3 INHOUD Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 1. Inleiding en probleemstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2. Steekproef . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 3. Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.1 Algemene kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.2 Aandacht voor techniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 3.3 Leerstofaanbod . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 3.4 Onderwijsleerproces
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
3 . 5 B e l e i d e n o rg a n i s a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 2
4. Normering van de kwaliteit van het techniekonderwijs . 25 5 . Ve r s c h i l l e n t u s s e n s c h o l e n . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2 9 5.1 Algemene kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 5.2 Schoolkenmerken
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
5.3 Aandacht voor techniek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 5.4 Onderwijsleerproces
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
5 . 5 B e l e i d e n o rg a n i s a t i e . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 4
6. Conclusies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37 Literatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Aanvullende tabellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 Vr a g e n l i j s t ' Te c h n i e k i n U i t v o e r i n g ' . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 4
5 S A M E N VAT T I N G Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat de Inspectie van het Onderwijs de komende jaren na hoe het met de kwaliteit van het techniekonderwijs in het basisonderwijs gesteld is. De gegevens daarvoor worden jaarlijks verzameld bij een representatieve steekproef van basisscholen. De gehanteerde vragenlijst is een bewerking van de vragenlijst uit de PPON-reeks Balans van het natuurkunde- en techniekonderwijs aan het einde van de basisschool uit 2002. De belangrijkste conclusie is dat basisscholen 'techniek' op heel verschillende manieren in blijken te vullen. Die verschillen betreffen de hoeveelheid tijd die ze aan techniek besteden, de inbedding in het rooster, het aanbod, de inhoud, de organisatie, enzovoorts. Kortom, in bijna alles. Hieronder wordt deze diversiteit toegelicht. Aandacht voor techniek
Bijna alle basisscholen doen wel iets aan techniek. Slechts 16 procent van de scholen geeft aan niets aan techniekonderwijs te doen. Het gros van de scholen is dus wel met techniekonderwijs bezig, al is dat voornamelijk incidenteel. 12 procent geeft aan structureel aan techniekonderwijs te doen. De vormgeving van het techniekonderwijs blijkt zeer divers. Scholen geven techniekonderwijs vooral vorm met behulp van losse lessen of geïntegreerd in een ander vakgebied, waarbij dit het meest voorkomt bij handvaardigheid en natuuronderwijs, maar ook bij wereldoriëntatie. Scholen bieden techniek maar zelden als apart vak aan. Basisscholen besteden op jaarbasis per groep gemiddeld ruim dertien uur aan techniek. Dat is dus gemiddeld één uur per maand. De meeste tijd wordt in de bovenbouw aan techniek besteed: in groep 7 en 8 gaat het om ruim vijftien uur per jaar, terwijl dat in groep 3 minder dan tien uur is. In groep 1-2 is het meer, namelijk ongeveer 14 uur. Dat komt omdat techniek daar geïntegreerd is in de rest van het aanbod: in het hoekenwerk wordt vaak met bouw- en constructiematerialen, zoals Lego, Duplo, K'nex en blokken gewerkt. Scholen die techniek structureel op het lesrooster hebben staan, besteden ruim twee keer zoveel tijd aan techniek als de rest, en dan met name in groep 8 en 7. Omdat veel scholen techniek integreren in een ander vakgebied is het overigens moeilijk om precies aan te geven wanneer techniek 'begint' en wanneer het 'eindigt'. De voornaamste belemmering voor de scholen om veel aan techniek te doen is de overladenheid van het onderwijsprogramma (bij ruim 75 procent van de scholen). Andere problemen zijn het gebrek aan techniekmaterialen (73 procent) en de hoge aanschafkosten hiervan (63 procent), onvoldoende deskundigheid (ongeveer de helft) en onvoldoende tijd voor de voorbereiding van techniek, menskracht en/of ruimte (ongeveer 35 procent). Slechts 5 procent van de scholen zegt geen problemen te ervaren. Leerstofaanbod
Scholen werken met een veelheid van materialen. Ongeveer 80 procent van de scholen werkt met losse materialen, zoals bouwmaterialen (blokken, Lego, e.d.), constructiematerialen (K'nex, Meccano e.d.), leskisten en gereedschappen. Een kwart van de scholen werkt met een methode, zoals Leefwereld (natuuronderwijs), en dan met name in de bovenbouw. Tenslotte werkt ongeveer 15 procent met een bronnenboek. Eén op de drie scholen heeft het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren op elkaar afgestemd.
6 Onderwijsleerprocessen
Dat techniek vaak wordt geïntegreerd in het vakgebied handvaardigheid is niet vreemd gezien de soort activiteiten die scholen het meeste doen als ze het over techniekonderwijs hebben. Het gaat hier vaak om het maken van producten, terwijl vaardigheden als ontwerpen en analyseren van producten beduidend minder aan bod komen. Deze activiteiten vinden vooral in groep 7 en 8 plaats. Technieklessen zijn vooral doe-lessen ('hands-on'). Wat vaak te weinig aan de orde komt, is het 'mind-on': het is vaak meer namaken dan zelf ontwerpen en analyseren en ook komt men vaak niet aan reflectie toe als er iets gemaakt is. Het scala aan activiteiten is groter dan 'alleen' lessen. Scholen nodigen een gastdocent of ouder uit, leerlingen maken gebruik van internet, maar er worden ook uitstapjes ten behoeve van het techniekonderwijs gemaakt, zowel excursies naar bijvoorbeeld bedrijven als ook bezoekjes aan musea en technocentra. De opbrengsten van het techniekonderwijs worden (nog) weinig vastgesteld. Slechts 14 procent van de scholen heeft techniekdoelen geformuleerd. Eén vijfde van deze scholen kan aantonen dat de kerndoelen techniek bereikt zijn aan het einde van de basisschool en ongeveer twee derde van die 14 procent zegt dat dit voor een gedeelte is gelukt. Beleid en organisatie
Bij een kwart van de scholen staat techniek beschreven in het schoolplan. Bij een derde van de school maakt men gebruik van elkaars deskundigheden en bij een kwart is techniek wel eens onderwerp in de teamvergaderingen. Op relatief weinig scholen (15 procent) is er een techniekcoördinator en nog minder komen scholing en coaching ten aanzien van techniekonderwijs voor. Ouders worden dikwijls bij het techniekonderwijs betrokken, met name voor excursies en bedrijfsbezoeken, maar ook voor het begeleiden van de onderwijsactiviteiten in de klas. Sommige scholen (15 procent) worden door de pabo gestimuleerd om met techniek aan de slag te gaan. Bijna 10 procent van de scholen geeft aan aangesloten te zijn bij een VTBregio. Er worden nauwelijks contacten met het vervolgonderwijs onderhouden met betrekking tot techniek. In het algemeen kan gezegd worden dat er nog maar weinig scholen zijn die techniek goed in hun beleid verankerd hebben. In het project Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB2) zijn normen vastgesteld om te kunnen bepalen of het techniekonderwijs op een school van voldoende kwaliteit is. Deze normen hebben betrekking op de mate waarin techniek verankerd is in het schoolbeleid (kwaliteitszorg), het leerstofaanbod en het onderwijsleerproces. Bij de start van het VTBproject voldoet ongeveer 2 procent van de scholen (ongeveer 140 scholen dus) al aan deze norm. Schoolvoorbeelden
Op de site www.schoolvoorbeelden.nl zijn portretten te zien van een aantal scholen die de inspectie beschouwd als goede voorbeelden voor andere scholen. Elk portret bestaat uit: - een aantal streaming-video filmpjes die laten zien hoe men in de school met techniek bezig is; - allerlei documenten en materialen die de school gebruikt bij/voor het techniekonderwijs; - een inspectierapport met de beoordeling van de kwaliteit van het techniekonderwijs op die school.
7 1. INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING In het verlengde van de EU-afspraken in 2000 in Lissabon gaan de Europese lidstaten de komende jaren fors investeren om Europa de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te laten worden, waarbij Nederland binnen de EU een toppositie gaat innemen. Met het Deltaplan Bèta/techniek moet er aantrekkelijker, gedifferentieerder én populairder bètaen techniek onderwijs in alle onderwijssectoren gegeven worden. Dit moet leiden tot minder uitval en meer uitstroom uit de beroepskolom en de universitaire opleidingen techniek en bèta. In het basisonderwijs wordt als onderdeel van dit plan het Actieplan Verbreding Techniek Basisonderwijs uitgevoerd. Het is de bedoeling dat in 2010 op tenminste 2500 basisscholen goed techniekonderwijs wordt gegeven. In tegenstelling tot veel andere landen bestaat het vak science niet op de Nederlandse basisscholen. Science omvat zowel techniek-in-engere-zin, als wereldoriëntatie, aardrijkskunde, biologie, natuuronderwijs, enzovoorts. De nieuwe kerndoelen basisonderwijs bevatten twee doelen die specifiek over techniek gaan: - Kerndoel 44: De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik; - Kerndoel 45: De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Deze doelen horen bij de kerndoelen over Natuur en techniek, die op hun beurt weer onder het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' vallen. Dit leergebied lijkt op science en het lijkt erop dat er een 1-op-1 vergelijking mogelijk is. Toch is dat niet helemaal het geval, want er zijn ook kerndoelen buiten 'Oriëntatie op jezelf en de wereld', zoals bij Nederlands en rekenen waarin 'techniek' aan de orde is, zoals kerndoel 32 (rekenen): De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen. Dit alles maakt het er niet gemakkelijk op om het onderwerp 'techniek op de basisschool' te definiëren. Bij het vakgebied techniek speelt de vraag of dit ingevuld moet worden met traditionele lessen met veel feitenkennis, of dat kinderen vooral veel aan de slag moeten met praktische oefeningen (hands-on) in combinatie met mind-on: ontwerpen, maken, gebruiken, analyseren en evalueren/reflecteren (Schimmel et al., 2002). De nieuwe kerndoelen basisonderwijs wijzen sterk in de richting van 'hands-on, mind-on'. Techniek is bij uitstek een middel om een moderne, aantrekkelijke en motiverende leeromgeving voor kinderen te maken die álle competenties van kinderen aanspreekt. Daarnaast is het van groot belang dat kinderen al op de basisschool een realistisch beeld krijgen van techniek en technologie als belangrijk maatschappelijk fenomeen. Daarom wordt als uitwerking van het omvangrijke actieplan 'Deltaplan Bèta/Techniek' van 2004-2010 het Nationaal Actieplan VTB uitgevoerd. De rol van de inspectie hierin richt zich op een aantal verschillende taken. De inspectie rapporteert over de stand van zaken met betrekking tot het techniekonderwijs op de Nederlandse basisscholen. Dit gebeurt aan de hand van gegevens die verkregen worden door het afnemen van een vragenlijst (zie bijlage 2). Verder is er een waarderingskader ontwikkeld om de kwaliteit, specifiek van het techniekonderwijs te kunnen vaststellen. Inmiddels zijn er diverse rapporten van scholen tot stand gekomen aan de hand van dit onderliggende waarderingskader.
8 Daarnaast heeft de inspectie een stimulerende taak. De inspectie maakt digitale portretten van scholen die een goed voorbeeld zijn voor andere scholen om met techniek aan de slag te kunnen gaan. Voorbeelden van de digitale portretten met de bijbehorende rapporten zijn de vinden op de website: www.schoolvoorbeelden.nl In dit technisch rapport wordt gerapporteerd over de informatie die voortgekomen is uit de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering' (bijlage 2). De afname van deze vragenlijst is gebeurd in het verlengde van de nulmeting van de inspectie uit 1995 en het PPON-deelonderzoek van de Citogroep uit 2002 (Thijssen et al., 2002). Uit de nulmeting in 1995 van de inspectie bleek dat ongeveer 12 procent van de scholen 'iets' structureels in hun schoolwerkplan hadden opgenomen en 'iets' aan techniek deden in hun onderwijs. Wat dit 'iets' precies inhoudt, wordt niet expliciet beschreven. In 2002 heeft het Cito een domeinbeschrijving voor 'Techniek' gemaakt en is er een afzonderlijke PPON-meting uitgevoerd naar techniek in het basisonderwijs ( Thijssen et al., 2002). De voornaamste uitkomsten staan in onderstaand overzicht: Hoeveel aandacht men schenkt aan techniek (percentage leraren): - (vrijwel) geen: 50 % - incidenteel: 40 % - regelmatig: 10 % Gemiddelde lestijd per week (in minuten per week): - 10 à 20 minuten per week Gebruikt een methode: - 15 à 20 procent van de leraren - er worden achttien verschillende techniekmethoden genoemd maar geen enkele wordt door veel leraren genoemd. De meest uitgevoerde activiteiten (geordend van relatief veel naar steeds minder): - de leerlingen ontwerpen/maken zelf een product - bezoek van een tentoonstelling of museum - tv/videoregistraties afspelen - excursie naar een bedrijf - via internet Meest genoemde problemen (geordend van relatief veel naar steeds minder): - de school beschikt over te weinig geschikte materialen - hoge kosten voor aanschaf materialen - te overladen onderwijsprogramma - geen geschikte ruimte op school voor techniekonderwijs - techniekonderwijs vraagt om extra menskracht in de klas en die is er niet. In dit technisch rapport worden de resultaten weergegeven van de nieuwe nulmeting in de tweede helft van 2004. In dit rapport zal daar waar mogelijk een vergelijking plaatsvinden met de PPON-gegevens. Dit rapport vormt ook de basis voor de rapportage in het Onderwijsverslag over de huidige stand van zaken met betrekking tot techniek in het basisonderwijs.
9 De inspectie wil dit jaarlijks blijven doen om zicht te krijgen op de volgende punten: - Aandacht voor techniek; - Leerstofaanbod met betrekking tot techniek; - Onderwijsleerprocessen bij techniekonderwijs; - Beleid en organisatie omtrent techniekonderwijs. De gehanteerde vragenlijst wordt door het VTB2-project ook gebruikt bij het beoordelen van scholen die in aanmerking (willen) komen voor subsidie voor en VTB2-project. Tevens geeft de bevraging zicht op hoeveel scholen techniekonderwijs aanbieden en van welke kwaliteit dit onderwijs is. Er is sprake van voldoende kwaliteit als de school voldoet aan de VTB-eindnorm (zie hoofdstuk 4). De probleemstelling als basis voor dit onderzoek luidt: Hoe is het gesteld met het aanbod, de vormgeving en de kwaliteit van het techniekonderwijs op de Nederlandse basisscholen?
11 2. STEEKPROEF De steekproef is aselect getrokken en omvat 350 scholen van de totale populatie van 6695 basisscholen (5 procent van alle scholen). De respons bedraagt met 263 basisscholen 75 procent. De representativiteit is getoetst aan de hand van spreiding van de responsscholen op de punten schoolgrootte, leerlingenpopulatie (gewichten), denominatie en de geografische ligging in vergelijking met de spreiding binnen de populatie. Tabel 2a Schoolgrootte (%) Aantal leerlingen 0-100 101-200 201-400 400 en meer
Populatie 16,7 32,0 42,0 8,8 (N=6695)
Steekproef 17,4 33,7 40,0 8,9 (N=350)
Respons 16,7 34,7 41,0 7,6 (N=263)
Tabel 2b Leerlingenpopulatie (%) ingedeeld naar percentages gewogen en ongewogen leerlingen Populatie Steekproef Respons > 50% 0.00 86,6 88,0 88,4 > 50% 0.25 + 0.90 5,4 5,1 4,8 > 50% 0.25 0,7 0,0 0,0 > 50% 0.90 7,3 6,9 6,8 (N=6695) (N=350) (N=263) Leerlingen worden verdeeld over verschillende categorieën afhankelijk van opleidingsniveau van de ouders en etnisch herkomst van de ouders. Waarbij .90 staat voor kinderen uit gezinnen waarvan tenminste één van de ouders van een niet-Nederlandse herkomst is (en beperkingen kent in opleidings- en beroepsniveau). 0.25 zijn Nederlandse arbeiderskinderen (in termen van opleidings- en beroepsniveau van de ouders) en 0.00 zijn alle overige kinderen. Tabel 2c Provincie (%) Drenthe Flevoland Friesland Gelderland Groningen Limburg Noord-Brabant Noord-Holland Overijssel Utrecht Zeeland Zuid-Holland
Populatie 4,3 2,6 7,0 13,5 4,7 6,2 12,9 13,3 8,0 6,5 3,5 17,5 (N=6695)
Steekproef 4,3 2,0 7,1 14,0 5,7 6,0 12,9 14,3 6,0 6,9 3,7 17,1 (N=350)
Respons 4,6 5,3 4,9 13,7 6,5 6,1 12,5 9,9 5,7 4,9 4,9 18,3 (N=263)
12 Tabel 2d Denominatie (%) Openbaar Rooms-katholiek Protestant-christelijk Algemeen Bijzonder Samenwerkingsschool
Populatie 33,2 29,8 29,9 6,2 0,9 (N=6695)
Steekproef 34,3 30,9 25,7 8,3 0,9 (N=350)
Respons 31,5 33,9 27,5 6,8 0,4 (N=263)
Zowel voor schoolgrootte, leerlingenpopulatie, denominatie als voor de geografische ligging zijn er geen grote afwijkingen (> 5 procent) te vinden in de respons ten opzichte van de populatie. Er kan dus gesproken worden over een representatieve responsverdeling.
13 3 . R E S U LTAT E N 3.1 Algemene kenmerken Tabel 3.1a Aandacht voor techniekonderwijs (vraag 11) Aantal (Vrijwel) niet 41 Incidenteel 191 Structureel 31 Totaal 263
Percentage 15,6 72,6 11,8 100,0
Bovenstaande tabel laat zien dat de bulk van de scholen aangeeft incidenteel aandacht aan techniek te besteden (73 procent). Het percentage scholen dat (vrijwel) geen aandacht aan techniek besteedt en het percentage scholen dat structureel met techniek bezig is; de extremen aan de buitenkant, zijn respectievelijk 16 en 12 procent. Uit de gegevens van het PPON-onderzoek blijkt dat 6 procent van de leerkrachten van groep 6, 7 en 8 aangeven regelmatig aandacht aan techniek te geven, 40 procent geeft aan dat dit incidenteel gebeurt en de helft van de leerkrachten geeft aan dat er vrijwel geen aandacht aan techniek besteed wordt. Hoewel het moeilijk is deze gegevens met elkaar te vergelijken, vanwege het verschil in bevraging (leerkracht versus directie en de andere antwoordindeling), is er toch een bepaalde tendens zichtbaar. Ten opzichte van 2002 zijn er in 2004 beduidend minder scholen die vrijwel geen aandacht aan techniek besteden. Daarentegen is het aantal scholen dat regelmatig of structureel aandacht aan techniek besteedt slechts met een klein aantal toegenomen. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat er in de afgelopen twee jaar scholen een start hebben gemaakt met het geven van techniekonderwijs, maar nog niet zo ver zijn dat er gesproken kan worden van structureel aandacht besteden. Dit verklaart de toename in de middenmoot, de scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden.
3.2 Aandacht voor techniek Tabel 3.2a Vormgeving van techniek (vraag 1a) Geïntegreerd in een ander vakgebied Losse lessen (incidenteel) Excursie(s) Techniekproject(en) Techniek als apart vak in het rooster Onze school besteedt (nog) geen aandacht aan techniek
Aantal 183 182 127 94 17 19 N=263
Percentage 69,6 69,2 48,3 35,7 6,5 7,2
Scholen die techniek aanbieden doen dit meestal geïntegreerd in een ander vakgebied (70 procent), of door middel van losse lessen (69 procent). Een klein aantal scholen heeft techniek als apart vak op het rooster (7 procent). Er zijn maar weinig scholen die niets aan techniek doen (7 procent).
14 Tabel 3.2b Geïntegreerd techniekonderwijs (vraag 1b) Natuuronderwijs (1) Handvaardigheid (2) Wereldoriëntatie (3) Anders, namelijk Totaal N=183
Aantal 142 125 110 34
Percentage 77,6 68,3 60,1 18,6
Van de 183 scholen die aangeven techniek geïntegreerd aan te bieden, doen de meeste scholen dit in het vakgebied natuuronderwijs (78 procent), maar ook wordt techniek vaak in het vak handvaardigheid geïntegreerd (68 procent). 60 procent van deze scholen integreert techniek in het vakgebied wereldoriëntatie. Scholen die techniek in andere vakgebieden aanbieden, doen dit meestal in verschillende vakgebieden. Bijna één derde van die scholen integreert techniek in de vakken natuuronderwijs, handvaardigheid én wereldoriëntatie. 22 procent van de scholen geeft aan techniek zowel te integreren in handvaardigheid als in wereldoriëntatie. Andere varianten die beduidend minder vaak voorkomen zijn rekenonderwijs en taal. Ti j d s b e s t e d i n g
Tabel 3.2c Gemiddeld aantal uren per groep, per jaar (vraag 1c) Gemiddelde (aantal uur) Groep 1 12,7 Groep 2 12,7 Groep 3 9,6 Groep 4 9,5 Groep 5 11,3 Groep 6 12,3 Groep 7 15,5 Groep 8 17,3 Gemiddeld per leerjaar 13,1 N=244 Scholen die aangeven iets aan techniek te doen besteden gemiddeld dertien uur per leerjaar, per jaar aan techniek. Dat komt neer op bijna anderhalf uur per maand. In de groepen 7 en 8 worden relatief het meeste aantal uren aan techniek besteed. In de groepen 1 en 2 besteedt men meer tijd aan techniek dan in de groepen 3 t/m 6. Dat komt omdat in het hoekenwerk vaak allerlei bouw- en andere constructiematerialen voorkomen. Uit het PPON-onderzoek is gebleken dat er gemiddeld veertien minuten per week aan techniek besteed worden in de groepen 6, 7 en 8. Dit betekent dat er in 2004 een stijging te zien is naar gemiddeld vijftien uur per jaar. Dit komt neer op 23 minuten per week. Nauwkeuriger bekeken per groep zien de verschillen tussen 2002 en 2004 er zo uit:
15 Tabel 3.2c1 Tijdsbesteding vergelijk PPON-onderzoek (minuten per week) PPON 2002 Groep 6 13 Groep 7 14 Groep 8 15
Inspectie 2004 19 23 26
De algemene tendens dat er meer aandacht aan techniek besteed wordt in de hogere groepen blijft gelijk. Omdat ruim twee derde van de scholen techniek geïntegreerd heeft in een ander vakgebied is de interpretatie van de tijdsbesteding moeilijk: het is immers moeilijk aan te geven welk deel van zo'n geïntegreerde les wél en welk deel niét tot techniek gerekend dient te worden. Problemen
Tabel 3.2d Problemen (vraag 2) Percentage Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden. De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven. De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog. Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven. De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden. Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt De school ervaart geen problemen bij het geven van techniekonderwijs Anders (N=263)
76,4 72,6 63,1 51,3 41,4 36,1 30,0 4,2 9,8
Meer dan driekwart van de scholen (76 procent) vindt een overladen onderwijsprogramma een probleem om goed techniekonderwijs te kunnen geven. Materialen vormen een groot probleem, omdat scholen over te weinig materialen beschikken (73 procent) en de aanschaf van de materialen te duur is (63 procent). Daarnaast zegt ongeveer de helft van de scholen dat voldoende deskundigheid ontbreekt bij de leerkrachten om goed techniekonderwijs te kunnen geven. Er zijn nauwelijks scholen die geen problemen met techniekonderwijs ervaren (4 procent). Van de bevraagde scholen geeft slechts 16 procent aan helemaal niets aan techniek te doen. Voor deze groep scholen zijn de genoemde problemen dus een zodanige belemmering, dat ze geen techniekonderwijs geven. Voor de overige scholen geldt dat er wel problemen ervaren worden, maar dat men ondanks deze problemen toch een mogelijkheid vindt om techniekonderwijs een plaats in het curriculum te geven, incidenteel of structureel. In de antwoorden op de open vraag of andere problemen een belemmering zijn, geven scholen meestal een bevestiging van de bovengenoemde belemmeringen. Dit blijkt uit het feit dat er heel vaak genoemd wordt dat er geen tijd is of dat de materialen niet aanwezig zijn.
16 De bevraging over problemen door de Citogroep is anders dan de bevraging door de inspectie. De leerkrachten konden bij diverse problemen (die overigens wel overeenkomen) aangeven of ze dit niet, soms of vaak als probleem ervaren bij het geven techniekonderwijs. In de vragenlijst uit dit onderzoek is deze keuzemogelijkheid beperkt tot ja en nee. Om de resultaten toch met elkaar te kunnen vergelijken zijn de categorieën soms en vaak bij elkaar opgeteld. Daarnaast wordt als vergelijking uitgegaan van het hoogste percentage problemen in één van de ondervraagde leerjaren, omdat dit dichter bij een algemeen schoolbeeld komt, zoals dat uit het inspectieonderzoek naar voren komt. Tabel 3.2 d1 Problemen vergelijk PPON-onderzoek (%) Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt
PPON-2002
Inspectie-2004
91
76
91
73
86
63
78
36
70
51
77
41
76
30
Door de resultaten van beide onderzoeken naast elkaar te zetten, valt op dat er minder problemen worden ervaren in 2004. Daarnaast is ook te zien dat het soort problemen dat in 2002 het vaakst ervaren werden ook in 2004, weliswaar in mindere mate, als grootste probleem worden ervaren.
3.3 Leerstofaanbod Tabel 3.3a Leerstofaanbod (Vraag Percentage Groep Groep 1-2 3 Losse materialen 84,4 82,0 Methode 8,2 15,6 Bronnenboek 17,2 9,4 Geen 11,9 12,7
3) Groep 4
Groep 5
Groep 6
Groep 7
Groep 8
Totaal (gem.)
78,7 19,7
79,9 29,9
77,0 32,0
80,7 33,6
80,7 34,0
80,5 24,7
11,1 12,7
12,7 10,7
15,2 8,6
18,0 4,9
19,3 4,5
14,7 9,4
Van de scholen die zeggen aandacht te besteden aan techniek (n=244) gebruikt men in de meeste groepen vooral losse materialen (81 procent), zoals leskisten, digitaal materiaal, tv-uitzendingen, gereedschappen, bouw- en constructiemateriaal. Methodegebruik stijgt met de leerjaren van 8 naar 34 procent, ook het gebruik van een bronnenboek neemt toe in de bovenbouw, maar dit is niet zo duidelijk.
17 Uit het PPON onderzoek is gebleken dat er nauwelijks sprake van methodegebruik is. Slechts 16 tot 18 procent van de leerkrachten van de groep 6, 7 en 8 geven aan een methode te gebruiken. Er worden maar liefst achttien verschillende schooluitgaven genoemd. Het methodegebruik is in twee jaar tijd bijna verdubbeld tot respectievelijk 32, 34 en 34 procent in de groepen 6, 7 en 8.
Uitsplitsing van de leermaterialen
Scholen die aangeven met losse materialen te werken, geven dit vorm op verschillende manieren. In onderstaande tabel staat weergegeven in welke groep welke materialen gebruikt worden. Tabel 3.3b Losse materialen (%) vraag 3 Groep Groep Groep 1-2 3 4 Bouwmateriaal, zoals: blokken, lego, ministeentjes 95,6 91,5 78,6 Constructiemateriaal, zoals: Lasy, K'nex, Meccanno 88,8 81,5 75,0 Leskisten 36,9 41,5 43,8 Diverse gereedschappen zoals: lijmtang, stanleymessen, schroevendraaiers 12,6 11,0 17,7 Tv-uitzendingen over techniek 19,9 31,5 34,4 Materiaal voor overbrengingen, zoals tandwielen, hefbomen, etc. 32,0 28,5 30,7 Digitaal materiaal, cd-roms, internet 18,9 19,0 18,8 Anders 7,8 6,0 5,2 N=206 N=200 N=192
Groep 5
Groep 6
Groep Groep Totaal 7 8 (gem.)
65,6
59,6
55,8
53,8
71,7
67,7 49,7
67,0 48,9
61,9 52,3
59,4 53,8
71,8 46,6
49,7
62,8
70,6
74,1
42,3
43,1
45,7
51,8
55,8
40,1
39,0
43,1
46,7
51,3
38,7
25,1 33,0 36,0 37,6 26,8 5,1 5,3 10,7 13,7 7,7 N=195 N=188 N=197 N=197
Van de scholen die aan techniekonderwijs doen en aangeven techniek met behulp van losse materialen aan te bieden (aantallen per leerjaar staan in de tabel), werkt bijna driekwart met bouwmaterialen zoals blokken, Lego en ministeentjes. Evenveel scholen werken met constructiemateriaal, zoals Lasy, K'nex en Meccano. Dat gebeurt het meeste in de onderbouw en het neemt iets af in de hogere leerjaren. Het omgekeerde gebeurt met het gebruik van gereedschappen, tv-uitzendingen, leskisten, materiaal voor overbrengingen en digitaal materiaal. Dit neemt met de leerjaren toe. Gemiddeld wordt daarbij het meest gebruik gemaakt van achtereenvolgens leskisten, diverse gereedschappen zoals lijmtangen, stanleymessen en schroevendraaiers, tv-uitzendingen, materiaal voor overbrengingen en ten slotte digitaal materiaal zoals cd-roms en het gebruik van internet. Uit de vraag welke andere losse materialen er gebruikt worden, blijkt vooral dat dit zelf ontwikkelde materialen zijn.
18 Tabel 3.3c Bronnenboek (%) Groep 1-2 Maak 't maar 19,0 Techniek biedt zoveel meer 9,5 Klus en Klaar 7,1 Anders 76,2 N=42
Groep Groep 3 4 30,4 29,6
Groep 5 29,0
Groep Groep Groep Totaal 6 7 8 (gem.) 27,0 25,0 25,5 26,5
17,4 13,0 60,9 N=23
19,4 9,7 61,3 N=31
13,5 5,4 70,3 N=37
18,5 11,1 59,3 N=27
11,4 4,5 75,0 N=44
17,0 4,3 72,3 N=47
15,2 7,9 67,9
Bovenstaande tabel laat zien dat er meer gebruik gemaakt wordt van een bronnenboek in de hogere leerjaren (toenemende N). Van deze bronnenboeken wordt het meest gebruik gemaakt van 'Maak 't maar' door ruim een kwart van de scholen. 15 procent gebruikt het boek 'Techniek biedt zoveel meer'. Een groot aantal scholen geeft aan een ander bronnenboek te gebruiken. Hieruit komt naar voren dat een groot aanbod aan aanvullend materiaal is. Het meest worden genoemd: 'Techniekvaardig', 'De Techniek door', mappen van SLO en 'Techniek in beeld'. Tabel 3.3d Methode (%)
Leefwereld Natuurlijk Wijzer door de natuur Anders
Groep 1-2 55,0 0,0 0,0 70,0 N=20
Groep 3 63,2 15,8 2,6 39,5 N=38
Groep 4 60,4 14,6 4,2 39,6 N=48
Groep 5 49,3 20,5 11,0 34,2 N=73
Groep 6 44,9 23,1 9,0 35,9 N=78
Groep 7 45,1 22,0 9,8 37,8 N=82
Groep 8 45,8 21,7 9,6 38,6 N=83
Totaal (gem.) 52,0 16,8 6,6 42,2
De methode 'Leefwereld' wordt verreweg het meest gebruikt van de genoemde methodes, door ruim de helft van de scholen, die aangeven een methode te gebruiken. Scholen noemen in mindere mate de methodes 'Natuurlijk' en 'Wijzer door de Natuur'. Ook methodes als 'Het Ontdekkasteel', het 'Techniek Kasteel', 'De grote reis', 'Moet je doen', 'Uit de kunst' en 'Natuur buitengewoon'. Te v r e d e n h e i d m e t h o d e
Tabel 3.3e Tevredenheid methode (vraag 4) Percentage Er wordt niet geëvalueerd of de methode en/of de leermaterialen goed hanteerbaar of bruikbaar zijn Het team is tevreden over deze methode/leermaterialen Het team is slechts gedeeltelijk tevreden over deze methode/leermaterialen Het team is niet tevreden en wil iets anders aanschaffen of ontwikkelen Totaal (N=244)
30,7 31,6 26,2 11,5 100,0
30 procent van de schoolteams die materialen voor techniekonderwijs gebruiken, evalueren het materiaal niet. Ongeveer een derde is tevreden over de gebruikte materialen. 12 procent van de teams is niet tevreden en wil iets anders aanschaffen.
19 Tabel 3.3f Ontevredenheid methode (vraag 5) De methode/het materiaal vraagt te veel aanvullende materialen De methode/het materiaal kent geen doorgaande leerlijn Werken met de methode/het materiaal kost te veel voorbereiding De methode/het materiaal heeft te weinig onderwerpen over techniek De methode/het materiaal heeft geen uitnodigend praktijkgedeelte De methode/het materiaal is te moeilijk voor de leerlingen Anders N=92
Percentage 39,1 38,0 34,8 34,8 25,0 1,1 20,7
De teams die niet tevreden of niet geheel tevreden over de methode of materialen zijn, vinden voornamelijk dat er teveel aanvullende materialen nodig zijn (39 procent) of dat er geen doorlopende leerlijn wordt aangeboden door het materiaal (38 procent). Daarnaast vindt men de voorbereidingstijd en de weinige onderwerpen over techniek binnen de methode de belangrijkste oorzaken voor ontevredenheid (beide 35 procent). Aanvullend geven scholen opmerkingen die verwijzen naar de belemmeringen in het algemeen van techniekonderwijs, zoals gebrek aan tijd, materialen en geld. Uit het PPON-onderzoek is gebleken dat de helft van de leerkrachten de methode niet geschikt vindt, omdat deze te weinig geschikte opdrachten heeft.
3.4
Onderwijsleerproces
Activiteiten
Tabel 3.4a Activiteiten (vraag 6) Leerlingen maken zelf een product U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp De leerlingen maken gebruik van internet U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf Leerlingen ontwerpen zelf een product U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd Geen van bovenstaande activiteiten
Aantal 162
Percentage 66,4
152 146
62,3 59,8
109 103 87
44,7 42,2 35,7
47 11 N=244
19,3 4,5
Het meest komen voor het maken van een product (66 procent), het uitnodigen van een gastdocent of ouder (62 procent) en het gebruik maken van internet (60 procent). De diepgaandere activiteiten zoals het ontwerpen (42 procent) en analyseren (19 procent) van een product komen minder vaak voor. De bovengenoemde activiteiten vinden vooral in groep 7 en 8 plaats. Voor de uitsplitsingen per leerjaar, zie de tabellen in de bijlage. In het PPON onderzoek is ook gebleken dat van de activiteiten die er ten aanzien van techniek gedaan worden in de groepen 6, 7 en 8 het meest producten gemaakt worden. Daarnaast is het uitnodigen van een gastdocent of -ouder ten behoeve van techniek-
20 onderwijs een activiteit die relatief vaak wordt gedaan. Het algemene beeld schetst dat in de groepen 8 de meeste activiteiten worden gedaan. Dit komt overeen met het beeld in 2004. De verschillen tussen 2002 en 2004 staan specifiek weergegeven in onderstaande tabel. Ook hier dient rekening gehouden te worden met het verschil in interpretatie aangezien het onderzoek in 2002 gericht was op de leerkrachtenpopulatie en het onderzoek van de Inspectie op schoolniveau. Tabel 3.4a1 Activiteiten vergelijk PPON-onderzoek (%) Internetgebruik PPON-2002 Groep 6 12 Groep 7 19 Groep 8 20 Producten testen en analyseren Groep 6 13 Groep 7 21 Groep 8 19 Maken en ontwerpen van producten Groep 6 26 Groep 7 35 Groep 8 43 Gastdocenten Groep 6 4 Groep 7 16 Groep 8 42 Bezoek museum, tentoonstelling Groep 6 10 Groep 7 16 Groep 8 17 Excursie Groep 6 6 Groep 7 15 Groep 8 28
Inspectie-2004 46 57 59 11 17 18 58 68 69 14 42 61 19 30 32 12 31 41
Bij vrijwel alle activiteiten is er een toename in de groep 6, 7 en 8 te zien ten opzicht van 2002. Dit geldt niet voor het testen en analyseren van producten. Doelen
Tabel 3.4b Doelen opstellen (vraag7a) Ja Nee N=244
Percentage 13,9 86,1 100,0
14 procent van de scholen met enige vorm van techniekonderwijs, formuleert doelen ten aanzien hiervan; 86 procent geeft dus aan dit niet te doen.
21 To e t s i n g
Tabel 3.4c Behalen van kerndoelen (vraag 7c) Aantal 7 21 6 100,0
Ja Gedeeltelijk Nee Totaal (N=34)
Van de 34 scholen die doelen opstellen kunnen er zeven aantonen dat de leerlingen aan het einde van de basisschool de kerndoelen voor techniek op een voldoende niveau behalen. 21 scholen geven aan dat dit voor een gedeelte lukt en zes scholen geven aan dat er niet aangetoond kan worden dat de kerndoelen niet behaald worden. Aan de scholen die doelen opstellen is gevraagd op welke manier zij kunnen aantonen dat deze doelen daadwerkelijk gerealiseerd worden. Tabel 3.4d Realisatie van de doelen (vraag 7b) Proefwerk/theoretische toets Opdracht/praktische toets Interessemeting techniek Onze school stelt nog niet (systematisch) vast of de doelen gerealiseerd zijn Anders N=34
Aantal 8 9 1
Percentage 23,5 26,5 2,9
20 8
58,8 23,5
Bij scholen die aangeven doelen omtrent techniek geformuleerd te hebben, worden nauwelijks theoretische toetsen, praktische toetsen en interessemetingen afgenomen. Zie voor de uitsplitsing per groep de tabellen in de bijlage. Andere mogelijkheden die door de scholen genoemd worden, zijn het bijhouden van portfolio's, het geven van presentaties en het beoordelen van tentoongesteld werk. Uit het onderzoek van de Citogroep in 2002 blijkt dat er nauwelijks toetsen worden afgenomen ongeacht de jaargroep. Dit komt overeen met de bevindingen uit dit onderzoek. Doorgaande lijn
Tabel 3.4e Doorgaande lijn (vraag 8) Ja Nee Totaal N=244
Percentage 30,7 69,3 100,0
Bijna één derde (31 procent) van de scholen geeft aan dat hun leerstofaanbod in de verschillende leerjaren op elkaar aansluit.
22 Tabel 3.4f Afspraken voor afstemming (vraag 8) Percentage 15,2 84,8 100,0
Ja Nee Totaal N=244
Slechts 15 procent van de scholen geeft aan dat er afspraken over de gebruikte materialen, methoden en/of leerlijnen voor techniek zijn om te voorzien in een doorgaande lijn.
3.5 Beleid en organisatie Tabel 3.5a Beleid en organisatie (vraag 9) Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen Techniek staat beschreven in het schoolplan Er is een techniekcoördinator of techniekteam Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek Er vindt coaching op het gebied van techniek Anders
Aantal 80 61 59 37 15 7 102 N=244
Percentage 32,8 25,0 24,2 15,3 6,1 2,9 41,8
Met betrekking tot techniek wordt er binnen het team van ongeveer één derde van de scholen gebruik gemaakt van de deskundigheden van elkaar. Bij bijna een kwart van de scholen staat techniek beschreven in het schoolplan en bij een even groot aantal is techniek onderwerp van overleg in teamvergaderingen. Scholing vindt in geringe mate plaats (6 procent), evenmin als coaching (3 procent). De helft van de scholen die iets bij 'anders, namelijk…' hebben ingevuld, geeft aan dat ze techniek nog niet in het beleid verankerd hebben. De andere helft geeft onder andere aan dat het beleid voor techniek in ontwikkeling is, of dat men een werkgroep opgericht heeft, waarbij techniek nog in de kinderschoenen staat. Het merendeel gaat in op hoe de lessen verzorgd worden, bijvoorbeeld doormiddel van stagiaires, via het bedrijfsleven, via vakleerkrachten, via een natuurcentrum, etc. Aangezien dit vaak door externen (anders dan de groepsleerkrachten) wordt vormgegeven, is er maar weinig verankering in het schoolbeleid. Tabel 3.5b Uitvoeren schoolplan (vraag 9a) Ja Niet helemaal Nee Totaal N=59
Percentage 45,8 49,2 5,1 100,0
Van de scholen die techniek in het schoolplan beschrijven (een kwart van alle scholen) zegt bijna de helft van deze scholen niet helemaal uit te voeren wat er beschreven staat. Iets mindere dan de helft van de scholen zegt dat dit wel lukt en een klein aantal scholen geeft aan dat dit helemaal niet lukt.
23 Contacten
Tabel 3.6c contacten (vraag 10) Percentage Ouders begeleiden leerlingen bij onderwijsactiviteiten rondom techniek zoals excursies of bedrijfsbezoeken Ouders helpen/ begeleiden bij techniekactiviteiten in de klas Er zijn contacten met het bedrijfsleven omtrent techniek De pabo stimuleert techniek op enigerlei wijze U bent aangesloten bij een VTB-regio Er is samenwerking omtrent techniek met een onderwijsbegeleidingsdienst Er is afstemming op het vervolgonderwijs m.b.t. techniek Anders
59,0 43,4 38,1 15,2 8,6 7,4 4,1 21,7 N=244
Opvallend vaak worden ouders bij het techniekonderwijs betrokken, met name voor excursies en bedrijfsbezoeken (60 procent van de scholen), maar ook voor het begeleiden van de onderwijsactiviteiten in de klas (43 procent). 15 procent van de scholen zegt dat de pabo hen stimuleert om met techniek aan de slag te gaan. 9 procent van de scholen geeft aan aangesloten te zijn bij een VTB-regio. Bij slechts 4 procent van de scholen worden er contacten met het vervolgonderwijs onderhouden met betrekking tot techniek. Verder geven scholen aan in de categorie 'anders, namelijk…' dat er nog geen contacten zijn. Overige contacten die incidenteel genoemd worden zijn; een techniekgroep binnen de stichting, contacten met een natuurcentrum, contacten met andere scholen, platform techniek noordwest Veluwe, vonk, ots haaglanden, contacten met de gemeente, Jenaplan netwerk techniek.
25 4 . N O R M E R I N G VA N D E K WA L I T E I T VA N H E T TECHNIEKONDERWIJS Het landelijk VTB-2 project is aangesteld om ervoor te zorgen dat meer basisscholen goed techniekonderwijs geven. Zie voor nadere informatie www.techniekbasisonderwijs.nl. Basisscholen kunnen zich aanmelden om als projectschool mee te doen aan het programma VTB. Als de school meedoet moet er een bepaald eindresultaat behaald worden, dat vooraf vaststaat. De scholen krijgen hiervoor een financiële bijdrage van 12.000 euro voor de periode van drie jaar, waarin het eindresultaat bereikt moet zijn. De school moet dan de volgende punten kunnen realiseren: - techniek aanbieden in minimaal twee groepen; - een gevarieerd aanbod van activiteiten in het lesprogramma opnemen (ontwerpen, maken en testen; buitenschoolse activiteiten); - doelen en toetsen goed op elkaar aan laat sluiten; - techniek verankeren in de schoolorganisatie en in het schoolplan. In het landelijke VTB2-project wordt op basis van een aantal vragen beslist of een school voldoet aan de beginnorm en/of voldoet aan de VTB-eindnorm. Het VTB-2 project maakt hiervoor gebruik van de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering'. De inspectie maakt bij het beoordelen van de kwaliteit van het techniekonderwijs gebruik van de normen van het VTB-2 project. In het VTB-2 project wordt naast de bovengenoemde eindnorm ook met een beginnorm gewerkt: om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een school voldoen aan de beginnorm. Een basisschool kan dus tot één van de volgende drie groepen behoren: - niet aan de beginnorm voldoen - aan de beginnorm voldoen, maar niet aan eindnorm - aan de eindnorm voldoen. Als een school aan de eindnorm voldoet, dan vindt de inspectie het techniekonderwijs op die school van voldoende kwaliteit. De onderdelen waarop de normen gebaseerd zijn, worden hieronder weergeven. Deze eisen verwijzen naar de vragen uit de vragenlijst 'Techniek in Uitvoering' . De VTB-beginnorm houdt in dat de school voldoet aan de volgende eisen: - Er dient in tenminste twee leerjaren aandacht voor techniek te zijn. (vraag 1c) - Tenminste op 2 van de volgende punten 'ja' antwoorden: (vraag 6) Leerlingen ontwerpen zelf een product Leerlingen maken zelf een product enz. Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van het techniekonderwijs U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf in de omgeving U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen
26 De VTB-eindnorm houdt in dat de school voldoet aan de volgende eisen: Kwaliteitszorg (Verankering van techniek in het schoolbeleid) - De school heeft doelen opgesteld ten aanzien van het techniekonderwijs (vraag 7a) - Techniek staat beschreven in het schoolplan (vraag 9) - Eén van de volgende punten: (vraag 9) Er is een techniekcoördinator of techniekteam op school Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden op het gebied van techniek Er vindt coaching op het gebied van techniek plaats - De school stelt op tenminste één van de volgende manieren vast of de doelen voor techniek zijn gerealiseerd: (vraag 7b) Proefwerk / theoretische toets Opdracht / praktische toets Interessemeting techniek - De school ervaart maximaal 4 van de zeven problemen: (vraag 2) Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs Leerstofaanbod - Techniek wordt aangeboden in minstens twee aansluitende groepen (vraag 1c) Doorgaande lijn - Het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren sluit op elkaar aan (vraag 8) - Er zijn vastgelegde afspraken over de gebruikte materialen, methoden en/of leerlijnen voor techniek waarmee wordt voorzien in een doorgaande lijn (vraag 8) Onderwijsleerproces - Tenminste op vier van de volgende punten 'ja' antwoorden: (vraag 6) Leerlingen ontwerpen zelf een product Leerlingen maken zelf een product Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van het techniekonderwijs U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf in de omgeving U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen
27 In onderstaande tabel wordt weergegeven aan welke eisen of criteria de scholen wel of niet voldoen. Tabel 4a Overzicht criteria voor normindicatie Criterium Korte omschrijving Scholen die Scholen niet voldoen die voldoen (%) (%) A Tenminste in 2 groepen techniek 8,4 B Tenminste 2 van de 7 activiteiten (maken, etc.) 21,3 Beginnorm Voldoet aan eis a en b 22,4 1 Doelen opgesteld 86,1 2 Techniek in het schoolplan 77,6 3 1 van de punten activiteiten, scholing, etc. 48,3 4 Vaststellen of doelen gerealiseerd zijn (toetsing) 87,5 5 Maximaal 4 van de 7 problemen ervaren 31,9 6 Tenminste in 2 aansluitende groepen techniek 8,4 7 Leerstofaanbod in verschillende leerjaren sluit op elkaar aan 71,5 8 Vastgelegde afspraken voor doorgaande lijn 85,9 9 Tenminste 4 soorten activiteiten (maken, etc.) 57,0 Eindnorm Voldoet aan alle eisen 98,1
91,6 78,7 77,6 13,9 22,4 51,7 12,5 68,1 91,6 28,5 14,1 43,0 1,9
Dit levert dus het volgende resultaat op: Tabel 4b Overzicht normen Voldoet niet aan de beginnorm Voldoet aan de beginnorm, niet aan de eindnorm Voldoet aan de eindnorm Totaal
Aantal 59 199 5 N=263
Percentage 22,4 75,7 1,9 100,0
Met betrekking tot de normen die zijn vastgesteld voor kwalitatief goed techniekonderwijs voldoet 22 procent van de scholen niet aan de beginnorm. Ruim driekwart van de scholen voldoet wel aan de beginnorm, maar niet aan de eindnorm. Twee procent van de scholen voldoet aan de eindnorm. Aan de criteria/eisen is te zien dat met name het vaststellen van doelen, het beschrijven van deze doelen in het schoolplan en het nagaan of deze doelen gerealiseerd zijn een struikelblok vormen voor het voldoen aan de eindnorm. Daarnaast wordt nog maar weinig voldaan aan het vastleggen van afspraken om te kunnen voorzien in een doorgaande lijn voor techniekonderwijs. Het aanbieden van techniek in twee aaneensluitende groepen wordt door de meeste scholen reeds gedaan.
29 5. VERSCHILLEN TUSSEN SCHOLEN
In dit hoofdstuk worden de kenmerken van scholen afgezet tegen het voldoen aan de norm. Er ontstaan hierdoor drie groepen scholen; scholen die niet aan de beginnorm voldoen, scholen die wel aan de beginnorm voldoen, maar nog niet aan de eindnorm en scholen die aan de eindnorm voldoen. Aangezien sommige vragen sterk samenhangen met de normbepaling wordt er voor deze kenmerken gebruik gemaakt van het antwoord dat scholen gegeven hebben op vraag 11 uit de vragenlijst. Er ontstaan dan kruistabellen met als vergelijkende factor: scholen die (nog vrijwel) geen aandacht aan techniek besteden, scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden en scholen die aangeven structureel aandacht aan techniek te besteden.
5.1
Algemene kenmerken
Om te beginnen wordt een vergelijk gemaakt tussen de norm, die onbekend is voor de scholen en hoe scholen zichzelf inschatten. Tabel 5.1a Indeling van de school versus de normindeling (%) Niet aan Wel aan beginnorm beginnorm, niet aan de eindnorm De school besteedt (nog vrijwel) geen aandacht aan techniekonderwijs 9,9 5,7 De school besteedt incidenteel aandacht aan techniekonderwijs 11,0 61,6 Het techniekonderwijs staat structureel op het lesrooster 1,5 8,4 Totaal 22,4 75,7 N=263 P= .000
Wel aan Totaal eindnorm
0,0
15,6
0,0
72,6
1,9 1,9
11,8 100,0
Er bestaat, zoals te verwachten is, een significant verband tussen het al dan niet voldoen aan de norm en de eigen beoordeling van de school. Bij driekwart van de scholen is de fit perfect. Verder blijkt dat er geen enkele school is die wel aan de eindnorm voldoet, maar toch zegt dat ze (nog vrijwel) geen aandacht besteed aan techniekonderwijs. Daarentegen zegt een aantal scholen die nog niet aan de beginnorm voldoen, dat ze techniek structureel op het lesrooster hebben staan. Van twee van deze vier (= 1,5 procent) scholen geldt dat ze aangeven geen van de genoemde activiteiten uit te voeren. Voor één van deze scholen geldt dat zij slechts één activiteit met bettrekking tot techniek doen. De laatste school geeft wel aan een heleboel activiteiten in de verschillende groepen te doen, maar geeft bij de tijdsbesteding aan dat er nul uur aandacht aan techniek besteed wordt. Aangezien deze antwoorden niet met elkaar overeenkomen, kan aan deze gegevens getwijfeld worden.
30 5.2
Schoolkenmerken
Tabel 5.2a Schoolgrootte in relatie met de normindeling (%) Niet Wel aan beginnorm aan beginnorm = '0-100' 16,7 81,0 = '101-200' 19,5 79,3 = '201-400' 25,2 71,8 = '400 en meer' 36,8 63,2 Totaal 22,7 75,3 P= .534
Wel aan eindnorm 2,4 1,1 2,9 0,0 2,0
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Tabel 5.2b Denominatie in relatie met de normindeling (%) Niet Wel aan beginnorm aan beginnorm Openbaar 21,5 78,5 Rooms-katholiek 15,3 81,2 Protestant-christelijk 27,5 71,0 Algemeen Bijzonder 41,2 52,9 Samenwerkingsschool 100,0 0,0 Totaal 22,7 75,3 P= .069
Wel aan eindnorm 0,0 3,5 1,4 5,9 0,0 2,0
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Tabel 5.2c Provincie in relatie met de normindeling (%) Niet Wel aan beginnorm aan beginnorm Drenthe 14,3 85,7 Flevoland 14,3 85,7 Friesland 7,7 92,3 Gelderland 16,7 83,3 Groningen 41,2 58,8 Limburg 12,5 87,5 Noord-Brabant 21,2 78,8 Noord-Holland 30,8 61,5 Overijssel 20,0 80,0 Utrecht 30,8 69,2 Zeeland 7,7 76,9 Zuid-Holland 31,3 66,7 Gemiddelde verdeling 22,7 75,3 P=.071
Wel aan eindnorm 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 7,7 0,0 0,0 15,4 2,1 2,0
Totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0
Tabel 5.2d Leerlingpopulatie in relatie met de normindeling (%) ingedeeld naar percentages gewogen en ongewogen leerlingen Niet Wel Wel aan beginnorm aan beginnorm aan eindnorm Totaal > 50% .000 19,4 78,4 2,3 100,0 > 50% 0.25 + 0.90 33,3 66,7 0,0 100,0 > 50% .90 58,8 41,2 0,0 100,0 Totaal 22,7 75,3 2,0 100,0 P=.004
31 Rekening houdend met het feit dat er slechts vijf scholen aan de eindnorm voldoen, is het toch opvallend dat 'zwarte' scholen minder vaak aan de begin- of eindnorm voldoen dan 'witte' scholen. Dit is vooral goed te zien bij scholen met meer dan de helft .90 leerlingen. Er is geen enkele school met een dergelijke populatie die aan de eindnorm voldoet. Van de vijf scholen die aan de eindnorm voldoen bestaat de populatie leerlingen uit meer dan 50 procent ongewogen leerlingen. De scholen met meer dan 50 procent .90 leerlingen voldoen vaker niet aan de beginnorm dan de scholen met een andere leerlingpopulatie.
5.3
Aandacht voor techniek
Tabel 5.3a Vormgeving in relatie tot de normindeling (%) Niet aan beginnorm Geïntegreerd in een ander vakgebied 52,5 Techniek als apart vak in het rooster 5,1 Losse lessen (incidenteel) 47,5 Techniekproject(en) 11,9 Excursie(s) 11,9 Onze school besteedt (nog) geen aandacht aan techniek 32,2 (n=55)
Wel aan beginnorm 74,9 6,0 76,9 42,2 58,3
Wel aan eindnorm 60,0 40,0 20,0 60,0 80,0
0,0 (n=199)
0,0 (n=5)
Scholen die niet aan de beginnorm voldoen zijn vooral scholen die aangeven techniek geïntegreerd in een ander vakgebied aan te bieden en/of scholen die losse lessen gebruiken. Zij bieden techniek nauwelijks aan doormiddel van projecten en excursies. Eén derde van de scholen die niet aan de beginnorm voldoen geven aan nog geen aandacht aan techniek te besteden. Bij de scholen die wel aan de beginnorm voldoen worden wel excursies gedaan om techniekonderwijs gestalte te geven. Ook worden er techniekprojecten gedaan. Ti j d s b e s t e d i n g
Tabel 5.3b Tijdsbesteding in relatie tot de normindeling Niet aan Wel aan beginnorm beginnorm Groep 1 8 14 Groep 2 8 14 Groep 3 7 10 Groep 4 7 10 Groep 5 9 11 Groep 6 10 13 Groep 7 11 15 Groep 8 12 17 Gemiddelde totaal 9 13 N=242
Wel aan eindnorm 12 12 12 13 28 17 50 64 26
Gemiddeld #uren 12,7 12,7 9,6 9,5 11,3 12,3 15,5 17,3 13,1
Het gemiddelde aantal uren over alle groepen is hoger bij scholen die aan de beginnorm voldoen en ligt nog hoger voor scholen die aan de eindnorm voldoen.
32 Dit gemiddelde ligt het verst uit elkaar in de groepen 7 en 8. Ook in groep 5 is er voor de scholen die aan de eindnorm voldoen veel aandacht voor techniekonderwijs in vergelijk met de overige scholen. De vijf scholen die aan de eindnorm voldoen besteden zelfs gemiddeld 50 en 64 uur per jaar voor respectievelijk groep 7 en 8. Dit komt neer op anderhalf uur techniek per week. Problemen
Tabel 5.3c Problemen in relatie tot de hoeveelheid aandacht voor Totaal Vrijwel (gem.) niet 1. Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te besteden 76,4 82,9 2. Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven 51,3 61,0 3. Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden 36,1 31,7 4. De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven 72,6 73,2 5. De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog 63,1 48,8 6. Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt 30,0 34,1 7. De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs 41,4 53,7 8. De school ervaart geen problemen bij techniekonderwijs 4,2 0,0 Totaal (N=263) 100,0 15,6
techniekonderwijs (%) Incidenteel Structureel
81,7
35,5
55,0
16,1
39,3
22,6
79,6
29,0
71,2
32,3
30,4
22,6
41,9
22,6
0,0 72,6
35,5 11,8
Er zijn nauwelijks opvallende verschillen te zien tussen scholen die aangeven vrijwel geen aandacht aan techniek te besteden en scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden. Zij ervaren vrijwel dezelfde problemen. Enig verschil is er bij het ontbreken van deskundigheid van de leerkrachten. Dit percentage is kleiner bij scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden en nog veel kleiner bij scholen die structureel aandacht aan techniekonderwijs besteden. Het ontbreken van voldoende materialen en de kosten voor de aanschaf hiervan zijn met name een probleem voor de scholen die incidenteel aandacht aan techniek besteden. Zij ervaren deze problemen vaker dan scholen die vrijwel geen aandacht aan techniek besteden. Deze groep scholen weet misschien niet wat de kosten voor materialen zijn. Vrij duidelijk is het minder ervaren van problemen bij scholen die structureel aandacht aan techniek besteden. De meeste moeite hebben deze scholen met de overladenheid van het onderwijsprogramma (35 procent), maar ook dit probleem komt op deze scholen minder vaak voor dan op andere scholen.
33 5.4
Onderwijsleerproces
Activiteiten
Tabel 5.4a Activiteiten in relatie tot de hoeveelheid aandacht voor techniekonderwijs (%) vraag 6 Totaal Vrijwel Inciden- Structureel (gem.) niet teel 1. Leerlingen ontwerpen zelf een product 42,2 23,1 41,7 61,3 2. Leerlingen maken zelf een product 66,4 38,5 67,4 83,9 3. Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspect getest of geanalyseerd 19,3 11,5 16,0 45,2 4. U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van techniekonderwijs 35,7 26,9 38,5 25,8 5. U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf 44,7 23,1 46,0 54,8 6. U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp 62,3 26,9 66,3 67,7 7. De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen 59,8 38,5 62 64,5 8. Geen van bovenstaande activiteiten 4,5 23,1 1,6 6,5 Totaal N=24 10,7 76,6 12,7 4 N=26 N=187 N=31 Met name het ontwerpen van producten en het analyseren of testen van producten op hun technische aspecten zijn activiteiten die meer gedaan worden door scholen die aangeven structureel aandacht aan techniek te besteden. Deze scholen ondersteunen de 'hands-on, mind-on' gedachte. De meeste activiteiten worden vaker gedaan naarmate een school ook aangeeft meer aandacht aan techniek te besteden. Het bezoeken van een tentoonstelling of een museum neemt af bij de scholen die structureel aandacht aan techniek besteden.
34 5.5
Beleid en organisatie
Tabel 5.5a Beleid en organisatie in relatie tot de hoeveelheid aandacht voor techniekonderwijs (%) Totaal Vrijwel niet Incidenteel Structureel (gem.) 1. Techniek staat beschreven in het schoolplan. 24,2 11,5 20,9 54,8 2. Er is een techniekcoördinator of techniekteam op school. 15,2 3,8 11,8 45,2 3. Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen. 25 7,7 23,5 48,4 4. Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek. 6,1 3,8 4,8 16,1 5. Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden 32,8 0,0 36,9 35,5 6. Er vindt coaching op het gebied van techniek plaats. 2,9 0,0 0,5 19,4 7. Anders 41,8 84,6 37,4 32,3 N=244 N=26 N=187 N=31 Totaal 10,7 76,6 12,7 Scholen die meer aandacht aan techniekonderwijs besteden, hebben techniek meer verankerd in het schoolbeleid dan scholen die aangeven vrijwel niet, of incidenteel aandacht aan techniek besteden. Dit uit zich met name in het beschrijven van techniek in het schoolplan, maar ook in de aanwezigheid van een techniekcoördinator. Contacten
Tabel 5.5b Contacten in relatie tot de hoeveelheid aandacht voor Totaal Vrijwel (gem.) niet Ouders helpen/ begeleiden bij techniekactiviteiten in de school of klas 43,3 26,9 Ouders begeleiden leerlingen bij onderwijsactiviteiten rondom techniek 59,0 34,6 Er is afstemming op het vervolgonderwijs specifiek over techniek 4,1 0 De Pabo stimuleert techniek op enigerlei wijze 15,3 11,5 Er zijn contacten met het bedrijfsleven omtrent techniek. 38,1 3,8 Er is samenwerking omtrent techniek met een onderwijsbegeleidingsdienst 7,4 0 U bent aangesloten bij een VTB-regio 8,68 0 Anders 21,7 53,8 N=244 N=26 Totaal 10,7
techniekonderwijs (%) Incidenteel Structureel 43,9
54,8
63,1
54,8
3,7
9,7
13,4
29
41,7
45,2
7,0 8,6 18,2 N=187 76,6
16,1 16,1 16,2 N=31 12,7
35 Scholen die aangeven meer aandacht aan techniek te besteden, hebben meer contacten ten aanzien van techniekonderwijs. Scholen hebben met name veel contacten met ouders die helpen begeleiden bij techniekactiviteiten zoals excursies, maar ook ouders die in de klas komen helpen begeleiden. Er is een afname te zien van het aantal scholen dat ouders inzet bij onderwijsactiviteiten rondom techniek, bij scholen die structureel aandacht aan techniek besteden. Scholen die aangeven structureel met techniek bezig te zijn vaker aangesloten bij een VTBregio, dan scholen die minder aandacht aan techniek besteden.
37 6. CONCLUSIES Er zijn nog maar weinig scholen die vinden dat ze techniek structureel aanbieden (12 procent). Wellicht heeft dit te maken met het gebrek aan verankering van dit leerstofgebied in het schoolbeleid. De geringe verankering blijkt onder andere uit het feit dat slechts weinig scholen doelen opstellen ten aanzien van techniek, dat techniek op weinig scholen onderdeel van overleg is en dat er maar weinig techniekcoördinatoren en -teams op scholen aanwezig zijn. Uit de gegevens blijkt verder wel dat veel scholen met techniek bezig zijn. De grote meerderheid is incidenteel met techniekonderwijs bezig, slechts 16 procent geeft aan hier niets aan te doen. De scholen die met techniek aan de slag zijn, doen dit op zeer diverse manieren, variërend van excursies tot techniek als apart vak en vooral geïntegreerd in/met een ander vak. Het aantal uur dat besteed wordt aan techniek verschilt enorm per school, maar ook verschillen deze aantallen uren per groep: van ongeveer dertien uur op jaarbasis in groep 1, naar tien uur in groep 4, naar ruim zeventien uur in groep 8 per jaar. Scholen zijn minder geneigd om techniek als apart vak op het rooster te zetten, maar integreren techniek vaak in andere vakgebieden. Wellicht heeft dit te maken met de overladenheid van het onderwijsprogramma, dat als voornaamste belemmering wordt gezien voor het geven van techniekonderwijs. Daarnaast wordt techniek veel aangeboden met behulp van losse lessen, waaronder voornamelijk het gebruik van leskisten valt. Met name gebeurt dit door de scholen die aangeven incidenteel aandacht aan techniek te besteden. Bij gebrek aan verankering en aan een doorgaande lijn van techniek zullen leerlingen en waarschijnlijk de leerkrachten, techniek zien als een leuke bijkomstigheid in de vakken handvaardigheid, natuuronderwijs of wereldoriëntatie. Ze zullen zich minder bewust zijn van de inhoud van dit vakgebied, waardoor de doelstelling over imagoverbetering van techniek op deze manier niet gerealiseerd zal worden. Bovendien blijkt uit de contacten ten aanzien van techniekonderwijs dat slechts 4 procent contact heeft met het voortgezet onderwijs rondom techniek. Dit bevestigt eens te meer dat techniek in het basisonderwijs, een paar uitzonderingen daargelaten, een losse flodder lijkt te zijn. Uit het aantal belemmerende problemen kan geconcludeerd worden dat techniek vaak met te weinig geschikte materialen uitgevoerd wordt, waardoor wellicht niet het gewenste leerresultaat bereikt kan worden. (In de techniekportretten die door de inspectie gemaakt zijn, is het onderwijsleerproces verder uitgewerkt, zowel in de rapporten als in de filmpjes.) De kwaliteit van het techniekonderwijs zoals dat nu gegeven wordt, is niet erg hoog. Aan de hand van de vastgestelde normen blijkt dat 22 procent van de bevraagde scholen (N = 263) nog niet aan de beginnorm voldoet. Ruim driekwart van de scholen voldoet wel aan de beginnorm, maar nog niet aan de eindnorm. 2 procent van de scholen voldoet wel aan de eindnorm. Ten opzichte van 2002, toen een PPON-onderzoek naar de stand van zaken van het techniekonderwijs is uitgevoerd door de Citogroep, is er een verschuiving te zien. Deze verschuiving heeft met name plaatsgevonden van scholen die in 2002 nog geen aandacht aan techniekonderwijs besteedden, naar scholen die inmiddels op incidentele wijze met techniek
38 bezig zijn. Het aantal scholen dat structureel aandacht aan techniek besteedt, is niet echt toegenomen. Verder zijn er verschuivingen te zien in het aantal minuten dat er gemiddeld per week aan techniek besteed wordt, het afgenomen aantal problemen en de toename in de activiteiten per leerjaar. De geringe afstemming tussen de basisscholen en de scholen voor voortgezet onderwijs, in combinatie met de grote diversiteit waarop en hoeveel techniek wordt gegeven op de basisscholen, lijkt het nagenoeg onmogelijk te maken om een structurele doorgaande lijn te ontwikkelen tussen deze sectoren. Toch ziet de inspectie hier twee mogelijkheden, die niet op het niveau liggen van de concrete invulling van het onderwijs, maar op een iets 'hoger' niveau liggen en die goed aansluiten bij de techniekkerndoelen. Deze mogelijkheden hebben niet alleen betrekking op de aansluiting primair onderwijs - voortgezet onderwijs, maar kunnen ook benut worden als een rode draad voor het techniekonderwijs binnen het basisonderwijs. - 'Hands on, mind on' Bij techniekonderwijs moet sprake zijn van 'hand on' (of zoals de Fransen het zeggen: 'la main à la pâte'). De leerlingen moeten dus met het handen aan de slag: ze moeten daadwerkelijk dingen maken en zich niet beperken tot het lezen óver techniek of het kijken náár techniek. Het ervaren van hoe techniek werkt is een wezenlijk aspect van techniek, en het biedt tevens de mogelijkheid om op een andere manier te leren dan het werken met pen-en-potlood in een schriftje. Naast 'hands on' moet er sprake zijn van 'mind on'. Uit dit onderzoek is gebleken dat het met 'hands on' wel redelijk goed gaat bij techniek, maar dat er op het gebied van 'minds on' nog de nodige winst is te boeken. Dat kan door leerlingen meer zélf dingen te laten ontwerpen, door meer reflectie in te bouwen tijdens het productieproces en door meer te werken met reflectie en evaluatie achteraf. 'Hands on, mind on' is dus niet gekoppeld aan bepaalde materialen of aan een bepaalde lesorganisatie, maar het is een manier van werken die kenmerkend dient te zijn voor techniek, zowel in het basisonderwijs als in de periode daarna. Als in het basisonderwijs de grondslag wordt gelegd voor deze werkhouding, is al veel bereikt. - Het imago van techniek De maatschappelijke waardering voor techniek is niet zo positief als die zou moeten zijn. Eén van de belangrijke doelstellingen van het Deltaplan bètatechniek is een groter aantal technici. Een imagoverbetering van techniek is een belangrijke voorwaarde om dit te bereiken. Die imagoverbetering kan op verschillende manier bereikt worden. Allereerst door de houding van leraren tegenover techniek. Vervolgens door het techniekonderwijs interessant en uitdagend te laten zijn. En verder door daadwerkelijk met de techniekpraktijk in contact te komen door bedrijfsbezoeken, door gastdocenten, enzovoorts. Net als bij 'hands on, mind on' is deze imagoverbetering niet gekoppeld aan specifieke lessen of aan de organisatie van het onderwijsleerproces, maar is het een twee rode draad door het techniekonderwijs op de basisscholen, maar ook verderop in de onderwijs- en de beroepskolom. Aardige voorbeelden van deze twee rode draden zijn te zien in de techniekportretten op www.schoolvoorbeelden.nl.
39 L I T E R AT U U R Thijssen, J. M. W., Schoot, van der F., Verhelst, N. D., Hemker, B. (2002). Balans van het natuurkunde- en techniekonderwijs aan het einde van de basisschool. Nummer 26 uit de PPON-reeks. Schimmel, J. H., Thijssen, J. M. W. & Wagenaar, H. B. (2003). Techniek voor de basisschool. Een domeinbeschrijving als resultaat van een cultuurpedagogische discussie. Arnhem, Citogroep. Websites: www.schoolvoorbeelden.nl www.techniekbasisonderwijs.nl
41 BIJLAGEN Activiteiten per leerjaar
Ontwerpen van een product Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 38 39 44 67 81 99 101
Percentage 15,6 16,0 18,0 27,5 33,2 40,6 41,4 N=244
Aantal 106 105 104 122 137 157 160
Percentage 43,4 43,0 42,6 50,0 56,1 64,3 65,6 N=244
Aantal 8 7 9 20 27 42 44
Percentage 3,3 2,9 3,7 8,2 11,1 17,2 18,0 N=244
Aantal 6 7 8 31 47 73 77
Percentage 2,5 2,9 3,3 12,7 19,3 29,9 31,6 N=244
Maken van een product Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Producten testen of analyseren Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Bezoek aan tentoonstelling of museum Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
42 Excursie naar een (technisch) bedrijf Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 3 3 5 18 29 76 101
Percentage 1,2 1,2 2,0 7,3 11,9 31,1 41,4 N=244
Aantal 6 7 7 23 35 102 149
Percentage 2,5 2,9 2,9 9,4 14,3 41,8 61,1 N=244
Aantal 4 7 14 68 114 140 145
Percentage 1,6 2,9 5,7 27,9 46,7 57,4 59,4 N=244
Uitnodigen gastdocent Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Gebruik maken van internet Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
To e t s i n g
(Deze vraag is alleen beantwoord door scholen die doelen ten aanzien van techniek formuleren) Proefwerk of theoretische toets Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 0 1 1 6 8 8 8 N=8
43 Opdracht of praktische toets Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 2 3 4 7 8 9 9 N=9
Interessemeting Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 1 1 1 1 1 1 1 N=1
Nog niet de doelen vaststellen Groep Groep Groep Groep Groep Groep Groep
1-2 3 4 5 6 7 8
Aantal 4 4 5 7 8 8 8 N=8
44 Te c h n i e k i n U i t v o e r i n g In te vullen door de directie en/of de techniekcoördinator To e l i c h t i n g
Het doel van deze vragenlijst is om het onderwijsaanbod voor Techniek, de organisatie en de vormgeving hiervan op uw school te inventariseren. Instructie
·
· ·
Zoals de kop aangeeft is het de bedoeling dat de directie of techniekcoördinator deze aanbodvragenlijst invult. Mocht het zo zijn dat techniek alleen in een bepaald leerjaar aandacht krijgt, dan verzoeken wij u deze vragenlijst in te laten vullen door de leerkracht van dat betreffende leerjaar. Staan bij een vraag twee of meer antwoordmogelijkheden, klik dan het meest van toepassing zijnde alternatief aan. Uw mening wordt vaak gevraagd door een 'ja' of 'nee' aan te klikken, bijvoorbeeld:
Techniek stimuleert het probleemoplossend denken
ja / nee
De vragenlijst bestaat uit maximaal 11 vragen over de volgende onderwerpen: - Aandacht voor techniek (1 - 2) - Het leerstofaanbod: methodes, werkvormen, materialen (3 - 5) - Onderwijsleerprocessen (6 - 8) - Beleid en organisatie (9 - 11) Wij danken u bij voorbaat voor het beantwoorden van deze vragenlijst.
45 Te c h n i e k o n d e r w i j s
Het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld' bevat een zevental kerndoelen over Natuur en techniek waarvan er twee specifiek over techniek gaan: - Kerndoel 44 De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. - Kerndoel 45 De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. Daarnaast zijn er doelen uit dit leergebied die min of meer nauw raken aan techniek, zoals: - Kerndoel 42 De leerlingen leren onderzoek doen aan materialen en natuurkundige verschijnselen, zoals licht, geluid, elektriciteit, kracht, magnetisme en temperatuur. - Kerndoel 43 De leerlingen leren hoe je weer en klimaat kunt beschrijven met behulp van temperatuur, neerslag en wind. Ook bij de kerndoelen van bijvoorbeeld Nederlands zijn er doelen die aan techniek raken, zoals (nummer 2): 'De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren' En bij rekenen zijn dit de kerndoelen als 'De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te lossen en redeneringen helder weer te geven' (nummer 24) en 'De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen' (nummer 32). Techniekonderwijs gaat over producten, dingen die mensen gemaakt hebben. Centraal hierbij staan het ontwerpen, het maken, het analyseren (testen) en eventueel het verbeteren van het product. Hierbij komen technische principes aan bod, zoals stevigheid en verbindingen bij constructies, het veranderen van krachten door bijvoorbeeld hefbomen en katrollen, enzovoort. Het is niet noodzakelijk dat uw school met een nieuw, apart vak Techniek werkt, want techniek kan ook 'verbreed' en duidelijk herkenbaar ingebed wordt in het leerstofaanbod van andere leergebieden. Techniekonderwijs is een combinatie van denken en doen, van theorie en praktijk.
46 Aandacht voor techniek
1. a) Op welke manier besteedt uw school aandacht aan techniek en hoeveel uur per jaar? Als u bijvoorbeeld 1 keer per twee weken 45 minuten besteedt aan techniek, dan wordt dit op jaarbasis 15 uur. (Toelichting: uitgaande van 40 weken is dit 20 weken van 45 minuten: 900 minuten, ofwel 15 uur.) Geïntegreerd in een ander vakgebied Techniek als apart vak in het rooster Losse lessen (incidenteel) Techniekproject(en) Excursie(s) Onze school besteedt (nog) geen aandacht aan techniek
ja ja ja ja ja ja
/ / / / /
nee nee nee nee nee
b) In welk vakgebied heeft u techniek geïntegreerd? Handvaardigheid Wereldoriëntatie Natuuronderwijs Anders
ja / nee ja / nee ja / nee
c) Kunt u een globale schatting maken van het aantal uren dat er per groep aan techniek besteed wordt op jaarbasis? Het hoeft hierbij niet per definitie om techniek als vak te gaan, maar dit kunnen dus ook onderdelen van techniek of activiteiten met betrekking tot techniek zijn. Groep 1
Groep 2
Groep 3 Groep 4 Groep 5 Groep 6 Groep 7 Groep 8
Uren per jaar 2. In onderstaand schema zijn enkele problemen geformuleerd die als belemmering voor goed techniekonderwijs worden genoemd. Welke problemen ervaart men op uw school als probleem bij het techniekonderwijs? Mogelijke problemen Het onderwijsprogramma is te overladen om voldoende tijd aan techniek te kunnen besteden. Het ontbreekt de leerkrachten aan voldoende deskundigheid om goed techniekonderwijs te kunnen geven. Er is onvoldoende tijd om technieklessen goed te kunnen voorbereiden. De school beschikt over te weinig materialen om goed techniekonderwijs te kunnen geven. De kosten voor de aanschaf van materialen zijn te hoog. Techniekonderwijs vraagt om extra menskracht en die ontbreekt. De school heeft geen geschikte ruimte voor techniekonderwijs. De school ervaart geen problemen bij het geven van techniekonderwijs. Anders
Ervaart u dit als een probleem? ja / nee
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
47 Leerstofaanbod
3. In onderstaande tabel kunt u met een kruisje aangeven van welke methode of van welk materiaal gebruik wordt gemaakt in de verschillende groepen voor techniek. Bovendien kunt u aangeven of het techniekgedeelte van deze methode of materialen geheel of gedeeltelijk gebruikt. Techniek
materiaal
leerjaar 1-2
3
4
5 6 7
gebruik 8
gedeeltelijk
Methode 0 Gebruik maken van een methode 1 Leefwereld: natuuronderwijs en techniek voor de basisschool 2 Natuurlijk! 3 Wijzer door de natuur 4 Anders Bronnenboek
0 Gebruik maken van een bronnenboek 1 Techniek biedt zoveel méér! 2 Klus en klaar 3 Maak 't maar 4 Anders
Losse materialen 0 Gebruik maken van los materiaal 1 Digitaal materiaal cd-roms, internet 2 Tv-uitzendingen over techniek 3 Leskisten 4 Bouwmateriaal, zoals: blokken, lego, ministeentjes, etc. 5 Constructiemateriaal, zoals: Lasy, K'nex, Meccano, etc. 6 Materiaal voor overbrengingen, zoals tandwielen, hefbomen, etc. 7 Diverse gereedschappen zoals: lijmtang, stanleymes, schroevendraaier, combinatietang, veiligheidsbril, figuurzaag, etc. 8 Anders
geheel
48 4. Is het team tevreden over de gebruikte methode en/ of over de andere leermaterialen voor techniek? 1. Er wordt niet geëvalueerd of de methode en/of leermaterialen goed hanteerbaar of bruikbaar zijn. 2. Het team is tevreden over deze methode/leermaterialen. 3. Het team is slechts gedeeltelijk tevreden over deze methode/leermaterialen. 4. Het team is niet tevreden en wil iets anders aanschaffen of ontwikkelen. 5. Indien u niet of slechts gedeeltelijk tevreden bent over deze methode, wat is dan uw belangrijkste kritiek? Mogelijk probleem Ervaart u dit als een probleem? Werken met de methode/het materiaal kost te veel voorbereiding. ja / nee De methode/het materiaal heeft te weinig onderwerpen over techniek. ja / nee De methode/het materiaal is te moeilijk voor de leerlingen. ja / nee De methode/het materiaal heeft geen uitnodigend praktijkgedeelte. ja / nee De methode/het materiaal kent geen doorgaande lijn. ja / nee De methode/het materiaal vraagt te veel aanvullende materialen. ja / nee Anders
49 Onderwijsleerprocessen in het kader van techniek
6. We noemen enkele activiteiten die in het kader van het techniekonderwijs plaats kunnen vinden. Geef aan welke activiteiten afgelopen schooljaar zijn uitgevoerd en bij welke groep(en) dit het geval was. Activiteiten Leerlingen ontwerpen zelf een product. Leerlingen maken zelf een product. Leerlingen hebben bestaande of eigen producten op hun technische aspecten getest en/of geanalyseerd. U bezoekt met de leerlingen een tentoonstelling of museum in het kader van het techniekonderwijs. U maakt met de leerlingen een excursie naar een technisch bedrijf in de omgeving. U nodigt een gastdocent of ouder uit die vertelt over een technisch onderwerp. De leerlingen maken gebruik van internet voor informatie over techniekonderwerpen. Geen van bovenstaande activiteiten.
Afgelopen jaar uitgevoerd? ja / nee ja / nee
Zo ja, in welke groep(en)?
ja / nee
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
7. Op welke wijze stelt u vast wat leerlingen als gevolg van de techniekactiviteiten geleerd hebben? A De school heeft doelen opgesteld ten aanzien van het techniekonderwijs.
ja / nee
B Hoe stelt u vast of deze doelen gerealiseerd worden? Activiteiten Proefwerk / theoretische toets Opdracht / praktische toets Interessemeting techniek Onze school stelt nog niet (systematisch) vast of de doelen gerealiseerd zijn Anders
Zo ja, in welke groep(en)? ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
C Kunt u aantonen dat de leerlingen aan het einde van de basisschool de kerndoelenvoor techniek op een voldoende niveau behalen? ja / gedeeltelijk / nee
50 8. Is er sprake van een doorgaande lijn voor het leerstofaanbod techniek? Het leerstofaanbod in de verschillende leerjaren sluit op elkaar aan. Er zijn vastgelegde afspraken over de gebruikte materialen, methoden en/of leerlijnen voor techniek waarmee wordt voorzien in een doorgaande lijn.
ja / nee
ja / nee
51 Beleid en organisatie
9a. Op welke wijze is techniek verankerd in het schoolbeleid en in de organisatie? Activiteiten Techniek staat beschreven in het schoolplan. Er is een techniekcoördinator of techniekteam op school. Techniek is onderwerp van overleg in teamvergaderingen. Er vindt scholing van het personeel plaats t.a.v. techniek. Binnen het team maken we gebruik van elkaars deskundigheden op het gebied van techniek. Er vindt coaching op het gebied van techniek plaats. Anders
ja ja ja ja
/ / / /
nee nee nee nee
ja / nee ja / nee
9b. Wordt in de praktijk ook uitgevoerd wat er over techniek in het schoolplan staat? ja / niet helemaal / nee 10. Met welke personen of instanties onderhoudt de school contacten met betrekking tot techniek? Ouders Ouders helpen/begeleiden bij techniekactiviteiten in de school of in de klas. Ouders begeleiden leerlingen bij onderwijsactiviteiten rondom techniek zoals excursies, bezoek aan bedrijf, etc. Vervolgonderwijs Er is afstemming op het vervolgonderwijs specifiek over techniek. Pabo De Pabo stimuleert techniek op enigerlei wijze. Bedrijfsleven Er zijn contacten met het bedrijfsleven omtrent techniek. Onderwijsbegeleidingsdiensten Er is samenwerking omtrent techniek met een OBD. Regio U bent aangesloten bij een VTB-regio (Verbreding Techniek Basisonderwijs). Overige contacten m.b.t. techniek
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
ja / nee
Tot slot willen wij u vragen of u concluderend kunt aangeven welke van onderstaande categorieën het meest op uw school van toepassing is. 11. In hoeverre besteedt de school aandacht aan techniekonderwijs? 1. De school besteedt (nog vrijwel) geen aandacht aan techniekonderwijs. 2. De school besteedt incidenteel aandacht aan techniekonderwijs. 3. Het techniekonderwijs staat structureel op het lesrooster.
Hiermee bent u aan het einde van deze vragenlijst gekomen.