TRANSUMO PROJECT TRANSPORTS, Deelproject Pro-Access
1. Wat is het probleem dat het project aanpakt (c.q. waar komen we vandaan)? Het project focust op de organisatie van een duurzaam achterlandtransport netwerk voor de Rotterdamse haven. De kwaliteit en mate van duurzaamheid van dit achterlandsysteem worden bepaald door de gezamenlijke prestatie van de private partijen die hun services als onderdeel van dit netwerk of systeem aanbieden. Uitgangspunt is dat de introductie van coördinatie mechanismen bijdraagt aan de gezamenlijke prestatie van de private actoren. Coördinatie via het prijsmechanisme voldoet niet en marktpartijen komen zelf slechts in beperkte mate tot de introductie van coördinatie mechanismen. 2. Wat is het doel van het project (c.q. waar werken we naartoe)? 1) Inzicht verkrijgen in het bestaan van coördinatie problemen in het achterlandtransport netwerk in de Rotterdamse haven en in welke mate deze de ontwikkeling van een duurzaam en efficiënt transportsysteem in de weg staan 2) Komen tot generieke arrangementen die een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het achterlandtransportsysteem 3) Bepalen van de voorwaarden waaronder deze arrangementen succesvol geïmplementeerd kunnen worden 4) Opstellen van een analyse tool die vertrekkend vanuit een geïdentificeerd coördinatieprobleem, op basis van kenmerken van het probleem (betrokken actoren, complexiteit etc.) en de context waarin deze zich voordoet, komt tot een of meerdere oplossingsrichtingen voor verbeteringen. Deze oplossingsrichtingen zijn dan de inter-organisatorische arrangementen die geïmplementeerd kunnen worden. 3. Welke werkwijze/aanpak wordt gevolgd (c.q. wat is het unieke van de Transumo-aanpak)? Aanpak: twee sporen 1) Top-down vanuit de theorie en analyse van bestaande arrangementen komen tot een set aan generiek arrangementen die toegepast kunnen worden met daarbij ook de condities waaronder ze succesvol kunnen worden toegepast 2) Bottom-up door het in praktijk diepgaand analyseren van een aantal coördinatie problemen. Hiermee wordt het raamwerk dat top-down is ontwikkeld gevalideerd en verder verfijnd. Het project laat duidelijk de combinatie van wetenschappelijke kennisontwikkeling en praktijktoepassing zien. In dit geval heeft de kennisontwikkeling die gestimuleerd is vanuit de Transumo-opportunity geleid tot nieuwe meer praktijk gerichte projecten met betrokkenheid van de marktpartijen. De Transumo opzet heeft in dit project zeker het samengaan van meer conceptuele kennisontwikkeling en praktijktoepassing gestimuleerd. (Consequentie is wel dat het moeilijk is om wetenschappelijke top-kwaliteit te leveren. Dit vereist een dermate focus op de wetenschappelijke “rigor” dat de aansluiting met de maatschappelijk relevant dan in het geding komt)
4. Welke wetenschappelijke methodologie wordt daarbij gehanteerd? Vanuit de theorie is de eerste aanzet tot een raamwerk ontwikkeld voor de coördinatieproblematiek in achterlandbereikbaarheid. Het raamwerk bevat generieke oplossingen voor “coordination beyond price”. Middels onderzoek van enerzijds een groot aantal bestaande arrangementen, anderzijds een klein aantal concrete cases is onderzocht in hoeverre het raamwerk toegepast kan worden en is het aangevuld en aangescherpt. 5. Wat moet het project uiteindelijk opleveren (in termen van eindproducten, resultaten); Eindproducten van het project: • Output mbt de analyse van coordinatiemechanismen in de achterlandbereikbaarheid o wetenschappelijke papers o boek o scripties • Analyse tool om te komen tot oplossingsrichtingen voor coördinatie-problemen in het achterlandtransport • Advies ten aanzien van specifieke cases/coördinatie problemen o Verticale integratie door TOC o Introductie van coördinatie en regie in het spoorvervoer in de haven o Binnenvaart?
6. Waar staat het project nu (incl. welke producten zijn al geleverd)? Analyse naar de bestaande arrangementen is gedaan. De analyse tool is in ontwikkeling. De theoretische analyse hiervoor is gedaan, veel input vanuit de praktijk is opgedaan. Enkele diepgaande cases zijn gedaan, met een mogelijkerwijs nog op te starten (binnenvaart). Het samenbrengen van de theoretische concepten met de input vanuit de praktijk tot een tool die generiek toegepast kan worden is der uitdaging voor de komende periode. Om de kennisontwikkeling te borgen is een boek geschreven dat binnenkort wordt uitgebracht, eventueel in combinatie met een seminar. 7. Wat hebben we tot nog toe in het project geleerd (welke nieuwe inzichten heeft het al opgeleverd)? • Inzicht in de organisatie van het achterlandtransport van en naar de haven o Betrokken partijen o Contractstructuren o Coördinatieproblemen • Noodzaak van “coordination beyond price”. “Bewijs” vanuit de markt dat partijen vanuit zichzelf moeizaam tot arrangementen komen die een verbetering en/of versterking van de achterlandbereikbaarheid opleveren. • Typology van “coordination beyond price”: welke instrumenten/oplossingsrichtingen zijn beschikbaar om de coördinatie in achterlandketens te verbeteren. • Inzicht in de logistieke en bestuurlijke opgaven voor het spoorvervoer tot 2035: welke arrangementen kunnen bijdragen aan een verbetering van het
spoorvervoer van en naar de Rotterdamse haven. Op welke wijze kunnen deze geïmplementeerd worden.
8. Hoe bereiken we implementatie op grotere schaal (voorwaarden, beschikbaarheid ervaringsmateriaal, e.d.)? Het project heeft zich vooral de Rotterdamse haven gericht. Deze haven is het vertrekpunt geweest en het empirisch domein waarin de analyses zijn gedaan en de ontwikkelde kennis is toegepast. Indien we erin slagen een analysetool te maken dat gebruikt kan worden in een verschillende context, kan een produkt ontwikkeld worden dat ook in andere zeehavens toegepast kan worden. Bijvoorbeeld andere Nederlandse havens, maar ook andere Europese havens waarbij de in het project opgedane kennis geëxporteerd kan worden. Gezien de actualiteit van het onderwerp en de interesse vanuit de markt niet alleen in Nederland maar ook in Europa zien wij dit als een kansrijke optie.
9. Wat zijn de verwachte effecten als implementatie op landelijke schaal plaatsvindt (in termen van bereikbaarheid, veiligheid, sociaal, milieubelasting e.d.)? Effecten liggen in eerste instantie in de versterking van de meer duurzame modaliteiten in het achterlandtransportnetwerk van de Rotterdamse haven. Daarnaast is een belangrijke doelstelling altijd geweest de versterking van de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven, door verbetering van de achterlandbereikbaarheid. Opschaling kan plaatsvinden naar de andere Nederlandse havens. Dit zou verbetering van de achterlandbereikbaarheid van de Nederlandse zeehavens als geheel opleveren, met daarbij efficiënter en effectiever multimodaal transport. 10. Wat zijn de volgende stappen in het project? Generieker maken van de kennis die is opgedaan in de verschillende praktijkcases. Afmaken van de tool en deze bij een aantal partijen in de praktijk toepassen Bekijken van de mogelijkheid van een diepgaande analyse van de binnenvaart. Concrete acties ten aanzien van kennisverspreiding organiseren. 11. Hoe wordt de ontwikkelde kennis verankerd en hoe wordt geregeld dat de kennisontwikkeling wordt doorgezet? Kennisontwikkeling wordt verankerd en doorgezet in het proefschrifttraject van Martijn van der Horst, dat gedurende de looptijd van het Transumo project is gestart (directe aanleiding was de inhoud van het project dat door Transumo is mogelijk gemaakt). Verder nemen de betrokken onderzoekers ook deel in international projecten waarbij dezelfde problematiek centraal staat. Concreet voorbeeld is een samenwerking met wetenschappers in Canada mbt. tot een project voor de haven in Halifax. Doelstelling is om dergelijke acties verder te ontwikkelen.
DeelProject Schiphol Policy in transition 1. Wat is het probleem dat het project aanpakt (c.q. waar komen we vandaan)? Probleem is dat het Schipholbeleid niet goed werkt. Het beleid lost de problemen niet op, heeft weinig praktische waarde voor de betrokkenen (ze kunnen er niks mee) en werkt verder wantrouwen en conflicten tussen de overheden, sector en omwonenden/ milieupartijen in de hand. 2.
Wat is het doel van het project (c.q. waar werken we naartoe)?
Dit project is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van ander Schipholbeleid dat wel leidt tot beleidsvoortgang. Er wordt speciale aandacht besteedt aan de rol die onderzoek nu speelt en in de toekomst kan gaan spelen bij het ontwikkelen van deze beleidsvoortgang.
3. Welke werkwijze/aanpak wordt gevolgd (c.q. wat is het unieke van de Transumo-aanpak)?
Er wordt een zeer gedetailleerd beeld geschept van de manier waarop het beleid wordt ontwikkeld, en welke onderzoekspraktijken hierbij een rol spelen. De nadruk van de case ligt op de periode 2003 – 2006, omdat onderzoekspraktijken toen een prominente rol speelden in de beleidsontwikkeling t.a.v. Schiphol. 4.
Welke wetenschappelijke methodologie wordt daarbij gehanteerd?
De methode die Michel Foucault heeft ontwikkeld (Franse filosoof/ geschiedkundige) wordt toegepast. M.b.v. een enorme variëteit aan documenten (beleidsstukken, Kamerstukken, media, persberichten, notulen van vergaderingen, onderzoeksrapporten etc.) en een groot aantal (30) ongestructureerde diepte interviews met de belangrijkste stakeholders, wordt een gedetailleerd beeld geschetst van de inhoudelijke en procesmatige ontwikkelingen in het Schipholbeleid. De data wordt verder gevalideerd met data uit een survey en participatieve observaties. 5. Wat moet het project uiteindelijk opleveren (in termen van eindproducten, resultaten); Het project levert een zgn. geschiedenis van het heden op. Het laat zien welke (onderzoeks)praktijken ervoor zorgen dat er weinig vooruitgang in de beleidsontwikkeling optreedt. Het project levert hier verklaringen voor aan en concrete aanbevelingen om in de toekomst beleidsvoortgang te boeken d.m.v. een andere rol voor onderzoek. 6.
Waar staat het project nu (incl. welke producten zijn al geleverd)?
Het theoretische raamwerk en het methodologische raamwerk zijn uitgewerkt. Het empirische deel wordt momenteel uitgewerkt, op basis waarvan de analyse en de aanbevelingen worden geformuleerd.
7. Wat hebben we tot nog toe in het project geleerd (welke nieuwe inzichten heeft het al opgeleverd)? Het project heeft een nieuwe kijk op het probleem van beleidsvoortgang in vastgeroeste processen (i.e. political deadlocks) ontwikkeld. Daarnaast is een nog weinig toegepaste wetenschappelijke methode om dit soort vastgeroeste processen te analyseren geoperationaliseerd. Tot slot geeft het project concrete aanbevelingen voor hoe we met een andere rol van onderzoek beleidsvoortgang kan worden gefaciliteerd. 8. Hoe bereiken we implementatie op grotere schaal (voorwaarden, beschikbaarheid ervaringsmateriaal, e.d.)? Alle betrokkenen bij het Schipholdebat (nationale overheden, regionale overheden, sector, belangengroepen, omwonenden) dienen ervan doordrongen te raken dat de huidige beleidspraktijken (manieren van denken en handelen) niet leiden tot praktisch waardevol beleid. Om hen hiervan te overtuigen is het van belang dat zij de onderzoeksbevindingen kennen en ondersteunen. Een proefschrift is hiervoor niet het aangewezen middel. Een alternatieve brochure of een Nederlandstalige handelseditie van de Schiphol casus kan hier een belangrijke rol bij spelen. 9. Wat zijn de verwachte effecten als implementatie op landelijke schaal plaatsvindt (in termen van bereikbaarheid, veiligheid, sociaal, milieubelasting e.d.)? Als implementatie van de aanbevelingen plaatsvindt dan is de verwachting dat het Schiphol debat een andere wordt ‘gereframed’. Er wordt op een andere manier naar de Schipholproblematiek gekeken die kansen biedt voor de vorming van nieuwe beleidsopties, en nieuwe trade offs tussen geluidshinder, veiligheid, luchtzijdige bereikbaarheid en capaciteit. De moeizame onderlinge relaties tussen de betrokkenen kunnen hierdoor worden verbeterd.
10.
Wat zijn de volgende stappen in het project?
Op dit moment wordt de case-studie uitgewerkt en geanalyseerd, wat zal uitmonden in concrete aanbevelingen over hoe beleidsvoortgang te bewerkstelligen m.b.v. een andere rol van onderzoek. 11. Hoe wordt de ontwikkelde kennis verankerd en hoe wordt geregeld dat de kennisontwikkeling wordt doorgezet?
Ontwikkelde kennis wordt verankerd in onderzoeksrapporten, een proefschrift, diverse (journal) artikelen, boekhoofdstukken, congres papers en presentaties.
Aanvullende vragen: 1. Wat heeft de transumo mogelijkheid nu specifiek bijgedragen en hoe blijkt dit uit het project? Transumo heeft dit project financieel mogelijk gemaakt. Daarnaast heeft dit geleidt tot extra interactie met de betrokken praktijkspelers, wat blijkt uit de gezamenlijke organisatie van een congres en een workshop. 2. Welke dynamiek heeft er in het project gezeten? Een groot deel van het project is vroegtijdig stopgezet. In eerste instantie was het project bedoeld als een vergelijking tussen de problemen en oplossingen tussen de ontwikkeling van de mainport Rotterdam en de mainport Schiphol. In 2007 is het Rotterdamse gedeelte dat werd verzorgd door EUR/FSW/Bestuurskunde gestopt. Dit heeft ervoor gezorgd dat een vergelijking niet meer mogelijk is. Tevens heeft het ervoor gezorgd dat het project minder interessant werd voor de marktpartijen, omdat die vooral geïnteresseerd waren in een onderlinge vergelijking. Een groot voordeel was dat de rest van het project beter kon worden toegesneden op de specifieke Schipholproblematiek. Rondom het Schipholgedeelte is een van de onderzoekers, Dr. Odette van de Riet, per 1 november overgestapt naar het KiM, wat (kleine) gevolgen zal hebben voor de inhoudelijke output van 2009. 3. Zijn er belemmeringen geweest die ervoor hebben gezorgd dat we vinden dat we eigenlijk nog niet klaar zijn, maar dat voortzetting nodig zou zijn? De veranderende personele inzet (wegvallen EUR/Bestuurskunde) heeft ervoor gezorgd dat er nu weinig van het oorspronkelijke idee terecht is gekomen (vergelijking tussen Rotterdam en Amsterdam). Dit hebben we wel deels ondervangen door een paar aspecten onder te brengen in een aanvullend Transumo Project (het Mainportboek, zie onder), maar er blijven nog interessante kansen liggen. 4. wat zouden we precies willen doen als we het project zouden verlengen? Het zou interessant zijn om de vergelijking tussen de twee Nederlandse mainports verder uit te werken (i.e. de vragen die nu zijn blijven liggen): a. Hoe tracht met haar license to operate te behouden? b. Op welke manier wordt ingezet op duurzame ontwikkeling? c. Welke successen zijn er geboekt, en hoe zijn deze te verklaren? d. Wat kunnen de mainports van elkaar leren? Voor wat betreft het Schipholgedeelte heeft het huidige onderzoek een aantal interessante onderzoeksvragen voor toekomstig onderzoek opgeleverd. a. Hoe kunnen we de belemmeringen voor transities in beleid verder begrijpen? b. Wat voor type onderzoek zouden we moeten doen om de transitie naar duurzaamheid verder te faciliteren? c. Welke procesmatige arrangementen zouden we kunnen ontwikkelen om de relatie tussen omwonenden/ sector/ overheden/ milieupartijen te faciliteren? d. Welke rol zouden omwonenden moeten en mogen spelen bij complexe ruimtelijke planningsvraagstukken, zoals mainportplanning? e. Hoe zou onderzoek in moeten worden gebracht in het (politieke) debat?
Project Mainportplanning in Nederland: Omgaan met bestuurlijke drukte
1. Wat is het probleem dat het project aanpakt (c.q. waar komen we vandaan)? Probleem is dat er veel mensen/organisaties bij de ruimtelijke ontwikkeling van Schiphol en Rotterdam betrokken zijn, dat zij wederzijds afhankelijk, maar er slechts moeizaam in slagen om voortgang in de besluitvorming te boeken. 2.
Wat is het doel van het project (c.q. waar werken we naartoe)?
Het doel is om op basis van de verschillende ideeën die er bestaan om adequater om te gaan met deze complexe bestuurlijke context tot concrete aanbevelingen te komen om de toekomstige besluitvorming te faciliteren. 3. Welke werkwijze/aanpak wordt gevolgd (c.q. wat is het unieke van de Transumo-aanpak)? Het boek wordt in samenwerking met de praktijkspelers uitgevoerd. Diverse stakeholders hebben een hoofdstuk aangedragen waarin ze hun perspectief op de mainport uiteenzetten, en waarin ze oplossingen aandragen voor de omgang met de ruimtelijk-bestuurlijke context. 4.
Welke wetenschappelijke methodologie wordt daarbij gehanteerd?
Stakeholders zijn uitgenodigd om zelf een essay te schrijven waarin ze hun percepties en ideeën weer kunnen geven. Daarnaast zijn er wetenschappers uit verschillende disciplines benaderd die hetzelfde doen. De redactie combineert de praktische ideeën met de wetenschappelijke ideeën om te komen tot een duidelijk afgebakend inzicht in het probleem (wat is het probleem?) en concrete oplossingsrichtingen om hiermee om te gaan. 5. Wat moet het project uiteindelijk opleveren (in termen van eindproducten, resultaten); Het project levert een Nederlandstalig boek op, waarin al de afzonderlijke bijdragen zijn gebundeld, hier een analyse van wordt gepresenteerd en concrete oplossingen worden aangedragen. Tevens is het de bedoeling om een werkconferentie aan het boek te verbinden, waarop de bevindingen met al de stakeholders worden besproken, en waar zal worden getracht te komen tot concrete vervolgstappen (wat doen we ermee/ wie onderneemt welke actie?) 6.
Waar staat het project nu (incl. welke producten zijn al geleverd)?
Het boek is in conceptvorm af. Het boek zal in december naar de uitgever gaan, die het in maart/ april 2009 op de markt zal brengen. Dit zal worden gekoppeld aan de werkconferentie.
7. Wat hebben we tot nog toe in het project geleerd (welke nieuwe inzichten heeft het al opgeleverd)? Het project levert een goed inzicht in de verschillende toekomstbeelden die de stakeholders hebben t.a.v. de mainports en de spanningen die tussen de verschillende beelden bestaan. Het biedt tevens een goed inzicht in het soort maatregelen dat de stakeholders voor ogen hebben. Dit vergroot de praktische bruikbaarheid van de oplossingen die de wetenschap aandraagt. 8. Hoe bereiken we implementatie op grotere schaal (voorwaarden, beschikbaarheid ervaringsmateriaal, e.d.)? Voor de implementatie is het van belang dat al de stakeholders het boek krijgen en lezen. Tevens is het van belang om via een werkconferentie de mogelijkheden en de bereidwilligheid voor het nemen van concrete acties te verkennen. Tot slot is het van belang dat de beleidsmakers van V&W de boodschap onderschrijven en hun sturingsstrategieën rondom de mainportplanning aanpassen aan de nieuwe inzichten. 9. Wat zijn de verwachte effecten als implementatie op landelijke schaal plaatsvindt (in termen van bereikbaarheid, veiligheid, sociaal, milieubelasting e.d.)? Verwacht effect is dat de besluitvorming rondom de ruimtelijke ontwikkeling van de mainports kan worden verbeterd. Het proces kan efficiënter worden ingericht, de inhoudelijke uitkomsten kunnen waardevoller zijn (geen negotiated nonsens). Het draagvlak voor de plannen/ beleid/visies kan hierdoor toenemen, wat de implementatie vergemakkelijkt. 10.
Wat zijn de volgende stappen in het project?
Het organiseren van een werkconferentie om te komen tot een agenda met concrete maatregelen. Indien er afspraken worden gemaakt, de implementatie monitoren en waarnodig de maatregelen aanpassen. 11. Hoe wordt de ontwikkelde kennis verankerd en hoe wordt geregeld dat de kennisontwikkeling wordt doorgezet? Kennis wordt verankerd in het boek en via de werkconferentie hopelijk in de besluitvormingspraktijken van de stakeholders. De kennisontwikkeling kan worden voortgezet door bijvoorbeeld een experiment te organiseren waarin de aanbevelingen worden toegepast. Op deze manier kan er worden bekeken of het besluitvormingsproces ook daadwerkelijk verbetert.
Aanvullende vragen: 1. Wat heeft de transumo mogelijkheid nu specifiek bijgedragen en hoe blijkt dit uit het project? Transumo heeft dit project financieel mogelijk gemaakt. Transumo heeft ervoor gezorgd dat we de praktijkspelers actief binnen het project hebben kunnen betrekken. 2. Welke dynamiek heeft er in het project gezeten? Het project is een afgeslankte voortzetting van het eerste project dat vroegtijdig is stopgezet. Als zodanig komt het project feitelijk voort uit de dynamiek van het initiële project, dat is omgezet naar Schiphol In Transition. Gedurende het schrijfproces zijn er een aantal stakeholders afgehaakt. Sommige konden de tijd niet vrijmaken. Anderen hadden wel een hoofdstuk opgeleverd, maar door de lange doorlooptijd van het boek, achten zij dit niet meer actueel genoeg en hebben ze het teruggetrokken. 3. Zijn er belemmeringen geweest die ervoor hebben gezorgd dat we vinden dat we eigenlijk nog niet klaar zijn, maar dat voortzetting nodig zou zijn? Indien er meer tijd zou zijn, dan zou het mogelijk zijn om bepaalde vraagstukken nader uit te werken. Voorts zou het mogelijk zijn om bijvoorbeeld een experiment op te zetten, waarin de voorgestelde ideeën in de praktijk worden getest. 4. wat zouden we precies willen doen als we het project zouden verlengen? Het zou interessant zijn als we de besluitvorming rondom de twee mainports, en dan met name de manier waarop de betrokkenen met het bestuurlijke speelveld omgaan, met elkaar te vergelijken. Dit zou inzicht geven in de verschillen, de overeenkomsten, verklaringen hiervoor en leereffecten (i.e. wat kunnen we van elkaar leren?). Tevens zou het interessant zijn om een aantal concrete maatregelen middels een experiment toe te passen.