Pitches Matchmakingsbijeenkomst Creatieve Industrie Business Innovation, 13 april 2012 Tijdens de pitches (vijf minuten) vertellen onderzoekers en ondernemers over de vragen en problemen die spelen en die ze graag onderzocht zien. Na de pitch zal gedurende twintig minuten ruimte zijn voor een discussie gevolgd door vijf minuten voor gegevensuitwisseling en het wisselen van de tafels. In de indeling is rekening gehouden met de verschillende onderzoekslijnen uit de Kennis en Innovatie Agenda Business Innovation. Zo kunnen deelnemers pitches binnen één onderzoekslijn na elkaar bijwonen. De onderzoekslijnen (Oz.Lijn) staan vermeld in dit schema en bij de abstracts.
Ronde 1 - 14:30 - 15:00 Nr Pitcher 1A Prof. Dr. Koen Frenken 1B Prof. dr. N.M. Wijnberg 1C Maurice Schellekens 1D Diane Nijs 1E Anne Annink 1F Dr. Jeroen van de Waal 1G David Langley Ronde 2 - 15:00 - 15:30
Org. TUE UvA UvT NHTV EUR EUR TNO
Oz.Lijn 1 2 3 4 2 5 4
Naam Pitch Zaal De Triple Helix in de Nederlandse ontwerpsector 7 Evaluaties en reputaties in internetomgevingen 7 Intellectuele eigendom als drijvende kracht achter open innovatie? 13 Business Innovation from the Experience Perspective 10 Creativiteit versus Productiviteit 9 Vestigingsvoorwaarden+bijdrage aan stedelijke/regio. econ. ontwikkeling 9 Durf en disruptie bij nieuwe businessmodels 10
Nr Pitcher 2A Dr. Irma Borst 2B Carolina Castaldi 2C Dr. Lidwien van de Wijngaert 2D Bertan Selim 2E dr. Serge Rijsdijk 2F Prof. Dr. Marleen Huysman 2G Jantine van der Weerdt Ronde 3 - 15:45 - 16:15
Org. VU TUE UT Fontys oa EUR VU TNO
Oz.Lijn 3 3 4 1 2 2 4
Naam Pitch Zaal Online creative communities and new funding forms 9 Merken en reputatie in creatieve industrieen 7 Netwerk perspectief op dynamiek van innovatie in de CI 7 The role and value of crowdsourcing and digital media technologies 10 Creativiteit en Innovatie: Managen of vrijlaten? 9 De Rol van Kennis en ICT in Netwerken 13 Innovatiebeleid voor de creatieve industrie: naar een effectieve policy mix 10
Nr Pitcher 3A Renee Wansdronk 3B Olaf Koops 3C Anne Annink 3D Prof. F.v.Oort & Prof. P.Rutten 3E Jan Benedictus 3F Dr. Ir. Mark Leenders 3G Dr. Ir. Isabelle Reymen Ronde 4 - 16:15 - 16:45
Org. Oz.Lijn Naam Pitch Wansdronk 4 Emporium nul-energie en nul-emissie bouwconcept TNO 1 De markt voor creatieve producten EUR 2 Creativiteit versus Productiviteit UU/UA 5 Creatieve sector als vliegwiel voor bedrijven in stedelijke economie Liones 2 Design voor online UvA 3 The Dutch Music Festival Landscape TUE 3 De invloed van Ketendigitalisering op de architectuurpraktijk
Zaal 7 7 9 13 10 9 10
Nr 4A 4B 4C 4D 4E 4F
Org. VU Qband TNO UT THNK RuG oa
Zaal 10 9 7 10 13 9
Pitcher Dr. Henk Koerten Saleh Rafouf Arjanna van der Plas Prof. Dr. J.A.G.M. van Dijk Mark Vernooij Annet Jantien Smit
Oz.Lijn 3 3 1 2 4 5
Naam Pitch Open Data en innovatie: samen naar een gouden toekomst? QBAND, common ground is everywhere! Do It Yourself Impact assessment voor culturele instellingen The level of content-creation skills in the Dutch population How to start a positive revolution? Creatief ondernemerschap stimuleren in smart regions
1
Eerste ronde: 14.30 – 15.00 1A: De Triple Helix in de Nederlandse ontwerpsector – OZ lijn 1 Prof. Dr. Koen Frenken, hoogleraar Economics of Innovation and Technological Change aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) en houdt zich bezig met onderwijs en onderzoek op het gebied van kenniseconomie in evolutionair perspectief. Hij heeft o.a. gepubliceerd over locatiekeuze en bedrijfsprestaties van mode-, web-, grafisch en industrieel ontwerpers in Nederland. Innovatie ontstaat doorgaans op het snijvlak van kennisinstituten, bedrijfsleven en overheid, de zogeheten "triple helix". Een mooi voorbeeld hiervan is het 3TU Stan Akkermans Instituut dat Post-Master ontwerpopleidingen verzorgt in samenwerking met het bedrijfsleven uitmondend in een „Professional Doctorate in Engineering degree’, afgekort PDEng degree. Ik zou een grootschalig enquêteonderzoek willen doen onder alle 3.000 afgestudeerden om te onderzoeken wat de succes- en faalfactoren zijn geweest van de afstudeerprojecten, welke innovaties hieruit zijn voortgekomen, en hoe het de studenten na hun studie is vergaan. De onderzoeksresultaten zullen worden gebruikt om de opleiding te verbeteren en lessen te trekken voor andere creatieve sectoren. 1B: Evaluaties en reputaties in internetomgevingen – OZ lijn 2 Prof. dr. N.M. Wijnberg, Hoogleraar Cultureel Ondernemerschap en Management, Universiteit van Amsterdam Business School. Evaluatie van goederen zijn steeds vaker op internet te vinden, zowel die van professionele experts als van consumenten zelf. Dit geldt in het bijzonder voor de creatieve industrieën - denk aan games, films, muziek, boeken maar zelfs ook dienstverleners als designers. Die evaluaties vormen ook de basis van reputaties, op organisatieniveau en productniveau en op het niveau van de individuele actoren. Het is van groot belang voor de aanbieders om beter te begrijpen hoe de verschillende types evaluaties interacteren en hoe reputaties op verschillende niveaus hun uitwerking hebben op verkoopsucces van aanbieders en het aantrekken van key (human) resources, in het bijzonder creatief personeel. 1C: Intellectuele eigendom als drijvende kracht achter open innovatie? – OZ lijn 3 Maurice Schellekens, senior onderzoeker bij het Tilburg Institute for Law, Technology and Society. Het intellectuele eigendomsrecht en innovatie is zijn expertisegebied. Vaak wordt gedacht dat open innovatie en intellectuele eigendom elkaars tegenpolen zijn: “Wie kennis deelt kan er niet meer aan verdienen”, “de ruimte voor business modellen bij open source is beperkt”. Klopt deze conventionele wijsheid wel? Is gezamenlijke innovatie wel synoniem met filantropie? Met intellectuele eigendom en slimme afspraken hoeft dit niet zo te zijn. Maar hoe je dat dan? Wat zijn handige praktijken? Welke ervaringen bestaan daarmee? Welke prototypische samenwerkingsvormen kunnen worden onderscheiden? TILT zoekt partners die mee willen helpen antwoorden te vinden op deze vragen 1D: Business Innovation from the Experience Perspective. Verslag van een collaborative research traject met 10 toeristisch-recreatieve bedrijven – OZ lijn 4 Diane Nijs, Lector Imagineering aan NHTV in Breda. Imagineering is een design methodology voor het aanpakken van complexe problemen in sociale systemen als bijvoorbeeld strategie, social innovation en organisatie transformatie. Nijs verzorgt aan NHTV (executive) master-onderwijs en doet onderzoek. Door de toenemende connectiviteit worden bedrijven steeds vaker geconfronteerd met complexere problemen. Marketing, strategie… het werkt allemaal niet meer zoals tien jaar geleden. Daarenboven veranderen individuen (zowel medewerkers als klanten en andere stakeholders) sneller dan bedrijven. Bedrijven kunnen steeds minder voldoen aan de toenemende verwachtingen. In de pitch wordt verslag gedaan van een collaborative research traject waar managers van tien toeristisch-recreatieve bedrijven en docenten en master-studenten in een gezamenlijk research- en design-proces, de ontwikkelde imagineering methodologie implementeerden om tot een transformatie van de ondernemingslogica te komen. Aanpak en eerste resultaten worden besproken. 1E: Creativiteit versus Productiviteit – OZ lijn 2
2
Anne Annink, docent-promovendus aan de faculteit bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze doet onderzoek naar de kwaliteit van werken en leven van zelfstandig ondernemers in verschillende Europese landen. Creatieve ondernemers hebben behoefte aan vrijheid en autonomie in hun werk. De druk om meer vraaggeoriënteerd te werken, kan daarom leiden tot spanning en conflict. Dit heeft een negatief effect op de prestaties, welzijn, kwaliteit van leven en de levensloop van de onderneming. Om creatief ondernemerschap te stimuleren is het daarom noodzakelijk om te weten 1) wat de kwaliteit van werken en leven van creatieve ondernemers beïnvloedt, 2) hoe gemeentelijk en nationaal beleid hieraan kan bijdragen, en 3) hoe investeerders en afnemers kunnen omgaan met de wens van creatieve ondernemers om autonoom en zonder productspecificatie te werken. 1F: De creatieve industrie: vestigingsvoorwaarden en bijdrage aan stedelijke/regionale economische ontwikkeling – OZ lijn 5 Dr. Jeroen van der Waal, universitair docent Sociologie, Erasmus Universiteit Rotterdam, onderzoekt stedelijke arbeidsmarkten. Dit onderzoek richt zich op de stedelijke/regionale voorwaarden voor de ontwikkeling van de creatieve industrie. Daarbij gaat bijzondere aandacht uit naar de rol van de vestigingsvoorkeuren van creatievelingen. Zijn er verschillen in het type creativiteit (technisch/cultureel/etcetera) en het type woonklimaat waartoe creatievelingen zich aangetrokken voelen? Hoe kan dat worden verklaard? Daarna wordt onderzocht in hoeverre de vestiging van creatievelingen leidt tot economische ontwikkeling (productiviteitsgroei, werkgelegenheidsgroei, arbeidsparticipatie, etcetera) in steden/regio‟s. De onderzoeksbevindingen zijn bruikbaar voor stedelijk/regionaal beleid voor creatieve economische ontwikkeling: 1) wat is mogelijk of wat past het beste gezien de lokale omstandigheden, en 2) wat levert dat op? 1G: Durf en disruptie bij nieuwe businessmodels – OZ lijn 4 Dr. David Langley, senior scientist bij TNO. Hij onderzoekt nieuwe vormen van marktinteracties (veelal internet-gebaseerd) die ontwrichting in markten en sectoren veroorzaken, in samenwerking met Universiteit Twente, Rijksuniversiteit Groningen en de TU Delft. Sommige organisaties zijn in staat om „out of the box‟ vernieuwing te lanceren (bv. Napster) terwijl anderen, vaak de bestaande machthebbers, dat moeilijker lijken te vinden (bv. Warner, Universal, Sony Music). Tijdens de ontwrichtende fase hebben weer andere organisaties de marktopportunities benut (bv. Apple, Spotify). Sortgelijke internet-gebaseerde disrupties schudden meerdere sectoren op: maar wat zijn de feiten waarop bedrijven de juiste strategische keuzes kunnen baseren? Relevante vragen zijn, o.a.: Wat zijn de kenmerken van de creatieve disruptie-veroorzakers, de lompe macht-verliesers, de agile kans-benutters? Welke rol speelt de creatieve industrie als partner van betrokkenen in deze innovatieprocessen? Wat zijn kenmerken van ondernemingen die herhaaldelijk succesvol geweest zijn met meer creatieve innovaties? Welke strategieën leiden tot de beste business uit de creatieve kansen voor verschillende stakeholders in verschillende situaties?
Tweede ronde: 15.00 – 15.30 2A: How, why, and when do online creative communities emerge or change over time? And how can new funding forms such as maecenas and crowdfunding accelerate the development and professionalization of online communities? – OZ lijn 3 Dr. Irma Borst, faculteit Sociale Wetenschappen, afdeling Organisatiewetenschappen, Vrije Universiteit. Borst heeft promotieonderzoek verricht - gefinancierd door NWO programma Netwerk voor Netwerken - naar effectieve crowdsourcing. Zij is momenteel parttime verbonden aan de VU voor het initiëren van nieuw wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met het bedrijfsleven. In recent years, new types of movie productions have arisen such as Sintel, the Elephants dream, DSB: the movie and Star Wars Uncut. An interesting question is whether these crowdsourcing initiatives can evolve in time along patterns that are similar to how open source professionalized over time. Open source developed from production in hackers‟ communities with altruistic motives in the early days to a platform with wellplanned contributions by professional firms such as IBM and now has a significant share (25%) of the software and services market. A second series of questions concerns the issue of new funding forms such as Maecenas 3
and crowdfunding. One might assume that a constant flow of external financing streams will positively contribute to evolution of professional and sustainable organizations. It should be analyzed how management and maintenance of these external financing streams can be organized effectively. 2B: Merken en reputatie in creatieve industrieën – OZ lijn 3 Carolina Castaldi doet onderzoek naar de economie van innovatie aan de Technische Universiteit Eindhoven. Haar focus ligt op intellectueel eigendom en innovatie in diensten. Investeren in (handels- en diensten-) merken kan bedrijven helpen met het opbouwen van een sterke naam of brand, die dan vaak geassocieerd wordt met een goede reputatie. Helpen merken ook in het geval van creatieve reputatie? Hoe vertaalt dit zich in economische waardetoevoeging? Helpen merken bij het beschermen van intellectueel eigendom en het zetten van hogere prijzen? Voor welke creatieve sectoren hebben (handels-) merken een hogere toegevoegde waarde? 2C: Een netwerk perspectief op de dynamiek van innovatie in de Creatieve Industrie– OZ lijn 4 Dr. Lidwien van de Wijngaert, senior onderzoeker bij de Faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente. Haar onderzoek richt zich op de 'Diffusion of Innovations' vanuit een netwerkperspectief. Sociale netwerk analyse brengt communicatie- en kennisnetwerken binnen een bepaald domein kaart. Daarbij kijken we welke mensen met elkaar communiceren (zowel face-to-face als via sociale netwerken) of welke organisaties samenwerken in projecten. De analyse van deze netwerken richt zich bijvoorbeeld op de vraag hoe goed het netwerk verbonden is of welke partijen een belangrijke, verbindende rol spelen. Door het sociale netwerk binnen de creatieve industrie in kaart te brengen kan inzicht worden verkregen in waar de innovatie plaatsvindt. Ook kan worden achterhaald welke partijen met elkaar in contact zouden moeten komen om innovatie teweeg te brengen. 2D: The role and value of crowdsourcing and digital media technologies within the creative industries in the Netherlands – OZ lijn 1 Bertan Selim, Fontys Hoogschool Tilburg, Programmamanager / Virtueel Platform. Werkend in twee functies: Als Researchmanager bij Fontys Hoogschool is hij verantwoordelijk voor het opzetten van het lectoraat (Creative Industries and Social Innovation); Als Programmamanager bij het Virtueel Platform, sectorinstituut voor de nieuwe media is Bertan Selim verantwoordelijk voor onderzoek en strategie. Daarnaast promoveert hij ook aan de Erasmus Universiteit (promotor Arjo Klamer). We increasingly live in an “augmented reality,” a perspective that views the digital and physical as enmeshed, opposed to viewing them as distinct. Digital media technologies and crowdsourcing change the way we participate, communicate and cooperate within the creative industries. Innovation, creativity are no longer simple internal or external processes, but an augmented process drawing on the knowledge, views and motivation of crowd-participation and contextual assumptions. Technology does not necessarily dramatically change the rules of the game, but the speed and availability of products are made clearer. Thus, attempts to simply adopt generic definitions on the creative industries within the Dutch context do not do justice to the contextual singularities and dynamics in which these innovations and creativity are produced. 2E: Creativiteit en Innovatie: Managen of vrijlaten? – OZ lijn 2 Dr. Serge Rijsdijk, Universitair Docent Innovatie Management aan de Rotterdam School of Management, Erasmus University. Hij doet samen met de sectie Innovatie Management onderzoek naar en geeft onderwijs over de vraag hoe organisaties en managers succesvol hun creatieve en innovatie processen kunnen organiseren Wij doen fundamenteel en toegepast onderzoek naar het volledige innovatieproces. Wij kijken bijvoorbeeld naar de vraag of en hoe creatieve en innovatieprocessen dienen te worden aangestuurd. Een te strikte aansturing gaat ten koste van de creativiteit en het probleemoplossend vermogen van medewerkers, terwijl een te grote vrijheid ten koste gaat van effectiviteit en efficiëntie. Andere thema‟s zijn de effectiviteit van design, crowdsourcing, leiderschap en creativiteit, het selecteren van ideeën, allianties voor innovatie en netwerken voor innovatie. Ons onderzoek is uitgevoerd voor onder meer de BNO, NWO en het Ministerie van EL&I. 2F: De Rol van Kennis en ICT in Netwerken – OZ lijn 2
4
Prof. Dr. Marleen Huysman, afdelingshoofd en full professor kennis innovatie en netwerken bij bedrijfskunde aan de VU in Amsterdam. Hoe organiseren ondernemers (start-ups) zich door middel van sociale media ten einde tot innovatie te komen? Hoe vindt de transitie van organisaties als gesloten informatie huishoudingen naar open kennisnetwerken? Wat betekent het voor organisaties wanneer de crowd gebruikt wordt als belangrijke kennisbron? Welke praktijken ontwikkelen zich bij open innovatie processen waarin verschillende (soms concurrerende) organisaties samenwerken? Hoe vinden grotere organisaties de verbinding met ongeorganiseerde creatieve ideeën en praktijken en vice versa? Welke rol speelt verspreiding (geografisch en andere vormen) en het overbruggen van verspreiding, bij het succesvol tot stand brengen van innovatie? 2G: Innovatiebeleid voor de creatieve industrie: naar een effectieve policy mix - OZ lijn 4 Jantine van der Weerdt, TNO Hoewel het economisch en maatschappelijk belang van de creatieve industrie inmiddels breed wordt gedeeld, is het beleidsinstrumentarium om innovatie te stimuleren nog steeds ontworpen voor sectoren zoals landbouw, chemie en voor high tech dienstensectoren zoals telecom. Er is weinig bekend over de effecten van generiek innovatiebeleid op de creatieve industrie. Hetzelfde geldt voor beleid dat is gericht op dienstensectoren, of zelfs specifiek op de creatieve industrie. Dialoog met het bedrijfsleven is cruciaal om de behoefte aan stimulering en facilitering scherper te krijgen. Hierbij zijn verschillen tussen de onderdelen van de creatieve industrie. Pas vanuit een analyse van behoeften en knelpunten tijdens het innovatieproces - denk aan financiering, kennis, living labs, tools, etc. - kan de koppeling worden gemaakt met innovatiebeleid. Speelt de huidige Nederlandse en Europese policy mix adequaat in op de behoeften van de creatieve industrie? Welke aanpassingen van de policy mix zijn noodzakelijk? Of iets economischer en preciezer: tegen welke vormen van marktfalen en systeemfalen lopen ondernemers en onderzoekers aan, en worden deze verkleind door de bestaande set aan beleidsinstrumenten? Derde ronde: 15.45 – 16.15 3A: Emporium nul-energie en nul-emissie bouwconcept – OZ lijn 4 Renee Wansdronk (Wansdronk Architektuur, Amsterdam), architect. Hij ontwikkelt een nul-energie en nulemissie bouwconcept (Emporium) en participeert in Europese FP onderzoeken (FP5 PETUS, FP7 MESSIB) en COST netwerken (TU0802, TU1003). Het Emporium plan omvat een bouwconcept voor nul-energie of zonne- energie gebouwen met een energie- en materiaalzuinige constructie. Deze constructie levert de klimatologische voorziening voor de huisvesting van levende lijven. Een warme wateropslag en kollektoren leveren de ruimteverwarming en warmwatervoorziening, en een koude wateropslag en kollektoren de ruimtekoeling en de koeltebron voor een koelkast. De watercircuits werken pomploos en op thermosifon, en vergen geen hoogwaardige energie zoals elektriciteit of brandstof. Een lichtgewicht constructie draagt de wateropslag. Deze watermassa vervangt tevens het warmte en koelte accumulerend vermogen van de bouwmassa. Het bouwconcept is geschikt voor vrijstaande, geschakelde, en gestapelde woning- en utiliteitsbouw in alle klimaatgebieden. De technische haalbaarheid is aangetoond en bevestigd. De economische haalbaarheid wordt gekenmerkt door: nul-emissie, biodiversiteit, veiligheid, gezondheid, behaaglijkheid en levensloopbestendigheid. 3B: De markt voor creatieve producten – OZ lijn 1 Olaf Koops, economisch onderzoeker bij TNO. Zijn onderzoek richt zich met name op het evalueren van de economische prestaties van sectoren, regio's en investeringsbeslissingen met publiek geld. Hij heeft de afgelopen jaren veel onderzoek verricht naar verschillende domeinen in de creatieve industrie en het regionaal belang van de sector. Deze pitch brengt het economisch belang van de creatieve industrie in beeld over de periode 1990-2010. Naast trends in de omvang en samenstelling van de creatieve industrie (de aanbodzijde), staan de vraagcomponenten van creatieve producten centraal (de vraagzijde). Voor ca. 75 economische sectoren is bekend hoeveel producten en diensten ze inkopen bij de creatieve industrie. Daarnaast levert de creatieve industrie rechtstreeks aan consumenten, het buitenland en de overheid. Al deze vraagcomponenten zijn te volgen over de tijd. Dit geeft inzicht in de belangrijkste afnemers van creatieve producten en hoe de sector is verweven met de rest van de economie.
5
3C: Creativiteit versus Productiviteit – OZ lijn 2 Anne Annink, docent-promovendus aan de faculteit bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ze doet onderzoek naar de kwaliteit van werken en leven van zelfstandig ondernemers in verschillende Europese landen. Creatieve ondernemers hebben behoefte aan vrijheid en autonomie in hun werk. De druk om meer vraag georiënteerd te werken, kan daarom leiden tot spanning en conflict. Dit heeft een negatief effect op de prestaties, welzijn, kwaliteit van leven en de levensloop van de onderneming. Om creatief ondernemerschap te stimuleren is het daarom noodzakelijk om te weten 1) wat de kwaliteit van werken en leven van creatieve ondernemers beïnvloedt, 2) hoe gemeentelijk en nationaal beleid hieraan kan bijdragen, en 3) hoe investeerders en afnemers kunnen omgaan met de wens van creatieve ondernemers om autonoom en zonder productspecificatie te werken. 3D: De creatieve sector als vliegwiel voor bedrijven in de stedelijke economie – OZ lijn 5 Prof. Dr. Frank van Oort en Prof. Dr. Paul Rutten. Frank van Oort is hoogleraar Stedelijke Economie aan de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek naar de economische effecten van de creatieve sector in Nederland, hoe bedrijven kunnen profiteren van hun kennisintensieve omgeving en hoe beleid dit kan faciliteren. Paul Rutten is gasthoogleraar Creatieve Industrie en Innovatie aan de Universiteit Antwerpen, zelfstandig onderzoeker, en voortrekker van CI Next: Business Innovation. Rutten zal de pitch presenteren in Van Oort’s afwezigheid. De arbeidsmobiliteit van de creatieve beroepsbevolking is bepalend voor open regionale innovatie systemen. De kennis en skills van kenniswerkers kunnen op flexibele en nieuwe wijzen bestaande clusters van bedrijvigheid aan elkaar verbinden. De woonplek van kenniswerkers is daarbij van steeds groter belang in het Nieuwe Werken. Een goede cluster omgeving kenmerkt zich door een goed leefklimaat en uitgaansmogelijkheden voor de creatieve klasse. Creatieve starters floreren in een dergelijke omgeving, en volwassen bedrijven laten hun locatiekeuze er van afhangen. Onderzoek is nodig naar het profijt dat sectoren en bedrijven kunnen hebben van het lokale creatieve kapitaal, uitgedrukt in verbeterde bedrijfsprestaties en concurrentievermogen. 3E: Design voor online – OZ lijn 2 Jan Benedictus, directeur Liones internetbureau. Design voor online. Door de opkomst van vele verschillende devices en interfaces, vraagt ontwerpen voor het web steeds sterkere technische competenties. Wat is de achtergrond van toekomstige ontwerpers? Puur creatief, of eerder technisch? 3F: The Dutch Music Festival Landscape – OZ lijn 3 Dr. ir. Mark A.A.M. Leenders, Associate Professor of Marketing, University of Amsterdam Business School, member of the agenda-setting committee “Research and Innovation in Smart Creative Contexts”, NWO. This research project is a follow-up study on an earlier two year study on the music festival landscape in the Netherlands. The previous project has resulted in a range of publications and presentations but research in this area is still scant while new questions emerge. The Netherlands has one of the richest festival histories in Europe and houses several of the oldest festivals in Europe such as Pinkpop. The Netherlands also has one of the highest network densities of stages, ranging from pop halls to public parks that are turned into festival hotspots. In the last thirty years, competition between festivals for audiences has increased significantly and organizers constantly have to balance artistic and financial goals. This provides an interesting setting for more research on event design and trade-offs, the complex sets of motives that visitors have and festival effects in general (for example cultural, economical and societal). 3G: De invloed van Ketendigitalisering op de architectuurpraktijk – OZ lijn 3 Dr. Ir. Isabelle Reymen, universitair docent ontwerpprocessen in de Faculteit Industrial Engineering & Innovation Sciences aan de Technische Universiteit Eindhoven.
Zij houdt zich bezig met onderwijs en
onderzoek op het gebied van ontwerpen en ondernemerschap. Meer specifiek richt haar onderzoek zich op beslissingsprocessen in creatie processen, met name processen van new business development, business model innovatie en technologie commercialisatie.
6
Innovatie in de digitale technologie verandert in toenemende mate de architectuurpraktijk. Eén belangrijke verandering is ketendigitalisering. Doordat standaarden in informatie systemen niet neutraal hoeven te zijn, kan het zijn dat in die standaarden al is vastgelegd wat voor kennis, informatie (economische) en creatieprocessen waarde hebben. We willen onderzoek doen naar de invloed van ketendigitalisering op business modellen van architectenbureaus. Het doel van het onderzoek is het formuleren van een framewerk dat de invloed van ketendigitalisering op business modellen in kaart brengt, en het ontwikkelen van richtlijnen voor business model innovaties voor de architectuurpraktijk om zodoende de bedrijvigheid van architectenbureaus te versterken. Vierde ronde: 16.15 – 16.45 4A: Open Data en innovatie: samen naar een gouden toekomst? – OZ lijn 3 Dr. Henk Koerten, docent/onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Organisatiewetenschappen. Dr. Koerten doet onderzoek naar de invloed van de overheid op innovatieprocessen rond open data. In discussies over open data wordt vaak uitgegaan van een overheid die eenzijdig data beschikbaar stelt waarna het bedrijfsleven daarmee innovatieve en winstgevende activiteiten gaat ontplooien. Recent onderzoek bij de VU heeft aangetoond dat in zo een situatie van innovatie nauwelijks sprake is en dat voor innovatieve toepassingen thematische arena‟s van publieke en private partijen noodzakelijk zijn waarin op basis van gezamenlijkheid en gelijkwaardigheid innovatieve toepassingen ontstaan. Wij willen in ons onderzoek inzicht krijgen in processen en voorwaarden om tot innovaties op basis van open data te komen. 4B: QBAND, common ground is everywhere! – OZ lijn 3 Saleh Rafouf heeft International business management studies gestudeerd en volgt een specialisatie in Human Resources & Quality Management. Hij studeert momenteel af met de lancering van QBAND, een innovatief printmedium dat merkbeleving naar een ander niveau brengt. Doordat QBAND een indoor (print) ticketing systeem heeft ontwikkeld met advertentiemogelijkheden zijn er media-vragen ontstaan. De focus ligt op mobiel, crossmedia en vooral op online communitybuilding dankzij een offline aanpak. De hoofdvraag is als volgt: “In hoeverre ontstaat er effectiviteit van onze marketingmogelijkheden voor derde partijen, bij blootstelling van QBAND media naar eindgebruikers en consumenten toe?” Derde partijen zijn hier merkbedrijven van welke QBAND entree en garderobesysteem sponsort. Bij marketingmogelijkheden kunt u denken aan 2d-barcodes; geletterde weblinks; logo‟s en merknamen fysiek verbonden dankzij de QBAND aan de doelgroep. Deze hoofdvraag bestaat uit nog uit te werken sub-vragen: Hoeveel actieve pop podia, discotheken, party & congres centra, theaters, schouwburgen, cafe‟s zijn er? Hoe groot is het indoor uitgaan & leisure circuit? Hoeveel publiek en bezoekers gaan hierin om? Wat zijn de kenmerken van het publiek per geallieerd centrum zoals: pop podia, congres centra, discotheken, (sport)hallen, restaurants? Het uitgeefconcept QBAND is nieuw en heeft veel potentieel als relatie-medium. Ik wil dan ook graag een samenwerkingsverband met onderzoekers die de effectiviteit en efficiëntie van dit onconventionele uitgeefconcept kunnen meten. 4C: Do It Yourself Impact assessment voor culturele instellingen – OZ lijn 1 Arjanna van der Plas, TNO De creatieve industrie - en hierbinnen vooral culturele instellingen - dienen steeds beter aan te tonen wat hun bijdrage is aan kunst, maatschappij en economie. De politieke en economische druk neem toe. Twee ontwikkelingen maken het mogelijk om de impact van culturele instellingen vaker, scherper en goedkoper aan te tonen. Allereerst zijn bij de evaluatie van innovatiebeleid nieuwe methodes ontwikkeld om de directe en indirecte impact van risicovolle projecten in te schatten. Dit kan - tot op zekere hoogte - al voordat een project is begonnen of terwijl een project net is afgerond. Cruciaal is het expliciet maken en onderbouwen van de mechanismes waarlangs projecten leiden tot impact. Dit geldt voor programma‟s, projecten en instellingen die zijn gericht op innovatie, en/of op kunst en cultuur. Een tweede ontwikkeling die dit type impact assessment 7
eenvoudiger maakt, is de inzet van ICT bij het verzamelen van data en het betrekken van doelgroepen, experts en stakeholders. Denk aan online surveys, crowd sourcing en het verwerken en presenteren van data. Juist dit type ICT tools maakt het mogelijk dat culturele instellingen zelf een grotere bijdrage leveren aan dataverzameling, analyse en rapportage. Het voorstel is om samen met culturele instellingen te werken aan methodes en indicatoren om de impact van culturele instellingen te meten, en om deze methodes en indicatoren te testen.
4D: The level of content-creation skills of the Dutch population – OZ lijn 2 Prof. Dr. Jan A.G.M. van Dijk, communication scientist at University of Twente. His teaching chair is called Sociology of the Information Society. He is chair of the Department of Media, Communication and Organization and of the Center for eGovernment Studies. He is an Advisory of the European Commission in matters related to ICTs. His best-know book is De Netwerkmaatschappij or The Network Society, with four Dutch and three English Editions between 1991 and 2012. Another book relevant to the pitch topic is The Deepening Divide, Inequality in the Information Society (2005). The level of digital skills, competencies or literacies of the general and working population is a decisive factor for the innovation potential of the creative industries in a particular country. In the past ten years, Jan van Dijk and Alexander van Deursen (UT) have developed a theoretical and empirical framework of digital skills, among others Internet skills in six types: operational, formal, information, communication, content-creation and strategic skills. The medium related operational and formal skills en the content-related information and strategic skills have been investigated both in performance laboratory tests and surveys (using proxy questions). Communication skills are currently observed. Content-creation skills among the population have not been investigated yet (actually by no-one in the world). They comprise a.o. the ability to create text in a personal website, blog, profile or post and to edit and reframe video, music and elementary game files (multimedia content). Proposal for laboratory performance tests and a survey among a cross-section of either the Dutch general or working population. 4E: How to start a positive revolution? – OZ lijn 4 Mark Vernooij, General Manager, Stichting THNK We staan als wereldbevolking voor een aantal zeer grote uitdagingen; welvaart is oneerlijk verdeeld, de natuur heeft het zwaar te verduren en ons financiële systeem blijkt slecht te werken. De creatieve industrie is bij uitstek geschikt om oplossingen aan te dragen. De vraag is hoe we nieuwe oplossingen genereren en vooral hoe we deze oplossingen exponentieel schalen zodat ze zich als een heidebrand verspreiden. Dit noemen wij het starten van een positieve revolutie. 4F: Creatief ondernemerschap stimuleren in smart regions – OZ lijn 5 Annet Jantien Smit promoveert medio 2012 op het proefschrift “Ruimtelijke kwaliteiten voor creatieve werkmilieus” bij de RuG. Zij heeft daarnaast haar onderzoeksbureau Denkbeeld. Via haar promotie- en opdrachtonderzoek heeft zij uitgebreide onderzoeksexpertise van werklocaties voor diverse economische sectoren. Voor diverse regio‟s in Nederland is een relevante vraag: Met welke economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten kunnen regio‟s creatief ondernemerschap stimuleren, en daarmee creatieve industrie aantrekken en vasthouden? Hiervoor gaan we onderzoeken: Wat is specifiek aan creatief ondernemerschap? Wat zijn hun type ambities in groei, economisch succes, creatieve reputatie en innovatie? Hoe beïnvloedt dit creatieve ondernemerschap mede het vestigingsgedrag van creatieve bedrijvigheid? Hoe kiezen zij tussen regio‟s? Wat zijn de implicaties voor de ontwikkeling van fysieke en kennisinfrastructuur in regionaaleconomisch beleid? Wat zijn hiervoor de implicaties voor vastgoed strategieën van corporaties en ontwikkelaars voor zowel nieuwbouw als leegstand?
8