DE LAATSTE VLUCHT VAN
LONDON’S PRIDE AND JOICE DE LANCASTERCRASH OP HEIMOLEN TE SINT-NIKLAAS
21/22 MEI 1944
ONDERZOEKSVERSLAG VAN RAYMOND HEYMANS & PIET VAN BOUCHAUTE UITGEGEVEN N.A.V. DE BIJZONDERE HERDENKINGSMANIFESTATIE OP DE BEGRAAFPLAATS TEREKEN ZATERDAG 31 MEI 2014
© Stadsarchief Sint-Niklaas, Hendrik Heymanplein 3, 9100 Sint-Niklaas & Raymond Heymans, Sint-Niklaas Verantwoordelijke uitgever: Lieven Dehandschutter, burgemeester, Grote Markt 1, 9100 Sint-Niklaas
Ter inleiding Op zaterdag 31 mei 2014 wordt op initiatief van Sint-Niklazenaar William Albertyn op de stedelijke begraafplaats Tereken een eenmalige bijzondere herdenking georganiseerd voor de gesneuvelde Brits-Canadese bemanning van Lancaster LL851 BQ-V. Deze manifestatie kadert in een reeks van drie plechtigheden van de RAF 550 Squadron and North Killingholme Association, waarbij ook de crashes in Rebecq en Westerlo herdacht worden, respectievelijk op woensdag 28 mei en zondag 1 juni 2014. Het Koninklijk Actie- en Coördinatiecomité der Patriottische Groeperingen (KACPG) en het Sint-Niklase stadsbestuur verlenen hun volle medewerking aan dit evenement. Het Stadsarchief Sint-Niklaas neemt deze gelegenheid te baat om in beknopte vorm het feitelijk relaas van de fatale gebeurtenissen van 21/22 mei 1944 uit de doeken te doen. Het heeft daarvoor een beroep kunnen doen op de kennis en het onderzoekswerk van Raymond Heymans, die bereidwillig heeft meegewerkt aan de redactie van onderstaande studie.
Intensief RAF-offensief Vanaf de nacht van 31 maart/1 april 1944 start de Royal Air Force (RAF) met de voorbereidingen van de invasie in Normandië. Tot dan zijn de Britse bommenwerpers ingezet om de algemene weerstand van Duitsland te verzwakken. In het vooruitzicht van D-day krijgen zij nu de opdracht om heel precieze doelwitten in het hinterland van de beoogde landingsplaatsen te raken. Bevelhebber Sir Arthur Harris geeft zijn eskaders instructies om Franse en Belgische spoorlijnen te vernielen of te ontwrichten, waardoor de Duitse troepen aan de Noord-Franse kust logistiek geïsoleerd kunnen worden. Zijn tactisch plan omvat ook een misleidingsmanoeuvre, waarbij raids uitgevoerd worden in de noordelijker gelegen zone van Pas de Calais. Vijandelijke kampen, kustbatterijen, munitiedepots, wapenfabrieken, radarinstallaties en voorraadmagazijnen in Frankrijk en België worden eveneens geviseerd. De verwoesting van de Duitse vliegtuigfabriek in Toulouse in de nacht van 5/6 april is een groot militair succes. 144 Lancasters van groep 5 voeren de aanval uit met een opmerkelijke nauwkeurigheid. Er vallen ook tragische missers te betreuren. Op 9/10 april zijn 450 Franse burgers gedood door verkeerd geworpen bommen op een woonzone in Rijsel; diezelfde nacht is per vergissing een buurt met burgerwoningen in Villeneuve-Saint-Georges (vlakbij Parijs) tot puin gereduceerd. Tijdens nachten wanneer de RAF-inzet niet of niet volledig vereist is voor invasieacties, laat Harris Duitse steden bombarderen, als de omstandigheden daarvoor gunstig zijn. Op 1/2 april worden 35 Mosquito‟s naar Hannover gestuurd, zeven naar Aken en zes naar Krefeld. „No aircraft lost‟, melden de oorlogsdagboeken van het Britse Bomber Command. Keulen, Aken, Essen en Duisburg worden op 4/5 april bestookt door in totaal 57 Mosquito‟s, andermaal zonder enig verlies. Op 6/7 april zijn Hamburg, de Ruhr en het Rijnland het mikpunt van 49 Mosquito‟s, waarvan er één verloren gaat. Duisburg, Osnabrück en de Kruppsateliers in Essen worden op 8/9 april onder vuur genomen door 40 Mosquito‟s, die intact naar hun basis terugkeren. Vanaf 11 april wordt de machtsontplooiing van de RAF in het Duitse luchtruim sterk uitgebreid en geïntensifieerd, met meer risico‟s voor het materieel en de manschappen. 341 Lancasters en 11 Mosquito‟s strooien op 11/12 april een bommentapijt op het centrum en het zuiden van Aken. Negen Lancasters worden daarbij opgeofferd. Na wat kleinschaliger operaties boven Osnabrück (12/13 april), Berlijn (13/14 april) en Keulen (17/18 april) volgt op 20/21 april een massaal offensief op het noorden en westen van Keulen. 357 Lancasters en 22 Mosquito‟s verwoesten of beschadigen talloze nijverheids- en handelsgebouwen,
stations, kerken en kapellen, huizen en appartementen. Er ontstaan meer dan 1200 aparte brandhaarden. Cinema Capitole brandt volledig uit. 664 personen worden gedood en 1067 mensen zijn zwaargewond. De Britse bommen zijn zo krachtig dat zij tot in de schuilkelders doordringen. Vier Lancasters blijven achter. Soortgelijke grootscheepse en veelal vernietigende aanvallen worden de daaropvolgende dagen herhaald boven Düsseldorf en Brunswijk (22/23 april), Karlsruhe en München (24/25 april), Essen en Schweinfurt (26/27 april) en Friedrichshafen (27/28 april). 83 Lancasters en 39 Halifaxes zijn daarbij neergehaald. De weken daarna tot 19 mei 1944 concentreert de Britse luchtmacht zich haast volledig op zijn activiteiten in Frankrijk en België, met onder meer ook bombardementen op Mechelen (1/2 mei), Leopoldsburg (11/12 mei), Hasselt en Leuven (11/13 mei) en Kortrijk (14/15 mei). Van 20 mei tot 6 juni 1944 wordt nog een nieuwe reeks bombardementsacties uitgevoerd boven Duitsland en door Duitsers bezette gebieden. Op 20/21 mei zijn dertig Mosquito‟s uitgestuurd naar Düsseldorf. De lucht is er fel bewolkt, het Oboe-navigatiesysteem werkt niet optimaal, waardoor de bommen vrij onnauwkeurig gedropt worden: in Wuppertal, 17 mijl ten oosten van Düsseldorf, komen die nacht 71 mensen om. Geen enkele Mosquito wordt geraakt. De volgende nacht vertrekken 510 Lancasters en 22 Mosquito‟s van de groepen 1, 3, 5 en 8 naar Duisburg, waar de lucht even betrokken is als de dag voordien. Toch heeft deze zending het gewenste effect. 350 gebouwen in het zuidelijk stadsgedeelte worden vernield, 665 andere bouwwerken zwaar beschadigd en 124 mensen zijn dodelijk getroffen. 29 Lancasters – zo‟n 5,5 % van de betrokken vloot – keren niet meer terug naar het thuisfront. Drie andere Lancasters geraken verloren tijdens simultaan verlopende droppings boven de Friese eilanden, Helgoland, het Kattegat en de Kielbaai, waarbij mijnen uitgegooid zijn. De Britse luchtaanvallen gaan onverminderd voort. De residentiële wijken ten zuiden van Dortmund worden op 22/23 mei zwaar aangepakt door 361 Lancasters en 14 Mosquito‟s. Een gelijktijdige raid boven Brunswijk mist zijn doel door slechte weersomstandigheden en een falende communicatie. De bommen komen merendeels op het omliggende platteland terecht en er vallen geen slachtoffers. Op 24/25 en 27/28 mei worden in Aken de cruciale spoorverbindingen met Frankrijk buiten werking gesteld door krachtige RAFbombardementen. De operationele statistieken van het Britse Bomber Command geven een goed beeld van het overwicht van de RAF-luchtvloot in deze beslissende kantelfase van de Tweede Wereldoorlog. Van 31 maart tot 5 juni 1944 vinden gedurende 57 nachten en zes dagen operaties plaats. ‟s Nachts zijn 24.060 vluchten uitgevoerd, overdag slechts twaalf. 525 vliegtuigen (of 2,2 % van de gehele vloot) gingen daarbij verloren, uitsluitend tijdens de nachtelijke acties. Circa 75.748 ton bommen zijn uitgeworpen. Per 24 u zijn gemiddeld 364,7 vluchten georganiseerd, zijn er acht vliegtuigen neergestort en 1147,7 ton bommen gedropt.
Lancaster LL851 BQ-V Bij de 532 RAF-vliegtuigen die deelnemen aan het bombardement op Duisburg in de nacht van 21/22 mei 1944 is ook een Lancaster I met het identificatienummer LL851 BQ-V. Hij maakt deel uit van het 550ste smaldeel (groep 1), gestationeerd te North Killingholme in Lincolnshire, en is genaamd London‟s Pride and Joice. Dit viermotorige, zware type bommenwerper is een verbeterde versie van de tweemotorige Avro Manchester, waarvan hij uiterlijk vooral verschilt door het ontbreken van een centrale verticale staartvin. De Lancaster I is 21,18 m lang en 5,97 m hoog, heeft een spanwijdte van 31,09 m en een vleugel-
oppervlak van 120 m². In lege toestand weegt hij 16.705 kg; hij kan met bemanning en vracht een maximaal gewicht aan van 29.000 kg. Hij wordt aangedreven door vier cilindermotoren Rolls Royce Merlin XX V12, die elk een vermogen hebben van 954 kW, kan een topsnelheid halen van 450 km per uur en heeft een actieradius van 4300 km. De Lancaster I kan een bommengewicht torsen van 10 ton. Het boordgeschut bestaat uit acht 7,7 mm Browning machinegeweren in drie gevechtskoepels. Op 9 januari 1941 is een geslaagde eerste testvlucht gehouden met een prototype.
London‟s Pride and Joice is bemand door flying officer Leslie Ronald Dunham (navigator, 21 jaar), de pilot officers Peter James Dukelow (pilot, 21 j.), Herman Earl MacDuff (air gunner = boordschutter) en Leslie Robert Towsley (air bomber = bommenrichter, 21 j.) en de sergeanten Donald Sidney Bruty (flight engineer = boordmecanicien, 24 j.) en Sidney Alfred Jarvis (air gunner, 19 j.) en David Alfred William Mayo (wireless operator = radio-operator en air gunner). Towsley en MacDuff behoren tot de Royal Canadian Air Force (RCAF). Op 22.40 u stijgt hun Lancaster op. Bij de terugvlucht na de militair succesvolle zending wordt het toestel fataal getroffen door een nog onbekende Duitse nachtjager uit de zone Venlo, Sint-Truiden (Brustem) of Florennes. Het stort in de nacht van 21/22 mei omstreeks 1.50 u brandend neer op een veld gelegen ca. 3 km ten zuidwesten van het Sint-Niklase stadscentrum, tussen de Wever- en Heimolenstraat.
Het 550ste eskader verliest diezelfde nacht nog twee andere Lancasters en hun voltallige Britse bemanning. In de buurt van Oosterwijk, 3 km ten noordwesten van Tongerlo (provincie Antwerpen), crasht Lancaster I DV309 BQ-S (type I) omstreeks 1.51 u. Flight sergeant G. W. Hinde en zijn zeskoppig team van sergeanten sneuvelen. Zij worden op 23 mei 1944 samen begraven te Deurne bij Antwerpen. Oberleutnant Heinz Schnaufer van het Duitse Jagdkorps claimt deze zege, die al de 67ste is op zijn palmares. Vijf slachtoffers zijn later overgebracht naar de Antwerpse begraafplaats Schoonselhof. Lancaster III LM319 BQ-A (type 3) wordt eveneens neergehaald door een vijandelijk jachtvliegtuig en stort te pletter in Dülken, een stadje 4 km ten westen van Viersen (Nordrhein-Westfalen). Vluchtverantwoordelijken F. J. W. Smith en R. E. Porter en hun vijf kameraden krijgen op 24 mei 1944 een laatste rustplaats op het kerkhof van Dülken. Sinds 1945 zijn zij herbegraven op het Reichswald Foreign War Cemetery in Kleef (vlakbij de Nederlandse grens, in de buurt van Nijmegen), de grootste begraafplaats van het Britse Gemenebest in Duitsland.
Levenseinde op een Wase akker Adjunct-commissaris Julien Vermeulen van de Sint-Niklase politie krijgt van korpschef Adolphe Cryns de opdracht om meteen ter plaatse te gaan. De agenten Alfons De Pauw en Albert Braem vergezellen hem. Vermeulens oorspronkelijke verslag over de ramp is niet teruggevonden in de bewaarde processen-verbaal van 1944. In Cryns‟ ongepubliceerde memoires bevindt zich wel een – soms ietwat gammele – Engelse vertaling ervan, vermoedelijk opgemaakt ter informatie van de plaatselijke bevelhebber van de Britse troepen na de bevrijding. Vermeulens rapport is opgesteld op 22 mei 1944 om 2.15 u. Hij stelt vast dat de Lancaster op een 4000 m2 uitgestrekte akker terechtgekomen is, die bewerkt wordt door landbouwer Albert Van Hoornick uit de Weverstraat (Waasmunster). De resten van het vliegtuig liggen verspreid over een afstand van meer dan 1 km. Het zogenaamde karkas, dat nog in lichterlaaie staat, heeft een put gemaakt van 4 m diep en 20 m lang. De geteelde gewassen, onder meer rogge en aardappelen, zijn helemaal vernield. De Duitse Feldgendarmerie is al aanwezig. Van hun luitenant verneemt Vermeulen dat het om een viermotorig Brits vliegtuig
gaat. Ondertussen is de Sint-Niklase brandweer druk bezig met het blussen. Wanneer het vuur bijna gedoofd is, worden op zo‟n 100 m van het wrak twee verkoolde lichamen gevonden, waarvan enkel de schoenen nog te herkennen zijn. Naast één van deze doden ligt een volledig geopende parachute. 50 m verderop in de richting van de Heimolenstraat treft de adjunct-commissaris een ander, volledig onherkenbaar lijk aan en vlak in de buurt ziet hij een onthoofd, verkoold lichaam liggen. De Feldgendarmerie, die instaat voor de ordehandhaving, verzoekt Vermeulen en zijn medewerkers om het terrein te verlaten. De Pauw en Braem moeten de volgende uren de veldvruchten beschermen tegen nieuwsgierige toeschouwers. Vanaf 9 u neemt een sectie van de Vlaamsche Wacht het toezicht waar. Een ploeg van de lokale Passieve Luchtbescherming vindt omstreeks 10 u nog drie andere verkoolde lichamen. Aan de hand van herkenningstekens worden vijf slachtoffers geïdentificeerd. De stoffelijke resten van de sergeanten Mayo en Towsley blijven voorlopig nog anoniem. In zijn later opgesteld Engelstalig verslag meldt commissaris Cryns dat de zevenkoppige bemanning op 23 mei 1944 op het stedelijk kerkhof van Tereken begraven is, onder de grafnummers 32970-32975. De verkoolde restanten van de twee nog niet herkende doden zijn samengevoegd in het graf 32975. Cryns deelt tevens mee dat een zekere Geoffrey Joseph Yung [sic] afkomstig van Essex uit de Lancaster is gesprongen en de enige overlevende is van de crash op Heimolen. Naderhand is gebleken dat dit een misvatting is: sergeant G. J. Young is één van de drie overlevende bemanningsleden van een andere Lancaster met identificatienummer ND976 KM-R, die om 22.47 u opgestegen is in Dunholme Lodge en dezelfde nacht neerstort op Sint-Annapolder in Doel. Samen met vluchtingenieur D. V. Airey wordt hij daar door de Duitsers krijgsgevangen genomen. De Canadese sergeant R. O. Murray kan eveneens zijn hachje redden. Met de hulp van Wase verzetslui slaagt hij er bovendien in om te ontsnappen en heelhuids terug te keren naar Groot-Brittannië. De Australische piloot L. W. Dunn en de Britse sergeanten J. Southern, C. MacFadyen en I. B. Thomas worden dood aangetroffen en zijn begraven op het oorlogskerkhof van Leopoldsburg.
Opschudding bij omwonenden Het spectaculaire ongeluk op Heimolen maakt uiteraard grote indruk op de buurtbewoners. De in 1997 uitgegeven brieven van Frans Lefebure uit Elversele geven een idee van de veroorzaakte commotie: “Om niet uit de gewoonte te gaan, is er nog maar weer eens een
vliegtuig neergestort, een beetje voorbij de Roskam. Een paar akkers verder als den vorigen. Het was eergisterennacht om 2 uren. Ik zou er in alle geval niets van gehoord hebben, had mijn vader mij niet wakker gemaakt met de woorden „Valt om de liefde Gods niet op ons huis‟. Van die woorden werd ik wakker. Met gillende motoren op volle kracht raasde een vliegtuig in lichterlaaie rakelings over de toppen van Leon Baeck zijnen bogaard. Gans den omtrek was verlicht door het brandend tuig. „k Had geen ander gedacht of hij ging te pletter storten in de Lokers, maar hij schoot nog verder tot op Heimeulen. Had die op het dorp moeten vallen! We hebben nog hartelijk moeten lachen om de zotte kuren die sommigen uitgestoken hebben van de schrik. Enen uit onze straat, die zijn valies al ingepakt had (niet uit schrik maar uit voorzorg tegen alle voorvallen, gelijk hij zei), holde in dien bewusten nacht – ik stond te kijken voor de dakvenster -, zijn broek in zijn 2 handen krampachtig vasthoudend en met vliegende vaandels, de straat op. Recht naar den Duivenhoek, natuurlijk zónder valies. En nen anderen, ook in zijn slippen maar met nen hoed op, daarachter op 4 lengtens. Wat die op straat gingen zoeken, dat wisten ze waarschijnlijk zelf niet. Ze hebben ginder wat staan koude lijden, want het was na het overrazen van het vliegtuig doodstil geworden. De twee zijn teruggekomen met een valling en ne stijven nek.”
Identificatie en begrafenis Uit de correspondentie tussen de Sint-Niklase burgemeester Emiel Van Haver en Sonderführer und Gräberoffizier von Tin van de Kreiskommandantur Sint-Niklaas blijkt dat een sluitende identificatie van de slachtoffers onmiddellijk na de ramp niet mogelijk is. Op 23 mei 1944 laat de burgemeester weten dat zes lijkkisten met de „Ueberbleibselen der englischen Piloten ‟ overgebracht zijn naar de stedelijke begraafplaats in Tereken, waar de teraardebestelling heeft plaatsgevonden. Hij voegt eraan toe dat bij de eerste drie graven – waarschijnlijk voorlopige – opschriften zijn aangebracht met de namen Dukelor (nr. 32970), Dunham L. R. (32971) en Pilot Offiz. Maeduff (32972). Voor de graven 32973-32975 is nog geen naamsvermelding opgemaakt. In zijn antwoordbrief van 25 mei bericht officier von Tin dat inmiddels al zes namen bekend zijn. Hij geeft de opdracht om op de grafkruisen volgende opschriften aan te brengen:
Sarg Nr.
Grab Nr.
(Text für das Grabkreuz!)
1
32.970
Britischer Flieger DUKELOH Gef[allen] 22. 5. 1944
2
32.971
Britischer Flieger Sgt. L. R. DUNHAM Erkennungsmarke Nr. 1615768 gef. 22. 5. 1944
3
32.972
Kanadischer Fliegeroffizier H. E. MACDUFF Erkennungsmarke Nr. J 19534 gef. 22. 5. 1944
4
32.973
Britischer Flieger Sgt. BRUTY gef. 22. 5. 1944
5
32.974
Britischer Flieger Sgt. LARSON Erkennungsmarke Nr. R 109032 gef. 22. 5. 1944
6
32.975
Britischer Flieger Sgt. TOWS gef. 22. 5. 1944
In graf 32975 zijn overblijfselen van een zevende slachtoffer bijgezet. De afgevaardigde van de Kreiskommandant vraagt om hierbij een apart kruis te plaatsen met de vermelding:
Unbekannter britischer oder Kanadischer Flieger gef. 22. 5. 1944 De foutieve vermelding van sergeant J. W. Larson als slachtoffer is klaarblijkelijk veroorzaakt door de vondst van een lederen attribuut – allicht een schoen – , waarop zijn naam staat. Bij nader onderzoek is aangenomen dat één van de bemanningsleden Larsons schoeisel per abuis aangetrokken moet hebben.
Het stadsbestuur moet de eiken grafkruisen met tekst op kosten van het Duitse Rijk laten vervaardigen door de schrijnwerkerij en trapmakerij De Bonte Gebroeders & Zuster, Vermorgenstraat 21 te Sint-Niklaas. De prijs per stuk mag niet meer bedragen dan 125 frank. De eveneens door De Bonte geleverde doodskisten mogen maximaal 250 frank per stuk kosten. Het verdere onderhoud van de graven is een taak voor de Belgische staat en het stadsbestuur. Het lijkentransport vanuit het kasteel Hof ter Spreess (thans Kuilstraat 11-15 te Waasmunster) naar het kerkhof is uitgevoerd door de Moderne Huurhouderij Achiel Van de Vyver, Raap 32 te Sint-Niklaas, die ook twee bedienden ter beschikking heeft gesteld. Op 19 juni 1944 dient de firma hiervoor een factuur ten bedrage van 340,50 frank in bij het stadsbestuur. De Bonte maakt op 14 juni 1944 een rekening van 1750 frank op voor 7 stuks doodskisten. De levering van 7 stuks eiken kruisen met tekst voor de som van 875 frank wordt op 28 juli 1944 gefactureerd. Beide rekeningen zijn gericht aan de Commissie van Openbare Onderstand van Sint-Niklaas. De bescheiden begrafenisceremonie, georganiseerd op 23 mei 1944, is bijgewoond door commissaris Adolphe Cryns en een afvaardiging van het stedelijk politie- en brandweerkorps. Zij is geleid door officier von Tin, bijgestaan door drie Duitse soldaten, die de laatste militaire eer bewijzen aan de Brits-Canadese crew. Voor deze manifestatie is de begraafplaats afgesloten voor het publiek. Van de plechtigheid is een kleine fotoreportage gemaakt, waarvan afdrukken opgenomen zijn in Cryns‟ memoires. “Deze photo‟s werden genomen buiten het weten van de Duitsers die zulks niet dulden ”, noteert de commissaris hierover. Deze mededeling lijkt weinig aannemelijk. Fotograferen tijdens de Duitse bezetting is inderdaad ten strengste verboden. De goed gekadreerde foto‟s geven een professionele, haast journalistieke indruk. Zij zijn vanuit verschillende posities op het kerkhof gemaakt – bij de ingang, op het gangpad en bij de grafkuil –, waardoor de fotograaf onmogelijk onopgemerkt kan zijn gebleven. Het is veeleer denkbaar dat de opnames rechtstreeks in opdracht van de Kommandantur vervaardigd zijn en dat Cryns er later reproducties van heeft kunnen bemachtigen. Een formele brief van commissaris Cryns aan de Commander of the Civil Affairs, St. NicolasWaes de dato 4 januari 1945 toont aan dat er op dat ogenblik nog steeds heel wat onduidelijkheid heerst over de identiteit van de verongelukte bemanning. Cryns heeft het over in totaal acht doden, maar beschikt slechts over partiële gegevens van zes slachtoffers: “The aeroplane had the following pilots on board: 1 – Engl. pil. Dukelow; 2 – Engl. pil.
Dunhum L. R. Off. number of recognition 1615768; 3 – Canad. pil. Macduff H. E., number of recognition J.19534; 4 – Engl. pil. Bruty; 5 – Engl. pil. Jarvis (The germans said to us: Larson, number of recognition 109032); 6 – Engl. pil. Townsley (to us was stated: Towns); 7 – Canad. pil. unknown – (according to informations given to us by an officer of the English armee – Belgian Brigade – his name must be sergeant Mayo) ”. Overzeese communicatie De Canadese luchtmacht verwittigt spoedig de familie van pilot officer /air gunner Herman Earl MacDuff. Na een eerste telegrafische boodschap zendt de Casualty Officer op 29 mei 1944 een brief aan vader J. C. MacDuff, Chute au Blondeau in Ontario. Hij bevestigt daarin dat diens zoon vermist is: “Dear Mr. MacDuff,
It is with deep regret that I must confirm our recent telegram informing you that your son, Pilot Officer Herman Earl MacDuff, is reported missing on Active Service.
Advice has been received from the Royal Canadian Air Force Casualties Officer, Overseas, that your son and the entire crew of his aircraft failed to return to their base after taking off to carry out bombing operations over Duisberg, Germany, on the night of May 21st, and the early morning of May 22nd, 1944. The tars "missing" is used only to indicate that his whereabouts is not immediately known and does not necessarily mean that your son has been killed or wounded. He may have landed in enemy territory and might be a Prisoner of War. Enquiries have been made through the International Red Cross and all other appropriate sources and I wish to assure you that any further information received will be communicated to you immediately. There was one other member of the Royal Canadian Air Force in the crew, Sergeant L. H. Towsley, and he also has been reported missing. His next-of-kin is his father Mr. F. S. Towsley, and his address is 760 Ernestine Avenue, Fort William, Ontario. Your son‟s name will not appear on the official casualty list for five weeks. You may, however, release to the Press or Radio the fact that he is reported missing, but not disclosing the date, place, or his unit. Permit me to extend to you my heartfelt sympathy during this period of uncertainty and I join with you and the members of your family in the hope that better news will be forthcoming in the near future. Yours sincerely, R.C.A.F. Casualty Officer, for Chief of the Air Staff “ In een schrijven van 9 november 1944 wordt de familie MacDuff erover ingelicht dat hun vermiste verwant effectief overleden is. Zij blijft wel nog enkele maanden in het ongewisse over de concrete omstandigheden van zijn dood. Kort voor de definitieve capitulatie van Duitsland en zijn bondgenoten op 8 mei 1945 krijgt de familie meer gedetailleerde informatie. Op 26 april 1945 brengt het Canadese leger de MacDuffs op de hoogte over de gebeurtenissen van 21/22 mei 1944. Het Belgische Rode Kruis heeft een rapport ter zake overgemaakt aan de Missing Research and Enquiry Service in Parijs: “The report states that according to information received from the Belgium Red Cross,
on the night of May 21st or the early morning of May 22nd, 1944 the aircraft crashed in the vicinity of Heimolen, Belgium which was then occupied by the enemy, apparently on its return trip from the target Duisberg. The entire crew was instantly killed. Their bodies were recovered and buried in the west corner of the cemetery of St. Nicolas. The funeral was conducted by a German Officer of the Luftwaffe who made a short speech in which he said „We greet a last time the killed comrades. In death we are all alike.‟ A Chaplain was present at the mortuary.[…]” Bij de brief zijn reproducties gevoegd van foto‟s van de graven. Deze beelden zijn naar verluidt genomen door een Duitse officier en via het Rode Kruis van Sint-Niklaas bezorgd aan de Red Cross Graves Commission. Op de foto‟s zijn de kruisen van de meeste slachtoffers leesbaar, met de nog steeds onjuiste, niet correct gespelde en/of onvolledige namen. Enkel het opschrift voor MacDuff blijkt behoorlijk te kloppen. De Imperial War Graves Commission zal er evenwel zo spoedig mogelijk voor zorgen dat de identiteitsgegevens gerectificeerd en aangevuld worden. In zijn slotzin betuigt de luchtmachtofficier nogmaals zijn medeleven: “May I again extend to you and the members of your family my sincere sympathy in the loss of your gallant son ”.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt de identiteit van de neergestorte bemanning vlug opgehelderd. Er ontstaat wel enige verwarring en discussie over de toewijzing van de graven. De afdeling Graves Registration and Enquiries van het Britse ministerie van Defensie meldt de Canadese luchtmacht op 5 juli 1945 dat het graf 9 definitief vastligt als de laatste rustplaats van de Canadese pilot officer/air bomber Leslie Robert Towsley. De graven 8 en 10 zijn geregistreerd als een collectief graf voor de stoffelijke resten van de Britse sergeant/air gunner Sidney Alfred Jarvis en zijn landgenoot wireless operator/air gunner David Alfred Mayo. Daarbij wordt graf 8 toegewezen aan Jarvis en graf 10 aan Mayo. Deze werkwijze lokt aanzienlijke weerstand uit bij de Britse dienst Graves Services NorthWest Europe, zo blijkt uit een vervolgbrief van 9 augustus 1945. De fysieke onderbreking van een collectief door een individueel graf kan niet door de beugel. Daarom is een andere, ietwat bevreemdende oplossing uitgedokterd: “[…] It has been represented that it is likely to complicate records and marking if Graves
8-10 are to be so recorded and marked as a Collective Grave when an intervening grave is allotted to a definitely identified body. In this case, Grave No. 9 which is that of Sergeant Towsley.
In the circumstances, instructions have now been issued for graves numbers 8 and 10 to be marked respectively as those of Sergeant Jarvis and Sergeant Mayo, but the words „Buried near this spot‟ will be added to the cross before their names. The result is that Graves 8-10 are not now a collective grave for these two N.C.O.‟s, but either 8 or 10.” Sint-Niklaas herdenkt en huldigt In het raam van de viering van 50 jaar bevrijding van Sint-Niklaas in 1994 heeft het stadsbestuur speciale aandacht besteed aan de Lancastercrash op Heimolen. Eén van de belangrijkste initiatiefnemers voor de herdenking van de zeven slachtoffers is Sint-Niklazenaar Josette Bens, secretaris-generaal van de Bomber Command Association en echtgenote van George Demey, de voormalige voorzitter van de Koninklijke Wase Kunstkring. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is zij naar Engeland gevlucht. Als negentienjarige treedt zij enkele jaren later in dienst van het RAF-Bomber Command. Zij wordt er dagelijks ingeschakeld voor het uittypen op rijstpapier van de geheime codes voor de RAF-piloten. Deze codes bevatten informatie over de vliegvelden waar de piloten in noodgevallen kunnen landen. Als de piloten in vijandelijke handen terechtkomen, kunnen zij het papier opeten, waardoor de geheime inlichtingen niet prijsgegeven worden. Pas in 1992 ontdekt mevrouw Bens de graven van de Britse en Canadese slachtoffers op het kerkhof van Tereken. Zij stelt vast dat die niet echt goed onderhouden zijn en maakt daarover haar beklag bij de War Graves Commission in Londen. Daar verneemt zij dat de zorg voor deze grafzerken een taak is voor de stedelijke overheid. Onder haar impuls organiseert Sint-Niklaas een bijzondere plechtigheid op zaterdag 21 mei 1994. Voortaan wordt bij de jaarlijkse herdenkingen tijdens de Vredefeesten en op 1 november altijd even stilgestaan bij de graven van de Lancasterbemanning. In het kielzog van deze herdenkingsmanifestatie ontstaan enkele blijvende goede vriendschappelijke banden tussen Raymond Heymans, gepensioneerd adjudant-
vliegtuigtechnicus van de Belgische luchtmacht en onderzoeker op het vlak van de Wase ballon- en luchtvaartgeschiedenis, en diverse verwanten van de geallieerde slachtoffers. Na een Europese trip in 1995 blikt Canadees Ken Towsley, broer van de verongelukte Leslie Towsley, met fijne herinneringen terug aan zijn verblijf in Sint-Niklaas. In een brief van 4 oktober 1995 aan Heymans geeft hij uiting aan zijn gevoelens van dankbaarheid: “As you can see we are home safe and sound after a very nice vacation in Europe and
Great Britain. It was a great pleasure meeting you and having you guide us around St. Nicklaas. It is lovely town and I am grateful for the way in which the townspeople honour the memory of my brother and the other members of his crew. It was very emotional to be at the gravesite even after all of these years. Holding a piece of the bombaiming equipment that Bob had used on that raid was a very moving experience. […] I am also relieved [to] have the mystery of the 6 crosses finally explained. We were never told why there were only 6 grave markers in the original picture my parents were sent in 1945. Bob‟s cross was marked TOWS and it was the last cross in the row. Next to it were the crosses of the two Polish airmen as you know. The grave of David Mayo, the Wireless Operator, was not in that row until we received a picture much later showing the final grave markers that are there now, and the inscription on Davids‟s marker that his remains are buried „near this spot‟. In a strange sort of way it is almost a comfort to know that the remains of Bob and David have not lain there alone all these years.” In 2005 leidt Heymans Anne Denis-Jarvis, zus van de Britse sergeant/air gunner Sidney Alfred Jarvis, en haar Parijse echtgenoot rond op de stedelijke begraafplaats van Tereken. Ook zij is bijzonder ingenomen met het onthaal en de bezorgde informatie: “Back home after our short trip, I should like to thank you for all the precious help
you gave us in our search for the facts concerning the death and burial of my brother S. A. Jarvis and his fellow crew members when their Lancaster bomber crashed at SintNiklaas in 1944. Without all the time you have devoted, throughout the years, to that devastating period there are lots of facts we would never have found, not least being the exact spot where the Lancaster came down and to know that the crew were given a burial with full military honours. Also we would have remained unaware of the commemorative ceremonies held in the crew‟s honour several times a year. I hope to attend one of the ceremonies later in the year, hopefully with some members of the family. I will also be making enquiries about the RAF‟s failure to send a wreath each year. I know that 550 Squadron was disbanded some time ago but that should not stop the RAF from continuing the tradition. […]” Ten slotte De Lancastercrash van 21/22 mei 1944 op de Sint-Niklase wijk Heimolen is een dramatisch accident uit de eindfase van de Tweede Wereldoorlog. Zeven jonge mannen – vijf Britten en twee Canadezen – hebben de hoogste prijs betaald in de strijd tegen het Duitse Rijk en zijn bondgenoten. Zij offeren op een gruwelijke manier hun prille leven op om de onafhankelijkheid en de democratische en humanitaire waarden van hun land en zijn geallieerde staten te verdedigen en te beveiligen. Het historisch onderzoek naar hun identiteit, hun verhaal en de feitelijke, soms verwarrende omstandigheden van hun dood draagt bij tot de herinnering aan en herdenking van hun leven en streven. Het zet aan om meer dan ooit op te komen voor verdraagzaamheid, vrede en verbondenheid.
Bronnen en literatuur Archief Raymond Heymans, dossier Lancastercrash op Heimolen, o.a. met correspondentie Ken en Gunta Towsley (Ontario/Canada) en Anne Denis-Jarvis (Versailles/Frankrijk) Stadsarchief Sint-Niklaas, Modern Archief Sint-Niklaas nr. 2931, dossier speciale bewakingsdiensten, 1940-1947 Stadsarchief Sint-Niklaas, schenking 2013/019 - Denise Cryns, memoires politiecommissaris Adolphe Cryns (fotokopies), map 8 Stadsarchief Sint-Niklaas, digitaal beeldarchief, fotoreportage begrafenis slachtoffers Lancastercrash op 23 mei 1944 Piet Van Bouchaute, Politiecommissaris Cryns en het verzet, in: Archivaria, jg. 2, nr. 4, september 1993, p. 16-25 Piet Van Bouchaute, Oorlog in de stad: kroniek van Sint-Niklaas in 1944, Sint-Niklaas: Stadsbestuur, dep. 1995, 39 p. Luc Peleman, Uit de brieven van Frans Lefebure: een Elverseelse dorpskroniek, 1942-1978, Elversele: Heemkundige Kring Braem, 1997, 171 p. Dirk D‟haese, De acht kastelen van Waasmunster: hun geschiedenis en hun bewoners, Waasmunster: eigen beheer, 2011, 339 p.
The war dead of the British Commonwealth and Empire: the Register of the names of those who fell in the 1939-1945 War and are buried in Cemeteries in Belgium, Ghent City Cemetery and minor cemeteries in East Flanders and Brabant, Londen: Imperial War Graves Commission, 1957, [43 p.] Martin Middlebrook, Chris Everitt, The Bomber Command War Diaries: an operational reference book, 1939-1945, Leicester: Midland Publishing Limited, 1996, 808 p. W. R. Chorley, Royal Air Force: Bomber Command losses of the Second World War, volume 5: aircraft and crew losses 1944, Leicester: Midland Counties Publications, cop.1997, 576 p. Harry Holmes, Avro Lancaster: the definitive record, Shrewsbury: Airlife Publishing, cop. 1997, 253 p.
O. K. L. Fighter Claims: Chef für Ausz. und Disziplin Luftwaffen-Personalamt L. P. [A] V Films & Supplementary Claims from Lists, Reich, West & Südfront, May-July 1944, nr. 1, 2003, ongepagineerd