Rapport audit onderwijs ondersteuningsprofiel IVO Naam onderwijsvoorziening: Jan Ligthart Driecant
Datum bezoek: 3 sptember 2013 In opdracht van: SWV PO 30-04 Tilburg e.o.
Rapporteur: Pauline van der Zwet-Kortekaas M&O-groep, ‘s-Hertogenbosch September 2013
Inhoudsopgave 1. Inleiding .................................................................................................................... 2 2. De opbrengsten van het schoolbezoek ..................................................................... 4 2.1 Het onderwijsconcept .......................................................................................... 4 2.2 De voorzieningen op de vijf velden .................................................................... 11 3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school....................................................... 16 3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept ................................. 16 3.2 Karakterisering van de voorzieningen op de vijf velden ..................................... 20 4. Tot slot .................................................................................................................... 24 Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen ...................................................................... 25 Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel ..................................... 26
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
1
1. Inleiding Uw school1 biedt onderwijsondersteuning aan leerlingen die speciale onderwijsbehoeften hebben. Wanneer uw school tegen haar grenzen aanloopt, is er de mogelijkheid om de leerling en zijn of haar ouders2 te verwijzen naar een andere school, een school voor speciaal (basis)onderwijs. Scholen verschillen in de onderwijsondersteuning die zij (kunnen) bieden. Uit verwijsgedrag van scholen bijvoorbeeld blijkt dit heel duidelijk: een leerling waarbij de ene school tegen de grenzen van haar onderwijsondersteuning aanloopt, kan op een andere school zonder al te veel inspanning passend onderwijs krijgen. Soms is de reden makkelijk aanwijsbaar: een school in een gebouw met veel trappen en weinig ruimte is niet zomaar passend voor een leerling in een rolstoel. Maar meestal is het lastiger om aan te geven wanneer een leerling niet, en wanneer wel, op de school terecht kan. Zowel voor de school zelf, als voor ouders en voor de bovenschoolse organisatie die het bovenschoolse netwerk van ondersteuningsvoorzieningen inricht (schoolbestuur, samenwerkingsverband po, regionaal netwerk Passend Onderwijs), is het van belang te weten waar de school staat voor wat betreft de onderwijsondersteuning en wat mogelijkheden zijn om de onderwijsondersteuning te versterken en eventueel uit te breiden. In de audit is gekeken naar de ‘match’ tussen de onderwijsbehoeften3 van de leerlingen uit het voedingsgebied van de school met het onderwijsaanbod van de school. Deze match tussen vraag en aanbod is in kaart gebracht in termen van kenmerken van het ondersteuningsaanbod, van de school dus. Het profiel van het ondersteuningsaanbod van een reguliere school wordt bepaald door: de mate waarin het onderwijsconcept bijdraagt aan het zich geaccepteerd voelen van de leerling met speciale onderwijsbehoeften; de positie op vijf velden van onderwijsbehoefte: 1. de hoeveelheid aandacht/handen in de groep; 2. speciale onderwijsmaterialen; 3. de ruimtelijke omgeving; 4. expertise; 5. samenwerking met externe instanties die zich ook met de ondersteuning voor het kind bezighouden.
1
Waar in dit rapport kortheidshalve staat ‘school’ wordt steeds bedoeld ‘school of andere eenheid van onderwijsondersteuning’. 2 Waar in dit rapport kortheidshalve staat ´ouders´ wordt steeds bedoeld ´ouders of verzorgers´. 3 De onderwijsbehoefte is de instructie en ondersteuning die de leerling in de onderwijssituatie nodig heeft om een volgende stap te kunnen maken in het eigen proces van cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
2
Informatie over deze kenmerken is verzameld door: een documentenanalyse (schoolplan, schoolgids, inspectierapport, website); een half gestructureerd interview/gesprek, het gesprek is gevoerd met: Guus Reek en Marion van Herk (directie); Alexandra van Dijk (intern begeleidster); Saskia Hensens (intern begeleidster en leerkracht); Peggy van Breda (onderwijskundig teamleider en leerkracht) en een ouder van een leerling uit groep 7, een leerling uit groep 8 en een oudleerling; half gestructureerde observaties in de groepen 5, 6 en 6/7, met name ter ondersteuning van de bevindingen over het gehanteerde onderwijsconcept en het daarbij horende klassenmanagement; een gesprek met bijna het gehele schoolteam waarin de opvattingen rond en het draagvlak voor het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften aan de orde komt. In het gesprek met het schoolteam zijn de eerste indrukken vanuit het interview en de observaties verwerkt. In dit rapport doen wij verslag van onze bevindingen. Wij wijzen er op dat de informatieverzameling weliswaar uitgebreid en veelzijdig was, maar beperkt is door het karakter van een momentopname.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
3
2. De opbrengsten van het schoolbezoek 2.1 Het onderwijsconcept Korte karakterisering van de school Jan Ligthart Driecant is een grote basisschool in de deelwijk Dalem, en ligt in de wijk Reeshof te Tilburg. De school is gestart in augustus 1999 met 4 leerlingen in 2 lokalen van het Beatrix College, een school voor Voortgezet Onderwijs. In juni 2001 is de school verhuisd naar de huidige multifunctionele accommodatie, " De grote Beemd" Hier heeft de school 10 lokalen ter beschikking. In dit gebouw zijn nu de groepen 3 t/m 6 gehuisvest. Deze locatie wordt de "Eencant" genoemd. In dit gebouw is tevens een kinderdagverblijf, een buitenschoolse opvang, een peuterspeelzaal, een consultatiebureau en de katholieke basisschool De Bloemaert gehuisvest. In december 2006 heeft de school aan de overkant van het huidige gebouw opnieuw 10 lokalen met 2 speelzalen ter beschikking gekregen. Deze locatie noemt de school de "Tweecant". Hier zitten nu de groepen 1-2 en 7 en 8. Op de teldatum 1 oktober 2013 zitten er 471 leerlingen op school. De laatste jaren stabiliseert het leerlingenaantal. De school telt 19 groepen ( 5 groepen 1-2, 1 groep 3, een haljaarlijkse groep 3, 1 groep 3-4, 1 groep 4, een halfjaarlijkse groep 4, 2 groepen 5, een halfjaarlijkse groep 5-6, 1 groep 6, 1 groep 6-7, 1 groep 7, 1 halfjaarlijkse groep 7, 1 groep 8 en 1 halfjaarlijkse groep 8). In het verleden is de school gestart met halfjaarlijkse groepen, groepen waarbij de leerlingen in janauri overgaan naar de volgende groep. Dit was om tegemoet te komen aan het verschil in ontwikkeling bij kinderen, bijvoorbeeld voor kinderen die in december jarig zijn en dan nog een halfjaar in de kleutergroep zouden moeten zitten, voordat ze naar groep 3 gaan. De school heeft echter in het schooljaar 2012-2013 het besluit genomen om via handelingsgericht werken de doorgaande ontwikkelingslijn bij kinderen te waarborgen en niet langer te gaan werken met halfjaarlijkse groepen. Hierdoor is het halfjaarlijkse model overbodig geworden. In januari 2014 worden alle halfjaarlijkse groepen met een half jaar verlengd, de halfjaarlijkse groep 3 wordt bijvoorbeeld in januari groep 4 en bij deze groep 4 wordt de leerstof over anderhalf jaar uitgestreken en verdiept. Aan het eind van schooljaar 2014-2015 gaat deze groep dan naar groep 5. De verlenging van het leerstofaanbod met anderhalf jaar gebeurt ook bij de andere halfjaarlijkse groepen. Begin schooljaar 2015-2016 werkt de school dan in alle groepen met het reguliere jaarklassensysteem. De missie van de school is " Onderwijs is voelen, denken en doen. Dat doe je met je Hart, Hoofd en Handen". Bij binnenkomst voel je je welkom op de school. In de groepen, waar is geobserveerd, is een prettig pedagogisch klimaat zichtbaar aanwezig; leerlingen lijken zich op hun gemak te voelen en zijn vertrouwd met de regels en afspraken. De ouders kiezen de school voornamelijk omdat er in de school rust heerst, er een duidelijke structuur is en de leerlingen en ouders op een positieve en open houding benaderd worden.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
4
In hoeverre heeft de school te maken met verschillen tussen leerlingen? Naar schatting van de geïnterviewde medewerkers is het niveau van leren over het geheel van de school gemiddeld, waarbij het niveau van rekenen hoog is en het niveau van technisch lezen laag is. De spreiding van het niveau van leerlingen is heterogeen te noemen, meer dan 32 % van de leerlingen wijkt duidelijk af van het schoolgemiddelde - ongeveer gelijk verdeeld over de groepen die hoger en die lager niveau laten zien. Het aantal leerlingen per groep varieert tussen de 21 en 30 leerlingen. De school kent relatief veel leerlingen die A plus scoren op de cito toetsen. Daarnaast komen op school steeds meer allochtone leerlingen binnen die een woordenschat achterstand hebben. Enkele vragen in het interview richtten zich op de leerlingen die vanwege hun gedrag zodanig speciale aandacht nodig hebben, dat dit structureel extra inzet vraagt van de leerkracht. De schatting van het aantal van deze leerlingen gemiddeld tot hoog (3 tot 4 leerlingen per groep). Het aantal verschilt van groep tot groep. De aandacht die op gedrag gevraagd wordt, richt zich vooral op op begrenzing van het gedrag, het versterken van inzicht in gedrag en stimulering tot activiteit. Om dit in goede banen te leiden, zijn er op school duidelijke schoolregels en klassenregels, die consequent gehandhaafd worden. Tijdens het bezoek corrigeerde een leerkracht een leerling van een andere groep bij het naar binnen gaan. De school werkt met Sumo kaarten en sociogrammen. Het sociogram wordt in het groepsoverzicht bij de belemmerende en bevorderende factoren meegenomen. In de onderbouw werkt de school met het observatiesysteem PRAVOO om de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling in kaart te brengen. Verder heeft de school voor de andere groepen nog geen observatiesysteem om de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling in kaart te brengen. Er was bijna geen verschil in culturele en taalachtergrond van de leerlingen. Op dit moment zie je op Jan Ligthart Driecant een groeiend aantal leerlingen komen met een andere culturele achtergrond. De sociaal economische achtergrond van leerlingen wordt nogal eens gekenmerkt door eenoudergezinnen en financiële problemen. 16 leerlingen hebben een leerlingengewicht van 0,3 en 1geen enkele leerling een gewicht van 1,2. Hiermee hebben op Jan Ligthart Driecant ruim 3,4 procent leerlingen een gewicht, landelijk is dit 12,8 procent. Er zijn 5 leerlingen op de Jan Ligthart Driecant met een ‘rugzakje’: 1 leerling vanuit cluster 1 en 4 leerlingen vanuit cluster 3. In vergelijking met het landelijk beeld komt dit redelijk overeen met het landelijk gemiddelde ( 1 %) Het aantal zittenblijvers de afgelopen jaren is: schooljaar 2009-2010 2010-2011 Aantal 3 4 zittenblijvers Aantal 436 459 leerlingen
2011-2012 6 458
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
2012-2013 2 467
5
Hiermee ligt het aantal zittenblijvers onder de inspectienorm (3 %), waarbij wel opgemerkt dient te worden dat de school moeilijk het aantal zittenblijvers in de kleutergroepen kon aangeven, omdat de school jaren lang een halfjaarlijksmodel heeft gebruik, waarbij leerlingen in januari instromen in een leerjaar. Dit maakt ook dat leerlingen een halfjaar kunnen versnellen of doubleren. De meeste doublures zijn van een halfjaar met name in de onderbouw. Over het geheel genomen, is de leerlingenpopulatie van Jan Ligthart Driecant te karakteriseren als relatief homogeen (in vergelijking met Nederlandse scholen in het algemeen). Hoe wordt binnen de school op speciale onderwijsbehoeften gereageerd? De leerlingen die speciale aandacht nodig hebben krijgen dit vooral: met groepsaandacht in homogene subgroepen (groepsplannen bij lezen , komend jaar rekenen) met individuele aandacht, in dezelfde ruimte, maar apart van de groep( bijvoorbeeld aan de instructietafel) met individuele aandacht, in een andere ruimte dan de groep ( de school start iedere dag een halfuur met “ Werken op maat” waarbij ouders ingeschakeld worden om met leerlingen aan de slag te gaan met de eigen taak. Daarnaast is er ook individuele aandacht voor de rugzakleerlingen via RT). De individuele aandacht geïntegreerd in de groepsaanpak wordt vormgegeven door rekening te houden met verschillen in instructiebehoefte, tempo, werkvormen, leertijd, herhaling en verdieping om de gestelde doelen te behalen. Tijdens het lesbezoek mocht de leerling met de rugzak uit cluster 3 langer over de opdracht doen en had ander materialen. De drie niveaus in de groepsplannen worden ingedeeld op basis van observaties (de belemmerende en bevorderende factoren voor de leerling) en van de uitslagen op citoen methodetoetsen. De indeling wordt 4 keer per jaar opnieuw bekeken. Op basis van waarneming en van wat wel of niet werkt, stelt de leerkracht de groepsplannen zo nodig tussentijds bij. In de volgende tabel staat per regel een dimensie weergegeven, met links en rechts de uitersten op de dimensie. Tijdens het interview is gevraagd aan te geven waar de school staat: duidelijk links, enigszins links, enigszins rechts, duidelijk rechts. Gevraagd werd om globaal te kijken naar de school en zo mogelijk een duidelijke richting aan te geven.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
6
Onderwijsconcept Overdragen van kennis Kennis verwerven Klassikaal leren Sturing van het leren door de lkr Alle leerlingen op bepaald basisniveau brengen Leerstof bepaalt de leerweg Nadruk op gestructureerde opdrachten Beoordeling van prestaties o.b.v. gelijke normering Beoordeling door de leerkracht Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen groep Evaluatie onderwijs door de lkr
1
2
3
4 Zelf ontdekken Werken met kennis Individueel en groepsleren Kinderen sturen eigen leren Maximale uit elke leerling halen Beginsituatie van de leerling bepaalt de leerweg Nadruk op vrije opdrachten Beoordeling van leervorderingen o.b.v. beginsituatie van leerlingen Zelfbeoordeling door de leerling Evaluatie onderwijs o.b.v. leervorderingen individuele leerling Evaluatie samen met leerlingen
In de groepen 1-2 is het onderwijs op de school meer zelf ontdekkend. De basis van het onderwijs op de school is het klassikale jaarklassensysteem. De school is zich aan het ontwikkelen richting individueel leren en groepsleren door te gaan werken met groepsplannen. Op dit moment werkt de school met groepsplannen voor lezen en dit schooljaar wordt begonnen met groepsplannen voor rekenen. De leerkracht krijgt door het werken met groepsoverzichten en groepsplannen steeds meer zicht op wat de leerling nodig heeft. Op Jan Ligthart Driecant sturen leerlingen steeds meer het eigen leren. Kennis verwerven is op de Jan Ligthart Driecant erg belangrijk. Het team geeft in het keuze werk ( vooral bij de meer begaafde leerlingen) wel opdrachten die appelleren aan het werken met kennis. De ouder gaf in het gesprek aan, dat de school kijkt naar de onderwijsbehoeften van de kinderen, en dat de school steeds meer inspeelt op de ontwikkelingsvoorsprong bij leerlingen. Tijdens de lesbezoeken hoefden hoogbegaafde leerlingen niet alle opdrachten te maken, deze leerlingen hadden een routeboekje waarin duidelijk aangegeven stond wat de leerlingen wel en wat de leerlingen niet hoefden te maken. Ieder eerste halfuur van de dag werken de leerlingen zelfstandig aan een eigen taak (Werken op Maat). Ouders bieden hierbij hulp en ondersteuning. In de groepen 1-2 wordt met een taakbord gewerkt en in de groepen 3 t/m 8 met weektaken. Op deze weektaken staan vaak gestructureerde opdrachten die de leerlingen zelf mogen plannen wanneer zij in de week aan die opdrachten willen werken. De leerlingen hebben hierin hun eigen verantwoordelijkheid. De leerkracht heeft hierdoor extra tijd voor de begeleiding van leerlingen met een speciale onderwijsbehoefte. Op de Jan Ligthart Driecant is de methode leidend. Het loslaten van de methode is voor sommige leerkrachten erg moeilijk. In het teamgesprek gaven enkele leerkrachten aan dat de methode eerder losgelaten wordt als de leerkracht enkele jaren in dezelfde groep staat en dus bekend is met de moeilijkheden in de methode. Doordat ook toetsen inspelen op wat in de methode wordt aangeboden, vinden leerkrachten het meoilijk de methoden, vooral bij de wereldoriëntatie vakken, los te laten.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
7
Bij de WO-vakken geven de leerkrachten de leerlingen de ruimte voor vrije opdrachten, het werken met kennis. Bij de toetsen merken sommige leerkrachten dat de inhoud van de toetsen (verbanden leggen) niet overeenkomst met dat waarop de kinderen zich richten tijdens het maken van de opdrachten. De leerkracht heeft, door de grootte van de groep, niet altijd kans om hier sturend in op te treden. Hierdoor zijn de toetsresultaten niet in overeenstemming met de verwachting. Ook de ouder gaf dit in het gesprek aan. Bij de beoordeling van de prestaties wordt gekeken naar de standaardnormering. In het rapport wordt bij de toelichting wel gekeken naar de leervorderingen o.b.v. de beginsituatie van de leerling. Voorzichtig is de school op weg om de standaardnormering los te laten. Er wordt steeds meer gekeken naar de vaardigheidssores van de leerling en of de leerling daar een groei in maakt. Het is wel belangrijk om dit proces aan de ouders duidelijk te maken, zodat ouders niet te hoge verwachtingen krijgen. De evaluatie van het onderwijs wordt steeds meer met de leerlingen samen gedaan. Tijdens een lesbezoek werd na afloop van de les samen met de leerlingen gekeken of de doelen (die aan het begin van de les verteld waren) ook bereikt waren. Hoe wordt de continuïteit van de onderwijsondersteuning voor elke leerling verzekerd?
Het ‘eigenaarschap’ van de onderwijsondersteuning De groepsleerkracht is niet alleen het eerste aanspreekpunt voor wat betreft de ondersteuning van leerlingen die iets extra's nodig hebben, hij of zij is ook als eerste verantwoordelijk voor de inzet van de juiste ondersteuning. De intern begeleider heeft hierbij een ondersteunende, coachende, adviserende rol. De leerkracht blijft eindverantwoordelijk, de intern begeleider voelt zich echter wel mede verantwoordelijk.
De taken van de interne begeleiding Intern begeleider op de Jan Ligthart Driecant is een functie. De intern begeleiding omvat een breed scala aan taken. Deze taken zijn naar verhouding van het aantal dagen over twee intern begeleiders verdeeld (de ene intern begeleider heeft 4 dagen en de andere 1 dag aan taakrealisatie). De intern begeleider is onder verantwoordelijkheid van de directeur belast met: het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het bovenschoolse zorgbeleid; de coördinatie en uitvoering van het zorgbeleid in de school; de begeleiding van leraren; het bijhouden van de voor het beroep vereiste bekwaamheden. De intern begeleiders zijn lid van het managementteam.
Het gebruik van leerlingvolgsystemen voor leren en voor de sociaal-emotionele ontwikkeling Het Cito-leerlingvolgsysteem, de diverse vormen van methode gebonden toetsingen en observaties worden gebruikt voor het signaleren van achterblijvende prestaties van leerlingen en voor het evalueren van de opbrengsten van het onderwijs.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
8
Mede aan de hand van het volgsysteem bepaalt de school het ontwikkelingsperspectief van leerlingen met een eigen leerlijn. De school kent sinds schooljaar 2012 in de groepen 1-2 het kleutervolgsysteem PRAVOO. In dit kleutervolgsysteem wordt ook de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling in kaart gebracht. In de andere groepen heeft de school nog geen leerlingvolgsysteem om de sociale ontwikkeling van leerlingen in kaart te brengen. Wel neemt men in de groepen 3 t/m 8 een sociogram af. Uit dit sociogram kan de leerkracht (eventueel na een gesprek met de leerling) de speciale ondersteuningsbehoeften signaleren. Daarnaast heeft de school een pestprotocol en een protocol “grenzen aan gedrag”.
De procesbewaking gedurende het schooljaar en over de schooljaren heen wordt vormgegeven door een uitgebreid zorgdocument. In dit document staat precies beschreven hoe de zorg en de begeleiding op school aan de hand van de vijf zorgniveaus gestalte krijgt. Het zorgdocument van de school integreert de aanpak volgens 1 Zorgroute binnen deze vijf zorgniveaus. De school stelt minstens twee keer per jaar een trendanalyse op n.a.v de Cito-toetsen om de leerresultaten te evalueren en te kijken of de gestelde doelen bereikt zijn. Twee keer in het jaar vinden er groepsbesprekingen plaats met de intern begeleider en de groepsleerkracht. In deze bespreking wordt het vorig groepsplan geëvalueerd, het groepsoverzicht besproken, de onderwijsbehoeften van leerlingen besproken en wordt gekeken hoe groepen leerlingen op een haalbare wijze geclusterd kunnen worden in een nieuw groepsplan. Als een leerling onvoldoende profiteert van het groepsplan, als de onderwijsbehoeften van een leerling niet duidelijk zijn of als er vermoedens zijn van een ernstige problematiek of stoornis, kan in de groepsbespreking besloten worden om een leerling aan te melden voor een leerlingbespreking. Voorafgaand aan een leerlingbespreking is er een gesprek met de ouders van de leerling en de leerkracht. Aan het einde van het schooljaar is er een overdracht van leerjaar tot leerjaar. Van al deze gesprekken worden verslagen gemaakt en vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Als blijkt dat spelling- en leesproblemen bij een leerling hardnekkig zijn, kunnen ouders een onderzoek aanvragen via de zorgverzekeraar. Voor leerlingen met dyslexie volgt de school het dyslexieprotocol. De externe begeleiding die een dyslect ontvangt, wordt afgestemd en in het onderwijs geïntegreerd in verband met de haalbaarheid van handelen en de onderwijsbehoefte van de leerling. Voor dyscalculie heeft de school nog geen protocol. De school besteedt extra aandacht aan automatiseringsoefeningen. Leerlingen met rekenproblemen krijgen een eigen leerlijn. De school beschikt over een map waarin van sommige leerlingen hun medische aandoeningen staan en wat de leerkracht daarbij moet weten. De ouder moet hiervoor een formulier ondertekenen zodat de school niet aangeklaagd kan worden.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
9
De rol van ouders en de mate van betrokkenheid De samenwerking tussen school en ouders is erg belangrijk om de juiste hulp te kunnen bieden aan de leerling. Ouders en school hebben korte lijntjes. Signalen van school en thuis worden op een rijtje gezet zodat de school de juiste begeleiding kan bieden. De ouder in het gesprek vertelde dat deze samenwerking soms nog wel verbeterd kan worden. Het is nu nog sterk afhankelijk van de leerkracht. De ouder gaf wel aan dat zodra de school ook overtuigd is van de zorg, de ouder meer betrokken wordt bij activiteiten als het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van de leerling en het opstellen, uitvoeren en evalueren van het handelingsplan. Alle leerkrachten hebben de wil en de motivatie om de leerling goed te begeleiden.
De school in haar netwerk Deling voedingsgebied met andere scholen Jan Ligthart Driecant deelt haar voedingsgebied Reeshof met 13 basisscholen: 1 school met dezelfde signatuur, bijzonder neutraal, Jan Ligthart Huibeven. 8 scholen met de katholieke signatuur (Daltonschool Helen Parkhurst, De Meander, De Boemerang, De Sporckt, De Wegwijzer, De Bloemaert, Montessorischool De Petteflet en Klinkers). 3 openbare scholen Bibit, Koolhoven en De Heerevelden. 244 leerlingen komen uit de deelwijk Dalem waar de school staat. Uit de aangenzende wijken komen 89 leerlingen uit de deelwijk Dongewijk, 65 leerlingen uit de deelwijk Koolhoven, 25 leerlingen uit de deelwijk Witbrant, 18 leerlingen uit de deelwijk Campenhoef. Daarnaast komen er ook leerlingen vanuit de andere kant van de wijk Reeshof; 8 leerlingen uit de deelwijk Tuindorp, 8 leerlingen uit de deelwijk Buitenlust, 6 leerlingen uit de deelwijk Huibeven, 4 leerlingen uit de deelwijk Bijstervelden en 2 leerlingen uit de deelwijk Gesworen Hoek. De school weet niet of er ten opzichte van de andere scholen in de wijk meer of minder leerlingen met speciale behoeften zitten. De begeleiding vanuit het samenwerkingsverband en/of vanuit andere instanties Op de Jan Ligthart Driecant is begeleiding aanwezig vanuit het speciaal onderwijs voor de leerlingen met een rugzakje. De ambulante begeleiding die de leerlingen met een rugzakje volgen, zijn niet direct extra handen in de klas. Zij observeren regelmatig en geven feedback en tips aan de leerkrachten. Ook voeren ze samen met de intern begeleider en leerkracht(en) het gesprek met ouders en kijken ze samen wat mogelijk is binnen de school. De externe ondersteuning door buitenschoolse remedial teachers zou volgens de school beter kunnen. Vaak hebben ouders voor de RT gezorgd en is er niet altijd de klik tussen de school. De meerwaarde is nu nog te veel afhankelijk van een persoon. Daarnaast heeft de school begeleiding vanuit het Steunpunt Hoogbegaafdheid in groep 6/7. De begeleiding bestaat 1 x per week uit ondersteuning van de leerkracht, de groep in zijn geheel en specifiek de 7 leerlingen die hoogbegaafd zijn. Daarnaast zoekt de school regelmatig contact met dit steunpunt om te "sparren" met betrekking tot aanbod en aanpak meer- en hoogbegaafde leerlingen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
10
Door bezuinigingen zijn steeds minder uren beschikbaar voor begeleiding, terwijl de school graag meer ondersteuning en vergroting van de expertise zou willen. De verwijzingen naar sbo en so en de contacten met andere scholen Het aantal verwijzingen naar sbo ligt 3 van de vier jaren iets onder het landelijk gemiddelde (= 1 %), alleen leerjaar 2010-2011 lag dit aantal duidelijk hoger. Dit kwam omdat een aantal van de verwijzingen naar het sbo eigenlijk verwezen zouden zijn naar cluster 4. Het sbo had dat jaar een pilot voor een groep cluster 4 (met name gericht op autisme) Het aantal verwijzingen naar het speciaal onderwijs is laag. schooljaar verwijzingen sbo verwijzingen so cluster 1 verwijzingen so cluster 2 verwijzingen so cluster 3 verwijzingen so cluster 4
2009-2010 3
2010-2011 8
2011-2012 3
2012-2013 2
1 2
De keuze voor aanname van leerlingen met LGF en de verdeling van de leerlingen over de groepen wordt vooral bepaald door de speciale behoefte van de leerling, daarna kijkt de school naar de vraag van de ouders De school kijkt of de vraag van de ouder door de school beantwoord kan worden. Daarnaast kijkt de school naar de expertise van de leerkracht en de limitering van het aantal zorgleerlingen in de groep. (Er is geen limitering op LGF leerlingen, wel op zorgleerlingen). Het is altijd een wisselwerking. De school moet het gevoel hebben dit kind tijdens zijn schoolloopbaan te kunnen onderwijzen. De extra ondersteuning voor leerlingen wordt georganiseerd in de keten school – schoolbestuur – samenwerkingsverband. In het interview is gevraagd naar waar de sturing ligt van de (inrichting van) de extra ondersteuning. De school zou graag de sturing aan de onderwijsondersteuning zelf in handen willen hebben. Het bestuur en het samenwerkingsverband hoeven alleen maar te faciliteren. De school wil graag in goed overleg de ondersteuning bepalen en regelen. Het is een samenspel met WSNS.
2.2 De voorzieningen op de vijf velden Wij beschrijven hier de voorzieningen van de school tegen de achtergrond van alle mogelijke voorzieningen die op dit moment op scholen, van wat voor soort dan ook, bestaan. In de praktijk heeft geen enkele school alle voorzieningen. Van reguliere scholen kan, in de huidige verdeling van mensen en middelen onder de schoolsoorten, verwacht worden dat zij maar beperkt kunnen ‘scoren’ op deze velden van ondersteuningsvoorzieningen. De basisvoorzieningen die elke reguliere school heeft uitgaande van een minimale rijksbekostiging, veronderstellen we aanwezig, en vermelden we dus niet. Bij de flexibilisering van waar en hoe de ‘extra’ mensen en middelen vanuit ondersteuningsbekostiging worden ingezet, is het interessant na te gaan waar voor een school groeimogelijkheden liggen, en waar de grenzen zijn.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
11
Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas Dit veld gaat over de hoeveelheid aandacht, uitgedrukt in beschikbare menskracht (‘handen’) bij het lesgeven in de klas. We tellen de uren die feitelijk beschikbaar zijn voor leerlingen. Groep
functionarissen
Groep ¾, 3H en 4 Gr 4H en gr 1-2 E 6/7
st St ROC Begeleider steunpunt St Pabo deeltijd/voltijd ouder
Gr 5,gr6/7,gr4, gr3, gr 5 Alle groepen
Aantal uren per week 16 1 tot 3 dagen 1 dag
Aantal betrokken lln. 4 groepen Gr 4H en gr 1-2 E 7
1 tot 3 dagen
Gr 5, gr 6/7, gr 4, gr 3 en gr 5 Alle groepen
2,5
In totaal is er ongeveer 147 uren beschikbaar. Doordat de school een convenant heeft met de PABO, is de school ieder jaar verzekerd van het aantal stagiaires. De school gaat er vanuit dat ook de hulp iedere dag van ouders van 8.30-9.00 uur ieder jaar gaat lukken. Buiten de klas is voor leerlingen het volgende beschikbaar: Dit schooljaar heeft de school een stagiaire pedagogiek. Incidenteel worden leerlingen begeleid door de intern begeleiders. Ook ondersteunen ouders incidenteel leerlingen die meer en hoogbegaafd zijn door in groep 5 en 8 Spaanse les en in groep 4-5 Engelse les te geven. Naast extra handen in het primaire proces zijn er uren beschikbaar voor de ondersteuning van de medewerkers van de school. Dit zijn de volgende uren: 5 dagen totaal aan interne begeleiding en 1 dag door een onderwijskundig teamleider. Daarnaast begeleidt de directie door middel van klassenbezoeken en functionerings- en POPgesprekken ook de medewerkers op school. Veld 2: de onderwijsmaterialen We kijken bij dit veld alleen naar specifieke materialen voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. We laten de materialen die bijna op elke school te vinden zijn buiten beschouwing en maken dus geen opsomming van de orthotheek. Ook kunnen we in de audit niet nagaan in welke mate materialen daadwerkelijk gebruikt worden. Jan Ligthart Driecant heeft het volgende beschikbaar: Met speciale didactische kenmerken: Materialen met een lager tempo, veel herhalen, nl. Maatwerk, Spelling in de lift, Spellingspiekboek, Flits, Zuid Vallei; Die (veel/snel) lezen vermijden: nl. Connect lezen/Ralfi lezen; Materialen gericht op visuele informatieverwerking, nl. Kaat Timmermans voor werkhoudings/aandachtproblemen; vergrote werkboeken en boeken; Materialen uitgaand van een sterk eigen probleemoplossend vermogen, nl. “Mijn plan” een aanpak van zelfstandigheid; Anders nl SLO routeboekjes voor hoogbegaafde/ intelligente leerlingen, een laptop voor leerlingen met dyspraxie.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
12
Met speciale pedagogisch/psychologische kenmerken: Methode voor sociaal-emotionele ontwikkeling, nl. Handleiding voor jezelf; Sumokaarten; Materialen voor begrenzing van het gedrag, nl.Kids Skills, autisme wijzer, Kikker be Cool; Materialen uitdagend tot alertheid en activiteit, nl. Acadin, Kien, Denkwerk, Pluizers, Rekentijgers. “Mijn plan”, waarbij leerlingen zelf aangeven waaraan gewerkt wordt; Materialen voor het ervaren van successen en het ontvangen van beloningen. Er zijn diverse studiemomenten geweest waarbij uitgegaan werd van het beloningsprincipe. Leerkrachten maken gebruik van diverse beloningssystemen; Materialen voor begrip van sociale interactie. Vorig jaar is de school begonnen met een weerbaarheidtraining, die dit schooljaar voor de groepen 3 t/m 8 geïntegreerd wordt in de gymlessen. In verband met kindspecifieke fysieke belemmeringen zijn bij de gymles ballen met geluid en hesjes (om de andere leerlingen beter te kunnen zien) beschikbaar. Daarnaast heeft de school aangepaste tafels voor leerlingen met dyspraxie, tafel voor kind met visusproblemen, stabilo pennen, aangepaste schrijfschriften, leesliniaal, wiebelkussen, “friemelbeestjes”, time timers, kleurenklok. Veld 3: de ruimtelijke omgeving Jan Ligthart Driecant is rolstoeltoegankelijk (invalidentoilet, brede gangen, loopplanken aanwezig die bij de lage drempels gelegd kunnen worden en een lift ) De school kan eenvoudig een revalidatie- en therapieruimte maken. Er zijn ruimtes/spreekkamers voor externe ondersteuners die op eenvoudige wijze als rustruimtes gemaakt kunnen worden. Er is een handenarbeidlokaal/technieklokaal en er zijn 3 speel-/gymzalen. Veld 4: de expertise We onderscheiden teamexpertise en specialistische expertise. Met teamexpertise wordt gedoeld op kennis en ervaring die geïntegreerd is in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers. Jan Ligthart Driecant heeft teamexpertise op het gebied van handelingsgericht werken met groepsplannen en competenties om ouders als partner te betrekken bij de onderwijsondersteuning voor hun kind. Jan Ligthart Driecant heeft (nog) geen (volledige) teamexpertise op het gebied van kennis over onderwijsondersteuningsvoorzieningen rond de school en in de regio. Jan Ligthart Driecant ontwikkelt op dit moment teamexpertise op het gebied van een teamaanpak op gedrag. Een tweede vorm van expertise is de specifieke, bij één of meer collega’s of partners aanwezige expertise. Deze specialistische expertise kan soms, kortdurend, nodig zijn. De beschikbaarheid van expertise (gecertificeerd) op specifieke gebieden is bij Jan Ligthart Driecant als volgt:
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
13
Binnenschools
Buitenschools snel toegankelijk
Expertiseveld
nee nee nee ja ja nee ja ja nee nee ja ja ja
ja ja ja nee nee ja nee nee ja ja nee nee nee
Visuele beperkingen Auditieve beperkingen Spraakmoeilijkheden en taalstoornissen Verstandelijke beperkingen Motorische beperkingen Beperkingen door chronische ziektes Autisme Spectrum Stoornissen (ASS) ADHD en ADD Angst- en hechtingsstoornissen Overige psychiatrische aandoeningen Gedragsproblemen Dyslexie Onderwijsachterstanden andere culturen
De expertise voor beperkingen door chronische ziektes is groeiend, ook de expertise op onderwijsachterstanden andere culturen. Daarnaast heeft de school 2 leerkrachten in dienst die expertise hebben op het gebied van taal, zij hebben de opleiding taalcoördinator gevolgd. De school kent verder onder de leerkrachten een afgestudeerde leerkracht SEN R.T., een afgestudeerde leerkracht SEN dyslexie en een leerkracht die dit jaar met de master SEN gedragsspecialist gaat starten. Veld 5: de samenwerking met andere instanties nooit
sporadisch
regelmatig
vaak
gemeenschappelijk handelingsplan
SMW Bureau Jeugdzorg GGD GGZ MEE Kinderziekenhuis Revalidatiekliniek Justitiële inrichting KDC MKD Gemeente: brede school Gemeente: VVE Gemeente: schakelklassen Gemeente: ketenzorg
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
14
Daarnaast zijn er nog contacten met diverse onderzoeksbureaus, Fontys Fydes in verband met onderzoek en begeleiding. Ook maakt de school gebruik van Zorg voor Jeugd. De school heeft een zorgteam waarin SMW, GGD en ICP deel nemen om onderwijsoverstijgende problemen te bespreken en begeleiden. Indien nodig wordt aan dit zorgadviesteam ook de leerkracht en eventueel de directie toegevoegd.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
15
3. Grenzen en groeimogelijkheden van de school 3.1 Groeimogelijkheden en grenzen v.w.b. onderwijsconcept Een basis voor onderwijs aan kinderen met diverse onderwijsbehoeften wordt gelegd door het onderwijsconcept van de school. Op het gebied van de diversiteit zijn twee kenmerken van het onderwijsconcept bepalend: het draagvlak binnen het team, en de mate waarin de lesstof dan wel de individuele onderwijsbehoefte van de leerling uitgangspunt van het lesprogramma is. Dit laatste kenmerk kan worden gezien als een dimensie van methodegestuurd naar leerlinggestuurd. Aan het ene uiterste van die dimensie staan de scholen die bijna de volledige lestijd de methode als leidraad hanteren4. Leerlingen die onvoldoende uit de weg kunnen met de standaardmethode krijgen herhalingsstof, extra instructie of verdiepingsstof – zoals die binnen de methode is gegeven. Het gemiddelde niveau en tempo van de standaardmethode is maatgevend. Scholen die dit concept welbewust hanteren zijn vaak van opvatting dat ‘een leerling bij de groep houden’ betekent dat de leerkracht zijn of haar uiterste best doet om de zwakkere leerling voor wat betreft zijn of haar prestaties zoveel mogelijk bij de gemiddelde groep aan te laten haken. Het andere uiteinde van de dimensie wordt bezet door scholen die hun onderwijsconcept afstemmen op de specifieke groep die op dat moment de klas vormt. De start ligt bij de individuele onderwijsbehoeften van leerlingen met hun individuele ontwikkelings- en leerlijnen. Het overzicht van die lijnen in de groep geeft mogelijkheid tot het bundelen van de leerlijnen waar deze (bijna) samenvallen. De instructieplanning wordt afgestemd op deze gebundelde leerlijnen. De werkvormen in de groep zijn vaak heterogeen, waardoor ‘een leerling bij de groep houden’ hier een gelijke betekenis heeft voor elke leerling. Bij een dergelijk concept worden veelal ook standaardmethoden en methodegebonden toetsen gebruikt, maar dan als middel zonder dat zij direct het didactisch en pedagogisch handelen sturen. Alle scholen hebben te maken met verschillen tussen kinderen. Relevant voor Passend Onderwijs zijn verschillen tussen leerlingen op het gebied van:
leercompetenties leerstijlen gedragscompetenties gedragsstijlen culturele achtergronden gezinsachtergronden
Van een extra vergroting van de range van onderwijsbehoeften in een klas is sprake bij combinatieklassen.
4
Onderzoek van de SLO wijst uit dat gemiddeld ongeveer tweederde van de lestijd op Nederlandse scholen met gebruik van standaardmethoden les wordt gegeven.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
16
Leerkrachten op scholen die vooral methodegestuurd werken, rekken naarmate er meer verschillende kinderen in hun klas zitten, de mogelijkheden van hun onderwijsaanbod steeds verder op. Manieren om binnen het methodegestuurde concept onderwijs te bieden aan leerlingen met verschillende onderwijsbehoeften zijn o.a.: het groeperen van handelingsplannen; het werken in niveaugroepen; zelfstandig werken; vergroting van de expertise van de leerkracht; incidentele toepassing van vormen van leren in heterogene groepen; de keuze van methodes die heel veel ruimte bieden voor gedifferentieerd werken. Omdat het uitgangspunt van de les bepaald is door de centrale aanpak van de methode, betekent elke nieuwe onderwijsbehoefte een extra aanpassing bij die aanpak. Wanneer veel aanpassingen nodig zijn, beleeft de leerkracht dit vaak als een stapeling van taken, en daarmee als een toenemende belasting. Soms uit zich dit door de behoefte van de leerkracht aan steeds meer orde en rust in de klas, om de controle te kunnen houden over alle verschillende activiteiten die gelijktijdig plaatsvinden. Met het toenemen van de organisatorische belasting van de leerkracht, blijft er minder tijd en energie over voor het ter plekke inspelen op specifieke behoeften van leerlingen op het moment dat die zich aandienen. Het methodegestuurde onderwijsconcept is begrensd in haar capaciteit om kinderen met andere onderwijsbehoeften op te nemen. In het volgende schema wordt het onderwijsconcept van Jan Ligthart Driecant weergegeven in de relatie tussen de mate waarin de lesmethode sturend is en de mate waarin diversiteit van leerlingen opgevangen kan worden. De gebogen lijn geeft van links naar rechts een mogelijk model van de ontwikkeling van een onderwijsconcept, startend bij het leerstofjaarklassensysteem met een strakke hantering van standaardmethoden. Via het oprekken van de methodegestuurde aanpak toont het model een omslag in de aanpak naar het starten van de lesinhoud bij de individuele onderwijsbehoeften van de leerlingen in de klas. Let wel: de richting van links naar rechts geeft alleen een wenselijke richting aan wanneer: De school meer ruimte wil bieden aan de bestaande diversiteit onder de leerlingen. De school meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs wil kunnen bieden. De leerlingpopulatie van de school steeds meer divers wordt.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
17
Scholen bevinden zich ergens op of onder de gebogen lijn. Jan Ligthart Driecant bevindt zich op positie:
■
Zoals in de inleiding gezegd hebben wij geen opvatting over de wenselijkheid van de positie van de school: een school kan sterk onderwijs bieden naar tevredenheid van alle betrokkenen op elke positie van de grafiek. De volgende suggesties als groeimogelijkheden en grenzen geven wij voor het geval dat de school wil groeien naar een breder profiel in de zin dat meer verschillen tussen leerlingen mogelijk zijn. Groeimogelijkheden voor Jan Ligthart Driecant voor wat betreft het onderwijsconcept: De Jan Ligthart Driecant is een school in ontwikkeling. Gericht op Passend Onderwijs zou de school kunnen groeien door: Het concept van handelingsgericht werken, het werken met groepsplannen verder te versterken, en meer te kijken naar de leerlijnen en minder vast te houden aan de methode. Leerlingen meer te betrekken bij zijn eigen leerproces door het invoeren van een leerlijn zelfbeoordeling en reflectie op basis van de ervaringen met “Werk op Maat”. Hierbij zou ook de leerstijl en de talenten van de leerlingen meegenomen kunnen worden. Kritisch te kijken naar de beoordeling van de toetsen. Nieuwe methodes houden weliswaar rekening met verschillen, maar de toetsen nog niet. Het invoeren van een observatiesysteem voor de sociaal emotionele ontwikkeling.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
18
Kennis over allerlei opvattingen en aanpakken rond onderwijsondersteuning te vergroten. Dit kan voor het team invulling geven om in toenemende mate aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs te kunnen bieden. Het team gaf aan dat de expertise op dit gebied al met de komst van rugzakleerlingen op school is toegenomen.
Grenzen voor Jan Ligthart Driecant voor wat betreft het onderwijsconcept: Voor het team is er een grens bereikt zodra leerlingen extreme gedragskenmerken vertonen en de veiligheid niet langer gewaarborgd is. Aan de hand van 12 stellingen heeft het schoolteam van Jan Ligthart Driecant zich uitgesproken over het draagvlak voor de uitgangspunten van Passend Onderwijs. Het team gaf aan dat ieder kind recht had op onderwijs, maar dat je daarbij wel moet kijken welke school voor dit kind met deze speciale onderwijsbehoefte het meest geschikt is. Leerkrachten moeten voor deze leerlingen de expertise in huis hebben. De school moet zodanig georganiseerd zijn dat leerlingen met speciale onderwijsbehoeften zich veilig voelen, zodat alle leerlingen tot leren kunnen komen. Het team ziet meerwaarde in diversiteit en heterogeniteit. In de maatschappij hebben leerlingen ook met een grote diversiteit te maken. Leren van en met elkaar op een school is erg belangrijk. Zo krijgen leerlingen meer begrip en respect voor elkaar. Inclusief onderwijs is volgens het team in Nederland erg moeilijk realiseerbaar. Het zou eventueel wel kunnen als leerlingen in een aparte groep/afdeling in de school les krijgen. Het is belangrijk dat ieder kind aandacht krijgt. Het handelingsgericht werken, luisteren en kijken naar wat de leerling nodig heeft, is een onderdeel hiervan. Ouders zijn hierbij een belangrijke gesprekspartner. De volgorde van de stellingen werd uiteindelijk voor het team: Rangorde
Team Jan Ligthart Driecant 5. De veiligheid in de groep wordt in hoge mate bepaald door leerkrachtvaardigheden.
Mee eens 9. Leerkrachten kiezen bewust voor een bepaald type onderwijs en moeten niet worden opgescheept met leerlingen waarvoor ze niet geschikt zijn. 2. Verschillen binnen de groep zijn een verrijking voor alle leerlingen en voor de leerkracht. 7. Door de methodesturing in het onderwijs creëren wij ‘buitenbeentjes’ 11. Dankzij Passend Onderwijs worden leerkrachten deskundiger 8. Ouders hebben geen verstand van onderwijs en daarom kan de school beter bepalen wat een passend onderwijsaanbod is. 1. Ieder kind heeft recht op regulier en thuisnabij onderwijs. 3. Alle scholen in Nederland kunnen inclusief worden. 4. Door Passend Onderwijs krijgt de ‘gewone’ leerling te weinig aandacht. 12. Alleen met extra handen in de klas kan ik Passend Onderwijs tot een succes maken. Niet mee eens
6. Hoe homogener de groep, des te veiliger de groep.
Na de discussie hebben alle aanwezige teamleden individueel bij de stellingen aangegeven of ze er mee eens of oneens waren en of het voor het teamlid van weinig of groot belang was. De grote verschillen zou de directie met het team verder kunnen bespreken.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
19
De uitslagen zijn in onderstaande tabellen weergegeven. 14 12 Helemaal oneens
10
Enigszins oneens
8
Enigszins eens
6
Helemaal eens
4
weet niet
2
St el lin g 1 St el lin g 2 St el lin g 3 St el lin g 4 St el lin g 5 St el lin g 6 St el lin g 7 St el lin g 8 St el lin g 9 St el lin g 10 St el lin g 11 St el lin g 12
0
20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0
Weinig belang Matig belang Groot belang
St el lin g 1 St el lin g 2 St el lin g 3 St el lin g 4 St el lin g 5 St el lin g 6 St el lin g 7 St el lin g 8 St el lin g 9 St el lin g 10 St el lin g 11 St el lin g 12
weet niet
Uit de combinatie van de eerstgenoemde groeimogelijkheid en de aangegeven grenzen komt een punt naar voren waarover het team verder kan gaan in haar gedachteontwikkeling over Passend Onderwijs. 3.2 Karakterisering van de voorzieningen op de vijf velden In het licht van Passend Onderwijs kunnen vier schoolprofielen5 binnen het regulier basisonderwijs worden onderscheiden, te weten: 1. de netwerkschool 2. de smalle ondersteuningsschool 3. de brede ondersteuningsschool en 4. de inclusieve school. Onder deze vierdeling van schoolprofielen ligt een dimensie die loopt van gesegregeerd (‘exclusie’) naar geïntegreerd onderwijs (‘inclusie’). In andere woorden: de netwerkschool profiteert adequaat en optimaal van de geïnstitutionaliseerde speciale ondersteuning binnen andere instellingen, zoveel mogelijk gelegen in de directe omgeving van de school. 5
Greven, L.F. en Timmerhuis, A. (2008). Passend Onderwijs. Kansen in beeld! Utrecht: Sardes (Sardes Speciale Editie 8).
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
20
Deze is aanwezig in andere speciale scholen, of in gespecialiseerde zorginstellingen als een revalidatiecentrum. Op de inclusieve school daarentegen is in principe alle speciale onderwijsondersteuning ‘in huis’ aanwezig om leerlingen met speciale onderwijsbehoeften te kunnen handhaven, mede door een vaste partnerrelatie met zorginstellingen buiten het onderwijs zoals het genoemde revalidatiecentrum. De schoolprofielen kunnen ook benaderd worden vanuit een ‘ontwikkelingsperspectief’, waarbij de netwerkschool als beginfase en de inclusieve school als eindfase wordt gezien. Op die manier kunnen scholen die zichzelf herkennen in één van de schoolprofielen, de intentie uitspreken om te streven naar een ander, nabijgelegen schoolprofiel. Bedenk dat deze vier schoolprofielen ideaaltypisch zijn. In de praktijk komen er allerlei (sub)varianten voor die uiteindelijk wel weer zijn te herleiden naar één van bovenstaande schoolprofielen op het gebied van speciale onderwijsondersteuning. Uiteraard is het schoolprofiel waartoe de school zich ontwikkelt ook geen statische grootheid. Schoolprofielen veranderen met de transformatie van de schoolpopulatie en de schoolkeuzen daaromtrent mee. Hierna worden de voorzieningen op de school per veld, na een omschrijving, ingedeeld als passend bij een netwerkschool, een smalle ondersteuningsschool, een brede ondersteuningsschool of een inclusieve school. We kiezen een karakterisering die zo dicht mogelijk bij de situatie van uw school komt. De beschrijving in de tabellen betreft dus niet een exacte beschrijving van de situatie van uw school. De volledige tabellen van de prototypes staan in de bijlage bij dit rapport. Veld 1: de hoeveelheid aandacht/handen in de klas De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van een smalle ondersteuningsschool. Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting Binnen de klas Binnen de school • Er is één paar handen in de klas, • Er is speciale de lk zorgen eventueel met extra onderwijsondersteuning door rt’er ondersteuning van oa/ou/mll voor en/of ib’er, op tijdelijke basis (een bijv. preteaching, extra leestijd, op enkel dagdeel of enkele dag per tijdelijke basis (enkele uren per week). week). • Er is speciale • Er wordt grotendeels gewerkt met onderwijsondersteuning door ab’er de gegeven groepsgrootte (± 25 (gedurende enkele uren per week). leerlingen). • Voor korte perioden kan de groep kleiner worden gemaakt door inzet van oa/ou/mll; de lk kan dan individuele leerling of subgroep leerlingen met speciale onderwijsbehoeften helpen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
21
De hoeveelheid aandacht, ofwel de ‘handen’ in de klas is afhankelijk van: de beschikbare formatie; de organisatie van de groepen in de school; de beschikbare handen van buiten de formatie (ouders, stagiaires…). Veld 2: de onderwijsmaterialen De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van een netwerkschool. Veld Binnen de klas 2. Onderwijsmaterialen
Er wordt waar nodig gebruik gemaakt van niveaudifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal voor de kernvakken, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Setting Binnen de school
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken en speciale pedagogische/ psychologische kenmerken (bijv. beloningssysteem).
Veld 3: de ruimtelijke omgeving De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van een netwerkschool. Veld 3. Ruimtelijke omgeving
Binnen de klas Aan de tafel van de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften wordt één-op-één begeleiding gegeven.
Setting Binnen de school Er is op de gang ruimte waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen kan plaatsvinden.
Veld 4: de expertise De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van een smalle ondersteuningsschool. Veld 4. Expertise
Setting Binnen de klas Binnen de school De lk hebben enige kennis van De rt’er en/of ib’er hebben enige en competenties op het gebied kennis van en competenties op van de speciale het gebied van vele speciale onderwijsbehoeften. onderwijsbehoeften. Enkele leerkrachten hebben Een aantal leerkrachten in het zich verdiept in de meest team heeft kennis van en voorkomende problemen / competenties op het gebied van aandoeningen / stoornissen. de speciale onderwijsbehoeften.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
22
Een manier om naar de groei van de expertise te kijken, is door het onderscheid te maken tussen teamexpertise en individuele expertise. De inzet van individuele expertise is altijd zinvol, maar heeft veel meer effect wanneer dit ingebed is in een expertomgeving van het team. Bijvoorbeeld een team dat een gezamenlijke expertise heeft op gedrag, weet veel meer opbrengst te halen uit de specifieke expertise van één van de leerkrachten op autisme, dan een team dat géén teamaanpak heeft. Veld 5: de samenwerking met andere instanties De omschrijving van de huidige situatie past bij het in bijlage 2 omschreven profiel van een netwerkschool. Veld 5. Samenwerking met andere instanties
Setting Binnen de klas Binnen de school Er is op basis van behoefte De lkr onderhouden samenwerking en afstemming met contacten met de ib’er om professionals uit so en op de hoogte te blijven. zorginstellingen
De behoefte aan samenwerking met andere instanties groeit mee met de aanwezigheid op school van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
23
4. Tot slot Over het geheel genomen is Jan Ligthart Driecant te karakteriseren als een netwerkschool. De aangegeven groeimogelijkheden op het algemene onderwijsconcept van de school en op de vijf velden bieden perspectief op een ontwikkeling naar een smalle ondersteuningsschool of op een versterking van het bestaande profiel. Netwerkschool
Smalle ondersteuningsschool
Brede ondersteuningsschool
Inclusieve school
Onderwijsconcept Onderwijsvoorzieningen: 1. Handen in de klas 2. Materialen 3. Ruimtelijke omgeving 4. Expertise 5. Relaties
De aangegeven groeimogelijkheden bieden kansen om meer leerlingen met speciale onderwijsbehoeften onderwijs te kunnen bieden, maar ook om de ‘gewone’ leerlingen meer aan hun specifieke onderwijsbehoeften aangepast onderwijs te bieden. Of een dergelijke groei wenselijk is, is vanzelfsprekend afhankelijk van de opvattingen van de school, haar schoolbestuur en het samenwerkingsverband waar zij deel van uitmaakt. Jan Ligthart Driecant toont zich net als de andere scholen van SWV Tilburg e.o. een open, gastvrije school die de discussie rond de onderwijsondersteuning naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Passend Onderwijs graag aangaat. Hopelijk ondersteunt dit rapport het team bij deze discussie. Met dank voor de prettige ontvangst, Pauline van der Zwet-Kortekaas
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
24
Bijlage 1: Enkele landelijke kengetallen Cijfers schooljaar 2011-2012 Per 100 leerlingen op een basisschool zijn er gemiddeld over het hele land: ~ 2,7 leerlingen sbo ~ 0,5 leerling cluster 2 ~ 1,3 leerlingen bekostigingscategorie 1 (langdurig zieken, zeer moeilijk lerenden, cluster 4)6 ~ 0,1 leerlingen bekostigingscategorie 2 (lichamelijke beperkingen) ~ 0,2 leerlingen bekostigingscategorie 3 (meervoudige beperkingen) ~ 1 leerling met een rugzak cluster 3 of 4 ~ 0,3 leerling met een rugzak cluster 2 De verblijfsduur van een leerling op het speciaal basisonderwijs is gemiddeld 4 (tot 5) jaar. Het gemiddelde deelnamepercentage aan het speciaal basisonderwijs bedraagt 2,8%. Bij een verblijfsduur van 4 jaar verwijst een basisschool gemiddeld 2,8% : 4 jaren = 0,7% per jaar. Bij een basisschool van bijvoorbeeld 300 leerlingen kan er gemiddeld per jaar een verwijzing naar het sbo van 0,7% van 300 leerlingen = 2,1 leerling verwacht worden. De verblijfsduur op het so schatten wij op 5 (tot 6) jaar. Bij een school van bijvoorbeeld 300 leerlingen zou je dus verwachten dat7: - eens in de drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 2; - twee keer in drie jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 3; - een keer in de twee jaar een leerling verwezen wordt naar cluster 4; - er 1 leerling is met rugzakje cluster 2; - er 1 leerling is met een rugzakje cluster 3; - er 2 leerlingen zijn met een rugzakje cluster 4.
6
Op grond van de cijfers van 2013 zijn de volgende bedragen aan de orde: < 8 jaar: categorie 1 € 9.111,00; categorie 2 € 13.594,00; categorie 3 € 20.558,00. > 8 jaar: categorie 1 € 8.385,00; categorie 2 € 14.716,00; categorie 3 € 21.595,00. 7 Deze aantallen zouden gelden wanneer alle leerlingen via het regulier onderwijs naar het speciaal onderwijs zouden stromen. In werkelijkheid vindt verwijzing soms al plaats vóór dat de leerling een reguliere school heeft bezocht.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
25
Bijlage 2: Speciale onderwijsondersteuning per schoolprofiel Tabel 1: Speciale onderwijsondersteuning op de netwerkschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting Binnen de klas Er is één paar handen in de 8 klas, de lkr zorgt zelf voor bijv. preteaching, werken aan de instructietafel, op tijdelijke basis (een uur per week). Er wordt gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen).
2. Onderwijsmaterialen
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis (gedurende enkele uren per week).
Er wordt waar nodig gebruik gemaakt van niveaudifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal voor de kernvakken, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken en speciale pedagogische/ psychologische kenmerken (bijv. beloningssysteem).
3. Ruimtelijke omgeving
Aan de tafel van de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften wordt één-op-één begeleiding gegeven.
Er is op de gang ruimte waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen kan plaatsvinden.
4. Expertise
De lkr hebben enige kennis van en competenties op het gebied van speciale onderwijsbehoeften.
De lkr onderhouden contacten met de ib’er om op de hoogte te blijven.
De rt’er en/of ib’er hebben enige kennis van en competenties op het gebied van de meest voorkomende speciale onderwijsbehoeften. Er is op basis van behoefte samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen.
5. Samenwerking met andere instanties
8
In deze tabel en de andere tabellen komen meerdere afkortingen voor. Daarbij staat lkr voor leerkracht, vlkr voor vakleerkracht, oa voor onderwijsassistent, ou voor ouder, mll voor medeleerling, rt’er voor remedial teacher, ib’er voor intern begeleider, ab’er voor ambulant begeleider, so voor speciaal onderwijs, lgf voor leerlinggebonden financiering, pgb voor persoonsgebonden budget, ihp voor individueel handelingsplan, opp voor ontwikkelingsperspectief.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
26
Tabel 2: Speciale onderwijsondersteuning op de smalle ondersteuningsschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
Setting
2. Onderwijsmaterialen
Binnen de klas Er is één paar handen in de klas, de lk zorgen eventueel met extra ondersteuning van oa/ou/mll voor bijv. preteaching, extra leestijd, op tijdelijke basis (enkele uren per week). Er wordt grotendeels gewerkt met de gegeven groepsgrootte (± 25 leerlingen). Voor korte perioden kan de groep kleiner worden gemaakt door inzet van oa/ou/mll; de lk kan dan individuele leerling of subgroep leerlingen met speciale onderwijsbehoeften helpen. Er wordt gebruik gemaakt van niveau- en tempodifferentiatie in de lesmethoden. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden.
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door rt’er en/of ib’er, op tijdelijke basis (een enkel dagdeel of enkele dag per week). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele uren per week).
Er zijn onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken (bijv. pictogrammen) en speciale pedagogische/ psychologische kenmerken. Er wordt op projectbasis gewerkt aan het pedagogisch klimaat.
3. Ruimtelijke omgeving
Er is een aparte plek (bijv. prikkelarm hoekje) waar één-opéén begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan plaatsvinden.
Er is op de gang ruimte waar één-op-één begeleiding of begeleiding van een (sub)groepje leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan plaatsvinden.
4. Expertise
De lk hebben enige kennis van en competenties op het gebied van de speciale onderwijsbehoeften. Enkele leerkrachten hebben zich verdiept in de meest voorkomende problemen / aandoeningen / stoornissen.
De rt’er en/of ib’er hebben kennis van en competenties op het gebied van vele speciale onderwijsbehoeften. Een deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van de speciale onderwijsbehoeften.
De lk onderhouden contacten met de ib’er om op de hoogte te blijven.
5. Samenwerking met andere instanties
Er is geregelde samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
27
Tabel 3: Speciale onderwijsondersteuning op de brede ondersteuningsschool Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting Binnen de klas Er zijn twee paar handen in de klas, door oa, voor aanvullende begeleiding, op tijdelijke basis (gedurende enkele dagdelen per week). De groepen zijn kleiner.
Er wordt niveau- en tempodifferentiatie toegepast binnen de lesmethoden. Voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften zijn er aparte methoden beschikbaar. Er is aanvullend remediërend materiaal, behorend bij de gebruikte lesmethoden. Er wordt lesstof aangeboden vanuit leerlijnen die gebaseerd zijn op de kerndoelen.
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door rt’er en/of ib’er, op semi-permanente basis (gedurende enkele dagen per week). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele dagdelen per week). Er is een orthotheek met onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische /psychologische kenmerken en fysieke/ lichamelijke kenmerken. Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling (bijv. Leefstijl).
3. Ruimtelijke omgeving
Er zijn aparte plekken waar éénop-één begeleiding en begeleiding van (sub)groepjes leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan plaatsvinden.
Er is een aparte ruimte voor andere functies (bijv. voor verzorging of voor een time-out).
4. Expertise
Meerdere lk hebben veel kennis en competenties op het gebied van de stoornissen en beperkingen van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Via collegiale consultatie en intervisie blijven lk scherp.
De ib’er, rt’er en lk werken regelmatig samen met professionals van externe instanties (bijv. algemeen maatschappelijk werk, RIAG, GG&GD)
Een groot deel van het team heeft kennis van en competenties op het gebied van de specifieke onderwijsbehoeften van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Experts m.b.t. voorkomende stoornissen en beperkingen zijn direct beschikbaar (bijv. schoolmaatschappelijk werker, logopedist). Er is op regelmatig samenwerking en afstemming met professionals uit so en zorginstellingen (bijv. gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van ihp). Externe experts zijn op afroep beschikbaar als daar behoefte aan is (bijv. faalangsttrainer).
5. Samenwerking met andere instanties
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
28
Tabel 4: Speciale onderwijsondersteuning op de inclusieve school Veld 1. Hoeveelheid aandacht en tijd
2. Onderwijsmaterialen
Setting Binnen de klas Er zijn twee paar handen in de klas, door lk/oa voor intensieve (één-op-één) begeleiding, op permanente basis (gedurende de gehele week). Er wordt gewerkt in kleinere groepen.
Binnen de school Er is speciale onderwijsondersteuning door vlk, rt’er en/of ib’er op permanente basis (gedurende alle dagen). Er is speciale onderwijsondersteuning door ab’er (gedurende enkele dagen per week).
Leerlingen met speciale onderwijsbehoeften volgen (individuele) leerlijnen in de kernvakken, gebaseerd op de kerndoelen. Er zijn onderwijsmaterialen aanwezig met speciale didactische kenmerken, speciale pedagogische / psychologische kenmerken en fysieke / lichamelijke kenmerken, tegemoetkomend aan kindspecifieke belemmeringen (bijv. verpleegmateriaal voor langdurig zieke kinderen).
De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften (bijv. rolstoelgebruik), de lokalen zijn ruim bemeten, bieden deelruimtes voor diverse activiteiten.
3. Ruimtelijke omgeving
Er is een rijk geoutilleerde orthotheek met onderwijsmaterialen beschikbaar die tegemoet komen aan specifieke didactische kenmerken, speciale pedagogische/psychologische kenmerken en fysieke/lichamelijke kenmerken Er wordt door de hele school gewerkt met een speciaal programma voor de sociaalemotionele ontwikkeling (preventief pedagogisch schoolklimaat). De binnen- en buitenruimte zijn volledig aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften (bijv. rolstoelgebruik, time-out), voor speciale verzorging (bijv. revalidatie, fysiotherapie) en voor speciale leerbehoeften (bijv. schooltuin). Er zijn meerdere aparte ruimtes met een eigen functie (bijv. voor time-out).
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
29
4. Expertise
De lk zijn experts op het gebied van speciale onderwijsbehoeften. Daartoe zijn scholings- en certificeringstrajecten gevolgd (bijv. akte so en master SEN). De lk laten zich voortdurend bijscholen, m.b.v. coaching en ‘training on the spot’ (videointeractie-begeleiding). Via externe audits/ex ante inspectiebezoeken blijven lk scherp.
5. Samenwerking met andere instanties
De ib’er, rt’er en lk werken intensief samen met professionals van externe instanties (hogescholen en universiteiten), benutten nieuwe wetenschappelijke inzichten en evidence based behandelingsmethoden (na raadpleging databank Effectieve jeugdinterventies*).
Het gehele team heeft kennis van en competenties op het gebied van de specifieke onderwijsbehoeften van de leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Experts vanuit meerdere disciplines met betrekking tot alle voorkomende stoornissen en beperkingen zijn direct beschikbaar (bijv. schoolmaatschappelijk werker, orthopedagogisch specialist, logopedist, kinderfysiotherapeut, schoolpsycholoog). Er is een ouderconsulent die belangen behartigt van ouders, hen wegwijs biedt in de ‘wereld die zorg/ondersteuning heet’ (bijv. bij aanvragen lgf/pgb). Er is op structurele basis intensieve samenwerking en afstemming met so en andere zorginstellingen (ook met Bureau Jeugdzorg) voor alle leerlingen met speciale onderwijsbehoeften (bijv. gezamenlijke bijdrage aan uitvoering van ihp). Externe experts zijn op afroep beschikbaar (bijv. speltherapeut, faalangsttrainer, maar ook wijkagent, wijkverpleegkundige/schoolarts, leerplichtambtenaar). De school biedt i.s.m. instellingen aantrekkelijke (opvoedings)cursussen aan voor ouders.
* Op de webpagina www.jeugdinterventies.nl van het NJi (Nederlands Jeugdinstituut) wordt bijgehouden wat in de speciale onderwijsondersteuning werkt, wat wetenschappelijk bewezen is in de praktijk.
IVO rapport ondersteuningsprofiel Jan Ligthart Driecant M&O-groep 2013
30