Paul de Krom
“Over rode kippen en hamburgerdemocratie”
3
Inhoudsopgave Voorwoord
6
Introductie
8
Paul de Krom Politiek algemeen Naar een offensieve liberale agenda Hamburgerpolitiek of participatiestaat? Politicus mag best rechter kritiseren Dans rond lidmaatschap EU lost problemen Balkan niet op Referendum verdient serieuze overweging Prinsjesdag Milieu ‘Groen Realisme: voor een ambitieus en geloofwaardig milieubeleid’ “Geen Cuba aan de Noordzee” Betrouwbare waakhond welkom bij VVD Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen: de overheid als obstakel VVD wil geen slot op openbare ruimte De ezel die zich (geen) twee keer stoot De handel in schone lucht Met morele druk komt van Geel nergens Wie kaart met gelovigen, krijgt jokers te zien “Rapport input in Europese post-Kyoto discussie” Duurzaamheidsindex goed voor economie en maatschappij Ketenstudies ammoniak, chloor en LPG. Energie Groen mag nooit een doel op zich zijn Een linkse lente, maar wel in het donker Gazprom: reden tot bangmakerij? Laat de Russen maar komen Eenzijdige afhankelijkheid gas oorzaak hoge energieprijzen De gevaren van een toekomst zonder kernenergie Brinkhorst en Van Geel zijn Doornroosjes van het energiebeleid Zoektocht naar het omslagpunt tussen fossiele en duurzame energie. Alleen nog voetbal kijken als het waait Kortsluiting bij CDA door stroomuitval Burger gebaat bij hervorming energiesector Hervormen stroomsector is goed voor de bur ger Splitsing energiebedrijven in belang van consument Splitsen energiebedrijven is verstandig
9 10 11 16 18 20 22 23 24 25 29 33 35 37 38 40 43 45 47 49 50 52 53 56 58 61 62 64 67 69 71 73 75 77 78 80
4
Luchtvaart Initiatief ligt nu bij Schiphol Schiphol moet ‘oorverdovende stilte’ doorbreken Grappig voorstel van Amsterdam, maar wel pure geldverspilling Beursgenoteerd Schiphol beste garantie voor mainportfunctie Briefwisseling met Arnold Heertje Consumentenvertrouwen in kabinet en economie. Over de risicoloze cultuur bij semi-overheidsinstellingen. Over de vraag hoe wij in Nederland ondernemerschap en creativiteit terugkrijgen. Over verkiezingen en onderwijs. Over onderwijs en innovatie. Over de regeldruk. Over macht en verantwoordelijkheid. Over het leiderschap van de VVD. Over vergrijzing en personeelsbeleid. Over maatschappelijke verantwoordelijkheid en eigenbelang.
84 85 86 88 90 92 93 95 97 99 101 103 105 107 109 111
5
Voorwoord Kapitalistisch graan1 Er was eens een kleine rode kip die op een boerenerf scharrelde en een paar graankorrels ontdekte. Ze riep haar buren en zei: ‘als we dat graan inzaaien, kunnen we straks brood eten. Wie helpt me om het te verbouwen?’ ‘Ik niet,’, zei de koe. ‘Ik niet’, zei de eend. ‘Ik niet’, zei het varken. ‘Ik niet’, zei de gans ‘Dan doe ik het zelf wel’, zei de kleine rode kip. En ze deed het. Het graan schoot op, rijpte en droeg gouden korrels. ‘Wie helpt me om het graan te oogsten?’ vroeg de kleine rode kip. ‘Ik niet’, zei de eend. ‘Daar ben ik niet bevoegd voor’, zei het varken. ‘Ik zou m’n status verliezen’, zei de koe. ‘Ik zou m’n uitkering kwijtraken’, zei de gans. ‘Dan doe ik het zelf wel’, zei de kleine rode kip. Tenslotte was het tijd om het brood te bakken. ‘Wie helpt me om brood te bakken?’, vroeg de kleine rode kip. ‘Dan moet ik overuren maken’, zei de koe ‘Het zou me m’n uitkering kosten’, zei de eend. ‘Ik heb twee linkerhanden en nooit geleerd hoe je zoiets doet’, zei het varken. ‘Als ik de enige ben die helpt, is dat discriminerend’, bromde de gans. ‘Dan doe ik het zelf wel’, zei de kleine rode kip. Ze bakte vijf broden en hield ze omhoog om ze aan de andere dieren te laten zien. Nu wilde iedereen er iets van hebben. Ze eisten zelfs luidkeels hun deel op. Maar de kleine rode kip zei; ‘Nee, ik kan de vijf broden net zo goed zelf opeten’. ‘Woekerwinst’, brulde de koe toen. ‘Kapitalistische bloedzuiger’, schreeuwde de eend. ‘Gelijke rechten voor iedereen’, eiste de gans. Het varken knorde alleen maar. En ze schilderden ‘oneerlijk’ op spandoeken, liepen om de kleine rode kip heen en riepen obscene dingen. Toen de regeringsvertegenwoordiger arriveerde, zei hij tegen de kleine rode kip: ‘Hoor eens, je mag niet hebzuchtig zijn!’. ‘Maar ik heb het brood toch zelf verdiend?’, reageerde de kleine rode kip. ‘Precies’, zei de regeringsvertegenwoordiger. 1
Uit de bundel: ‘Sprookjes voor managers’, 2006 Uitgeverij Terra lannoo bv. In 1993, op een aandeelhoudersvergadering van de Pennwalt Corporation (fabrikant van chemische en farmaceutische producten, in Philadelphia, een 125 jaar oude onderneming) lichtte president-directeur William P. Drake de positie van zijn bedrijf in de huidige samenleving toe aan de hand van een eigen versie van het Amerikaanse sprookje van de kleine rode kip. De bijval van de toehoorders stimuleerde hem de tekst onder het kopje ‘Waarom wij in het systeem van vrije concurrentie geloven’ ook als image-advertentie in weekbladen te plaatsen.
6
‘Dat is nu het mooie van het systeem van het vrije ondernemerschap’. Iedereen op de boerderij kan zoveel verdienen als hij zelf wil. Maar volgens de voorschriften die wij als regering hebben opgesteld, moeten de productieven hun product delen met de nietproductieven’. En zo geschiedde. En ze leefden nog lang en gelukkig, ook de kleine rode kip. Maar iedereen op de boerderij vroeg zich af waarom ze nooit meer brood heeft gebakken.
7
Introductie Beste lezer, De afgelopen 3,5 jaar ben ik met veel trots één van uw vertegenwoordigers in de Tweede Kamer geweest. We hebben als VVD veel bereikt. De economie, het aantal banen en het vertrouwen groeit weer. Maar de klus - mijn klus - is nog lang niet af. Nederland moet een bruisend land worden, waar volop ruimte is voor ondernemende mensen en bedrijven om zich te ontwikkelen. Met de luiken open naar Europa en de rest van de wereld. Dynamisch. Niet bang voor veranderingen. Met een sterke economie met voldoende banen die mensen in staat stellen volwaardig aan onze samenleving deel te nemen. Met een liberale overheid die het aandurft de samenleving, waaruit zij zelf voorkomt, het vertrouwen terug te geven. Het New York van Europa. Voor mij is dat ook een Nederland waarin goed wordt gezorgd voor mensen die niet mee kúnnen. Waar van iedereen die dat wel kan wordt verwacht dat ook te doen, met rechten én plichten. Waar een goede balans is tussen natuur en groen aan de ene, en bouwen, wonen en werken aan de andere kant. Dát is het soort Nederland waar ik samen met u voor wil vechten. Het liberalisme is er immers bij uitstek voor mensen die iets willen. Die iets van hun leven willen maken. Het is mijn rotsvaste overtuiging dat we alleen met een liberaal Nederland kunnen wínnen! Met dat in het achterhoofd heb ik mij vanuit mijn portefeuilles energie, milieu en luchtvaart met hart en ziel gestort in de politieke strijd in de Kamer. Het licht moet blijven branden tegen een betaalbare prijs. Liefst zo schoon mogelijk. Ik heb mij met succes ingespannen om kernenergie en (schone) kolenenergie weer op de agenda te krijgen. Ik span mij in voor een goed milieubeleid. Maar dan wel zonder de loden last van regeltjes en vergunningen waardoor het draagvlak voor het milieubeleid ernstig is ondermijnd. Als groen liberaal ben ik voor realistisch beleid waar elke euro die wordt uitgegeven een zo hoog mogelijk rendement oplevert. Vanuit het bedrijfsleven weet ik immers hoe hard mensen moeten werken om hun centjes te verdienen. Dan moet Den Haag er ook voor zorgen dat zorgvuldig met hun geld wordt omgegaan. Een sterke en nationale luchthaven Schiphol is voor ons land van groot belang. Ik wil dat graag zo houden. In dit boekje heb ik een selectie gemaakt van artikelen en interviews die in de afgelopen drie jaar zijn gepubliceerd gebundeld om u een wat uitgebreidere indruk te geven waar ik mij zoal mee bezig houdt en wat ik van bepaalde zaken vind. U kunt dit ook op mijn website vinden (www.pauldekrom.nl). Daar treft u ook alle bijdragen aan die ik in de Kamer heb uitgesproken, met relevante persartikelen. Mocht u meer over een onderwerp willen weten, dan kunt u de zoekfunctie daarvoor gebruiken. Ik verheug mij erop ook de komende vier jaar weer hard voor u aan de slag te gaan. Met uw steun moet dat lukken!
Paul de Krom
8
Paul de Krom Na het behalen van mijn eindexamen aan het Stedelijk Lyceum in Zutphen ben ik Juridische Bestuurswetenschappen gaan studeren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na mijn afstuderen ben ik in 1987 gaan werken bij het Bureau Secretaris-Generaal van het Ministerie van Defensie, eerst als dienstplichtig militair, vervolgens als burgerambtenaar. Daarna was ik gedurende twee jaar als Public Affairs adviseur werkzaam bij het bureau Industriële Consulenten Nederland BV in Den Haag. Van 1991 tot januari 2003 werkte ik voor Shell in verschillende landen waaronder Nederland (de raffinaderij in Pernis/Rotterdam, en het hoofdkantoor van Shell in Den Haag), de Verenigde Arabische Emiraten (Dubai) en het Verenigd Koningkrijk (Londen). In mijn laatste functie was ik Vice-President Human Resources Management bij Shell Renewables, een van de vijf hoofdactiviteiten van Shell waar men zich bezig houdt met het ontwikkelen van zonneen windenergie. Vanaf 30 januari 2003 ben ik lid van de Tweede Kamerfractie van de VVD. De fractie telt 27 leden. Ik ben woordvoerder voor luchtvaart, energie, milieu en Verantwoord Maatschappelijk Ondernemen. Ik ben getrouwd en heb 3 zonen.
9
Politiek algemeen
10
Naar een offensieve liberale agenda Dit artikel verscheen in Liberaal Reveil nr. II, juli 2006, een uitgave van de Teldersstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD. Het positivisme uit de jaren ’90 heeft plaatsgemaakt voor onzekerheid. In zo’n klimaat gedijen ‘houden wat je hebt’ en ‘kleiner is beter’ gevoelens goed. Anti- globalistische en conservatieve krachten, zowel uit het nationalistische, socialistische, groenlinkse als christendemocratische kamp, spelen daar op in. Hun missie is veranderingen tegen te houden of terug te draaien. Om dat tij te keren moet het progressief liberalisme compromisloos in de aanval2. Kansen voor de VVD te over. Van liberalisme naar conservatisme De grote verdienste van Fortuyn was dat hij thema’s op de kaart zette die onder Paars niet konden worden opgelost. Maar de erfenis die hij achterliet bleek ook een risico. Mijn gezin en ik verlieten ons land in 1997 om enige jaren in het buitenland te gaan wonen en werken. De economie in Nederland draaide toen op volle toeren, positivisme en tevredenheid heerste alom. Hoe anders was het bij terugkeer in 2003. Fortuyn was vermoord, de economie haperde, ons democratisch bestel stond onder druk, 9/11 veranderde de geopolitieke verhoudingen, de onzekerheid regeerde. Wij troffen een naar binnen gekeerd Nederland aan dat zich het liefst afkeert van de grote, boze buitenwereld. Tot op de dag van vandaag is die onzekerheid voelbaar. Velen zijn bang voor buitenlandse bedrijven. Of bang voor Europa met als apotheose de afwijzing van de Europese Conventie. Bang voor apocalyptische milieurampen. En bang voor het leggen en nemen van verantwoordelijkheid bij jezelf en bij anderen, en dus voor een overheid die niet alles meer kan en wil regelen. Conservatieve krachten spelen daar op in en dringen het liberalisme in de verdediging. De grootste uitdaging voor de VVD is om die trend te keren. Nederland: open economie en traditie Nederland is groot geworden dankzij onze relaties met het buitenland. Al eeuwen lang drijven Nederlanders handel. Eerst via de Hanzesteden met de landen rond de Oostzee. Later via de Verenigde Oost- en West Indische Compagnie met zo ongeveer de hele wereld. De uitbreiding van deze economische macht was voor een belangrijk deel te danken aan de eerste beurs ter wereld. Nog weer later was Nederland nauw betrokken bij internationale handelsverdragen en de oprichting van wat nu de Europese Unie is. Nederlanders stonden aan de wieg van toonaangevende internationaal opererende bedrijven met hoofdkantoren in Nederland. Door al deze eeuwen heen loopt één rode draad: Nederland heeft zich als internationaal georiënteerde, open economie altijd aangepast aan veranderingen. Juist dankzij dat vermogen leven wij in een welvarend land. We hebben ook geen keus. Als open economie moeten wij flexibel en innovatief zijn. Het liberalisme van de VVD is als enige vooruitstrevende en veranderingsgerichte politieke stroming in staat om dat vermogen vast te houden. Maar dan moet het wel in zichzelf geloven. Vernieuwing en conservatieve bolwerken Er bestaat grote behoefte om politieke stromingen op een schaal van links tot rechts in te delen. Maar is bestrijding van criminaliteit, integratie-, milieu- of een gezond financieeleconomisch beleid rechts of links? De echte ideologische breuklijn die door het politieke spectrum loopt en die in de dagelijkse politieke praktijk in het parlement duidelijk herkenbaar 2
Voor deze publicatie is gebruik gemaakt van geschriften van F. Bolkestein, F. Ankersmit, G. Zalm, en D. Verhofstadt en diverse publicaties in Liberaal Reveil
11
is, is die tussen vernieuwing en behoudzucht. Tegenover de liberaal die vraagtekens plaatst bij gevestigde belangen en clientelisme, verstarring, en status quo, staat de conservatief. ‘Dat is de ander. Degene die bang is, bang om zijn voorrechten en voordelen te verliezen, bang voor de vrijheid, voor de open zee, het onbekende, de mondialisering, de emigranten, flexibiliteit, bang voor de noodzakelijke veranderingen’, aldus de Franse filosoof Alain Finkelkraut 3. Waar de liberaal gelooft in vooruitgang en positief tegenover moderniseringen staat, durft de conservatief de bolwerken van de gevestigde belangen – in gezondheidszorg, cultuur, onderwijs, arbeidsmarkt – niet tegen te spreken. Hij verdedigt ze met hand en tand. Friedrich Hayek maakt het verschil duidelijk in zijn essay ‘Why I am not a conservative4’ Nog meer dan in het parlement, zijn de sectorale belangenorganisaties in het maatschappelijke middenveld de broedplaats van weerstand tegen veranderingen. Je komt hun vertegenwoordigers tegen op congressen en fora. Je ziet en hoort ze in de media. Zij zijn door hun netwerken in staat om de weerstand te mobiliseren. Via het corporatistische gedachtegoed is de christen-democratie daarmee van oudsher vergroeid. De sociaal-democraten evenzeer, maar dan via de eigen zuil van de vakbonden. In die zin zijn de sporen van de verzuiling en dus het conservatisme nog lang niet opgeruimd. Door een traditie van onafhankelijk denken, geloof in vooruitgang en uit te gaan van de belangen van het individu, is alleen het liberalisme in staat de ‘krachten van de gevestigde deelbelangen’ te neutraliseren. Het ‘primaat van de politiek’ en het handelen van politieke vertegenwoordigers in ‘het algemeen belang’ kunnen in het verlengde hiervan bij uitstek als liberale leerstukken worden beschouwd. Aanvallen op het liberalisme Na het succes van de jaren ’90 is de conservatieve aanval op het liberalisme geopend. (Extreem) nationalisten doen dat, vooral in het buitenland. Anti- globalisten menen dat armoede in de wereld te wijten is aan vrije handel en vrij verkeer van kapitaal. Hoog gezeten op het paard van hun morele gelijk verwarren sociaal-democraten liberalisme met egoïsme. Zij verwijten het liberalisme sociale uitsluiting te bevorderen door een activerend sociaal stelsel te bevorderen. Groen Links verwijt het liberalisme bovendien geen rekening te houden met ecologische effecten van een vrije marktordening. Christen-democraten vinden dat de mens zich opnieuw moet plooien naar normen en waarden. Hun normen en waarden, welteverstaan. Zij verwijten het liberalisme au fond het Verlichtingsdenken. Van cultuurrelativisten moge n liberalen niet opkomen voor de belangen van het (allochtone) individu en zich geen waardeoordeel over andere culturen vormen. Religieuze fanatici keren zich met geweld tegen fundamentele liberale waarden als de scheiding tussen Kerk en Staat, de vrijheid van meningsuiting en de gelijkwaardigheid van ieder mens. Liberalisme moet initiatief terugwinnen Door deze aanvallen en de algehele onzekerheid zijn ook liberalen onzeker geworden. Is het liberalisme wel sociaal genoeg? Hebben de tegenstanders niet toch een beetje gelijk? Het is dankzij deze houding dat het liberalisme in de defensieve hoek is beland. Het antwoord om daaruit te komen luidt soms ‘dat we het beter moeten uitleggen’. Dit lijkt een oppervlakkige constatering. Uitleggen is niet voldoende, overtuiging is nodig. Het tweede antwoord is om dan toch maar een beetje mee te buigen met de anderen. Daardoor is bijvoorbeeld een markteconomie ontstaan die is dichtgeslibd met regels en toezicht. De scheiding tussen publiek en privaat domein is vervaagd. Het liberalisme mag niet vervallen in een schemergebied tussen publiek en privaat, kerk en staat, globalisering en protectionisme of vrijheid en dwang. Alleen door compromisloosheid worden de liberale keuzes weer helder en dus herkenbaar. Kortom: de VVD moet terug naar zijn ‘roots’. 3 4
In zijn boek ‘Ondankbaarheid’ Als postscript verschenen in zijn boek ‘The Constitution of Liberty’
12
Sociaal liberalisme Om te beginnen moeten we het liberalisme niet laten misbruiken door degenen die er niets te zoeken hebben. ‘Sociaal liberalen’ maken aanspraak op de erfenis van het liberalisme, maar vergeten dat het liberalisme van zichzelf een sociaal gedachtegoed is door de gerichtheid op de vrijheid en ontplooiing van het individu. Bij D’66 en recent ook bij de fractievoorzitter van Groen Links in de Tweede Kamer treffen we zulke geluiden aan. Het is niet meer dan versluierd socialisme, bij de laatste meer dan bij de eerste. Het traditionele zieligheids- en afhankelijkheidsdenken waarbij de mens zich alleen kan bevrijden met hulp van de overheid staat centraal. De uitkomst is onvervalst groepsdenken en een centraal geleide markteconomie met alle regels, toezicht en subsidies van dien. Bij dergelijk versluierd socialisme heeft de VVD niets te zoeken. Anti-globalisten Het liberale antwoord op de conservatieve krachten moet een luid en duidelijk ‘nee’ zijn. Nee, jullie hebben geen gelijk. Om te beginnen de anti- globalisten. Wat zij prediken klinkt sociaal, maar rekt de pijn. Armoede in de wereld wordt in stand gehouden door regimes die hun deuren gesloten houden voor vrijhandel en kapitaal. Juist aan hen gaat economische vooruitgang en welvaartsgroei voorbij. Het liberalisme komt bij uitstek op voor arme landen door onophoudelijk te pleiten voor vrijhandel en het wegnemen van handelsbarrières, subsidies en invoerheffingen, ook in het rijke westen. Niet teveel, maar te weinig liberalisering is het probleem. Groen Links Ook Groen Links heeft ongelijk. Door milieubelangen consequent boven economische belangen te stellen in plaats van met elkaar te verenigen is een fundamentalistische koers ingeslagen die ook nog eens door regels van bovenaf moet worden afgedwongen. Door daarin teveel mee te gaan is het milieubeleid een bron van stagnatie in plaats van innovatie geworden. Een liberale groen-realistische benadering probeert belangen te verenigen en de optimale mix te vinden. Het moderne liberalisme hecht geen onvoorwaardelijk geloof meer in de invisible hand uit Adam Smith’s ‘Wealth of Nations’. Vrijheid is niet absoluut. De overheid heeft een rol waar de markt uitruil van belangen niet vanzelf tot stand brengt. Maar tegelijkertijd zijn liberalen zich bewust van de beperking van het instrument regelgeving. We moeten daarom toe naar een ‘transactiemodel’. Daarin worden verschillende belangen door wisselende coalities in de samenleving via onderhandeling tegen elkaar uitgeruild. Een bedrijfsterrein tegen extra groen, winning van gas in de Waddenzee tegen een Waddenfonds, vliegverkeer tegen isolatie. De overheid kan deze onderhandelingen wel faciliteren maar moet ze niet zelf voeren. De uitkomst moet wel democratisch worden gelegitimeerd. Dit is geen afschuiven van verantwoordelijkheid, maar het voorkomen dat de verantwoordelijkheid naar de overheid wordt afgeschoven. Het transactiemodel past derhalve naadloos in het liberale leerstuk van de eigen verantwoordelijkheid en zorgt voor nieuwe dynamiek en vooruitgang. Sociaal-democraten Sociaal-democraten gaan uit van herverdeling van de koek, niet van het groter worden ervan. Zij hebben zich gespecialiseerd in het praten in termen van maatschappelijke en economische schaarste. Daarom is er ook nooit genoeg. Er is permanent crisis ‘om de koek zo eerlijk mogelijk te verdelen’. De opkomst van economieën van landen als China en India wordt gepresenteerd als een bedreiging, niet als een kans. De daaruit volgende ‘Verelendung’ wordt als het ware opgevoerd als excuus om stagnatie en verworven rechten te financieren in plaats van vooruitgang en innovatie. Ofwel: overdrachtsuitgaven in plaats van investeringsuitgaven.
13
Sociaal zwakkeren van morgen worden gelegitimeerd uitgesloten door niet mee te werken aan herziening van onze sociale stelsels. Problemen als vergrijzing worden vooruitgeschoven naar toekomstige generaties. In de liberale visie betekent groei in Azië een kans op mondiale herverdeling en dus optimalisatie van werk en kapitaal, mits iedereen doet waar hij goed in is. Het bedrijfsleven moet daartoe in staat worden gesteld. Ruimte en flexibiliteit zijn daarvoor noodzakelijke voorwaarden. De agenda van de VVD moet zich dus bij uitstek richten op investeringen in de toekomst in plaats van op ‘houwen wat je hebt’. De arbeidsparticipatie moet worden vergroot om toekomstigen generaties zoveel mogelijk te ontlasten. Christen-democraten Drijvend op de golven van conservatisme wordt verdere liberalisering van de markt door christen-democraten veroordeeld of ongedaan gemaakt door een nieuwe loden last van regeltjes. Individuen moeten terug in het gareel van door de (christelijke) overheid gedomineerde normen en waarden, desnoods met dwang. Zie de recente uitspraken van de Minister-president in Indonesië inzake het homo huwelijk, of de aanval van Minister Van Aardenne op het ‘seculiere fundamentalisme’. Via omweggetjes wordt de scheiding tussen Kerk en Staat ter discussie gesteld. De uitspraken van Minister van der Hoeven over de relatie tussen wetenschap en religie zijn daar een voorbeeld van. De belangen van het maatschappelijk middenveld worden actief behartigd en in de gaten gehouden. Buitenlandse investeerders worden ook daarom met argwaan bekeken en het liefst buiten de deur gehouden. Het is het kleinburgerlijk Nederland van de hutspot en de bakfiets. Dergelijke gedachten zijn fundamenteel in strijd met het vooruitgangsgeloof van liberalisme en gaan ten koste van een duidelijke publiek/private scheiding, de zelfbeschikking en ontplooiing van het individu en de seculiere samenleving. Het is een conservatief antwoord op een samenleving die individualiseert en globaliseert. Cultuurrelativisten Het cultuurrelativistische gedachtegoed heeft geleid tot ontkenning van de fundamentele rechten van de mens als het recht op zelfbeschikking en ontplooiing van het individu. Terecht is dat gedachtegoed door Pim Fortuyn definitief failliet verklaard. Liberalen als Ayaan Hirsi Ali en Paul Cliteur namen het stokje over en komen terecht voor het onderdrukte individu op. Door conservatieve krachten wordt hen polarisatie verweten. Maar dat maskeert in werkelijkheid een gebrek aan een inhoudelijk antwoord. Natuurlijk moet de VVD al degenen – ongeacht, ras, kleur, religie of sexuele geaardheid - die op een positieve manier deel uitmaken van en bijdragen aan onze seculiere samenleving omarmen. Maar voor degenen die dat weigeren, is geen plaats. Met fundamentele liberale vrijheden valt niet te marchanderen. Een offensieve liberale agenda De conclusie is dat de liberale beginselen teveel zijn verwaterd en te onherkenbaar geworden. De VVD moet niet langer op voorhand compromissen sluiten met de afhankelijkheidsdenkers. Het liberalisme past bij uitstek in een periode van globalisering en voortgaande individualisering. De grootste uitdaging voor de VVD is een compromisloos, offensief liberale agenda te formuleren die mensen herkennen. Liberalen zijn de drijvende kracht achter verandering en vooruitgang in Nederland, en moeten dat ook blijven. Dat is vaak roeien tegen de stroom in. Maar dat is ook 1 van de kenmerken van leiderschap. Met een offensieve agenda is de VVD in het huidige tijdsgewricht het beste in staat die rol op zich te nemen. Ik geef een voorzet voor een paar punten. Het maatschappelijk middenveld als bolwerk van conservatisme moet worden gekortwiekt. De overlegeconomie (Sociaal Economische Raad) moet op de schop, adviesraden gesaneerd, het algemeen verbindend verklaren van CAO’s afgeschaft. De arbeidsmarkt moet flexibeler worden, en werken aantrekkelijker. De
14
belastingen moeten omlaag, sociale uitkeringen moeten doen waarvoor ze zijn bedoeld: functioneren als springplank naar de arbeidsmarkt. Dat betekent bijvoorbeeld verdere verkorting van de WW en toepassing van het principe ‘werken voor je uitkering’. De overheid moet goed betaald, maar klein en slagvaardig zijn en daarop afgerekend worden. Het mes moet radicaal in de overdaad aan regels, de bestuurlijke spaghetti, en ‘freischwebende’ gesubsidieerde instellingen zonder verantwoordelijkheid. De ontwikkelingssamenwerking- en welzijnssector, waaronder de jeugdzorg, wordt gesaneerd. Het onderwijs moet doen waarvoor het is bedoeld: kennisoverdracht en het streven naar excellentie op straffe van verlies aan subsidie. De burger die zich aan de regels houdt wordt beschermd tegen hen die dat niet doen. Schade aan persoonlijke of publieke eigendommen of middelen wordt op daders verhaald. Immigratie wordt verder beperkt, integratie aangemoedigd en discriminatie hard aangepakt. Verantwoordelijkheid en ondernemerschap worden beloond. Buitenlandse investeerders worden toegejuicht. Europa wordt versterkt maar het subsidiariteitsbeginsel en het level playing field strikt toegepast. De regeldichtheid van ruimtelijke ordening en milieubeleid wordt vervangen door het transactiemodel. De overheid houdt zich aan deadlines op straffe van boetes. Investeringen in infrastructuur zoals mobiliteit en kennis worden opgevoerd. Zekerheden als je huis, je pensioen, je auto en het recht op gezondheidszorg worden ongemoeid gelaten. Conclusie Ik hoop dat het verkiezingsprogramma dat wordt opgesteld onder leiding van Ben Verwaayen dergelijke aanbevelingen bevat. Alleen met een offensieve agenda kan het liberalisme de verloren ruimte en het vertrouwen terugwinnen. Voor verschuilen achter de vermeende sociale principes van de conservatieve krachten is geen plaats. Er zitten al genoeg vingers in de dijk om de veranderende buitenwereld krampachtig op afstand te houden. Het liberalisme heeft de boodschap van de toekomst: die van aanpassing, verandering en vooruitgang. Als de VVD die boodschap vol zelfvertrouwen en enthousiasme uitstraalt en wij ons niet van de wijs laten brengen, dan liggen 45 zetels binnen handbereik.
15
Hamburgerpolitiek of participatiestaat? Een verkorte versie van dit artikel werd samen met Arno Visser, lid van de VVD Tweede Kamerfractie geschreven en verscheen op 26 februari 2004 in het Eindhovens Dagblad. De dramademocratie heeft de ideologische democratie verdrongen. Politici worden niet beoordeeld op hoe zij vanuit een ideologie de maatschappij willen vormgeven, maar op hun zichtbaarheid voor de kiezer. Een ‘one man, one vote’ systeem in de partij moet dat politiek profiel versterken. Een rechtstreeks mandaat door de kiezer via een districtenstelsel moet de herkenbaarheid vergroten. Debatten moeten levendiger, leuker en dus interessanter, zo is de redenering. Maar bestaat debat eigenlijk nog wel in de dramademocratie? We moeten ons serieus afvragen of ‘leukheid’ en ‘one- liners’ de kwaliteit van de controlerende macht vergroten. Debat vergt partijen die naar elkaar luisteren. Parlementariërs loeren als roofvogels naar een mediagenieke interruptie. Als de SP 51 keer interumpeert, dan gaat Groen Links er over heen. Systeemwijzigingen veranderen niets aan die politieke cultuur. Steeds hetze lfde liedje: meer politiek vuurwerk zou de democratie versterken. Met nostalgie wordt teruggedacht aan Den Uyl en Wiegel. Maar wie de verslagen leest, constateert dat er tijdens de Algemene Beschouwingen in de jaren zeventig nauwelijks werd geïnterrumpeerd. Beide voormannen hadden evenmin de reputatie gezellig koffie te drinken in de wijken. En zo leuk waren Oud, Romme en Drees helemaal niet. Geen biograaf die het ze kwalijk neemt. Simplismen als vóór of tegen het kerstpakket, de pil wél of niet in het ziekenfonds, doen de politiek geen recht. Wanneer politici verworden tot spreekbuis van deelbelangen, dan verliezen ze het grotere belang uit het oog. ‘Hamburgerpolitiek’ met snelle positionering (‘u vraagt, wij draaien’) ondermijnt verantwoording op basis van ideologie. Niet dat de keuzes onbelangrijk zijn, maar deze ontlenen hun betekenis aan de maatschappijvisie van waaruit ze worden gemaakt. Kiezers hebben recht op dat bredere perspectief. Je kunt een boek niet beoordelen aan de hand van de hoofdstuktitels, je moet het hebben gelezen. Uit de politieke ideologie volgt de strategische positiebepaling van een partij. Niet andersom. De vraag is welke maatlat daarvoor bruikbaar is. Het oude denken maakte CDA en VVD tot electoraal communicerende vaten op rechts. Aan de andere kant bevochten PVDA, Groen Links en D’66 elkaar op links. De werkelijkheid is anders. Fortuyn viste zowel in de vijver van de VVD als die van de PvdA. Het was die vermeend rechtse Bolkestein die zowel CDAals PvdA-kiezers aantrok en het eerste paarse kabinet mogelijk maakte. De recente strategie van de VVD om vooral ‘rechtse kiezers terug te halen’ heeft onvoldoende gewerkt, omdat de analyse te simplistisch was. Twee mensen kunnen zichzelf als links of rechts bestempelen, maar er desondanks dezelfde politieke mening op nahouden met betrekking tot immigratie en integratie. De conservatief - progressieve tweedeling als maatlat biedt ook geen soelaas. Het CDA en de kleine christelijke partijen kunnen zonder veel moeite conservatief worden genoemd. Maar de PvdA, Groen Links en de SP zijn nauwelijks progressief. Thorbecke stelde dat “zoogenaamde conservatieven politiek een zinkend leven trachten te behouden of terug te roepen”. Deze partijen blijven vasthouden aan een in zijn voegen krakende verzorgingsstaat. Bolkestein zei het al: de verzorgingsstaat is een bolwerk geworden van links conservatisme. Voor liberalen is samenwerken met politici die dit ontkennen een gruwel.
16
Wat wél houvast biedt, is het politiek onderscheid tussen de toekenning van meer individuele vrijheden versus groepsgericht organiseren. Onderop versus bovenaf. Het liberalisme richt zich bij uitstek op emancipatie van het individu en het recht van individuele zelfbeschikking. Zo groot mogelijke keuzevrijheid, op dat ideaal is de liberale politieke inspanning geënt. Confessionelen die vasthouden aan de verzuilingsgedachte, en delen van ‘links’ die in collectieve systemen blijven geloven, hebben een paternalistisch, groepsgericht denken met elkaar gemeen. Zij zien de publieke organisatie nog altijd als ideaal. Via politieke voorschriften wordt de aanbodkant gereguleerd. De emancipatiebeweging daarentegen wil meer particuliere keuze en aanbod in zorg en onderwijs. Via keuzevrijheid moet de vraag richtinggevend zijn. Die emancipatiestrijd woedt nog steeds. Teveel mensen mogen of kunnen geen keuzes maken en doen daarom onvoldoende mee. Denk aan allochtone vrouwen, of aan de honderdduizenden mensen die vastzitten in zogenaamde sociale zekerheid. Liberalen leggen zich daar niet bij neer. Integratie is geen uitdrukking van autochtone zelfgenoegzaamheid, maar van het emancipatie- ideaal. De strijd tegen huiselijk geweld is de strijd voor zelfstandigheid van (allochtone) vrouwen. Het gemak waarmee uitkeringen als sociaal ideaal worden geaccepteerd moet overboord, want afhankelijkheid staat de individuele ontplooiing van mensen in de weg. De VVD heeft een voorzet tot heropening van het ideologische debat gegeven door te spreken over de ‘participatiestaat’. De ideologische achtergrond daarva n is de voortgaande emancipatie van alle individuen tot gelijkwaardige, volwaardige burgers. Individuen die veel meer keuzes zelf kunnen maken. En omdat die emancipatie niet alleen centraal staat bij de VVD, maar ook belangrijke stromingen binnen andere partijen aanspreekt, is er een groot potentieel voor een brede, liberale partij. Met links of rechts heeft dat niets te maken. Terecht vreest Bos de electorale aantrekkingskracht daarvan, want in zijn partij is het van bovenaf sturen met blauwdrukken nog altijd zeer populair.
17
Politicus mag best rechter kritiseren Dit artikel is mede geschreven door Arno Visser, Tweede-Kamerlid voor de VVD. Het artikel verscheen op 16 september 2005 in Trouw. Politici die uitspraken van de rechter laken, krijgen ten onrechte het verwijt dat ze de scheiding der machten niet respecteren. Macht vraagt immers om tegenmacht. echterlijke macht en internationale verdragen hebben een bijna heilige status. Kritiek wordt niet geduld – zeker niet van politici. Wie toch een kritische noot plaatst, stelt zich bloot aan de toorn van juridisch Nederland. Over twee fronten wordt dan de aanval ingezet. Op de ene flank wordt het staatsrechtelijke kanon Montesquieu in stelling gebracht met het spervuur van de trias politica. Op de andere flank klinkt het korte salvo dat nationaal beleid inferieur is aan internationale verdragen. Helaas gaat dit vaak gepaard met leesblindheid. Neem bijvoorbeeld de reactie op de kritiek van een van ons aan het adres van de Raad van State: WDkamerlid De Krom betichtte in een kamerdebat over luchtkwaliteit de Raad van 'juridisch fundamentalisme'. De hoogleraren De Zeeuw en Verschuuren klommen in de pen om De Krom streng te kapittelen: 'het is maar goed dat het de rechter is die het evenwicht herstelt door de politiek op zijn minst te herinneren aan de wetgeving die zij zelf tot stand heeft gebracht'. (Trouw, 17 augustus). Realiseerde De Krom zich wel dat de overheid zelf ook gebonden is aan wetgeving, vroegen ze zich af. Natuurlijk realiseren wij ons dat de Raad een dubbelfunctie heeft: zowel rechtsprekende macht als adviesorgaan aan de regering. Die dubbelfunctie was de hoogleraren volledig ontgaan. De Raad van State werd in het kamerdebat namelijk niet als rechtsprekende macht geadresseerd, maar als adviesorgaan. Waarom zou een volksvertegenwoordiger een advies aan de regering niet mogen kritiseren? Maar ook in het andere geval zou het vreemd zijn geweest. Waarom zouden de direct gekozenen volgens de leer van de trias politica nooit opvattingen mogen hebben nadat de rechter heeft gesproken? Het systeem van macht en tegenmacht veronderstelt dat je af en toe die macht gebruikt. Een tweede voorbeeld is de reactie op de suggestie van WD-kamerlid Visser dat de bijstandswet zou moeten worden aangepast als de rechter bijstand wil geven aan kinderen van illegalen. Dezelfde pavlovreactie volgde: 'de rechter spreekt, internationale verdragen zijn onsffhendbaar'. Maar Visser maakt de rechter onder meer het verwijt te vaak op de stoel van de bestuurder te gaan zitten. Hij merkte op dat steeds vaker situaties worden getoetst aan internationale verdragen, waarna de interpretatie van de laatste als hoogste wijsheid geldt. Dat kan tot uitkomsten leiden met een politiek-bestuurlijke dimensie. Dat was het geval bij de (voorlopige) uitspraak van de voorzieningenrechter waar die de kinderen van illegalen recht op bijstand gaf. Door bewust de koppelingswet buitenspel te zetten, nam de rechter een besluit met vergaande gevolgen. Hoe politiek die uitspraak was, getuige de reactie erop van (alweer) een hoogleraar: 'Een klap in het gezicht van de overheid.' zei professor Van Kalmthout (Trouw, l0 augustus). Daarmee bevestigde hij de politieke lading van die uitspraak: een beleidscorrectie, geen oordeel in een individuele zaak. De rechterlijke macht stuurt de uitvoerende macht bij. En dan zou de Tweede Kamer niet mogen reageren? Internationaal recht zou volgens de Grondwet boven nationaal recht gaan, dus mocht de rechter op basis van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind oordelen dat de gemeente Zaanstad gehouden was bijstand te geven aan de kinderen van een illegaal gezin. Oud- Hoogleraar Degenkamp vond het 'niet alleen schokkend maar ook dom' dat Visser dit principe niet begreep. Want: 'een Nederlandse wet
18
die in strijd is me t een verdrag dat mensen direct rechten geeft, wordt door dat verdrag terzijde geschoven'. Maar neem de Grondwet en dat verdrag erbij en lees! Een bepaling uit een verdrag gaat boven een Nederlandse wet als het gaat om 'een ieder verbindende bepaling'. En het is de rechter die bepaalt of een verdragsbepaling als een 'ieder verbindend' kan worden aangemerkt. In september 2000 bepaalde de rechtbank in Den Haag dat aan het bewuste artikel geen directe werking toekomt. Maar in de zaak-Zaanstad zei de rechtbank Haarlem niets over 'rechtstreekse werking'. Wel merkte deze rechter op dat de wetgever in Nederland bij artikel 26 een voorbehoud heeft gemaakt. Hoogleraar rechtswetenschap Degenkamp moet misschien eerst het verdrag lezen alvorens een ander van domheid te beschuldigen! Dat geldt ook voor doctor Van Dooren. wetenschappelijk onderzoeker van Bureau Mensenrechten. Hoe komt zij er bij dat de voorzieningenrechter het verdrag 'correct geïnterpreteerd' heeft (Trouw, 17 augustus)? Had de Haagse rechter het indertijd volledig mis? Het ligt meer voor de hand dat Van Kalmthout, Degenkamp en Van Dooren hun persoonlijke politieke opvattingen verbergen achter een schijnbaar objectieve juridische benadering. Een botsing der rechtstatelijke machten is geen probleem. Ook verdragen kunnen worden ingehaald door de tijd, of anders geïnterpreteerd dan ooit beoogd. Het is maar goed dat er af en toe politici zijn die dat opvalt.
19
Dans rond lidmaatschap EU lost problemen Balkan niet op Dit artikel werd geschreven met Arno Visser, lid van de Tweede Kamer voor de VVD. Het artikel verscheen op 19 mei 2005 in het dagblad Trouw. Nog maar kort geleden bracht de oorlog op de Balkan de vrede en stabiliteit van Europa in gevaar. Honderdduizenden slachtoffers en grote vluchtelingenstromen waren het gevolg. Vooral de situatie in Macedonië en Servië-Montenegro en Kosovo is nog steeds fragiel. Er is wel vooruitgang, maar de zeer gewenste toetreding tot de EU op korte termijn lijkt echter een brug te ver. Hoewel de EU perspectief kan bieden, moet de dans rond het EU lidmaatschap niet worden gezien als antwoord op de problemen in de regio. Dat concluderen Arno Visser en Paul de Krom, die op uitnodiging van het ‘East West Parliamentary Practice Project’ (EWPP) in Griekenland een conferentie van parlementariërs uit de westelijke Balkan bijwoonden. Vrede, stabiliteit en economische vooruitgang voor de volkeren op de West-Balkan (ServieMontenegro, Kosovo, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Macedonië) zijn van groot belang voor de stabiliteit van Europa en dus de EU. Een reeks gewelddadige conflicten in de vorige eeuw hebben in Europa een grote rol gespeeld, uitmondend in het geweld in het voormalige Joegoslavië in de jaren ’90. Het is daarom terecht dat Europa en Nederland intensief aandacht besteden aan beheersing en oplossing van de recent gesuste conflicten. Nederland doet dat onder meer door politieke en militaire steun aan het vredesproces en bilaterale ontwikkelingshulp. Ook het EWPP project wordt door Nederland gesponsord. Doel van dit project is parlementariërs en burgers uit gebieden zonder democratische traditie en cultuur bij elkaar te brengen en daarmee een democratische praktijk te bevorderen. Dit klinkt eenvoudiger dan het is. Eeuwenlang was de regio strijdtoneel van de oorlog tussen Europese staten en het Osmaanse Rijk. De West-Balkan landen zuchtten in de 20e eeuw onder de knoet van de dictatuur. Nog maar kort geleden eiste de oorlog zo’n kwart miljoen slachtoffers en vele vluchtelingen. Het historisch besef over het turbulente verleden van de regio is diep geworteld. Moeiteloos reproduceert men data van moorden en veldslagen tot ver in het verleden. Verschillen in religie vergroten de kloof. Dat nu in 2005 parlementariërs van de verschillende bevolkingsgroepen met elkaar aan tafel zitten, gezamenlijk eten en zelfs met elkaar dansen, is daarom op zichzelf al ongelofelijke vooruitgang. Maar hoe complex de verhoudingen nog zijn illustreren enkele gebeurtenissen op de conferentie. De openingstoespraak in het Engels van de Britse Lord Roper, voorzitter van de conferentie, werd simultaan vertaald in het Albanees en Servo-Kroatisch. Op zichzelf al een gevoelig punt. De volkeren gebruikten het allen in het voormalige Joegoslavië, maar om hun eigen identiteit te benadrukken zijn er nu even zoveel officiële nationale varianten. Woorden worden kunstmatig bedacht en toegevoegd aan nationale woordenboeken om het bestaansrecht van de ‘eigen’ taal en identiteit te benadrukken. Lord Roper masseerde de gevoeligheid rond het talenprobleem vakkundig weg door te memoreren dat bij zijn eerste bezoek 40 jaar geleden iedereen Servo-Kroatisch verstond, en dat de enigen die profiteren van ‘uitbreiding’ van het aantal Balkan-talen Engelse diplomaten zijn, omdat zij een toeslag krijgen voor elke taal die zij spreken naast Engels. In de congresstukken en op naambordjes stond ‘Macedonië’ als land vermeld, en niet de formele naam: ‘voormalige Joegoslavische republiek Macedonië’. Dit bleek voor gastland Griekenland een te gevoelig punt. De alom aanwezige Griekse veiligheidsagenten op de
20
conferentie lichtten Athene subiet in. De organisatie van de conferentie (en sponsor Nederland) werd vervolgens gedreigd met een diplomatieke rel en het sturen van de pers. ‘Als jullie een mediacircus willen, dan kan dat!’, was het dreigement. Kennelijk bepaalt de Griekse regering of de pers uitrukt of niet. Om de zaak niet uit de hand te laten lopen, werd de naam Macedonië uit de stukken verwijderd en de namen van de landen van alle naambordjes van de aanwezigen afgehaald. En dat alles in een EU lidstaat die wordt geacht de democratische waarden van Europa te onderschrijven. De Servische hoogleraar Lilic nam op de eerste congresdag het woord en opende zijn toespraak met de woorden: ‘dear friends… and enemies’. Ironisch bedoeld, maar toch gewaagd. Toen hij vervolgens het gebrek aan de parlementaire democratische praktijk van het Servische parlement aan de kaak stelde, waren de Servische parlementariërs ‘toevallig’ even niet in de zaal. De eerste dag werd afgesloten met een diner met een Albanese volksdans op Griekse muziek. De sfeer was uitstekend. Niettemin werd de volgende dag geprotesteerd dat er wel op Griekse muziek werd gedanst, maar muziek en dansen uit andere delen van het voormalige Joegoslavië niet aan bod kwamen. Naast taal blijkt dus ook dans en muziek tot het politiek domein te behoren. Deze simpele voorbeelden dienen als illustratie voor de veel dieper liggende problemen zoals de omgang met minderheden, de ontheemden- en vluchtelingenproblematiek, de status van Kosovo en Montenegro, gebrekkige regionale verbindingen, visa problemen, de toegenomen georganiseerde criminaliteit en corruptie of het gebrek aan ervaring met democratische parlementaire processen en verhoudingen. Als remedie voor oplossing van de problemen richt de regio de blik nu op Brussel. Het perspectief van toekomstig EU lidmaatschap wordt gebruikt als metafoor voor een betere toekomst, maar ook als breekijzer om de eigen onafhankelijkheid te bewerkstelligen of die van een andere bevolkingsgroep juist te blokkeren. De focus op Brussel kan door lokale politici als alibi worden gebruikt om regionaal met de rug naar elkaar toe te blijven staan. De onmacht van politici om regionale problemen zelf op te lossen, kan worden gemaskeerd door de illusie dat met het EU-lidmaatschap alles vanzelf wel goed komt – zonder zelf in de tussentijd iets te doen. Gemakshalve wordt vergeten dat de regionale conflicten in Cyprus, Noord-Ierland, Spanje, Italië of België ook niet door ‘Brussel’ worden opgelost Het gevaar dreigt dat richting de eigen (etnische) achterban valse verwachtingen worden gewekt ten opzichte van de EU. Europa moet daarop anticiperen, niet bijdragen aan die verkeerde verwachtingen, en de eigen verantwoordelijkheid van de regio benadrukken. Een Europese Unie zonder lidmaatschap van de landen op de Balkan is op termijn moeilijk voorstelbaar. Het belang van Europa bij democratie en economische voorspoed op de Balkan is enorm. De Europese Unie moet daarom alles in het werk stellen om de landen op de Balkan op weg te helpen naar lidmaatschap. Maar Europa moet niet de illusie versterken dat lidmaatschap de panacee is voor oplossing van de regionale problemen, noch de verantwoordelijkheid van de lokale politici uit handen nemen voor hun eigen toekomst en die van hun volkeren. De dans in de Westelijke Balkan rond het EU lidmaatschap moet worden gedanst op het ritme van muziek uit de regio zelf. De dirigenten die het tempo aangeven zitten niet in Brussel.
21
Referendum verdient serieuze overweging Dit artikel verscheen in de Vrije Rotterdammer, periodiek van de VVD-Rotterdam. Elly Plooij-van Gorsel en Jules Maaten, beide VVD Euro-parlementariers, tonen zich zeer sceptisch over het door D'66, PvdA en Groen Links ingediende initiatief-wetsvoorstel tot het houden van een referendum over de uitkomsten van de Europese Conventie. Maaten veroordeelt het voorstel als 'beginselloze politiek' en 'laf'. Volgens hem zou het voorstel alleen moeten overwogen als de burgers erom vragen. Maar dan moeten politici eerst leiderschap tonen en het debat zoeken. Plooij noemt het voorstel tot het houden van een referendum een 'doekje voor het bloeden' (NRC Opiniepagina 28 mei) Nu is het geen nieuws dat de VVD - mijn inziens terecht - geen warm voorstander is van referenda. Maar in dit geval verdient het wel serieuze overweging. Europa is voor veel mensen een 'black box', terwijl steeds meer beslissingen die ons als individuele burger rechtstreeks raken worden genomen in Europa. Maar hoeveel mensen in Nederland kunnen uitleggen wat de rol is van de Commissie, de Raad of het Europees parlement? Wie begrijpt echt hoe de ingewikkelde besluitvormingsprocedures in elkaar zitten en hoeveel invloed het Europees parlement heeft? Getuige de lage opkomstpercentages voor de verkiezingen van het Europees parlement zijn politici, om te beginnen Europese politici zelf, kennelijk niet in staat de kiezers te overtuigen van het belang van het Europees parlement. De kiezers staan er kennelijk nogal sceptisch tegenover. Het gevolg is dat er beslissingen in Europa worden genomen waarvan de democratische legitimititeit op zijn minst in twijfel kan worden getrokken. Dit nu is, zeker gelet op het belang van een nieuwe Europese Grondwet waarover nu wordt gesproken, niet acceptabel. Een Grondwet immers bevat de democratische 'normen en waarden' die van groot belang zijn voor iedere individuele burger in Europa. Als zo'n belangrijk document niet wordt gedragen of onvoldoende democratisch gelegitimeerd is door de mensen die het aangaat, is het slechts een kwestie van tijd tot een 'Europese' Pim Fortuyn opstaat en deze vragen alsnog stelt. Juist dat gebrek aan publieke belangstelling voor, en democratische legitimatie van, Europa zou ertoe moeten leiden dat het voorstel tot het houden van een referendum serieuze overweging verdient. Een referendum over de Grondwet kan immers leiden tot grotere publieke belangstelling voor de Europese zaak, versterking van de rol van het Europees parlement en dus tot grotere democratische legitimiteit. Het is juist daarom verbazingwekkend dat Europese politici als Plooij en Maaten deze kans op voorhand afwijzen om 'hun' zaak op de publieke agenda te plaatsen. Europese politici zouden toch elke gelegenheid moeten aangrijpen tot het voeren van een publiek debat en Europa te plaatsen waar het thuishoort: in het brandpunt van de publieke belangstelling.
22
Prinsjesdag Dit artikel verscheen in de Vrije Rotterdammer, periodiek van de VVD-Rotterdam. En toen was het dan zover: mijn eerste Prinsjesdag als lid van de Tweede Kamer. Een bijzondere dag omdat het toch het hoogtepunt van het parlementaire jaar is, en - ondanks de sombere woorden in de Troonrede – ook een feestelijke dag getuige de duizenden mensen die weer langs de route stonden. Ik vind dit soort tradities belangrijk. Wie zijn verleden niet kent, begrijpt het heden niet. Prinsjesdag geeft mij ook een beetje hetzelfde gevoel als de Elfstedentocht of een belangrijke wedstrijd van het Nederlands elftal. Het gevoel dat we met z’n allen ergens achter staan is toch mooi! De weken daarvoor waren tamelijk verwarrend. Steeds kwamen stukjes en beetjes van de plannen van het Kabinet naar buiten, en telkens weer werden wij om een reactie gevraagd. In de fractie hadden we afgesproken daarop niet te reageren, omdat een reactie op afzonderlijke onderdelen moeilijk is als je niet het hele plaatje overziet. Maar tal van maatschappelijke organisaties en andere politieke partijen deden dat wel, waardoor bij ons een onbehaaglijk gevoel achterbleef. Dus Kabinet: volgende keer graag zorgen dat er niet meer wordt gelekt. Misschien moet zelfs worden overwogen om de begrotingsstukken tevoren niet meer onder embargo te verspreiden. Mijn gezin ging ook mee. Voor mijn vrouw – met hoed uiteraard - was er een plaatsje in de Ridderzaal, voor onze drie jongens een plaatsje op het Binnenhof achter de hekken. Na eerst verzameld te hebben met alle collega’s gingen we gezamenlijk de Ridderzaal in. Nadat wij hadden plaatsgenomen, kwam het Kabinet binnen. Kennelijk is het gebruik dat de leden van de Regering bij binnenkomst eerst de Voorzitter van de Vergadering een hand geven. In de file die vervolgens ontstond botsten enkele leden van de Regering tegen elkaar op, wat tot een welkome inbreuk op de toch wel formele sfeer leidde. Uit mijn ooghoek zag ik dat een dame met een grote hoed telkens met haar veren door het gezicht van haar buurvrouw streek. Terwijl de Koningin de Troonrede voorlas, realiseerde ik me weer eens wat een enorm voorrecht het is om werkzaam te zijn in het hart van een democratie. Als dat gevoel verdwijnt, moet je volgens mij opstappen. De Troonrede zelf vond ik matig. Aan ieder departement werd traditiegetrouw weer een regeltje besteed. Waarom niet eens een aansprekend verhaal met een rode draad wat het Kabinet wil bereiken voor de Nederlandse samenleving? Na afloop naar buiten en de jongens weer opgepikt. Ze vonden het mooi, maar ‘wel lang wachten’. Mijn vrouw besloot daarop het aanbieden van het koffertje in de Kamer niet af te wachten en met de kinderen naar huis te gaan. De Minister van Financien had een uitstekende korte speech toen hij de inhoud van zijn koffertje aanbood. Hij was net grootvader geworden, en hij glom zichtbaar. ‘Ook het Kabinet is zeer verheugd’ zo deelde hij de Kamer mee. Het is mooi als de menselijke dimensie ook nog even om de hoek komt kijken. Daarna naar een receptie van het VNO/NCW in Nieuwspoort, een receptie van de VVD, en ’s avonds naar een concert van het Residentie orkest in de Dr. Anton Philipszaal in Den Haag. Met veel mensen gesproken, maar toen was het wel mooi geweest. De twee dagen daarna volgden de Algemene Beschouwingen in de Kamer. Onze fractievoorzitter had een goed verhaal waarom ingrijpen in onze verzorgingsstaat nodig is, en stelde daar het perspectief van de participatiestaat tegenover. Het is goed als de politiek het ideologisch debat weer oppakt. Jozias van Aartsen heeft daarvoor in ieder geval een voorzet gegeven.
23
Milieu
24
‘Groen Realisme: voor een ambitieus en geloofwaardig milieubeleid’ Dit artikel verscheen in Provincie&Gemeente, in april 2005. Vooral de linkse partijen en de milieubeweging doen hun uiterste best om iedereen aan te praten dat de VVD een antimilieupartij is. In werkelijkheid staat tegenover het moralisme en de bemoeizucht van de SP en Groen Links, de gooi-er- maar- geld-tegenaan-benadering van de PvdA en het dromenland van D66 de optimistische, op resultaten gerichte aanpak van de VVD. Voor de VVD moet het rendement van de ingezette milieu-euro zo hoog mogelijk zijn. Dat heeft niets te maken met een gebrek aan ambitie. Dat de VVD een antimilieupartij is, wordt gelogenstraft door de feiten. De meest succesvolle ministers van milieu waren van liberale huize. De VVD levert veel bestuurders met milieu in hun portefeuille. De VVD schaarde zich achter Kyoto en het systeem van emissiehandel; de VVD heeft een plan op tafel gelegd vorig jaar voor betalen naar gebruik van de auto; de VVD is voor snelheid beperken waar dat nodig is, zoals bij Rotterdam; de VVD schaart zich achter de introductie van roetfilters voor diesels en is voor versnelde invoering va n verscherpte emissie eisen voor auto’s in Europees verband. Verder is recent een motie van de VVD in de Kamer aangenomen om een centrum van veiligheid en milieu in Den Helder te vestigen. Het was een VVD motie die vroeg om te onderzoeken of de overheid een handje kan helpen bij het aantrekken van venture capital voor kleine ondernemers, die willen investeren in de toepassing van milieutechnologie. Het Kabinet investeert honderden miljoenen in natuur- en waterbeheer, met steun van de VVD. Om maar eens wat voorbeelden te noemen. De VVD heeft oog voor milieu, maar verschilt gelukkig wel van anderen voor wie milieu ten koste van alles gaat. Maar aan werkeloos achter het raam zitten kijken naar een mooi stukje groen heeft niemand iets. Voor de VVD telt de afweging tussen milieu, economie en sociaal beleid. Met het vinden van dat evenwicht zijn wij steeds bezig. In essentie gaat het dan over duurzaamheid. Bolkestein schreef in 1993: ‘Nederland verdient een overheid die nuchter is en niet meer belooft dan haalbaar is, een overheid die berekenbaar en voorspelbaar is met heldere normstellingen en prioriteiten’. Zo is het wat mij betreft. Deze groen-realistische benadering – of groen- liberale benadering zo u wilt – is de lijn van de VVD. Prioriteiten moeten liggen waar de risico’s het grootst zijn. De milieu-euro kun je maar één keer uitgeven en het rendement daarvan moet zo hoog mogelijk zijn. Dat zijn voor ons de toetsstenen van een geloofwaardig milieubeleid. Maar die geloofwaardigheid staat wel onder druk. Om te beginnen ondermijnt de stortvloed aan complexe en niet-handhaafbare regels het draagvlak. De VVD fractie zal het Kabinet houden aan de beloftes die zijn gemaakt om de regelgeving en de lastendruk terug te dringen. Het instrumentarium moet worden vernieuwd. Milieukosten moeten in prijzen worden doorberekend. Onuitvoerbare en niet-handhaafbare regels moeten worden vervangen door een mix van marktconforme instrumenten, zoals emissiehandel en consumentenvoorlichting. En we moeten eens nadenken over welke moge lijkheden er nog zijn in het fiscale stelsel. Het gebruik van vergunning-, beroep- en bezwaarprocedures moet worden ingeperkt, want die houden milieu- investeringen in de markt tegen. Luchtkwaliteit is een voorbeeld van een waarschijnlijk niet- haalbare normstelling. Dat we er redelijkerwijs alles aan moeten doen om de problemen te verminderen en de normen zoveel mogelijk te benaderen, is duidelijk. Duizenden mensen per jaar overlijden vroegtijdig als gevolg van slechte luchtkwaliteit. Mogelijke maatregelen zijn het invoeren van roetfilters
25
voor diesels, het versneld vernieuwen van het wagenpark door bijvoorbeeld de export of sloop van oudere auto’s te stimuleren, en het introduceren van een infraheffing, waarbij niet het bezit maar het gebruik van de auto één van de grondslagen is voor de heffing. Naarmate je auto meer emitteert en je meer rijdt, betaal je meer, en omgekeerd. Het saldo van zo’n infraheffing moet voor de automobilisten als totaal uiteindelijk neutraal zijn. Verkeersmaatregelen moeten worden ge nomen waar dat kan en echt helpt. Voorbeelden zijn langzamer rijden bij de ‘hotspots’, zoals nu bij Rotterdam, of het introduceren van groene golven in de steden – continu remmen en optrekken veroorzaken extra emissies. En tenslotte moeten extra maatrege len worden getroffen in internationaal verband. Een deel van het probleem wordt veroorzaakt doordat de vervuiling ons land ‘binnenwaait’. Denk maar aan het Rurgebied en de scheepvaart. De emissie-eisen voor auto’s moeten worden verscherpt. Ook dat kan alleen in Europees verband. Nederland heeft geen eigen autoindustrie, noch voldoende marktaandeel om verscherping van de normen via de Europese markt af te dwingen Het kabinet moet een pakket maatregelen ontwerpen en zo snel mogelijk uitwerken. Ook provinciale en gemeentelijke bestuurders kunnen door slim beleid (verkeer, ruimtelijke ordening) hun steentje bijdragen. Als dat uiteindelijk allemaal niet genoeg is moet het Kabinet terug naar Brussel om uitstel te vragen van 2010 naar 2015. Nederland kan niet het enige land zijn dat problemen heeft. Grootstedelijke agglomeraties in het buitenland moeten tegen dezelfde problemen oplopen. Dat het behalen van de normen problematisch is, is niets nieuws. Maar alleen De VVD fractie trok, toen Minister Pronk uit Brussel terugkwam, hard aan de bel. Op voorstel van de VVD heeft de Kamer toen besloten de normen uit de Richtlijn niet, zoals gebruikelijk, in een uitvoeringsmaatregel (Algemene Maatregel van Bestuur) om te zetten, maar in een wet. Dat geeft de garantie van een fatsoenlijke parlementaire behandeling en de mogelijkheid tot tegenstemmen, mocht het Kabinet niet met een onderbouwd verhaal komen hoe die normen kunnen worden gehaald. Dit voorbeeld illustreert dat een gezonde dosis ambitie prima is, maar onhaalbare normstellingen funest zijn voor het draagvlak voor milieubeleid en demotiverend werken. Waarom zou je je inspannen als je weet dat je het toch niet haalt? Milieubeleid krijgt daardoor het aura van een lelijk eentje en verspilde moeite. Niets is minder waar. Maar effectief milieubeleid heeft wél successen nodig. Zo zijn, met uitzondering van CO2, sinds 1985 de emissies van de meest milieuverontreinigende stoffen zijn gedaald en de kwaliteit van lucht en water aanzienlijk is verbeterd. Maar dat hoor je nooit. En ook niet dat de ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk doorzet. Goed nieuws is immers geen nieuws. Dat betekent niet dat je problemen onder tafel moet poetsen. Nederland heeft de hoogste dichtheid van bevolking, industrie, vee en transport in Europa, het energieverbruik stijgt, de luchtkwaliteit verbetert te langzaam, de belasting van bodem, water en natuur met zuur/stikstof/fosfaat is wel de hoogste in Europa. Het zal dus nog een flinke operatie worden dat op een slimme manier op te lossen. Dat kan, maar het gaat natuurlijk niet vanzelf. Daarnaast dient zich een nieuwe generatie ‘ver van mijn bed’- milieuproblemen aan. Een voorbeeld is klimaatverandering. De gemeenschappelijke raad voor het regeringsbeleid schrijft dat die problematiek wordt gekenmerkt door complexiteit, wetenschappelijke
26
onzekerheid en het internationale karakter. Anders dan de traditionele milieuproblemen waar ik hiervoor op doelde, is het klimaatprobleem natuurlijk niet direct voor mensen in hun eigen omgeving zichtbaar en merkbaar en ook morgen niet. Omdat die ervaringsverhalen ontbreken is de problematiek moeilijker te begrijpen en te aanvaarden. Een rationele afweging op basis van kosten en baten is moeilijk en hoe we met dit probleem omgaan is dus niet primair een wetenschappelijk probleem, maar een politiek probleem. De vraag is: wil ik mijn kinderen straks kunnen uitleggen, dat we ondanks de aanwezige kennis niets hebben gedaan of omgekeerd, dat er miljarden zijn uitgegeven, terwijl het probleem achteraf blijkt mee te vallen? De kunst is slim beleid voeren en dat is alleen in internationaal verband mogelijk. Hooghangend fruit plukken tegen enorme kosten in Nederland heeft geen zin als er in China op grote schaal in hoog tempo vervuilende kolencentrales worden bijgebouwd. Alleen met een wereldwijd systeem van emissiehandel blijven de kosten beheersbaar, zo heeft ook een rapport van het Centraal Plan Bureau – dat overigens op verzoek van de VVD- fractie is uitgevoerd – uitgewezen. Maar wat te doen als die internationale afspraak niet van de grond komt? Gaan we dan achterover leunen en niets doen? Het antwoord is natuurlijk ontkennend, want het klimaatprobleem is eigenlijk in essentie het probleem van de fossiele brandstoffen. Vermindering van de afhankelijkheid en het gebruik daarvan is niet alleen vanwege het klimaat, maar ook om economische en strategische redenen, heel erg noodzakelijk. Het zou niet zo prettig zijn als wij bij meneer Poetin en de Iraanse ayatollahs op de knieën moeten of ze ons alsjeblieft gas willen leveren. Die maatregelen moeten dus sowieso genomen worden, klimaatbeleid of niet. Dat betekent dat we – ook als het klimaatprobleem achteraf blijkt mee te vallen – die dingen moeten doen waarvan we achteraf geen spijt krijgen. Effectief waterbeheer en kustverdediging is hoe dan ook noodzakelijk. Om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen is de omschakeling naar een duurzame energiehuishouding nodig. Energiebesparing biedt nog veel kansen die we nu nog laten liggen. Daarnaast moet kerne nergie openblijven als optie voor de toekomst. Zo hebben we er voor gepleit de afspraak om Borssele te sluiten te heroverwegen, want als we dat wel doen dan loopt de kennis en expertise uit Nederland weg en daar is niemand mee gediend. Van het Kabinet verwachten we dat het een samenhangende visie op tafel legt over hoe in 2030 en 2050 onze energievoorziening zeker te stellen en welke brandstoffen daarvoor aan te wenden. In dit kader is milieu niet alleen een bedreiging, maar het biedt ook kansen. Met name als meer ingezet wordt op technologie-ontwikkeling en R&D, in plaats van 15 miljard subsidiegeld uit te geven aan een onrendabel windpark op zee, dat ook nog eens weinig oplevert en waarvan de turbines gewoon in het buitenland van de plank gekocht worden. Alleen dan maken we kans technologieën in huis te hebben/krijgen, die ook in het buitenland te gelde gemaakt kunnen worden. Wat mij betreft gaan we dus de expertise in Nederland op dat vlak zowel bij bedrijven als bij wetenschappelijke instituten bundelen. Er is al een prachtig initiatief in het noorden van het land, Energy Valley. Daar zouden wij misschien nog wat van kunnen leren. (Politieke) marktkansen Bedrijven die aan milieubeleid doen, hebben gewoon een goede neus voor de markt, want met energiebesparing bespaar je ook kosten, dus kansen genoeg. Zo biedt milieu ook voor de VVD kansen. Veel VVD- leden en kiezers zijn lid van een natuur- of milieubeweging. Als de VVD straks de verkiezingen ingaat zonder goed milieuprogramma, dan zullen wij dat in de
27
uitslag terugvinden. Dat goede programma zal er ongetwijfeld komen. Ondertussen zal de Tweede-Kamerfractie blijven inzetten op een verantwoorde afweging tussen milieu, economie en sociaal beleid. Dan kunnen mensen niet alleen uitkijken op een mooi stukje groen, maar hebben ze ook middelen van bestaan om hun leven invulling te geven op een manier zoals zij dat wensen.
28
“Geen Cuba aan de Noordzee” Dit interview met Paul de Krom verscheen in Milieudefensie Magazine van april 2005. Geschreven door Marcel Ham. De VVD geeft wel degelijk om het milieu. Wie daar aan twijfelt, kan een scherpe repliek krijgen van kamerlid Paul de Krom. Zeker als de criticus ook nog van Milieudefensie komt. De Kroms credo: tel je successen en besteed het milieugeld effectiever. VVD-kamerlid en milieuwoordvoerder Paul de Krom schiet graag met scherp, stoort zich aan het ‘negativisme’ van de milieubeweging en heeft speciaal met Milieudefensie nog een appeltje te schillen. Alle ingrediënten dus voor een pittige confrontatie. Dat wordt het dan ook. Directe aanleiding voor een interview is een essay in het blad Terra van Stichting Natuur en Milieu, waarin De Krom Milieudefensie een club noemt die niet werkelijk geïnteresseerd is in de oplossing van milieuvraagstukken. Milieudefensie is er volgens De Krom alleen maar op uit om de burger via dwang te laten ‘consuminderen’. De “gesubsidieerde politieke campagne”, waarbij Milieudefensie bij de verkiezingen ruim twee jaar geleden de kiezers opriep nièt op CDA, VVD of LPF te stemmen is hij bepaald nog niet vergeten. De voormalige Shell- medewerker geagiteerd: “Een stem op ons zou ernstige schade toebrengen aan het milieu. Dan denk ik: wat heeft het nog voor zin om met Milieudefensie te praten? Dan is Stichting Natuur en Milieu veel effectiever. En dat argument dat die campagne uit eigen middelen betaald zou zijn, kóóp ik echt niet hoor. Dat is gewoon een boekhoudkundige truc, want Milieudefensie krijgt geld van VROM, en daarmee houd je je organisatie ook draaiende.” Meneer De Krom, bij Milieudefensie wordt uw beeld van een club die burgers met dwang wil laten consuminderen niet herkend. De actie van de jongerenclub JMA die u aanhaalt in uw essay wil mensen slechts verleiden duurzame producten te kopen. Paul de Krom: “Daar neem ik dan kennis van. Maar van Milieudefensie moeten we minder autorijden en minder vliegen. Milieudefensie wil niet wachten op technologische oplossingen. Dat past allemaal in mijn beeld van consuminderen.” Maar Milieudefensie wil toch niemand dwingen? Uw voorbeelden tonen dat ook niet aan. “Ik houd het staande. Regionale vliegvelden mogen niet van Milieudefensie, Schiphol moet aan banden. Feitelijk komt het erop neer dat je dan niet meer mag vliegen. Milieudefensie voert ook altijd acties tégen iets.” Milieudefensie voert actie vóór schoon voedsel en vóór snelheidsgrenzen van 80 kilometer. Ze zit zelfs in de Sociaal Economische Raad (SER). “Ik wil Milieudefensie ook niet in de prullenbak gooien. Maar het negativisme van ‘morgen vergaat de wereld’ stoort. Dat is ook niet effectief. Milieu krijgt het aura van lelijk eendje en verspilde moeite. Hameren op alles wat niet wordt bereikt ondermijnt je draagvlak, dat motiveert niet. Tel je successen.” Wat zijn de successen dan van de afgelopen drie jaren? “We hebben hier onlangs in de Kamer een hele serieuze discussie gehad over de klimaatverandering, ook dankzij de milieubeweging. De hele Kamer vindt nu dat er na 2012, als het Kyoto Protocol afloopt, iets moet gebeuren, al verschillen we van mening over hoe
29
precies. Ik vind het ook winst dat we nu nuchterder naar risico’s kijken, en ons bijvoorbeeld afvragen of de bodemsanering niet slimmer en dus met minder geld toekan. En dan kun je me wel ongelovig aan zitten kijken, maar dat geld zouden we dan kunnen gebruiken om de luchtkwaliteit verder te verbeteren.” Maar dat zijn toch geen concrete successen? “Het vertaalt zich niet morgen, dat ben ik met u eens. Maar concrete successen zijn er ook: met onze steun komen er roetfilters voor dieselauto’s, een 80 kilometerzone bij Rotterdam. We hebben een motie ingediend om een Centrum voor Veiligheid op Zee in Den Helder te vestigen. We willen verder laten onderzoeken of we kleine ondernemers kunnen helpen met milieutechnologie.” Dat klinkt een beetje mager. Een daadkrachtig verkeers- en klimaatbeleid hoeven we van u toch niet te verwachten? “Pardon! Dat is dus echt flauwekul! Hoe komt u daar nou bij? Wij zijn zelf met een infraheffing voor het autoverkeer gekomen. Volgens ons voorstel ga je meer betalen, naarmate je meer uitstoot. Dat is goed voor het milieu.” Maar wat opvalt is dat het kabinet miljarden uittrekt voor asfalt en in haar Nota Ruimte natuur en landschap ondergeschikt maakt aan de economische ontwikkeling en bedrijventerreinen. “Net alsof files zo goed zijn voor het milieu. Het kabinet trekt ook veel geld uit voor onderhoud van het spoor. En is met een plan gekomen om de luchtkwaliteit te verbeteren. In de Nota Ruimte wordt uitdrukkelijk ruimte gereserveerd voor natuur en landschap, daar zijn ook honderden miljoenen voor uitgetrokken. Maar ja, van Milieudefensie had dit kabinet er nu eenmaal nooit mogen komen.” U wilt niet dat Europa in de wereld voorop loopt met een ferm klimaatbeleid. “Inderdaad. Als de VS, China, India en Brazilië niet meedoen, dan is het niet effectief. Europa stoot in z’n eentje maar 14 procent van alle broeikasgassen uit. Alleen een wereldwijd klimaatbeleid kan de klimaatverandering indammen.” En als de Amerikanen niet meedoen, dan komt er met zo’n inzet geen klimaatverdrag en kunnen we alleen nog maar de dijken ophogen. Is dat niet heel onverantwoordelijk? “Dat is helemaal niet waar! Europa kan zonder wereldwijd akkoord bilateraal afspraken maken met de VS en China over innovatiestimulering en technologie-overdracht. Europa kan ook best in zijn eentje steeds strenger wordende normen aan de auto- industrie opleggen. Japanse en Amerikaans auto’s die hier op de markt komen moeten dan ook aan die normen voldoen. En inderdaad, je zal ook aan effectbestrijding moeten doen. Waterbeheer dus, en kustverdediging. Daarvoor heeft het kabinet voor na 2015 al 720 miljoen uitgetrokken.” Europa mag dus wel van u voorop lopen met verdergaande maatregelen. Waarom zou je dan niet ook aan de ambitie van een wereldwijd klimaatakkoord vasthouden? Nu doen de Amerikanen ook niet mee met de Kyoto-afspraken, maar dat kan veranderen. Je moet toch hoop houden op een mondiaal akkoord? Zuchtend: “Ik pleit juist voor een mondiale coalitie. Maar waar ik tegen ben is dat Europa met miljarden verslindende maatregelen hooghangend fruit plukt in de hoop dat de rest meedoet. Het risico van die strategie is te groot. Wat koop ik nou voor hoop? Kijk maar eens naar Kyoto, wat levert dat nu op voor het klimaat? Dat Rusland nu meedoet is alleen maar omdat ze werd toegelaten tot de WTO. Met als resultaat dat we daar nu allemaal hete lucht kopen, die geen enkele CO2-besparing oplevert. Dat is dus de prijs van Kyoto. Ik ben heel ambitieus
30
bij het klimaatbeleid, maar ik wil het wereldwijd.”Uw partijgenoot en oud- milieuminister Winsemius noemt het klimaatbeleid van het kabinet onzinnig: hij noemt het verkeersbeleid en de afspraken met bedrijven te mager, en vindt dat Nederland in Europa voorop moet lopen. Dat is snoeiharde kritiek. “Kritiek is goed, en inderdaad het jut mij wel op. Maar ik wil nog wel eens een boom met Winsemius opzetten. Want ik vind niet dat we te slap zijn. Nederland gaat zijn Kyotodoelstellingen met steun van de VVD gewoon halen. Maar we willen de energie-intensieve bedrijven toch niet naar China jagen? En als Nederland te veel voorop loopt in Europa, dan worden we door datzelfde Europa steeds weer keihard teruggefloten. Ik vind wel dat er een gebrek is aan ambitie bij het ontwikkelen van nieuwe technologieën. De minister van Economische Zaken kan bedrijven daar veel actiever bij ondersteunen.” U bent doordrongen van de risico’s van klimaatverandering, maar maakt ook publiciteit voor de opvattingen van sceptici, die vraagtekens zetten bij de menselijke invloed. Ondermijnt u daarmee niet het draagvlak voor beleid, juist in een tijd dat de aanwijzingen voor ingrijpende gevolgen zich opstapelen? “Mijn stelling is: wie alleen met gelovigen praat, krijgt jokers te zien. Als je op de website van Greenpeace kijkt zit je al snel in het doemscenario van de film The day after tomorrow. Daar heb ik niks aan, ik wil feiten. Als de klimaatwetenschap fouten maakt, en dat is soms het geval, dan ondergraaft dát het draagvlak.” De VVD staat op de rem bij duurzame energieopwekking. U keerde zich tegen het windmolenpark bij Egmond. “Dat is onjuist. Ik heb mij nooit tegen dat aanleg van dat windmolenpark uitgesproken, maar ik heb wel gezegd dat het niet kostenefficiënt is. Ik vind dat we windenergie op zee moeten uitproberen, maar niet op grote schaal.” Maar waar is uw plan? Hoeveel duurzame energie wilt u in 2030 hebben, hoeveel geld heeft u er voor over? “Beste meneer, nu heb ik u allemaal dingen genoemd die ik graag wil en die het kabinet al doet. Luistert u wel? Het kabinet komt nog met een nota over hoe we onze energievoorziening in 2030 veilig zullen stellen. Daarin moet een visie in staan met een goede mix van instrumenten. Zon zal erin zitten, vermoed ik, dat heeft in de toekomst veel potentie. Maar windenergie zal denk ik geen wezenlijke bijdrage leveren. En er moet in staan hoeveel kernenergie we inzetten. Dat kun je niet uitsluiten, dat zegt Winsemius trouwens ook. Als je zoals Milieudefensie en Greenpeace zegt dat die Europese centrales dichtmoeten, dan verkoop je lucht. Want in Europa wordt 35 procent van de energie opgewekt met kerncentrales, dus het is een volstrekt illusie dat je daar vanaf kan.” Hoe gaat u milieu de komende tijd hoger op de agenda proberen te krijgen? “Door ten eerste nog veel meer de successen te benoemen – dan kan milieu weer leuk worden! Ten tweede door te zorgen dat er meer met het beschikbare geld gebeurt. Ten derde door ervoor te zorgen dat het oerwoud aan regels verdwijnt. En tenslotte door het debat stevig aan te gaan. Wat dat betreft ben ik heel tevreden met dit interview,” Doet milieustaatssecretaris Van Geel het volgens u wel goed? “Ik vond het politiek killing dat hij liep te klagen dat er in het kabinet niet naar hem werd geluisterd. Calimero-gedrag, iedere personeelsmanager (De Krom oefende dat vak uit bij Shell, mh) weet dat niemand je dan meer serieus neemt.”
31
Volgens u is de VVD een milieulievende partij. Waarom denkt u dat het niet lukt dat beeld te verkopen? “Ik kan natuurlijk nooit over GroenLinks en meneer Samsom (PvdA-kamerlid en voormalig Greenpeacer, red.) heen. Ik ben namelijk niet voor een Cuba aan de Noordzee.” Dat is retoriek. “Dat is het ook, maar daar maak ik dan ook maar eens gebruik van. Ik bestrijd uit de grond van mijn hart dat de VVD nu minder om milieu geeft dan in de jaren tachtig, met milieuministers als Nijpels en Winsemius. En ik doe er ook alles aan om de VVD een milieugezicht te geven. Dat er in januari een hele partijraad aan gewijd werd is heel belangrijk. Maar we zullen natuurlijk nooit de lijn van Milieudefensie kunnen volgen. Ik roep Milieudefensie op om serieus met haar verantwoordelijkheden om te gaan. Dat doet ze niet altijd. Toen hier anderhalf jaar geleden een hoorzitting over Schiphol plaatsvond, schoof Milieudefensie ook aan. De volgende morgen bezet ze een bouwput op Schiphol. Dan voel ik me als volksvertegenwoordiger niet serieus genomen.” Dat is toch een democratische actiemethode? “Nou, neem me niet kwalijk, je veroorzaakt wel schade.” Het was een symbolische actie, heel voorzichtig. Er wordt voor gewaakt geen schade toe te brengen aan materialen. Vergelijk dat eens met een staking … “Ik ben voor actievoeren, maar je moet wel een goede balans vinden. En bij Milieudefensie is die nogal eens zoek. Milieudefensie is vaker deel van het probleem dan van de oplossing.”
32
Betrouwbare waakhond welkom bij VVD Dit artikel verscheen op 2 maart 2005 in 'Terra', het periodiek orgaan van de Stichting Natuur en Milieu. De natuur- en milieuorganisaties kunnen in twee kampen worden ingedeeld: de ‘Rekkelijken’ en de ‘Preciezen’. De laatsten domineren al jaren het publieke debat. Met compromisloze, pessimistische boodschappen en ‘tegen’ campagnes wordt het publiek murw gebeukt. Successen in het milieubeleid worden nauwelijks benoemd. Het resultaat is een versleten imago. De ‘Rekkelijken’ lijden daaronder. Maar juist voor hen liggen er kansen. Pot met goud De milieubeweging is van onschatbare waarde geweest om de aandacht van burgers, bedrijven en politiek op het milieu te vestigen. Nog steeds is de invloed groot. De mogelijkheden voor inspraak, bezwaar- en beroep zijn fors toegenomen. Informeel zitten ze overal aan de onderhandelingstafel. Maar intussen neemt het aantal donateurs af. De vraag is of dit structureel is of tijdelijk. Mijn antwoord is: structureel als de milieubeweging er niet in slaagt antwoorden te vinden op de gewijzigde omstandigheden van vandaag. Mensen zijn individueler ingesteld dan 30 jaar geleden. Zij laten zich niet zo makkelijk iets voorschrijven. De milieubeweging kon vroeger succes oogsten met harde campagnes op micro- niveau. Maar gebleken is dat de behoefte aan vakant ies niet zo maar zijn uit te bannen. Iedereen weet dat autorijden slecht is voor het milieu, maar niemand laat de auto staan. Informatie is eenvoudiger beschikbaar en toegankelijk, waarmee het monopolie op milieu- informatie door de milieubeweging is doorbroken. De grenzen van de paternalistische ‘regel-Staat’ zijn in zicht. Economische grenzen vervagen en daarmee ook de ruimte voor nationaal milieubeleid. Beslissingen worden genomen op macro-niveau. Als de milieubeweging deze realiteiten niet onder ogen zie t, holt zij de regenboog na zonder de pot met goud te vinden. De Preciezen Tegelijkertijd constateer ik dat ‘de’ milieubeweging niet bestaat. Grofweg onderscheid ik de Rekkelijken en de Preciezen. Tot de laatste categorie behoren actiegroepen zoals Greenpeace, Milieudefensie en de Waddenvereniging. Zij hebben gemeen meer de confrontatie te zoeken dan de dialoog. Symboliek wordt niet geschuwd, dogma’s belemmeren een oplossingsgerichte benadering. Een voorbeeld. ‘Wij zijn tegen gaswinning, punt uit. De NAM is de vijand en daar moeten we niet mee praten’, zegt A. Bos, lid van de Waddenvereniging en voorzitter van de Groen Links fractie in de Groningse Staten. ‘De discussie over bodemdaling is voor Greenpeace een gepasseerd station: we moeten elk risico uitsluiten, dus géén gaswinning’. Einde discussie wat Greenpeace betreft. Milieudefensie neemt een aparte plaats in. Een link via hun website voert naar de site MissKoop, waar valt te lezen dat ‘de voornaamste oorzaak van de achteruitgang van het milieu op aarde onze Westerse manier van consumeren is. Consumeren uit gewoonte, om populair te zijn, om net zoveel te hebben als je buurman, om je problemen te vergeten of om je geluk te vinden’. En dat mag niet. Milieudefensie is daarom niet echt geïnteresseerd om tot oplossingen voor milieu-vraagstukken te komen. Met een moreel-ethisch appel moeten overheid en publiek worden gedwongen tot ‘consuminderen’. Dat is de agenda. En als enige voerde Milieudefensie een felle politieke campagne tegen CDA en VVD in verkiezingstijd. Het vroegere stemadvies van de pastoor en de vakbond heeft plaatsgemaakt voor een door de overheid gesubsidieerde politieke campagne tegen zichzelf.
33
De Rekkelijken Daartegenover staan organisaties zoals het Wereld Natuur Fonds en de Stichting Natuur en Milieu. Op beider websites staat te lezen dat zij geloven in de kracht van overleg en samenwerking met andere partijen. Beide claimen door concrete acties en projecten bij te willen dragen aan alternatieven en oplossingen voor natuur- en milieuvraagstukken. De toon en inzet is fundamenteel anders dan die van de Preciezen. Liever de 80% oplossing dan helemaal geen. Maar daarmee openbaart het dilemma zich in volle hevigheid. In onze mediacratie scoren een oplossingsgerichte opstelling en aanschuiven bij overleg minder dan korte maar symbolische publieksacties met veel mediageweld. En dat gaat ten koste van het marktaandeel in de slag om de gunst van de ‘zwevende donateur’. Een betrouwbare waakhond De vraag is: welke stroming gaat het op termijn winnen? Daarover twijfel ik niet. De Rekkelijken hebben de toekomst. De complexiteit van samenleving en milieuvraagstukken verdraagt zich niet meer met eenvoudige antwoorden en korte termijn publieksacties. Pessimisme en angstcampagnes maken steeds minder indruk in de lawine van slecht nieuws die dagelijks vanuit de hele wereld over de mensen wordt uitgestort. Symbolen en dogma’s worden snel doorgeprikt door een publiek dat zich via vele kanalen goed informeert. Feitelijke onderbouwing van argumenten is meer dan ooit nodig om de geloofwaardigheid van de uitgedragen standpunten te garanderen. Van een waakhond verwachten mensen niet dat hij vals is, maar betrouwbaar en oprecht. De keerzijde van meer mogelijkheden tot inspraak, bezwaar en beroep is dat van (milieu-)orga nisaties zonder democratische legitimatie meer verantwoordelijk gedrag wordt verwacht dan voorheen. Werkelijke beïnvloeding van problemen vindt in toenemende mate plaats in macro-overleg in internationaal verband. Organisaties die daarop inspelen hebben de toekomst. Die zijn ook in mijn fractie van harte welkom, zoals SNM weet. En de politiek… Overheid, burgers en bedrijven hebben behoefte aan betrouwbare, onafhankelijke en kritische luizen in de pels die meedenken over het te voeren beleid. Dat vereist overigens ook politici en bedrijven die daarvoor open staan en de credits van succes publiekelijk met de ‘meedenkende milieuorganisatie’ delen. Anders loont het niet. SNM moet de ingeslagen weg vervolgen en niet, zoals Milieudefensie, een bolwerk worden van Groen Links activisme.
34
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen: de overheid als obstakel Dit artikel werd gepubliceerd in het blad Ondernemen!, nr 6/7 juli/augustus 2005. Het artikel is mede geschreven door Ferdi de Lange, oud-Landelijk Voorzitter van de JOVD en VVD-lid. Exorbitante salarissen voor falende managers zijn een doorn in het oog van veel mensen. Al snel klinkt de roep om overheidsmaatregelen. Maar de tijd van de maakbare samenleving ligt al lang achter ons. In de 21ste eeuw is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) geen zaak van de overheid, maar van burgers en bedrijven onderling. De overheid moet zich beperken tot het stellen van noodzakelijke randvoorwaarden waarin het maken van winst mogelijk is. Maar de overheid is daarentegen vaker deel van het probleem dan van de oplossing. Sinds de Brent Spar-affaire staat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) terecht hoog op de agenda van politiek en bedrijfsleven. Burgers hebben zich de laatste decennia, onder invloed van liberalisering, deregulering en informatisering, ontwikkeld tot spelers om rekening mee te houden. Georganiseerd in NGO’s of als individuele belanghebbenden keren zij zich tegen ongewenste ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven. Zij stellen eisen aan zaken zoals salariëring, milieuvervuiling en corporate governance. Veel mensen beseffen dat ‘stemmen met de voeten’ een effectief middel is tegen ongewenste praktijken. Een bedrijf dat wil voortbestaan kan niet anders dan luisteren naar de consument. De recente ophef rondom Nuon en Essent maakt duidelijk dat ervaren misstanden heel effectief kunnen worden bestreden door verontwaardigde burgers die via acties hun ongenoegen laten blijken. Als zij uiteindelijk met hun klandizie naar de concurrent verhuizen maakt dat meer indruk op bedrijven dan dreigen met schimmige regelgeving uit Den Haag. Immers, bedrijven worden dan in de essentie van hun bestaan getroffen: het maken van omzet en winst. Hoewel wet- en regelgeving niet meer zo heilig zijn als in de tijden van de maakbare samenleving, kost de omschakeling naar modern burgerschap de overheid nog steeds zichtbaar moeite. De eerste reflex, met name vanuit linkse (christen-democratische) hoek, blijft de roep om overheidsingrijpen. Liberalen daarentegen hebben vertrouwen in de burger en geloven in spontane ordening. Exorbitante bonussen voor falende managers, milieuvervuiling en onacceptabele arbeidsvoorwaarden worden door mensen niet meer geaccepteerd. Een bedrijf dat succesvol wil zijn, zal zich dan ook moeten aanpassen aan de wensen van de samenleving om zijn ‘licence to operate’ te behouden. MVO is daarmee geen leuk speeltje voor goedbedoelende politici of linksige activisten, maar een keihard bedrijfsbelang. Het mes snijdt zo aan twee kanten. MVO als basis voor een succesvolle marketingstrategie is zowel in het belang van de onderneming als de samenleving als geheel. De reikwijdte van MVO en de veranderende eisen vanuit de samenleving zorgen ervoor dat bedrijven altijd alert moeten zijn en snel inspelen op nieuwe ontwikkelingen. De rol van de financiële sector wordt in discussies over MVO stelselmatig onderbelicht. De financiële sector kan een driver for change zijn door meer nadruk te leggen op de sustainability fondsen. Als het voor de markt interessant is om te investeren in duurzame bedrijvigheid, zal MVO alsmaar interessanter worden voor de belegger om in te investeren. Een bedrijf dat succesvol wil zijn kan alleen maar de weg volgen van de belegger, consument en burger. De overheid past bescheidenheid. In plaats van met het vingertje te wijzen en te pretenderen dat anderen hun huiswerk beter moeten doen, kan de overheid zich beter concentreren op het
35
wegnemen van de toenemende ontevredenheid van burgers over haar eigen functioneren. Luister naar de litanie van klachten over langs elkaar heen werkende overheden, ongeïnteresseerde ambtenaren en eindeloze procedures die moeten worden gevolgd voordat je in dit land eindelijk eens iets kan doen. De arrogantie van het monopolie speelt de overheid parten. Stemmen met de voeten is niet mogelijk, dus laat de burger maar wachten. Kortom: het wordt tijd dat de overheid zelf maatschappelijk verantwoord gaat ondernemen en haar eigen functioneren radicaal verbetert. Wij wachten de daden van Minister Pechtold (‘andere overheid’) vol spanning af. Glossy MVO jaarverslagen van ministeries kunnen de werkelijkheid niet verbloemen. Daarnaast moet de overheid echt ondernemen en het maken van winst mogelijk maken. Dat is veel zinniger dan vage politieke discussies te voeren over MVO in het bedrijfsleven, terwijl datzelfde bedrijfsleven nota bene lengtes voorsprong op de overheid heeft. Zonder winst geen onderneming, zonder onderneming geen werk. De loden last van duizenden regeltjes die eigen verantwoordelijkheid en gezond verstand uitschakelen moet worden afgeworpen. Dit schept de mogelijkheid voor burger en bedrijfsleven om een evenwicht te vinden tussen vraag en aanbod. Een balans van vraag en aanbod die niet alleen de prijs van een product inhoudt, maar ook alle zaken die daarmee verband houden, van milieueisen tot de salariëring van CEO’s. De tijd van maakbaarheid en onbegrensd geloof in wet- en regelgeving is definitief voorbij. De overheid moet ophouden met de symboolpolitiek van goede bedoelingen en vertrouwen hebben in de samenleving waaruit zij zelf voortkomt.
36
VVD wil geen slot op openbare ruimte Dit artikel verscheen in het blad Provincie&Gemeente van augustus 2005. Voor het reces is in de Tweede Kamer de ‘Interimwet Stad en Milieubenadering’ aangenomen. Het doel van deze wet is om gemeenten de mogelijkheid te bieden af te wijken van milieunormen als de kwaliteit van de omgeving er per saldo op vooruit gaat. De VVD fractie heeft deze wet van harte gesteund. De wet maakt het mogelijk om op basis van gewoon gezond verstand lokaal maatwerk te leveren, om zo zuinig en doelmatig met ruimte om te gaan en de leefkwaliteit te vergroten. Het gaat immers om het vinden van een goede balans tussen milieu en ‘groen’, wonen, werken en recreëren. Gemeenten kunnen die afweging het beste maken, die zitten er met hun neus bovenop. Starre nationale wetgeving leidt vaak tot ‘one size fits all’ aanpak en kan lokaal maatwerk en creativiteit in de weg staan. De systematiek om alleen gemotiveerd van milieunormen af te wijken, gecombineerd met de eisen die aan het proces worden gesteld, waarborgen de zorgvuldigheid, en de samenhang tussen ruimtelijke ordening, milieu en economische ontwikkeling. Omdat het primair gaat om lokale afwegingen en het proces wordt geïntegreerd met bestemmingsplannen, ligt het voor de hand dat Gedeputeerde Staten goedkeuring verleent, en niet het Rijk. Tegenstanders van deze aanpak geven blijk van een structureel gebrek aan vertrouwen in het lokale bestuur. De provincie moet niet het werk van de gemeenten overdoen. Elkaar controlerende overheden en medebestuur hebben we al genoeg. Op initiatief van de VVD is daarom een amendement aangenomen waarbij is vastgelegd dat GS alleen marginaal toetsen. Dus: was het proces dat gemeente heeft gevolgd zorgvuldig? Is met alle betrokken belangen voldoende rekening gehouden? Tevens is op initiatief van de VVD vastgelegd dat voor wat betreft de goedkeuringstermijn door GS wordt aangesloten bij de termijnen voor goedkeuring van bestemmingsplannen uit de Wet Ruimtelijke Ordening. Dat maakt de zaak consistent. Die termijnen zijn wat mij betreft overigens nog steeds te lang. Het goede nieuws is dat die bij de herziening van de wet Ruimtelijke Ordening zullen worden ingekort. De wet heeft alleen betrekking op afwijkingen als het gaat om woningbouw en kleinschalige bedrijvigheid zoals horeca en winkels. De wet heeft geen betrekking op grootschalige bedrijvigheid. Maar daar speelt dezelfde problematiek, vooral als het gaat om geluidsbeperkingen. Uit de praktijk, o.a. uit de provincie Zuid-Holland, bereikten ons noodkreten dat bedrijfsterreinen op slot gingen, terwijl er nog voldoende fysieke ruimte was om uit te breiden. Volgens de regering zou goed zonebeheer voldoende zijn om dat probleem op te lossen, ‘en als het fout gaat zien we wel weer verder’. Onbegrijpelijk dat zo lichtvaardig op de noodkreten van verschillende gemeenten werd gereageerd. Daarom is op initiatief van de VVD een amendement aangenomen waarin de wet Stad en Milieubenadering ook van toepassing wordt verklaard op gezoneerde bedrijfsterreinen. Daarmee heeft het lokaal bestuur een instrument in handen gekregen om het slot van bedrijfsterreinen af te halen. Natuurlijk is dit niet meer dan knip en plakwerk. Waar we naartoe moeten is dat de milieuwetten zelf moeten worden aangepast. De VVD wil een situatie waarin (indien verantwoord) de milieunormen zelf regionaal gedifferentieerd zijn of de mogelijkheid te differentiëren is opgenomen. Daardoor verdwijnt de situatie dat voor een bepaald gebied een milieunorm geldt die eigenlijk te scherp is, waardoor vervolgens via deze Interimwet ontheffing moet worden aangevraagd. Maar voorlopig is deze wet winst en een belangrijke stap in de goede richting.
37
De ezel die zich (geen) twee keer stoot Dit artikel verscheen in het blad Provincie&Gemeente, augustus 2006. De Europese Milieuraad bediscussieerde het verder aanscherpen van de luchtkwaliteitsnormen. Zonder dat er garanties zijn dat de huidige problemen worden opgelost. Staatssecretaris Van Geel moet niet de fout van voorganger Pronk herhalen door hier mee in te stemmen. PvdA Minister Pronk stemde zeven jaar geleden in met een richtlijn die strikte eisen stelt aan de luchtkwaliteit. De uitvoerbaarheid was volstrekt onduidelijk. Pronk zelf voelde ook nattigheid. Hij tekende aan dat aanscherping door Brussel van emissie-eisen aan industrie en auto’s (bronbeleid) noodzakelijk was. Anders zou Nederland de normen niet halen. Ook werd besloten de normen in 2003 te evalueren. Beide afspraken kwam Brussel niet na. Resultaat: op een groot aantal plekken haalt Nederland de norm niet. De Raad van State blokkeert tot op de dag van vandaag veel bouwprojecten. Als Nederland zijn huiswerk nu maar netjes doet, zo werd de Kamer voorgehouden, dan zou de kans op het verkrijgen van uitstel om de normen te halen flink worden vergroot. Dus legde het Kabinet een in Europa ongeëvenaard pakket maatregelen van negenhonderd miljoen op tafel om de problemen aan te pakken. Resultaat: geen uitstel. Integendeel: Brussel frustreert oplossingen door de invoering van roetfilters op nieuwe die selauto’s in Nederland te verbieden. Ondanks de Brusselse nalatigheid dreigen Europese politici en bureaucraten de normen nog verder aan te draaien. Dat dezelfde politici zich in hun thuisland niets van de normen aantrekken, hun kop in het zand steken, ha rmonisatie van meetmethoden, en verscherping van het bronbeleid tegenhouden ter bescherming van hun eigen (auto)industrie, weerhoudt niemand ervan om van Nederland te eisen in te stemmen met verdere aanscherping. Alleen dan krijgen we de mogelijkheid van uitstel en verscherpt bronbeleid. De ruil is dus: verscherpte normering tegenover twee boterzachte toezeggingen waar we sowieso al jaren op wachten. ‘Onderhandelingstactiek’, heet dit in jargon. ‘Chantage’ is beter op zijn plaats. Want let op wat er gebeurt als dit pakket wordt aangenomen. Naast verscherping van de huidige wordt een nieuwe norm geïntroduceerd, waarvan de wetenschappelijke basis flinterdun, het effect onduidelijk en de uitvoerbaarheid (opnieuw) onzeker is. De mogelijkheid van uitstel wordt geïntroduceerd, maar of Nederland ervoor in aanmerking komt is nog maar zeer de vraag. Kortom: de enige harde garantie is dat Nederland wordt opgescheept met nieuwe normen. Terwijl we de garanties die we nodig hebben om de huidige problemen op te lossen, juist niet krijgen. Tel uit je winst! Ondanks herhaalde oproepen vanuit de Kamer – zelfs aan de Minister President – om de problematiek in Brussel op te lossen heeft het Kabinet tot op heden geen deuk in een pakje boter geschoten. Staatssecretaris Van Geel overwoog zelfs met het pakket in te stemmen. Op mijn vraag of dat garandeert dat de Tweede Maasvlakte dan kan worden aangelegd of het slot gaat van wegenaanleg en woningbouwprojecten komt geen antwoord. Logisch, want met of zonder pakket, de onzekerheid blijft. Van Geel vreest dat als hij in de Milieuraad tegenstemt, hij de Kop van Jut van Europa wordt. Wat mij betreft een geuzennaam. Zijn collega’s in andere landen hebben dezelfde problemen maar komen er niet voor uit. Zij hopen stiekum dat Nederland de kolen uit het vuur haalt. Overigens: een tegenstem van Nederland garandeert niets. Er is immers geen vetorecht. Maar wij hoeven dan tenminste niet aan de mensen in
38
Nederland uit te leggen dat wij hebben meegewerkt aan het failliet van het Europese milieubeleid. Want milieubeleid zonder draagvlak, zonder rekening te houden met specifieke regionale omstandigheden en zonder dat de uitvoerbaarheid zeker is gesteld, leidt tot frustratie. De les en het lot van de Europese Grondwet lijkt alweer te zijn vergeten. Brussel gaat gewoon door met zijn ongeremde regeldrift. Intussen ligt er – zes jaar na dato – nog een wet bij de Kamer die de huidige Brusselse normen wettelijk verankerd. VROM heeft die wet jarenlang geprobeerd tegen te houden. Volle parlementaire behandeling zou de gemaakte fouten meedogenloos aan het licht brengen. Dat is dan ook precies wat er gebeurt. De wet probeert juridische oplossingen te vinden voor een probleem dat VROM eerst zelf heeft veroorzaakt. Het is ingewikkeld, bureaucratisch en gelet op de kritiek van de Raad van State is de vraag of de geboden oplossingen in de praktijk juridisch standhouden. Met vermindering van de luchtvervuiling heeft het allemaal weinig te maken. En zo dreigt het bestuur verder te juridiseren. Effectief Europees milieubeleid is noodzakelijk. Wat luchtkwaliteit betreft betekent dat drie oplossingen: bronbeleid, bronbeleid en bronbeleid. Maar het web waarin we nu verstrikt zijn geraakt is een voorbeeld van hoe het niet moet. De VVD dwong Staatssecretaris Van Geel tot een harde opstelling in Brussel. Eindelijk lijkt dat zijn vruchten af te werpen. Het siert Van Geel dat hij onlangs het lef heeft gehad in Brussel een hard en duidelijk signaal af te geven dat het zo niet gaat. Hij sprak van een ‘hypocriete ballentent’. Pronk had dat jaren geleden al moeten doen. Van Geel moet zijn verzet volhouden. Hij moet Nederland behoeden zich voor de tweede keer aan dezelfde steen te stoten.
39
De handel in schone lucht Dit artikel verscheen in het blad Politiek!, Het tijdschrift van de VVD in december 2004. De lucht boven de stedelijke gebieden van Nederland blijkt tot de meest vervuilde van de wereld te behoren. Vooral boven de Randstad is de vervuiling groot, de concentratie van stikstofdioxide (NO2) is daar de hoogste van Europa. Verhoogde aanwezigheid van NO2 in de lucht vormt een groot gezondheidsrisico: per jaar overlijden ruim 5.000 mensen vroegtijdig in Nederland ten gevolge van deze luchtvervuiling. Tweede-Kamerleden Boris van der Ham (D66) en Paul de Krom (VVD), beiden met milieu in hun portefeuille, gaan het gesprek aan over schone lucht. “Het is niet zo verwonderlijk dat in die verstedelijkte gebieden de luchtvervuiling zo groot is. We weten dat eigenlijk al lang in Nederland en als we een milieuprobleem hebben, is dit nummer één”, opent Van der Ham. “Aan een teveel van NO2 gaan namelijk mensen dood. Langs wegen waar veel woningen staan, is bewezen dat mensen die daar wonen een paar jaar minder oud worden. Je kunt dan wel zeggen: uiteindelijk lost de techniek dat wel op, omdat we dan bijvoorbeeld op waterstofauto’s rijden, maar dat duurt te lang. Dit is het meest asociale milieuprobleem dat we hebben.” “Lokale luchtkwaliteit is inderdaad het grootste lokale milieuprobleem op dit moment”, vindt ook De Krom. “Het gaat overigens niet alleen om stikstofdioxide, ook om PM 10 (fijn stof, dat afkomstig is van onder meer de uitstoot van verkeer - red). Deze emissies komen niet alleen uit verkeer, industrie en scheepvaart, maar ook vervuilde lucht die uit het buitenland overwaait. Het is dus erg moeilijk dit probleem alleen maar nationaal op te lossen.” Kilometerheffing “Als het over dit soort stoffen gaat, zijn er zeer strenge Europese richtlijnen, waaraan we met veel moeite of wellicht zelfs niet kunnen voldoen”, vertelt De Krom. “We hebben dus een probleem, het is twijfelachtig of we die norm halen in 2010. Er is een verzoek voor vijf jaar uitstel ingediend, maar dat is niet gehonoreerd en er is berekend dat het miljarden euro’s kost om de norm in 2010 te halen. Waar dat geld vandaan moet komen is onduidelijk. Als het kabinet niet met een plan komt, waaruit blijkt dat het haalbaar, uitvoerbaar en betaalbaar is, dan stemmen wij tegen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het probleem blijft liggen. Niet alleen in Nederland, ook in de andere EU- landen, die net zo min aan die norm kunnen voldoen. We moeten het dus in Brussel gaan bespreken. Ondertussen moeten we natuurlijk het één doen en het ander niet laten. Het is gebleken in Rotterdam/Overschie - waar de snelheid is teruggebracht naar 80 kilometer per uur - dat de uitstoot significant is verminderd.” Een ander instrument dat De Krom aanhaalt, is de kilometerheffing. “Op die manier betaal je niet voor het bezit van de auto, maar voor het gebruik ervan.” Van der Ham haakt aan: “Ik ben blij dat de VVD inmiddels overstag is op dat punt, om meerdere redenen. Voor wat betreft het milieu: kilometerheffing is een goed instrument om auto’s te belasten op milieuonvriendelijkheid. Er zijn namelijk nog al wat verschillen tussen auto’s. Kilometerheffing geeft een prikkel om een schonere auto te rijden, want je ziet dat we, juist door onze toenemende rijkdom, weer ‘vuilere’ auto’s rijden.” Waterstof Beide heren vinden eveneens dat er beter Europees beleid moet komen. “Binnen Europa moet gekeken worden wat je tegen de problematiek van de verstedelijkte gebieden kunt doen”, meent Van der Ham. “Wat kunnen we met spoed doen om deze ‘hotspots’ in Europa aan te pakken? Ga maar om de tafel zitten.” De Krom: “De oplossing moet inderdaad voor een deel
40
uit Europa komen, vanwege de grensoverschrijdende effecten. De auto- industrie is natuurlijk ook een deels Europese aangelegenheid en als je wat aan die emissie-eisen wilt doen, moet dat in Europees verband.Het is ook veel beter om het probleem bij de bron – dus de emissies zelf - aan te pakken dan om de gevolgen ervan te bestrijden, bijvoorbeeld door hele dure maatregelen te nemen in de sfeer van de ruimtelijk ordening. Schonere en efficiëntere motoren dus” “Ik vind de auto-industrie en de EU hierin weinig sturend”, valt Van der Ham in. “Als je ziet hoeveel geld Amerika stopt in de ontwikkeling van waterstof-auto’s, terwijl er in Europa maar eindeloos over vergaderd wordt. Tegelijkertijd liggen er miljarden klaar vanuit de Lissabongelden (geld bedoeld om van Europa een kennisregio te maken - red.), die daarvoor aangewend kunnen worden. We halen dus niet datgene uit de Europese samenwerking dat er in zit. Zeker op dit punt is leiderschap gewenst. Niet alleen maar vanwege het milieu, ook omdat we er simpelweg veel geld mee kunnen verdienen.” De Krom is het met Van der Ham eens. “Hierbij maak ik wel de kanttekening dat er ook nadelen kleven aan waterstof. Het is niet iets dat je uit de grond haalt, het moet geproduceerd worden en daar heb je veel energie voor nodig. Bovendien zijn er veiligheidsbezwaren en moet de infrastructuur worden aangepast. Het duurt dus nog jaren voor we zover zijn. Waterstof is toekomstmuziek en of het gaat gebeuren weten we nog niet. Waar we nu over na moeten denken, is welke maatregelen we nemen om het probleem op korte termijn aan te pakken. Bijvoorbeeld door het zuiniger maken van auto’s.” Handelen Naast het verkeer, is de industrie een grote factor als het gaat om luchtvervuiling. Emissiehandel is volgens beide heren een prima instrument om broeikasgassen terug te dringen. “Overigens: als we het hebben over broeikasgassen moeten we wel een onderscheid maken”, legt De Krom uit. “Broeikasgassen, waaronderCO2, zijn niet direct schadelijk voor de gezondheid maar spelen wel een rol bij het klimaatprobleem. De emissiehandel voor CO2gaat per 1 januari van start, voor NOx ligt nu een wetsvoorstel op tafel.Ik vind emissiehandel bij uitstek een liberaal, marktconform instrument. Het zal heel spannend zijn om te zien hoe dat per 1 januari gaat, want zoiets is eigenlijk nog nooit gedaan. Simpel uitgelegd: als bedrijf krijg je een emissieplafond toegewezen, een percentage dat je maximaal aan uitstoot mag hebben. Datgene dat je minder uitstoot, kun je verkopen aan bedrijven die te weinig hebben. Daarnaast heb je natuurlijk ook het nationale plafond.” Boris van der Ham onderschrijft de woorden van Paul de Krom: “Je moet er voor zorgen dat duurzaamheid een autonome ontwikkeling is, die niet alleen via overheid en subsidies is geregeld. Het moet een soort survival of the fittest worden: wie is het groenst? Hier komen de markt en het ideaal samen.” Het is echter niet simpel te implementeren volgens De Krom: “Het betekent dat je een systeem moet hebben om te meten, om toe te wijzen en om te verifieren. Het systeem is potentieel zeer fraudegevoelig. Daarnaast moet je een marktplaats hebben, om die emissies te kunnen verhandelen. Wat emissiehandel zo uitermate geschikt maakt, is dat het een prikkel geeft om die emissies omlaag te brengen, want wat je overhoudt kun je verkopen. Het is dus geld waard, bedrijven kunnen hiermee omzet genereren.” Vooroplopen Het Kyoto-verdrag kent een zelfde systeem. Rusland heeft onlangs toegezegd zich te committeren aan het verdrag, maar nog veel andere, grote naties niet. “Kyoto is wat mij betreft een eerste, geringe stap”, reageert Boris van der Ham. “Het effect van Kyoto is helaas
41
beperkt en er is, terecht, veel discussie over post-Kyoto (de periode vanaf het volgende decennium - red.). Bovendien doet een groot aantal landen in Zuid-Oost Azië en ZuidAmerika niet mee. Ook de ontwikkelingslanden zijn er niet bij betrokken en de grote vraag is: hoe krijgen wij die landen zover dat ze meedoen? Het is ook een morele kwestie, deze landen proberen zich uit de armoede te werken en dan komen wij aan met allerlei klimaatverdragen. Dat is een heel lastige kwestie, maar ik denk dat het niet anders kan.” De Krom: “Daar ben ik het mee eens, maar ik vind niet dat Nederland de morele plicht heeft het goede voorbeeld te geven en vooruit moet lopen. Waar het wel om gaat is: óf we doen meer óf we stoppen. Het gaat om veel geld, om grote belangen en het is een afweging van kosten en baten. Ik denk dat we meer moeten doen, maar dat kan alleen maar in internationaal verband, waarbij ook de ontwikkelingslanden meedoen. Waarom zou je klimaatdoelstellingen en ontwikkelingsdoelstellingen niet koppelen, door je ene Euro in projecten in die landen te investeren die zowel goed zijn voor het klimaat als voor natuurbehoud en stimulering van de lokale economie? Van der Ham kan zich daar wel in vinden, mits het niet ten koste gaat van ontwikkelingshulp. “Wat niet kan, is bezuinigen op ontwikkelingshulp. Het moet én, én zijn. Als het gaat om het vooruitlopen waar Paul het over heeft: dat gaat niet uit van blind idealisme. Er is op dat terrein namelijk winst te halen, zoals bijvoorbeeld met de waterstof-auto. Wat je nu ziet is dat, niet alleen bij de EU, maar bij al die grote organisaties, iedereen elkaar maar aan zit te kijken en er niets gebeurd. Ik ben er een groot voorstander van dat we, met landen die er hetzelfde over denken, uit het peloton proberen te komen. Door partijen als de VVD en het CDA zit Nederland gevangen in het idee dat we nooit meer voor de troepen uit mogen lopen. Terwijl dat nu juist de kern van ondernemerschap is. Goed milieubeleid heeft golfopwekkers nodig, vrije mannen met lef.” De Krom is een iets andere mening toegedaan. “Ik vind het allemaal prachtig, maar het moet wel betaalbaar, uitvoerbaar en haalbaar zijn. Anders krijg je achteraf frustraties, als blijkt dat de doelstellingen niet gehaald worden.”
42
Met morele druk komt van Geel nergens Dit artikel verscheen op 7 oktober 2004 in het dagblad Trouw. Staatssecretaris Van Geel kondigde aan niet langer te streven naar een wereldwijde afspraak om het klimaatprobleem na 2012 te lijf te gaan5 . Europa moet zelf maatregelen nemen en daarmee andere landen moreel onder druk zetten om mee te doen. Ook Van der Ham (D’66) bepleit die kopgroepgedachte in deze krant (24 september jl.). De VVD vindt dat naïef. China en de Verenigde Staten volgen het voorbeeld van Europa niet. Als Rusland Kyoto ratificeert is dat met de rekenmachine in de ene en het lidmaatschap van de WTO in de andere hand. Met morele druk vanuit Europa heeft dat niets te maken. Het Kabinet streeft naar een klimaatdoelstelling van -30% in 2020. Het Centraal Plan Bureau heeft op verzoek van de VVD de macro-economische effecten in kaart gebracht. Onlangs is bovendien door onderzoeksbureau CE een rapport aan de Tweede Kamer aangeboden met een overzicht van de stand van zaken op het gebied van het klimaatbeleid. Beide rapporten maken duidelijk dat het onzin is als de EU in zijn eentje een reductiedoelstelling van -30% nastreeft. Het overgrote deel van de emissies heeft buiten Europa plaats. Dat betekent dat alléén een wereldwijde aanpak helpt om het probleem effectief te lijf te gaan. Het plukken van laaghangend fruit in Nederland is al gebeurd. Alleen verdergaan tegen enorme kosten en geringe baten is geen optie. De grote winst van het CE rapport is dat het de wetenschappelijke zekerheden en onzekerheden in kaart brengt. De centrale vraag is: kan ik mijn kinderen straks uitleggen dat we, ondanks onze kennis over de risico’s, tóch niets hebben gedaan? Of omgekeerd: dat we bergen geld hebben gestoken om iets te voorkomen dat later blijkt mee te vallen? Daarmee is het klimaatvraagstuk terug waar het hoort. De politiek en niet de wetenschap moet antwoord geven op de vraag hoe we met die onzekerheden en risico's omgaan. De VVD vindt dat het risico van niets doen groot is. Nú maatregelen nemen is goedkoper dan later de mogelijke gevolgen van klimaatverandering tegen te gaan. Daarom heeft de VVD het Kyoto Verdrag gesteund en is de VVD voorstander van het voeren van klimaatbeleid ná 2012. Maar dan moet wel iedereen meedoen. Ontwikkelingslanden doen dat niet omdat ze zeggen: ‘jullie hebben het probleem veroorzaakt, dus lossen jullie het ook maar op’. Daar is veel voor te zeggen. Van rijke geïndustrialiseerde landen mag meer worden verwacht dan van arme landen. Maar als in Europa miljarden worden geïnvesteerd terwijl elders kolencentrales aan de lopende band worden bijgebouwd, wat schieten we daar dan mee op? Als arme landen niet meedoen worden voor rijke landen de mogelijkheden beperkt om goedkoop broeikasgassen te reduceren die meetellen voor het behalen van nationale doelstellingen (CO2 credits). Maar erger is dat arme landen investeringen mislopen omdat de opbrengst niet meetelt voor de reductiedoelstellingen van de rijke landen. Hoe verstandig is het dan om op voorhand de deelname van arme landen uit te sluiten? Sterker, als klimaatbeleid wordt gekoppeld aan ontwikkelingssamenwerking slaan we meerdere vliegen in één klap. Natuurontwikkelingsprojecten kunnen worden gekoppeld aan de ontwikkeling van een duurzame lokale economie, terwijl donorlanden er CO2 credits voor terugkrijgen. Win- win voor iedereen dus. Mocht een wereldwijde klimaatcoalitie niet van de grond komen dan moeten we maatregelen nemen waarvan we later in ieder geval geen spijt krijgen (‘no-regret beleid’). De 5
Algemeen Dagblad, 21 september 2004
43
omschakeling naar duurzame energie is nodig om onze afhankelijkheid van olie en gas te verminderen, en goed voor het milieu. De uitstoot van het verkeer moet worden beperkt óók omdat dat gezondheidsschade voor mensen in Nederland oplevert. Als we doorgaan met klimaatbeleid ná 2012 is de inzet helder. Prioriteit is om het huidige Kyoto verdrag in werking te laten treden. Rusland lijkt daartoe gelukkig over te gaan. Het pleidooi om in Europa eenzijdig kostbare maatregelen te nemen en dan maar hopen dat andere andere landen meedoen is naïef en risicovol. Alleen een wereldwijd systeem van emissiehandel zonder beperkingen verzekert dat de milieu- Euro wordt ingezet waar het rendement het hoogst is. Als internationaal klimaatbeleid niet van de grond komt moet Nederland ‘no regret’maatregelen nemen. Klimaat- en ontwikkelingssamenwerkings beleid moet worden gekoppeld. In plaats van het hoofd in de schoot te leggen zouden van Geel en Van Ardenne die handschoen moeten oppakken. Het is te vroeg om de witte vlag te hijsen en een wereldwijde coalitie bij voorbaat uit te sluiten. Zo’n scenario kent alleen maar verliezers en daar is niemand bij gebaat.
44
Wie kaart met gelovigen, krijgt jokers te zien Een verkorte versie van dit artikel verscheen op 9 februari 2005 in het Financieel Dagblad. Vorige week is een discussie losgebarsten over de ‘hockeystick- grafiek van Mann’. Twee ‘outsiders’, McIntyre en McKitrick (MM) plaatsen daar een bom onder. Als zij gelijk hebben is dat ernstig. Niet omdat daarmee het hele klimaatbeleid op losse schroeven staat. Wel omdat de klimaatwetenschappers hebben verzaakt om de gegevens en methodiek van Mann goed te controleren. Zij moeten ervoor zorgen dat hun wetenschappelijke methoden kloppen. Gebeurt dat niet, dan vervalt het onderscheid tussen klimaatwetenschap en klimaatkerk. Het zal nog wel even duren voordat het stof van de ‘hockeystick’ discussie is neergedwarreld. Maar duidelijk is dat de conclusies van Mann te makkelijk zijn overgenomen. De klimaatwetenschappers hebben verzaakt om de analyse en methodieken van Mann goed te controleren. Het is gênant dat fundamentele kritiek op één van de pijlers van het klimaatbeleid afkomstig is van niet-klimatologen. Opmerkelijk is verder dat het gezaghebbende tijdschrift ‘Nature’ een artikel van MM weigerde te plaatsen omdat het ‘te technisch’ van aard zou zijn! Terwijl een artikel van Mann eerder wel werd geplaatst. De klimaatdiscussie lijdt onder politieke correctheid. Andersdenkenden worden verketterd, weggezet als Don Quichotes of irrelevant verklaard. Er is immers een heersende wetenschappelijke consensus’. Het ideale argument om verdere discussie te blokkeren. De katholieke kerk deed dat al met Galileo Galilei. Het gebeurde met Björn Lomborg, auteur van ‘The Sceptical Environmentalist’. Maar het gebeurt ook hier. Frans van Rooijen van Delfts ingenieursbureau CE zegt over de critici van de klimaatwetenschap: ‘Een kleine groep is nog wel bezig met nieuwe argumenten. In elke wetenschap lopen natuurlijk sceptici rond, maar in de klimaatdiscussie krijgen ze overmatige aandacht en spelen ze graag de Calimero." Waarmee critici vakkundig en op de man – ook moreel - worden afgeserveerd. Ze zijn klein, zielig en lijden aan een complex. Hun kritiek past niet binnen de opvattingen van de gevestigde wetenschap. Hen moet de mond worden gesnoerd. Waarom zien we hetzelfde mechanisme door de eeuwen heen steeds terug? Het antwoord is te vinden bij Thomas Kuhn. In zijn ‘Structure of Scientific Revolutions’ (1962) betoogt hij dat de meeste wetenschappers hun hele leven wijden aan het bevestigen van het heersende paradigma (‘algemeen geaccepteerde waarheid’). Zij beschouwen zichzelf als de ware wetenschappers. Om de stroom onderzoeksgelden gaande te houden hebben zij bovendien belang bij het instand houden en uitbouwen van het heersende paradigma. Outsiders die het lef hebben het paradigma aan te vallen, kunnen rekenen op forse tegenstand en dichte deuren. De gevestigde orde laat zich niet zomaar opzij drukken! Hetzelfde doet zich voor bij wetenschappelijke bladen als Nature. Voordat een artikel wordt geplaatst wordt het onderworpen aan een peer-review, een club van wetenschappers die zelf ook veel hebben gepubliceerd. De kans is groot dat het merendeel het heersende paradigma aanhangt, waarmee de kans dat een afwijkend artikel wordt geplaatst klein is. Halen MM met hun kritiek nu het hele klimaatbeleid omver? Nee, en dat beweren ze zelf ook niet. Er zijn genoeg andere onderzoeken die aantonen dat we de problematiek heel serieus moeten nemen. Wel blijkt dat a) de klimaatwetenschap lijdt aan een gebrek aan zelfkritiek, b) aan de wetenschappelijke methoden wel wat te verbeteren valt, en c) de discussie over de wetenschappelijke onderbouwing van het klimaatprobleem nog geen gelopen race is.
45
Politici hebben de hulp van de wetenschap hard nodig. Maar aan wetenschappers die eenzijdig heersende paradigma’s aanhangen hebben we niets. Wetenschappelijke zekerheid kunnen wij als politici niet vragen. Maar wel een wetenschap die objectief, kritisch en onbevooroordeeld argumenten aandraagt op basis van voortschrijdend inzicht. Politici moeten daar alert op zijn. Want wie kaart met gelovigen, krijgt jokers te zien.
46
“Rapport input in Europese post-Kyoto discussie” Dit interview met Paul de Krom verscheen in Change Magazine nr. 66 en is geschreven door Baud Schoenmaeckers. “Het klimaat schrijdt voort, evenals de wetenschap daaromtrent. Wij wilden weten wat de stand van zaken was, zeven jaar na de Commissie Middelkoop. Ook wilden we informatie om de gesprekken in te kunnen gaan over Post-Kyoto in Europa. De informatie uit het rapport is input voor het debat dat we gaan houden met de regering”, aldus VVD Tweede Kamerlid Paul de Krom. “Een erg goed en helder rapport, overigens”. De Krom heeft samen met CDA collega Liesbeth Spies in het voorjaar aan het RIVM en CPB gevraagd de 30% doelstelling door te rekenen. De Krom: “Van Geel wil 30% reductie in de uitstoot van broeikasgassen in 2020 t.o.v. 1990 in Europees verband. Wij wilden weten of dit haalbaar was voor Nederland, wat dit betekent, wat het kost. Want zo’n uitspraak doen zonder macro-economische verkenningen te hebben gedaan…….!”. Het CPB/RIVM rapport kregen de politici uitgereikt tijdens de Themadag Klimaat op 30 juni jongstleden in Maarssen. De conclusies uit dit rapport worden volgens De Krom bevestigd in de CE studie. “Klimaatbeleid kan, maar heeft alleen zin in mondiaal verband, met een wereldwijd systeem van emissiehandel, alleen als de ontwikkelingslanden meedoen. Anders is klimaatbeleid niet betaalbaar, noch effectief. Bovendien mag de 30% doelstelling best je inzet zijn, maar niet heilig, geen dogma. Als een andere coalitie mogelijk is zonder 30%,. is dat beter dan met een klein groepje blijven zitten met die 30%”. De Krom vindt dat ontwikkelingslanden mee moeten doen. “Wij moeten harder ons best doen, zeker. Maar als we het hooghangende fruit hier alleen nog te pakken krijgen tegen schreeuwend hoge kosten terwijl in Indonesië of China de energie wordt opgewekt met vervuilende kolencentrales, dan moeten we daar wat aan doen. Dan kunnen we dubbel voordeel halen met CDM projecten; wij CO2 credits, zij de mogelijkheid om schonere energie te produceren”. Klimaat is energieprobleem Dat de VS niet meedoen aan het Kyoto protocol is lastig, “maar is voor mij een signaal dat het doel ook anders moet worden bereikt. Meer bilateraaltjes. En ook met de individuele staten binnen de VS. Klimaat is een energie en dus ook een veiligheidsprobleem – en als ’s werelds grootste energieconsument is dat een item dat aanspreekt”. Hij erkent de problemen binnen de wetenschap van onzekerheden, “maar het gaat er uiteindelijk om of ik het mijn kinderen en kleinkinderen straks kan uitleggen dat ik heb besloten niets te doen vanwege die onzekerheden. Of dat ik miljarden heb uitgegeven aan maatregelen waarvan ik niet zeker ben of ze nodig waren geweest, gezien de kennis die we hebben. Het rapport is hier ook heel helder in. Waar ik in word bevestigd is dat je vooral die maatregelen moet nemen die je ook om andere redenen moet nemen. Duurzame energie moet een veel grotere nadruk krijgen om onafhankelijker te kunnen worden van fossiele brandstoffen. Dijken moeten omhoog. Niet alleen omdat de zeespiegel stijgt, ook omdat ons land zakt”! Politiek aan zet In november heeft de Tweede Kamer hoorzittingen gehouden. “Nuttig. Belangrijk is de discussie geweest over adaptatie en mitigatie. De scheidslijn blijft vaag, met deze discussie is
47
de lijn iets scherper geworden”. Ook de kwestie over onzekerheden is aan bod geweest. “Ik vind dat de politiek nu aan zet is. Niet de wetenschap, maar de politiek moet de vraag beantwoorden hoe wij om moeten gaan met klimaatveranderingen, al of niet door de mens veroorzaakt, met al zijn onzekerheden.” In februari vindt er een discussie plaats tussen Kamer en Kabinet over het rapport Klimaatverandering, Klimaatbeleid. “Daarna zal het Kabinet een mandaat moeten krijgen om in Brussel te overleggen over de volgende stap: het post-Kyoto beleid. Daar is nog niets van, en is wel broodnodig”.
48
Duurzaamheidsindex goed voor economie en maatschappij Dit artikel verscheen op 24 september 2003 in Het Financieel Dagblad. Naar aanleiding van Kamervragen die onder andere door mijzelf zijn gesteld, heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken toegezegd dat zij Euronext zal vragen een duurzaamheidsindex te introduceren. De introductie van een duurzaamheidsindex kan in het belang zijn van zowel beurs, beleggers als bedrijven. De in 1999 in de Verenigde Staten geintroduceerde Dow Jones Sustainability Indices (DJSI) zijn om verschillende redenen een succes. Allereerst bieden zij beleggers en bedrijven een marktconform instrument waarmee economische en maatschappelijke belangen worden verenigd. De DJSI renderen sinds de introductie in 1999 beter dan de bestaande indices. Bedrijven die zijn opgenomen in de duurzame indices worden beloond door erkenning van hun duurzame strategie door beleggers, klanten, werknemers en overheden. Daarom kunnen deze indices zich beroepen op een grote belangstelling en is de eerste positie op deze ranglijst felbegeerd. Ook in Nederland bestaan al duurzaamheidsindices die door particuliere financiële dienstverleners worden gehanteerd. Het belangrijkste argument tegen de invoering van een duurzaamheidsindex is dat dit leidt tot een subjectieve beoordeling van bedrijven. Dat zou dan op gespannen voet staan met de rol van de beurs als onpartijdige aanbieder van marktfaciliteiten. Daartegen kan worden aangevoerd dat met de invoering van iedere index bedrijven onderling worden beoordeeld en vergeleken. In dat opzicht is er dus niets nieuws. Ten tweede kan het duurzaamheidsoordeel wel degelijk objectief zijn, mits de definitie van ‘duurzaamheid’ en de criteria aan de hand waarvan dit wordt gemeten transparant en helder geformuleerd zijn. Het moet geen containerbegrip zijn. Om zich echt te onderscheiden van bestaande indices moet de lat voor een duurzame index hoog worden gelegd. De opmerking van Hermar Jansen dat zolang niet aan deze voorwaarden is voldaan een duurzaamheidsindex geen meerwaarde heeft, is dan ook terecht. Er zijn nog meer kanttekeningen te plaatsen bij de introductie van een duurzaamheidsindex. Maar het groeiende aantal duurzame beleggingsfondsen en de groeiende belangstelling onder bedrijven om duurzaam zaken te doen, zijn tekenen dat de tijd voor introductie rijp is. De ervaringen die in de Verenigde Staten zijn opgedaan met de DJSI kunnen worden gebruikt bij de introductie van een duurzaamheidsindex door Euronext. We hoeven het wiel dus niet opnieuw uit te vinden. De rol van de overheid moet zich beperken tot een stimulerende. Beurs en beleggers zullen de handschoen moeten oppakken. Een marktconform instrument waarmee een duurzame brug wordt geslagen tussen bedrijven en beleggers, en dat ook nog eens goed is voor de maatschappij, kunnen we niet laten liggen.
49
Ketenstudies ammoniak, chloor en LPG. Dit interview met Paul de Krom werd gepubliceerd in het blad Externe Veiligheid nummer 2 van juni 2005. Paul de Krom geeft aan dat de aanpak van de Ketenstudie hem aanspreekt. Een integrale analyse van deze drie stofketens biedt goede kansen om, met gerichte maatregelen, de externe onveiligheid verder te reduceren. Overheden en bedrijfsleven hebben met de studierapporten van de Ketenstudies iets concreets om over nadere uitwerkingen te discussiëren. Het kabinetsstandpunt is echter erg vaag gebleven. Alleen voor LPG-autogas heeft het kabinet een concreet punt geformuleerd. De andere kwesties zijn strategisch van aard gebleven. Bevreemdend is ook dat de constatering van het Centraal Planbureau (namelijk dat bij de maatregelen voor ammoniak leveren de veiligheidsinvesteringen relatief onvoldoende veiligheidswinst op) niet in het kabinetsstandpunt is verwerkt. Verder wordt uit het kabinetsstandpunt niet duidelijk wie nu waar voor verantwoordelijk is? Wie doet nu precies wat bij de overheden? Wie heeft nu de regie in het externe veiligheidsland? Wat moet de rol van het bedrijfsleven zijn? Antwoorden die De Krom mist in de visie van het kabinet. Waar De Krom ook zorgen over heeft is de wijze waarop het ministerie van Verkeer en Waterstaat haar verantwoordelijkheid bij externe veiligheid waar maakt. VROMstaatssecretaris Van Geel weet wel goed de kaders aan te geven waarbinnen het veiligheidsbeleid zich dient te ontwikkelen. En Van Geel voert ook een realistisch beleid. Maar Verkeer en Waterstaat, als probleemeigenaar op de transportveiligheid, zal meer en spoedig concrete initiatieven moeten gaan nemen. Minister Peijs zal meer moeten laten zien in de nadere uitwerking van haar eigen beleid. Wat De Krom als een goed instrument beschouwd is het Transactiemodel. Dit model gaat uit van een realistische, pragmatische aanpak, waarbij overheid en bedrijfsleven in overleg afspraken maken om tot verbetering van de externe veiligheidssituatie te komen met als doel een win-win situatie voor zowel overheid als bedrijfsleven. In dit model zijn ‘tailor- made’ oplossingen op basis van gezond verstand het beste mogelijk. Regelgeving heeft dat voordeel in het algemeen niet, hoewel de overheid dit altijd als drukmiddel achter de hand kan houden. Betaalbaarheid, evenwichtigheid en uitvoerbaarheid zijn in het transactiemodel kernbegrippen. De Krom noemt een concreet voorbeeld van hoe het in de praktijk zou kunnen werken: als een bedrijf op veiligheidsgebied goed presteert zou het bijvoorbeeld voorrang bij de vergunningverlening kunnen krijgen of minder frequentie handhavingbezoeken kunnen ondergaan. Daarentegen zouden slecht presterende bedrijven op een lijst vermeld kunnen worden. Deze publicatie dient echter wel op basis van heldere criteria samengesteld te worden. Kortom: de basis van het model is “voor wat, hoort wat”. De Krom benadrukt dat de overheid geen valse verwachtingen moet scheppen. De risicoloze samenleving bestaat niet, en de overheid moet dat ook nadrukkelijk moeten communiceren. Mensen hebben het recht om te weten wat de externe veiligheidsfeiten zijn. De feiten moeten helder uitgelegd worden. Het bedrijfsleven heeft in dit communicatiebeleid de eerste verantwoordelijkheid. Daarnaast moet de overheid transparant aangeven wat het exacte beleid is, en waarom keuzes worden gemaakt en waar de prioriteiten worden gelegd.
50
De Krom wil een maximaal veiligheidsrendement per bestede Euro. Prioritering moet plaatsvinden op Kabinetsbrede basis. Het is dan ook niet goed uitlegbaar dat, daar waar het risico het grootst is namelijk bij het overstromingsgevaar, niet meer wordt geïnvesteerd. Als het gaat om investeringen die bedrijven moeten doen, dan kan het ALARA-principe worden toegepast. Maar dat wel op basis van redelijkheid en betaalbaarheid van de te nemen maatregelen. De kosten dienen immers in verhouding te zijn tot de baten. Gezond verstand moet centraal staan in het externe veiligheidsbeleid, bij overheden én bedrijfsleven. De overheid moet van tevoren goed uitleggen aan burgers en bedrijfsleven wat het beleid is en waar de prioriteiten liggen. Ook hier geldt; een eerlijk en transparant beleid. De 150 vastgestelde prioriteiten van de overheid na de ramp van Enschede zijn dan ook geen prioriteiten! Wellicht zou het beter zijn geweest indien er gekozen zou zijn voor 5-10 concrete en haalbare doelen. De burgers moeten weten dat risico’s onvermijdelijk zijn, er is geen plaats voor schijnveiligheid. De overheid zou falen indien men niet eerlijk is over het beleid of als de beleidsprioriteiten verkeerd worden gekozen. Zo zullen de provinciale risicokaarten op internet ook weer niet te gedetailleerd mogen zijn. Security-aspecten spelen in deze afweging nadrukkelijk een rol. In de visie van De Krom heeft de AIVD bij weer te geven kaartinhoud een zeer belangrijke stem. Bedrijven moeten met de omgeving communiceren over het veiligheidsbeleid, dit behoort een onderdeel van het maatschappelijk ondernemen te zijn. De Krom wil echter niet overgaan tot het opleggen van een verplichting voor bedrijven met de samenleving te praten over de bedrijfsveiligheid.
51
Energie
52
Groen mag nooit een doel op zich zijn Dit artikel verscheen in het blad Reflex, van ExxonMobil Benelux, in juli 2006. Geschreven door Anton Buys. Paul de Krom (43) is sinds januari 2003 lid van de Tweede Kamer voor de VVD en woordvoerder luchtvaart, energie, milieu en verantwoord maatschappelijk ondernemen. Na zijn studie juridische bestuurswetenschappen in Groningen werkte hij voor verschillende organisaties. Zijn directe betrokkenheid bij de energievoorziening ontstond in de periode 1991-2003, toen hij voor oliemaatschappij Shell in diverse landen actief was. Reflex sprak met het liberale parlementslid over het internationale, regionale en nationale energiebeleid, de vooruitzichten voor een nieuw klimaatverdrag en de mogelijkheden om ecologie en economie verantwoord met elkaar te verzoenen. Volgens berekeningen van het Internationaal Energie Agentschap, ExxonMobil en anderen zal de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen de komende 25 jaar niet afnemen maar toenemen. Wat betekent dit voor het energiebeleid, hier en elders? 'In aanmerking genomen dat het Nederlandse gas over ongeveer 25 jaar op is, moeten we nu maatregelen nemen. We dreigen door de toenemende vraag naar gas te afhankelijk te worden van importen uit instabiele regio's. Het gasconflict tussen Rusland en de Oekraïne, eerder dit jaar, heeft aangetoond dat hier grote risico's aan kleven. Ik vind daarom dat we al moeten beginnen met het spreiden van de brandstofmix. Als we bovendien de grote fluctuaties in de prijzen aan willen pakken, hebben we op korte termijn maar twee alternatieven: kernenergie en schone kolen.' 'Uiteindelijk moeten we naar duurzame vormen van energieopwekking. Maar we weten dat het nog een tijd gaat duren voordat die substantieel kunnen bijdragen aan de wereldenergievoorziening.' Is het wel realistisch te veronderstellen dat we minder afhankelijk kunnen worden van importen. Olie hebben we altijd moeten invoeren en dat zal niet snel veranderen. 'Ik pleit gezien de kwetsbaarheid van de energievoorziening voor diversificatie. Daardoor zouden we ons veel minder afhankelijk maken van een klein aantal politiek instabiele regio's zoals Iran, Rusland en het Midden-Oostenwaar. De kolenvoorraden zijn in tegenstelling tot olie en aardgas veel breder over de wereld verspreid. Denk aan de Verenigde Staten en Europa. Voor kernenergie geldt in wezen hetzelfde, want de uraniumbronnen bevinden zich voor een belangrijk deel in het stabiele Canada en Australië.' Uw politieke opponenten ter linkerzijde bepleiten wat zij duurzame, groene oplossingen noemen: wind, zon, biobrandstoffen. U legt andere accenten. Waarom? 'We verschillen niet van mening over de noodzaak van een duurzame energiehuishoud ing. De vraag is alleen: wanneer kun je grootschalig duurzame energiebronnen inzetten? Neem wind. Windmolens kampen met één groot nadeel: de onbetrouwbaarheid van de "brandstof". Het waait meestal niet hard genoeg of juist te hard. Het rendement van die dingen is op zee slechts 15 procent. Wie zou een nieuw soort auto kopen die twee tot vier keer zo duur is als een normale auto en zes cilinders heeft, waarvan het er ook nog maar één doet. Niemand toch?' 'Doordat het rendement van windenergie zo laag is, blijf je afhankelijk van conventionele elektriciteitscentrales. Bovendien moet er miljarden subsidiegeld bij. Het Centraal Planbureau
53
heeft berekend dat windenergie in gelijk welk scenario zeker tot 2020 niet z'n eigen broek op kan houden, tenzij we de prijze n van fossiele brandstoffen kunstmatig flink opschroeven.' 'De meeste energie gebruiken we trouwens voor het transporteren van mensen en goederen. Daar heeft de wereld vooral heel veel en steeds meer olie voor nodig. Olie die we niet zo gemakkelijk kunnen vervangen, zeker niet op korte of middellange termijn.' 'In de transportsector zijn we aangewezen op een combinatie van maatregelen. Energieefficiëntie is het eerste antwoord. Het gaat wat dit betreft de goede kant op. We zien steeds meer hybride auto's op de weg verschijnen. Maar ook de bestaande motoren kunnen zuiniger worden gemaakt. Daarnaast moeten we doorgaan met de ontwikkeling van alternatieve brandstoffen: aardgas, schone brandstoffen uit kolen, waterstof. Dit zijn energiedragers die nu nog in de kinderschoenen staan, maar die enorm veel potentieel hebben.' 'Groen mag nooit een doel op zich zijn. Daarin onderscheidt de VVD zich van de linkse partijen. We hebben een goed draaiende economie nodig. Tegelijkertijd weet ik ook dat niemand zit te wachten op ongebreidelde groei. Ik wil ook met mijn kinderen een stukje in het groen kunnen fietsen. Ik wil ook schone lucht. Maar laten we niet denken dat natuur geen geld kost. Milieubeleid kenmerkt zich door het stellen van grenzen. Linkse partijen zeggen: we moeten eens ophouden met de economische "ratrace". Wij zeggen: daar zul je dan een hoge prijs voor moeten betalen, ook in milieutermen.' 'Er wordt in de milieubeweging veel gedroomd. Ik heb niets tegen mooie dromen, maar laten we de werkelijkheid niet uit het oog verliezen.' Wat moet er dan gebeuren? We moeten veel meer werk maken van technologie-ontwikkeling, want daar ligt uiteindelijk de sleutel. Ik pleit er daarom voor om de in Nederland bestaande kennis en expertise te bundelen. Overheid, kennisinstituten en bedrijfsleven moeten beter en structureel samenwerken en zoeken naar nieuwe toepassingen in de praktijk. Daar kan de overheid financieel aan bijdragen, maar ik nodig ondernemingen ook nadrukkelijk uit mee te doen. Ik zou het heel mooi vinden als Nederland een koppositie op dit gebied zou verwerven. Grote energiebedrijven als Shell en ExxonMobil zijn hier actief; we hebben toponderzoekscentra als TNO, ECN en de TU Delft. Bovendien zijn we een belangrijk gasland en zullen dat voorlopig ook blijven.' Technologieonderzoek is duur. Hoe breder de aanpak, hoe minder geld er is voor elk afzonderlijk project. 'Uiteindelijk moeten we strategische keuzes maken, maar we mogen op voorhand niets uitsluiten. Wij politici zijn niet in staat kiezen, zeker niet voor de lange termijn. Ik weet niet welke technologie over dertig jaar in de markt staat.' 'We moeten in ieder geval voorkomen dat we steeds van richting veranderen. Het bedrijfsleven heeft de overheid terecht verweten dat het overheidsbeleid op dit punt zwalkt. We hebben een langlopende consistente aanpak nodig.' Maken we ons in dit verband niet te afhankelijk van overheidssubsidies? 'Ik vind dat de overheid hoe dan ook een actieve rol moet spelen door te faciliteren, door ervoor te zorgen dat initiatieve n van de grond komen. Daar horen ook financiële instrumenten
54
zoals subsidies bij. Zo krijgen veelbelovende projecten die in de beginfase onrendabel zijn, toch een kans.' 'Europa spendeert 0,1 procent van wat het jaarlijks aan energie uitgeeft aan onderzoek en ontwikkeling. Dat is véél minder dan wat de Verenigde Staten doet. Straks hebben zij de nieuwste technologie en zitten wij met verouderde en onrendabele productiemiddelen. Dat vind ik een schrikbeeld.' 'Maar als u bedoelt dat de overheid bepaalde technologieën niet eindeloos aan het subsidieinfuus mag hangen, dan heeft u gelijk. Het risico daarvan is namelijk dat het innovatie juist tegenhoudt, want waarom zou je innoveren als je toch weet dat de subsidiestroom eindeloos doorgaat en je winstmarges daardoor verzekerd blijven? Daarom moet je altijd subsidiëren voor een beperkte periode. Zodra blijkt dat op zich interessante vindingen het toch niet redden, moet je ophouden.' 'Subsidies moeten erop gericht zijn de leercurve door te trekken. Ons beleid doet dat nog onvoldoende. We hebben daardoor bakken met geld weggegooid.' De onderhandelingen over een nieuw klimaatverdrag zijn begonnen. Hoe denkt u dat het verder moet na 2012? 'Op mijn verzoek heeft het kabinet laten uitrekenen wat er moet gebeuren om 30 procent minder broeikasgas uit te stoten. Het Centraal Planbureau heeft daarbij vastgesteld dat die doelstelling alleen maar haalbaar is als aan twee voorwaarden is voldaan: er komt een wereldwijd systeem en iedereen doet mee. Als dat niet gebeurt, lopen de kosten tot astronomische hoogten op. Mijn stelling is dan ook: we moeten het in Europa niet alleen willen doen; dat heeft geen enkele zin. Het aandeel van Europa in de totale CO2-uitstoot is daarvoor met 14 procent te laag. Door met name de groei in Ind ia en China zal het zelfs terugzakken naar ongeveer 10 procent. En dan zouden wij in ons eentje dit probleem moeten gaan oplossen?' In Brussel zegt men dat Europa het goede voorbeeld moet geven. 'Dat doet me denken aan de dominee die in de marge van zijn preek schrijft: slechte argumenten hard uitspreken. Kan iemand mij uitleggen waarom wij miljarden moeten besteden om het hoog hangende fruit te plukken – het laaghangende fruit is immers al weg – terwijl 90 procent van de reductie van elders moet komen?' Omdat als wij het niet doen, zij het zeker zullen laten? 'Vind ik geen overtuigend argument. Waarom heeft Rusland Kyoto getekend? Echt niet omdat Europa op de kansel stond te preken. Het ging en gaat om de knikkers. Dat opgeheven vingertje brengt ons niet verder. Kortom, ik pleit voor een wereldwijde coalitie.' Dat kan nog knap lastig worden. Juist de ontwikkelingslanden hebben momenteel andere vooral economische prioriteiten. We moetend daarom naar een win-win-aanpak streven. Wij moeten die snel groeiende economieën helpen met investeringen en technologie, ook al omdat dat in milieutermen het meest oplevert. Aan de andere kant vind ik dat we van die landen ook iets mogen vragen. Als we iets van ontwikkelingssamenwerking hebben geleerd, dan is het dat he t eenzijdig afkopen van schuldgevoel niets oplevert.'
55
Een linkse lente, maar wel in het donker Dit artikel verscheen in Het Financieel Dagblad van 29 september 2005. De milieubeweging en de linkse partijen denken met energiebesparing en duurzame energie het energieprobleem te kunnen oplossen. Dat is een illusie. We moeten inzetten op schone en efficiënte toepassing van fossiele brandstoffen en kernenergie. De ontwikkeling van nieuwe technologieën moet worden versneld. Kennis moet worden gebundeld in Nederland Energieland. De olie- en gasvoorraden zijn nog lang niet op. Met kolen kunnen we nog tweehonderd jaar toe. In 2050 gebruikt de wereld door de bevolkingsgroei en grote economische groeiers als China twee keer zoveel energie als nu. Het probleem is dat de vraag naar energie veel harder zal stijgen dan de productie kan bijbenen. De komende twintig jaar wordt de stijging van de vraag vooral opgevangen door gas. Maar vanaf ongeveer 2030 kunnen echte tekorten ontstaan. Dan is ook ons Groningse gas op. Het omslagpunt zou dus wel eens veel eerder kunnen zijn. Als we niet uitkijken moet Nederland straks bij Poetin en de Iraanse Ayatollahs op de knieën of ze ons alsjeblieft gas willen leveren. De politieke en economische prijs die we daarvoor betalen zal hoog zijn. Al die onzekerheid werpt zijn schaduwen vooruit. De wereldwijde slag om olie en gas is begonnen. We moeten zoeken naar andere of efficiëntere bronnen van energieopwekking. Sommigen zetten alle kaarten op duurzame energie. Aangevuurd door de milieubeweging verkondigen zij een Dagobert Duck strategie gebaseerd op een pakhuis vol geld, wachten tot het waait en een wedstrijd in onrealistische doelstellingen en technologieën. Ieder huishouden betaalt nu al vijftig euro per energieaansluiting om groene energie te subsidiëren. Vijf miljoen huishoudens subsidiëren zo de twee miljoen die groene stroom kopen. Als we zo doorgaan wordt dat een veelvoud. De bouw van grootschalige windparken op zee heeft als nadeel – behalve de miljarden subsidies die nodig zijn - dat we straks alleen TV kijken als het waait. Conventionele centrales moeten achter de hand worden gehouden als het niet of te hard waait – 70% van de tijd. Het risico op stroomuitval wordt groter. Het huidige energiebesparingtempo ligt op een procent per jaar. Brinkhorst wil daar een komma drie procent van maken. Dat is al dertig procent meer dan nu. Te laag, vinden sommigen. Waarom niet drie of vier procent? Wie echt gelooft dat de vraag naar energie in Nederland in tien jaar is gehalveerd moet zich kandidaat stellen voor de verkiezingen in het Land Van Nooit. Greenpeace zet in op het bouwen van een 1.000 MW biomassa centrale in Nederland. Daarvoor is nodig dat massa’s bomen elders in de wereld worden gekapt, gesubsidieerd naar Nederland worden gesleept en verbrand. Leve de economie en het milieu! De realiteit is dat duurzame energie technologisch in de kinderschoenen staat en de komende twintig tot dertig jaar veel te weinig oplevert om het gat tussen vraag en aanbod op te vangen. De huidige – ambitieuze - doelstelling is 10% duurzame energie in 2020. Maar zelfs dan moeten we nog steeds 90% ergens anders vandaan halen. Op weg naar een nieuwe energiehuishouding moet intussen wel het licht blijven branden tegen een betaalbare prijs. We moeten serieus beginnen iets te doen aan onze eenzijdige afhankelijkheid van gas. Schone en efficiënte kolen- en gastechnologie en kernenergie zijn de enige alternatieven die echt verschil maken. Goed voor de economie, goed voor het milieu en goed voor de portemonnee. Als we de CO2 uitstoot echt drastisch willen beperken kunnen we niet om de CO2 vrije opwekking van kernenergie heen. Ambitieuze maar realistische energiebesparingdoelstellingen moeten
56
worden geformuleerd, onderbouwd door een concreet pakket van kosteneffectieve maatregelen. Het gaat nog lang duren voordat technologieën zoals waterstof, kernfusie, of zonnetechnologie technologisch volgroeid zijn. De sleutel tot grootschalige inzet van dergelijke technieken ligt in technologische ontwikkeling. Als Minister Brinkhorst extra geld uit FES fondsen krijgt moet dat geld daar naartoe. Ik stel voor om alle kennis op het gebied van energieonderzoek en technologieontwikkeling bij bedrijfsleven, wetenschap en overheid niet fysiek, maar wel organisatorisch onder 1 dak te brengen. Nederland Energieland! Wij hebben de kennis, het gas, de bedrijven, de infrastructuur, de mensen en het kapitaal om het te doen. Het bedrijfsleven doet mee om het perspectief van commercieel succes te verzekeren. Gezamenlijk moet een langjarig programma worden afgesproken waarbij ook ruimte is om nieuwe schone en efficiënte technieken, ook fossiele, in de praktijk uit te proberen. Zo’n aanpak verzekert de aansluiting van Nederland bij internationale onderzoekprogramma’s en de ontwikkeling van kennis in eigen huis. Als wordt ingezet op technologieën waar voor Nederland specifieke kansen liggen dan houden we daar in de toekomst nog een nieuwe industrie aan over. Intussen staan de lichten op oranje. Het bouwen van nieuwe centrales duurt jaren. Keuzes moeten worden gemaakt, er is geen tijd meer om de hete brij heen te draaien. Voorzieningszekerheid en betaalbaarheid moeten voorop staan. Zonder energie geen licht, voedsel en schoon water. Er staat teveel op het spel om aan een linkse lente over te laten. Voor je het weet zitten we met z’n allen in het donker.
57
Gazprom: reden tot bangmakerij? Dit artikel verscheen in het blad Fusie en Overname, juni 2006, in de column transactie van de maand. Het Russische staatsgasbedrijf Gazprom wil toetreden tot de Nederlandse energiemarkt. Volgens Minister Brinkhorst is er geen sprake van overname van Nederlandse energiebedrijven, zoals Essent of Nuon, maar denken de Russen alleen aan investeringen in ons land. Gazprom werkt momenteel aan de zogeheten Baltische pijple iding. Deze loopt van Rusland onder de Oostzee naar Duitsland en krijgt aansluiting met Engeland. Gazprom zou via die leiding ook rechtstreeks toegang willen tot de Nederlandse markt. Nederlandse TweedeKamerleden zijn verdeeld over de vraag of de Russische monopolist Gazprom Nederlandse energiebedrijven moet kunnen overnemen. De energiewoordvoerder van de VVD en de PvdA hebben geen problemen met een Russische overname van Nuon of Essent. Het CDA staat er ‘niet bij te juichen’. Gazprom wil graag invloed krijgen op de aardgasvoorziening inclusief distributie en verkoop. Doel van het staatsconcern is het aandeel in de Europese markt van 25 procent naar 30 procent te verhogen, inclusief opslag, marketing en elektriciteitsbedrijven. De Nederlandse overheid wil graag een aandeel verwerven in de Baltische gasleiding die van Rusland naar Duitsland lopen. Minister Brinkhorst is hiervoor in overleg met vice-premier Dmitry Medvedev van Rusland die ook voorzitter is van Gazprom.
Ruzie Begin dit jaar ontstond ophef na een ruzie tussen Rusland en Oekraïne over gasleveranties. Nadat Gazprom in januari kortstondig de gaskraan naar Oekraïne had dichtgedraaid, zetten Westerse politici vraagtekens bij de betrouwbaarheid van Russische gasleveranties. De Britse politiek reageerde onlangs zeer negatief op avances van Gazprom om energiebedrijf Centrica over te nemen. Gazprom dreigde de Europese Unie daarop zijn gas naar andere markten te verschepen. Het energiehongerige China haalt ondertussen de banden met Rusland aan terwij l op de wereldmarkt wordt geconcurreerd om schaarse energiebronnen. Brinkhorst vindt dat er geen reden is voor ‘bangmakerij’ als het gaat om de ideeën van Gazprom om zich in de Nederlandse markt te mengen. Hij weigert Gazprom neer te zetten als een boevenpartij. Volgens de minister is er al een jarenlange relatie tussen Rusland en West-Europa voor de levering van gas en ‘is er nog nooit een kink in de kabel geweest’. De grootste kansen voor pan-Europese consolidatie liggen onder meer in de energiesector. Maar het grijpen van die kansen is dikwijls moeilijk, zo ervaren diverse spelers in de energiewereld. Recent voorbeeld is de muur waar de Duitse energiereus Eon tegenaan loopt bij de overnamepoging van het Spaanse Endesa. De Spaanse regering frustreert deze overname, zich daarbij beroepend op het nationaal belang op leveringszekerheid van energie. Een belang dat beter gewaarborgd zou zijn als Endesa samengaat met het eveneens Spaanse Gas Natural. De bundeling in Frankrijk van Gaz de France met het Frans-Belgische Suez past ook in dit rijtje. De Franse overheid creëert hiermee als grootaandeelhouder van Gaz de France een nationale energiekampioen, om te voorkomen dat het Italiaanse Enel met Suez aan de haal gaat.
58
‘Consolidatie onvermijdelijk’ VVD-kamerlid Paul de Krom stelt dat internationale consolidatie in de energiesector niet meer tegen te houden is. Daarom kan Nederland er maar beter de vruchten van plukken. Zoals bij de case Gazprom. ‘Als je weet hoe de energievraag stijgt, kun je het je nauwelijks permitteren om de grootste gasspeler in de wereld buiten de deur te houden.’ In een motie heeft De Krom samen met Vendrik (Groenlinks) de regering opgeroepen te onderzoeken welke situaties van ongewenste (grensoverschrijdende) marktmacht zich kunnen voordoen. En in hoeverre zijn de instrumenten van de Nationale Mededingingsautoriteit (NMa) en/of de Europese Commissie (EC) voldoende om dat tegen te gaan? De Krom is bezorgd over het feit dat er op de Europese markt situaties ontstaan, waarin zowel de NMa als de EC onvoldoende bevoegdheden hebben. Hij wijst in dit verband op de zogenaamde tweederderegel. Deze stelt dat een fusie onder de bevoegdheid van een nationale overheid valt, als elk van de betrokken ondernemingen meer dan tweederde van hun totale omzet binnen de Gemeenschap in één en dezelfde lidstaat halen. Één toezichthouder ‘Een vrije markt is prima, maar vereist wel toezicht’, zegt De Krom. ‘Stel, geheel hypothetisch, dat een buitenlandse energieproducent onze markt opkomt. Dan zou hij de import van stroom kunnen afknijpen. Dat mag natuurlijk niet gebeuren, maar op dit moment mag zowel de Europese Commissie als de NMa niet ingrijpen. Daar moet verandering in komen. De bevoegdheden van de Europese Commissie moeten worden vergroot. Het liefst zie ik in de toekomst één Europese toezichthouder voor me.’ De Krom noemt overigens wel stringente voorwaarden: ‘De hogedruknetten mogen nooit in handen komen van Gazprom. Daarom is het goed dat de Gasunie is gesplitst. De netten blijven zo in overheidshanden. Dat is ook één van de redenen voor de splitsingswet, waarbij de energiebedrijven worden opgesplitst in productie-en netwerkbedrijven.’ Paniek ‘Wij zijn in Nederland gezegend met de Nma. Dat is een prima toezichthouder. Maar in veel landen is de toezichthouder lang niet zo sterk. Wat in België gebeurt, is natuurlijk een drama. Het hedendaagse protectionisme dat onder meer Frankrijk en Spanje laten zien, is natuurlijk helemaal fout.’ Ook over de Nederlandse opstelling is De Krom niet te spreken. ‘Ik vind het merkwaardig, dat gedoe als het gaat om het buitenland. We vinden het prachtig als een Nederlandse speler in het buitenland investeert, maar andersom raken we in paniek. Dat kan natuurlijk niet. Als iedereen zijn eigen bedrijven beschermt, dan komt er van de hele economische markt geen donder terecht.’ ‘In de energiesector gaan we onvermijdelijk toe naar een consolidatie’, stelt het kamerlid. ‘Met Gazprom verklein je het risico van onderbreking van levering én er is een speler op de markt bij. Vanuit de markt zijn altijd veel klachten over de dominantie van Gasunie, dat zestig procent van de markt in handen heeft.’ Volgens De Krom biedt samenwerking met Gazprom mogelijkheden voor Nederland, dat de ambitie heeft om de ‘gasrotonde van Europa’ te worden. Gasunie wil deelnemen aan de zogenoemde Baltische pijpleiding, die Gazprom samen met de Duitse concerns Wintershall (Basf) en Eon/Ruhrgas aanlegt. De pijpleiding komt aan in Duitsland en kan worden doorgetrokken naar Nederland, Engeland en België. ‘Als Nederland inderdaad de gasrotonde van Europa wil worden, kunnen we het ons niet veroorloven die Baltische pijpleiding te laten schieten. Het lijkt me prima als de Russen in ruil ook willen investeren in Nederland. Daarmee creëer je wederzijdse afhankelijkheid.’
59
“Niemand vindt het erg als hij meerdere bakkers in zijn straat heeft waar hij zijn brood kan kopen. Concurrentie tussen die bakkers is goed voor de consument, niet alleen voor de prijs, maar ook omdat mensen dan zelf keuzes kunnen maken. Zo zal het straks ook zijn bij energie: je kan kiezen welk pakket het beste bij je past en ook zien waar je energiebedrijf de elektriciteit vandaan haalt. Energiebedrijven zijn in de afgelopen jaren veel efficiënter geworden, de kostprijs van energie is gedaald, maar mensen hebben daar door belastingen en heffingen weinig van gemerkt. Ik denk dus dat liberalisering goed zal zijn voor de consument. Voorwaarde is wel dat de marktwerking goed wordt geregeld. Daarbij speelt de overheid een duidelijke en sterke rol. Natuurlijk ben ik me ervan bewust dat er vrees bestaat. Zo was er deze zomer ophef over of er door het warme weer en de droogte nog wel voldoende capaciteit beschikbaar zou zijn. Dit had echter niet te maken met onvoldoende capaciteit of de liberalisering, maar eerder met een dreigend tekort aan koelwater voor de centrales. Bovendien zou het oppervlaktewater door lozing van koelwater te warm worden. Dit was dus veel meer een milieuprobleem. Wel is het zo dat de reservecapaciteit op langere termijn afneemt. Dit probleem zo u je op verschillende manieren kunnen oplossen, maar daarover spreken wij in de Kamer nog met de Minister. Er is ook veel gedoe geweest rond stroomstoringen. Die waren er vroeger ook, maar kregen toen veel minder aandacht. Het is belangrijk dat er regels voor energiebedrijven komen die de kans op die storingen verminderd, hoewel ze natuurlijk nooit zijn uit sluiten. Ook moet de consument goed beschermd zijn als energiebedrijven hun werk niet goed doen. Het wetgevingspakket waarmee de Minister bezig is, geeft mij op dit moment vertrouwen dat dit goed wordt geregeld. Dat energiebedrijven uit concurrentieoverwegingen hun investeringen vooruitschuiven, kan inderdaad voorkomen. Dit is vooral van belang als het gaat om de netten. De leveringszekerheid van energie is een publiek belang. We moeten dus als overheid goed in de gaten houden of de netten wel van voldoende kwaliteit blijven. Maar toch hoeft die angst denk ik niet al te groot te zijn. Als het bijvoorbeeld gaat om de centrales lijkt het mij niet voor de hand te liggen dat dit een probleem wordt. Waarom zouden energiecentrales niet genoeg investeren? Er zijn talloze andere fabrieken die ook in een markt werken waar dit ook niet gebeurt. Welke ondernemer heeft er nu belang bij dat hij door onderinvesteringen zijn fabriek laat verouderen en daardoor niet meer kan concurreren?”
60
Laat de Russen maar komen Dit artikel verscheen in Het Parool op 20 mei 2006. Minister Brinkhorst houdt de deur open voor toegang van Gazprom tot de Nederlandse gasmarkt. Volgens sommigen ‘draait Gazprom straks aan de knoppen van het Nederlandse gasfornuis’. Dit vlaggetjesgevoel is misplaatst en getuigt niet van realiteitszin. Een overeenkomst met Gazprom biedt Nederland kansen die we niet kunnen laten liggen. Nederland heeft een unieke kans om zich te ontwikkelen tot knooppunt van kennis, opslag en transport van gas in Noordwest Europa. Wij hebben al veel kennis op dat gebied. De geografische positie van Nederland is uitstekend en mogelijkheden voor opslag zijn er genoeg. Om die commerciële positie uit te bouwen is nodig dat Nederland aansluiting krijgt op de Baltische pijplijn, die vanuit Rusland door de Oostzee naar West- Europa loopt. Gasunie is bereid daar flink in te investeren. In ruil vraagt Rusland toegang tot de Nederlandse markt. Dit is geen probleem, als het maar zorgvuldig gebeurt. De wereldwijde vraag naar energie stijgt snel. Ook in Europa wordt die stijging vooral opgevangen door gas. Dat betekent dat de afhankelijkheid van gas en dus van instabiele regio’s in de wereld alleen maar groter wordt. Tenzij we bereid zijn drastische keuzes te maken. Vooral de inzet van kolen- en kernenergie, en daarnaast energiebesparing, verhoging van de energie-efficiency, en versnelde ontwikkeling van duurzame technologieën is dan noodzakelijk. Maar de politieke wil om die keuzes te maken ontbreekt. De realiteit is dus dat gas voorlopig belangrijk blijft. Als je daarbij optelt dat ons eigen gas over vijfenentwintig jaar op is, dan is het niet verstandig om de deur in de neus van de grootste gasleverancier ter wereld dicht te gooien. Rusland levert al jaren zonder problemen gas aan Europa. Het recente Russisch-Oekraïense conflict verandert daar niets aan. Bovendien past levering van Russisch gas in de strategie om het aantal leveranciers zoveel mogelijk te spreiden, juist om het risico van afhankelijkheid van één leverancier in de toekomst te voorkomen. En als we al bang zijn dat buitenlandse leveranciers hier aan de knoppen draaien kunnen we er beter voor zorgen dat zij hier iets te verliezen hebben. Investeringen in de Nederlandse markt verminderen dat risico. In de markt is Gasunie de grootste speler. De toetreding van Gazprom op de Nederlandse markt betekent extra concurrentie. Dat is goed voor onze bedrijven en de consument. Er is geen sprake van dat ‘we ons uitleveren aan de Russen’. De pijpleidingen en netten blijven in Nederlandse handen. Gasunie is niet te koop. De toezichthouder kan ingrijpen wanneer de Russische positie onverhoopt te dominant zou worden. En wat het veiligstellen van de aanvoer betreft: aanvoer per schip heeft als nadeel dat dit veel onzekerder is dan via een pijleiding. Als de lading tijdens transport wordt verhandeld aan een hogere bieder, vaart een schip zomaar opeens ergens anders heen. Bij transport via pijleidingen bestaat dit risico niet. De conclusie is dat een overeenkomst met Gazprom de wederzijdse belangen tussen Rusland en Nederland vergroot. Rusland verkrijgt toegang tot de Nederlandse commerciële markt, Nederland kan zich ontwikkelen tot het ‘gasknooppunt ’ van noordwest Europa. De markt is erbij gebaat, de voorzieningszekerheid ook. We moeten natuurlijk niet naïef zijn. Maar als we het goed aanpakken blijven we zelf aan de knoppen draaien en niemand anders. Om slechts vanuit Nederlands vlaggetjesgevoel de deur dicht te gooien is kortzichtig en niet in het belang van Nederlandse bedrijven of de consument.
61
Eenzijdige afhankelijkheid gas oorzaak hoge energieprijzen Dit artikel verscheen op 29 november 2004 in het Financieel Dagblad. De energieprijzen stijgen. De Consumentenbond wil dat Minister Brinkhorst de koppeling tussen olie- en gasprijzen afschaft en de prijzen reguleert. De VVD deelt de bezorgdheid. Hoge energieprijzen zijn slecht voor de economie en de portemonnaie. De werkelijke oorzaak van de prij sstijgingen ligt echter in de eenzijdige afhankelijkheid van gas. Diversificatie van brandstoffen is het enige antwoord. Schone kolentechnologie en kernenergie mogen daarom niet worden uitgesloten. Eind jaren '60 werd het Groningse gas in de markt gezet. De gasprijs werd gekoppeld aan de prijs van olie. Deze Nederlandse vinding is ook de basis van de internationale gasmarkt. De prijs van Russisch, Noors en Algerijns gas komt op dezelfde manier tot stand. De gasprijzen volgen daarmee niet alleen in Nederland maar ook internationaal de olieprijzen. Omdat onze elektriciteitscentrales voornamelijk gasgestookt zijn, gaat de prijs van electriciteit en warmte omhoog als de olie- en gasprijzen stijgen. De eenzijdige afhankelijkheid van gas voor onze energievoorziening is dus het échte probleem. Jaren geleden is hiervoor al gewaarschuwd. Maar omdat de gasprijzen relatief laag bleven, zijn we in slaap gesust. Als we stabielere prijzen willen en verzekerd willen zijn van onze energievoorziening, moeten we werk maken van diversificatie van brandstoffen. Tijd om wakker te worden en de rode vlag te hijsen. De Consumentenbond vindt de koppeling niet passen bij een geliberaliseerde markt. Maar de échte vraag is of ontkoppeling leidt tot een lagere gasprijs. In de VS en Enge land, waar wel een gasmarkt is waar voldoende wordt verhandeld, fluctueren de prijzen sterker dan bij ons. Verder staat helemaal niet vast dat over een langere periode de gasprijs structureel lager uitkomt dan de olieprijs. De wereldwijde vraag naar energie stijgt sterk. Gas moet dat opvangen. De vraag naar gas neemt dus toe, en daarmee de prijs. Dit wordt versterkt door klimaat- en andere milieu afspraken. Gasgestookte centrales produceren schoner dan kolencentrales. De toenemende vraag naar gas betekent dat we steeds meer moeten importeren uit, en dus afhankelijker worden van, instabiele regio’s in de wereld. De Europese Commissie heeft voor deze risico’s gewaarschuwd. Import betekent ook hoge transportkosten. De Consumentenbond wil verder dat de prijzen worden gereguleerd. Sympathiek, maar het helpt niet. Als de olie- en gasprijzen dalen moet dezelfde Consumentenbond weer een actie beginnen om de regulering ongedaan te maken. Bovendien bepalen de verkopers in een verkopersmarkt de prijs. Zeker als de vraag stijgt. Dit geldt niet alleen nationaal maar ook internationaal. Als wij door regulering geen gas meer kunnen inkopen tegen prijzen die door internationale aanbieders van gas worden gevraagd, dan verkopen Rusland en Algerije hun gas eenvoudig aan landen die bereid zijn meer te betalen. De kraan naar Nederland (of Europa) gaat dan gewoon dicht. Bovendien schrikt regulering potentiële investeerders af. En dat helpt bepaald niet om een gasmarkt en investeringen in nieuwe gasvelden van de grond te krijgen. Ee n extra risico van ontkoppeling en regulering is dat als Nederland dat eenzijdig doet en de prijs van ons Groningse gas inderdaad omlaag gaat, de hele wereld bij ons op de stoep staat om ons gas te kopen. Dan zijn we het snel kwijt. Met regelmaat wordt geopperd om extra inkomsten uit het aardgas die naar de Staat vloeien te gebruiken om consumenten te compenseren voor de hogere energieprijzen. De VVD is daar tegen. Onder Paars is afgesproken dat extra baten worden gebruikt voor aflossing van de Staatsschuld en uitgaven voor infrastructuur. Dit is goed voor de economie en voorkomt dat
62
de uitgaven van het Rijk afhankelijk worden van de fluctuerende prijzen voor olie en gas op de wereldmarkt. De opbrengst van bodemschatten die zijn opgebouwd in miljoenen jaren moeten we niet gebruiken voor de financiering van korte termijn verlangens. De vraag is overigens of de prijs van olie en gas structureel zo hoog blijft als nu. Grote oliemaatschappijen rekenen voor volgend jaar met een gemiddelde prijs van olie van $ 35 per vat. Ook het CPB is bij het berekenen van de koopkrachtplaatjes voor 2005 van die prijs uitgegaan. Het zou interessant zijn te weten wat de energiemaatschappijen doen als de olie- en gasprijzen weer omlaag gaan. Gaan de consumentenprijzen dan weer omlaag? En wat doen de energiemaatschappijen om hun eigen kosten naar beneden te brengen? De VVD is voorstander van verdere liberalisering van de gasmarkt. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het zowel internationaal als nationaal voorlopig nog wel een verkopersmarkt zal blijven. Enerzijds vanwege de dominante positie van Gasunie. Dit zal niet snel veranderen. Anderzijds omdat de helft van de inkomsten van het Groningse gas in de Staatskas vloeit. Daar hebben alle mensen in Nederland belang bij. Halen we die structuur te snel omver, dan heeft dit ernstige gevolgen voor de financiële positie van de Staat. We zitten dus in een spagaat. Maar we zijn heel langzaam wel op de goede weg. Gasunie is nog wel dominant maar niet langer monopolist. Op initiatief va n de VVD gaat er volgend jaar een wettelijk verankerde gasbeurs van start. Niet alleen door de hogere olie- en gasprijzen maar ook door de hoge belastingen op energie ziet de consument het voordeel van de liberalisering niet terug op zijn energierekening. Maar ook zonder de liberalisering zouden de prijzen omhoog gaan. Sterker, de toezichthouder op de energiemarkt, de Dte, heeft uitgerekend dat zonder liberalisering de prijs van energie zo'n 20% hoger zou liggen. Ook in Engeland heeft de liberalisering fo rse voordelen opgeleverd. Op Europees niveau is niet een teveel maar een gebrek aan liberalisering de oorzaak dat de Europese consument teveel betaalt. Hoeveel consumenten weten trouwens dat zij per aansluiting op het energienet een (MEP) toeslag betalen? Die bedraagt in 2005 Euro 55,- per aansluiting. Daarmee worden de subsidies voor duurzame energie betaald (MEP subsidies). Nederland moet als gevolg van Europese doelstellingen in de toekomst veel meer duurzame energie opwekken dan nu. Om die doelstellingen te halen wil de Regering een enorm windpark op zee bouwen dat miljarden gaat kosten. Om dat te subsidiëren moeten de MEP tarieven zeer fors omhoog. De VVD is daartegen en wil een maximum aan de MEP subsidies stellen. Bovendien helpt windenergie niet echt om de afhankelijkheid van olie- en gas te verminderen. Als het niet of teveel waait moeten conventionele centrales worden ingeschakeld om de vraag op te vangen. Er kan dus niet één centrale dicht. Samenvattend is het werkelijke probleem van stijgende energieprijzen onze eenzijdige afhankelijkheid van gas als brandstof voor de energiecentrales. Maar daar kunnen we wel wat aan doen. Het vergroten van de markt door meer im- en export mogelijkheden te creëren en het ontwikkelen van commercieel rendabele alternatieven voor olie- en gas als brandstof zijn noodzakelijk om te verzekeren dat de prijzen laag blijven en het licht niet uitgaat. Duurzame energie is maar een deel van het antwoord. Grote investeringen in technologie-ontwikkeling zijn nodig om het rendabel te krijgen. Daar moet hard aan worden gewerkt. Maar voorlopig moet er op kosten van alle huishoudens nog bakken geld bij en lopen de kosten snel op. Opties als schone kolentechnologie en kernenergie mogen daarom niet worden uitgesloten. Het kabinet doet er dus verstandig aan om de sluiting van de kerncentrale Borssele in 2013 te heroverwegen. Voordat alle kennis op dat gebied uit Nederland verdwijnt en het probleem nog groter wordt dan het al is. Daar moet de Consumentenbond ook maar eens over nadenken.
63
De gevaren van een toekomst zonder kernenergie Dit interview met Hans van Baalen en Paul de Krom verscheen op mei in 2006 in Liber, het tijdschrift van de VVD. Kernenergie in Nederland is geen taboe-onderwerp meer. Er kan weer redelijk openlijk over worden gepraat. Maar de VVD-fractie in de Tweede Kamer wil meer. Er moet snel worden gekeken naar structurele oplossingen voor het energievraagstuk. En dan is kernenergie een wenselijke optie. Dat stellen in ieder geval de kamerleden Hans van Baalen en Paul de Krom. De discussie over kernenergie in Nederland is omgeven door mythes. Een van de grootste mythes is dat kernenergie ‘onveilig’ is. Dat menen althans Hans van Baalen en Paul de Krom, respectievelijk de VVD-woordvoerders voor buitenland en voor milieu en energie in de Tweede Kamer. “Die mythe is zorgvuldig in stand gehouden gedurende de afgelopen dertig jaar en daar hebben bijvoorbeeld de Milieubeweging en de linkse partijen een grote rol in gespeeld”, ligt De Krom toe. “De Milieubeweging dateert uit de jaren zeventig en toen werd maar al te gemakkelijk kernenergie aan kernwapens gekoppeld. Bovendien hadden we eind jaren zestig de ontzuiling gehad; men verliet de kerken. En dus ontstond er behoefte aan een nieuwe mythe, een nieuw geloof. Kernenergie werd in die dagen als ‘het nieuwe geloof’ van de Milieubeweging gebombardeerd. Dat is wel te begrijpen, want het hele begrip kernenergie apelleert aan iets griezeligs, iets engs, iets ongrijpbaars. En het heeft, door de gelegde link met kernbewapening, een associatie met de apocalyps. In die zin heeft kernenergie een zeer belangrijke symbolische waarde voor de Milieubeweging gekregen en ligt het onderwerp nog steeds erg gevoelig, ook in de politiek. Er rust voor deze organisatie een taboe op het onderwerp, omdat het in feite een van de pijlers is van de beweging. Een open discussie over het onderwerp zou leiden tot het morrelen aan een van de ontstaansredenen van de beweging en dus wordt er niet gediscussieerd, maar uitsluitend op emotionele wijze gepropageerd. Geen emotiepolitiek Ondanks alle felle verweer van groene partijen en milieubewegingen, ontstaat zo langzamerhand het besef dat we niet om de discussie over het onderwerp heen kunnen. Meer en meer gaan we ons realiseren dat de fossiele brandstoffen (gas, olie en dergelijke) eens zullen opraken. Tegelijkertijd groeit zo langzamerhand het besef dat alternatieve energiebronnen (zon, wind en water) weliswaar duurzaam en schoon zijn, maar waarschijnlijk nooit de gehele energiebehoefte van de wereldbevolking zullen kunnen bevredigen. “Op dit moment moet bij duurzame technieken nog veel subsidiegeld bij”, weet De Krom. “Het is niet de taak van de overheid onrendabele technologieën voor onbepaalde tijd aan het subsidie- infuus te leggen. De sleutel van het probleem ligt in versnelde technologieontwikkeling gecombineerd met gecontroleerde toepassing in de markt om het leereffect te versterken. En juist daar doen we veel te weinig aan. Als we daar meer geld in stoppen, samen met het bedrijfsleven, dan zou je het moment waarop duurzame technologieën grootschalig in de markt worden gezet zonder subsidie- infuus versneld naar voren kunnen halen. ” Van Baalen: “De VVD- fractie stelt dat er moet worden gekeken, naar de mogelijkheden van kernenergie in Nederland. Kerne nergie is voor ons geen heilig moeten, maar we willen het
64
onderwerp wel op de agenda plaatsen. Op een rationele wijze, zonder taboes. We hebben lang genoeg emotiepolitiek op dit punt gespeeld”. De Krom: “De behoefte aan energie wereldwijd stijgt explosief. Dat heeft veel te maken met de aantrekkende economie in China, India, maar ook in de Verenigde Staten. Als die trend zich doorzet, dan zal de energievraag in 2050 twee keer zo groot zijn als nu. Waar halen we die energie vandaan? Rond 2025 zal de stijging van de vraag niet langer door het gasaanbod kunnen worden opgevuld. Als we ons tegelijkertijd realiseren dat Europa nog geen 2 procent van de wereldenergievoorraad heeft en ons eigen Groningse gas over 25 jaar op is, dan betekent dat dat we steeds afhankelijker worden van de overige energieleverende landen. Van Baalen vult aan: “We hebben aan het recente gasconflict al kunnen merken dat president Poetin heel makkelijk over de belangen van andere landen heenstapt en simpelweg de kraan dicht draait. En dat geldt voor veel van de energieleverende landen. Je moet er toch niet aan denken dat we op bij de Iraanse ayatollahs op de knieën moeten of ze ons alstublieft grondstoffen willen leveren. Dat lijkt me geen wenselijk scenario.” Kwestie van kiezen “Pas de laatste jaren kan er weer enigszins over worden gesproken. Dat heeft er onder meer toe geleid dat de kerncentrale in Borssele langer open blijft dan aanvankelijk de bedoeling was. En dat is een goede zaak: noodzakelijke kennis en ervaring blijft zo voorhanden in Nederland. Die koerswijziging geeft al aan dat er iets is veranderd in het denken over kernenergie. En dat is iets wat de VVD altijd heeft bepleit, maar waarvoor we nooit gehoor hebben gevonden. Een nuchtere blik op voor- en nadelen van kernenergie. Een rationele, politieke discussie. En geen emotionele hysterie op basis van vermoede of verzonnen nadelen. Want zoveel nadelen heeft kernenergie helemaal niet”, aldus Van Baalen. “Kernenergie heeft één nadeel: het afval. Toch is dat geen groot probleem. De kerncentrale in Borssele produceert jaarlijks ongeveer 1 kubieke meter hoogradioactief afval. Ofwel: de inhoud van een keukentafel. Als je die hoeveelheid vergelijkt met de afvalpoblematiek van andere technieken van energieopwekking, dan kun je concluderen dat dat afval veel moeilijker beheersbaar is dan kernafval. Bovendien liggen ontwerpen van kerncentrale op de tekentafel die het afvalprobleem aanzienlijk kunnen verminderen. “Het is dus een kwestie van kiezen”, meent De Krom. Niet gevaarlijk “Er is in de westerse wereld nooit iets gebeurd met kerncentrales”, stelt Van Baalen. “De discussie over veiligheid van kerncentrales heeft mijns inziens alleen te maken met centrales buiten Europa. Dus bijvoorbeeld in Iran en Noord-Korea. Dat zijn landen die zich onttrekken aan internationaal toezicht en waar weinig betrouwbare regimes heersen. De kerncentrale in Borssele is simpelweg veilig. Kernenergie is niet gevaarlijk vanwege de techniek, maar vanwege het mogelijke misbruik dat mensen er van kunnen maken. De Krom:”Ik pleit voor het volgende plaatje: een derde kolen, een derde gas en een derde kernenergie”. Naast, zeg, 10% duurzame energie. Dat geeft ons een veel bredere basis voor onze eigen energievoorziening, stabielere prijzen en het garandeert ons een veel onafhankelijker positie in de wereld. En elke dag dat we die keuze voor ons uitschuiven, wordt het probleem groter. Dat hebben we al te lang gedaan, kijk maar naar de positie van de energie- intensieve industrie in Nederland die dreigt om te vallen. De politiek in Den Haag draait er op een fantastische manier omheen. Als je het energierapport van minister Brinkhorst
65
leest, dan wordt duidelijk dat de situatie heel urgent is. Maar vervolgens blijft geheel onduidelijk wat we er nu aan gaan doen. Brinkhorst stelt bijvoorbeeld voorzieningszekerheid en milieu centraal en daar heb ik nog een element aan toegevoegd: betaalbaarheid. Want dat willen we per slot van rekening ook. En dus zullen we kernenergie moeten toepassen. Het is schoon, veilig, betaalbaar en het vermindert onze afhankelijkheid van het buitenland. Drie of vier kerncentrales erbij zou heel mooi zijn.” Doornroosje “De zekerheid van een ongestoorde en betaalbare energievoorziening, waarvan kernenergie een onderdeel is, kan alleen in NAVO en EU- verband gegarandeerd worden”, aldus Van Baalen. Volgens De Krom gebeurt op dat vlak nog weinig: “Ik vergelijk minister Brinkhorst en staatssecretaris Van Geel een beetje met Doornroosje. Die sliep honderd jaar, maar die tijd hebben we niet. Het is dus urgent dat iemand ze wakker maakt. En gelet op alle voordelige milieu-effecten van kernenergie zou het mooi zijn als Greenpeace hen wakker kuste.”
66
Brinkhorst en Van Geel zijn Doornroosjes van het energiebeleid Een verkorte versie van dit artikel verscheen in Het NRC van 11 januari 2006. Het Russisch-Oekrainse gasconflict legt de kwetsbaarheid van Europa op energiegebied pijnlijk bloot. De inzet van kernenergie kan die kwetsbaarheid kan verminderen. De herziening van de Kernenergiewet moet investeren in kernenergie aantrekkelijker maken door investeerders zekerheid te Deze eeuw zal de vraag naar energie – afhankelijk van welk economisch scenario wordt uitgegaan – met een factor tweeëneenhalf tot vijf groeien. De EU zelf beschikt maar over ruim een half procent van de wereldolievoorraad en twee procent van de wereldgasvoorraad. De EU is daarom nu al voor de helft van de energie behoefte afhankelijk van import. Dit gaat oplopen tot zo'n tweederde. Is Nederland nu voor ongeveer een derde afhankelijk van import, als onze gasbel over vijfentwintig jaar leeg is zal ook dit percentage explosief stijgen. De nu al zorgwekkende afhankelijkheid van instabiele olie- en gasproducerende landen wordt dus nog veel erger als er niks gebeurt. Een voorproefje van de consequenties hebben we met het Russisch-Oekrainse conflict gezien. Als we hier structureel iets aan willen doen moeten we de eenzijdige afhankelijkheid van gas in Nederland verminderen. Duurzame energie levert voorlopig helaas nog te weinig op om daar een substantiële bijdrage aan te kunnen leveren. We moeten dus kiezen voor de inzet van schone kolentechnologie en kernenergie. Een derde gas, een derde kolen en een derde kernenergie in 2015 is een mooi streven. Daar is overigens niks nieuws aan. Dat hadden ze na de oliecrisis in de jaren zeventig van vorige eeuw ook al bedacht. In oktober 2005 leek het even alsof er een doorbraak op het gebied van kernenergie was bereikt. Zowel Minister Brinkhorst als Staatssecretaris van Geel (kernenergie is “smerig en eindig’) verklaarden dat zij geen principiële bezwaren hadden tegen kernenergie. Maar al snel werd duidelijk dat zij niet van plan zijn enige moeite te doen om de bouw van kerncentrales mogelijk te maken. Van Geel meldde dat er “praktische problemen” zijn, maar liet natuur lijk na aan te geven hoe die kunnen worden opgelost. Brinkhorst predikte dat wie denkt dat er over tien jaar een nieuwe kerncentrale in Nederland staat, leeft in “cloudcuckooland”. Wat zoveel betekent als “dromenland”. Finland is zo’n dromenland. Daar wordt een nieuwe kerncentrale gebouwd. De afnemers krijgen veertig jaar lang elektriciteit voor een vaste prijs van 2,4 cent per kWh. De gemiddelde prijs voor een Nederlands huishouden bedraagt 8,6 cent per kWh. Wij hebben daarmee een van de hoogste elektriciteitstarieven van Europa, maar ze zullen nog verder stijgen. Hoge elektriciteitsprijzen zijn niet alleen vervelend voor de consument, maar ook voor de industrie. De negen grootste stroomverbruikers van ons land, waaronder bedrijven als Akzo, DSM, Corus en Pechiney, hebben een concurrentie nadeel van € 200 mln. op jaarbasis.. En wat gaan we daaraan doen? Er komt een compensatie voor de consument van een paar tientjes per jaar en er is een “constructief overleg” opgestart met de industriële grootverbruikers. Veel meer dan symptoombestrijding is het niet. Nieuwe kerncentrales zijn broodnodig, en niet alleen vanwege de lagere kosten. De oliecrises van de vorige eeuw brachten het besef dat diversificatie van de brandstofmix de beste langdurige garanties biedt voor een betaalbare en betrouwbare energievoorziening. En spreiding van de risico’s van import. Die wijsheid is nog steeds geldig. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen kan niet alleen worden ingeruild
67
voor de hoop dat duurzame energie op termijn betaalbaar wordt en genoeg energie oplevert om verschil te maken. Hoe aantrekkelijk ook, het is onverantwoord om de toekomstige energievoorziening aan die onzekerheid op te hangen. Kernenergie wint aan populariteit, vooral onder jongeren. Het is bovendien veilig, CO2neutraal en betaalbaar. Van een regering mag visie, politieke durf en daadkracht worden gevraagd. Dat is iets anders dan de afwachtende en halfslachtige houding die nu wordt ingenomen. Als de regering haar verantwoordelijkheid serieus neemt moet zij zich niet lange r verschuilen achter het gebrek aan bereidheid bij de industrie om te investeren in kernenergie. Niet de veiligheids- of de financiële risico’s, maar de politieke risico’s maken investeerders kopschuw. Als Brinkhorst en Van Geel wakker worden kunnen zij, net zoals zij dat voor andere vormen van energie doen, een stimulerend en voorwaarden scheppend beleid voor kernenergie voeren en het vertrouwen van investeerders herstellen. Omdat kernenergie CO2 neutraal is, is een van oprichters van Greenpeace, Patrick Moore al ontwaakt en hen als voorstander van kernenergie voorgegaan. In plaats van Patrick Moore te excommuniceren, waarom kust Greenpeace Brinkhorst en Van Geel niet wakker?
68
Zoektocht naar het omslagpunt tussen fossiele en duurzame energie. Dit artikel verscheen in het tijschrift Duurzame energie, augustus 2005. Fossiele brandstoffen beheersen momenteel de wereldenergievoorziening. Olie, aardgas en kolen zijn echter eindig. Eens breekt dus de tijd aan dat alternatieven hun plaats innemen. Maar wanneer? Uiteenlopende prognoses doen de ronde, variërend van tien tot honderden jaren. Wij gaan op zoek naar het omslagpunt en laten deskundigen hierover hun licht schijnen. In deze aflevering twee energie-woordvoerders in de Tweede Kamer: Paul de Krom van de VVD en Diederik Samsom van de PvdA. De politiek draait veelal om hypes en de korte termijn. Dat lijkt niet te gelden voor de zoektocht naar het omslagpunt. De urgentie wordt door alle partijen gevoeld, ook door de VVD. 'We praten over één van de belangrijkste vraagstukken voor de komende decennia, de omschakeling van een fossiele naar een duurzame energiehuishouding', zo sprak Paul de Krom, woordvoerder duurzame ontwikkeling van de VVD-Tweede-Kamerfractie, vorig jaar tijdens een overleg met de vaste commissie van VROM. Als cruciale deadline houdt De Krom 2030 aan. 'Rond die tijd zitten we met een enorm probleem. Dan verwacht ik dat de vraag naar energie groter zal zijn dan het aanbod van fossiele brandstoffen. Tot dan zal gas de oplopende energievraag opvangen.' Fossiele brandstoffen zijn na 2030 nog niet van de baan. 'Zelfs in 2050 spelen ze nog een dominante rol', verwacht De Krom. 'Wel moeten we toe naar een nieuwe energiemix, waarbij we nieuwe kolencentrales niet moeten uitsluiten. De wereldkolenvoorraad is namelijk nog voldoende voor honderden jaren.' Staatssecretaris van milieu Van Geel valt De Krom hiermee bij. Op een congres van energiekoepel EnergieNed vertelde Van Geel onlangs dat kolen een 'essentiële rol' spelen tijdens de overgang naar een duurzame energiehuishouding. Blauwdrukken De Krom wil en kan het energielandschap van ná 2030 niet schetsen. 'Dat weet niemand', zegt hij. 'Als liberaal geloof ik niet in blauwdrukken. Welke technologieën dan wel of niet een rol spelen, kunnen we beter overlaten aan de markt.' Duurzame energie ziet De Krom absoluut als één van de ingrediënten in de energiemix, maar hij vindt de tijd nog niet rijp voor een grootschalige implementatie. 'Daarvoor is het nog te vroeg. Duurzame energie is commercieel nog niet rendabel. Zon, waterstof en op termijn kernfusie hebben veel potentie, maar dan zullen we eerst de technologie moeten verbeteren. Alleen duurzame energietechnologieën die zelf hun broek kunnen ophouden, maken op de lange termijn een kans. Ik vind het kortetermijndenken om te zeggen: laten we er maar veel subsidie tegenaan gooien, dan komt de doorbraak vanzelf. Efficiënter is om dat geld nu te besteden aan onderzoek en ontwikkeling.' Diederik Samsom, energiewoordvoerder van de PvdA, gelooft - net als de andere linkse oppositiepartijen - wél dat het ei van Columbus al is gelegd. Samsom: 'De technieken zijn al beschikbaar, maar kosten verschrikkelijk veel geld. 'Te duur' is echter een politieke factor, geen technische. Bovendien zijn we niet klaar met ontwikkelen. Ee nderde van een ontwikkelingscurve speelt zich af in het laboratorium, tweederde in de praktijk. Biomassa, wind en zon - in die volgorde - zijn absoluut toe aan een grootschalige implementatie in de markt.' Vele malen belangrijker dan opwekking vindt Samsom energiebesparing. 'De wereld draait nu op vierhonderd exajoule. Dat kan een factor vier naar beneden, zonder dat we comfort hoeven in te leveren.' Voor de korte termijn spelen in de Tweede Kamer twee discussies: windparken op zee en kernenergie. Bij beide staan Samsom en De Krom lijnrecht tegenover elkaar. De Krom wil de optie kernenergie nadrukkelijk openhouden - in ieder geval de centrale in Borssele. 'Met kernenergie heb je een veel hoger
69
rendement dan met duurzame energiebronnen', zo rekent hij voor. Samsom wijst kernenergie af, ook omdat het op de lange termijn geen rol van betekenis kan spelen. 'Mochten we volledig overstappen op kernenergie, dan is de voorraad uranium sneller op dan de fossiele brandstoffen.' Energietransitie Samsom voorziet sneller een duurzame toekomst dan De Krom. Waar volgens De Krom in het jaar 2050 de markt nog wordt overheerst door fossiele brandstoffen, verwacht Samsom dat dan al de helft wordt opgewekt uit duurzame energiebronnen. Samsom schetst wel een blauwdruk: 'Tweederde bestaat in 2050 uit biomassa, wind en zon. De overige eenderde is nog onbekend. De energievoorziening is dan ook vrijwel koolstofvrij, dus dan praten we over CO2-reducties van zestig tot tachtig procent.' Ook het Nederlandse kabinet wil met haar ene rgietransitiebeleid in 2050 zijn overgestapt op een duurzame energiehuishouding. Ondanks dit nobele streven, vindt Samsom het transitiebeleid vooral 'een excuus om niets te doen.' 'Ze gebruiken dure woorden als transitiepaden, maar de praktijk wijst tot dusver uit dat het weinig voorstelt. Er is slechts 35 miljoen beschikbaar. Een schamele fooi.' Ook De Krom klinkt niet bijster enthousiast. En dat terwijl het traject - eerst experimenteren en geen blauwdruk op tafel - hem als muziek in de oren zou moeten klinken. 'Het huidige transitiebeleid is erg vaag. De overheid moet met het bedrijfsleven om de tafel gaan zitten om gezamenlijke onderzoeksprogramma's op te zetten. Technologische doorbraken komen niet aanwaaien. 2030 lijkt ver weg maar is het niet. De tijd begint echt te dringen.' Beide politici noemen dezelfde drijfveren om het omslagpunt hoog op de politieke agenda te plaatsen: klimaatverandering én afhankelijkheid van landen als Iran en Rusland. Wel verschilt de klemtoon. Samsom noemt het klimaat de grootste boosdoener, terwijl De Krom de nadruk legt op de politieke en strategische afhankelijkheid. 'Gaan we in Europa zo door, dan moeten we straks bij de Iraanse Ayatollahs en Poetin op de knieën om ons brandstof te leveren. Daarvoor betalen we een politieke prijs. Zeker omdat we dan in Europa door onze eigen voorraden heen zijn', aldus De Krom.
70
Alleen nog voetbal kijken als het waait Dit artikel verscheen op 2 oktober 2004 in Het Financieel Dagblad. Met een fractie van de 17 miljard die het kabinet aan windparken wil besteden, kunnen we het grootste energieonderzoekscentrum ter wereld opzetten. Milieu, belastingbetaler en consument zijn de winnaars Het kabinet wil grootschalige windmolenparken op zee en kleinschalige windparken op land bouwen. De VVD is daar tegen. Deze parken kosten het enorme bedrag van 10 tot 17 miljard euro subsidie. De baten zijn twijfelachtig. Dat geld kan beter worden besteed aan onderzoek en ontwikkeling om duurzame energietechnologie rendabel en efficiënt te maken. De risico's van een megaproject op zee zijn megagroot. Voldoende ervaring ontbreekt. Deskundigen spreken elkaar tegen over het rendement. Er is onvoldoende duidelijkheid over de kosten van noodzakelijke aanpassingen van het net en de kosten voor het achter de hand houden van conventionele centrales. Bovendien waait het niet altijd, of te hard. Je moet dus kolen- en gascentrales achter de hand houden om op die momenten toch elektriciteit te leveren. Het argument dat windenergie helpt om de afhankelijkheid van kolen en ga s te verminderen, gaat dus maar ten dele op. De VVD is voorstander van het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen, ook om de afhankelijkheid van olie, gas en steenkool te verminderen. In Europees verband is afgesproken dat Nederland in 2010 tweemaal zoveel als nu van zijn elektriciteit duurzaam moet opwekken. Logisch dat een gevoel van urgentie zich van milieugroeperingen, beleidsmakers en politici meester maakt. Maar een simpele internationale afspraak betekent niet stoppen met nadenken. Juist als de druk groot is om maatregelen te nemen, bestaat de neiging om nadelen opzij te schuiven. Maar kritisch en nuchter kijken naar kosten en baten van maatregelen is altijd nodig. Zeker in het geval van windenergie. Het gaat hier immers wel om ? veel geld. Voor de komende tien jaar kost windenergie op land ongeveer 1,8 miljard euro subsidie, windenergie op zee tussen 8 en 15 miljard euro. En dat is nog maar een bescheiden schatting. Terwijl Nederland zich met de commissie-Duivesteijn nog verbaast over hoe de kosten voor HSL en Betuwelijn zo uit de hand konden lopen, dreigt Den Haag zich ongemerkt opnieuw te laten meezuigen in een project waarvan de kosten een veelvoud zijn van HSL en Betuwelijn samen! Ik kan mij niet herinneren dat er ooit in dit la nd zo'n groot bedrag is uitgegeven aan een project waaraan zoveel onzekerheden kleven. In onze ijver om Europese afspraken na te komen, storten wij ons in het diepe en sleuren daarbij een onafzienbare stroom belastinggeld met ons mee. En wat levert het op? Een besparing van de uitstoot van broeikasgassen die elders gemakkelijk voor een fractie van de kosten kan worden gerealiseerd. Van een efficiënte milieumaatregel is dus geen sprake. De regering hoopt dat windenergie concurrerend wordt door schaalvergroting. Om dat te onderzoeken hoeft geen enorm park te worden gebouwd. Volstaan kan worden met een kleinschalige opzet. Maar de wens lijkt de vader van de gedachte. In Denemarken, een land met veel ervaring in windenergie, wordt daar ernstig aan getwijfeld.
71
Als over vijftien jaar de resultaten inderdaad tegenvallen, rest niets anders dan het enorme windpark weer vrolijk af te breken. Een ervaring rijker, maar een illusie en heel veel geld armer. Wat windenergie op land betreft brokkelt het draagvlak af. Steeds meer mensen komen in opstand tegen de plaatsing van kolossale windmolens die het landschap en hun directe leefomgeving ontsieren. Maar zij vinden weinig gehoor en worden snel in het verdachtenbankje geplaatst. Windenergie is immers groen, en goed? De subsidiemiljarden voor windenergie kunnen beter worden besteed aan de ontwikkeling van duurzame energietechnologie die op termijn wel concurrerend zijn. Omschakeling naar een duurzame energiehuishouding is veel meer gebaat bij investeren in onderzoek en ontwikkeling van waterstof en zonne-energie dan bij het subsidiëren van grootschalige onrendabele marktactiviteiten. Subsidie van marktactiviteiten werkt zelfs contraproductief. Ondernemers grijpen eerder naar een pot met subsidiegeld waaraan ze kunnen verdienen, dan investeren in onderzoek met een onzekere opbrengst in de toekomst. Meer doen aan onderzoek past ook mooi in de Lissabon-doelstelling. Europa wil het budget voor duurzaam energie-onderzoek verhogen tot 1,5 miljard euro. Maar in de VS alleen al wordt 1,5 miljard gestopt in onderzoek naar waterstoftechnologie. En waarom draagt Nederland bijvoorbeeld maar zes miljoen euro bij aan het onderzoek naar kernfusie? Als briljant sluitstuk van het Nederlandse energiebeleid wordt de laatste kerncentrale in 2014 gesloten. De kennis op dat gebied zal uit Nederland verdwijnen. Terwijl we weten dat kernenergie in de toekomst nog wel eens hard nodig kan zijn. Bij Greenpeace gaat de vlag uit, maar ondertussen kijken we alleen voetbal als het waait. Door in te zetten op onderzoek naar commercieel rendabele energietechnologie wordt de kans groter dat we eerder kunnen overschakelen op grootschalige toepassingen in de markt. Zonder dat daar bergen belastinggeld bij hoeven. Met een fractie van het geld dat straks aan windparken wordt besteed, kan Nederland 's werelds grootste energieonderzoekscentrum opzetten. Het milieu, de belastingbetaler en de energieconsument zijn de winnaars.
72
Kortsluiting bij CDA door stroomuitval Dit artikel verscheen in Tubantia/Twentse Courant, 10 december 2005. het is geschreven met partijgenoot Han ten Broeke oud- kandidaat voor het Europarlement en is nu directeur Public Affairs in Brussel. Haaksbergen leert ons dat elektriciteitsnet- ten nooit in commerciële handen mogen vallen, betoogden CDA'ers vorige week in deze krant. Dat is de verkeerde les. Stroom uitval leidt tot kortsluiting in het CDA. Terecht constateerden de CDA'ers Hessels, Omtzigt en Van Winsen vorige week dat Haaksbergen niet door marktwetten, maar door natuurwetten is getroffen. Maar waar zij hun 'principiële bezwaren tegen privatisering van de energienetten' baseren op de stroomcrises in Haaksbergen en Hulst slaan zij de plank mis. Het maakt leidingen en kabels niets uit of overheid of markt hun eigenaar is. De sneeuw evenmin. 'Haaksbergen' toont juist aan dat ook bij een bedrijf in eigen dom van de overheid de kabels gewoon kunnen breken. In Groot-Brittannië, waar de stroomnetten al wel in private handen zijn, is niet één kabel geknapt. 'Waar haalt het CDA dit ongebreideld geloof in de overheid toch vandaan'? Als het CDA wordt gevraagd naar voorbeelden waar privatisering van netten heeft geleid tot stroom uitval, blijft het angstvallig stil. Het CDA werpt zichzelf wel op als enige hoeder van de betrouwbaarheid van de netten tegenover een Kamermeerderheid die 'uitsluitend op basis van een kostenplaatje' redeneert. De werkelijkheid is dat de Tweede Kamer, met steun van links tot rechts, de zogenaamde lnterventiewet heeft aangenomen. Met die wet zijn de netten vergaand gereguleerd, zowel op prijs als op kwaliteit. Wij vragen ons af of het CDA werkelijk bereid is, zoals het schrijft: 'een absolute garantie', dus 100 procent betrouwbaarheid, te beloven aan burgers. De Nederlandse netten zijn in vergelijking met het buitenland al zeer betrouwbaar, maar 100 procent betrouwbaarheid is toch echt iets anders. Onderzoek heeft uitgewezen dat kosten en baten van zo'n maatregel niet in verhouding staan. Onbetaalbaar dus! Kan het CDA misschien aangeven welk prijs kaartje zij aan de bur gers willen presenteren? Het CDA fulmineert met enige regelmaat tegen de liberalisering van de energiemarkt. Te gen de privatisering en tegen de splitsing van de energiebedrijven in een netwerkbedrijf (met een publiek meerderheidsbelang) en een leverings-, productie- en handelsonderneming. Zij biedt geen perspectief op wat het wel wil. Terug naar de oude regionale monopolisten, waarin de klanten niets te vertellen hadden? In dat geval weet je één ding heel zeker: je betaalt altijd te veel. Ook vertelt het CDA u niet dat door de Europese Commissie en de onafhankelijke toezichthouder in de Nederlandse energiemarkt, de DTe, is vastgesteld dat de kosten zonder liberalisering 15 procent hoger zouden hebben gelegen dan nu. Die kostendaling heeft u overigens nog niet op uw energierekening teruggezien. 'Onze stroom' wordt namelijk groten deels opgewekt door 'ons gas', waarvan de prijs op de wereld markt meestijgt met de olieprijzen. Het is deze eenzijdige afhankelijkheid van gas, dat over 25 jaar in Nederland is uitgeput, waardoor wij in de toe komst het risico lopen ook zonder kabelbreuk zonder stroom te zitten. Tenzij we ons volledig uitleveren aan het Rusland van Poetin of aan de ayatollahs in Iran, moeten er dus nu maatregelen worden genomen. Door in te zetten op gebruik van schone kolen en kernenergie daalt de afhankelijkheid van gas. Voorts moet in Noordwest-Europa de vorming van één energiemarkt worden bevorderd. Onze netten moeten goed aan sluiten op die van onze buurlanden, waardoor bedrijven meer keus krijgen op de markt, de concurrentie toeneemt en de kosten dalen. Het zou het CDA sieren in het Europarlement voor hetzelfde te pleiten. Maar tot nu toe willen hun conservatieve
73
geloofsgenoten in Frankrijk, Duitsland en Italië, daar niet aan. Het zou vooral ook de broodnodige leverzekerheid voor Nederland opleveren. En in Nederland zelf is te weinig liberalisering het probleem. De uitspraken van Essent-baas Boersma dat ze 'zich onvoldoende hadden gerealiseerd dat er klanten aan de andere kant van de kabel zaten', illustreert dat het best. Zolang de netten en de distributiebedrijven in Nederland volledig eigendom zijn van de overheid, en er dus nog geen volledige markt is, valt de roep om meer overheid vanwege marktfalen niet anders te kwalificeren dan als bizar. Niet de markt maar de provincie Overijssel en de gemeente Haaksbergen zijn de eigenaren van Essent. Bestuurders die als aandeelhouder hoge rendementen eisen, klagen die bedrijven nu ineens aan, namens burgers die te lang in de kou hebben gezeten. Dat uitgerekend het CDA deze schizofrene positie wil handhaven is niet uit te leggen. Ondernemer spelen en klant zijn leidt tot kortsluiting. De splitsingswet van de regering ontvlecht de bestuurlijke petten van aandeelhouders, bedrijven en netten. Bestuurders kunnen zich dan beperken tot hun rol als veeleisende klanten die het beste resultaat eruit slepen voor hun burgers. Ze kunnen desnoods driedubbele lussen eisen, en vorstelijke boetes die oplopen wanneer de temperatuur daalt. Maar dan wel vóórdat de stroom wordt ingekocht. In een echte markt kan dat.
74
Burger gebaat bij hervorming energiesector Dit artikel verscheen in diverse regionale bladen van de Gemeenschappelijke Pers Dienst op 29 september 2005. De energiewereld verandert snel. Dat gaat gepaard met veel weerstand bij diegenen die het meest te verliezen hebben. Vakbonden en directies van de gevestigde bedrijven slaan de handen ineen en hangen vol in de remmen. In het belang van de consumenten is politieke moed nodig om door die gevestigde belangen heen te breken. Sinds de liberalisering van de energiemarkt in Nederland kan iedereen zijn energieleverancier kiezen. Volgens de vakbonden kost dat duizenden banen bij de vier gevestigde energiebedrijven: Nuon, Essent, Eneco en Delta, samen de ‘Grote Vier’. De bedoeling van de liberalisering was de bedrijven door concurrentie te dwingen tot efficiënter werken en verlaging van hun kosten. Dat is ook al gelukt. Zowel de toezichthouder op de energiemarkt als de Europese Commissie berekende dat de kosten zonder de liberalisering vijftien tot twintig procent hoger zouden liggen dan nu. Consumenten hebben dit voordeel niet teruggezien op hun energierekening door hogere belastingen en brandstofprijzen. Maar de druk van de markt is nog niet hoog genoeg. De energiebedrijven kunnen het zich kennelijk permitteren teveel mensen in dienst te houden. Extra inspanningen zijn nodig om de logge nutsbedrijven om te vormen tot klantvriendelijke, efficiënte bedrijven. Concurrentie en efficiency moet groter worden. Dat kan door de vorming van één Europese markt, afsplitsing van de elektriciteitsnetten en (gedeeltelijke) privatisering. Europa moet serieus werk maken van een liberale Europese energiemarkt. Buitenlandse energiereuzen als EDF, RWE en Eon beschermen hun machtsposities door beperking van de im- en exportcapaciteit. Bedrijven kunnen niet inkopen waar ze willen en betalen zo structureel teveel. Maar politici in Frankrijk, Duitsland en Brussel zitten tot aan hun nek verstrikt in de lobby’s van directies en vakbonden en kunnen die situatie nog niet doorbreken. Het tweede spoor is zo eerlijk mogelijke inrichting van de markt. De ‘Grote Vier’ genieten onevenredig voordeel ten opzichte van hun concurrenten door het bezit van hun elektriciteitsnetten. Daarom wil het kabinet die afsplitsen. De directies zien dat als een grote bedreiging van hun luxe positie en voeren felle oppositie. Het vakbondsrapport komt hen daarbij goed uit. Ons wordt angst aangejaagd met het vooruitzicht op massaontslagen. Er wordt een beeld geschetst alsof niet meer zou worden geïnvesteerd in de sector. Alsof buitenlandse giganten de stroombedrijven overnemen en straks in Parijs of Berlijn het lichtknopje in Nederland wordt omgedraaid of dat de prijzen tot astronomische hoogten worden opgedreven. Daarbij wordt voorbijgegaan aan het feit dat de positie van de netten door afsplitsing juist wordt versterkt, dat de werkgelegenheid bij nieuwe bedrijven toeneemt en investeringen in productie vooral afhankelijk zijn van lange termijncontracten. De stroombedrijven proberen ons te laten geloven dat buitenlandse bedrijven bereid zijn hun eigen investeringen in Nederland te vernietigen, terwijl zij zelf wel in het buitenland willen investeren. In Nederland zelf zijn talloze buitenlandse bedrijven actief die goed voor hun klanten en werknemers zorgen. Juist de belangrijkste vertegenwoordigers van de klanten, het MKB en de Consumentenbond, zijn vóór splitsing.
75
Door verkoop van de elektriciteitsnetten wordt het mogelijk de commerciële activiteiten – productie en levering – te privatiseren terwijl de overheid voorlopig een meerderheidsaandeel behoudt in de netten. Zo kunnen de aandeelhouders – provincies en gemeenten - geld vrij maken voor nieuwe investeringen ten behoeve van de burger. Omdat een meerderheid van de netten in overheidshanden blijft, worden de elektriciteitsnetten beschermd tegen overnames door buitenlandse spelers die toch al te veel marktmacht hebben. Zo ziet de VVD het perspectief van een gezonde, efficiënte en moderne energiesector. Intussen zetten directies de hakken in het zand en dreigen met juridische procedures. Het is te hopen dat het CDA, samen met VVD en PvdA bereid is de blokkades op te heffen en noodzakelijke hervormingen af te dwingen.
76
Hervormen stroomsector is goed voor de burger Dit artikel verscheen in het Nederlands Dagblad van 27 september 2005. Sinds de liberalisering van de Energiemarkt in Nederland kan iedereen zijn energieleverancier kiezen. Volgens de vakbonden kost dat duizenden banen bij de vier gevestigde eneïgiebedrijve n: Nuon, Essent, Eneco en Delta. De bedoeling van de liberalisering was de bedrijven te dwingen tot efficiënter werken en verlaging van hun kosten. Dat is al gelukt. Zonder liberalisering zouden de kosten 15 tot 20 procent hoger liggen dan nu. Maar de druk van de markt is niet hoog genoeg. Extra prikkels zijn nodig om de logge nutsbedrijven om te vormen tot klantvriendelijke, efficiënte bedrijven. De concurrentie kan worden vergroot door de vorming van één Europese markt, afsplitsing van de elektriciteitsnetten en privatisering. Energiereuzen in Frankrijk, Duitsland en België beschermen hun machtsposities door beperking van de im- en exportcapaciteit. Politici in die landen zitten met hun enkels verstrikt in de lobby's van directies en vakbonden. Het tweede spoor is een zo eerlijk mogelijke marktwerking. De 'Grote Vier' in Nederland genieten onevenredig voordeel ten opzichte van hun concurrenten door het bezit van hun elektriciteitsnetten. Daarom wil het kabinet die afsplitsen. De directies zien dat als een grote bedreiging van hun positie en voeren felle oppositie. Vakbonden steunen hen daarbij. Ons wordt angst aangejaagd met het vooruitzicht op massaontslagen. Er wordt gezegd dat er niet meer wordt geïnvesteerd en dat buitenlandse giganten straks bij ons het licht uitdoen of de prijzen tot astronomische hoogten opdrijven. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat de positie van de netten door afsplitsing juist wordt versterkt, dat de werkgelegenheid bij nieuwe bedrijven toeneemt en investeringen in productie vooral afhankelijk zijn van langetermijncontracten en een gunstig investeringsklimaat. In Nederland zijn talloze buitenlandse bedrijven actief die goed voor hun klanten en werknemers zorgen. Juist de belangrijkste vertegenwoordigers van de klanten, het MKB en de Consumentenbond, zijn voor splitsing. Daardoor wordt het mogelijk de commerciële activiteiten (productie en levering) te privatiseren, terwijl de overheid voorlopig een meerderheidsaandeel behoudt in de netten. Zo kunnen de aandeelhouders (provincies en gemeenten) geld vrij maken voor nieuwe investeringen ten behoeve van de burger. Omdat een meerderheidsbelang van de netten in overheidshanden blijft, worden de elektriciteitsnetten beschermd tegen overname door buitenlandse spelers die toch al te veel marktmacht hebben. Alleen op deze manier is er perspectief op een gezonde, efficiënte en moderne energiesector.
77
Splitsing energiebedrijven in belang van consument Dit artikel verscheen in Het Parool in april 2005. In het Parool van 22 maart keert Arjen Rijpkema, vice-voorzitter van de VVD- fractie in de provinciale staten van Noord-Holland, zich tegen de door het Kabinet voorgenomen splitsing van energiebedrijven. Hij vindt de voorstellen ondoordacht en onverantwoord. De consument is de dupe. Zijn redenering is echter onjuist en onvolledig. Splitsing betekent dat het commerciële deel (productie en levering) van de grote energiebedrijven geheel kan worden verkocht terwijl de overheid een controlerend belang in de netten houdt. Rijpkema stelt onterecht dat minister Brinkhorst de commerciële activiteiten na splitsing wil verkopen. Niet de minister, maar de aandeelhouders - provincies en gemeenten – gaan daarover. Verkoop ligt overigens wel voor de hand. Enkele bedrijven zijn bijvoorbeeld van plan flink in het buitenland te investeren. Sommige hebben dit in het verleden al gedaan. Waarom moet de belastingbetaler het risico lopen voor commerciële avonturen van overheidsbedrijven? Waarom laten provincies en gemeenten hun geld in hoog risicovolle ondernemingen zitten als die evengoed met privaat kapitaal kunnen worden gefinancierd? Sommige aandeelhouders onderkennen dit en willen daarom terecht van het commerciële deel van het bedrijf af. Met zijn stelling dat de commerciële delen zullen worden gekocht door buitenlandse ondernemingen heeft hij waarschijnlijk gelijk. Maar ook met netten stellen de Nederlandse energiebedrijven op Europese schaal niet veel voor. Op de ranglijst van bedrijven met de grootste omzet in Europa prijken de “grote drie” van Nederland op de plaatsen veertien, negentien en eenentwintig. Ter vergelijking: de omzet van Essent, het grootste Nederlandse bedrijf, is één achtste van de omzet van EDF, het Franse energiebedrijf. De keuze is dus niet of de bedrijven worden overgenomen, maar of ze worden overgenomen met of zonder netten. De VVD- fractie in de Tweede Kamer kiest ervoor door splitsing de mogelijkheid te behouden de vitale nutsfunctie van het netwerk voorlopig niet in buitenlandse handen te laten vallen. Er worden dus helemaal geen onomkeerbare besluiten genomen, zoals Rijpkema stelt. Rijpkema stelt de vraag ‘wie ons garandeert dat ‘onze’ energiecentrales voldoende worden onderhouden’ als zij in buitenlandse handen komen. Heeft hij aanwijzingen dat Electrabel en Eon, beide buitenlandse ondernemingen met aanzienlijke productiecapaciteit in Nederland, onvoldoende investeren in onderhoud? En was het niet zo dat voordat NUON het Amerikaanse Reliant overnam, meer dan 50% van de Nederlandse productiecapaciteit al buitenlands bezit was? Ook toen ging er niets mis. Bovendien heeft geen enkel Nederlands energiebedrijf de laatste jaren grootscheepse investeringen in productie gedaan. De vraag die Rijpkema moet stellen is hoe we ervoor kunnen zorgen dat broodnodige investeringen plaatsvinden, door welk binnen– of buitenlands energiebedrijf dan ook. Splitsing heeft daar weinig mee te maken, een gunstig investeringsklimaat en gezonde concurrentie des te meer. Daar moet de overheid zich dan ook op concentreren. Zijn argument dat de consument de dupe zal worden van de splitsing is merkwaardig. Juist de vertegenwoordigers van de consumenten en kleine gebruikers zelf, de Consumentenbond en het MKB, hebben zich achter het splitsingsbesluit geschaard! Dat is geen toeval. De positie van de grote energiebedrijven in de markt is kennelijk, onder andere door het bezit van de netten, comfortabel genoeg om zich niet het vuur uit de sloffen te hoeven lopen voor hun klanten. Kijk maar naar de problemen met de rekeningen. Die zorgen er bovendien voor dat
78
het overstappen van de ene naar de andere leverancier voor consumenten onaantrekkelijk lijkt. Dat is funest voor de werking van de markt, maar wel in het belang van de gevestigde bedrijven die er geen enkel baat bij hebben dat bestaande klanten overstappen. Ik kan mij dan ook niet aan de indruk onttrekken dat zij meer tijd hebben besteed aan het blokkeren van de splitsing dan aan het oplossen van de problemen voor hun klanten. Concurrentievervalsing ligt op de loer. De grote energiebedrijven hebben veel voordeel van hun netwerk. Niet voor niets gaan zij tot het gaatje om splitsing te voorkomen. Het grootste deel van de waarde van het bedrijf zit in de netten en zorgt voor gunstiger kredietmogelijkheden. Commerciële activiteiten en overnames worden gefinancierd uit de zekere opbrengst van de netten. Voordelen die concurrenten zonder netten allemaal niet hebben. Iedere leverancier van energie moet op dezelfde basis toegang tot de netten hebben. Maar hoe weet je zeker dat het netwerkbedrijf het moederbedrijf niet bevoordeelt, zoals een goede dochteronderneming betaamt? Theoretisch kan regelgeving en toezicht dit voorkomen, maar in de praktijk is oneerlijke bevoordeling moeilijk aan te tonen. Denk bijvoorbeeld maar aan de gebeurtenissen rond het faillissement van Energy XS. Elk netwerkbedrijf wees het moederbedrijf aan als nieuwe leverancier. Dat het splitsingsbesluit hevige weerstand oproept, vooral bij de energiebedrijven zelf overigens, was te verwachten. Geen enkele gevestigde orde laat zich zomaar opzij schuiven. Het is de taak van de politiek daar doorheen te breken als dat nodig is. Het is een illusie om te denken dat terwijl de regels van het spel sinds de liberalisering zijn veranderd, de structuren ongewijzigd kunnen blijven. Splitsing bevordert de marktwerking en concurrentie. Dat kan inderdaad ten koste gaan van de Europese droom van de bedrijven zelf. Dat is jammer, maar het belang van de Nederlandse consument gaat voor.
79
Splitsen energiebedrijven is verstandig Dit artikel werd geschreven samen met Ferd Crone (PvdA PvdA fractie in de Tweede Kamer) en verscheen in het NRC, dinsdag 27 April 2004. De grote energiebedrijven zijn tegen het kabinetsvoorstel om ‘hun’ bedrijven te splitsen in een commerciële tak die mag worden geprivatiseerd, en een netwerkbedrijf dat voorlopig in overheidshanden blijft. Zij willen volledig worden geprivatiseerd, inclusief de netwerken. Wij delen deze visie niet. De totstandkoming van een transparante markt waar alle aanbieders op gelijke voorwaarden aan kunnen deelnemen gaat vóór het belang van de grote energiebedrijven zélf. De energiebedrijven stellen daartegenover dat zij niet meer kunnen investeren in nieuwe centrales, de financieringsmogelijkheden afnemen, ze worden opgekocht door buitenlandse concerns, dat investeringen in onderhoud en uitbreiding van de netten beter door private partijen kan gebeuren, en dat gesplitste bedrijven minder waard zijn dan het geïntegreerde bedrijf waardoor de eigenaren (provincies en gemeenten) waardeverlies lijden. Wij zetten de argumenten nog eens op een rijtje. Marktwerking kan per definitie niet plaatsvinden bij monopolistische activiteiten, zoals het beheren van stroomkabels en gasleidingen. Er is geen tucht van de markt, de klant kan niet overstappen op een ander netwerk. Het is dan ook aantrekkelijk om de opbrengst van het netmonopolie te gebruiken voor versterking van commerciële activiteiten elders in het bedrijf (kruislingse subsidie). Dit kán worden voorkomen door effectieve regelgeving en sterk toezicht. Maar in de praktijk blijkt vaak dat de regelgeving explodeert en er toezichthouders komen met honderden mensen, die regelmatig achter de feiten aanlopen. Ontvlechting van de monopolistische en commerciële activiteiten leidt tot méér transparantie. Dit maakt de taak van de toezichtho uder makkelijker en het toezicht effectiever. Voordat wordt geprivatiseerd, moet het toezicht zich bovendien eerst in de praktijk hebben bewezen. Ook de Algemene Energie Raad pleit voor uitstel van privatisering van de netten. De energiebedrijven stellen dat door splitsing niet meer kan worden geïnvesteerd in nieuwe centrales. Daarmee geven zij toe dat subsidie uit de netten wordt gebruikt voor de financiering van commerciële activiteiten! Als investeringen in productiecapaciteit echter afhankelijk zouden zijn van subsidie van de netten ziet het er slecht uit voor nieuwe toetreders en producenten zonder netten. Onbegrijpelijk is dat zelfs wordt gepleit voor een Nationale Kampioen: een super-producent die ook nog de netten bezit. Marktwerking wordt ingeruild voor exclusieve marktmacht voor de oude bedrijven: van staats- naar privaat monopolie. Het is volstrekt onduidelijk waarom dit in het belang zou zijn van de consument. Wij hebben liever meerdere buitenlandse spelers zónder netten die met elkaar concurreren, dan één Nationale Kampioen mét netten en teveel marktmacht. De toezichthouder blokkeert niet voor niets een fusie Nuon/Essent. Daar komt bij dat de potentie van decentrale opwekcapaciteit, in Nederland zo’n 40%, niet door een Nationale Kampioen of door een monopolistisch netbedrijf mag worden weggedrukt. Zowel de decentrale opwekkers als afnemers moeten optimale marktkansen krijgen om bij te dragen aan voorzieningszekerheid en stabiele prijzen, ook in de piekuren. Wat de financiering betreft: de mogelijkheden (en creditratings) van zelfstandige netbedrijven zullen zonder de risicovolle commerciële activiteiten juist toenemen. Die van een afgesplitst commercieel bedrijf daarentegen zullen door het wegvallen van de zekerheid van de netten inderdaad minder groot worden. Maar juist dát draagt bij aan de totstandkoming van een level playing field in de commerciële markt. Bedrijven zónder netten hebben de zekerheid van de
80
netten immers ook niet! De afgesplitste commerciële bedrijven zullen, net als hun concurrenten, gewoon moeten leren risicovol te ondernemen. Wij voegen daar nog aan toe dat door splitsing meer transparantie in de markt ontstaat en juist dáár houden financiers van. De vrees van de grote bedrijven dat de afgesplitste commerciële activiteiten worden opgekocht door buitenlandse concerns is reëel. Maar bedacht moet worden dat in ieder scenario de invloed van buitenlandse bedrijven op onze markt zal toenemen. Nederland is nu eenmaal Klein Duimpje in Europees energieland. Zelfs mét netten zijn de Nederlandse bedrijven klein vergeleken met hun Europese concurrenten. Ook dan bestaat de kans dat ze door provincies en gemeenten worden verkocht aan buitenlandse concerns. Wij zijn niet bang voor buitenlandse bedrijven op de commerciële markt, mits er maar op wordt toegezien dat er voldoende spelers zijn om marktwerking te garanderen, en zolang die bedrijven niet ook nog eens de netten in handen hebben. Er kan in een vrije markt een probleem ontstaan van voorzieningszekerheid vanwege de hoge kapitaalintens iteit en lange terugverdientijd van centrales. Investeerders willen afnamezekerheid terwijl die juist kleiner kan worden als consumenten per maand kunnen switchen. De oplossing, uiteraard naast het vereiste van een gunstig investeringsklimaat, is dat producenten en afnemers lange termijn contracten aangaan. Het verbod hierop was één van de redene n dat het mis ging in Californië. De prijs kon worden opgedreven door manipulatie op de korte termijnmarkt met schaarste (gaming). Daarnaast is het noodzakelijk dat er een markt voor piekcapaciteit komt. Het gaat immers om investeringen met een twijfelachtig privaat maar een hoog maatschappelijk rendement. De Nederlandse energiebedrijven staan overigens helemaal niet zo zwak als zij beweren. Er is 20% importcapaciteit. Afnemers zijn dus voor 80% van hun stroom afhankelijk van Nederlandse centrales. Stroomproducenten zitten voorlopig nog op rozen. Ondernemers in een gewone markt met onbeperkte importcapaciteit zullen hier jaloers op zijn! VNO/NCW pleiten niet voor niets voor uitbreiding van de importcapaciteit. De belofte dat geprivatiseerde bedrijven garant staan voor een betere kwaliteit van de netten dan met de overheid als eigenaar is niet overtuigend. Integendeel, met investeringen in uitbreiding van het net wordt de schaarste in de eigen markt vermindert. Dat zet de afzetprijs onder druk. Wie kan van een bedrijf verwachten zijn eigen positie te ondermijnen? We moeten niet naïef zijn. Normaal strategisch ondernemersgedrag leidt ertoe dat de neteigenaar het liefst ‘eigen stroom eerst’ levert. Niet voor niets hadden alle netbedrijven hun eigen ‘moeder’ als noodleverancier aangewezen. Dat de overheid als eigenaar te weinig zou investeren in de netten is bovendien tot nu toe niet gebleken. Nederland heeft de grootste importcapaciteit in Europa en zeer betrouwbare netten. Dit is niet toevallig omdat investeringen volledig kunnen worden gefinancierd uit het transporttarief. Het door de toezichthouder toegestane rendement is zelfs hoger dan de rente op obligaties zodat het de overheid geld oplevert. Financiële deelname in netbedrijven is daarom zowel voor de Staat als voor institutionele beleggers een aantrekkelijke optie. Daarentegen zullen institutionele beleggers wél terugschrikken voor investeringen in de risicovolle, commerciële, activiteiten van de huidige energiebedrijven. Daarmee is tegelijk een kanttekening geplaatst bij het argument dat de waarde van de bedrijven wordt uitgehold als de commerciële en monopolistische delen uit elkaar worden gehaald. Het tegendeel blijkt zelfs het geval, zoals we in rijpere markten als Engeland zien. Het netwerk is immers het meeste waard als er zoveel mogelijk aanbieders op de schaarse capaciteit bieden en het moederbedrijf niet wordt bevoordeeld. Tegen verkoop van de netten
81
(geheel of gedeeltelijk) naar onafhankelijke private partijen, zoals institutionele beleggers die niet zélf commercieel actief zijn op de energiemarkt, bestaat dan ook geen principieel bezwaar. Voor het commerciële bedrijfsonderdeel geldt dat geen euro méérwaarde wordt geschapen als het teert op subsidie van een ander deel van het bedrijf. Dat versluiert alleen maar de werkelijke waardevorming. De commerciële activiteiten zijn bovendien voor andere commerciële partijen aantrekkelijker als overnamekandidaat zónder de netten en de daarmee verbonden loden last van regelgeving en toezicht. Dit alles neemt niet weg dat de Minister het belang van de aandeelhouders scherp in de gaten moet houden. Hij moet snel met hen om de tafel om de verdere uitvoering en fasering van het splitsingsbesluit te bespreken. Samenvattend: privatisering van netwerken is op dit moment niet gewenst. Vanuit de noodzaak te komen tot eerlijke marktverhoudingen is het ongewijzigd voortbestaan, of het verkopen van de geïntegreerde energiebedrijven aan commerciële marktpartijen evenzeer ongewenst. De direct belanghebbenden van de marktopening van juli a.s., het MKB en de Consumentenbond, onderschrijven het splitsingsbesluit. Anders wordt het voor de toezichthouder nodeloos complex. Waarom zo moeilijk doen? Laten we de privatisering voorlopig beperken tot de commerciële activiteiten en daar de markt écht concurrerend maken voor grote en kleinere producenten. Aan Minister Brinkhorst nu de schone taak met getrokken zwaard Europa in te gaan om dáár hetze lfde te bepleiten, inclusief het afschaffen van staatssteun (aan bijvoorbeeld de vieze bruinkoolindustrie in Duitsland), en het vergroten van de importcapaciteit. Pas dán zal een Europese markt echt van de grond komen en dat is een keihard Nederlands belang. Als komend Voorzitter van de EU heeft hij een uitgelezen kans om te laten zien dat hij alle Europese ervaring die hij heeft verzamelt ook te gelde kan maken.
82
83
Luchtvaart
84
Initiatief ligt nu bij Schiphol Dit artikel verscheen op 28 april 2006 in het Financieel Dagblad. Het kabinet concludeert dat het Schipholbeleid goed werkt. Er wordt meer gevlogen en de overlast neemt af. Maar velen geloven het niet. Alleen Schiphol zélf kan het vertrouwen terugwinnen, door afspraken te maken met zijn buren en door een pakket op tafel te leggen waarbij het kwartje niet slechts één kant uitrolt. De nieuwe Luchtvaartwet werd drie jaar geleden van kracht en rust op meer vliegen over minder dichtbevolkt gebied, en op een dichtgetimmerd systeem van vliegroutes. Maar niemand is tevreden, omdat er een gebrek aan vertrouwen is tussen partijen. Door gebrek aan dialoog van onderop heeft Den Haag alles van bovenaf in een moeilijk te begrijpen keurslijf van regels geperst. Elke flexibiliteit om het systeem te verbeteren werd daardoor vrijwel onmogelijk gemaakt. ‘Dan gaan we het anders doen’, zou je denken. Maar nee. De commissie Eversdijk stelde onlangs voor hetzelfde, problematische systeem uit te breiden tot een nog groter gebied. Ook de Tweede Kamer vervalt in hetzelfde stramien, de commissie Derksen, die het evaluatieproces begeleidde, waarschuwde daar al voor. Voordat het kabinet zijn besluit bekend maakte werden in de kamer de oude stellingen weer betrokken. De roep om nog meer regels klinkt. Politieke rookgordijnen worden opgetrokken om de simpele keuze te verdoezelen: wil je de mainportfunctie behouden — dus een groeiend Schiphol — of niet. Alleen Schiphol zélf kan de discussie lostrekken. Als elk bedrijf heeft ook Schiphol de verantwoordelijkheid om goede relaties met zijn buren te onderhouden. Alleen dan behoud je het draagvlak om te kunnen functioneren. Dat doe je niet door achterover te leunen in de wetenschap dat Den Haag de kolen uit het vuur haalt als de groei gaat knellen. Cerfontaine roept dat mensen die willen verhuizen compensatie moeten krijgen. Vervolgens wappert hij met de rekening naar Den Haag. Nee dus. De vervuiler betaalt, en dat ge ldt ook voor Schiphol. De VVD is voorstander van een sterke mainportfunctie, en dus groei voor Schiphol. De luchthaven is te belangrijk voor werkgelegenheid en economie om die te laten verpieteren. Wij zijn bereid om te kijken of het systeem binnen de maximale hindergrenzen flexibeler kan worden gemaakt. Maar niet als het kwartje maar één kant uitrolt. Het kabinet wil harde afspraken maken met de sector. Schiphol moet nu leiderschap tonen en in overleg met zijn buren lusten en lasten zo eerlijk mogelijk verdelen. Een transparant onderhandelingsproces tussen Schiphol en zijn omgeving — gebaseerd op geven en nemen, wederzijds vertrouwen, na te komen afspraken en gezond verstand, kan meer opleveren dan een door Den Haag van bovenaf opgelegd keurslijf van regels. We krijgen een werkbaarder systeem als de aanpak succes heeft. Het huidige stelsel kan dan overboord. Maar wel in die volgorde, want bewoners willen handvatten alleen loslaten als er iets geloofwaardigs voor in de plaats komt. Zonder leiderschap van Schiphol komt dat onderhandelingsproces niet van de grond. Cerfontaine moet die handschoen oppakken, op straffe van nog meer regels. En verlies van draagvlak.
85
Schiphol moet ‘oorverdovende stilte’ doorbreken Dit artikel verscheen op 9 maart 2005 in de Staatscourant. In 2003 is de Polderbaan in gebruik genomen met bijbehorend geluids- en banenstelsel. Maar niemand is tevreden. De evaluatie in 2006, de discussie over belasting op kerosine en de privatisering bieden voor Schiphol meer kansen dan ooit om leiderschap te tonen en het vertrouwen te herwinnen. Hoogste tijd dat dat ook gebeurt. De belangrijkste reden voor de aanleg van de Polderbaan en het nieuwe stelsel was dat door meer over dun bevolkt gebied te vliegen het aantal mensen met last van vliegtuiggeluid zou afnemen. Dat is ook gelukt. Het vliegverkeer boven Amsterdam bijvoorbeeld is aanzienlijk afgenomen. Maar desondanks wordt in andere – weliswaar minder dicht bevolkte - gebieden veel geklaagd. Voor Schiphol zou het nieuwe stelsel groei mogelijk maken om zo de mainportfunctie veilig te stellen. Maar de wettelijke grenzen blijken in de praktijk meer te knellen dan gedacht. De belangrijkste gebruiker van de luchthaven, Air France/KLM, vreest capaciteitsproblemen. De luchtvaartmaatschappij moet kunnen voldoen aan de vraag naar vervoer. Zoniet, dan zal Air France/KLM haar netwerk verleggen en van het Parijse Charles de Gaulle haar exclusieve thuisbasis maken. Dat mag nooit gebeuren. Maar daarvoor is nodig dat de verstoorde vertrouwensrelatie met de omgeving wordt hersteld. De bal ligt dus in alle opzichten bij Schiphol. Juist nu zijn er meer kansen dan ooit om leiderschap te tonen en uit de patstelling te komen. In de eerste plaats wordt het stelsel in 2006 geëvalueerd. De conclusie zal ongetwijfeld zijn dat het systeem te ingewikkeld is en het wettelijke kader van baangebruik en vluchtroutes te knellend. Dat moet veranderen. Bovendien blijkt het verminderen van het aantal decibellen alléén niet tot minder hinder te leiden. En daar, aldus de Leidsche professor Stallen, ligt het werkelijke probleem. Niet het geluid zelf maar de – individueel en dus sociaal bepaalde hinder die men ervan ondervindt bepaalt het maatschappelijke draagvlak en dus de ruimte die Schiphol krijgt. Een rode draad door de hele discussie bij de omwonenden is het gevoel van onmacht. ‘Schiphol krijgt toch altijd zijn zin’ en ‘we kunnen zeggen wat we willen maar het maakt toch niet uit’ zijn veelgehoorde klachten. Stallen heeft voorstellen gedaan om de omgeving meer te betrekken bij de operationele bedrijfsvoering en de communicatie met de omgeving te verbeteren. Die moeten worden uitgewerkt. Ten tweede moeten we voortbouwen op de huidige discussie om belasting te heffen op kerosine. Op zichzelf een onzalig plan, niet omdat het de kosten van vliegen verhoogt, wel omdat volstrekt onduidelijk is wat de positieve effecten zijn voor het milieu. Eerder lijkt het op een nieuw kwartje van Kok, maar nu voor de luchtvaart. De opbrengsten dreigen als een ordinaire belastingverhoging naar de Staatskas te gaan zonder dat daar aantoonbare milieuverbetering tegenover staat. Duitsland stelt zelfs voor om de opbrengsten door te sluizen naar ontwikkelingslanden. Wat hebben de omwonenden van Schiphol dáár nu aan? Waarom moeten luchtvaartmaatschappijen en hun klanten opdraaien voor landen die een mogelijkheid zien hun ontoereikende budgetten voor ontwikkelingssamenwerking over hun rug aan te vullen? Positief is wél dat ook in internationaal verband het klimaat nu rijp lijkt om externe kosten van luchtverkeer in de kostprijzen door te berekenen. Dat moet slim gebeuren. Door het onderbrengen van de luchtvaart in het systeem van emissiehandel ontstaat wél een prikkel om per saldo energie te besparen. Dat kan worden gecombineerd met een systeem van heffingen waarmee een fonds wordt gefinancierd dat door de omgeving, onder voorwaarden, naar keuze kan wordt aangewend. Bijvoorbeeld voor isolatie of het uitkopen van mensen die
86
willen verhuizen. Cerfontaine heeft dat tenslotte zelf al eens voorgesteld. Zo’n ‘keuzemenu’ met bijbehorend fonds voor de omgeving vereist wel een vertegenwoordigend en beslissingsbevoegd orgaan. Dat sluit aan bij de voorstellen die Stallen heeft gedaan. In de derde plaats biedt de door Schiphol zo gewenste (minderheids)privatisering een uitgelezen kans om de maatschappelijke verantwoordelijkheid te tonen die bij een open, transparante beursgenoteerde onderneming hoort. Om als bedrijf je ‘licence to operate’ te behouden is een goede verstandhouding met je directe buren vereist. Dat is geld waard. Als Schiphol maatschappelijk draagvlak verliest gaat dat ten koste van ruimte voor groei en dus de mainportfunctie. Voor private investeerders is groei een belangrijke overweging om te investeren. Daarnaast moet Schiphol concrete voorstellen die óók in het belang zijn van omwonenden ontwikkelen en bespreekbaar maken. Juist Schiphol heeft de kennis en expertise die daarvoor nodig is. En de communicatie moet worden verbeterd. Dit alles vereist leiderschap, zorgvuldige regie, planning en tijd. Maar daar ontbreekt het aan. Het is aan alle kanten, overigens ook van de kant van andere belanghebbenden, oorverdovend stil. Het debat lijkt na de ‘rekenfout’ stil gevallen. Voorstellen voor verbetering kunnen worden ingediend tot eind juni. De evaluatie is volgend jaar al. Aan Schiphol de schone taak om nú leiderschap te tonen, anders loopt de evaluatie opnieuw op een teleurstelling uit.
87
Grappig voorstel van Amsterdam, om de aandelen van het rijk te kopen, maar wel pure geldverspilling Dit artikel verscheen in Het Parool op 1 juni 2006. Amsterdam heeft aangekondigd een belang van 29% in de NV Luchthaven Schiphol te willen kopen van het Rijk om ‘grip op de luchthaven te houden’. Tegen een fractie van de waarde. Gevoel voor humor heeft het College zeker. Wrang is dat de Amsterdammers de rekening gaan betalen voor de linkse dogma’s. Het is te hopen dat de Amsterdamse burgers daar zelf de lol van inzien. De discussie rond de privatisering van Schiphol loopt al ruim tien jaar. Midden jaren ’90 profileerde vooral het CDA zich als voorstander van privatisering. Eind jaren ’90 werd dit stokje overgenomen door de PvdA. Het huidige kabinet verbeterde het voorstel van PvdA minister Netelenbos. Dit werd uiteindelijk vorig jaar door de Tweede Kamer aangenomen. Met het voorstel van het Amsterdamse College om 100% van de eigendom bij de overheid te laten zijn we weer terug bij af. En zo bijt de politiek al cirkeltjes draaiend in haar eigen staart. Lekker alles bij het oude laten is het motto. Zo kennen we de PvdA weer! Wouter Bo s hield onlangs nog een krampachtig betoog over de mooie dingen die PvdA en bedrijfsleven samen konden doen. Intussen toont de Amsterdamse PvdA het ware socialistische anti-bedrijfsleven en anti- markt gezicht. ‘Wij moeten Schiphol in handen houden om te voorkomen dat de luchthaven in handen van het bedrijfsleven komt!’, roept wethouder Asscher. Alsof private beleggers hun eigen investering in Schiphol zullen vernietigen en het bedrijf van binnenuit zullen leeglepelen. Alsof een luchthaven als London Heathrow niet al jarenlang beursgenoteerd is en daar op dit moment géén miljarden in worden geïnvesteerd. Alsof na de aanstaande privatisering van de Franse luchthavens Charles de Gaulle en Orly, Schiphol géén hekkensluiter is in Europa waar het privatisering betreft. Zelfs in Frankrijk, het land van het etatisme bij uitstek, worden luchthavens geprivatiseerd! En alsof de gemeente Amsterdam over de bescherming van publieke belangen – veiligheid, milieu, ruimtelijke ordening – gaat en daarom die aandelen moet hebben. Geprivatiseerd of niet, dit is en blijft een taak voor Den Haag als wetgever, controleur en toezichthouder. De vraag is dus: wat wil het rood-groene College eigenlijk met uitbreiding van het aandelenbezit bereiken? Waarom wil het College honderden miljoenen van het geld van de Amsterdammers uitgeven om te investeren in een commercieel risicovolle onderneming die evengoed met privaat kapitaal kan worden gefinancierd, terwijl de publieke belangen al via wet- en regeling, toezicht en controle zijn veiliggesteld? Dat geld zou ook kunnen worden besteed aan nieuwe investeringen waar de inwoners van Amsterdam echt iets aan hebben. Infrastructuur, onderwijs, noem maar op. Sterker, in geval van verkoop aan de markt heeft de Tweede Kamer besloten een deel van de opbrengst terug te willen investeren in de regio. Als Amsterdam de aandelen van het Rijk koopt betaalt Amsterdam dit dus zelf. Wat hebben de Amsterdammers nu aan deze vestzak-broekzak praktijken? Alleen als Schiphol aan de markt wordt verkocht wordt de overheid er als geheel beter van. Kortom: de Amsterdammers moeten bloeden van de linkse dogma’s van hun College. Over de prijs die Amsterdam wil betalen voor grofweg een kwart van de aandelen zullen we het maar helemaal niet hebben. Dat is nauwelijks serieus te nemen. PvdA en Groen Links willen Schiphol dus veilig te stellen door de onderneming uit handen te houden van private investeerders. Maar is Schiphol in handen van de PvdA en Groen Links wel zo veilig? Waren het niet de PvdA en Groen Links die de laatste jaren geen mogelijkheid
88
onbenut lieten om Schiphol de nek om te draaien? Beide partijen stemden in de Tweede Kamer zonder blikken of blozen tegen herstel van de rekenfout. Daarmee zou de werkgelegenheid van vijftienduizend mensen in gevaar zijn gekomen. Groen Links houdt niet op te roepen dat alle regionale luchthavens dicht moeten en Schiphol moet krimpen. En aan deze clubs laten we onze nationale luchthaven over? Voordat je het weet kunnen er alleen nog zweefvliegtuigen landen en staan duizenden mensen op straat. Kortom: een dolkomisch voorstel, leuke publiciteit voor de heer Asscher. Enige ratio lijkt er niet aan te ontdekken, wel veel politiek opportunisme en linkse dogmatiek. PvdA en Groen Links kregen in Den Haag hun zin niet. Nu proberen ze om via de achterdeur alsnog hun politieke gelijk te halen. Wrang is wel dat tengevolge van dit politieke spel de Amsterdammers nieuwe investeringen in hun stad aan hun neus voorbij zien gaan. Zij moeten bloeden voor de linkse dogma’s van ‘hun’ College. Het is maar te hopen dat de burgers van Amsterdam er ook de lol van inzien.
89
Beursgenoteerd Schiphol beste garantie voor mainportfunctie Dit artikel verscheen op 6 juni 2005 in het Financieel Dagblad. Cees Dekker pleit voor ex-ante toetsing door de overheid op investeringsplannen van een geprivatiseerd Schiphol (FD 2 juni). Zijn veronderstelling is dat marktpartijen investeringsbeslissingen nemen die niet in het belang zijn van de mainportfunctie. Jan Bouwens fileert die redenering haarscherp (FD, 30 mei). Iedere investeerder zal zijn aandeelhouderswaarde veilig willen stellen door te blijven investeren. Talloze bedrijven doen dat zonder overheidsbemoeienis. Waarom dat voor een geprivatiseerd Schiphol anders zou zijn is onduidelijk. Schiphol is een structuur NV die de overheid als aandeelhouder op afstand plaatst. De overheid bemoeit zich nu dus ook niet met investeringsbeslissingen. Waarom moet de overheid dat wel doen als Schiphol privatiseert? Dekker introduceert de alwetende overheid opnieuw, niet via aandeelhouderschap maar via de achterdeur in een publiekrechtelijk jasje. Daarmee miskent hij de werking van de markt. Beursnotering biedt de beste garantie voor transparantie en effectieve controle. Beleggers, analisten, beursbestuur en media zullen de vinger nauwkeurig aan de pols houden om te zorgen dat Schiphol goed rendeert en voldoende investeert. Mocht er iets fout gaan, dan springt de hele wereld er bovenop. Beursgenoteerde buitenlandse luchthavens doen het ook prima. Behoud van de mainportfunctie en de concurrentiepositie van Schiphol hangt van veel meer af dan alleen privatisering of investeringen. Als de overheid niet zorgt voor voldoende ruimte in de capaciteit en een goede land- en luchtzijdige bereikbaarheid, dan pakken luchtvaartmaatschappijen, passagiers en transporteurs hun koffers voor een reis naar een concurrerende buitenlandse luchthaven. Alleen overheid, Schiphol en luchtvaartmaatschappijen gezamenlijk kunnen dat voorkomen. De veronderstelling dat de overheid betere investeringsbeslissingen neemt dan de markt berust op drijfzand. Sterker, het totale failliet van de centraal geleide planeconomieën met door de Staat gecontroleerde investeringen maakte definitief een einde aan de illusie van de overheid als efficiënte investeerder. Exit Sowiet Unie. Conclusie is dat Dekker’s veronderstelling is gebaseerd op een vals sentiment en de werking en de kracht van de markt miskent.
90
91
Briefwisseling met Arnold Heertje Blad Ondernemen! Oud- columnist van Ondernemen! en econoom/auteur Arnold Heertje (70) kruist op deze plek maandelijks de degens met Paul de Krom. Hieronder staan de bijdragen van september 2005 tot juli 2006.
92
Consumentenvertrouwen in kabinet en economie. Beste Paul, Vertrouwen van consumenten neemt af. Waarin ? In de samenleving, het economisch leven, zichzelf, of het kabinet-Balkenende? Ongeacht het antwoord, het verschijnsel uit zich in teruggang van consumptieve bestedingen. Auto's worden minder gekocht, drank laat men links liggen en vakanties worden opgeofferd. Het verhaal gaat dat de economische groei wordt aangetast door het negatieve consumentengedrag. Ik zie het anders. De consumenten maken minder schulden en zij sparen meer. Daarin steekt geen kwaad. Voorzichtig handelen in onzekere tijden is een deugd. Gemakshalve laat ik de mensen buiten beschouwing die in Nederland met een bescheiden inkomen rondkomen, op de rand van de armoede leven en geen keus hebben. Op langer zicht is sparen de bron voor investeringen. Van investeringen komt het op den duur eerder dan van consumptie, ook al schreef Adam Smith in de derde druk van zijn "Wealth of Nations", 'Consumption is the sole end of production'. Sparen houdt de lange rente laag. Van belang voor jongeren die huizen kopen. Er is meer aan de hand. Jaren achtereen klagen wij over de ongebreidelde consumptiedrang. Consumeren, consumeren tot de dood er op volgt. Macro en micro. Macro door de nadelige effecten op milieu en natuur, micro door de schade aan onze gezondheid. Steeds vaker geven de media aan deze gevolgen aandacht. Het kan en mag hier en daar best soberder. Wie het woord sober in de mond neemt, denkt aan Jan Tinbergen. Hij was het toonbeeld van soberheid. De uitreiking van de Nobelprijs op 10 december 1969 tekende hij in zijn kleine agenda aan. Bij 16.00 uur staat slechts 'prijsuitreiking'. Met potlood om te kunnen uitgommen. Jij was toen zes jaar. Even oud als mijn oudste kleindochter nu. Achter de daling van het consumentenvertrouwen gaat een herbezinning schuil op de kwaliteit van onze bestedingen. Meer nadruk op beter dan op meer. Als de stikstofdioxide in de lucht omlaag moet, hebben wij milieuvriendelijke auto's nodig, die langer worden gebruikt. Jouw kleinkinderen gaan een betere toekomst tegemoet als wij kwantitatieve economische groei vervangen door de kwaliteit van het bestaan. Arnold Heertje
93
Beste Arnold, Ik heb na ontvangst van jouw brief de biografie van Bill Clinton gelezen en het boek van Charles Groenhuijsen waarin hij zijn ervaringen beschrijft over 13 jaar wonen en werken in Amerika. Wat een verschil in mentaliteit is er toch tussen beide kanten van de Oceaan! In jouw brief klaag je het "consumeren" aan. Aan de andere kant van de Oceaan ligt niemand daar wakker van. Vrij ondernemerschap, het nemen van eigen verantwoordelijkheid door je eigen kansen te scheppen en te grijpen, positivisme en het gunnen van succes aan een ander staan hoog in het vaandel. De Amerikaanse economie is niet voor niets al jarenlang een banenmachine en veel dynamischer en flexibeler dan de onze. Ook nu. Waar de Amerikaanse en Aziatische economieen (China bij uitstek) mooie groeicijfers laten zien, loopt Europa sterk achter. Misschien zouden we eens serieus moeten kijken van welke "Amerikaanse toestanden" we iets kunnen leren in plaats van pleidooien te houden "dat het allemaal wat soberder moet". Maar in Europa gaat het publieke debat niet over investeringen voor straks maar over "houwen wat je hebt". Denk maar aan verworvenheden op de arbeidsmarkt. Het artikel van jouw collega-econoom Lans Bovenberg in de Volkskrant va n 19 juli ("Behoudende vakbond legt economie lam") illustreert dat mooi. En kijk ook maar eens naar de discussies in ons eigen parlement. In China stromen een miljoen goedkope en hoogopgeleide ingenieurs per jaar de arbeidsmarkt op. Maar de PvdA roept dat Europa niet mee moet doen aan de wereldwijde economische ratrace. Ik weet niet hoeveel indruk zo"n oproep maakt op Chinezen en Amerikanen, maar decadent is het wel. Het is altijd makkelijk om liggend aan het banket van onze huidige welvaart te roepen dat het allemaal wel wat minder kan en soberder moet. Ga dat maar eens uitleggen aan mensen die inderdaad de eindjes aan elkaar moeten knopen. Terecht overigens vraag je aandacht voor leefkwaliteit en milieu. Maar consuminderen is daarvoor niet perse noodzakelijk. Juist een groeiende economie schept de voorwaarden om ook daar meer in te investeren. Meer welvaart betekent ook meer armslag voor consumenten om milieubewuste keuzes te maken, zelfs als dat meer geld kost. Juist in slechtere tijden hollen we met z"n allen eerder naar Albert Heijn om de kipknallers als eerste van de plank te halen. Jij spreekt terecht over verantwoordelijkheid voor onze (mijn) kinderen. Nederland mag in hun naam niet ten onder gaan aan dezelfde zelfgenoegzaamheid en decadentie die het Romeinse Rijk en de Nederlandse Gouden Eeuw fataal werden. Jouw generatie heeft geknokt om Nederland op te bouwen. Als die van mij op de golven van dat succes slechts mopperend achterover leunt, doen wij onze kinderen tekort. De discussie moet wat mij betreft gaan over ondernemerschap en investeren in de toekomst. Ik ga mijn kinderen niet vertellen dat het allemaal wat minder moet. Wel dat leefkwaliteit belangrijk is, dat dat geld kost en dat ze dat zelf moeten verdienen. Zo kom ik, balancerend tussen he t Europese en Amerikaanse model, ergens halverwege de Atlantische Oceaan uit. Met respect en vriendelijke groet, Paul de Krom
94
Over de risicoloze cultuur bij semi -overheidsinstellingen. Beste Paul, Je hoeft je kinderen niet te vertellen dat het allemaal wat minder moet. Het gebeurt vanzelf. Tot mijn vreugde is het vertrouwen van de consumenten in de economie wederom gedaald. De voorbode van de versobering op lange termijn. Mij is niet duidelijk waarom Europa moet proberen de Amerikanen in te hale n en de Chinezen bij te houden. Ondernemerschap en investeren vergen een visie op het corporate imago dat Europa wil neerzetten. Wat mij betreft krijgt de kwaliteit van het bestaan een zwaarder gewicht dan de economische groei. Ondernemerschap is geboden. Het ontbreekt daaraan in Nederland. De leidinggevenden zijn beheerders geworden. Zij beheren slechts hun eigen inkomen en hun bonusregeling. Van woningbouwcorporaties tot instellingen in de zorg, zij sturen op uit het hoofd geleerde kengetallen. Deze lieden investeren niet, want dat vraagt om het nemen van risico’s. Overigens herhaal ik graag dat investeren in natuur, cultuur en milieu het beperken van materiële groei van de productie betekent. En verder herhaal ik mijn pleidooi om persoonlijke dienstverle ning vrij te stellen van sociale uitkeringen en belasting. Ongetwijfeld is jou de aanval op het Centraal Planbureau opgevallen. De geboorte van het CPB in 1946 heb ik meegemaakt. Jan Tinbergen was grondlegger en eerste directeur. Mijn leermeester, Piet de Wolff, heeft het CPB geleid van 1958 tot 1968. Beide sober levende mannen waren grote wiskundige economen en waakten over integriteit en onafhankelijkheid van de instelling. Het internationale gezag is daaraan te danken. De huidige directeur, Henk Don, zet deze traditie op zijn bescheiden wijze voort. De suggestie dat hij de voorspelling van de groei van de Nederlandse economie voor 2006 met een 1/2procent naar boven heeft bijgesteld op verzoek van het kabinet, is absurd. Men mag het CPB optimistisch vinden, maar twijfelen aan de integriteit is het vervuilen van de maatschappelijke discussie. Belangrijker dan de vraag of we 2 of 2 1/2 procent groei realiseren, is de afstand tussen potentie en werkelijkheid. Die afstand is in Nederland groter dan elders. En dan heb ik het over het tekortschieten in dienstbetoon, communicatie, benutten van informatietechnologie en het nemen van risico’s. Misschien doe je iets aan de bureaucratie. Hartelijke groeten, Arnold
95
Beste Arnold, Ik heb niets met de kritiek op het CPB. Als ik me niet vergis was die afkomstig uit de Raad van Economische Adviseurs (REA). Een club waar ik tegen ben. Wij krijgen uitstekende adviezen van het CPB, de Nederlandse Bank, de OESO, enzovoort. De REA voegt niets toe en is een verspilling van belastinggeld. Je hebt gelijk dat het leven uit meer bestaat dan drie computers en twee auto’s. Maar economische welvaart is nodig om onze leefkwaliteit op een hoog niveau te houden. Als Nederland niet meedoet met de wereldwijde economische competitie moeten we snel inleveren op de budgetten voor natuur, milieu of kunst. Ook de oppositie financiert leuke plannen uit economische groei, maar geeft tegelijkertijd af op de economische ratrace. Maar oh wee als de koopkracht daalt! Er is wel een alternatief: financiering op de pof via verdere verhoging van de staatsschuld. Is het eigenlijk niet belachelijk dat de overheid jaar in jaar uit meer geld uitgeeft dan er binnenkomt? Elk huishouden of bedrijf zou al lang failliet zijn. Ik deel je kritiek op de risicoloze cultuur bij semi-overheidsinstellingen. De macht moet terug naar de mensen die het echte werk doen. Je vraagt of ik iets aan de bureaucratie kan doen. Het kabinet is druk bezig. Mijn fractie heeft net verdergaande voorstellen gepresenteerd. Maar als het rijk regels schrapt, vullen Brussel, provincies of gemeenten het gat weer op. Altijd staan er mensen op de stoep (ook ondernemers!) die pleiten tegen het schrappen van regeltjes. En velen hebben er geen enkel belang bij om administratieve lastenverlichting aan ondernemers door te geven. Ambtenaren, adviseurs en accountants moeten ook eten! We moeten radicaler worden. Wat doen Kamers van Koophandel en PBO’s eigenlijk voor hun leden? Wij krijgen daar veel klachten over. En waarom voegen we alle inspecties niet op één hoop? Noodzakelijke hervormingen in bijvoorbeeld de gezondheidszorg, de arbeidsmarkt, het cultuur- en mediastelsel of de energiesector worden tegengehouden door mensen die daar al jarenlang aan de touwtjes trekken. Verandering is een bedreiging voor hun gevestigde positie. Zij organiseren de maatschappelijke weerstand. Het kamerlidmaatschap is een strijd om niet verstrikt te raken in allerlei deelbelangen. Beste Arnold, ik wil ondernemerschap en creativiteit terug in Nederland! Hoe komen we hier doorheen? A bientôt, Paul de Krom
96
Over de vraag hoe wij in Nederland ondernemerschap en creativiteit terugkrijgen. Beste Paul, Je doet enkele opmerkelijke uitspraken. Je schuift de Raad voor Economische Adviseurs terzijde, terwijl die amper begonnen is. Het rapport over de vlaktaks draagt niet bij aan zijn gezag. Nog twee van dergelijke rapporten en de raad gaat naar huis. Je maakt duidelijk dat de bureaucraten in ons land de veranderingen tegenhouden. Ik zou je zin over de Kamers van Koophandel en de PBO’s ('wat doen zij eigenlijk voor hun leden') met een vliegtuigje de lucht in willen sturen. Hans Wijers wilde als minister van economische zaken van de product- en bedrijfschappen af. Levendig herinner ik mij de heftige weerstand van de beheerders tegen het aantasten van hun positie. Hun toegevoegde waarde is sindsdien negatiever geworden, maar ze zitten er nog steeds. Wellicht zie je kans het werk van Wijers af te maken. De Kamers van Koophandel zijn evenzeer verstarde instellingen, die geen redelijk doel dienen. Weg ermee, zou ik zeggen. Je vraagt mij hoe wij in Nederland ondernemerschap en creativiteit terugkrijgen. Laat ik openhartig zijn. In de wereld van het onderwijs, zorgverzekeraars en de corporaties zijn het mijn partijgenoten uit de jaren ze ventig die de toon zetten. Zij zijn bij uitstek de voertuigen van verstarring en het eigen financiële voordeel. Deze generatie moet worden afgelost door jongeren en vrouwen. Jongeren en vrouwen, die de werkvloer van de samenleving, de ondernemingen, het onderwijs, de volkshuisvesting en de gezondheidszorg opzoeken. Jongeren en vrouwen die beseffen dat Nederland in de wereld onbelangrijker wordt. De weg is lang, omdat de huidige bewindvoerders gebruikmaken van de informatietechnologie om de bureaucratisering gestalte te geven. Tegenover elke vermindering van regelgeving door de centrale overheid staat een veelvoud aan nieuwe regels en procedures door lagere en semi-publieke instellingen. Door de automatisering zijn de transactiekosten van de bureaucratie dramatisch laag geworden. De zorg is een prachtig voorbeeld. Chirurgen liggen aan de anonieme computer om honderden codes in te vullen, alvorens zij opereren. Zonder informatietechnologie lukt dat niet. Medewerkers zouden luidkeels protesteren tegen de zinloze en omvangrijke werkzaamheden. Tegelijkertijd komt het patiëntendossier niet van de grond. Frits Bolkestein zou zeggen dat het tijd wordt voor een rel. Cordialement, Arnold Heertje
97
Beste Arnold, En dan te bedenken dat die chirurgen dat systeem zelf hebben verzonnen! De Algemene Beschouwingen waren komisch. Alle slechtheid van de afgelopen drie jaar was de schuld van dit kabinet. Nu het weer bergopwaarts lijkt te gaan, is dat te danken aan alles behalve het kabinet. Miezerigheid troef. Intussen werd een motie aangenomen om het aantal vergunningen in 2006 te halveren en de leges af te schaffen. Je vraagt om een rel. Juist daaraan is geen gebrek. Als ik de kranten lees over de VVD en de kilometerheffing vraag ik mij af of de fractie waarover het journaille schrijft, dezelfde is als waarin ik zit. Het debat in de Kamer over voetballer Kalou was een dieptepunt. Gaat de Kamer nu ook debatteren over alle andere personen die graag Nederlander willen worden maar de pech hebben minder beroemd te zijn? Je spreekt over vrouwen en jongeren. Ik nam deel aan een discussie van de Nationale Gezinsraad. De positie van vrouwen stond centraal. Velen menen nog steeds dat werkgevers moeten worden gedwongen vrouwvriendelijk te werken. Een misverstand. Wie vrouwen in dienst neemt en opleidt, maar ze weer verliest door onvoldoende in te spelen op individuele omstandigheden - die vaak niet in regels zijn te vatten - vernietigt kapitaal. En zijn reputatie als aantrekkelijke werkgever. En was het niet Volvo of Saab dat vrouwen in zijn designteam opnam om het product beter af te stemmen op die doelgroep? De werkende vrouw is eerst een keihard bedrijfsbelang, dan pas een feministisch ideaal. 'Als er vermakelijkheidsbelasting op het feminisme werd geheven, waren we van al onze economische problemen af', schreef Gerrit Komrij. De vergrijzing doemt aan de horizon. Iedereen is nodig om het kapitaal te verdienen om de verzorgingsstaat in stand te houden. Werkgevers kunnen het zich niet permitteren vrouwen, allochtonen of jongeren te negeren. Van hen mag een actieve opstelling worden verwacht. Daarvoor zijn geen regels nodig. Wel een faciliterende overheid. Vandaar ons voorstel om scholen een grotere rol te geven bij kinderopvang. En zie: direct staan er mensen op die honderd redenen verzinnen waarom het niet kan. Te veel mensen zijn deel van het probleem in plaats van de oplossing. Je bevestigt mijn overtuiging dat het radicaler moet. Ton ami, Paul de Krom
98
Over verkiezingen en onderwijs. Beste Paul, In onze briefwisseling sluipt meer partijpolitiek dan mij lief is. Bij wijze van uitzondering laat ik mij verleiden. Over je eigen politieke vrienden spreek je op een enigszins benarde toon. Terwijl er toch à la longue niets aan de hand is. Het scenario tekent zich nu reeds af. Bij de verkiezingen voor de gemeenteraad in maart 2006 doet jouw partij het nog niet erg goed. Gerrit Zalm heeft aangekondigd na deze kabinetsperiode naar een andere heer uit te kijken. Jozias van Aartsen verbindt politieke gevolgen aan het verlies van de VVD. Hij stapt op als fractievoorzitter. Niet van de ene op de andere dag, maar op termijn. Met het oog op de verkiezingen voor de Tweede Kamer schuift de VVD Henk Kamp naar voren als fractievoorzitter. Voor de verkiezingen wordt bekend gemaakt dat Hans Wie gel de kandidaat van jouw partij is voor het premierschap. Om die reden stemmen de mensen in het land massaal op de VVD. Af en toe houdt Hans een toespraak, waarin hij gehakt maakt van Alexander Pechtold, die in elk geval het wereldrecord excuses aanbieden op zijn naam krijgt. Per saldo komt de VVD op ongeveer 30 zetels. Het CDA kruipt uit het huidige dal door het aantrekken van de ordinaire economie en door een toenemend gezag van Jan Peter Balkenende. Samen met Groen Links tekent zich een stabiele meerderheid af. Mijn partij doet het onder leiding van Wouter Bos bij de verkiezingen heel aardig, maar minder dan de peilingen suggereren. Aan de regeringsbak komen de sociaaldemocraten niet, want dat is niet de bedoeling van de huidige regeringscoalitie. Deze te verwachten politieke spelletjes leiden de aandacht af van de onderhuidse problemen die wij in het land hebben. Terecht wijs je op enkele, zoals de te geringe acceptatie van vrouwen aan de top en de ingewikkelde regeling van de kinderopvang. Het kan bijna niet anders of je volgt de artikelen in de Volkskrant over het voortgezet onderwijs, nu ook het studiehuis op een volledige mislukking is uitgelopen. Ik herinner mij nog de opgewonden betogen van een hoogleraar in de onderwijskunde uit Maastricht, die het allemaal had bedacht. Zijn naam ben ik vergeten. Hij is in geen velden of wegen meer te bekennen. Intussen sterven tienduizenden leerlingen een intellectuele hongerdood. Ik kijk uit naar jullie onderwijsparagraaf. Amitiés, Arnold Heertje
99
Beste Arnold, Ik deel je zorgen over het onderwijs. De erfenis van de jaren '60 en '70 heeft tot gevolgd dat niet kennisoverdracht maar spreiding ervan, niet ontplooiing van het individu maar van het collectief, niet de homo intellectualis maar de homo socialis centraal staat. Het studiehuis is een toren van Pisa: scheefgezakt onder de ballast van 'sociale vaardigheden'. Kinderen worden onder het mom van 'zelfstudie' aan hun lot overgelaten. Onder de bemoeizuchtige regie van allerlei 'sociale ogen' in het onderwijs verworden leraren tot maatschappelijk werkers. Ik hoorde vorige week over een leerling die niet langer welkom was op school omdat hij 'de hulpvraag' niet kon stellen. Kan het nog gekker? Helaas wel: op iederwijs-scholen hoeven leerlingen niets te doen als ze geen zin hebben. De vrijheid van onderwijs staat hier op gespannen voet met het recht van ieder kind op fatsoenlijk onderwijs. Ik vind dat de overheid kinderen moet beschermen en die scholen moet sluiten. Leerlingen in het beroepsonderwijs (vmbo) worden lastig gevallen met vakken waar ze geen zin in hebben en die niks toevoegen. Aansluiting bij de arbeidsmarkt laat te wensen over, de uitval is hoog. Het gezag op scholen is weg. Geen wonder, want de filosofie is dat school vooral ‘leuk’ moet zijn. Ik heb zelf drie schoolgaande kinderen en merk dat zonder duidelijke regels, regelmaat en uitdaging onderwijs niet ‘leuk’ is. Arnold, we moeten terug naar het oorspronkelijke doel: het overbrengen van kennis en voorbereiding op het functioneren op de arbeidsmarkt. Dat is de reden waarom scholen bestaan. De capaciteit van iedere individuele leerling wordt door de school vastgesteld. De school garandeert dat het beste uit de kinderen wordt gehaald. Daartegenover staat de plicht van ouders en leerlingen om het gezag en de methodiek van de school om die capaciteit tot volle bloei te brengen te accepteren. Wanneer een van beiden hun plicht verzaakt, volgen sancties. Dan is het afgelopen met onder de maat presterende scholen en mijn-kind-doetzoiets- niet-ouders die de verantwoordelijkheid voor hun kinderen afschuiven op de school. Onderwijs is te belangrijk om mee te knoeien. Experimenteren is leuk. Maar gewoon goed lesgeven is beter. Jij weet dat als geen ander. Salutations aimables, Paul de Krom
100
Over onderwijs en innovatie. Beste Paul, Graag kom ik terug op het onderwijs. Wij delen niet alleen de zorg over het onderwijs, maar ook de analyse van de oorzaken van de verwording. Onlangs zag ik een pleidooi voor de terugkeer van de kleuterschool en de kleuterleidster. Het voorstel spreekt mij aan, omdat het begeleiden van kleuters specifieke expertise vergt en kleuters nog niet behoeven te worden onderworpen aan toetsen, waarvoor zij een onvoldoende kunnen halen. Kleuters behoren spelenderwijs de weg te vinden. Gelukkig dringt ook tot het bedrijfsleven door dat het onderwijs van kleuter tot student aan een grootscheepse herijking toe is. Ik vind jouw partijgenoot Mark Rutte iets te frivool met zijn uitspraak dat hij zich als staatssecretaris voor het hoger onderwijs overbodig wil maken. In Amsterdam zie ik van dichtbij wat er gebeurt als de overheid alles aan de lokale bestuurders overlaat. De Universiteit van Amsterdam is thans volledig overgeleverd aan een tweetal beheerders uit het hoger beroepsonderwijs. Zij ontslaan onderzoekers die geen op de markt verkoopbare diensten opleveren en bezuinigen op onderzoek dat slechts inzicht en geen geld oplevert. Ik behoef je niet te schetsen dat de rol van de Universiteit van Amsterdam als broedplaats voor creativiteit en innovatie snel is uitgespeeld. Onlangs kregen alle universitaire medewerkers de opdracht weer te gaan tijdschrijven. De computer werkt deze bureaucratisering in de hand. Ik weiger aan een dergelijk bevel te voldoen, maar helaas durven de meeste academici deze weigering niet aan. Slaafs volgen zij de aanwijzing van de ambtelijke beheerders op de cijfers voor tentamens te verhogen, omdat anders budgetten worden bedreigd en bonussen van de top naar beneden worden bijgesteld. Langzaam maar zeker is in het hele onderwijs een klimaat van officieuze oplichting en ordinair winstbejag ontstaan. De vraag is hoe dit tij nog is te keren. Er is een hele batterij van maatregelen nodig. Van opleidingen tot kleuterleidster tot universitair gevormde leraren. Van herziening van citotoetsen en eindexamens tot het volledig herzien van de meeste hbo-opleidingen. Van massaal ontslag van de huidige beheerders in het onderwijs tot herstel van de kleinschaligheid. Ik ben erg benieuwd of je het met mijn radicale programma eens bent. Het is te hopen, want anders laten wij ons door meevallende groeicijfers in 2006 zand in de ogen strooien. Bon courage, Arnold Heertje
101
Beste Arnold, Tijdschrijven is onzinnig, behalve voor adviseurs of managers die hun medewerkers niet vertrouwen. Maar ik vind niet dat de politiek hier moet ingrijpen. Universiteiten moeten zelf beslissen of ze tijdschrijven of niet. Waarom gaan de hooggeleerde heren niet in protest naar de Raad van Toezicht? Die is hier toch voor ingesteld? Fundamenteel onderzoek is van groot belang. Daar moet ruimte voor zijn. Maar onderzoek moet uiteindelijk ook maatschappelijk relevant zijn. Waar het mis gaat in Nederland is bij het commercieel uitbuiten van opgedane kennis en uitvindingen. Universiteiten moeten beter octrooibeleid voeren. Het ministerie van oc&w kan daarbij een ondersteunende rol spelen. Bedrijfsleven en studenten moeten zich organiseren en samen opleidingen beoordelen en ranken. Dat maakt keuzes inzichtelijk en stimuleert innovatie. Duitsland is ons daarin al voorgegaan. Over innovatie gesproken: een paar weken geleden brachten we een werkbezoek aan drie ondernemers bij Katwijk. Alledrie middelgrote bedrijven, van de grond af opgebouwd door mensen met initiatief die er ondanks - niet dankzij - de overheid in zijn geslaagd prachtige bedrijven op te bouwen. De boodschap was luid en duidelijk: als jullie er nu voor zorgen dat ons zo weinig mogelijk in de weg wordt gelegd, dan zorgen wij wel voor nieuwe producten, markten en kansen. Eén van hen, een tuinbouwer met kassen, is zelfs al bezig om aardwarmte te gaan winnen als antwoord op de hoge energieprijzen. Wachten op de overheid is blijkbaar niet nodig. Zie daar, innovatief ondernemerschap in de praktijk, de inspiratie druipt er vanaf! Daar hebben we geen Innovatieplatform voor nodig. Ik kom net terug van een presentatie door de bondscoach van het Nederlands dameshockeyelftal. Het verhaal was eigenlijk hetzelfde: geef mensen vertrouwen en ruimte en ze komen vanzelf met acties en ideeën. Iedereen wil bij een winnend team horen. Waarom kan dit in het onderwijs ook niet? Als daar radicale veranderingen voor nodig zijn, dan kunnen universiteiten zelf heel veel doen. Waarom wachten op Den Haag? Maar als onze hulp nodig is, dan staat de deur wat mij betreft wagenwijd open. Voor jou alle goeds voor het nieuwe jaar, Paul de Krom
102
Over de regeldruk. Beste Paul, Je hebt gelijk. Het onderwijs moeten we even laten rusten. Als we maar beseffen dat innovatie zonder goed onderwijs niet van de grond komt. Je hebt ook gelijk met je oordeel dat innovatie in ons land wordt geblokkeerd door de regelgeving. Toch vestig ik je aandacht op een merkwaardige paradox. Hoe minder regels de centrale overheid uitvaardigt, des te meer regels worden opgelegd door lagere overheden en semipublieke instellingen. Hoe meer de overheid in Den Haag overlaat aan de samenleving, des te sneller bureaucratiseert de gang van zaken op de werkvloer. Blijkbaar is er sprake van een universele regeldrift. Mensen vinden het leuk andere mensen aan banden te leggen. Gemeenten zorgen voor een veelvoud aan procedures, formulieren en beperkingen op terreinen waar zij het voor het zeggen hebben. Ondernemers ondervinden daarvan grote schade. Ambtenaren ontlenen een machtspositie aan het goedkeuren van projecten en initiatieven. De inhoud van de zaak lijdt onder de ambities van onze medeburgers. Het vechten daartegen wordt moeilijker omdat de bureaucratie wordt gedragen door de informatica. De computer besluit, heeft besloten en zal besluiten. De menselijke maat gaat teloor in de communicatieve boodschappen. Daar hebben risicodragende ondernemers grote moeite mee. Het moedeloze is dat ik niet zie hoe we deze ziekte het hoofd kunnen bieden. Ziekenhuizen, woningcorporaties en instellingen voor onderwijs lijden aan he tzelfde euvel, omdat de bestuurders aan de top zich gedragen als risicomijdende beheerders, die zelf belang hebben bij een regel- is- regelmentaliteit. Het bovenstaande behelst maar een gedeeltelijk antwoord op je vraag: waarom wachten op Den Haag. Strikt genomen hoeft er helemaal niet te worden gewacht op Den Haag en toch ontstaat passief gedrag. Het heeft dus ook iets met de gezapige mentaliteit van de medewerkers in de publieke en private sector te maken. Dezer dagen liep ik op het industrieterrein de Meerpaal in Houten. Daar worden bedrijfsgebouwen uit de grond gestampt. De gebouwen die er nu net staan, hebben last van het heien ten behoeve van nieuwe kantoren in de buurt. Ze schudden op hun grondvesten, computers raken ontregeld, de schade is enorm. Niemand overweegt het heien gelijktijdig te doen. Een opmerkelijk intellectueel tekort. Iets voor het onderwijs? Hartelijke groeten, Arnold Heertje
103
Beste Arnold, Er is wél wat aan te doen. Als je maar wilt. In de gemeente Boekel heb je binnen een half uur een bouwvergunning. De welstandscommissie is afgeschaft. Ik zou zeggen: allemaal naar Boekel en kijken hoe ze het daar gewoon dóen. 'In gelul kan je niet wonen', zoals jouw partijgenoot Jan Schaefer ooit zei. De Wet Samen, de verplichte advertentie van jaarcijfers in de Staatscourant en de verplichte aansluiting bij een arbodienst zijn afgeschaft. Zo is er meer. Bij iedere individuele ondernemer veroorzaakt het geen revolutie. Maar collectief is toch al ruim één miljard aan lastenverlichting gerealiseerd. De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt vereenvoudigd. De één loket - éénVROM-omgevingsvergunning komt er aan. Wat mij betreft vegen we alle inspecties die bij ondernemers over de vloer komen bij elkaar. Er is nog veel te doen. Ondernemers moeten in hun eigen gemeenten inzicht eisen in de kosten die aan hen worden doorberekend. Het gebruikersdeel van de OZB is afgeschaft. Sommige gemeenten gebruiken dat als argument om andere heffingen op te krikken. Terwijl ze volledig worden gecompenseerd. Weet jij zeker dat je in jouw gemeente niet te veel aan afvalstoffenheffing betaalt Arnold? Ik wil eigenlijk wel eens weten hoe die markt in elkaar zit. Is er wel voldoende concurrentie? Welke rol spelen gemeentelijke afval- en reinigingsbedrijven? Hoe zit de kosten- en prijsstructuur in elkaar? Waarom betalen burgers in de ene (deel-)gemeente veel meer dan in de andere? Ik ga het kabinet daarnaar vragen. We debatteerden deze week over de splitsing van de energiebedrijven. Het monopolie van de netten wordt onafhankelijk van commerciële belangen. Met voordelen voor consumenten, aandeelhouders en nieuwe, buitenlandse toetreders. De gevestigde energiebedrijven verzetten zich fel en willen de netwerken als melkkoeien behouden. Maar de wereld verandert. Nieuw perspectief voor een echte energiemarkt gloort. MKB-Nederland en de Consumentenbond hebben dat feilloos in de gaten. Zij keken door de rookwolken van de energielobby heen en steunden het voorstel. Dat geeft hoop dat we in dit land wel degelijk zaken voor elkaar kunnen krijgen. Als je maar wilt! Met groeten, Paul de Krom
104
Over macht en verantwoordelijkheid. Beste Paul, Je eindigde je laatste brief met het uitspreken van de hoop op verbetering in dit land. Merkwaardig genoeg heb ik evenzeer het gevoel dat er hier en daar lichtpuntjes aan de duistere hemel verschijnen. Het is niet meer dan een gevoel, dat ik niet met mijn verstand kan bewijzen. Het lijkt erop dat saamhorigheid iets hoger op de agenda komt, alsmede het besef dat niet alles voor geld te koop is. De vele duizenden mensen in ons land die anoniem hun werk goed doen, leren van Cees van der Hoeven, vroeger eerste man van een heel groot concern, dat onnodig ontwikkelde arrogantie van de macht de kiemen van een diepe val in zich draagt. Terecht spreek je in je vorige brief over het beleid van de gemeenten inzake belastingen en de afvalstoffenheffing. Ongetwijfeld zijn er grote verschillen, verschillen die voor de burgers erg ondoorzichtig zijn. Hier kan veel worden verbeterd. Nu mijn partij bij de verkiezingen een zeer sterke positie heeft verworven, rust een grote verantwoordelijkheid op de schouders van wethouders en raadsleden. Ik hoop zeer dat mijn partijgenoten niet vervallen in arrogantie van de macht, nu zij soms zelfs een absolute meerderheid hebben verworven. Met Wouter Bos was ik het erg eens toen hij op de avond van de verkiezingen de nieuw gekozenen opriep het toegevallen vertrouwen met wijsheid te hanteren. Hij bedoelt ongetwijfeld het belang van de burgerij vooropstellen, dienstvaardig en ootmoedig zijn en openstaan voor samenwerking en overleg met anderen. Deze oproep geldt ook voor ambtenaren, die wel eens de neiging hebben zich jegens burgers en ondernemers hovaardig op te stellen. De waarschuwing van Bos is niet overbodig, omdat de neiging misbruik te maken van machtsposities bij sommige van mijn geestverwanten erg groot is. De egotripperij in de stadsdeelraden van Amsterdam is een teken aan de wand, om maar te zwijgen over de bouw van overbodige kantoren. Het bestrijden van misbruik van macht is ook het pakkie an van je partijgenote Neelie Kroes. Over het splitsen van de energiebedrijven zijn wij het eens. Wie let op het belang van de finale consumenten van nu en straks, doorziet de weerstand tegen verandering bij gevestigde partijen en het verdedigen van particuliere belangen. Daarom is het goed dat het mkb de zijde van de Consumentenbond kiest. Nu de aanpak van de armoede nog. Hartelijke groet, Arnold
105
Beste Arnold, Macht corrumpeert, en absolute macht corrumpeert absoluut! De monsterzege van jouw partij bij de gemeenteraadsverkiezingen schept verantwoordelijkheden en verwachtingen die moeten worden waargemaakt. Een luxeprobleem, maar niettemin een probleem! Intussen draait de wereld door. De discotheekhouder krijgt nog steeds bezoek van de inspecteur die geluidarme toiletten eist. Vergunninghouders van winterterrassen mogen nog steeds hun terras niet verwarmen omdat het slecht is voor het milieu. Mkb'ers in binnensteden mogen hun afvalbak nog steeds niet buiten, maar ook niet binnen zetten. Het is nu voor een belangrijk deel aan jouw partijgenoten in de gemeenteraden om deze Kafkaiaanse onzin te slopen! Ik ben niet optimistisch. Kennelijk vertrouw je het zelf ook niet. Neelie Kroes slijpt haar messen in Brussel. Het is fascinerend om te zien of zij de machtige Europese energiemaatschappijen met hun politieke tentakels kan breken. Als Frankrijk en Spanje hun zin krijgen, kunnen we de liberalisering van de energiemarkt net zo goed afschaffen. Dan zijn we terug bij af en weer met huid en haar overgeleverd aan nationale monopolisten. Dat is misschien prettig voor economisch nationalisten en bevredigt menig (politiek) onderbuikgevoel, maar is funest voor de portemonnee. Ik weet een reclameslogan voor een Nederlandse nationale energiekampioen: 'Geen cent te weinig hoor!' Armoede is een subjectief begrip. Het betekent in India iets anders dan in Nederland. Rijkdom in een achterstandwijk is iets anders dan rijkdom in een villawijk. Natuurlijk zijn er mensen in Nederland die het niet breed hebben en elk dubbeltje moeten omdraaien. Dat gaat mij net zoveel aan het hart als jou. Maar armoede suggereert dat we afglijden naar de status van ontwikkelingsland. Die notie wordt luid aangemoedigd door linkse partijen. En zo hebben we er weer een nieuw doemdenken bij. Intussen is in vergelijking met 1998 het aantal mensen met een laag inkomen gedaald van 15 tot 10,5 procent. Het aantal WAO-, bijstand- en WWuitkeringen nam het afgelopen jaar af met in totaal 90.000. De economie groeit weer, het aantal vacatures stijgt explosief en het consumenten- en producentenvertrouwen neemt toe. Wel een probleem is het aantal mensen dat zich in de schulden steekt en daar niet uit komt. Is dat de schuld van Den Haag? Ik ben benieuwd naar jouw voorstellen om armoede te bestrijden. Ik hoop niet dat je vervalt in het oude socialistische adagium van meer, hogere en langere uitkeringen. De warmte van een baan is altijd beter dan de kilte van een uitkering. Yours, Paul de Krom
106
Over het leiderschap van de VVD. Beste Paul, Vanwege mijn naam wil je het niet geloven, maar ik heb een groot vertrouwen in jouw partijgenote Neelie Kroes in Brussel. De reden is dat vrouwen anders met macht omgaan dan mannen. Spectaculair is de ontwikkeling in Duitsland, waar de afwisseling van de wacht een nieuw elan oplevert, dat de hele samenleving doordrenkt. De ondernemingen krijgen weer hoop. In jouw partij is een gevecht aan de gang, waaruit lessen voor het bedrijfsleven kunnen worden getrokken. Laat ik het schematisch onder woorden brengen. Ria Verdonk voorziet in de behoefte aan duidelijkheid van een deel van het electoraat. Mark Rutte heeft de steun van de partij, het apparaat en de fracties. Jouw partij staat voor het antwoord op de vraag: Waar doen we het voor? Voor onze klanten, de burgerij of voor onze eigen bureaucratie? Dezelfde vraag is in het bedrijfsleven aan de orde. Gaat het om eigen werkgelegenheid, het beheren van de organisatie, het herschikken van de interne structuur of om de consumenten van nu en straks? Het overzien van de totale keten blijkt een intellectuele opgave, gevangen als iedereen zit in de beslotenheid van een vertrek zonder uitzicht op wat zich daarbuiten afspeelt. Rita Verdonk sleept bij verkiezingen minstens zes zetels meer uit het vuur dan Mark Rutte. Als jouw partij stemmen wil maximeren, dan wordt Rita gekozen. Maar als de kaderleden van de VVD hun eigen belangen behartigen, kiezen ze Mark Rutte. Precies zoals de machtige beheerders aan de top van semi-publieke instellingen niet voor hun afnemers - studenten en patiënten - kiezen, maar voor hun eigen geldelijk gewin. Daarom ben ik benieuwd naar de afloop van de strijd in jouw partij. Het aardige is dat ik mij niet behoef uit te laten over het programma van de een of de ander. Van belang is slechts het blootleggen van het mechanisme, dat beslist over het al dan niet betrekken van de burgers als consumenten bij de inrichting van onze samenleving en bij de afloop van het economische proces. Vrouwen hebben een beter oog voor het wegen van het zwaartepunt dan mannen. Daarom hoeven zij niet alles te weten. Groeten, ook aan Rita en Mark, Arnold Heertje
107
Beste Arnold, Ik heb flink moeten nadenken over je brief. Volgens mij klopt er iets niet. Als mijn partijleden Rutte kiezen, doen ze dat uit eigenbelang. Kiezen ze voor Verdonk, dan levert dat meer zetels op en is dus in het belang van de kiezers. Maar is meer zetels niet ook eigenbelang? Dat betekent immers meer macht en invloed. En is korte termijn winstmaximalisatie ook op langere termijn houdbaar? Vandaag heb je 28 zetels, morgen zijn ze zo weer weg. Wouter Bos beseft dat als geen ander. Ik geloof niet zo in de ‘snelle winst’. Kijk maar naar het uiteenspatten van de internetzeepbel eind jaren '90, of de snelle opkomst en ineenstorting van de LPF. Uiteindelijk is het alleen een kwalitatief goed product of verhaal dat door de tijd heen klanten, of kiezers, bindt. Voor een politiek geëngageerd mens als jij ben ik verbaasd over je cynisme. Je beschouwt mensen als 'homo economicus' die koele berekeningen maken over winst en verlies. Maar er speelt natuurlijk meer. Bijvoorbeeld de vraag hoeveel van je eigen idealisme je bereid bent opzij te zetten voor politiek of geldelijk gewin. In het bedrijfsleven speelt dezelfde vraag. Ik ken genoeg ondernemers die hun kostbare tijd geven om maatschappelijk nuttige dingen te doen. Tijd die ze net zo goed kunnen gebruiken om geld te verdienen. Als dat de kern is van het dilemma dat je opwerpt, dan heb je gelijk en ben ik net als jij zeer benieuwd hoe de strijd in mijn partij uitpakt. Mijn collega Frans Weisglas roept op om op Rita stemmen omdat ze een vrouw is. Ik vind dat paternalistisch. Net alsof vrouwen niet in staat zijn op basis van hun kennis en kunde door de rangen heen te breken. Straks krijgen we allochtonen die op allochtonen stemmen, vrouwen op vrouwen, moslims op moslims en gehandicapten op gehandicapten. Alsof stemmen langs genetische of geloofslijnen een 'inclusieve' samenleving dichterbij brengt. Maar voor een keer volg ik Frans' advies. Bij de volgende verkiezingen voor Kamervoorzitter stem ik op een vrouw. Groeten, ook aan Wouter, Paul de Krom
108
Over vergrijzing en personeelsbeleid. Beste Paul, Je vorige brief vroeg terecht aandacht voor de neiging politieke partijen te formeren aan de rand van geloofslijnen en sekse. Een partij voor de allochtonen en voor de vrouwen. Je drukte vrees uit voor deze ontwikkeling. Onlangs kwam Marcel van Dam met de suggestie een partij voor de bejaarden op te richten. Ik zag dat Bram Peper het voorstel steunde. Langzamerhand ontwikkelt de oude man Van Dam zich tot een knorrige bejaarde. Het lijkt mij heel verkeerd als wij politiek gaan bedrijven aan de hand van leeftijd. Ik zie al voor me dat wij een partij voor de jongeren, van bejaarden en een van hoogbejaarden krijgen. De aandacht wordt dan volledig afgeleid van de problemen waarmede Nederland vooral op korte termijn worstelt. Een van de belangrijkste vragstukken is de omgang met de beperkte ruimte. Ouderen zullen de neiging hebben daarover niet na te denken terwijl het thema voor jongeren van groot belang is. Een bejaardenpartij gaat eenzijdig de korte termijn belangen van de bejaarden behartigen. Dat moet worden vermeden. Natuurlijk moet ook in ondernemingen goed worden nagedacht over een verstandige leeftijdsopbouw. Als er veel ouderen in de toplaag van de ondernemingen verblijven, is het gevaar dat een aflossing van de wacht een plotselinge grootscheepse verandering teweegbrengt. Een dergelijke schok moet worden voorkomen door een gemengde leeftijdsopbouw na te streven. Nog in een ander opzicht is dat van belang. Als alleen ouderen het voor het zeggen hebben dreigen verstarring en het opdrogen van initiatief. Als alleen jongeren in de leiding van een onderneming zitten, dreigen impulsiviteit en onstuimigheid. Een verstandige mix van jong en oud voorkomt beide uitwassen. Zo is het ook met de verhouding van mannen en vrouwen in een onderneming. Je moet dus niet alleen bij verkiezingen stemmen op een vrouw, maar ook in het bedrijfsleven. Het midden- en kleinbedrijf heeft het met het vraagstuk van de optimale leeftijdsopbouw extra lastig, omdat door de kleinere schaal minder ruimte is voor voldoende arbeidsverdeling over jong en oud. In het geval van eenhoofdige leiding speelt dit punt zelfs een overheersende rol. Kleinschalige ondernemingen doen er daarom goed aan extra vroeg te beginnen met het opleiden van hun mensen voor managementaken. Vanzelf blijkt dan wel wie daarvoor wel en wie daarvoor niet in de wieg zijn gelegd. Arnold Heertje
109
Beste Arnold, Allereerst mijn verontschuldiging dat ik niet bij je afscheid als hoogleraar was. 43 jaar in het onderwijs, als ik het wel heb. Wat een prestatie! Lenigheid van geest en leeftijd hebben niets met elkaar te maken. Toch is de enige vorm van 'geaccepteerde' discriminatie die ik in mijn werkzame leven ben tegengekomen die op basis van leeftijd. Ouderen - senioren is een beter woord - worden vaak gelijkgesteld met verstarring en inflexibiliteit. In Nederland is nog maar 38% van de mensen boven 55 aan het werk, boven de zestig nog maar iets van 13%. In de Verenigde Staten kom je veel senioren tegen die nog werken. Soms bij gebrek aan een goede oudedagsvoorziening. Soms omdat ze gewoon bij de maatschappij betrokken willen blijven. Ik hoop dat jij dat ook doet. Ik vind dat er in Nederland sowieso veel te veel mensen langs de zijlijn staan. Alles moet er op zijn gericht dat te veranderen. Werken moet lonen, en voor degenen die harder en langer werken, nog meer. Dat betekent bijvoorbeeld meer investeren in onderwijs en opleidingen, maar ook verdere verkorting van de WW duur. Het sociale vangnet moet terug naar waar het oorspronkelijk voor was bedoeld: als springplank en overbruggingsperiode naar een nieuwe baan, én voor degenen die niet mee kunnen. Daar moeten we natuurlijk goed voor zorgen. Alleen zó kunnen we de kosten van de vergrijzing te lijf. Je pleit terecht voor een evenwichtig personeelsbeleid in bedrijven. Voordat ik de politiek inging was dat mijn vak. De waarde van menselijk kapitaal en een goede opbouw van je personeelsbestand wordt vaak onderschat. Ik heb eens uitgerekend hoeveel het kost als, zeg, een hoogopgeleide medewerker na drie jaar alweer ontslag neemt. De waardevernietiging kosten van rekrutering, opleiding, het niet direct vervullen van een vacature, de rekruteringskosten voor een opvolger - loopt al gauw op tot boven de ton. Mijn ervaring is dat als je de kosten en baten van goed personeelsbeleid in geld vertaalt, er plotseling veel meer aandacht voor is. Daarmee heb ik gelijk een vraag aan jou als econoom: wat vind je ervan om aan het menselijk kapitaal in een onderneming een waarde te geven en die op de balans te zetten? Ben benieuwd naar je antwoord. Met groeten, Paul de Krom
110
Over maatschappelijke verantwoordelijkheid en eigenbelang. Beste Paul, Elke beweging in het bedrijfsleven die de betekenis van kwalitatieve aspecten voor onderneming en samenleving op de agenda zet, juich ik toe. Hoewel niet alle kanten van het menselijk kapitaal in geld kunnen worden uitgedrukt, is het helemaal nie t verkeerd deze factor zo goed mogelijk te becijferen en op de balans van de onderneming te zetten. Wanneer we dat een tijdje volhouden, kan blijken dat de kwaliteit van de arbeid hard achteruit gaat. Wij spraken al eerder over het onderwijs, maar ik denk ook aan het toenemend onvermogen de opkomst van landen als China en India op waarde te schatten. Op alle niveaus openbaart zich een intellectueel tekort om de gevolgen van een globaliserende wereldeconomie te inventariseren en van een daarbij horend effectief beleid te voorzien. Ook in ondernemingen is zozeer sprake van bureaucratisering, versplintering en verschraling dat overkoepelende vragen omtrent bestaansrecht en perspectief niet aan de orde komen. Wanneer ik lees dat de economie weer aantrekt, ondernemingen weer mensen vragen en investeringen ter hand nemen, ben ik blij, maar tegelijk vrees ik dat het oplossen van de meer fundamentele problemen verder achter de horizon verdwijnt. Het midden- en kleinbedrijf heeft een voorsprong op de grote onderne mingen juist als het om de aandacht voor kwaliteit van de arbeid, de dienstverlening en de producten en diensten gaat. Het is daarom jammer als deze onderwerpen, zoals de kosten en baten van goed personeelsbeleid, alleen serieus worden genomen als alles in geld is uitgedrukt. Ik hoop dat sinds jij je ervaringen opdeed er in dit opzicht een verbetering is opgetreden. Goed personeelsbeleid verbetert de arbeidsvreugde, benut potenties van mensen en bevordert teamwerk. Ook al slaat dit deels in betere financië le resultaten neer, dan nog gaat het ook om fundamentele kwalitatieve waarden, waaraan wat mij betreft geen prijskaartje hoeft te worden gehangen. Zo hoop ik zeer dat juist kleine ondernemingen erop letten alleen mensen aan te stellen voor wie zinvolle werkgelegenheid beschikbaar is. De grote ondernemingen zijn grootmeester in het scheppen van zinloze werkgelegenheid, precies zoals de overheid. Een moreel schandaal jegens de mensen die het treft. Zij worden immers als eersten op straat gezet als het getij keert. Een beetje in geld uit te drukken, maar de ernst ervan betreft het persoonlijke leed. Hartelijke groeten, Arnold Heertje
111
Beste Arnold, Een paar weken geleden had ik een clubje mensen - grofweg tussen de 30 en 40 jaar - op bezoek in de Kamer die wilden weten wat een Kamerlid nu zoal deed. Een aantal hadden een eigen bedrijf. Ze keken vrij negatief tegen de politiek aan. Nu is er veel kritiek mogelijk, maar mijn collega's en ikzelf klagen in ieder geval niet vanuit onze leunstoel maar proberen er zelf iets aan te doen. Terwijl wij zaterdags op allerlei bijeenkomsten in het land zijn, staan zij dan op het golfveld? Kortom: wat is hún bijdrage aan de maatschappij? Het leidde tot een leuke discussie. Ondernemers moeten doen waar ze goed in zijn: omzet en winst maken. Dat is de beste garantie voor werkgelegenheid. Bedrijven zijn geen sociale werkplaatsen, zoals je zelf terecht opmerkt. Toch is het in het belang van ondernemers zelf hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Een klein voorbeeld: in Rotterdam Centrum namen ondernemers het initiatief 110 stageplaatsen te creëren voor jongeren. Ik heb het convenant mede moge ondertekenen. Niemand heeft belang bij schooluitval, hoge jeugdwerkloosheid, criminaliteit of falende integratie. Ook ondernemers niet. Maatschappelijk ondernemen is dus niet primair een morele verplichting, meer eerder een zaak van welbegrepen eigenbelang. Ik verwacht niet dat bij een aantrekkende economie meer fundamentele problemen achter de horizon verdwijnen, zoals jij vreest. Integendeel. In Bangalore India ontstaat een nieuwe middenklasse. Niet dankzij ontwikkelingswerkers, maar omdat India de deuren opengooide voor buitenlands kapitaal. Datzelfde gebeurt in China. Andere landen in Azië gingen hen voor. Bedrijven investeren niet in die landen vanuit morele overwegingen, maar gewoon omdat er geld is te verdienen. Als dat op een nette manier gebeurt is daar niks mis mee. Het gevolg is immers lokale bedrijvigheid, werkgelegenheid en een nieuwe middenklasse. Juist zo'n middenklasse is essentieel voor het ontstaan van maatschappelijk besef en verantwoordelijkheid. Zij hebben er de opleiding en het geld voor. Een vrije markt draagt zo bij aan de oplossing van grote maatschappelijke problemen. Aan landen die hun deuren gesloten houden gaan deze ontwikkelingen voorbij. Het prijskaartje dat dááraan hangt is hoog in termen van persoonlijk leed voor de mensen daar. Anti-globalisten houden dat graag zo. Maar alleen de vrije markt en economische groei zorgen ervoor dat het prijskaartje lager wordt. Met groeten, Paul de Krom
112
Verbatim:
“Het is altijd goed teken dat de emoties van de heer Samsom oplopen, want dat betekent dat het beleid de goede kant op gaat” (tijdens debat over kerncentrale Borssele)
“Waarom kust Greenpeace Van Geel en Brinkhorst niet wakker?” (Het NRC, 11 januari 2006, over kernenergie in Nederland)
“Een linkse lente, maar wel in het donker” (Het Financieel Dagblad, 29 september 2005)
“Alleen voetbal kijken als het waait” (over windenergie in Nederland)
“U bent bang om de kop van Jut van Europa te worden, maar uw kop kan dat prima hebben” (tegen Staatssecretaris Van Geel (VROM), tijdens het debat over luchtkwaliteit)
“Als het aan Groen Links en de PvdA ligt, landen er straks alleen nog maar zweefvliegtuigen op Schiphol” (tijdens een debat over de evaluatie van het Schipholbeleid)
“Europa is als een dominee in een lege kerk” (over de positie van Europa in het internationale klimaatbeleid) 113