Rapport Audit Onderwijs ondersteuningsaanbod IVO Primair Onderwijs Naam onderwijsvoorziening: Parcivalschool
Datum bezoek: 8 september 2011 In opdracht van: Samenwerkingsverbanden Arnhem e.o.
Rapporteur: Alfons Timmerhuis M&O-groep, ‘s-Hertogenbosch December 2011
Kenmerk: AR-PO/ 20110928
Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................................................................... 2 2. De opbrengsten van het schoolbezoek ..................................................................... 4 2.1 Het onderwijsconcept .......................................................................................... 4 2.2 De voorzieningen op de vijf velden ...................................................................... 9 3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school....................................................... 14 3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept ................................. 14 3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden ............ 17 4. Tot slot .................................................................................................................... 21 Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen ...................................................................... 23 Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel ..................................... 24
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
1
1. Inleiding Uw school1 biedt onderwijsondersteuning aan leerlingen die speciale onderwijsbehoeften hebben. Wanneer uw school tegen haar grenzen aanloopt, is er de mogelijkheid om de leerling en zijn of haar ouders2 te verwijzen naar een andere school, een school voor speciaal (basis)onderwijs. Scholen verschillen in de onderwijsondersteuning die zij (kunnen) bieden. Uit verwijsgedrag van scholen bijvoorbeeld blijkt dit heel duidelijk: een leerling waarbij de ene school tegen de grenzen van haar onderwijsondersteuning aanloopt, kan op een andere school zonder al te veel inspanning passend onderwijs krijgen. Soms is de reden makkelijk aanwijsbaar: een school in een gebouw met veel trappen en weinig ruimte is niet zomaar passend voor een leerling in een rolstoel. Maar meestal is het lastiger om aan te geven wanneer een leerling niet en wanneer wel op de school terecht kan. Zowel voor de school zelf, als voor ouders en voor de bovenschoolse organisatie die het netwerk van onderwijs ondersteuningsvoorzieningen inricht (schoolbestuur, samenwerkingsverband po, regionaal netwerk Passend Onderwijs), is het van belang te weten waar de school staat voor wat betreft de onderwijsondersteuning en wat mogelijkheden zijn om de onderwijsondersteuning te versterken en eventueel uit te breiden. In de audit is gekeken naar de ‘match’ tussen de onderwijsbehoeften3 van de leerlingen uit het voedingsgebied van de school met het onderwijsaanbod van de school. Deze match tussen vraag en aanbod is in kaart gebracht in termen van kenmerken van het onderwijs ondersteuningsaanbod, van de school dus. Het profiel van het onderwijs ondersteuningsaanbod van een reguliere school wordt bepaald door: de mate waarin het onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen van de leerling. de positie op vijf velden van onderwijsbehoefte: 1. de hoeveelheid aandacht/handen in de groep; 2. speciale onderwijsmaterialen; 3. de ruimtelijke omgeving; 4. expertise; 5. samenwerking met externe instanties die zich ook met de ondersteuning voor het kind bezighouden. Informatie over deze kenmerken is verzameld door: een half gestructureerd interview/gesprek;
1
Waar in dit rapport kortheidshalve staat ‘school’ wordt steeds bedoeld ‘school of andere eenheid van onderwijszorg’. 2 Waar in dit rapport kortheidshalve staat ´ouders´ wordt steeds bedoeld ´ouders of verzorgers´. 3 De onderwijsbehoefte is de instructie en ondersteuning die de leerling in de onderwijssituatie nodig heeft om een volgende stap te kunnen maken in het eigen proces van cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
2
half gestructureerde observaties in groepen, met name ter ondersteuning van de bevindingen over het gehanteerde onderwijsconcept en het daarbij horende klassenmanagement; een gesprek met het schoolteam waarin de opvattingen rond en het draagvlak voor het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften aan de orde komt.
In het gesprek met het schoolteam zijn de eerste indrukken vanuit het interview en de observaties verwerkt. In dit rapport doen wij verslag van onze bevindingen. Wij wijzen er op dat de informatieverzameling weliswaar uitgebreid en veelzijdig was, maar beperkt is door het karakter van een momentopname. Alfons Timmerhuis Irma Miedema
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
3
2. De opbrengsten van het schoolbezoek 2.1 Het onderwijsconcept Korte karakterisering van de school De Parcivalschool is een Vrije School die door kunstzinnig onderwijs en middels een creatieve werkwijze bij kinderen de vaardigheid wil ontwikkelen om vanuit een onderzoekende houding iets nieuws tot stand te brengen. Zo moeten talenten vanzelf tot bloei komen. Het motto van de school luidt: “Ruimte geven aan creativiteit, schept toekomst… op weg naar het doel: alle talenten in bloei.” De Parcivalschool wil tegelijkertijd goede resultaten bij haar leerlingen nastreven en creëert daarom een cultuur van hoge verwachtingen. Er zijn acht klassen: 2 kleuterklassen met leerlingen van vier tot zes jaar, vergelijkbaar met groep 1 en 2 van de basisschool en klas één tot en met zes ( groep 3 t/m 8) van de basisschool. Op 1 augustus 2011 heeft de school 177 leerlingen (teldatum 1 oktober 2010: 161 leerlingen). Het schoolgebouw ligt in Arnhem Zuid, maar trekt leerlingen uit heel Arnhem en ook daarbuiten (bv. Elst). Veel ouders brengen de kinderen naar school. In hoeverre heeft de school te maken met verschillen tussen leerlingen? Onder invloed van het specifieke onderwijsconcept trekt de school vooral kinderen van hoger opgeleide ouders. Relatief vaak gaat het om ouders die een vrij beroep hebben. Er zijn geen leerlingen die binnen de gewichtenregeling vallen. Wel zijn er enkele kinderen van hoogopgeleide ouders met een niet-Nederlandse achtergrond. De school vormt door haar specifieke publiek en lokale functie geen representatie van de wijk waarin het gebouw staat. Het niveau van leren is over het geheel genomen hoog (gemiddeld niveau B van CITO). Binnen de school zitten wel enkele leerlingen met niveau D en E. Ook zijn er enkele leerlingen met een laag IQ. Deze kinderen doen het naar verluid goed op deze school, omdat zij zich aan andere leerlingen kunnen optrekken. De spreiding van de leerniveaus is echter beperkt (niet meer dan 16% wijkt af van het gemiddelde). De jaarklassen 1 t/m 6 kunnen dan ook homogeen genoemd worden. De kleutergroepen zijn wat heterogener. In deze groepen zitten leerlingen van groep 1 en 2 bij elkaar. Enkele jaren geleden zijn de prestaties van leerlingen geen goede representatie van het te verwachten niveau van leren geweest. Dit heeft ertoe geleid dat de school door de inspectie als ‘zwakke school’ beoordeeld is. Eind 2008 heeft de inspectie nieuw onderzoek gedaan. In haar rapport stelt de inspectie dan vast dat het onderwijs in de Parcivalschool van voldoende kwaliteit is. De school heeft zich op essentiële punten verbeterd ten opzichte van het voorgaande onderzoek in 2006. De school kan zich verantwoorden over haar opbrengsten en aantonen dat deze voldoende zijn. Zij evalueert systematisch haar eind- en tussenopbrengsten voor taal, lezen en rekenenwiskunde aan de hand van gegevens van landelijk, genormeerde valide toetsen. De school scoort op alle inspectie-indicatoren voldoende. De school geeft aan dat slecht functionerende leerkrachten een belangrijke rol hebben gespeeld bij de zwakke beoordeling in 2006. Het effect hiervan is groot geweest doordat leerlingen met de leerkracht mee door de schoolloopbaan heengaan.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
4
Het uitstroomniveau is relatief hoog. Veel leerlingen gaan naar het gymnasium. Het meest recente overzicht van de uitstroom dateert van het einde van het schooljaar 2010-2011 en laat het volgende zien voor de 14 uitstromers: Niveau
Aantal lln.
VMBO-BBL
0
VMBO-KBL
1
VMBO-T
2
VMBO-leerwegondersteunend
0
HAVO
5
VWO
6
Het aantal leerlingen met speciale onderwijsbehoeften op het gebied van gedrag is laag (<6%). Er is één leerling met het syndroom van Asperger. Deze leerling kan bedreigend zijn voor anderen. Vaak is de leerling kalm, maar plotseling kan hij gaan ‘flippen’. De school geeft aan dat haar onderwijssysteem moeilijk kan zijn voor leerlingen met gedragsproblematiek. Met name het feit dat er veel vakken zijn en deze vakken soms door verschillende leerkrachten verzorgd worden, zorgt voor een zekere mate van onvoorspelbaarheid. Een enkele leerling (zoals de hierboven genoemde leerling) heeft daar last van. In de kleuterklassen zitten, naar inzicht van de school, 4-5 leerlingen die nog ‘opgevoed’ moeten worden. Er wordt aan deze klassen veel structuur geboden. ’s Morgens gaan de kinderen op vaste punten in rijen staan. De leerkrachten halen de kinderen op en geven ze bij de klassendeur een hand ter verwelkoming. De afgelopen vier schooljaren zijn in totaal 4 leerlingen blijven zitten (gemiddeld 1 leerling per jaar). Er is in die vier jaren 1 leerling naar het sbo verwezen (gemiddeld jaarlijks verwijzingspercentage 0,15%). Er zijn 5 leerlingen naar het speciaal onderwijs verwezen (allen naar cluster 4). Opvallend is dat in 2008-2009 4 leerlingen naar so verwezen zijn. Het gemiddelde verwijzingspercentage speciaal onderwijs (0,8%) is hoog t.o.v. het verwijzingspercentage sbo. Er zijn 3 rugzakjes binnen de school: 2 leerlingen met een cluster 3 indicatie en 1 leerling met een cluster 4 indicatie. Het percentage rugzakken bedraagt daarmee 1,9%. Dit is iets boven het landelijk gemiddelde van ongeveer 1,3%. Eén van de cluster 3 leerlingen betreft een leerling met een zwakke lichamelijke gesteldheid. Deze leerling is tevens dyslectisch. De leerling werkt met een laptop met daarop Kurzweil. Ook gebruikt de leerling een Reading Pen. Met deze hulpmiddelen doet de leerling het goed en kan hij ook zelfstandig werken. Dankzij dyslexietraining is het niveau gegroeid. De ouder wil haar kind graag op de Vrije School houden. Een paar jaar geleden is ook een negatieve ervaring met een cluster 4 leerling opgedaan. Deze bleek de veiligheid te veel te verstoren en is uiteindelijk op de Radar geplaatst (cluster 4).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
5
Hoe wordt binnen de school op speciale onderwijsbehoeften gereageerd? De hoofdlijn is dat in de Parcivalschool methodisch gewerkt wordt met oog voor verschillen. Door het brede vakkenaanbod van de Vrije School is er in principe voor iedere leerling iets waarin hij/zij kan uitblinken. De school komt door haar systeem tegemoet aan verschillende leerstijlen van kinderen. De school werkt met de eigen methode en bronnenboeken van de Vrije School, maar beschikt daarnaast voor de oefenuren over reguliere methodes. De onderwijsaanpak leunt op de jaargroepen en is klassikaal met veel sturing door de leerkracht. Toch is er ook een grote focus op onderwijsbehoeften van leerlingen. De houding van leerkrachten is dat zij deze behoeften goed willen kennen en daar ook rekening mee willen houden. De school wil geen eenzijdige focus op resultaten. Buiten de basisvaardigheden zijn er andere vakken die het onderwijs rijker maken. Leerlingen moeten werken met handen en hoofd. Het einddoel van het onderwijs is dat kinderen zelf oplossingen kunnen bedenken. In de woorden van de school: ‘Een leerling van de Parcivalschool zou de eurocrisis moeten kunnen oplossen.’ Het onderwijsconcept wordt als volgt gekenmerkt: Schoolconcept Parcivalschool Overdragen van kennis Kennis verwerven Klassikaal leren Sturing van het leren door de lkr. Alle leerlingen op bepaald basisniveau brengen Leerstof bepaalt de leerweg
1
2
3 X
4 X
X X
Zelf ontdekken Werken met kennis Individueel en groepsleren Kinderen sturen eigen leren Maximale uit elke leerling halen
X X
Nadruk op gestructureerde opdrachten Beoordeling van prestaties o.b.v. gelijke normering
Beginsituatie van de leerling bepaalt de leerweg Nadruk op vrije opdrachten
X
X Beoordeling door de leerkracht Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen groep
X
Evaluatie onderwijs door de lkr.
X
X
X
Beoordeling van leervorderingen o.b.v. beginsituatie van leerlingen Zelfbeoordeling door de leerling Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen individuele leerling Evaluatie samen met leerlingen
Het overzicht laat zien dat de leerkracht sturend is. Dit is echter een gemiddelde voor de schoolloopbaan. In de loop van de jaren verschuift de sturing steeds verder naar de leerling. Het leerplan is gekoppeld aan de ontwikkelingsfase van de leerling. De volgorde waarin leerstof wordt aangeboden wijkt af van de standaard volgorde (bv. niet de breuken in klas 3 = groep 5). Het onderwijsaanbod wordt ingedeeld in perioden van 3-5 weken waarin hetzelfde vak aan de orde is. Er worden onderwerpen van dat vak behandeld en deze worden in de vorm van kennis aangeboden.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
6
Bij speciale onderwijsbehoeften reageert de school op verschillende manieren: - individuele aandacht in een andere ruimte dan in de groep - individuele aandacht in dezelfde ruimte, maar apart van de groep - groepsaandacht in homogene subgroepen - individuele aandacht geïntegreerd in de groepsaanpak In de groep is RALFI-lezen en Connect-lezen georganiseerd. Rugzakleerlingen krijgen 2x per week buiten de klas les. Ook 2 leerlingen die vorig jaar van een Iederwijs-school gekomen zijn, krijgen 2x per week buiten de klas les van een orthopedagoog. De leerkracht van klas 3 biedt ‘verrijkingslezen’ aan. Per kind wordt bekeken op welke manier het beste ondersteuning geboden kan worden. Er wordt ook remedial teaching gegeven voor andere vakken dan de basisvakken (bv. fluitles). Leerkrachten willen zich verdiepen in specifieke kenmerken van iedere leerling, begrijpen waar talenten vandaan komen en daar gebruik van maken. De opvattingen van Steiner schuilen achter deze houding. Het mensbeeld wordt bestudeerd en van daaruit worden kinderen bekeken. Het kind moet allerlei ervaringen in deze wereld opdoen. Het moet groeien naar ‘zielerijkdom’. Er spreekt een positieve houding t.a.v. de wereld en kinderen uit. Kinderen moeten van de wereld om hen heen gaan houden. In het onderwijs wordt het directe instructiemodel gehanteerd. Verder wordt met ondersteuning van Marant het handelingsgerichte werken ingevoerd. Daaraan gekoppeld zullen groepsplannen worden ingevoerd. De beoordeling van leerlingen is opgenomen in een getuigschrift. De school vindt het goed om niet alleen te kijken naar de individuele ontwikkeling, maar deze ook af te zetten tegen een gemiddelde. Het heeft enige tijd geduurd voordat de leerkrachten op dit punt ‘om’ waren, maar nu wordt dit positief gewaardeerd. Hoe wordt de continuïteit van de onderwijsondersteuning voor elke leerling verzekerd? De ondersteuning voor de kinderen wordt gecoördineerd vanuit het zorgteam. Dit team bestaat uit de interne begeleider en de directie. Wekelijks op woensdag komt het zorgteam bij elkaar. Vier keer per jaar heeft het zorgteam overleg met de leerkrachten over de behaalde resultaten bij de genormeerde en de methode gebonden toetsen. Ook is er vier keer per jaar een klassenbezoek met evaluatie en vindt er vier keer per jaar met de betreffende leerkracht een zorggesprek over de leerlingen plaats in het zorgteam. De groepsleerkracht is de ‘eigenaar’ van de onderwijsondersteuning binnen de school. Bij gesprekken over speciale onderwijsbehoeften met ouders is de directeur, die tevens ib’er is, daarbij. Een belangrijke rol is weggelegd voor de zogenaamde pedagogische bijeenkomsten. Deze bijeenkomsten worden het hele jaar door op donderdag gehouden. Eerst worden werken en gedachten van Steiner bestudeerd en besproken (om de beurt bereidt een leerkracht een voordracht voor en naar aanleiding daarvan kan een thema gekozen worden voor een mogelijke vervolgbespreking). Daarna volgt een kind- of klassenbespreking. Het kan gaan over klassenmanagement, maar ook over de omgang met leerlingen. Daarna gaan de leerkrachten in clusters uit elkaar (kleuters, bovenbouw, onderbouw) en/of worden beleidszaken besproken. Er wordt veel tijd gestoken in het bespreken van het onderwijs zelf en de tijd voor organisatie wordt zoveel mogelijk beperkt.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
7
Doordat er veel uitwisseling over leerlingen plaatsvindt zijn alle leerkrachten goed op de hoogte van alle leerlingen en niet alleen de leerlingen uit de eigen klas. Twee keer per jaar (januari en juni) worden CITO toetsen afgenomen. In klas 6 (groep 8) wordt de NIO- toets gedaan (vermogenstoets in verband met niveaubepaling voortgezet onderwijs). Middels de Sociale Competentie Observatielijst (SCOL) wordt de ontwikkeling van alle leerlingen op het gebied van sociale competentie systematisch gevolgd en in kaart gebracht. De SCOL is daartoe opgenomen in de toetskalender en wordt in oktober en maart afgenomen. In januari worden bij de oudste kleuters de CITO taal en CITO ordenen afgenomen. Ook worden de kleuters onderzocht op leerrijpheid. Deze onderzoeken vinden plaats tussen januari en maart. De school geeft aan dat door het brede aanbod dat de kinderen geboden wordt, het gemiddelde niveau op technisch lezen van klas 1 t/m 3 (groep 3 t/m 5) mogelijk iets lager kan zijn in vergelijking tot het niveau op reguliere scholen. Eind derde klas (groep 5) én eind zesde klas (groep 8) zitten de kinderen op of boven het gemiddelde niveau. Zij kunnen de overstap naar het (regulier) vervolgonderwijs dan goed maken en hebben daarbij profijt van de brede basis. Overdracht van jaar naar jaar vindt altijd plaats in de teamvergadering waar alle teamleden bij zijn. De school is erg geïnteresseerd in hoe ouders hun kind zien. Er wordt een vertrouwensband tussen ouders en leerkracht opgebouwd. Dit wordt versterkt door het gegeven dat de leerkracht met de leerling in drie jaargroepen meegaat. Bij zorgen over de ontwikkeling van leerlingen wordt in afstemming met de ouders een handelingsplan opgesteld. Daar hoeft niet altijd een handtekening van de ouder onder. Het meest intensief is de betrokkenheid bij ouders van rugzakleerlingen. Een keer in de 6 weken wordt er door de leerkracht een gesprek met de ouders en de ambulant begeleider gevoerd. Het handelingsplan voor de rugzakleerling wordt wel jaarlijks door de ouders ondertekend. Waar nodig zoekt de school naar een goede invulling van de specifieke onderwijsbehoefte van het kind. Aanschaf van specifieke materialen behoort dan tot de mogelijkheden. Dit is bv. het geval bij leerlingen met dyslexie en rugzakleerlingen. Vanuit de rugzakbegeleiding worden voor hen materialen aangeschaft. Dit gebeurt in goed overleg met ouders, directie, leerkracht en ambulant begeleider. Welke rol wordt aan ‘externen’ toegekend? De school ziet externen als dienend. Dat geldt ook voor de ambulant begeleiders. ab’ers werken op de Parcivalschool buiten de observaties niet direct met kinderen. Zij stellen het handelingsplan op en maken verslagen van de gesprekken met ouders en leerkracht. De school verwacht dat ab’ers goede ideeën inbrengen. Op dit moment maakt de Parcivalschool deel uit van een landelijk samenwerkingsverband voor de Vrije Scholen. Vanuit het landelijk verband wordt preventieve ambulante begeleiding ingezet en daar is men heel tevreden over. Daarnaast is er vanuit het samenwerkingsverband jaarlijks zo’n € 20.000,00 beschikbaar die ingezet wordt ten behoeve van interne begeleiding. Met de invoering van Passend Onderwijs zal het landelijk samenwerkingsverband verdwijnen en gaat de school deel uitmaken van het nieuwe Arnhemse samenwerkingsverband. Dit brengt een aantal onzekerheden voor de school met zich mee.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
8
2.2 De voorzieningen op de vijf velden Wij beschrijven hier de voorzieningen van de school tegen de achtergrond van alle mogelijke voorzieningen die op dit moment op scholen, van wat voor soort dan ook, bestaan. In de praktijk heeft geen enkele school alle voorzieningen. Van reguliere scholen kan, in de huidige verdeling van mensen en middelen onder de schoolsoorten, verwacht worden dat zij maar beperkt kunnen ‘scoren’ op deze velden van onderwijs ondersteuningsvoorziening. De basisvoorzieningen die elke reguliere school heeft uitgaande van een minimale rijksbekostiging, veronderstellen we aanwezig, en vermelden we dus niet. Bij de flexibilisering van waar en hoe de ‘extra’ mensen en middelen vanuit ondersteuningsbekostiging worden ingezet, is het interessant na te gaan waar voor een school groeimogelijkheden liggen en waar grenzen. Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas De school heeft geen extra middelen vanuit de gewichtenregeling. Er is voor gekozen om zoveel mogelijk van de bekostiging voor de groepen in te zetten. Daardoor is het rekenkundig klassengemiddelde met 20 leerlingen vrij klein. Ook een gedeelte dat op andere scholen in overhead zit wordt in het primaire proces ingezet. De directeur is tevens intern begeleider. Een gedeelte van de tijd voor interne begeleiding wordt ingezet voor het coachen van kinderen. De groepen kunnen als jaargroepen aanzienlijk van omvang verschillen. Zo zijn er ook groepen met rond de 27 leerlingen. De keerzijde is dat het aantal extra handen relatief beperkt is. In klas 5-6 is een PABOstagiaire ongeveer 11 uur ten behoeve van leerlingen beschikbaar. Naast klassenleerkrachten zijn er enkele vakleerkrachten die vaklessen verzorgen. Zo is er een native speaker voor Spaans, een orkestleider, muziekleerkracht, handwerkleerkracht, vakleerkracht gymnastiek en een leerkracht euritmie. De klassenleerkrachten blijven bij de lessen van de vakleerkrachten om ordeproblemen te voorkomen. In kleuterklas A is tot en met 1 december 2011 een LIO’er beschikbaar voor 11 uur per week. De school heeft ervoor gekozen om van de middelen uit de rugzakjes geen vast personeel in dienst te nemen. Liever maakt men gebruik van onderwijsassistenten of een orthopedagoog die op ZZP-basis worden ingehuurd. Dit zorgt voor maximale flexibiliteit. De orthopedagoog heeft gezorgd voor expertiseoverdracht en heeft de leerkracht ondersteund. Verder is een ergotherapeute vanuit Clingendeal ingezet. De orthopedagoog doet indien noodzakelijk ook onderzoeken die door de school betaald worden. Bij het verrijkingsonderwijs worden ook ouders ingezet, bv. een Griekse ouder die Grieks geeft aan hoogbegaafde leerlingen. Ouders ondersteunen bij het maken van een boek en bij koken. Verder worden ook medeleerlingen ingezet, bv. bij het tutorlezen, duo-lezen, breien en bij de jaarfeesten.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
9
Veld 2: de onderwijsmaterialen We richten ons bij dit veld alleen op materialen die toegesneden zijn op speciale onderwijsbehoeften. Meer in het algemeen beschikt de school over veel materialen. Naast methodes en materialen voor de vrije school (achtergrondboeken, verhalen rond heemkunde, creatieve methodes) zijn er reguliere methodes en speciale materialen. De school beschikt over een zorgpas van Marant en dat betekent dat men zes keer per jaar twaalf leermiddelen/speciale materialen kan lenen uit de orthotheek voor alle klassen. Met speciale didactische kenmerken is het volgende beschikbaar: - Materialen die snel lezen vermijden (Kurzweil, Reading Pen, Ralfi lezen voor kinderen die het lezen grotendeels beheersen maar langdurig te traag blijven lezen, Connect lezen); - Materialen voor hoogbegaafden. Met speciale pedagogisch/psychologische kenmerken is er het volgende: - Methodes voor sociaal-emotionele ontwikkeling (Babbelspel, Geef me de vijf); - Materialen gericht op begrenzing van gedrag (bv. de beertjes van Meichenbaum); - Materialen voor het leren begrijpen van sociale interactie (Handleiding voor jezelf). De school beschikt voor leerlingen met een lichamelijke beperking over een laptop en aangepast meubilair. De houding van de leerkrachten in de school is dat men bij iets specifieks op zoek goed naar passende materialen. Veld 3: de ruimtelijke omgeving Het gebouw waarin de Parcivalschool gehuisvest is, is rolstoeltoegankelijk. De lokalen en gangen zijn van normale afmetingen. Het speelplein is ruim bemeten. Er is een bosje waar kleuters kunnen spelen. De school heeft een handenarbeidlokaal waarvan voor de creatieve vakken veel gebruik wordt gemaakt. Er zijn geen extra ruimtes die ingezet kunnen worden ten behoeve van time-out, revalidatie, verzorging en/of therapie. De school staat dan ook op het standpunt dat dit soort activiteiten door de ouders buiten de school geregeld moeten worden. De school wil geen kinderen toelaten die verzorging vragen. Het speel- en gymlokaal is zeer nabij, maar wordt gedeeld met de naastgelegen school. Veld 4: de expertise De eerste groep vragen betreft de teamexpertise. Daarmee wordt gedoeld op kennis en ervaring die geïntegreerd is in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers. De volgende groep vragen gaan over de beschikbaarheid van specifieke, bij één of meer interne of externe collega’s/partners aanwezige, expertise. De Parcivalschool heeft teamexpertise op het gebied van opvattingen en aanpakken in de onderwijsondersteuning (handelingsgericht werken, onderwijsconcepten gebaseerd op de onderwijsbehoeften van leerlingen) en teamaanpak op gedrag. . De Parcivalschool heeft (nog) geen (volledige) teamexpertise op het gebied van onderwijs ondersteuningsvoorzieningen in de regio en het betrekken van ouders als partner bij de onderwijsondersteuning.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
10
De Parcivalschool ontwikkelt op dit moment teamexpertise op het gebied van handelingsgericht werken. De school is het invoeringstraject handelingsgericht werken net begonnen. Men wilde eerst andere dingen afmaken. Het traject handelingsgericht werken zal 4 jaar in beslag gaan nemen. Jaarlijks zullen er een aantal bijeenkomsten zijn en ook zal er tijd genomen worden om te oefenen. Op dit moment is men bezig met groepsoverzichten voor rekenen. Dit moet uitmonden in groepsplannen. Als basisopleiding voor de leerkrachten geldt naast de PABO een aanvullende opleiding betreffende de methodiek van de Vrije School. Alle leerkrachten van de Parcivalschool hebben deze opleiding met succes afgerond. Andere eisen die aan de leerkrachten worden gesteld: een instrument kunnen bespelen, kunnen zingen, verhalen kunnen vertellen, affiniteit met kunstuitingen. De school stelt dat leerkrachten op een Vrije School harder moeten werken dan op een gewone school. De teamaanpak op gedrag wordt gestuurd vanuit de pedagogische bijeenkomsten waarin veel met elkaar gedeeld wordt. ‘Geef me de vijf’ is een belangrijke inspiratiebron. De gedragsregels zijn beperkt gehouden tot 3 basisregels. Deze komen in het begin van het jaar expliciet aan de orde en komen daarna regelmatig terug. Er is gezorgd voor voorspelbaar leerkrachtengedrag, waardoor de leerkrachten goed zijn in het omgaan met leerlingen die structuur nodig hebben. Er worden vormen van coöperatief leren toegepast, maar hierbij is geen sprake geweest van scholing en een systematisch invoeringsproces. Veel meer accent is er gelegd op de Kanjer-trainingen. De leerkrachten van de Parcivalschool zijn verder geschoold in het geven van extra instructie en het verzorgen van het Ralfi-lezen en Connect-lezen. De ib’er coacht leerkrachten. POP’s worden ingezet als instrument om persoonlijke ontwikkeling te stimuleren. De beschikbaarheid van expertise (gecertificeerd) op specifieke gebieden is bij de Parcivalschool als volgt:
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
11
Binnenschools
Buitenschools snel toegankelijk
Expertiseveld
nee nee nee ja nee nee ja ja nee nee nee ja nee
nee ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja nee
Visuele beperkingen Auditieve beperkingen Spraakmoeilijkheden en taalstoornissen Verstandelijke beperkingen Motorische beperkingen Beperkingen door chronische ziektes Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) ADHD en ADD Angst- en hechtingsstoornissen Overige psychiatrische aandoeningen Gedragsproblemen Dyslexie Onderwijsachterstanden andere culturen
I.v.m. de aanwezigheid van leerlingen met ASS hebben sommige leerkrachten op dat gebied een cursus gevolgd. Dit heeft ervoor gezorgd dat pictogrammen en andere hulpmiddelen in de school geïntroduceerd zijn. Veld 5: de samenwerking met andere instanties De samenwerking met externe instanties is bij de Parcivalschool als volgt: nooit
sporadisch
regelmatig
vaak
gemeenschappelijk
contactpersoon*
handelingsplan SMW
Directeur
Bureau Jeugdzorg GGD
Directeur
GGZ MEE
Directeur
kinderziekenhuis
Leerkracht
revalidatiekliniek
Lkr.
justitiële inrichting KDC MKD
Directeur
Gemeente: VVE
Directeur
Gemeente: brede school
Directeur
RID (dyslexie)
Leerkrachten en directie
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
12
De samenwerking met externe instanties is, zoals bij een school als de Parcivalschool verwacht kan worden, vrij beperkt. De meeste contacten zijn er met de jeugdgezondheidszorg. Met geen van de externe partners wordt een geïntegreerd handelingsplan opgezet. De meeste contacten verlopen via de directeur/interne begeleider. De teamleden missen soms de betrokkenheid van jeugdzorg. Met de invoering van passend onderwijs ligt een intensiveringsslag voor de hand.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
13
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school 3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept Een basis voor onderwijs aan kinderen met diverse onderwijsbehoeften wordt gelegd door het onderwijsconcept van de school. Op het gebied van de diversiteit zijn twee kenmerken van het onderwijsconcept bepalend: het draagvlak binnen het team, en de mate waarin de lesstof dan wel de individuele onderwijsbehoefte van de leerling uitgangspunt van het lesprogramma is. Dit laatste kenmerk kan worden gezien als een dimensie van methodegestuurd naar leerlingengestuurd. Aan het ene uiterste van die dimensie staan de scholen die bijna de volledige lestijd de methode als leidraad hanteren4. Leerlingen die onvoldoende uit de weg kunnen met de standaardmethode krijgen herhalingsstof, extra instructie of verdiepingsstof – zoals die binnen de methode is gegeven. Het gemiddelde niveau en tempo van de standaardmethode is maatgevend. Scholen die dit concept welbewust hanteren zijn vaak van opvatting dat ‘een leerling bij de groep houden’ betekent dat de leerkracht zijn of haar uiterste best doet om de zwakkere leerling voor wat betreft zijn of haar prestaties zoveel mogelijk bij de gemiddelde groep aan te laten haken. Het andere uiteinde van de dimensie wordt bezet door scholen die hun onderwijsconcept afstemmen op de specifieke groep die op dat moment de klas vormt. De start ligt bij de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen met hun individuele ontwikkelings- en leerlijnen. Het overzicht van die lijnen in de groep geeft mogelijkheid tot het bundelen van de leerlijnen waar deze (bijna) samenvallen. De instructieplanning wordt afgestemd op deze gebundelde leerlijnen. De werkvormen in de groep zijn vaak heterogeen, waardoor ‘een leerling bij de groep houden’ hier een gelijke betekenis heeft voor elke leerling. Bij een dergelijk concept worden veelal ook standaardmethoden en methodegebonden toetsen gebruikt, maar dan als middel zonder dat zij direct het didactisch en pedagogisch handelen sturen. Alle scholen hebben te maken met verschillen tussen kinderen. Relevant voor Passend Onderwijs zijn verschillen tussen leerlingen op het gebied van:
leercompetenties leerstijlen gedragscompetenties gedragsstijlen culturele achtergronden gezinsachtergronden
Van een extra vergroting van de range van onderwijsbehoeften in een klas is sprake bij combinatieklassen.
4
Onderzoek van de SLO wijst uit dat gemiddeld ongeveer tweederde van de lestijd op Nederlandse scholen met gebruik van standaardmethoden les wordt gegeven.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
14
Leerkrachten op scholen die vooral methodegestuurd werken, rekken naarmate er meer verschillende kinderen in hun klas zitten, de mogelijkheden van hun onderwijsaanbod steeds verder op. Manieren om binnen het methodegestuurde concept onderwijs te bieden aan leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften zijn o.a.: het groeperen van handelingsplannen; het werken in niveaugroepen; zelfstandig werken; vergroting van de expertise van de leerkracht; incidentele toepassing van vormen van leren in heterogene groepen; de keuze van methodes die heel veel ruimte bieden voor gedifferentieerd werken. Omdat het uitgangspunt van de les bepaald is door de centrale aanpak van de methode, betekent elke nieuwe onderwijsbehoefte een extra aanpassing bij die aanpak. Wanneer veel aanpassingen nodig zijn, beleeft de leerkracht dit vaak als een stapeling van taken, en daarmee als een toenemende belasting. Soms uit zich dit door de behoefte van de leerkracht aan steeds meer orde en rust in de klas, om de controle te kunnen houden over alle verschillende activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden. Met het toenemen van de organisatorische belasting van de leerkracht, blijft er minder tijd en energie over voor het ter plekke inspelen op specifieke behoeften van leerlingen op het moment dat die zich aandienen. Het methodegestuurde onderwijsconcept is begrensd in haar capaciteit om kinderen met andere onderwijsbehoeften op te nemen. In het schema op de volgende pagina wordt het onderwijsconcept van de Parcivalschool weergegeven in de relatie tussen de mate waarin de lesmethode sturend is en de mate waarin diversiteit van leerlingen opgevangen kan worden. De gebogen lijn geeft van links naar rechts een mogelijk model van de ontwikkeling van een onderwijsconcept, startend bij het leerstofjaarklassensysteem met een strakke hantering van standaardmethoden. Via het oprekken van de methodegestuurde aanpak toont het model een omslag in de aanpak naar het starten van de lesinhoud bij de individuele onderwijsbehoeften van de leerlingen in de klas. Let wel: de richting van links naar rechts geeft alleen een wenselijke richting aan wanneer: De school meer ruimte wil bieden aan de bestaande diversiteit onder de leerlingen. De school meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs wil kunnen bieden. De leerlingpopulatie van de school steeds meer divers wordt.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
15
Scholen bevinden zich ergens op of onder de gebogen lijn. De Parcivalschool bevindt zich op positie X. Het onderwijsconcept is methodisch gestuurd. De principes van het Vrije School worden gehanteerd. Er wordt gebruik gemaakt van methodes van de Vrije School zelf en van reguliere methodes voor de oefenmomenten. Het onderwijs is bewust klassikaal. Men richt zich op de hele groep en gelooft dat het individu baat heeft bij deze groepsbenadering. De klassikale benadering wordt opgerekt door de inzet van medeleerlingen en het werken met groepsplannen. Bijzonder is dat de leerkrachten veel inzicht hebben in de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen en daar ook rekening mee willen houden. De mate van diversiteit is beperkt bij de Parcivalschool. Buiten de kleutergroepen zijn de groepen homogeen van samenstelling.
X
Groeimogelijkheden voor de Parcivalschool voor wat betreft het schoolconcept: De school heeft binnen haar onderwijsconcept de omgang met diversiteit behoorlijk opgerekt. Groei is mogelijk door de individuele onderwijsbehoeften meer tot uitgangspunt te nemen, maar dit zou vragen om een omslag en daarbij zou de school tot op zeker hoogte afstand moeten nemen van haar onderwijsconcept. De belangrijkste groei zit voor de komende tijd in de invoering van het handelingsgerichte werken. Hiervoor is veel draagvlak binnen de school. Grenzen voor de Parcivalschool voor wat betreft het schoolconcept: De grens ligt in de keuze voor het gedachtengoed van Steiner. Het volledig uitgaan van de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen staat haaks op de uitgangspunten van Steiner.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
16
In het team leeft de gedachte dat de school een afspiegeling van de maatschappij is. Als de Nederlandse maatschappij gesegregeerd is kan de school niet geïntegreerd zijn. 3.2 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. voorzieningen op de vijf velden In het licht van Passend Onderwijs kunnen vier schoolprofielen5 binnen het regulier basisonderwijs worden onderscheiden, te weten: 1. de netwerkschool 2. de smalle zorgschool 3. de brede zorgschool en 4. de inclusieve school. Onder deze vierdeling van schoolprofielen ligt een dimensie die loopt van gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs (‘inclusie’). In andere woorden: de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde speciale (onderwijs)zorg binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de directe omgeving van de school. Deze is aanwezig in andere speciale scholen, of in gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de inclusieve school daarentegen is in principe alle speciale onderwijsondersteuning ‘in huis’ aanwezig om zorgleerlingen te kunnen handhaven, mede door een vaste partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs zoals het genoemde revalidatiecentrum. De schoolprofielen kunnen ook benaderd worden vanuit een ontwikkelingsperspectief, waarbij de netwerkschool als beginfase en de inclusieve school als eindfase wordt gezien. Op die manier kunnen scholen die zichzelf herkennen in één van de schoolprofielen, de intentie uitspreken om te streven naar een ander, nabijgelegen schoolprofiel. Bedenk dat deze vier schoolprofielen ideaaltypisch zijn. In de praktijk komen er allerlei (sub)varianten voor die uiteindelijk wel weer te herleiden zijn naar één van bovenstaande schoolprofielen op het gebied van speciale onderwijsondersteuning. Uiteraard is het schoolprofiel waartoe de school zich ontwikkelt ook geen statische grootheid. Schoolprofielen veranderen met de transformatie van de schoolpopulatie en de schoolkeuzen daaromtrent mee. Hierna worden de voorzieningen op de school per veld, na een omschrijving, ingedeeld als passend bij een netwerkschool, een smalle zorgschool, een brede zorgschool of een inclusieve school. We kiezen een karakterisering die zo dicht mogelijk bij de situatie van uw school komt. De beschrijving in de tabellen betreft dus niet een exacte beschrijving van de situatie van uw school. De volledige tabellen van de prototypes staan in de bijlage bij dit rapport.
5
Greven, L.F. en Timmerhuis, A. (2008). Passend Onderwijs. Kansen in beeld! Utrecht: Sardes (Sardes Speciale Editie 8).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
17
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een netwerkschool: Veld Binnen de klas 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting Binnen de school
Er is één paar handen in de 6 klas, de lk zorgt zelf voor bijv. preteaching, werken aan de instructietafel, op tijdelijke basis (een uur per week). Er wordt gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen).
Er is speciale onderwijszorg door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis (gedurende enkele uren per week).
De hoeveelheid aandacht, ofwel de ‘handen’ in de klas is afhankelijk van: de beschikbare formatie; de organisatie van de groepen in de school; de beschikbare handen van buiten de formatie (ouders, stagiaires…). De Parcivalschool kiest voor een onderwijssysteem met jaargroepen. Extra handen zijn er in beperkte mate. Het betreft een LIO’er, PABO-stagiaire en ingehuurde mensen vanuit de rugzakken. Ouders en medeleerlingen worden waar mogelijk in het primaire proces ingezet, maar niet zo zeer gericht op leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Er zijn groeimogelijkheden door een versteviging van het stagebeleid. De groeimogelijkheden worden begrensd door de op basis van het onderwijsconcept gemaakte keuzes, zoals samenstelling van de klassen/groepen op basis van leeftijd in relatie tot de ontwikkelingsfase van het kind. Een optie ‘handen vrij spelen door klassen te vergroten’ staat haaks op de uitgangspunten van de methodiek van de Vrije School . Veld 2: de onderwijsmaterialen De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool: Veld Binnen de klas 2. Onderwijsmaterialen
Setting Binnen de school
Er wordt gebruik gemaakt van niveau- en tempodifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken (bijv. pictogrammen) en speciale pedagogische/ psychologische kenmerken. Er wordt op projectbasis gewerkt aan het pedagogisch klimaat.
6
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lk voor leerkracht, oa voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor remedial teacher, ib’er voor intern begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
18
De Parcivalschool is m.b.t. de onderwijsmaterialen ruim gesorteerd. Merendeels gaat het om materialen die niet specifiek zijn voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften, zoals de Vrije School methodieken en reguliere materialen. Er zijn echter ook specifieke zaken beschikbaar, zoals methodieken voor omgaan met gedragsproblemen en materialen voor dyslexie. De oplossingsgerichte houding van de school valt op: als er specifieke materialen nodig zijn worden deze gewoon gezocht. Er liggen groeimogelijkheden door meer gebruik te maken van computerprogramma’s. De grens ligt ook hier weer bij het onderwijsconcept: men maakt liever niet de keuze om computers breed in te voeren. Veld 3: de ruimtelijke omgeving De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een netwerkschool: Veld 3. Ruimtelijke omgeving
Binnen de klas Aan de tafel van de zorgleerlingen wordt één-op-één begeleiding gegeven.
Setting Binnen de school Er is op de gang ruimte waar één-opéén begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje zorgleerlingen kan plaatsvinden.
Het gebouw levert in het licht van passend onderwijs de nodige beperkingen op. De school is weliswaar rolstoeltoegankelijk, maar er zijn weinig extra ruimtes die flexibel ingezet kunnen worden. De groeimogelijkheden op dit veld zijn beperkt, zeker nu de school weer groeit en alle ruimtes nodig heeft. Veld 4: de expertise De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een smalle zorgschool: Veld 4. Expertise
Setting Binnen de klas Binnen de school De lk hebben enige kennis van en De rt’er en/of ib’er hebben competenties op het gebied van kennis van en competenties op de speciale onderwijsbehoeften het gebied van vele speciale van zorgleerlingen. onderwijsbehoeften van zorgleerlingen. Enkele leerkrachten hebben zich verdiept in de meest Een deel van het team heeft voorkomende kennis van en competenties op problemen/aandoeningen/stoorni het gebied van de speciale ssen van zorgleerlingen. onderwijsbehoeften van zorgleerlingen.
Eén manier om naar de groei van de expertise te kijken, is door het onderscheid te maken tussen teamexpertise en individuele expertise. De inzet van individuele expertise is altijd zinvol, maar heeft veel meer effect wanneer die ingebed is in een expertomgeving van het team. Bijvoorbeeld een team dat een gezamenlijke expertise heeft op gedrag, weet veel meer opbrengst te halen uit de specifieke expertise van één van de leerkrachten op autisme, dan een team dat géén teamaanpak heeft.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
19
Bij de Parcivalschool is sprake van teamexpertise op het gebied van het onderwijsconcept (met aanvullende eisen i.v.m. de methodiek van de Vrije School) en teamaanpak op gedrag. De leerkrachten kenmerken zich door de houding om alle leerlingen goed te leren kennen. Er wordt op pedagogisch vlak veel met elkaar gedeeld en er kan dan ook gesproken worden van collectieve professionaliteit. M.b.t. de beperkingen is er vooral sprake van specifieke expertise op het gebied van ASS, ADHD en dyslexie. Specifieke expertise wordt ook op ad hoc basis binnen gehaald, ten dele via de REC’s en ten dele middels een orthopedagoog die als ZZP’er door de school ingehuurd wordt. De groeimogelijkheden voor wat betreft de expertise liggen in eerste instantie bij een goede implementatie en borging van het traject rond handelingsgericht werken dat onlangs is ingezet. Veld 5: de samenwerking met andere instanties De omschrijving van de huidige situatie past bij het profiel van een netwerkschool: Veld 5. Samenwerking met andere instanties
Setting Binnen de klas Binnen de school De lkr. onderhouden contacten met Er is op basis van behoefte de ib’er om op de hoogte te blijven. samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen.
De behoefte aan samenwerking met andere instanties groeit mee met de aanwezigheid op school van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Op de Parcivalschool speelt deze behoefte aan samenwerking tot dusverre in beperkte mate. Het is logisch dat de contacten met externen dan ook beperkt zijn. Het meeste contact is er nog met de jeugdgezondheidszorg. Met de decentralisatie van de jeugdzorg zal waarschijnlijk de drempel voor samenwerking met externen kleiner worden. Ook bij de Parcivalschool zijn leerlingen denkbaar voor wie dat van belang kan zijn.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
20
4. Tot slot Over het geheel genomen is de Parcivalschool te karakteriseren als een netwerkschool. Op de velden materialen en expertise manifesteert de Parcivalschool zich als een smalle zorgschool. Bijzonder daarin is de mate waarin er sprake is van collectieve professionaliteit. M.b.t. het onderwijsconcept is de Parcivalschool een netwerkschool met elementen van een smalle zorgschool. Hoewel de aanpak enerzijds strak methodisch, klassikaal en op jaargroepen gericht is, heeft de school anderzijds ook veel oog voor de individuele behoeften van leerlingen. Er wordt veel met en over leerlingen gesproken. Door het brede vakkenaanbod kunnen leerlingen met diverse leerstijlen en verschillende kwaliteiten aan hun trekken komen binnen de school. De aangegeven groeimogelijkheden op het algemene onderwijsconcept van de school en op de vijf velden bieden perspectief op een ontwikkeling naar een smalle zorgschool of op een versterking van het bestaande profiel. Netwerkschool Onderwijsconcept
Smalle zorgschool
Brede zorgschool
Inclusieve school
X
Onderwijsvoorzieningen: 1. Handen in de klas 2. Materialen 3. Ruimtelijke omgeving 4. Expertise 5. Relaties
X X X X X
Alle aangegeven groeimogelijkheden bieden kansen om meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs te kunnen bieden, maar ook om de ‘gewone’ leerlingen meer aan hun specifieke onderwijsbehoeften aangepast onderwijs te bieden. De leerkrachten staan positief tegenover het bieden van passend onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Zij zien echter ook grenzen, bv. als het onveilig wordt voor de groep of voor de leerling zelf. Men trekt ook een grens als een leerling zich niet meer ontwikkelt. De afweging of wel of geen passend onderwijs geboden kan worden moet op een individuele basis gemaakt worden. De belangrijkste grens voor de Parcivalschool zit wellicht in het eigen onderwijsconcept. Gezien de bewuste keuze die ouders in een wijde omgeving maken voor het onderwijs van de Vrije School ligt het niet voor de hand om die uitgangspunten overboord te zetten. Toch zitten er in de marges wel groeimogelijkheden zoals al gebleken is bij de geboden ondersteuning aan een fysiek kwetsbare leerling. Ook is de expertise m.b.t. bepaalde gedragsproblemen al goed op peil.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
21
De Parcivalschool toont zich een open en gastvrije school die de discussie rond de onderwijsondersteuning naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs graag aangaat. Hopelijk ondersteunt dit rapport het team bij deze discussie.
Met dank voor de prettige ontvangst en de leerzame dag, Alfons Timmerhuis M&O-groep
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
22
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen Cijfers schooljaar 2010/2011 Per 100 leerlingen op een basisschool zijn er gemiddeld over het hele land ~ 2,8 leerlingen sbo ~ 0,5 leerling cluster 2 ~ 0,9 leerling cluster 3 ~ 0,8 leerling cluster 4 (waarvan ~ 0,3 leerling ZMOK) 0,29 leerling rugzakje Cluster 2 0,35 leerling rugzakje Cluster 3 0,56 leerling rugzakje Cluster 4 De verblijfsduur op het sbo van een leerling is gemiddeld 4 (tot 5) jaar. Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dat er gemiddeld per jaar (3 x 2,8) / 4 ~ 2,1 leerlingen verwezen worden naar het sbo. De verblijfsduur op het so schatten wij op 5 (tot 6) jaar. Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dat7: -
eens in de drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 2; twee keer in drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 3; een keer in de twee jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 4;
-
er 1 leerling is met rugzakje cluster 2; er 1 leerling is met een rugzakje cluster 3; er 2 leerlingen zijn met een rugzakje cluster 4.
7
Deze aantallen zouden gelden wanneer alle leerlingen via het regulier onderwijs naar het speciaal onderwijs zouden stromen. In werkelijkheid vindt verwijzing soms al plaats vóór dat de leerling een reguliere school heeft bezocht.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
23
Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel Tabel 1: Speciale onderwijsondersteuning op de netwerkschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting Binnen de klas Er is één paar handen in de 8 klas, de lk zorgt zelf voor bijv. preteaching, werken aan de instructietafel, op tijdelijke basis (een uur per week). Er wordt gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen).
2. Onderwijsmaterialen
Binnen de school Er is speciale onderwijszorg door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis (gedurende enkele uren per week).
Er wordt waar nodig gebruik gemaakt van niveaudifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal voor de kernvakken, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken en speciale pedagogische/psychologische kenmerken (bijv. beloningssysteem).
3. Ruimtelijke omgeving
Aan de tafel van de zorgleerlingen wordt één-op-één begeleiding gegeven.
Er is op de gang ruimte waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen kan plaatsvinden.
4. Expertise
De lk hebben enige kennis van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften.
De lk onderhouden contacten met de ib’er om op de hoogte te blijven.
De rt’er en/of ib’er hebben enige kennis van en competenties op het gebied van de meest voorkomende speciale onderwijsbehoeften. Er is op basis van behoefte samen werking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen.
5. Samenwerking met andere instanties
8
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lk voor leerkracht, oa voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor remedial teacher, ib’er voor intern begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
24
Tabel 2: Speciale onderwijsondersteuning op de smalle zorgschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting
2. Onderwijsmaterialen
Binnen de klas Er is één paar handen in de klas, de lk zorgen eventueel met extra ondersteuning van oa/ou/mll voor bijv. preteaching, extra leestijd, op tijdelijke basis (enkele uren per week). Er wordt grotendeels gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen). Voor korte perioden kan de groep kleiner worden gemaakt door inzet van oa/ou/mll; de lk kan dan individuele zorgleerling of subgroep zorgleerlingen helpen.
Er wordt gebruik gemaakt van niveau- en tempodifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Binnen de school Er is speciale onderwijszorg door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis (een enkel dagdeel of enkele dag per week). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele uren per week).
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken (bijv. picto-grammen) en speciale pedagogische/ psychologische kenmerken. Er wordt op projectbasis gewerkt aan het pedagogisch klimaat.
3. Ruimtelijke omgeving
Er is een aparte plek (bijv. prikkelarm hoekje) waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje zorgleerlingen kan plaatsvinden.
Er is op de gang ruimte waar éénop-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje zorgleerlingen kan plaatsvinden.
4. Expertise
De lk hebben enige kennis van en competenties op het gebied van de speciale onderwijsbehoeften. Enkele leerkrachten hebben zich verdiept in de meest voorkomende problemen / aandoeningen / stoornissen.
De rt’er en/of ib’er hebben kennis van en competenties op het gebied van vele speciale onderwijsbehoeften. Een deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van de speciale onderwijsbehoeften.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
25
5. Samenwerking met andere instanties
De lk onderhouden contacten met de ib’er om op de hoogte te blijven.
Er is geregelde samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
26
Tabel 3: Speciale onderwijsondersteuning op de brede zorgschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting Binnen de klas Er zijn twee paar handen in de klas, door oa, voor aanvullende begeleiding, op tijdelijke basis (gedurende enkele dagdelen per week). De groepen zijn kleiner.
Er wordt niveau- en tempodifferen-tiatie toegepast binnen de les-methoden. Voor zorgleerlingen zijn er aparte methoden beschikbaar. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden. Er wordt lesstof aangeboden vanuit leerlijnen die gebaseerd zijn op de kerndoelen.
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door rt’er en/of ib’er, op semipermanente basis (gedurende enkele dagen per week). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele dagdelen per week). Er is een orthotheek met onderwijs-materialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische/ psychologische kenmerken en fysieke/lichamelijke kenmerken. Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling (bijv. Leefstijl). Er is een aparte ruimte voor andere functies (bijv. voor verzorging of voor een timeout).
3. Ruimtelijke omgeving
Er zijn aparte plekken waar één-op-één begeleiding en begeleiding van (sub)groepjes zorgleerlingen kan plaatsvinden.
4. Expertise
Meerdere lk hebben veel kennis en competenties op het gebied van de stoornissen en beperkingen van zorgleerlingen. Via collegiale consultatie en intervisie blijven lk scherp.
De ib’er, rt’er en lk werken regelmatig samen met professionals van externe instanties (bijv. algemeen maatschappelijk werk, RIAG, GG&GD)
5. Samenwerking met andere instanties
Een groot deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van de specifieke onderwijsbehoeften van zorgleerlingen. Experts m.b.t. voorkomende stoornissen en beperkingen zijn direct beschikbaar (bijv. schoolmaatschap-pelijk werker, logopedist). Er is op regelmatig samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen (bijv. gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van ihp). Externe experts zijn op afroep beschikbaar als daar behoefte aan is (bijv. faalangsttrainer).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
27
Tabel 4: Speciale onderwijsondersteuning op de inclusieve school Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting Binnen de klas Er zijn twee paar handen in de klas, door lk/oa voor intensieve (één-op-één) begeleiding, op permanente basis (gedurende de gehele week). Er wordt gewerkt in kleinere groepen.
3. Ruimtelijke omgeving
Zorgleerlingen volgen (individuele) leerlijnen in de kernvakken, gebaseerd op de kerndoelen. Er zijn onderwijsmaterialen aanwezig met speciale didactische kenmerken, speciale pedagogische / psychologische kenmerken en fysieke / lichamelijke kenmerken, tegemoetkomend aan kindspecifieke belemmeringen (bijv. verpleegmateriaal voor langdurig zieke kinderen). De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegings-behoeften (bijv. rolstoelgebruik), de lokalen zijn ruim bemeten, bieden deelruimtes voor diverse activiteiten.
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door vlk, rt’er en/of ib’er op permanente basis (gedurende alle dagen). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele dagen per week). Er is een rijk geoutilleerde orthotheek met onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische/psychologische kenmerken en fysieke/lichamelijke kenmerken Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling (preventief pedagogisch schoolklimaat). De binnen- en buitenruimte zijn volledig aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften (bijv. rolstoelgebruik, time-out), voor speciale verzorging (bijv. revalidatie, fysiotherapie) en voor speciale leerbehoeften (bijv. schooltuin). Er zijn meerdere aparte ruimtes met een eigen functie (bijv. voor time-out).
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
28
4. Expertise
De lk zijn experts op het gebied van speciale onderwijsbehoeften. Daartoe zijn scholings- en certificeringstrajecten gevolgd (bijv. akte so en master SEN). De lk laten zich voortdurend bijscholen, m.b.v. coaching en ‘training on the spot’ (videointeractie-begeleiding). Via externe audits/ex ante inspectiebezoeken blijven lk scherp.
5. Samenwerking met andere instanties
De ib’er, rt’er en lk werken intensief samen met professionals van externe instanties (hogescholen en universiteiten), benutten nieuwe wetenschappelijke inzichten en evidence based behandelingsmethoden (na raadpleging databank Effectieve jeugdinterventies*).
Het gehele team heeft kennis van en competenties op het gebied van de specifieke onderwijsbehoeften van de zorgleerlingen. Experts vanuit meerdere disciplines met betrekking tot alle voorkomende stoornissen en beperkingen zijn direct beschikbaar (bijv. schoolmaatschappelijk werker, orthopedagogisch specialist, logopedist, kinderfysiotherapeut, schoolpsycholoog). Er is een ouderconsulent die belangen behartigt van ouders, hen wegwijs biedt in de ‘wereld die zorg heet’ (bijv. bij aanvragen lgf/pgb). Er is op structurele basis intensieve samenwerking en afstemming met so en andere zorginstellingen (ook met Bureau Jeugdzorg) voor alle zorgleerlingen (bijv. gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van ihp). Externe experts zijn op afroep beschikbaar (bijv. speltherapeut, faalangsttrainer, maar ook wijkagent, wijkverpleegkundige/schoolarts, leerplichtambtenaar). De school biedt i.s.m. instellingen aantrekkelijke (opvoedings)cursussen aan voor ouders.
* Op de webpagina www.jeugdinterventies.nl van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) wordt bijgehouden wat in de speciale onderwijsondersteuning werkt, wat wetenschappelijk bewezen is in de praktijk.
IVO rapport audit zorgeenheid PO, M&O-groep 2011
29