Blad 1 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
De werkinstructies in het kader van het pedagogisch beleid zijn op een aantal plaatsen in het kwaliteitssysteem beschreven. Op de eerste plaats in het pedagogisch beleidsplan. Het plan kent een opbouw die zich kenmerkt door het beschrijven van de pedagogische werkwijzen, die worden uitgelegd aan de hand van voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. De pedagogische werkwijzen worden aangevuld met de dagelijkse werkinstructies uit het Personeelshandboek en pedagogische werkinstructies/protocollen die specifieke handelingen beschrijven in relatie tot de kinderen.
Protocol ophalen van kinderen Doel van het protocol Het doel van het protocol is te vermijden dat het kind wordt meegegeven aan personen die niet door de ouders/verzorgers aangewezen zijn als vertrouwde personen, die het kind mogen komen ophalen. Uitgangspunt van het protocol Bij het ophalen van kinderen, uitgezonderd kinderen van gescheiden ouders, geldt dat het vanzelfsprekend is dat één van beide ouders het kind komt ophalen, zonder dat van tevoren bekend is wie van beide ouders komt. Het protocol geldt ook voor ouders die bekend hebben gemaakt, dat zij zullen gaan scheiden. Is één van beide ouders niet in staat het kind te komen halen, dan worden de leidsters van de groep van het kind hierover geïnformeerd door één van beide ouders bij het halen of brengen, telefonisch of via het management, voor het moment van halen. Dit wordt genoteerd in logboek van het kind op de betreffende datum. Verantwoordelijkheid De leidsters van de groep van het kind zijn verantwoordelijk voor het feit, dat het halen overeenkomt met de gebruikelijke procedure, één van beide ouders, of de vastgelegde afspraak. Is er een afspraak gemaakt voor langere duur over het halen op een specifieke dag door een ander dan de ouders, dan wordt deze afspraak eenmalig vastgelegd in het kinderdagverblijfboek, maar wordt niet steeds bevestigd op de data van halen. Bij twijfel raadpleegt de leidster(s) de aanwezige leidinggevende. De leidinggevende zorgt ervoor dat bij afwezigheid van deze persoon een eindverantwoordelijke functionaris bereikbaar is.
Protocol kind(eren) van gescheiden ouders Doel van het protocol Het doel van het protocol is te vermijden dat het kind wordt meegegeven aan personen die niet door de ouders aangewezen zijn als vertrouwde personen, die het kind mogen komen ophalen. Tevens bepaalt het protocol, dat alleen de ouder/verzorger die de voogdij heeft, beslissingen kan nemen over het kind.
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 2 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Uitgangspunten van het protocol Voor kinderen van gescheiden ouders gelden een aantal spelregels, die het gevolg zijn van het feit dat de voogdij voor het kind wordt toegewezen aan één van beide ouders. Het toekennen van de voogdij aan één van beide ouders kan betekenen dat het niet wenselijk is dat de partner die geen voogdij heeft, het kind komt ophalen. De ouder waaraan de voogdij is toegewezen, dient een kopie van de rechtelijke uitspraak over de toekenning van de voogdij te overleggen. De ouder met de voogdij is de enige ouder die beslissingen over het kind kan nemen, tenzij er sprake is van co-ouderschap. Afspraken over het halen worden vastgelegd in het kinderdagverblijfboek en het kinddossier. Een kopie van de rechtelijke uitspraak wordt toegevoegd aan het kinddossier. Aansluitend op de procedure die het gevolg is van de toekenning van de voogdij, wordt gehandeld zoals is beschreven bij het protocol ophalen van kinderen. Verantwoordelijkheid De leidsters van de groep van het kind zijn verantwoordelijk voor het feit, dat het halen overeenkomt met de vastgelegde afspraak voor gescheiden ouders. Bij twijfel raadpleegt de leidster(s) de aanwezige leidinggevende. De leidinggevende zorgt ervoor dat bij afwezigheid van deze persoon een eindverantwoordelijke functionaris bereikbaar is.
Ziekte- en ongevallenbeleid Het doel van het ziektebeleid Wanneer kan een ziek kind naar het kinderdagverblijf en wanneer moet het thuis blijven? Dit is een vraag waar de Dijkgraaf regelmatig mee te maken heeft. Bij het beantwoorden van de vraag spelen de volgende argumenten een rol: de gezondheid en het welbevinden van het kind; de gezondheid van de andere kinderen in de groep. Kinderen die aantoonbaar ziek zijn, maar ook kinderen die zich niet lekker voelen, hebben vaak behoefte aan extra aandacht. Sommige kinderen willen ook graag een vertrouwd persoon om zich heen hebben. In een groep is een leidster daar niet altijd toe in staat. Bij besmettelijke ziekten kan, in sommige gevallen, de gezondheid van andere kinderen in het gedrang komen, wanneer het zieke kind het kinderdagverblijf bezoekt. Bronnen ziektebeleid Ons kinderdagverblijf hanteert een ziektebeleid, gebaseerd op de normen van de GGD, maar ook de handleiding infectieziekten zoals uitgegeven door het RIVM. De handleiding ligt ook voor iedereen inzichtelijk op de groep. Om de kwaliteit van ons kinderdagverblijf te waarborgen verwachten wij van ouders dat ons ziektebeleid serieus genomen wordt. Ons kinderdagverblijf heeft een bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering en een ongevallenverzekering waar eventueel een beroep op kan worden gedaan bij ongevallen en calamiteiten. Wij verwachten dat ouders een W.A.verzekering hebben. Verder zijn al onze leidsters in het bezit van een diploma EHBO voor kinderen. Wij streven er naar om alle aanwezige leidsters Algemene EHBO of bedrijfshulpverlening te laten volgen. Moet een kind medisch onderzocht worden, dan gaan er twee personen met het desbetreffende kind naar de eigen huisarts. De gegevens van het kind worden zonodig meegenomen. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 3 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid De leidster van de groep kan op grond van de bovenstaande argumenten en bij twijfel beslissen of een kind wel of niet op het kinderdagverblijf kan blijven. In dat geval zal zij de ouders bellen. Als de ouders gebeld worden door de leidster dat hun kind ziek is, dan moet het kind zo snel mogelijk worden opgehaald. Wanneer is een kind ziek bij de Dijkgraaf? Het kind is ziek, als het: een herkenbare besmettelijke of kinderziekte heeft; hangerig of lusteloos is; een temperatuur van 38,5 graden of hoger heeft; aanhoudend over pijn klaagt. Wat doet de Dijkgraaf om besmetting van infectieziekten te voorkomen? Hiervoor maken wij gebruik van de inventarisatie gezondheidsmanagement zoals uitgegeven door het LCHV deze is ook inzichtelijk op de groep. Deze wordt jaarlijks herzien en besproken met alle betrokkenen (leidsters en leidinggevenden) en eventuele aanpassingen worden ingevoerd en uitgevoerd. wij leren het kind en de leidsters om na toiletgebruik hun handen te wassen dit volgens het protocol handen wassen; wij leren de kinderen hun handen te wassen voor het eten, van de allerkleinsten worden de handen door de leidsters schoongemaakt; dit handenwassen wordt ook aangeleerd na het toilet gaan door kinderen die zindelijk zijn of tijdens de zindelijkheidstraining; wij leren de kinderen hoest- en niesdiscipline aan; het speelgoed wordt regelmatig gereinigd; wij gebruiken zoveel mogelijk katoenen handdoeken; wij gebruiken een afsluitbare luiercontainer voor de poepluiers; de afvalbakken worden elke dag in de grote container buiten gedeponeerd; de handdoeken worden op iedere groep of sanitaire ruimte iedere dag meerdere malen verschoond; ieder kind heeft zijn eigen washandje; bij elke beurt wordt een schoon washandje gebruikt; elk kind drinkt uit een eigen fles/tuitbeker; ieder kind heeft een eigen handdoek/luier met het verschonen; spenen en flessen worden dagelijk uitgekookt; hiervoor wordt gebruik gemaakt van een aftekenlijst; na het verwisselen van een poepluier wassen de leidsters hun handen; dit volgens het protocol handen wassen; kledingstukken die gebruikt worden voor verkleedpartijen worden schoongehouden i.v.m. stof en hoofdluis; de ruimtes worden dagelijks gelucht en iedere dag gestofzuigd en gedweild; matrassen en kussens worden regelmatig gecontroleerd en gelucht; het sanitair en de aankleedkussens worden dagelijks meerdere malen schoongemaakt; de bedjes worden dagelijks verschoond; 0 lakens, handdoeken, slabbetjes e.d. worden dagelijks gewassen op 60 C. Wat kunt u doen om besmetting te voorkomen? als uw kind geen vaccinaties krijgt, dient u dit altijd te vermelden; als uw kind ziek is, moet u dit doorgeven aan de leidsters en vertellen om welke ziekte het gaat. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 4 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Het is belangrijk dat u als ouder het ziektebeleid in acht neemt om besmetting van ziekte te voorkomen. Verder verloopt het genezingsproces sneller als uw kind thuis is. Dit is zowel voor uzelf en het kind veel prettiger. Wij geven op het kinderdagverblijf alleen medicijnen die door de huisarts zijn voorgeschreven, zoals antibiotica, paracetamol, zetpillen deze worden alleen door ons verstrekt na ondertekening van de medicijnverklaring door de ouders. Verder wijzen wij ouders erop dat door het geven van een zetpil of paracetamol de koorts in de loop van de dag in alle hevigheid weer kan toenemen. Het is niet bevorderlijk voor het genezingsproces als uw kind na gebruik van medicijnen op het kinderdagverblijf komt. Beleid bij de meest voorkomende ziektebeelden Uitgangspunten De Dijkgraaf maakt gebruik van het handboek van de GGD en de richtlijnen infectieziekten van het RIVM. De uitgangspunten van dit handboek zijn opgenomen in het beleid van de Dijkgraaf.
Zie bijlage Formulieren: Formulier PED/PER F: Toestemmingsformulier medicijnverstrekking. Protocol Ongevallen op het kinderdagverblijf Definitie Een ongeval is een onverwachte omstandigheid die schade berokkent aan kinderen of personeel. Uitgangspunten van het protocol Het protocol “ongevallen op het kinderdagverblijf” maakt deel uit van het calamiteitenplan of het noodplan. Dit totaalplan wordt beschreven bij onderdeel 4 van het kwaliteitshandboek “Beleid en organisatie’ en onderdeel 5 Personeelsbeleid. Omdat het protocol “ongevallen op het kinderdagverblijf” specifiek betrekking heeft op de gezondheid en veiligheid van de kinderen en leidsters, wordt dit onderdeel ook behandeld als onderdeel van het pedagogisch beleid. Doel van het protocol Het bieden van een houvast om te weten hoe te handelen, wanneer met een kind op de groep of de collega leidster een ongeluk gebeurt. Beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid De leidsters en alle medewerkers die geconfronteerd worden met een ongeval, zijn bevoegd en meestal genoodzaakt zelfstandig te handelen bij een ongeval, overeenkomstig de uitgangspunten van het protocol. Werkinstructies Elke medewerker en alle leidsters zijn bevoegd en genoodzaakt zelfstandig te handelen indien zich een ongeval voordoet. Als zich een ongeval voordoet wordt direct gehandeld, zoals is geleerd via de instructies van de: - EHBO; - het protocol Veilig slapen en wiegendoodpreventie; - de calamiteitenwijzer. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 5 van 13
Procescode:
Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Zo mogelijk wordt direct een collega gewaarschuwd en de bedrijfshulpverlener, die bijstaat in de beslissing om een arts te waarschuwen. Achteraf wordt melding gemaakt van het ongeval via het Formulier Registratieformulier ongevallen zoals uitgegeven door het LCHV. Dit formulier is het ongevallenformulier voor het melden van ongevallen met de kinderen. In geval een ongeluk heeft plaatsgevonden door het verrichten van arbeid met als gevolg ernstig lichamelijk of geestelijk letsel of de dood tot gevolg, dient het formulier (tot uitvoering van artikel 9 van de Arbeidsomstandighedenwet) ingevuld zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen veertien dagen, te worden verstuurd aan het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid. Dit formulier is opgenomen in het Personeelshandboek: Formulier PED/PER A1.
Protocol bij vermoeden van kindermishandeling Doel van het protocol Het doel van het protocol is dat leidster en het management van het kinderdagverblijf weten hoe te handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Dit protocol is inzichtelijk op de groep. Ook worden ouders geïnformeerd over de manier waarop wordt gehandeld in dergelijke situaties. Definitie Onder kindermishandeling verstaan wij: “Elke vorm van voor het kind bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de opvoeders van het kind in de afhankelijkheidsrelatie, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend aan het kind in de vorm van fysiek letsel en/of psychische stoornissen”. Uitgangspunten van het protocol De kerntaak van het kinderdagverblijf is de opvang en aanvullende opvoeding van de aan haar zorg toevertrouwde kinderen. Kindermishandeling gebeurt niet alleen door “opvoeder”, de pleger kan zich ook onder de buren of de vriendenkring bevinden. De belangen van het kind staan centraal. De ouders worden gezien als handelsbekwame, gelijke opvoedingspartners; zij zullen daarom zo mogelijk in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de zorgen die er zijn rondom de mishandeling. Indien gebleken is dat een gesprek met de ouders hierover niet mogelijk is, maar de zorgen om het kind toch blijven bestaan, kan worden besloten een vertrouwensarts of andere deskundigen in te schakelen. De privacy van zowel kinderen als ouders worden door de beroepsopvoeder (leidsters) gerespecteerd. Bij het handelen in deze situaties wordt zorgvuldig omgegaan met de persoonlijke gegevens van personen. Bij kindermishandeling is er aandacht voor hulp aan de vermoedelijke dader. Voor de leidsters Ga bij jezelf na waar het gevoel vandaan komt, dat er iets mis is met het kind. Vertrouw op je deskundigheid. Als jou als leidster iets opvalt bij het kind, ga er dan vanuit dat er ook iets is. Wat er aan de hand is, is nog niet aan de orde. Realiseer je dat het ook iets anders kan zijn. De ouders hoeven niet de boosdoeners te zijn. Het kan, maar hoeft niet. Het hoeft geen mishandeling te zijn. Spreek je vermoedens uit naar een collega en vraag of zij jouw vermoeden al dan niet bevestigt. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 6 van 13
Procescode:
Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Let extra op het kind. Raadpleeg het werkplan protocol kindermishandeling voor de signalen. Welke signalen heb je geconstateerd? Zet op papier wat je feitelijk hebt waargenomen; niet wat je denkt, dat er mis is. Hoe vaak komt het gedrag/signaal voor, wanneer is het begonnen, in welke situaties? Raadpleeg collega’s of zij dezelfde signalen waarnemen. Probeer voor jezelf duidelijk te krijgen of het iets betreft, dat buiten jouw normbesef valt. Als je moeite hebt met de situatie ga dan naar de directeur. Bespreek je vermoedens met de directeur en de directe collega’s (die met het kind werken). Als je vermoedens niet worden gedeeld, blijf dan toch alert. Onderzoek of de signalen of het gedrag ergens anders vandaan komen. Bij twijfel: spreek met elkaar een tijd af waarop je uiterlijk besluiten neemt over de stappen die moeten worden ondernomen. Overleg met de directeur om eventueel anoniem advies in te winnen. Blijf het kind steunen en houdt contact met de ouders. Houdt contact met de ouders. Probeer niet de hulpverlener te zijn, of een bekentenis los te krijgen. In het contact met de ouders is het het beste te benoemen wat je hebt gezien, gevoeld of opgemerkt heb tijdens het werken met het kind. Spreek je zorg uit naar het kind/de ouders. Praat niet over mishandeling. Realiseer je dat ouders, zeker niet in het eerste gesprek, bereid zullen zijn toe te geven, dat er iets mis is in hun gezin. Besef dat ouders misschien een hen bekend opvoedingspatroon voortzetten. Zij kennen misschien geen andere manier van omgaan met hun kind.
Beslissingsbevoegdheid en verantwoordelijkheid Bij een vermoeden van kindermishandeling raadpleegt de leidster(s) altijd de leidinggevende. De directeur besluit zonodig de vertrouwensarts in te schakelen en eventueel melding te maken van de kindermishandeling bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het AMK beoordeelt naast de urgentie van de situatie ook of moet worden doorverwezen naar een andere instantie. Ouders worden schriftelijk geïnformeerd over de bestaande zorgen in elk geval vier weken na de melding al naar gelang de urgentie. Inmiddels is dan besloten of een onderzoek ingesteld wordt of al naar gelang de urgentie er onmiddellijk contact wordt opgenomen met de ouders. Indien het onderzoek nog niet voldoende is afgerond, kan de schriftelijke melding aan de ouders worden uitgesteld. Een melding kan open gebeuren, dat wil zeggen dat aan de ouders de naam van de melder wordt genoemd. De melding kan ook vertrouwelijk gebeuren. Ouders weten dan niet wie het vermoeden van mishandeling hebben gemeld. Procedure Lichamelijk letsel als gevolg van kindermishandeling Is er sprake van lichamelijk letsel, zoals blauwe plekken of zijn er lichamelijke problemen, dan wordt altijd eerst informeel met de ouders gesproken en verteld, wat is opgevallen aan het kind door de leidster(s). Blijft het vermoeden van kindermishandeling, ook na het informele gesprek met de ouders over het lichamelijk letsel, leven bij de leidster, dan legt zij het voor aan de directeur. Samen met de directeur wordt een termijn afgesproken, waarin het kind en de lichamelijke gesteldheid van het kind wordt gevolgd. Er worden aantekeningen gemaakt in het kinddossier over het voorkomen van het lichamelijk letsel. De leidster en eventueel de directeur hebben een gesprek met de ouders en spreken hun zorg uit over de lichamelijke gesteldheid van het kind. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 7 van 13
Procescode:
Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Blijft na dit gesprek het vermoeden van kindermishandeling gehandhaafd en hebben de ouders tijdens het gesprek geen opening geboden om over het probleem te praten, dan wordt met fiat van de directeur contact opgenomen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en/of de vertrouwensarts voor een advies, hoe verder te handelen zonder medeweten van de ouders. Hebben de ouders wel een opening gegeven om over de problemen te praten, dan wordt hen voorgesteld om contact op te nemen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De verder te volgen procedure zal worden vastgesteld in overleg met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en wordt vastgelegd in het kinddossier.
Opvallend gedrag als gevolg van kindermishandeling Is er een vermoeden van kindermishandeling in verband met opvallend gedrag, dan wordt in overleg met de directeur besloten, het kind gericht te observeren als er sprake is van afwijkend gedrag. Er wordt met de ouders gesproken, zoals is neergelegd bij het protocol Opvallend gedrag. Samen met de directeur worden afspraken gemaakt over het pedagogisch handelen in de groep. Blijft het vermoeden van kindermishandeling gehandhaafd, dan wordt aan de ouders gevraagd of er problemen zijn thuis. Blijft na dit gesprek het vermoeden van kindermishandeling gehandhaafd en hebben de ouders tijdens het gesprek geen opening geboden om over het probleem te praten, dan wordt met fiat van de directeur contact opgenomen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en/of de vertrouwensarts voor een advies, hoe verder te handelen zonder medeweten van de ouders. Hebben de ouders wel een opening gegeven om over de problemen te praten, dan wordt hen voorgesteld om contact op te nemen met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. De verder te volgen procedure zal worden vastgesteld in overleg met het Advies-en Meldpunt Kindermishandeling en wordt vastgelegd in het kinddossier.
Protocol bij vermoeden van seksueel misbruik Doel van het protocol Richtlijnen bieden, hoe te handelen ter voorkoming van en in geval van (een vermoeden van) seksueel misbruik van kinderen door werknemers en overige medewerkers van instellingen voor kinderopvang en of ouders en of andere personen in de omgeving van het kind. Het protocol heeft ook betrekking op het personeelsbeleid van de instelling. Het protocol is om die reden ook in het personeelshandboek opgenomen in de Nota personeelsbeleid. Daarnaast is onderstaand een beschrijving opgenomen van wat door de instelling wordt verstaan onder seksueel misbruik en volgt het protocol voor zover het om een vermoeden gaat van seksueel misbruik door ouders of andere personen de procedure van het “Protocol vermoeden van kindermishandeling in instellingen voor kinderopvang”. Voor de leidsters Seksueel misbruik van (jonge) kinderen is een moeilijk en gevoelig onderwerp. Het roept afschuw en weerstand op. Seksueel misbruik kan een kind ernstige schade berokkenen. Hierover is in de literatuur het nodige te vinden. Seksueel misbruik kan zowel binnen als buiten de eigen gezinssituatie plaatsvinden. Ook binnen kinderopvangvoorzieningen is een risico van seksueel misbruik door binnen de voorziening werkzame medewerkers aanwezig. In het kinderdagverblijf gaat het om kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar. Dit impliceert dat het hierbij om een grote groep kinderen gaat, die nog niet in staat is melding te doen van seksueel misbruik. Wel kunnen ze signalen afgeven. Het herkennen en erkennen van het risico van seksueel misbruik door medewerkers en instellingen kan preventief werken. Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 8 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Wat is seksueel misbruik? Er bestaan vele uitingsvormen van seksueel misbruik van kinderen. Verschillende gedragingen zijn door hun duidelijk seksuele karakter niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Bij andere gedragingen kunnen vloeiende overgangen bestaan tussen wat wel en niet als seksueel getypeerd kan worden. Als criterium kan dan gehanteerd worden, of het welzijn van het kind en de lichamelijke en psychische integriteit ondergeschikt worden gemaakt aan de bevrediging van de (seksuele) behoeften van de medewerker. Als voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag kunnen worden genoemd:¹ masturberen in het bijzijn van het kind of het kind dwingen tot masturbatie; exhibitioneren; een seksueel/erotisch geladen sfeer scheppen; ongewenste aanraking, bijvoorbeeld betasten van geslachtsorganen; zich tegen het kind aandrukken of andere vormen van aanranding; verkrachting; oraal/genitaal contact afdwingen. ¹ De voorbeelden zijn overgenomen uit: ‘Seksueel misbruik door hulpverleners’, Rijswijk, 1991. Protocol Het protocol Seksueel misbruik in instellingen voor kinderopvang (uitgave VOG/MO groep) gaat over hoe te handelen in geval van (een vermoeden van) seksueel misbruik van een in een kinderopvangvoorziening opgevangen kind door een medewerker van de betreffende voorziening. Het is van belang om in een dergelijke emotioneel moeilijke situatie zorgvuldig met alle betrokkenen te kunnen blijven omgaan. Het beschikken over een met elkaar afgesproken protocol biedt hiertoe de nodige houvast. Dit protocol is opgenomen in het personeelshandboek.
Protocol kinderen met ontwikkelingsproblemen/opvallend gedrag Doel van het protocol Het doel van het protocol is dat leidster en het management van het kinderdagverblijf weten hoe te handelen, wanneer zij worden geplaatst voor opvallend gedrag van een kind of ontwikkelingsproblemen bij een kind. Ook worden ouders geïnformeerd over de manier waarop wordt gehandeld in dergelijke situaties. Voor de leidsters Leidsters die kinderen opvangen in een groep kijken voortdurend naar hen en krijgen allerlei informatie over een kind. Voorbeelden zijn: “Steven is vandaag wat hangerig, even goed in de gaten houden”. “Wat speelt Marieke leuk met Bart”. “Anne heeft haar flesje niet leeggedronken en heeft weinig geslapen”. “Luuk is de laatste dagen erg druk en opgewonden”.
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 9 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Soms verloopt de ontwikkeling van kinderen niet optimaal. De leidsters van kinderdagverblijf de Dijkgraaf hebben niet primair tot taak ontwikkelingsstoornissen te signaleren, maar zij hebben hierin wel een verantwoordelijkheid. De leidsters werken de hele dag met de kinderen en hebben dus veel vergelijkingsmateriaal. Veel aspecten van de lichamelijke, sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling vallen juist in een groep kinderen op. Uitgangspunten van het protocol Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: a) problemen die een kind heeft; b) problemen die een leidster heeft, omdat zij zich geen raad weet met een bepaald gedrag van een kind. ad a)
ad b)
Wanneer een leidster zich zorgen maakt over een kind, bespreekt zij/hij dat eerst met haar directe collega’s en de directeur. Tijdens het halen en brengen geeft zij/hij een eerste signaal aan de ouders af. Tijdens de kindbesprekingen kan besloten worden een gerichte observatie en rapportage te doen. Dit kan na een bespreking met de collega’s en de directeur aanleiding zijn om een afspraak met de ouders te maken. Met de ouders wordt een afspraak gemaakt over het pedagogisch handelen, waarbij het pedagogisch handelen van de ouders en de leidsters zoveel mogelijk op elkaar wordt afgestemd. Blijft het gedrag of het ontwikkelingsprobleem zich voordoen, dan wordt de ouders geadviseerd een deskundige in te schakelen. De directeur heeft de bevoegdheid tussentijds anoniem een deskundige te raadplegen. Wanneer een deskundige is ingeschakeld en deze informatie wenst van het kinderdagverblijf, gebeurt dit altijd met toestemming van de ouders, tenzij het belang van het kind voorrang heeft. Wanneer een leidster problemen heeft met een bepaald gedrag van een kind,zal zij dit altijd bespreken met de directeur. De directeur zal haar/hem zoveel mogelijk begeleiden met de opvang van het kind. De praktijk wijst uit dat problemen op dit punt zich zelden langdurig voordoen.
Beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheid Leidsters op de groep. De directeur is in alle gevallen eindverantwoordelijk. Procedure Kinderen worden gevolgd in hun ontwikkeling volgens een vastgestelde procedure. De frequentie van de observaties en rapportage wordt vermeld bij het onderdeel “Observatie en rapportage”. Er wordt geobserveerd aan de hand van gerichte vragenlijsten over de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van het kind, die passen bij de leeftijd van het kind. Procedure Activiteit Regelmatige observaties Rapportage Kindbespreking: evaluatie pedagogisch handelen; zonodig bijstellen pedagogisch handelen Oudergesprek indien ouders of het kinderdagverblijf het wenselijk acht Informatie van een deskundige zonder naam van het
Wie Leidsters Leidsters Leidsters van de groep en de directeur Leidsters Leidsters na overleg met de directeur
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 10 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
kind te noemen Oudergesprek bij opvallend gedrag of Leidsters; zonodig de directeur ontwikkelingsproblemen Evalueren pedagogisch gedrag; zonodig bijstellen Leidsters; directeur pedagogisch handelen Advies aan ouders voor het inschakelen van een Leidsters; directeur deskundige Archivering De rapportages worden opgeborgen in het kinddossier. Protocol inzake veilig slapen en wiegendoodpreventie Doel van het protocol Helaas komt het in Nederland af en toe voor dat een baby tijdens kinderopvang overlijdt onder het beeld van wiegendood. Aandacht voor preventie en voorzorgsmaatregelen kan voorkomen dat het risico - in het bijzonder voor jonge baby’s tussen 3 en 9 maanden – relatief hoger uitvalt dan in thuissituaties. In onze organisatie spannen we ons hiervoor in. Alle professioneel bij de opvang betrokken verzorgers moeten kennis dragen van de folder Veilig slapen van de Stichting Wiegedood. Ouders van baby’s ontvangen deze in de regel van het consultatiebureau, verloskundigen of kraamzorg, maar als het niet zo is, kunnen zij deze aanvragen door een aan henzelf geadresseerde en gefrankeerde envelop op te sturen. Ook kan de informatie worden verkregen via de website: www.Wiegedood.nl. Binnen onze instelling worden de hieronder opgenomen praktische preventieve maatregelen bij iedereen die betrokken is bij de instelling bekend gemaakt. Procedure De ouders worden tijdens het intakegesprek geïnformeerd over de preventieve maatregelen met betrekking tot het voorkomen van wiegendood. Is het de wens van de ouders dat de baby wel op de buik te slapen wordt gelegd, dan wordt het Toestemmingsformulier buikligging ondertekend. Toestemmingsformulier buikligging (Formulier PED/PER G). Dit kan ook op elk ander tijdstip na het intakegesprek, maar wel voor de baby op de buik te slapen wordt gelegd. De leidsters worden geïnstrueerd tijdens de inwerkperiode. Dat geldt ook voor invalkrachten en stagiaires. Verantwoordelijkheid De directeur is verantwoordelijk voor de instructies op de werkvloer. Verder is iedere individuele leidster verantwoordelijk voor het opvolgen van de instructie tijdens de dagelijkse werkzaamheden. Instructies om de veiligheid zo veel mogelijk te bevorderen De instructies zijn opgehangen in elke babykamer. Op het bedje, waarin een baby ligt die op de buik slaapt, wordt een grote letter “B” aangebracht. Op een bedje, waarin een baby slaapt die gefixeerd ligt, wordt een grote letter “F” aangebracht. Instructies, hoe te handelen als een baby in een slechte conditie wordt aangetroffen Algemeen Als ondanks alle voorzorgen onverhoopt een baby in een ogenschijnlijk slechte conditie wordt aangetroffen, prikkel het kind dan door het te bewegen en zie of het zich herstelt. Het is belangrijk Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 11 van 13
Procescode: Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
actief te handelen, omdat er sprake kan zijn van een zogeheten ALTE (Apparent life threatening events) = ogenschijnlijk levensbedreigende gebeurtenis), die ten goede kan worden gekeerd. Zo niet, sla dan onmiddellijk alarm. Bel 112 en begin met mond op mond beademing. De andere leidsters worden te hulp geroepen, maar de andere kinderen worden niet zonder toezicht gelaten. De directie of haar vervanger wordt gewaarschuwd en deze neemt contact op met de ouders en met medische instanties. Zie hiervoor ook de instructies van het noodplan. Van het begin af aan worden alle feiten genoteerd inzake tijdstip, omstandigheden en betrokkenen. De te hulp geroepen arts dient in het belang van de diagnostiek ook zo spoedig als mogelijk de temperatuur van de baby op te nemen. Voor de nazorg wordt het protocol Sterfgevallen gehanteerd. Van een onverwacht en plotseling overlijden wordt in overleg met de ouders melding gemaakt aan de landelijke werkgroep Wiegendood. Meldnummer: 06 51293788. Specifiek 1. Leg een baby nooit op de buik te slapen Een baby op de buik te slapen leggen, maakt het risico van wiegendood vier tot vijf maal groter dan gemiddeld. Leg een baby ook niet eens één enkele keer op de buik te slapen, bijvoorbeeld omdat een kind dan troostbaar lijkt. Er zijn helaas voorbeelden dat zo’n uitzondering fataal afloopt. Er zijn bepaalde (aangeboren) afwijkingen waarbij buikligging wel wenselijk kan zijn. Ouders dienen dan een verklaring van hun arts te overleggen. Als ouders ondanks de adviezen zelf aangeven toch te willen dat hun baby in de buikhouding slaapt, dan dient dit schriftelijk met redenen omkleed te worden vastgelegd. 1.a
Veilig fixeren Er wordt een schriftelijke verklaring opgesteld, wanneer ouders willen dat hun baby wordt gefixeerd. Het vastleggen van baby’s om rugligging te bevorderen is in Nederland geen algemeen publieksadvies. Wordt het wel toegepast dan dient het fixeren met een veilig geacht hulpmiddel consequent en elke keer weer zorgvuldig volgens de voorgeschreven procedure te geschieden. Bij voorkomende gevallen wordt de publicatie Voorwaarden voor veilig fixeren van de Stichting Wiegedood gevolgd. Formulier PED/PER H: Toestemmingsformulier veilig fixeren.
1.b
Inbakeren Inbakeren van baby’s is al enige tijd populair. Als ouders een baby aanbieden met het verzoek deze op de door hen toegepaste wijze in te bakeren, dient allereerst te worden nagegaan of inbakeren wordt gedaan in overleg of met instemming van het consultatiebureau of de kinderarts en of de juiste methode wordt toegepast. Over het nut en de noodzaak van inbakeren bestaat in Nederland nog geen overeenstemming. Wel zijn er aanwijzingen dat inbakeren een gunstige uitwerking zou hebben op zogeheten huilbaby’s. Onder leiding van het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar hanteerbare remedies voor huilbaby’s, waaronder inbakeren. In afwachting van de uitkomsten wordt aangeraden de voorlopige richtlijn van het Landelijk Centrum Ouder en Kindzorg te volgen, die bij het consultatiebureau bekend moet zijn. In deze richtlijn wordt beschreven op welke wijze verantwoord kan worden ingebakerd en wanneer niet mag worden ingebakerd. Op een verkeerde wijze inbakeren kan risicovol zijn. Het kan onveilig zijn en de kans op het ontwikkelen van een heupafwijking bevorderen. De Dijkgraaf volgt de richtlijn van Weleda.
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 12 van 13
Procescode:
2.
3.
Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Voorkom dat een baby te warm ligt De factor warmtestuwing speelt een waarneembare rol onder baby’s die onder het beeld van wiegendood overlijden. Door koude overlijdt een baby zelden. Zolang de voetjes van een baby prettig aanvoelen, heeft deze het niet koud. Een baby, die zweet heeft het al gevaarlijk warm. Zorg dat het niet te warm is of wordt in de slaapvertrekken. De verwarming hoeft er vaak niet aan. De aanbevolen slaapkamertemperatuur is 15-18 graden. Leg een baby bij voorkeur te slapen in een trappelzak of onder een laken met een dekentje die goed kunnen worden ingestopt. Gebruik nooit een dekbedje. Ook geen los liggende dekbedhoes met een dekentje erin. Combineer geen trappelzak met ander beddengoed. De Dijkgraaf volgt de bovengenoemde richtlijnen. Zorg voor veiligheid in bed Gebruik nooit een kussen, een kussenachtige knuffel, hoofd- en zijwandbeschermers, zeiltjes, tuigjes, koorden of voorwerpen van zacht plastic in bed. Voor een fopspeen mag niet meer dan tien centimeter koord worden gebruikt. Maak het babybed kort op: dat wil zeggen zo dat de voetjes vrijwel tegen het voeteneinde liggen. Dit is bedoeld om te voorkomen dat het kind onder het beddengoed schuift. Vermijd ook het opvullen van ruimte aan het voeteneinde met dubbelgeslagen dekens of een kussen. Laat de slaapkamertjes en het beddengoed dagelijks luchten. (Raadpleeg desgewenst het actuele overzicht Onveilige babyartikelen, dat bij de Stichting is te bestellen). De Dijkgraaf volgt de bovengenoemde richtlijnen.
4.
Voorkomen van gezondheidsschade door (mee)roken Roken is niet alleen een risicofactor voor roken. De rook van volwassenen kan een baby veel schade doen, met blijvende gevolgen. Bij de Dijkgraaf wordt in het gebouw niet gerookt.
5.
Het houden van voldoende toezicht Kijk telkens als u een kind naar bed brengt even in andere bedjes. Nieuwe jonge baby´s worden zoveel mogelijk extra in het oog gehouden. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat veranderingen in omstandigheden bij (jonge) baby´s stress veroorzaken. De situaties tijdens kinderopvang verschilt in vrijwel alle opzichten van die in het ouderlijk huis. Ouders worden daarom in de gelegenheid gesteld de baby te laten wennen binnen de termen van het afgesloten contract. Elk half uur controleert één van de leidsters dat de baby´s gezond slapen.
Preventieve maatregelen wiegendood
De ouders worden in staat gesteld de baby aan de veranderde omstandigheden en de nieuwe routine te laten wennen. Jonge baby’s worden tijdens het slapen in de gaten gehouden. De baby wordt nooit, tenzij anders wordt voorgeschreven, op de buik te slapen gelegd. Bij de uitzonderingen wordt een bordje B of F op het bedje gehangen. De kinderen worden steeds gecontroleerd als andere kinderen naar bed worden gebracht. Ook worden baby’s minimaal 1 x per half uur gecontroleerd. De slaapkamers worden dagelijks geventileerd. De slaapkamers worden niet te warm gestookt.
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012
Blad 13 van 13
Procescode:
Proces:
Werkinstructies/protocollen conform het pedagogisch beleid
Proceseigenaar:
Directeur
Het bedje wordt kort opgemaakt. Er wordt geen dekbed gebruikt. Er wordt niet gerookt in het kinderdagverblijf.
Handelen in het geval van calamiteit
Blijf kalm. Prikkel de baby. Bel direct 112. Pas bij niet reageren mond op mond beademing toe. Laat het management waarschuwen.
Protocol sterfgevallen Doel van het protocol Te weten hoe te handelen, als er een kind dat opgevangen wordt op het kinderdagverblijf overlijdt. Voor de leidsters Een sterfgeval van een kind die het kinderdagverblijf bezoekt, is ook voor de leidsters een verdrietige ervaring. In de meeste gevallen hebben zij vanaf 10 weken na de geboorte het kind verzorgd en begeleid. Het verdriet van de ouders kan confronterend zijn voor de leidsters, terwijl het zo kan zijn, dat de ouders juist contact zoeken met de leidsters omdat zij ook het kind van nabij hebben gekend. Het kan ook andersom zijn: de ouders willen geen contact met de leidsters van het kinderdagverblijf. In alle gevallen zijn het de ouders die bepalen hoe het contact verloopt. Verantwoordelijkheid en procedure In de meeste gevallen zal een bericht dat een kind is overleden, eventueel na een ziekte, worden gemeld bij de directie. De directie zal de groepsleidsters van de groep van het kind en ook de andere leidsters, onmiddellijk op de hoogte stellen van deze gebeurtenis. Groepsleidsters die niet werken worden thuis gebeld of bezocht om hen hierover te informeren, om te vermijden dat zij het bericht uit een andere bron vernemen. Ouders wordt gevraagd of zij het op prijs stellen, dat de leidster(s) en of de directeur de ouders bezoekt. Stellen ouders dit niet op prijs, dan wordt deelgenomen aan de normale rouwprocedures, zoals een wake, begrafenis of crematie. Als ouders na de begrafenis of crematie nog contact willen hebben met de leidsters, wordt dit in overleg met de leidsters toegestaan. Wel wordt door de directeur bewaakt of het contact met de ouders niet te belastend wordt voor de leidsters. Aan de leidsters, die gewerkt hebben met het kind, wordt specifieke aandacht besteed door de directeur in de vorm van een regelmatig contact en werkbesprekingen. De eerste paar maanden wordt steeds in werk- en teambesprekingen het kind genoemd.
Versie 4 Kiko consult Renkum
juli 2012