
d
I
1.2. en de snijtanden in een regte lijn.van de Bul, sijnde die van de koey de slag en de voortanden omtrent een derde kleinder.
Bovenkaak:
Lengte der slagtanden in deese bovenkaak
2
-it
duym
5; de incisiven 2, omtrek bij de basis 3i.
omtrek bij de basis
3: A t\-ree groote vleessige qwabben in de bovenkaak, de1.-relke in holtens in de beneden kaak op die plaats sluyten •. De ondermuil is convex na boven, en de bovenmuil of lip concave na beneden. Breedte der snuyt van vooren 16 en een quart duim rijnlands. Omtrek der ouening de8ser bavenmuil, toen hij nog aan het dier sat, 39 . duym - de opening van de ondermuyl 4 duym.-
de bovenlip sluyt
een duym over de onderste, sijnde alles dies aan het dier. openingen geschikt om het water uyt te houden, en lugt te bewaaren, in quabbige hol l igheeden. Benedenkaak: Lengte der slagtanden vol gens de kromte der regte voortanden
7l duym.
dog maar tot ' t vleesch gemeeten.
bij de basis der slagtanden den omtrek
7!
voortanden de J.angste bij de basis, 7 dm. vuur uyt d.ie tanden slaan . alle
ta~den
8 3/4 duym.
dm.
Omtrent de regte
Men kan in den danker
f·1en treft selden e ·n hippopotamus die
gaaf heeft, om hun ve gten. '
200 Foe tus van de hippopotamus, hier Zee Koe genaamt , zijnde van het mannelijk geslagt .
Lengte van snuiyt tot staart rhijnlands 3 voet
2 duym. de lclaam·Jen zijn week elasticg, en voor om gebogen ; men kon de tanden voelen, en de oogen vTaaren bijna voJmaakt .
de navelstreng
met klijne roode ronde knopjes. bijna voldragen uitgesneeden Van Plettenbergs revier, den 20. November 1777 . Zij krijgen maar een jong, hetwelk even als een Eende kuiken, direct
do~r
instinct na het water
lo~pt.
201 (~) ' De Hippopotamus koei met de staart opgeheeven verbeeld.-
Distantie tusschen 1 en 2 is 6 duym.
No.3 den anus .
No .4 opening
der vagina, No.5 opening eener follicule, dewelke omtrent 2 duym inschiet, dog geen sigtbare
openin~
van buiten heeft, omtrent na
de manier der natuure , in den hyena, uytgenoomen dat die opening hier onder de vrouwelijkheyd zit. De staarten verschillen van lengte en ronde naden & in de individus. dus verschillen zij hippopotamus ook in phisionomy, hooger, langer, etc;
N.6 is de staart, desselfs lengte 1 voet 3 duym 6 lijn-
omtrek bij den anus 1 voet 7 duym, sijde daar iets driehoekig, de platte sijde na boven, so dat de wervels een met de horizont perpendiculaire beweging maakt, en het water uyt te houden.
Omtrek
in het midden der staart, daar hi j plat v10rd, en de wervels de be\·,eging horizontaal maken: schoon des plattes smalste zliljde een perpendiculaire op de horizont maakt, als een roer van het schip,
om in het swemmen te stuuren, 1 voet 2 duym en 6 lijn. Langste hairen a an de staart; zij zitten thien
a
twaalf als in een
kooker, dog meest boven sij, en zijn rosbruyn, 3 duym lang. soude
se~gen
op het eerste ges i gt , dat de staart schobben had, dog
het zijn ronde rimpels van het vel. ronde naad.
r~en
de rand buyten om is als een
de staart is even als de pooten seer lecker om te eeten.
de hier en daar sittende klijne harde rosse hairtjes sitten meest omtrend den hals en schoft, en gaan niet verder als tot de zijden van het dier, en niet onder den buyk.' 202 hippopotamus koey van agteren.
de beenderen van den hippopotamus
sijn seer hard van substantie zijnde het os femuris doorgesa agt sijnde seer glad en fijn van substantie, in het selve was een buis van 5 duim lengte en 10 lijnen diameter regt in de midden als mergpijp, nogtans heb geen regte merg in de benen kort na hun doodt
2 1_0 gevonden maar wel iets bloederigs en als het spint van een boom /dog hard/. tibia en fibula was solide, egter was er iets /hards/ puntagtigs in den midden.
het voorbeen op twe plaatsen door gesaagt
zijnde \vas solide egter ook iets /haros/ punta[~tigs in den mi dden, de sointagt i ghe i d was nogtans so hard, dat men er met een mes niet in kon steken .
sijnde het doorgesaagde been (behalve die spint-
agtigheid) glad als ivoor. het hart heeft het foramen ovale gesloten , heeft gene ossicula cordis of beenderen in het hart. diameter in regte lijn .
en is een voet rijnl: langst e
het vel van dese dieren is op sijn di kste
langs de ribben en boutten 1% duim r i jnlands .
de opperhuid is
rimuelig en gaat ligt los, heb van hunne vel goede lijm zien koken, ordinair gebruiken de immonders het, als de Rhinoceros vellen, voor sv1epen . -van 1. tot 2. is 6. duym breed, follicule, het onderste gat i s om trent 2 dui m diep .
de bul heeft het niet .
203 (~) ~
De beenderen des hippopotamus sijn seer hard van substant ie,
het os femuris doorgezaagd zijnde, had e en buis 5 . duym lang en 10 lijnen
d~ ameter ,
als een mergpyp .
Nogthans heb ik
ge~n re ~ te
merg
in de be8nen gevonden, kort na hun dood, maar vJel iets bloederigs, en als het spint in een boon:, dop; hard .
De tibia en fibula was
solide, egter schoon inpenetrabel voor eon mes, ook iets hard spint agtigs .
Het Voorbe en op t\'lee plaatsen doorgezaagd, tv-as als de tibia.
Hij heeft aan ijder sijde 15 . heele Ribben en 3. halve . Ik heb in een tweede Rijs ondervonden, dat deese scheede bijna gehcel in 't lijf ingekrompen was, so dat onder de buik alles vlak v1as
in verscheiden dier dieren ; en dat doordien die Dieren wat
gesvmlJen waaren, dood aa,n land eebragt zijnde, deese scheede na buyten vJas.
Ik bes1uite des halven dat alles na binnen is, uytgenomen
in de spe 3ltijd, ook sou hun kruioen, loopen en swemmen hen anders
?.. 2 I veel aan kwetsingen blood stellen, doordien de bodem der rivieren seer kl i ppig is. A: uytgetroklcen penis eener hippopotamus, lang van het lijf tot punt 2 voet 1 duim ses lijnen rijnlands, omtrek der penis aan het lijf 9 duym, omtrek op e e n duym na a an de punt 3 duym 9 lijn. B: de natuurlijk hangende penis, sao dat de punt even door de vleessige ringen bedekt is, 4 duym lengte, omtrek 9 duym aan het Lijff , de testiculen sitten onder het vel, en niet in een scrotum, sao dat men niets sien; dog door het dikke vel iets voelen kan, langste diameter derselven 4 dm 3 ln, klijnste 2 dm 3 ln. - de c drie li jnen lang .- d. e.
de t\,ree spenen . '
(B) "' Zi j s>-Jemmen snel en kunnen uuren lang onder Hater bli jven. en over de grand der rivier kuyeren, en eten en slapen, dog zij werpen
h~~ne
jong op ' t land, in rietagtige moerassige plaatsen;
dat jong loopt even als een Endvogel door i nstinct direct naar het waater, en zit daar somtijds de moeder boven op 't lijf; als zij van de bodem der rivier naar boven komen , houden zij zig regt op en neer, even als een watersohildpad, en komen dus veeltijds langsam boven, blasende geen water uyt hunne neus, als Kolbe zegd, dog door
•
ee n sterke ademhaling of uytblasing geeft het een gebruys, en bruyst het vlater op.
Hanneer zij dus e ens boven geweest zijn, is men zeker,
hen dan hier dan daar met een
~ebruys
boven te zien komen, en eeeft
dit een vermakelijke jagd, alsoo men niet schielijk genoeg laden kan, en men hem met de kogel accuraa t op de
~ oede
plaats in de kop
moet schieten; als hij aan de neus gequetst t-rord, loopt hij ordinair op het land, oonfuus geschooten, verdrinkt hij. Doordien d e pooten kart zijn, en doordien alle geNrigten derselver zeer buigsam sijn, kan men de voet en be en digt teg en het lijf aandru..l.cken, dus tot sNemmen geschikt .
dus heb ik met· nog drie
mensohen ec n volwassen hippo potamus uyt het toJater op het land gerald,
'lll dog het
als een vat, doordien de beenen bijna gecn obstacel waren. strand \vas vlak en hard sandig.
anders he ,ft men wel thien lusen
nodig om hem uyt te slecpen, de voe t is van onderen niet horizontaal ma. .'r schuyns, uytgenomen als het dier door. grand drukt .
1
t gaan de voet op de
Ook staan alle voeten iets naar buyten, de voet
gebraden sijnde, word voor een groote leckernij gehouden.
Hij ga0 t
over het kruyt een logge gang en draf, ook somtijds een galop. iemand moet snel ter been sijn, om hen bij te houden.
en
door de
bre ·dte van sijn borst maDkt desselfs pad een brecdte van 22.duymen, in der midden met een hoogte van drie duym breed, daar zijn pooten niet bij ecn komen, men ziet die paden somtijds ver van eenig waater
' I
l
en meest iets slingerende als een slang door sijn log loopen. a . spoor der hippopotamus Bul. zi~nde
desse lfs lengte en breete is egaal,
10 duym rijnlands en 3 lijnen, dit is van de voor voet, de
a ::;ter voets spoor is iet::: kleinder, en maar negen duym negen li jnen lengte en breedte, de voeten zijn
~Iabberig
1
lj
los tot swemmen geschikt ,
I
zoo dat men de voet met de toonen seer nauw ineen kan drukken, de I
voet heeft van onder een harde sool als door het gaan gekreegen , die met eon diepe kloof van het onderste der voorsten afgescheiden is.
die voorteenen schoon van boven nog een, zijn onder als door
•
een tweede zool aan een, de andere te enen sijn op zig zelfs, de nagels zijn wat hol van onderen, en als de hoeven.b. verbeeldende de hippopoyamus bul van agter de staart opgeheven, alles random den anus
~Jabbige
rimpels om door intrekken het
waater buyten te houden . '
inge~·mnden
der hippopotamus van ecn halfwassen beest, so als zij
zig de buik open gesneden zijnde, en op de rug leggende zig vertonen. de 2te pens en de 3te is omtrent als bij een Beest . is \vat fijnner en de 4-te is gar glatt.
tekening der hippopotamus met de muil open .
maar de 1-te
r
I
31. Potamochoerus porcus, bosvarken. 212
sijnde het re~te /1-1ilde svlijn/: het sogenaamde
Caaps 1-lildvarken.
bosvarken heeft gcen incisiven en woond in gaten dat het sig, als buisen, in de grond r;raaft.
di t 1-1ildvarken vras nog niet halfwassen,
en eon logge, de beer is seer r uig, en heeft de tanden even als een Europeaans 1-.ril.ld S\·Ji jn. fivieren, meest op.
zi j houden zig in de ruigte langs de
R:J: Gordon.
een Caaps vlildve.rken, omtrent 3 maand oud.
Caaps :Bosvarlcen.
ko. den 10 dec 1778.
dit dier vind men ver in het binnenland.
heeft
geen incisiven, en v:oond in holen in de grond, het beste paard kan hem niet inlopen .
de hottentotten hieten hem k6e nabab betekenende
Grond of aard"Rhin::>ceros" , hij is goed te eten. ~o
Giraffa camelopardalis, giraf. 148 (geen tekst)
Camelopardalis uit het Einiguas land, in het hottentots Neib , in het
• , Toeka genac-,mt , di t \vas e on oude bul, dus de vlakken l\1oetjoanae.s s1-:arta(;i;ig, anders sijn dcselven ros.
En bul en koer hebben een
soort van horens, edog deselven sijn niet hol als die der gasellen , maar solide als die oor harten, schoon deselve nooyt verwisselen of afvallen.
dese dieren sijn fabelagtig te hoog in taille opge geven,
hebbende ik twe der grootsten en beiden oude bullen, gesc hoten , en er velen gesien, /heb/, en dese de grootste , was 15 voet
4 duim
Rijnl: rfa<.' t hoog re :-;te lijn van boven op de kop tot aan de grond. hunne gemeene taille is tussen veertien en v i jftien voet. en niet so als VosMaer pretendeert van 17 , ja me er voeten.
Camelopardalis is si jne stappende gedaante; men siet de tv.re benen
I;
I
zzy van deselve sijde altijd /als/ gelijk voortstappen; hij draaft niet maar galoppeert met veel balancering van den hals, van voren na agteren , en schoon hij hard loopt, is een goed paart sne ller, en 1'Tind op hem, niettegenstaande hij lange poten hecft en dus grote schreden maakt . benen lekker.
si jn vlees is goea. te eten en de merg ui t si jne hebben maar een jong.
Sceletus Haga Comitum in Museo Principis, Merck, ad.nat. delin. 1784. Dit is het sclet het welk ik na den
Ha~g
gesonden heb, edog het is
s l egt opgeset sijnde /vecls/ te laag van agteren, en heeft bogten in den hals, het geen het dier niet heeft , maar wel regt op of schuins vooruit. ~
B.F . Gout sculps. 1785.
(geen tekst)
Skelet van den Camelopardalis Ao . 1780 door mij aan het Cabi net van sijne
do~rlugtige
(skcletdelen)
Hoogheid in den haac gesonden.
A- B
4 voet, C - D 2 V:
8~ duim, E- F
2 V: 9 d .
(skeletdelen, geen tekst )
•
(skeletdelen) ~~
G- H
4 voet 8 duim,
Oreotragus oreotragus,
F - K
2 - 6.
klipspringer.
(D) ' Klipspringer Ram. ' (~) ' Hoogte van vooren 1.voet 1Q-~ duym .
van agteren 2.Voet. '
de Ooy geen hoorens.- houden sig altijd in stei l e krantsen en gebergtens als de gems in S\.ri tserland. galblaas.
(~)
' Klipspringer Ooij . '
vier spenen larmiers en
Houden sig altijd in de steile krantsen en gebergt ens als de gems in Switzerland . ~l
Sylvicapra grimmia,
duiker.
Caapse sogenaamde duiker.
De ram is oak iets kleiner als de ooy.
dit dier word oak kuifduiker genaamt na het pluimtje of kuif je dat hij tussen de horens heeft.
en is dit dier de regte Grimme . of het
welk de heer Grim geschreven heeft aan de Kaap gesien te hebben, het is /het/ sonderlingste dier in dese doorten. is die/
omdat hij /de enigste
geen galblaas heeft en niets bitters in de vars open
gesneden lever, sommige der wijfjes , dog weini gen , hebben ook horens, hij is /veel/ grater al s de stecnbok of grijsbok .
hebbende allen die
kuif, in de midden tussen de horens, en in de wi j fjes oak op deselfde p1aats .
loopt hard en met het hoofd laag, v1aardoor hij die naam
gekregen he eft .
sijn larmiersx
sijn breed en als een halve maan .
hier seggen onse inwoonders dat hij sijn gal he eft, dog dit is een porus ceriferus.
is lekker wilt.
onregte den oorlog aangedaan. x
dus heeft men de heer grim ten
vier spenen .
si jn niet met e en gat als bi j de s te cnbok, dog een ka1e streep
daarui t Als een spans t·ranneer men er op druld een li jmagtig vogt uit de diverse porus koomt.
het we l k bitter smaakt en \-rat na
terebintijn ruikt .
Caapse duiker .
de ooy.
N: B: dit dier heeft geen galblaas, en is
de eni gste der gasellen, dewelke ik ken sander galblaas .
dit
individu had even kleine horens voor dekuif . 'i~
Cephalophus monticola, blamJe duiker. 180
Ca2.pse nomgo, het kleinste soort der gasellen. bossen langs de oostkust .
houden sig in de
I:
1.26 ~~
Ourebia ourebi,
oerebi .
Oerebi Ram en Ooij.
(Q) ' 't oog is swart . swart .
een witte streep over het oog, de neusgaten
binnen in de ooren witt.
het over-ige is geel roodagtig.
om de bek en onder de bek t-ri ttagtig. de staart is st'lart .
Len~te
van
snuyt tot staart, drie voet, neeen en een half duym. ' oerebi, de ram heeft horens, de ooy geen. (B) ' deese gazelle word Oerebi door ons, na het hottentots, genoemt. de ram heeft horens, die klein en regt zijn, omtrent als onse steenbok.
heb er nog geen kunnen schieten.
hij heeft vier speenen
en larmiers, en galblar s ; en de enigste e;azelle of hartebok in dit land, die ik ken, die pluimen hair onder en voor de knien heeft. uE zult aan het vel zien, dat di t dier insgelijks lang en wi ttagtig
saet haair vo or de borst heeft.
hij houd zig zelden meer als twee
te zamen, in ruygte, zo v;el als riet fonteynen op, evenals de rietreebok, en is als alle gazellen, of zoo als men ze hieten wi l, seer lckker vri ld. ~~
Raphicer~s
Men vind hem ook niet, dan ver van de Caap.-'
camnestris,
Caaps e steenbok.
steenbok.
ram, en ooy.
steenbok, maar ook
blee~
II
dese dieren worden niet alleen
en vlaktebok, en ook \vel alleen bok
genaa.mt, door de inwoonders aan de Caap.
sij houden sig (in bosjes
en struiken in droge plaatsen) en niet in troppen. larmiers en de ra,m alleen horens.
sij hebben
hebbende vier spenen en een
galblaas , hebbende in de plaats van ergots agter ieder poot alleen een kale plek.
sij sijn seer gesl-rint in het lopen en sijn lekker
vlilt.
dese dieren hiet men aan de Caap, steenbok /nb./.
zij houden sig
I
'LZ.f in struiken en bosjes /in droge streken/ als onse haasen, en niet in troppen. lekker wilt.
sij hebben larmiers de mannetjes alleen horens. sij hebben een galblaas en vier spenen.
en sijn
zijnde zeer
gestdnt in het !open, hebbende in de plaats van de twee ergots, agter idder poot, alleen een kaale plek. nb. ~~
ook bleekbok, en vlaktebok.
Raphicerus melanotis,
grij~bok.
Caapse grijsbok Ram en Ooy.
/heeft/ larmiers, vier spenen en
eon galblao.s . ~t
Pelea capreolus,
Kaapse reebok.
Caapse sogenaamde reebok, de ram alleen twe regte en dunne horens. vier spenen.
vier voet van t'begin der snuit tot het eind der staart volgens de ronte. .... ~
4 V. van begin d.snuyt tot einde van staart nae. de stoerling•
Tragelaphus strepsiceros, grote koedoe. 162
(D) '
C~edoe
van de Ka-p de Goede Hoop.'
in het lJamacquas, Geib. 4
3
vier spenen en een galblaa.s.
Tragelaphus scriptus sylvatncus,
zogenaamde bosbok. van couleur.
bosbok.
hebbende de ram alleen horens, de ooij is rosser
heoft vier spenen en de openingen in het vel als
buisen daar men een vinger in steken kan, bij dezelven als de rhebok en rietrebok alhier, heeft ook geen larmiers.
hij houdt zig
in de bossen, men vind hem niet eorder dan orntrent 60 uren oost van de Caap.
hij maakt dibiils een geblaf als een hondt.
R:J: Gordon den 30st febr: 1778 (sic). niet op als de springbok.
hij set de hairen der rug
s-o
Redunca arundinum, rietreebok.
Caapse zogenaamde rietreebok.
de ram.
in het hottentots
~'
ei,
~'
een sissende slag op ieder syllabe.
167 verso (B) .. Deze gazelle hecft ge en larmiers, en vier ·;spenen. En ( ••• ?) de spenen twee openingen in het Vel, d.at hvee tuben formeerd van een vinger wijdte, dewelke bij de liesen bijeen komen.
hij houd zig met
kleine Troppen, en somtijds alleen met zijn ooij, bij fonteinen in het riet of bosjes op. de Caab gesien.
Hebbe dese dieren op gecn honderd uuren bij
De roode en andere reebok houden sig veel op het
ge11rgte, en schijnen egter van dit soort te zijn .
Reb nog gecn
occa.sie gehad , di t op te held.eren, het is lekker l·ild.
Bij het oor
hebben zij ecn kaale plek. Lengte van 't begin der snuijt tot staart, vier voet vijf duijm rijnlands.
Lengte van de staart twaa lf en een
half duijm.Ten opsigte der hartebeesten, of gazellen van deese streeken, is aan te merken dat enigen larmiers hebben, anderen niet, sommigen tvJee speenen, anderen vier, dat van dese soort drie Species ken, de\velke t\.YCe buis~n bij de spe enen hebben, devJelke daar /ijder/ ecn opening heeft, dat men er een vinger kan insted::en, deselvc lopen agter na de liesen bij een, en is het dubbelde Vel der plooij zeer dun, en sonder hair van binnen . anderen de ram alleen.
Sommige gaze llen hebben ram en ooij horens, Som~igen
hebben lange, andere korte hairen,
kleine en weini g hair, ook breede ruige staarten, als deese Rietrebok . ik ken er nog maar ene, die lange hairen ond.er de knien heeft. Sommige hebben de horens als deese, na voren gcbogen, anderen na acteren, en enigen regt.
Allen hebben zij e en galblaas, dog men
zegd, dat de zogenaamde duijker niet kunnen beNaarhed(en). anderen in seer kleinen .
ge~n
galblaas heeft , heb dit nog
Sommigen houden s i g in eroote Troppen, Som:;Jigen ho1...1den hunne streeken al toos ,
anderen, vooral de springbokken, de>velke in grate troppen in het binnenland zijn, trekken, vJanneer door de verschillende climaten, in het binnenland groote droogte, dus schaarsheijdt aan water en voedsel is, suid'!-raards op, om voedsel te zoeken, en keeren, in de dondertijd van hun land, terug. natrekken.
Men segd, dat zij het donder weer
Di t trekken is bij hun een habitude ge;·rorden.
verscheurende dieren
h~uden
Veel
zig bij die treYJcende dieren op, en
wanneer zij in een defile van het geherGte komen, en door een verscheurend dier overvallen worden, dringen zij zi,c; zomtijds veelen dood .
Dus vangen de wilden veelen deeser
springbo~ken,
settende
doorns, struijsveren, hoopen steenen, als menschen op, heele distantHin ver, laatende tusschen beijden intervallen, aan 'lvelkers einde zij gaaten graven.
Dan jagen zij de bokken van verren daarna
toe, zij die opgezette dingen mijdende, loopen na die openingen, daar zij dan door de
~tersten
geperst, niet terug kunnende, instorten
tot de kuil vol is, wanneer de anderen er over heen lopen. eazellen zijn lekker h'ild.
Alle
Zij zijn alle zeer geS'\,find, en kunnen
verre sprongen doen, hetv1elk vooral bij de springbok fraay te sien is, om dat zij vee len tegelijk springen en hun vJitte hairen van de crmupe
o~hoog
zetten.
doordien hun voorlijf laager bij de grond als
het agterlijf is, hebben zij eon h obbelende loop.
zij teelen meest
eens 's jaars na de Hinter of re egen mousson, zijnde omtrent in september, egter ook \vel tlveemaal, ziende men altoos veele lammeren in aT)ril. Zij krijgen meest een, dog ook tviee lammeren, dewelke men moeyte heeft, al zijn zij maar acht dagen oud, met een paard in te ja:;en , do · als zij eens over een bosje struikelen, staan zij niet weer op.
Het geluid van de gazellen is in het generaal een geblaas,
als of iemand niest. - Alle Dieren van dit land, schijnen in de couleur, na streepen, vlakken of iets bonts, over te hellen, en de lammeren der gazellen, zelfs der bonte bok, zijn ros en wit, en vrorden nade r·hand eerst fraay.
de Hoorens eroeyen met de ";jaaren,
r
2;0 dog niet regulier yder jaar een ring. en kleiner hoorens .noemen kan .
het wijfje heeft altoos dunner
Also men den El and van de Caab geen gazel
Men kan a l le deese di eren, het zij gazellen, sogenaamde
elanden of hartebe e sten , ligt tam maken, wanneer men die jong krijgt, dog zij sterven veeltijds aan stuipen, dat men hier mal \-lOrden , hiet .
Allen hebben agt incisiven onder, en vier en twintig
molares egaal verdeeld , dus in het gehee l twee en dertig tanden. ' 168
rietrebok genaamt. (~)
de ooij.
de ram heeft horens, agter sneeuwberg.
25 dm of vier voet 3t duin
1 maat
' Lengte van snuyt tot staart
I 12-~-
Lengte van de staart die platt is
dm
4 dm
het haar onder aan de staart hoogte van vooren
1 maat 5~ dm
hoogte van agteren
1 maat
?i
dm
he eft geen larmier, maar een kaale plek onder sijn oor.
~- 1
,
Lengte van de ooren
6-~- dm.
Anti dorcas marsupialis,
springbok .
166
springbok.
ram en ooij horens, larmiers, vier spenen en een
galblaas , Peen bors tels aan de knien. (~)
' distantie van de basis der hoorens
dm
1
3 dm
distantie boven aan de hoorens
2i
omtrek van de hoorens bij de basis
dm
lengte van de langsten witte haaren op zijn rug lengte van snuijt tot staart hoogte van vooren van agteren
47! duijm 29
1.
-4
31 - 3/4
lengte van de staart
8
het kv1ast j e van de staart
3
i
lengte van de Kop
8
2
ooren
6
de hoorens
5
1.
1
-2 :l
"2"
5 dm
~3
Oryx gazella,
gemsbok
(pasan)
157 Caapse gemsbok.
l
dit dier is ten onregte de pasan genoemt.
en ook ten onregte de
gemEbok sijnde die veel kleinder dieren als dese grote soort gazelle. heeft vier spenen en galblaas. ~
Hippotragus leucophaeus,
blauwbok.
159 di t is de blae.uwe bok van de Caap, men heeft hem den Ze iran van Euffon genoemt , edog ten onregte; dewijl dit dier, wanneer men hem bij de beschrijving van den Zeiran in Euffon vergelijkt, daar niet aan voldoet;
so ook niet de Caapse gemsbok aan den Pasan, niet
tegenstaande de beschreevene horen van den Pasan /in Euffon/ i'Iell van den Caapsen gemsbok sijn.
egter siet men dat de pasan in Euffon
een klein dier gesegt word te sijn, en dus geen horens van over de twe voet sou dragen. ss
Hippotragus equinus,
bastergemsbok.
160 een onbekende gaselle.
mogelijk e e.n bastert van een tzeiran en
pasan of paapse gems en blaauwbok.
ik heb sedert bevonden dat dit
mier in het bapouroe boukana capii land, agter de bosjesmans, sig bevind dus geen bastert is. x x
edog hoe singulier dat dit dier het enigste van die soort dewelke
ooyt en wel 300 uur uyt sijn land gedwaalt is.
sijnde bij
Plettenbergs baay in de bossen door mij gevonden. 161 Di t vel van het onbekende dier heb ik in 1779 aan het Cabinet in den Haag gesonden. 56
Taurotragus oryx, elandantiloop. 163 (E) ' Dit is het schone dier, hetwelk men aan de Caap Eland noemt
'23 2.. in het hottentots canna. in het caffers inpoof.
de eerste syllabe met een harde tongklap. hij is een der menigvuldigste soort gras-
vretende dieren van dit land, men vind hem in het binnenland, met troepen van 50, 60 tot 200 en 300 bijeen, bij de meeste l..raterfonteynen. Bij de Cacp is hij bijna 6eExtermineert , egter vind men hem nog in de gebere;t ens, de>·Telke bij Hottentots Holland beginnen, en het is te vert,·onderen de steile plaatsen, dewelke di t svJare dier beklimmen kan. ik schat hem ordinair zeven
~
agt honderd ponden te wegen.
men jaagd
hem e;emakkelijk met ecn goed paard in, en dewijl hij een allergoeda :-rdigst dier is, kan men tusschen den trop injagen , en er zonder gevaar de beste uytpikken. vooraan .
In het generaal loopt de grootste bul
Alle dese
dus kan men hen gemakke lijk de pas afsnijden .
Als er een kogel onder
de troep slaat, kan dit zware dier zeer hoog en ver opspringen, en het is fraay, hetselve in tr oppen voorbij te zien draven en rennen. hij heeft geen larmiers en vier speenen, en een galblaas .
is seer
lecker >·Tildt, en het merg si jner beonens, kan men onder de As gebraden , als e on doir van een ey, sonder >..ral ging in brood eeten. Zi jn vel is zeer taa.y en sterk, en "rord voor riemen en t\·l'i jgen gebruylct . , Hen heeft in navolging van fum regten eland van het noorden, de klaauwen van dit dier, - met hetzelfde effect - waaraan niet gelove - voor de stuipen, go ed cehouden te zijn.
Zijne couleur
is sormvijlen rosser en sorm-rijlen overal als zijn hals, met eenige witagtige streepen aan zijne zijden. de oude bullen hebben veel hair op
hun voorhoofd, en ve e ltijds dikker en korter horens als de
jonGen, of van de koey, die deselve meest dunner, regter en langer heeft. ' (_~)
" Zogenaamde Eland.
De Bul .
I
domestiecq kunnen maken, en ' er soo tot trecken, als Aanteel vee zeer veel Nut van kunnen trecken .
(?),
tusschen de 3ul en Koey is niet
veel onderschijd, de Koey is wat kleinder, en is zoo ruyg niet op
.~
I
het voorhoofd .
Zij krijgen ook als de bubalis, en in deselfde
tijden, een jong.
So ver ik tot nu toe 1-Jeet ,
voor de borst, is ook kleinder i n de koeij .
de afhangende lel de Bul heeft een sterke
stinkende pislugt in de ruige hairen voor zijn hoofd, hetgecn men segd, oat zij van de koeij krijgen .
r·Ien siet selden h1ee oude
Bullen bij een trop, zij vegten tezamen en jagen de Bullen vee l apart, so dat men, meest de sexen apart vind.
men vind de horens
van dit dier bij Buffon bij pag. 176 het 12 de deel, tem minsten zij S\vemen er veel na.
de rest zal uE ar.:n het vel kunnen zien.-
deese Eland \vas niet vett , anders is alles meer opgevuld.
Geen dier
van dit land , mij bekent, verliest zijne horens, so als de Europeaans e Eland of Hart .
8
2
van de staart
2
3
Omtrek agter de voorpooten
6
7
voor de agt erpooten
5
9
0
1
distantie tusschen de horens bij de basis 0
2
Lengte van snuyt tot begin de= staart
het uytstekende knopje onder den hals
To
tusschen de horens bij de spitsen
1
0
etrte,r verschild di t so t·Iel als in het formaat in indi vidus . Lengt e van vooren van agteren omtrek van de snuyt
5
0
4
10-~-
0
5 8
de lengte van de kop
2
11
1
1~
3
1
om de midden
4
7
V8or cle borst
4
- 9
omtrelc van de kop voor de ooren or..der de oogen dikte van de hals agtcr de ooren
de lengte van de horens
1
5~
Syncerus caffer,
buffel.
181
Caapse buffel )~
Connochaetes gnou,
witstaartgnoe.
182
Cn.apse / sogenoemde/ bosbuffel, ook vii lde be est genaamt.
in het
hottentots nou. 5~
Alcelaphus caama,
hartebeest
~ Caaps hartebeest bul. word.
zijnde de bubalis dewelke in Buffon aaneehaald
en bul en ko ey /hebben/ horens, eeter de koey iets dunder en
kleinder, ook is de koey iets klei:nder van Tailje, soo als in alle bokken, mi j bekend. (~) ~
hi j he eft larmiers en maar tt·Jee speenen.
Lengte van snuyt tot begin van de staert
Lengt e van de staart waarvan B.et langste haar
2 maal de maat
24 dm.
22-lz- dm
5 dm
hoogte van vooren
1 me.at
20 dm
hoogte van agteren
1 maat
17 3/4 dm
omtrek voor de at;terpooten
1 maat
22 dm
omtrek agt e r de voorpooten
1 rna at
24 dm
de rug bruyn, li.<>;t bruyn op de borst en op de si jde .
1
stvarte streep
on de voorbecnen, witt tussen de voorbeenen, vri tt onder het agterli jff .{ s1·1arte staart onder een witt g:at, si jn bi llen td tt . '
(Q) .. st-larte strecp van de neus tot de horen. midden, 1 hand bre ed boven de neus. swart.
(£) '
3 vinger breed in de
het ondermuyl s>vart .
hoorens
oogen blamv sHart -vrat bruyn.' Lengte van snuyt tot 't begin der hoorens
distantie van aeter de ooren tot de hoornns lengte van de ooren
17 dm
1t
8 -
distantie tus s chen de voorste hoek van 't oog tot de hoorens tot het midden van de larmier
2
i
4~
lengte van de hoorens volgens de kromte
21 dm
in een regte lijn boven de kop
11
distantie tusschen de ooren
4
omtrek der hoorens bij de baasis distantie tusschen de hoorens bij d e punt en de bovenste kromte
tussche~
t ~1. ~
10
9
3.
#
158 verso
(B) ' - hun vlecs \'rord veel ti jds aan dunne lap!)en gesneden en in de zon gedroogd , en word bij veelen der ver wonende Boeren, als brood tot ander vlees gegeten.-
Deese dieren zi j n lekker wild .
totten noemen hem Caama, de Ca met een sissende tongslag. licama. Caap.
De Rotten-de Gaffers
sij lopen in groote troppen, edog nu niet meer d i gt bij de Hun geluid is, soo ver ik tot nog toe vleet, als meest alle
bokken van dit land. loop gaan.
zi jnde een soort van geniest, als zij op de
Dit dier is een der g e swindsten van dit land, so dat een
paard hem niet inhaa ld.
de ogen van alle deese soort van
bo~ken
sijn
groot en staan seer levendi g , sv1art iet s uyt den donker blauwen. men s i et hunne lammeren ook in September , en ook wel omtrent Apr i l .
Ik heb deese dieren
no~yt
op het gebe rgte gesien, so als de zebra
canna, en, de grijze re e bok: plaines, als de
k~!agga
deesen houden zi g egt er zoo 1-rel in_;
en noes, dewelke ik er ook nooyt gesien heb .
#
Lo Damaliscus py;3argus, bontebok.
dit dier word aan de Caap bontebok genaamt , in het hottentots toeroego .
en ram en ooij hebben horens, larmie rs, twe spenen en een
gal blaas.
di t dier I•Jas een ooi j van een jaar oudt, dus n iet voh1assen.
R :J: Gordon 1777 .
zij lopen in grote tro ppen en zijn lekker vlilt .
en is geens ins de Guib van de He er buff on so als Sparman segt . H1JI SDI EREN
Namacqua bul, van J: de beer , den 14 oct 177 8 .
Rijnlands
voet
lengte van snuit tot staart
duim
8
2
der staart
3
0
der horens
2
0
5
5
5
4
hoo0te van voren van agteren
184 ca~ pse
koey en lcalf.
den 16 oct 1778 .
lengte van snuit tot staart
7
der hoorens volgcns kromte
Rij . voet duim 10
11-i
der staart hoogte van voren van agteren
2
2
4
4!
4
5-~
.1§2 een Caapse Os, lieseman genaamt .
van J : de beer in Camdebo
den 11 oct : 1778.
rijnl voet
duim
len{fte van snuit tot staart
8
10
lenrrte van de staart
3
1
lengte van de hoorns volgens kromte
3
0
hoogte van voren volgens kromte
5
8
5
7
•
van agteren
186 Caaps e ram uit de Camdebo.
(A) " L:!ngte va.n de snute tot Hoorens Langte van de Hoorens volgens Kromte van Hoorens tot begin Staert
8i 1%34
Hoogte van vooren en agteren
33
de Breede van
13
St~ert
Langte van Staert volgens kromte
d.
26
:1•
4
•
,
Binnenlands Africaa.ns s chaap ui t het Einiqua la.nd der Hottentotten. R:J: Gordon.
De Ram.
allen glacharie; als een ge it en met lange
dunne sta.arten.
188 Binnenlandse Africae.ns schaap ui t het Einiqua land der hottentotten. R:J: Gordon .
De Ooij.
allen gladharig als een geit met lange
dunne staarten . TEKGITINGEI\f VAN BOSJESifl.Al-Ti:!EN enz.
nog bosjesmans tekeningen.
(.Q) .. tekeningen der chinese bosjesmans hottentotten ac;ter de sneem·Jbere. '
196
=
194 verso
nog bosjesmans tekeningen.
tekeningen zo als de /sogenoemde/ chineese bosjesmans met bolus, en oore, ver1.ven, ook h -: m tskool op de klippen tekenen •
•
I' I
Appendix 1: Gordon At las. I I.
Vogels (Aves).
(G) betekent Gordon ' s handschrift, andere in 4.2.4. Struthionidae 61
Struthio camelus, struisvosel
306 (F) .. Aut ruche
M~le .
' Ri jnlandse M2.at 7 Voet .
(G)
Struisvogel.
(G)
Jonge struisvogel ve '" r:trien dagen oud.
Pelecanidae
62
Pelecanus rufescens
..
?
pink-backed pelican
348 (F)
..
(G)
Caapse kropgans .
Le pelican .
,
voed sijn jongen niet met sijn bloed.
dog ik
denk dat dit vertelsel voort gesproten is cloordien hij sijn vlijde bek opend en de jongen hem de ingeslokte vis, de1·relke hij opvrerp uit sijn grote krop, uit eten. Sulidae
63 345
Sula• bassana,
Cape gannet.
(gc en tekst)
Phalacrocoracidae
64 Phalacrocarax sp.??,
(G)
coruorant.
Zeeduiker uit de mosselbaay.
(?) ' Zec Vogel Viss-Eeter, 22 duym hoogte. Gans, de Beck en staart andersNart (Danker).
Proportie van een Kleine 0.ese Vogel is gevangen
levendig, in de Mossel Baaij, bij sCamp: Post.'
Ardeidae
65
Ardea cinerea ?, grey heron.
317 (F) ' Le heron huspe.' (G)
66
BlaaU"Vle Ii'. ei ger . Mesophoyx intermedius, yelloH-billed egret
32 3 (F)
' l ' ai gre tte.'
(G)
\-Ii tte reiger ui t het cafferJ.and.
67
Botaurus
ca!'Jens~_s,
Cape bittern
337 (F) 'le butor. "' (G)
roerdomp.
Scopidae
68 Scopus umbretta, hamerkop 310
(G)
kikvorsche vreter van de Caap.
Ciconiidae
69 Ibis ibis,
wood ibis
ll1. (F) ' laCic~one.' I
(G)
langs
Ga~~a
of leeuwen rivier den 8 nov:
(A) ' langte van de grond tot boven an d dey
15 duim
langte van booven de vleugel tot an de tip
15 -
van bovenste van de vleugel tot op de kop
1 ~-
van begin het roode tot agter de kop
2i
van tip van de snavel tot begin 't Roode 7 3/4 van be gin de bek tot agter de Kop de langte van de Vogel Breete van de Borst
32 7
langte van jeder Vleugel langte van de staert
11 -
duim 29 3/4 d.
7 duim
de vell oonder de voet lans tusschen de 3 voort eene
3/4 d. "'
2. 40
312 (G)
Cicogne du Cap.
Threskiornithidae
70 Thr eskiornis aethiopicus ,
sacred ibis
321 (F)
' Courti a col nue .
( G)
sogenaamde schoorsteenveger.
vogel dewelke zi g a gter op
sneeuberg bij moerass i ge plaatsen ophoud.
sneeuberg, den 6 oct: 1778.
hoogte ., van de kop tot op d.e QCOnd 25- f:· dui m rijnlands .
71
Geronticus calvcts,
bald ibis
313 (F)
' le cotrrli
(G)
sogenaamde Nilde kalkoen.
chauve.~
Phoenicopteridae 72
Phoenicopterus ruber roseus,
ereater flamingo
338 (G)
flamingo
339 (F ) ' le f lamand ou
340
Phcnicoptere .~
•
(F) , lc flamand ou Phenicoptere . '
(G)
flamingo.
Anatidae
73
Tadorna cana,, bergeend, South African shelduck.
341 (G)
Canpse ber cgans .
342 (F) ' coy a (G)
plastrou .~
Caapsc sogenaa mde berggans , houd langs rivieren en valleyen
ook 1o1el aan zee strand. >oJijfje.
het mannet je vcrschild seer
drie voet tien duim vlugt .
~Je ini g
van het
e en voet drie duim hoog.
241
347 (F) ' canard de montagne .'
(G)
74
zogenaQmde Caapse bergeend. ~1as
erlthrorhyncha,
het mannetje.
Gamlca rivier.
red bill teal
344 (F) " La sarcelle. ' Sagi ttariidae
75
Sagittarius sernentarius, secretary bird
247 (F) " Le Secretaire. ' (G)
Socretaris .
~Ujnlandse
lflaa:i; 2 Voet 6 duym .
AeGY·oiidae 76
Gy~s
coprotheres,
Cape vulture .
244 ( G)
Caapse gier of aD,svogel.. 2 voet 6 duym rijnlands.
Falconidae
77
}!'alc o biarnicus ? , lanner falcon
245 (F)" Le hobereau.' (A) " Lan~e tip tot tip /der vluegels/ 40 duym Rijnl. "
78 Palco tinnunculus,
rock kestrel
240 (F) " Le Rochier. ' (G)
rode gespekkelde speruer van de Caap, in de klippen bij
jagersfontein den 14 nov: (A) " de longte van Kop tot staert ende 12 duim. Lenzte van de Vleugels Lengte van de Beene
9
~d •••
3/4 d .
van de Bek tot agter de Kop 2 - d . van tip der vleugels tot tip 2 voet 3 duim . '
z. 4 z. Aq_ui lidae
19
Aquila verreau,--ci ,
black eaele
239 (F) ' L' aigle noir . ' (
~)
Suarte arend van de Caap. rtijnlandse r!Ia
80
Aq_ui l a rana:J£ ? , ta-.my eagle
241 (F) ' La creserelle . ' l~ngte van de
(A) ' van t i p tot tip der vleugels
5 voeten 4 3/4 duim.
:Be:c volgens de Ronde 2 3/4 cluim .
Si jn Hoogte van Kop tot Klauen 14
duin .
een Vlies dat he over sijn oog kan treken.
de Kop tot staert v olgens de Kromte 1 voet 1 duim .
Langte van begi n Langte van de
staert 10 duim . (vervolgd in potlood, gedeeltelijk uitgegrund: ) de Rug is brun geel, de staert is Brili1o . rotagtig, met vTi tte stree pen .
de Hals is Brfu1 geel
de fluege l s sijn brfu"'le en de Kleene
fedren witte plinten. ' 81
243
IIaliaet us vocifer,
fish eagle
'
(F) ' Le bolbusard femelle . ' ( G)
82
zeearend . Terathopi us ecaudatus ?? , bate leur
242
(F) ' L' aigle ados roux . ' Phasianidae
83 Francolin us levaillantii,
rech1ing part ridge
302 (F) ' caille a trois doits . '
(t"! )
drietooni ge b;arte1 van de Car"p . I-iochosa basari .
The (?) of 1r.romen .
84 Francolinus capensis,
Cape francolin
m~le. '
(F)
.. francollin
(G)
of socena;::,mde Caapse Phaisant.
Humididae
85 Numida meleagris, helmet guinea-fowl 305 (Fj .. pintade.' (G)
vlilde hoen of tarantaals hoen a a.n de Caap gena1:mt .
omtrent l1.ondert
um~
\':orden
van de Caap het eerst eevonden en zi jn menigvuldig
in de Camdebo onder bij
(?)
e~
verder in het l and.
dit was ecn haan .
de hen heeft de hoornagtige ka8 iets smaller, anders even als de haan. den 24 oct. 1778 R:J:Gordon . hoof,i;e van de grond tot op de ( • •• ?) 0 - 10 lene;i;e van bek tot staart volgens l::romte J.ent;te van de staert
0 - 7
lengte van de ene tip der vleugels tot de andere Ralliclae
86
Limnocorax flavirostra,
black crake
336 (~)
.. pet i te voulle denu. '
Gruidae
87
Balearica regulorum, crovmed crane
(F) ' L' oiseau royal. ' (G)
88
anc1ere Craanvogels , in
1
t Gaffers Hemoe.
Grus carunculatus , wattled crane
(F) .. La grue. ' ( G)
89
Craanvogels &~thropoides
paradisea,
(F) ' la demoiselle du Cap.'
blue crane
2 - ~.
(318) dese schone voge l houd zi~ omt rent de 100 uren van de Cae.p op
( G)
meest in Pare n , omt rent >·rateragtige plaatsen : en komen t 'naaste bij de lcraanvo0els, i n hunne oc c onomie .
de s-vJarte slagpennen van si jn
vleugels maaken z i jn schi j n1Jare staart uit, zijnde deselven .
die kart en onder
er is bijna gecm onderscheid tussen mannetje en Nijfje ,
als dat laatste iets kleinder is .
(?)
' Bl aue Graan Voge l . '
Otidae 90
Afrotis af::ca ,
black korhaan
(F)
' Camu petiere H§.le . '
(G)
de haan .
hartebecct fontcin bij de straat den 16 nov . 177(8) .
Ttatlav1e . (A) ' o.e Hoogte van de crond tot op de kop 15- -1 duim . Vleuge l
12 duim .
de Lengte va.1:1 de Borst tot an o.e Staert 14. duim .
a_.
van de e;-.cond t ot an de
4 d.
v an t ip der vleuge l s
van de pm1t de snaavel tot agter de kop 4 Knie
4 d.
de Lene:te van de
van de k.nie tot an de vlouge l
.
tot t i -D 3 voet vier duim. ' Rostratuli dae 91
(G)
Rostratula benghalensis ,
painted snipe
Caapse walsnip .
331 en 332 7
(
gee::1 tekst)
329 (?) (geen tekst ) Charadriidae
92
Charad.rius tricollaris ,
(F)
"' petit pluvier . '
(G)
vocel, die bij
three-banded plover
cle meeste Haters gevonden v10rd. .
strandloper geheten >wrd .
hier
Scolopacidae 93
Crocethia alba,
sanderling
327 (F) ' 94
l'alouette de mer.
Philomachus pugnax,
ruff
333 (G)
Caapse 'lrratersnip
95
Tringa glareola, vlood sandpiper
Jl2
(geen tekst)
96
Limosa lapponica, bar-tailed god'tvi t
334
(F) 'becass ine.' (G) 97
Ca~pse poelsnep.
Re curvirostra avose tta, avocet
(F) ' L'avolette.' ( G) 98
Cac.ps :Jlsje Himantopus himantopus,
324 en~
black-1,-vinged stilt
( geen tekst)
P·i;eroclidae . 99
Ptcroclurus namaqua,
Namaq_ua sandgrouse
298
(F)
' Gelinotte a longue queue.
( G)
namacqua patrijs . haan.
en kleine sporen.
ffLale.'
levense,1.~ote.
hooft ma2.r drie klaauHen
Jacersfontein den 14 nov.1778 .
299 (F)
' Gel inot te a longue queue.
femelle . '
(G)
Namacqua Patrijs hen met zijn Eij, heeft ook 2 spoordjes.
100
Pterocles bicinctus, double-banded sandgrouse
300 (F )
' femelle de la Gelinotte a collier. '
I'
I f
(F)
' Gelinotte a c ol lier HaJ.e, on c ommence a l e trouver vers lc
(pays, doorgehaal d) 1Jamero. ' (G)
sogenaamde Namacq_uas Patrijsen .
Columbidae 101
Oena capensis,
Namacqua dov e
(F) .. tourterelle a longue queue . (G)
zogenae,mde namacquas duif .
f.I§.le . ' het mannetje levensgrote .
gamka rivi er den 7 nov. 1778. (A)
(F) '
' va11 Hamquas Doijve ' t mannet je naturlijke groot e .#
tourterelle a l ongue queue femelle .#
(G)
Hamacq_ua dui f het \'Jijfje levensg.rote .
( A)
' naturlijke groote van rramaquas duyve . '
( A?) .. Namaqua Duijf j e . 102
-·-·'
303
(geon tekst)
??
!Jaturli jke groot e .#
(duif)
Psittacidae
•
103
Aga~ornis
(F)
.. petite pe.ruche male . #
(G)
uit het Namacq_ua J.and
roseic o llis, r osy- fac e d l ovebird
r.iusophagidae 104
Tauraco corythai x , Knysna laurie
288
(:!i')
.. le touralau. '
(n)
so C"ena amde loeri uit het houteniquas land .
·II I
I
I
I
Cuculidac 105
Clamator jacobinus ,
291 en 292
J ~c obin
cuckoo
I
(gcen tekst)
Co li idae 106
Coli us coli us, 1-rhi te - backed mouse bird
285_ (F) ' le collion a dos blanc . fenelle est aussi (G)
long~e
Celui-ci est un jeune . la Queue de la
que celle du male . '
sogenac.mde muisvogel.
het ·N i jf je.
si j si tten bi jna perpencliculair
tegen de te.kl:en , en slapen d-o.s meest het 'mannetje tegen het Hijfje ann.
286 (F) .. Colli on . ' (G)
muisvogel.
het mannetje .
I.:okoe .
Trogonidae 107
Ana loc1.erma narina, Na.rina trogon .
287 (F) 'couroucoucou ••• M§.le •• • '
290 (?) (G)
andere Couroucollicou .
Alcedinidatt! 108
2._5 (F) ( r~)
Ceryle rudi_s, pied kingfisher .. martin pecheur tachete.' oranje rivier .
Coraciidae
109
Coracius garrulus, European roller.
250
(G)
vogel ui t he-(; Cafferland.
22. (G)
vogel uit het Cafferland.
Upupidae
11 0
Upupa africana , Hoopoe
278
(G)
La Hupe du Cap.
Capi tonictae
111
Tricho laema leucomelas, pied barbet
269
(F)
' Le barbu m§.le. "'
(G)
Oranjes rivier.
I ndicatoridae
112
Indicator indicator, greater honey-guide
261
(F)
.. le Grand oiseau de r:Iiel.'
(G)
Caapse honingNi jser.
Isetlu.
Picidae
113
Geocolaptes
olivaceu~,
eround woodpecker
2$1
(F)
.. Le pic roc. - r.I§,le . '
(G)
Caapse spegt.
114
Dcnd~uic os
in de klippen bij ja:::;ersfontein 14 nov . levensGrote .
fusces oens, cardinal •·roodpecker
258 (F)
.. a. pic abag-Dette d ' or.'
(G)
a . soort van spect aan z: oliphantsrivier.
Hirundinidae 115
Ptynoprogne fuligula, rock martin
~
(G)
hirondell e nommee au Cap graauwe ou bere;swaluv; .
elle se voi t
souvent on hyver, ou les <..utres hironde1les s ' a·';sentent . Corvidc:w 116
Corvus alb:i.coll;s, raven
248
(11')
co:rbeau du Cap au col blanc."
(248) (A) ' 15 duym lengte.
4
7. ( duym) de staert.
1
2~ vol gcns Cromte de bek .
voet van tip tot ti p der vleugels.'
Pycnonotidae
117
Pycnonotus capensis, cape bulbul
266
(F) ' Ifterl.
merle a but jaune.
vers la Grande Riviere .
Cet oiseaux
ales tour des la popiere rouge aulieu, que tous les autres bentons(?) , il est (G)
d ' ~~
gris blanc.'
geelc;at, ciie ve ol b~aad aan de drui ven doet .
oliphantsri vier.
Turdidae
118 Rupicola rupestris, Cape rock-thrush. 262 (G)
kl ipmerl van de tafelberg.
119
Oenanthe pileata, capped what ear
.s22 (F)' Le moteux (G)
M~le. '
levense;rote, zogenaamde schaapivagtertje.
het 1r,annetje.
z i jnde
eon vogel die veel snagts singt en veelerhande vogels volmaakt nasingt . zijnde zeer levendig en v r olijk in zijn ei gen sang.
meintjes fontein
' 1778 . den 13 nov: 120
Cossypha heu5lin~, Heuglin 's robin
(F)
' le merle a gorge rousse . '
Sylviidae 121
( F) (G)
Cisticola tinniens, Le Vaillant 1 s Cisticola
moineau de roseau. riet mos .
f·1uscicapidae 122
(G)
Brador!1is infuscatus , bro1rm flycatcher
sprinkhanenvanger ui t h :' t cafferland.
onlangs eerst bekend
ge~vorden. I
j
2SO
Mot ac ali clae 123
Hotacilla aguimp, pied v;ragtail
254 (F)
. . La
lava :!dim.~e
Hale .
on ne commence a le trouver qu' a la
g.cande Riviere .· Laniidae 124
Lanius co naris, fiscal shrike
3.2£ (F) ' la pie griesche. • (G)
vogel van doornrivier.
soont van sogenanmde canaribijter .
125
Laniarnus atro-coccineus ??,
crimson-breasted shrike
257
(F) . . 126
• -p~e
• 1 gr~escne.
orore.
Telepho:!'."us zeylonus, bokmak.ierie shrike
259 (F) ' pie g~ieche a plastrou. ' (G)
sogenaamde elandsvogel hot mannetje.
hantam den 30 dec.1778.
260 (cecn tckst) Sturnidae 127
Cre
271 (geen tekst) 273
(G)
vogel uit het Cafferland.
272 ( ?)
(F) '
menat ou blanchisseur .·
(G)
vo(;el uj.t he:b Ca·fferland.
128
Onychognathus moria, red-vJine;ed starling
seer onlan :s gesien .
270 (?) ' Spreu>v- .
lJatuurlijke Groote- •
J
I
2S I Promeropidae 129
Promerops cafer, Cape sugarbird
(?)'de gToote suikor vocel.' Nectariniidae 130
Nectarinia famosa, malachite SQ~bird
(F)
' sucrio verd •••
131
Cinn.yris chalybeus, lesser double-coli ared su.nbircL
Mlle.·
280 (F) 'a.Sucrie a poitrine rouge Male. 132
b . la femel l e .·
Nectarinia ame-G:hystina, black sunbJbrd
(F) ' sucrie
am~thiste. '
Zosteropidae 133
Zosterops pallidus,
ca~?e
Hhi te-eye
(F) ' le pipi verd.' (G)
van Oranjes rivier .
Ploceidae • 134
Passer melanurus, Cape sparrO't·l
(F) ' a. moineau :['emelle.
b. l e male. '
(G)
Caapse mussen.
135 283
I:!uDlectes orix, red bishop
TFT (G)
~
verkecrde valey den 14 dec.1778.
le cardinal.' Roodbonte Cac:.pse vink de 1-relke s
(G) Nest.
Roode Vinke .
graautv •wrd. levensgrote.
legt croene eyeren.
25"2.
136
Coliuspasser capensis, yello;,-;-rumped ;,-;itlow
279 (F) ' l e gros bee ados jaune.'
(G)
geel bonte Caapse vink del.relke s
137
Estrila astrild, common H8.xbill
graauH word. levensgrote.
258b
(F) ' b. Capi raye.
(G)
b . roodbekje, op de meeste plaatsen hier.
138
Vidua macrou:ra, pintaileo. vrhydah
282 (F) .. J.a veuve a quattre brin dont la queue n ' a point outer (?) la longueur.' ( G)
I
vogel uit de Camdebo.
Ongede~ermineerde
levensgTote.
vogels
246
I I
(?) ' I.Taelela kol<:Han.
in the Bechuana tongue.'
268
(?)
III.
' Haturlijke Groote.
D.i jnlandse Haat.'
Niet Zuid-Afrikaanse vogels.
276 (G) vogel ui t de Zuid Zee. van Capi tein Cook. anno 1780. Hiens vederen aldaar so hoog ceschat •·r orden. (rechtsonder si8;natuur:) J-on Hebber del.1778.
293 (G)
touacaca de la n :)Uvelle Guine.
·
294 (G)
Ind.ische torteld.uif van het eiland SechelJ.is.
308 Hei·T South
~,;ales .
(G)
Er:.ue.
(?)
Scale van 5 Voet }~- Cl.uim Engelse Ma,s.t.
I I
I
1
Scale van 4. Voet en en 2 c.uim engelse maat.
(?) Scale van vier Voet E;1gelsc naat.
( ?) Vogel van Port Jc..ckson. Schac,_l van }.;ngelse voet en &ui jmen.
(':D.'> Cpla. ' • l la ' )•
IV •
'P ~.ep -1-. vl8 J.en
(G)
e <:n soort de:r. Cac-.pse landschildpadden.
(G)
ander soort Caapse schildpad.
(G)
ander :::oort Caapse lanclschildpadcten.
:n_ (G)
grootste schil!{padc'. en in de· binnelanden.
a.e
(A)
HOO"'tC 8 .;.• , ..... ~""'
98 (G)
Ca psc mcir of '\':ater schildpad.
102
(G)
Salamandol~ uit het lJamacqua lanc1.
(G)
hac;edis uit de Caro, den 14 dec 1778.
(G)
hae;edis c1ie zic; in het 1·1ater en op het la.:."ld ho1_1.d . I
sneeuvrberc:: den 30 oct:
(G)
1779.
I
Ce-neleo:1 ui t het IJamecqua land. . I
100 (G)
CameJem1
vanc;onrre eon vlieg.
101 . (G)
I
Y""e Caa"""'
car:c 1.. c O"'.......
v"'·· i1e """n ""
,r,c.:..:-~to
•ral : __ •
veel
o·.·.J_
h e t rob ben eiland.
.:!2.2 (G)
Caapse Pof Aclcter een d.er giftigste en brac•,d.a.a].'Cl.igste slanc;en
in Africa, en gevanrlijk doordien hij lui is en in de paden en Neijen blijft lic:.:e:.1 als in slao,p, en men o.us.ligt op sijn lijf k.an treden.
o.ese slang v1as noc; niet vol·Nassen, anders vind men se van
circa d.rie voet ec;'cer uel so cl.ik als de bJ.ote arm van e en mensch. 106 (G) (.A~)
(G)
Andere Hoornslans.
.. HatU.ilrlijke Groote 18 cluijn
-~- Rijnla.YJ.cls; ·
sogenaamclo Eoornsman of horenslang uit hot 1Tamacq_u?. lano_, d.ese
clang is seer vcrc;iftic;.
hij heeft se,'";'- hoornen so a.J.s men
voo::.'c;e ce vcn hec:':'t, hot sijn mat:,r twe verhoventhecien van het schub0ice vel boven de ogcl1.
(L) .. Na"n1rl: Groote 10 duijm
V.
:-~ijnlancls.
•
Vissen (Pisces).
108
(G) Caapse soge::.1aamc1e sprinc;-er uit de verlooren valeij.
(G)
'
vis ac:m de Ca3.p geva::1gen .
11 0
(G)
Caapse harder; van clese vis make:i.1 de in-vJ:Jonclers hmme haaring .
11 1 (A?) .. Goerani Vis , v an Isle de frar~ cc ,
Hege:.1 tot d.ertig pond.·
112 (G)
Caapse r.Ior;:':el ui t de Rievieren in het binnenland.
(G)
Caa,so ste onbrasem.
(G)
Galjocn vis.
'2 55
2.1.2. (G)
Caapse ::>a~"'ge!' uit de bin~10nlandse rivieren .
hottcntots
~Toe
i n het
Kauvrp , of st·;arte vis.
1 16
( G)
Cac:-,;::lSe silvervis .
117
( G)
IConi nc:;s kli:9vis .
en is e-2n der
dese vis Foro niot d..LkrJi ls gev anc;en ,
lekJ~ersten
arm de Caap.
118
(G )
Sonvis aan de Caa:? opc;:es;,:>oeld i n 1703.
Si jn vel Jean dienen
tot chagri ene ovortrel:sels .
VI.
Cru.stetcea,
119 en 120.
VII .
1.-::rab~)ell.
(G e·:m te~cst)
Incelde"1 (Insecta) .
121
(G)
C a~pse
inscct en .
gui aub i s eon toverrneester in het namacqua land. guigauri hiet een tovermeid of doctor meiden . Gau~ab,
bij cl.e hottentotten gcnaamt.
cii t is 'let inse ckt of soori:;
s pringhaan, da2"r sij boegoe op smijten en laten hem vertrelclcen sijnde blij a l s hij hen koomt . 122
(G)
Ca:::,pse insecton.
12 3
( G)
Caapse insecte~.
282
( G) di t
springhaa.n.
van omtrent sneeuber g >vaarva.n er vel e S>·rermen.
jac-.r 1778 in oct: vec;l q_uaad acm het velde;ewas r-edaa.n hebben.
zij kl-Jamen ui t den o .:)si;en , \tuamen voorheen ver;l na het sec;cen dcr hottentots dewe lke hen eten.
APPElmiX
2
RENSEIGNEMENTS ET DESCRIPTIONS DE PLUSIEURS ANIMAUX (Folder in Stafford-Mss. D 593/U/4/9, teksten van R. J.Gordon tenzij anders vermeld.) 1. (Vogels)
Reflexie.
Indien de menschen op de eilanden in de zuidzee, schoon
so ver vaneen, door haare taal in Cooks reise, worden getraceert van de Maleijers af te komen /en dus als de Pheniciers door eene uitgestrekte zeevaart./ hoe komen tog de Vogels, van welke veele soorten, die wij weten dat op die eilanden gemeen zijn, en dewelke soorten diergelijke distantien nooyt overvliegen of kunnen overvliegen, op die eilanden . 2. (Algemeen) Namen der /viervoetige/ dieren van het zuidelijk africa. eenh!!ievigen:
zebra, wilt paart van de Caap coagga,
wilde esel sogenaamt
en koei en bul horens:
de buffel sogenaamde eland sogenaa md hartebeest de bubalis
de ram alleen horens:
coedoe, rhebok, rietrebok, rode rebok,
oerebi, steenbok, duiker, bleekbok, grijsbok, klipspringer, bosbok, numgotje (=) kleine nlauwbokje. beiden horens:
sogenaamde gemsbok, blaauwbok, springbok, noe
beide horens
cameelpaard
•
hippopotamus, rhinoceros, oliphant, ijservarken bosvarken
r'
geen incisiven
wild varken aardvarken
incisiven zijnde een miereneter
sog enaamde wolven twe soorten
hyaenas
een ruig en swart
de andere glad ros en bruin gevlakt de jahl1als, onse vos byna. de wil de hond, mogelijk de I ndische jakhals lopende bij dag otter, de le euw, panter, once, verscheide soorten muishonden of ichneumons, tijger"boschkat en andere wilde katten, rode kat
(=) courak koulak, baviaan, grijse aap, rotten en muisen, springhaas of gerbo, gratje twe soorten, 4 soorten mellen, leguaan, cameleon, en so orten hagedisnen.
4 soort kleine een
grate landschild-padden, 1 soort water schildpadden.
3. (blinde mol) de blinde mol krijgt drie ook wel vier jongen. jaar dewijl men dikwils jonge mollen vind. wurmpjes en insecten.
tel en dikwils i n het
hij leeft alleen van
dog werp de bollen om.
- hij vergadert g een provisie v oor de winter, maakt sijn best van blaren en van wort eltjes.
houden van geen (?nat).
wekt bij nagt,
even in de mor gen en in den avond en selfden bij dag, als een ander viervoetig dier.-
I
4. (bl inde mol) Caracteristique trekken der /Caapse/ blinde mol. breed van kop /en lijf/ en platter als rond, de voorpoten schoon de schouders na agteren staan met de hand en nagels so ver na vooren dat bijna onder de wrotte vlakken, daar de oogen moesten sijn, komen. Sijn dan naturelijk gepl ooyt, daar digt byeen, hij heeft grote distantie tussen voor en agterpoten, is lang van lijf hetgeen sig bij de agterpoten schielijk en seer krom eindigt sodat men het stopmpje staards hetgeen men niet sien kan, bijna tussen de agt erpoten voe~dt.
ik gel oof niet dat hij oogen heeft.
sijn vierde klaauwtje
a an de voorpoten is met een loupe duidelyk te sien, selfs de bloedaderen in het ho ornige deel, seals in de grot e nagels, het is ook eeven a ls die klaauwen seer beweegbaar.
van boven lang als
van onderen evenals een nagel.
5. (blesmol) de blesmol doet meer schade, vreet alle de wortels /selfs/ van een heele akker weg.
•
blombollen pieterselie wortels prei, uijen, rapen
e~c. /makende er dikwils grate magazijnen van./
eten opde rooster gebraden met peper en sout.
is een lekker
werkt meest 's morgens
en s'avons, houd sijn gat meest gesloten en diep onder de grond, maakt sijn nest twe dri en vier voet onder de grond, van /drDog/ gras en kweek, byt het eer te stakken. 6.(stekelvarken) als een ijse rvarken s peelt, ligt het wijfje alle de pennen na vooren en steekt haar lijf agter uyt ook de staart voor over om haar mannet je niet te kwetsen, dan springt het mannetje erop en dus kunnen de pennen hem niet kwetsen.
7. (aa rdvarken) ik heb het aardvarken ge en geluid horen geven.
8. ( aardvarken) Caapse miereneter swarte nagels /en kan met syn klaauwen of nagels niet
(?
vasthouden)/.
miereneter tamanoir.
kan niet op bomen klimmen als den americaansen - is lekker wilt.
wat geluid maakt hij?
Schabord te vragen. n:b:
de tamanoir krijgt maar een jong. eet niet als bij dag den
onsen niet als s 'nagts .
heeft ook geen tanden.
miereneter americaans eet s 'nagts.
den kleinen
Pag.79 vol X word gesegt
duidelyk dat in den kleinen fourmillier g ene tanden in de kaken sijn nog gege tekenen van alveoles. 9. (aardvarken) (NIET GORDON)
Beschryvinge van een Africaansche frii eren Eeter of
zogenaamd Aardvarken (een wijfje) eevangen bi j de Tijgerberg vier uuren van Cabo de Goede Hoop in de Maand November 1783 .
(5 pp. en 5 pp. idem, kopie) 10. (stinkbunsem) den stinkbunsem leeft van s l angen hagedissen sprinkhanen muisen en rotten etc .
doed veel schade aan het hoenderhok /is seer kwaadaardig
en stelt sich ter weer
X/.
nb. een kat vangt hier selfs kleine
slangen en hagedissen en sprinkhanen . X
en in postuur /met kromme rug/, hairen en staart omhoog.
dan seer sterk en is seer taay van leven. door de stank en sijn bijten niet wel aan .-
stinkt
en willen er de honden hij kan niet op de
boomen klimmen /maar/ houd sig in de klippen op dog graaf t niet in de grond. 11. (stinkbunsem) (NIET GORDON)
Beschrijving van een gestreepte Caapsche Stink Bunsem.
(4 pp.)
(in kantlijn, door Gordon, 1e pag .:) sijnde een Viverra geclasseert.
NB. Dit dier schijnt mij toe de
Zorille van de Heer Buffon vol .xiii plaa t xlii, t e sijn, en sou na Sparmans se ggen ook in America gevonden worden , en dus het g evoelen van Buff on, dat er geene dieren van de zuiderdelen van het oude continent in het nieuwe continent gevonden wierden, omverstoten. (het ge en nog te bewijzen is o! het wel deselve dieren sijn, en of se re~l uit America gekomen sijn. ) 12.
(ratel)
( NI ET GORDON)
Beschrijving van een Caabse Ratel. (3 pp.)
11
I
13. (muskeljaatkat) een muskeljaatkat /viverra genetta/ houd in boscagies en weinig in klipstenen.
doed het mee ste schade aan het hoenderkok, doordie_n hij
een kat is en overal beter bij klimt, ee t ook slangen hagedissen rotten muisen etc. dan de kleine muishond dan de grotemuishond, of graauwe muishond . 14.
(wilde kat)
(NIET GORDON)
Beschrijving Van een Caabse Wilde kat (e ~n mannetje zijnde).
(2 pp.)
15. (h;zena) lengte van de knie tot de hiel
0
9
3/4
omtrek van de bul bij het lijf
1
3
2
lengte van de hals (?) tot het eind der nagels
0 - 9
omtrek van het been om de hielen
0
omtrek tussen de hiel en voet
0 -
1
3/4
- 8 - 0
5
l
-4
dus het agterbeen hier dunder als het voorbeen het agter spoor met de nagel
0 - 3 - 0
dus een half duim korter als het voorspoor breete van de v oorvoet breete van de agter voet
0--3 - 0 2 - 21 0
lengte van zijn lang ste knevel hair
0
3
iangste hair van zijn maanen
0
6
-
1
4
0
zijne soort van manen is iets als die van een mannetjes leeuw . omtre~t
de plaats is zeer zagt haarig met rosagtige ge)e langwerpige
vlakken op e en grijse gr ond.
doorgaans
- 6 - 0 lang ,
dog deselve is nergens schielijk afgaande, dog begint en verliest zig van langsaamerhand, op de schoft de langste zijnde .
zij
c ontinue ert ei gentlijk tot midden op den r ug waarna zeer sterk gemarke erde grote en kleine svJarte vlakken ber.;innen tot langs de /vvor/ poten, daar zij klein zijnde ineen lopen en als /donkere/ bandes die horisontaal zijn formeren, dog op het gat en tot de knie duideli jk .,evlakt zi jn.
op de rug \vat /meer/ naar de staa.rt \'Taren
sijn (zij!) regelmati g geno eg genoeg aan weerszijden egaal als e c~ rst , boven twe grote swart en ovaal
drie duim van een.
6 - 2 - -~- langste diam. 1
waarna vier kHdmder van 1 - -;z ovaal , een
vierkant formerende, twe op de staart formecrden omtrent e en ring dog waaren vl akken en geen ring . midden op de rug >'Jas de maan het rosagtigst. ook agt er de ooren en midden tussen beiden daar van, als met een rosse streep, tot dat midden des rugs l opende .
2.bO de groote distantie tussen de staart en zijn zak en anus is zeer remarkabe l.
ook zijne grote neusgaten en half hairige oren van
binnen ook glad dog, anders dik vel genoeg.
de staert is eer plat
rond als rond van onder. eerst ligt bruin /met grijs/ tot omtrent de helft, dan sterk swart met hardagtig svrart los haar.
zi jnde de
helft daar het grijs is na boven als al het hair lagt.
op de voeten
en poignet ook hard strubbig haar.
de pluim en pol /van de staa rt/
als een dikke staart so hard. (p.ii) lengte van de Hyena van de top des snuits
rijnlands
3 - 7 -
!
1
2
0
daarvan is onderaan de swarte top
0
~
lengte van de snuit tot daar het hooftbeen eindigt
0 - 11- 0
tot aan den anus des staarts hair en al
6 - ~
omtrek van de snui t vooraan
15-
0
omtrek van den mui l toe sijnde
9 -
~
tussen de 2 neusgaten op sijn smalste plaats
0 - ~
omtrek des snuits onder de ogen
van de snui t tot de voors·t>e hoek des oogli ts
-
0
4
0 .l.
van de hoek des oogs tot het andere hoek d.e binnenste hoeken des
oo ~ s,
2
grootste diameter
des oogappels die swart is van de buitenste hoek des oogs tot het oor
1
.l.
0
3/4
4
0 - .4 - 0
van de voor ste hoeken des oogs volgende de chanfrein
•
die omtrent plat of he e l weinig gebogen is
0
2 - 3/4 1
sonder de chanfrein te volgen
0 - 2
omtrek van de kop ttus se n oog en oor
1
6
lengte van de ooren
0
1. 3 -2
-
2" 1.
2
breete van de ooren bij de basis volgende de buitenste kromte distantie tussen de twe ooren van v oo ren midden tussen de ooren lengte van sijn nek op de rugsijde
0 0 0 0
dikte van sijn nek, het lange haar nedergedrukt omtrek agter de voorpoten
2
voor de agterpoten
2
op de dikste plaats of in het mid&en omtrek des staarts bij~e rug
2
- 5 - 5 - 4 8 6 6
0
-
3/4 3/4 0 0
3/4
4 - 0
- 9 -
.1.
4
1
2
- 4"
distantie van onder de staart tot daar de opening begint dit is kaal en gl adhaarig
0 - 2 - 0
I'I
( 15 hyena) hoogte van voren bij het blad of train de devant
2
4
0
van agteren lopende zijn rug agter lager af
2
2
3/4
makende zijn geramasseert lighaam een boog iets als een varken het geen door zijne soort van maanen nog meer vertoont . natuurlijk hangende, zijn penis van den buik tot aan de glans
0 - 2 - 1/8
gans kale donker bruin, omtrent als van een baviaan gansch los hangende kunnende men de prepuce geheel overstropen als van een mensch, de glans was rimpelig. de glans
I
0- 0- 3/4
natuurlijk hangende was hij half ontbloot. circumferentie bij de basis bij de prepuce
~
0
3
2
0
2
"2
0
- 3
~
distantie van de penis tot het midden daar het scrotum zou zijn
~
2
zijnde nogtans de penis iets meer geinc1ineert voor>vaards te hangen als wel van een mensch, doordien het vel na de kant van de saadballen relaxer is van de penis.
16.
(hyena)
daar de scrotum is zou men bedrogen worden, doordien het vel maar een weinig lax is, dog het word getoond door enig kort dik haar zijnde de rest rondsom kaal bruin vel uitgenomen een we ini g grijs aan weersijden onder de basis van de penis .
men sou denken dat hij geen
scrotum.nog testicules had so men sijn beenen zamen doende niet zag dat die hairige plaats een zoort van zakje in 't midden door een naad gescheiden formeerde.
kunnende men niet als na nauwkeurig voelen
tegen het lijf zittende twe balletjes niet grater als een kleine mussen er voelen. distantie tusschen den anus en die v-ri tte hairige laxe vel 0 - 1 - 13-
plaats of scrotum heb maar vier tepel gevonden. dog nog zeer klein. sijde
de tvle naar de penis de grootsten,
zij maakten een regt vierkant van ieder
0 - 4 - 0.
waar de penis midden onder een duim lager als de onderste twe geplaatst waren. tussen de voornoemde scrotum en de /basis des / penis '"as de buik als plat formerende een kaal bruin /plat/ vierkant twe duim en een half lang en 2 byfurcatie.
%breed
voelende men aan weerszijden als een
I
( 16 hyena) den aars en zak is wel door daubenton beschreven als all e en dat de anus als het dier op zijn rug legt en men bij de staart staat een ovaal direct boven de horizontale leggende opening des zaks vertoond groter als in de plaat van daubenton. was aller stinkens ••• (?) butineus vogt
in de zak die diep is - 1 -1/8,
(?).
die zak steekst iets verder uit /dog weini g/ a l s den aars zijnde breeder
- 1 -
t.
zijn onderlijf van tussen de voorpoten in met dun hairig zagt donkerbruin hair beset /met enig grijs gemengt/ en iets kaler regt midden onder het lijf mogelijk van het liggen of k ruipen omtrent de teeldelen en in de liesen /en voorpoten/ omtrent gans ch kaal. ieder flank is rijkelijk met lang zagt meer / wit/ grijs, als donkerbruin hair beset, zoda t het als geappelt als eni ge paarden gelijk dog meer /grijs/ wit is. het hair onder het lijf en de flanken
- 4 0
0 1
4 - 4 de vierpoten zijn van het eerste gewrigt of po j_ gnet donker of liever swart bruin, en de hele poten dikhairi g en niet glad als in buffon. lengte van de staart zonder hair
0 - 9-
i
op de schouder van de voorpoten is het dat de vlakken als strepen mak en dog de agterpoten en lijf is duidelijk met vlakken die sonder oe en swart zijn. /de helft van de staart is ~rijs niet so lang hair./ langste hair in de staart die tot op de helf(t) swart is en als het end e~s leeuwestaart is als een pluim of kwast
6 -
0
i
onder den hals swart /bruin/ en grijs lang hair als het andere. lengte van de schouder tot den elleboog
0 - 10-
t
van den el l eboog tot de bui ging van de pougnet
0 - 10 - 0
van de poignet tot het end der nagels
0
7
3/4
omt rek van de voorarm di gt bij het lijf
1
9
0
0
10 - 0
onder den el l eboog op het gewri gt des poignet
0 - 6 3/4 0 7 - 0
lengte van zijn spoor of voet tot de nagel
0
tussen den ell eboog en poinet
3
_.l 2
n ota zijn voorpoten van onderen zijn rosagti ger bruin als de agtersten.
II
17.
(hyena)
- men kon de vulva uittrekken dan zag men de grate gerimpel. d.
0-!
distantie tussen den anus en vulva
2 - ~
tussen staart en sakje /die meer inwendig als ui twendig T;las/.
1
3/4 lengte van de vulva die een kaal rand om zig heeft en ook geen haar heeft. diameter van die kaale plek
3 - 0 1 -
i
lengte van een dcr twe tetten (?) van de basis, daar in was melk
4
9 4
3/4
lengte van neus tot staart, gestrekt gemeten.
0
lengte van de staart. piet snaak
2
1
0
dikte van den hals
2
4
0
hoogte van vooren
2
2 -2
J._
hoogte van agteren dog het midden van de rug is hooger en bol
1
3
-
omtrek onder de oogen
0 1
0 - 10 - 2
bij de snuit
1
lengte van de kop tot agterbeen
0 0
1
0 1
distantie van neus tot hoek van ' t oog
4
2
4
1
van oog tot oar
1
distantie van de hoeken des oogs
0
2
-4
1
iets minder binnenste opening 1
0 - 3
tussen de ogen volgende de chaufrein de hoek na de neus
2
0 - 2 - 3/4 0 -
• 6 -
in regte lijn tot de a gterste hoeken volgens de chaufrein
0
5 - 3/4 /midden/ tussen de ooren op de kop lengte van de oren die bovenaan dun en kaalagtig zijn. 0 0 - 4 omtrek de ooren bij de basis tot de binnenste opening 0 5 -4 0 -
J._
lijkende na een verkens oor ook van haair 0 - 1 - en linie
de slagtanden +++++
0 - 9-
i
lengte van den hals die omtrent even dik is
3 - 10 - 0 3 3
1
/voor/ de agterpoten
3
2
4
_1_ 2
agter de voorpoten j_
0 - 11 - 2
11
-t
8 -
dikte midden om het lijf
i
van de elleboog tot de poignet van de schouder tot elleboog van de poignet tot de tip des nagels
3 - 3/4 lengte van het spoor /voorspoor/
I
i
(17 hyena)
3 6
-
J.-. 2
breete van de poot bij de metacarp
0
omtrek tussen de poignet en carp
J.
distantie tussen het midden der tepels die twe in
4 -4
getal zijn. 0
-4-0
lengte van de ler (?) die uit lie opening van de vulva
J.
2 - -2
getrokken zijnde een opening twe en een half na onder van de top formeert
3
-
0
omtrek van die gerimpelde buis bij een gefronst veel na een roede gelijkt .
0 0
- 9-
0
3
J~
-
0
-
0 0
omtrek digt aan het lijf bijde schouder
11- 0
van knie tot hiel van hiel tot /top des/ teensnagels
3/4
-
2
1.
lengte van het spoor
0
breete van de voet
0
omtrek van de tepel bij de basis
2
0
midden des tepels daar gij vleeskmeur word
9
J.
omtrek tussen de knie en hiel
l -2-
omtrek tussen hiel en voet.
3 3 4
-
hem uit trok was hij binnen dog het dier was geksoelen (?). omtrek tussen elleboog en poignet
2
0 - 9
die zegt men uit te hangen dog eer
-4
5 -
+++++
hij is een wijfje. heeft van onder de keel tot /agter de/ voorpoten /wit/ grijs kort haair aan weerzijden den hals met rosse vlakken bezet tot aan de voorpoten, onder het lijf twe banden /kort/ bruin /vol hair/ met swarte kleine vlakken 3/4 diameter, die tot de tepels voortgingen.
de flanken langer grijs ook enigsins gevlak dog was
over het geheel korthairiger als het mannetje.
distantie van de
basis der tepels tot de opening der ~~lva een en
i
duim .
bovenste breete van de swaRtagtige kale plek die en mantje en wijfje hebben tussen aars en teeldele 0 - 4 plek
0 - 3 - 0 lengte 0 -
4-
i.
i
onder van die
hij is regulierder gevlakt en
v oornamentlijk zijn paten volkomen gevlakt zodat zij geen banden formeren op zijn knie en voet bostelige swart hair. de vlakken agter op zijn rug zijn ook als in het mannetje grater, zijn maanen zijn korter en rosser als het mannetje.
en de paten niet
zo zwart, zijn tanden wit en alle gaaf en agter en voor regulier, tot aan de poignet gevlakt swart 3/4 diameter a gtervde poignetten. st.varter als de voorsten.
de staart is gevlakt tot 2 -
!
duim van
booven dan grijs en iets enigsing (?) & swemende na vlammen tot op zes duim -en een half daar hij met s1-1arte pluis eindigt.
zijnde dit
(17 hyena) swart niet zo lang als het (? mannetje).
de distantie tussen de
staart en zakje is als in het mannetje. 18. (strandwolf) hij t.Jas seer ruig grijs lang hae-r de helft na boven, swart, het lange hair begint bij de voorpoten die veel groter als de agterpoten sijn en continueert langer wordende tot de staart uit, de kop was s\..rart grijsagtig korthairig.
de hals iets langer hair /ros/ gri js,
het formaat van de kop was als een hyaena dog
klei~der,
ook de ogen
stonden als dat beast, de voorpoten waren gestreept van de poignet tot onderen gestreept als de hyaena van buffon, de agterpoten enigsins gestreept dog donker en confuus, de /aas/voge l had hem bijna het binnenste buiten getrokken en veel geschonden so dat nog over sexe nog sakje kon bekennen.
had vier klaauwen voor en vier
agter, sij noemen hem hier weer, of strandwolf.
denke dat hij een
varieteit der hyaena is, hiet hier doe of kor, hiet hij hiet
dog
de andere /caapse/ hieten hen thoeka.
[A) %%
L~ete
3 Voet en 8 duim van de Schnut tot begin van de staert
langte van de start is 11. duim langte van sijn hair 8 duim 3/4 op de rUge Hogte van vooren 22 duim Langte van de kop is 10. duim
%%
dikte van de schnut onder de oogen 12 duim.
II
had ses snijtanden, twe caninen, agt kiesen in de onderkaak lijke~de
tussen een hand en luipaart.
I
vier incisiven boven van de grote van de ondersten en twe slag-/caninen/ tanden iets kleinder a J s de ondersten vJaar agter op de distantie van nog twe slagtanden een half duim spatie tussen beiden, waarin de ondersten
sloten, dan twe kleine puntige kisen,
dan t'iTe ordinaire groten en agter eene seer grote veel groter als de agterste, in drieen gedeelt met twe
pQ~ten
I
na binnen, dus
16 onder en 16 boven, de agterste kiesen sloten over de onderste, tot bijna vooraan op dat kleine punt . 19. ( olifant) Oliphanten van twe jaar soals een kender s versekering.
kleinste
kakebeen vJas van een jonge bul ses voet hoog bij de schoft. tanden 21 duim buiten en 13 binnen de kast. de kast
de
des tands omtrek bij
7 duim.
t' grootste kakebeen was van een koei 9 voet hoog bij de schoft, ook niet volwassen, de tanden 25 duim uit en 14 duim kast.
bin~en
in de
I
( 19
olifant)
des tanden omtrek bij de kast 9 duim. dog den oliphant copuleert even als een koei. of ander viervoetig dier, en jaagt ook eerst de koei dog die knielt voor over. de koei was na gedagten dog niet so seker 5 of 6 Jaar. die linker onder en bovenkaak.
sijn beide
dat agter in de kast sit is week
en met stukswijse en is droog wordende eruit gevallen.
onse boeren
en hottentotten seggen dat als de kleine voorkiesen vooruitgroeien dan afslijten en de agterste die . weer vooruit stooten /en vervullen/ en dan uit de kast komende hard word en aan een groeit en anders week blijft.
ik geloof dit niet.
dus sou e en oliphant twe kiesen in ieder kaak hebben huiten de kas en sitten er l-reken en onvolmaakten so onder als boven agter in de kas, en wel in ieder een of wel stuksgewijse, sonder dat men seggen kan dat het een heele kies is. een oliphant word door onse lieden gesupponeert dat circa 400 jaar oud kan worden,als hij oud word hij klein schurft en lelik en de holli gheid in sijne lange tanden /defenses/ groeid toe. dan veel massiver.
dus is die
in jonge oliphanten is die holligheid (in de
cas n.b.) veel groter.
speeltijd is in augustus en september en de
kalvers komen ook in die tijd. krijgen maar een jong.
dus moeten circa een Jaar dragen,
ik hoor van ieder dat een oliphant maar een
jaar draagt omdat de kalvers als sij een jaar oud sijn, evenwel bij de koei blijft sodat er somtijds drie calvers, dan even een jaar ouder als den anderen bij eene koei blijven lopen.
en de hottentotten
seggen hierom dat sij kunnen sien dat hi j maar een jaar draagt •
• hij speelt als een bul en koei . vooren.
dog de koei maakt sig laag van
de bul keert eerst een koei uit de trop en jaagt die wat
op sijde, sonder so extra delicaat te sijn om sulks voor sijne cameraten te willen bedekken. de tand der grote kaak is 4 v 3 d:
lang volgens de kromte, en
2 v 2 d hol van binnen dus iets over de hele lengte, dog die holte werd van langsamerhand minder, sodat aijn diameter omder maar circa een duim is. rijnlands.
den omtrek der tand bij de basis was i v:
6!
duim
de tand buiten de kas 2 voet 9 duim, 1 voet 6 binnen.
20. ( olifant) (eerste
4-5 regels onleesbaar)
de Oliphanten als sij stok oud worden maar eene kies in ieder kaak behouden, dewijl het voorste wegslijt en het agterste vooruitgroeid.
No.1 is de onder en bovenkies van de linkersij .
oude dier sijnde.
van het
de grootste de bovenkies, en met set (?) de
( 20 olifant) spitse punten na voren. - of het geen een koei was van circa elf of twaalf voet hoogte.de slagtanden van dese dood gevondene koei waren geheel solide, dog daar sij vast sitten, alleen maar vier duim holte na binnen. daar een jonge oliphant in sijne kragt de holte wel circa anderhalf voet heeft. omtrek.
lengte van die slagtanden 3 voet Rijnl: en 2 duimen
op sijn dikste ~ duim.
No.2 is de kop van een Oliphants bullekalf van circa vier maanden. de oliphantskalveren so als de /bastert/ hottentot /Paul van Josua Engelbregt/ segt dikwils selfs gesien te hebben, suigt met sijn slurp en als hij die volgesogen heeft brengt hij dien in sijn mond. hij seide op mijn vraag of sij niet met den muil sogen en dat mij sulks door Ceilonnesen verhaald was, dit hij sulks /ook/ te dikwils het tegendeel g esien had, en vroeg mij hoe een klein dier als een jonge oliphant was so hoog bij de pram van sijn moeder sou komen. 21. ( olifant) de koey steek eene tand in de gront. in de copulatie knielt de oliphants koey. de bul haalt eerst met sijn slurp haar vrouwelijkheid na agter, dan set sijn lijf leunend op haar.
sonder sijn voorpoten van de
grond te houden. copulatie der Oliphant. 22. (neushoorn) (?)
• lengte
Rhinoceros bul • van de penis uitgetrokken tot de schede tot aan het li jf
2
1 -
0
2
3
0
- de punt is een en een half duim binnen in een ander vel sterk als een bloem -
- de observatie moet sijn soals eerst, geen scrotum
heeft twe vlesige vleugels op 1 duim distantie van voren na ( ••• ?) van een veder een halve maan van 2
3/4 diameter, sluiten
tegen ( ••• ?) de penis gaat daar als iets krom. hoornige hoeven als een zeekoe y.
drie klaa.m\'en met
zij zijn langer of breder, de
hoeven ook wat hol, ook een zool iets los. tussen pen is en navel
0
10 -
tussen borst,en navel
3
1 -
0
t
hoogte van de midden der po ignet tot de (hadder?) hoef
- 6 -
vandanr tot het bovenste lit omtrek der agterpoot aan het lijf
3
1 - 2 - ~
~-
9 - 3'/ 4
(22 neushoorn) (omtrek) om de hiel om het dunste dist : /mid/ tussen de ogen en ooren
10- 0 1
4 - 0
0
10
brete der kop regte lijn agter het oog
- 4 - 0
van het oog na onder
0
10 - 0
na boven
0
6
omtrek der kop tussen de hoorn
-
0
3 - 6 -
.1.
-
.1.
4
tussen oog en oor
4
agter de oren
5 - 0 -
voor de voorpoten agter de voorpoten
7 - 4- 3/4 6 6 - 3/4 8 - 5 - 3/4
midden om het lijf
9
9
voor de agterpoten
7
11 - 0
midden om zijn dikke nek
6
:::!
i
0
diepe vliesen lopende de buik diep en rond. van anus tot midden der penis
2 - 4 - 0
9 er en
van de tepels tot onder de penisschede omtrek der tepels leng
t
~
0 - 2
2
3/4 (?)
de oogappel een linie minder als driequart.
ligtblaauw en een
donkerbruine rand om midden. smalste diameter des oogs een half linie meer als een half duim . als hi j loopt, houd hi j si jn staa.rt ve e l als een bos-varken hoog.
9 - 0
brete en lengte der voorvoet
0
lengte•
0 - 8
der agtervoet brete
0
7
1
2
3/4
de middelste hoef der voorvoet volgens ronte de brete van boven na onder der buitenste brete
8 -
0
0 - 2 0 0
i 3/4
1
5 - 2 3 - 0
de agt erste het selfde. brete van de borst van het midden der poten
4
agteren van het midden der agterpoten
1
5
hoogte van het lijf van de grond tussen de vo orpoten 2 tussen de agterpoten
0
2-- 2
van het /midden des/ een oog tot het andere over de kop bij de poignet onder het smalste
1
6
(?)
0 - 10 - (?)
3 - 6 - ( 3?) 1 (6?) 9
omtrek der voorpoten aan het lijf
J.
2
(0?)
(22 neushoorn) brete van agter bij de borst
2
brete van agter regte lijn
2 - 4 - (0?)
hoogte van agteren regte lijn
5
4
6 -
2
4
4 -
10-
der hoorn regte lijn
5 0
7- 0
brete der muil van voren regte lijn
0
9 - 0
distantie tussen de oren
0 - 11 - 0
volgens kromte hoogte van voren regte lijn volgens kromte
1
( 0?)
1
1.
1
2
i
omtrek langs de buitenste rand des oors
2
0 - 0
langste diameter van het oor
0
9 - 0
geen haaren binnen in aan eeven aan de voorste rand zagten eenig langwerpige /smalle/ rimpe ils binnen lengte van de onder lip waarover de bovenste een duim sluit omtrek der bovenmuil
1
6 - 0
omtrek der ondermuil
1
2
diameter der neusgaten
0
2 - 21
distantie midden tussen de neusgaten 0
5 -
1
~-
voet 11
lengte van het begin der bovenlip tot staart volgens ronte dog tot de uitstekende bont
de bovenlip is
2i
2
2-!z-
2
4!
duim
-t
t
11 - 4-
• der kop, regte lijn na boven
?
2
23. (neushoorn)
lengte der staart
6
duim verder als de onderlip.
distantie van het midden des oogs tot de rimpel des hals
12 -
i
distantie van het midden des oogs tot vooraan de snuit regte lijn
1~~ duim
distantie des /voorste/ hovens tot het puntje des bovenlips lengte der voorste hoorn regte lijn des kleinsten
16 duim 8-!z- duim
distantie van vel tussen de twe hoorns
3/4 duim
de voorste hoorns sit in ene kuil net met de onder ( ••• ?) brete der kop regte lijn /net/ agter het oog van het oog na onder
16 duim 10 duim
5 duim
van het oog na boven distantie midden tussen oog en oor
10! duim
langste diameter van het oor lengte der neusgaten
9 duim 2_1_ 2
8i
duim
!I
I
ltl (24 neushoorn)
•
dog 8 duim lang de kwab en tepels, na beneden formerende een driehoeki c;e gedaante iets scherper als een regthoek.
grote der
tepels een duim van het midden der ene tepel tot het in der andere.
5i
duim /op zijn middelste langste/, drie duim uitstekende plooy
voor ieder dye die op /tegen/ de buik als sluit.
scheid uit na de
knie en lies, een plooy een 3/4 diep in het begin der nek. eene zoort van continuatie onder den hals dog niet diep, vier duim na agter.
weer een dog die gaat van onder tot half den hals
uitgenomen de horen di ( ••• ?) muil en kop in den eersten opslag veel van een schildpad. +++++
men kan de horens ieder apart iets verwaggelen dog weinig. de voorste honen sit in een linie met de ondermuil.
de agterste
sit het agterste eind met de agterste hoek des oogs gelijk.
de
voorste sijde met de grootste rimpel cirkel op de nek de meeste. de navel is toe als de zeekeey dog iets uitstekend en hard met een knobbel.
de schamelheids driehoekige kwab loopt met een naad
drie duim breed tot bij den anus. agterbenen drie duim diep.
dog daar weinig.
is tussen de
kan geen ballen voelen.
los en tussenin incarnaat kleur.
de kwab ook
een /rond/ kuiltje boven midden
voor de borst een duim diep. +++++
lengte van begin der bovenlip tot begin der staart
-
11
dog de tot de uitstekende bout (?) lengte der staart
2
o-t -4
0 2··- ~-
• de staart is rond boven op iets plat als de zeekoey, in den midden rond, ook e e n naad van onder. onder horisontaal perpend plat omtrent plat als de zeekoey 0 - 8 - 0 omtrek der staart bij den anus die als een zeekoey is
0
11 - 0
0 - 5 - 0
stekel swarte haairtjes in den midden
enige haairtjes voor onder aan de kop en bij de horens 0
breete der staart onderaan
0
smalte
-
0
1
0
0
_1_ 2
3
-
.1..
de haairtjes sitten niet in kokertjes. lengt e der kop regte lijn, om de horens wille 2 - 4 - 2l de bovenli -p is na de re gte lijn verder uit als de onder lip 0 maar tien plooyen op de ribben die agther het blad 0 - 0 - 3/4
2.1.. 2
distantie van het midden des oogs tot de muil regte lijn 0 - 10! 1
van het mi dden des oogs tot de rimpel des hals
1
lengte der voorste hoorn regte lijn
1 - 4 - 0
0
2
~
(24 neushoorn) volgens rondte
.1
5
Il ]._ 4
der kleinste
0
8
volgens ronte
0
9 - 0
omtrek des /grootste/ horens, bij de basis in den midden des kleinsten
1 -
6
in den midden des kleinste
1
0 - 0
het vel bij de borst en naden iets los.
:1
2
- 2-
11 - 0
0
onder de agterkin plat.
de ondermuil met een ui tstekend rondte h rabbi g . de staart: spits toe. de t\ve hoorn.
loopt plat, met
drie quart duim distantie van vel tussen
eni ge l angwerpige kleine barsten in de hoorn dog
de voorste boven aan glad.
gesleten door de grond te ploegen.
distantie des horens vooraan tot het eind des bovenlips onder 0 - 8 - ~-.
+++++
de tong agter dik.
voor drikantig spits met een spitse punt
5-~ duim tot de /halve maan of holle plooy/ kuil in de tong .
daarvandaan tot in de
slok~at
12 duim.
breete der tong op zijn breetst 6t
- omtrek 16 duim -
korte fijne /vlesige/ hairen op de tong vooral bij de halve maan holte, sodat de /spits der/ t ong op en neer kan gaan. de zij der tong kleine gaatjes.
agter aan
ietsruigs dat los zit.
de hairen
als het binnenste der schapenpens maar spits toe. als zij pissen kan men niet sien of zij bul of koey zijn, doordien de kooker de kromte na agter maakt zij a gt er uit pissen •
•
het ge luid van een rhinoster is een geknor en geblaas.
25. (nijlpaard) lengte van de peni s opgekropen in de schede naturelijk hangende omtrek der schede a 2n het lijf boven om
0
4 - 0
0
9 3 9 - 9
0
lengte van de penis sover men dezelve uit kan trekk en, met de dan ook uitgerekte schede, die dan ene gladde machine maakt.
wit gele van de voorijuid af aan
lengte deser dus uitgerekte schede of voorhuid
2
1 - 6
1
0
0
omtrek der dus uit gerekte pesel a an het lijf
0- 9 - 0 dese penis uitgehaald wilda niet wel de vori ge situatie aannemen,
omtrek der penis, op een duim na van de spitse punt, waar in /onder aan de opening zijnde/ een snede paralel aan de langte der penis drie lijnen lang
0 - 3 - 9
I
213
(25 nijlpaard) lengte van de nek
1 -
10 -0
grate der ballen die onder het vel saten, lange diameter
0
4 0 - 2
klcine diameter
3
3.
26. (nijlpaard) de bul ge en follicule en de penis in dese gans in leven, als de vulva van een vrouw.
het vel agter de poten bij de voeten seer los
vooral de voorpoten.
de hairtjes op het lijf sijn seer ijl ros
een half duim lang, en geen gaan met tot de zijden /meest na de hals/, de staart 1-1as stomp en niet so plat.
de ljonge vaars had
maar een kleine knob (?) bij de vulva, de onder myil is /iets/ convex na boven en de boven muil vice versa, sodat de boven over de onder muil sluit.
de kwabben sitten in de bovenkaak voor tegen
de eerste drie tanden.
als hij doodt is vallen sijne grate
wan~en
in, maar als hij leeft sluiten zij in de bovenmuil boven in tegen de boven· s lag .tanden, sijnde daar een grate holligheid daar oak de onder slagtand insluit.
de top van mijne kleine vinger kon niet
in sijn binnenste oorbuis.
i n dese het oar val wol1i8 /sagt/ grijs
haar en bij het hooft de oren aan de buiten zijde oak harig, oak ,,renkbraau-vren. des e bul 11 voet lang.
hij heeft veel lugt reservoirs.
de couleur
muisvaal iets blaauwagti g dog ligter na de zijden, een vleescouleur onder de buik.
de navel digt toe gegroeid.
dog men siet de plaats
duidelijk en is nodig (?) en hard, en iets uitstaand.
de tepels
der bul even distantie van de navel tot de penis 20 duim /na de ronte/, 30 duim tussen de penis en anus.
daar is een sterke
/stinkende/ mistlugt uit sijn keel, schoon vers. lengte van de anus tot onder na de platte.
een voet na de
n :b: men voeld de
testicules duidelijk /in de liesen/, het vel is daar los 7 duim agter de penis sijnde, daar oak een kleine verheventheid.
6 d: lange diameter, 2 breedte testiculen. een jong, gaat dikwils in het swemmen de moeder op het lijf sitten, sij hebben geene schubben, dog de rimpels in het vel der staart doet zulks schijnen te zijn. +++++ %~
van de kleene Koe.
de miil t legt na boven miden op de Maag. en een spitte Borst. de miilt legt de lever legt onder de grotte pens na de cant van den rug. op de sac van de regter sij .. als het dier staat, de pens
(26 nijlpaard) is it naadigs dog de nade niet langer als een halv duim. de onderste pens die bij de deermen loppt, is voll schlappe lelle glijk als een beest. bij de gedeermte.
4 differente saake, de grotse is de digste
de grotse pens, heft 10 Kaste of ployen.
de 2te pens is net als de schappe wolle of schape pens. de gall blas sitt an de pfult van de lever. 15 hele Ribe en 3 halve Ribe. de loonge is in 2 loobe verdeelt en
ider loobe heeft boven
%%
an 3 lelle. 27. (ni jlpaard) de bul lengte der voorpoten 24 3/4 d. of de borst van de grond. der agterpoten 23
!
dog de buik rondlopende moet omtrent 19 duim
van de grond in den midden komen.
omtrek der voorpoten bij de
borst een maat en 14 duim, bi j de poignet 24i en onder 22!. agterpoten a~n het lijf een maal en 23i, om de knie 39, onder 23 . omtrek der staart bovenaan 19, in den midden 14i, onder 9!. hoogte van de lip tot neus 9 en
t,
in den midden 7i.
breete der
muil van voren 17 d ., omtrek der bovenmuil 41!, beneden muil 42. het oog swart blaauw ook als de koei.
hoogte der onderlmp 6 d.,
ook met borsteltjes, grijsros, anderhalf duim, 1 van (?) een drie duim lang, dog meest maco.r een duim.
met moei te moest de penis
uithalen dog naderhand wouw niet wel naar binnen. van oog tot snuit 22 , ook van het midden des oogs tot midden des oogs . een wittagtige ring om de basis van sijn oog. des hals 2 maal en 28 .
omtrekt van midden
omtrek om de voorpoten 2 maal en 56 .
vier maal en twintig agter de voorpoten, 4 maal en 42 midden om het lijf, dog v;as gesvvollen , vier maal en elf voor de agterpoten. lengte van de nek 22 . als hij opkomt. muil.
hij blaast het water omhoog met een pruist
2 maal en 15 omtrek van de /kop op het midden der/
2 maa.l en 26 omtrek der kop tussen oog en oor.
het hart in langte 12 d., de breete elf . gevliest.
het foramen ovale toe.
diameter van
was drihoekig dik en sterk
de ballen zaten onder het vel
agter de twe kleine tepels en waren seer groot, diameter 4! , 2! breedte.
de gal lag op de kant van de lever en niet i n de midden
als een koei of schaap.
drie kleinen en ene grote aan ene long,
ene grote en drie kleinen aan de andere .
drie zakken en de hele
grote die in een halve maan om de rest lag. ingewanden.
ze e r sterke grote
de bovenste lip sluit /een duim/ ver over de onderste.
hceft de z ehele breete van voren.
( •••• ? verder onleesbaar)
2}5 (27 nijlpaard) +++++
de poten lopen schuins en niet vlak van onder als wanneer het dier zulks door sijn swaarte maakt, zijnde ook los en quabberig. daardoor is g ekomen , de onderste lip niets, een quabachtige muil van binnen, vooral twe groten die tussen de incisiven begin. en de caninen na voren, de muil die als in holtens in de onderste lip sluiten alles om het water digt te houden.
de tong is breed
lang met quabbige J.angwerpige kloven paralel van sijn lengte en niet ruig of haakig, iets agteraan. +++++
lengte der onder slagtand volgens de kromte lengte der regte voortand
7-ft,
lengte der volgende regte
2t.
8 3/4, basis
?t.
alles maar tot het vlees.
in het onderkaak, basis 3. ses kiesen: drie agterste grote, doc; de agterste kleiner, de drie voorsten met ( ••• ?) kleiner na voren en niet plat, maar puntig dan op de distantie van een en 3 quart een
i
uitstaand puntje,
in welkers regte lijn de korte vooruitstekende tand sit. vooruitsteken dog iets na boven gebogen. die vier sieten in een rij, en de opstaande slagtanden een half duim na voren . 14-~- ,
distantie die de voortanden en slagt:(anden) beslaan
tussen de kleine punt jes 5-~, tussen de eerste kiesen 4,
tussen de agtersten bovenkaak.
41,
kiesen bi j tande naar e en paart.
ook zes aan ieder zij kiesen.
lijken als de boven.
dan op de siatntie van twe duim /een aan ieder zij staan/ twe
•
beweegbare even sigtbare bene punt jes dan op de ene zijde een punt
-ft
1·1· d.
distantie aan
lang ook las (?) aan de overzijde was
iets dog scheen afgebroken.
op de distantie van 2 en
3/4 d. volgden
in een regte lijn tog iets na buiten 2 d lang, bijna spits na onder staande tanden, dan twe meer na voren gebogen en een half duim na binnen /en een duim na voren/ tvie 2 t lang.
basis 3-ft.
dan twe slagtanden tussen de kleine puntjes en de beginnende vier voorsten, dog tegen de lip aansluitende, van binnen in den midden gegoot.
van buiten glad afgesleten 2-ft lang, basis
5,
dus 22 boven en 20 onder. de dreze (?) der maag verteerde kruiden. lengte ~ er breetste kies l
de kiesen sloten opeen.
3/4, breete der breetst e kies 1.
had 19 vleesagtige rimpels in bovenverhemelte. een goot gescheiden.
in den midden met
de slagtanden sloten de ondersten voor over
de bovenste, de twe regt uitstaande ondersten tussen de twe voorste
I
I
I
.. (27 nijlpaard) bovensten.
de twe kleine vooruit staande raakten aan de twe
andere bovenste naar binnen staande. lengte der gansche tong
0 - 8,
brete vooraan 7~- en plat tot op 9 en
%van
voren, los agter aan
dik rauw stekelig en rimpelig in den midden der tong agter aan breet
5k-. +++++
lengte van snuit tot staart 4 maal 26-i en zo van de staart 13 duim, de hairen de langsten onderaan
5-%,
de staart begon op
9
duim van
onderen, doserende perpendiculair plat te worden zijnde het einde lengte van de kop 28 duim.
heel plat.
hoogte van voren 26!
19 en
~ duim, volgend de route.
twe maal en
%en
7-1 hoogte van agteren 26i 18--~ , volgens de ronte 52i· en 9. omtrek agter de voorpoten 4 maal 26 en t en 5. op zijn dikste een
26 en
hand breed voor de navel 4 maal de maat en 32 d: omtrek voar de agterpoten 4 maal de maat en 9, lengte van de tot agter
9i
duim, ook de breete.
agterpoten
voor~oet
van teen
8 3/4 duim.
de poten zijn flodd cri g los van onder en ook de vmet dat de h iel /zou/ maaken is als het ware een vereelde zoolleer dog gaat niet tot de tenen, hoogte van de voorvoet tot poignet 10, van poignet tot elleboog
15 3/4, hoogte van de borst tot de grond 19 duim.
dikte van den hals agter de oren 2 /maal/ en veertien , in den midden
2 maal en 15i, bij de voorpoten 2 maal en 28. omtrek der kop /om het oog/ 2 maal 18 en een half, /omtrek/ midden tussen de de (sic) snuit en oog ~0 d:, omtrek van de snuit bij de neusgaten een maal en 23 . distantie van de snuit tot het midden des oo:s 18 en een ~ ' van het midden des oogs tot het midden des oors 7 en
t.
diameter van den oogappel horisontaal een duim , perpendiculaire diameter 3 quart en een ~ quart, opening des ooglids 1 en ~- quart.
basis 7 en
lengte van het oor 3 en
t,
3/4 quart duim.
i
en een
omtrek bi j de
de opening des oors een half d , diameter omtrek van
de buitenste opening 9. omtrek der bovenmuil 39, der onderste 41. voren te sien
16-~ ,
neusgaten 6 duim.
brete van de snuit van
dist: tussen de neusgaten 6 d., lengte der kan se slui ten en opend.oen, zijn naturelijk
gesloten, lopen paralel met de kop dog voor na de snuit: iets schuins na malkander .
dist: der neusgaten van onder tot het end
der lippen 7, hoogte ve.n de agtervoet tot de hiel 13 en hiel tot onder de bil 8 tepels 20 duim.
-t ,
van de
3/4, hoogte agter van de buik bij de twe
3/4, omtrek der agterbenen bij de bil e cnmaal de maat 4i
(27 nijlpaard) om de knie 23 3/4, onder bij de klaauwen 20!. +++++
omtrek der voorpoten aan den buik een maal de maat en 9, om. de poignet 20 d., onder om 20 3/4, distantie tussen de voorpoten een voet.
van het begin der voorpoten tot de snuit een maal de maat
en 14i, van de navel tot de hre tepels 23 d ., van de tv1e tepels tot den anus 28-~-, van de navel tot midden tussen de voorpoten eon maal de ma2.t en 17~-, dist:/mid/ tussen de agterpoten 13 3/4 d. van het midden der voorpoten tot midden der agter 2 maal de maat en 17 d., omtrek der tepels bij de basis 2-~ lengte.
der tepels ~-,
dist: tussen de tepels 3/4. omtrek der staart boven het l i jf 16-~ , in den midden daar de plas ( ?) begint 12~-.
bi j het einde e en duim van daar rand eindigt 7-~.
als ik in dese meting /en andere metingen/ de maat noem is zulks mijn maatstok 26! duim rijnlands lang. de kwab 28~ lang, oak so breed dog seer elastiek, een follicuul onder een duim diep horisontale ligging etc. +++++
de bul van snuit tot staart 5 maal de maat /hoogte volgens ronte van agteren 2 maal en 15 d, hoogte van agteren twe maal de maat en een duim/ dog het lighaam van en bul en koei doordien de staart diep inschiet tot den anus nag vier duim en gelijk agter met de billen nog 8 d. langer.
lengte van de staart 18-fz.
lengte van de pissel so ver wij hem uitrekken tot daar de schede of vobrhuid eindigt, deselve was puntig vooraan v1i t ge el a gtig en als de staart van erm slang, omtrek van de pesel bij die plaats 3-3/4,lengte der pesel van daar de voorhuid begint tot aan het lijf 12. 25-~,
zo ver wij de pesel uit konden trekken van nunt tot lijf
omtrek der pesel aan het li jf negen d :
onder aan de punt, die
volmaakt spits was een lankwerpige sne een quart duim, omt rek der penis op 2 duim na bij de punt 2 3/4 d.
lengte van de penis
opgekropen in de schede sodat men niet als die kronkel i ge schede siet vier duim.
omtrek aan het li j f 9 en ecn
t
dui m, boven om
de /insluitende/ ringen een half d. meer. lengte van de kop een mac:,l de maa.t en 6 duim. twe maal de maat
8i
hoogte van voren
d regte lijn, 14 d twe maal de maat volgens
de ronte. breete van de borst met de twe voorpoten 2~~ d. half duim en oak duim lengte wit grijse dunne stekelagtige hairtjes hier en daar in die k erven die in alle directies in zijn lijf seer
(27 nijlpaard) ondieu sijn, dog had enige lange striemen die sij sig toebrengen.
do~r
vegten
de couleur op het bovenlijf d.onker bruin blauw tot de
helft, dan ligter en onder het lijf het ligtst iets uit den vleescouleur.
distantie der navel tot het midden der penis schede
21 d:, van die plaats tot den anus
van buiten zien of vinden.
34 en!.
kon geen testiculen
den anus ook vleescouleur, quabbig.
brete bij de agterpoten 23!. grote van voetspoor 10 duim
t,
ook een l osse quabbi ge voet, de
twe tenen aan sool, do:-; alleen van onderen, de tenen geheel van een boven.
dit heeft ook de agterv(oet) sodat de binnenste teen van
het regterbeen iets na vooren staat.
so is het met het voorbeen.
de langste hairen a an de staart waren 3 duim, swart ros en met d~~e
bosjes iets in e en koker d05 de meesten 1 duim.
- alleen saten die hairen r ondom een naad van boven , maar tot seven duim ver van onderen tot drie duim.
aan de buitenzijden II
platte staart. +++++
sijn pat 21 dm breed, paden snijden sig vee l in regte hoeken. een rug van vier vingers.
in den midden daar gras groeit een
bul en / tvJe/ koeyen. de pens van dese dii. eren is aan het bui ten vlees /m eest/ vast sodat wij het even als het vel moesten selfs moejelijker afslagt en , dus anders als os of schaap aan de rug omtrent het b l ad niet gedeelte der maagen ook met vliesen vast.
15
grote ribben
de we ersijde. het net kan (?) an als een regen.
• masen.
/4
kleine/ aan
het vet als in
vier magen daar de hele g rote omloopt al1es vol met
g ekaamide kruiden of gras, vogels Si"JOmmen terwijl hi j leefde om hem, geen egragopylus of besoar, ge en merg in sijn benen voor of agter, dog in het agter dye been boven aan bl oederig en de andere be enen wel vogti g van binnen dog g een merg loop. onder de vagina klep ( ••• ?)
de follic ule
door soete melk ui t de pra~~en die
klein omtrent gelijk met het vel 1 -~ d van een galblaas aan de zijde der lever, lengte van het dier vier maal de maat en 27 d. grote milt en longen vier in de ene en vijf in de andere lobes. foramen ovale toe.
I
de maag van binnen n et als e en beestemaag.
28. (nijlEaard) rijnlandse maat
de bul omtrek van het midden des hal s omtrek voor de voorpoten agter de voorpoten
6
8
9
0
6 6
10
5
0
(28 nijlpaard) (omtrek) midden in het lijf
12 - 3
0
voor de agterpoten
9 - 8 - 0 - dog zo als alle uit het water geschotene door het zelve opges\vollen. lengte der voorpoten of de borst van de grond der agterpoten of het lijf van de grand de buik rand lopende komt in het midden van de grand omtrek der VO:lrpoten bij de borst 3 4 - 4 bij de poignet 2 0 - 6 onder om, bij de hiel 1 10 - 6 omtrek der agterpoten aan het lijf 4 - 9 onder de knie 0 3 - 3 onder om, bij de hiel om trek der staart boven aan bij het lijf in den midden
11 -
- 7
1
2
0 - 9
1
11 - 3
1
2 - 0
0 0
1c- 2 - 6
onderaan hoogte der onder lip
0 -
9 - 3
0
6
0
hoogte van de lip daar de opening der muil is tot de neusgaten 0 - 9 - 6 lengte tot tussen de twe neusgaten 0 - 7 - 6 brete der muil van voren 1 - 5 0 omtrek der bovenmuil 6 3 - 5 der benedenmuil 6 - 0 3 van /midden des/ oog s tot snuit
1
- 9 - 0
van qet midden des enen oog tot het midden des anderens omtrek van de kop op het midden des muils 5 - 7 - 6 tussen oog en oar 6 - 6 - 6 diameter van hethart in langte - 0 - 0 in brete
0
0 -
9 -
0
11 - 0
+++++
de bul
rijnla
lengte van snuit tot /beg in/ der staart dog en bul en koei hebben tot den anus nag
voe: d: lij. 11- 0- 9 0 - 4 - 0
doordien de staart diep inschiet. en so men tot gelijk met de dikke uitstekende billen rekend nag 0-8-0. dus de grootste hippo die ik gesien heb, de gehele langte van snuit tot agtereind lengte van de staart hoogte van voren, re gte lijn volgens de rente
11
8 - 9 3
6
5
1
0
5
6
6
z.8o (28 nijlpaard) hoogte van agteren regte lijn volgens de ronte
6 - 0
4
5 - 7 - 6
lengte van de kop
2 - 8 - 3
brete van de borst met de twe voorpoten
2 -
6
2 - 9 - 3 brete van agteren lengte der witgrijse stekel hairtjes, hier en daar in de kerven 0 - 1 - 0
die in alle directies in zijn vel zijn, versnreid
6
0- 0
ook maar distantie der navel tot het midden der penisschede
1-- 9 - 0
van het midden der penis schede tot den anus
2
10
3
lengte /en brete/ van voorste voetspoor van onderen
0
10 -
3/4
0 9 - 9 lengte en brete van agtervoet dbg in het gaan setten sig de voeten ' langer als breder uit.
lengte der langste haaren aan de staart, 0
donker ros en als bosjes in een koker
3
0
0 - 1 - 0 dog de meesten zij saten rondom een rand aan de platte zijde der staart aan
desselfs buiten zijde tot seven en onder maar tot drie duim.
29. (nijlpaard)
..,. ~,- -,--r -~-
andere koey lengte van snuit tot staart dus tot de bill en agter zi jn dese
7
0
11 - 0
0
10
agter de voorpoten
10 - 6 4 6 4- 5 0 4 9
voor de agterpoten
9 - 3 -
midden om het lijf
9 - 10 - 0
hoogte van voren regte lijn hoogte van agteren omtre~
dui lijn
voeten
0
- 6
lengte van de staart
1
langte van de kop
2
4
0
langste diameter van het /blauwen/ oogappel
0
0
11
smalste diameter
0 - 0-
9t
omtrek der bovenmuil
3 - 3
0
der onderste
3
brete der snuit van voren
0 5 - 4 - 3
distantie tussen de neusgaten
0
6
0
lengte der neu sgaten
0
2
2
distantie der neusgaten van onderen tot het end der lippen 6 1 lengte van de agtervoet tot de hiel van de hiel tot onder de bil
0 - 8
hoogte van de buik bij de twe tepels van de grond
0 -
9 1 -
8 - 9
7 - 0
-z__J t (29 nijlpaard) 2 - 6 - 9
omtrek der agterbenen bij de bil
- 9
om de hiel
1
onder bij de voet
- 8 - 6 2 11 - 3 1 - 8 0 1 - 8 9
11
1
omtrek der voorpoten bij het lijf om de poignet onder om bij de voet distantie tussen de voorpoten
1 -
0
0
+++++
rijnlandse voeten
de koey
5 -
10 -
lengte van snuit tot staart
du
lijn
0
dog als de bi l de staart /nog maar 5 duim/ inschietende, dus tot den anus nog 3 duim, tot de uitstekende billen nog 5 duim. 0
0
11
dus lengte van snuit tot agter bi llen
1 - 1 - 0 lengte van de staart derselve onderste negen duim word docerende plat, perpendiculai r
op den honisont. lengte van de k op
2
hoogte van voren regte lijn volgens de ronte
3 - 9 - 9 4- 11 - 6 8 3 9
hoogte van agteren volgens de ronte
0
4
1
5
- 6
2 - 0 9 11 - 5 - 0 op zijn dikste een handbreed voor de navel 0 9 - 6 omtrek voor de agterpoten 0 - 9 - 3 lengt.e van voorvoet onder
omtrek agter de voorpoten
ook so breed lengte der agterpoten
0 -
8 - 9
hoogte van de voet tot pmignet van poignet tot elleboog
0
10 - 0
1
3
9
hoogte van de borst tot de grondt diij:te van den hals agter de oren
1
- 7
- 0
in den midden bij de voorpoten omtrek der kop om het oog
5 - 6 - 6 5 - 8 - 0 6 8 6 5 - 11 4 - 2 4-
-
1
-
tussen snuit en oog ~mtrek om de snuit bij de neusgaten distantie van de snui t tot midden des oogs
0 0
3
van het midden des oogs tot midden des oars langste diameter van den oogappel
0 - 1 - 0
6 - 6 0 - 7 - 3
(29 nijlpaard) kortste diameter
0 - 0
1~
lengte der opening des ooglids
0 - 1
lengte van het oor
0 -
3
7i 9
0 -
7
0
0
3 6
0
9--
0
omtrek bij de basis diameter der opening des oors omtrek der buitenste oorrRnd
distantie tussen de navel en de twe tepels
1
11 - 0
van de tepels tot den anus
2 - 4 - 6
van de navel tot midden tussen de
3
7 - 9
voorpoten, na de ronte distantie /midden/ tussen de agterbenen
1 - 1 -
9
5 - 9- 6
van het midden der voorpoten tot midden der agterpoten omtrek der tepels bij de basis
0 - 2 - 6
lengte der tepels
0 - 0
6
distantie tussen de tepels
0
6
0 - 0 -
9
- 4
6
0
6
omtrek der staart boven bij het lijf in het midden daar de platte begint
1
een duim van het ronde begin
0
- 7 - 6 0
de kwab onder de schamelhuid lang, ook so breed
2 - 6
seer elastiek de follicule onder een duim diep. Op hip 30. (giraf) I have verified those dimensions upon the skeleton and h ave found the~ exact.
geschoten anno 1790.
skelet van het cameelpaard van
Jan Visage soals de maten opgegeven sijn en ik waar bevonden heb
2i
16 voet duim. higth in all from the ground to-t. the top of the head, feet Rijnlands , given to me on a paper measure, 16 - 2! inches. Thus should this Cameleopard be 10 inches and a t of an inch taller then my second cameleopard and a foot taller then mij first of which the dimensions are in my jonrnal. higth before should be
10 - 7
9 - 3 higth behind N:B: this Cameleopard was shot on the 28 zouth latitude in the longitude of Cape tmm by Jan Visage a lad thirteen years old. R: J: Gordon.
31. (giraf) Cameelpaard. buffon segt Beschrijving in Buffon tom.13 pag.11 is dat hij onnut is uit hoofde dat de voorpoten ecns so lang sijn als de agtersten. obstacle aan het gebruik sijner forcen maakt.
dat dit
dus dat sijn lighaam
geen assiete heeft, een waggelende gang, en sijne bewegingen langsaam en stijf sijn. kan dus sijn vijanden niet ontlopen in sijne vrije staat, nag sijn meesters dienen in domesticiteit. Oppien segt. dat het vel ge tigreerd is als een panther, en dat sijn hals so lang is als een cameel, dat h ij het hooft en ooren klein heeft en de voeten breed, lange benen maar van seer onegaal.
de
voorsten veel hager als de agtersten die seer kart sijn en de croup des diers schijnen tot aan de aarde te brengen, verder heeft hij op het hooft bij de oren twe kleine regte horens.
de bek als een hart,
de tanden klein en wit, ogen brilliant, korte staart met swart hair op het eind. Heliodorus segt de ambassadeur uit Ethiopian bragten een dier van de grate van een cameel, wiens vel met levendige
vl~~ken
en
brilliante couleuren gemarqueert was, en van wien de agterste gedeeltens des lighaams veels te laag waaren of de voorste delen veels te hoog; den hals was dun schoon hij kwam van een tamelijk dik lighaam, het hooft was gelijk, voor de gedaante, aan het hooft des cameels.
en desselfs grate, was we ini g /guere/ meer als het
dubbelt dien van den struisvogel, de ogen schenen van differente couleuren geverft, sijn mars was onderscheiden van alle andere vi~rvoetige dieren, dewelke allen diagonaal /(over het kruis)/ gaan .
daar het Cameelpaard natuurlijk den ambel gaat (namentlijk de twe regter of linker te gelijk), het is een goedaardig dier men kan hem met een dun touwtje an het hooft te leiden. Strabon. segt in Ethiopien is een grott dier genoemt Camelopardalis. schoon hij niets na den punter lijkt, want sijn vel is niet op deselvde wijse gevlakt.
die van den panter sijn rondagtig en dien
van het cameelpaard sijn lang en bijna gelijk aan dien van een faon of van een jong hart dat sijn livree nag heeft, hij heeft de agterdelen des lighaams seer veel /beaucoup plus/ lager dan de voorderdelen sodat hij op de croupe /het kruis/ hij niet hager als een Os is, en op de schouders of schoft hij hager als een cameel is . om nu van sijne snelheid /legerete/ te oordelen uit die disproport ies, so moet hij niet seer hard kunnen lopen.
voor het overige is het
een goedaardig dier, die in het geheel ge en kwaad doen. van gras en kruiden
le~ft.
en die
( 31 giraf) den eersten der modernen, die, daarna, een goede beschrijving van den Giraffe gegeven heeft is een Bellon.
ik heb segt hij in het
Casteel te Grand Cairo het dier gesien hetgeen men gemeenlijk ZUrnapa noemt. genoemt.
de latijnen hebben het van cuds camelopardalis
van een samengestelde naam van cameel en leopard want
hij is gevlakt met de vlakken van een leopard en heeft den hals lang als den cameel.
het is een seer fraay en goedaardig dier,
bijna als een schaap, en aimabelder als enig ander wild dier. heeft het hooft bijna als een hart, uitgenomen de grote, /dus so groot niet/ maar dragende kleine horentjes.
mousses (nb. wat is
dit?) ses vingeren lang, met hair bekleed. en mannelijk en vrouwelijk geslagt hebben horens dog de t-oijfjes korter, maar de wijfjes en mannetjes hebben de ooren so groot als een koe.
de tong als een
os en swart.
den hals lang re,s t
geen inc1s1 ven boven in den mend.
en grele, wat is dit?, de manen /crins} delies /wat is dit/ en rond, de beenen grelees, hoog en so laag van agteren, quelle semble etre debout, hetgeen ik denk dat betekent dat dit dier als op de agterste poten schijnt te staan.
hij heeft de beenen als den os.
de staart
hangt boven sijn jarrets, is rond, hebbende hair eraan driemaal so dik als dat van een Paart. het is seer grele op het lijf, sijn hair is wit en rood, sijn vlugten is gelijk aan den loop eens cameels. tegelijk van de grond.
gaan de twe voorpoten
hij legt sig met den buik op de aarde en
heeft eon hardigheid aan de borst en aan de cuisses /billen of dijen/ als een cameel, hij kan niet van de grond eten als hij ops11aat, sender dat hij sijne voorpoten ver van een zet, en dan is het nog met moeite, daarom is het ligt te geloven dat hij in het veld niet als van bladeren der boomen l eeft .
hebbende den hals so
lang sodat hij kan reiken arriver de la tete a la hauteur d'un demi pique. de beschrijving van Petrus Gellius schijnt Buffon nog neter als dien van Belon.
ik heb gesien, segt P: Gellius, cap.ix, drie
giraffes in Cairo, si j dragen op hun hooft tv-1e horens ses duim lang en op het midden des voorhoofs een hoogte /tubercule/ orntrent twe duim hoog.
devTelke aan een derde horen gelijkt.
sestien voeten hoog als hij sijn hooft opbeurt. alleen seven voet.
di t dier is sijn hals heeft
en er is twe en t\-ointig voeten van het ui terste
des staarts tot aan het einde der neus.
de voorbenen en agterbenen
sijn bijna van egale hoogte maar de dijen /cuisses/ van /de/ voorbeenen sijn so lang in comparatie van die der agterbenen, dat
I.
(31 giraf) de rug van het dier schuins schijnt te staan als een dak.
sijn hele
lijf is gemarqueert van grote fauves /wat is dat?/ vlakken.
bijna
van vierkante gedaante: hij heeft de hoef gespleten als een os. de bovenlip meer geavanceert als de onderlip.
hij herkauwt als den
os en eet, als den os, gras, hij heeft een maan als een paard. van de top des hoofds tot op de rue als hij gaat schijnt hij niet alleen mank te gaan met de benen maar met de sijden /flangs/ eerst regts an dan links /a droit et a gauche alternativement/ en als hij wil drinken of van de aarde eten moet ijij sijne benen prodigieus van een setten. Gesner segt dat belon gesegt heeft dat de horens van den cameelpaardalis vallen als van den daim, dog buffon kan dit niet bij hem vinden. 32. (giraf) maten en observaties van de cameel die wij bij de grote namacquas schoten. de borst is uitstannde en diep gespleten. onderste.
de bovenmuil is over de
en is hol van binnen na voren saksgewijse.
sij sijn
vol /bonte poot/ bosluisen. van de grond tot tussen de benen bij de borst is eelt. en 5 voet -
7~ duim na de liesen als mn een hartebeest opgaande.
van de kuil
in de borst tot midden des oors, 6 voet - 6 3/4 duim, schuinse /regte/ lijn van borst na de schoft 2 voet 6 duim. van de schoft begin tot oog vier voet, 4~ duim. 1 vo~t 6 duim continuatie der schoft van 't midden der schoft tot midden der kruis.
/schoft/ hoogte 5 voet 3 d .
perpendiculaire brete der staart, sevenduim, van kruis tot staart 1 voet. lengte langs t lijf volgens ronte van snuit tot staart begin 13 voet. \ van de snuit tot midden des oogs 1 - 7~ d. van 't midden des oogs tot begin der oorgat 9 duim, van daar tot tip ook 9, langte der hoorns 8 duim. lengte der kop tot agter knop 2 voet 7 duim, brete voor 't oog over voorknop, 1~ duim, over het oog 13. hele lengte regte lijn van de knop tot de grond 15 voet drie en drie quart duim, van de grond tot de schoft 10 voet 1 duim. hoogte /regte lijn/ van de grond, tot schoft 10 -1. schijnbare brete van 't lijf bij de schoft - qua bergen borstholte.
4 voet 5i duim.
de spleet der voorschouders even schuins met borstholte en anus gelijke lijn.
van /de knop op de/
z86 (32 giraf) kop tot midden borstholte, en vandaar tot de grond eeaal lengte horisontaal. voor van de borst tot agter billen regte l ijn 5 voet 10 duim. boven aan den hals 10 duim, bij de oren 11i, midden hals 1 - 2. der hals hormsontaal midden schoft 2 voet drie en een half. hoogte van agteren van 't kruis schoft regte lijn seven voet 11i duim, boven de staart 7 voet 3i. /den anus/ 't gat van de grand seven duim minder.
de knop voor de
ogen in dese cameelbul met haair begroeit, dog twe eeltige kaale plekken boven de neusgaten. +++++
de Cameelpaard klimt als een bok met sijn voorpoten te gen de /hooge/ doo~oomen
/mimosa/ op, en drukt de takken met sijn lange hals om
neer, en steekt sijn kop als een slang tussen de openingen der doorns in en vreet dus so ver hij kan al l es kaal .
vreet egter oak
gras dog meer doornboom bladeren en is vooral liefhebber van de vrugt of peul. 33. (giraf) (NIET GORDON) Pr
1
t Retour Schip 't Zeepaard
de Zijn door ons onderget.-- gecommitt ., ingevolge politicque raadsbesluyt van den 17. deesen maand, ten versoeke van den Capitain Militair d'E: Robbert Jacob Gordon gebrand en genommert twee kasten waarin afgepakt zijn de huyt en 't scelet van een Camiliopardalis sijnde de eene.kas lang 5i en breed en hoog •3i /voeten/ genommert No.1. En de tweede kas lang 7i voete breed en hoog 3 /voeten/ gemerkt No.2. en voorts beschreeven d'eerste scelet van het Cameelpaard. en de ·b-veede vel van 't Cameelpaard om door Professor Allaman aan zijne doorlugtigste Hoogheid gepraesenteerd te werden . In
1
t Casteel de Goede Hoop, den 21. April 1780, (get)
R. Neothling Reede van Oudshoorn (?)
34. ( gaze 11 en) De gasell en van Africa bonderen in hun lopen ve el, de grate soort als Canna's en bubalis coedoe soort gemsbok bonde nrt niet maar springt Hel op als er onder geschoten word.
nb . sijn se al l en
wit onder de buik en is de scheidstreep overal?
35. ( gazellen) Antilopes souden van Gasellen verschillen om de dubbelde drayen in de horens en doordien sij gene bruine streep hebben devJelke de couleur van het onderlijf met de flancrig (?) afscheid.
36. (~azellen) hebben de gasellen hier op de kiesen e en vortre noiratre avec des tintes luisantes de couleur de bronse dore ou de certaine pyrytes? hebben steenbokken, grijsbokken, duikers etc. stijve borstels omtrent neus of ogen?
is swart en altijd vogt ig.
neusgaten en forme des croissants.
is de bovenlip gespleten?
kri jgen maar een Jong, en me est twemaal s' jan.rs. ver ge~vanceert als de bovenlip?
sijn de
is de neus so
so als de harten, daim en
chevreuil en niet teruggeset /recule/, na agteren als de neus der bokken beliers en :<;asellen.
tussen de twede Phalange des doi gts
(vooral van de agtervoet) een klein ondiep gat, als de Gaselle; de chevrotine heeft in de bovenkant twe l ange caninen. heeft crochets.
het hart
chevrotin he eft maar vier kiesen in ieder kaak
die in figuur met gasellen verschillen en me qr na die van een animal carnussier lijken.
37. (klipspringer) aanmerkingen over de klipspringers. de ram alleen maar horens. spits als een steenbok, dog korter oren en gedrongene kop, ook dikker benen. hoogte
voet 10 duim /rijnl./ van voren 11~-
van agteren • galblaas, vier spenen, larmiers en brede klaauwtjes, geen follncules ••
•
als de rietrebok.
wit grijs en ros op de kop. - het hair is· goet het hair dik platagtig los en seer voor kussens en matrassen. bros, dikst in het midden, wit onderaan, dan vooraan swartbruin en grijs even aan de spits. veel af tegen de klippen. iets voorover.
wel geformeert dog wrijft het de horens onderaan met ringen en
het vlees witagtig en seer lekker.
het vel seer fijn en excellent tot broeken.
hij hout sig /alleen/
in steile gebergtens en kli ppen even als de gems in Sv1i tserland. bi j de navel der ram / al is hi j seer jong/ sit een blaa sje vrac:.rin hair vet of uitsvJeetsel.
dog bij de oog niet.
hij springt met
wonderlijke snelheid van de ene klip op de andere, en houd sig op de g evarelijkste plaatsen des bergs voor sijne veiligheid dog men jaagt er hem vast, sijn bloed /gedroogt/ kan voor de pleuris hetselve effect als dat der gems van Switzerland doen.
z83 (37 klipspringer) krijgt meest maar een jong.
leeft van de kruiden der bergen.
38. (duiker) Duiker is bijna eens so swaar als een steenbok, heeft groter /en/ als een half maan traanbuis.
en heeft geen galblaas ook niet
bitters van smaak in de stukgesneden varse lever.
is /so dik/ van
haar als een grijsbok, dog bruin en wit agter bij de billen. is onder het lijf bleek en wollig van haair, heeft een breed stark spoor, sijn wijfje is groter als het mannetje.
dat in de twe
vorigen (steenbok, grijsbok) en het overige wild hier net contrarie is.
de meeste wijfjes hebben geen horens dog enigen hebben horens.
de horens sijn dikker en iets korter als van de steenbok en hebben onder vier a vijf ringen, staan ook als bij de steenbok /dog iets regter op/.
hij loopt laag met de kop na de grond en hobbeld of
springt meer over de bosjes in sijn !open, hij loopt hard en houd het langer uit als de steenbok, schoon die harder loopt. goed wilt om te eten. droge streken.
is ook
en is ook in digte bosjes te vinden en in
/krijgen/ ook maar een jonk.
in de hette van den
dag legt al dat wilt onder de bosjes en kunnen ook als dit meeste soort wild lang sonder water leven.
hebben allen /so ram als ooy/
een lange pluim tussen de horens, dog men houd hier twe soorten dier dieren, den enen hiet men kuifduikers, schoon de anderen die iets kleinder syn, ook kuiven, dog kleinder, hebben.
allen dese dieren
houden niet bij malkanderen, en alleen in paren.
dit is de regte
grimme het welk de heer grim aan de Caap jong gesien heeft, en niet,het dier het welk men er van gemaakt heeft.
39. ( duikers) er sijn twe soorten van duikers, de ene heeft een kuif en de andere niet.
die sonder kuif sijn, sijn kleinder en hebben de wijfjes nooyt
horens maar de ram wel. dog klein.
alle kuifd.uikers hebben d.e wijfjes horens
de kuifduiker heeft sterke ergots en vier svenen.
geen traangaten maar een iet s circulair s'l
heeft +
/ de tong glad en dun vooraan agter en ruig/ +daar kleine sponguleuse openingen in sijn sodat
als men er opdrukt, dat iets als
terpentijn ruikt en bitter smaakt.
dit seggen onse inwoonders
is sijn gal. 40. (steenbok) de steenbokken vegten de rammen seer vinnig.
41. (steenbok) den ii Oct. 1788 beschri jving eenen voh:assen steenbok ooy van de Caap, v
heeft ook galblaas
d
ly 6 - 3
lengte van de snuit tot agter de oren volgens rondte 6
3
6
0
de stanrt met het haair sover men hem voeld
4
6
dog schijnbare lengte van het agtervel gerekent
2
0
van snuit tot midden oog
3
5
van midden oog tot midden oor
2
6
4
6
2
6
7
0
9
0
lengte van de hals 2
lengte van snuit tot staart dog dan steken de billen wat verder uit
0
lengte van t'oor b~te van t'oor op sijn breedst
1
hoogte van voren hoogte van agteren
1
10 - 0
1
1
6
hoogte van agteren tussen de benen van de grond 1
4
0
in de midden lijf , dus gearkeert hoogte der borst tussen de benen van de grond
agter van de grond of agter klaauwtjes tot midden eerste gevrigt of knie agter
0 - 9 - 0
voorpoot tot elleboog
0
- .7
0
omtrek agter voorpoten
1
4
0 0
midden om den hals
0
3 6
6
om de kop voor de ooren
0
9
0
6
6
1
0
voor de agterpoten
•
om de snuit voor de oogen 0
oog opening haair meest een duim lang.
agter voor de billen wel twe duim lang,
schietende daar het rosse haair ower het lange witte die dang (?) lang wit , het agterlijf tussen de beenen wit is.
Gladharig voor
de borst iets langer tot halverwege tussen de dijen na binnen. Steenbok agter wat hoger als voor, vier spenen, ooy geen horens, hebben larmiers en galblaas, lighaam ligt ros, poten wat donkerder ros.
lange oren drie witte ribben haair in de ooren behalven de
witte haarige rand die binnen rond loopt. - het haair formeert een kleine uitstaande naad voor de borst als een chabeau.scherpe spitse klaauwtjes seer verna boven gespleten tot aan het eerste gewrigt .
daarna gladhairig.
een vel en voelt men het
verder gespleten bijna tot aan de knie.
swarte strepen formerende
als een grieksche 1T op het hooft tussen de oren de /twe/ punten na
(41 steenbok) de sijde der muil.
de snuit of neus maak bijna een regthoek met
de opening der muil. egter bovenmuil een /seer/ weinig langer dan onder. oren van buiten iets swartagtig en bijna kaal met een witte kleine cirkel streep /digt/ boven het oog.
groote schone en
bijna ronde ogen, twe traangaat circa een half duim iets lager als de ooghoek ( ••• ?) /lopen niet in het oog./
swarte neus kaal.
egale li jn met het neusgat.
een klein vii t oplekje /voor/ boven en
agter even boven het oog.
enige ijle swarte borstelige haaren
om de oogleden en boven en onder muil. hals.
een dunne fijne en fraaye
de ooren sitten ver agter aan het Jhooft en s ijn lang,
staande wat na agteren schuins op. onder
de rest van hals en borst rood.
de poten ros uitgenomen het wit dat agter de twe voorpoten begtnt. tot halverwege den elleboog.
dan onder het hele lijf wit tot aan
de vier spenen daar swart vel tot daar de witte broek tot onder het agterlijf begint. t'leggen.
kale plekjes voor de voor el l eboog als van
de /voor/poten veel dikker en ook geen ergots.
de
hoevfjes dun en spits en die der agterpoten ve el lan ~er en swaarder als die der voorpoten.
dit is niet in de grot e gasellen.
plat staartje met ros haair een /en
i/
korte
duim lang boven op en op sij
beset alwaar iets v.ri t haair dog ' onder kaal en h et hair iets hardagtig.
swart vel. agt incisiven onder ook los als alle gasellen,
de voorste twe b~eed de twe volgende smal, de vier agtersten seer smalz dog a lleen bijna egaa l lang en seer scherp boven aan. - geen kaken als geen gaselle heeft, en kiesen . +++++
beschrijving eener volwassen steenbok ram. het hair op het lijf was iets wreder als van de ooij en circa anderhalf's duim lang en bij de wortel Hitagtig, boven de helft ros. had tv.re /scherp spitse/ horentjes.
3 en 3/4 duim lang die regt
omhoog stonden dog even een bogt na v oren over hadden of liever die van de basis tot de helft iets?~gter helden en dan verder regt op gingen.
sij waaren donkerbruin of bijna swart, -rond- en glad
dog men kon tot omtrent de helft de horisontaale ringen even bekennen.
de horens waren bij de basis
11
duim omtrek of van de
dikte eens menschen kleine vinger, aldaar 1 ~- duim vane en, boven 2 duim vaneen.
de ooren
/5
duim dus/ langer als de horens.
de
horens stonden anderhalf duim voor het oor en boven het a gterste deel des oogs waarvoor t-v1e kleine larmiers.
de ooren ook se er aan
(41 steenbok) het agterste deel des kops.
en ook bi jna kaal egter v-raren als de
wortels van het hair boven op de svrarte oorhuid.
ook drie hairige
witte ribben in de ooren dewelke met de twe van de buitenrand binnen in vijf uitmaken, dog die buitenrand gaat niet rond maar omtrent tot /iets meer als/ de helft der ooren.
van de basis na boven.
en de drie binnen ribben /wit/ hair sijn ook een hald duim boven van de binnen rand des oors na beneden toe, en eindigen iets verder na beneden als de helft des oors sodat sij schijnen het grote oor des dier van het /instuivend/ stof te beschermen.
de neus tot
onder de oogen swart en kaal dog bij de ogen /dese kaalte/ seer spits en kaal eindigende en de gansche neus onderaan kaal. het hair voor de horens op de kop was ros en iets langer van voor de ooren en tot de horens was het ook als even een S\vart kuif je dog seer kort en maakte als een V. tegen de horentjes eindigde.
swart hair welkers voeten agter
de horentjes stonden bijna exact den
enen als den anderen egter was de regter in dit individu meer na den linker gebogen als den linker na den regter . ooij.
tanden als bij de
boven breed en agter iets concave na boven gebogen en halve
cirkelagtig sodat de wortel digter na de kiesen staat als het bovenste der tanden, de voorste twe ook breed bove n~an, onder aan smaller seer \·Tit, de twe volgende veel kleiner, de t\ve agtersten seer klein.
niets tussen de kiesen en incisiven.
na kaken gelijkt.
veel minder dat
de kop hij het agterste der oogen breed.
bij
de voorste hoek des oogs smalder en /wel/ als voor de ooren.
onder
bij de onderkaken we er smal sodat dit een fijn /en fraay/ diertje is.
•
dog niet de Grimme dewell<:.e de kuifduiker van de Caap is en
dus veel groter als dit beschreve dier. hoogte van voren hoogte van agter
v
9 duim
1 v 11 duim
1i
duim spoor voorvoet 1 3/4 duim spoor agtervoet, had geen agter klac.mwt jes, en ver
gespleten tot het eerste gewri gt.
en de agterbenen ook veel
forser als de voorbenen. lengte van snuit tot staart 2 v
duim.
6t
volgens de rondte.
42. (steenbok) Caaps wild. een steenbok /word ook bleekbok of vlakte bok genoemt/ is /bleek/ rood dog /enig/ witagtig haair, onder heeft ':'Tit onder de buik en kin en ogen en kin.
heeft vier spenen en galbla8.s.
Ram
alleen twe kleine spitse even na voren gebogen gladde horentjes
(42 steenbok) egter onderaan iets als horisontaal ringagtig.
is een der
hardlopendste di eren in dit land, dog houd niet heel lang aan. - h 'md in droogagtig bosjes veld. 43. (grijsbok) de grijsbok.
is rood met ve e l /gehee l/ wit hair /dat plat wreed
en bros is/ eronder vermengt, is wat dikker en grater /en langer/ van hair, is korter op de poten en dikker /en gedrongener/ van horens, ook het wijfje niet, ook /larmiers, galblaas en vier/ spenen en houd sig in valeye~ztige en vogtige grond.
het vlees is /bijna/
e gaal van smaa.k, dog de meesten prefereren de g rijsbok, ook omdat hij vlesiger is.
is minder wit /of vaa l/ onder het li jf.
kleiner spoor als een steenbok. enkeld twemaal in het jaar.
heeft
krijgen ook maar een jong eens of
loopt niet har d en is maklcelijk te
van0 en met honden en komt weer op sijn plants terug - als hij opgejaagt is - als een haas.
dog een steenbok doet sulks niet.
44. (reebok) (NIET GORDON)
Beschrijving van de Caabse Reebok.
(4 pp.) 45. (blaau\-lbok) de blaauwbok van de Caap is niet de tzeiran.
Hant die word
beschreven in Buffon rood van ,kleur te zijn.
nb:
blaauwbok de loup onder de keel.
heeft de
nb: is de basan of pasan van
Koepfer wel ons gems ••• of het dier daar de horens van in buffon sijn. - nb: onse pasan is niet van de grate van de( ••• ?? onle esbaar, ca. 3 regels ••• ) . 46. (blaamvbok) Pag.99 van het selfde volume ( buffon 12) toont ook dat de Zeiran onse blaamJbok niet is, NOrdende daar duidel i jk rood beschreven, en dat de horens glad sijn , daar de onsen ringen hebben. nb: dog dit kan van verren so schijnen.
nb: hebben sij /caapse de
blaauwbokken en gemsbokken/ knoppen onder de keel en bullen en koeyen. 47. (;easan) de Pasan is absoluut niet de Gemsbok van de Caap daar de horens van sijn in buffon, seggende buffon selfs, /pag. 101 vol.12/ na al de anderen dat de Pasan, dat den Pasan (sic) n iet grater als onse bouc domestiq_ue is.
hoe sou oolc een diergel ijk kleindier sulke
gro1ie horens dragen dm,relke duideli jk van de sogenaamde Caapse gemsbok sijn, sijnde een geheel ander dier .