DC
2
Intercultureel onderwijs
1 Inleiding Dit thema gaat over intercultureel onderwijs. Dat we in een multiculturele samenleving leven, is een feit. Natuurlijk, onze samenleving kent haar problemen, zoals elke samenleving altijd gekend heeft. Feit is, nu leven we in een samenleving met meer culturen bijeen. Dat is de realiteit. Het onderwijs merkt dat ook en heeft visies ontwikkeld om die verschillen tot hun recht te laten komen. In dit thema komen aan de orde: • 2 Intercultureel onderwijs is maar een woord • 3 het sluit aan bij WSNS en adaptief onderwijs • 4 het heeft drie aspecten: kennis, houding, vaardigheid • 5 dilemma’s voor een interculturele samenleving • 6 de onvermijdelijkheid van dilemma’s • 7 tips voor de praktijk
1
2 Intercultureel onderwijs is maar een woord Het begrip Intercultureel onderwijs is niet meer dan een woord, een begrip. De samenleving is vol verschillen, op economisch terrein, cultureel, godsdienstig terrein. Die verschillen komen natuurlijk ook de school binnen. De praktijk in het onderwijs is zo rijk dat het wetenschappers en onderwijskundigen heeft geïnspireerd tot onderzoek. Men wilde weten hoe daadwerkelijk samenleven tot stand komt. Uit dat onderzoek is het concept Intercultureel onderwijs voortgekomen. Het concept Intercultureel onderwijs is eigenlijk een theoretisch fundament onder die praktijk van het basisonderwijs. Dus het is theorie over iets dat op veel plaatsen al in de
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
1
praktijk bestaat. Zulke theorie is handig voor beide partijen. Als je al intercultureel werkt, kun je ideeën opdoen in het concept Intercultureel onderwijs. Op plaatsen waar het nog niet wil lukken, kan je dit concept gebruiken om op gang te komen. Het concept heeft al bewezen dat het werkt. Ook al verschijnen er zo nu en dan sombere berichten over dat de multiculturele samenleving is ‘mislukt’., het zogenoemde multiculturele drama. Wij menen dat die berichten niet serieus te nemen zijn. Iets als een multiculturele samenleving kan namelijk helemaal niet mislukken. Die is er gewoon. Op sommige plekken gaat het beter, op andere gaat het moeizamer, maar de multiculturele samenleving is gewoon een feit en ze zal zich alleen maar verder ontwikkelen. En het concept Intercultureel onderwijs helpt ons om te gaan met de ingewikkelde samenleving die we nu hebben. Een belangrijk aspect van het concept Intercultureel onderwijs is het besef dat dingen als tolerantie aan te leren zijn. We hebben tientallen jaren gedacht dat kennis, en uitwisseling van kennis, vanzelf zouden leiden tot tolerantie. Maar dat heeft niet gewerkt. We hebben gemerkt dat je vaardigheden moet trainen. Sociale vaardigheden dus ook. Je wordt niet spontaan tolerant. Dat is misschien wel de belangrijkste ontdekking van de onderzoekers.
3 Intercultureel onderwijs, WSNS en adaptief onderwijs Het concept Intercultureel onderwijs sluit aan bij Weer Samen Naar School en Adaptief Onderwijs. WSNS staat voor het binnenhouden en effectief opvangen van leerlingen die voorheen naar het speciaal basisonderwijs gingen. Adaptief onderwijs staat voor het afstemmen van het onderwijs op de individuele leerling. Met elkaar vormen deze drie stromingen een totaalvisie op het moderne onderwijs. In deze totaalvisie gaat het om méér dan alleen verschillen tussen culturen. Iedere school heeft intercultureel onderwijs nodig. Ook als er niet één leerling op zit met een anderstalige achtergrond, of een andere religie dan de heersende religie. Iedere leerling moet getraind worden in het omgaan met het anderszijn van een ander, of die nu uit een culturele minderheid komt of niet.
2
OA Digitale Content
4 De drie aspecten: kennis, houding, vaardigheden Het concept Intercultureel onderwijs onderscheidt de volgende aspecten in het leren omgaan met verschillen. Omgaan met verschillen: • kennisaspect • houdingsaspect • vaardigheidsaspect
geheel wordt genoemd: sociale competentie: efficiënt communiceren 2
In het verhaaltje hieronder over Sjoerd zie je deze dingen terug. Sjoerd van vijf jaar wil meedoen met het groepje in de bouwhoek. Hij vraagt niet of hij mee mag doen, hij mengt zich gewoon in het spel. De jongens spelen treintje en ze kunnen er niemand meer bij gebruiken. Ze wijzen Sjoerd af. Maar Sjoerd laat het er niet bij zitten. Hij zint op mogelijkheden om toch mee te doen. Dan ziet hij dat er nog geen stationschef is. Stralend roept hij: “En dan ben ik de stationschef, goed?” En hij staat al op zijn post, vóór de trein, met een denkbeeldig fluitje in de mond. Op slag heeft hij een functie in het spel. Hij is niet alleen welkom, hij heeft het spel zelfs een extra dimensie gegeven.
4.1 Kennis
Sjoerds gedrag heeft een kennisaspect. Hij herkent en interpreteert de situatie. Hij herkent en interpreteert ook de gedragscode. Vragen en ongevraagd meedoen werken kennelijk niet. Dit is dus het kennisaspect. 4.2 Houding
Sjoerd beheerst zijn emoties en zoekt naar alternatieven. Door de beheersing van zijn emoties is hij in staat door te zetten. Hij gaat ook niet roepen dat de anderen stom zijn of zo, hij gaat zelf iets verzinnen. Hij blijft dus positief gericht. Dit is het houdingsaspect.
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
3
4.3 Vaardigheden
Sjoerd is in staat adequaat gedrag te hanteren. Als zijn eerdere pogingen niet werken, is hij in staat over te schakelen naar gedrag dat wel werkt. Ook is hij in staat iets te verzinnen dat bij het spel past. Hier hebben we het over vaardigheden. 4.4 Sociale competentie: efficiënt communiceren
Het geheel van de kennis, de houding en de vaardigheden, duiden we aan met het woord sociale competentie. Als je voldoende weet over de ander, als je positief staat tegenover de ander en als je vaardig bent om met de ander om te gaan, ben je sociaal competent. Maar hoe word je sociaal competent? Daarin spelen gedragscodes, soepelheid en durf een rol. Sjoerd geeft blijk van sociale competentie. Hij onderkent de eisen die aan zijn gedrag gesteld worden. Het samenspel van zijn kennis, zijn houding en zijn vaardigheden stelt hem in staat te opereren in een situatie die andere normen hanteert dan hij zelf zou hanteren. Sjoerd is zelf namelijk een kind dat meestal ‘ja’ zegt als een ander kind vraagt of het mee mag doen. Een multiculturele wereld stelt precies die eisen aan de deelnemers: met een open geest kijken en kennis verzamelen, een positieve gerichtheid en de vaardigheid om te schakelen tussen je eigen gedragscode en die van de ander. Je hebt kennis, moed en soepelheid nodig om te durven omschakelen van gedragscodes die je gewend bent, naar gedragscodes die gewenst worden. Hoe denkt het basisonderwijs dit te bereiken? In de kleuterklas gaat het meer om het aanleren van de durf en soepelheid. Het aanleren van houding en gedrag dus. Praten over verschillen gebeurt nog speels en spontaan, de kennis groeit spelenderwijs. In de hogere klassen, vanaf groep 5, komt langzaam het cognitieve aspect om de hoek kijken. Dan leren de leerlingen over wereldgodsdiensten, tradities en gewoontes, en de achterliggende levensbeschouwing. Eigenlijk gaat het bij intercultureel onderwijs over: efficiënt communiceren. Dat woord klinkt misschien wat vreemd maar het is de bedoeling dat je zo communiceert, dat het voor beide partijen optimaal is. En dat je de leerlingen ondersteunt terwijl ze ook leren zo te communiceren.
4
OA Digitale Content
Efficiënt kunnen communiceren bestaat uit: • kunnen luisteren • kunnen onderhandelen • je kunnen inleven • kunnen opkomen voor je rechten • conflicten kunnen vermijden kennis
houding
vaardigheid
efficiënt kunnen communiceren
zonder vragen gaan meedoen, werkt niet
ik ga iets anders verzinnen
ik bedenk wat nieuws
kunnen luisteren
zij vinden: ze hebben al alles voor het spel
hebben ze echt alles voor het spel?
ik vind iets nieuws
kunnen onderhandelen
ik roep gewoon dat ik stationschef ben
ze vinden het vast wel goed
ik durf best
je kunnen inleven
ze hebben wel gelijk, ze hebben alles
ik verzin er iets bij dat leuk is voor hen
ik heb fantasie genoeg en durf ook best
kunnen opkomen voor je rechten
ik vind dat ik wel mag meedoen
dus ga ik iets verzinnen
ik ga mijn idee doen
conflicten kunnen vermijden
kwaad worden helpt niet, dat weet ik al dus dat doe ik niet
ik houd ook niet van ruzie trouwens
ik weet genoeg andere mogelijkheden
Sjoerd zijn actie voldoet aan al deze criteria. We drukken het schema blanco voor je af zodat je het kunt gebruiken bij observaties. Je zult merken dat elk sociaal vaardig gedrag aan die criteria voldoet. kennis
houding
vaardigheid
efficiënt kunnen communiceren kunnen luisteren kunnen onderhandelen je kunnen inleven kunnen opkomen voor je rechten conflicten kunnen vermijden
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
5
5 Dilemma’s voor een interculturele samenleving Een interculturele samenleving, en dus ook een interculturele school, komt hoe dan ook voor dilemma’s te staan, dilemma’s op veel gebieden. Dat werken we uit aan de hand van het gebied kleding. Iedereen kent wel de kwestie van de hoofddoekjes. Maar de hoofddoekjeskwestie is er maar één en bovendien een met een religieuze achtergrond. Dat is echt niet altijd het geval, de soms grote verschillen in opvatting gaan echt niet alleen over godsdienst. Op sommige scholen wordt gepraat over kledingvoorschriften in het algemeen. Dat is een lastig onderwerp. Immers, iedereen mag zich uiten en kleden zoals hij wil. We mogen elkaar geen meningen opleggen. Maar we mogen elkaar ook niet dwarszitten of kwetsen. Dat zijn twee belangrijke waarden voor ons die soms met elkaar botsen. Dat levert discussie op. We noemen een paar voorbeelden van kleding die discussie kunnen oproepen of hebben opgeroepen: • gevechtskleding of kleding die aan agressie doet denken, zoals bomberjacks, kistjes, nek- en armbanden met scherpe punten, kaalgeschoren hoofden • kleding die een sterk seksueel aspect hebben, zoals blote truitjes met een piercing in de navel, een heupbroek waar de string boven zichtbaar is, truitjes die de bh-bandjes laten zien • lange jurken, sokjes en schoeisel in een stijl die algemeen als niet meer van deze tijd wordt gezien • zware lange kleding die geen zonlicht op de huid toelaat, waardoor de schaarse zonneschijn in dit land niet wordt omgezet in vitamine D, hoewel dat noodzakelijk is voor opname van kalk in de botten
6
OA Digitale Content
Als je goed kijkt, komen de volgende vragen op:. En die komen bij meningsverschillen met een culturele achtergrond vrijwel altijd op. Culturele meningsverschillen: • de argumenten hebben uiteenlopende achtergronden • waarom zou een school kledingsvoorschriften hanteren? • bij een dilemma kun je nooit een goede keuze maken • tegenargumenten zijn ook goed te bedenken • dialoog als enig mogelijke benadering • scholen maken keuzes • dilemma’s zijn onvermijdelijk 3
5.1 De argumenten hebben uiteenlopende achtergronden
Je ziet aan deze voorbeelden dat de achtergrond van kleding sterk kan verschillen. De achtergrond van de goedkeuring of afkeuring van die kleding kan evenzeer verschillen. Het kan gaan over een gevoel van zedelijkheid, over een afkeer van geweld, over godsdienstige opvattingen die leiden tot bepaalde kleding, over opvattingen aangaande gezondheid. Er kan weerstand bestaan deze die kleding. 5.2 Waarom zou een school kledingsvoorschriften hanteren?
Als een school kledingvoorschriften hanteert, is dat vanuit een poging om een klimaat te creëren waarin iedereen zich gerespecteerd, veilig en erkend kan voelen. Met het risico dat de een of ander zich gediscrimineerd voelt. De vraag is dus, hoe ver kan een samenleving of een school gaan in het sturen van dingen, in dit geval van hoe je je kleedt? Dat is een regelrecht dilemma in een land waar de vrijheid van meningsuiting in de Grondwet staat. 5.3 Bij een dilemma kun je nooit een goede keuze maken
Dilemma’s hebben de eigenschap dat, welke keuze je ook maakt, er altijd nadelen aan verbonden zijn. Je kunt het ook positiever zeggen, namelijk dat elke keuze positieve aspecten heeft, dus een goede keuze is. De standpunten hebben allebei hun voors en tegens, en wat je ook doet, je zult altijd mensen tegen de haren instrijken en anderen tevreden stellen.
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
7
5.4 Tegenargumenten zijn ook goed te bedenken
We geven een paar overwegingen, tegenargumenten, die laten zien waarom de bovengenoemde voorbeelden dilemma’s zijn. Bij elk tegenargument zal je merken dat er eigenlijk niets tegenin te brengen is. 1 Je hoofd kaal scheren Wat is er tegen als je je hoofd kaal scheert, het is hygiënisch, ik vind het fijn om de vorm van mijn schedel te laten zien want die is toevallig erg mooi. Mijn kistjes gaan jaren mee en ik voel er niets voor om veel geld uit te geven aan schoeisel. Mijn gevechtsbroek is super-praktisch met al die zakken, ik zal niet gauw iets vergeten mee te nemen. En mijn bomberjack is gewoon stoer, mag dat soms ook al niet meer? En met mijn politieke opvattingen heeft niemand iets te maken. 2 Naveltruitjes en andere blote kleren In deze tijd is het toch hypocriet om te schrikken van een blote navel? Iedereen weet hoe een bloot vrouwenlichaam eruit ziet. Het is bij mij toevallig gewoon mooi, en als je het niet mooi vindt, kun je toch de andere kant op kijken? Of, zie jij mannen soms als wezens die hun driften niet kunnen beheersen? Dat moeten ze dan maar gauw leren. Ik ben een vrij mens en kleed me zoals ik wil. 3 Lange jurken die niet meer in deze tijd passen Ik draag graag een lange jurk omdat ik het vrouwelijk vind. Ik vind het goed als je verschil ziet tussen mannen en vrouwen in hun kleding. Bovendien gebiedt mijn godsdienst me om me zedig te kleden, dat doe ik dus uit respect voor God. Daarom draag ik ook een hoedje naar de Kerk. Ik zie niet dat ik er iemand mee lastig val. 4 Zware lange kleding die alle zonlicht tegenhoudt Mijn kleding past bij mijn godsdienst en cultuur. Allah wil dat ik mijn hoofd en lichaam bedek, dus dat doe ik. Bovendien geeft het mij de zekerheid dat ik bij een culturele groepering hoor waar ik me bij thuis voel. Integratie heeft niets te maken met hoe ik me kleed, integratie zit in je hart. Deze overwegingen zijn allemaal respectabel en waar. Hoewel, bij de eerste kun je je afvragen waarom de politieke opvattingen (nazi-sympathieën en racisme) er niet eerlijk bij vermeld worden. Want die hebben de bedoelde lieden wel. Maar verder klinkt het allemaal heel aannemelijk. De bezwaren zijn echter ook respectabel en waar.
8
OA Digitale Content
5.5 Dialoog als enig mogelijke benadering
Er leven dus opvattingen in ons land die zo ver uit elkaar liggen, dat ze vrijwel tegenover elkaar staan, en toch moeten we het ermee doen. Ons land, met al die verschillen, is bovendien ook nog eens een democratie. Door al die factoren bij elkaar kun je zeggen dat er vrijwel nooit een pasklaar antwoord bestaat op maatschappelijke vraagstukken. De antwoorden ontwikkelen zich meer dan dat ze kant en klaar te vinden zijn. De situatie van nu is ons antwoord van nu. Vandaag kunnen we het niet beter aanpakken dan we doen. Morgen misschien wel. Want onze opvattingen veranderen voortdurend, onder andere door de dialoog die me met elkaar voeren. Dat betekent dat wat er nu, min of meer, algemeen aanvaard is, straks weer anders is. Een doorgaande dialoog is het enige wat erop zit. 5.6 Maatregelen op scholen
Als je dit allemaal zo leest, begrijp je dat scholen heel verschillend met deze dilemma’s omgaan. De aanpakken, de visies op kleding en al of geen voorschriften hanteren, iedere school zoekt zijn eigen weg. Op een school in het westen van het land bijvoorbeeld, bestaan gedetailleerde kledingvoorschriften die iedere medewerker moet ondertekenen: maximaal een oorbel per oor, niet groter dan een 2 eurostuk. Geen zichtbare piercings behalve in de oren. Geen tattoos, geen baard of snor, alleen een natuurlijke haarkleur, geen kunstnagels of nagellak. Je ziet dat deze voorschriften religie-overstijgend zijn. Ze zijn algemeen geformuleerd en gelden voor iedereen. Maar soms belemmeren ze wel een godsdienstige getinte uiting, bijvoorbeeld voor een sikh is zijn baard afscheren geen optie. Voordat een school dergelijke voorschriften kan gaan hanteren, moeten ze door de Medezeggenschapsraad besproken en ondersteund zijn. Ook moeten ze stuk voor stuk getoetst worden aan de wet, en dit is iets waar onder andere de vakbond zich mee bezig houdt. Zo bewaken verschillende groeperingen dat de samenleving niet doorschiet en intolerant wordt. De regels worden getoetst aan de wet en soms verandert de wet zelf mee. Kortom, het is een beweeglijk geheel. Op een andere school zijn de kledingvoorschriften algemener geformuleerd. De leerlingen zijn vrij om zich te kleden zoals ze willen. Dat staat voorop. Echter, symbolen of tekens die uitgelegd kunnen worden als kwetsend of discriminerend, zijn verboden. Overkleding en hoofdbedekking laat je achter in de garderobe.
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
9
Deze manier van formuleren biedt enige ruimte. De leraar beoordeelt of tekens opgevat kunnen worden als kwetsend, bijvoorbeeld een hakenkruis als halsketting, of kistjes met witte veters. De laatste zijn een teken van neonazi’s. Overigens kom je zulke tekens op de basisschool nauwelijks tegen maar in het voortgezet onderwijs wel. Het voordeel van deze algemene formulering is dat je veranderende tekens kunt opvangen. Bijvoorbeeld, als de hakenkruizen worden vervangen door Keltische kruizen. Als je weet dat die Keltische kruizen voor de dragers dezelfde betekenis hebben als hakenkruizen, kun je, door de algemene formulering van de kledingregels, die nieuwgekozen tekens ook verbieden. De hoofddeksels die je achterlaat in de garderobe, daar is ook iets mee. Hoofddoekjes worden dus niet verboden, maar je mag ze in de klas niet dragen, net zo min als petten. Lastig als een hoofddoek belangrijk voor je is, maar het verbod op zich is niet alleen voor jou geldig maar voor iedereen die iets op het hoofd wil dragen. Het ministerie van OCenW heeft een leidraad Kledingvoorschriften geformuleerd. Een school is in principe vrij om kledingvoorschriften voor te schrijven. Er zijn wel voorwaarden aan de voorschriften gesteld: •
Ze mogen niet discriminerend zijn
•
Ze mogen de vrijheid van meningsuiting niet aantasten
•
Ze moeten worden opgenomen in de daartoe geëigende documenten.
•
De maatregel op het overtreden van een kledingvoorschrift mag niet onevenredig zwaar zijn.
Er zijn ook eisen gesteld aan hoe de school de regels vaststelt. 1
Het is belangrijk dat kledingvoorschriften op school op een goede en duidelijke manier worden opgesteld. Dit voorkomt onbegrip en problemen met de interpretatie van de voorschriften.
2
De voorschriften moeten duidelijk zijn, ze mogen niet voor meer dan één uitleg vatbaar zijn.
3
De voorschriften moeten voor alle leerlingen gelden en ze moeten bij iedereen bekend zijn, bijvoorbeeld door publicatie op internet.
4
In het basisonderwijs moeten de voorschriften bovendien opgenomen worden in de schoolgids. In het voortgezet onderwijs moeten ze in het leerlingenstatuut staan. In het beroepsonderwijs en BVE moeten ze staan in de algemene bepalingen van de onderwijsovereenkomst. Voorschriften voor personeel moeten vastgelegd zijn in de arbeidsvoorwaarden.
5
Een school kan niet zomaar kledingvoorschriften instellen. De voorschriften moeten worden vastgelegd en er is toestemming nodig van de medezeggenschapsraad of universiteitsraad.
10
OA Digitale Content
6 De onvermijdelijkheid van dilemma’s We noemden hiervoor diverse instanties die zich bezig houden met toetsing van voorschriften. Die instanties houden als het ware de vinger aan de pols, zodat de samenleving niet doorschiet, niet naar de ene kant en niet naar de andere kant. We noemden ook het aspect van een dilemma, dat je altijd mensen tegen de haren instrijkt, welke keuze je ook maakt. Welnu, niet doorschieten is één ding, iets anders is dat een interculturele samenleving, zeker als het een democratie is, altijd conflicten zal kennen. Je hebt altijd te maken met conflicterende opvattingen en belangen. De huidige stand van zaken is nooit perfect, en altijd onderhevig aan verandering. En verandering ontstaat alleen omdat er mensen zijn die het oneens zijn met de huidige stand van zaken. Conflicten zijn dus niet altijd een teken van innerlijke instabiliteit, maar zijn ook het kenmerk van een dynamische samenleving, waar scholen uiteraard onder vallen. Een school is een minisamenleving, wat voor de samenleving in zijn geheel geldt, geldt ook voor de scholen die er binnen bestaan. Ook op scholen zijn meningsverschillen onderdeel van de normale gang van zaken. Tegelijk kunnen conflicten wel degelijk ontwrichtend zijn en voor onrust zorgen. Dat ligt voor de hand, oorlogen bijvoorbeeld komen altijd voort uit eerder ontstane conflicten. Op kleinere schaal, op schoolniveau, geldt dat ook: echte grote conflicten komen altijd voort uit eerdere kleinere conflicten. Echter, niet alle kleinere conflicten leiden tot oorlog of tot grote problemen op school, vele zijn zelf een waarborg voor een levende en zich ontwikkelende samenleving.
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
11
7 Tips voor de praktijk Je kunt culturele verschillen heel vanzelfsprekend gebruiken in je lessen of activiteiten. Om je op ideeën te brengen, geven we een paar mogelijkheden aan. 1
Wiskundige ontwikkeling: Opstelling van groot naar klein: het verschil in lichaamslengte is uitgangspunt. Ieder kind vindt zijn eigen plek in het geheel van de mooie rij. Het is daar trots op. Je kunt die opstelling gebruiken als de gewone opstelling als de leerlingen in het speellokaal in de rij moeten gaan staan. Na een paar maanden kan blijken dat de volgorde anders moet. Want elk kind groeit (overeenkomst) maar het tempo kan verschillen (verschil). Dit is toepasbaar tot ver in de puberteit omdat de definitieve lichaamslengte pas ongeveer op zestien jaar bereikt wordt. Ook zijn er verschillen in groeitempo tussen jongens en meisjes. Hetzelfde kun je doen met de kleur van het velletje, van ‘wit’ naar ‘zwart’. Je merkt hierbij op dat echt wit en echt zwart niet bestaan. Het gaat van bleek naar donker. Alle ‘witte’ leerlingen zullen onderling verschillen in kleur ontdekken. Alle ‘zwarte’ leerlingen ook. En mogelijk wordt de overgang van wit naar niet-wit zo geleidelijk dat je het verschil juist relativeert. Bijvoorbeeld een leerling met een Spaanse achtergrond kan in de zomer zo donker zijn dat het donkerder is dan een leerling met een Indiase achtergrond dat niet zoveel in de zon gezeten heeft. En toch geldt Spaans als Europees en dus wit. Dat is dus een rare indeling. Je kunt de vraag stellen: is de opstelling het hele jaar door hetzelfde? Nee, waarom niet? Laat de leerlingen zelf de samenhang ontdekken met veel buiten zijn. Bij oudere leerlingen kun je veronderstellingen laten doen, zonder ze uit te voeren. De leerlingen maken een schriftelijke opstelling en later controleer je met een echte opstelling of de veronderstelling klopte.
2
Taal: Laat leerlingen vertellen hoe ze thuis eten, en vraag door over de verschillen. Vraag hoe de huizen gebouwd worden in andere landen. Vraag hoe de feesten gevierd worden. Hiervoor maak je gebruik van de techniek open vragen stellen. Zie het betreffende thema.
3
Wereldoriëntatie Lessen over andere landen bieden natuurlijk aanleiding om ook binnen de eigen groep te kijken naar culturele kenmerken. Je verrijkt de les aan de hand van informatie die uit de leerlingen zelf komt.
12
OA Digitale Content
4
Primair onderwijs en speciaal onderwijs: poppen Er zijn tegenwoordig poppen te koop met verschillende huidskleur maar ook met verschillende gezichtsuitdrukkingen. Ook de poppenkleding is belangrijk! Zorg dat er een sari in de poppenhoek ligt, een gezichtssluier, een Turkse hoofddoek, een tulband. Sieraden uit alle delen van de wereld in plaats van alleen een kralensnoertje, geven het kind spelenderwijs een beeld mee van diversiteit en verschillen. Een poppenhoek hoort intercultureel te zijn. Daar heb je geen project voor nodig, dat is gewoon. Zo kan een leerling zelf kiezen wat hem aanspreekt. of wat op zijn wereld lijkt. Leerlingen kiezen, als ze genoeg keuze hebben, de materialen uit die ze herkennen als eigen. Daarmee geven ze expressie aan hun eigenheid en ze ontwikkelen een eigen identiteit. Dat gebeurt in het spontane spel. Maar je kunt ook opdrachten geven voor het vrije spel. Het is Chinees nieuwjaar en in de kring vertelt Mai er over. Juf vraagt hoe de andere leerlingen nieuwjaar vieren en het Holifeest komt ter sprake. Vandaag gaan de leerlingen die de poppenhoek kiezen, Chinees nieuwjaar vieren. Dat is de opdracht. Mai kiest natuurlijk de poppenhoek en neemt trots de leiding op zich.
5
Primair onderwijs en speciaal onderwijs: verkleedkist Je kunt beter niet in de verkleedkist buitenlandse kleren leggen. Bij verkleden gaat een kind graag gek doen, en dan krijg je een carnavaleffect. Of je krijgt een effect van stereotypes. Het beeld van de Hollander op klompen. Bij de poppenhoek is dat gevaar er niet, spelen met een pop heeft voor leerlingen een andere betekenis. Ze willen de pop mooi maken, niet belachelijk maken. Bovendien, ouders kunnen wel bezwaar hebben tegen mooie feestkostuums in een verkleedkist. Je kunt in de verkleedkist beter alleen lappen hebben. Mooie lappen stof. Dat prikkelt de fantasie meer. En het geeft de gelegenheid om je te kleden zoals in jouw cultuur past. Een lap kan de sluier van een bruid zijn maar het kan ook een sari zijn. Leerlingen kunnen met lappen alle kanten uit.
6
Overig spelmateriaal Zorg, als er nieuw spelmateriaal gekocht wordt, dat het intercultureel is. Er zijn verschillende soorten spelmaterialen die over culturele verschillen gaan. Bijvoorbeeld puzzels met verschillende kleuren mensen erop, mensen met verschillende kleding en dergelijke. Er is hier ook typisch speelgoed uit andere landen te koop. Bijvoorbeeld stokpoppetjes uit Turkije, blikken autootjes uit Tanzania, serviesjes uit allerlei landen die een traditioneel model hebben. Sommige soorten speelgoed komen in alle culturen voor: knikkers, stokpaard, tollen maar ook kaartspelletjes. En er is speelgoed dat hier is gemaakt van stevig plastic, maar wel
OA DC 2 Intercultureel onderwijs
13
naar voorbeeld uit een ander land. Bijvoorbeeld een stevige poppenwieg naar traditioneel buitenlands model. Of een hut van leem en riet, waarheidsgetrouw opgebouwd van plastic onderdelen die de leerlingen zelf in elkaar zetten. 7
Liedjes Jonge kinderen zingen dagelijks liedjes. Daarin bezingen ze alle dingen die voor hen allemaal gelden. Dat ze gegeten hebben, lekker geslapen, dat ze hun jasjes dicht doen enzovoort. Daar kun je bij aansluiten als het over verschillen gaat. Bijvoorbeeld, we hebben allemaal haar. Haar kan recht zijn, of in golfjes, of in kroeskrulletjes. Haar is soms zwart, soms heel wit. Je hebt ook geel haar, enzovoort. Als je oud wordt, wordt het bij alle mensen weer hetzelfde: wit of grijs. Je kunt er liedjes over maken. Hetzelfde geldt voor lichaamsdelen. We hebben allemaal een neus, en de modellen neus verschillen. We eten allemaal, en we eten verschillende dingen. Denk aan het gebied van kleding, verschillende feesten, en dergelijke. Zing als gewoonte alle verjaarsliedjes in de talen die in de groep vertegenwoordigd zijn. Of, als dat teveel tijd kost, zing het lied in de moedertaal van de jarige.
8
Bruikbare boekjes of cd-roms: • •
Zing mee met de Bonte Stee. cd-rom met interculturele liedjes. Uitgeverij Peereboom En nu allemaal. Pim van Schaik, Uitgeverij Plan Plan. Marokkaanse, Surinaamse, Turkse, Antilliaanse en Nederlandse liedjes, met aanwijzingen.
•
En dat vieren wij. Pim van Schaik, Uitgeverij Plan Plan. Feesten en vieringen uit de Joodse, christelijke, islamitische, boeddhistische, hindoeïstische traditie. Met bijbehorende gebruiken, spelletjes en achtergronden.
•
Gesprekken in de multiculturele klas, Mylène Hanson, Marianne Boogaard en Jeroen Vermeulen Uitgeverij Coutinho.
Valkuil: Iets speciaal ervan maken. Intercultureel is gewoon. Een interculturele spelletjesmiddag of beurs kan leuk zijn maar is niet intercultureel. Een Arabische dans op de maandsluiting kan mooi zijn maar het draagt niet bij aan samenleven. Het wordt te gauw stereotypisch. Bij intercultureel onderwijs gaat het om het dagelijks leven. De verschillen moeten vanzelfsprekend worden. Daarbinnen kan een feestelijke show best, zolang het doel maar blijft: samenleven.
14
OA Digitale Content