3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 1 van 19
PEDAGOGISCH BELEID Versie januari 2014
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 2 van 19
INHOUD 1.
PEDAGOGISCH BELEID
3
2.
HET HEERLENSE PEUTERSPEELZAALWERK 2.1 ALGEMEEN 2.2 DOELSTELLING VAN HET PEUTERSPEELZAALWERK IN HEERLEN 2.3 KERNOPDRACHT
3 3 4 4
3.
BASISDOELEN VOOR DE OPVOEDING
5
4.
INSTRUMENTEN VOOR HET PEDAGOGISH HANDELEN 4.1 ALGEMEEN 4.2 DE PEUTERSPEELZAALLEIDSTER 4.3 DE GROEP 4.4 HET ACTIVITEITENPROGRAMMA 4.5 DE ACCOMMODATIE 4.6 HET SPEL- EN ONTWIKKELINGSMATERIAAL
6 6 6 7 7 9 10
5.
ONTWIKKELINGSSTIMULERING 5.1 DE MOTORISCHE (LICHAMELIJKE) ONTWIKKELING 5.2 DE SOCIAAL – EMOTIONELE ONTWIKKELING 5.3 DE CREATIVE ONTWIKKELING 5.4 DE COGNITIEVE (VERSTANDELIJKE) ONTWIKKELING 5.5 DE TAALONTWIKKELING 5.6 DE ONTWIKKELING VAN WAARDEN EN NORMEN
10 10 11 11 12 12 13
6.
VOLGEN EN SIGNALEREN
14
7.
BEWAKEN DOORGAANDE ONTWIKKELINGSLIJN
15
8.
VERZORGING EN HYGIENE
15
9.
GEBEURTENISSEN RONDOM KINDEREN/PROTOCOLLEN
15
10.
INTERCULTURELE ASPECTEN BINNEN DE PEUTERSPEELZALEN
16
11.
CULTUUREDUCATIE
16
12.
VERKEERSEDUCATIE
16
13.
DE POSITIE VAN DE OUDERS
16
14.
KINDEREN MET SPECIFIEKE PROBLEMEN
17
15.
TOT SLOT
18
Geraadpleegde literatuur
19
3 3.1 Datum Versie Blad
1.
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 3 van 19
PEDAGOGISCH BELEID
Het NIZW (Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn) geeft als definitie van pedagogisch beleid: ”Alle formele en informele afspraken die tezamen continuïteit en gelijkheid geven aan het handelen met betrekking tot de opvoeding en ontwikkeling van kinderen”. De stichting Peuterspeelzaalwerk Heerlen (PWH) wenst deze definitie onverkort te hanteren voor haar pedagogisch beleid. Door het formuleren en uitwerken van pedagogisch beleid als instellingsbeleid wordt ingestoken op een continue bewaking van een eenduidige pedagogische kwaliteit in elke peuterspeelzaal. Ook wordt het pedagogisch handelen van de peuterspeelzaalleidsters toetsbaar en wordt de werkwijze in de peuterspeelzalen transparant gemaakt. De nota Pedagogisch Beleid heeft binnen PWH de volgende functies:
het biedt richtlijnen voor het dagelijkse handelen;
het biedt houvast aan medewerkers en nieuwe medewerkers;
het biedt houvast om doelstellingen op de langere termijn te realiseren;
het dient als evaluatie- en controlemiddel;
het is een communicatiemiddel voor de subsidieverstrekker, ouders en andere instellingen;
het biedt ouders inzicht in de opvoedkundige opvattingen van PWH.
De peuterspeelzaalleidsters geven concrete uitvoering aan het pedagogisch beleid. De voor de peuterspeelzalen verantwoordelijke managers bewaken de uitvoering. Het beleid vormt de basis van de pedagogische gespreksonderwerpen tijdens de teamvergaderingen. Evaluatie pedagogisch beleid Het pedagogisch beleid wordt jaarlijks geëvalueerd met peuterspeelzaalleidsters en ouders (cliëntenraad ) teneinde de pedagogische kwaliteit te waarborgen. Voorafgaand zullen de evaluaties op teamniveau uitgevoerd moeten zijn. Een en ander wordt meegenomen in de teamoverleggen van de peuterspeelzaal (taakbeleid) en in de jaarplanning. Binnen de jaarplanning van de centrale ouderraad zal in januari eveneens een evaluatie van het pedagogisch beleid plaatsvinden.
2.
HET HEERLENSE PEUTERSPEELZAALWERK
2.1
ALGEMEEN
In Heerlen bezoekt ongeveer 50.06% van de 2 – 3 jarigen peuters een peuterspeelzaal. Dit betekent dat gemiddeld 767van de ongeveer 1532 kinderen in de leeftijdscategorie op dit moment enkele dagdelen per week een van de 22 Heerlense peuterspeelzalen bezoekt. (peildatum 1 oktober 2013) Van deze 767 peuters heeft ongeveer 128 een zogeheten onderwijsgewicht. Dat heeft te maken met het opleidingsniveau van de ouders. In de Gemeente Heerlen wordt in het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstanden-beleid in de meeste wijken door peuterspeelzalen en basisscholen gezamenlijk Voor- en Vroegschoolse Educatie
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 4 van 19
aangeboden. In een groot deel van de peuterspeelzalen van PWH wordt daartoe gewerkt met de Piramidemethode. Vier peuterspeelzalen werken met het programma Speelplezier. 2.2
DOELSTELLING VAN HET PEUTERSPEELZAALWERK IN HEERLEN
In het peuterspeelzaalwerk is een toenemende focus zichtbaar op voorschoolse educatie. Ook binnen PWH is deze ontwikkeling gaande, maar wel geplaatst in een breder kader: Het peuterspeelzaalwerk in Heerlen dient “optimale ontwikkelingskansen te creëren voor alle kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar”. PWH is daartoe een basisvoorziening en biedt programma’s en activiteiten aan op het vlak van spelen, ontwikkelen en ontmoeten. De doelstelling is als volgt geformuleerd: “Het stimuleren en begeleiden van de brede ontwikkeling en educatie van peuters in de leeftijd van 2 en 3 jaar, waarbij de peuters systematisch en op methodische wijze worden gevolgd in hun ontwikkeling en welbevinden, en waarbij wordt zorg gedragen voor een gerichte signalering met zonodig verwijzing (preventie) en extra ondersteuning.” 2.3
KERNOPDRACHT e
In het “Visiedocument. Peuterspeelzaalwerk in de 21 eeuw” (2001) van de MO-Groep (de Maatschappelijke Ondernemers Groep is de brancheorganisatie voor welzijn & maatschappelijke dienstverlening, jeugdzorg en kinderopvang) is de kernopdracht van het peuterspeelzaalwerk vastgelegd. PWH geeft uitvoering aan deze kernopdracht. a.
Ontwikkelingsstimulering
Het peuterspeelzaalwerk heeft tot taak om de brede ontwikkeling van alle peuters te stimuleren. Dit heeft betrekking op zowel de motorische ontwikkeling, als op de sociale, emotionele, cognitieve, creatieve en taalontwikkeling. b.
Volgen en signaleren
Elke peuter dient op systematische en methodische wijze gevolgd te worden in de ontwikkeling en welbevinden. Indien daartoe aanleiding is, moet zorg gedragen worden voor een gerichte signalering (preventie). c.
Vormgeven doorgaande ontwikkelingslijn
Er dient een bijdrage te worden geleverd in de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. Daarmee is, zoals hiervoor aangegeven, een peuterspeelzaal een schakel in de ontwikkelingsketen van kinderen en dus een essentiële partner in de uitvoering van lokaal jeugdbeleid.
3.
BASISDOELEN VOOR DE OPVOEDING
PWH onderschrijft de opvatting dat de inzichten over wat kinderen nodig hebben, te vertalen zijn in vier basisdoelen voor de opvoeding (prof. Dr. M. Riksen-Walraven, 2000):
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 5 van 19
a. Veiligheid; b. Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competenties; c.
Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competenties;
d. Waarden en normen, “cultuur”. a.
Veiligheid
Met veiligheid wordt bedoeld: een veilige basis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor het bereiken van andere pedagogische doelen. Als kinderen zich veilig voelen, als ze zich vertrouwd weten, durven ze op verkenning uit te gaan. Kinderen ontlenen een gevoel van veiligheid in de eerste plaats aan de persoonlijke relatie met een aantal vaste volwassenen in hun omgeving. Betrokkenheid, openstaan voor het kind, op de juiste manier ingaan op signalen zijn daarin de sleutelbegrippen. Maar naast volwassenen kunnen ook bekende leeftijdsgenootjes een gevoel van veiligheid bevorderen. En ten slotte kan met een duidelijk dagritme en een goede inrichting van de omgeving een sfeer van veiligheid en geborgenheid worden gecreëerd. b.
Persoonlijke competenties
Kinderen moeten hun eigen mogelijkheden, hun ‘competenties’ ontwikkelen. Zij moeten de kans krijgen om kennis en vaardigheden op te doen en persoonskenmerken te ontwikkelen die belangrijk zijn om goed te kunnen functioneren. Voorbeelden daarvan zijn de ontwikkeling van taal en denken, het vermogen om zelf problemen op te lossen, het ontwikkelen van creativiteit en fantasie. Door zelf iets te ondernemen en daarbij positieve ervaringen op te doen, ontwikkelen kinderen persoonlijke competenties. c.
Sociale competenties
Met sociale competentie wordt bedoeld de kennis en vaardigheden die belangrijk zijn in het omgaan met anderen. Door de contacten met andere kinderen in de groep leren kinderen om te communiceren, relaties aan te gaan, zich te verplaatsen in anderen, samen te werken, conflicten op te lossen. Dit biedt volop kansen om de sociale ontwikkeling van kinderen te bevorderen. d.
Waarden en normen, “cultuur”
Het gaat er bij de opvoeding ook om kinderen te laten ingroeien in de samenleving waarvan zij deel uitmaken. Je geeft ze cultuur, waarden en normen, mee. Bijvoorbeeld respect voor elkaar en voor de omgeving. Waarden en normen worden vertaald in regels. Een voorbeeld daarvan is dat je een ander geen pijn mag doen. Kinderen raken in de verbanden waarin zij leven, zoals het gezin en de peuterspeelzaal, vertrouwd met gewoontes en leren regels die duidelijk maken: “zo doen wij dat”.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 6 van 19
4.
INSTRUMENTEN VOOR HET PEDAGOGISCH HANDELEN
4.1
ALGEMEEN
Doelstelling, kernopdracht en basisdoelen voor de opvoeding geven de uitgangspunten aan voor het pedagogisch handelen binnen PWH. Daartoe worden eisen gesteld aan het opleidings- en kennisniveau alsmede het functioneren van de peuterspeelzaalleidsters, aan de samenstelling van de groepen, aan het activiteitenprogramma, aan de accommodaties en aan het spel- en ontwikkelingsmateriaal. Tijdens teamvergaderingen, evaluaties van het pedagogisch beleid en functioneringsgesprekken wordt de pedagogische kwaliteit van de peuterspeelzalen getoetst. 4.2
DE PEUTERSPEELZAALLEIDSTER
De peuterspeelzaalleidsters vervullen een belangrijke rol binnen de peuterspeelzaal. Mede op grond van hun opleiding (de opleidingseisen zijn in de CAO vastgelegd), kennis en ervaring hebben zij inzicht in de totale ontwikkeling van de peuter en hoe zij deze ontwikkeling kunnen stimuleren. Zij dienen peuters op systematische en methodische wijze te volgen in hun ontwikkeling en welbevinden. Indien daartoe aanleiding is, moet zorg gedragen worden voor een gerichte signalering (preventie). In verband met het vormgeven van de doorgaande ontwikkelingslijn dienen peuterspeelzaalleidsters contacten met ouders, basisscholen, consultatiebureaus te onderhouden. De leidsters zijn betrokken bij kinderen en begeleiden deze. Zij moeten een positief pedagogisch klimaat creëren in de peuterspeelzaal en positief inspelen op de behoefte van het kind. De peuter ontwikkelt dan zelfvertrouwen dat een gevoel bevordert van ‘competentie’: geloof en plezier in eigen kunnen. De peuterspeelzaalleidsters zorgen voor een kindvriendelijke, een veilige en uitdagende omgeving, en een dagindeling en structuur die peuters houvast geven. Zij zijn in staat door hun gedrag een voorbeeldfunctie te vervullen met betrekking tot het overbrengen van waarden en normen. Van leidsters wordt verwacht dat ze inspelen op de groep, maar ook dat zij tegemoet komen aan de behoeften van het individuele kind. Binnen de leidster-kind interactie is onder andere belangrijk:
bieden van veiligheid en bescherming;
ontdekken van grenzen en verleggen van wat een kind kan, wil, durft;
deelnemen aan en deel zijn van de dagelijkse activiteiten;
bewust maken en zichtbaar maken van de eigen capaciteiten van een kind;
hanteren van heldere en begrijpelijke afspraken en instructies;
consequent en dus voorspelbaar handelen;
inbrengen van een onbekend of ontbrekend element in een bekende spelsituatie;
inspelen op grapjes, humor, ‘gek doen’ of ‘stout zijn’ van een kind;
belonen, prijzen en complimenteren;
aansluiten op leermomenten voor een specifiek kind;
stimuleren om mee te doen;
aanbieden van een gevarieerd programma.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 7 van 19
In de VVE peuterspeelzalen werken twee leidsters met een functiegerichte opleiding in de 2½ tot 4 jarigen groepen en één leidster met een functiegerichte opleiding bijgestaan door een vrijwilligster in de twee tot 2½ jarige groepen. De peuterspeelzaalleiders in de VVE-zalen zijn daarnaast in het bezit van het Piramidecertificaat/Speelpleziercertificaat of hebben anderszins een aanvullende scholing gevolgd op het vlak van de voorschoolse educatie. In de niet VVE- peuterspeelzalen streeft PWH naar één leidster per groep met een functiegerichte opleiding, bijgestaan door vrijwilligsters. Ook kunnen aanvullend stagiaires aanwezig zijn. 4.3
DE GROEP
Peuters moeten een gevoel van veiligheid ontwikkelen in de peuterspeelzaal. Zij hechten aan structuur en herkenbaarheid. Vandaar dat kinderen in vaste groepen worden geplaatst met vaste peuterspeelzaalleidsters en met een vaste dagindeling. De vaste dagindeling kenmerkt zich door een afwisseling van individueel spel en groepsactiviteiten, rust en verzorgingsmomenten maar steeds op dezelfde momenten van de ochtend of middag. De maximale groepsgrootte bedraagt 16 kinderen. De tweejarige peuters bezoeken de peuterspeelzaal in beginsel twee dagdelen per week; de driejarigen doorgaans drie dagdelen per week. Binnen de VVE-peuterspeelzalen zijn de peuters van 2½ tot 4 jaar vier dagdelen per week aanwezig. In peuterspeelzalen die over twee ruimtes beschikken kunnen groepen incidenteel worden samengevoegd als het kinderaantal per groep uit minder dan 8 kinderen bestaat. Voor de VVE-peuterspeelzalen is het werken met horizontale groepen (qua leeftijd) landelijk voorgeschreven. Dat is nodig omdat met behulp van een VVE-methode - binnen PWH specifiek Piramide/Speelplezier - doelgericht gewerkt wordt aan het wegwerken van ontwikkelingsachterstanden. In de niet VVE peuterspeelzalen wordt doorgaans met verticale groepen gewerkt. De twee en driejarige peuters functioneren dan binnen een qua leeftijd gemengde groep. In het derde dagdeel voor de driejarige peuters wordt extra aandacht besteed aan de voorbereiding op de basisschool. Qua horizontale en verticale groepen is er dus binnen de peuterspeelzalen van PWH sprake van een verschil in benadering. De vraag doet zich voor, en de discussie daarover wordt ook in gang gezet, of deze situatie al dan niet moet worden veranderd. 4.4
HET ACTIVITEITENPROGRAMMA
In de peuterspeelzalen van PWH wordt in toenemende mate gewerkt met educatieve programma’s. In de meeste VVE-zalen gebeurt dit aan de hand van de door CITO ontwikkelde Piramide-methode. Vier peuterspeelzalen werken met het programma Speelplezier. In de niet VVE-zalen wordt themagericht gewerkt. De Piramide-methode De VVE-peuterspeelzalen die werken met de Piramide-methode (gericht op 2½ - 6 jarige kinderen) zijn gebonden aan de projecten die jaarlijks aan bod komen. Jaarlijks zijn dat er minimaal 9. Er wordt gestreefd naar een evenwicht tussen spel op eigen initiatief van de kinderen en spel waarin de peuterspeelzaalleidster gericht activiteiten aanbiedt. In het vrije deel kunnen de peuters vrij in de groepsruimte spelen. De ruimte is ingedeeld in hoeken, bijvoorbeeld een huishoek, een bouwhoek,
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 8 van 19
een taalhoek en er staat een ontdektafel. In het vrije spel wordt geobserveerd of het kind een ‘rijk spel’ speelt. Kinderen die niet gevarieerd spelen, worden in hun spel ondersteund. In het gerichte deel wordt elke paar weken aan een project gewerkt rondom verschillende thema’s uit de belevingswereld van jonge kinderen (bijvoorbeeld huis, kleding, verkeer, water, Sinterklaas). De peuterspeelzaalleidster bereidt de thema’s voor met behulp van projectboeken waarin voor elk thema verschillende activiteiten, liedjes en spelletjes staan beschreven. De thema’s worden in vier fasen uitgewerkt: oriënteren, demonstreren, verbreden en verdiepen. Piramide gaat ervan uit dat structuur en herkenbaarheid het leerproces van kinderen bevorderen. Daarom keren de projectthema’s elk jaar op een aangepast niveau terug. De jaarprogramma’s worden in samenwerking met de basisschool gemaakt. Met andere woorden: als er in de speelzaal gewerkt wordt aan het thema ‘huis’, (Hier woon ik) dan zal er ook in de basisschool aan dit thema gewerkt worden, alleen een stapje moeilijker. Herkenbaarheid ontstaat ook door het terugkeren van bepaalde liedjes en spelmaterialen. De Piramide-methode kent een eigen observatiesysteem dat bestaat uit observatielijsten en toetsen. Met behulp van dit volgsysteem wordt iedere peuter nauwlettend in zijn ontwikkeling gevolgd. De peuters die het reguliere Piramide-groepsprogramma niet kunnen volgen op het gewenste niveau, worden extra ondersteund door de tutor. Speelplezier Speelplezier is een methodiek om peuters en (kleuters) al spelend ontwikkelingsstappen te laten zetten. Speelplezier biedt handvatten om de ontwikkeling vanuit spel te stimuleren, te observeren en te registreren. Het werken met thema’s (er zijn 9 thema’s) volgens Speelplezier gaat uit van 3 kernpunten: 1. Kinderen laten spelen door ruimte te maken voor vrij spelen; door een uitnodigende speel/leeromgeving te creëren en door genoeg tijd vrij te maken voor vrij spel tijdens spelen/werken. 2. Kinderen helpen spelen door themaspel voor te bereiden, mee te spelen en gebruik te maken van getekende speelplannen. 3. Kinderen leren spelen door samen met kinderen geleid themaspel te spelen en dat vast te leggen in getekende speelplannen. Speelplezier richt zich met name op de volgende spelvormen: . het manipulatieve spel; . het verbeeldend spel; . het constructiespel. VE-coaches Sinds februari 2013 zijn er 6 VE-coaches aangesteld die de leidsters coachen en ondersteunen in de uitvoering van de VE-programma’s. Opbrengstgericht werken, het vergroten van de ouderbetrokkenheid en het werken met een kindvolgsysteem zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Pilot 0 Pilot 0 is een experiment dat plaatsvindt in 30 gemeentes verspreidt door heel Nederland waaraan peuterspeelzaal Pino samen met de Paulusschool deelneemt. Dit betekent dat peuters 5 dagdelen naar de peuterspeelzaal komen.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 9 van 19
Onder begeleiding van een peuterspeelzaalleidster en een leerkracht van het basisonderwijs wordt het programma Piramide aangeboden gekoppeld aan opbrengst gericht werken. Themagericht werken In de niet VVE-peuterspeelzalen wordt themagericht gewerkt. De brede ontwikkeling wordt gestimuleerd door middel van het aanbieden van uitnodigende speelsituaties. De leidsters maken gebruik van speciaal samengestelde klappers die activiteiten, liedjes, en spelletjes beschrijven rondom bepaald thema’s zoals feestdagen en seizoenen. Er wordt jaarlijks een programma samengesteld, gebaseerd op een aantal thema’s. Ook in de niet VVE-zalen wordt het Cito observatiesysteem gebruikt om de peuters te volgen gedurende de tijd dat ze de peuterspeelzaal bezoeken en om gericht het instrument van ontwikkelingsstimulering in te kunnen zetten. De samenwerking met de basisschool PWH streeft ernaar alle peuterspeelzalen te huisvesten in een basisschool. Voor een vanzelfsprekende samenwerking is dit van belang. Op 4 zalen na zijn alle 22 zalen in een basisschool gehuisvest. De VVE-zalen hebben in het kader van de uitvoering van de projecten en samenwerking minimaal 4x per jaar een overleg (koppeloverleg). Ook zijn er jaarlijkse gezamenlijke activiteiten zoals bijvoorbeeld een project rondom eten en drinken of verkeer. Een “warme overdracht”, het overdragen van de peuters naar de basisschool in aanwezigheid van de ouders is in diverse zalen al gerealiseerd of in een opbouwfase(koppelscholen). De toets en observatiegegevens en het overdrachtsformulier worden dan aan de basisschool doorgegeven. De peuterspeelzaal en de basisschool hebben ook nadere afspraken met elkaar gemaakt over het gebruik van de ruimtes, bijvoorbeeld de gymzaal, de buitenruimte. Ook zijn er afspraken over het wachten en binnenkomen van ouders en peuters. 4.5
DE ACCOMMODATIE
De peuterspeelzaal dient een speciaal voor jonge kinderen ingerichte ruimte te zijn omdat dit invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. Het op grond van de Arbo-wetgeving noodzakelijke ergonomisch verantwoord meubilair, de inrichting van de speelruimte en het sanitair is zo gekozen dat de peuters zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren in de groep. De materialen liggen op vaste plekken. Zogeheten kieskasten zijn open, zodat het kind wordt uitgedaagd spelmateriaal te kiezen dat aansluit bij de belangstelling en ontwikkelingsbehoeften van dat moment. In verschillende speelhoeken wordt de brede ontwikkeling van het kind gestimuleerd en leert het nieuwe vaardigheden. De buitenruimte wordt volgens dezelfde uitgangspunten ingericht. Ook buiten kunnen kinderen spelend ervaringen opdoen. Ten aanzien van de binnen- en buitenruimte kan meer specifiek het volgende worden aangegeven. Speelruimte binnen Er wordt naar gestreefd om zoveel als ruimtelijk mogelijk aparte activiteitenplekken in te richten. Daarbij moet gedacht worden aan een poppenhoek, leeshoek/zithoek, waterspeelplek/zandspeelplek,
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 10 van 19
terugtrekplek, creatieve hoek, bouwhoek, puzzelhoek, bewegingsruimte met rollend materiaal en glijbaan, winkelhoek, computerhoek en schilder en tekenplek. Speelruimte buiten Ook hier geldt dat er naar wordt gestreefd om zoveel als ruimtelijk mogelijk aparte activiteitenplekken in te richten. Daarbij moet gedacht worden aan:
vlak open onverhard gebied;
vlak open verhard gebied;
specifieke plekken als zandspeelplek, waterplek, terugtrekplek, fantasieplek, zitplek;
speeltoestellen.
Waar peuterspeelzalen in schoolgebouwen of multifunctionele gebouwen zijn gevestigd kunnen de groepen mogelijk gebruik maken van andere ruimtes zoals bijvoorbeeld de gymzaal conform de afspraken met de school c.q. beheerder. De peuters verlaten dan hun lokaal onder begeleiding van de leidsters. Deze ruimtes worden gebruikt voor grof motorische activiteiten. Opgemerkt zij dat Arbo- en veiligheidsverplichtingen zijn opgenomen in het accommodatiebeleid van PWH. 4.6
HET SPEL- EN ONTWIKKELINGSMATERIAAL
Het spel- en ontwikkelingsmateriaal is zodanig samengesteld dat er aan alle ontwikkelingsgebieden (motorische, sociale, emotionele, creatieve, cognitieve en taalontwikkeling) aandacht kan worden besteed.
5.
ONTWIKKELINGSSTIMULERING
Ontwikkeling staat voor groei, vooruitgang en vorming. Kinderen hebben een actief aandeel in hun eigen ontwikkeling. Kinderen willen zelf groot worden. Ze zijn van nature nieuwsgierig en actief. Door initiatieven te nemen en mee te doen, zijn ze voortdurend bezig de grotemensenwereld te ontdekken en te begrijpen. Jonge kinderen ontwikkelen zich vooral door spel. Spelactiviteiten zijn voor jonge kinderen dan ook de basis voor hun ontwikkeling. Het is de taak van volwassenen om kinderen in dit actieve proces te steunen en uit te dagen. De peuterspeelzaal speelt in die zin een belangrijke rol bij het stimuleren van de verschillende ontwikkelingsgebieden. 5.1
DE MOTORISCHE (LICHAMELIJKE) ONTWIKKELING
Peuters hebben binnen de peuterspeelzalen van PWH volop de gelegenheid om spelenderwijs binnen en buiten motorisch bezig te zijn. Er worden juiste condities en situaties aangeboden, passend bij de ontwikkeling van de peuter. Daar waar mogelijk worden (grof ) motorische activiteiten uitgevoerd in
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 11 van 19
gymzalen en andere grote ruimtes (conform afspraken) in het gebouw waar de peuterspeelzaal is gevestigd. Het activiteitenaanbod bestaat onder andere uit:
activiteiten voor de grove motoriek zoals rennen , klimmen en fietsen;
uitdagende spelmogelijkheden, omgaan met gevaar;
activiteiten voor de fijne motoriek;
dans en bewegingsspel.
Het materialenaanbod bestaat onder andere uit:
driewielers, kruiwagens, vrachtauto’s, steppen;
klimrek, glijbaan, klimobjecten;
matrassen, kussens, matten;
kralen, mozaïek, kleur- en tekenpotloden, prikpennen;
zand en water;
voelkleed;
knuffelbeesten;
klei, verf, plaksel, papier.
5.2
DE SOCIAAL – EMOTIONELE ONTWIKKELING
Peuters moeten kennis en vaardigheden ontwikkelen die belangrijk zijn in het omgaan en rekening houden met anderen, om emoties te verwerken en het zelfgevoel te ontwikkelen. Het activiteitenaanbod bestaat onder andere uit:
vrij spelen;
aanbod van geleid spel;
fantasie- en rollenspel;
(kring)gesprekken;
Uitstapjes.
Het materialenaanbod bestaat onder andere uit:
5.3
speelgoed;
spullen uit de volwassen wereld (potten, pannen en dergelijke);
fantasiemateriaal zoals poppen, kleertjes, lappen, fornuisje, poppenbedje, poppenwagen;
verkleedkleren, knuffelbeesten, doktersset;
spelmateriaal en speelgoed uit diverse culturen;
verf, klei, krijt, potloden;
driewielers, vrachtauto’s, kruiwagens, steppen. DE CREATIEVE ONTWIKKELING
De peuter wordt gestimuleerd en geholpen om zich uit te drukken op de eigen persoonlijke manier. Er wordt gezongen, gedanst, muziek gemaakt en geëxperimenteerd met allerlei uiteenlopende materialen.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 12 van 19
Het activiteitenaanbod bestaat onder andere uit:
fantasiespel;
expressieactiviteiten ( knutselen, drama, muziek, dans).
Het materialenaanbod bestaat onder andere uit:
tekenmateriaal, papier, (vinger) verf;
peuterscharen, prikpennen;
natuurlijke materialen; rijst, zand veertjes, kurk, graan, klei;
verkleedkleren, lappen, schmink;
muziekinstrumenten, cassetterecorder.
5.4
DE COGNITIEVE (VERSTANDELIJKE) ONTWIKKELING
Het vermogen tot nadenken ontwikkelt zich en deze ontwikkeling wordt actief gestimuleerd. Het activiteitenaanbod bestaat onder andere uit:
taalspelletjes en begripsvormen;
vormen en kleuren, dagen, seizoenen;
tellen;
zingen;
spelen met klanken, geluiden , ritmes;
rijmen en dichten;
(kring)gesprekken;
poppen(kast)spel;
(voor)lezen;
thema’s (boerderij, vervoer, ziek, kleuren).
Het materialenaanbod bestaat onder andere uit:
5.5
(voor)leesboeken
kijkboeken
poppenkast
cassetterecorder met geluiden van dieren en alledaagse dingen
gehoorspelletjes
bouw- en constructiemateriaal
poppen, knuffels
zelfgemaakte attributen behorende bij de Piramideprojecten/Speelplezier thema’s DE TAALONTWIKKELING
In de leeftijd tussen 0-4 jaar is een kind het meest ontvankelijk voor taal. Daarom krijgt taalontwikkeling binnen de peuterspeelzalen van PWH veel aandacht. In het bijzonder in de VVEpeuterspeelzalen is taalontwikkeling een belangrijk item. In het kader van het Piramide-programma of Speelpleziermethode bezoekt een logopedist(e) regelmatig de peuterspeelzaal voor de screening van de driejarige peuters. Wanneer nodig krijgen peuters extra ondersteuning en worden ze eventueel doorverwezen. Ook in niet VVE-zalen wordt de taalontwikkeling nauwlettend in de gaten gehouden.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 13 van 19
Ook hier vinden op indicatie van de leidsters screeningen van peuters plaats door de logopediste. Indien nodig wordt een peuter doorverwezen. Het activiteitenaanbod bestaat onder andere uit:
taalspelletjes en begripsvormen
vormen en kleuren, dagen, seizoenen
tellen
zingen
spelen met klanken, geluiden, ritmes
rijmen en dichten
(kring)gesprekken
poppen(kast)spel
(voor)lezen
deelname aan voorleesdagen
thema’s (Piramideprojecten/Speelplezierthema’s, feestdagen, seizoenen)
Het materialenaanbod bestaat onder andere uit:
(voor)leesboeken
Kijkboeken
poppenkast
Piramide-projecten/Speelplezierthema’s
cassetterecorders
gehoorspelletjes
bouw en constructiemateriaal
5.6
DE ONTWIKKELING VAN WAARDEN EN NORMEN
Peuters groeien uit tot sociale mensen die zich aan de regels van onze samenleving houden. Binnen de opvoeding krijgen zij waarden en normen mee. In de peuterspeelzaal zijn de leidsters een belangrijk voorbeeld voor de peuters met betrekking tot het overbrengen van waarden en normen. Binnen de peuterspeelzaal gelden waarden en normen die deels vertaald zijn in regels en rituelen. Deze zijn duidelijk en begrijpelijk en door de leidsters wordt consequent (dus voorspelbaar) gehandeld. De peuters leren met deze waarden en normen, met deze regels en rituelen omgaan. De peuterspeelzaalleidsters weten dat de waarden en normen, en dus ook de regels in de thuissituatie anders kunnen zijn. Desalniettemin is het belangrijk dat de peuters ook in een andere omgeving andere waarden en normen leren hanteren. Enkele voorbeelden van deze regels zijn:
peuters leren dat zij andere kinderen niet mogen storen in hun spel;
er wordt naar elkaar geluisterd;
iedereen wacht op zijn beurt;
slaan, bijten en krabben zijn verboden;
er wordt aan tafel gegeten;
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 14 van 19
er wordt niet gespeeld tijdens het eten en drinken;
we ruimen samen op.
Per peuterspeelzaal zijn er ook regels (dit is afhankelijk van de inrichting en accommodatie) of kinderen zelfstandig naar het toilet kunnen. Verder zijn er regels en dit kan per groep (leeftijd, drukte van de groep) verschillen, of kinderen met bepaald spelmateriaal kunnen spelen. Ook het handelen van de peuterspeelzaalleidsters is consequent en eenduidig als het gaat om straffen en belonen. Positief gedrag wordt veelvuldig geprezen en dus gestimuleerd. Negatief gedrag wordt genegeerd of afgekeurd. De leidsters geven verbaal en met een duidelijke uitleg aan dat het gedrag niet correct is. Het kan ook voorkomen dat de peuter even uit de groep geplaatst wordt op een aparte stoel. Met de ouders wordt dit na afloop nader besproken. De leidsters zullen bij een conflict tussen peuters niet direct inspringen; vaak lossen deze conflictjes zich zonder tussenkomst op. Ook dit is een leerproces voor de peuter.
6.
VOLGEN EN SIGNALEREN
Het vroegtijdig signaleren van ontwikkelingsproblemen en hier adequaat op inspelen is een belangrijke taak van het peuterspeelzaalwerk. De peuters worden systematisch gevolgd in hun ontwikkeling. Dit gebeurt door middel van:
kindbesprekingen binnen het team van de peuterspeelzaalleidsters;
invulling van het aan de Piramide-methode (Cito)gekoppelde systeem van observaties en toetsen in de VVE-peuterspeelzalen; ook in de niet-VVE peuterspeelzalen wordt het Cito observatiesysteem gebruikt. De toetsen worden hier niet afgenomen.
Er is tenminste 3 keer in de peuterperiode een oudergesprek op uitnodiging van de peuterspeelzaalleidsters waarin ouders worden geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Toetsresultaten (VE zalen) en observatiegegevens (alle zalen) worden bekeken en besproken. Bij zorgpunten worden ouders geïnformeerd over hun kind en zijn er regelmatig gesprekken om de voortgang te bespreken. De kindgegevens worden bewaard in een dossier. Daarop is de Wet op de bescherming persoonsgegevens van toepassing. Het bijhouden van kindgegevens binnen PWH is aangemeld bij de registratiekamer. De peuterspeelzaalleidsters handelen conform het binnen PWH geldende protocol Privacy. Indien er sprake is van ontwikkelingsproblematiek, wordt zorg gedragen voor een gerichte verwijzing. In dit kader hebben de peuterspeelzalen contacten met consultatiebureaus, huisartsen, maatschappelijk werk, zorginstellingen en het bureau Jeugdzorg. Het peuterspeelzaalwerk Heerlen participeert middels de manager Zorg en Kwaliteit in het ZAT (ZorgAdviesTeam). Binnen de ZAT’s waarin alle disciplines zijn vertegenwoordigd die binnen de wijk een rol hebben op het terrein van opvoeding en jeugdzorg, wordt aandacht besteed aan gezinnen en kinderen in probleemsituaties. Dit betekent dat daar in voorkomende gevallen ook kinderen besproken kunnen worden die een peuterspeelzaal bezoeken.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 15 van 19
PWH werkt samen met andere instellingen in het kader van de zogeheten Verwijsindex Parkstad Limburg (VIP). Als er echt iets ernstigs aan de hand is met een kind, dan moeten de instellingen van elkaar weten wat er aan hulp wordt geboden. Dat wordt dan geregistreerd in de Verwijsindex. De gebruikers van de Verwijsindex weten niet wat er met het kind is, maar kunnen wel zien bij welke instellingen het kind bekend is.
7.
BEWAKEN DOORGAANDE ONTWIKKELINGSLIJN
Het bewaken van de doorgaande ontwikkelingslijn van peuters is een taak van het peuterspeelzaalwerk. De peuterspeelzaal is een schakel in de ontwikkelingsketen van kinderen. Om een goede invulling aan die taak te geven, worden contacten onderhouden met basisscholen, jeugdgezondheidszorg (consultatiebureaus), O2 (logopedie), ZAT’s en het Bureau Jeugdzorg.
8.
VERZORGING EN HYGIENE
Rondom de verzorging en hygiëne, beleid bij ziekte e.d. gelden binnen PWH diverse protocollen en werkinstructies. Deze zijn in de peuterspeelzaal aanwezig. Met betrekking tot het zindelijk worden van peuters zullen de leidsters, in overleg met de ouders/verzorgers, de peuter actief stimuleren. Gezamenlijk eten en drinken van de peuters is binnen de peuterspeelzaal een belangrijke regel en zorgt voor momenten van rust en sociaal samenzijn.
9.
GEBEURTENISSEN RONDOM KINDEREN/PROTOCOLLEN
PWH heeft diverse protocollen en werkinstructies rondom gebeurtenissen in het leven van een kind. De medewerkers zijn op de hoogte van deze protocollen en werkinstructies en handelen hiernaar. Deze protocollen en werkinstructies zijn beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg. Dit betreft werkinstructies voor:
ziekte en ongevallen;
huiselijk geweld en kindermishandeling;
ontwikkelingsproblemen bij kinderen;
seksueel misbruik van kinderen;
(voedsel)hygiëne;
calamiteiten;
handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, in het bijzonder medicatieverstrekking en voorbehouden handelingen;
overlijden;
bijten;
verstrekking van informatie aan derden;
het bespreken van risicokinderen tussen peuterspeelzaalleidsters en Jeugdgezondheidszorg;
sociale indicatie;
3 3.1 Datum Versie Blad
10.
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 16 van 19
uitstapjes.
Observaties
Overdracht naar de basisschool
INTERCULTURELE ASPECTEN BINNEN DE PEUTERSPEELZALEN
De peuterspeelzalen binnen de gemeente Heerlen zijn algemeen toegankelijk voor alle peuters van twee en drie jaar ongeacht etniciteit, godsdienst, en sociale achtergrond. Dit betekent dat er binnen de peuterspeelzalen ouders en kinderen aanwezig zijn met verschillende culturele achtergronden. Dit heeft gevolgen voor het praktische werken in de peuterspeelzaal. Dit geldt met name voor de omgang met de ouders, het vieren van feestdagen, de aankleding van de ruimte, opvoedingsgewoonten en eventuele taalproblematiek. PWH houdt waar wenselijk en/ of nodig met deze aspecten rekening en investeert extra waar er sprake is van enige vorm van ontwikkelingsachterstand. Daarbij gaat PWH uit van de opvatting dat ook peuters met een andere culturele achtergrond straks op een volwaardige wijze in de Nederlandse samenleving moeten kunnen functioneren.
11.
CULTUUREDUCATIE (Cultura Bambini)
Sinds enkele jaren wordt er ruim aandacht besteed aan projecten als Peuterfestival (een theaterproduct), de Kinderboekenweek en het Nationale Voorleesontbijt in samenwerking met Schunck*. Deze samenwerking van de afgelopen jaren tussen Schunck* en Peuterspeelzaalwerk Heerlen heeft geresulteerd in een convenant. Jaarlijks wordt er een programma van gezamenlijke activiteiten voor de peuters en hun ouders gerealiseerd. Dit programma moet bijdragen aan de culturele taalontwikkeling van 2 en 3 jarigen in de gemeente Heerlen.
12.
VERKEERSEDUCATIE
In samenwerking met ROVL, Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Limburg, worden in de peuterspeelzalen aan de hand van de methode ‘Jongleren in het verkeer’, activiteiten uitgevoerd voor peuters, leidsters en ouders. Centraal hierbij staat de bewustwording van alle facetten van het verkeer.
13.
DE POSITIE VAN DE OUDERS
De ouders of verzorgers zijn de belangrijkste opvoeders van hun kind. Voor kinderen is het belangrijk dat er afstemming is tussen hun leefwereld thuis en die in de peuterspeelzaal. Peuterspeelzalen hebben een lage drempel en vaak komen ouders met hun opvoedings-probleempjes en -problemen naar de peuterleidsters. Immers, door de vertrouwelijke, open en toegankelijke relatie tussen ouders en leidsters ontstaat er een klimaat om opvoedingsvragen en zorgen te delen. Deze
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 17 van 19
korte gesprekken met ouders zijn van grote waarde. Leidsters geven ouders ondersteuning. Zij zien immers heel veel kinderen en kunnen ouders raad geven. Ook wanneer er ten aanzien van een individuele peuter zorgen zijn omtrent de ontwikkeling, zijn de contacten met de ouders/verzorgers van groot belang. In nauw overleg kan dan verdere actie worden ondernomen. Per zaal is er een leidster die de methode Triple P (landelijke methode) heeft gevolgd gebaseerd op vijf basisprincipes voor de ouders: 1. kinderen een veilige en stimulerende omgeving bieden; 2. kinderen laten leren door positieve ondersteuning; 3. een aansprekende discipline hanteren; 4. realistische verwachtingen hebben; 5. goed voor jezelf zorgen als ouder. VVE-Thuis Er starten 10 peuterspeelzalen met het programma VVE-Thuis. Van deze 10 peuterspeelzalen boden 2 zalen dit programma al aan. Wegens succes nu in nog 8 zalen. Door VVE-Thuis gaan ouders thuis met hun peuter activiteiten doen. Deze activiteiten sluiten aan bij VVE-programma’s zoals Piramide. Hierdoor kunnen woorden, begrippen en andere leerinhouden zowel op de peuterspeelzaal als thuis aan de orde komen. VVE-Thuis wil de onderwijskansen van peuters vergroten door:
het bevorderen van hun taal en denkontwikkeling, met accent op het vergroten van de woordenschat;
het bevorderen van een ondersteunende rol en stimulerend gezinsklimaat.
Bij ieder thema organiseert de peuterspeelzaal een ouderbijeenkomst. Hierin wordt het themaboekje aan de ouders overgedragen; de activiteiten van VVE-Thuis worden toegelicht en voorgedaan. Al doende komen de ontwikkelingen van het kind en de omgang (interactie) tussen ouder en kind aan de orde. Vervolgens gaan de ouders thuis met hun kind spelen, praten en voorlezen. Daarnaast organiseren peuterspeelzalen regelmatig ouderavonden of themabijeenkomsten rondom opvoedkundige zaken in samenwerking met de consultatiebureaus. In de VVE-zalen worden ouders/verzorgers regelmatig geïnformeerd over de projecten middels een nieuwsbrief. Op de site van PWH treft men informatie aan over diverse ontwikkelingen. In een aantal peuterspeelzalen is ouderparticipatie mede vormgegeven middels een ouderraad. Het ligt in de bedoeling dat in elke peuterzaal een ouderraad actief is. Op het niveau van de instelling fungeert een centrale ouderraad c.q Cliëntenraad.
14.
KINDEREN MET SPECIFIEKE PROBLEMEN
PWH beschikt tot dusver niet over peuterspeelzalen die geschikt zijn voor kinderen met specifieke lichamelijke of psychische aandoeningen. Dit wordt binnen de organisatie ervaren als een gemis in het aanbod. In hoeverre het mogelijk zal zijn om ook peuterspeelzaalwerk aan te bieden aan specifieke groepen, zal de toekomst uitwijzen.
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 18 van 19
XONAR PWH is een samenwerkingsverband aangegaan met XONAR. Een medewerker van XONAR bezoekt regelmatig een 8-tal peuterspeelzalen. Door vroegsignalering, vroegstimulering en vroegaanpak wordt een bijdrage geleverd aan de zorgstructuur van 2 tot 4 jarigen en hun gezinnen en aan de verdere professionalisering van leidsters van voorschoolse voorzieningen. De medewerker van XONAR kijkt samen met de leidsters naar de niet pluis gevoelens over een peuter. De medewerker van XONAR geeft daarmee coaching on the job betreffende deze kinderen.
15.
TOT SLOT
Peuters leren in de peuterspeelzaal fundamentele vaardigheden, leren regels begrijpen en ervaren de gang van zaken in een groep. Verder hebben zij kennisgemaakt met verschillende materialen. Dit zijn belangrijke pre’s als de peuter de basisschool instroomt.
**********************
3 3.1 Datum Versie Blad
Protocollen en reglementen Pedagogisch beleid 8 januari 2014 12 19 van 19
Geraadpleegde literatuur e
Visiedocument ‘Peuterspeelzaalwerk in de 21 eeuw. Het werkveld aan het woord’. Uitgave van het MO-groep project Sterk Peuterspeelzaalwerk, oktober 2001. Handleiding Kwaliteitsstelsel Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. project Klein Kapitaal van de MO-groep. Pedagogisch beleid peuterspeelzalen: ontwikkelen en actualiseren. ZOK 2002. Het gaat om jou! Leidsters als spil van pedagogische vernieuwing, N. Jongepier, 2000, NIZW. Syllabus Brache-opleiding Ervaren Peuterspeelzaalleidsters. Uitgave Angerenstein, 2001. De Schoor, Productgroep speelzaalwerk en voor- en vroegschoolse activiteiten.