Oorspronkelijke bijdragen
S.I. Kalaykova, M. Naeije, J.J.R. Huddleston Slater, F. Lobbezoo
Beroepsdifferentiatie in de tandheelkunde 3 Hypermobiliteit van het kaakgewricht en de positie van het caput mandibulae bij maximale mondopening Hypermobiliteit van het kaakgewricht is klinisch alleen waarneembaar via knappende geluiden en schokkend uitgevoerde bewegingen van de mandibula. Deze symptomen zouden het gevolg zijn van een dislocatie van het caput mandibulae voorbij de eminentia articularis bij maximale mondopening. Doel van dit onderzoek was om te toetsen of bij maximale mondopening de positie van het caput mandibulae van een symptomatisch hypermobiel kaakgewricht afwijkt van die van een kaakgewricht zonder hypermobiliteit. Op basis van diagnostiek met opto-elektronische bewegingsregistraties werden 9 personen met een hypermobiel kaakgewricht en 9 controlepersonen geselecteerd. De positie van het caput mandibulae ten opzichte van de eminentia articularis bij maximale mondopening werd beoordeeld op ‘magnetic resonance imaging’-opnamen. Bij de experimentele groep bewoog het caput mandibulae voorbij de eminentia articularis, maar dit bleek ook het geval te zijn bij de helft van de controlegroep. Deze grote overlap tussen de 2 groepen suggereert dat alleen de condyluspositie niet verantwoordelijk is voor symptomatische hypermobiliteit van het kaakgewricht. Wellicht is symptomatische hypermobiliteit van het kaakgewricht pas klinisch waarneembaar in combinatie met een specifieke werkrichting van de kauwspieren .
Kalaykova SI, Naeije M, Huddleston Slater JJR, Lobbezoo F. Hypermobiliteit van het kaakgewricht en de positie van het caput mandibulae bij maximale mondopening Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 391-396
Inleiding Interne deviaties (‘internal derangements’) van het kaakgewricht worden vanuit anatomisch oogpunt gedefinieerd als deviaties in vorm of positie van de intra-articulaire weefsels (The glossary of prosthodontic terms, 2005). Klinisch gezien openbaren interne deviaties zich als verstoringen in anders vloeiend verlopende bewegingen van de mandibula (McNeill, 1993). Discusverplaatsing en hypermobiliteit zijn de meest voorkomende interne deviaties (Huddleston Slater, 2003). Gezien de 2 genoemde definities van interne deviaties zijn er ook 2 benaderingen om de aanwezigheid van een interne deviatie te diagnosticeren: het onderzoeken van de morfologie en van de bewegingsfunctie van het kaakgewricht. De eerste benadering richt zich op het zichtbaar maken van de kaakgewrichtsstructuren met afbeeldingstechnieken zoals artrografie, computertomografie en ‘magnetic resonance imaging’ (MRI) (Hellsing et al, 1986). De tweede benadering berust op klinisch onderzoek en op de registratie van bewegingen van de mandibula (Dworkin en LeResche, 1992; Airoldi et al, 1994; Naeije et al, 1995). De literatuur suggereert dat er een grote discrepantie bestaat tussen de diagnosen die worden gesteld op basis
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006
van morfologische en op basis van functionele kenmerken (Marguelles-Bonnet et al, 1995; Emshoff et al, 2002; Huddleston Slater et al, 2004). Het anatomische beeld laat soms een afwijking zien, terwijl het gewricht toch volledig symptoomvrij beweegt. Het tegenovergestelde is ook mogelijk. In dit onderzoek zijn de resultaten van de 2 diagnostische methoden voor hypermobiliteit van het kaakgewricht nader onderzocht. Hypermobiliteit van het kaakgewricht is klinisch alleen waarneembaar wanneer bewegingen gepaard gaan met knappende geluiden en schokkend verlopende bewegingen van de mandibula. Deze symptomen zouden het gevolg zijn van een dislocatie van het caput mandibulae voorbij de eminentia articularis bij maximale mondopening (Okeson, 1996; Shorey en Campbell, 2000; The glossary of prosthodontic terms, 2005). Hypermobiliteit is meestal geen bron van ernstige klachten, behalve wanneer er myogene pijn ontstaat als gevolg van herhaalde subluxaties of wanneer de beweging van het caput mandibulae plotseling zodanig wordt belemmerd dat de mond tijdelijk niet meer kan worden gesloten (Okeson, 1996). Het doel van dit onderzoek was de hypothese te toetsen dat bij maximale mondopening het caput mandibu-
391
Oorspronkelijke bijdragen
lae van een hypermobiel kaakgewricht meer anterieur ten opzichte van de eminentia articularis is verplaatst dan het caput mandibulae van een kaakgewricht zonder hypermobiliteit.
a
Materiaal en methode
10 mm
b
c
10 mm
Afb. 1. Enkele open-sluitbeweging (links) en meerdere,
gesuperponeerde open-sluitbewegingen (rechts) van een deelnemer met symptomatische hypermobiliteit. De frontale bewegingsbanen van het incisiefpunt (a) en de sagittale condylaire banen van het rechter- (b) en linkerkaakgewricht (c) zijn afgebeeld. Knappende kaakgewrichtsgeluiden zijn met sterretjes (*) aangeduid. De open- en sluitbanen zijn respectievelijk grijs en zwart. De bewegingsbanen van het incisiefpunt vertonen schokkerige zijwaartse deviaties, vooral tijdens het sluiten. De vlugge veranderingen in afstand tussen opeenvolgende posities van het rechter caput mandibulae illustreren de vertragingen en versnellingen die het caput mandibulae ondergaat op het moment van knappen. De gesuperponeerde open- en sluitbewegingsbanen illustreren de grote reproduceerbaarheid hiervan.
a
10 mm
b
In dit onderzoek werd een nadere analyse uitgevoerd van gegevens die zijn verworven in een voorgaand onderzoek (Huddleston Slater et al, 2004). Daarin zijn 3 verschillende methoden voor de diagnostiek van interne deviaties vergeleken: een klinisch onderzoek, een onderzoek met behulp van een opto-elektronisch bewegingsregistratiesysteem en een MRI-scan. De 42 deelnemers waren gerekruteerd uit patiënten die waren verwezen naar een kliniek voor orale kinesiologie en uit tandheelkundestudenten. In het onderhavige onderzoek zijn de MRIscans vergeleken van die deelnemers van het voorgaande onderzoek bij wie een symptomatisch hypermobiel kaakgewricht was gediagnosticeerd (experimentele groep) met de MRI-scans van controlepersonen van wie de kaakgewrichten waren gediagnosticeerd als vrij van interne deviaties. Deze diagnosen waren gebaseerd op de resultaten van opto-elektronische bewegingsregistraties. De experimentele groep bestond uit 4 mannen en 5 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 25,3 ± 3,6 jaar en de controlegroep uit 5 mannen en 4 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 26,1 ± 2,8 jaar.
Opto-elektronische bewegingsregistraties De bewegingen van de mandibula werden in het voorgaande onderzoek geregistreerd met behulp van een optoelektronisch bewegingsregistratiesysteem in 6 vrijheidsgraden en met een bemonsteringsfrequentie van 300 Hz (Naeije et al, 1995). Met kleine microfoontjes ter plaatse van de kaakgewrichten werden eventuele kaakgewrichtsgeluiden geregistreerd. Speciale software werd gebruikt om de bewegingsbanen van het incisiefpunt en van de kinematische centra van het caput mandibulae beiderzijds in het sagittale, frontale en horizontale vlak, de zogenaamde condylaire banen, te registreren (Yatabe et al, 1995; Naeije, 2003). Deze software gaf ook aan waar in de bewegingsbanen kaakgewrichtsgeluiden waren geregistreerd. Tijdens de registratie had elke deelnemer rechtop gezeten waarbij hij/zij het hoofd vrijelijk binnen het gezichtsveld van de apparatuur kon bewegen. Gedurende registratieperioden van 20 seconden hadden de deelnemers meerdere van 1 van de volgende 2 typen bewegingen van de mandibula uitgevoerd: > vrij maximaal openen en sluiten vanuit maximale occlusie; > vrij maximaal openen en sluiten vanuit protrusief tandcontact.
c Afb. 2. Enkele open-sluitbeweging (links) en meerdere,
gesuperponeerde open-sluitbewegingen (rechts) van een deelnemer van de controlegroep. Er zijn geen gewrichtsgeluiden, zijwaartse deviaties of grote condylaire snelheidsveranderingen waarneembaar.
10 mm
392
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006
Serie: Beroepsdifferentiatie in de tandheelkunde
De gebruikte diagnostische criteria voor symptomatische hypermobiliteit waren (afb. 1): > De sagittale condylaire banen bevatten karakteristieke en reproduceerbare vertragingen en versnellingen in het laatste deel van openen en het eerste deel van sluiten. Deze snelheidsveranderingen vallen samen met het optreden van gewrichtsknappen. > De bewegingsbanen van het incisale punt bevatten karakteristieke en reproduceerbare, schokkerig uitgevoerde laterale afwijkingen die samenvallen met het optreden van gewrichtsknappen. > De kaakgewrichtsknappen en de snelheidsveranderingen worden niet geëlimineerd bij het openen en sluiten vanuit protrusie. Wanneer de bewegingsregistratie van de mandibula vrij was van afwijkingen, plotselinge snelheidsveranderingen en gewrichtsgeluiden (afb. 2), werd de deelnemer toegewezen aan de controlegroep.
MRI-opnamen De MRI-opnamen waren in het voorgaande onderzoek gemaakt met het hoofd van de deelnemer rustend in een hoofdsteun, waarbij het Frankfurtervlak zich zo loodrecht mogelijk op het horizontale vlak van het apparaat bevond. Er waren opnamen gemaakt met gesloten mond met 9 sagittale coupes van 3 mm (loodrecht op de mediolaterale pool van het caput mandibulae) en met 9 coronale coupes van 3 mm. Vervolgens waren bij maximale mondopening opnamen gemaakt met 9 sagittale coupes van 3 mm. De positie van het caput mandibulae ten opzichte van de eminentia articularis werd in dit onderzoek gekwantificeerd met behulp van 2 verschillende methoden. Voor beide methoden geldt dat eerst die sagittale MRI-coupe in maximale mondopening werd gekozen waarbij zowel het caput mandibulae als de eminentia articularis het beste zichtbaar was. Op die coupe werden dan 2 punten gemarkeerd: het toppunt van de eminentia articularis (E) en het toppunt van het tuberculum postglenoidalis (T). Vervolgens werd een coördinatensysteem gecentreerd op punt E, bij de eerste methode liep de x-as daarvan evenwijdig aan het horizontale vlak van het MRI-beeld, bij de tweede methode evenwijdig aan de lijn ET. Daarna werd voor beide methoden het toppunt van het caput mandibulae gemarkeerd (C) en werd de hoek gemeten tussen de lijn EC en de y-as (afb. 3). Statistische analyse Als eerste werd de correlatie tussen de condylaire hoeken van het rechter- en linkerkaakgewricht berekend met behulp van de Pearson-correlatietoets. Als tweede werd getoetst of de condylaire hoeken van de experimentele groep afwijken van die van de controlegroep. Daarbij werd per deelnemer telkens de gemiddelde waarde van de condylaire hoek van het rechter- en linkerkaakgewricht gebruikt. De vergelijking tussen de resultaten van de 2 methoden voor kwantificering van de positie van het caput mandibulae ten opzichte van de eminentia articularis werd uitgevoerd met de non-parametrische MannWhitney-U-toets.
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006
Afb. 3. Sagittaal MRI-beeld van een kaakgewricht tijdens maximale mondopening. Een coördinatensysteem is gecentreerd op punt E met de x-as evenwijdig aan het horizontale vlak van het MRI-apparaat. Om de condylaire positie ten opzichte van de eminentia articularis te kwantificeren, werd de hoek gemeten tussen de lijn EC en de y-as. E = laagste punt van de eminentia articularis; T = laagste punt van het tuberculum postglenoidalis; C = hoogste punt van het caput mandibulae.
Resultaten In afbeelding 4 zijn alle condylaire hoeken weergegeven van de linker- en rechterkaakgewrichten van de deelnemers van de experimentele en de controlegroep, bepaald met beide kwantificeringsmethoden. Er was een significante correlatie tussen de linker en rechter condylaire hoeken voor de experimentele groep, voor de controle-
Tabel 1. Correlatiecoëfficiënten van de condylaire hoeken van de
rechter- en linkerkaakgewrichten die zijn bepaald met de 2 kwantificeringsmethoden en hun p-waarden voor de verschillende groepen deelnemers. Experimentele groep (n = 9)
Controlegroep
Alle deelnemers
(n = 9)
(n = 18)
Methode 1 0,981 (p = 0,000) 0,859 (p = 0,003) 0,916 (p = 0,000) Methode 2 0,990 (p = 0,000) 0,792 (p = 0,011) 0,897 (p = 0,000)
393
Oorspronkelijke bijdragen
a
b 300
300
Rechterkaakgewricht
Rechterkaakgewricht
200
100
0
200
100
0 0
100
200
300
0
Linkerkaakgewricht
100
200
300
Linkerkaakgewricht
Afb. 4. Scatterplots met de condylaire hoeken van de linker- en rechterkaakgewrichten van de deelnemers van de experimentele () en de controlegroep ( ), volgens de eerste (4a) en de tweede (4b) kwantificeringsmethode. De stippellijnen zijn gezet op 180°. Dit komt overeen met een condylaire positie recht onder het laagste punt van de eminentia articularis.
Afb. 5. Enkele gesuperponeerde frontale open-sluitbewegingen van het incisiefpunt van een persoon die af en toe symptomen van hypermobiliteit vertoont. De open- en sluitbanen zijn respectievelijk grijs en zwart. Binnen 10 seconden zijn eerst 2 relatief soepele open-sluitbewegingen uitgevoerd, gevolgd door een schokkerige beweging met een grote zijwaartse deviatie tijdens het sluiten, gepaard gaand met een knappend gewrichtsgeluid (*).
groep en voor de totale groep (tab. 1). De condylaire hoeken van de controlegroep varieerden tussen ongeveer 100º (caput mandibulae vóór de eminentia articularis) en 290° (caput mandibulae voorbij en boven de eminentia articularis). Afgezien van 1 uitbijter met condylaire hoeken van ongeveer 100° waren de condylaire hoeken van de experimentele groep tussen 230° en 280° (afb. 4). Er werd geen significant verschil gevonden tussen de gemiddelde condylaire hoeken van de experimentele en de controlegroep (p = 0,171 en 0,145 voor de 2 kwantificeringsmethoden). Na uitsluiting van de uitbijter van de experimentele groep was er wel een klein significant verschil tussen de experimentele en de controlegroep met grotere condylaire hoeken in de experimentele groep (p = 0,054 en p = 0,043).
Discussie
3
2
Dit onderzoek heeft aangetoond dat het caput mandibulae van patiënten met een symptomatisch hypermobiel kaakgewricht zich bij maximale mondopening voorbij en soms ook boven het laagste punt van de eminentia articularis bevindt. Hetzelfde werd echter ook aangetoond voor ongeveer de helft van de deelnemers van wie de kaakgewrichten waren gediagnosticeerd als vrij van interne deviaties. De functionele diagnose van hypermobiliteit van het kaakgewricht was gebaseerd op de resultaten van een opto-elektronisch bewegingsregistratiesysteem. Dit biedt grote voordelen ten opzichte van alleen een klinisch onderzoek omdat het registratiesysteem een objectieve documentatie van de bewegingen van de mandibula mogelijk maakt. De bewegingsregistratie kan naderhand vanuit verschillende gezichtspunten opnieuw worden bekeken, in groter detail en op een lagere bewegings-
1
10 mm
394
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006
Serie: Beroepsdifferentiatie in de tandheelkunde
snelheid dan mogelijk is tijdens een klinisch onderzoek. Kaakgewrichtsgeluiden worden eveneens met een grote gevoeligheid elektronisch geregistreerd. Omdat de deelnemers tijdens de MRI-opnamen het Frankfurtervlak zoveel mogelijk loodrecht op het horizontale vlak van het apparaat hadden, kon het horizontale vlak van de sagittale MRI-beelden worden gebruikt als referentielijn voor de eerste methode om de positie van het caput mandibulae ten opzichte van de eminentia articularis te kwantificeren. De precisie van de positionering van het hoofd was echter bepalend voor de bruikbaarheid van deze methode. Ter controle werd daarom een tweede kwantificeringsmethode gebruikt. Die maakt gebruik van een referentielijn die niet afhankelijk is van de oriëntatie van het hoofd in de MRI-scanner, maar van anatomische punten binnen het MRIbeeld zelf. Soortgelijke methoden zijn al eerder gebruikt (Taskaya-Yylmaz en Ogutcen-Toller, 2002; Seligman en Pullinger, 2004). De statistische analyse van de gegevens van beide kwantificeringsmethoden kwamen uit op dezelfde conclusie. Dit suggereert dat deze conclusie onafhankelijk van de gebruikte methode is en dus relatief betrouwbaar is. Er is in dit onderzoek een sterke correlatie gevonden tussen de condylaire hoeken van de linker- en rechterkaakgewrichten van de deelnemers. Deze bevinding is in overeenstemming met de anatomische symmetrie van het kauwstelsel. De sterke correlatie in de experimentele groep suggereert dat hypermobiliteit geen kenmerk is van alleen het rechter- of linkerkaakgewricht, maar eerder een kenmerk van het kauwstelsel als geheel. In deze zin is het wellicht beter om te spreken over een hypermobiel kauwstelsel dan over een enkel hypermobiel kaakgewricht. De condylaire hoeken van op 1 na alle deelnemers van de experimentele groep waren aanzienlijk groter dan 180°. De uitbijter had echter condylaire hoeken van ongeveer 100°. Dit geeft aan dat haar caput mandibulae bij maximaal openen van de mond niet verder reikte dan de posterieure helling van de eminentia articularis. Toch liet haar bewegingsregistratie alle kenmerken van een hypermobiel kauwstelsel zien. Herevaluatie van de anamnese van deze patiënte leerde dat zij tekenen van bewegingsangst met het oog op een mogelijke subluxatie had. Het is daarom waarschijnlijk dat deze deelneemster haar mond niet maximaal heeft geopend tijdens de MRIopname, ondanks duidelijke aanwijzingen dit wel te doen. Afhankelijk van de methode om de positie van het caput mandibulae ten opzichte van de eminentia articularis te kwantificeren hadden 4 of 5 van de deelnemers van de controlegroep ook grote condylaire hoeken. Dit geeft aan dat bij maximale mondopening het caput mandibulae van deze deelnemers zich ook voorbij en soms zelf boven het laagste punt van de eminentia articularis bevond. Soortgelijke bevindingen zijn al eerder vermeld in 2 onderzoeken op basis van röntgenopnamen. Zo is gevonden dat bij 70% van de deelnemers van een ongeselecteerde proefgroep bij maximale mondopening het caput mandibulae zich voorbij de eminentia articularis
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006
bevond (Nevakari, 1960). Hetzelfde is gevonden bij 41 van 51 symptoomvrije proefpersonen (Obwegeser et al, 1987). Echter, in tegenstelling tot het in het onderhavige artikel besproken onderzoek waren in deze onderzoeken geen proefpersonen opgenomen met een eenduidig gedefinieerde aan- of afwezigheid van symptomatische hypermobiliteit. Het feit dat niet alleen de deelnemers van de experimentele groep, maar ook bijna de helft van de deelnemers van de controlegroep grote condylaire hoeken hadden, suggereert dat op zich een positie van het caput mandibulae buiten de fossa articularis en anterosuperieur ten opzichte van de eminentia articularis niet verantwoordelijk is voor symptomatische hypermobiliteit. Wellicht zijn symptomen van hypermobiliteit pas waarneembaar in combinatie met een specifieke werkrichting van de kauwspieren. De rol van de kauwspieren wordt verder geïllustreerd door de bewegingsbeelden van 1 deelnemer van de experimentele groep (afb. 5). Binnen 1 registratieperiode van 10 seconden werden 2 vloeiende en ongestoorde bewegingen van de mandibula gevolgd door een schokkerig verlopen beweging met een knappend gewrichtsgeluid. Dit suggereert dat de symptomatische hypermobiliteit bij deze deelnemer mede afhankelijk is van de manier waarop de kauwspieren worden geactiveerd. Concluderend kan worden gesteld dat een positie van het caput mandibulae voorbij de eminentia articularis alleen geen symptomatische hypermobiliteit van het kaakgewricht veroorzaakt. Wellicht zijn symptomen van hypermobiliteit van het kaakgewricht alleen waarneembaar in combinatie met een specifieke werkrichting van de kauwspieren. Literatuur
> Airoldi RL, Gallo LM, Palla S. Precision of the jaw tracking system JAWS-3D. J Orofac Pain 1994; 8: 155-164.
> Dworkin SF, LeResche L. Research diagnostic criteria for temporo-
>
> > >
>
>
>
mandibular disorders: review, criteria, examinations and specifications, critique. J Craniomandib Disord 1992; 6: 301-355. Emshoff R, Rudisch A, Innerhofer K, Brandlmaier I, Moschen I, Bertram S. Magnetic resonance imaging findings of internal derangement in temporomandibular joints without a clinical diagnosis of temporomandibular disorder. J Oral Rehabil 2002; 29: 516-522. The glossary of prosthodontic terms. J Prosthet Dent 2005; 94: 10-92. Hellsing G, L’Estrange P, Holmlund A. Temporomandibular joint disorders: a diagnostic challenge. J Prosthet Dent 1986; 56: 600-606. Huddleston Slater JJ, Lobbezoo F, Chen YJ, Naeije M. A comparative study between clinical and instrumental methods for the recognition of internal derangements with a clicking sound on condylar movement. J Orofac Pain 2004; 18: 138-147. Huddleston Slater JJR. Recognition, prevalence, and risk factors of internal derangements of the temporomandibular joint. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 2003. Academisch proefschrift. Marguelles-Bonnet RE, Carpentier P, Yung JP, Defrennes D, Pharaboz C. Clinical diagnosis compared with findings of magnetic resonance imaging in 242 patients with internal derangement of the TMJ. J Orofac Pain 1995; 9: 244-253. McNeill C. Temporomandibular disorders. Guidelines for classifica-
395
Oorspronkelijke bijdragen
> >
>
>
> >
> >
>
tion, assessment, and management. Chicago: Quintessence Publishing Co, 1993. Naeije M. Measurement of condylar motion: a plea for the use of the condylar kinematic centre. J Oral Rehabil 2003; 30: 225-230. Naeije M, Weijden van der JJ, Megens CC. OKAS-3D: optoelectronic jaw movement recording system with six degrees of freedom. Med Biol Eng Comput 1995; 33: 683-688. Nevakari K. “Elapsio praearticularis” of the temporomandibular joint. A pantomographic study of the so-called physiological subluxation. Acta Odontol Scand 1960; 18: 123-170. Obwegeser HL, Farmand M, Al-Majali F, Engelke W. Findings of mandibular movement and the position of the mandibular condyles during maximal mouth opening. Oral Surg Oral Med Oral Pathol 1987; 63: 517-525. Okeson JP. Orofacial pain: guidelines for classification, assessment, and management. Chicago: Quintessence Publishing Co. Ltd., 1996. Seligman DA, Pullinger AG. Improved interaction models of temporomandibular joint anatomic relationships in asymptomatic subjects and patients with disc displacement with or without reduction. J Orofac Pain 2004; 18: 192-202. Shorey CW, Campbell JH. Dislocation of the temporomandibular joint. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2000; 89: 662-668. Taskaya-Yylmaz N, Ogutcen-Toller M. Clinical correlation of MRI findings of internal derangements of the temporomandibular joints. Br J Oral Maxillofac Surg 2002; 40: 317-321. Yatabe M, Zwijnenburg A, Megens CC, Naeije M. The kinematic center: a reference for condylar movements. J Dent Res 1995; 74: 16441648.
Summary
Hypermobility of the temporomandibular joint and condylar position at maximal mouth opening Hypermobility of the temporomandibular joint is only noted when it interferes with smooth mandibular movements. These interferences may result from a condylar dislocation beyond the temporal eminence at maximum mouth opening. Aim of this study was to test whether the condyle of a symptomatically hypermobile temporomandibular joint is positioned more anterosuperiorly to the temporal eminence at maximum mouth opening than a condyle without hypermobility. Nine persons with a hypermobile temporomandibular joint and 9 control persons participated. Diagnostics were based upon opto-electronic mandibular movement recordings. Condylar positions at maximum mouth opening were assessed by magnetic resonance imaging. A small significant difference in condylar position was found between groups. Condyles of persons with a hypermobile temporomandibular joint moved beyond the temporal eminence. However, this was also true for nearly half of the control persons. This suggests that condylar position alone is not a sufficient condition for symptomatic hypermobility of the temporomandibular joint. Maybe, symptoms of hypermobility only become apparent in combination with a particular line of action of the masticatory muscles. Bron S.I. Kalaykova, M. Naeije, J.J.R. Huddleston Slater, F. Lobbezoo Uit de afdeling Orale Functieleer, sectie voor Orale Kinesiologie, van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) Datum van acceptatie: 28 juli 2006 Adres: prof. dr. M. Naeije, ACTA, Louwesweg 1, 1066 EA Amsterdam
[email protected] Verantwoording Dit artikel is een vertaalde, verkorte en bewerkte versie van de eerder verschenen publicatie: Kalaykova SI, Naeije M, Huddleston Slater JJ, Lobbezoo F. Is condylar position a predictor for functional signs of TMJ hypermobility? J Oral Rehabil 2006; 33: 349-355. Geplaatst met toestemming van uitgever Blackwell Publishing Ltd.
396
Ned Tijdschr Tandheelkd 113 oktober 2006