34 GESCHIEDENIS VAN DE BOUWKUNST Hoofdstuk 3: RENAISSANCE BOUWKUNST Tijdsperiode
ITALIE Vroeg Renaissance Quatrocento Hoog Renaissance Cinquecento Laat Renaissance Maniërisme FRANKRIJK NEDERLANDEN, DUITSLAND, ENGELAND
1420-1500 1500-1550 1550-1600 1550-1640 1530-1630
De gotische bouwkunst heeft in Italië geen bloei gekend zoals in Frankrijk, de Nederlanden, Engeland en Duitsland. De invloed van de romeinse bouwkunst is er blijvend groot gebleven. De renaissance sluit dan ook nauw aan op de romeinse en romaanse bouwkunst.
3.1. TIJDSBEELD-HISTORISCHE SITUERING 3.1. TIJDSBEELD-HISTORISCHE SITUERING Ook de evolutie die zich in de gotische periode voltrok in Europa gaat verder en de macht van de burgerij neemt toe. In Italië, vooral in Toscanië, zijn enkele zeer rijke families waaronder de MEDICI, de PITTI, de RUCELLAI en de STROZZI de impuls waaronder de renaissance zich onbeperkt kan ontwikkelen en zeer algemeen en vlug aanvaard wordt. Het Italië van toen is een bont lappendeken van kleine vorstendommen en stadstaten, Maar er is wel een algemeen samenhorigheidsgevoel onderling, het begrip Italië bestond eigenlijk wel. Het belangrijkste centrum van de vroegrenaissance is FIRENZE in Toscanië.. Tijdens de Hoog-Renaissance verplaatst dit centrum zich naar Rome.
Italië – verzameling stadstaten
In Toscanië zijn de overblijfselen van de romeinse cultuur tastbaar aanwezig. Er ontstaat een cultus van het antieke verleden. Hier ontwaakt opnieuw de cultuur van de oudheid met als belangrijke stromingen: de verheerlijking van de menselijke lichamelijke schoonheid, gevoel voor harmonische verhoudingen in de architectuur, grootsheid en vrijmenselijkheid. Studie van romeinse kunst en literatuur. DE CULTUS VAN HET ANTIEKE VERLEDEN De “10 boeken over architectuur” of “ARCHITECTURA” van Vitruvius worden opnieuw uitgegeven en bestudeerd. De boekdrukkunst zorgt voor verspreiding van deze ideeën. Dichters, filosofen, beeldende kunstenaars, architecten,... krijgen in de vroeg renaissance een bijzondere eerbied, het hedendaagse beeld van het scheppend genie is afkomstig uit de toscaanse renaissance. Voor het eerst worden namen van bouwmeester, architecten, vermeld bij de respectievelijke bouwwerken. Grote kunstenaars werden geëerd en in posities toegelaten, die buiten hun vak lagen, eenvoudig, omdat ze grote kunstenaars waren. Zij werken in dienst van rijke heren en trekken rond van opdrachtgever naar opdrachtgever. De kunstenaars zijn elk zeer persoonlijk en hebben een grote verscheidenheid. In de Renaissance worden gebouwen opgericht binnen eenvoudige mathematische en ruimtelijke verhoudingen. Zin voor harmonie en voor maatgevoel zijn aanleiding tot de studie van de menselijke verhoudingen, het uitgangspunt voor de leer der verhoudingen. Dit streven naar goede verhoudingen, evenwichtige opbouw, symmetrie en berekend ritme, verleent de renaissance een statige rust. De antieke kunst is een studieobject en voorbeeld, de zuilenorde, massale muurbehandeling en decoratieve motieven worden bestudeerd en terug toegepast. Ook omstreeks 1425 ontdekken de florentijnse schilders de wetten van het perspectief.
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
35 De Renaissance vindt haar ontstaan in een groep kunstenaars uit het begin van de 15de eeuw ca 1420 die met hun nieuwe stijl de wedergeboorte ‘RINASCITA’ van de oudheid gecombineerd met nieuwe interpretaties doet ontstaan. In de Renaissance ontstaan ook nieuwe gebruiken en types van gebouwen. De wereldlijke architectuur krijgt ook in Italië meer beslag. Bij ons worden hallen, belforten en raadshuizen gebouwd, in Italië wil elk adellijk geslacht zijn PALAZZO. Kenmerkend voor de florentijnse palazzo is het open rechthoekig of vierkant binnenhof, met open galerij (cortille) aan de vier aaneensluitende vleugels, Naar buiten is het een afgesloten geheel. De schikking is afgeleid van het romeinse atriumhuis. De straatgevel kreeg drie vensterreeksen waartussen horizontale lijsten. In de lijsten vinden we de klassieke ordonnanties. Bij de Venetiaanse paleizen ligt de nadruk op de gevel aan het water. De romeinse paleizen behouden de planvorm, de breedte hoogteverhoudingen worden verder uitgewerkt, de open binnengalerijen worden ook op de verdieping aangewend. Het aedicula-venster wordt algemeen toegepast.
3.2. Bouwvormen van de Renaissance 3.2.1. Zuilen De zuilen bestaan terug uit een basement, schacht en kapiteel, zij worden niet horizontaal afgedekt maar met dragende rondbogen. De menselijke verhoudingen worden ingeschreven in de zuilen ook in de plattegronden. In hoge muren worden de drie zuilenorden boven elkaar gebruikt, telkens door een horizontale lijst gescheiden.
3.2.2 Vensters en deuren Vensters, deuren, muurnissen en derg. krijgen een omlijsting van pilasters of halfzuilen met fronton (aedicula) In de vroegrenaissance de florentijse boog.
3.2.3. Gewelven Eenvoudige ton- en graatgewelven komen voor naar de antieke voorbeelden. Vooral het koepelgewelf wordt in ere hersteld. Het krijgt een eigen karakter door de cilindrische of veelhoekige trommel met lichtopeningen, lantaarn in de vorm van een mini antiek rondtempeltje. Houten vlakke zolderingen met sierlijk verdiepte vlakken (cassetten) wordt toegepast in woonhuizen (palazzi) en kerken.
3.2.4. Daken De renaissance behoudt de zwakke dakhellingen van de middellandse zeegebieden, geeft de gebouwen een ver uitstekende zware kroonlijst, het dak wordt bijna onzichtbaar, idee van het platte dak ontstaat.
3.2.5. Decoratievormen. De versiering van het gebouw gebeurt met een heel arsenaal van klassieke decoratievormen. zoals palmet, rozet, sierlijst, akantrank, putto naast nieuwe motieven die aan de natuur ontleend worden zoals arabesk, baluster,...
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
36 3.2.6. Verhoudingen Bepalen van de juiste verhouding tussen hoogte en breedte = normen. De eenheidsmaat (modulus) bepaalt alle andere maten in het gebouw, alles ligt vast. Een wijziging in dit systeem verstoort de harmonie. Er is steeds een streven naar evenwicht tussen hoogte en breedte, tussen vlakke en uitstekende delen, tussen kubische en sferische elementen. Elk onderdeel is afgesteld op de andere en weglating is steeds verstoring van de gaafheid. Denk aan verhoudingsystemen als: 1,2,3,4,5, gulden snede √1,√2,√3,√4,... 1,2,3,5,8,13,21,... reeks van Fionati 2/1,3/2,5/3,8/5,13/8,...
3.2.7. Ruimte en massawerking
schaalverhoudingen
Geschiedenis van de bouwkunst
Een renaissance gebouw is eindig, het kan niet zoals de gotische kerk met meerdere traveeën verlengd worden. Het heeft een compact volume dat uit zeer eenvoudige vormen bestaat. (kubus, cilinder, halve bol) deze vormen blijven gemakkelijk herkenbaar. De wanden hebben een dubbele functie: dragend en afsluitend. Zij worden wel versierd met halfzuilen; pilasters, kroonlijsten,...of met blinde nissen en vensters met aedicula. Deze klare en overzichtelijke ruimten worden overdekt met vlakke plafonds, doorlopende tongewelven of een concave koepelruimte. Binnenkoepels aan het zicht onttrokken worden minder hoog opgetrokken dan de buitenkoepels (originele vondst van de renaissance). De zin voor het ruimte-effect verklaart de voorkeur voor de centraalbouw in tegenstelling tot de liturgische noodwendigheden. De schoonheid van het bouwwerk krijgt voorrang op het praktisch nut (of staat de mens nu centraal ipv God).
Renaissance bouwkunst
37 3.3. VROEG-RENAISSANCE (QUATROCENTO) in Toscanië (FIRENZE) 3.3.1. Filippo BRUNELLESCHI (1377-1446) Na zijn opleiding als goudsmid en beeldhouwer reisde hij naar Rome om er de antieke architectuur te bestuderen. Hij verrichtte ook belangrijk werk op het gebied van het perspectieftekenen. (Fresco’s in de S. Maria Novella te FIRENZE).
3.3.1.1. KOEPEL VAN DE DOM TE FIRENZE (1420-1436) Bij zijn terugkeer in FIRENZE wint hij de wedstrijd voor de bouw van de koepel voor de Dom, de florentijnse kathedraal van het basilikale type. Ghiberti wordt zijn partner en samen ontwikkelen zij een nieuwe bouwtechniek voor de koepel met een houten skeletstructuur. Eigenlijk zijn het vier tongewelven die elkaar snijden. De binnenkoepel vormt een spitsboogvorm. Een meer cirkelvormige koepel bedekt de eerste. Tussen de twee koepels komen horizontale trekringen die de horizontale en verticale krachten moeten opvangen. De onderste ringen zijn in houten (hoge trek) de bovenste in natuursteen. De achthoekige koorkoepel overspant met 45 m de breedte van het driebeukige gotische schip en bereikt een binnenhoogte van 90 m. De hele constructie rust op vier in de massa verwerkte hoekpijlers en op drie nisachtige uitgebouwde koortjes. Bovenaan werd de koepel bekroond met een lantaarn of “cupola” gebouwd na Brunelleschi’s dood, volgens zijn ontwerp. De Koepel is beeldbepalend voor heel FIRENZE en Toscanië. (denk ook aan beeldvorming van de Eifeltoren voor Paris, Pantheon in Athene)
3.3.1.2. VONDELINGENTEHUIS (Spedale degli Innocenti) TE FIRENZE (1421) Vondelingen zijn onwettige kinderen, dit eerste zuiver renaissancegebouw is een sociale instelling met op het gelijkvloers een colonnade met zeer fijne corinthische zuilen en wijde halfronde bogen waardoor voldoende zon en licht kan doordringen in de loggia. Tussen de bogen zijn medaillons met kinderfiguurtjes aangebracht. Boven de bogen een fijne architraaf met erboven een gesloten muurvlak met kleine raamopeningen onder frontons. Een belangrijk contrast tussen open en gesloten. De stoep loopt door onder gebouw, dit is de aanzet voor gans de wijk rond het plein zoals we later nog zullen zien. De stoep ligt hoger dan het plein dit is als het ware uithollen van het plein, een nieuwe ruimtecreatie.
3.3.1.3. SAN SPIRITO, TE FIRENZE (1436) Een basiliek met arcades van ronde bogen en een plat dak (romaans zou men kunnen stellen) Corinthische zuilen met basement en kapiteel en fragmenten van een fronton en merkwaardige nissen zijn romeins maar zeer bijzonder behandeld. Een grote overeenkomst met het vondelingentehuis. Ontstaan van een nieuwe ruimtelijke uitdrukking van fijnheid, helderheid. Breedte schip is de Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
38 helft van de hoogte, galerij en lichtbeuk even hoog, zijbeuken hebben vierkante vakken, ook breedte zijbeuk is de helft van de hoogte, schip bestaat uit 4 en een half vierkant.(Het rondlopen van het zijschip werd uiteindelijk niet aan de westzijde uitgevoerd). Een volledig modulair-systeem. In plan zijn de zijbeuken identiek aan het koor, een zijschip loopt rond alle drie, er staat een koepel op de kruising, dwz bij oostwaarts zicht ontstaat indruk van een centraalbouw, gewoon voor de romeinen maar in de middeleeuwen zeer zeldzaam. Ook de muurnissen in de buitengevels versterken het effect naar het midden van de kerk ttz het schip is een aaneenschakeling van vele centraalbouwen.
3.3.1.4.a. SAN LORENZO TE FIRENZE (1423) Deze kerk vertoont sterke wetmatige verhoudingen zowel in plan als in opstand. De zuilenrij die de middenbeuk scheidt van de zijbeuken heeft treffende overeenkomsten met de zuilenrij van het “Vondelingentehuis”. Het perspektief-effekt dat Brunelleschi hier heeft willen bereiken wordt vooral door de gemoduleerde verhoudingen verwezenlijkt.
3.3.1.4.b. OUDE SACRISTIE (SACRISTIA VECCHIA) TE FIRENZE (1428) Aanpalend bij de SAN LORENZO bouwde Brunelleschi aan de Noordzijde de z.g. “OUDE SACRISTIE”. Dit klein vertrek vertoont de vorm van een kubus waarop een halfbolvormige koepel op pendentiefs is geplaatst. Aan een zijde is een doorgang naar een kleine kapelruimte, eveneens vierkant maar met dubbele hoogte en met een koepel overdekt. De meetkundige verhoudingen worden nog benadrukt door de grijze pilasters, bogen en medaillons op de wit bepleisterde wanden.
3.3.1.5. SAN MARIA DEGLI ANGELI TE FIRENZE (1434) De bouw van deze kerk werd na drie jaar stil gelegd, alleen wanden van de benedenverdieping staan er nog. Het is een verrassend massief en romeins bouwwerk. Zuilen worden pilasters, acht kranskapellen met nissen in de muren, koepel moest uit een stuk bestaan, kranskapellen hebben tongewelven met halve bollen. Dit is een zeer zuiver centraalbouw waarin nog weinig renaissanceelementen te vinden zijn.
3.3.1.6. PAZZI-KAPEL TE FIRENZE
Geschiedenis van de bouwkunst
De grafkapel die Brunelleschi bouwde voor Andrea Pazzi (concurrenten van de bankiers de Medici) om hun vermoorde voorvader te begraven bij de kerk van Santa Croce is het logisch vervolg van de Oude Sacristie. Het kleine gebouw met de geribde koepel tussen twee tongewelven boven een rechthoekige ruimte,
Renaissance bouwkunst
39 met de geribde koepel tussen twee tongewelven boven een rechthoekige ruimte, getuigt van dezelfde belangstelling voor de toepassing van eenvoudige geometrische vormen. Ook hier is de hoofdruimte uitgebouwd met een aangrenzend koorgedeelte, net zoals in de Oude Sacristie. Nieuw is hier evenwel de uitspringende portiek (portica) aan de voorgevel waardoor het perspektief-effekt nog verhoogd wordt. IDEE: inwendig is er geen contact meer met buiten (niet doorzichtige ramen), mens keert in zichzelf terug en staat centraal = introspectie = totale renaissance opvatting. Modulair systeem geeft aanleiding tot gevelmotieven met geometrische vormen. Schijnstructuren, kolommen, bogen, openingen, cassetten, = schijnwereld. Alle vlakken wit en andere zwarte elementen (valse), wit-zwart compositie, zijn of niet zijn, Lantaarn op de grote koepel = licht niet in die boven het altaar, waar is het centrum?
3.3.1.7. PALAZZO PITTI TE FIRENZE (1458) Pitti is een andere bankiersfamilie, bouwt een paleis op de linkeroever van de Arno. Het huis is gekeerd naar de stad en de natuur. Dit gebouw wordt later door de Medici opgekocht. Alleen het oorspronkelijke gedeelte (zeven traveeën breed) wordt aan Brunelleschi toegeschreven. De verdere uitbouw dateert uit 1620 en nog later. Opvallende kenmerken zijn hier het sterke horizontalisme door de duidelijke accentuering der verdiepingen bij middel van cordonlijsten. De gevels zijn uitgevoerd in ‘rustica’, met zeer beperkte ornamentiek. Boven de ramen de zg ‘Florentijnse boog”, die aan de onderzijde halfrond is en waarvan de buitenbooglijn flauw spitsboogvormig is
3.3.2. Leon Battista ALBERTI (1404-1472) Filosofie en wiskunde -de goddelijke wetten van orde en verhouding- tezamen met de archeologie -de monumenten van de oudheid- werden de fundamenten van de bouwkunst. Alberti was geen droge theoreticus maar bezat de zeldzame en gelukkige verbinding met echte scheppings- en verbeeldingskracht. Als schrijver, sportman, musicus en humanist publiceerde hij een 40-tal werken waaronder: -”De Re Aedificatoria” (1435) gebaseerd op het werk van Vitruvius “De Architectura”, dat in 1414 werd herontdekt en een systeem van theoretische ontwerpregels bevatte. Alberti’s boek was het eerste werk over bouwkunde dat volgens Gutenberg’s procédé gedrukt en alzo een grote verspreiding kende. -Della Pïttura” (1436) over schilderkunst -”De Re Statutaria (1464) over beeldhouwkunst. Alberti was de eerste en belangrijkste architectuurtheoretici, maar hij was tevens een belangrijk architect.
3.3.2.1. SANTA MARIA NOVELLA TE FIRENZE. (1448) In opdracht van de florentijnse koopman RUCELLAI ontwerpt Alberti hier een kerkgevel ter vereeuwiging van de naam van zijn opdrachtgever. Voor deze Gotische kerk ontwerpt Alberti een renaissance -voorgevel. De geometrische verdelingen van het gevelvlak door zuilen, pilasters en lijsten toont nog veel overeenkomst met de romaanse basilicale gevelvorm, maar de decoratieve voluten die het hoofdschip met de zijbeuken op een harmonieuze wijze verbinden is een nieuw element. Deze krulmotieven zullen veel navolging kennen en worden een vast bestanddeel bij de bouw van kerken. De bestaande kerkhofmuur wordt de aanzet van de nieuwe gevel. De gevel is niet vlak maar bevat nissen, kolommen, ronde ramen, ingang,...ruimtewerking door schijnarchitectuur. Ritmeringen door inleg van marmer.
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
40 3.3.2.2. PALAZZO RUCELLAI TE FIRENZE (1446-1451) De meest opvallende vernieuwing in dit Florentijns paleis zijn de drie boven elkaar geplaatste zuilenorden, rechtstreeks geïnspireerd op het Romeins Colloseum. De pilasteropstelling vormt een verticale verdeling tegenover de horizontale indeling van de gevel die hier wordt uitgedrukt met eenvoudige architraaflijsten (en dus niet meer zo nadrukkelijk als bv de cordonlijsten in het Palazzo Pitti). Ook het rusticawerk is als het ware vervlakt tot een vrij regelmatig verband. Een toenemende invloed van de klassieke bouwkunst is hier wel duidelijk al blijven de Romaanse venstertypes met deelzuiltjes behouden Het rechthoekig deel van de ramen heeft de juiste verhouding 1 op 2. Als beëindiging van de gevel een gevoelig getekende kroonlijst, de eerste in FIRENZE. Vroeger had men vooruitstekende dakranden.
3.3.2.3. SANT’ ANDREA TE MANTUA (1472) Op de platte grond van een latijns kruis dringt een zeer breed, met een tongewelf overdekt middenschip door in een dwarsschip van gelijke aard. Op de viering staat een koepel op pendentieven. In plaats van zuilen komen zware pilasters paarsgewijs voor, die nissen (zijkapellen) afwisselend groot en klein zijn afgedekt met tongewelven. Er is vanaf het schip reeds een duidelijk centrale aswerking in het gebouw, immers men kan alleen binnen via de westgevel. Binnen is er een systeem van assen, ruimteassen en lichtassen met absoluut centrum de viering, het koor is secundair. De volledige kerk is opgebouwd in het a b a -ritme. De imposante westgevel is uitgevoerd in de vorm van een romeinse triomfboog. In deze gevel vinden we reeds alle elementen van ritme en verhoudingen van het interieur terug, degene die het gebouw betreedt ken het reeds ten dele. De Sant’ Andrea was Alberti’s laatste schepping. de werken werden aangevat in 1472, net voor zijn dood en veertig jaar later voltooid
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
41
3.4. HOOG-RENAISSANCE (ROME) De hoogrenaissance is vooral aan Rome gebonden. Twee pausen, Julius II en Leo X , deze laatste uit het geslacht van de Medici in FIRENZE, bevorderen er de bloei van de renaissance.
3.4.1. Donato BRAMANTE (1444-1514) Van opleiding schilder, verbleef hij te Milaan van 1477 tot 1480 waar hij twee kerken ontwierp nl de San Satiro en de Santa Maria della Grazie. Hij is een meester van het perspectief. In 1499 trekt hij naar Rome. Tijdens de laatste 15 levensjaren zal hij hier een grote activiteit ontwikkelen. Helderheid, evenwicht en monumentaliteit kenmerken zijn ontwerpen. Zijn voorkeur gaat duidelijk naar centraalbouw met koepelgewelf.
3.4.1.1. TEMPIETTO DI SAN PIETRO, MONTORIO (1502) Om bedevaarders aan te trekken gaat men belangrijke potentiële bedevaartsplaatsen aanpakken. Op de plaats waar Petrus zou gestorven zijn besluit men een tempeltje op te richten = tempietto. De middenste cilinder is hoger opgetrokken zodat er voldoende licht kan binnenkomen. Het tempeltje zit vol verhoudingen, de zuilenomgang is een overgangszone. Binnen wordt men onmiddellijk tot het centrum aangetrokken. Men staat dus op de plaats waar Petrus gestorven is = vereenzelviging met God. Deze zeer sobere, strenge en kleine kapel, haast meer te beschouwen als een monument, is opgericht in een kloosterhof in een voorstad van Rome, Montorio. Een dorische zuilenomgang omringt de ronde “cella”, die met een koepel is afgedekt. Het geheel staat op een podium met drie treden. Ondergronds is een crypte. Dit TEMPIETTO van Bramante wordt beschouwd als de doorbraak van de Hoog-Renaissance in Rome
BELVEDERE TE ROME (1503) De pausen hadden een paradijselijke tuin met achteraan een paviljoen om tot rust te komen (?). Bramante kreeg opdracht om een overdekt wandelpad te maken opdat de pausen “niet in de regen zouden lopen”. Het gaat hier om twee lange gangen die het hoogteverschil van het terrein opvangen met trappartijen. Inspiratie vond Bramante in het romeinse circus, alle perspectiefmogelijkheden werden aangewend. Aan de buitenzijde van deze wandelgangen maakt bij bureaus, hij verbindt twee gebouwen, nieuwe functies voor gebouwen ontstaan in de renaissance.
SAN PIETRO IN VATICANO TE ROME (1505-1514) Door paus Julius II werd in 1505 een wedstrijd uitgeschreven voor een nieuwe St Pieterskerk ter vervanging van de vervallen vroegchristelijke basiliek. Het plan van Bramante werd bekroond. Dit oorspronkelijk plan wordt beheerst door een half bolvormige koepel (diameter: 43,30 meter), constructief in metselwerk bedacht. Deze koepel staat centraal op een plan in de vorm van een Grieks kruis, waarvan de assen in grote tongewelven eindigen op vier absiden. Vier hoekkapellen met kleinere koepels vervolledigen het plan dat volkomen symmetrisch is. Bij de dood van Bramante in 1514 waren slechts de pijlers en de bogen van de viering voltooid. Na Bramante namen eerst Giuliano DE SANGALLO en later RAFAEL de leiding der werken op. Uiteindelijk zou MICHELANGELO een nieuwe koepel ontwerpen. Deze kerk met polyvalent georiënteerde ruimte en universeel karakter is een zeer sterke centraalbouw, waar de mens als schaal niet meer terug te vinden is. In het centrum staat het altaar, onder de lichtlantaarn van de grote koepel (verticale as), plaats van de paus als vervanger van God op de wereld. Nog te vermelden werken van Bramante zijn: - CANCELLARIA TE ROME (1500) Paleis der Kanselarij, dit gebouw vertoont Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
42 reeds een duidelijke evolutie tov de paleisbouw in Firenze, de openingen zijn kleiner en de vormgeving rond de ramen is anders, kolommen en frontons, cordonlijst rond de verdieping en één travee springt uit om de inkom te accentueren. -SANTA MARIA DELLA PACE in dit klooster wordt een nieuwe binnenhof met nieuwe kloostergang ontwikkeld, de diagonalen op het binnenhof zijn de waterafvoeren, het geheel is een ritmisch rooster van vierkanten.
3.4.2. MICHELANGELO (1475-1564) Er wordt zeer uitgebreid ingegaan op de werken van Michelangelo in het hoofdstuk van de Barok in Italië zodat hier alleen maar enkele van zijn werken besproken worden, werken waarin nog nieuwe en zuivere renaissance elementen worden aangebracht.
3.4.2.1. SAN PIETRO TE ROME Zoals Brunellesschi maakte hij de koepel ook dubbelwandig zoals deze van de Dom te FIRENZE. De horizontale componenten worden opgevangen door reusachtige smeedijzeren ringen. Waar de ribben bij Brunelleschi inwendig zijn, bij deze koepel zijn ze van buiten zichtbaar en steunen op een tamboer met per rib een ontdubbelde kolom.
3.4.2.2. PIAZZA DE CAMPIDOGLIO (Kapitool) TE ROME (1538) Vervanging van de oude senaat en tempel van Jupiter op de Kapitoolheuvel. Drie gebouwen worden rond een plein gebouwd, dit plein is te bereiken vanuit de lager gelegen stad door een flauw hellende trap met meerdere zichten op de stad. Op het plein ontstaat een aantrekking naar het midden van het plein waar een standbeeld staat, maar door de ellipsvormige tekeningen in de vloer komt men niet tot rust. Dit is een antiopvatting van de centraalidee, men kan in het midden niet meer staan, er is een nieuwe dynamiek. De gebouwen staan schuin dit is een perspectief truc. Voor de trappen is er een fontein met watervlak = spiegel beeld van de toren op het gebouw, verlengen van de verticale as. Op de gebouwen staat een balustrade en beelden als inhaakelementen in de ruimte. De hoeken van de gebouwen zijn licht uitspringend. De Barok is in een beginstadium gekomen.
3.4.4. Antonio DA SANGALLO Jr (1488-1546) Leerling van Bramante, zijn voornaamste verwezenlijking was het Palazzo FARNESE te Rome, waaraan hij trouwens bijna heel zijn leven gewerkt heeft.
PALAZZO FARNESE TE ROME (1534-1589) Dit is beslist het meest volmaakte voorbeeld van Renaissance paleizenbouw te Rome. Het vrijstaande gebouw is opgesteld tegenover een ruim plein. Dit Romeins palazzo vertoont duidelijke verschillen met de florentijnse palazzo’s uit het Quattrocento: - De gevels zijn haast volledig vlak bepleisterd. Natuursteen wordt slechts gebruikt voor de sokkel, de horizontale banden tussen de verdiepingen en voor de deur- en raamomlijstingen. -de symmetrieas, is zowel in plan als in gevel duidelijk aanwezig, en wordt nog versterkt door de monumentale inkompoort. -de hoeken zijn geaccentueerd met stenen in rustica. -opmerkelijk is de afwerking van de ramen. Op de benedenverdieping: afdekking met rechte kroonlijsten, op de eerste verdieping gebeurt de afwerking afwisselend met driehoekige en segmentvormige frontons, gedragen door zuilen. -Ook de gevels van het binnenplein zijn anders opgevat dan bij de Florentijnse paleizen: de rondlopende galerij op het gelijkvloers is hier niet met lichte zuilen uitgevoerd, maar met stevige vierkante pijlers, wat een meer massieve indruk maakt. Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
43 Het gebruik van diverse zuilenorden was ook reeds van toepassing in FIRENZE: op het gelijkvloers de Toscaans-Dorische orde met halfzuil; op de eerste verdieping de ionische orde en daarboven de Corinthische orde met pilasters. Na DA SANGALLO’s dood in 1546 werden de werken verder geleid door MICHELANGELO, die de indrukwekkende kroonlijst ontwierp. Aan het binnenplein bouwde hij de derde verdieping die het karakter van de binnengevels grondig wijzigde. De uiteindelijke voltooiing van het gebouw in 1589 gebeurde door Vignola en Giacomo Della Porta.
3.5. LAAT-RENAISSANCE De laat-renaissance wordt besproken aan de hand van de werken van Andrea Palladio in de streek van VICENZA en Venetië, dit wil niet zeggen dat er geen andere architecten meer werkzaam zijn en dat bv de renaissance architectuur in FIRENZE niet meer verder zou evolueren. In Firenze is er de realisatie van het Palazzo Uffizi, gebouwd door VASARI in 1560 om de groothertogelijke kantoren te herbergen. Het bestaat uit twee vleugels langs een lang nauw binnenplein met de bekende bouwelementen. Dit gebouw staat haaks op de Arno en vanaf het gebouw loopt er een overdekte galerij langs de Arno, over de Ponte Vecchio (met eronder de juwelierswinkels) tot aan Palazzo Pitti. De ontdubbeling van de kolommen geeft nog meer dynamiek en noemen we het Serlianamotief.
Andrea PALLADIO (1508-1580)
Theatro Olympico (1580)
Il Redentore (de verlosser) in 1577
Geschiedenis van de bouwkunst
Andrea Di Pietro, geboren te Padua, dankt zijn naam ‘PALLADIO” aan de humanist Giorgio Trissino die het talent van deze als eenvoudige steenhouwer opgeleide knaap ontdekte. Na een grondige studie van de bouwkunst van de Oudheid vestigt hij zich vanaf 1540 te Vicenza als architect. Hij bouwt tientallen landhuizen (VILLA’s) voor rijke kooplieden in de omgeving van Vicenza en Venetië. Anders dan het Palazzo in de stad was de Palladiaanse villa ontworpen om deel uit te maken van het landschap en van alle zijden zichtbaar te zijn. In Vicenza, zijn tweede vaderstad, heeft hij een blijvende stempel op het stadsbeeld nagelaten door de indrukwekkende reeks van bouwwerken die hij hier verwezenlijkte, zoals o.m.: -de ‘BASILICA’ (1545): stadhuis -Palazzo Chiercati (1550): thans museum -Loggia del Capitano (1571): justitiepaleis -Theatro Olympico (1580) Een ander aspect van zijn werk komt tot uiting in twee kerkgebouwen te Venetië: -de San Giorgio Maggiore, in 1565 en, -Il Redentore (de verlosser) in 1577. Zijn beroemdheid, zijn faam, genoot hij evenwel vooral door zijn geschriften: “I Quattro libri dell’ architettura” gepubliceerd te Venetië in 1570 en sederdien overal vertaald. Deze boeken droegen veel bij voor de verspreiding van de klassieke vormentaal en de leer der verhoudingen. In deze boeken waren ook vele afbeeldingen van Palladio’s eigen werken opgenomen, die alzo ruim bekend werden. De stijlkenmerken van zijn architectuur: -In tegenstelling tot Michelangelo wees Palladio het Classicisme niet af, maar verzachtte het door eigen fantasierijke benadering. Hij was niet zozeer een vernieuwer maar wist op geniale wijze antieke elementen voor eigentijdse architectuur te benutten. -Zijn architectuur is harmonisch, evenwichtig, zeer symmetrisch, met zorgvuldig tegen elkaar afgewogen volumes in beheerste, sobere vormen. -Steeds terugkerende motieven in zijn ontwerpen zijn: -het z.g. ‘Palladiaans boogmotief’ voor openingen met een hoge middenopening met rondboog, geflankeerd door twee lagere openingen afgedekt met architraaf en onderling gescheiden door zuil of pilaster. -de ‘kolossale ordonnantie’: grote pilasters doorlopend over meerdere Renaissance bouwkunst
44 verdiepingen. Zijn invloeden op de architectuur: -Vooral door zijn publicaties had Palladio een onbetwistbare invloed op de evolutie van de bouwkunst tijdens de 17de en 18de eeuw, in het niet-katholieke Europa zoals in Engeland. -’PALLADIANISM’ is een engelse vakterm geworden; het is een bouwwijze die het 18de eeuwse stadsbeeld van LONDON, BATH, EDINBURGH, en zelf Leningrad(Sint Petersburg) en Moskou heeft bepaald. -Ook de recente postmoderne architectuur heeft teruggegrepen naar palladio’s vormentaal, zoals bv voor de Casa Tonini van de Zwitserse architecten Reichlin en Reinhart.
3.5.1. DE VILLA’S VAN PALLADIO In de villa’s van Palladio lijken de opvattingen van de humanisten der renaissance en de theoriën der klassieke oudheid in de meest zuivere vorm verenigd te zijn. Naast de kunst van de oudheid hadden de humanisten der 16de eeuw ook de schoonheid van het landschap ontdekt. Palladio kiest zorgvuldig de plaats voor zijn gebouw in het landschap. Hij gebruikt bij voorkeur de vrije ligging om op uitgelezen punten in het landschap een volmaakte architectuur te verwezenlijken, Waarin symmetrie en harmonische proporties basiselementen vormen.
3.5.1.1. VILLA CAPRA of LA ROTONDA (1550) De villa Capra is algemeen gekend onder de naam La Rotonda. De vrijstaande villa is gelegen op een heuveltop en is gebouwd op een volmaakt symmetrisch grondplan, met dwarsassen. De centrale ruimte wordt gevormd door een ronde hal op volle hoogte en bekroond met een lage koepel. Deze rotonde vormt het centrum van het vierkant plan met aan alle zijden uitspringende portieken met slanke Ionische zuilen, die doorzicht laten naar het omliggende landschap.
3.5.1.2. VILLA TRISSINO TE MELEDO (1570) niet uitgevoerd Dit niet gerealiseerde ontwerp, in 1570 gepubliceerd lijkt een model samenvatting van Palladio’s ideeën omtrent villabouw. Het herenhuis, de villa, beheerst als dominant de omringende dienstgebouwen (schuren, stallingen,..)die trapsgewijs gegroepeerd zijn en die zowel verticaal als horizontaal oplopen naar de centrale koepel. Kenmerkend zijn ook hier de sterk doorgedreven symmetrie, de doorlopende assen zowel als de beheerste sobere vormentaal.
3.5.1.3. VILLA BARBARO TE MASER (1557) Ook deze villa is volledig in het landschap ingeplant, op een lichte helling in de Venetiaanse vlakte, voldoende voor een overzicht over de omringende velden en boomgaarden van het uitgestrekte domein. Met de aansluitende bijgebouwen vormt het een volledig landgoed met stallingen, schuren en bergplaatsen. In het interieur zijn in de centrale hal talrijke fresco’s geschilderd door Veronese op wanden en plafond, met merkwaardige schijnperspectieven. Eens te meer heeft Palladio hier een synthese gerealiseerd van landelijk leven en aristocratische geest. Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
45
3.6. DE RENAISSANCE TEN NOORDEN VAN DE ALPEN 3.6.1. FRANKRIJK In Frankrijk is de sociale toestand dezelfde als van de late middeleeuwen, er is wel een machtsverschuiving naar de grootadel en de bourgeoisie in en rond Paris. Bouwkundig heeft dit vooral belang voor de vallei van de Loire, en, voor Paris zelf waar het uiteindelijke machtscentrum het LOUVRE blijft.
3.6.2. KASTELEN VAN DE LOIRE 3.6.2.1. CHAMBORD (1519) In de bouw vinden we twee bouwwijzen terug nl de donjon en de vierkante versterkte burcht. Dit is een zeer groot en fantasierijk bouwwerk met symmetrische opbouw en veel renaissance attributen. Dit jachtkasteel van koning Frans I heeft meer dan 400 vertrekken en 365 schoorstenen. Op de dakstructuren zijn wandelpaden en terrassen aangelegd tussen het bos van schouwen, dakkapellen, torentjes.
3.6.2.2. CHENONCEAU (1513-1521) Dit weer in wezen middeleeuwse kasteel is gebouwd voor Thomas Bohier, minister van financiën onder Frans I, in de rivier CHER een zijrivier van de Loire. Architect Philibert Delorme bouwt het kasteel nadat het vorige met uitzondering van de donjon gesloopt wordt. De rivier, dus de natuur gaat dwars door (onder) de woning. Ook de omgeving het bos en de tuin worden aangelegd. De grotere omgeving wordt bij de architectuur betrokken, de natuur wordt eveneens geordend.
PHILIBERT DELORME van deze architect vermelden we zeker nog de volgende werken -EGLISE ST-EUSTACHE TE PARIS: gotisch in planopvatting maar renaissance in decoratie. -PALAIS DES TUILLERIES TE PARIS:
3.6.3. RENAISSANCE TE PARIJS Deze beschrijving is bewust beperkt gehouden omdat deze typische renaissance bouwstijl niet zeer uitgesproken is en meestal overgaat in een aansluitende bouwstijl.
3.6.3.1. PLACE DES VOSGES 1605-1612 Het is een aan vier zijden gesloten promenade- en festiviteitenplein met n het midden een standbeeld van Lodewijk XIII. Het eigenlijke plein is een met een hekken afgezette groene zone met type franse tuinaanleg. Rond het plein staan individuele woningen maar onderaan is er aan de straatzijde een doorlopende galerij onder de gebouwen. De woningen hebben elk een afzonderlijk schilddak en gegroepeerde dakkapellen. De zolders zijn bewoonbaar men noemt dit Mansart daken naar de gelijknamige architect FRANCOIS MANSART die dit voor het eerste toepaste.
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
46 3.6.3.2. LOUVRE TE PARIS De oorspronkelijke COUR CARREE gebouwd door architect LE MERCIER, het oudste deel van het Louvre, heeft uitgesproken renaissance kenmerken. Het grondplan is een aaneenschakeling van in de tijd gebouwde vierkante binnenkoeren die steeds maar groter worden naar gelang de schaal van het gebouw vergroot. Maar de later verbouwde gevel door CLAUDE PERRAULT gaat veel verder, de klassieke regels worden met meer vrijheid bewerkt. Balustrade en plat dak, drie uitbouwen, kolossale vrijstaande zuilenrij op onderbouw als sokkel en de betrekkelijke vlakheid van de gevel
3.6.3.3.VERSAILLES (1624-1682) Dit voor Lodewijk XIII door LE MERCIER gebouwde jachtslot is wat betreft plan opvatting renaissance te noemen, een perfecte symmetrie, een volledige aanleg van de omgeving de natuur door LE NOTRE een LEBRUN. Het is een vierkant statiehof voorzien van twee afzonderlijke vleugels voor huisvesting van de ministers Het gebouwcomplex wordt later door LEVAU en nog later door HARDOUIN-MANSART vergroot. Het Principe van opeenvolgende binnenplaatsen blijft behouden maar de schaal vergroot telkens bij elke uitbreiding.
spiegelzaal
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst
47
3.7. RENAISSANCE IN DE NEDERLANDEN In de Nederlanden is de gotiek zeer diep geworteld. Renaissance gebouwen komen praktisch niet voor, wel worden aan gotische gebouwen elementen in renaissance toegevoegd. Denk aan het inkomportaal van de Sint Jacobskerk te Luik, het doksaal van de kathedraal van Doornik en de Sint Baafskathedraal te Gent. Het enige gebouw met sterke renaissance kenmerken van de Nederlanden is het stadhuis van Antwerpen.
3.7.1. STADHUIS VAN ANTWERPEN (1561-1565) Cornelis FLORIS bouwt dit rechthoekig gebouw rond een binnenhof, op de onderste verdieping met rusticawerk komen twee verdiepingen met pilasters waartussen kruisramen; de verdieping onder het dak is uitgewerkt als mezzanino en wordt afgesloten door een ver uitspringende kroonlijst. In het midden rijst een licht uitspringende partij, rijker versierd met zuilen, balkons, nissen met beelden, en uitlopend in een geveltop met voluten en obelisken. De twee zijvleugels zijn sober en evenwichtig, het middenrisaliet is een met Italiaanse marmer vormen uitgewerkt gotische dwarsgevel. Het gebouw heeft een organische eenheid.
3.7.2. MAURITSHUIS TE DEN HAAG (1633-1635) Ontworpen door Jacob Van Campen met typische renaissance elementen en kolossale ionische pilasters
3.8. RENAISSANCE IN DE REST VAN EUROPA 3.8.1.SPANJE Geen doorbraak van de Italiaanse renaissance, Spaanse kerk is te dictatoriaal, geen belvedaires, geen jachtpaleizen, weinig kerken,.. eerder een harde architectuur zonder ornamenten.
3.8.2. ENGELAND De machthebbers zijn dezelfde als in de middeleeuwen, de kloof met het vaste land wordt groter, toch enkele renaissance gebouwen: FENTON HOUSE te Hampstead, BLENHEIM kasteel te Oxfordshire en PRIOR PARK en ROYAL CRESCENT te BATH gebouwd door John WOOD Jr. FENTON HOUSE
BLENHEIM kasteel ROYAL CRESCENT
3.8.3. DUITSLAND Het reformisme met Luther is een nieuwe sociale beweging, tegen de uitbuiting, maar het wordt uiteindelijk alleen een religieuze hervorming. Als gevolg van de 30-jarige oorlog is er maar weinig renaissance gebouwd. Veel afbeeldingen werden ook overgenomen uit ARCHITECTURE: FORM, SPACE & ORDER van FRANCIS D.K. CHING, een benadering van architectuur met prachtige schetsen, een ware aanrader als documentatie voor bouwkunst, architectuurontleding en tekentechnieken.
Geschiedenis van de bouwkunst
Renaissance bouwkunst