Bij een eindloonregeling bouwt u veel meer pensioen op als u gedurende uw werkzame leven behoorlijk carrière maakt (lees salarisstijgingen ontvangt). Want u ontvangt het pensioen over uw laatste en dus hoogste salaris.
3
Overigens is de keerzijde hiervan dat een eindloonregeling ook veel duurder is. In de meeste bedrijfstakken is men de laatste jaren dan ook overgestapt van regelingen betreft dan ook veelal een afweging tussen de kosten en de hoogte van uw pensioen.
3.4.
Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen
De meeste werknemers (niet-DGA’s) zijn verplicht om mee te doen met de pensioenregeling van het betreffende bedrijf, bedrijfstak of beroepsgroep. Een DGA heeft die verplichtstelling meestal niet. Deze is bijna altijd vrijgesteld van deelname. Alleen sommige beroepspensioenregelingen (zoals o.a. voor artsen, fysiotherapeuten en notarissen) verplichten ook DGA’s die het betreffende beroep uitoefenen, om mee te doen met de pensioenregeling. Als u verplicht bent om mee te doen heeft u geen keuze en moet u premie betalen voor het pensioen. Maar u bouwt dan ook pensioen op en heeft vaak een nabestaandenpensioen verzekerd voor uw partner. Als u niet verplicht bent om mee te doen, dan kunt u uw pensioenregeling zelf naar wens optuigen. En zoals reeds eerder beschreven valt u als DGA ook niet onder de pensioenwet omdat u meer dan 10% van de aandelen heeft. Kunt u dus zomaar een pensioenregeling naar eigen goeddunken samenstellen? U zou dan namelijk behoorlijke fiscale aftrekposten kunnen creëren. Nee, voor u als DGA geldt altijd nog de belastingwetgeving, waaraan uw pensioenregeling moet voldoen. Voor de goede orde: u bent niet verplicht een pensioenregeling te treffen. Maar als u die treft, dan bent u aan fiscale regels gebonden. Dit geldt vooral voor de hoogte van het pensioen om de fiscale aftrekposten te beperken. Zo zijn er de volgende grenzen: Bij een salarisdiensttijdregeling: • franchise moet minimaal € 12.465,- bedragen (2009). En indien het pensioen afgesloten wordt bij uw eigen BV dan moet de franchise zelfs minimaal € 18.144,- zijn;
© Wat moet u doen voor een goed pensioen?
39
Het pensioen van de DGA in pijler 2
een eindloonregeling naar een middelloonregeling. De keuze tussen deze twee
• het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen mag bij een eindloonregeling
3
niet hoger zijn dan 2% per dienstjaar en bij een middelloonregeling niet hoger dan 2,25% per dienstjaar; • het nabestaandenpensioen mag niet hoger zijn dan 1,4% per dienstjaar bij een eindloonregeling en niet hoger dan 1,58% bij een middelloonregeling;
Het pensioen van de DGA in pijler 2
• een wezenpensioen mag niet hoger worden dan 0,28% per dienstjaar bij een eindloonregeling en niet hoger dan 0,32% per dienstjaar bij een middelloon regeling; • een arbeidsongeschiktheidspensioen mag niet hoger zijn dan 80% van het laatstverdiende salaris. Uitgegaan dient te worden van een pensioenleeftijd van 65 jaar. Bij een beschikbare premieregeling: Hierbij zijn de maxima uitgedrukt in premiepercentages van de pensioengrondslag. Het maximale premiepercentage is ook afhankelijk van welk pensioen is toegezegd. Zie tabel 8. Tabel 8. Percentage van de pensioengrondslag
Leeftijds 65 jaar
Allen OP
OP en uitgesteld pgebouwd PP o
OP en direct ingaand pgebouwd PP o
OP en direct ingaand bereikbaar PP
15 t/m 19
5,2
6,3
7,2
7,6
20 t/m 24
5,9
7,2
8,2
9,0
25 t/m 29
7,2
8,8
9,9
10,8
30 t/m 34
8,8
10,7
12,0
12,7
35 t/m 39
10,8
13,0
14,4
15,2
40 t/m 44
13,1
15,9
17,5
18,3
45 t/m 49
16,1
19,5
21,1
22,1
50 t/m 54
19,7
24,0
25,6
26,6
55 t/m 59
24,4
29,7
31,0
32,0
60 t/m 64
30,5
37,2
37,9
38,3
klassen tot
Bron : Staffelbesluit d.d. 23.10.2007 OP = Ouderdomspensioen PP = Partnerpensioen, nabestaandenpensioen
Let
op.
Daarnaast gelden voor alle pensioenregelingen nog de volgende be
grenzingen: • een ouderdomspensioen (samen met AOW) mag niet hoger zijn dan 100% van het laatste salaris voor pensioeningang; • een nabestaandenpensioen mag nooit hoger zijn dan 70% van het laatste salaris voor aanvang van de uitkering; 40
© Wat moet u doen voor een goed pensioen?
• een wezenpensioen mag niet hoger zijn dan 14% van het salaris vlak voor ingang van de uitkering; • een arbeidsongeschiktheidspensioen mag (samen met een eventuele WIAuitkering van het UWV of een andere arbeidsongeschiktheidsverzekering) niet
3
Zoals u ziet zijn er toch nogal wat regels waaraan een pensioen van een DGA moet voldoen. En moeten er ook nog successierechten betaald worden over een te ontvangen nabestaandenpensioen? In de wet staat expliciet vermeld dat over een ontvangen nabestaandenpensioen of (half)wezenpensioen géén successierechten betaald hoeven worden. Wel zal een nabestaandenpensioen de vrijstelling verlagen voor uw partner en kinderen, die men heeft voor de successierechten. Dat werkt als volgt. Een echtgenoot heeft een vrijstelling volgens de successie wet van € 532.570,- (2009). Als een echtgenoot, na overlijden, een jaarlijkse uitkering uit een pensioenregeling krijgt, wordt die uitkering niet met successie rechten belast. Maar de vrijstelling wordt verlaagd met de helft van een naar een kapitaal omgerekend bedrag van de jaarlijks te ontvangen pensioenuitkering. Dat schreeuwt om een voorbeeld … Voorbeeld Stel dat uw 56-jarige echtgenote na uw overlijden een levenslang na bestaandenpensioen ontvangt van € 20.000,- bruto per jaar. Dan levert kapitalisatie van deze uitkering volgens de wet (artikel 5 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956) op: 11 x € 20.000,- = € 220.000,-. De vrijstelling voor de successiewet bedraagt dan nog € 532.570,- -/- de helft van € 220.000,- = € 422.570,-.
Ondanks de verlaging zoals hiervoor beschreven, blijft er altijd een minimale vrijstelling over. Let
op.
De uitkeringen zelf zijn wel belast bij de erfgenaam met loon- c.q.
inkomstenbelasting.
3.5.
Flexibiliteit en pensioen
Zoals u in de vorige paragraaf kon lezen, zijn er behoorlijk wat regels waaraan een pensioenregeling moet voldoen. Toch geeft de wet wel wat flexibiliteit. De belangrijkste zullen we in deze paragraaf bespreken.
© Wat moet u doen voor een goed pensioen?
41
Het pensioen van de DGA in pijler 2
hoger zijn dan 80% van het salaris op moment van ingang van de uitkering.
3.5.1.
3
Variëren in hoogte van de uitkering
In principe behoort een pensioenuitkering gelijkmatig te zijn, dat wil zeggen een gelijkblijvende uitkering. De uitkering is alleen afhankelijk van het al dan niet in leven zijn van de pensioengerechtigde. Of van diens partner of kinderen bij een
Het pensioen van de DGA in pijler 2
nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Maar er zijn enkele mogelijkheden om te variëren in hoogte. Die komen hierna aan de orde.
3.5.2.
De 100/75-regel
Zo heeft u de mogelijkheid om de eerste jaren na ingang van uw pensioen een hogere uitkering te ontvangen en daarna een lagere. Of andersom, dus eerst een lagere uitkering en daarna een hogere. Let
op.
Er zit wel een grens aan; namelijk de verhouding tussen de hoogste
uitkering en de laagste uitkering bedraagt maximaal 100/75. Voorbeeld Stel, u heeft een pensioenuitkering vanaf uw 65e opgebouwd van € 10.000,- per jaar, zolang u leeft. Het is dan mogelijk om bijvoorbeeld te kiezen om de eerste vijf jaar (dus tot uw 70e jaar) € 12.000,- bruto per jaar te ontvangen en daarna (de rest van uw leven) € 9.000,- bruto per jaar. De verhouding hoogste uitkering/laagste uitkering bedraagt dan € 12.000,-/€ 9.000,- = 100/75. Dit is binnen de maximale bandbreedte en dus toegestaan.
Tip. In sommige situaties is nog een extra variatie mogelijk. Als namelijk uw pensioeningangsdatum voor uw 65e ligt (zie paragraaf 3.6. wanneer dat dit mogelijk is) mag u uw pensioenuitkering tussen de ingangsdatum en uw 65e jaar extra verhogen met maximaal tweemaal de AOW voor gehuwden. Hierdoor kunt u bij vervroeging van uw pensioeningangsdatum het gemis aan AOW opvangen. Deze laatste gaat namelijk pas in op uw 65e. Let
op.
Deze mogelijkheid in variatie moet u wel in de pensioenregeling op
nemen. Als dat niet is gebeurd, bespreek dit dan met uw assurantieadviseur of uw accountant. Bent u verplicht aangesloten bij een pensioenfonds, dan bent u afhankelijk van de regeling of die deze flexibiliteit biedt.
3.5.3. Indexatie (waardevast maken) Daarnaast is het ook mogelijk om uw pensioenuitkering waardevast te maken. Dit noemt men indexatie. Een pensioenuitkering van € 30.000,- bruto per jaar op uw 65e kan een mooi pensioen zijn. Maar als u nu 30 jaar bent, kunt u er dan nog van rondkomen op uw 65e, wanneer door inflatie alles veel duurder geworden is? 42
© Wat moet u doen voor een goed pensioen?
De AOW en de ANW worden normaal gesproken min of meer waardevast gehouden. Elk jaar opnieuw wordt vastgesteld of, en zo ja met hoeveel, de uit keringen verhoogd worden. Over vele jaren gezien behouden deze uitkeringen hun koopkracht.
3
De meeste pensioenen die bij een pensioenfonds lopen, zijn in het verleden indexaties bij veel pensioenfondsen de komende jaren achterwegen zullen blijven. Als u uw pensioen bij een verzekeraar ondergebracht heeft, kunt u meestal voor een vaste indexatie kiezen. Dat wil zeggen een vaste procentuele stijging van de uitkeringen. Vaak kunt u kiezen voor 1%, 2% of 3% vaste indexatie. Dit ongeacht de werkelijke inflatie. Als uw pensioen in eigen beheer opgebouwd wordt, heeft u wat meer mogelijk heden. Naast de vaste indexatie kunt u uw pensioen ook indexeren met de consumentenprijsindex of een loonindex. Deze kunt u terugvinden op http://www. cbs.nl
3.5.4.
Uitruil van pensioenrechten
Daarnaast kunt u nog opgebouwde pensioenrechten tegen elkaar uitruilen. Uiterlijk op uw pensioendatum kunt u beslissen om uw ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen tegen elkaar uit te ruilen. Dit is een wettelijk recht voor elke pensioenregeling. Voorbeeld Stel dat u een nabestaandenpensioen opgebouwd heeft. Maar op uw pensioendatum heeft u geen partner meer omdat die is overleden. Dan kunt u het nabestaandenpensioen uitruilen voor een hoger ouderdoms pensioen. En andersom geldt hetzelfde. Stel dat u altijd alleenstaande bent geweest, en geen nabestaandenpensioen heeft opgebouwd. Maar op de pensioen datum heeft u wel een partner. Dan kunt u ouderdomspensioen uitruilen voor een nabestaandenpensioen.
Tip. Het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen mogen hierdoor zelfs hoger worden dan de maxima die in de wet genoemd zijn (zie paragraaf 3.4). Alleen het nabestaandenpensioen en het wezenpensioen mogen door uitruil nooit hoger worden dan 70% respectievelijk 14% (halfwezenpensioen) en 28% (wezenpensioen) van het pensioengevend salaris. Ten slotte zal uitruil moeten plaatsvinden tegen zogenaamde ‘actuariële grond slagen’. Dat betekent dat de waarde van het pensioen dat u laat vallen, gelijk is aan de waarde van het pensioen dat u ervoor terugkrijgt.
© Wat moet u doen voor een goed pensioen?
43
Het pensioen van de DGA in pijler 2
regelmatig geïndexeerd. Alhoewel door de slechte beleggingsresultaten de