Het nieuwe boekhoudrecht Omzetting van de Richtlijn UE 2013/34 in België Bart Van Coile Accountant – Belastingconsulent
| Ondervoorzitter IAB
KB W.Venn. 30 januari 2001 Gewijzigd door het KB W.Venn. van 18 december 2015
Oprichtingskosten • Worden in de balans opgenomen vóór de vaste activa
3
Herstructureringskosten • Integratie van de wijziging opgenomen in het CBN-advies 2011/24: financiële kosten die als herstructureringskosten worden overgebracht naar het actief
4
Kosten van onderzoek en ontwikkeling • De Richtlijn voorziet enkel in de mogelijkheid om de kosten van ontwikkeling te activeren: de activering van kosten van onderzoek is dus niet meer mogelijk • Dit was reeds dikwijls het geval op basis van de bepalingen van artikel 60 KB W.Venn. 5
Afschrijvingen • Indien de gebruiksduur van goodwill en van de kosten van ontwikkeling niet met zekerheid kan worden geschat, worden deze activa afgeschreven over een maximale duur bepaald door de Lidstaten • Deze maximale afschrijvingsduur mag niet lager zijn dan vijf jaar en niet hoger dan tien jaar • België voorziet een maximale duur van 10 jaar (bij gebrek aan specifieke bepaling in het WIB zal dit ook van toepassing zijn in fiscale materies) 6
Bestellingen in uitvoering en ontvangen vooruitbetalingen • Veralgemening van de compensatiemogelijkheid • Herleidt het balans totaal en beïnvloedt rendabiliteits- en solvabiliteitsratio’s • Beïnvloedt de samenstelling van de balans en dus ook de liquiditeitsratio’s 7
Leningen op afbetaling • Afschaffing van de boeking van de schuld met inbegrip van de intresten en daartegenover van de niet vervallen intresten in overlopende rekeningen
8
Voorzieningen Vroegere definitie: • De voorzieningen voor risico’s en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat. 9
Voorzieningen Verplichte aanpassing van de definitie ingevolge art. 12 van de Richtlijn • Artikel 50 KB W.Venn.: “Onverminderd artikel 33, § 1, vertegenwoordigt een voorziening op balansdatum de beste schatting van de kosten die als waarschijnlijk worden beschouwd of, in geval van een verplichting, de beste schatting van het bedrag dat vereist is om die verplichting op de balansdatum na te komen." 10
Uitzonderlijke resultaten • De resultatenrekening bevat geen afzonderlijke rubriek meer voor de uitzonderlijke resultaten • Het begrip verdwijnt niet aangezien de Richtlijn voorziet dat men in de toelichting “het bedrag en de aard van de elementen van de opbrengsten of kosten die van uitzonderlijke omvang of frequentie zijn” vermeldt 11
Uitzonderlijke resultaten De huidige rubrieken van de uitzonderlijke resultaten worden vervangen door de “nietrecurrente” resultaten die telkens op het einde van de bedrijfsresultaten en van de financiële resultaten worden opgenomen
12
Waarderingsregels Alle aanpassingen en bijhorende informatie die naargelang het betreffende KB moeten worden geleverd, dienen voortaan opgenomen te worden in de waarderingsregels
13
Toelichting • Introductie van het begrip “indien van materieel belang”
14
Diverse aanpassingen • Aanpassing van de schema’s voor grote en kleine vennootschappen en introductie van een schema voor de subcategorie microvennootschappen • Aanpassing van de definities (art. 95 en 96), onder meer ten gevolge van de wijziging betreffende de kosten van ontwikkeling en van de afschaffing van de uitzonderlijke resultaten
• Eveneens uitbreiding van het begrip ‘geldbeleggingen’ (art. 95) 15
Andere wijzigingen
KB W.Venn. 12 september 1983 MAR • Diverse voornoemde wijzigingen hebben een noodzakelijke impact op de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel (MAR) doordat de balans en de resultatenrekening zonder toevoeging of weglating dienen voort te vloeien uit de balans van de rekeningen 17
Artikel 100 W. Venn. Toevoeging van samen met de jaarrekening neer te leggen documenten: • Een lijst met de ondernemingen waarin de vennootschap een participatie aanhoudt • De sociale balans 18
Wet van 20 september 1948 • Tot nu werd iedere vennootschap die > 100 FTE tewerkgesteld als ‘groot’ gecatalogeerd • Thans komt het criterium van 100 FTE niet meer voor in het W. Venn. maar wel nog (nog altijd een overgangsmaatregel!) in de wet van 20/09/1948 • Bijgevolg zal het aantal vennootschappen die als klein worden gekwalificeerd en een ondernemingsraad hebben verhogen • In het kader van de wet van 1948 is het volledig schema (jaarrekening en sociale balans) verplicht 19
Gevolgen van de omzetting op het WIB • Bij alle specifieke bepalingen voor de kmo’s in het WIB wordt verwezen naar het W. Venn. • Vandaar potentieel belangrijke stijging van het aantal vennootschappen die gebruik kunnen maken van de fiscale bepalingen ten voordele van de kmo’s • Aanpassing van het WIB: verwijzing naar art. 15, § 1 tot 6; § 7 dus niet inbegrepen: voor het WIB zal de grootte van de vennootschap blijven afhangen van de berekening op geconsolideerde basis 20