n e n i e r r h e c t e n t e n v j a i e r cBled Situering Eén van de kerntaken van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschap pij Limburg is de uitbouw van een kwantitatief en kwalitatief aan bod van vestigingsruimte voor ondernemingen. Reeds enkele jaren schenkt POM Limburg daarbij bijzondere aandacht aan de (her) ontwikkeling van kwaliteitsvolle en duurzame bedrijventerreinen. Het begrip ‘duurzame bedrijventerreinen’ slaat onder meer op as pecten van inrichting, ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit, milieu vriendelijk omgaan met reststoffen, energie en CO2-neutraliteit. Nieuwe ideeën en innovatieve concepten kunnen een grote bij drage leveren aan een duurzame inrichting van de bedrijventer reinen zodat de bestaande en nieuwe ondernemingen zich kunnen inschalen in de actuele doelstellingen van duurzaam ondernemen. Zowel op nieuwe als op bestaande bedrijventerreinen neemt POM Limburg samen met diverse partners talrijke initiatieven om de duurzaamheid van het terrein en de gevestigde bedrijven te verho gen. Projecten zoals Eco2Profit leveren bijgevolg een aanzienlijke bijdrage in het streven naar een klimaatneutraal Limburg.
Eco2Profit In het Interreg project Eco2Profit willen de projectpartners een bijdrage leveren aan het verminderen van de uitstoot van broeikas gassen op nieuwe en bestaande bedrijventerreinen in de Grensregio Vlaanderen–Nederland. Dit wordt gedaan door bedrijven te stimu leren CO2 reducerende maatregelen te nemen, de mogelijkheden van samenwerken te benutten, invulling te geven aan het begrip CO2 neutraliteit en de lokale productie van groene stroom op bedrijven terreinen te stimuleren. Dit proces zal resulteren in een aantal concrete demonstratieprojecten. Ook het beleid van de verschillende overheden op het vlak van CO2 reductie wordt in kaart gebracht zodat er kan worden gestreefd naar een betere afstemming van de te nemen maatregelen. Vanuit de projectervaring kunnen concrete aanbevelingen worden gedaan i.v.m. het te volgen beleid. Volgende partners hebben de krachten gebundeld om deze doelstel lingen te realiseren: POM Limburg, POM West- en Oost-Vlaanderen, POM Vlaams-Brabant, POM Antwerpen, NV Industriebank LIOF, Parkmanagement BV, Opzoekingscentrum voor de wegenbouw, Interleuven en Regionale Milieudienst West-Brabant.
Activiteiten Het Eco2Profit project is opgedeeld in verschillende activiteiten, die moeten bijdragen aan het behalen van de doelstellingen. POM Limburg zet met concrete acties in op een aantal van deze activiteiten. In figuur 1 wordt de structuur van het project schematisch weergegeven. Figuur 1: Schematisch overzicht project Eco2Profit
Demonstratie
Inventarisatie
Studie
Demonstratie
Kennis- en ervaringdisseminatie
Inventarisatiefase In de eerste fase van het project, de inventarisatiefase, willen de partners zicht krijgen op de kansen en op de hinderpalen om daad werkelijk CO2-reductie te realiseren. De gegevens die in deze fase worden verzameld zullen dienen als input voor de volgende activiteiten.
34 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Duurzame bedrijventerreinen en cleantech projecten Studiefase De studiefase kan worden onderverdeeld in een aantal activiteiten die zullen leiden tot nieuwe inzichten, bruikbare resultaten en demonstra tieprojecten. Voor POM Limburg betekent dit dat er wordt ingezet op vol gende acties: Audits bouwplannen nieuwe bedrijven In één van de deelaspecten van het Interreg project ondersteunt POM Limburg de Limburgse bedrijven, die zich op bedrijventerreinen willen vestigen, om energie-efficiënter te werken via begeleiding bij de bouw van CO2-luwe vestigingen. Het gaat om ingrepen in het bouw-ont werp proces, aan de hand van energie-audits van de nieuwbouwplannen van de bedrijven die zich op deze bedrijventerreinen wensen te vestigen. POM Limburg biedt deze energie-audits kosteloos aan. Via een doorlichting van de bouwplannen wordt inzichtelijk gemaakt in welke mate bepaalde factoren in het ontwerp het energieverbruik bepalen (bijvoorbeeld materiaalgebruik, energieverbruik, inplanting, isolatie, ventilatie, verlichting, koeling,…). Het is de bedoeling om voor bepaalde energieperformantie indicatoren (o.a. verlichting, Isolatie, E-peil,…) een verbetering van minimaal 10% t.o.v. de wettelijke verplichting te behalen. Op basis van deze audit worden aanbe velingen geformuleerd om het energieverbruik en de uitstoot van broei kasgassen te reduceren. Het eerste terrein waarop POM Limburg een doorlichting zal toepassen én verplicht zal invoeren is het nieuw te ontwikkelen terrein Ravenshout-Noord te Beringen. Uitwisseling restwarmte In een studietraject op bestaande bedrijventerreinen met productie bedrijven zal worden nagegaan of initiatieven voor uitwisseling van restwarmte tussen bedrijven onderling maar ook tussen bedrijven zones en eventueel met naburige woningbouw of tuinbouw mogelijk zijn. Uit onderzoek is gebleken dat er zowel vragers als aanbieders van restwarmte aanwezig zijn op het bedrijventerrein Genk-Zuid. Er zal daarom een warmtekaart ontwikkeld worden die gebruikt zal wor den om een technische detailstudie te maken voor het aanleggen van een warmtenet op Genk-Zuid. Dit onderzoek is een eerste stap naar de realisatie van een warmtenet zoals opgenomen in het transitietraject ‘Limburg gaat klimaatneutraal’.
In het project zijn tevens studies opgenomen door andere part ners waarin Limburg niet zal deelnemen, zoals in de thema’s groene stroom productie op slibstorten, duurzame openbare verlichting, audits bestaande terreinen, etc.
Demonstratieprojecten De resultaten van de inventarisatie- en studiefase zullen leiden tot con crete toepassingen op nieuwe en bestaande terreinen. De demonstratie projecten zijn voornamelijk bedoeld om bedrijven en instellingen te sti muleren om, al dan niet in samenwerkingsverband, CO2 reducerende en energiebesparende maatregelen te nemen en uit te voeren. Het project voorziet demonstratieprojecten in volgende domeinen, die in één of meerdere regio’s al of niet gezamenlijk en grensover schrijdend uitgevoerd kunnen worden: op openbaar domein worden demonstratieprojecten opgestart omtrent duurzame verlichting en CO2 neutrale materialen; in het kader van publiek-private samen werking worden projecten opgestart met als onderwerp samen aankoop (groene stroom, PV-panelen,…), energiecoördinatoren en aanpassingen van GIS-software; in het kader van individuele bedrijven worden trajecten opgestart over herbenutting van reststromen, duur zame energiebronnen en toepassing van innovatieve technieken. De activiteiten van POM Limburg situeren zich in het domein van de samenaankoop-trajecten. POM Limburg zal in de nabije toekomst groepsaankopen organiseren van zonnepanelen en groene stroom voor bedrijven gelegen op Limburgse bedrijventerreinen. Externe bureaus zullen de begeleiding over de verschillende aankooptrajecten, onder leiding van POM Limburg, voor hun rekening nemen.
Hernieuwbare energiebronnen Een eerste studietraject wordt opgestart rond de haalbaarheid van poten tiële WKK-projecten. POM Limburg is op zoek naar bedrijventerreinen met voldoende potentie voor een dergelijke studie. Een tweede studietraject wordt opgestart rond potentiële windmolenpro jecten. In dit traject zal de haalbaarheid, zowel economisch als vergunning technisch, van de plaatsing van windmolens worden nagegaan. Het pro vinciebestuur van Limburg heeft een studiebureau de opdracht gegeven om een windkaart van de provincie op te maken. De doelstelling is om zo nes aan te duiden waar clusters (minimum 5) van windmolens mogelijk zijn. Tenminste voor één van deze zones zal de haalbaarheid binnen het Eco2Profit project nader onderzocht worden.
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 35
n en i h e r c r e te nt e n v j a i r e cbeld Begeleiding en coördinatie groepsaankoop zonnepanelen Hierbij zal een gezamenlijke aankoop gebeuren via een opdracht aan een extern bureau. Vervolgens kan elke geïnteresseerde onderneming de technische specificaties en haalbaarheid van een PV-installatie op maat van zijn onderneming laten bepalen en inschrijven voor een groepsaan koop. De activiteit wordt uitgevoerd op de terreinen van POM Antwerpen, POM Limburg en LIOF. De begeleiding die POM Limburg voorziet voor de Limburgse bedrijven bestaat uit volgende fases: -- Infosessies en raming potentieel: tijdens infosessies zullen geïnteres seerde bedrijven uitleg krijgen over de groepsaankoop. Er zullen inten tieverklaringen van bedrijven worden verzameld om op basis van deze verklaringen een inschatting van het potentieel op te stellen. -- Selectie van aanbieders van PV-installateurs: het studiebureau organiseert een prijsvraag voor de realisatie van PV-projecten binnen de enveloppe van het maximum potentieel. De prijsvraag zal zowel de clausule omvatten voor de investering in zonnepanelen als voor de derde partij investering (een bedrijf geeft een opstalrecht op het dak en ontvangt een dakvergoeding en een voordelig tarief groene stroom, hierbij is geen investering van het bedrijf noodzakelijk). Op ba sis van de resultaten maakt het studiebureau een definitieve lijst op van geselecteerde aanbieders van zonnepanelen. -- Contractadvies en evaluatie offertes: het studiebureau zal elk bedrijf assisteren bij de prijsvraag van de geselecteerde aanbieders via een technische projectfiche en bij de evaluatie van de offertes. Het staat elk bedrijf vrij om al dan niet in te gaan op het aanbod van een geselec teerde aanbieder. -- Projectopvolging en rapportering: het studiebureau staat het bedrijf bij in de werfopvolging, oplevering, afgesproken timing, ver koop van de reststroom,… Deze actie kreeg uitvoering in het najaar van 2011 en loopt tot en met december 2013. Geïnteresseede bedrijven kunnen contact opnemen met POM Limburg.
36 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Begeleiding en coördinatie groespaankoop groene stroom Een gezamenlijke aankoop van groene stroom zal gebeuren via een opdracht aan een extern bureau. Zij gaan na wat de optimale combi natie is van groene stroom en CO2 – emissierechten per bedrijf. Elk be drijf kan dan aan de hand van een analyse (prescreening) van zijn facturen of van zijn geschat verbruik beslissen om deel te nemen aan de gezamenlijke aankoop. De activiteit wordt aangeboden aan de bedrijven op de bedrijventerreinen in Antwerpen en Limburg. Campagne EnergieREG POM Limburg is constant op zoek naar nieuwe initiatieven die zowel voor onze Limburgse ondernemer, als voor de gehele samenleving voordelen opleveren. Daarom werd, in samenwerking met het Centrum Duurzaam Bouwen en het Agentschap Ondernemen, op 22 september de campag ne “Hoe uw werknemers sensibiliseren tot rationeel energiegebruik?” gelanceerd. In de aanwezigheid van tal van Limburgse ondernemers, werd op 22 september in een ontbijtsessie een aantal interessante cases naar voren gebracht omtrent het sensibiliseren van werknemers tot rationeel ener giegebruik. Zo toonden Mireille NV en BOSS Paints aan wat ze hebben kunnen besparen door binnen het bedrijf en samen met de werknemers rationeler om te gaan met energie. José Hendrikx van Straight Business Partners lichtte in een korte sessie praktische tips toe om als werkgever om te gaan met een dergelijk initiatief. Deze campagne kadert perfect in het verhaal van “Limburg gaat klimaat neutraal”, waarbij het samenbrengen van economische en ecologische winsten een vereiste is. Het is immers de bedoeling om de Limburgse ondernemer ervan te overtuigen dat zuinig omspringen met energie ze ker en vast voordelen biedt aan het milieu, maar ook positief is voor de energiefactuur. Ook kadert dit initiatief in het geheel van het transitiemanagement naar een duurzame economie. Het is belangrijk dat naast structurele investe ringen in het omgevingskader, ook de nodige acties worden ondernomen om aan de vraagzijde een bewustwording in het omgaan met natuurlijke hulpbronnen en energie te realiseren. De sensibiliseringscampagne inzake Rationaal Energiegebruik die werd gelanceerd, is precies bedoeld om de energievraag te verminderen door het stimuleren van een duurzame energieconsumptie bij bedrijven. En dit
Voorbeeld duurzame materialen op bedrijventerreinen: TiO2 Een duurzame weg in een duurzaam project Duurzaamheid van de wegverhardingen wordt steeds belangrijker. Hier bij wordt niet enkel op een lange levensduur gemikt, maar ook de impact op sociaal en ecologisch vlak wordt in beschouwing genomen. In het project Eco2Profit wordt voor een ecologische wegstructuur gekozen. Naast een lange levensduur, met beperkt onderhoud geeft de keuze voor een tweelaags platenbetonverharding aanleiding tot CO2 vermindering. In de onderlaag kunnen immers betongranulaten gebruikt worden, afkomstig van de afbraak van een bestaande weg of gebouw. In de bovenlaag, die veel dunner is kunnen op een eco nomische wijze nieuwe materialen ingebracht worden waardoor bijvoorbeeld luchtzuiverende eigenschappen verkregen worden door toe voeging van fotokatalytisch materiaal. Het principe van fotokatalyse bestaat erin dat vervuilende en schade lijke stoffen worden omgezet naar afspoelbare en minder schadelijke stoffen door middel van foto katalytische reactie. TiO2 treedt onder invloed van licht (λ< 400 nm) op als katalysator ter vorming van radikalen aan het oppervlak. Deze oxideren of reduceren organische en anorganische bestanddelen in de lucht, bv. NOx tot HNO3. De voorwaarden zijn: aanwezigheid van TiO2 aan het oppervlak van het materiaal, aanwezigheid van UV-licht, toegankelijkheid voor polluenten en verwijdering van het omgezette product door bijvoorbeeld regen.
is niet alleen een zaak van de bedrijfsleiders en het management maar in principe van alle werknemers. Aangepast gedrag en bewustwording zijn hier de gepaste instrumenten. In deze campagne werden pakketten samengesteld, bestaande uit een pos ters en stickervellen, die de ondernemer bijstaan in het toepassen van rati oneel energiegebruik in hun bedrijf. Deze pakketten zijn op aanvraag gratis te verkrijgen bij POM Limburg.
Disseminatie Doorheen het hele proces wordt door de individuele partners kennis ver gaard die ze onderling gaan uitwisselen en gaan verspreiden in de eigen provincie. Deze component biedt de mogelijkheid om tijdens de looptijd van het project daadwerkelijk in te spelen op de ervaring van de partners zodat de individuele demonstratieprojecten ook grensoverschrijdend re sultaat hebben.
Beoogde resultaten Bij de geselecteerde nieuwe bedrijventerreinen wordt er gestreefd naar CO2-neutraliteit (bv. door gebruik van groene stroom) met inbegrip van een project op vlak van hernieuwbare energieproductie (windmolens, zonne-energie, warmtekrachtkoppeling,...) gekoppeld aan een efficiënt energiebeheer.
Duurzame infrastructuur (TiO2- luchtzuiverend beton) Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein ‘Den Hoek 3’ te Wijnegem is gekozen voor een tweelaagse betonverharding met titaandioxide (TiO2) in de bovenlaag. Hierdoor wordt de luchtverontreiniging verminderd door onder meer de afbraak van NOx-en (stikstofcomponenten). De onderlaag met betonpuingranulaten als deel van de grove granulaten en de toplaag worden nat-in-nat aangelegd waardoor een duurzame betonverharding bekomen wordt. De optie is genomen om te werken met een uitgewassen beton waardoor de geluidproductie sterk verminderd wordt vergeleken met de klassieke oude betonwegen. De studiefase in het laboratorium heeft tot een optimalisatie van het materiaal geleid. De uitvoering te Wijnegem zorgt ervoor dat de posi tieve resultaten van het laboratorium omgezet kunnen worden naar reële cijfers en zo de impact van de luchtzuivering door de verharding op de algemene luchtkwaliteit kan bepaald worden. Tijdens de afgelopen zomermaanden werd een meetcampagne opgezet waarvan de resultaten weldra gekend zullen zijn.
Bij de geselecteerde bestaande bedrijventerreinen focussen we op concre te acties die leiden tot een substantiële vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, een daling van het energieverbruik en de introductie van hernieuwbare energieproductie. Er wordt tevens gestreefd naar een betere afstemming van het beleid i.v.m. groene stroom en broeikasgasreductie op industrieterreinen in de gehele regio.
Collectief Cleantech Realisatieplan op Genk-Zuid Om de samenwerking tussen Genkse bedrijven op het vlak van duur zaamheid te bewerkstelligen, sloegen in april 2010 de stad Genk, de Uni versiteit Hasselt en de POM Limburg de handen in mekaar. De doelstelling van het project is de creatie van win-win situaties zowel op vlak van duur zaamheid als op vlak van economische rentabiliteit. De nadruk ligt op de samenwerking tussen bedrijven om zo enerzijds voordelen uit schaalver groting te creëren en anderzijds milieuwinst te boeken. Het project biedt een kader waar bedrijven elkaar kunnen ontmoeten en waarbinnen sa menwerkingen mogelijk worden.
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 37
en h c e t n v j i a r cbelde ei n r r e t en
Het project wordt gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) (€ 200.000)en door de Vlaamse regering (Hermestoelage van € 225.000).
Bottom-up approach Het bedrijventerrein telt meer dan 350 bedrijven waaronder een aantal grote spelers zoals Ford Automotive Company met een reeks toeleveran ciers, staalproducent Aperam, Sikel, Electrocoat, Polyvision, Norbord spaanderplaten, Nitto, IPTE, SABIC, Sadepan Chimica, Sumitomo, Chiy oda, ECHO Floor Solutions, EBEMA, de elektriciteitscentrale Langerlo van E.ON, en een aantal logistieke bedrijven zoals Ewals, Edwards, WallonNellessen, Haven Genk en ook het nieuwe Mobility Center. Ook kleinere KMO’s zijn op het bedrijventerrein gevestigd. De uitdaging bestond erin gemeenschappelijke raakvlakken te ontdek ken in een diversiteit aan sectoren. Om de start van het project zo goed mogelijk in te zetten was het nodig een beeld te verkrijgen van de thema’s en opportuniteiten waar zowel de grote industriële spelers als de kleinere KMO’s op zouden kunnen inzetten. De projectleiders identificeerden een representatieve set van 20 bedrijven voor de uitvoering van diepte-interviews. Om een zo representatief mogelijke set te bekomen werden 8 criteria
gehanteerd: Locatie, Dienstverlening of Productie, Sector, Grootte van het bedrijf aan de hand van aantal werknemers, Centrale rol – spilfiguur, Ni veau van implementatie Clean Technologies, Potentieel voor samenwer king rond duurzaamheid, Betrokkenheid bij eerdere initiatieven. Het al of niet reeds geïmplementeerd hebben van Clean Technolo gies, het potentieel voor samenwerkingen rond duurzaamheid en de betrokkenheid bij eerdere initiatieven werden meegenomen in de set van criteria om op deze manier een zo volledig mogelijk beeld van alle oppor tuniteiten te bekomen. Tijdens de maanden oktober en november 2010 werden bij 16 van deze bedrijven de diepte-interviews afgenomen. De interviews hanteerden een transversale aanpak waarbij er over de verschillende thema’s heen eerst naar de huidige bedrijfsvoering werd gepolst om nadien de mogelijkhe den tot verduurzaming op te lijsten. Diverse thema’s werden aangesneden, gaande van ontsluiting van het bedrijventerrein en beleidsvoering tot specifieke thema’s zoals afval- en waterbeheer, grondstoffenverbruik, energie, groenbeheer en transport. Deze bottom-up aanpak onthulde een brede waaier aan opportuni teiten wat in een latere fase de basis zou vormen voor het opzetten van samenwerkingen. Gedurende deze opstartfase werd er eveneens intens gezocht naar afstem ming met de diverse werkgeversorganisaties, sociale tewerkstellingspro jecten, de Vereniging Industriëlen Genk (VIG) en de projectpartners. De combinatie van zowel een afstemming met derde partijen als de be vraging bij de industrie leverde een duidelijk overzicht van enerzijds de interesse in samenwerking rond duurzaamheid en anderzijds de initia tieven die reeds gelijklopend werden opgestart door andere partners en/ of organisaties.
Opportuniteiten voor inter-bedrijfssamenwerking De interviews leverden een veelheid aan ideeën op. Onderstaande lijst presenteert alvast enkele van de mogelijkheden: collectief wind molenpark, collectieve aankoop groene energie, levering van rest warmte, collectieve WKK, collectief afvalcontract, gezamenlijke waterzuiveringsinstallatie met levering van water op maat, ecologisch groenbeheer, verduurzaming goederenvervoer, parking met fotovoltaï sche panelen en laadpalen voor elektrisch vervoer,… Bovenstaande opportuniteiten vertonen onderling een grote diver siteit op verschillende aspecten. Er zijn projecten die in aanmerking komen om binnen de resterende projectduur te worden geïnitieerd, terwijl andere projecten een langere implementatiefase vereisen. Er zijn projecten die vanwege hun specificiteit enkel voor een aantal bedrijven interessant zijn en andere die mogelijk interessant zijn voor het hele bedrijventerrein. Ook verschillen bovenstaande opportuniteiten van mekaar door de verdere manier van aanpak: waar voor het ene project de creatie van een breed draagvlak noodzakelijk is, kan er voor een ander project gekozen worden voor een specifieke samenwerking met een se lecte club van bedrijven. Deze aspecten samen bepalen verder de afwikkeling en uiteindelijke im plementatie van de verschillende projecten.
38 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Levering van restwarmte Tijdens productieprocessen of verbrandingsprocessen komen grote hoe veelheden warmte vrij. Deze warmte kan over korte afstanden getrans porteerd worden en gebruikt worden voor de verwarming van kantoren of productiehallen. Aan aanbodzijde betekent dit dat overtollige warmte nuttig kan worden ingezet en aan vraagzijde levert dit een aanzienlijke energiebesparing en CO2 reductie op.
Water op maat Uit de interviews bleek dat er een unanieme vraag was naar bij komende waterzuivering voor de grote industrie. Tijdens interne fysico-chemische waterzuiveringen worden reeds een aantal stromen zoals bijvoorbeeld zuren en ontvettingsproducten gerecupereerd. Het behandelde water kent echter nog steeds een verhoogd gehalte aan o.a. sulfaten en nitraten. Door het bundelen van deze reststromen zou een collectieve waterzuiveringsinstallatie niet enkel kosteneffectief zijn maar ook bijdragen tot een verbetering van de waterkwaliteit. Daarnaast wordt samen met de Vlaamse Maatschappij voor Watervoor ziening (VMW) de mogelijkheid onderzocht om voor de verschillende in dustriële processen water op maat aan te leveren. Het kan hier gaan om deminwater, koelwater,… afhankelijk van de noden van de industrie.
Verticale ketenintegratie Cradle to Cradle Het cradle to cradle principe gaat uit van de visie dat afval de grondstof voor de toekomst is in een bijna oneindige keten van hergebruik. Het voornaam ste verschil tussen recyclage en cradle-to-cradle is dat recyclage meestal een minderwaardig eindproduct aflevert (downcycling) terwijl cradle-to-
cradle hoogwaardige toepassingen naar voor schuift (upcycling). Nieuwe organisatiestructuren worden her en der in het bedrijfsland schap geïntroduceerd om de retour van producten naar de plaats van productie te verzekeren en zo wederom hoogwaardige nieuwe producten af te leveren. Vele producenten fungeren echter als één schakel in de hele verticale keten van productie tot afgewerkt product. Een pilootproject werd ingediend bij het Milieu- en energietech nologie Innovatie Platform (MIP) om de integratie van Cradle to Cradle in de verticale keten te introduceren. Klanten en toeleve ranciers zullen hier samen een eindproduct afleveren dat Cradle to Cradle certificeerbaar is.
Collectief afvalcontract Uit de interviews met de industrie bleek dat voor een bepaald aan tal reststromen zoals PMD, groenafval, plastic folies e.d. het afval niet gescheiden wordt opgehaald. Reden hiervoor is dat de hoeveelheid hiervoor te klein is. Een bundeling van deze stromen in een collectief afvalcontract zou mogelijk maken dat deze stromen gescheiden kunnen worden opgehaald. Milieuconsultancy bureau Beco bekijkt nu samen met parkbeheer der Quares de voorwaarden en behoeften voor het instellen van een collectief afvalcontract. Aan de bedrijven werd gevraagd om hun afvalstromen te identificeren en te kwantificeren en om de behoeften met betrekking tot frequentie van ophaling en voorwaarden voor een collectief contract aan te geven.
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 39
en h c e t n v j i a r cbelde ei n r r e t en
Groepsaankoop groene energie Indien een bedrijf niet zelf kan inzetten op hernieuwbare energie zoals het plaatsen van fotovoltaïsche panelen of windmolens, biedt het aankopen van groene energie een goed alternatief. Analoog aan het collectief afvalcontract bepaalt ook hier de totale energievraag de onderhandelingspositie van het collectief. De totale energie vraag wordt best zo ruim mogelijk aangepakt zoals in het Eco2Profit project zal gebeuren.
Verduurzaming goederentransport In samenwerking met het Logistiek Platform Limburg en het cleantechplatform.be worden door de stad Genk een aantal concrete voorstellen gelanceerd aan de transportsector. De voorstellen situe ren zich enerzijds op vlak van optimalisatie en efficiëntieverhoging en richten zich anderzijds naar de voorstellen tot een versnelde in troductie van hybride en elektrische voertuigen, evenals gedragswij zigingen. De doelstelling is feedback te ontvangen over de haalbaar heid van de voorstellen en een goodwill te creëren bij de transporteurs zodat zij het peterschap van een piloottraject zouden opnemen.
Collectief windmolenpark Windenergie speelt een belangrijke rol in de diversificatie van het aanbod aan hernieuwbare energiebronnen. Zowel het technische aspect als het verkrijgen van de nodige vergunningen voor individuele aanvragen stuit dikwijls op moeilijkheden. Aangezien het aantal locaties voor het plaatsen van windmolens erg beperkt is, is het aangeraden een maximale inplan ting met een zo groot mogelijk aantal windmolens na te streven. De collec tieve ontwikkeling van een dergelijk windpark speelt in het voordeel van een dergelijke maximalisatie. Een collectief initiatief reduceert eveneens de onderlinge concurrentie voor het plaatsen van een turbine vanwege een evenwichtige verdeling van niet alleen de baten maar ook de lasten. Vanwege de gewichtigheid en de benodigde inspanningen om een derge lijk initiatief aan te vatten werd er gekozen voor het opstarten van gesprek ken met marktspelers, rekening houdende met het feit dat een langere tijdsperiode dan deze aangegeven door de projectperiode vereist is.
Ecologisch groenbeheer Het inrichten van groene bufferzones tussen bedrijven en woongebieden
40 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
of natuurlandschappen en dit op een ecologische wijze houdt o.m. in dat gekozen wordt voor inheemse planten. Aangezien gedurende de eerste jaren een ecologisch groenbeheer erg arbeidsintensief is, zijn sociale te werkstellingsprojecten aangewezen. Na de eerste jaren vermindert de ar beidsintensiteit van een dergelijk beheer.
Samen op weg naar implementatie Dat ecologische uitdagingen economische opportuniteiten kunnen opleveren wordt reeds sinds enkele jaren onderschreven door een groot aantal innovatieve bedrijven die op hun beurt anderen inspireren anders om te gaan met de huidige voorraad hulpbronnen. Het uitzetten van een lange termijn visie naar een duurzamere samenleving en het aangaan van de bestaande uitdagingen vereist de in breng van alle actoren in de maatschappij.
SIS project Duurzame economische ontwikkeling verwijst naar het samengaan van economische ontwikkeling met respect voor het leefmilieu en voor het welzijn van de huidige en toekomstige generaties. Het begrip ‘duurzame bedrijventerreinen’ slaat ondermeer op aspecten van inrichting, ruimtegebruik, ruimtelijke kwaliteit, milieuvriendelijk om gaan met reststoffen en energie, en CO2 neutraliteit. Nieuwe ideeën en innovatieve concepten kunnen een grote bijdrage leveren aan een duurzame inrichting van de bedrijventerreinen zodat de huidige en nieuwe ondernemingen zich kunnen inschalen in de actuele doelstellingen van duurzaam ondernemen. Naast de duurzame inrichting van nieuwe terreinen gaat de aandacht ook steeds meer naar initiatieven om bestaande bedrijventerrei nen op te waarderen. Ook deze herontwikkeling kadert in een duur zaam omgaan met de beperkte economische ruimte, zodat de huidige economische activiteiten kunnen worden bestendigd en eventuele knel punten kunnen worden aangepakt. De duurzame inrichting van de economische ruimte is een verant woordelijkheid van diverse actoren. POM Limburg stelt zich op dit vlak op in een ondersteunende rol voor de terreinbeheerders (door
Figuur 2: SIS-Metroplan
SIS-Metroplan
Duurzame Bedrijventerreinen KWALITATIEF
Sociaal
VOORBEREIDENDE FASE
Duurzaam werkklimaat
Communicatie
CONCEPTIE- OF ONTWERPFASE
Duurzaam leefklimaat Samenwerking bedrijven sociale economie
Informeren
UITGIFTEFASE EXPLOITATIE- EN BEHEERSFASE
Duurzame vervoersmodi
HANDHAVINGSFASE Duurzame materialen en bouwwijzen
Technisch Visie duurzaamheid
Ruimtelijke + arch. samenhang gebouwen
CO2 neutraal
Cradle-to-cradle Duurzaam locatiebeleid
Ruimtelijk-visueel verband terrein-omgeving
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Limiteren grondvoorraden en restruimte
Groenvoorzieningen
Wegensysteem Gemeenschappelijke parkings
Bufferzones
Ruimtelijk
Overeenkomsten Formele structuur
Juridisch
Intensief ruimtegebruik
Handhavingsmaatregelen
Inzicht wensen en behoeften
Economisch
Meervoudig ruimtegebruik + verwerving functies
Vlotte toegang
Clusteracties
Ondernemersvereniging
Zelfbedruipend overkoepelend management
gaans het gemeentebestuur) en de ondernemersclubs die de gevestigde bedrijven vertegenwoordigen. Op de meeste Limburgse bedrijven terreinen hebben de ondernemingen zich verenigd in een dergelijke ondernemersclub.
Sustainable Industrial Sites Meten is weten, onder dit motto ontwikkelt POM Limburg samen met het Centrum Duurzaam Bouwen (Cedubo), in het kader van het project ‘Sus tainable Industrial Sites’ (SIS), goedgekeurd in het kader van het Interreg IVA-programma van de Euregio Maas-Rijn, een praktisch instrument om de duurzaamheid van een bedrijventerrein in kaart te brengen en om aan te duiden welke punten voor verbetering vatbaar zijn. Het instrument bestaat uit een eenvoudige, online in te vullen vragenlijst en een Metroplan. Het is een modulair systeem op basis van kwantitatieve en kwalitatieve criteria die de ontwikkelaar begeleiden in het ontwikkelingstraject.
Kwalitatieve meting Ondanks de steeds groeiende interesse voor duurzame bedrijven terreinen en de implementatie van heel wat concrete verduurzamingsac ties op industrieparken blijft bij veel ondernemers, lokale overheden en terreinbeheerders nog steeds de roep naar de operationalisering van het duurzaamheidsbegrip op bedrijventerreinen. In het kader van het ‘SIS’-
project wordt aan de hand van een aantal targets praktische invulling ge geven aan de verduurzaming van bedrijventerreinen. De onderzoeksgroep Milieu- en ruimtebeheer van de Universiteit Gent bestudeert al sedert een tiental jaren het concept van de duurzame bedrij venterreinen en richt zich in dat kader ook op de studie van het collectief ondernemen en het management van dergelijke bedrijvenparken. Daar toe ontwikkelde de onderzoeksgroep een managementkader waarbij de thematiek van duurzame bedrijventerreinen en interbedrijfssamenwer king wordt bestudeerd vanuit vijf verschillende invalshoeken: juridisch, economisch, ruimtelijk, technisch en sociaal (JERTS). Ontegensprekelijk speelt elk van deze invalshoeken een wezenlijke rol bij de aanpak en de implementatie van clusterinitiatieven. Om een economisch rendabele en technisch haalbare samenwerkingsvorm op te starten is er namelijk nood aan een zeker juridisch draagvlak. Met de ruimtelijke randvoorwaarden en het sociale draagvlak als maatschappelijke invalshoeken zijn dan de contouren geschetst voor duurzame acties op bedrijventerreinen met een preventief of proactief doel. Het Metroplan (figuur 2) werd ontwikkeld in samenwerking met de Universiteit Gent.  Dit metroplan is een ‘roadmap’ ontwikkeld voor bedrijventerreinontwik kelaars en -beheerders die hun bedrijventerrein willen verduurzamen of een nieuw duurzaam bedrijventerrein willen ontwikkelen.
ECONOMISCH ECONOMISCHRAPPORT RAPPORTPOM-ERSV POM-ERSVLIMBURG LIMBURG– –FEBRUARI JANUARI 2012 - 41
en h c e t n v j i a r cbelde ei n r r e t en
Het is wel de bedoeling van het SIS-metroplan om ontwikkelaars en be heerders van bedrijventerreinen te begeleiden bij het maken van duur zame keuzes in de verschillende fases van de ontwikkeling en het beheer van een bedrijventerrein.
De criteria energie, water, materialen, mobiliteit en biodiversiteit kunnen in deze tool als aparte modules worden getest.
Kwantitatieve meting
Energie
De antwoorden op de diverse vragen worden gebundeld en hieruit wordt be paald hoe duurzaam het terrein (of bedrijf) is. Het instrument kan dan ener zijds ingezet worden voor een (zelf)test van de duurzaamheid van het terrein maar later kan het uitgroeien tot een label of een criteriaset voor het beleid.
AMBITIENIVEAUS
INDICATORWAARDE
DASHBOARD
Company xy
Het kwantitatieve evaluatie-instrument is ontwikkeld om ontwik kelaars en beheerders van bedrijventerreinen te ondersteunen bij het verduurzamen van een bestaand of het duurzaam ontwikkelen van een nieuw bedrijventerrein. Ook ondernemers zullen hier een handig instrument ontdekken om te kijken hoe ver hun bedrijf staat op vlak van duurzaamheid.
Mobiliteit Mobiliteit gebouw woon-werk
Water
Materialen
Materialen
Mobiliteit
Mobiliteit Mobiliteit
Biodiversiteit
output
gebouw professioneel
gebouw vracht
gebouw
DISTANCETO-TARGET
zo gaat het mis niveau
0
0%
Producten
Materialen
100%
Energie
Bedrijventerrein X
Water
niveau
1
niveau
2
25%
Afval
ambitieniveau: distance-to-target
75%
Groene Energie
50%
Niet-hernieuwbare materialen
3
75%
Materialen
50%
Bedrijventerrein X
Fossiele Energie niveau
Hemel- Hernieuwbare/ Hemelwater vaart gerecycleerde
25%
Herbruik Energie, Water en Materialen
Leidingwater
Producten Afval
target = naar 0-impact
0-energie / 0-water / 0-materialen
Groene Energie
niveau
4
100%
0%
Hemel- Hernieuwbare/ Hemelgerecycleerde vaart water Materialen
Bedrijventerrein X Herbruik Energie, Water en Materialen Kringlopen! bronnen oogsten en gebruiken als nieuwe input
42 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Producten
Project dashboard Het is de bedoeling van de tool om de verschillende criteria naast elkaar te plaatsen, niet om een cumulatief resultaat te geven van de verschillende criteria (door bijvoorbeeld wegingsfactoren toe te passen). Het dashboard zal een overzicht geven van de ‘duurzaamheidssco res’ op de verschillende criteria.  Het is duidelijk dat de focus niet langer moet liggen op het verbete ren van slechte concepten uit het verleden maar dat er vooruit geke ken moet worden: hoe ver staan we van de ideale situatie. In juli 2009 sloten de G8 een akkoord over 80% CO2 reductie tegen 2050. Er is dus duide lijk nood aan het exploreren van de situatie waar gebouwen en de gebouwde omgeving 0 of bijna 0-impact hebben.
Via de ‘speelmodule’, die het instrument ter beschikking stelt, is het moge lijk om na te gaan in welke mate er acties moeten ondernomen worden om ambitieniveau 4 te behalen. In dit voorbeeld wordt er uitgegaan van enkel groene energie.  De energie indicator zal vervolgens niveau 4 aangeven, waarmee het maximale niveau bereikt wordt. Om dit niveau te bereiken zal het bedrijf in dit voorbeeld dus 100 % groene elektriciteit aankopen en extra investe ren in zonnepanelen. In dit voorbeeld werd enkel de indicator elektriciteit in rekening genomen. De tool zal echter nog brandstoffen en warmte uit wisseling met naastliggende bedrijven in rekening nemen om het niveau voor het criterium energie te berekenen.
Daarom is voor de verschillende criteria een kwantitatieve meting uit gewerkt die de mate van duurzaamheid ten opzichte van een vast gelegde 0-target stelt. De score wordt uitgedrukt in ambitieniveaus. Niveau 4 is de ultieme target waar, door het gebruik van hernieuw bare energie, materialen, etc en het sluiten van kringlopen, geen nieuwe input meer nodig is.  De concrete toepassing van het instrument:
Belangrijk is dat het instrument getoetst blijft aan de praktische reali teit. Beheerders van bedrijventerreinen kunnen een bepaald ambitieni veau behalen of vooropstellen en eigen accenten leggen. De lat mag niet onhaalbaar hoog liggen, maar dient toch voldoende ambitie uit te stra len. Er wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwe en her in te richten bedrijventerreinen.
In de vragenlijst, voor het criterium energie, dient het bedrijf of de bedrijventerrein ontwikkelaar/beheerder de correcte gegevens in te vullen over zijn energieverbruik per jaar (in dit voorbeeld wordt gebruik gemaakt van fictieve gegevens). 
Overzicht Energie Info
De testfase van het project, waarin de tool zal toegepast worden op bedrij venterreinen, gaat in de eerste helft van 2012 van start met als piloot be drijventerrein De Schacht in Heusden-Zolder. Bedrijventerrein-ontwik kelaars of -beheerders die wensen te participeren in deze testfase worden verzocht contact op te nemen met POM Limburg of Centrum Duurzaam Bouwen. Het toetsingsinstrument zal najaar 2012 operationeel zijn.
Op basis van deze gegevens zal de energie indicator niveau 1 aan geven. Deze indicator beoordeelt in hoeverre een bedrijf energie neutraal is. Hoe lager het energieverbruik van het bedrijf, hoe makkelijker deze energie neutraliteit bereikt is. De resterende energie moet zoveel mogelijk groen zijn. Een bedrijf dat restwarmte afneemt van een an der bedrijf of derde partij kan dit ook inbrengen als groen.
Duurzame mobiliteit op Ravenshout Begin 2010 richtte POM Limburg een stuurgroep op met het oog op het uitbouwen van een project rond duurzame mobiliteit op het industrieterrein Ravenshout, het tweede grootste bedrijventerrein in Limburg. Partners in de stuurgroep werden de Provincie Limburg (i.c. Mobidesk Limburg), de drie betrokken gemeenten (Beringen, Ham, Tes senderlo) en de vervoersmaatschappij De Lijn Limburg. Er werd een pro jectvoorstel ingediend bij het EFRO fonds en er werd een samenwerkings protocol tussen de actoren ondertekend. Op 20 oktober 2010 keurde het Comité van Toezicht van het programma EFRO-Vlaanderen 2007-2013 het project ‘Ravenshout, €-logisch op
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 43
EN H C A N TE
E CBLEDRIJV
EIN RR E ENT
weg’ goed. Door deze goedkeuring kunnen de promotoren rekenen op ondersteunende Europese middelen voor de uitvoering van het project dat de bereikbaarheid van deze industriezone in WestLimburg wil verhogen. Het project past in de uitvoering van het fietspuntenplan dat in de planperiode van de Limburgovereenkomst is opgemaakt en dat gericht is op het realiseren van een efficiënt en voldoende fietsaan bod en –dienstverlening om het duurzaam woon-werkverkeer te bevorderen. Dit plan is gebaseerd op het systeem van subregiona le fietspunten en fietssatellietpunten die met behulp van de sociale economie worden gerealiseerd. In het kader van het project ‘Duurzaam bedrijventerreinmanage ment’ werd in de loop van 2006 door POM Limburg reeds een bevraging uitgevoerd op een groot aantal bedrijventerreinen in Limburg. Deze bevraging, die georganiseerd werd in samenwer king met de lokale ondernemersclubs, had tot doel om de belangrijk ste knelpunten op de bedrijventerreinen te leren kennen en om de behoeften tot samenwerkingsverbanden in kaart te brengen. Als reactie op de resultaten van de bevraging werden de bedrijven eerst door Mobidesk op de hoogte gebracht over haar werking en over de mo gelijke initiatieven die dit provinciaal verkeerscoördinatiecentrum kan nemen. Zo werden een aantal knelpunten reeds weggewerkt. Vervolgens vonden POM Limburg, Mobidesk en de besturen van Beringen, Ham en Tessenderlo elkaar als partners om een project te organiseren ter verbete ring van de bereikbaarheid en mobiliteit op Ravenshout. De partners van het project willen de bereikbaarheidssituatie van het terrein niet alleen rechttrekken, maar Ravenshout op lange termijn omtoveren tot een Vlaamse koploper op vlak van duurzaam woon-werkverkeer. De ambitieuze doelstelling luidt : een daling van 10 % autosolisten tegen 2015. De uitdaging bestaat er dus in om het aandeel van de autosolisten in het woon-werkverkeer naar Ravenshout te verlagen door meer gebruik te maken van het openbaar vervoer, door meer fietsgebruik en door meer mensen aan te moedigen om te carpoolen. Mobidesk is de promotor van het project, POM Limburg en De Lijn Lim burg zullen intensief meewerken aan de uitvoering. Het project geniet de steun van de lokale ondernemingsclubs, werkgeversorganisaties, de uit zendsector, het ACV en het ABVV. Eind 2010 werden 2 bedrijven geselecteerd in functie van de uitge zonden bestekken. Eén bedrijf werd verkozen om de opmaak van een bereikbaarheids- en mobiliteitsprofiel te verzorgen, de tweede vennoot schap werd verzocht de communicatie van het project te behartigen. De opmaak van bereikbaarheids- en mobiliteitsprofielen is een belangrijke stap in de ontwikkeling van een bedrijfsvervoerplan voor een bedrijvenzone. Dit plan heeft tot doel te komen tot een effi ciëntere en duurzame mobiliteit in het woon-werkverkeer. Het wordt opgemaakt aan de hand van bevragingen bij werkgevers en werknemers, en via een regelmatig overleg.
44 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
De opdracht Communicatie bestaat uit het sensibiliseren van werkgevers en werknemers over de voordelen van duurzaam woonwerkverkeer: financiële en fiscale voordelen, besparingen qua tijd, tewerkstelling, rationeel ruimtegebruik, de ecologische meerwaarden en het gezondheidsvoordeel. Met het oog op het enthousiast uitdragen van deze boodschap in de verschillende bedrijven werd er inmiddels een ‘Ravenshoutbrigade’ opgericht: werknemers van bedrijven op Ravenshout werden uitgenodigd om in kleine groepen te brainstormen over mogelijke acties. In mei 2011 gingen de eerste brainstormsessies van start. Uit deze ses sies volgde een concreet actieplan voor de hele periode van het pro ject. De communicatie rond de Ravenshoutbrigade gebeurt aan de hand van 6 acties. Eind juni 2011 werd de Ravenshoutbrigade gelanceerd met de actie ‘De Ravenshoutbrigade rolt de rode loper voor je uit’. In september 2011 volgde dan een ludieke guerrilla-actie ‘5 goede redenen om niet…..’. In de winter van 2011-2012 wordt de ac tie ‘we carpoolen vandaag’ uitgewerkt. In de lente 2012 komt ‘De Ra venshout fietsmap’ uit. In de zomer van 2012 verdeelt de brigade een ludiek gadget om de fietsers te belonen. En in het najaar van 2012 ‘geeft de Ravenshoutbrigade er ene’. Voor iedere actie wordt een apart communicatieplan voorzien.
EnergieConversiePark: case rond hernieuwbare energie productie op bedrijventerreinen Belgisch-Limburg Inleiding Biomassa vormt als energiebron een belangrijk duurzaam alterna tief voor het gebruik van fossiele brandstoffen. Momenteel worden voor de hand liggende biomassa(rest)stromen zoals GFT, maaisel en snoeisel, bijproducten van landbouw en industrie (bv. dierlijk mest of houtafval),… slechts in beperkte mate gebruikt voor energieproductie. De afzetmogelijkheden voor deze stromen zijn op dit moment be perkt en ook vrij duur. Er is bijgevolg een stijgende vraag naar oplos singen die een economische meerwaarde genereren voor deze lokaal beschikbare biomassastromen. Met financiële ondersteuning van het INTERREG-programma en onder meer de Provincie Limburg trachten de projectpartners VITO, Wagenin gen Universiteit, Universiteit Hasselt, Avans Hogeschool en Hogeschool Zeeland de mogelijkheden voor hernieuwbare energieproductie op basis van biomassa te verbreden. Het Europees project is gestart op 1 april 2010 met een looptijd van 3 jaar.
ECP concept Een oplossing voor bovenstaand probleem kan geboden worden door de toepassing van een EnergieConversiePark (ECP). Een ECP is een combi natie van verschillende biomassaverwerkingstechnologieën op één loca tie. Dankzij deze verschillende technieken kunnen meerdere vormen van biomassastromen verwerkt worden tot diverse eindproducten (elektrici teit, warmte, biobrandstoffen, …). Deze aanpak maakt talrijke kostenef
fectieve en energetisch optimale combinaties mogelijk. Voor de aanlevering van input voor het ECP wordt gekozen voor lokaal beschikbare biomassa(rest)stromen (binnen een straal van 30 km). Dit beperkt de logistieke kosten en minimaliseert de CO2-uitstoot. Ook de eindproducten worden zoveel mogelijk lokaal afgezet.
Warmte-uitwisseling met omliggende bedrijven/ warmtegrids Biomassa 1
Elektriciteitsnet Conversietechn 1
Biomassa 2
Conversietechn 2
Biobrandstoffen
In het ECP project zullen een technologisch concept en businessplan uitgewerkt worden voor 5 pilots in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Op basis van deze ervaring (technologisch concept en businessplan uitwerken) zullen een handleiding en kennissysteem worden ont wikkeld, die de belangrijkste achtergrondgegevens samenbrengen en de beste aanpak omschrijven om een EnergieConversiePark uit te werken, zodat het concept in de toekomst ook verder verspreid kan worden op andere locaties.
Limburgse case
Conversietechn .. Biomassa ..
Afhankelijk van de regio zijn de relevante biomassastromen in Limburg verschillend. In het zuiden van Limburg zijn meer resten van glastuin bouw beschikbaar. In het noorden zijn grote arealen bossen beschikbaar. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke biomassa(afval)stromen waar vrij komen. In het ECP project zullen deze regionale stromen nader onderzocht worden.
Producten, voedingselementen, veevoeding
Om potentieel interessante locaties te bepalen binnen de provin cie Limburg, werd eerst een ‘macro-screening’ uitgevoerd. Hierbij werden verschillende criteria, bepaald door een panel van experts, gekoppeld aan een Geografisch informatie Systeem (GIS). De hoofdcrite ria die gehanteerd werden zijn: -- Input: een screening van (potentieel) beschikbare inputstromen (GFT, maaisel, mest, hout uit industrie, hout uit bos, landbouwgewassen); -- Output: welke potentiële warmteafnemers zijn er aanwezig; -- Biomassa-installatie: installaties die op dit moment (of in de nabije toekomst) gebruikt (zullen) worden voor het verwerken van be paalde vormen van biomassa;
ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 45
EN H C A N TE
E CBLEDRIJV
EIN RR E ENT
-- Maatschappij: gaat na of steden en gemeenten toelaten een ECP te plaatsen; Op basis van de totaalscores, die bepaald werden via bovenstaande stappen, konden de meest interessante locaties aangeduid worden. Hieruit werden een beperkt aantal locaties geselecteerd, zijnde Lommel, Houthalen-Helchteren, Genk en Sint-Truiden. Hoe donkerder de gemeente is ingekleurd op figuur 3, hoe interessan ter deze is om een ECP te realiseren. De locaties werden niet enkel geselecteerd op basis van input alleen, maar op basis van alle criteria.  Per site kan het gaan over de verwerking van biomassa (droge massa) in de ordegrootte van 20.000 tot 50.000 ton. Hieruit wordt een combinatie van elektriciteit, warmte, biobrandstoffen en andere producten geproduceerd, afhankelijk van de lokale situatie. Bij verwerking van 50.000 ton biomassa komt de output van zulke site overeen met het elektriciteitsverbruik van 10.000 gezinnen en de gemiddelde warmtevoorziening van 7 middelgrote ondernemingen, wat een besparing van 75.000 ton CO2 per jaar oplevert.
Figuur 3: Potentieel interessante locaties voor ECP in Limburg (hoe donkerder, hoe interessanter)
HamontAchel Neerpelt
Lommel Overpelt
Bocholt
Hechtel Eksel
Bree
Maaseik Meeuwen Gruitrode
Ham Beringen
HouthalenHelchteren
Tessenderlo
Opglabbeek
HeusdenZolder
Maasmechelen
Genk Herkde-Stad
Hasselt Diepenbeek
NieuwerAlken kerken
Zutendaal Lanaken Bilzen
Kortessem
Wellen St. Truiden
Dilsen Stokkem
As Zonhoven
Lummen
Halen
Kinrooi
Peer
Leopoldsburg
Hoeselt Riemst
Borgloon Tongeren Heers
Voeren
Gingelom Herstappe
In eerste instantie wordt een micro-screening uitgevoerd in Lommel. Onder andere via interviews wordt het economische biomassapoten tieel van de regio rond Lommel (straal 30 km) ingeschat en wordt de vraag naar en het aanbod van warmte in Lommel in kaart gebracht. Hieraan gekoppeld zal nagegaan worden in welke mate bedrijven op de Lommelse bedrijventerreinen geïnteresseerd zijn in een mogelijke samenwerking voor een meer klimaatneutraal bedrijvenpark. Gelijk lopend met de micro-screening in Lommel, wordt voor een andere pilootinstallatie in de grensregio Vlaanderen-Nederland een econo mische analyse verricht. Hiertoe worden eerst een aantal technische concepten uitgewerkt. Daarna volgt de opstelling van de massa- en energiebalansen, waarna de economische evaluatie kan doorgevoerd worden. Er wordt onderzocht of een combinatie van uni-dimensionale modellen tot een multi-dimensionaal model mogelijke technische en eco nomische voordelen kan bieden. De Limburgse case bevat een specifiek aandachtspunt, nl. biomassa in samenhang met bodemsanering. Biomassastromen afkomstig van fyto-remediatie (het gebruik van planten om vervuilde gronden te saneren) zullen betrokken worden in het ECP project in Limburg, in combinatie met lokaal beschikbare reststromen. Op een oppervlakte van 70.000 hectare in de grensoverschrijdende Kempense regio (pro vincies Antwerpen, Limburg en Noord-Brabant in NL) is er sprake van vervuiling van zware metalen (voornamelijk cadmium). Enkele duizen den hectare hiervan kunnen in aanmerking komen voor productie van energiegewassen. Hieronder wordt een project beschreven dat in Limburg wordt uitgewerkt rond de valorisatie van biomassastromen. Dit voorbeeld is niet gebonden aan het ECP dat hierboven werd beschreven.
46 - ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012
Tongeren-Oost NPG Energy investeert in Tongeren 11 miljoen euro in een biovergistings installatie die vooral op maïs zal draaien. Dochter bedrijf Biopo wer Tongeren zal de centrale van 2,8 megawatt uitbaten waar mee groene stroom kan geleverd worden aan zo’n 6500 gezinnen. Landbouwers in de buurt van Tongeren kunnen een langetermijncontract aangaan om energiemaïs te telen voor de vergister. In de gesloten vergistingsinstallatie zal organisch materiaal, meer be paald energiegewassen en landbouwafval, anaëroob worden afgebroken en omgezet in biogas. Met dat gas wordt dan groene stroom geproduceerd. De centrale zal jaarlijks 35.000 tot 40.000 ton maïs verbruiken, wat over eenkomt met 500 tot 600 ha landbouwgrond waar energiemaïs geteeld gaat worden. Het contract levert voor tien jaar stabiliteit aan landbouwers in de buurt die het nu toch moeilijk hebben om te overleven. Er wordt gekozen om samen te werken met landbouwers in de buurt van Tongeren, zo blijft het transport tot een minimum beperkt wordt. Het bedrijf kreeg een vergunning om de capaciteit van de vergis ter te verdubbelen naar 5,6 megawatt. Op lange termijn zullen extra investeringen worden uitgevoerd en zullen alle Tongerse gezinnen van groene stroom voorzien kunnen worden.
Onbenutte bedrijventerreinen In opdracht van de Vlaamse Overheid, die het ruimtegebruik op bedrijventerreinen wil optimaliseren, voerde POM Limburg van medio 2005 tot begin 2007 een ‘Detailonderzoek Onbenutte Bedrijfs gronden’ uit. In dit onderzoek werden de onbenutte bedrijfsgron den van 1 hectare en groter geïnventariseerd en werden de eigenaars gevraagd naar de reden van de on(der)benutting. Begin 2008 startte POM Limburg, in opdracht van het Agentschap Ondernemen van de Vlaamse Overheid, het project ‘Onderhande lingsteams Onbenutte Bedrijfsgronden’. Het project bestaat uit het voeren van onderhandelingen met eigenaars van onbenutte bedrijfs percelen en loopt tot eind 2011. Met dit initiatief komt POM Limburg tegemoet aan de vraag van de Vlaamse Overheid om zoveel moge lijk uitgeruste bedrijventerreinen beschikbaar te maken voor nieuwe investeringen. In overleg met het Agentschap Ondernemen werd beslist om ook percelen kleiner dan 1 ha en groter dan 0,5 ha op te nemen. In 2010 werden door POM Limburg diverse gesprekken gevoerd met ei genaars van onbenutte bedrijfsgronden, meestal in nauwe samenwerking met de respectievelijke gemeenten. Er werden in totaal 74 ha gronden ge activeerd. Onderverdeeld naar de diverse streken van Limburg, kunnen we volgende vaststellen: in West-Limburg werd 23 ha geactiveerd, in Mid den-Limburg werd 5 ha vermarkt, in het Maasland werd 30 ha geactiveerd, in Zuid-Limburg werd 16 ha vermarkt. Inspirerend is het voorbeeld van de gemeente Lanaken : het AGB Lanaken heeft meer dan 7 ha onbenutte grond van de Cel anese nv aangekocht om er spoor- en watergebonden percelen te gaan ontwikkelen. Aan de noordzijde van de nv Sappi worden ver
spreide percelen aangekocht om er een KMO-zone en een water gebonden industriezone te ontwikkelen. Langsheen het kanaal komt er een uitbreiding van het kaaienbestand, in samenwerking met nv De Scheepvaart. Eind 2010 bedroeg de onbenutte bedrijfsgrond in totaal 646 ha, van oor spronkelijk 900 ha. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal hectaren onbenutte grond in diverse Limburgse gemeenten. Figuur 4: Onbenutte bedrijfsgrond per gemeente (>0,5 hectare) in 2010 Gemeente Beringen Bilzen Bocholt Bree Dilsen-Stokkem Genk Halen Ham
ha 83 3 3 12 31 111 4 16
Gemeente Hamont-Achel Hasselt Heusden-Zolder Houthalen-Helchteren Lanaken Leopoldsburg Lommel Lummen
ha 6 14 14 28 35 4 28 18
Gemeente Maaseik Maasmechelen Opglabbeek Overpelt Sint-Truiden Tessenderlo Tongeren Zutendaal
ha 11 27 13 34 16 111 14 9
Bij het categoriseren van de gronden werd eind december 2010 vastgesteld dat 26 % van de onderzochte percelen reeds werd ‘geactiveerd’. Hieronder vallen terreinen waarop reeds werd gebouwd, die werden aangekocht met de intentie tot bouwen, waarvoor een bouwaanvraag in behandeling is, waarvoor een concessie is verleend, en terreinen die zich bevinden in een of andere fase van activering. 35 % van de onbenutte gronden bevindt zich onder de noemer ‘geblokkeerd’: de eigenaars wensen geen verdere vermarktingsinitiatieven te nemen. Van 24 % van de percelen kan gezegd worden dat de situatie ‘acti veerbaar’ is. Deze groep van activeerbare onbenutte gronden bete kent een belangrijk potentieel waaruit een reëel vestigingsaanbod kan gepuurd worden. Figuur 5: Verdeling onbenutte bedrijfsgronden in Limburg in 2010 (in ha)
235
315
235
315
63
63
63
215
63
9
Geactiveerd
9
Activeerbaar
Geactiveerd Activeerbaar Verantwoorde reserve
Verantwoorde reserve Beleidsredenen Gedwongen reserve Geblokkeerd
Beleidsredenen Gedwongen reserve ECONOMISCH RAPPORT POM-ERSV LIMBURG – FEBRUARI 2012 - 47
Geblokkeerd
215