4 Adventspreken over Bileam Thema: Hoe zouden wij overleven? (nr. 4) Aanwijzingen voor de liturgie: Votum en zegengroet Lofprijzing: Psalm 96 : 1 en 2; LvdK Lied 328:1-3 Gebed van verootmoediging Wetslezing met parafrase – zingen: Ps 119:44 en 45 Gebed om de verlichting door de Geest Schriftlezing: Numeri 25:1-18 en Deut 7:1-7, Openb 2:13-14 Zingen: Ps 9:1-5 Tekst voor de preek: Numeri 25:3, 11-13 Thema van de preek: Hoe zouden wij overleven? Na de preek zingen: Ps 106 : 13,14 en 22 Dankzegging en voorbeden Collecte voor: Slotzang: LvdK Lied 460:1-5 Zegen
4e zondag van Advent Tekst van de preek: 1 Gemeente van onze Heer Jezus Christus, brs. en zrs., beminde gasten, Een Nederlandse boer die vlak na de oorlog emigreerde naar Amerika, vertelde mij eens het volgende verhaaltje. Hij zei: ken je dat verhaal van die kat en die hond die besloten samen te gaan muizen vangen? ‘Nee’, zei ik. ‘Wel’, zei hij, ‘een hond werd eens slecht verzorgd door zijn baas en hij was niet tevreden met de restjes uit de keuken van zijn baas. De hond liep naar de kattenbak om het eten van de kat te gaan proeven, maar dat vond de kat niet goed. ‘Jij blijft van mijn eten af’, zei de kat. ‘Maar, ik weet wat’, zei de kat, ‘jij krijgt zelfs geen kruimel van mijn voer, maar je mag wel met mij mee op muizenjacht. De muizen die wij vangen, zullen we samen opeten, goed?’ ‘Deal’, zei de hond en samen gingen ze in het donker op jacht. Muizen vangen. Toen ze de eerste muis in het oog kregen, begon de hond luid te blaffen. ‘Wat doe je nou’, zei de kat, ‘door je stomme geblaf jaag je juist de muizen weg. Zo vang je niets, je moet net doen als ik, als katjes muizen maken ze geen geluid, dat is hun strategie. En het werkt echt. Dus houd je mond en blaf nooit tijdens het muizenvangen. Alleen als jij je aanpast en absoluut stil bent, kun je de muizen verrassen en ze vangen. Wil je lekker eten, dan moet je de taal en de gewoonte van de katten overnemen. Als je het probeert, zoals alle honden door te blaffen, dan vang je niets, en ga je dood van de honger. Je moet als hond net zo doen als de katten, dan vang je pas veel muizen!’ ‘Wel’ zei mijn Amerikaanse emigrant, ‘dit verhaal van de kat en de hond hoorde ik van een Indiaan van de wijde prairies in Amerika. Toen wij na de oorlog land gekocht hadden op de prairies van Iowa, waren de eerste jaren voor ons heel moeilijk. We werkten ons een slag in de rondte, maar leden diepe armoede en jaren achtereen overkwam ons de ene misoogst naar de andere. Een wijze indiaan, een oud stamhoofd, zag ons hoofdschuddend ploeteren en zei: ‘jullie doen het verkeerd. Jullie hebben je eigen god van de blanken meegenomen, maar jullie moeten de grote wereldgeest van de prairies aanbidden en naar hem luisteren, dan zal hij jullie wel te eten geven. Jullie probleem is dat jullie je niet aanpassen aan de geesten van de prairies, en als je die niet aanroept, zullen de geesten van de prairie zich 1
Deze preek is gehouden in de Gereformeerde Kerk Vrouwenpolder – 30 december 2007 – 9:30 uur.
1
tegen je keren en lijdt je bittere honger en armoede.’ ‘Maar’, zo vertelde deze emigrant, ‘wij hebben de geesten van de prairies niet opgezocht, maar in gebed geroepen om de genade van onze God, de God van Hemel en Aarde en Hij heeft ons gered.’ Reken maar dat het volk Israël, dat zojuist veertig jaar door de woestijn getrokken is, dagelijks in gedachten bezig was met de vraag: hoe zullen wij overleven in het land dat wij niet kennen? Ze hebben veertig jaar door de woestijn gedoold. Ze leefden in tenten en kregen rechtstreeks uit de hand van de HEER hun eten, het mana. Ze wisten niets van de landbouw en waren het niet gewend in huizen te wonen in steden. Zij dachten van de Moabieten en Midjanieten veel te kunnen leren. En ze hebben overwogen om succesvol te kunnen zijn, maar de hulp in te roepen van de goden van Moab. De Moabieten en Midjanieten hebben toch al eeuwenlang hún goden vereerd en zij hebben bewezen dat zij in staat zijn om te overleven in dit woestijnachtige gebied. Zullen we dan maar gaan meedoen met de godsdienst van het volk van Moab, wie weet krijgen wij dan te eten en zullen we niet omkomen in het land dat wij niet kennen. We weten er toch helemaal niets van hoe wij moeten leven in huizen, hoe wij steden moeten bouwen en hoe wij het land moeten bewerken om opbrengst te krijgen? Het volk Israël staat op het punt als vreemdelingen en asielzoekers te gaan leven in een vreemd land. Ze stonden voor de vraag waar álle emigranten en asielzoekers voor geplaatst worden: hoe zullen wij overleven in ons nieuwe vaderland? Uit sociaal oogpunt staat iedereen voor de vraag: moeten wij ons zo veel mogelijk aanpassen aan de cultuur van ons gastland, of behouden wij onze eigen taal, onze cultuur en onze godsdienst krampachtig vast? Het is zelfs de hoogste politieke wijsheid voor de vreemdelingen en asielzoekers van deze tijd: om te overleven moet je integreren. Je moet de taal en de cultuur van het gastland overnemen. Onze samenleving laat ons zelfs weten dat het prachtig zou zijn als wij niet alleen een multiculturele samenleving worden, maar dat ook de godsdiensten van alle asielzoekers zal vermengen in de resten van het christelijk geloof tot één grote grootste deler godsdienst, tot één wereldgodsdienst. Het is écht een levensgrote verleiding die op ons afkomt, om mee te doen met het ideaal van één grote syncretistische wereldgodsdienst. De sociale druk om zó kerk te zijn in deze tijd, in deze samenleving is ontstellend groot. Vergis u niet! Als u ooit mocht denken, hoe komt het toch dat het volk van Israël zó snel na die overwinning op de volken voor de verleiding van de afgoderij van Baal-Peor is bezweken, dan moet ook eens denken aan dit sociale motief. Ze hebben steeds gedacht, laten we ons maar aanpassen aan de godsdienst van het land waar we in zullen wonen, dan krijgen we vast genoeg te eten. Laten we maar net zo leven als de volken die al eeuwenlang bewezen hebben te kunnen overleven in dit gebied. De andere kant is dat de gruwelijke zonde die in Numeri 25 wordt beschreven het bewijs is hóe gemakkelijk het volk Israël het bevel van de HEER heeft verlaten en zich op beschamende wijze heeft laten gaan in het volgen van de sensuele godsdienst van de Moabieten en de Midjanieten. De tempeldienst van de god Baal-Peor was een dienst die overliep van seksuele uitspattingen. De eerste reden is in het volk zelf te vinden. Het is ook te vinden in ieder mens, want het is van alle tijden. Een dat heeft natuurlijk te maken met interesse van ieder mens in wat met seksualiteit te maken heeft. Zoals ik al zei aan het begin van mijn preek, iedere emigrant wordt verleid om de godsdienst van het land te volgen. Ook het volk Israël stond aan die verleiding bloot. Dat moet een belangrijke reden geweest zijn om zich in te laten met de godsdienst van Baal-Peor. Wie is die god? Er zijn afbeeldingen bekend van deze god, als de manlijke zonnegod en de vrouwelijke maangod. De naam betekent: heer van de Peor. En dat verwijst naar de berg Peor op de rechter Jordaanoever. Er zijn aanwijzingen dat deze vruchtbaarheidsgod vooral vereerd werd op de berg Peor. De offerdienst van deze Baäl was totaal verweven met sacrale prostitutie. Seks in de tempel was een belangrijk element van de offerdienst. En die offerdienst van seks was onmisbaar om vruchtbaarheid te krijgen voor het gezin, op de akkers en in de wijngaarden.
2
In Numeri 25 lezen we direct al van het initiatief van de Moabitische vrouwen om de jongens van het volk Israël uit te nodigen voor hun tempelfeesten. Hoe kwamen ze erop? Wel in Numeri 25 staat het niet – in het hele hoofdstuk wordt zijn naam niet genoemd, dus je kunt je afvragen of het terecht is dat ik dit de vierde Bileam-preek kan noemen – maar uit andere gegevens in de Schrift merken we dat Bileam aan Balak een geheimpje heeft verklapt. Aan het slot van Numeri 24 staat dat Bileam naar zijn huis ging. Dat lijkt erop dat dit het laatste is wat we van Bileam en Balak horen. Maar van de apostel Johannes vernemen we uit zijn brief aan de gemeente in Pergamum (Openbaring 2:14-16) dat hij vlák voor zijn vertrek nog een bedenkelijk advies heeft gegeven aan Balak. Dat advies is even oud als beproefd. Het een ijzersterk advies voor zowel militairen als politici: als je ze niet kunt verslaan, ga dan een verbond met hen aan (wat de Amerikanen zo treffend noemen: if you can’t beat them, join them). Even terzijde: We kunnen dus ook instemmen met mijn conclusie van eerverleden zondag dat Balak niet van ophouden weet. Hij heeft eerst alle mogelijkheden overwogen om het volk van God te verslaan met zijn leger, toen dat niet mogelijk bleek, riep hij Bileam om het volk te vervloeken. En ten slotte, toen hij inzag dat hij onmogelijk de zegen van God kon veranderen in een vervloeking, werkte hij een sluw advies van Bileam uit: we zullen de jonge mensen van dat volk uitnodigen op onze losbandige tempelfeesten, dát zullen wij ze treffen in het hart van hun bestaan, dan zullen ze wel los geweekt worden van hun God die hen zegent. Dat kunnen we ook concluderen uit wat staat in Numeri 31,16: Zij waren het juist, die op aanraden van Bileam ons volk hebben verleid Baäl-Peor te vereren; om die ontrouw aan de Heer werden we door een plaag getroffen. Hoe Bileam zo ver is gekomen om dit duivelse advies te geven aan Balak? U herinnert zich van de vorige preek dat de waarzegger Bileam eindelijk zijn pogingen opgeeft om het volk te vervloeken en – tegen wil en dank – niets anders dan zich schikt in Gods wil om het volk te zegenen. Ik noemde dat de bekering van Bileam. Dat hij ná drie waarschuwingen van de Engel van de HEER zich gewonnen geeft en een gehoorzaam profeet van God wordt, die alleen de woorden van God doorgeeft. De bekering van Bileam was écht, want hij is verandert. Maar, zoals wij weten van álle heiligen in de Schrift, een vroom mens die leeft naar de wil van God kan weer in zonde vallen. Hoe het gemene en doortrapte advies van Bileam geluid heeft, weten we niet. Mogelijk is deze waarzegger-profeet bezweken voor de verleiding van het grote geld en heeft hij daarom dit zondige advies aan Balak gegeven om de jongeren van Israël uit te nodigen op de offerfeesten van de Baäl. De gedachte is: Balak als je kans ziet de bloem van het volk los te weken van Gods verbond, en ze kunt koppelen aan de Baäldienst, dan zal God zijn volk niet langer zegenen. Dan zal het gedaan zijn met de voorspoed van het volk. De gevolgen zijn desastreus te noemen, voor álle betrokkenen, vooral voor het volk van God dat zich zó heeft laten gaan en de weg van de HEER verlaten heeft, in een volksbeweging die als een betovering bijna iedereen in zijn greep kreeg. In de dienst van Baäl vindt men het de gewoonste zaak van de wereld dat men seks heeft met iedereen die daar voor in is. Ook de vermenging van godsdiensten is zelfs voor de leiders van het volk geen punt meer. Het boze plan van Bileam wordt in de eerste verzen van Numeri 25. De jongens van Israël blijken gretig in te gaan op de uitnodigingen van de Moabitische meisjes om ‘een offerfeest te bouwen’. Is het zonde om ‘iets’ gezelligs met elkaar te organiseren en daarbij ook iets ‘godsdienstigs’ te doen? Het blijkt dat de gebeurtenissen van dat feest, dat zich in de buurt of in de tempel van Baäl-Peor moet hebben afgespeeld, grote gevolgen hebben. Het draaide er op uit – zo blijkt later – dat het feest van de ontmoeting van de jeugd uitloopt op een groot feest dat wij nu een seksorgie zouden noemen. De Kanaänitische volken van die tijd waren zeer ver afgegleden naar wat wij zouden noemen de sacrale prostitutie. Seksparties die zich afspelen in de tempels van hun Baäls en die een ceremoniële betekenis hadden in de
3
vruchtbaarheidsriten. Het leveren van hét bewijs van de manlijke potentie zou een belangrijke betekenis hebben voor de carrière van de jongeren van Israël. Ik weet dat er een tv-programma bestaat Seks in de city. Ik heb van die soapserie die speelt in New York niet veel van gezien, maar ik merkte wel dat die jonge vrouwen die spelen in die tv-serie doen alsof ze leven voor één ding: hoe krijg ik zo snel mogelijk een knappe jongen man in bed. Deze dames gaan voor het hebben van seks met een jonge man, voor één nacht of meerdere keren, en als de relatie uitgaat, fladderen ze meteen weer naar een volgende seksverhouding. Ik heb gelukkig weinig schokkende beelden gezien, maar het onderwerp van de film ging over één ding: seks. Het maatschappelijk succes van deze mensen wordt blijkbaar bepaald door hun prestaties om zoveel mogelijk mannen in bed te krijgen.... Als het waar is wat deze jongelui dagelijks doen, dan is het nog maar kinderspel vergeleken met wat de jongeren van Moab en Israël samen hebben gedaan op het gebied van de seksualiteit. Dat concludeer ik uit de dramatische reactie van de HEER God op deze offerfeesten van de jongelui van Israël en Moab. Dat de tegenstander kans ziet om Gods volk te treffen is omdat de afgodendienst bijna altijd toegang vindt in de harten van Gods kinderen via de onreinheid. U kunt het nalezen in het boek Spreuken en Prediker. En laten wij beseffen dat wij geen haar beter zijn dan mensen die al verleid zijn tot deze zonde van de onkuisheid. Wat begint met een offerfeest – voor de Baäl natuurlijk – loopt al spoedig uit op een gezellig etentje, want dat is een ritueel dat áltijd verbonden is met de godsdienstige dingen. En in de Baäldienst is de vrije, ongeremde seksuele beleving het hoogste offer dat te brengen is. Zo wordt het ook in Openbaring 2,14 voorgesteld: eerste het samen eten van offervlees en daarna het plegen van ontucht…. Dat de HEER dit platvloerse volksvermaak zeer hoog heeft opgenomen, merken we als we lezen hoe vaak in de Schrift naar deze gebeurtenis wordt verwezen. (Ik noemde al de Schriftgedeelten die we gelezen hebben) U kunt ook denken aan Jozua 22, Hosea 9, maar ook aan 1 Korintiërs 10. Wie ook maar enig besef heeft van de betekenis van Gods verbond met zijn volk en wéét hoe verschrikkelijk God de zonde van het zevende gebod vindt, die begrijpt dat Gods toorn zeer te vrezen is. Gods reactie op de zonde van het volg begint met een bevel aan Mozes om ál de oversten, de stamhoofden en de oudsten van het volk op te hangen in het openbaar. Wij rillen ervan dat God de uitvoering van deze straf in de handen legt van een mens, Mozes. Dat zegt iets over de hoge positie van de mens voor het aangezicht van God. Onze God schakelt mensen in om mensen te redden van de dood, maar Hij beveelt ze ook om zijn straffen uit te voeren. En het laat óók zien dat de HEER de oudsten en leiders van het volk verantwoordelijk stelt voor de daden van het volk. De Simeoniet die later gedood zal worden, na arrestatie op heterdaad, blijkt inderdaad een familieoudste te zijn. Zo heilig is onze God, Hij rekent mensen het ook aan als zij niet naar vermogen hebben gehandeld om de uitwassen van de zonde te beperken. Tegen de rechters van het volk draagt God op om allen ter dood te brengen die zich metterdaad bezoedeld hebben met de afgodische dienst van Baäl-Peor. Het is mogelijk dat de rechters hebben geaarzeld om het bevel van de HEER uit te voeren. En dat dáárom de plaag van de HEER losbreekt onder het volk. Een plaag die losbarst nog voordat die Simeoniet Zimri samen met een Moabitische vrouw Kozbi zo uitdagend en zo tergend pervers voor het oog van iedereen naar de ontmoetingstent (de tent waar Mozes de HEER ontmoette, of het Moabitische heiligdom van Baäl-Peor?). Als mensen falen, grijpt God zelf in. Het is dan ook wel een ten hemel schreiende vertoning geweest dat die Zimri met Kozbi door drongen tot – waarschijnlijk – in het vrouwenvertrek van de ontmoetingstent om daar hun seksueel spel op te voeren voor het oog van iedereen. Men kan de vraag stellen of het wel het juiste moment was voor Pinechas om die beide – tijdens de paringsdaad als offer aan de Baäls – om te brengen in een standgericht. Van de
4
menselijke kant bezien zouden wij zeggen – we wachten graag en terecht tot het geschikte moment om in geval van kennelijke onbekeerlijkheid – de ultieme straf van God uit te voeren. Als we proberen vanuit Gods heiligheid en de ernst van het gericht van God kijken, dan is het optreden van Pinechas zeker niet te vroeg of te ingrijpend te noemen. Als Pinechas deze twee doden toevoegt aan het getal van de gevallen onder de straf van God, houdt de plaag onder het volk op. Gods toorn is dan geblust, lezen we vaak in de Schrift. Gods wegen zijn hoger dan onze wegen, Gods afwegingen zijn anders dan onze overwegingen. Wie kan de toorn van God peilen? Als wij proberen met menselijk maat de ernst van deze straf van God te wegen, bedenk dan de woorden van David dat hij liever valt in de handen van een toornige God dan in de handen van mensen. Even duurt Gods toorn, maar een leven lang zijn ontferming. Iemand (Rothuizen) schreef eens: waarom is de straf van God altijd zo zwaar en heilig? Omdat Hij ook zo grenzeloos kan liefhebben. Zijn rechtvaardigheid is terecht te vrezen, maar eindeloos is zijn onvoorwaardelijke liefde.2 De HEER geeft aan de daad van Pinechas zijn goddelijke keurmerk van goedkeuring. ‘Dankzij Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heb Ik mijn woede tegen de Israëlieten laten varen, zegt de HEER God. Omdat hij bij de Israëlieten voor mij is opgekomen, heb Ik hen niet allemaal in mijn afgunst om het leven gebracht. Maak daarom bekend dat Ik een vriendschapsverbond met hem sluit: Ik beloof dat hij en zijn nakomelingen voor altijd het priesterschap zullen bekleden, omdat hij voor zijn God is opgekomen en verzoening voor de Israëlieten bewerkt heeft,’ Numeri 25,11-13. Het is het schoonste getuigenis dat een mens kan ontvangen. Een radicaal optreden, dat veel heeft van een wanhoopsdaad, maar waarin in feite de liefde voor God en de heiligheid van zijn dienst in doorklinkt. De echo van Gods goedkeuring klinkt na in de Schrift, in het boek Openbaring: dat zij rusten van hun werken, want hun werken volgen hen na…. Die beloning voor Pinechas – want zij mag je dat toch wel noemen – past geheel in Gods relatie met zijn volk. Het is kenmerkend voor Gods verbond. We leeft naar de wil van de HEER kan zegen verwachten, maar wie zich afkeert van de Heilige God, zal het voelen. Het spoort ons aan om in ernst de HEER te zoeken, en Hem lief te hebben met vurige liefde. Oprecht en met een ongedeeld hart. Hoe zouden we anders kúnnen overleven? Ik moet u nog bekennen dat deze preek bedoeld was als vierde adventspreek. Inderdaad, ik zou kunnen verwijzen naar het vuur van de vierde adventskaars. Dan heb je meteen de beide aspecten van Gods verbond met zijn gemeente in beeld. God liet het op de dag van Pinechas reeds grote verzoendag worden. De Grote Priester in de regeling van Melchizedek, niet in die van Aäron en Pinechas, heeft in ijver voor zijn hemelse Vader zich in brand laten zetten. Want na zíjn brandoffer aan het kruis liet God zijn brandende toorn varen. Omdat Hij dacht aan het werk van zijn Zoon die kwam om alle slagen en straffen van God op zichzelf te laten neerkomen. Geprezen zij deze God van Israël die wonderen deed. Die het Licht op deed gaan na de diepe duisternis. Gaat u nu een Licht op? Begrijpt u nú waarom deze gebeurtenis zovaak in herinnering gebracht wordt in de Schrift? Let op wat Mozes later zegt in Deuteronomium 4,3: U hebt met uw eigen ogen gezien wat de HEER in Baäl-Peor heeft gedaan. Iedereen die zich met de Baäl van de Peor had afgegeven, heeft Hij uit uw midden weggevaagd. In Psalm 106 lezen wij: 28 Zij verbonden zich aan de Baäl van de Peor en aten van offers voor de doden. 29 Ze griefden hem met hun gedrag, en onder hen brak een plaag uit. 2
Om zijn doortastendheid wordt Pinechas, de zoon van Eleazar en de kleinzoon van Aäron later uitvoerig geprezen. Hij blijkt een geboren leider te zijn die de kenmerken van een échte leider heeft. Doortastend, wijs en vooral: het wéét wat er op het spel staat als Gods eer en heiligheid met voeten getreden wordt. In 1 Kronieken 9,20 wordt hij genoemd als degene die de aanvoerder is van de bewakers van de ingang van de tent der samenkomst (ontmoetingstent). En aan zijn gedachtenis wordt een heilwens toegevoegd: De HEER zij met hem!
5
30 Pinechas stond op en kwam tussenbeide, en de plaag werd bedwongen. 31 Het is hem toegerekend als een rechtvaardige daad, van geslacht op geslacht, tot in eeuwigheid. Baäl-Peor, de naam doet de adem stokken van schrik voor de gevolgen van een zonde die wij moeilijk zwaarder kunnen wegen dan ándere zonden. En de Schrift leert ons ook echt niet dat de ene zonde zwaarder gewogen moet worden omdat ónze afwegingen zo anders zijn dan Gods heilige norm. God meet ál onze zonden af aan de heiligheid van zijn Naam, zijn Wil en zijn Koninkrijk. Hij straft in zijn heilige toorn, en zijn rechtvaardigheid is hemels, niet aards. Ik wil u tenslotte nog even wijzen op het einde van Bileam. Vorige week wees ik er op dat hij uitriep tegen Balak: dat het wenselijk is te sterven als een rechtvaardige. Op een andere plaats wordt gemeld dat er vijf koningen van Midjan in de strijd gesneuveld zijn. Ewi, Rekem, Sur, Chur en Reba. Er staat veelzeggend bij: “ook Bileam, de zoon van Beor, werd gedood,” Numeri 31,8. En in Jozua 13,22 wordt ook melding gemaakt dat Bileam gesneuveld is in de strijd met Israël. Kennelijk was hij wel bij Balak vertrokken, maar heeft hij zich nog in de omgeving opgehouden en kreeg hij zijn verdiende loon. Ook daarin zien we dat onze God doet wat Hij belooft. Ik begon met het verhaal van de kat en de hond. Het was een voorbeeld bij de praktische levensvraag hoe wij zouden leven in een nieuwe situatie. De geschiedenis van Bileams advies aan Balak om een offerfeest van vermenging te organiseren, liep uit op massale ontrouw in de dienst van de HEER. God vraagt van ons allemaal dat wij trouw zijn. Wij wéten van bijzondere mensen in het volk Israël en in de gemeente van Christus. Rechtvaardigen heten zij. Het kán zijn dat iemand een tijdlang leeft voor God, wandelt met God, als rechtvaardige. In het leven van Bileam leren wij dat hij als eigenzinnig waarzegger door God gegrepen kan worden en een volgzame profeet wordt van God. Zijn einde leert wat anders, dat hij na zijn bekering tóch weer in zonde gevallen is. Wij lezen van de gevolgen van zijn advies en ook van zijn tragische einde door het zwaard. En wij huiveren. In de geschiedenis van Gods kerk leren we veel van mensen, gewone mensen zoals wij. Alleen als wij trouw zijn in de dienst van onze God, vooral ook in de liefdevolle gehoorzaamheid aan het tweede gebod, de dienst van God, kúnnen Gods zegen verwachten. Laten wij in trouw aan God leven uit de beloften en wandelen met de HEER. Ons gebed, het onderwijs van de gemeente is broodnodig voor al Gods kinderen. Namelijk dat zij volharden in het geloof. In onze dienst aan God zullen wij geen énkele vermenging toestaan. En steeds weer terugkeren tot de levende God. In het maatschappelijke leven passen wij ons aan, we zullen de taal spreken van het volk waar wij als vreemdeling vertoeven, maar in de dienst van God willen wij van geen vermenging weten. Dat is het leven in dat verbond dat wij een heilig verbond noemen. Waar je álles krijgt van God – want het is genadeverbond – en waarin God geeft wat Hij van je vraagt: nl. liefde voor Hem en voor de naaste. Amen © ds Dirk Griffioen
6