22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
DONDERDAG, 22 MEI 2008 VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter 1. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 10.05 uur geopend) 2. Ingekomen stukken: zie notulen 3. Libanon (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 4. Prijsstijgingen van levensmiddelen in de EU en in de ontwikkelingslanden (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 5. Onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake vrijstelling van visumplicht (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 6. Oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (herschikking) (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0131/2008) van de heer Lehideux, namens de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (herschikking) (COM(2007)0443 – C6-0243/2007 – 2007/0163(COD)). Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, rapporteur, dames en heren, ik verwelkom het werk dat het Parlement heeft verricht inzake het voorstel tot herschikking van de verordening tot oprichting van de Europese Stichting voor opleiding (ETF) en ik wil in het bijzonder de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken en diens rapporteur, de heer Lehideux, bedanken. Zoals u weet is de Europese Stichting voor opleiding in 1990 opgericht ter ondersteuning van PHARE, het programma voor externe bijstand op het gebied van beroepsopleiding. Op dit moment beslaat haar toepassingsgebied ook de landen die aan de vroegere programma’s TACIS, CARDS en MEDA deelnamen. Omdat het EU-beleid met betrekking tot zowel onderwijs en opleiding als externe betrekkingen zich heeft ontwikkeld, dient de verordening tot oprichting van de ETF geactualiseerd te worden om met deze ontwikkelingen rekening te houden. Dat heeft geresulteerd in het Commissievoorstel waaraan u hebt gewerkt. Ons voorstel behelst geen nieuwe activiteiten voor de ETF. Het beoogt daarentegen de taken van de Stichting duidelijker te definiëren, op basis van een breder thematisch mandaat dat ook de ontwikkeling van het menselijk kapitaal omvat, met name onderwijs en opleiding met het oog op een leven lang leren. Het voorstel breidt ook het geografische toepassingsgebied van de Stichting uit op grond van de nieuwe EU-instrumenten voor externe betrekkingen. In deze nieuwe context is het daarom nodig de taken van de ETF aan te passen, waarbij de duidelijk vastgestelde prioriteiten de leidraad blijven.
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben het Europees Parlement dankbaar voor zijn positieve benadering van het Commissievoorstel. Dankzij de goede samenwerking tussen de drie instellingen zijn we erin geslaagd oplossingen te vinden die ons alle drie tevreden stemmen, ook wat betreft gevoelige onderwerpen zoals de samenstelling van de raad van bestuur en de wijze waarop het Europees Parlement zijn specifieke deskundigheid kan inbrengen. Daarom neemt de Commissie zonder aarzelen de geconsolideerde tekst aan die is voortgekomen uit de constructieve trialoog van vorige week. Afsluitend wil ik, namens mijn collega Ján Figel’, benadrukken hoe belangrijk het is dat onze samenwerking succesvol verloopt. Dat zal er namelijk voor zorgen dat de Europese Stichting voor opleiding te zijner tijd van haar nieuwe rechtsgrondslag kan gaan profiteren en zo doeltreffender bijstand kan verlenen aan de begunstigde landen, want dat is uiteindelijk het doel van deze herschikking. Bernard Lehideux, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, tijdens mijn bezoek aan Turijn heb ik het uitstekende werk van de Stichting kunnen aanschouwen, een uiterst belangrijk en zeer doeltreffend instrument om de ontwikkeling van beroepsopleidingsstelsels in de partnerlanden van de EU te bevorderen. Het Commissievoorstel actualiseert de taken en het bestuur van de ETF om ervoor te zorgen dat haar activiteiten op een degelijke rechtsgrondslag berusten. Ik ben van mening dat het compromis dat met de Raad is bereikt op twee wezenlijke punten vooruitgang biedt. In de eerste plaats zal de nieuwe verordening de Stichting in staat stellen in alle partnerlanden van de EU op te treden, met inbegrip van landen die niet onder het nabuurschapsbeleid of de pretoetredingsprogramma’s vallen. Dat is een cruciaal punt. De Unie neemt bijvoorbeeld beslissingen die de economie van de ACS-partnerlanden rechtstreeks beïnvloeden. Ik hoef commissaris Michel er niet aan te herinneren dat dit pas geleden is gebeurd bij de hervorming van de suiker-GMO, die deze landen dwong tot een grondige diversificatie van hun industriële activiteiten. De ETF had een nuttige bijdrage kunnen leveren aan die ontwikkeling en zal dat in vergelijkbare situaties in de toekomst wel kunnen doen. Het tweede voordeel van het compromis, dat ik bijzonder belangrijk acht, is dat de leden van het Europees Parlement werkelijk betrokken worden bij het opvolgen van de activiteiten van de Stichting. Dat is overigens een onderwerp dat verder gaat dan alleen het kader van dit agentschap. Het Parlement heeft slechts eenmaal, en vaak zeer kort, de gelegenheid om naar de werkwijze van de agentschappen te kijken, en dat is tijdens de stemmingen over de begroting en de kwijting. Zeker gezien de aanstaande inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, is het naar mijn mening niet langer mogelijk dat het Parlement niet nauwer wordt betrokken bij de zaken waarmee de agentschappen zich bezighouden. Dat is ook de reden dat het Parlement, in het specifieke geval van deze Stichting, van nu af aan drie vertegenwoordigers zal aanwijzen, die weliswaar geen stemrecht hebben, maar wel plaatsnemen in de raad van bestuur, op voorwaarde dat ze uitermate deskundig zijn op de werkgebieden van de Stichting. Het Parlement is vrij om externe personen of leden van het Europees Parlement aan te wijzen. Het zal zelf verantwoordelijk zijn voor de keuze van het niveau van vertegenwoording in de raad van bestuur. In dit stadium is het voornaamste punt dat die keuze er van nu af aan is en dat het debat over de betrokkenheid van het Parlement van de grond is gekomen. Gezien het groeiende aantal agentschappen is het absoluut noodzakelijk dat alle Europese instellingen eens goed nagaan welke middelen ze tot hun beschikking hebben om toezicht te houden op de activiteiten van deze agentschappen. In dat kader ben ik ervan overtuigd
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat we een echte band moeten scheppen tussen het Parlement en de agentschappen. De nieuwe verordening beoogt tevens het onderhoud met de directeur van de Stichting ten overstaan van de parlementaire commissies te formaliseren. Sinds een aantal jaar verschijnt de directeur een keer per jaar in het Parlement op uitnodiging van de Commissie werkgelegenheid, maar deze situatie was in het verleden nog niet geformaliseerd. De directeur zal door de raad van bestuur worden benoemd voor een periode van vijf jaar en zal worden gekozen uit een door de Commissie opgestelde lijst van ten minste drie kandidaten. Alvorens te worden benoemd zal de kandidaat die door de raad van bestuur is gekozen een verklaring moeten afleggen voor de bevoegde parlementaire commissies en vragen van leden van die commissies moeten beantwoorden. Laten we eerlijk zijn. Op het gebied van de betrokkenheid van het Parlement voldoet het bereikte compromis niet helemaal aan de verwachtingen. Maar we moeten de werkelijkheid onder ogen zien. De mensen zijn er nog niet klaar voor om verder te gaan dan de huidige stand van de discussie. Het is dan ook niet meer dan redelijk om het onderhandelde pakket te steunen, zodat de Stichting zo snel mogelijk op solide bases kan functioneren. Daarom verzoek ik de leden van dit Parlement het compromisamendement 11, dat het resultaat is van de trialoog die commissaris Michel daarstraks al noemde, in zijn geheel aan te nemen en niet te zwichten voor de verleiding van een amendement dat het bereikte evenwicht weer zou verstoren. Ik wil het Sloveense voorzitterschap en de Commissie bedanken voor de inhoudelijke kwaliteit van onze dialoog over deze onderwerpen, en ik bedank uiteraard alle schaduwrapporteurs voor hun steun. Gabriele Stauner, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, laat ik beginnen mijn dank uit te spreken voor de constructieve onderhandelingen met de Raad en de Commissie, waarbij de grootste dank uiteraard bestemd is voor onze rapporteur, de heer Lehideux. Zowel in de commissie als in de trialoog zijn we tot een compromis gekomen voor de Stichting in Turijn, die door de nieuwe verordening een volledig nieuwe fundering krijgt. Het voornaamste doel van de heroriëntering van dit in Turijn gevestigde agentschap is het versterken van de betrekkingen tussen de Stichting en het Europees Parlement en het verbeteren van de algehele operationele efficiëntie van de Stichting. Voor het Parlement heeft het bevorderen van beroepsopleidingen in Europa hoge prioriteit en we zijn van mening dat we niet langer uitsluitend ex post, met terugwerkende kracht, de werkzaamheden van de Stichting zouden moeten beoordelen, als een soort auditinstantie, maar dat we een specifieke rol vooraf zouden moeten krijgen bij het vaststellen van de inhoud en de vorm van de programma’s en onze mening zouden moeten kunnen geven. Om die reden hechten we veel belang aan twee punten. Het eerste punt is de samenstelling van de raad van bestuur en het tweede punt is de procedure voor de benoeming van de directeur van de Stichting. Over het tweede punt hebben we in de commissie overeenstemming bereikt op basis van een voorstel van de PPD-DE-Fractie. Artikel 10 van de nieuwe verordening bepaalt, zoals de rapporteur al zei, dat de directeur wordt benoemd op basis van een door de Commissie voorgestelde lijst van ten minste drie kandidaten. Voorafgaand aan zijn benoeming moet de kandidaat verschijnen voor de bevoegde commissie of commissies van het Europees Parlement om een verklaring af te leggen en vragen te beantwoorden.
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een lastiger punt is de samenstelling van de raad van bestuur – en op dit punt is mijn fractie niet geheel tevreden over het bereikte compromis. De oplossing die wordt beschreven in het voorgestelde artikel 7, namelijk dat het Parlement drie niet-stemgerechtigde vertegenwoordigers kan benoemen, is ondoelmatig. We willen de kans krijgen om doeltreffende spelers te zijn bij de besluitvormingsprocessen van de raad en willen er niet slechts voor de sier bij zitten. Om die reden vinden we het van essentieel belang dat het Parlement drie gespecialiseerde vertegenwoordigers kan afvaardigen naar de raad en het spreekt vanzelf dat zij dezelfde stemrechten moeten krijgen als alle andere bestuursleden. Wij zijn van mening dat het aantal leden van de raad van bestuur moet worden beperkt om ervoor te zorgen dat de raad zijn werkzaamheden efficiënt kan uitvoeren. Wat ons betreft is het niet absoluut noodzakelijk dat elke EU-lidstaat een vertegenwoordiger stuurt. We zouden in plaats daarvan voor vertegenwoordigers uit twee derde van de lidstaten moeten kiezen, overeenkomstig de rouleringsbepalingen van het Verdrag van Lissabon. Als de Commissie, het Parlement en de partnerlanden elk drie vertegenwoordigers zouden hebben, zouden de lidstaten nog steeds een overwicht hebben. Een raad van bestuur is immers geen aandeelhoudersvergadering, maar wordt geacht deze te vertegenwoordigen bij de dagelijkse besluitvorming en snelle beslissingen te nemen. Daarom wil ik de Raad – die hier helaas niet is vertegenwoordigd – nogmaals oproepen zijn positie te herzien. In het belang van operationele doelmatigheid verzoek ik het Parlement ons amendement 10 te steunen. Ole Christensen, namens de PSE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, ik wil de rapporteur, de heer Lehideux, graag bedanken voor de samenwerking en zijn werk aan het verslag over de Europese Stichting voor opleiding in Turijn. Ik was schaduwrapporteur namens de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement en we hebben moeilijke onderhandelingen gehad met de Raad, maar ik denk dat we tot een goed compromisvoorstel zijn gekomen. Hoewel de activiteiten van deze Stichting gericht zijn op landen die geen lid zijn van de EU en dus niet de Lissabondoelstellingen hebben onderschreven, is het toch zinvol om in dit verband over die doelstellingen te praten. De Lissabondoelstellingen zijn in werkelijkheid immers ook gewoon een manier om vooruitgang en groei te bereiken en een land hoeft geen lid te zijn van de EU om dat te willen. Onderwijs is een van de pilaren waar groei en ontwikkeling binnen de EU op rusten. Door te investeren in beter onderwijs kunnen we ervoor zorgen dat we in de EU de Lissabondoelstellingen behalen en kunnen we Europa samen tot een betere leefomgeving maken. Flexizekerheid op de arbeidsmarkt is een ander belangrijk hulpmiddel om de Lissabondoelstellingen te behalen en onderwijs en flexizekerheid hangen zeer nauw met elkaar samen. Door middel van onderwijs krijgen we betere en meer concurrerende arbeidskrachten, en dat biedt weer mogelijkheden voor meer groei. Het is belangrijk dat we de toekomst van de EU vanuit een langetermijnperspectief bekijken. Daarom is de Europese Stichting voor opleiding een uiterst belangrijk agentschap. De EU moet geen gesloten club zijn. Het is belangrijk dat we potentiële nieuwe lidstaten zoveel mogelijk helpen. Uiteraard moeten we van nieuwe lidstaten eisen dat ze aan bepaalde voorwaarden en normen voldoen, maar daar moeten we ze ook bij helpen. Ik ben van mening dat de nieuwe structuur die we hebben voorgesteld voor de Stichting in Turijn een groot voordeel is bij toekomstige uitdagingen en ik geloof dat de Stichting potentiële nieuwe lidstaten kan helpen zich aan te sluiten bij de EU.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ook ben ik zeer verheugd dat de nieuwe structuur van de Stichting de band tussen het Europees Parlement en de Stichting verder versterkt. We krijgen de kans drie deskundigen te benoemen voor de raad van bestuur. Dit laat zien dat de Raad begint te accepteren dat er ook op dit gebied meer invloed zou moeten zijn voor het Europees Parlement. Renate Weber, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de heer Lehideux graag bedanken voor zijn verslag. Ik deel zijn standpunt inzake het uitgebreidere geografische mandaat van de Europese Stichting voor opleiding (ETF) volledig. Dit agentschap, dat functioneert als instrument van het externe beleid van de EU, beschikt over de mogelijkheden om volledig in te spelen op uitdagingen waar bijvoorbeeld de ACS-landen mee te maken hebben. De uitgebreide ervaring die de ETF in de loop der jaren heeft opgedaan zou nu kunnen worden gericht op gebieden die enorm behoefte hebben aan beroepsopleiding om zo de toegang tot onderwijs en de sociale inclusie te verbeteren. De meeste landen in het ACS-gebied maken momenteel opmerkelijke economische hervormingen door en om deze te kunnen laten slagen, hebben ze personele middelen nodig. De ETF zou het mandaat en de middelen moeten hebben om op dergelijke vragen in te spelen. Ik zou zelfs nog verder willen gaan: ik zou willen zeggen dat we bij het uitbreiden van het mandaat van de ETF tijdelijke verbindingsbureaus moeten incalculeren in gebieden waar de activiteiten van de agentschappen geconcentreerd zijn. Dergelijke bureaus kunnen de ETF in staat stellen haar activiteiten beter te organiseren en zouden haar werkzaamheden in derde landen zichtbaarder maken. Ik ben het volledig eens met het voorstel van de rapporteur voor meer transparantie en ik onderschrijf ook zijn suggestie om leden van het Europees Parlement deel te laten uitmaken van de raad van bestuur. Afsluitend ben ik van mening dat de Europese Unie een bredere benadering zou moeten kiezen als het gaat om personele middelen. We willen de blue card-procedure instellen om geschoold personeel van elders legaal te laten werken in Europa, waarbij de EU waarschijnlijk zal bijdragen aan de opleiding van die geschoolde arbeiders. Zoals ik zojuist al zei, zijn geschoolde arbeiders echter ook erg hard nodig in hun eigen landen om daar ook daadwerkelijk ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen. Daarom zal de rol van de Europese Stichting voor opleiding van essentieel belang zijn. Sepp Kusstatscher, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, laat ik beginnen mijn lof te uiten aan het adres van de Europese Stichting voor opleiding, voor het waardevolle werk dat ze sinds 1994 heeft verricht. Vaak wordt het werk van de agentschappen en stichtingen uitsluitend gezien als een kostenpost. Ik ben ervan overtuigd dat het werk van onze Stichting in Turijn een zeer nuttige vorm van nabuurschapshulp is, of het nu op de Balkan, in Oost-Europa of in Noord-Afrika is. We kunnen de praktische bijstand die de ETF verleent aan onze partnerlanden bij de ontwikkeling en de oprichting van hoogstaande opleidingssystemen bijna niet genoeg waarderen. Ik wil dan ook mijn dank en waardering uitspreken aan de verantwoordelijken ter plaatse. Ik wil een paar eerlijke woorden van kritiek richten aan de Raad vanwege zijn onderhandelingstactiek na de bereikte overeenstemming in de eerste ronde. Die bestond eruit de vertegenwoordiging vanuit de Raad op te schroeven naar 27, vervolgens geen begrip te kunnen opbrengen voor het feit dat het Parlement ook in de raad van bestuur vertegenwoordigd wilde zijn, en ten slotte akkoord te gaan met drie gespecialiseerde vertegenwoordigers zonder stemrecht. Die houding van de Raad was ronduit onbegrijpelijk.
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik kan slechts herhalen dat de gespannen, defensieve houding van het voorzitterschap van de Raad mij volledig ontgaat. Het bewijst nog maar eens tegen welke moeilijkheden de regeringen van onze lidstaten aanlopen als ze moeten inschatten welk belang ze kunnen hechten aan het Europees Parlement, de enige democratisch verkozen instelling van de Unie. Mijn dank gaat uit naar de rapporteur. Derek Roland Clark, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie loopt opnieuw vooruit op de wetgeving. De EU heeft geen competentie op het gebied van onderwijs, niet totdat het Verdrag van Lissabon is goedgekeurd tenminste, en dat hangt af van het Ierse referendum. Is het resultaat daarvan een uitgemaakte zaak, of zal een “nee” op dezelfde manier aan de kant worden geschoven als dat bij de Franse en Nederlandse referenda gebeurde? Hoe dan ook, wat voor soort structuur zal deze Stichting voor opleiding krijgen? Ik begrijp dat ons voorstel is dat ze afwisselend zal worden geleid door zes vertegenwoordigers van de lidstaten plus zes van de Commissie en slechts drie van het Parlement, of door die combinatie plus door vertegenwoordigers van de partnerlanden die zijn aangewezen door de Commissie. In het laatste geval zal de verantwoordelijkheid deels liggen bij landen die geen EU-lidstaten zijn, waarmee de niet-verkozen Commissie een grote stem krijgt. Dat is nauwelijks democratisch te noemen. In amendement 7 wordt voorgesteld dat de Commissie kandidaten voor de directeurspost van de ETF aandraagt, wat in diverse hoeken aanleiding is voor bezorgdheid. Het heeft ertoe geleid dat er weer andere voorstellen zijn gedaan omtrent de samenstelling van de ETF-raad, waaronder zelfs een totaal onwerkbare variant met één vertegenwoordiger voor elke lidstaat. Het is niet bepaald een goede start te noemen, zoveel tegengestelde voorstellen voor de samenstelling van de raad van de ETF, maar dat roept wel deze vraag op: waarom zouden we een dergelijke stichting überhaupt nodig hebben? Ik zou willen stellen dat een stichting voor opleiding niet alleen onnodig is, maar ook contraproductief zal werken. Als u de moeite neemt om eens rond te kijken in de landen van Europa in plaats van in de EU, zult u opleidingsprogramma’s in vele soorten en maten tegenkomen. Ze hanteren weliswaar verschillende normen, maar allemaal samen ontwikkelen ze talloze vaardigheden, en dat is precies waarom Europa zo’n rijk erfgoed heeft. Ieder land heeft immers altijd zijn kunstenaars, componisten, schrijvers enzovoort voortgebracht. Zelfs de kleine landen hebben bijvoorbeeld wel een wereldberoemde componist voortgebracht. Ieder land brengt leiders en deskundigen voort, technici, banklieden, sportmannen en -vrouwen, en alle andere vaardigheden die door training worden vergroot. Er bestaat dus een veelheid aan vaardigheden en ieder land draagt daar op zijn eigen manier aan bij. Als we dat allemaal bij elkaar proberen te stoppen in een Europese Stichting voor opleiding, dan zal dat ten koste gaan van de opleidingsprogramma’s in veel landen. Eén ETF zal niet de intrinsieke eigenschappen hebben van het nationale “sausje”. We hebben behoefte aan verscheidenheid, niet aan een geharmoniseerd eenzijdig thema. Kortom, met een dergelijk plan zullen we meer kwijtraken dan dat we winnen. Zie er alstublieft vanaf en laat de landen van Europa zelf hun bijdragen leveren aan het geheel. Dat zou zelfs enthousiasme kunnen opwekken voor het EU-project, iets waar het momenteel
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
erg aan ontbreekt gezien de “nee”-stemmen van twee van haar mede-oprichters en de aanhoudende inspanningen die worden verricht om de EU te slijten aan haar burgers. Jan Andersson (PSE). - (SV) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Allereerst wil ik Bernard Lehideux bedanken voor zijn uitstekende werk, voor de uitstekende contacten met het voorzitterschap en de coördinatoren gedurende het proces, en voor het feit dat hij het mogelijk heeft gemaakt dat we in eerste lezing een akkoord hebben bereikt. Tevens wil ik de vertegenwoordigers van de Europese Stichting voor opleiding bedanken voor hun inbreng, hun belangrijke bijdrage die we nog veel verder kunnen uitbouwen. Onderwijs, beroepsopleiding en een leven lang leren worden steeds belangrijker. Ze zijn belangrijk in de EU, maar ook in de partnerschapslanden. Er is behoefte aan samenwerking tussen Cedefop en de Europese Stichting voor opleiding. Dit voorstel voor een nieuwe verordening bevat een aantal elementen die zorgen voor verbeteringen. In de eerste plaats is het mandaat uitgebreid, zodat het ook een leven lang leren omvat en niet uitsluitend gericht is op beroepsopleiding. We maken in toenemende mate gebruik van dit concept, dat een belangrijk onderdeel is van ons beleid. In de tweede plaats neemt het aantal landen toe, zoals de heer Lehideux al aangaf. Het mandaat omvat alle partnerschapslanden, dus niet alleen de landen die onder het nabuurschapsbeleid en pretoetredingsprogramma’s vallen. In de derde plaats worden de betrekkingen met het Parlement aangehaald. De goede onderlinge samenwerking kan nu verder worden uitgewerkt in de nieuwe verordening. Ik vind dat we een goed akkoord hebben bereikt, zowel wat betreft de manier waarop we de directeur van de Stichting benoemen als wat betreft het feit dat we drie deskundigen zonder stemrecht kunnen benoemen in de raad van bestuur. Hoewel we niet alles hebben gekregen wat we wilden, is dit toch een degelijk compromis, dat een goed voorteken is voor de toekomst. Het is een goede uitgangspositie. We kunnen een leven lang leren ontwikkelen als een samenwerkingsproces tussen het Parlement en de stichtingen die zich hiermee bezighouden. Dat is belangrijk. Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik wil allereerst iedereen bedanken en de diverse verklaringen verwelkomen, die allemaal het verslag van de heer Lehideux ondersteunen. Natuurlijk steun ik het ook, want naar mijn mening is het echt een grote stap vooruit. Ik zie al nieuwe vooruitzichten ontstaan en ik kan me er nog meer voorstellen – ongeacht wat sommigen ervan zeggen – en daarom ben ik verheugd dat we ongetwijfeld brede consensus gaan bereiken over dit voorstel. Nu zal ik ingaan op twee bezwaren die hier zijn gemaakt. Ten eerste, over amendement 10 op artikel 7: ik wil mevrouw Stauner er even aan herinneren dat er een risico is van belangenverstrengeling, aangezien het Parlement de autoriteit is die kwijting verleent voor de begroting. Wettelijk gezien zou er in ieder geval zeker sprake zijn van belangenverstrengeling. Ten tweede is het naar mijn mening verstandig om de machten te scheiden. Ik ben zelf jarenlang Parlementslid geweest en ik heb nooit verantwoordelijkheden geëist die verder gingen dan de verantwoordelijkheden die Parlementsleden toekomen. Het spijt me dit te moeten zeggen, maar besturen is geen fundamentele taak van Parlementsleden. De fundamentele taak van Parlementsleden is controleren en wetten maken, en uiteraard regeringen of uitvoerende organen controleren. Daarom begrijp ik die koersafwijking ook niet die sommige mensen heel normaal lijken te vinden. Ik spreek namens mezelf, maar we voeren hier een parlementair debat en ik vind dat het Parlement zijn controlerende taak niet moet vermengen met een besturende taak die incompatibel is met zijn eigen rol, omdat
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat afbreuk zou doen aan zijn fundamentele taak. Op die manier kan een parlement kapotgemaakt worden. Dat een parlement een soort besturende vergadering wil worden, heb ik nooit als een verheven beginsel van democratie beschouwd. En dat zeg ik omdat ik de scheiding van de machten een belangrijk element vind. Ik ben ervan overtuigd dat het bereikte compromis het meest doeltreffende is, voornamelijk omdat het de onafhankelijkheid van het Parlement bij het uitvoeren van zijn controlerende functie garandeert. Ik geef toe dat ik nog altijd wel versteld sta van sommige van de hier geuite meningen, maar dat is natuurlijk ook precies waarom we hier zijn. Ik geloof dat het de heer Clark was die opmerkte dat de Commissie haar bevoegdheden te buiten ging en dat de Europese Stichting voor opleiding contraproductief zou kunnen zijn. Dat is compleet in strijd met de werkelijkheid, de ervaring en volledig onafhankelijke beoordelingen van het buitengewone werk dat de Stichting verricht. Mijnheer Lehideux, als verantwoordelijk commissaris voor ontwikkeling zie ik nu al – dankzij het voornaamste amendement, dat ongetwijfeld zal worden aangenomen – de vooruitzichten van doelmatigheid, de positieve vooruitzichten die zullen ontstaan, met name – zoals door diverse sprekers is opgemerkt – in landen die onder mijn mandaat vallen en waar beroepsopleiding een cruciale factor is. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan het centrum voor migratiemanagement en -informatie in Mali, een pilotproject waar binnenkort mee wordt gestart. De Stichting zou een hele nuttige rol kunnen spelen bij dat project. Dus ik kan niet anders dan tevreden zijn over de uitkomst en ik verwerp de kritiek volledig dat de Stichting contraproductief zou zijn. Het is duidelijk dat de aard van mensen niet verandert: zij die niet van Europa houden, zeggen dingen die overdreven zijn en de opmerking in kwestie is – met alle respect voor het Parlementslid in kwestie – overdreven; daarom is ze totaal onbeduidend. Bernard Lehideux, rapporteur. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik geloof dat we allemaal, of bijna allemaal, op één lijn staan wat betreft de kern van de zaak, en ik wil de commissaris bedanken voor zijn opmerking van zo-even over de toekomstperspectieven van de Stichting. Er is natuurlijk nog een punt waar we het over eens moeten worden, namelijk amendement 10 van de PPE, en daar wil ik graag iets over zeggen. Het is van wezenlijk belang dat er een dialoog is tussen de Europese instellingen. Die dialoog heeft ook plaatsgevonden. Mijn collega de heer Kusstatscher zei dat de houding van de Raad tijdens die dialoog niet geheel aan de verwachtingen voldeed. Daar heeft hij gelijk in, maar uiteindelijk is het wel tot een trialoog gekomen en hebben er diverse vergaderingen plaatsgevonden, die uiteindelijk werden afgerond met het ondertekenen van ons akkoord. Ik geloof niet dat er dialoog tussen de instellingen mogelijk is als wij, nadat we hebben ingestemd met een akkoord, een paar dagen later onze instemming terugnemen door een amendement in te dienen. Dus hebben we gediscussieerd. We waren het niet op alle punten volledig met elkaar eens, maar we zijn elkaar allemaal een stukje tegemoetgekomen en het resultaat is deze compromistekst. Ik vraag de fracties, alle fracties, het idee te accepteren dat de beslissing die we hebben genomen en de instemming die we aan het einde van de trialoog hebben gegeven aan de Raad en de Commissie, getuigen van solidariteit. Die solidariteit zou ik graag terugzien in de stemmen van de fracties. Als je om verandering vraagt, moet je ook weten hoe ver je
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
kunt gaan. Eerder vandaag heb ik gezegd dat ik liever nog wat verder was gegaan, maar dat ik dacht dat niet iedereen daar al klaar voor was. Als rapporteur van dit verslag heb ik veel kunnen bereiken en ben ik bij mijn werk gesteund door mijn collega’s; daarom zou ik ze willen vragen solidair te blijven met ons compromis tot aan de stemming. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag om 12.00 uur plaats. 7. Vervolg op de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van de hulp (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het verslag (A6-0171/2008) van de heer Van Hecke, namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking, over het vervolg op de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van de hulp (2008/2048(INI)). Johan Van Hecke, rapporteur. − (NL) Drie jaar geleden hebben meer dan honderd donoren en partnerlanden er zich in Parijs toe verbonden om de hulp aan ontwikkelingslanden doeltreffender te maken, onder meer door te streven naar meer harmonisatie, democratische zeggenschap, wederzijdse aansprakelijkheid en meer transparantie. Anders dan in de verklaringen van Monterrey, die eraan voorafgingen, werden in de Verklaring van Parijs klare doelstellingen gelanceerd, vertaald in twaalf meetbare acties en indicatoren, zowaar een grote stap voorwaarts. In december van dit jaar wordt in Accra een eerste balans opgemaakt van wat er wél en niet is terechtgekomen van al die mooie beloften. De Europese Commissie heeft, het dient te worden gezegd, de laatste jaren veel inspanningen geleverd om de nieuwe hulpagenda uit te voeren. Zij kan prat gaan op wat zij heeft bereikt inzake taakverdeling, betere coördinatie en eerbiediging van de lokale inbreng. In 2006 is zij onder impuls van commissaris Michel zelfs nog een eind verder gegaan dan de toezeggingen in Parijs met de goedkeuring van een ambitieus actieplan en het concept van arbeidsverdeling en resultaatgericht beheer. Maar het werk is niet af. Veel voornemens moeten nog in de praktijk worden gebracht. Zo wordt hulp nog altijd onvoldoende afgestemd op de landensystemen en werkt men nog met te veel verschillende betalingssystemen. Inzake de ontkoppeling van de hulp staat men zo goed als nergens. De technische samenwerking is nog te veel donorgestuurd. Een actualisering en uitbreiding van de Donoratlas dringen zich op, vooral dan afgestemd op de meest verwaarloosde landen en sectoren. Verder blijft ook de goedkeuring van de gedragscode met betrekking tot de werkverdeling problematisch. In de eerste plaats, mevrouw de Voorzitter, omdat de lidstaten hun toezeggingen niet nakomen. Zowel wat de omvang als de efficiëntie betreft lopen de lidstaten achter. Voor het eerst sinds 2000 is het percentage dat aan officiële hulp wordt besteed, gedaald van 0,41 procent in 2006 naar 0,38 procent in 2007. Om de millenniumdoelstellingen te bereiken moet het roer drastisch worden omgegooid. Wil de Raad zijn geloofwaardigheid behouden, dan moet hij zijn toezeggingen dringend bekrachtigen. De lidstaten moeten zich verbinden tot een tijdspad inzake kwantiteit, maar ook kwaliteit van de hulp. Kwantiteit en kwaliteit zijn trouwens onlosmakelijk met elkaar verbonden.
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De eigen inbreng en wederzijdse aansprakelijkheid versterken, dat is en blijft de grote uitdaging van de kwalitatieve hervorming. Maar dit vereist een permanente dialoog met het maatschappelijk middenveld, met de lokale overheden en vooral met de parlementen. Meer transparantie is een conditio sine qua non. Een verhoogde begrotingssteun veronderstelt efficiënte parlementaire controle op alle middelen die worden toegezegd en uitbetaald. Vandaar het pleidooi in dit verslag om een dertiende indicator toe te voegen aan de Agenda van Parijs. Als de rol van de Europese en Afrikaanse parlementen in het zorgen voor meer efficiëntie dan tóch zo belangrijk is, waarom dit niet vertalen in een bijkomende indicator? Voorzitter, collega’s, de Unie moet in Accra als grootste donor haar verantwoordelijkheid nemen. Zij moet eerst en vooral haar eigen huis op orde hebben. Alleen dan kan zij op een geloofwaardige manier het voortouw nemen in Accra en een ambitieus plan voorstellen. De Unie heeft de expertise, maar ook de capaciteit om de meest efficiënte donor te worden. Het komt er nu op aan dat beloftes worden omgezet in actie op het terrein. Dit is de essentie van het voorliggend verslag waarvoor ik uw steun durf te vragen. Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik wil de rapporteur, de heer Van Hecke, en de Commissie ontwikkelingssamenwerking bedanken voor dit uitstekende verslag. Ook ben ik blij te constateren dat we exact dezelfde benadering hebben en ons inspannen om dezelfde resultaten te behalen. Ik denk dat de komende zes maanden van zeer groot belang zullen zijn om te testen hoe groot de daadwerkelijke wil van de Europese Unie is om concrete vooruitgang te boeken op het gebied van de drie voornaamste peilers van het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking: ten eerste, het behalen van de millenniumdoelstellingen; ten tweede, het vergroten van de hoeveelheid hulp; ten derde, het verbeteren van de doeltreffendheid van de hulp. De bijeenkomst in Accra, in september, zal een test vormen voor de geloofwaardigheid van het gehele proces en van alle betrokken spelers. Het proces zal dan ofwel echt van de grond komen, ofwel definitief vastlopen. Vandaar dat het debat van vandaag zo belangrijk is – het kan namelijk een krachtige boodschap afgeven aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen die volgende week bijeenkomt. Tijdens die Raad zullen de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de doelstellingen worden besproken. Ik hoop dat die Raad op zijn beurt een boodschap zal afgeven die even ambitieus is als die in het verslag van de heer Van Hecke. Door gezamenlijk op te treden hebben wij als Europeanen ons in 2005 in Parijs onderscheiden. Vandaag moeten we ons net zo ambitieus opstellen en ervoor zorgen dat we in Accra al onze toezeggingen in concrete daden omzetten. Ik heb teveel stemmen horen opgaan in onze lidstaten om Accra en het debat van vandaag tot een technisch debat over onder meer haalbaarheid en doeltreffendheid te maken. Maar dit is geen technisch debat en Accra is geen technische bijeenkomst. Het is een politieke bijeenkomst waarop zal worden nagegaan of de lidstaten de politieke wil hebben om hun toezeggingen na te komen. De strijd is nog lang niet gestreden. De Commissie kan het niet alleen doen. Daarom roep ik u op alle middelen en al uw contacten te mobiliseren om van deze top een echt succes te maken. De lidstaten en de niet-Europese geldschieters zijn nu aan zet. Daarom is een verbond tussen het Parlement en de Commissie van vitaal belang. Ik zal niet herhalen wat er in het verslag staat. Ik ben het voor bijna honderd procent met de inhoud eens. Er moet nu vooruitgang worden geboekt op belangrijke gebieden, waar
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ik er slechts een paar van zal noemen. In de eerste plaats de voorspelbaarheid van de hulp. Ik ben het Parlement zeer dankbaar voor zijn steun aan het MDG-contract. Dat is één van de voorstellen die ik in Accra zal presenteren. Uiteraard zullen de partnerlanden ook een rol krijgen binnen dit contract en het spreekt voor zich dat er controlemechanismen moeten worden ingesteld. In de tweede plaats is het nodig meer gebruik te maken van de procedures in het partnerland. Daarom heb ik gevraagd om in de landen waar dat mogelijk is zoveel mogelijk gebruik te maken van begrotingssteun als voornaamste instrument om hulp te verstrekken. Het is van belang op te merken – en ik vind het belangrijk dat u de getallen die ik ga noemen onthoudt – dat Tanzania tot op heden rond de 2 400 verslagen heeft moeten produceren voor de diverse donoren en, luistert u goed, meer dan 8 000 auditverslagen voor multilaterale ontwikkelingsbanken. U zult moeten toegeven dat dit onvoorstelbaar is en een reëel probleem vormt. Het verslag benadrukt terecht dat er behoefte is aan meer transparantie en verantwoordelijkheid in de ontwikkelingshulp, hoewel het duidelijk moge zijn dat zo’n jungle aan verslagen dat onmogelijk maakt. Dat kan alleen worden bereikt als we de parlementaire controle op de financiën inzake ontwikkelingssamenwerking vergroten en deze opnemen in de nationale begroting, zoals de rapporteur heeft gezegd. We moeten de “democratische eigen inbreng” stimuleren en we zullen partnerlanden steunen bij hun inspanningen die inbreng en controle te versterken. Uiteraard is de rol van parlementen en het maatschappelijk middenveld daarbij van cruciaal belang. Mijn derde punt gaat over de taakverdeling. De gedragscode moet worden gerealiseerd. Nog een voorbeeld: in Mali zijn 26 donoren actief in de landbouwontwikkeling, terwijl in Burkina 5 donoren actief zijn in de helft van alle sectoren van het land, en de helft van alle donoren actief is in een derde van alle sectoren. Op het gebied van doeltreffendheid liggen daar dan ook de mogelijkheden voor verbetering in de verschillende landen, en ik zou graag de steun van het Parlement krijgen om de lidstaten te overtuigen van de noodzaak van een betere taakverdeling. Dat zou een enorme verbetering betekenen voor de doeltreffendheid van de hulp. Mijn vierde punt betreft kwetsbare situaties. Een voorbeeld daarvan is dat 65 procent van de hulp die in 2006 is verstrekt aan Ivoorkust, Liberia en de Centraal-Afrikaanse Republiek afkomstig was van slechts drie bilaterale donoren. Ook op dat gebied hebben we al pilotlanden voorgesteld waar een zo groot mogelijk aantal lidstaten betrokken bij is. Op procedureel gebied heb ik de Commissie opgeroepen zich zo flexibel mogelijk op te stellen binnen de huidige regelgeving om ons reactievermogen te verbeteren. Toch moeten we niet vergeten dat de doeltreffendheid van de hulp niet uitsluitend het domein van de donoren is; in tegendeel zelfs, het moet ook een centrale plaats innemen in de activiteiten van de partnerlanden en in onze dialoog met hen. Alleen de partnerlanden zijn in staat ons te dwingen doeltreffendere hulp te verlenen, door te definiëren wat hun ontwikkelingsdoelstellingen zijn en op welke manier deze bereikt kunnen worden. Dat is de enige manier waarop onze dialoog zich kan ontwikkelen tot een partnerschap op basis van gelijke rechten en verplichtingen. Nog één laatste punt voordat ik afsluit. Het Parlement vraagt de Commissie de delegaties voldoende ruimte te geven om te handelen. Dat is terecht! We proberen dit te doen door middel van het decentralisatieproces. We vragen veel van onze delegaties. Zoals u weet zijn de middelen beperkt en hangt de mate waarin we onze delegaties kunnen inzetten uiteindelijk ook af van de begrotingsautoriteit.
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil u dan ook nogmaals verzoeken ons te helpen de lidstaten ervan te overtuigen – zoals de heer Van Hecke ook al heeft gedaan – dat het hun morele plicht is, een onvermijdelijke verplichting, de toezeggingen na te komen die ze in 2005 hebben gedaan ten aanzien van de hoeveelheid toegezegde hulp. U weet dat we het jaar 2007 zo snel mogelijk moeten vergeten, omdat bepaalde landen hun toezeggingen niet zijn nagekomen en zodoende het goede gedrag van andere landen, die wel hebben aangetoond dat ze daartoe in staat waren, overschaduwd hebben. Daarom zullen we in de eerste plaats voorstellen dat ze hun in 2005 gedane toezeggingen nogmaals bevestigen en in de tweede plaats dat ze met een agenda, routekaart of stappenplan komen om te laten zien op welke manier ze de door hen onderschreven doelstellingen willen gaan bereiken. Zoals ik aan het begin al zei, is de strijd nog lang niet gestreden, want ik heb uit de voorbereidende bijeenkomsten vernomen dat een aantal lidstaten hun toezeggingen uit 2005 zelfs niet opnieuw zou willen bevestigen, wat uiteraard volstrekt onacceptabel is, en dat sommige andere lidstaten niet bereid zouden zijn een stappenplan op te stellen. Daarom heb ik uw overredingskracht en uw lef, als ik het zo mag noemen, nodig om ervoor te zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Anna Záborská, namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Het verslag over de doeltreffendheid van de hulp is om drie redenen belangrijk. Ten eerste gaat het over de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie om de gelden van de EU-burgers op behoorlijke wijze te beheren. Ten tweede vestigt het onze aandacht op de noodzaak tot betere structurering van ontwikkelingsprogramma’s. Tot slot roept het op tot politieke moed om toezicht te houden op de begroting en misbruik ervan tegen te gaan. Ik feliciteer collega Van Hecke met dit verslag, dat de tweeledige verantwoordelijkheid van de Unie, namelijk extern en intern, benadrukt. Als we geloofwaardig willen zijn in onze externe betrekkingen, dienen we de ontwikkelingslanden de toegezegde financiële steun te geven, en deze te bestemmen zoals aangekondigd. We weten allemaal hoe moeilijk het is om te beoordelen of financiële steun op doeltreffende wijze is benut. Vaak dwingen de politieke en culturele omstandigheden in ontwikkelingslanden donoren ertoe een creatieve en flexibele benadering te kiezen voor de begroting. Desondanks moeten creativiteit en flexibiliteit niet botsen met de behoefte aan transparantie en eerlijkheid. We zouden eerlijk zijn als we zouden toegeven dat de Europese publieke gelden niet altijd de verwachte resultaten opleveren en als we potentieel misbruik een halt zouden toeroepen. Om aan te kunnen tonen dat ontwikkelingshulp doeltreffend is geweest, zouden we de handtekening van de ontvanger moeten krijgen ter bevestiging dat een project daadwerkelijk gedurende langere tijd heeft gelopen. Ik moet zeggen dat de voornaamste verantwoordelijkheid van de Europese Commissie en het Europees Parlement de interne verantwoordelijkheid is om eerlijk te zijn tegen de Europese burgers. De Europese Unie financiert ontwikkelingshulp van onze belastinggelden en we weten maar zeer weinig over de doeltreffendheid ervan. Ik feliciteer mijn collega-Parlementslid de heer Bösch, omdat hij kort geleden kritiek heeft geleverd op de manier waarop de Europese Unie ontwikkelingshulp verdeelt die wordt betaald met het geld van de belastingbetaler. Doeltreffendheid van de hulp is niet alleen noodzakelijk in het kader van de begroting, maar het is ook een test van de politieke moed om aan te geven dat het geld van de belastingbetaler op een doeltreffende manier moet worden ingezet. Pierre Schapira, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de afgelopen paar weken zijn onze debatten over de doeltreffendheid van
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de hulp gekenmerkt door het dramatische nieuws van de wereldvoedselcrisis. Die crisis herinnert ons er op brute wijze aan dat onze inspanningen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zinloos zijn als we het meest elementaire recht van de mens, het recht op leven en voldoende voedsel, niet kunnen garanderen. In zijn verslag wijst de heer Van Hecke, wiens werk ik overigens verwelkom, erop dat we alleen door middel van een langetermijnstrategie de ontwikkeling van onze partnerlanden daadwerkelijk kunnen steunen. Zowel op het gebied van voedsel als op het gebied van volksgezondheid en onderwijs zijn duurzame oplossingen nodig om de diepgewortelde oorzaken van de huidige crisis aan te kunnen pakken. De vele door de PSE ingediende amendementen ondersteunen het standpunt van de rapporteur en versterken het in bepaalde opzichten zelfs. We hebben aangegeven dat het behalen van de milleniumdoelstellingen, waarvan de eerste het uitbannen van armoede en honger is, de grootste prioriteit moet krijgen. Om dat te bereiken en om de doeltreffendheid van de hulp te vergroten, dient de hulp beter op de lokale situatie en op de behoeften van de lokale bevolking te worden afgestemd. Daarom heb ik gewezen op de noodzaak van meer overleg met de nationale parlementen, het maatschappelijk middenveld en plaatselijke autoriteiten over het opstellen, tenuitvoerleggen en evalueren van ontwikkelingsbeleid. Tevens is het van cruciaal belang dat we de corruptie doeltreffend bestrijden en de hulp transparanter maken. Concreet verzoeken we de Commissie een matrix op te stellen van alle gelden die aan lokale besturen zijn toegewezen, om na te gaan hoe de samenhang van de beleidsmaatregelen is en of de gelden op degelijke wijze worden beheerd. Omdat een debat over het vergroten van de doeltreffendheid van de hulp nu eenmaal onlosmakelijk verbonden is met de kwestie van de omvang van de hulp, wijs ik – zoals eerder in dit debat ook al is gedaan – nogmaals op en veroordeel ik de niet te rechtvaardigen verlaging van de officiële ontwikkelingshulp tussen 2006 en 2007, die in Europa toen daalde van 0,41 naar 0,38 procent. De top in Accra zal inderdaad een politiek karakter hebben, zoals de commissaris al zei. De donorlanden zullen daar de unieke mogelijkheid hebben hun toezeggingen nogmaals te bekrachtigen. Het is onze verantwoordelijkheid op die bijeenkomst aanwezig te zijn en onze partners niet teleur te stellen. Toomas Savi, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega Johan Van Hecke graag bedanken voor zijn uitstekende verslag. Ik onderschrijf paragraaf 1 van het verslag volledig. De lidstaten en de Commissie kunnen hun maatregelen echter alleen beter harmoniseren, transparanter, voorspelbaarder en als geheel doeltreffender maken, als ze de middelen samenbrengen in één instelling die verantwoordelijk is voor ontwikkelingshulp. Dat is mijn eerste punt. We hebben de doeltreffendheid van de hulp zelf in de hand, want we besteden vaak veel te veel aan de overheidsinstanties die belast zijn met het verantwoorde gebruik van de ontwikkelingshulp in de ontvangende landen. We zouden bijvoorbeeld kunnen besparen op opleiding van personeel, administratie en onkosten, zodat er meer ontwikkelingshulp daadwerkelijk terechtkomt bij de ontvangers. Op dit moment is er geen behoorlijke coördinatie tussen de lidstaten aangaande de bestemming van hun gelden. Volgens het subsidiariteitsbeginsel zou de uitvoerende macht op het laagst haalbare niveau moeten liggen, tenzij het aanzienlijke voordelen oplevert als de macht op een hoger niveau ligt.
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er bestaat geen universele oplossing voor het probleem van de lage doeltreffendheid van de hulp, maar één stap die er zeker onderdeel van uit zou moeten maken is het ingrijpend en op korte termijn veranderen van het administratieve kader door middel van meer centralisatie. Want we verliezen continu tijd en mensenlevens. Margrete Auken, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DA) Mevrouw de Voorzitter, mijn dank gaat uit naar commissaris Michel en naar de heer Van Hecke voor zijn goede verslag. Ik ben bijzonder verheugd dat er overeenstemming is bereikt over de inhoud en dat de hulp vanuit de EU niet alleen zal toenemen, maar ook zal verbeteren. Hulp moet hulp blijven. We moeten de hulp niet laten verwateren door hem voor andere doeleinden te gebruiken, zoals schuldkwijtschelding, waarbij er in de donorlanden alleen maar geld wordt doorgeschoven van de ene naar de andere post. Dit geld moet worden ingezet ten behoeve van de mensen die het nodig hebben en wij moeten kunnen zien dat het ook voor dat doeleinde wordt gebruikt. Dat is natuurlijk de enige manier om de omvang van de hulp uit Europa verder te kunnen vergroten – Europeanen moeten kunnen zien dat de hulp doeltreffend is, zoals Jeffrey Sachs onlangs heel duidelijk uitlegde. Daarom is het belangrijk dat amendement 1 wordt aangenomen. Tot 2015 moet de hulp ook blijven groeien, zoals we bij ontelbare gelegenheden hebben beloofd. Het is kleingeestig en beschamend dat de EU-hulp tussen 2006 en 2007 is afgenomen. Zonder meer geld kan de ontwikkelingshulp onmogelijk doeltreffend genoeg zijn. We zullen de doelstellingen niet bereiken als we onze vele beloften niet nakomen. Het zou ook fijn zijn als het Europees Parlement het EU-landbouwbeleid zou begrijpen. Talloze analyses van de Wereldbank, het IMF, de VN en andere organisaties laten zien dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de groeimogelijkheden van ontwikkelingslanden ondermijnt – en dan heb ik het niet over de exportsubsidies, die op zich al lachwekkend zijn, maar slechts een klein aandeel hebben in het vernietigende effect van dit beleid. In de huidige situatie geven we met de ene hand wat we met de andere hand weer wegnemen – en soms nemen we iets meer weg dan we hebben gegeven. We kunnen daarom niet wachten tot de Verenigde Staten hun landbouwsteun intrekken. De landbouwsteun van de VS is nog erger dan die van ons en de EU zou het goede voorbeeld moeten geven. Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, voor ik verder ga wil ik eerst de heer Van Hecke en de commissaris bedanken voor dit verslag. Afrika bezuiden de Sahara ontvangt meer internationale hulp dan welke andere regio ter wereld, maar desondanks blijft het armoedeniveau er hardnekkig hoog. Onderzoeken hebben aangetoond dat hulp succesvol kan zijn en is geweest bij het terugdringen van de armoede in landen met een solide economisch bestuur en deugdelijke overheidsinstellingen. Als de hulp op de juiste wijze wordt bestemd, kunnen daarmee miljoenen mensen ontsnappen aan een armoedig bestaan. In werkelijkheid is er echter in veel ontwikkelingslanden sprake van corruptie en hoewel het onze taak is behoorlijk bestuur te blijven stimuleren in die landen, is het helpen van de vele miljoenen mensen op de wereld die omkomen als gevolg van honger en ziekte een veel urgentere verantwoordelijkheid. We moeten onze toezeggingen in het kader van de millenniumdoelstellingen nakomen. We kunnen toch niet negeren dat er drie miljard mensen zijn die moeten rondkomen van het equivalent van drie dollar per dag of dat er in Afrika vorig jaar vijf miljoen kinderen onder de vijf jaar zijn overleden?
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We hebben inderdaad ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de Europese belastingbetalers om ervoor te zorgen dat hun geld terechtkomt bij de meest hulpbehoevenden en dat het op doeltreffende wijze wordt ingezet. Wat dat aangaat denk ik dat Europa gerichtere programma’s zou moeten overwegen, zoals het Wereldfonds, dat AIDS, tuberculose en malaria bestrijdt – de meest vernietigende ziekten ter wereld, die ieder jaar verantwoordelijk zijn voor het overlijden van meer dan zes miljoen mensen. Het Wereldfonds is steeds een bijzonder doeltreffende organisatie geweest met minimale bureaucratie en maximaal effect. Het vertegenwoordigt een vernieuwende benadering van de internationale financiering van gezondheidszorg. De armoede in de wereld is voornamelijk een probleem van het platteland. Drie kwart van de allerarmsten in ontwikkelingslanden leven in plattelandsgebieden. Als we de storm van klimaatverandering en stijgende voedselprijzen willen doorstaan, moeten we de landbouwproductie verbeteren door ons te richten op landbouwspecifieke programma’s. Die kunnen namelijk een krachtig effect hebben op het terugdringen van de armoede. De presentatie die Professor Jeffrey Sachs kort geleden voor de commissie heeft gehouden, was een fantastisch voorbeeld van hoe dat geld gericht kan worden bestemd. Volgens het Wereldontwikkelingsrapport van vorig jaar is een door de landbouw gegenereerde groei van het BBP vier keer zo doeltreffend bij het terugdringen van de armoede als groei in andere sectoren. Europa moet geen voedselhulp verstrekken aan derdewereldlanden, maar het voortouw nemen en de Afrikaanse landbouwers helpen meer voedsel te verbouwen door kleine boeren te voorzien van behoorlijke zaden, meststoffen en technologieën voor waterbeheer. Uiteraard zijn er nog talloze andere manieren om dit te bereiken en vele daarvan moeten landspecifiek zijn, zoals de commissaris al aangaf. Afrika heeft niet veel tijd meer. We moeten leren van de lessen uit het verleden, zodat we toekomstige generaties kunnen behoeden voor ziekte en honger. Ik vind dat Accra een politieke kans is en ik ondersteun wat andere sprekers daarover hebben gezegd. Het is meer dan alleen een technische bijeenkomst om naar technische onderwerpen te kijken; het is een politieke kans. We moeten proberen de armoedebestrijding echt van de grond te krijgen. We hebben talrijke toezeggingen gedaan en sommige van die toezeggingen worden niet nagekomen. De helft van de tijd die we hebben om de millenniumdoelstellingen te bereiken ligt al achter ons; het wordt tijd dat we er echt druk achter gaan zetten en alle doelstellingen realiseren. We moeten de hulp weer vlot trekken. We moeten samenwerken met de Afrikaanse regeringen, we moeten corruptie bestrijden, het bestuur verbeteren en we moeten de armen in de wereld verlossen. Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we zijn ons er allemaal van bewust dat er nog veel gedaan moet worden om het Europese beleid inzake ontwikkelingssamenwerking doeltreffender te maken. Het uitstekende verslag van de heer Van Hecke, dat ik volledig onderschrijf, bevat aanbevelingen die de goede kant op gaan. Terwijl wij over dit verslag debatteren, wordt in Brussel het nieuwe jaarverslag gepresenteerd van CONCORD, de Europese confederatie van NGO’s, over de hulptoezeggingen van de EU-regeringen. In dit verslag wordt de voortgang per lidstaat onderzocht en dat levert een beeld op van hiaten en tegenstrijdigheden in onze beleidsmaatregelen om de armoede te bestrijden en de doeltreffendheid van de hulp te vergroten. Het verslag meldt bijvoorbeeld, zoals commissaris Michel vertelde, dat de hoeveelheid hulp die de 27 EU-lidstaten in 2007 hebben verleend, niet is gestegen, zoals de bedoeling was, maar is gedaald. Daarnaast toont
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het verslag aan dat veel van de problemen die met ontwikkelingsbeleid samengaan, zoals het gebrek aan transparantie van gekoppelde hulp, nog altijd bestaan. We dienen toezeggingen die we op internationaal niveau hebben gedaan, na te komen. We kunnen de verwachtingen van mensen in de zuidelijke landen van de wereld niet de bodem inslaan, evenmin als de verwachtingen van mensen in de zogenoemde noordelijke landen, die zich met zoveel betrokkenheid inzetten om te zorgen dat er definitief wordt afgerekend met onrecht, armoede en de voedselcrisis, die eerder ook al door de heer Schapira werd genoemd. Ik ben het met de commissaris eens dat we onze woorden moeten gaan omzetten in daden. Ik wil de heer Michel ook bedanken voor zijn passie, zijn betrokkenheid en zijn standvastigheid. Het jaar 2008 kan en moet een keerpunt worden, met de twee conferenties in Accra en Doha, en het biedt de Europese Unie een uitgelezen kans om te laten zien dat ze haar verantwoordelijkheden als grootste donor in de wereld aankan. Het lijkt bijna overbodig om te zeggen dat we de kwantiteit en de kwaliteit van de hulp moeten vergroten. Dat zijn geen tegenstrijdige concepten. Het feit dat we de hulp doeltreffender moeten maken, kan niet als excuus worden aangevoerd om minder hulp te verlenen. Tegelijkertijd is iedereen zich er nu van bewust dat het vergroten van de kwantiteit van de hulp alleen niet voldoende is. Iedereen heeft het al genoemd, maar het is van vitaal belang dat we een doelstelling hebben voor de bestrijding van armoede, in plaats van geopolitieke en strategische doelen. We zeggen altijd dat commercieel, migratie- en veiligheidsbeleid consistent moet zijn met de ontwikkelingsdoelen. De Europese samenwerking moet niet alleen gestoeld zijn op onze eigen belangen, maar ook op de echte prioriteiten van de zuidelijke landen, zoals benoemd door de plaatselijke regeringen en door parlementen en het maatschappelijk middenveld. Daarnaast is het ook belangrijk de transparantie van en de verantwoordingsplicht voor de EU-hulpprogramma’s te vergroten. In dit verband zou het Parlement een positie moeten krijgen waarin het daadwerkelijk democratische controle kan uitvoeren. Ik verwelkom de oproep van de commissaris om er hard aan te werken dat de EU-landen hun toezeggingen nakomen. Ik heb een aantal vragen over de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. De NGO’s die willen deelnemen aan de inschrijvingsprocedures van de Commissie vinden dat deze procedures te lang duren en te omslachtig zijn, wat hun werkzaamheden erg bemoeilijkt en wat ook de deelname van veel kleine, lokale organisaties uitsluit. Dus waarom zouden we die organisaties niet rechtstreeks vragen hoe de procedures gestroomlijnd kunnen worden? Met het oog daarop heb ik een amendement ingediend waarover vandaag wordt gestemd. Dan is er nog de kwestie van het ontkoppelen van de hulp, waarop in het verslag van de heer Van Hecke wordt ingegaan. Er is weliswaar vooruitgang geboekt, maar alle hulp dient volledig ontkoppeld te worden om te voorkomen dat er geld teruggaat naar de donorlanden dat bedoeld is om de armoede te verlichten in de ontvangende landen. Tot slot zou ik willen vastleggen welke staten nog steeds te hoge cijfers opgeven als het gaat om hun officiële ontwikkelingshulp. In 2007 hebben de EU-landen ongeveer acht miljard euro, wat neerkomt op ongeveer zeventien procent van de totale Europese hulp, besteed aan belangrijke sectoren, maar niet aan de ontwikkelingssector. Kwijtschelding van schulden, uitgaven ten behoeve van vluchtelingen en beurzen voor buitenlandse
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
studenten zijn kosten die niet thuishoren in de cijfers aangaande ontwikkelingshulp. Daarom verzoek ik u de amendementen die hierop betrekking hebben te steunen. Mijn verwachtingen voor 2008 zijn ook hoog gespannen en ik hoop dat de toezeggingen het tij zullen doen keren. Ik ben het van ganser harte eens met de opmerkingen van de commissaris over de gedeelde verantwoordelijkheid van donoren en ontvangers, dat er voor iedereen een rol is weggelegd: rechten en verplichtingen. Dat is onze kracht! Maria Martens (PPE-DE). - (NL) Ontwikkelingsgeld kan en moet beter worden besteed. Dat, Voorzitter, is wat wij kunnen concluderen uit het uiterst evenwichtige verslag van de rapporteur. Mijn complimenten. Het verslag komt op het goede moment. Europa lijkt moe te worden van ontwikkelingsuitgaven. Deze tendens is uiterst zorgwekkend en wij mogen die ook niet onderschatten. Zelfs in landen die altijd bekend hebben gestaan om hun internationale solidariteit, zoals Nederland, gaan stemmen op voor een vermindering van de ontwikkelingsuitgaven. Het enige antwoord hierop is transparant, efficiënt en resultaatgericht werk leveren. De Europese Unie kan op dat punt nog een flinke slag maken, vooral via de drie C’s: coherentie, complementariteit en coördinatie. De commissaris heeft er ook vaak op gewezen en werkt daaraan. Wat betreft de wildgroei van projecten en programma’s kunnen wij ook meer doen. Als iets niet goed loopt, is een extra programma niet altijd de beste oplossing. Wij kunnen beter een paar dingen goed doen dan alles half. Voorzitter, de Europese Unie is de grootste donor. Wij hebben dus een grote verantwoordelijkheid. Daar komt bij dat met het nieuwe Verdrag onze mogelijkheden op het gebied van meer samenhang, aanvullend beleid en verbeterde coördinatie toenemen. De doeltreffendheid van onze hulp is cruciaal, niet alleen om de ontwikkelingsuitgaven in eigen huis te rechtvaardigen, maar vooral om de armoede in ontwikkelingslanden daadwerkelijk te kunnen bestrijden. Uiteindelijk telt niet zozeer de intentie, maar het resultaat. In het kader van de begroting voor ontwikkelingssamenwerking voor 2009 zal ik voorstellen doen om ook op het gebied van de evaluatie meer resultaatgericht te werken. Wij moeten ons meer richten op resultaten dan op vage indicatoren. Tot slot wil ik commissaris Michel graag nog het volgende vragen. Commissaris Fischer Boel heeft gezegd dat de Commissie sommige van de niet uitgegeven gelden van de Europese begroting van 2008 zou willen gebruiken om landen te steunen die worden getroffen door de sterke prijsstijging van het voedsel, dus voor de voedselcrisis. Ik wil graag de reactie van de commissaris. Kan de commissaris tevens aangeven hoe die extra middelen gebruikt zullen worden? VOORZITTER: ALEJO VIDAL-QUADRAS Ondervoorzitter Alain Hutchinson (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, dames en heren, voor het eerst in de geschiedenis, in onze geschiedenis – zoals de commissaris ook al zei – is het totale bedrag aan Europese ontwikkelingshulp van overheidswege gedaald. Als we die trend doorzetten zal de Europese Unie tussen 2005 en 2010 miljarden minder steun hebben toegekend dan zij had toegezegd. Dat betekent dat er een aanzienlijke stap terug wordt gezet in het streven naar een besteding van 0,7 procent aan ontwikkeling en ook – en dat is zeer belangrijk – in het streven naar het behalen van de millenniumdoelstellingen, en, meer in het algemeen, in de strijd die wij beweren te willen voeren tegen de armoede in de wereld.
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het proces tot verbetering van de effectiviteit van onze ontwikkelingshulp dat wij in 2006 zijn begonnen, en dat wij voortzetten met het verslag van de heer Van Hecke, die ik bedank voor het door hem verrichte werk, kan door de lidstaten niet als excuus worden gebruikt om zich niet te houden aan hun belofte om die steun te verhogen. In feite geldt juist het tegenovergestelde, aangezien iedereen het er momenteel over eens is dat er extra middelen nodig zijn bovenop de toegezegde bedragen als we de vele verplichtingen die we zijn aangegaan en die we ongetwijfeld nog zullen moeten aangaan, willen nakomen. De effectiviteit van hulp is daarom essentieel, want effectievere hulp betekent ook méér hulp. Dat dient iedereen zich te realiseren. Laat mij er in dit verband op wijzen dat het, net als voorheen, tijd is dat we zeer concrete vooruitgang boeken in de invoering van vernieuwende financieringsinstrumenten voor ontwikkelingshulp, hetgeen ook nadrukkelijk vermeld staat in de Verklaring van Parijs. Wij wilden in ons verslag ook verwijzen naar de rol voor de diaspora in ontwikkelingssamenwerking. De Europese Unie is hier nog altijd veel te nerveus over, terwijl zij zo veel zou profiteren van meer en nauwere samenwerking met onze medeburgers uit partnerlanden die ingezetenen zijn van de EU. Dat zou een andere manier zijn om een groot aantal te mensen te integreren in plaats van ze buiten te sluiten. Dit is een boodschap die mij na aan het hart ligt, in een tijd waarin sommige Europeanen verbijsterende standpunten zijn gaan innemen en schokkende maatregelen invoeren. Ik wil er tot slot op wijzen dat, zoals de commissaris al vaak heeft gezegd, hulp pas effectief kan zijn zodra er sprake is van werkelijke samenhang in het diverse EU-beleid en zodra de hulp niet meer gestuurd wordt door beleid dat niets te maken heeft met ontwikkeling. Huidige ontwikkelingen tonen aan dat die samenhang nog niet overal aanwezig is. Deze situatie zal blijven voortbestaan zolang het Ontwikkelingshulpcomité van de OESO, dat hierin de bevoegde autoriteit is, een zeer ruime definitie van ontwikkelingshulp blijft hanteren. Dat is een andere voorwaarde voor het verbeteren van de effectiviteit van onze hulp. Twee jaar geleden presenteerde ik in ditzelfde Parlement een eerste verslag over de effectiviteit van ontwikkelingshulp. Waar staan we nu eigenlijk, na al die eindeloos herhaalde woorden? De commissaris kan er in ieder geval op rekenen dat de socialisten hun gemeenschappelijke strijd voor verbetering van de effectiviteit van de hulp zullen voortzetten, in het belang van de allerarmsten op deze wereld. Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik zou Johan Van Hecke willen bedanken voor een goed en belangrijk verslag. Ooit ben ik de politiek ingegaan om er voor te zorgen dat mijn land, Zweden, de “éénprocentdoelstelling” zou halen. De Zweedse Liberale Partij – mijn partij in nationaal verband – was en is nog altijd een drijvende kracht bij deze maatregel, en Zweden haalt deze doelstelling ook werkelijk. Nu we bijna veertig jaar verder zijn moet ik echter erkennen dat er veel teleurstellingen zijn geweest. Wanbestuur, corruptie en mislukte projecten zijn helaas veel voorgekomen. Maar de ontwikkeling is vaak ook de juiste kant op gegaan. Miljoenen mensen over de hele wereld hebben een beter leven gekregen en er zijn veel democratieën tot stand gekomen. Er is dan ook zeker ruimte voor optimisme. Maar als we willen dat de legitimiteit en steun onder de bevolking van de EU sterk blijven, dan moet ons vermogen tot snel en effectief handelen verbeteren. Hulp moet op zodanige wijze worden ingezet dat de kwaliteit en de voordelen voor de lange termijn gegarandeerd zijn, zodat we de millenniumdoelstellingen kunnen bereiken.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarnaast moet het hulpbeleid meer van onder af geformuleerd worden. De landen die hulp ontvangen moet een grotere verantwoordelijkheid worden toevertrouwd ten aanzien van wat we het prerogatief van de probleemstelling voor hulpwerkzaamheden zouden kunnen noemen. Er zijn volgens de Commissie volop aanwijzingen waaruit blijkt dat arme landen gedwongen worden een duurdere bureaucratie te creëren teneinde de administratie mogelijk te maken die voorwaarde is voor de uitkering van hulpgelden. Dat was niet de bedoeling! Het is ook zeer belangrijk om het meer te hebben over de wijze waarop de hulpinspanningen gecoördineerd moeten worden. Een ander perspectief dat niet kan en mag worden vergeten is de belangrijke rol van vrouwen in de bestrijding van armoede. Het uitoefenen van kritiek op de wijze waarop de eisen momenteel geformuleerd worden houdt niet in dat we ons niet meer hoeven te verzetten tegen de oplegging van voorwaarden voor de hulp. Wanneer we luisteren naar wat de mensen op locatie te zeggen hebben wordt geïmpliceerd dat we moeten durven overwegen om bepaalde militaire bijdragen ook als hulp aan te merken, aangezien vredeshandhavingsoperaties van vitaal belang kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld de situatie in Tsjaad, waar vluchtelingen bescherming net zo hard nodig hebben als hulpzendingen. Ik zou het tot slot willen hebben over de gevoelige kwestie van ons landbouwbeleid dat door mevrouw Auken is genoemd. In het verslag worden de Commissie en de lidstaten aangespoord alle maatregelen te steunen die eraan kunnen bijdragen dat de prijzen voor ruwe grondstoffen voor de ontwikkelingslanden stabiliseren. Hier is een suggestie die aansluit bij hetgeen Margrete Auken reeds zei - een effectief medicijn maar wellicht ook een bittere pil: schaf het EU-landbouwbeleid af! De Commissie heeft hiermee overigens al een begin gemaakt, wat moet worden toegejuicht. Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, nu wij de Verklaring van Parijs aan het evalueren zijn, kunnen we duidelijk zien dat het woord “bedoelingen” niet meer is geworden dan dat: slechts een woord. Hoewel de Commissie hard werkt en maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de hulp zijn bestemming bereikt, kunnen we geen voortgang boeken als lidstaten niet bijdragen wat ze hebben beloofd. Wij weten dat zowel de donoren als de partnerlanden verantwoordelijk zijn voor verhoging van de effectiviteit van de hulp, maar onze grootste verantwoordelijkheid is ervoor te zorgen dat de hulp ontwikkelingslanden werkelijk helpt bij de aanpak van de grote uitdagingen waartegenover zij zich geplaatst zien. Wij moeten zeker weten dat wij ons aandeel in de overeenkomst waar maken en dat we ons niet hoeven te schamen omdat we niet doen wat we beloofd hebben. Idealiter heeft hulp een positief effect op ontwikkeling en goed bestuur, maar hulp kan ook veel schade veroorzaken als het niet juist verdeeld wordt. Ontwikkelingslanden moeten daarom verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering van hun eigen beleid en wij als donoren moeten dit eerbiedigen, ze hierin steunen en ze de ruimte geven die nodig is om dit te kunnen doen, in plaats van alleen onze eigen prioriteiten te financieren zoals bepaalde donoren plegen te doen. Tot slot zou ik met nadruk willen wijzen op de noodzaak ervoor te zorgen dat ons eigen beleid coherent is.
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Iedere inspanning voor ontwikkeling is tijdverspilling wanneer deze wordt ondermijnd of tegengewerkt door de doelstellingen van monetair, handels- en overig beleid. Momenteel voegen wij de daad niet bij het woord. Jerzy Buzek (PPE-DE). (PL) Ik wil de rapporteur gelukwensen. Het verslag is veelomvattend, vérstrekkend en compleet. Ik moet toegeven dat ik bij het lezen van het verslag zelfs de belangrijkste doelstelling uit het oog verloor. De rapporteur heeft deze doelstelling en het belangrijkste doel van het verslag echter duidelijk verwoord tijdens zijn presentatie bij aanvang van ons debat. De reden dat ik het woord neem is dat er in de afgelopen paar jaar een aantal nieuwe kwesties op de voorgrond zijn getreden. De klimaatverandering heeft ingrijpende gevolgen gehad op een aantal ontwikkelingslanden. Wat belangrijk is dat wij bij het leveren van hulp benadrukken dat wij dit nu doen omdat de Europese Unie inziet dat de bedreiging die klimaatverandering vormt een uitdaging is voor onze beschaving, en tevens haar verantwoordelijkheid. Derhalve moeten wij, gezien de gevaren van de opwarming van de aarde, onze financiële steun aanzienlijk verhogen en de maatregelen van donoren versterken. Uit een dergelijk standpunt en dergelijke activiteiten zal de aard van onze strategie voor wat betreft de EU-prioriteit van “bestrijding van klimaatverandering” blijken. Wij zouden onze hulp ook moeten richten op hernieuwbare energiebronnen in ontwikkelingslanden (de bestrijding van honger is natuurlijk het allerbelangrijkst, maar ik doel hier op extra financiële middelen), en op het overwinnen van de rechtstreekse gevolgen van de opwarming van de aarde, op aanpassingsmaatregelen in verband met bijvoorbeeld zeespiegelstijging, bodemverzilting, en overstromingen en droogten van tot dusverre ongeëvenaard niveau. Laat ons niet vergeten dat onze doelstelling, en de politieke prioriteit van de Europese Unie, is tot een wereldwijd akkoord te komen voor de bestrijding van de opwarming van de aarde. In 2008 zal er overleg plaatsvinden in Poznan en in 2009 in Kopenhagen. Willen we andere landen kunnen overtuigen, dan moeten we binnen de EU de emissieniveaus terugbrengen en nieuwe technologieën ontwikkelen, en speciale hulp bieden aan ontwikkelingslanden. Josep Borrell Fontelles (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, wanneer wij het zo veel over effectiviteit hebben, kan er geen twijfel over bestaan dat wij met een ernstig effectiviteitsprobleem kampen. De eerste voorwaarde om te zorgen voor een hogere effectiviteit is waarschijnlijk dat er een vaststaand en bindend schema voor hulpstromen wordt ontworpen. Het is erg moeilijk om iets effectief te laten zijn als er geen sprake is van een minimale mate van zekerheid over welke middelen beschikbaar zullen zijn. Kwaliteit hangt ook af van kwantiteit en net als mijn collega’s betreur ik de daling in het bedrag aan middelen dat door Europese landen aan ontwikkelingshulp wordt toegekend. Ik hoop dat u mij niet kwalijk neemt dat ik het zeg, maar er bestaat één opvallende uitzondering op deze trend, en dat is mijn land, Spanje, dat nu voorop loopt, nadat het de ontwikkelingshulp vorig jaar met 33 procent heeft doen toenemen. Mijnheer de commissaris, wij hebben een kans in Accra en we moeten alles doen wat we kunnen om te verzekeren dat twintig procent van de steun wordt aangewend voor onderwijs, gezondheidszorg, toegang tot water en sanitaire basisvoorzieningen.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil u ook verzekeren van de steun van de Commissie ontwikkelingssamenwerking voor uw pogingen om coördinatie van de verschillende actoren tot stand te brengen. Er zijn slechts beperkte middelen die, zoals u zelf vaak hebt gezegd, onder vele actoren moeten worden verdeeld, en dit proces van verdunning vermindert de effectiviteit. Ik zou, zoals in het verslag ook wordt gedaan, willen wijzen op de noodzaak tot vereenvoudiging van de procedures voor het toekennen van hulp. Overal komen we hetzelfde probleem tegen: de tijd die verstrijkt tussen het moment waarop we zeggen dat we iets gaan doen en het moment waarop dat feitelijk gebeurt, ondermijnt zonder twijfel iedere poging om het beheer van de middelen effectiever te maken. Renate Weber (ALDE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil ten eerste mijn collega Johan Van Hecke gelukwensen met en bedanken voor het buitengewone werk dat hij heeft verricht. In zijn verslag wordt opgemerkt dat de hele benadering van ontwikkelingshulp hervormd moet worden. Ik kan het hier alleen maar mee eens zijn, en benadruk hier dat deze hervorming dient te beginnen met een heroverweging vanaf de wortel – namelijk het ontwikkelingsbeleid – naar boven. Ik ben er stellig van overtuigd dat steun niet meer beperkt mag blijven tot hulp, ondersteuning of bijstand. Wij moeten onze denkrichting veranderen en onze bijdrage aan ontwikkelingslanden gaan beschouwen als een investering in de breedste zin van het woord. Het moet gaan om investering voor de lange termijn, en zij mag niet alleen zijn gericht op het overleven van de betreffende landen, maar ook op de ontwikkeling van die landen tot daadwerkelijk functionerende economieën en democratieën. In onze investering moeten ook kernzaken die een werkelijk einde aan armoede zouden kunnen maken aan bod komen. Een paar weken geleden heeft professor Geoffrey Sachs tijdens zijn bezoek aan het Parlement nog onderstreept welke positieve invloed de ingebruikneming van ongebruikte landbouwgrond in Afrika op de voedselprijzen zou hebben. In plaats van voedselvoorraden naar Afrika te sturen zouden we landbouwkundige expertise kunnen overbrengen zodat dit continent zijn eigen bevolking kan voeden en, in het gunstigste scenario, zelfs voedsel op de wereldmarkt zou kunnen aanbieden. Ik maak mij ernstige zorgen over een andere kwestie die in dit verslag wordt benadrukt: de programmering van de geldstroom naar begunstigde landen. Vanuit mijn ervaring weet ik dat projecten hun doelstellingen niet kunnen halen als de middelen niet op tijd beschikbaar zijn en als deze lager uitvallen dan het aanvankelijk geplande bedrag. Dat is een punt waarop de Europese Unie ernstig kan falen. In 2007 is de EU-hulp in omvang afgenomen. Veel projecten ondervonden hiervan de gevolgen en hun doelstellingen konden niet worden bereikt. Tot slot, maar daarom niet minder belangrijk, merk ik op dat onderwijs inzake ontwikkeling en de bewustzijnsbevordering bij onze eigen burgers over dit onderwerp als prioriteit moet worden beschouwd. Wij, als leden van dit Parlement, spelen in dat opzicht een essentiële rol. Filip Kaczmarek (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, sommige van de deskundigen, economen, politici en activisten in non-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij ontwikkeling zijn geneigd te beweren dat alles wat de ontwikkelingssamenwerking nodig heeft om haar ambitieuze doelen te bereiken, meer geld is. Zo simpel is het leven echter niet. Er zijn vele maatschappelijke en economische problemen die niet zo maar kunnen worden opgelost door meer geld te geven. Uiteraard draagt geld bij aan het proces van probleemoplossing, maar financiering is niet de enige factor voor succes in het ontwikkelingsbeleid.
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een tweede zeer belangrijke factor is de effectiviteit van de hulp. Slecht georganiseerde hulp kan leiden tot afhankelijkheid, of tot, zoals sommige mensen het noemen, modernisering van de afhankelijkheid. Effectiviteit van hulp is net zo belangrijk voor de begunstigden als het is voor degenen die de hulp leveren. Voor de ontvangers van hulp is dit zo omdat geld uiteindelijk geen doel op zich is; het doel ervan is immers de werkelijkheid te veranderen en de millenniumdoelstellingen sneller te verwezenlijken. Het is makkelijk om geld uit te geven; de truc is om het verstandig uit te geven. Voor donoren anderzijds, is effectiviteit belangrijk omdat zij aan de belastingbetaler moeten laten zien dat de ontwikkelingsuitgaven op een wijze manier worden besteed. Deze twee processen, verhoging van de uitgaven aan ontwikkeling en verhoging van de kwaliteit van die uitgaven, zijn dus niet met elkaar in tegenspraak, en beide doelen kunnen gelijktijdig worden verwezenlijkt. De heer Van Hecke heeft een uitstekend verslag opgesteld waarvoor hij onze erkentelijkheid verdient. Ik hoop dat de vertegenwoordigers van de Europese Unie in het Forum op hoog niveau in Accra dankzij dit verslag een duidelijk en ondubbelzinnig standpunt in zullen nemen. Het lijkt erop dat de Europese Unie in dit opzicht een bijzonder belangrijke verantwoordelijkheid heeft die bestaat uit het doorvoeren van de harmonisering van de hulp van de lidstaten en de EU. Dit is zo belangrijk omdat het een taak is die alleen wij kunnen uitvoeren. Coördinatie binnen de EU hangt immers niet af van onze internationale partners, noch van degenen aan wie wij hulp geven, en de kosten van ongecoördineerde hulp zijn zeer hoog. Ana Maria Gomes (PSE). - (PT) Ik feliciteer de heer Van Hecke met dit belangrijke verslag. Om de effectiviteit van Europese hulp te verbeteren is het van essentieel belang om te investeren in menselijke en financiële capaciteit en om de inconsistenties tussen beleid en de institutionele architectuur te overwinnen. Het Verdrag van Lissabon biedt een kans door de oprichting van de Europese externe actiedienst. Los van zijn taak van ondersteuning van de toekomstige Hoge Vertegenwoordiger, dient deze dienst te worden toegerust met de middelen om het EU-ontwikkelingsbeleid – gelijktijdig met het GBVB en het EVDB – vooruit te helpen. Om effectiviteit van de hulp te garanderen is het niet nodig om het wiel opnieuw uit te vinden. Het hangt af van de vervulling van reeds gemaakte beloften. Zoals commissaris Michel al heeft benadrukt, moeten de lidstaten de overheidsontwikkelingshulp verhogen tot de niveaus die in 2005 beloofd zijn zonder deze te flatteren door het afschrijven van schulden. De hulp moet ook daadwerkelijk worden aangewend ten bate van de millenniumdoelstellingen, vooral in deze tijd waarin de bestrijding van armoede in de wereld door de stijgende olie- en voedselprijzen urgenter dan ooit is. Mijnheer de Voorzitter, wat hier op het spel staat is de geloofwaardigheid van de Europese Unie en haar effectiviteit als speler op het wereldtoneel, meer nog dan de effectiviteit van de hulp. Gay Mitchell (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil de heer Van Hecke feliciteren met dit verslag. Een paar weken geleden heb ik namens de Commissie ontwikkelingssamenwerking een bezoek gebracht aan het IMF en de Wereldbank, en tijdens die bijeenkomst heb ik gevraagd hoe de wereld er tussen 2030 en 2050 uit zal zien. Het antwoord dat ik kreeg luidde dat China het machtigste land ter wereld zal zijn, dat veel
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
ontwikkelingslanden zullen zijn veranderd, dat Amerika nog steeds machtig zal zijn, maar niet zo machtig als nu, en dat India en Brazilië ook zeer machtig zullen zijn. Nooit eerder zijn eigenbelang en onzelfzuchtige belangen zo nauw samengevallen als nu het geval is met de noodzaak om de ontwikkelingslanden te helpen. In het verleden werd mij vaak verteld dat ik te veel tijd doorbracht met mensen uit mijn kiesdistrict die onder slechte woonomstandigheden leefden. Ik antwoordde dan dat je iemand die in brand staat niet kunt vertellen dat we een brandweerkazerne gaan bouwen. Je moet wel plannen maken voor zo’n kazerne, maar tegelijkertijd moet je die persoon helpen. Zo moet ook onze benadering zijn met betrekking tot de ontwikkelingslanden. Als wij het niet doen, zullen China en andere landen het doen. Naast onzelfzuchtige belangen is ook ons eigen belang ermee gediend om dat te doen. Ik kom uit een land dat in het recente verleden hongersnood heeft geleden, en dat tegenwoordig eigenlijk een bevolking van meer dan 20 miljoen had moeten hebben. Voor het eerst sinds de 19e eeuw is de bevolkingsgrootte de zes miljoen overschreden. Wij hebben een post-koloniaal verleden. Kijkend naar de geschiedenis van Ierland, en naar wat we hebben weten te doen met investeringen in de infrastructuur – grotendeels afkomstig van de Europese Unie, waarvan Ierland goddank op het punt staat netto bijdrager te worden – krijgt men een indicatie van wat er mogelijk is wanneer je mensen de instrumenten geeft waarmee ze het karwei kunnen klaren. Ik verzoek de commissaris dringend om, wanneer hij naar deze bijeenkomst in Accra gaat, ervoor te zorgen dat de Europese Unie in harmonie zingt. Lissabon zal ons de instrumenten verschaffen waarmee we een effectievere rol kunnen spelen in de wereld. Zorg ervoor dat wij dat ook doen op het gebied van de ontwikkelingshulp. Dat is in ons eigen belang en ook in het belang van de mensen in ontwikkelingslanden. (Applaus) Anne Van Lancker (PSE). - (NL) Felicitaties voor rapporteur Johan Van Hecke voor een goed verslag. Dank ook aan u, mijnheer de commissaris, voor een bijzonder degelijk staff working paper voor Accra. Drie puntjes. Ten eerste, doeltreffendere hulp veronderstelt inderdaad dat de donorlanden hun hulp beter coördineren op basis van een landenstrategie waarbij de partnerlanden uit het zuiden de leiding nemen. Dat houdt echter in dat de prioriteiten ook in die landen democratisch moeten worden bepaald, dus in samenwerking met nationale parlementen en NGO’s, hetgeen op de dag van vandaag niet het geval is. Het lijkt mij ook absoluut essentieel om vrouwen bij de dialoog te betrekken. Ten tweede, donorlanden moeten absoluut afstappen van de ontelbare voorwaarden die zij aan hulp stellen en volop inzetten op meetbare resultaten. Vooral de economische voorwaarden die het IMF en de Wereldbank opleggen, moeten verdwijnen want zij zijn vaak in tegenspraak met de millenniumdoelstellingen. En dus, Johan, weg met paragraaf 28 in het verslag. Ten derde, betere hulp is geen excuus voor minder hulp. Momenteel daalt de ontwikkelingshulp niet alleen, maar worden de cijfers ook nog vertroebeld door zogenaamde hulp die de partnerlanden niet echt vooruit helpt, zoals geld dat in Europa aan studenten of vluchtelingen wordt besteed of schuldkwijtschelding. Het is dan ook cruciaal dat de donorlanden hun toezeggingen voor de 0,7 procent bekrachtigen en concrete
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tijdsschema’s vastleggen. Ik hoop, mijnheer de commissaris, dat de Raad van maandag oren heeft naar deze boodschap. Gabriela Creţu (PSE). - (RO) Soms is de weg naar de hel geplaveid met goede voornemens. Een dergelijk voornemen was het streven om de autoriteiten in de landen die ontwikkelingshulp ontvangen nauwer bij het besluitvormingsproces te betrekken, gedreven door de gedachte dat zij het beste weten wat ze nodig hebben. Hoewel dit op zich juist is, heeft dit besluit geleid tot een vicieuze cirkel met negatieve gevolgen voor vrouwen. Omdat hun aanwezigheid in de besluitvormingsdocumenten gering is, worden hun behoeften als ondergeschikt beschouwd. De gendergevoeligheid van de machthebbers is laag, nog lager dan de onze, en de aandacht die wordt gegeven aan programma’s die op de behoeften van vrouwen gericht zijn, is afgenomen, met name waar het gaat om de seksuele en reproductieve rechten. Dientengevolge zijn we getuige van een dramatische situatie. Het enige ontwikkelingsdoel waarop geen vooruitgang is geconstateerd is moedersterfte veroorzaakt door het ontbreken van basisvoorzieningen, zoals de mogelijkheid om een keizersnee uit te voeren, elementaire antibiotica, anticonceptiepillen of gekwalificeerd personeel. In sommige gevallen is de situatie verslechterd. Moedersterfte is in veel kwetsbare landen de belangrijkste doodsoorzaak onder vrouwen. Wij vragen om toezichtmechanismen om te garanderen dat de investering in infrastructuur ook wordt gericht op medische infrastructuur en dat de autoriteiten verantwoordelijk worden gesteld voor het invoeren van maatregelen op dit terrein. Paul Rübig (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het onderwerp dat wij hier vandaag bespreken is vooral belangrijk omdat het hier een bijzondere verantwoordelijkheid van de Europese Unie betreft. Wij in Europa twijfelen er niet aan dat onze kleine en middelgrote ondernemingen een zeer succesvol structureel model vormen, en wij moeten ervoor zorgen dat het BBP per hoofd van de bevolking in ontwikkelingslanden op basis van dat model kan groeien. In dit verband moet groot belang worden gehecht aan het concept van mensen helpen zichzelf te helpen. Wij moet er ook op toezien dat onze strategieën voor efficiëntie en voedselveiligheid in deze inspanningen een centrale plaats innemen. Deze landen hebben inkomsten uit werk nodig, waaraan kleine ondernemingen en familiebedrijven kunnen bijdragen, en ze hebben consumentenkoopkracht nodig. Ik ben van mening dat dit kip-en-het-ei-beginsel absoluut moet worden nagestreefd om tot een succesvol einde te komen. Marianne Mikko (PSE). - (ET) Waarde collega’s, mijn complimenten aan de rapporteur voor zijn uitstekende werk. Als gevolg van onvoldoende coördinatie van de hulp en een veelvoud aan programma’s is de doeltreffendheid van hulp sterk achteruitgegaan. Tegelijkertijd is hulp nu steeds meer gericht op zogeheten “aantrekkelijke landen” en laat men vele regio’s compleet links liggen. Als gevolg van de fragmentering is er nu een veelvoud aan hulpmaatregelen die vaak helemaal niet op elkaar aansluiten. Het is echter van groot belang dat het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie en de lidstaten op elkaar aansluit en elkaar versterkt. De lidstaten moeten dan ook hun activiteiten zien te coördineren. Er zal rekening moeten worden gehouden met het feit dat een aantal lidstaten nog maar pas begonnen is op dit vlak, hetgeen niet wegneemt dat ook zij begaan zijn met de doeltreffendheid van de hulp. Neem bijvoorbeeld Estland, dat zich nog niet heeft aangesloten bij de Verklaring van Parijs, maar wel al een prominente rol heeft gespeeld
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in tripartiete ontwikkelingssamenwerkingsprojecten. Om de fragmentering van ontwikkelingshulp en de overdreven aandacht van donoren voor slechts een handvol landen tegen te gaan, doen er aan projecten vaak stille partners mee. Meer dan de helft van de officiële ontwikkelingshulp in de wereld is afkomstig uit de Europese Unie. Het is dan ook belangrijk om te zorgen voor aanwezigheid van de Europese Unie in zwakkere en de zogeheten vergeten landen. Bij het toekennen van hulp dienen wij ons als Europese Unie grootmoedig op te stellen, zodat de hulp in waardigheid kan worden aanvaard. Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, hulp aan de armen en de hulpbehoevenden is een groot goed. De Europese Unie is wereldleider als het gaat om de verstrekking van hulp aan landen die getroffen zijn door natuurrampen als droogte, overstromingen, honger of almaar nieuwe soorten rampen die het gevolg zijn van de klimaatverandering. Als er geld en middelen naar ontwikkelingslanden worden gestuurd, dus naar arme landen om hen te helpen zich te ontwikkelen, doet zich echter altijd een dilemma voor. Want hoeveel van deze middelen dient te worden ingezet ter verlichting van de acute armoede en hoeveel geld moet opzij worden gelegd voor langetermijnprojecten op het gebied van bijvoorbeeld onderwijs, het oprichten van instellingen, het op poten zetten van een rechtsstelsel of de opbouw van infrastructuur zoals wegen of internet, om zo in deze gebieden het ondernemerschap te ondersteunen, voornamelijk als gaat om de oprichting van middelgrote en kleine ondernemingen, zoals boerenbedrijven? Er dient een direct verband te worden gelegd tussen hulp en zaken als maatschappelijke betrokkenheid, democratische instellingen en onderwijssystemen. Op die manier kunnen lokale samenlevingen erop worden voorbereid dat zij zelf hun eigen doppen als het gaat om de langetermijnontwikkeling van de desbetreffende regio’s en landen. Christopher Beazley (PPE-DE). – (FR) Commissaris, mijn eerste vraag is reeds door Marianne Mikko gesteld: hebben we hier te maken met problematische concurrentie of een gebrek aan coördinatie tussen de vele verschillende NGO’s en doet de Commissie wel wat ze doen moet door te trachten het uitstekende werk dat elk van deze organisaties verricht te coördineren? Mijn tweede vraag: toen ik op school zat was er in Engeland een organisatie die Voluntary Service Overseas heette. Beschikt de Commissie over een programma om jongeren die hun handen hiervoor uit de mouwen willen steken aan te moedigen de nodige opleidingen hiertoe te volgen en ze deel te laten nemen in dit soort ontwikkelingsprogramma’s? Heeft de commissaris een programma ter ondersteuning van jongeren die zoiets zouden willen doen? Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk dank voor de steun voor onze werkwijze en de algemene strekking van ons beleid die u zojuist uitgesproken heeft. Ik zou graag in willen gaan op een aantal punten en in het kort willen antwoorden. Allereerst wil ik wat betreft de voedselhulp graag wijzen op de stijgende prijzen van graan en de kwestie van landbouwprogramma’s. Wat dit betreft hebben we zojuist een mededeling opgesteld: een Europese ontwikkelingssamenwerkingsstrategie voor de bestrijding van voedselcrises. U krijgt er binnenkort allemaal de nodige informatie over.
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten tweede wil ik graag een aantal uitlatingen van daarnet rechtzetten, uitlatingen waarvan ik niet begrijp waarom mensen ze toch blijven doen. Unilaterale aanvallen op het gemeenschappelijk landbouwbeleid, gebaseerd op zeer magere argumenten, schaden de Europese Unie, slingeren foutieve informatie de wereld in en wekken bij onze partners de indruk dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid de grondoorzaak is van al hun problemen. Eens en vooral: dat is niet waar! Al sinds 1996 werken we aan de ontmanteling van de landbouwsubsidies. De weerslag van ons gemeenschappelijk landbouwbeleid kan dan ook niet langer meer worden beschouwd als de oorzaak van de problemen in de ontwikkelingslanden. Ik ga bij een andere gelegenheid graag in detail met u hierover in gesprek. Ik vind dit nogal belangrijk, want telkens weer wordt het oude liedje herhaald alsof het waar was. Sommige mensen zeggen dingen die gewoon niet waar zijn. Europa heeft zijn zaakjes wat dit betreft nagenoeg geheel op orde, hoewel er natuurlijk nog wat puntjes op de i te zetten vallen. Inderdaad, er bestaat twijfel over de samenhang in ons ontwikkelingsbeleid. Maar als er één sector is waar we reële vooruitgang hebben geboekt, dan is dat wel in de landbouw. Ik vind het dan ook ronduit oneerlijk dat mensen ons imago zonder enige goede reden zitten te bezoedelen. Ik heb goed geluisterd naar het voorstel met betrekking tot, als ik het goed begrepen heb, een wereldwijd fonds. Ik ben op de hoogte van het feit dat Professor Geoffrey Sachs, overigens een bijzonder man, zich sterk maakt en campagne voert voor een wereldwijd voedselfonds. Ikzelf zie daar niet zoveel in. Ik heb er nogal wat bedenkingen bij. Want duurde het niet verschrikkelijk lang voordat het wereldwijde fonds waar de heer Ryan naar verwees en dat zo te zien volgens hem een wondermiddel is, een beetje transparant en doeltreffend begon te werken? Wat is het nut van het zoveelste fonds als we al beschikken over instrumenten als de WVP, de VLO en andere? Ik vind het geen goed idee om de onvolkomenheden in het mondiale beleid te bestrijden met nieuwe beleidsinstrumenten. Er zijn er daar al genoeg van, alleen moet er gewoon genoeg geld voor ter beschikking gesteld worden. Het WVP moet worden hervormd, maar de vraag is hoe. Het dient te kunnen beschikken over een voorspelbaar jaarlijks bedrag en ook dient de financiële huishouding ervan te worden herzien. Daar heb ik het kortgeleden nog over gehad. Het is echt een groot probleem. Maar we moeten nu ook weer niet slechte antwoorden gaan formuleren op goede vragen. Ik ben geen voorstander van een nieuw fonds omdat dat alleen maar tot meer bureaucratie en nog meer procedures leiden zal. Wat de procedures betreft, wil ik nog even het volgende kwijt. Wat landbouw betreft kan ik u vertellen dat terwijl de begroting voor het negende Europees Ontwikkelingsfonds nog 650 miljoen euro bedroeg, die voor het tiende 1,25 miljard bedraagt. Dat is een groot bedrag en ook een grote stijging in absolute zin, maar afgezet tegen de totale omvang van de EOF-begroting hebben we het nog altijd over dezelfde getallen. Heel positief vind ik in ieder geval dat we van de eerdere vier landen waar we met landbouw bezig waren, gestegen zijn naar 24 landen, oftewel ongeveer een derde van het totaal. Dat geeft duidelijk aan dat er vooruitgang is geboekt, dat er meer aandacht is voor het onderwerp. Ik wil u er echter op wijzen, en dat is belangrijk, dat de keuze van de sectoren waarop we ons richten in principe gebaseerd is op de wens van onze partners. Zij bepalen waar we onze financiering op richten. Vergeet dat niet. Er werd me ook nog een heel interessante vraag gesteld: “Wat bent u van plan te doen met het voor landbouw geoormerkte geld dat niet opgemaakt is?” Wel, we zijn van plan een groot deel van dat geld terug te vorderen en in te zetten ter compensatie van de hogere
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
prijzen en de voedselcrisis. Ik spreek liever in termen van een voedselcrisis dan van stijgende prijzen. Tijdens de Commissievergadering van vorige week heb ik een zeer goed ontvangen voorstel gedaan om te proberen deze middelen zodanig in te zetten dat kleine boeren in arme landen toegang krijgen tot zaaigoed en meststoffen, aangezien dat voor hen op dit moment een van de grootste problemen is. Als we graag zouden willen dat zij zelfvoorzienend worden, dan moeten we uiteraard zorgen voor betere toegang tot zaaigoed en meststoffen, want alleen zo kunnen zij stukje bij beetje zelfvoorzienend worden op voedselgebied. Ook ben ik een groot voorstander van een zo groot mogelijke verkorting van de duur tijdens welke hulp verstrekt wordt. Ik ben ervan overtuigd dat het vele malen nuttiger is de boeren de nodige productiemiddelen te verschaffen. U bent het ongetwijfeld met me eens, en ik noemde het al tijdens mijn inleidende verklaring en ik hoef het denk ik ook niet de herhalen, maar Accra is een politieke bijeenkomst. Ik zou u allen dan ook willen vragen de lidstaten te mobiliseren zodat ze hun toezeggingen nakomen en overeenstemming bereiken over een tijdschema waaruit blijkt dat, zoals de heer Borrell geloof ik al gezegd heeft, ze vastbesloten zijn en de politieke wil hebben zich aan hun beloftes te houden. Verder hebben de mensen het telkens weer over omslachtige procedures en vragen ze mij deze te stroomlijnen. Om eerlijk te zijn heb ik hier helaas geen enkele bevoegdheid toe. De procedures zijn zoals ze zijn en ik moet ze gewoon naleven, punt aan de lijn. Ik kan natuurlijk wel met voorstellen komen voor maatregelen ten behoeve van grotere flexibiliteit, maar u weet allemaal drommels goed dat het jaren duurt voordat deze ooit van kracht worden. Nog niet velen van u zijn weten het, maar ik ben van plan om aan het einde van mijn ambtstermijn een overzicht te geven van alle lessen die ik met betrekking tot procedures geleerd heb. Ik heb mevrouw Martens horen zeggen: “We hebben grotere transparantie nodig” – u kunt van mij alle transparantie krijgen die u maar vraagt – “maar we hebben ook grotere doeltreffendheid nodig”. Nou, ik zeg u dit: hoe onbehoorlijk en schokkend het ook klinken mag, maar meer transparantie betekent meer toezicht, nog meer audits, nog meer raadplegingen enzovoort, en dus ook minder doeltreffendheid. Dat dienen we ons drommels goed te realiseren. Misschien bent u het niet met me eens, maar ik ben er heilig van overtuigd. Er wordt nu zoveel transparantie gevraagd dat de Commissie een grote vastgeketende reus is geworden, een tweede Gulliver. Ikzelf ben persoonlijk bereid tot gesprek en ook bestaan er wel degelijk manieren om tegelijkertijd zowel transparant als doeltreffend te werk te gaan, maar alstublieft, houdt u op te spreken over “transparantie”, “toezicht”, en hoe het allemaal anders moet... Want dat is allemaal wel mooi en aardig, maar er zit niets anders op dan gewoon de werkelijkheid onder ogen te zien ... Ik zou graag eens de route willen kunnen volgen die een dossier aflegt. Ik kan u zeggen dat het geen sinecure is. Zelfs ik kan het soms allemaal niet meer volgen, en dan hebben we ook nog eens de interdepartementale werkgroepen en alle andere betrokken partijen. Buitengewoon ingewikkeld, allemaal. Ik wil hier geen karikatuur van schetsen, maar ik moet zeggen dat het echt een reëel probleem is. Ik geloof dat de heer Hutchinson het had over coördinatie, coherentie en complementariteit. Hij heeft volkomen gelijk. Ik denk dat de doeltreffendheid van onze hulp kan worden vergroot door het aanbrengen van een betere taakverdeling, door op een coherente en beter gecoördineerde wijze te werk te gaan en door een aantal inderdaad vaak volledig nutteloze tussentijdse checks te schrappen. Ik heb eerder wat cijfers gegeven. Zo blijkt dat Tanzania 8 000 auditverslagen moet produceren! Ik heb niet volledig zicht op de administratieve last die dat voor een land als Tanzania met zich meebrengt, een land dat er overigens op het gebied van governance niet eens zo slecht voorstaat. Maar je komt dus op een gegeven moment op het punt waarop surrealisme overgaat in pure waanzin. Er
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zijn grenzen. Ik heb niks tegen procedures, maar genoeg is genoeg. Ik wil niet nog meer procedures. Meneer Hutchinson, wat betreft de arbeidsverdeling wijst u terecht op het belang van de diaspora. Wij proberen inderdaad met hen samen te werken, maar vanwege al die procedures is ons dat nagenoeg onmogelijk. Alweer een voorbeeld! U heeft ook gevraagd of er projecten bestaan om jongeren ertoe te bewegen te gaan werken in ontwikkelingslanden. Nee meneer, daar kan ik niet voor zorgen, want dat mag ik niet van de procedures. Zo krijg ik bijvoorbeeld ook te horen dat samenwerking met sommige NGO’s niet toegestaan is. Ja, echt waar, ik kan niet met sommige NGO’s samenwerken omdat de procedures mij dat onmogelijk maken. Onze nieuwe lidstaten zouden zich heel wel en ook geheel terecht gefrustreerd kunnen voelen omdat hun NGO’s, ook al zijn ze even goed als de andere, in de meeste gevallen niet hun werk kunnen doen, doordat ze niet voldoen aan door de procedures van de Commissie gestelde normen. Dat betekent in zekere zin dat ze om die reden niet met ons kunnen samenwerken en ook geen bijdrage van ons krijgen kunnen, wat ronduit oneerlijk is. We proberen dit op te lossen, maar voor het zover is zal er nog heel wat water door de Rijn stromen. Ook ben ik het ermee eens dat we meer geld nodig hebben. De heer Buzek had het over de strijd tegen de klimaatverandering. Het moge duidelijk zijn dat wanneer we de voor ontwikkelingssamenwerking beschikbare middelen oormerken voor de strijd tegen de klimaatverandering, dit verstrekkende gevolgen zal hebben voor al hetgeen we op het gebied van de traditionele ontwikkelingssamenwerking reeds tot stand hebben gebracht of nog tot stand willen brengen. Dat betekent automatisch dat er voor de strijd tegen de klimaatverandering extra geld nodig is. Neem bijvoorbeeld het door ons en de heer Borrell voorgestelde idee om een systeem op te zetten voor de verstrekking van internationale aan quota’s voor de emissie van CO2 gelinkte leningen. Dat project begint goed op stoom te komen. Op technisch vlak is het zelfs al gereed. We hebben er samen met de Wereldbank aan gewerkt. Ik kom later op dit onderwerp terug, aangezien het een gedeeltelijke oplossing zou kunnen betekenen voor het extra geld dat er zou moeten komen, in die zin dat de lidstaten hiermee aan hun doelstellingen en beloftes kunnen voldoen op een op de lange termijn voor hun begrotingen minder pijnlijke manier. Ik wil me van ganser harte aansluiten bij de complimenten van de heer Borrell aan het adres van Spanje, want het is in zekere zin niet even eerlijk allemaal. Sommige landen hebben zich grote inspanningen getroost en meer geld ter beschikking gesteld. Zo heeft Spanje, uitgedrukt in een percentage van het BBP, inderdaad grootse dingen gedaan, terwijl andere landen juist in een vrije val terecht gekomen zijn, hetgeen de inspanningen van anderen tot op zekere hoogte teniet heeft gedaan. Dit is een belangrijke kwestie die telkens weer opduikt: twintig procent voor onderwijs, gezondheid, water, enz. U kent het antwoord. Ten eerste heb ik al geantwoord. En al onderschrijf ik de doelstelling, ik heb gezegd dat we moeten zien na te gaan waar begrotingssteun - daar hebben we het over - nu eigenlijk naartoe gaat, want dat zijn vaak de sectoren die financieel gesteund worden. Het is echt heel erg moeilijk om precieze bedragen te geven. Ten tweede zijn het onze partnerlanden die bepalen op welke sector we ons richten, niet wijzelf. Ik kan hun niet vertellen dat ze onze hulp bijvoorbeeld moeten investeren in onderwijs. Ik kan dat wel voorstellen, maar niet afdwingen. Uiteraard ben ik het met de heer Mitchell eens dat - om het even heel cru te stellen - we onze hulp dienen te verhogen uit puur berekenend eigenbelang. Daar zit wat in. Het is iets waar ik tijdens vergaderingen vaak op wijs. Laten degenen die niet uit grootmoedigheid geld willen geven dat dan op zijn minst uit weloverwogen eigenbelang doen. Tegen deze achtergrond, en dan vooral met
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het oog op Afrika, kunnen we constateren dat een aantal opkomende landen extreem veel toebedeeld krijgt. Ik wil de legitimiteit of de redelijkheid daarvan niet in twijfel trekken, maar wel eenvoudigweg duidelijk maken dat het in het belang van Europa zelf zou zijn om ietwat sterker vertegenwoordigd te zijn op een continent dat onze nabuur is, een continent waar Europa veel toegevoegde waarde kan bieden en ook veel toegevoegde waarde van terugkrijgen kan. Ik geloof dat ik nu alles gehad heb. Ik heb een antwoord gegeven op de twee door de laatste spreker gestelde vragen die, mag ik wel zeggen, uitermate relevant waren. Het is mij een groot genoegen om hier in het Europese Parlement aanwezig te zijn. Het is de plaats waar de meeste dynamiek heerst en waar de grootste vastberadenheid tentoongespreid wordt om het beleid waarin we met zoveel overtuiging geloven, daadwerkelijk op een hoger plan te brengen. Johan Van Hecke, rapporteur. − (NL) Uit dit hoogstaande constructieve debat vandaag is gebleken dat er een grote consensus bestaat, zowel binnen het Parlement als tussen het Parlement en de Commissie, over de weg die wij moeten volgen om de kwaliteit van onze hulp te verbeteren. Er moet beter rekening worden gehouden met de prioriteiten van de landen zelf. De hulp moet voorspelbaarder worden. De technische bijstand moet verder worden afgebouwd. Er is meer begrotingssteun nodig, maar ook meer transparantie en betrokkenheid van de parlementen, het maatschappelijk middenveld en de lokale autoriteiten. De gedragscode moet doeltreffender worden en de Donoratlas moet worden uitgebreid, enzovoort. Maar de kern van de zaak lijkt mij toch te zijn dat wij samen, Parlement en Commissie en waarom zouden wij ook de nationale parlementen niet hierbij betrekken - druk moeten uitoefenen op de lidstaten, opdat zij eerst en vooral hun toezeggingen bekrachtigen en twee, een stappenplan goedkeuren, waarin zij zeer duidelijk aangeven wat binnen welke tijdsspanne kan en zal worden gedaan. In de derde plaats moeten zij zich ook duidelijk inschakelen in de werkverdeling die door de Commissie wordt voorgesteld. Ik denk, collega’s, dat wij, over de partijgrenzen heen met onze vrienden en collega’s in de nationale parlementen, een initiatief moeten nemen om de druk op de ketel van de regeringen te verhogen, waarbij het inderdaad gaat om de collectieve, maar ook de individuele verantwoordelijkheid van een aantal lidstaten. In dit verslag zijn een hele reeks concrete aanbevelingen geformuleerd. Ik hoop uit de grond van mijn hart dat de Commissie en de Raad die aanbevelingen zullen meenemen naar Accra. Het Parlement - het gebeurt niet altijd - spreekt hier vandaag met één stem en drukt de wens uit dat de Europese Unie in Accra ook met één stem zal spreken, een duidelijke stem, een luide stem, en vooral een geloofwaardige stem. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen om 12.00 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Pedro Guerreiro (GUE/NGL) , schriftelijk. – (PT) Het is in dit bestek ondoenlijk in te gaan op de vele verschillende belangrijke kwesties die dit verslag aanroert, zowel in positieve als negatieve zin. Daarom wil ik opmerken dat het verslag op zijn minst, hoewel in beperkte mate, de negatieve prestaties van de Europese “ontwikkelingshulp” blootlegt.
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In het verslag staat geen enkele kritische noot over hoe vaak het wel niet voorkomt dat ontwikkelingshulp louter gebruikt wordt als een soort pijnstiller, als (valse) compensatie en ook voorwaarde voor de deregulering van markten of als een middel ter inmenging in binnenlandse aangelegenheden, met alle welbekende negatieve doelstellingen en effecten van dien. Denk daarbij aan de “Europese consensus” inzake ontwikkelingssamenwerking van de EU, de economische partnerschapsovereenkomsten die de EU van plan is op te leggen en de financiële speculatie rond levensmiddelen. Allemaal kwesties die de ontwikkelingsdoelstellingen die de EU zegt te hebben in een ander daglicht stellen. En hoewel het verslag hier dus niet kritisch bij stilstaat, ontkomt het er niet aan om de onbevredigende resultaten van de “ontwikkelingssamenwerking” en ook de sterk gedaalde omvang ervan in de EU aan de kaak te stellen. In 2007 bedroeg de hulp 0,38 procent van het BBP, terwijl dat in 2006 nog 0,41 procent was, hetgeen hoe dan ook ver beneden de 0,7 procent van het BBP die door de VN wordt bepleit. Verder gaat er van het verslag een lichte waarschuwing uit tegen het feit dat “ontwikkelingshulp” wordt ingezet voor doeleinden die niets met ontwikkelingssamenwerking te maken hebben (zoals defensie-uitgaven). alsook tegen het feit dat deze hulp “vaak wordt uitgekeerd overeenkomstig de eigen prioriteiten en tijdsplanning van de donors”. Tokia Saïfi (PPE-DE) , schriftelijk. – (FR) In 2005 zijn er met de Verklaringen van Parijs specifieke beloftes gedaan om de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp door middel van dialoog en het afleggen van wederzijdse verantwoording te vergroten. Dat internationaal kader is van cruciaal belang voor de EU, de verstrekker van meer dan 55 procent van alle ontwikkelingshulp ter wereld. Ter verhoging van de kwaliteit en de doeltreffendheid van die hulp roept het Europese Parlement op tot vereenvoudiging van procedures, maatregelen ter bestrijding van corruptie en hulpverstrekking overeenkomstig de eigen prioriteiten van de ontvangende partij. Deze maatregelen zijn des te noodzakelijker nu de ontwikkelingshulp van de lidstaten is verminderd van 0,41 procent van het BBP van de EU in 2006 tot 0,38 procent in 2007. Nu de meest kwetsbare ontwikkelingslanden getroffen worden door een voedselcrisis en ook bij lange na nog niet iedereen toegang heeft tot water en onderwijs, spreekt voor zich dat de Europese Unie de plicht heeft haar inspanningen te verdubbelen om in 2015 überhaupt de met de millenniumontwikkelingsdoelstellingen beoogde ontwikkelingshulpuitgaven van 0,7 procent van het BBP te kunnen realiseren. In het verlengde hiervan dient ervoor te worden gezorgd dat de hulp wordt verstrekt in de vorm van voorspelbare financiering op de lange termijn. Daartoe dienen er met behulp van innovatieve financieringsmechanismen extra middelen te worden vrijgemaakt en dienen staatsinvesteringsfondsen te worden ingezet om productieve investeringen te creëren. (De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat)
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 8. Verklaring van de Voorzitter De Voorzitter. − In reactie op een voorstel van de werkgroep Midden-Oosten, heeft de Conferentie van voorzitters mij verzocht een verklaring af te leggen over de situatie in Libanon. Het Europees Parlement volgt met groeiende bezorgdheid de politieke ontwikkelingen in Libanon. Het gaat daar niet langer de goede kant op en er is sprake van steeds meer geweld en bloedvergieten. We zijn dan ook buitengewoon opgelucht en opgetogen met het nieuws dat de Libanese politieke leiders in Doha een veelomvattend en fundamenteel akkoord hebben bereikt, juist nu het Europees Parlement werkt aan een resolutie over Libanon. Er ligt nu een compromistekst dat binnenkort in stemming zal worden gebracht onder voorzitterschap van de heer Onesta. Deze zeer waardevolle politieke doorbraak, bewerkstelligd met behulp van de kundige en doeltreffende bemiddeling door de Arabische Liga en de regering van Qatar in het bijzonder, bereidt de weg voor de verkiezing van generaal Michel Suleiman als president van de Republiek Libanon een dezer dagen, alsook voor de oprichting van een regering van nationale eenheid en de goedkeuring van een verbeterde kieswet. Gezien de positieve reacties van de naburige landen en andere betrokken landen, wil het Europees Parlement alle partijen oproepen het akkoord volledig ten uitvoer te leggen. We bevestigen hier nogmaals onze onaflatende steun voor de legitieme op grondwettelijke basis gevestigde politieke instellingen in Libanon en het Libanese leger, alsook voor hun pogingen te zorgen voor stabiliteit en bescherming van de soevereine en territoriale integriteit van Libanon. We kijken uit naar hervatting van de reguliere interparlementaire betrekkingen met onze Libanese collega’s, en hopen dat zij weer op reguliere basis bijeenkomen in een Libanees Parlement dat al zijn democratische rechten uitoefent en al zijn democratische verplichtingen vervult. (Applaus) VOORZITTER: GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter 9. Stemmingen De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen. (Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen) 9.1. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 2/2008 (A6-0188/2008, Kyösti Virrankoski) (artikel 131 van het Reglement) (stemming)
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
9.2. Tussentijdse evaluatie van het industriebeleid – Een bijdrage tot de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid (A6-0167/2008, Romana Jordan Cizelj) (artikel 131 van het Reglement) (stemming) 9.3. Oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (herschikking) (A6-0131/2008, Bernard Lehideux) (stemming) - Vóór de stemming over het voorstel van de Commissie Bernard Lehideux, rapporteur. − (FR) Meneer de Voorzitter, we hebben vele gesprekken gevoerd met de Commissie en de Raad om reeds in eerste lezing tot overeenstemming te komen. De stemming over dit amendement zet dit op losse schroeven. We zullen dan ook helaas een tweede lezing moeten organiseren aangezien het nu al duidelijk is – omdat dit ons duidelijk door de Raad te verstaan is gegeven - dat zij dit standpunt niet zal aanvaarden. Ik betreur deze situatie. Gezien dit probleem, en niet om een groot deel van de tekst die we met het eerste amendement hebben goedgekeurd te desavoueren, maar om ons woord dat wij aan de Raad gegeven hebben na te komen, roep ik op tot onthouding van stemming. De Voorzitter. – We hebben nota genomen van uw woorden maar gaan desalniettemin over tot stemming. 9.4. Libanon (stemming) - Vóór de stemming Jana Hybášková (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen vragen om een taalkundige correctie. De resolutie is opgesteld in het Frans en daarin staat in de eerste zin van paragraaf vijf “notamment du Hezbollah”, wat in het Engels “especially Hizbollah” zijn moet en in het Tsjechisch “a zejména Hizballáhu”. Ik sta niet in voor de overige taalversies. - Na de stemming over paragraaf 1: Pasqualina Napoletano, namens de PSE-Fractie – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het amendement is ter vervanging van paragraaf 1 van de oorspronkelijke tekst en luidt als volgt: “Is ingenomen met het akkoord dat de partijen in Doha bereikt hebben over de verkiezing een dezer dagen van generaal Suleiman tot president van de Republiek, de oprichting van een nieuwe regering van nationale eenheid en de goedkeuring van de verkiezingswet; roept alle partijen op dit akkoord volledig ten uitvoer te leggen; benadrukt het belang van de positieve reacties van de kant van de internationale gemeenschap; gelukgewenst de Libanese partijen met de overeenkomst en Qatar en de Arabische liga met hun succesvolle bemiddeling.” (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 9.5. Prijsstijgingen van levensmiddelen in de EU en in de ontwikkelingslanden (stemming) - Na de stemming over paragraaf 6:
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Rosa Miguélez Ramos , namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik lees nu woordelijk het door mijn fractie, de PSE-fractie, ingediende mondelinge amendement: “Wijst erop dat het hoofddoel van het GLB eruit bestaat de stabiliteit van de markt te garanderen, voedselzekerheid te leveren alsook redelijke prijzen voor de consumenten, en onderstreept het belang van het bestaan van een GLB na 2013, om zo te zorgen voor een duurzaam EU-voedselbeleid, met volledig respect voor de duurzaamheid, veiligheid en de kwaliteit van landbouwproducten.” Verder wil ik nog zeggen dat wij op verzoek van de PPE-fractie het laatste deel van het amendement intrekken, in ruil voor steun voor dit amendement. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) - Vóór de stemming over amendement 31: Mairead McGuinness , namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag de woorden “free and” uit dit amendement willen schrappen. De rest blijft ongewijzigd. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 9.6. Onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake vrijstelling van visumplicht (stemming) - Vóór de stemming over paragraaf 1: Stavros Lambrinidis , namens de PSE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag een wijziging willen voorstellen aangaande paragraaf 1, en wel de toevoeging van het woord “met inbegrip van”, waardoor de zin er als volgt uit komt te zien: “is van mening dat iedere al dan niet rechtstreekse discriminatie van Europese burgers met inbegrip van discriminatie op grond van hun nationaliteit verboden moet zijn”. - Vóór de stemming over amendement 8: Urszula Gacek , namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het volledige mondelinge amendement is terug te vinden op de stemlijst. Het doel ervan is om de feitelijke fout waar de Griekse collega’s op gewezen hebben recht te zetten. Het gaat hier om het maximum aantal visa dat geweigerd mag worden alvorens de visumvrijstelling voor een land vervalt. Voor Griekenland gaat het om slechts één procent en we zouden dan ook willen vragen om dit amendement te steunen en aldus deze feitelijke onjuistheid recht te zetten. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 9.7. Tragische situatie in Birma (stemming) - Vóór de stemming: Ignasi Guardans Cambó (ALDE). (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben niet verantwoordelijk voor dit verslag maar ik zou graag de collega’s die aan dit onderwerp gewerkt hebben erop wijzen dat we vandaag twee verslagen in stemming brengen, namelijk een over China en een over Birma. Beide gaan over een natuurramp en hoe daar verschillend op is gereageerd. Het verslag over China begint met een zin waarin gezegd wordt dat het Parlement “zijn oprechte deelneming en solidariteit betuigt met het volk van China en de
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
talloze slachtoffers; zijn oprechte leedwezen uitspreekt aan iedereen die te lijden heeft onder de gevolgen van de aardbeving.” In het verslag over Birma staan er echter alleen maar politieke overwegingen. (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) De Voorzitter. – Mijnheer Guardans Cambó, u weet hoezeer ik u mag en respecteer, maar u dient zich aan de regels te houden. Het spijt mij, maar ik kan geen debat openen over een vergelijkende analyse van twee resoluties. Ik vertrouw erop dat u daar begrip voor heeft. Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (FR) Ik dien hierbij een mondeling amendement in dat al dan niet door het Parlement kan worden goedgekeurd. Het geeft op dezelfde manier uitdrukking aan ons medeleven met het volk, in precies dezelfde bewoordingen, als voor dat van China. Dus dat is het mondelinge amendement: medeleven met het volk. (Applaus) De Voorzitter. – Ik heb een voorstel - u sprak reeds voordat we bij het onderwerp aanbeland waren. Als ik het goed begrijp, zou u die opmerking willen invoegen voor paragraaf vier. Kunt u mij precies zeggen waar? Ignasi Guardans Cambó (ALDE). – (FR) Het mondelinge amendement zou vooraan komen te staan en als volgt eruit zien: (EN) “Zijn oprechte deelneming en solidariteit betuigt met het volk van Birma en de talloze slachtoffers; iedereen die te lijden heeft onder de gevolgen van de ramp zijn oprechte leedwezen uitspreekt;”. (Applaus) (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) - Vóór de stemming over paragraaf 10: Hartmut Nassauer (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, in onze stemlijst staat er geen enkel amendement bij de resolutie over Birma. De stemming gaat puur en alleen over de resolutie in zijn geheel. De Voorzitter. – Dit is geen amendement maar een stemming in onderdelen, aangevraagd door de ALDE-fractie. 9.8. Natuurramp in China (stemming) 9.9. Wereldwijd verdrag tegen uraniumwapens (stemming) - Vóór de stemming: Stefano Zappalà, namens de PPE-DE-Fractie. – (IT) Meneer de voorzitter, dames en heren, namens de fractie van de Europese Volkspartij zou ik mij volledig willen aansluiten bij de vandaag door de andere fracties ingediende ontwerpresolutie. De EPP sluit zich dus volledig bij deze resolutie aan.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Dat is goed nieuws. Dat betekent dat de gezamenlijke ontwerpresolutie, ingediend door zes fracties, met inbegrip van de EPP, alle voorgaande ontwerpresoluties over het onderwerp vervangt, met uitzondering van B6-0223/2008. 9.10. REACH (Ontwerpverordening voor de proefmethodes) (stemming) 9.11. Een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013) (A6-0147/2008, Janusz Wojciechowski) (stemming) - Vóór de stemming over amendement 12: Lutz Goepel , namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag even de hele tekst willen oplezen: “wijst op de mogelijk verhoogde risico’s in verband met veevervoer over langere afstanden en is met het oog hierop van mening dat er frequenter strenge inspecties uitgevoerd dienen te worden om ervoor te zorgen dat alleen volledige gezonde dieren vervoerd worden en vindt dat zou moeten worden nagedacht over de vraag of het vervoer van slacht- of mestvee” - en daar zit hem het verschil - “kan worden beperkt tot een maximumreisduur van negen uur”. (Het mondeling amendement wordt verworpen) Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, u kunt toch geen partij kiezen? U kunt toch niet de mensen oproepen te gaan staan? Ze weten zelf wel of ze dat wel of niet moeten doen. (Applaus van de PPE-fractie) De Voorzitter. – Ik heb er alleen op gewezen - en u kent het standpunt van mijn fractie, dus ik heb hier geenszins partij gekozen - dat de afgevaardigden moeten gaan staan en dan blijven staan, omdat als zij slechts heel eventjes gaan staan en dan meteen weer gaan zitten, het voor ons onmogelijk is iedereen te tellen. Ik zei dus niet dat ze moesten gaan staan, maar dat ze moesten blijven staan ingeval ze zouden opstaan. Bij de telling van even geleden, voor de andere kant van de zaal, ben ik op precies dezelfde manier tewerk gegaan. 9.12. Strategie van de Commissie voor de derde bijeenkomst van de partijen bij het Verdrag betreffende de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (stemming) - Vóór de stemming: De Voorzitter. – Ik geloof dat de heer Ouzký iets wil zeggen, aangezien het debat gisteren erg kort was. Wellicht kunt u uitleggen waarom dit zo was. Miroslav Ouzký (PPE-DE). - (CS) Ik wilde alleen even van de gelegenheid gebruikmaken om te wijzen op het belang van deze resolutie. Gisteren zijn we niet toegekomen aan een debat of beter gezegd een mondelinge vraag erover. Mijn commissie heeft reeds een antwoord gekregen van mevrouw de commissaris, en daarom ben ik zeer ingenomen met het feit dat het punt op de agenda is gebleven en straks in stemming zal worden gebracht. De Voorzitter. – Ik wees er alleen maar op dat dit debat gisteren op de agenda stond, maar dat gezien het feit dat niemand er het woord over wilde nemen er geen debat over
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
heeft plaatsgevonden. Dat is de reden waarom het van belang is de voorzitter van de desbetreffende commissie een uiteenzetting te laten doen. Inés Ayala Sender (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde graag even rechtzetten dat er wel degelijk sprekers waren en dat we tijdens de zitting aanwezig waren. Het was echter juist de heer Ouzký die niet aanwezig was, reden waarom het Bureau en de Voorzitter besloten het punt dan maar te schrappen. De sprekers stonden klaar en er was ook nog een vertegenwoordiger van de Commissie aanwezig. De Voorzitter. – Inderdaad, u heeft helemaal gelijk. De sprekers waren aanwezig, maar de commissie in kwestie heeft het onderwerp ingetrokken. 9.13. Vervolg op de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van de hulp (A6-0171/2008, Johan Van Hecke) (stemming) 10. Vergaderrooster De Voorzitter. – Voordat we tot de stemverklaringen overgaan, wil ik nog mededelen dat de Conferentie van voorzitters besloten heeft om overeenkomstig artikel 127, lid 3 van het Reglement over te gaan tot wijziging van het rooster voor de plenaire vergaderingen van het Parlement van dit jaar. Er vindt op dinsdag 24 juni 2008, van negen tot elf uur ’s ochtends, een buitengewone zitting plaats ten behoeve van een gemeenschappelijk debat over de resultaten van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2008 alsook het verslag van het Sloveense voorzitterschap van de dan voorgaande zes maanden. 11. Stemverklaringen Mondelinge stemverklaringen - Ontwerpresolutie B6-0217/2008 Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de voedselprijzen stijgen en zullen dat blijven doen en er zullen dan ook steeds meer problemen optreden met de voedselvoorziening. Er ontstaan om verschillende redenen geheid voedseltekorten er meer mensen zullen te weinig te eten hebben of zelfs honger lijden. De allereerste reden bestaat voornamelijk uit de sterk gegroeide bevolking in de derdewereldlanden. De tweede reden ligt in een te lage voedselproductie en slechte voedseldistributie. Ten derde zijn er de verschillende belangengroepen die de markten in de greep houden, en ten vierde is er het gemeenschappelijk landbouwbeleid dat geleid heeft tot een sterke teruggang in de voedselproductie in de nieuwe lidstaten. Als dit beleid niet wordt veranderd, als we de voedselproductie en onze reserves niet vrijgeven, dan zal dit leiden tot voedseltekorten en hogere prijzen. De vijfde reden heeft te maken met allerhande natuurrampen waar we geen enkele vat op hebben, maar die helaas leiden tot grote problemen en verliezen. De conclusie is duidelijk: het voedselprobleem is het allerprangendste probleem. Het gaat per slot van rekening om de overleving van de soort. Het oplossen van deze problemen vraagt om eendracht en solidariteit, niet alleen in de Europese Unie, maar in de wereld als geheel. Daarom heeft het mijn steun. Tunne Kelam (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb mijn steun gegeven aan de nieuwe achter paragraaf 12 in te voegen paragraaf waarin de Commissie en de lidstaten worden opgeroepen “de afhankelijkheid van EU van de invoer van plantaardige proteïnes
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
uit derde landen” te erkennen. Dat zou, heel belangrijk, allereerst dienen te leiden tot het opstellen van “werkbare invoerregels gebaseerd op maximale invoerniveaus van genetisch gemodificeerde gewassen” en ten tweede tot de terugdringing van “de onnodige vertragingen in het goedkeuringssysteem van de EU voor genetisch gemodificeerde gewassen”. Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) We zijn de laatste tijd getuige van een zorgwekkende stijging van de voedselprijzen op de wereldmarkt. Wanneer de voedselprijzen stijgen en er tegelijkertijd ook nog sprake is van sterk stijgende energieprijzen, dan steekt de inflatie de kop op. Politici en economen proberen de situatie te doorgronden en de oorzaken ervan te achterhalen. Het lijkt erop dat in hoofdzaak de volgende factoren eraan ten grondslag liggen: veranderingen in de wereldeconomie, waaronder hoge energieprijzen, lagere oogsten en de productie van biobrandstoffen. Ook heeft de gestegen vraag naar voedsel en de gestegen welvaart van de inwoners van snelgroeiende landen als India en China er z’n steentje aan bijgedragen. De hogere voedselprijzen treffen zowel de producenten als de consumenten. De veranderingen op de wereldvoedselmarkt dwingen ons ertoe om onze voedselveiligheidsstrategie eens flink tegen het licht te houden. Misschien moeten we die zelfs wel helemaal omgooien. Het allerbelangrijkste is echter om met behulp van op stabiliteit op de lange termijn gerichte maatregelen - en niet slechts met ad hoc-maatregelen - het nodige te doen ter verbetering van de toestand op de wereldvoedselmarkt. Er is de laatste tijd veel te weinig aandacht geweest voor de stabiliteit van de productie en het aanhouden van voldoende reserves waarmee de effecten van de grote schommelingen in de productie als gevolg van de klimaatverandering en andere factoren, gedempt kunnen worden. Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik heb in verband met het verslag over de stijging van de voedselprijzen in de Europese Unie voor amendement 21 en tegen amendement 28 gestemd. Helaas echter weigerde de stemmachine toen dienst. Ik wil echter de aandacht vestigen op het feit dat in Europa waar er kinderen zijn die honger lijden, het onaanvaardbaar is beperkingen en quota op te leggen op de productie van voedsel. Ik zou de Europese Commissie dan ook willen vragen deze kwestie eens goed tegen het licht te houden. Er is een verslag van de hand van mevrouw Zimmer over armoede in Europa en dan met name over armoede onder kinderen, met inbegrip van ondervoeding bij de Europese kinderen. Zoiets mogen we helemaal niet laten gebeuren. Ontwerpresolutie B6-0233/2008 Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) In 2001 heeft de Raad voor burgers uit de VS ontheffing van de visumplicht ingevoerd. Helaas is niet voor alle EU-burgers het omgekeerde waar. De VS hanteren nog altijd een visumplicht voor onderdanen van een aantal lidstaten (momenteel zijn dat Bulgarije, Cyprus, de Tsjechische republiek, Rusland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië en Slowakije). Bovendien wordt meer dan 10 procent van de visumaanvragen afgewezen. Verder worden de visumaanvragen volgens degenen die ze indienen, beoordeeld aan de hand van ondoorzichtige criteria. Aan de ene kant is het sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in 1999 de regel dat alleen de Raad bevoegd is het EU-visumbeleid vast te stellen, en aan de andere kant is er de regel dat de Verenigde Staten alleen maar bilaterale onderhandelingen voert over opname van landen in hun visa waiver-programma. Zo zit hun nationale wetgeving nu
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
eenmaal in elkaar. Alleen individuele landen, en niet internationale gemeenschappen, kunnen aan dit programma deelnemen. Ik ben ingenomen met de overigens zeer intens bediscussieerde resolutie van het Europees Parlement over de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Ik ben ervan overtuigd dat met deze resolutie alle twijfels over de legitieme pogingen van de nieuwe lidstaten de verschillen tussen de oude en nieuwe lidstaten van de Europese Unie uit de weg te ruimen, tot het verleden zullen behoren. Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de beginselen van solidariteit, samenwerking en het verbod op discriminatie op basis van nationaliteit zijn voor de Europese Unie van fundamentele waarde. Door het visumbeleid van de Verenigde Staten en de daarbij horende bepalingen komen deze beginselen echter op losse schroeven te staan. De lidstaten zien zich gedwongen om elk voor zich te onderhandelen over kwesties die voor het merendeel tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoren. De beperkingen op de uitgifte van visa treft vooral de nieuwe lidstaten die ondanks het feit dat zijzelf geen beperkingen of andere vereisten stellen jegens de Verenigde Staten niet, zoals we kunnen zien, rekenen kunnen op enige wederkerigheid van dat land. Deze kwestie kan niet door elk land apart voor zichzelf worden opgelost. We hebben hiervoor gedetailleerde regelgeving nodig voor alle EU-landen. Ik weet zeker dat wanneer het visumbeleid van de Verenigde Staten niet verandert, dit onherroepelijk gevolgen hebben zal voor de trans-Atlantische betrekkingen. - Verslag: Janusz Wojciechowski (A6-0147/2008) Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, de problemen met dierziekten groeien almaar. Daarvoor kunnen verschillende redenen worden aangevoerd. Allereerst is er de groeiende omvang van veehouderijen en de daarmee gepaard gaande concentratie van dieren. Ten tweede zijn er onvoldoende maatregelen voor een doeltreffende bestrijding van dierziekten. Het eerste probleem zou kunnen worden opgelost door met behulp van juridische en administratieve middelen beperkingen op te leggen op de omvang van veehouderijen, alsook door een systeem in te voeren ter ondersteuning van kleinere boerderijen, en dan met name agrarische familiebedrijven. Het tweede probleem hangt rechtstreeks samen met de hoeveelheid middelen ter bestrijding van dierziekten die de Europese begroting beschikbaar stelt. Uiteraard zijn er ook nog andere belangrijke oorzaken die niet onderschat mogen worden, zoals daar zijn: veevervoer, onvoldoende systemen voor snelle uitwisseling van informatie in noodsituaties en onvoldoende toepassing van preventieve maatregelen zoals inenting. In het verslag van de heer Wojciechowski worden deze problemen benoemd en daarom heb ik voor gestemd. Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou de heer Wojciechowski willen complimenteren met zijn verslag en gelukwensen met het resultaat van de stemming van vandaag. Het Commissie-initiatief ter wijziging van de aanpak van dierziekten en de voorgaande strategie hebben onomwonden duidelijk gemaakt dat het van cruciaal belang is dat de regelgeving op dit gebied verbeterd wordt, de samenhang met andere beleidsvormen vergroot wordt en de doeltreffendheid van de wetgeving verbeterd.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Met de in de nieuwe strategie voorgestelde benaderingswijze wordt het mogelijk de risico’s op een uitbraak van infectieziekten bij dieren te minimaliseren. Ik ben zeer welbekend met deze problematiek, ook als veearts. Ook zou op deze wijze de economische groei worden gestimuleerd en kan ervoor worden gezorgd dat de Europese boeren en bedrijven concurrentiekrachtiger worden en toegang krijgen tot nieuwe exportmarkten. Goede normen ter bescherming van de diergezondheid vormen bovendien een waarborg voor een behoorlijk handelsbeleid binnen de Gemeenschap. Dit beleid dat onder invloed van een aantal ernstige crises en ziekteuitbraken in de afgelopen jaren sterk van gezicht is veranderd, heeft aangetoond dat de tot op heden getroffen maatregelen zorgvuldig dienen te worden geanalyseerd. Ik denk dat dankzij dit voorstel de Europese Unie over zal gaan tot bevordering van de wetenschap, innovatie en onderzoek om aldus te zorgen voor betere maatregelen ter bestrijding van dierziekten. Ewa Tomaszewska (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik betreur het ten zeerste dat het amendement op het verslag van de heer Wojciechowski met betrekking tot de omstandigheden waaronder veevervoer plaatsvindt het op slechts tien stemmen na niet gehaald heeft. Dit is een duidelijke blijk van gemis aan fijngevoeligheid aan onze kant. Ik hoop dat dit in een volgend document over dit of een soortgelijk onderwerp zal worden rechtgezet. Schriftelijke stemverklaringen Verslag: Kyösti Virrankoski (A6-0188/2008) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Als gevolg van vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe structuurprogramma’s en dientengevolge ook bij de door de lidstaten opgestelde operationele programma's, is in totaal een bedrag van 3 525 miljoen euro uit de EU-begroting voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en het Europees Visserijfonds (EVF) niet opgebruikt. Een deel daarvan is inmiddels overgeheveld naar de begroting van 2008, maar er ligt nog altijd een bedrag 2 034 euro ongebruikt te wachten. In het ontwerp van gewijzigde begroting wordt onder meer voorgesteld om een deel van dat ongebruikte geld (772 miljoen euro) over te hevelen naar de huidige begroting en om de rest te verspreiden over de hiernavolgende jaren. Het moge duidelijk zijn dat dit soort vertragingen ernstige gevolgen hebben voor de werkprogramma’s, met name voor micro-ondernemingen alsook het midden en kleinbedrijf en kleinschalige boerenbedrijven, al dan niet gerund door families. Zij hebben hier het meest onder te lijden, zeker gezien de verslechtering van de financiële en sociaaleconomische situatie als gevolg van de door het neoliberale beleid veroorzaakte crisis. Bovendien dienen deze middelen gezien de gestegen voedsel- en brandstofprijzen en de neerwaartse bijstelling van de economische groei in een aantal EU-lidstaten, te worden ingezet ter bevordering van de overheidsinvesteringen om zo de economie te stimuleren en te zorgen voor de broodnodige verbetering van de inkomens van de arbeidsbevolking. Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het tweede in de begroting voor 2008 opgenomen amendement bevat zoals te doen gebruikelijk een aantal elementen die op geen enkele wijze enig logisch onderling verband vertonen. Dat gebeurt nogal vaak
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wanneer begrotingen worden geamendeerd. Het wordt er daardoor geenszins makkelijker op het voorstel goed te beoordelen. Waar het in de kern echter om gaat is de kwaliteit van de onderbouwing hiervoor en de vraag of het voorstel procedureel wel overeenstemt met de financieel reglement. Het is volkomen terecht dat er in de begroting voor 2008 ongebruikte gelden uit de structuurfondsen van het EFRO, het ELFPO en het EVF opgenomen worden (in totaal 771,6 miljoen euro). Dat is volledig overeenkomstig de letter en de geest van het interinstitutionele akkoord van 2006 toen we al vertragingen bij de tenuitvoerlegging van de nieuwe financiële vooruitzichten verwachtten. We kunnen nu reeds bij de stemming over deze begrotingswijziging met groot genoegen vaststellen dat reeds meer dan 500 van de 580 operationele programma’s voor de periode 2007-2013 zijn goedgekeurd. Het betekent dat we nu overgaan tot de uitvoeringsfase van de huidige zevenjarige periode. Tevens gaat de rapporteur van het Parlement akkoord met de wijzigingen aan de kaderplannen van twee specifieke agentschappen, namelijk het Europees Geneesmiddelenbureau en het Europees Agentschap voor Maritieme Veiligheid, overeenkomstig het voorstel van de Europese Commissie. Dit houdt een extra onderdeel in van het oorspronkelijke begrotingswijzigingsvoorstel nr. 2/2008. Dit soort aanvullingen wordt eerder geaccepteerd dan de neiging om steeds meer uitvoerende en regelgevende EU-agentschappen op te richten. – Verslag: Romana Jordan Cizelj (A6-0167/2008) Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) De strategische poging om de Europese concurrentiekracht nieuw leven in te blazen zoals voorgesteld in de Lissabonstrategie en recentelijk in november 2007 tijdens de Raad Concurrentievermogen herhaald, heeft ervoor gezorgd dat de EU met het oog op de mondiale concurrentie haar inspanningen ter verhoging van het Europese potentieel voor innovatie en groei vergroot heeft. Voor een ware opleving op het vlak van onderzoek en ontwikkeling is het midden- en kleinbedrijf van cruciaal belang. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen gezien hun omvang niet anders dan telkens maar weer innoveren om zo hun plaatsje op de markt veilig te stellen. De toegang tot O&O-activiteiten is economisch en administratief gezien echter vaak buitengewoon moeizaam. Ik ben dan ook ingenomen met dit verslag waarin er duidelijk op wordt gewezen dat de EU dient uit te gaan van het beginsel van “denk eerst klein” en dat zij het innovatiepotentieel van het midden en kleinbedrijf op hun zoektocht naar originaliteit een flinke steun in de rug dient te geven. Ze zijn per slot van rekening een van de belangrijke pijlers van de Europese economie. Ik denk bij een beleid ter ondersteuning van kleine ondernemingen aan de nodige subsidies en essentiële steun bij onderzoek. Goede voorbeelden hiervan zijn het “Best”-programma dat de onderlinge uitwisseling van goede praktijken tussen kleine en middelgrote bedrijven mede mogelijk maakt, het CIP en het 7-initiatievenbeleidskader. Ik denk echter tevens dat er een aantal maatregelen dient te worden genomen ter ondersteuning van het ondernemerschap, waaronder vermindering van de obstakels op de interne markt, beknotting van de bureaucratische rompslomp en bevordering van de verstrekking van bankleningen aan het midden en kleinbedrijf. Avril Doyle (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De Fine Gael-afvaardiging in de EPP-ED is ingenomen met het verslag van mevrouw Jordan-Cizeli inzake de tussentijdse evaluatie van het industriebeleid. Wij erkennen, kijkend naar paragraaf 7 van het verslag, het recht van de lidstaten die dat wensen om de Europese markt op het gebied van defensie-uitrusting
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
te consolideren en de wereldwijde concurrentiekracht van de Europese defensie-industrie te vergroten, dit alles echter onder de strikte voorwaarden dat de Ierse militaire neutraliteit (zoals uitdrukkelijk neergelegd in een verklaring bij de Verdragen) ten volste gerespecteerd wordt. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) In het verslag van het Europees Parlement dat volgt op de mededeling van de Europese Commissie wordt bovendien volledig voorbijgegaan aan de enorme maatschappelijke impact van bestaande bedrijfstakken en blijft men vasthouden aan een neoliberaal beleid. Een dergelijk beleid leidt weliswaar misschien tot grote winsten voor de grote bedrijven, maar vormt geen enkele waarborg voor werkgelegenheid met rechten en de verbetering van de levenskwaliteit van de burger. Het klopt inderdaad dat de grote bedrijven in de Europese Unie goed zijn voor meer dan 80 procent van de private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling en dat de innovatieve producten van hun hand zo’n 73 procent van de EU-uitvoer vertegenwoordigen. Dat neemt echter niet weg dat het verslag in feite pleit voor de oprichting van een open en concurrentiële interne markt voor diensten en industrie. Dat is echter alleen in het belang van de grote economische concerns, aangezien grote aantallen micro-ondernemingen, kleine en middelgrote bedrijven alsook banen hierdoor maar zo op de tocht zouden kunnen komen te staan. Dat kan dan weer een negatieve invloed hebben op de inkomsten van werknemers en vele in kleinschalige ondernemingen werkzame mensen, en daarmee ook op hun activiteiten als consument. Tot slot zijn we het oneens met de versterking van de rol van de Europese defensiesector, zelfs als dit van invloed zou zijn op de uitbreiding van de wapenindustrie. In ons voorstel voor vooruitgang en sociale ontwikkeling gaat het om vrede en niet om oorlog. José Albino Silva Peneda (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor dit verslag gestemd aangezien het een groot belang hecht aan kwesties die voor mij van fundamenteel belang zijn, namelijk de bevordering van het midden- en kleinbedrijf in de Europese Unie. Omdat ze meer dan negentig procent van de Europese ondernemingen vertegenwoordigen, spelen kleine en middelgrote ondernemingen binnen de Europese Unie niet alleen een economische, maar tevens een maatschappelijke rol, doordat ze significant bijdragen aan de werkgelegenheid en de economische groei. Initiatieven zoals pogingen van de Europese Commissie om de onnodige bureaucratie waar deze bedrijven telkens weer tegenaan lopen met 25 procent te verminderen en de investeringen in de kwaliteit van werknemers en onderzoek te bevorderen, dienen daarom te worden toegejuicht. Er kan in de Europese Unie nog altijd veel verbeterd worden in de industriesector, zowel als het gaat om onderzoek en innovatie om ondernemingskansen te creëren, als om het actief op zoek gaan naar dergelijke kansen en aldus te zorgen voor snellere aanpassing aan veranderingen in de markt. Verbetering van het regelgevend kader, vooral op het gebied van het octrooirecht, waarmee de toegang tot de interne markt kan worden vergroot en het Europees ondernemerschap bevorderd, zijn van cruciaal belang voor de vergroting van ons industrieel concurrentievermogen. Tegen deze achtergrond beoordeel ik de steun aan de vorming van regionale clusters eveneens als zeer positief.
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het moge duidelijk zijn dat een succesvolle Europese industrie van cruciaal belang is voor het halen van de Lissabondoelstellingen. Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. − (PL) Het industriebeleid is van groot belang voor het halen van de doelstellingen van de Lissabonstrategie. Met dit beleid dient het kader te worden gecreëerd voor de groei van bedrijven, industriële investeringen, innovatie en de schepping van werkgelegenheid. Het doet mij dan ook deugd dat er tegen deze achtergrond speciale aandacht is besteed aan de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen. Zij vertegenwoordigen per slot van rekening 99,8 procent van het totaal aantal ondernemingen in Europa. Juist deze bedrijven worden het meest getroffen door buitensporige bureaucratie. Als je het per capita bekijkt, dan hebben kleine bedrijven als gevolg van hun uit de regelgeving voortvloeiende verplichtingen gemiddeld te maken met tien keer zo hoge kosten als grote bedrijven. Bovendien kan het voor het midden- en kleinbedrijf moeilijker zijn dan voor grote bedrijven om nieuwe markten te betreden. Laten we daarbij echter niet vergeten dat het juist de kleine en middelgrote ondernemingen zijn die middels hun innovatievermogen en flexibiliteit een enorme impuls geven aan de economische groei en de verbetering van de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Het is om die reden dan ook extreem belangrijk om oplossingen te bedenken ter vermindering van de administratieve last en ter vergroting van de toegang van het midden- en kleinbedrijf tot de interne markt en openbare aanbestedingen, alsook om hen te helpen nieuwe uitdagingen aan te gaan. Voorstellen van deze strekking zullen worden opgenomen in het door de Commissie aangekondigde Europees Handvest voor het kleinbedrijf. Ik ben het met de rapporteur eens dat de verbetering van de regelgeving op Europees niveau gepaard dient te gaan met toezeggingen en betrokkenheid van de lidstaten. Want als er geen nationale initiatieven worden ontplooid ter vermindering van de administratieve last dan zijn meetbare economische resultaten eenvoudigweg niet haalbaar. – Verslag: Bernard Lehideux (A6-0131/2008) Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Ik heb besloten om tegen verslag A6-131/2008 te stemmen. Dit is weer de zoveelste uiting van de neiging om te pas en te onpas allerlei nutteloze instellingen op te richten die de communautaire begroting alleen maar geld kosten. Ook al bestaan er vier structuurfondsen, zeven cohesiefondsen, een kaderprogramma en tientallen Europese agentschappen die er overigens alleen maar toe dienen de Europese fondsen leeg te melken, wordt hier weer de zoveelste organisatie ten tonele gevoerd die de Europese belastingbetaler ongetwijfeld weer handen vol geld kosten zal, maar die – want ik kan daar echt niets over terugvinden - waarschijnlijk niets tastbaars tot stand zal weten te brengen in de strijd tegen werkloosheid, of het leven van werknemers ook maar iets makkelijker zal maken (of op z’n minst niet moeilijker). Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dat wat er vandaag gebeurd is tijdens de stemming in de zitting was zeer betreurenswaardig. De PPE-DE diende een amendement in waarin de goede werking van de reeds met de Raad gesloten overeenkomst in twijfel werd getrokken en waarmee werd beoogd daaraan verbeteringen aan te brengen. Tevens werd ermee beoogd de kennis en inzicht in de nationale en lokale arbeidsmarkten te verbeteren. Met dit amendement werd aldus gepoogd om wat betreft de interactie van de Raad met het Parlement ervoor te zorgen dat het Parlement nauwer betrokken zou worden bij de tenuitvoerlegging van en het toezicht op de overeenkomst.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Met de goedkeuring van het voorstel van de PPE-DE, zij het met nauwe meerderheid, wordt de eerder bereikte consensus volledig ondergraven. Het zal dus in tegenstelling tot eerdere verwachtingen nodig zijn een tweede lezing te houden, hetgeen betekent dat het verslag opnieuw in de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken besproken zal moeten worden, aangezien dit wetgevend onderwerp onder de medebeslissingsprocedure valt. Daarom hebben we ons onthouden van stemming. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De Europese Stichting voor Opleiding speelt een waardevolle rol bij de ontwikkeling van beroepsopleidingen in derde landen. Ik ben van mening dat dit Parlement een volwaardige bijdrage dient te leveren aan de werking van deze stichting en heb mij om die reden aangesloten bij het standpunt van de rapporteur. – Ontwerpresolutie: Libanon (B6-0271/2008) Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Junilistan kan zich goed vinden in grote delen van het verslag. We zijn ingenomen met de ontwikkeling van een vreedzaam en democratisch Libanon en vinden het van groot belang dat de Europese lidstaten actief bijdragen aan het vredesproces. Ik denk echter dat dit plaats dient te vinden binnen het kader van het onafhankelijke buitenlands beleid van elke lidstaat apart, zeker gezien het feit dat de politieke situatie in Libanon alles te maken heeft met gevoelige kwesties waarover de regeringen van de lidstaten het verre van eens zijn met elkaar. De EU dient dit soort kwesties aan de Verenigde Naties over te laten, in plaats van te proberen hier iets anders voor in de plaats te stellen en een eigen buitenlandbeleid te ontwikkelen. De internationale organisatie die het best in staat is een duurzame oplossing van het conflict in het midden Oosten te bewerkstelligen en iets te doen aan de politieke situatie, zijn de Verenigde Naties. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De recente ontwikkelingen in Libanon kunnen niet los gezien worden van de verslechtering van de algehele situatie in het Midden-Oosten, waar door inmenging, interventies en militaire bezetting de Verenigde Staten en hun bondgenoten de hele situatie laten escaleren om zo deze strategische regio onder de duim te krijgen. In deze resolutie - die in de oorspronkelijke versie al achterhaald was door de gebeurtenissen - wordt niet alleen de rol van de Libanese regering in de verslechtering van de situatie in Libanon goedgepraat, maar ook nog eens de Israëlische en Amerikaanse inmenging in de interne aangelegenheden van het land, hun pogingen tot obstructie en de door hen uitgeoefende druk in de vorm van onder meer Israëlische militaire manoeuvres, het stationeren van de Amerikaanse zesde vloot in de regio en het voorstel om de top van Damascus te boycotten. Ook dient te worden opgemerkt dat terwijl de meerderheid van het Europees Parlement de rol van de Verenigde Staten en zijn bondgenoten in de regio goedpraat, zij ook nog eens voor de zoveelste keer met een beschuldigende vinger naar Syrië en Iran wijst. Ook concentreert men zich in de resolutie op politieke standpunten die tot doel hebben zich in de interne aangelegenheden van Libanon in te mengen, zonder zich iets gelegen laten liggen aan het feit dat de verslechtering van de situatie in het Midden-Oosten in de eerste plaats te wijten is aan de Israëlische militaire bezetting van Palestijns, Syrisch en zelfs Libanees grondgebied.
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De situatie in Libanon blijft ons bezighouden. Het akkoord dat regering en oppositieleiders in Doha hebben bereikt, biedt het land een mogelijkheid die hopelijk leidt tot een situatie van relatieve vrede en stabiliteit. Hoewel er nog moet worden gestemd over de kandidatuur van generaal Sleimane voor het presidentschap, is het bemoedigend dat alle partijen bereid lijken om te onderhandelen. Ik vind dat de EU maatregelen moet blijven steunen die ervoor zorgen dat we niet langer getuige zijn van het geweld en de politieke ontreddering waaronder het volk van Libanon lijdt. Ik heb voor de ontwerpresolutie gestemd. – Ontwerpresolutie: Prijsstijgingen van levensmiddelen in de EU en in de ontwikkelingslanden (B6-0217/2008) Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh, Inger Segelström en Åsa Westlund (PSE), schriftelijk. − (SV) We hebben besloten voor de ontwerpresolutie te stemmen, omdat de stijgende voedselprijzen een probleem vormen voor de wereldwijde voedselvoorziening. We vinden het echter jammer dat het Parlement zijn ogen sluit voor het feit dat het protectionistische landbouwbeleid van de EU bijdraagt aan een situatie waarin grote delen van de wereld het moeten stellen zonder een levensvatbaar voedselproductiesysteem. Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) De wereldwijde voedselcrisis (prijsstijgingen tot 83 procent) die in de ontwikkelingslanden al geleid heeft tot hongeropstanden en in Europa tot scherpe neergang van de koopkracht van de lagere inkomens, hebben naar mijn mening alles met de volgende kwesties te maken: - de ongebreidelde speculatie met de prijzen van basisvoedingsmiddelen, waarbij op onaanvaardbare wijze misbruik wordt gemaakt van de huidige spanningen en de grote schommelingen op de markt van landbouwproducten.; - een stijgend gebruik van landbouwgrond voor de teelt van gewassen als energiebron in plaats van voor de teelt van voedingsgewassen; - de onvolkomenheden van het Europese ontwikkelingssamenwerkingbeleid; - het feit dat men in de ontwikkelingslanden ten koste van de teelt van voedselgewassen en ten koste van de zelfvoorzieningscapaciteit op voedselgebied de teelt van exportgewassen heeft bevorderd, en - de huidige regels in de wereldhandel waardoor kleine en middelgrote boeren, met name in de ontwikkelingslanden, op een grote achterstand worden gezet. Als we het over de staat van gezondheid van het GLB hebben dan moeten we afgezien van noodmaatregelen spreken over hoe we op een andere manier op de wereldmarkt kunnen interveniëren (infrastructuur, interventievoorraden, risicobeheer, prijsvoorspellingen en economische modellen over de prijsvorming, enz.), en overwegen de ontkoppeling van de hulp ongedaan te maken en in brede zin na te denken over onze landbouwproductiemodellen om ze productief en duurzaam te maken. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ik zie mij genoodzaakt te wijzen op een tegenstrijdigheid tussen de onderhavige resolutie van het Europees Parlement en de eerder deze week hier door de commissaris voor Landbouw voorgestelde herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik vond het buitengewoon schokkend dat de Commissie absoluut geen oog had voor het sociale drama en de enorme gevolgen van de in de afgelopen maanden als een raket gestegen voedselprijzen - nog eens verergerd door het braakleggen van land en het verdwijnen van duizenden boerderijen - om vervolgens aan te dringen op een vermindering van de al zo magere huidige steun aan zo’n 70 000 kleine Portugese boeren. Dit deed zij door een minimumdrempel voor te stellen, echter zonder daarbij een maximumwaarde aan te geven. De negatieve gevolgen van de laatste hervormingen van het GLB zijn iedereen wel bekend, met name veroorzaakt door de ontkoppeling van productie en steun. Het is daarom des te ernstiger dat in de huidige omstandigheden is aangekondigd dat alle aan productie gekoppelde betalingen zullen worden afgeschaft (met als enige uitzondering zoogkoeien, geiten en schapen). Deze betalingen zijn overgeheveld naar de bedrijfstoeslagregeling. Tegelijkertijd is de nodige voortgang geboekt bij de geleidelijke ontmanteling van de gemeenschappelijke marktordening en de ontmanteling van het melkquotasysteem, alsook bij de afschaffing van interventiemaatregelen op het gebied van bijvoorbeeld harde tarwe, rijst en varkensvlees, wat gepaard gaat met verdere maatregelen ter bevordering van het braakleggen van landbouwgrond en beëindiging van het boerenbedrijf. Neena Gill (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor deze ontwerpresolutie gestemd om met name mijn steun te betuigen aan de paragrafen 16 en 35, waarin de ontwikkelde landen worden opgeroepen een einde te maken aan de landbouwsubsidies. De oproep die de Franse minister van Landbouw, de heer Barnier, tot Europa richtte om een plan voor voedselzekerheid op te stellen en zich te verzetten tegen verdere bezuinigingen op de Europese landbouwbegroting, is slecht doordacht. Ik ben acht jaar lid geweest van de Begrotingscommissie van het Parlement, waardoor ik goed ben ingevoerd in de anomalieën van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Op grond daarvan denk ik dat een dergelijke maatregel contraproductief zou zijn. Het zou leiden tot een stijging van de wereldvoedselprijzen in een periode van crisis en niets bijdragen aan de gezondheid van de Europese landbouw op de lange termijn. Frankrijk neemt binnenkort het EU-voorzitterschap op zich. Een herziening van de Europese begroting had al lang moeten plaatsvinden. President Sarkozy moet de gelegenheid aangrijpen om het proces te starten voor een werkelijke hervorming van de landbouwsubsidies in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waardoor de EU in staat zal zijn haar verplichtingen jegens de ontwikkelingslanden na te komen. Anderzijds riep de Britse regering terecht op tot een handelsovereenkomst waardoor armere landen betere toegang krijgen tot de markten van de ontwikkelde landen. De honderd miljoen mensen in arme landen die anders dieper in de armoede zouden geraken, zouden hierdoor kunnen worden geholpen. Er moet echter op EU-niveau nog meer worden gedaan. Vasco Graça Moura (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) De economische groei in de wereld en het beleid op het vlak van biobrandstoffen hebben een paradox gebaard. Gezien de welvaart wereldwijd is het een schande dat nog zovele mensen nauwelijks of helemaal niet genoeg te eten hebben. De markt wordt bepaald door een ongeziene concentratie van mensen in stedelijke gebieden, de grote uittocht van de landbouw naar de tertiaire sector en de toepassing van basisvoedselproducten in andere complexe elementen van de voedselketen, zoals de veestapel.
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Biobrandstoffen hebben gezorgd voor een dief op het platteland en een onverwachte gast aan tafel. De concurrentie tussen energiebronnen en voedselbronnen bepaalt de prijsvorming. We zitten met problemen van schaarste, duurzaamheid en veiligheid, alsook met problemen op milieugebied. In reactie op het verdwijnen van strategische reserves en de vrees voor oorlogen keert men terug naar op zelfvoorziening gericht beleid. Gezien de aangekondigde beperkingen op de verkoop van graan zal de omvang van de oogsten dit jaar doorslaggevend zijn. De speculatie neemt zodanige vormen aan dat de centrale banken wijzen op het inflatierisico, en dat het in India nu verboden is futures contracten af te sluiten over voedsel. De hele situatie dient broodnodig ten gunste van de boeren die nog altijd niet weten wat zij zullen oogsten, gekeerd te worden, en dan met name voor de allerkleinsten die het slachtoffer zijn van averechts en inconsistent landbouwbeleid. De technologie en de wetenschap die eerder divergeerden krijgen aldus een nieuwe kans waar we allemaal beter van zullen worden. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Als gevolg van de steeds ernstiger wordende kapitalistische crisis wereldwijd is de resolutie die net is aangenomen, zij het in beperkte mate, toch nog uitgemond in een veroordeling van de gevolgen van het landbouwbeleid van de EU en worden eveneens de werkelijke en ronduit onaanvaardbare doelstellingen van het GLB en de WTO-overeenkomsten erin blootgelegd. Desalniettemin wordt er in de resolutie geen schuldige aangewezen voor de buitengewoon ernstige situatie van dit moment en worden er niet de juiste conclusies getrokken uit de gestelde diagnose. Waarom? Omdat het onderliggend beleid, waarvan hier een paar voorbeelden, niet ter discussie wordt gesteld: Zo wordt als het gaat om het recht op voedsel, voedselsoevereiniteit niet verheven tot kern van het geheel; In de resolutie wordt niet ingezien dat de verhoging van de inkomsten van kleinschalige boerenbedrijven, al dan niet familiebedrijven, van essentieel belang is voor het behoud van de landbouw, de plattelandswereld en de voedselveiligheid; Ook wordt niet getracht ervoor te zorgen dat landbouw uit de WTO wordt gehaald en dat landbouwproducten niet langer als gewone grondstoffen worden behandeld, noch dat het Blair House-akkoord wordt herzien; Verder vraagt het niet om beëindiging van het GLB, noch om stopzetting van de ontkoppeling van steun van productie, noch om het instellen van een echte plafondwaarde en differentiatie ten behoeve van kleinschalige boerenbedrijven en familieboerenbedrijven, noch om een eerlijke herverdeling tussen landen en producten om zo het volledige potentieel van elk land op het gebied van landbouw en veeteelt tot ontwikkeling te brengen. James Nicholson (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Er is een periode aangebroken die wordt gekenmerkt door voedselonzekerheid. De prijzen zijn dramatisch gestegen en de vraag naar voedsel groeit sneller dan het aanbod. Een combinatie van klimaatfactoren (zoals aanhoudende perioden van droogte) en het gebruik van granen voor de productie van biobrandstoffen heeft de situatie verder verslechterd. De huidige toestand is vooral verontrustend voor de ontwikkelingslanden. In armere landen zoals Haïti hebben voedseltekorten al geleid tot rellen en onlusten onder de bevolking. Zoals de ontwerpresolutie aangeeft, moet de internationale gemeenschap prioriteit geven
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aan maatregelen die ervoor zorgen dat ontwikkelingslanden op voedselgebied autonoom en zelfvoorzienend worden. De stijgende voedselprijzen raken echter niet alleen de armere landen. De EU moet nu actie ondernemen om de situatie te stabiliseren. In de allereerste plaats moeten we onze boeren stimuleren meer te produceren. Daarnaast moeten we een redelijker evenwicht zien te bereiken in het gebruik van granen voor de voedselvoorziening enerzijds en de energieproductie anderzijds. Een herziening van de health check van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou een ideale gelegenheid zijn in het kader waarvan deze zaken zouden kunnen worden besproken. Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor de ontwerpresolutie over de stijgende voedselprijzen in de EU en de ontwikkelingslanden gestemd. Het is een probleem waarvan de hele wereld de gevolgen ondervindt. Voor de huidige situatie zijn vele oorzaken aan te wijzen, zoals de toegenomen vraag naar voedsel, de stijgende brandstofprijzen, natuurrampen (met name perioden van droogte), verminderde beschikbaarheid van landbouwgronden voor voedselgewassen en diervoeders (de prijs die we betalen voor de uitbreiding van het landbouwareaal ten behoeve van de zogenoemde energielandbouw), enzovoort. Om die reden steun ik het voorstel van de Verenigde Naties voor een moratorium op biobrandstoffen. We zien ook dat er financiële speculaties plaatsvinden op de voedselmarkten. Een andere factor die aan de crisis bijdraagt is het onjuiste en onnodige quotastelsel dat de landbouwproductie beperkt, bijvoorbeeld de melkquota die limieten stellen aan de productie van melk en zuivelproducten in Polen. De tragische gevolgen in de armste landen leiden ertoe dat voedsel van onze overschotten gratis of voor een symbolische prijs wordt weggegeven. Deze vorm van hulp biedt alleen soelaas bij rampen en calamiteiten. In alle andere gevallen worden boeren in arme landen door dergelijke hulp volledig geruïneerd, omdat het hen niet helpt gewassen te telen of vee te houden. Snel stijgende voedselprijzen, gecombineerd met werkloosheid, kunnen ook leiden tot sociale instabiliteit in deze landen. Onlangs hoorden we van een dramatische gebeurtenis in Afghanistan, waar ouders hun dochter verkochten om met het geld de rest van het gezin te kunnen onderhouden. Verder moeten we rekening houden met de inflatoire effecten van stijgende voedselprijzen. Laten we hopen dat hierdoor niet alles in een opwaartse spiraal terechtkomt en plotseling alle prijzen stijgen. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Wereldwijd lijden er nu elke dag 850 miljoen mensen honger. Deze crisis vraagt om snel en doeltreffend optreden van de EU en de lidstaten. Ik sluit me aan bij de oproepen voor een onderzoek naar de invloed van winkelketens in de voedselketen, alsook bij de aan de Commissie en de lidstaten gerichte oproepen om onderzoek in te stellen naar de ongerijmdheden tussen de prijzen die de boeren voor hun producten krijgen en de door de grote winkelketens gehanteerde verkoopprijzen Dit is daadwerkelijk een crisis van wereldwijde omvang en er is heel veel werk aan de winkel in de ontwikkelingslanden. We moeten ons dus bij voorrang richten op steunverlening aan de ontwikkelingslanden op gebieden als landbouw, plattelandsontwikkeling en agribusiness. Ik heb voor de resolutie gestemd.
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Nu er sprake is van extreem zorgwekkende voedselprijsstijgingen is het meer dan ooit noodzakelijk dat het Europees Parlement met een resolutie komt. Allereerst is het in vele landen in de wereld wijd en zijd verbreide voedseltekort ronduit onaanvaardbaar. We dienen met noodmaatregelen te komen om de hongersnood die op dit moment de meest kwetsbare mensen in de ontwikkelingslanden treft, te lenigen. Naast deze noodmaatregelen waarmee op de lange termijn de problemen uiteraard niet opgelost worden, dient de EU in samenwerking met internationale organisaties als de Wereldbank, het IMF en de VLO een strategie op poten te zetten. Het dient daarbij dan te gaan om een basisstrategie waarmee alle oorzaken van de crisis aangepakt worden: veranderende eetgewoonten in Azië, de snelle opkomst van de teelt van biobrandstoffen, enz. Verder noopt de zorgwekkende prijsstijging van het boodschappenmandje van de consument ons serieus te overwegen of we het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet dienen te hervormen. Nu we op dit moment kijken naar de gezondheidstoestand van het GLB dienen we met concrete voorstellen te komen om de inflatie waarvan we zelfs op de interne markt getuige zijn een halt toe te roepen en ons tevens ervan te verzekeren dat de Europese Unie geheel in haar eigen voedselbehoeften voorzien kan. Toomas Savi (ALDE), schriftelijk. − (EN) Toen ik afgelopen april deelnam aan de waarnemingsmissie bij de verkiezingen in Nigeria kwam ik tot de schokkende ontdekking dat dit land dat traditioneel landbouwproducten uitvoerde, nu voedsel invoert. Als gevolg van de demografische ontwikkelingen in de ontwikkelingslanden is de vraag naar voedsel er drastisch gestegen. De regeringen van ontwikkelingslanden hebben als gevolg van militaire conflicten, de strijd tegen dodelijke ziekten zoals hiv/aids, malaria en tuberculose en ook inefficiënte overheidsinstellingen echter nauwelijks aandacht voor dit vraagstuk. Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement inzake de stijgende voedselprijzen in de Europese Unie en de ontwikkelingslanden gestemd. Ik hoop dat de Europese Unie verder werken zal aan de verbetering van haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en zich verder zal inzetten voor eerlijke internationale handel. Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk. − (SV) De resolutie inzake stijgende voedselprijzen in de wereld had een waardevolle bijdrage kunnen zijn aan het huidige debat over het landbouwbeleid van de EU en de gevolgen ervan. Maar dat is helaas niet gebeurd. Allereerst zijn we getuige van een trend richting steeds meer regelgeving en het opnieuw aanleggen van voorraden, ondanks het feit dat dankzij de hoge voedselprijzen het boerenbedrijf voor het eerst in jaren weer een lonende zaak is. In het tweede deel wordt gesproken over “het recht op voedsel” in de derde wereld en hoe belangrijk het is om voorrang te geven aan voedselproductie boven de productie van brandstof. Tegelijkertijd echter bleek men wat betreft de voordelen en nadelen van biobrandstoffen aan het einde van de stemming enorm verdeeld! Politiek is inherent een kwestie van conflicten over de doelstellingen. Het is voor een politicus dan ook eerst en vooral zaak er een zeker evenwicht in aan te brengen en de doelstellingen te rangschikken naar prioriteit. Met deze resolutie is dat niet gelukt. Ik heb mij dan ook onthouden van stemming. Richard Seeber (PPE-DE), schriftelijk. − (DE) Aan de stijging van de voedselprijzen moet absoluut een halt worden toegeroepen, anders komen we in grote moeilijkheden. We
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hebben strategieën nodig op verschillende niveaus, die enerzijds de voedselproductie weer aanzwengelen met maatregelen zoals de tijdelijke opschorting van braakleggingspremies, en anderzijds een betere coördinatie en voedselverdeling mogelijk maken. De arme landen die het zwaarst door de stijgende prijzen worden getroffen, moeten zo snel mogelijk en op een goed georganiseerde en vooral duurzame wijze worden geholpen om de crisis te boven te komen. Belangrijke landbouwexportlanden als Argentinië en de Verenigde Staten moeten in dit opzicht mondiaal opereren en niet alleen maar denken aan hun eigen belang. In de discussie over biobrandstoffen mag niet worden vergeten dat de productie in Europa, waar de teelt van gewassen voor biobrandstoffen twee procent van het totale landbouwareaal beslaat, een uiterst gering effect heeft op de voedselprijzen. De productie van biobrandstoffen mag niet ten koste gaan van de voedselproductie. Daarom moeten we met kracht de productie van een tweede generatie biobrandstoffen stimuleren. De basis daarvan wordt gevormd door biomassa, organisch afval dus, dat eigenlijk niet voor andere doeleinden kan worden gebruikt. – Ontwerpresolutie: Onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake vrijstelling van visumplicht (B6-0233/2008) Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Na de invoering van de herziene Amerikaanse wetgeving waardoor de veiligheidsvoorschriften in het kader van het programma voor ontslag van visumplicht werden uitgebreid, besloten de Verenigde Staten om – overeenkomstig het principe “verdeel en heers” – aan iedere lidstaat afzonderlijk een gemeenschappelijke intentieverklaring voor te leggen. Deze afzonderlijke overeenkomsten zijn onaanvaardbaar, niet alleen omdat ze voorbijgaan aan de communautaire bevoegdheid op dit gebied, maar ook omdat ze het beginsel van eerlijke concurrentie ondergraven en op het gebied van visa leiden tot een ongelijke behandeling van staatsburgers van verschillende lidstaten. Ik juich het toe dat aan de Commissie de opdracht is gegeven (krachtens de bevoegdheid van de Gemeenschap) om te onderhandelen over een overeenkomst tussen de EU en de Verenigde Staten die gelijke behandeling waarborgt en garandeert dat voor alle EU-burgers die het grondgebied van de Verenigde Staten willen betreden, dezelfde voorwaarden voor visumvrijstelling gelden (zoals de Unie dat al in praktijk brengt ten aanzien van alle burgers van de Verenigde Staten die de EU willen binnenkomen). Deze onderhandelingen moeten met voortvarendheid en in een geest van Europese solidariteit worden gevoerd, zodat alle lidstaten in 2009 aan het Amerikaanse programma voor ontslag van visumplicht kunnen deelnemen. Naar mijn mening zullen we hierin echter alleen slagen wanneer de bilaterale overeenkomsten die in de tussentijd al zijn aangegaan, ongedaan worden gemaakt. Ik wacht nog op een advies van de Juridische dienst van het Europees Parlement, dat dit standpunt hopelijk zal bevestigen. Urszula Gacek (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) De PPE-DE is ingenomen met de goedkeuring van de “Ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot visumvrijstellingen (vrijstelling van visumplicht)”. De resolutie markeert een belangrijk moment op weg naar meer coördinatie tussen de lidstaten en de Europese Commissie als het gaat om hun onderhandelingen met de Verenigde
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Staten. In de resolutie staat dat discriminatie van een grote groep EU-burgers onaanvaardbaar is en wordt blijk gegeven van de solidariteit van de lidstaten die reeds onderdeel uitmaken van het programma met degenen die nog steeds te maken hebben met lastige en vaak ook vernederende visumaanvraagprocedures. Tevens wijst de resolutie op het feit dat de redenen die worden aangevoerd voor het weigeren van visa veelal ondoorzichtig zijn. Verder leidt de snelle daling van het aantal weigeringen in een aantal lidstaten zonder een soortgelijke daling in andere lidstaten tot de verdenking dat de landen die buiten het visa waiver-programma vallen niet allemaal dezelfde behandeling krijgen van de Verenigde Staten. Als vertegenwoordiger van Polen, een land dat geen onderdeel uitmaakt van dat programma, vertrouw ik erop dat de resolutie zal leiden tot een vlot en bevredigend akkoord, zodat alle EU-burgers binnenkort onder precies dezelfde voorwaarden naar de VS kunnen reizen. De EU-lidstaten hebben gezamenlijk gepoogd het probleem oplossen. Wij vertrouwen erop dat de Verenigde Staten hier op open en positieve wijze op reageren zullen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Uit deze resolutie maken wij op: Dat hoewel de EU wederkerige overeenkomsten heeft ondertekend met meerdere derde landen maar niet met de Verenigde Staten - in 2006 voor de Commissie aanleiding om voor houders van diplomatieke paspoorten, dienst- en officiële paspoorten tijdelijk opnieuw de visumplicht in te voeren om zo de voortgang op weg naar wederkerigheid te bevorderen - de Raad verder niets met het in de resolutie als een symbolische daad omschreven voorstel gedaan heeft. Dat de situatie juridisch gezien ingewikkeld begon te worden toen de Verenigde Staten hun visa waiver-programma in het kader van de zogeheten war on terror hervormden, waarbij ze een aantal veiligheidsverbeteringen aanbrachten (waaronder toegang tot gegevens en informatie over burgers uit derde landen) en van andere landen die onderdeel wensten uit te maken van het visa waiver-programma verlangden dat zij een bilaterale gemeenschappelijke intentieverklaring ondertekenden, inclusief de bindende uitvoeringsregels daarvan. En dat de Europese lidstaten zich als gevolg van de vereisten van de Verenigde Staten verdeeld toonden en daarmee maar al te duidelijk lieten blijken waar hun prioriteiten liggen. Deze resolutie maakt onderdeel uit van een poging om de schade te beperken, maar vormt desalniettemin geen waarborg voor bescherming van de beginselen die wij als fundamenteel beschouwen, zoals nationale soevereiniteit en burgerrechten, vrijheden en waarborgen. Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) Ik steun de ontwerpresolutie van het Europees Parlement over de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot visumvrijstellingen. Deze onderhandelingen moeten namens alle EU-lidstaten worden gevoerd. De Amerikaanse regering en de regeringen van die landen die al begonnen zijn aan bilaterale onderhandelingen, dienen rekening te houden met het standpunt van de EU en haar bevoegdheid om verdragen te ondertekenen. Wat we nodig hebben zijn duidelijke richtsnoeren voor bilaterale gesprekken over het zonder visum reizen naar de Verenigde Staten, maar er zijn kwesties die onder de bevoegdheid van de EU vallen. Het punt waar het om gaat is wederkerigheid. In het geval van Polen, dat al op 15 april 1991 eenzijdig de visumplicht voor Amerikaanse staatsburgers afschafte, is er helaas sprake van een flagrante ongelijkheid. Het argument dat dit toe te
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
schrijven is aan het tamelijk grote aantal afwijzingen van visumaanvragen, overtuigt mij niet. Naar mijn mening zijn de afwijzingen vaak het gevolg van arbitraire beslissingen van medewerkers van Amerikaanse consulaten die ervan uitgaan – vaak is niet duidelijk op basis waarvan – dat iemand zijn verblijf in de Verenigde Staten op illegale wijze zal verlengen. Zulke veronderstellingen zijn nauwelijks objectief en soms ronduit beledigend. De wisselkoers van de dollar ten opzichte van de zloty biedt ook geen houvast meer voor het argument van illegaal werken. Wat tegenwoordig voor mensen belangrijk is, zijn toeristische bezoeken, zakenreizen en bezoeken aan familie en vrienden. Ik denk dat de Verenigde Staten met dit beleid, waarbij zij hun grenzen sluiten voor hun bondgenoten, maar potentiële terroristen binnenlaten, ook in hun eigen vingers snijden. Hoe kan men trans-Atlantische samenwerking tot stand brengen wanneer men geen vertrouwen stelt in zijn bondgenoten? Dit is niet alleen een retorische vraag. Veel van mijn kiezers hebben dit punt genoemd. Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) De burgers van Europa hebben zich verenigd om de voordelen te genieten van een Europese Unie. Deze voordelen komen niet alleen binnen Europa tot uiting, maar ook daarbuiten. Nergens blijkt dat duidelijker dan bij de behandeling van burgers die naar het buitenland reizen. Veel EU-landen zijn al vrijgesteld van de Amerikaanse visumplicht. Hoewel ik begrip heb voor het legitieme recht van de Verenigde Staten om haar eigen beleid in dezen te bepalen, vind ik het redelijk en logisch om dit recht tot alle EU-burgers uit te breiden. Een goede overeenkomst met de Verenigde Staten zou het uitgangspunt van non-discriminatie, waarom door het Parlement is gevraagd, moeten weerspiegelen. Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) Ik heb voor de resolutie van het Europees Parlement over de onderhandelingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot het visa waiver- programma gestemd. Ik heb voor het door de socialistische afgevaardigde Lambrinidis ingediende mondelinge amendement gestemd, omdat hij daarin oproept voor eens en altijd de directe of indirecte discriminatie tussen Europese burgers, waaronder op grond van nationaliteit, uit te bannen. Daarmee wordt de aandacht gevestigd op de gevolgen van het gebrek aan coördinatie tussen de communautaire instellingen en de lidstaten bij internationale onderhandelingen. Tevens heb ik voor amendement 8 gestemd dat mondeling is geamendeerd door onze collega Gacek. In de nieuwe bewoording wordt het ongenoegen van het Europees Parlement uitgesproken met de huidige situatie waarin de burgers van 12 lidstaten, waaronder Roemenië, niet uitgezonderd zijn van de visumplicht voor de Verenigde Staten van Amerika. Ik heb voor het door de fractie van Europese socialisten ingediende amendement nr. 1 gestemd, waarin de Commissie wordt opgeroepen uit hoofde van het beginsel van loyale samenwerking te zorgen voor een gelijke behandeling van de burgers van alle lidstaten als het gaat om het visa waiver-programma. Tevens heb ik voor amendement 2 van de Europese socialisten gestemd omdat daarin melding wordt gemaakt van het feit dat tijdens de ontmoeting op 13 maart 2008 van de ministeriële trojka inzake justitie en binnenlandse zaken, de VS hebben toegegeven dat de Gemeenschap bevoegd is te onderhandelen over een internationale overeenkomst inzake het visumbeleid.
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– Ontwerpresolutie: Tragische situatie in Birma (B6-0244/2008) Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb voor de gezamenlijke ontwerpresolutie over Birma gestemd gezien het feit dat als gevolg van de dramatische situatie in dat land het van cruciaal belang is onverwijld te zorgen voor herstel van de democratie en de naleving van de mensenrechten. Ik betreur het optreden van de Birmese autoriteiten naar aanleiding van de cycloon die het land in puin heeft gelegd en die voor duizenden dodelijke slachtoffers en daklozen heeft gezorgd. Ook spreek ik mijn ferme veroordeling uit over hoe het Birmese regime met deze tragedie is omgegaan. Het heeft humanitaire hulpverleners de toegang tot het gebied ontzegd en de slachtoffers aangeboden hulp onthouden. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De humanitaire ramp die zich in Birma heeft voltrokken, is een enorme tragedie. Junilistan onderschrijft dat de wijze waarop de Birmese regering met de situatie omgaat, beneden alle kritiek is. Aan de honderdduizenden mensen die door de ramp zijn getroffen, moet hulp worden geboden. Dat is prioriteit nummer een. We staan daarom zeer positief tegenover de ontwerpresolutie waar het gaat om haar kritiek op de Birmese regering, die haar eigen machtspositie belangrijker vindt dan het overleven van de bevolking. Anderzijds is het niet de taak van de EU om te veroordelen en andere landen aan te sporen druk uit te oefenen op Birma zodat het land zijn grenzen openstelt. Het is ook niet aan de EU om het Internationaal Strafhof op te roepen de regering van Birma aan te klagen. Het is de internationale gemeenschap die zich via de Verenigde Naties met dit soort belangrijke internationaalrechtelijke vraagstukken behoort bezig te houden. Helaas bestaat er in de EU een tendens om rampen aan te grijpen teneinde het eigen standpunt op het gebied van buitenlands beleid naarvoren te brengen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Hiermede zouden we uitdrukking willen geven aan onze oprechte deelneming met de slachtoffers van de cycloon op 2 en 3 mei jongstleden die verschillende delen van Myanmar (Birma) getroffen heeft. We zijn er stellig van overtuigd dat geen enkele diplomatieke moeite gespaard mag worden, en dan met name in het kader van de agentschappen van de Verenigde Naties, om de slachtoffers zo snel mogelijk hulp en ondersteuning te verlenen, om aldus het aantal doden tot een minimum te beperken, de problemen waar de mensen mee zitten te helpen oplossen, alsook om te beginnen met de wederopbouw van de enorme stukken vernietigde infrastructuur. Dit alles, zoals ook in deze resolutie wordt benadrukt, in samenwerking met de Birmese autoriteiten. We zijn het echter oneens met initiatieven waarmee op basis van wat men noemt humanitaire interventie de huidige inspanningen van de agentschappen van de VN, de ASEAN en verschillende landen in de regio om tot een oplossing te komen voor de huidige obstakels en het lijden van de getroffen mensen tot een minimum te beperken, worden gehinderd en zelfs ter discussie gesteld. Deze initiatieven maken de op onaanvaardbare wijze misbruik van de dramatische toestand van duizenden en nog eens duizenden mensen en zijn er in de eerste plaats op gericht de humanitaire catastrofe in te zetten voor politieke doeleinden en het bereiken van bepaalde geostrategische doelstellingen, dit alles uiteindelijk ten koste van de dringende humanitaire hulp waarvan zijzelf zeggen dat die zo broodnodig nodig is. Dit zou zelfs kunnen leiden tot situaties waarbij de natuurramp nog eens wordt verergerd door oorlogsrampspoed.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De resolutie over de tragische situatie in Birma heeft mijn volledige steun. De oorspronkelijke natuurramp, de cycloon, wordt op dit moment overschaduwd door de ramp uit mensenhanden, de manier waarop de Birmese regering omgaat met de gevolgen van de cycloon. De Birmese regering heeft een morele en juridische plicht jegens haar burgers. Ze dient dan ook internationale hulp toe te laten om te voorkomen dat de situatie nog erger wordt. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De tragische situatie in Birma vraagt urgent om onze aandacht. Gezien zijn afwijzing van internationale hulp heeft het Birmese regime blijk gegeven van onverschilligheid jegens de ernst van de hele situatie. Het is voor de slachtoffers van de cycloon Nargis echter geen kwestie van politiek, maar van het naakte overleven. Ik sluit mij aan bij collega’s in hun oproep aan het militaire regime om de door de internationale gemeenschap aangeboden hulp aan te nemen. Het klopt inderdaad dat onze Aziatische partners zich dienen te kwijten van hun taak door druk uit te oefenen op het regime in Rangoon. Ik herhaal hier mijn standpunt dat door andere ASEAN-landen aan te moedigen het lidmaatschap van Birma te heroverwegen, Rangoon onder zware druk zal komen te staan om eindelijk de rechten en vrijheden van de bevolking van het land waar het al zo lange tijd naar snakt, te erkennen. Ik sluit mij dus aan bij mijn collega’s en stem voor deze motie. – Ontwerpresolutie: Natuurramp in China (B6-0242/2008) Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag mijn erkentelijkheid willen betuigen voor de snelle reactie van de Commissie op de noodsituatie die ontstaan is als gevolg van de aardbeving op 12 mei. Volgens de kranten zijn talloze fabrieken, scholen en huizen ingestort, in sommige gebieden zelfs 80 procent van alle gebouwen. In sommige steden zijn er schoolgebouwen ingestort en vonden talloze scholieren daar hun graf en zijn bij chemische fabrieken helaas tonnen schadelijke stoffen de grond ingelopen. Ditmaal zijn we in staat om alle dood en verderf in volle omvang en real time in ogenschouw te nemen, zowel dankzij de media als wel dankzij de verklaringen van de Chinese autoriteiten, die naar het schijnt geen enkele informatie achterhouden. Het is vermeldenswaard dat bij deze ramp, in schril contrast met de idioterie van het nabijgelegen Birmese regime, China openstaat voor hulp en internationale steun. Zoals de commissaris reeds enige malen gezegd heeft, dient Europa zijn humanitair hulp in de vernietigde provincie Sichuan voort te zetten. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Hulp en geld voor de door deze natuurramp getroffen Chinese bevolking zijn een absolute must om enige verlichting te brengen in de tragische situatie. Hulp aan de getroffen regio kan echter rechtstreeks door de lidstaten zelf worden verleend en hoeft niet via de EU te lopen. Er zijn andere internationale organisaties die beter toegerust zijn om de humanitaire hulp te coördineren. De Verenigde Naties is daar met haar jarenlange ervaring en wereldwijde aanwezigheid een logisch voorbeeld van. We zijn dan ook van mening dat deze resolutie de zoveelste poging is van de EU om een eigen buitenlands beleid te voeren en misbruik te maken van de ramp om weer een stapje dichterbij een federale staat te komen met een eigen buitenlands beleid. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij betuigen onze oprechte deelneming met de slachtoffers van de aardbeving die op 12 mei jongstleden huishield in verscheidene
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
provincies en autonome regio’s van de Volksrepubliek China, alsook onze solidariteit met het Chinese volk dat in deze verschrikkelijke tijden zoveel moed en onderlinge hulp getoond heeft. Zoals eerder gezegd, zijn de Chinese autoriteiten buitengewoon snel en doeltreffend aan de slag gegaan om de slachtoffers de o zo broodnodige hulp en steun te verlenen. Ze proberen aldus het aantal doden tot een minimum te beperken en de problemen waarin de mensen terecht zijn gekomen aan te pakken. Ook zijn ze reeds begonnen met het herstel van de enorme stukken infrastructuur die vernietigd zijn. Dat betekent dat wanneer de lidstaten en de EU snel met middelen en noodhulp over de brug komen dit de Chinese autoriteiten flink helpen zal de nood te lenigen van de door de aardbeving getroffen mensen. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik sluit mij aan bij mijn collega’s wat betreft hun ingenomenheid met de inspanningen die China zich getroost om de mensen in de door de aardbeving getroffen provincie Sichuan te helpen. Dat wat er nu in China gebeurt is een lichtend voorbeeld voor andere landen in de regio die te maken hebben, hebben gehad of zullen krijgen met enorme verwoestingen door dergelijke natuurrampen. Tevens ben ik van mening dat de EU China actief dient te ondersteunen bij de wederopbouw. Ik heb dan ook voor de resolutie gestemd. Zita Pleštinská (PPE-DE), schriftelijk. – (SK) Ik heb voor de resolutie van het Europese Parlement inzake de natuurramp in China gestemd. Aardbevingen zijn ronduit rampzalige gebeurtenissen die ontelbare levens eisen en enorme materiële schade aanrichten. De Chinese aardbeving, met een kracht van 7,8 op de schaal van Richter, heeft mensen over de hele wereld in het hart getroffen. Deze vernietigende aardbeving heeft enorm veel slachtoffers geëist en ook zijn de levensomstandigheden voor degenen die de ramp overleefd hebben, met name in de provincie Sichuan, extreem moeilijk. Ik wil dan ook uitdrukking geven aan mijn diepste leedwezen en solidariteit met het Chinese volk en de talloze slachtoffers van deze tragedie. We zijn zeer ingenomen met het feit dat de Chinese autoriteiten al zo snel na de ramp de hulp op gang gebracht hebben en de nodige noodhulpmaatregelen getroffen hebben. Ook dient te worden vermeld dat de Chinese autoriteiten bereid waren hulp van buiten toe te laten. Bovendien doet het mij enorm deugd dat het de Chinese en de buitenlandse media werd toegestaan gedetailleerde en nauwkeurige informatie over de ramp naar buiten te brengen. Ik schat dat de EU inmiddels meer dan 10 miljoen euro aan hulp verstrekt heeft. China kan de praktijkervaring van de Europeanen op dit vlak echter nog beter gebruiken dan de financiële hulp. De aan de burgerbevolking verstrekte noodhulp dient dan ook mede gebaseerd te zijn op bewezen praktijken als het gaat om het beperken van de gevolgen van dergelijke rampen. De EU dient de kennis die het uit seismologisch onderzoek vergaard heeft aan China ter beschikking te stellen om zo te helpen achterhalen waar de ontwerpfouten zaten in de constructie van de gebouwen. De aardbevingsregio Sichuan dient te worden omgetoverd in een soort openluchtlaboratorium waar mogelijke oplossingen kunnen worden uitgetest die vervolgens bij de wederopbouw van die provincie kunnen worden toegepast.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– Ontwerpresolutie: wereldwijd verdrag tegen uraniumwapens (B6-0219/2008) Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Een verbod op dit soort wapentuig dient op wereldwijde basis middels de Verenigde Naties ten uitvoer te worden gelegd, en wel op initiatief van natiestaten, niet het Europees Parlement. We zijn tegen een gemeenschappelijk Europees veiligheidsbeleid omdat het onherroepelijk leidt tot een Verenigde Staten van Europa. We hebben dan ook tegen de resolutie gestemd. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We zijn ons volledig bewust van de terugwerkende kracht van de resolutie en hebben voor gestemd, met name gezien de inhoud van paragraaf 7 en 8, waarin: Alle EU-lidstaten en alle NAVO-landen worden opgeroepen een verbod in te stellen op de toepassing van verarmd uranium, zich veel meer inspanningen te getroosten om te komen tot een volledig verbod op dit soort wapentuig en de productie en aanschaf ervan op systematische wijze te stoppen; De lidstaten en de Raad worden opgeroepen het voortouw te nemen om te komen tot een internationaal verdrag voor een verbod op de ontwikkeling, productie, opslag, overdracht, het testen en het gebruik van wapens die uranium bevatten en voor de vernietiging of recycling van bestaande voorraden (ook al is het voor ons onaanvaardbaar dat het Europees Parlement voorwaarden verbonden heeft aan die eis). Helaas heeft het leeuwendeel van de afgevaardigden in dit Parlement echter verzuimd een schuldige aan te wijzen voor het gebruik van verarmd uranium voor militaire doeleinden. Met andere woorden, er wordt gepoogd om de door de NAVO en de Verenigde Staten en diens geallieerden in Kosovo, Afghanistan en Irak begane misdaden te vergoelijken (er zijn daar overigens niet alleen wapens met verarmd uranium, maar ook fragmentatiebommen en fosforbommen gebruikt). Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik sluit mij volledig aan bij de pleidooien voor een internationaal verbod op wapens met verarmd uranium. Het gebruik van deze wapens leidt tot ernstige ziektes, zowel bij het militair personeel als bij de burgerbevolking. De EU heeft een morele plicht om het voortouw te nemen in deze kwestie en zich in te zetten voor de totale afschaffing van dit soort wapens. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) De EU-lidstaten en de Raad dienen het voortouw te nemen bij onderhandelingen over een internationaal verdrag voor een verbod op de ontwikkeling, productie, opslag, overdracht, het testen en het gebruik van wapens die uranium bevatten. Ik denk echter dat het verdrag zelfs nog verder dient te gaan. Landen mogen niet meer de gelegenheid krijgen om de oude voorraden van deze wapens waarvan de gevolgen voor de gezondheid en het milieu wat mij betreft nog altijd onzeker zijn, nog verder in te zetten. De bestaande voorraden dienen te worden vernietigd of gerecycled. Ik heb dan ook voor deze resolutie gestemd. - Ontwerpresolutie - REACH (B6-0237/2008) Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Met deze resolutie krijgt het hele REACH-proces de nodige continuïteit, een proces overigens waarvan we ons altijd afzijdig hebben gehouden omdat we van mening waren dat het niet tegemoet kwam aan de legitieme rechten en zorgen van de consumenten en het midden- en kleinbedrijf en het tevens niet
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
leidde tot bescherming van werknemers en het milieu. We zijn van mening dat met REACH het noodzakelijke evenwicht tussen bescherming van de gezondheid op de werkvloer, het milieu en de verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven niet volledig gevonden is, aangezien er geen goede waarborgen bestonden voor de consumentenrechten en er beperkingen waren aangebracht op het recht van werknemers op informatie en gezondheid. Tevens werd er te weinig rekening gehouden met microbedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen gezien het feit dat met REACH de kosten van de registratie van stoffen verhoogd werden zonder dat daar enige steunmaatregelen tegenover te stellen. Er werd zelfs te weinig rekening gehouden met de grote ondernemingen die nu te kennen gegeven hebben hun gevaarlijke chemische stoffen te willen vervangen. Er wordt nu verwezen naar maatregelen ter stroomlijning en versnelling van de interne procedures van de Commissie als het gaat om de validatie en wettelijke aanvaarding van nieuwe alternatieve testmethoden. De Commissie zal zorg dragen voor een transparant proces waarin alle betrokken partijen in aanloop naar ieder voorstel ter aanpassing van de testmethodenverordening aan de technische vooruitgang geraadpleegd zullen worden. We hebben ons standpunt gehandhaafd in de verwachting dat er inderdaad sprake zal zijn van meer transparantie. - Verslag: Janusz Wojciechowski (A6-0147/2008) Bernadette Bourzai (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van de heer Wojciechowski over een nieuwe strategie voor diergezondheid gestemd. Als afgevaardigde afkomstig uit het district Massif central-Centre maak ik me met name zorgen over de besmettelijke catarrale schapenkoorts. Dit is een buitengewoon ernstig ziekte, zowel naar aard als verbreiding, alsook gezien de verbreiding van de verschillende serotypen in gebieden die tot nog toe besmettingsvrij waren en de verregaande sociaaleconomische gevolgen van de als gevolg ervan in te stellen beperkingen op veevervoer en de handel in vee. Ik vind dat de Commissie met een diergezondheidsactieplan dient te komen om haar vermogen tot bestrijding van dergelijke ernstige besmettelijke dierziekten te vergroten. Ik denk dan aan financiering van onderzoek, het compenseren van verliezen en de verstrekking van voorschotten op betalingen, enz. Ik heb tegen amendement 12 gestemd inzake het feit dat het vervoer van levend vee over grotere afstanden naar alle waarschijnlijkheid leiden zou tot grotere risico’s en dat slachtvee niet langer dan gedurende negen uur vervoerd zou mogen worden. Ik heb daarentegen wel voor amendement 3 gestemd, omdat de kwaliteit van het vervoer namelijk veel belangrijker is voor het dierenwelzijn dan de duur ervan. Er bestaat reeds een speciale verordening over dit onderwerp en het zou dan ook veel beter zijn ons te richten op een goed toezicht op de tenuitvoerlegging ervan. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) We zijn van mening dat er in het verslag een hele reeks positieve maatregelen ten tonele wordt gevoerd waarop we verder moeten bouwen en waar de Commissie meer mee doen moet. Het gaat met name om: - de noodzaak tot een substantiële bijdrage van de Gemeenschap op het vlak van dierziekten teneinde te zorgen voor gelijke behandeling en gelijke kansen als de desbetreffende landen en producenten daar niet zelf voor kunnen zorgen; - erkenning van het feit dat de producenten in de EU als gevolg van de hogere EU-normen te maken hebben met hogere kosten en dat zij beschermd moeten worden tegen dierlijke producten ingevoerd uit gebieden waar er lagere normen gelden;
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- dat de Commissie de boeren dient te helpen de hoge kosten te dragen die gepaard gaan met de aanschaf van apparatuur voor de registratie van dieren. Er blijven wat ons betreft punten van kritiek, met name als het gaat om de publieke financiering. Deze dient te worden geïntensiveerd om te voorkomen dat private verzekeraars in het gat springen en overgaan tot verzekering van verliezen als gevolg van de bestrijding van dierziekten. De gedachte dat boeren de volle verantwoordelijkheid zouden moeten dragen voor de bestrijding van ziekten en daarom private verzekeringen zouden moeten afsluiten, is voor ons onaanvaardbaar. Duarte Freitas (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik ben voorstander van de door de Europese Commissie ingediende diergezondheidsstrategie voor de periode 2007-2013 omdat ik van mening ben dat er snel een debat tussen de Europese instellingen op gang gebracht dient te worden om tot de nodige wetsvoorstellen te komen. Er dient voorrang te worden gegeven aan maatregelen op Europees niveau, er dient een modern kader voor diergezondheid te worden gecreëerd en er dient te worden gezorgd voor betere preventie, monitoring en wetenschappelijk onderzoek. Ik schaar mij dan ook achter het verslag van de heer Wojciechowski, hoewel ik wil benadrukken dat ik tegen enige extra heffing ben in verband met beperkingen op het vervoer van slachtvee, omdat de huidige regelgeving al genoeg mogelijkheden bevat ter beperking van het dierenleed. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Dit verslag gaat over een buitengewoon belangrijk onderwerp. Maar zoals gewoonlijk stelt de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voor om op allerlei vlak de EU-uitgaven voor landbouw te verhogen. We zien ons dan ook genoodzaakt tegen het verslag als geheel te stemmen, ook al zijn we in principe voorstander van maatregelen ter verbetering van diergezondheid in de Unie. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb tegen paragraaf 52 van het verslag van de heer Wojciechowski gestemd waarin steun wordt uitgesproken voor het principe van elektronische identificatie. De voorstellen op dit gebied waren tot nog toe disproportioneel. De Commissie dient zich daarom nog eens te beraden over haar strategie. In vele landelijke gebieden van Schotland speelt de schapenhouderij een cruciale rol. De EU dient zich dan ook zodanig op te stellen dat zij deze plattelandseconomie beschermen en niet de schapenhouders nog eens extra belasten. Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag over een nieuwe EU-diergezondheidsstrategie gestemd omdat ik een sterk voorstander ben van duurzame landbouw en ik alleen maar beleidsmaatregelen en praktijken ondersteunen kan waarmee beoogd wordt deze te bevorderen. De gezondheid en het welzijn van het vee is middels de productie van gezond voedsel van essentieel belang voor een goede volksgezondheid. Diergezondheid en volksgezondheid hangen als gevolg van de mogelijkheid van rechtstreekse en indirecte overdracht van sommige ziekten nauw samen. Extreem hoge veedichtheden in intensieve veehouderijen leiden wellicht tot een verhoogd risico op de verspreiding van ziekten en vormen wellicht een belemmering voor de bestrijding ervan. Ook al ben ook ik van mening dat we inderdaad maatregelen dienen te treffen om voor biologische veiligheid te zorgen op de boerderijen, vind ik dat we er tevens
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor dienen te zorgen dat de agromilieucriteria niet teveel worden opgetuigd met allerlei franjes. Ik betreur echter het feit dat er in de mededeling van de Commissie niet grotere waarde wordt gehecht aan veterinaire deskundigen. Juist zij zijn naar mijn mening het beste in staat zorg te dragen voor de tenuitvoerlegging van een doeltreffende strategie ter bescherming van de diergezondheid. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben ingenomen met het verslag van de heer Wojciechowski. Er worden daarin maatregelen uit de doeken gedaan ter verbetering van zowel de voedselveiligheid als de diergezondheid. Er gingen stemmen op vanuit de SNP en de conservatieve hoek om te stemmen tegen de verplichte EU-wijde invoering van elektronische en op DNA gebaseerde genetische identificatie en registratie van dieren. Het lijkt mij dat nu de dreiging van uitbraken van zowel nieuwe als bestaande dierziekten dermate acuut is en dit als gevolg van de klimaatverandering naar verwachting alleen maar erger zal worden, het niet meer dan verstandig zou zijn om een veilig en robuust van dergelijke identificatie- en registratiemethodes voorzien systeem in te voeren ter registratie van de verplaatsingen van dieren. U kunt dit terugvinden in de manier waarop ik gestemd heb. Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Na een verhit debat en een groot aantal door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling ingediende amendementen wordt in het verslag van de heer Wojciechowski zoals dat nu is goedgekeurd gepleit voor een aantal verregaande wijzigingen van de Commissievoorstellen. Met deze wijzigingen hebben we een uitermate uitgewogen verslag gekregen alsook de kans om het rechtskader voor diergezondheid in de Europese Unie doeltreffend te wijzigen en te verbeteren. Wat betreft de hoge veedichtheid in intensieve veehouderijen heeft de landbouwcommissie het initiële standpunt van de rapporteur met de erkenning dat deze problematisch zou kunnen zijn indien dierziekten niet op adequate wijze bestreden worden, enigszins afgezwakt. Verder zou het met het in de zitting namens de PPE-DE ingediende amendement met betrekking tot veevervoer over grotere afstanden voor de EU mogelijk moeten zijn het onnodige lijden van slachtvee te beperken onder handhaving van uitmuntende hygiënische omstandigheden. De overige in het verslag voorgestelde maatregelen, met name die met betrekking tot de bevordering van de toepassing van noodvaccinaties, een groter verantwoordelijkheidsgevoel onder de boeren en de maatregelen klaarheid te scheppen in de rol van alle bij de financiering van de toekomstige strategie betrokken partijen, vormen wat mij betreft een stap in de goede richting en zijn geschikte middelen om de EU-wetgeving over diergezondheid aan te scherpen. Mairead McGuinness (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik ben ingenomen met dit verslag waarin de noodzaak tot een hoog niveau van diergezondheid in de EU voor het voetlicht wordt gebracht en waarin erop wordt gewezen dat dit alleen met een EU-actieplan kan worden bewerkstelligd. Met betrekking tot veevervoer mogen we alleen met wetenschappelijke onderbouwde wetgeving komen. De pogingen om de reisduur vast te leggen zijn kleingeestig en slaan de plank volledig mis. Er dient de nodige aandacht te worden besteed aan de naleving van de reeds bestaande regelgeving op het gebied van veevervoer. De kwaliteit van het vervoer en niet de duur ervan is van doorslaggevend
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belang. Ik ben om die reden ingenomen met het feit dat er uiteindelijk geen specifieke reistijden in het verslag zijn opgenomen. Tenslotte nog dient de Europese Unie ervoor te zorgen dat onze diergezondheids- en dierenwelzijnsnormen internationaal worden geaccepteerd en dat er bij de onderhandelingen in het WTO ten volste rekening mee wordt gehouden. Peter Skinner (PSE), schriftelijk. − (EN) Deze kwestie is voor vele miljoenen Europese burgers van cruciaal belang, en dan met name in het zuidoosten van Engeland. Het verslag heeft inzake veevervoer het nodige stof doen opwaaien, maar dat is niet meer dan een functie van dit verslag. Ik ben voorstander van elk mogelijk initiatief ter verbetering van het dierenwelzijn tijdens het vervoer. Uiteraard vraagt dat om voldoende middelen voor dierenartsen om controles uit te voeren en moeten zij daarvoor kunnen rekenen op steun uit een beter gevuld veterinair fonds. Tevens dienen de boeren die te maken hebben met veevervoer gebruik te kunnen maken van verzekeringsinstrumenten ter dekking van indirecte verliezen. - Ontwerpresolutie – Strategie voor de derde bijeenkomst van de partijen bij het Verdrag betreffende de toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (B6-0238/2008) Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Er wordt al sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Aarhus op 30 oktober 2001 gebakkeleid over de tenuitvoerlegging ervan. Aangezien het leeuwendeel van de 35 partijen bij het verdrag lidstaten van de Europese Unie zijn, hebben zij een extra verantwoordelijkheid te zorgen voor de mechanismen die benodigd zijn voor de tenuitvoerlegging ervan. Evenzo is het belangrijk om te zorgen voor specifieke bepalingen - zoals de rechten die reeds in het Verdrag zijn neergelegd - waarmee de regionale en algehele inspraak in andere verdragen en overeenkomsten met betrekking tot milieukwesties worden verbeterd. Het Parlement en de Raad hebben nu weliswaar drie wetgevingsinstrumenten goedgekeurd voor de tenuitvoerlegging van het Verdrag waarvan Aarhus, maar er bestaan nog altijd enkele problemen. We zijn over het al geheel ingenomen met deze resolutie van het Europees Parlement, hoewel niet alle aspecten ervan even duidelijk zijn. We zijn namelijk van mening dat het belangrijk is bij te dragen aan het scheppen van universele voorwaarden voor de toegang tot de rechter en tot processen met betrekking tot milieukwesties. Wij hopen daarom dat er tijdens de van 11 tot 13 juli 2008 te houden derde zitting van de vergadering van de partijen in Riga, Letland, de nodige vooruitgang zal worden geboekt in dit proces. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Junilistan is voorstander van het Verdrag van Aarhus, maar we zijn desalniettemin van mening dat de nationale Parlementen hun standpunten zelf tijdens de conferentie over het Verdrag van Aarhus in Riga uiteen dienen te zetten. Het is natuurlijk geheel aan de lidstaten die het Verdrag van Aarhus niet geratificeerd hebben of zij daar nu wel of niet toe overgaan. Naar onze mening is het Europees Parlement niet de geëigende instantie om daar enige aanbeveling over te doen.
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE), schriftelijk. − (FI) Ik ben sinds 2000 actief betrokken bij het Verdrag van Aarhus. Toentertijd spraken we in het kader van de eerste pijler over het recht van burgers op informatie over het milieu, en korte tijd daarna in het kader van de tweede pijler over de mogelijkheden tot inspraak in de besluitvorming. Tijdens een ontmoeting met lokale milieuactivisten in Kazakhstan begon ik op slag met andere ogen te kijken naar datgene dat wij in het Westen zo vanzelfsprekend vinden. Het Verdrag van Aarhus is een hele grote stap vooruit als het gaat om de verbetering van de inspraak en toegang tot informatie, een element waar geen enkel succesvol democratisch systeem zonder kan. Ik begrijp het standpunt van het Parlement dan ook heel goed. Overigens dient daar het ontbrekende element, namelijk het recht van het publiek om in beroep te gaan, opnieuw ingebracht dient te worden. Ik sta echter niet afwijzend tegenover de woorden van de Raad als het zegt te vrezen dat er misbruik gemaakt zou kunnen worden van burgerrechten, bijvoorbeeld door beroep aan te tekenen om projecten te vertragen of om gelijke kansen te creëren voor geldinzamelingsacties door organisaties. De Raad maakt zich terecht zorgen over dit soort misbruik van de democratie. Het is echter van groot belang dat opnieuw over de kwestie wordt gesproken, want de wereld en onze maatschappij zijn voortdurend in verandering en politieke besluiten dienen te allen tijde de toets van de hedendaagse kritiek te kunnen doorstaan. Juist om die reden ben ik erg te spreken over de paragraaf in onze resolutie ter voorbereiding van de vergadering, waarin melding wordt gemaakt van het feit dat er de wens bestaat het Verdrag van Aarhus uit te breiden tot alle beginselen van duurzame ontwikkeling. Op die manier kan dankzij de beginselen van het Verdrag op het vlak van openheid, de kans op deelname en het afleggen van rekenschap, worden voldaan aan de criteria voor duurzame ontwikkeling. Dat is per slot van rekening waar het in het Verdrag van Aarhus allemaal om draait. Het zal leiden tot een proactieve manier van denken waarin met open vizier naar het milieu gekeken wordt. Met name door de bevolking. En zo worden dan de juiste omstandigheden geschapen voor het verbeteren van de bestaande manier van werken. De ontmoeting in Riga vormt de ideale gelegenheid de balans op te maken over het Verdrag en ik weet zeker dat we verder moeten op de huidige ingeslagen weg. Cristiana Muscardini (UEN), schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, het Verdrag van Aarhus erkent het recht van eenieder in een omgeving te wonen die recht doet aan zijn of haar gezondheid en welzijn en stelt dat iedereen de plicht heeft om het milieu te beschermen. Tevens stelt het dat om dit recht te kunnen doen gelden en om aan de verplichting te kunnen voldoen, de burger toegang dient te hebben tot informatie, inspraak dient te hebben in de besluitvorming en toegang tot de rechter als het gaat om milieuaangelegenheden. In artikel 1 van het Verdrag staat geschreven dat elke partij bij het Verdrag het recht waarborgen zal op toegang tot informatie en inspraak in de besluitvorming. Het is van cruciaal belang dat de nationale en Europese instellingen die de burgers vertegenwoordigen zich meer inzetten voor het proces, zowel om te zorgen voor volledige toegang tot informatie in milieukwesties, alsook om ervoor te zorgen – en dat bovenal - dat de verstrekte informatie juist is. Er doen allerlei tegenstrijdige theorieën opgeld, in meerdere of mindere mate wetenschappelijk onderbouwd. Het is noodzakelijk om regels op te stellen ter voorkoming van al te alarmerende en soms overdreven uitspraken, alsook om voor iedereen, zowel de burger als de overheid, milieubescherming te verheffen tot een plicht. Namens de UEN-fractie die voor de resolutie zal stemmen, wil ik erop wijzen dat het uitermate belangrijk is dat de delegatie van de Europese Unie die deelneemt aan de voor
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
11 tot en met 13 juni 2008 geplande bijeenkomst van de partijen bij het verdrag, een zo breed mogelijke afspiegeling vormt van dit Parlement. – Verslag: Johan Van Hecke (A6-0171/2008) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Sommige aspecten van de resolutie zijn belangrijker dan andere. Sommige beleidsvormen zijn als gevolg van hun structurele belang allesbepalend voor andere beleidsterreinen. Het hiernavolgende is een voorbeeld daarvan. Doordat de overeenkomsten inzake economisch partnerschap niet ter discussie worden gesteld en er alleen een verwijzing wordt gemaakt naar de noodzaak om ontwikkelingshulp niet alleen ter beschikking te stellen aan landen die instemmen met grotere liberalisering van de markt, wordt elk mogelijk positieve effect van dergelijke hulp bij voorbaat te grabbel gegooid. Met overeenkomsten inzake economisch partnerschap worden restricties aangebracht op de soevereiniteit van landen, wordt een model opgelegd dat multinationals uit de EU bevoordeelt, en wordt de productie van landen losgekoppeld van de behoeften van de eigen bevolking en ondergeschikt gemaakt aan de behoeften van een steeds sterker geliberaliseerde wereldmarkt. We vinden het inderdaad positief dat ervoor wordt gepleit defensie-uitgaven uit de ontwikkelingshulp te lichten, dat er de nodige effectieve hulp ingezet wordt ter ontwikkeling en verbetering van de overheidsdiensten en dat de inzet van ontwikkelingshulp voor doeleinden die helemaal niets met ontwikkelingshulp van doen hebben eens en voor altijd uitgebannen wordt. Maar dat zal weinig soelaas bieden als we niet tegelijkertijd de liberalisering van de handel afwijzen, alsook de in de overeenkomsten inzake economisch partnerschap vervatte instrumenten ter overheersing en inmenging in de interne aangelegenheden. Alleen als we deze tegenstrijdige situatie oplossen, kan hulp ware uitdrukking geven aan solidariteit en respect voor de nationale soevereiniteit. Jens Holm en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik denk dat er nog heel veel gedaan kan worden aan de vergroting van de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp van de Europese Unie en de lidstaten. Het verslag van Johan van Hecke bevat wat dat betreft belangrijke inzichten. Ik wil hier echter benadrukken dat ik het niet eens ben met de bewoording in paragraaf 1, waarin wordt gesteld dat de Europese Unie met één stem dient te spreken en dat er meer harmonisatie nodig is. Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor het verslag over de doeltreffendheid gestemd, ook al ben ik het niet eens met alles wat erin geschreven staat. Allereerst omdat de lidstaten hun woord niet houden, hetgeen betekent dat al inspanningen van de Europese instellingen uiteindelijk vergeefs zijn. Bovendien wordt in het verslag niet duidelijk genoeg geschetst hoe de lidstaten beloven de ene rol te spelen (het verlenen van steun aan partnerlanden bij de tenuitvoerlegging van hulp) maar in werkelijkheid een geheel andere rol spelen (het financieren van initiatieven die hun eigen economie ten goede komen) zonder daarbij acht te slaan op de sociale en economische ontwikkeling van de partnerlanden (wezen).
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dan ten tweede omdat er meer doeltreffendheid en transparantie nodig is wanneer gesproken wordt over de financiering van projecten. Natuurlijk willen we dat alles doeltreffend verloopt. Transparantie betekent echter dat er meer audits moeten worden gehouden, meer raadplegingen, meer toezicht, oftewel meer tijdverspilling en meer geld over de balk van de bureaucratie. Ook wordt het werk van HEEL VEEL mensen er absoluut niet makkelijker op maar juist veel trager. Transparantie leidt daardoor tot minder doeltreffendheid. Ik zou graag wensen dat transparantie werd ingezet als middel ter vergroting van de doeltreffendheid en dat doeltreffendheid altijd op de eerste plaats staat. David Martin (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ben ingenomen met de follow-up van de heer van Hecke op de Verklaring van Parijs van 2005 over de doeltreffendheid van de hulp. De hulpverlening dient trouw te blijven aan zijn primaire doel, namelijk armoedebestrijding. Om te zorgen voor doeltreffende hulp dient er inderdaad gebruikt te worden gemaakt van lokale systemen en dient de ontvanger volledig bij het geheel te worden betrokken. Ik sluit mij tevens aan bij de oproep aan de Commissie en de lidstaten om zich ten uiterste in te spannen om het in de millenniumontwikkelingsdoelstellingen gestelde doel van publieke ontwikkelingshulpbestedingen in 2015 ter hoogte van 0,7 procent van het Europese bbp inderdaad te halen. In dit verslag wordt naar mijn mening op de door mij genoemde punten ingegaan, en ik heb dan ook voor gestemd. Bernard Wojciechowski (IND/DEM), schriftelijk. − (PL) De Verklaring van Parijs van 2005 heeft geleid tot een internationaal programma voor de doeltreffendheid van hulp dat in de allereerste plaats gericht is op armoedebestrijding. In die verklaring staan er specifieke verplichtingen ter verhoging van de doeltreffendheid van de hulp op basis van internationale samenwerking. Ik zou zeggen dat het hier gaat om doeltreffende hulp in de volle betekenis van het woord en dat degenen die om deze hulp vragen deze ook echt dienen te krijgen en er niet voor hoeven te betalen. Het gebeurt echter helaas maar al te vaak dat mensen die “hulp” ontvangen ervoor moeten betalen. In veel gevallen is dit een middel om de zwakkere economisch afhankelijk te maken van de sterkere en de armen afhankelijk van de rijken. In het begin van de jaren 60 zei een Indiër die zag hoe de “hulp” door ontwikkelde landen aan zijn eigen land eruitzag tijdens een ontmoeting van de World Food Organisation: “Houdt u alstublieft op ons te helpen”. Ik vertrouw erop dat ditmaal alles anders zal zijn. Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vrijwel alles voor het Europees Parlement over, maar ook ik heb mijn grenzen. Gisteravond werd die grens bijna bereikt toen ik besloot prioriteit te geven aan het debat over het Verdrag van Aarhus boven het nuttigen van asperges tijdens de vermaarde asperge-avond. Ik “deserteerde vóór het dessert” om vervolgens te moeten constateren dat het debat was afgelast. Mijn vraag is of wij onze niet-uitgesproken bijdragen mogen laten opnemen in de notulen, aangezien het antwoord van de commissaris er toch al is. 12. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 13.00 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat)
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter 13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 14. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (debat) 14.1. Soedan en het Internationaal Strafhof (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Soedan en het Internationaal Strafhof (1) . Jean Lambert, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, voor de zoveelste keer houden we ons bezig met de kwestie-Soedan en de vraag hoe de Soedanese regering ertoe kan worden gebracht rekenschap te geven van het lijden van de eigen bevolking en ook van de impact van het conflict op de aangrenzende landen. De ontwerpresolutie van vanmiddag gaat met name over het Internationaal Strafhof en over het feit dat het Strafhof meer dan een jaar geleden twee arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd, namelijk tegen Ahmad Harun, die toen minister van Binnenlandse zaken was, maar inmiddels minister van Humanitaire zaken is – wat velen van ons stuitend zullen vinden – en tegen een van de voormalige leiders van de Janjaweedmilitie, Ali Muhammed Ali Abd-Al-Rahman. We hebben van de kant van de Soedanese regering geen enkele medewerking gezien om deze mensen over te dragen aan het Internationaal Strafhof, hoewel de regering zich heel goed realiseert dat het lidmaatschap van de Verenigde Naties verplichtingen met zich meebrengt. We stuiten op een aanhoudende cultuur van straffeloosheid, waar klaarblijkelijk nooit iemand ter verantwoording wordt geroepen, zelfs niet voor de meest verschrikkelijke misdaden. We vinden dat alle regeringen duidelijk stelling moeten nemen in deze kwestie. De ontwerpresolutie stelt dat we de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van juni moeten oproepen namens de EU gerichte strafmaatregelen aan te nemen tegen een duidelijk omlijnde groep van Soedanese overheidsmedewerkers die de verantwoordelijkheid dragen voor het gebrek aan samenwerking van Soedan met het Internationaal Strafhof. De maatregelen moeten ook duidelijke financiële sancties omvatten: als de smeekbeden van mensen niet helpen, dan helpt het misschien wanneer de geldkraan wordt dichtgedraaid. Mijn fractie beveelt deze ontwerpresolutie bij het Parlement aan. Wij hopen dat er krachtige maatregelen worden genomen en dat deze twee mannen en anderen worden berecht. Erik Meijer, auteur. − (NL) Voorzitter, een jaar geleden hebben wij eveneens een urgentiedebat over Soedan gehouden. Sindsdien is de toestand niet beter, maar slechter geworden. Het na een langdurige binnenlandse oorlog tot stand gekomen compromis tussen het islamitische noorden en het niet-islamitische zuiden staat onder druk. De tijdelijke samenwerking in een overgangsregering en de voorbereiding van het referendum over de onafhankelijkheid van het zuiden in 2011 staan onder druk doordat de grenzen van die
(1)
Zie notulen.
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gebieden niet definitief zijn afgebakend. Beheersing van het olierijke tussengebied blijkt nu een reden voor nieuw geweld. De vredesregeling geldt ook niet voor het westelijke Darfur, daar Arabische nomaden en militairen de zwarte bevolking voor een groot deel hebben verjaagd naar het buurland Tsjaad. Daar gaat het niet om een strijd tussen aanhangers van de islam en van het christendom, maar om een strijd tussen nomaden en gevestigde landbouwbevolking om het beheersen van de droge bodem die weinig oplevert. Groei van de bevolking en uitbreiding van de woestijn leiden ertoe dat die mensen hun traditionele bestaansbronnen kwijtraken en zich tegen elkaar richten. De regering is medeverantwoordelijk voor de verdrijving van de van oorsprong niet-Arabische bevolking. Vanuit Darfur wordt nu teruggevochten tot in de hoofdstad Khartoem. Al in de tijd dat de huidige staat Soedan nog bekendstond als Anglo-Egyptisch Soedan, was de vraag aan de orde of dit zeer omvangrijke gebied met sterk verschillende volkeren als één staat onafhankelijk zou moeten worden. Een eenheidsstaat zou vooral de staat zijn van de Arabische bevolkingsgroepen in het noorden, het oosten en het midden. De zwarte islamitische bevolking in het westen en de zwarte christelijke en animistische bevolking in het zuiden zouden moeilijk een gelijkwaardige positie kunnen krijgen. Die toen veel minder ontwikkelde gebieden lagen ver van zee en kregen nauwelijks internationale aandacht. Uiteindelijk heeft niemand rekening met hen gehouden en wij zien nu de resultaten van de koloniale kortzichtigheid. De staat is verantwoordelijk voor veel misdaden, maar tegelijk is die staat grotendeels een instrument voor één van de strijdende partijen. Dat maakt zijn medewerking aan strafmaatregelen moeilijk en uiteraard proberen wij in deze resolutie het perspectief daarop open te houden, maar onder de huidige omstandigheden is er weinig reden tot optimisme. Filip Kaczmarek, auteur. − (PL) Het is werkelijk stuitend dat de Soedanese regering de heer Harun (de voormalige minister van Binnenlandse zaken die in 2003 en 2004 verantwoordelijk was voor Darfur) heeft benoemd tot minister van Humanitaire zaken. Het is het toppunt van cynisme dat de verantwoordelijkheid voor de levens en de veiligheid van de inwoners van Darfur in zijn handen ligt – uitgerekend van degene door wie zij destijds werden vervolgd – en dat hij de beslissingen neemt over de grootste humanitaire operatie die door de internationale vredesmissie UNAMID wordt uitgevoerd. We moeten niet vergeten dat deze missie tot doel heeft burgers te beschermen tegen misdaden, precies tegen het soort acties waarbij de heer Harun betrokken was. De internationale gemeenschap, de Europese Unie, de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, al deze organisaties moeten maximale druk uitoefenen op de Soedanese regering, zodat deze mensen zich uiteindelijk zullen verantwoorden tegenover het Internationaal Strafhof. Leopold Józef Rutowicz, auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, Soedan is een enorm groot land met een oppervlakte van 2,5 miljoen vierkante kilometer en een bevolking van ongeveer 42 miljoen mensen. Het land is kapotgemaakt door twee burgeroorlogen die miljoenen slachtoffers hebben geëist en die voor nog eens miljoenen inwoners hebben geleid tot invaliditeit, economische achteruitgang en de vernietiging van hun bezit. Aan de onderlinge moordpartijen lagen onder andere etnische verschillen ten grondslag – 52 procent van de bevolking is Afrikaans, 39 procent is Arabisch – en verschillen in godsdienst – 70 procent is soennitisch, 30 procent is animistisch.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tijdens deze oorlogen begingen degenen met wapens en macht tegenover de bevolking alle mogelijke wreedheden, waaronder moord, marteling, verkrachting, beroving en verdrijving, misdrijven die worden vervolgd en bestraft door het Internationaal Strafhof. Helaas beschikt het Strafhof niet over de middelen om de daders voor het gerecht te brengen. De ontwerpresolutie verwoordt de Europese visie op de huidige situatie. Ik steun die visie. Ik denk echter dat het goed zou zijn om in deze omstandigheden een radicalere aanpak te overwegen, bijvoorbeeld het inzetten van speciale troepen van de Verenigde Naties om de aangeklaagden aan het Internationaal Strafhof over te dragen. Vervolgens worden degenen die schuldig zijn bevonden, levenslang verbannen – zonder recht op terugkeer – naar een afgelegen eiland met een toepasselijke naam als “Boosdoenerseiland”. Ik denk dat dat zou helpen. Marios Matsakis, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, volgens schattingen van de Verenigde Naties heeft het conflict in Soedan geleid tot ongeveer 300 000 doden en 2,5 miljoen vluchtelingen. In de afgelopen jaren is er een stroom van berichten geweest over barbaarsheden die in de regio hebben plaatsgevonden. De onschuldige burgerbevolking heeft onnoemelijk veel geleden. Degenen die volgens deze berichten verantwoordelijk waren voor het aanzetten tot of het plegen van oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid moeten worden berecht en, indien ze schuldig worden bevonden, dienovereenkomstig worden gestraft. Dat is niet alleen nodig omdat het recht zijn loop moet hebben, maar ook om te voorkomen dat dergelijke lieden opnieuw zulke misdaden begaan en om een voorbeeld te stellen waardoor andere potentiële daders ervan worden weerhouden soortgelijke misdaden te begaan. Het Internationaal Strafhof is opgericht om ervoor te zorgen dat degenen die zich schuldig maken aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid niet ongestraft blijven. Soedan heeft het Statuut van Rome tot oprichting van het Internationaal Strafhof ondertekend, maar nog niet geratificeerd. Dat mag voor Soedan geen excuus zijn om het Hof niet zijn volledige medewerking aan te bieden in overeenstemming met resolutie 1593 van de VN-Veiligheidsraad. Het Internationaal Strafhof heeft twee arrestatiebevelen uitgevaardigd, namelijk tegen Ahmad Harun, voormalig minister van Binnenlandse zaken van Soedan, en tegen militieleider Ali Muhammed Ali Abd-Al-Rahman. De arrestatiebevelen hebben betrekking op een 51 punten tellende aanklacht wegens vermeende oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. De Soedanese autoriteiten weigeren nu al meer dan een jaar deze personen over te dragen en belemmeren op deze wijze het werk van het Internationaal Strafhof. Dit is volstrekt onaanvaardbaar. Door een dergelijke opstelling maakt de Soedanese regering zichzelf tot handlanger van deze vermeende misdadigers. We roepen de Soedanese regering op om zich op korte termijn te beraden op de netelige positie waarin ze zichzelf heeft gemanoeuvreerd door deze vermeende massamoordenaars bescherming te bieden tegen de toepassing van het internationaal recht. Hopelijk komen ze tot bezinning en volgen ze het verzoek van het Internationaal Strafhof onmiddellijk op. Tadeusz Zwiefka, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Het is ronduit schokkend wanneer een land dat lid is van de Verenigde Naties verzuimt gehoor te geven aan oproepen van de VN-Veiligheidsraad om medewerking te verlenen aan het Internationaal Strafhof. Wat kan de internationale gemeenschap doen wanneer de minister van Buitenlandse zaken van
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Soedan een dergelijke medewerking weigert en tevens verklaart dat het Strafhof niet bevoegd is om welke Soedanese burger ook te berechten en dat de Soedanese regering niet zal toestaan dat ook maar een van haar burgers door een niet-Soedanese rechtbank wordt berecht en veroordeeld? We bevinden ons in een tamelijk lastig parket, aangezien Soedan – tot op zekere hoogte – niet afhankelijk is van hulp uit de Europese Unie, de Verenigde Staten of de andere westerse democratieën, maar zijn ontwikkeling baseert op hulp uit China, een land dat zich helaas niet bekommert om mensenrechten, zelfs niet binnen de eigen grenzen. De enige mogelijke reactie van onze kant is dat we vragen om de activa van de Soedanese leiders te bevriezen. Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. – (PL) Het conflict in Soedan heeft sinds 2003 300 000 slachtoffers geëist. Tweeënhalf miljoen mensen hebben huis en haard verlaten om aan het geweld te ontsnappen. Ondanks het feit dat het land gedeeltelijk is gestabiliseerd, vinden er voortdurend gevechten plaats tussen regeringstroepen en de rebellen. Daardoor is het moeilijk om VN-vredestroepen in te zetten en humanitaire hulp te verlenen. Zonder betrokkenheid van de Verenigde Naties en zonder het aantal VN-soldaten in de regio te vergroten, zal een duurzame oplossing voor het conflict in Soedan niet mogelijk zijn. Het rekruteren van kinderen voor het leger en gewelddadigheden tegen de burgerbevolking, in het bijzonder tegen vrouwen, zijn duidelijke schendingen van internationale standaarden en mensenrechten. Verontrustend is vooral dat de regering weigert samen te werken met het Internationaal Strafhof en dat oorlogsmisdadigers deel blijven uitmaken van die regering, mensen die nu – en dit klinkt als een lugubere grap – onder meer verantwoordelijk zijn voor de verdeling van humanitaire hulp en de contacten met de troepen voor vredeshandhaving. Soedan moet worden opgeroepen onverwijld samen te werken met het Strafhof, zodat de oorlogsmisdaden worden aangepakt. Dat is namelijk een noodzakelijke voorwaarde om tot een democratie en rechtsstaat te komen. Alle pogingen om het vredesakkoord en de militaire hulp van derde landen te dwarsbomen – en dat geldt voor beide partijen bij het conflict – moeten worden veroordeeld. Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, Soedan is al vanaf 2003 oorlogsgebied als gevolg van religieuze en etnische verschillen. Het conflict in Darfur leidde tot een exodus van meer dan tweeënhalf miljoen mensen. Burgers zijn het slachtoffer geworden van dit conflict doordat ze zijn vermoord, geslagen of verkracht. Honger komt op grote schaal voor en er is een gebrek aan basishygiëne. Kinderen die hun ouders hebben verloren of van hun ouders zijn gescheiden, hebben geen kans op onderwijs of een behoorlijke toekomst. Aan humanitaire missies worden steeds meer beperkingen opgelegd. Het conflict in Soedan heeft geleid tot een vernietiging van de beschaving in Darfur en Tsjaad. De Soedanese regering heeft geweigerd samen te werken met het Internationaal Strafhof, schoffeert het Strafhof, dat arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd tegen oorlogsmisdadigers, en is niet in staat of gewoonweg niet bereid om de situatie te verbeteren. Als gevolg van de aanval op Omdurman op 10 en 11 mei verloren nog eens tweehonderd mensen het leven. We roepen de autoriteiten in Soedan op onverwijld samen te werken met het Internationaal Strafhof. We willen dat de Europese Raad krachtige maatregelen neemt om de toegang tot banken in de Europese Unie te blokkeren voor individuen die zijn aangemerkt als degenen die het conflict in Darfur financieren, en hun activa te bevriezen.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jana Hybášková (PPE-DE). - (CS) Omdat ik heb deelgenomen aan de onderzoeksmissie van het Europees Parlement in Darfur en Tsjaad in 2004, ben ik een reiziger op wie een politieke verantwoordelijkheid rust. Ik was erbij toen een twaalfjarige moeder die was verkracht, antwoordde op de vraag hoe haar kind heette: “Ik weet het niet; het kind heeft geen naam”. Daarom roepen wij Soedan op het Statuut van Rome te ratificeren, krachtens resolutie 1593 onverwijld samen te werken met het Strafhof en Ali Kushayb en Ahmad Harun onmiddellijk over te dragen. Wat we echter vooral vragen is of Europeanen er in hun onderhandelingen met de Arabische Liga en met name met China op willen aandringen dat China en de Arabische Liga hun beleid aanscherpen waar het gaat om hun betrekkingen met Soedan. Dat zijn de partners die ons zouden kunnen helpen. We verzoeken de Raad en de Commissie ons van hun onderhandelingen op de hoogte te houden. Marianne Mikko (PSE). - (ET) Dames en heren, Soedan is een land dat gebruik heeft gemaakt van zijn recht om anders te zijn. Het is een land waar elke dag op grote schaal geweld, terreur en verkrachtingen plaatsvinden zonder dat deze daden worden bestraft. Het is een land dat is gebaseerd op andere waarden dan mensenrechten. De situatie is kritiek: sinds het begin van het conflict in Darfur, nu vijf jaar geleden, zijn meer dan 200 000 mensen om het leven gekomen. Personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden lopen vrij rond; sommigen bekleden hoge functies in Soedan. Het gerechtelijk apparaat in Soedan is niet in staat en niet bereid iets aan de situatie in Darfur te doen. Hervormingen zijn nodig; het systeem moet worden gebaseerd op internationaal erkende mensenrechtenstandaarden. Er moet een einde komen aan straffeloosheid. Het is absoluut noodzakelijk dat de Soedanese regering gaat samenwerken met het Internationaal Strafhof. Soedan moet het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof ratificeren en oorlogsmisdadigers voor de rechter brengen. De situatie moet nu veranderen, en wel onmiddellijk. Marcin Libicki (UEN). - (PL) Zoals zo vaak wanneer we debatteren over moorden en andere mensenrechtenschendingen in de wereld, hebben we het vandaag over de vraag wie daarginds, ter plekke, de verantwoordelijken zijn. Het lijkt mij echter dat de situatie een grondigere analyse vereist, aangezien dergelijke conflicten altijd hun oorsprong vinden in de handel in wapens en olie. Deze handel in wapens en olie is niet uitsluitend in handen van mensen in de landen daar, die we vaak beschouwen als een slechter soort mensen, maar ook van mensen in de categorie landen die een beter ontwikkeld verantwoordelijkheidsbesef hebben en dat ook voor anderen zouden moeten hebben. Als deze mensen er geen belang bij zouden hebben, zouden de misdaden die wij altijd op donderdagmiddag aan de orde stellen, zoals we dat vandaag doen met Soedan, waarschijnlijk niet bestaan. Kathy Sinnott (IND/DEM). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, regelmatig debatteren we op donderdagmiddag over Soedan, omdat de gruwelijke mensenrechtenschendingen voortduren: moord, verkrachting, ontvoering, ontvoering van kinderen en confiscatie van grond en huizen. Het gebrek aan veiligheid is nog steeds een probleem voor de mannen, vrouwen en kinderen van Soedan, maar ook voor mensen die werkzaam zijn in de humanitaire hulpverlening. De minachting voor de jurisdictie van het Internationaal Strafhof heeft ertoe geleid dat misdadigers vrij mogen rondlopen, met name mensen die in de schijnwerpers staan, zoals de voormalige minister van Binnenlandse zaken en een voormalige leider van de
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Janjaweedmilitie. We moeten er bij Soedan met klem op aandringen, met alle mogelijkheden die we hebben, om het Statuut van Rome te ratificeren. Ik doe nogmaals een dringend beroep op de EU en de rest van de internationale gemeenschap om haar morele en sociale verantwoordelijkheid te tonen en krachtige maatregelen te nemen – onder meer door China te confronteren met de rol die dat land speelt in Soedan en in de wapenhandel die de situatie in stand houdt – teneinde de bevolking van Soedan en de vluchtelingen in het aangrenzende Tsjaad te beschermen en een einde te maken aan dit conflict. Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, in 2004 richtte de Europese Unie een verzoek aan de Verenigde Naties om een commissie in te stellen die onderzoek moest doen naar de wreedheden en misdaden die werden begaan in Darfur. Naar aanleiding van de aanbevelingen van deze commissie vroeg de Europese Unie aan de VN-Veiligheidsraad om de situatie in Darfur naar het Internationaal Strafhof te verwijzen, wat de Veiligheidsraad deed door in 2005 Resolutie 1593 aan te nemen. In de afgelopen paar maanden heeft de Europese Unie de Soedanese regering herhaaldelijk opgeroepen onvoorwaardelijk samen te werken met het Internationaal Strafhof. Op 31 maart 2008, precies drie jaar nadat de Veiligheidsraad de situatie in Darfur naar het Internationaal Strafhof had verwezen, nam het EU-voorzitterschap namens de Europese Unie een Verklaring aan waarin het zijn verontwaardiging uitte over de weigering van de Soedanese regering om samen te werken met het Internationaal Strafhof. De Europese Unie sprak tevens haar steun uit voor het nemen van verdere passende maatregelen tegen degenen die de verantwoordelijkheid dragen voor het gebrek aan samenwerking van Soedan met het Internationaal Strafhof, indien de Soedanese regering nog steeds zou weigeren gehoor te geven aan de VN-Resolutie. Op 6 mei 2008 woonde ik in Oslo een vergadering bij van donoren en de Soedanese regering – het Soedan-consortium. In mijn toespraak voor deze vergadering herinnerde ik mijn Soedanese gesprekspartners eraan dat wij met onze ontwikkelingshulp de ontwikkeling in Soedan willen steunen onder de voorwaarde dat er in het land een werkelijke democratische transformatie plaatsvindt, zoals is voorzien in het Comprehensive Peace Agreement. Ik benadrukte dat de uitgangspunten die aan het CPA ten grondslag liggen evenzeer van toepassing zijn op Darfur en dat de hoogste prioriteit moest worden gegeven aan het herstel van de veiligheid, de inzet van de VN-missie en het verschaffen van toegang voor humanitaire hulp. De recente geweldsuitbarsting in Abyei, een regio met tal van complexe problemen die een van de belangrijkste uitdagingen vormen voor de tenuitvoerlegging van het Comprehensive Peace Agreement in Soedan, onderstreept het belang van een volledige uitvoering van het CPA. Ik heb net een persbericht uitgebracht waarin beide partijen worden opgeroepen alle bepalingen van het CPA na te komen, waaronder de afkondiging van een onmiddellijk staakt-het-vuren en de terugtrekking van andere gewapende facties uit de stad Abyei. De Soedanese regering moet beseffen dat de hele internationale gemeenschap trouw blijft aan het ideaal zoals dat in het CPA is verwoord, namelijk het ideaal van een vreedzaam, stabiel en democratisch Soedan dat de rechtsstaat en de mensenrechten respecteert. Deze boodschap is niet alleen gericht tot de Soedanese regering, maar is ook bestemd voor de diverse gewapende rebellenbewegingen. Hun politieke beweegredenen, wat die ook mogen zijn, zijn geen rechtvaardiging voor het plegen van misdaden. Het Strafhof heeft een aantal
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
arrestatiebevelen uitgevaardigd, onder andere tegen Ali Kushayb, een van de leiders van de Janjaweedmilitie. De vergadering van de VN-Veiligheidsraad, die op 5 juni zal worden gehouden in aanwezigheid van de aanklager van het Internationaal Strafhof, de heer Moreno Ocampo, kan voor de internationale gemeenschap een belangrijke gelegenheid zijn om een gemeenschappelijk front te vormen en een duidelijk signaal af te geven ter ondersteuning van het werk van het Strafhof. De Raad Externe Betrekkingen die voor eind juni gepland staat, zal zich welhaast zeker met de kwestie bezighouden. De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming zal plaatsvinden aan het einde van de debatten. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Glyn Ford (PSE), schriftelijk. – (EN) Ook ik veroordeel de aanhoudende weigering van Soedan om samen te werken met het Internationaal Strafhof (ICC) en Ahmad Harun en Ali Kushayb aan het ICC over te dragen. Tot nu toe heeft het conflict in Soedan 300 000 slachtoffers geëist en geleid tot tweeënhalf miljoen binnenlandse ontheemden. Toch gaan we door met het geven van hulp via het ministerie van Humanitaire zaken van Ahmad Harun. Ik verzoek de Commissie en de lidstaten om de hulpleveranties via dit ministerie te staken en er bij de regering van Soedan op aan te dringen deze man uit zijn functie te ontheffen, hem onmiddellijk te arresteren en over te dragen aan het ICC. Het is allemaal goed en wel om China de les te lezen over zijn weigering actie te ondernemen naar aanleiding van Darfur, maar in dit geval reageert de EU even halfhartig als de rest. 14.2. Gevangenschap van politieke tegenstanders in Wit-Rusland (debat) De Voorzitter. – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over de gevangenschap van politieke tegenstanders in Wit-Rusland (2) . Marcin Libicki, auteur. − (PL) Vandaag debatteren we opnieuw over schendingen van fundamentele mensenrechten in Wit-Rusland. Zoals gebruikelijk in dergelijke gevallen gaat onze aandacht uit naar datgene wat dictators doen. Kennelijk binden dictators altijd de strijd aan met de georganiseerde religie, want vaak is zij de belangrijkste stem die de bevolking heeft. Ze leveren ook altijd strijd met de vakbonden. Nu wil het geval dat de vakbonden in Wit-Rusland tamelijk zwak zijn. Zo bezien zou Loekasjenko als een redelijk positief iemand kunnen overkomen, aangezien hij niemand heeft om tegen te vechten, omdat ze er daar nog niet in zijn geslaagd vakbonden op te richten. Verder vechten dictators altijd tegen de oppositie, die democratie wil. Toch is er nog iets dat we in gedachten moeten houden: Wit-Rusland is een belangrijk buurland voor de Europese Unie in het oosten en het land moet dan ook als zodanig worden behandeld. We hebben een zekere neiging om Rusland als de enige buurstaat aan onze oostgrens te beschouwen. We vergeten daarbij dat ook Wit-Rusland een partner voor de Europese Unie in het oosten zou moeten zijn. Het is immers een groot en veelbelovend land. (2)
Zie notulen.
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Věra Flasarová, auteur. − (CS) Dames en heren, het regime van de heer Loekasjenko in Wit-Rusland maakt gebruik van repressieve methoden en verdient het dan ook om aan de kaak te worden gesteld. Politieke tegenstanders worden gearresteerd, de regering houdt er autoritaire methoden op na, er heerst censuur en het land raakt stilaan in een isolement. Bovendien worden er geen inreisvisa meer toegekend, waardoor de leden van het Europees Parlement en van de nationale parlementen zich niet ter plaatse van de toestand kunnen gaan vergewissen. Al die punten worden uitvoerig belicht in de motie van mijn fractie. Toch ben ik van oordeel dat onze kritiek op de schendingen van de mensenrechten moet worden getoetst aan absolute criteria. We moeten niet de politieke agenda volgen van diegene die op dit moment de touwtjes in handen heeft in de wereld. Dat is niet de juiste weg. We blijven maar rondjes draaien; duizenden jaren lang al blijken we niet in staat te zijn om objectief te oordelen. De Romeinen hadden het altijd bij het rechte eind en hun kroniekschrijvers spraken van een groot onrecht als een van hun tegenstanders die ze hadden aangevallen het lef had om zich te verdedigen. Maar laten we terugkeren naar Wit-Rusland. Het regime van Loekasjenko getuigt in de allereerste plaats van minachting jegens de Euro-Atlantische initiatieven. De heer Loekasjenko speelt in zijn eigen kleine stadion en gaat voorbij aan het feit dat middelgrote landen zich niet op een dergelijke manier kunnen gedragen, omdat het supranationale kapitaal dat niet zal toelaten. Wie niet gehoorzaamt, wacht het isolement en de internationale gemeenschap zal altijd de oppositie in het land steunen. Iedereen weet dat dat nu eenmaal zo gaat. Vroeg of laat zullen de heer Loekasjenko en zijn partijapparaat een hoge tol betalen voor hun gedrag. Wit-Rusland ligt in een gebied dat van strategisch belang is voor de Verenigde Staten en voor de NAVO. De huidige Amerikaanse regering en de regeringen van een aantal andere landen zouden Wit-Rusland, samen met Oekraïne en Georgië, maar al te graag zien toetreden tot de NAVO om Rusland op die manier schade te berokkenen. We zouden ons niet zulke grote zorgen maken om de mensenrechten in Wit-Rusland als Rusland hier niet de kern van het probleem uitmaakte. Vraag blijft echter of de pogingen om Rusland te verzwakken de veiligheid in de wereld wel ten goede komen. Ik vrees veeleer dat alle pogingen daartoe krachten zullen bevrijden die niemand de baas zal kunnen, krachten die Rusland al duizenden jaren lang in bedwang houdt. Jacek Protasiewicz , auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, de leden van het Europees Parlement die zich zorgen maken om de toestand in Wit-Rusland en die de situatie op de voet volgen, moeten het doen met tegenstrijdige informatie. Enerzijds is er de Wit-Russische wens om de relaties met de Europese Unie te normaliseren, zoals het land al meermaals publiekelijk en officieel heeft verklaard. De opening van de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Minsk staat symbool voor dit verlangen. Anderzijds is de politie nog in dezelfde maand hardhandig opgetreden tegen demonstranten die de negentiende verjaardag van de onafhankelijkheid van het land wilden vieren. De dag daarop stuurde de overheid KGB-agenten af op onafhankelijke journalisten. Een maand later werden de activisten veroordeeld tot lange celstraffen. Hier gaat het dan nog niet eens om de oppositie, maar gewoon om mensen, zoals Andrei Kim of Sergei Parsukiewicz, die het lef hadden om te demonstreren om respect te eisen voor de burgerrechten en voor de rechten van kleine ondernemingen. Onlangs hebben we vernomen dat ook Aleksandr Milinkiewicz opgepakt is. Hij werd gestraft omdat hij Wit-Russische burgers heeft ontmoet en openbare aangelegenheden met hen heeft besproken. Aleksandr Kazulin, de belangrijkste
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
politieke gevangene, een gewetensgevangene in het moderne Europa, zit nog altijd in de cel. Ik spreek hier als voorzitter van de Wit-Russische afvaardiging en ik kijk uit naar de dag dat we het Europees Parlement een resolutie zullen kunnen voorleggen waaruit blijkt dat er veranderingen hebben plaatsgevonden in Wit-Rusland, waardoor het land deel kan uitmaken van de beschaafde Europese Gemeenschap. Helaas zal dat vandaag niet gebeuren. Als het fundamentele recht op vrije en democratische verkiezingen, of het recht om uit te komen voor je politieke overtuiging, of het recht op persvrijheid en op de vrijheid om je religie te beoefenen niet gevrijwaard zijn, zal de Europese Unie het regime in Wit-Rusland nooit erkennen als een land waarmee het tot een waardevolle samenwerking kan komen, of als een land dat het helpen waard is. We zullen nooit onze steun verlenen aan een beleid zoals dat wordt gevoerd door Aleksandr Loekasjenko. We zullen echter wél onze steun verlenen aan onafhankelijke burgergroeperingen en aan individuele burgers uit Wit-Rusland in hun contacten met de Europese Unie. Zo hopen we dat op een dag de normaliteit in het land zal terugkeren. Marios Matsakis, auteur. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, Wit-Rusland is een mooi en belangrijk land dat nog heel wat vooruitgang kan boeken en dat zijn inwoners op die manier een benijdenswaardige welvaart kan schenken. Helaas worden wezenlijke democratische normen op dit moment met voeten getreden in dit land. Dat is vooral het gevolg van het feit dat de overheid niet in staat is om respect op te brengen voor de noodzaak van vrije meningsuiting en voor andere democratische principes. Dat respect is echter één van de voornaamste pijlers van elke niet-dictatoriale overheid. Uit de berichtgeving uit Wit-Rusland blijkt dat mensen uit het maatschappelijk middenveld en activisten van de oppositie naar willekeur worden opgepakt, dat er buitensporig geweld wordt gebruikt tegen vreedzame demonstranten en dat onafhankelijke journalisten worden onderdrukt. Die praktijken moet meteen een halt worden toegeroepen. We roepen de Wit-Russische overheid op om tot rede te komen, om haar strategie te veranderen en om de weg naar vrijheid en democratie in te slaan in plaats van te kiezen voor onderdrukking en totalitarisme. Dat leidt immers alleen maar tot verergering van het conflict, zowel met de eigen bevolking als met de internationale gemeenschap. Milan Horáček, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het gebruik van geweld tegen non-gouvernementele organisaties, tegen activisten van de oppositie en tegen onafhankelijke journalisten in Minsk en andere steden in Wit-Rusland eind maart wijst op een drastische verslechtering van het politieke klimaat in een land dat zich nu al in de greep van een autoritair en dictatoriaal regime bevindt. De enige Duitse politieke stichting die toestemming had gekregen zich te vestigen in Minsk heeft de deuren moeten sluiten. Krantenredacties worden binnengevallen om kritische stemmen in de pers het zwijgen op te leggen. Van vrije verkiezingen is geen sprake en de vrijheid van vergaderen en van meningsuiting worden ernstig beperkt. De leden van de oppositie worden systematisch vervolgd en krijgen lange celstraffen. De overheid neemt repressieve maatregelen tegen bewegingen binnen het maatschappelijk middenveld. Dat doen ze door obscure wetten tegen NGO’s in het leven te roepen, door een anti-extremistische wetgeving uit te vaardigen, of door vreedzame bijeenkomsten hardhandig uiteen te drijven.
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ook wij moeten ijveren voor een cultuur van politiek pluralisme in Wit-Rusland. Voor de toekomst van het land is het cruciaal dat vooral jonge mensen in contact komen met democratische structuren. De heropening van de European Humanities University in Vilnius, een Wit-Russische universiteit in ballingschap die een toevluchtsoord is voor studenten die het slachtoffer zijn van politieke vervolging, was dan ook een wijze beslissing. De volgende stap moet de uitgifte van visa zijn, iets waartoe we hier al verschillende keren hebben opgeroepen. Het is niet correct dat de EU de bewegingsvrijheid van mensen blijft beperken door zestig euro per visum te vragen. Dat is bijna een derde van het gemiddelde maandinkomen in Wit-Rusland. Veel mensen kunnen zich dan ook geen visum veroorloven. Wat we hebben kunnen doen in Oekraïne, Moldavië en Rusland moet ook mogelijk zijn in Wit-Rusland. (Applaus) Eija-Riitta Korhola , namens de PPE-DE-Fractie. – (FI) Mevrouw de Voorzitter, Wit-Rusland is het enige Europese land dat nog altijd een totalitaire overheid kent en waar de doodstraf nog steeds bestaat. President Loekasjenko blijft het maatschappelijk middenveld nauwgezet in het oog houden en weigert zijn greep op het land te versoepelen. Ondanks alles heeft de overheid van het land gezegd dat ze nauwere betrekkingen aan wil gaan met de Europese Unie. Dit is nogmaals het moment om Wit-Rusland duidelijk uit te leggen onder welke voorwaarden we met het land willen samenwerken. Zoals de resolutie aangeeft, zijn de basisvoorwaarden voor een nauwe samenwerking in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid de afschaffing van de doodstraf, de invoering van vrije media, het recht op vrije meningsuiting en vrijheid van vergadering, godsdienstvrijheid, respect voor de democratische waarden en de onmiddellijke vrijlating van politieke gevangenen. De oproep voor de onmiddellijke vrijlating van leden van de oppositie die gearresteerd zijn, is tegelijkertijd een blijk van steun en solidariteit met al diegenen die lijden onder het huidige Wit-Russische regime. Volgende week zal een aantal leden van de Wit-Russische politieke oppositie naar het Parlement komen om de steun van de Europese Unie te vragen voor een verzoekschrift, dat Loekasjenko heeft verworpen, om de wet die de godsdienstvrijheid beperkt en in 2002 van kracht is geworden, te amenderen. Ik hoop dat deze belangrijke resolutie en het gezamenlijke debat van volgende week de Wit-Russische regering zal laten inzien dat zulks in haar eigen belang is, en in het belang van de inwoners van het land. Marianne Mikko , namens de PSE-Fractie. – (ET) Collega’s, op 10 december, de Dag van de Mensenrechten, is het tv-station Belsat begonnen met de uitzendingen in Polen. Daarmee wil het station de Wit-Russen onafhankelijke informatie geven over wat er reilt en zeilt in Wit-Rusland, in Europa en in de rest van de wereld. Het kanaal, dat hoofdzakelijk uitzendingen in het Wit-Russisch verzorgt, bereikt op dit moment zo’n tien procent van de Wit-Russen via satelliet. Het station werkt onder constante druk. Eind maart zijn de KGB en de politie van Wit-Rusland er binnengevallen om de plaatselijke verslaggevers van Belsat op te pakken. Hun werkmiddelen, zoals laptops en uitzendapparatuur, zijn toen in beslag genomen. Onafhankelijke verslaggevers leven voortdurend met de angst dat ze zullen worden ondervraagd of opgepakt. De toestand in Wit-Rusland, een directe buur van de Europese Unie, is net zo verschrikkelijk als toen het land nog achter het IJzeren Gordijn lag. Als voorzitter van de Moldavische delegatie en als Estse wil ik er de nadruk op leggen dat de
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
burgers van Wit-Rusland, dat ook deel uitmaakte van de Sovjet-Unie, net zo’n grote behoefte hebben aan onafhankelijke informatie als aan zuurstof. Belsat is alvast een uitstekend begin, maar aan goede televisie hangt uiteraard een stevig prijskaartje. De journalisten die voor Belsat Belarus werken, strijden voor democratie. Ze hebben ons in maart opgezocht in het Europees Parlement en ze hebben onze volledige steun nodig. Ik roep de Europese Commissie en alle lidstaten op om Belsat zowel financieel als moreel te steunen. Laten we niet vergeten dat een vrije pers uiteindelijk de hoeksteen van de democratie vormt. Janusz Onyszkiewicz , namens de ALDE-Fractie. – (PL) Een paar maanden geleden heeft de heer Loekasjenko alle politieke gevangenen vrijgelaten, met uitzondering van de heer Kazulin, die de mogelijkheid kreeg aangeboden om het land te verlaten. Dat doet denken aan de methoden die de communistische autoriteiten toepasten om de oppositie in Polen eronder te houden. Misschien zal dat wel tot een verbetering van de toestand leiden, maar zoals de held in het bekende verhaal van Ilja Ehrenburg zei: “Als ze mensen vrijlaten, betekent dat alleen maar dat ze andere mensen zullen opsluiten.” Op dit moment zitten de gevangenissen opnieuw vol met mensen die opgesloten zitten vanwege hun politieke overtuigingen, die ze in verscheidene demonstraties kenbaar hebben gemaakt. Ik ben van oordeel dat we daar maar op één manier op kunnen reageren, namelijk met een uitbreiding van de lijst met personen die niet welkom zijn in de landen van de Europese Unie. Die lijst bestaat nu al, maar het feit dat de heer Loekasjenko zelf niet welkom is in de Europese Unie is niet erg overtuigend. We moeten de lijst fors uitbreiden. Ewa Tomaszewska , namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, opnieuw hebben we het hier over de toestand in Wit-Rusland. De heer Kazulin, de heer Loekasjenko’s grootste concurrent voor de functie van president van Wit-Rusland, zit nog steeds in de cel, en dat ondanks zijn ziekte. De demonstranten die de negentiende verjaardag van de korte onafhankelijkheid van Wit-Rusland wilden vieren en op 25 maart 2008 opgepakt zijn, zitten nog steeds gevangen. De oppositie is het slachtoffer van repressie, de bezittingen van journalisten worden in beslag genomen, en zelf worden ze geslagen en verbannen. Onlangs heeft de heer Loekasjenko laten weten dat hij opnieuw president wil worden. Bovendien heeft hij, voor het eerst, geprobeerd om de Europese Unie te chanteren door ons eraan te herinneren dat vijftig procent van de olie, vijftig procent van de olieproducten en dertig procent van het gas dat de Europese Unie invoert, door Wit-Rusland komt. Daarmee verwijst hij naar de Yamal-Europe pijplijn voor aardgas en naar de Friendship-oliepijplijn. Desondanks, en in feite juist daardoor, mag de Europese Unie haar inspanningen om de mensenrechten te verdedigen niet stopzetten. We moeten steun verlenen aan het maatschappelijk middenveld dat zich ontwikkelt in Wit-Rusland. Daarbij hoort ook materiële steun en toegang tot onafhankelijke informatie. Urszula Krupa , namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en de afscheiding van vrije en onafhankelijke staten, zijn er zeventien jaren verstreken. Toch blijft Wit-Rusland, als laatste dictatuur in Centraal- en Oost-Europa, een overblijfsel uit het verleden. In dit land lijkt respect voor de mensenrechten erg ver te zoeken. Vervalsing van verkiezingsresultaten, eliminatie van politieke tegenstanders, arrestaties, mishandelingen, beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, beperkingen op bijeenkomsten en, vooral, massale controle van de bevolking door middel van een uiterst ontwikkeld veiligheidsapparaat, zijn dagelijkse realiteit voor de inwoners van Wit-Rusland.
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarnaast wil ik ook graag de aandacht vestigen op de verslechtering van de levensomstandigheden van veel mensen die in de buurt van de grenzen wonen. Zo zijn er de vertegenwoordigers van Poolse minderheden die, sinds Polen is toegetreden tot de Schengenzone, heel veel moeilijkheden ondervinden om hun familie die in Polen woont te bezoeken, vooral vanwege hoge visumkosten. Die toestand, die problematisch blijft, vraagt om uitgesproken maatregelen van de Europese landen. We moeten ons ook bezinnen over de methoden die we het best kunnen aanwenden om echte steun te verlenen aan hen die er de grootste behoefte aan hebben. Urszula Gacek (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het Wit-Russische regime blijft alle institutionele garanties die essentieel zijn voor een democratie minachtend behandelen. Het beknot de vrijheid om politieke partijen op te richten en er lid van te worden, de vrijheid van meningsuiting, het recht op alternatieve informatie bronnen en het recht op vrije en eerlijke verkiezingen. De arrestatie van politieke tegenstanders in Wit-Rusland schendt al die basisvrijheden. Ooit zei de negentiende-eeuwse Britse politicus Benjamin Disraeli: “Geen enkele regering zingt het lang uit zonder stevige oppositie.” Loekasjenko onderdrukt alle oppositie. Laten we dus maar hopen dat de woorden van Disraeli profetisch zullen blijken te zijn voor het Wit-Russische regime en dat de onderdrukking van de oppositie de uiteindelijke val van datzelfde regime zal inluiden. (Applaus) Józef Pinior (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, hier in het Europees Parlement blijven we maar terugkomen op het probleem met Wit-Rusland, een land dat in hartje Europa ligt en geografisch gezien grenst aan de Europese Unie. Naar Europese normen is het ook een uitzonderlijk land. Het kent namelijk geen progressieve democratie of wetgeving en de censuur viert er nog altijd hoogtij. Dit debat vindt plaats precies op de herdenkingsdag van de Praagse Lente van 1968, van het moment waarop de mensen in Europa eindelijk hebben gezegd dat ze genoeg hadden van de censuur en van de controle op de pers. Vandaag wil ik mijn toespraak dan ook wijden aan deze ene kwestie in Wit-Rusland. We kregen te maken met een heel vreemde aanval door een hacker op de onafhankelijke internetmedia, meer bepaald op Charter 97, Radio Liberty en de Belarus Partisan. Het vreemde aan de hele aanval was dat hij werd ingezet op de dag voor de demonstratie van de oppositie tijdens de herdenking van de kernramp in Tsjernobil. De internetmedia zijn in Wit-Rusland echt de enige onafhankelijke media, aangezien de meerderheid van de media geheel in handen zijn van het Wit-Russische regime. Charter 97 wordt dagelijks door zowat negenduizend surfers bezocht en in Wit-Rusland hebben ruim drie miljoen gezinnen toegang tot het internet. Dat maakt dertig procent van de totale bevolking uit. Dat wijst dan ook op het dynamisme en de vitaliteit van de samenleving in Wit-Rusland. Commissaris, de Europese Unie moet zich ernstig beraden over de maatregelen die ze zal nemen om de gewone mensen in Wit-Rusland te helpen. Eugenijus Gentvilas (ALDE) – (LT) Toen Aleksandr Loekasjenko de druk van Vladimir Poetin omtrent de gastoevoer begon te voelen, uitte hij het verlangen om de banden met de Europese Unie aan te halen. Vandaag zien we dat dat toen niets dan holle frasen waren. Het respect voor de mensenrechten, voor de persvrijheid en voor de andere Europese
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarden blijft tot op vandaag uit. Er is ook geen reactie gekomen op het officieuze document “Wat de Europese Unie voor Wit-Rusland kan betekenen”. De politieke arrestaties en de repressie duren nog altijd voort. De EU zou haar experts onverwijld naar Wit-Rusland moeten sturen om de voorbereidingen van de parlementaire verkiezingen van deze herfst te kunnen opvolgen. Zo zouden we kunnen zien hoe de kieswetten worden geamendeerd, en of de oppositie de kans krijgt om haar stem te laten horen. We mogen ons niet beperken tot een loutere waarnemersfunctie. Dat zou een grote vergissing zijn. Uiteraard moeten we er in de eerste plaats op toezien dat de EU-diplomaten en de parlementariërs zonder problemen zullen worden toegelaten tot Wit-Rusland. De Europese Commissie en de lidstaten van de EU moeten alles in het werk stellen om dat mogelijk te maken. Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, Wit-Rusland is een van onze buurlanden en ligt ons heel na aan het hart, aangezien er ook veel Polen wonen. Zowel voor ons, Polen, als voor de inwoners van de andere buurlanden, is het belangrijk dat er politieke en economische stabiliteit komt in de regio. Die stabiliteit vormt immers de basis voor ontwikkeling en kan de levensstandaard van onze inwoners verhogen. We moeten ook aandacht hebben voor het feit dat Wit-Rusland, net zoals Polen destijds, na de Tweede Wereldoorlog vergeten werd en aan de genade van de Sovjets werd overgeleverd. Het land heeft dan ook lang niet kunnen rekenen op hulp van buitenaf. Desondanks is het land erin geslaagd om onafhankelijk te worden en is het bruto binnenlands product nu meer dan acht procent, en was het tussen 2003 en 2006 zelfs 9,9 procent. We ontzeggen president Loekasjenko niet het recht om zijn eigen politieke koers te varen. Wel maken we ons zorgen om het feit dat we steeds vaker berichten horen over schendingen van de mensenrechten in Wit-Rusland, en dat zijn inbreuken op de democratie. Dit heeft niet alleen zijn weerslag op de Wit-Russen zelf, maar ook op, onder anderen, de Poolse inwoners van het land. Daarom is dit een verstandige resolutie en krijgt ze ook de steun van de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten. Kathy Sinnott (IND/DEM) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, wij, in Europa, hebben toenadering gezocht tot sommige gewezen Sovjetstaten die zich aan onze oostelijke grenzen bevinden. Toch heeft Wit-Rusland alle pogingen om tot een dialoog te komen tenietgedaan. Omdat Wit-Rusland een dictatuur is, kan de mening van burgers die een opener en meer op het westen gerichte dialoog tot stand willen zien komen niet op een wettelijke manier worden gehoord. Wie ijvert voor een democratie, of de misbruiken van het regime aan de kaak stelt, belandt in de cel. We moeten er bij het Wit-Russische regime op blijven aandringen dat het de ijzeren greep waarin het de burgers houdt moet versoepelen. Dat kan door de zaak van de politieke, sociale en religieuze gevangenen in de openbaarheid te houden. Als we later op deze periode zullen terugblikken, zullen we zien dat het juist die gevangenen zijn die uiteindelijk de helden van de Wit-Russische vrijheid zullen zijn geworden. Bernd Posselt (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat we het nu al voor de negende keer over Wit-Rusland hebben, en we zullen het over Wit-Rusland blijven hebben tot de leden die het land vertegenwoordigen hier bij ons in het Europees Parlement in Straatsburg zitten.
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We moeten dringend drie cruciale doelstellingen zien te verwezenlijken. In de eerste plaats roepen we de regering van Wit-Rusland dringend op de politieke gevangenen eindelijk vrij te laten. Daarbij hebben we het niet alleen over de politieke gevangenen die al enige tijd in de cel zitten, zoals de heer Kazulin, maar ook over de vele mensen die onlangs in de cel zijn beland omdat ze hun fundamentele rechten uitoefenden, zoals het recht om hun beroep van journalist uit te oefenen, het recht op vrije meningsuiting en het recht om te demonstreren. In de tweede plaats roepen we het regime op om de Wet op de Religie te amenderen en om het recht op absolute godsdienstvrijheid te vrijwaren. In hartje Europa worden er op dit moment Europese christenen onderdrukt. Dat kan het Europees Parlement niet over zich heen laten gaan. Daarom moeten we ons er uit alle macht tegen verzetten. In de derde plaats moeten we erop toezien dat Wit-Rusland zich eindelijk zal openstellen voor de leden van het Europees Parlement en de Europese burgers. We moeten de muur slopen die het Wit-Russische regime heeft opgetrokken om zijn mensen op te sluiten. We moeten er aanwezig kunnen zijn en met elkaar kunnen overleggen. We moeten een soort Wit-Russische Lente helpen aanmoedigen, veertig jaar na de Praagse Lente. Tunne Kelam (PPE-DE) . – (EN) Mevrouw de Voorzitter, onze boodschap aan de heer Loekasjenko, maar ook aan de internationale gemeenschap is dat het Europees Parlement bezorgd is, en voortdurend bezorgd zal blijven, om de toestand in Wit-Rusland, de laatste dictatuur in Europa. Daarbij denken we vooral aan de arrestatie van vredelievende burgers om politieke redenen. Het regime in Minsk heeft onlangs laten blijken dat het de betrekkingen met de Europese Unie graag wil verbeteren. Maar er zijn hele normale voorwaarden verbonden aan een eventuele constructieve dialoog: alle politieke gevangenen vrijlaten, geen willekeurige arrestaties meer verrichten, en de vrijheid van meningsuiting, onafhankelijke rechtspraak, en de normale deelname van de oppositie aan het politieke leven garanderen. Ten slotte wil ik me ook aansluiten bij de oproep van mevrouw Mikko aan de EU om haar politieke en vooral materiële steun aan het onafhankelijke televisiestation Belsat uit te breiden. Op die manier, en niet noodzakelijk via onze resoluties, zullen we het tij in Wit-Rusland kunnen keren. Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Waarde collega’s, het bedroeft me ten zeerste dat de situatie op het gebied van de democratie, de mensenrechten en de rechtspraak in Wit-Rusland nog altijd niet is verbeterd. Aleksandr Loekasjenko’s arrogante machtswellust kent geen grenzen. De verklaring van de regering van Wit-Rusland dat ze de banden met de Europese Unie wil aanhalen, is een belediging aan het adres van de democratische wereld. Ik denk dat de symbolische datum van 25 maart 2008, de dag waarop de heer Loekasjenko de politie een aantal vreedzame Wit-Russische burgers uit elkaar liet slaan, het begin van het einde van het totalitaire regime in Wit-Rusland zal inluiden, net zoals de historische fakkeltocht van 25 maart 1988 dat in Slowakije heeft gedaan. Ik wil graag mijn solidariteit betuigen aan de verenigde democratische oppositie in Wit-Rusland en aan alle inwoners van Wit-Rusland. Ik roep de Raad en de Commissie op om de mogelijkheden om lagere Schengenvisumbijdragen aan te rekenen voor inwoners van Wit-Rusland opnieuw te bekijken. Alleen zo kunnen we voorkomen dat de inwoners van Wit-Rusland steeds meer geïsoleerd raken.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Czesław Adam Siekierski (PPE-DE) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, als de overheid van Wit-Rusland het democratiseringsproces wil inzetten en economische hervormingen wil doorvoeren, zal ze in dialoog moeten treden met alle politieke krachten, de oppositie inbegrepen, en zal ze vrije verkiezingen moeten organiseren. De landen van Centraal- en Oost-Europa, zoals ook Polen, kunnen daarbij als voorbeeld dienen. Om het bewustzijn van de mensen in Wit-Rusland aan te wakkeren en om ze de principes van de democratie en de vrije markt te laten zien, is het essentieel dat we het contact tussen de Wit-Russische samenleving en de landen van de EU vereenvoudigen en uitbreiden. Dat betekent dat de visumprocedure aanzienlijk vereenvoudigd en versoepeld moet worden en dat de kosten voor de visa voor de inwoners van Wit-Rusland moeten worden verlaagd. De landen van de Europese Unie moeten hun universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs openstellen voor studenten uit Wit-Rusland en hun beurzen toekennen uit Europese, nationale, lokale en privéfondsen. De EU moet zichzelf openstellen voor Wit-Rusland, ook als de huidige autoriteiten zich daartegen verzetten. Zbigniew Zaleski (PPE-DE) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik zou graag nog een puntje toevoegen aan die politieke en economische bekommernissen. Commissaris Michel ziet het grote belang van het onderwijs binnen en buiten de Europese grenzen in. Persoonlijk heb ik vaak contact met studenten uit Wit-Rusland, aangezien we er in de Katholieke Universiteit van Lublin veel over de vloer krijgen. Daarom zou ik graag het volgende willen zeggen: commissaris, ik zou aanbevelen om, zoveel als mogelijk is, zowel de financiële als de andere steun op dit vlak te vergroten. Als we investeren in de opleiding van Wit-Russische studenten zal dat ook Wit-Rusland zelf ten goede komen en zal ook Europa er baat bij hebben. Tadeusz Zwiefka (PPE-DE) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, Wit-Rusland, het Wit-Rusland van 2008, is een smet op het geweten van ons allen. Het is een schande dat er aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog een totalitaire staat in Europa bestaat. Tijdens onze bijeenkomsten op donderdag in Straatsburg hebben we het over schendingen van de mensenrechten in de hele wereld. Wit-Rusland echter is de naaste buur van de Europese Unie. Ik heb de indruk dat de westerse democratieën tot 1989 al het mogelijke hebben gedaan om veel onderdrukte landen te bevrijden van de Sovjetbezetting. Maar Wit-Rusland is nog altijd zoals het toen was. Het gaat niet meer om vele, maar nog slechts om één land, en toch heb ik de indruk dat we minder ons best doen. We doen in ieder geval niet genoeg. Het is natuurlijk een feit dat we geen rechtstreekse politieke en economische invloed kunnen uitoefenen op wat er in Wit-Rusland gebeurt, maar we kunnen er wel aan mee helpen dat onafhankelijke informatie, die de mensen in Wit-Rusland ertoe zal aanzetten om te vechten voor onafhankelijkheid, ook daadwerkelijk wordt uitgezonden. Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het positieve momentum dat in Wit-Rusland is gecreëerd door de vrijlating van vijf van de zes politieke gevangenen lijkt stilaan weg te ebben. Helaas hebben vernieuwde druk op het maatschappelijk middenveld en een aantal bijzonder zware en onredelijke straffen een eind gemaakt aan de positieve sfeer die er heerste. We blijven de politieke arrestaties en de manier waarop het maatschappelijk middenveld en de onafhankelijke media worden behandeld ten stelligste veroordelen.
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tegelijkertijd moeten we Wit-Rusland laten inzien dat het ons menens is als we een partnerschap voorstellen dat we afhankelijk maken van een verbetering met betrekking tot het respect voor de democratie, de mensenrechten en de rechtspraak. Daarvoor moet Wit-Rusland eerst een aantal maatregelen treffen die voor ons van essentieel belang zijn. Een van die maatregelen is de onvoorwaardelijke vrijlating van alle politieke gevangenen, en dus ook van Aleksandr Kazulin. Daarnaast moeten er ook parlementsverkiezingen worden gehouden, die gepland zijn voor september, en die moeten beantwoorden aan de democratische principes. In dat opzicht vragen we dat de internationale OSCE/ODIHR-waarnemers niet gehinderd worden in hun werkzaamheden. De Wit-Russische overheid heeft ons laten weten van plan te zijn zowel korte- als langetermijnwaarnemers toe te laten. We zullen hen in elk geval aan hun woord houden. Uiteraard zou de aanwezigheid van waarnemers van het Europees Parlement ook aanzienlijk bijdragen tot de expertise. Daarnaast is het ook essentieel dat de oppositiepartijen ongehinderd kunnen deelnemen aan deze verkiezingen. We zullen rekening houden met alle suggesties die het Parlement ons inzake deze kwestie voorlegt. De aanwezigheid van de oppositie in dit Parlement zou het onweerlegbare bewijs van een dergelijke nieuwe koers zijn. Helaas is dat tot op heden niet het geval. Als het ooit zover komt, zal de Europese Unie klaar zijn om op een positieve manier te reageren, zoals vorige maand nog bleek uit een verklaring omtrent sancties en de vooruitgang die ons ertoe zou aanzetten die sancties af te zwakken. Nu zal ik een thema aansnijden dat ons heel na aan het hart ligt: de contacten met de bevolking van Wit-Rusland. We moeten onze contacten uitbreiden, hoe betreurenswaardig de toestand in Wit-Rusland ook moge zijn. Uiteraard blijven de beperkingen op contacten met de Wit-Russische overheid op ministerieel niveau gelden. Toch denk ik dat we onderscheid moeten maken tussen het politieke en het technische niveau. De Commissie houdt dan ook bijeenkomsten om overleg te plegen over technische aangelegenheden zoals energie, transport en het milieu, met experts van de Wit-Russische overheid. Die contacten zijn uiteraard ook een middel om verschillende belangrijke boodschappen over te brengen. Het feit dat we momenteel een afvaardiging hebben in Minsk zal ons ook in staat stellen om nauwere banden te smeden met de Wit-Russische overheid en met het maatschappelijk middenveld, met plaatselijke NGO’s, met onafhankelijke media en met studenten. Allemaal verdienen ze onze steun, zoals u terecht hebt aangegeven in uw verslag en zoals verschillende sprekers hier al hebben gezegd. Bovendien steunen we ook de European Humanities University, die zich momenteel in ballingschap in Vilnius bevindt en daar zijn activiteiten zal voortzetten totdat de University naar Wit-Rusland kan terugkeren. Ten slotte wil ik het ook nog even hebben over een thema dat maar blijft terugkeren: de visa. Zoals u en ik weten, kunnen we op dit moment niks doen om met Wit-Rusland onderhandelingen aan te knopen inzake de versoepeling van de visumvoorwaarden. Dat is zo beslist door de Raad. Toch kunnen we ons voordeel halen uit de discretie die de lidstaten genieten onder de Schengenregels als onderdeel van hun consulaire prerogatieven. Voorzitter . – Het debat is gesloten. De stemming zal plaatsvinden aan het einde van de debatten. Schriftelijke verklaringen (artikel 142)
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter. We hebben het hier eerder, helaas, al gehad over willekeurige arrestaties van iedereen die zich verzet tegen het heersende regime. Dit Parlement heeft ook maar al te vaak gedebatteerd over Wit-Rusland: zo veel woorden, en toch zo weinig actie van betekenis. We moeten ons rekenschap geven van het feit dat het regime van Loekasjenko zich openlijk vijandig opstelt tegen de Europese Unie en dat onze eisen inzake de mensenrechten en de democratisering van Wit-Rusland volledig aan dovemansoren gericht zijn. We intensiveren onze contacten met het maatschappelijk middenveld en met de interne bewegingen in ons streven naar verandering. De Sacharovprijs was hier het eerste concrete bewijs van. Toch moet er op deze terreinen nog meer vooruitgang worden geboekt. Onlangs heb ik Wit-Rusland bezocht en ik heb er gemerkt dat de burgers steeds meer overtuigd raken van de behoefte aan verandering, aan een verandering die de vrijheid, gerechtigheid, gelijkheid en democratie zal garanderen. Ik roep de Commissie op om bijzondere aandacht te hebben voor Wit-Rusland, een land dat zich op een strategische locatie bevindt als we de vrede en de veiligheid van het hele Europese continent zeker willen stellen. 14.3. Stijgende spanning in Burundi (debat) De Voorzitter . – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties inzake de oplopende spanningen in Burundi (3) . Alain Hutchinson, auteur. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, oorspronkelijk was het niet onze bedoeling om de aandacht van het Parlement te vestigen op de situatie in Burundi, aangezien de Burundese overheid op dit moment onderhandelingen voert met het FNL, het Nationaal Bevrijdingsfront. Ze zijn op een punt gekomen waarop er eindelijk uitzicht is op een positieve afloop en dat zou, naar we hopen, moeten leiden tot de praktische implementatie van de akkoorden van Dar-es-Salaam. Die akkoorden moeten een eind maken aan de gevechten, aan het geweld en aan de onveiligheid waarmee het land te kampen heeft. Zoals we intussen weten, kan een vlinder die in Straatsburg met de vleugels slaat duizenden kilometers verderop een orkaan ontkenen. Maar het zou ook ondenkbaar zijn om te zwijgen over de toestand in dit kleine land dat inzake ontwikkeling verweesd is achtergebleven en dat is beroofd van de natuurlijke rijkdommen die gewoonlijk donoren aantrekken. Daarom wilden we, in samenspraak met de andere fracties, van deze resolutie een oproep maken om positieve actie te ondernemen met betrekking tot dit bevriende land in de geteisterde regio van de Grote Meren. We wilden wijzen op de vastberadenheid die de Europese Unie, en vooral het Parlement, en uzelf, commissaris, aan de dag hebben gelegd om nieuwe oplossingen te zoeken voor de ontwikkelingshulp. Die oplossingen moeten efficiënter zijn in die landen die verzwakt zijn door conflictsituaties - in dit geval de burgeroorlog - en in landen waar thema’s zoals de heropbouw van de democratie, het herstel van de verwoeste openbare diensten en de vernieuwing van het beleid inzake fundamentele kwesties zoals gezondheidszorg en onderwijs efficiënter en vlugger moeten worden aangepakt en ondersteund. We wilden dat deze resolutie deel zou uitmaken van het actieplan dat Nederland zal opstellen voor Burundi. Het land is geselecteerd, en daar kunnen we alleen maar blij om zijn, als een van de drie proeflanden onder deze nieuwe aanpak. Daarom hebben we onze wensen duidelijk gemaakt. We willen dat Burundi een toonbeeld van ontwikkeling wordt. Om dat te (3)
Zie notulen.
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verwezenlijken, willen we dat de overheid van dit kleine land de nodige financiële middelen en steun krijgt voor de civiele, politieke en economische wederopbouw. Het Parlement zal de ontwikkelingen op de voet volgen, maar wil ook de Burundese parlementsleden van alle fracties oproepen om dringend op zoek te gaan naar manieren en middelen om hun instellingen na maanden van inactiviteit weer aan de praat te krijgen. Dat moet leiden tot debatten en verkiezingen, en het moet de Burundese regering toelaten om projecten inzake de wederopbouw te implementeren. Daarbij denken we aan de langverwachte hervorming van de rechtspraak en van de gezondheidszorg, en aan andere gebieden waar dringend iets moet worden gedaan. Ten slotte willen we er ook op wijzen dat Burundi, een van de armste landen ter wereld, het kleinste bedrag aan ontwikkelingshulp per hoofd krijgt. Die situatie kan niet blijven duren. We willen vragen om dringend bijkomende financiële middelen vrij te maken om prioritaire en ontwikkelingsprogramma’s te kunnen uitwerken en om, in het bijzonder, de verwoeste infrastructuur opnieuw op te bouwen. Samen met de EU zijn maar vijf lidstaten vertegenwoordigd in Burundi, een land waar alles nog moet worden gedaan. We hopen dat die landen hun inspanningen gericht op elkaar afstemmen voor er beslissingen worden genomen in de Europese hoofdsteden en dat de afvaardigingen die ter plaatse belast zijn met de implementatie van het ontwikkelingsbeleid blijven samenwerken en extra personeel krijgen. Om af te sluiten, zou ik graag nog even de nadruk willen leggen op de paragraaf in onze resolutie die verwijst naar het behoud, en zo mogelijk de uitbreiding, van de broodnodige humanitaire hulp. Ik zou er ook op willen aandringen alle afspraken omtrent de terugtrekking van die hulp te maken in het kader van de uitbreiding van het ontwikkelingsbeleid waarvan de implementatie complexer is. In dit verband wilden we ons er ook van verzekeren dat de zichtbaarheid van de maatregelen genomen door de Burundese overheid, met de steun van de Europese Unie en de lidstaten, duidelijk wordt onderkend. Behalve de resolutie inzake het conflict met de FNL en het herstel van de veiligheid, moet de bevolking van Burundi de verbeteringen in de ontwikkeling van hun land dringend weerspiegeld zien in hun eigen dagelijkse leven. Raül Romeva i Rueda , auteur. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de herneming van de vijandelijkheden in Burundi is een stap achteruit in wat hoe dan ook al een broos proces is. De tientallen doden en de duizenden ontheemden wijzen er duidelijk op dat de inspanningen om vrede te brengen, althans op dit moment, niet volstaan. We horen de verantwoordelijkheid voor deze stand van zaken te delen. Het valt te betreuren dat de FNL de wapens opnieuw heeft opgenomen, maar we kunnen er ook niet omheen dat er geregeld berichten opduiken over schendingen van de mensenrechten door het Burundese leger en de Burundese politie. Het is ook duidelijk dat onstabiliteit in Burundi grote en ernstige gevolgen kan hebben voor de hele regio. Daarbij denk ik vooral aan de Democratische Republiek Kongo en Rwanda. Ik ben het ermee eens dat de stabiliteit in Burundi is toegenomen sinds de nieuwe grondmacht in voege is getreden en de algemene verkiezingen die daarop volgden. Toch versterkt dat ook de behoefte aan de oprichting van een Commissie voor Vrede en
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verzoening als een instrument om het vertrouwen op te krikken. De Europese Unie moet een dergelijk initiatief zowel financieel als logistiek ondersteunen. Het is dan ook in die context, en te meer nog aangezien de Europese Unie Burundi heeft uitgekozen als pilotland voor de implementatie van een prioritair Actieplan dat de snelheid en de doeltreffendheid van de hulp moet verhogen, dat ik vind dat deze resolutie bijzondere aandacht verdient. Niet alleen van de Europese Commissie, maar ook, en vooral, van de lidstaten. Daarbij denk ik vooral aan twee van de opgenomen voorstellen. In de eerste plaats is er het voorstel om de financiële steun van de Europese Unie aan Burundi te verhogen, vooral ter gelegenheid van het tussentijdse verslag van het tiende EDF. In de tweede plaats moeten we binnen het kader van het broodnodige actieplan prioritaire steun verlenen aan de programma’s voor een beter bestuur en een beter democratisch staatsmanagement, aan de gezondheidszorg door de oprichting van gezondheidscentra en de vernieuwing van het ziekenhuisnetwerk, aan de beslissing van de regering van Burundi om gratis basisonderwijs te organiseren, en aan de voortdurende inspanningen om de infrastructuur van het land opnieuw op te bouwen. Erik Meijer, auteur. − (NL) Mevrouw de Voorzitter, net als Soedan, waarover wij eerder vanmiddag hebben gesproken, is Burundi een land van etnische verscheidenheid waarin vanouds elke harmonie tussen de verschillende bevolkingsgroepen ontbreekt. De daaruit voortvloeiende problemen zijn in Burundi veel moeilijker oplosbaar dan in andere Afrikaanse landen. Je kunt er moeilijk een geografische grens trekken tussen gebieden die typisch het woongebied zijn van verschillende bevolkingsgroepen. Het is beter vergelijkbaar met het kastenstelsel zoals dat traditioneel in India bestond. Al in de tijd vóór de Duitse en de Belgische kolonisatie bestond in Burundi en Rwanda een meerderheid van Hutu’s en een minderheid van Tutsi’s. De Tutsi’s, die ook uiterlijk herkenbaar verschillen van de Hutu’s, waren de heersers. De Hutu’s waren hun ondergeschikten. In de tijden van Europese kolonisatie is wel geprobeerd om daarin iets te veranderen, maar dat was niet gericht op gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging van de Hutu’s. Het ging toen vooral om het tegen elkaar uitspelen van de twee bevolkingsgroepen ten gunste van de macht voor het Duitse of het Belgische bestuur. Ook na de onafhankelijkheid is voor die oude tegenstellingen nooit een duurzame oplossing gevonden. Een massale campagne van de Hutu-meerderheid om de voor hen hinderlijke Tutsi-minderheid uit te roeien, zoals in het noordelijke buurland Rwanda, is Burundi bespaard gebleven. Maar dat kan ook verklaard worden uit de minder vergaande emancipatie van de Hutu’s. Als wij in de resolutie spreken over veertien jaar burgeroorlog, over vredesonderhandelingen, over de oppositiebeweging FNL, over de ontwapening van opstandelingen en over de nieuwe gevechten die op 17 april zijn uitgebroken, moeten wij ons bewust zijn van die voorgeschiedenis en de onopgeloste problemen. De belangrijkste strekking van de resolutie is dat het geweld moet ophouden en dat er overeenstemming bereikt moet worden. Ik ben het daarmee eens, maar ik zie juist op dat punt weinig reden tot optimisme. Daarnaast wordt in de resolutie terecht aangedrongen op Europese steun voor democratisch bestuur, onderwijs en gezondheidszorg. Daartoe kunnen wij zelf iets bijdragen. Filip Kaczmarek , auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, het doet ons veel plezier te vernemen dat de onderhandelingen en de vredesgesprekken tussen de FNL en de Burundese overheid opnieuw zijn opgestart. Dit is niet de eerste poging die de rebellen
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en de regering ondernemen om samen tot een akkoord te komen. We kunnen nu alleen maar hopen dat het akkoord een eind zal maken aan het bloederige conflict. Dat conflict heeft niet alleen veel onschuldige slachtoffers gemaakt, maar heeft ook, en vooral, het delicate evenwicht verstoord en drijft de spanningen in het land op, een land dat na de vredesakkoorden van 2003 positieve veranderingen zag plaatsvinden. Na vele jaren van oorlog probeert Burundi zichzelf opnieuw op te bouwen en zijn plaats op te eisen in de internationale arena, en niet helemaal zonder succes. Een nog grotere paradox wordt gevormd door het feit dat het probleem waarmee Burundi op dit moment af te rekenen krijgt niet het gevolg is van een stammenconflict tussen Hutu’s en Tutsi’s. Het conflict is daarentegen veroorzaakt door één enkele, uiterst radicale vleugel van de Hutu-FNL die het vredesakkoord niet goedkeurde en nog altijd strijd probeert te voeren tegen de coalitieregering, waarin ook Hutu’s zetelen. De internationale gemeenschap moet haar steun verlenen aan het vredesakkoord en mee een eind helpen maken aan het conflict. Marcin Libicki , auteur. − (PL) We hebben het nog maar eens over misdaden die in verschillende landen wereldwijd worden gepleegd en we zullen dit soort gesprekken blijven voeren tot de Europese Unie een gemeenschappelijk buitenlands beleid heeft uitgewerkt. Bovendien kan een gemeenschappelijk buitenlands beleid alleen maar effect hebben als de Europse Unie ook over een legermacht beschikt. Het Verdrag van Lissabon, dat voorziet in de oprichting van een soort ministerie van Buitenlandse Zaken, zal het probleem niet oplossen, omdat we niet over een militaire macht beschikken. President Lech Kaczyński heeft in zijn ambtstermijn gezegd dat de Europese Unie over een eigen leger dient te beschikken. Onlangs heeft ook president Sarkozy het daarover gehad. Ik ben van oordeel dat we over dit thema een debat moeten aangaan in de Europese Unie. We moeten specifieke voorstellen doen voor politieke, en bijgevolg ook voor wettelijke oplossingen. Zonder leger kunnen we geen buitenlands beleid voeren. Als we de integriteit en de kracht van de EU belangrijk vinden, moet de Europese Unie haar eigen leger oprichten, zodat ze kan tussenkomen in situaties zoals we die nu in Burundi meemaken. Marios Matsakis , auteur. − Mevrouw de Voorzitter, de toestand in Burundi is al een paar jaar ronduit benard te noemen. De beelden van de gruwelijkheden die in de jaren negentig hebben plaatsgevonden tussen de Hutu’s en de Tutsi’s zullen op ons netvlies gebrand blijven staan en zullen ons voorgoed blijven achtervolgen. De inspanningen van de internationale gemeenschap en van de regionale spelers hebben de regio geen langdurige vrede en stabiliteit gebracht. Toch wordt er gezegd dat er al heel wat vooruitgang is geboekt. De recente militaire confrontaties tussen de nationale militaire troepen en de Forces Nationales de Libération hebben onschuldige mensen het leven gekost en zijn erg verontrustend. Beide partijen moeten beseffen dat ze hun meningsverschillen aan de onderhandelingstafel, en niet op het slagveld, moeten bijleggen. Ze moeten ook inzien dat geweld alleen maar tot nog meer geweld leidt. De rebellengroepering moet het geweld afzweren en de wapens neerleggen, maar tegelijkertijd moet de Burundese regering ook een einde maken aan de straffeloosheid en mag ze de criminelen in de veiligheidstroepen die zich schuldig maken aan martelingen en illegale hechtenis niet langer de hand boven het hoofd houden. Laten we hopen dat het gezond verstand uiteindelijk zal zegevieren en dat de belangrijkste partijen die bij dit gewelddadige conflict in Burundi betrokken zijn erin zullen slagen om
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hun meningsverschillen op een vreedzame manier op te lossen, en dat in het belang van de veiligheid en het welzijn van de mensen van hun land. John Bowis , namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, in mijn verbeelding zie ik een mooi land. Ik zie mensen die hun best doen om de nasleep van de gruwelijke burgeroorlog te boven te komen. Ik zie gedenktekens die herinneren aan het geweld. Ik zie arme mensen vechten om het hoofd boven water te kunnen houden. Ik zie hoe Bujumbura ‘s nachts afgesloten is. De mensen proberen voor de avondklok terug te zijn omdat geweld er aan de orde van de dag is. Ik zie de gezondheidsproblemen, de malaria, de ademhalingsproblemen en de erbarmelijke hygiëne. Ik zie de vluchtelingenkampen, mensen die terugkeren, maar niet goed weten waar hun thuis is, mensen die terugkeren uit Tanzania en mensen die van Kivu in Kongo komen. Nu zien we natuurlijk ook weer het geweld, de FNL die de gesloten akkoorden met voeten treedt. Ook nu weer zien we de berichten over martelingen en mishandelingen opduiken. Burundi heeft onze hulp nodig. Maar het moet ook zichzelf in bedwang leren te houden en het mag nooit meer de weg van de onverdraagzaamheid en de onmenselijkheid inslaan. Glyn Ford , namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, we betreuren de recente conflicten tussen de nationale troepen en de Forces Nationales de Libération in Burundi. We roepen beide partijen op om het staakt-het-vuren van 7 september vorig jaar te respecteren en we roepen de leider van de FNL, Agathon Rwasa, met aandrang op om zich ten volle in te zetten voor het vredesproces. We willen de Commissie ook vragen om voldoende middelen vrij te maken voor de reïntegratie van de FNL-soldaten in de maatschappij, om hulp te bieden aan de vluchtelingen en, vooral, om de kindsoldaten die we in dit land vinden naar huis terug te brengen. We moeten de regering van Burundi oproepen om respect op te brengen voor de rechtspraak, om een eind te maken aan het klimaat van straffeloosheid en om te garanderen dat diegenen die schuldig zijn gauw voor hun rechters verschijnen. Dat is wat we verwachten van de Commissie en van de Burundese overheid. Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). - (FI) Mevrouw de Voorzitter, zoals we hebben vernomen heeft de oorlog in Burundi, die nu al veertien jaar aansleept, geleid tot een groot aantal vluchtelingen in het land, tot voedseltekorten en tot onnoemelijk geweld, zelfs van de kant van diegenen die de mensen horen te beschermen. De recentste gewapende conflicten hebben de hoop op harmonie in het land weer de kop ingedrukt. Een mens zou zich dan ook gaan afvragen of er bij beide partijen wel voldoende vertrouwen en politieke wil aanwezig zijn om vredesgesprekken aan te knopen. Toch lijken er ook al een aantal belangrijke stappen in de goede richting gezet te zijn. De lange en harde onderhandelingen tussen de verschillende partijen hebben de rebellen ertoe aangezet akkoord te gaan met de vrijlating van een aanzienlijk aantal kindsoldaten tegen begin mei. Burundi heeft dringend de hulp van de lidstaten van de EU nodig om de humanitaire crisis de kop in te drukken, zoals daartoe wordt opgeroepen in de resolutie, en daarom roep ook ik iedereen op om deze resolutie te steunen. Ewa Tomaszewska (UEN) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, er moet meteen een einde komen aan de oplopende spanningen in Burundi, aan de burgeroorlog tussen de verschillende etnische groepen en aan het geweld. Dit conflict heeft honderden ongewapende burgers gedood en verwond. Het staakt-het-vuren moet koste wat het kost worden gerespecteerd en de vredestroepen moeten bij dit conflict worden betrokken. De
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
financiële steun die de Europese Unie aan Burundi moet geven, moet heel gericht zijn en moet in de eerste plaats humanitaire doeleinden dienen. Daarbij denk ik hoofdzakelijk aan gezondheidszorg, veiligheid en onderwijs. Louis Michel, lid van de Commissie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, de Europese Unie heeft opgeroepen tot een herneming van de dialoog tussen de partijen, omdat dat de enige manier is om te komen tot de vrede en verzoening waar het Burundese volk reikhalzend naar uitziet. De Europese Commissie is daarom verheugd dat een delegatie van de Palipehutu-FNL - de Parti pour la Libération du Peuple Hutu –Forces Nationales de Libération - op 16 mei 2008 naar Bujumbura is teruggekeerd. Ik hoop dan ook dat beide partijen de onderlinge gesprekken weer zullen kunnen aanknopen. Het antwoord dat ik had voorbereid, zal ik aan de kant leggen, want nu ik een aantal commentaren heb gehoord, vind ik het mijn plicht om u op een paar feiten te wijzen. Ik zal het kort houden en vermijden dat ik de uitstekende toespraken die ik heb gehoord, vooral die van de heer Hutchinson, de heer Kaczmarek en de heer Bowis, herhaal. In de eerste plaats wil ik u erop wijzen dat de situatie zoals we die op dit moment in Burundi kennen niks te maken heeft met etnische problemen. Wie suggereert dat dit een etnische crisis is, bekijkt de toestand uit een ander en uiterst gevaarlijk perspectief. Ik ben dan ook veeleer geneigd om de heer Hutchinson bij te treden, hoewel ik het iet of wat betreur dat dit debat hier en nu wordt gevoerd. Dit is een nogal ongelegen moment, omdat ik vind dat we de politieke dialoog nu een kans moeten geven. Wie zoals u, mijnheer Meijer, over een etnische zaak spreekt, bezondigt zich aan erg gevaarlijk nattevingerwerk. Daarnaast heeft mijnheer Hutchinson onze aandacht ook op het volgende feit gevestigd: de internationale gemeenschap, verstrengeld als we zijn, en dat geldt zowel voor de Wereldbank – ik heb het thema besproken met Bob Zoellick – als voor de Commissie, verstrengeld als we zijn in onze procedures die ons verhinderen om, als een land een formele democratie wordt, fondsen vrij te maken om hen te laten zien dat vrede wel degelijk iets oplevert. Dat is een van de redenen waarom Burundi het zo moeilijk heeft om opnieuw de goede weg in te slaan. Dat is, bijvoorbeeld, ook het geval in Liberia, in de Democratische Republiek Kongo, en in welk land ook dat als post-conflictland wordt bestempeld. We zitten verstrengeld in onze procedures en we missen flexibiliteit. Daarom kunnen we niet vlug reageren op de behoefte naar wederopbouw van deze landen. Dat is namelijk het echte probleem van Burundi. Ik zal me uiteraard onthouden van commentaar op de toespraak waarin wordt opgeroepen voor het inzetten van Europese militairen. Ik zeg niet dat dat een andere discussie is, maar toch is het een thema dat hier niet echt thuishoort. We blijven Burundi actief steunen, zowel politiek als financieel, in zijn inspanningen om de vrede te herstellen en om er sociaal-economisch weer bovenop te raken. Graag wil ik er ook op wijzen dat onze samenwerkingsengagementen voor de periode 2008-2013 op dit moment goed zijn voor 188 miljoen euro. Er is al geopperd om dat bedrag nog op te trekken tijdens de tussentijdse evaluatie. In dit verband wil ik u ook zeggen dat we dat soort verhoging alleen kunnen doorvoeren als Burundi alle fondsen heeft opgenomen die het land in het oorspronkelijke hulppakket zijn toegekend. Dat is de regel, en ik hoop dat het land zijn voordeel zal kunnen halen uit die tussentijdse evaluatie. De strategie die we in deze nieuwe periode zullen volgen, brengt een verhoging van de budgettaire steun met zich mee en stelt twee prioritaire thema’s voorop: in de eerste plaats de rehabilitatie en de plattelandsontwikkeling, die duidelijk van cruciaal belang zijn als we
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het overleven van de bevolking willen vrijwaren, en, in de tweede plaats, de sector van de gezondheidszorg. Met onze inspanningen om dit land te steunen in zijn socio-economische herstel willen we de bevolking van Burundi laten zien wat ze kan verwachten van de vredesdividenden. Dat kan een stimulans zijn om te werken aan hun eigen situatie. Burundi is uitgeroepen tot pilootland. Bijgevolg zullen de beslissingen van de Raad van November 2007 er worden geïmplementeerd. Dat is hier al eerder aangestipt en ik ben verheugd dat Burundi een van die pilootlanden is. Samen met het Wereld Voedsel Programma van de VN zullen we in Burundi ook een pilootoperatie uitvoeren, meer bepaald op het vlak van het onderwijs en van de oprichting van kantines voor schoolkinderen. Als kinderen gratis maaltijden krijgen, zullen ze vanzelf graag naar school gaan. We zullen ook een pilot-case study uitvoeren die Burundi zal omvatten. Bovendien zal ik in de nabije toekomst een bezoek brengen aan Burundi, aangezien de Commissie heel nauw betrokken is bij al die bemiddelingsinspanningen. Graag wil ik daar nog aan toevoegen dat ik, toen ik minister van Buitenlandse Zaken was, rechtstreeks heb deelgenomen aan de onderhandelingen omtrent het Arusha-akkoord met president Mandela. Ik ben dus goed op de hoogte van dit thema, en ik kan u, mijnheer Meijer, vertellen dat de Burundese Grondwet, het Burundese wetgevende systeem en het Burundese parlement – de Nationale Vergadering en de Senaat – alle institutionele oplossingen aanreiken die we nodig hebben om het etnische probleem stevig in de hand te houden. Daarom is dit geen etnische kwestie, maar een kwestie van onzekerheid binnen een van de bevolkingsgroepen. Het is duidelijk ook niet alleen het probleem van de FNL. De FNL moet nu plaatsnemen aan de onderhandelingstafel, zichzelf omvormen tot een echte politieke partij en deelnemen aan het herstel en de wederopbouw van het land. (Applaus) De Voorzitter. – Het debat is gesloten. De stemming zal plaatsvinden aan het einde van de debatten. 15. Samenstelling Parlement: zie notulen 16. Stemmingen De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen. (Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen) 16.1. Soedan en het Internationaal Strafhof (stemming) 16.2. Gevangenschap van politieke tegenstanders in Wit-Rusland (stemming) 16.3. Stijgende spanning in Burundi (stemming) 17. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen 18. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen 19. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 20. In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
21. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen 22. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen 23. Onderbreking van de zitting De Voorzitter. – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt om 16.25 uur gesloten)
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden) VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de EU is verantwoordelijk voor deze antwoorden) Vraag nr. 9 van Bernd Posselt ( H-0285/08 ) Betreft: Hervormingen in Montenegro Hoe beoordeelt de Raad het hervormingsproces in Montenegro, onder andere op het vlak van bestuur, justitie, onderwijsbeleid, minderheden, en in het bijzonder het privé-onderwijs? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Op basis van het door de Commissie opgestelde voortgangsverslag heeft de Raad in december 2007 notitie genomen van de voortgang die Montenegro gedurende het afgelopen jaar heeft geboekt, met inbegrip van het aannemen van een grondwet en het in het leven roepen van het noodzakelijke wettelijke kader en de gerechtelijke instellingen naar aanleiding van de verklaring van onafhankelijkheid. De Raad benadrukt het belang dat Montenegro zijn nieuwe grondwet invoert overeenkomstig Europese standaarden en blijft werken aan het verbreden van de consensus over de basiskenmerken van de staatsopbouw. Montenegro wordt aangemoedigd zijn bestuurlijke capaciteiten te blijven verbeteren en ernaar te streven ingrijpende hervormingen door te voeren, in het bijzonder het recht te versterken en de corruptie en de georganiseerde misdaad te bestrijden. Om begrijpelijke redenen is de bestuurlijke capaciteit voor een nieuw opgerichte staat een zwak punt. De autoriteiten in Montenegro proberen de tekortkomingen te verhelpen. De regering blijft er alles aan doen om de bestuurlijke capaciteit te verbeteren en de hervorming van het publieke bestuur te voltooien. Alhoewel het wettelijk kader nu voltooid is, blijft er altijd nog een hoop werk te verrichten. Er zijn passende middelen nodig om de doelstellingen van de regering te verwezenlijken. De algehele voortgang op dit vlak is traag en het publieke bestuur is bijgevolg nog altijd zwak en ineffectief. De nieuwe grondwet heeft wijzigingen geïntroduceerd in de rechtsprekende macht. Deze laatste is daardoor minder afhankelijk van het parlement geworden. Desalniettemin moeten de bepalingen van de grondwet nog worden uitgevoerd. Ondanks enige progressie is de hervorming van de rechtsprekende macht in Montenegro nog maar net begonnen. Ook het onderwijsbeleid wordt langzaam naar Europese standaarden getild. De toegang tot het basisonderwijs is in Montenegro nu bijna optimaal. Voor de bescherming van minderheden is het nodige kader in het leven geroepen. Naar aanleiding van de verklaring van onafhankelijkheid heeft Montenegro het kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden en het Europees Handvest voor regionale of minderheidstalen ondertekend. De grondwet biedt een solide basis voor de bescherming van minderheden, maar de uitvoering daarvan loopt op sommige vlakken nog wat achter. De positie van vluchtelingen en ontheemden, met inbegrip van een aanzienlijke hoeveelheid Roma uit Kosovo, geeft reden tot ernstige zorgen.
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 11 van David Martin ( H-0288/08 ) Betreft: Vergelijk over handelsbeschermende maatregelen In zijn antwoord op mijn vraag van 6 februari over hetzelfde onderwerp (H-0121/08 (4) ) volgt de Raad kennelijk een "kip of ei"-draaiboek door zich niet bereid te tonen een eventuele hervorming te behandelen zonder een officieel Commissievoorstel, terwijl de Commissie niet bereid is een voorstel in te dienen tenzij er onder de lidstaten meer overeenstemming heerst over de aard van de hervorming die zij wensen te steunen. Welke aanpak is volgens de Raad het meest geschikt om uit dit slop te raken? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Het geachte parlementslid is zich ongetwijfeld bewust van het feit dat de Commissie in december 2006 een groenboek heeft gepubliceerd en daarnaast een breed publiek debat heeft ingezet met de belangengroepen (industrie, handelaars, consumentenverenigingen, etc.) over het functioneren van de handelsbeschermende instrumenten (TDI). Een van de uitkomsten van dit debat was dat een goedfunctionerend systeem van handelsbeschermende instrumenten dringend nodig is om de industrieën in de Gemeenschap te beschermen tegen oneerlijke handel en subsidiëring van importen, alsmede om het publieke vertrouwen in eerlijke handel te veilig te stellen. Tegelijkertijd werd de noodzaak vastgesteld om bepaalde elementen van dat systeem te hervormen. Uit de aanvankelijke gesprekken, die plaatsvonden in de voorbereidende instanties van de Raad in 2007, bleek dat over bepaalde onderdelen van het groenboek consensus kon worden bereikt, bijvoorbeeld over de behoefte aan grotere wettelijke zekerheid en voorspelbaarheid, transparantie en onafhankelijke besluitvorming. Toch bleek uit deze gesprekken evenzeer dat er ten aanzien van bepaalde punten nog uiteenlopende opvattingen waren. Halverwege januari 2008 liet commissaris Mandelson weten dat er meer tijd nodig was voor overleg met de belangengroepen over hoe het verder moest met het hervormingsproces van de handelsbeschermende instrumenten. Daarbij gaf hij wel de verzekering dat een eventueel voorstel een weerslag zou vormen met alle legitieme belangen van de betrokken partijen. De Raad heeft vooralsnog geen voorstel van de Commissie mogen ontvangen. Het voorzitterschap blijft zich op informele wijze inspannen om hierover tussen de lidstaten consensus te bereiken, en het volgende voorzitterschap zal hier zeker mee verder gaan. Wij steunen ook de inspanningen van het EP in dit opzicht en verwelkomen alle aanbevelingen van de Commissie internationale handel ten aanzien van de hervorming van de handelsbeschermende instrumenten van de Gemeenschap als een belangrijke bijdrage aan het interne debat.
(4)
Schriftelijk antwoord van 12.3.2008.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het dient te worden vermeld dat als onderdeel van de wereldhandelsonderhandelingen in Genève in het kader van de WTO-ontwikkelingsagenda van Doha, gesprekken plaatsvinden over het wijzigen van de bestaande verwoording van de antidumpings-, antisubsidie- en vrijwaringsovereenkomsten. Deze gesprekken vinden plaats in een onderhandelingsgroep en de eventuele resultaten van de gesprekken in Genève hebben ook effect op de basiswetgeving van de EU inzake handelsbeschermingsmaatregelen. Het is een van de doelstellingen van de EU om het internationale handelssysteem op basis van regels te versterken en te zorgen dat alle door de handelspartners aangenomen regels consistenter worden toegepast. * * * Vraag nr. 12 van Dimitrios Papadimoulis ( H-0290/08 ) Betreft: Uitspraken van het Gerecht van eerste aanleg EG inzake PKK en Kongra-Gel Bij twee recente uitspraken heeft het Gerecht van eerste aanleg EG (Τ-253/04 en Τ-229/02) de Arbeiderspartij van Koerdistan, PKK, en de voortzetting daarvan, de Kongra-Gel, geschrapt van de lijst van personen en organisaties die banden onderhouden met terrorisme voor de jaren 2002 en 2004. Die lijst wordt opgesteld en vernieuwd bij besluit van de Raad op grond van Verordening (ΕG) nr. 2580/2001 (5) inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme. Aangezien de ΡΚΚ en Kongra-Gel nog steeds op de geldende lijst staan (Besluit van de Raad 2005/930/ΕG (6) ) met alle gevolgen van dien voor de organisaties zelf en hun leden, vraag ik of de Raad mij kan verzekeren dat er voldoende argumenten zijn (adequate statement of reason) om genoemde organisaties op de lijst te laten staan? Welke rechten hebben de leden van deze organisaties tegen wie de autoriteiten van de lidstaten zijn opgetreden? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Zoals gezegd heeft het Gerecht van eerste aanleg op 3 april 2008 het besluit van de Raad 2002/460/EG van 17 juni 2002, voor zover het de PKK betreft, en het Besluit van de Raad 2004/306/EG van 2 april 2004, voor zover het Kongra-Gel betreft, bij gebreke van rechtvaardiging nietig verklaard. De door het Hof nietig verklaarde besluiten zijn niet langer van kracht en zijn vervangen door een ander besluit. Het besluit van de Raad dat momenteel van kracht is, is vastgesteld in december 2007 (2007/868/EG) en gewijzigd op 29 april 2008 (2008/342/EG en 2008/343/EG). De PKK is (net als Kongra-Gel, dat een andere naam is voor de PKK) opgenomen in de bijlage bij dat besluit. De recente uitspraken van het Hof hebben geen invloed op de geldigheid van dat besluit, en hierbij zij aangemerkt dat de aanvragers het in deze gerechtelijke procedure niet willen betwisten, zelfs al heeft het Hof hen daartoe uitgenodigd.
(5)
PB L 344 van 28.12.2001, blz. 70.
(6)
PB L 340 van 23.12.2005, blz. 64.
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten aanzien van de procedure die is aangewend bij het vaststellen van besluit 2007/868/EG heeft de Raad gedurende de eerste helft van 2007 een grondige evaluatie en consolidatie verricht van zijn procedures voor het opnemen van personen, groepen en eenheden op de lijst of het afvoeren daarvan van de lijst ingevolge Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad. Momenteel wordt een helderdere en transparantere procedure aangewend. Dat houdt is dat wanneer een persoon of organisatie wordt onderworpen aan een maatregel van tegoedenbevriezing, dit ook wordt gerechtvaardigd. De nieuwe procedures zijn voor het eerst in 2007 aangewend als onderdeel van een periodieke evaluatie die juni 2007 is afgerond met de publicatie van een bijgewerkte lijst. Met de nieuwe procedures is tevens rekening gehouden bij het vaststellen van het besluit dat momenteel van kracht is. De PKK/Kongra-Gel is bijgevolg officieel in kennis gesteld van de redenen van opname op voornoemde lijst. Daarnaast heeft de Raad onlangs aanvullende gegevens over de PKK/Kongra-Gel bestudeerd en dienovereenkomstig op 29 april 2008 de rechtvaardiging gewijzigd en vervolgens de gewijzigde rechtvaardiging bekendgemaakt aan de PKK/Kongra-Gel en deze gevraagd om diens bevindingen. Tot slot moet worden vermeld dat alle op de lijst opgenomen personen, groepen of eenheden de volgende mogelijkheden hebben: zij kunnen de Raad verzoeken hun zaak op basis van ondersteunende gegevens te heroverwegen; zij kunnen overeenkomstig de nationale procedures het besluit van de bevoegde nationale autoriteiten betwisten; zij kunnen, met inachtneming van de restrictieve maatregelen onder Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad, het besluit van de Raad betwisten voor het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 230, lid 4 en lid 5 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; zij kunnen, met inachtneming van de restrictieve maatregelen onder Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad, afwijking op humanitaire gronden aanvragen om aan de basisbehoeften te voldoen. * * * Vraag nr. 13 van Esko Seppänen ( H-0291/08 ) Betreft: Veiligheidswaarborgen in het Verdrag van Lissabon Het parlement van het land dat het voorzitterschap bekleedt heeft het Verdrag van Lissabon geratificeerd. Dat land heeft daarom ongetwijfeld een goed inzicht in de veiligheidswaarborgen die zijn opgenomen in het gedeelte van het verdrag dat betrekking heeft op het veiligheids- en defensiebeleid. Omvatten deze waarborgen ook de verplichting tot het verlenen van militaire bijstand indien een lidstaat het slachtoffer wordt van een gewapende aanval, of valt de verplichting tot het verlenen van militaire bijstand slechts onder de zogeheten solidariteitsclausule (artikel 222)?
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De vraag van het geachte Parlementslid valt niet binnen de bevoegdheid van de Raad, aangezien de Raad niet deelnam aan de intergouvernementele conferentie waarin het concept van het Verslag van Lissabon is opgesteld. De Raad noch het voorzitterschap kunnen een interpretatie geven van het Verslag van Lissabon, dat nog niet van kracht is. Derhalve kan het voorzitterschap u slechts informeren dat de terreinen van gemeenschappelijke veiligheid en defensie vallen onder titel V, hoofdstuk 2, afdeling 2 van de Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De feitelijke vraag van bijstand aan een lidstaat in het geval van gewapende agressie op zijn grondgebied valt onder artikel 42, lid 7 van de geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie. * * * Vraag nr. 14 van Lambert van Nistelrooij ( H-0292/08 ) Betreft: BTW-heffing – scheiding levering en distributie energiebedrijven Bij de scheiding van de netbeheerder en de leverancier van elektriciteit en gas (EU-richtlijnen 2003/54/EG (7) en 2003/55/EG (8) ), rijst de vraag over de wijze van het innen van de belasting op de toegevoegde waarde (BTW) op de activiteiten van de gesplitste netwerken leveringsbedrijven door de lidstaten. Een aantal gebruikt het “commissionairsmodel”, waar de leverancier (het transportbedrijf), over de hele keten de BTW moeten innen en deze ook afdraagt aan de fiscus. Als dit gebruikelijke commissionairsmodel wordt toegepast, kan de BTW van leverancier en toeleverancier onafhankelijk van elkaar worden verwerkt. Als dit model echter niet (meer) is toegestaan moeten de BTW-bedragen die de leverancier voor de transportdienst aan de klant factureert exact synchroon lopen met de BTW-bedragen die de transporteur factureert voor die klant. De leverancier moet BTW over het transport expliciet op de factuur vermelden naast de BTW over de eigen dienst. Deze onderlinge afhankelijkheid van leverancier en transporteur wringt extra in de situatie van wanbetaling, verhuizing of switch naar een nieuwe leverancier. Kan de Raad bevestigen dat bovengenoemd “commissionairsmodel” bij splitsing van netbeheer en levering, is toegestaan op basis van de geldende EU-wetgeving? Ziet de Raad hier wijzigingen in de voorstellen aan het EP van het zogenaamde “derde energiepakket” van 2007? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg.
(7)
PB L176 van 15.7.2003, blz. 37.
(8)
PB L176 van 15.7.2003, blz. 57.
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Wat betreft de eerste vraag van het parlementslid zouden wij erop willen wijzen dat het de verantwoordelijkheid van de Commissie is om te zorgen voor de juiste toepassing van de communautaire wetgeving. Wat betreft de tweede vraag zouden wij de aandacht van het Parlementslid willen vestigen op het feit dat de voorstellen van de Commissie ten aanzien van het derde energiepakket voor 2007 geen fiscale bepalingen bevatten. De heer Van Nistelrooij zal zich toch zeker bewust zijn dat de Raad besluiten neemt op basis van de voorstellen van de Commissie. De Raad heeft tot op heden echter nog geen voorstellen van de Commissie ontvangen met betrekking tot de kwestie waarnaar hij verwijst. * * * Vraag nr. 15 van Roberta Alma Anastase ( H-0294/08 ) Betreft: Vooruitzichten wat betreft de versterking van de regionale samenwerking in het Zwarte Zeegebied in het licht van het besluit een Middellandse Zee-Unie tot stand te brengen Op de bijeenkomst van de Europese Raad van 13-14 maart 2008 is besloten het initiatief “Proces van Barcelona: een Unie voor het Middellandse Zeegebied” te ondersteunen en te lanceren, met het doel een uit EU- en niet-EU-landen samengestelde Unie tot stand te brengen, teneinde de betrekkingen tussen de EU en de landen in het Middellandse Zeegebied te verdiepen. Het Europees Parlement heeft evenwel vaak de mening geuit dat de EU de regionale samenwerking in het kader van de Synergie voor het Zwarte Zeegebied, het Euro-mediterrane partnerschap en de Noordse dimensie op gelijk niveau dient te ontwikkelen. Het is in de context van het besluit de aanzet te geven tot de totstandbrenging van een Middellandse Zee-Unie, en gezien het feit dat de samenwerking tussen de EU en het Zwarte Zeegebied minder ontwikkeld is, absoluut noodzakelijk dat de samenwerking in het Zwarte Zeegebied, dat EU-landen omvat, in dezelfde mate wordt verdiept. Is de Raad van plan deze situatie te onderzoeken, en welke voorstellen kan hij doen om de betrokkenheid van de EU in het Zwarte Zeegebied te versterken? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Sinds de toetreding van Roemenië en Bulgarije heeft de EU twee lidstaten die direct grenzen aan het Zwarte Zeegebied. Bijgevolg is de EU niet langer een externe speler in dit gebied. Het is daarom in het belang van zowel de EU als de landen in het Zwarte Zeegebied om nauwere betrekkingen tussen de EU en de landen rond de Zwarte Zee te bewerkstelligen. Deze regio is voor de Europese Unie van toenemend strategisch belang, aangezien het met een markt van 190 miljoen mensen een grote economische potentie heeft en daarnaast een belangrijke doorgangsroute vormt.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Europese Unie is reeds bilaterale betrekkingen aangegaan met alle landen in het Zwarte Zeegebied. Dit betreft onder meer: – het pretoetredingsproces van Turkije; – het Europees nabuurschapsbeleid (vijf Europese actieplannen inzake nabuurschapsbeleid – Moldova, Oekraïne, Armenië, Azerbeidzjan en Georgië); – het strategisch partnerschap met Rusland; – de aanstelling van twee speciale EU-vertegenwoordigers in de regio, voor de zuidelijke Kaukasus in 2003 en voor Moldova in 2005; – de Grenscontrolemissie voor Oekraïne en Moldavië (EUBAM); en – het grensondersteuningsteam van de SVEU in Georgië. De EU zal doorgaan met het ontwikkelen van bilaterale betrekkingen met de diverse landen. Op het moment zijn het echter vooral die landen die te kampen hebben met specifieke problemen, die gecoördineerde actie op regionaal niveau vereisen. Het initiatief “Synergie voor het Zwarte Zeegebied”, dat de Commissie in april 2007 heeft geïntroduceerd, is speciaal opgezet om de samenwerking in de regio en tussen de EU en de regio als geheel te bevorderen. Dit initiatief wordt ondersteund door het Europese nabuurschapsbeleid en overige vormen van EU-beleid zoals toegepast op de betrekkingen met landen in de regio. Verder kunnen ook de volgende belangrijke punten niet onvermeld blijven: Ten eerste is stabiliteit in de Europese nabuurschap een belangrijke strategische doelstelling binnen de Europese veiligheidsstrategie. De EU associeert dit met het verankeren van democratie en recht, het bevorderen van mensenrechten, goed bestuur en sociaal-economische ontwikkeling, en het terugdringen van armoede, met andere woorden de “vereuropeanisering” van de overgangs- en hervormingsprocessen in de regio. Ten tweede zijn de voordelen van aanwezigheid in de regio voor de EU de laatste tijd toegenomen wegens de diverse energiebronnen en energieleveringsroutes. Het Zwarte Zeegebied is een productie- en doorgangsregio die van strategisch belang is voor de energielevering aan de EU. De regio heeft een aanzienlijk potentieel in de zin van de diversiteit van de energielevering en vormt derhalve een belangrijk element van het buitenlandse energiebeleid van de EU. De diversiteit van een veilige energielevering is in het belang van zowel de partners in de regio als de EU. Dientengevolge zijn stabiliteit en veiligheid des te belangrijker voor de EU en zou de EU graag zien dat de geschillen in de regio worden opgelost, die vooralsnog wellicht nog het grootste obstakel vormen voor blijvende vrede en duurzame ontwikkeling. Daarnaast blijven goede betrekkingen en nauwe samenwerking tussen de landen in de regio zelf eveneens zeer belangrijk voor de EU. Door de betrekkingen binnen de regio te verbeteren kan gewerkt aan wederzijds vertrouwen en wordt de deur naar blijvende vooruitgang geopend. Het is niet het voorstel van de EU om nieuwe instellingen of bestuurlijke structuren in het leven te roepen. De Zwarte Zeelanden blijven de belangrijkste contacten van de EU zowel op bilateraal niveau als in gesprekken op regionaal niveau. De EU is uiteraard wel altijd bereid de contacten met regionale organisaties te verbeteren.
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het initiatief “Synergie voor het Zwarte Zeegebied” blijft niet beperkt tot economische samenwerking. Het is daarnaast ook bedoeld om tot een regio te komen die wordt gekenmerkt door duurzame democratie, goed bestuur, recht, en respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. De EU spant zich in het bijzonder in om te zorgen dat de mogelijkheden om de bestaande geschillen in de regio op te lossen, ook daadwerkelijk worden aangeboord. Er zijn reeds te veel levens opgeofferd aan de onderlinge haat, de armoede en de uitzichtloosheid die door deze geschillen worden veroorzaakt. Het zou onacceptabel zijn als de Europese Unie bij het ingaan van de eenentwintigste eeuw haar ogen sluit voor al dit leed. De EU kan en moet bijdragen aan het zoeken naar een uitweg uit deze donkere poelen van wanhoop. De ministers van Buitenlandse zaken van de EU-lidstaten kwamen op 14 februari 2008 in Kiev voor het eerst bijeen met hun collega’s uit de grotere Zwarte Zeeregio. Deze bijeenkomst werd gezamenlijk voorgezeten door de Oekraïne, dat op dat moment het voorzitterschap had van de Organisatie voor Economische Samenwerking in het Zwarte Zeegebied (BSEC) (in de persoon van minister van Buitenlandse zaken Volodymyr Ohryzko), en door de Europese Unie (staatssecretaris Andrej Šter van Slovenië en eurocommissaris voor buitenlandse betrekkingen en Europees nabuurschapsbeleid Benita Ferrero-Waldner). De gezamenlijke verklaring die is uitgegeven aan het einde van deze bijeenkomst vormt een belangrijk politiek document, dat de richting aangeeft voor toekomstige werkzaamheden. Omwille van het strategische belang van het Zwarte Zeegebied voor de EU heeft de Raad in mei 2007 de Commissie gevraagd de ontwikkeling van het initiatief “Synergie voor het Zwarte Zeegebied” te evalueren. Op basis hiervan kan de Raad zijn activiteiten met betrekking tot de regio als geheel goed onder de loep nemen. * * * Vraag nr. 16 van Leopold Józef Rutowicz ( H-0302/08 ) Betreft: Het broeikaseffect Is de Europese Raad voornemens om studies te laten uitvoeren naar het broeikaseffect? De kwestie van de uitstoot van CO2 en de daarvan uitgaande dreiging van het broeikaseffect zijn een kwestie die de publieke opinie thans sterk in beweging brengt. Deze kwestie is een van de prioritaire vraagstukken geworden waarmee de Europese Unie zich bezig houdt. Helaas is deze kwestie nog steeds niet voldoende bestudeerd en bestaan er hierover twijfels bij een groot deel van de geleerden in een groot aantal staten. Zou de Europese Raad de mogelijkheid willen overwegen om een nauwkeurige studie en een betrouwbare wetenschappelijke analyse van deze kwestie te laten uitvoeren? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Het Intergouvernementeel Panel over klimaatverandering (IPCC) levert belangrijk wetenschappelijk materiaal dat van doorslaggevend belang is bij de beleidsvorming. Het panel is in 1988 in het leven geroepen naar aanleiding van een resolutie van de Algemene
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vergadering van de VN met als doel om beleidsmakers te voorzien van een onpartijdige bron van informatie over klimaatverandering. Het is de taak van het panel om op een veelomvattende, objectieve, open en transparante basis een oordeel te vormen over de laatste wetenschappelijke, technische en sociaal-economische informatie die wereldwijd wordt gepubliceerd en inzicht biedt in de gevaren van door mensen veroorzaakte klimaatverandering, alsmede over de feitelijke en mogelijke effecten en de mogelijkheden voor aanpassing en inperking. Uit de evaluatieverslagen die het IPCC vanaf 1990 heeft gepubliceerd, blijkt de vooruitgang in het wetenschappelijke inzicht in klimaatverandering en de effecten daarvan. In het vierde evaluatieverslag van het IPCC (AR4, 2007) wordt de meest uitvoerige en betrouwbare evaluatie van klimaatverandering tot op heden gepresenteerd. Volgens het verslag is “opwarming van het klimaatsysteem een ondubbelzinnig feit” en is “het merendeel van de gemiddelde mondiale opwarming van de laatste 50 jaar zeer waarschijnlijk het gevolg van een toename van de antropogene broeikasgassen.” De Raad heeft herhaaldelijk verwezen naar de bevindingen van het IPCC, bijvoorbeeld in zijn conclusies van 30 oktober 2007 (14178/07, blz. 10). * * * Vraag nr. 17 van Brian Crowley ( H-0307/08 ) Betreft: Politieke situatie in Kenia Kan de Raad een uitgebreide verklaring afleggen over de actuele politieke situatie in Kenia? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Europese Unie heeft de formatie van de coalitieregering in Kenia verwelkomd. Deze regering is gevormd dankzij de aanhoudende inspanningen van de politieke spelers in Kenia en daarnaast van de internationale gemeenschap, die unaniem het Panel van eminente Afrikaanse personen, voorgezeten door de heer Kofi Annan, heeft gesteund. De EU is van mening dat de coalitieregering de leiders van Kenia in staat stelt een vervolg te geven aan de nationale verzoening en dialoog die is overeengekomen op 28 februari. Het is van cruciaal belang voor het Keniaanse volk, dat verlangt naar vrede en voorspoed, dat dingen weer terugkeren bij het normale. Daarnaast is het evenzeer van belang voor de gehele regio van Soedan tot Somalië, met inbegrip van het gebied van de Grote Meren in Afrika, dat de consequenties van de gebeurtenissen in Kenia niet heeft weten te vermijden. De Europese Unie heeft haar belofte herhaald om alle steun te verlenen aan een werkelijke machtsdeling en samen te werken met de nieuwe Keniaanse regering teneinde het land weer op weg te helpen naar ontwikkeling en stabiliteit. De EU zal de Keniaanse regering helpen met het uitvoeren van een gecoördineerd en veelomvattend hervormingsplan om de achterliggende oorzaken van het steeds terugkerende conflict aan te pakken en bij te dragen aan een beter, veiliger en ontwikkelder Kenia. * * *
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 18 van Eoin Ryan ( H-0309/08 ) Betreft: Stijgende voedselprijzen overal ter wereld Kan de Raad uiteenzetten wat de EU momenteel praktisch doet om de voedselprijzen in de wereld in toom te houden en omlaag te brengen? Is het de Raad bekend dat de rijstprijzen de afgelopen twee maanden met een toename van 75 procent op wereldschaal historische hoogten hebben bereikt en dat de tarweprijs het afgelopen jaar met 120 procent is gestegen, waardoor de prijs van een brood in de meeste arme landen meer dan verdubbeld is? Weet de Raad dat er de afgelopen tijd voedselrellen hebben plaatsgevonden in Haïti, Kameroen, Niger, Burkina Faso, Indonesië en de Filippijnen? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Raad is zich bewust dat de voedselprijzen wereldwijd stijgen. Hierdoor wordt de recente vooruitgang die is geboekt ten aanzien van vermindering van de armoede en ondervoeding bedreigd en worden de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling in gevaar gebracht. Ook kan het leiden tot instabiliteit, zoals blijkt uit de rellen over voedselprijzen in diverse landen verspreid over de wereld. De Raad is van oordeel dat er stappen moeten worden ondernomen om op korte termijn hulp te bieden aan de armste landen en de meest kwetsbare groepen in de samenleving en om tegelijkertijd de voedselprijzen te beteugelen door middel van maatregelen op de middellange termijn, in het bijzonder een grotere landbouwproductie. De kwestie van de sterk gestegen voedselprijzen vormt ook een aanvullend probleem voor het ontwikkelingsbeleid. De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van mei inzake ontwikkeling zal zich eveneens over het probleem buigen en maatregelen nemen op de korte, middellange en lange termijn teneinde het probleem van de gestegen voedselprijzen het hoofd te bieden. De EU heeft de voorziening van voedsel- en humanitaire hulp in de zwaarst getroffen landen al vergroot en aanvullende middelen vrijgemaakt om de meest kwetsbare groepen in de samenleving te helpen. In 2008 heeft de Commissie 223 miljoen euro ter beschikking gesteld voor humanitaire en voedselhulp. In verband met de gestegen kosten van de bestaande programma’s voor humanitaire hulp en de financiering van nieuwe programma’s zal de EU de beschikbare middelen vergroten. Daarnaast worden ook door veel lidstaten extra middelen ter beschikking gesteld. Op de middellange termijn kunnen overige instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking en overige passende instrumenten van de Commissie worden gebruikt om de negatieve effecten van de door de gestegen voedselprijzen veroorzaakte crisis te bestrijden. In haar dialoog met derde landen zal de EU landen er van proberen te weerhouden een verbod op voedselexport te introduceren en juist een ontwikkelingsvriendelijk gebruik van de als gevolg van de hoge voedselprijzen verkregen middelen proberen te bevorderen. Op de lange termijn zal de EU ontwikkelingslanden, met name de minder ontwikkelde daarvan, aanmoedigen om een aangepast landbouwbeleid door te voeren, met name ten aanzien van een grotere voedselveiligheid. Het is de overtuiging van de Raad dat het voor een grotere voedselproductie en groter mondiaal voedselaanbod essentieel is om de hulp aan ontwikkelingslanden uit te breiden, opdat deze hun eigen landbouw kunnen ontwikkelen en op de lange termijn hiervan kunnen profiteren. Alleen zo kunnen deze landen hun
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mogelijkheden voor landbouwproductie effectiever benutten. In dit opzicht zal de EU rekening houden met de conclusies van de conferentie op hoog niveau van de FAO, die begin juni wordt gehouden. De Raad Landbouw en Visserij heeft de gestegen prijzen van voedsel en landbouwproducten op zijn vergadering van april behandeld en zal het probleem opnieuw behandelen op zijn vergadering van mei. De Europese Raad zal de situatie beoordelen tijdens zijn vergadering van juni en verdere operationele richtsnoeren op dit vlak bepalen, met name ten aanzien van een breder kader voor de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Ook zal de Raad binnen de bevoegde internationale fora het probleem bespreken met zijn partners. In de praktijk heeft de EU als onderdeel van het gemeenschappelijk landbouwbeleid reeds maatregelen genomen om de productie te vergroten en de prijsstijgingen te beteugelen. Door het tijdelijk wegnemen van de braakleggingseis konden boeren in de EU nog eens 10 procent extra aan land voor productie bestemmen (met name voor de productie van granen). Door met ingang van april 2008 het melkquotum te verhogen met 2 procent konden melkproducenten in de EU ook meer melk produceren. Daarnaast heeft de EU de importbelasting op granen verhoogd en wil ze deze regeling ook het volgende verkoopseizoen laten gelden. De “gezondheidscontrole” van de hervorming van het GLB die momenteel gaande is, biedt een volgende mogelijkheid om op korte termijn specifieke oplossingen door te voeren, zoals een definitieve afschaffing van het braakleggen, een verdere verhoging van de melkquota, een verdere ontkoppeling van hulp en productie in overige sectoren met gebonden steun, en de afschaffing van de premie voor energiegewassen. Ten aanzien van de middellange termijn dient te worden opgemerkt dat de toetreding van de nieuwe lidstaten het landbouwgebied van de EU met ongeveer 40 procent heeft vergroot. De productiecapaciteit van de nieuwe lidstaten neemt ieder jaar toe. Deze belofte, gekoppeld aan de voortdurende vernieuwing en rationalisering van de landbouwproductie in alle lidstaten, maakt dat de EU een nog grotere bijdrage kan leveren aan de wereldvoedselproductie en op deze wijze aan een grotere voedselveiligheid in de wereld. Op de lange termijn zou de EU op haar gehele grondgebied het landbouwonderzoek en de ontwikkelingsprojecten beter moeten coördineren teneinde technieken te ontwikkelen die de landbouwproductiviteit kunnen vergroten. * * * Vraag nr. 19 van Liam Aylward ( H-0311/08 ) Betreft: Internationale aandacht voor het probleem kinderarbeid Kan de Raad mij verzekeren dat de Europese Unie dit jaar in alle belangrijke internationale fora aandacht zal vragen voor het probleem van de kinderarbeid en zal wijzen op de urgentie om dit probleem mondiaal aan te pakken? Deelt de Raad mijn mening dat er een meer gestructureerde internationale campagne nodig is, met de participatie van de belangrijkste VN-organisaties, om kinderarbeid en de urgentie er iets aan te doen voor het voetlicht te brengen?
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De bevordering en bescherming van de rechten van het kind vormen een belangrijk aspect van het interne en externe EU-beleid. In december 2007 keurde de Raad de EU-richtsnoeren ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind goed, waarin de EU het onvoorwaardelijke belang herhaalde dat zij hecht aan de bevordering en bescherming van de rechten van het kind zoals die voortvloeien uit de belangrijkste internationale en Europese wetsinstrumenten, normen en standaarden op het gebied van mensenrechten, alsmede uit de politieke toezeggingen met betrekking tot de bevordering en bescherming van de rechten van het kind. De EU spant zich al vele jaren in, en zal dat ook blijven doen, voor de bevordering van de rechten van het kind, zoals voortvloeiend uit multilaterale maatregelen. De belangrijkste inspanningen zijn: uitvoeren van de richtsnoeren van de Europese Unie over kinderen en gewapende conflicten van 2003; creëren van bewustzijn bij derde landen met betrekking tot de rechten van het kind, met name middels een politieke dialoog; financieren van projecten ter bevordering en bescherming van de rechten van het kind, met name als onderdeel van het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR); toezien op de voortgang met betrekking tot het beter bevorderen van de mensenrechten binnen het uitbreidingsproces en ondersteunen van de hervorming van kinderbescherming in de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten; jaarlijkse sponsoring door de EU, tezamen met Zuid- en Midden-Amerikaanse landen, van een resolutie inzake de rechten van het kind in de Verenigde Naties en het regelmatig bij landen erop aandringen om het Handvest voor de rechten van het kind en overige protocollen te ondertekenen, te ratificeren en uit te voeren; ondersteunen van de inspanningen van bevoegde internationale en regionale spelers met betrekking tot de rechten van het kind, in het bijzonder de inspanningen van het secretariaat-generaal van de VN; de VN-veiligheidsraad; de verdragsorganen van de VN, met name het Comité inzake de rechten van het kind en de VN-mechanismen voor speciale procedures; de bevoegde VN-agentschappen, met name het Kinderfonds van de Verenigde Naties (UNICEF); het Bureau van de hoge commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten (OHCHR); de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO); de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO); en het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties (UNFPA); alsmede regionale mechanismen, in het bijzonder de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), het Europees netwerk van ombudsmannen voor kinderen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld; “De Europese consensus inzake ontwikkeling”, als onderdeel van het EU-ontwikkelingsbeleid (een gemeenschappelijke verklaring van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie, goedgekeurd door de Raad op
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
22 november 2005), die onder andere respect voor de rechten van het kind in de lidstaten omvat; in het document wordt verwezen naar de belangrijkste internationale mensenrechtenkaders en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. * * * Vraag nr. 20 van Seán Ó Neachtain ( H-0313/08 ) Betreft: Kosovo Kan de Raad een verklaring afleggen om een actuele beoordeling te geven van de politieke situatie in Kosovo? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Op 17 februari 2008 nam de parlementaire vergadering van Kosovo een resolutie aan waarbij Kosovo onafhankelijk werd verklaard. De Raad gaf opnieuw uiting aan de bereidheid van de Europese Unie om een leidende rol te spelen bij het versterken van de stabiliteit in de regio, en herriep de toezeggingen van de Europese Unie die waren opgenomen in de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2007, alsmede de overeenkomst tot gezamenlijke acties ter oprichting van een EVDB-politie- en rechtstaatmissie en het benoemen van een speciale vertegenwoordiger van de EU in Kosovo. In zijn conclusies van 18 februari gaf de Raad aan dat de lidstaten, overeenkomstig de nationale praktijk en het internationaal recht, zouden beslissen over hun betrekkingen met Kosovo. De Raad benadrukte dat de EU zou vasthouden aan de beginselen van het VN-handvest en de slotakte van Helsinki, met inbegrip van de beginselen van soevereiniteit en territoriale integriteit en alle resoluties van de VN-veiligheidsraad. De Raad onderstreepte zijn opvatting dat Kosovo, gelet op het conflict van de jaren negentig en de lange periode van internationaal bestuur onder Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad, een bijzonder geval vormt waarbij deze beginselen en resoluties echter niet in twijfel worden getrokken. Als onderdeel van haar algehele benadering van Kosovo besloot de EU op 16 februari 2008 een civiele missie in het leven te roepen, genaamd EULEX Kosovo. Het doel van deze missie was om de autoriteiten van Kosovo te ondersteunen door toezicht te houden op en begeleiding en advies te geven ten aanzien van alle terreinen met betrekking tot de rechtstaat, in het bijzonder de politie-, gerechtelijke, douane- en gevangenisdiensten. Dit houdt in dat de missie de instellingen en gerechtelijke autoriteiten ondersteunt bij hun inspanningen om een betrouwbare rechtstaat op te bouwen en om een onafhankelijk, multi-etnisch rechtsstelsel en multi-etnische politie- en douanediensten te ontwikkelen en te vestigen. De prioriteit van de missie ligt primair bij het oplossen van de problemen ten aanzien van minderheidsgemeenschappen en de strijd tegen de corruptie en de georganiseerde misdaad. Naar aanleiding van de onafhankelijkheidsverklaring werden er op twee grensovergangen tussen Kosovo en Servië gebouwen aangevallen. Op sommige plaatsten legden leden van het politiekorps van Kosovo en overige organen, die een Servisch-etnische achtergrond hadden, hun werkzaamheden neer. Op 14 maart bezette een grote groep protestanten in het noorden van de stad Mitrovica in Kosovo illegaal het gerechtsgebouw van de missie van de Verenigde Naties voor interim-bestuur in Kosovo (UNMIK). UNMIK probeerde de protestanten te bewegen het gebouw vreedzaam te verlaten, maar slaagde daar niet in.
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom werd op gezag van UNMIK op 17 maart politieactie ondernomen om het gerechtsgebouw weer terug te nemen. Deze operatie verliep vreedzaam, maar de situatie verslechterde alsnog toen de politie de protestanten die het gerechtsgebouw illegaal hadden bezet, probeerde mee te nemen voor ondervraging. Vervolgens werden leden van de politiemacht van UNMIK en leden van KFOR aangevallen, onder andere met dodelijke wapens. Meer dan tien politieagenten en KFOR-militairen raakten gewond, en een Oekraïens lid van de politiemacht van UNMIK bezweek uiteindelijk aan zijn verwondingen. Op 9 april 2008 nam de parlementaire vergadering van Kosovo overeenkomstig de onafhankelijkheidsverklaring een grondwet aan die vooraf bevestigd was door een internationale civiele vertegenwoordiger. In de grondwet verklaart Kosovo zich te zullen houden aan de bepalingen van het alomvattend voorstel van Kosovo en overige vormen van internationale aanwezigheid onder leiding van de EULEX-missie en het internationaal civiel bureau (ICB), dat een speciale toezichthoudende rol zal spelen. De grondwet gaat van kracht op 15 juni 2008. De goedkeuring van de wetgeving inzake de bescherming van minderheidsrechten zoals opgenomen in het alomvattend voorstel is onderweg. Met uitzondering van de gebeurtenissen in Mitrovica van maart is de situatie in Kosovo vredig en zonder noemenswaardige etnische incidenten. Zelfs de plaatselijke (en parlementaire) verkiezingen in de Republiek Servië, die ondanks waarschuwingen van de UNMIK op 11 maart in Kosovo in samenwerking met bepaalde groepen Kosovaarse Serviërs werden gehouden, verliepen in hoofdzaak vredig en zonder grote incidenten. UNMIK verklaarde de plaatselijke verkiezingen onwettig en zonder wettig gevolg, aangezien zij werden gehouden in strijd met het exclusieve mandaat van UNMIK om verkiezingen te bevestigen onder resolutie 1244 van de Veiligheidsraad. Ook werden er in Kosovo parlementaire verkiezingen voor Servië gehouden. Zoals de secretaris-generaal van de VN aangaf in zijn verslag van maart heeft het merendeel van de bevolking van Kosovo reserves ten aanzien van de reacties van een deel van de Servische bevolking en hebben de Kosovaarse autoriteiten voortdurend gemaand tot kalmte, geduld en vertrouwen in de internationale aanwezigheid in Kosovo. Premier Thaçi heeft vele bezoeken gebracht aan de Kosovaarse Serviërs. Zowel in Kosovo zelf als internationaal wordt door het publiek uitgekeken naar het van kracht gaan op 15 juni van de Kosovaarse grondwet, die door de algemene vergadering van Kosovo op 9 april is aangenomen, en naar de gevolgen die dit zal hebben voor de hernieuwde samenstelling van de internationale aanwezigheid in Kosovo, met name ten aanzien van de toekomstige rol van de VN-missie. Hierover zijn intensieve gesprekken gaande tussen alle betrokken partijen en de internationale spelers in Kosovo teneinde een duidelijk plan op te stellen voor hoe de samenwerking tussen UNMIK en de EULEX-missie moet worden georganiseerd. * * *
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 21 van Mikel Irujo Amezaga ( H-0321/08 ) Betreft: Gijzeling van het schip “Playa de Bakio” en maatregelen tegen internationale piraterij Verordening (EG) nr. 725/2004 (9) maakt geen gewag van het Verdrag inzake de bestrijding van ongeoorloofde acties tegen de veiligheid van het maritieme verkeer (SUA). Daarnaast bestaan er verschillende protocollen uit 2005. De zogenoemde “SUA-Verdragen” vormen een aanvulling op de Internationale Code inzake beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (ISPS) die is gericht op het nemen van praktische maatregelen ter verbetering van de veiligheid van het internationale zeevervoer en van de havens met het oog op terroristische activiteiten en die verbindend is in het kader van het SOLAS-Verdrag. Deze verdragen regelen de juridische situatie indien onheil geschiedt in de vorm van een terroristische aanslag. De genoemde instrumenten behelzen een aanzienlijke uitbreiding van de lijst van delicten die in het kader van de verdragen strafbaar zijn alsook nieuwe regels voor het geoorloofd enteren van schepen, hetgeen van fundamenteel belang is aangezien de staten hiermee de noodzakelijke rechtsgrondslag wordt geboden voor het onderscheppen van terroristische activiteiten die op zee worden gepland of uitgevoerd. Heeft de Raad overwogen de “SUA-Verdragen” in het Gemeenschapsrecht op te nemen? Is hij van mening dat dit zou kunnen bijdragen aan een doeltreffend optreden van de EU tegen acties zoals de gijzeling van 26 vissers van het Baskische schip “Playa de Bakio” in de wateren van Somalië? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Wanneer zaken die worden gereguleerd de “SUA-Verdragen” binnen de draagwijdte vallen van de verantwoordelijkheid van de Gemeenschap, maar niet worden gedekt door de bestaande communautaire wetgeving, kan de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad de voorstellen indienen die zij nodig acht om de bestaande communautaire wetgeving aan te vullen. Als de Gemeenschap echter niet voor deze zaken verantwoordelijk is, zoals zeker het geval is als het gaat om de mogelijkheid van de strafbare feiten die in deze vraag aan de orde komen, zijn de mogelijkheden van EU-interventie beperkt tot wat beschikbaar is binnen het kader van de EU-instrumenten op het vlak van gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. * * * Vraag nr. 22 van Paulo Casaca ( H-0322/08 ) Betreft: Wapenleveranties aan het Iraanse regime Volgens berichten in de internationale pers, in het bijzonder in The Guardian van 20 april (http://www.guardian.co.uk/world/2008/apr/20/armstrade.iran" ), neemt de Europese
(9)
PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6.
101
102
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verkoop van wapens, rakettechnologie en kernonderdelen aan de Iraanse regering hand over hand toe. Onderzoekteams van de Britse douane hebben niet alleen een aantal transacties van Britse bedrijven opgespoord en ontdekt dat Malta wordt gebruikt als doorvoerplaats voor de verkochte wapens, maar ook geconcludeerd dat de Iraanse bedrijven die bij de transacties betrokken zouden zijn, slechts een façade vormen voor de Iraanse luchtmacht, het Ministerie van Defensie en de Revolutionaire Garde. Is de Raad bekend met deze of andere soortgelijke transacties waarbij EU-lidstaten betrokken zijn? Welke maatregelen is de Raad van plan te nemen in reactie op wat een serie flagrante schendingen van de VN-sancties tegen Iran lijken te zijn? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Raad is op de hoogte van deze artikelen, maar is nog niet het onderzoek gestart waarvan in deze artikelen melding wordt gedaan. Er dient echter op gewezen te worden dat het bewuste artikel van de Guardian een poging tot schending van het controlesysteem van de EU in de vorm van export naar Iran betreft. Het artikel beschrijft in het bijzonder een niet-geslaagde poging van een Britse exporteur om de exportcontroles te omzeilen door tweedehands goederen via Malta naar Iran te vervoeren (voor de export van tweedehands goederen van het Verenigd Koninkrijk naar Malta is geen vergunning nodig, aangezien dit een intracommunautair transport betreft). De Maltese autoriteiten hebben terecht en overeenkomstig het beleid van de EU de poging om goederen te transporteren naar Iran verijdeld. De Britse overheid heeft vervolgens met succes een rechtzaak aangespannen tegen de exporteur, die tot drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld wegens poging tot schending van het exportcontrolesysteem. Dit voorbeeld toont aan dat alhoewel het exportcontrolesysteem van de lidstaten van de EU zeker ook tekortkomingen heeft, het desalniettemin solide en effectief is. In het artikel van de Guardian wordt op geen enkele manier gewag gemaakt van een geslaagde poging om het controlesysteem van de EU te schenden. Over het algemeen gelden de VN-, EU- en nationale sancties voor de export van wapens en overige relevant materiaal naar Iran. Overeenkomstig het eerste criterium van Gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer dient elke lidstaat de internationale verplichtingen na te leven. Hieronder vallen ook de VN-sancties. De EU-lidstaten hebben exclusieve bevoegdheid om overeenkomstig hun nationale rechtsstelsel zelf de strafmaat te bepalen voor rechts- en natuurlijke personen die inbreuk plegen op deze verplichtingen. * * *
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 23 van Armando França ( H-0324/08 ) Betreft: Criminaliteitbestrijding en bescherming van slachtoffers Het Portugese voorzitterschap heeft veel aandacht gegeven aan maatregelen voor de bescherming van slachtoffers van misdaden; zoals we weten, zijn er immers nieuwe technologieën die een ernstige bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van kinderen en minderjarigen. We weten eveneens dat vanwege de mondialisering een hechtere samenwerking tussen justitie en politie geboden is, in het bijzonder bij de bestrijding van het terrorisme en de georganiseerde criminaliteit. Deze hechtere samenwerking kan echter niet beperkt blijven tot de bijdragen van Europol en Eurojust, wier belangrijke rol ik overigens steeds onderstreept heb. Kan de Raad, gezien de dringende noodzaak om de bestrijding van de criminaliteit, de bescherming van de slachtoffers en de naleving van de fundamentele rechten te versterken, aangeven welke nieuwe maatregelen en initiatieven zijn gepland om de doeltreffendheid te verhogen van de bestrijding van nieuwe vormen van criminaliteit en de bescherming van slachtoffers, met name van kinderen en minderjarigen? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Op het moment werkt de Raad niet aan voorstellen die binnen de context van uw vraag vallen, alhoewel de Raad aan deze materie wel groot belang hecht. De Raad wil er echter op wijzen dat er op dit vlak tal van passende wetsinstrumenten zijn goedgekeurd. Dit betreft onder meer Kaderbesluit 2001/220/JHA van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure, Richtlijn 2004/80/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven, en Kaderbesluit 2004/68/JHA van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. * * * Vraag nr. 25 van Athanasios Pafilis ( H-0328/08 ) Betreft: Gruwelijke moorden op vakbondsleden in Colombia Sinds begin 2008 zijn tientallen kaderleden van de vakbondsbeweging in Colombia gruwelijk gemarteld en vermoord, waarmee het record van honderden vermoorde vakbondsleden en journalisten voor de mensenrechten en honderden anderen die barbaars zijn gefolterd, nog is verhoogd. Verantwoordelijk voor deze moordpartijen en folteringen zijn de staat zelf en het leger evenals paramilitaire eenheden en privélegers van de grootgrondbezitters. Deze daden zijn openlijk gericht tegen de vakbondsbeweging en versterken het klimaat van terrorisering van het Colombiaanse volk, ondanks de protesten onder het volk die ook bij de recente presidentiële en plaatselijke verkiezingen werden geuit. Veroordeelt de Raad deze daden die plaatsvinden met gedogen en medeweten van de Colombiaanse regering en ondanks de protesten van het Colombiaanse volk?
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Raad veroordeelt met klem de mishandeling van en moord op vakbondsleden en verdedigers van mensenrechten, ongeacht waar deze handelingen plaatsvinden en door wie ze worden gepleegd. De Raad heeft zichzelf in kennis gesteld van de aanvullende middelen die de Colombiaanse regering beschikbaar heeft gemaakt voor de bescherming van mensenrechtenactivisten, getuigen, journalisten, vakbondsleden en overige personen die gevaar lopen. Ondanks dat blijven de aanvallen op deze groepen gewoon doorgaan. In het geval van Colombia heeft de Raad de staatsautoriteiten al een aantal malen op deze problemen gewezen en de kwestie met hen besproken. Ook de leiders van EU-missies brengen de kwestie met regelmaat ter sprake. In een gezamenlijk politiek initiatief van de leiders van missies van EU-lidstaten in Bogota en hun hoofdsteden is op 15 april 2008 een uitgebreid dossier over de mensenrechtensituatie in Colombia overhandigd aan een vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse zaken, die verantwoordelijk is voor multilaterale aangelegenheden. Op de dag na indiening van het dossier hebben de leiders van EU-missies in Bogota vertegenwoordigers ontmoet van niet-gouvernementele organisaties om de huidige mensenrechtenproblemen te bespreken. De EU zal haar activiteiten ter bescherming van de mensenrechten voortzetten. Daarnaast is er op 19 mei namens het voorzitterschap van de EU een verklaring overeengekomen, waarin de gepleegde moorden op en de doodsbedreigingen aan het adres van leiders van maatschappelijke organisaties en mensenrechtenactivisten in Colombia van de afgelopen weken worden veroordeeld. De Raad verwelkomt het feit dat de Colombiaanse regering nu al meer dan een jaar een regelmatige dialoog onderhoudt met de vertegenwoordigers van de vakbonden, alsmede dat ze extra middelen beschikbaar heeft gemaakt om hun en daarnaast ook mensenrechtenactivisten, getuigen en journalisten te beschermen en zo deze alarmerende situatie te proberen te beheersen. Onafhankelijke onderzoekers en waarnemers spreken van een absoluut substantiële verbetering van de algehele veiligheid en een duidelijke afname van alle vormen van criminaliteit in Colombia. In het licht van het toegenomen aantal bedreigingen en strafbare feiten in 2008, heeft de Europese Raad de Colombiaanse regering opgeroepen al het mogelijke in het werk te stellen om te zorgen dat de Colombiaanse bevolking en de organisaties die strijden voor verbetering van de mensenrechtensituatie hun belangen vrijelijk en zonder angst kunnen vertegenwoordigen. Daarnaast heeft de EU de Colombiaanse regering opgeroepen te zorgen dat een ieder die geweld gebruikt, bedreigt en moordt ter verantwoording wordt geroepen, ongeacht diens status. * * * Vraag nr. 26 van Zdzisław Zbigniew Podkański ( H-0330/08 ) Betreft: Verslag over meertaligheid In verband met de voortschrijdende mondialisering die ertoe geleid heeft dat er een proces in gang is gezet waardoor talen van cultureel en economisch zwakkere landen worden verdrongen door talen van dominerende landen, bestaat er behoefte aan een wettelijke
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bescherming van talen. Om de nodige maatregelen te kunnen treffen is de opstelling van een betrouwbaar verslag over meertaligheid onontbeerlijk. Dit verslag zou de meest recente statistische gegevens moeten bevatten over alle tendensen van de veranderingen die zich voordoen met betrekking tot het gebruik van alle Europese talen. Bestaat een dergelijk verslag en, zo ja, zou ik het mogen ontvangen? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. Voor meer gedetailleerde informatie is het beter om de Europese Commissie te benaderen. De Raad zou van zijn kant de aandacht van geacht Parlementslid willen vestigen op de vele verslagen, studies en mededelingen die recentelijk door de Commissie zijn gepubliceerd en die statistische en overige gegevens bevatten over het gebruik van en onderwijs in Europese talen. Een nieuwe mededeling van de Commissie over meertaligheid is te verwachten in het najaar van 2008. Naar onze verwachting zal dit verslag rekening houden met de besluiten die zijn genomen door de Raad van ministers van Onderwijs op de vergadering van mei dit jaar. De besluiten zijn gebaseerd op opvattingen die tot uitdrukking zijn gebracht op de ministeriële conferentie over meertaligheid, onder de noemer “De taalverscheidenheid bevorderen: een gedeelde verantwoordelijkheid”, die op 15 februari 2008 in Brussel is georganiseerd door het ministerie van Onderwijs en sport van de Republiek Slovenië en de Europese Commissie. Naar onze overtuiging kan meertaligheid in de EU alleen worden ontwikkeld op basis van een evenwichtige en stabiele positie van alle officiële talen binnen de EU, ongeacht het aantal sprekers. Talen met grote hoeveelheden sprekers zijn vaak om die reden in het voordeel, omdat zij nu eenmaal nadrukkelijker worden ondersteund op de bredere markt van de talenindustrie. Daarom zijn zij beter toegerust om aan de eisen van een moderne gespecialiseerde taal te voldoen. Wij vinden echter dat de nieuwe meertaligheidsstrategie op EU-niveau deze kwesties moet aanpakken. Het is onze overtuiging dat de gezamenlijke aanbevelingen aan de lidstaten om hun taalbeleid te verbeteren eveneens kunnen bijdragen aan verbetering van de situatie van elke moedertaal. * * * Vraag nr. 27 van Johan van Hecke ( H-0331/08 ) Betreft: Ethisch ondernemen Illegale exploitatie en ethisch onverantwoord ondernemen is iets waar Europese ondernemingen zich in ontwikkelingslanden schuldig aan blijven maken. In België maakte het Nationaal Contactpunt nog gewag van een aantal Belgische bedrijven waaronder Nami Gems en Cogecom die de OESO-richtlijnen voor multinationals in Kongo hebben geschonden. Het is zo dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen niet bindend zijn en noch afgedwongen, noch bestraft kunnen worden. De strijd tegen de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van ontwikkelingslanden, zoals in Kongo, is echter primordiaal en bepalend voor de kansen voor deze landen.
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Is de Raad van plan om (morele) druk uit te oefenen op Europese bedrijven om hun activiteiten te conformeren aan de OESO-richtlijnen? Kan Europa geen proactievere rol spelen in het opzetten van een internationaal regelgevend kader of een code of conduct op het gebied van ondernemen in ontwikkelingslanden? Zal de Raad het ratificeren van de belangrijkste arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en de relevante richtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) binnenkort bespreken? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Raad is het helemaal eens met de opvatting van Parlementslid Johan van Hecke, namelijk dat ethisch verantwoorde bedrijfsactiviteiten moeten worden gesteund. Om die reden werkt de Raad aan bestrijding van illegale activiteiten in de EU, alsmede binnen onze betrekkingen met partnerlanden. Zo vormt duurzame ontwikkeling een centraal element binnen het EU-ontwikkelingsbeleid. In de Europese consensus over het ontwikkelingsbeleid, een beleidsverklaring die door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 20 december 2005 is getekend, wordt duidelijk gesteld dat: de EU zal bijdragen tot de versterking van de sociale dimensie van de globalisering, en op deze wijze werkgelegenheid en menswaardig werk voor allen bevorderen; de EU het voortouw zal nemen bij het mondiale streven om niet-duurzame verbruiks- en productiepatronen terug te dringen; de EU ontwikkelingslanden zal helpen bij de uitvoering van de multilaterale milieuovereenkomsten en zich zal inzetten voor initiatieven op milieugebied voor de armen; de EU er alles aan zal doen om de samenhang van het beleid te verbeteren in het belang van ontwikkelingshulp en met het oog op de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid op alle beleidsterreinen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingslanden, met inbegrip van handel, het milieu en de sociale dimensie van de globalisering, werkgelegenheid en menswaardig werk. Ten aanzien van waardig werk is in de conclusies van de Raad van 1 december 2006 inzake waardig werk voor iedereen benadrukt dat de sociale partners, de bedrijfswereld en het maatschappelijk middenkader in ruime zin, moeten worden betrokken bij initiatieven ter ondersteuning van waardig werk. Tevens worden hierin bedrijven en alle overige relevante spelers opgeroepen waardig werk te bevorderen door middel van actie op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen, d.w.z. door te handelen in aanvulling op de rechtstaat en de collectieve onderhandelingen en door rekening te houden met internationaal overeengekomen standaarden, met name die van de conventie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). De Raad ondersteunt ook de tripartiete verklaring van de IAO inzake de beginselen voor multinationale ondernemingen en sociaal beleid, en de initiatieven van de OESO ter bevordering van een betere naleving van de OESO-richtsnoeren voor multinationale ondernemingen en de aanbevelingen inzake werkgelegenheid en de betrekkingen tussen beide kanten van de industrie.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De bepalingen inzake ethisch verantwoord bestuur vormen een essentieel onderdeel van onze partnerschapsovereenkomsten met derde landen, met name ontwikkelingslanden. In de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou tussen de EU en de ACS-landen wordt verantwoordelijk bestuur omschreven als transparant en verantwoord beheer van de menselijke, natuurlijke, economische en financiële bronnen ten behoeve van eerlijke en duurzame ontwikkeling. De overeenkomst bevat ook speciale bepalingen over het aanpakken van ernstige gevallen van omkoping en corruptie, en bepalingen inzake samenwerking in milieubescherming en het duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke bronnen. De doelstellingen van het strategisch partnerschap tussen de EU en Afrika, dat is overeengekomen op de top tussen de EU en Afrika van december 2007, omvatten samenwerking tussen Afrika en de EU in het kader van internationale initiatieven tegen illegale handel en de bevordering van eerlijk en transparant beheer van de natuurlijke bronnen, dit alles ter bevestiging van het Kimberley-proces. Deze initiatieven bestaan onder meer uit de Verordening inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw (FLEGT) en het Initiatief voor transparantie in de winningindustrieën (EITI). Afrika en de EU zullen ook samen gaan werken in de strijd tegen omkoperij, corruptie, vervalsing, witwaspraktijken en belastingontduiking, gekoppeld aan andere aspecten van economisch beheer. In dit kader zullen ook stappen worden ondernomen ter bevordering van controles en de teruggave van illegaal verworven activa en gelden aan de landen van herkomst. Het strategisch partnerschap tussen de EU en Afrika is reeds van kracht gegaan, alhoewel het pas echt vorm heeft gekregen met het eerste actieplan voor de periode 2008-2010, hetgeen acht geselecteerde partnerschappen en prioritaire maatregelen omvat. De overeenkomst van Cotonou en het partnerschap tussen de EU en Afrika zijn uitgevoerd in nauwe samenwerking met de partnerlanden. Daarbij is het beginsel van autonomie volledig gerespecteerd. Tot slot mag nog één belangrijk element niet onvermeld blijven: de werving van personeel uit ontwikkelingslanden overeenkomstig ethische beginselen. In mei 2007 heeft de Raad het Europees actieprogramma om het nijpende tekort aan gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden aan te pakken (2007-2013) aangenomen. In de context van de uitvoering daarvan onderzoeken de Commissie en de lidstaten momenteel de mogelijkheid om een EU-gedragscode te introduceren voor de werving van gezondheidswerkers op basis van ethische beginselen en modelmethoden van de lidstaten. * * * Vraag nr. 28 van Diamanto Manolakou ( H-0336/08 ) Betreft: Onaanvaardbaar politieoptreden tegen demonstranten in Egypte Veiligheidstroepen in Egypte zijn onaanvaardbaar hard opgetreden tegen de grote demonstraties in onder andere Almahala, Alcombra en Alexandrië, met doden, tientallen gewonden en arrestaties van arbeiders, communisten en andere progressieve activisten tot gevolg. De arbeiders, werknemers en arme boeren gingen de straat op om hun eisen om hogere lonen en betere arbeidsomstandigheden kracht bij te zetten, en een eind te maken aan de woekerwinsten en de schandalige verhogingen van de prijzen van eerste levensbehoeften.
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Veroordeelt de Raad de geweldsescalatie, de provocaties van en de vervolgingen van vakbondsactivisten, communisten en andere progressieve krachten in Egypte, die reeds vele jaren worden geconfronteerd met een groot aantal verboden en de beperking van elk democratisch recht en vrijheid? Gaat de Raad aandringen op de onmiddellijke vrijlating van de gearresteerden en het terugdraaien van alle repressieve maatregelen tegen de werkenden in Egypte? Antwoord Dit antwoord van het voorzitterschap, dat als zodanig noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, is niet mondeling gepresenteerd tijdens het vragenuur aan de Raad tijdens de eerste vergaderperiode van het Europees Parlement in mei 2008 te Straatsburg. De Raad heeft de sociale onrusten van de laatste tijd in Almahala en de overige door u genoemde steden in de Nijldelta nauwlettend gevolgd. Deze rellen zijn bovenal het gevolg van de plotselinge stijgingen van de voedselprijzen, die verband houden met de stijgende tarweprijs op de wereldmarkt. In een aantal gevallen zijn mensen op onfortuinlijke wijze het slachtoffer geworden van politiegeweld. Deze problemen zijn besproken op de vierde bijeenkomst van de Associatieraad EU-Egypte van 28 april 2008, waar de EU duidelijk uitdrukking heeft gegeven aan haar zorgen en Egypte heeft opgeroepen de vrijheid van vergadering toe te staan. Het uitgebreide debat hierover zal worden voortgezet in de Subcommissie politieke zaken, die waarschijnlijk begin juni bijeen komt; een deel van het gesprek zal gewijd zijn aan de mensenrechten. Bevordering van het respect voor de mensenrechten, die universeel, ondeelbaar en onvervreemdbaar zijn, blijft het belangrijkste doel van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU. * * *
VRAGEN AAN DE COMMISSIE Vraag nr. 35 van Gay Mitchell ( H-0277/08 ) Betreft: Burgerinitiatief Indien het Verdrag van Lissabon geratificeerd wordt, zal de mogelijkheid worden ingevoerd van een “burgerinitiatief”, waarbij een miljoen burgers uit een aantal lidstaten een beroep op de Commissie kunnen doen om nieuwe beleidsvoorstellen in te dienen. Hoe denkt de Commissie dat deze nieuwe procedure zal werken en hoe bereid zij zich daarop voor? Antwoord Zoals geacht Parlementslid al aangeeft, vormt de nieuwe bepaling in het Verdrag van Lissabon inzake een burgerinitiatief een belangrijke vernieuwing in de institutionele organisatie van de Unie. Voor het eerst is het voor een miljoen burgers uit een aanzienlijke hoeveelheid lidstaten mogelijk om de Commissie rechtstreeks op te roepen om binnen het kader van haar bevoegdheden een wetsvoorstel in te dienen. Dit is al met al een nieuw burgerrecht en vormt een versterking van de democratie in Europa.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zodra het Verdrag van Lissabon ingaat, zullen de procedurele regelingen voor het indienen van een burgerinitiatief door het Parlement en de Raad worden vastgesteld aan de hand van een verordening op voorstel van de Commissie. De Commissie zou graag zien dat het burgerinitiatief zeer snel na het van kracht gaan van het nieuwe verdrag in werking treedt. Daarom is zij voornemens een voorstel voor een verordening in te dienen waarin het kader voor het nieuwe burgerinitiatief zo snel mogelijk na het van kracht gaan van het nieuwe verdrag in werking treedt. De Commissie is reeds met de voorbereidende werkzaamheden hiervoor begonnen en heeft contact opgenomen met de Commissie constitutionele zaken van het Parlement over hoe hier het best een vervolg aan kan worden gegeven. De Commissie zal bij de voorbereiding van haar voorstel ook luisteren naar de opvattingen van alle belanghebbende partijen. * * * Vraag nr. 36 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou ( H-0282/08 ) Betreft: Op de Europese burger gerichte voorlichtingscampagnes Hoe is de op de Europese burger gerichte voorlichtingscampagne over het hervormingsverdrag van Lissabon en de toekomst van de EU voor de komende periode georganiseerd? Wat in concreto Griekenland betreft, hoeveel geld is er voor voorlichtingscampagnes beschikbaar en welke organisaties zullen dit geld kunnen gaan gebruiken? Vindt de Commissie dat de vertegenwoordigingen van de instellingen van de Unie in Griekenland op evenwichtige wijze gebruik maken van het menselijk potentieel van Griekse europarlementariërs, in Europese aangelegenheden gespecialiseerde academici en vakjournalisten? Antwoord Om met de burger te communiceren over de toekomst van Europa in het algemeen is een plicht van zowel de lidstaten als de EU-instellingen. Ten aanzien van de ratificatie van het Verdrag van Lissabon ligt de voornaamste verantwoordelijkheid bij de lidstaten, maar uiteraard dient ook de Commissie paraat te zijn om informatie en uitleg te geven aan de burgers van de EU. Het Verdrag van Lissabon, en in het bijzonder de bijdrage daarvan aan een duidelijker verantwoord besluitvormingsproces en de helderdere regels op het vlak van justitie en binnenlandse zaken en van RELEX (10) , is één van de communicatieprioriteiten van de Commissie voor 2008. De Commissie is al in september 2007 begonnen met de planning van haar communicatieactiviteiten inzake het Verdrag van Lissabon. Er is een projectteam opgezet, dat verantwoordelijk is voor de planning en de coördinatie van de communicatie. Ook heeft de Commissie een specifiek aan het Verdrag van Lissabon gewijde website in alle 23 officiële talen gelanceerd. Onlangs is het online forum Debate Europe (11) opnieuw gelanceerd, dat de burger eveneens zou moeten helpen te debatteren over het Verdrag en andere aangelegenheden met betrekking tot de toekomst van Europa. De meeste communicatieactiviteiten van de Commissie gaan uit van een gedecentraliseerde aanpak. De vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten richten zich op het (10)
Buitenlandse betrekkingen
(11)
http://europa.eu/debateeurope/index_nl.htm
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bieden van standaard- en feitelijke informatie over het Verdrag van Lissabon. In nauwe samenwerking met de regeringen van de lidstaten en de informatiebureaus van de parlementen hebben deze vertegenwoordigingen nationale communicatieplannen opgezet om met toegespitste informatie te voldoen aan de behoeften van de burger. De activiteiten bestaan onder meer uit trainingen voor journalisten, informatienetwerken en -multiplicatoren, de publicatie van brochures en folders, de organisatie van debatten met het maatschappelijk middenkader en lokale autoriteiten, en acties met scholen en universiteiten. Ten aanzien van de activiteiten van de vertegenwoordiging van de Commissie in Griekenland kan worden gemeld dat deze vertegenwoordiging voor zover mogelijk alle geschikte sprekers uitnodigt zodat wordt gezorgd voor een gelijkwaardige aanwezigheid, deskundigheid en kennis van alle in de vraag genoemde groepen. De vertegenwoordiging stimuleert tevens actief de informatienetwerken van EUROPE DIRECT om Parlementsleden uit te nodigen opdat deze zo veel mogelijk bij plaatselijke evenementen aanwezig te zijn Binnen de het algemeen bedrag van 11,4 miljoen euro dat aan de vertegenwoordigingen is toegewezen om in 2008 de kosten te dekken van gedecentraliseerde communicatie, is er naar schatting ook een begroting ten bedrage van 2,7 miljoen euro gereserveerd voor acties die voornamelijk gericht zijn op het Verdrag van Lissabon. Een meer gedetailleerde specificatie van alle activiteiten die worden ondernemen, met inbegrip van die in Griekenland, zal eind 2008 beschikbaar zijn. * * * Vraag nr. 37 van Claude Moraes ( H-0299/08 ) Betreft: Communiceren met de burgers van Europa – De projecten en hun effect Communiceren met de burgers van Europa is geformuleerd als een belangrijk zorgpunt van deze Commissie en in dit verband zijn er de afgelopen jaren een groot aantal projecten uitgevoerd, gebaseerd op de drie strategische beginselen van luisteren naar de burgers, mededelen wat het effect van het Europese beleid op hun dagelijks leven is en contact opnemen met de burgers door zich ter plaatse te begeven. Kan de Commissie een kort overzicht geven van de bijzondere acties die ondernomen zijn om ruchtbaarheid te geven aan positief nieuws over de EU? Beschikt de Commissie over informatie hoe deze aanpak van communicatie de kennis bij de burgers over Europese zaken heeft verbeterd, en of dit een effect heeft gehad op de manier waarover de burgers over de EU denken? Is de Commissie, in het licht van bovenstaande antwoorden, tevreden over de tot dusver bereikte resultaten en hoe denkt zij haar strategie in de toekomst verder te ontwikkelen? Antwoord De Commissie heeft een aantal communicatie-initiatieven genomen. Deze initiatieven maken deel uit van een langlopend plan om de communicatie van de Europese Unie nieuw leven in te blazen. Deze instrumenten zijn er tevens op gericht bij te dragen aan de totstandkoming van een Europese openbare ruimte, waar de burger informatie verstrekt krijgt en de mogelijkheden tot zijn beschikking heeft om actief deel te nemen aan de activiteiten van de Europese Unie en greep te krijgen op het Europese project. In deze
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
context wil de Commissie ook het belang van een partnerschapsbenadering tussen EU-instellingen en de belangrijkste belanghebbenden, met inbegrip van het maatschappelijk middenkader, onderstrepen. Aan de hand van het Actieplan 2005 (12) wordt voor effectievere communicatie gezorgd door middel van een moderne en professionelere aanpak bij alle departementen, met inbegrip van een efficiëntere organisatie en een beter gebruik van zowel personeel als financiële middelen en communicatiemiddelen en -diensten. Met behulp van Plan D (13) wordt een breder debat tussen de EU-instellingen en burgers gestimuleerd. De onlangs goedgekeurde mededeling over “Debate Europe” (14) , het vervolg op plan D, is erop gericht dat burgers greep krijgen op het EU-beleid en dat de EU hun verantwoording moet afleggen, dat er tussen de EU-instellingen en burgers zowel op nationaal als op EU-niveau een breed en permanent debat wordt aangewakkerd over de toekomst van de Europese Unie, en dat burgers mondiger worden gemaakt door hun toegang tot informatie te geven, zodat zij met kennis van zaken over EU-aangelegenheden kunnen debatteren. De algemene doelstelling van het document van de Commissie getiteld “Communiceren over Europa in partnerschap” (15) is de samenhang en de synergieën tussen de activiteiten van de verschillende EU-instellingen en de lidstaten te versterken, en om de burgers betere toegang tot en een beter begrip van het effect van EU-beleid op Europees, nationaal en lokaal niveau te verschaffen. Met het oog op het grote openbare belang van nieuwe technologieën heeft de Commissie een internetstrategie (16) goedgekeurd om de website EUROPA – een van de grootste websites ter wereld – grondig te herzien en de interesse in EU-aangelegenheden op overige websites aan te moedigen met als doel het debat over de Europese Unie re verbreden. De Commissie heeft ook een audiovisuele strategie goedgekeurd. Deze heeft tot doel op de bestaande en op nieuwe audiovisuele platforms meer EU-kwesties te kunnen behandelen, deskundigen op het vlak van audiovisuele media aan te moedigen Europese audiovisuele netwerken te creëren of daaraan mee te werken, en de eigen productie en verspreiding van video’s en documentaires door de Commissie te vergroten om zo bepaalde EU-beleidsmaatregelen te illustreren of uit te leggen. Alhoewel deze ontwikkelingen ook afhangen van overige factoren blijkt uit de standaard-Eurobarometeronderzoeken van voor- en najaar 2007, afgezet tegen 2006, een stijging van de steun van de burger voor het lidmaatschap van de EU en het vertrouwen in haar instellingen. Veel recentelijk ontwikkelde initiatieven (EU-radionetwerk EuRaNet, internet) zullen naar verwachting eerst de komende maanden het meeste effect sorteren en de communicatiestrategie van de Commissie is derhalve gericht op uitvoering in de nabije toekomst. (12)
COM (2005) 985.
(13)
COM (2005) 494.
(14)
COM (2008) 158.
(15)
COM (2007) 568.
(16)
SEC (2007) 1742.
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Commissie werkt daarnaast aan nieuwe initiatieven, zoals het opzetten van een televisienetwerk (met ingang van 2009) en het lanceren van een oproep tot het indienen van voorstellen. Vanaf 2008 zullen tussen de lidstaten nieuwe partnerschappen voor beheer van kracht gaan. Ook wordt er momenteel onderhandeld over verdere uitbreiding van de regeling in 2009. Tevens zal de Commissie onderzoeken hoe het best kan worden bijgedragen aan de voorbereiding op de Europese verkiezingen in 2009. Om de effectiviteit van het communicatiebeleid te kunnen beoordelen en verbeteren heeft de Commissie sinds 2002 ongeveer 30 evaluatieonderzoeken verricht (websites, informatieen communicatienetwerken, communicatiecampagnes etc.). Overeenkomstig de standaardpraktijk van de Commissie en het Actieplan zullen deze evaluatieactiviteiten aanhouden en in de toekomst zelfs worden uitgebreid. * * * Vraag nr. 38 van Nils Lundgren ( H-0317/08 ) Betreft: Optreden van de Commissie met betrekking tot het Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon Veel wijst erop dat de Commissie en de Raad zich bij hun optreden laten leiden door een strategie die erop gericht is alles te vermijden wat de EU-scepsis van het Ierse volk tegenover de EU en daarmee de kans op een Iers “nee” tegen het Verdrag van Lissabon kan vergroten. De uiterste termijn voor de “algemene raadpleging” over de langetermijnbegroting van de EU is nu verschoven van 15 april naar 15 juni. Wat is de reden daarvoor? Is de achtergrond hiervan dat de EU-begroting politiek gevoelig ligt en dat minder geld voor de landbouw in het voordeel van het nee-kamp in het Ierse referendum kan werken? Antwoord De Commissie heeft door haar besluit om over haar begrotingsherziening een breed consultatieproces op te zetten, gekozen voor een geheel nieuwe en vernieuwende benadering van haar begrotingsherziening. Het doel is om een heus Europees debat op te starten dat de institutionele kringen te buiten gaat en om aan een nieuwe consensus te werken over de richting voor de toekomst van het Europees financieel beleid. Deze uitnodiging tot actieve betrokkenheid genereert steeds meer interesse vanuit heel Europa. De Commissie heeft tot nu toe al 200 antwoorden ontvangen en ontvangt ook overige bijdragen. Ook heeft de Commissie gehoord dat bepaalde belanghebbenden nog altijd werken aan het formuleren van hun standpunt. Tegen deze achtergrond en om te zorgen dat iedereen die een bijdrage wil leveren hier ook echt de mogelijkheid toe heeft, is besloten de uiterste datum voor de overlegprocedure te verschuiven. Deze verschuiving heeft niets te maken met het tijdstip waarop de begrotingsherziening wordt bekendgemaakt. De oproep die aan de Commissie is gedaan middels het interinstitutionele akkoord waarin het financiële kader voor de periode 2007-2013 is vastgelegd, is om verslag te doen binnen de periode “2008-2009”, en deze tijdsindicatie zal worden gerespecteerd. De Commissie zou willen herhalen dat de herziening plaatsvindt zonder vooroordelen en op basis van het oprechte verlangen over alle aangekaarte kwesties overleg te plegen en te debatteren. Het is nog te vroeg voor de Commissie om een standpunt in te nemen over de
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inhoud van de herziening en het is nooit de bedoeling van de Commissie geweest dit reeds in de eerste helft van 2008 te doen. * * * Vraag nr. 39 van Hélène Goudin ( H-0319/08 ) Betreft: Referendum in Ierland over het Verdrag van Lissabon In Ierland vindt op 12 juni een referendum plaats over het Verdrag van Lissabon. Is het juist dat Margot Wallström de Ierse regering heeft laten weten dat de Commissie bereid is berichten die voor het Ierse referendum ongunstig kunnen zijn in gematigde vorm of vertraagd door te geven? Antwoord De vicevoorzitter en eurocommissaris voor institutionele zaken en communicatie heeft de aan haar toegeschreven uitspraak niet gedaan en distantieert zich openlijk van alle beschuldigingen. * * * Vraag nr. 42 van Georgios Papastamkos ( H-0280/08 ) Betreft: Wettelijke bescherming in het Europese mededingingsrecht In haar Witboek (COM(2008)0165) stelt de Commissie een nieuwe regeling voor terzake van schadevergoeding voor consumenten en ondernemingen die benadeeld worden door inbreuken op de regels in het EG-Verdrag inzake restrictieve handelspraktijken en misbruik van machtspositie. Onderzoekt de Commissie, naast de invoering van afgeleid recht over de instelling van schadevorderingen door de benadeelden en toewijzing van een uniforme vergoeding van de schade, ook de mogelijkheid van een wetgevingsinitiatief voor de harmonisatie van de strafrechtelijke kwalificaties van gedragingen of verzuimen die raken aan de bescherming van de consument en de kleine en middelgrote ondernemingen tegen inbreuk op het mededingingsrecht? Beschouwt zij de bescherming van de vrije mededinging en de consument als een rechtsgoed van het grootste gemeenschappelijke belang, omwille waarvan doeltreffende sancties worden gesteld op dit soort overtredingen, een en ander op grond van het arrest van het HvJ EG van 13 september 2005 in zaak C-176/03, Commissie/Raad? Antwoord Het geachte Parlementslid verwijst in zijn vraag naar het recente witboek van de Commissie betreffende schadevergoedingsacties en de mogelijkheden binnen de communautaire wetgeving om te zorgen voor doelmatig verhaal namens slachtoffers van schending van de mededingingsregels. De Commissie zou van deze gelegenheid gebruik willen maken om het belang te benadrukken van doelmatige verhaalmechanismen die zorgen dat slachtoffers van schending van de mededingingsregels volledig worden gecompenseerd voor de schade die zij hebben geleden. Om die reden worden er in het witboek concrete voorstellen gedaan om de bestaande obstakels voor doelmatig verhaal te overwinnen. De Commissie hoopt dat het Parlement zijn steun blijft verlenen aan dit belangrijke initiatief voor Europese burgers en ondernemingen.
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten aanzien van het strafrechtelijke aspect van het mededingingsrecht verwijst de Commissie het geachte Parlementslid naar de artikelen 23 en 24 van Verordening 1/2003, uit hoofde waarvan het opleggen van geldboeten en dwangsommen mogelijk is voor activiteiten die in strijd zijn met het mededingingsrecht. Deze sancties zijn niet strafrechtelijk (zie artikel 23, lid 5 van voornoemde verordening). Krachtens artikel 5, laatste streepje van diezelfde verordening, kunnen de bevoegde nationale autoriteiten “geldboeten, dwangsommen of overeenkomstig hun nationaal recht andere sancties opleggen.” Sommige lidstaten voorzien in strafrechtelijke sancties voor de schending van het mededingingsrecht. Al verwelkomt de Commissie dit soort sancties als een van de vele soorten sancties die bijdragen aan het afschrikkende effect voor schendingen van het mededingingsrecht, zij heeft op het moment geen plannen voor een wetsinitiatief dat gericht is op het strafrechtelijk maken van schendingen van het mededingingsrecht voor de gehele Europese Unie. * * * Vraag nr. 43 van Mikel Irujo Amezaga ( H-0323/08 ) Betreft: Selectiviteit en referentiekader van het concurrentiebeleid Het is bij de Commissie vaste praktijk om fiscale regelingen die voor bepaalde streken of gebieden gelden en in vergelijking met het algemeen stelsel van een lidstaat gunstiger zijn, als hulpverlening aan te merken. Dat heeft ze zelf verklaard in het geding dat tot de uitspraak over de Azoren geleid heeft. Kan de Commissie haar argumenten uiteenzetten? Vindt ze niet dat het uit het oogpunt van het concurrentiebeleid weinig zin heeft om een autonoom of deelgebied als Schotland of het Baskenland een eigen referentiekader te ontzeggen maar het wel te erkennen voor bijvoorbeeld Luxemburg of Malta? Antwoord Het geachte Parlementslid refereert aan de zaak Azoren (C-88/03). De Commissie wil benadrukken dat het Hof met voornoemde uitspraak vasthield aan Beschikking 2003/442/EC, waarin de Commissie oordeelde dat een vermindering met 30 procent aan vennootschapsbelasting voor ondernemingen die gevestigd zijn in de Azoren, in tegenstelling tot het nationale belastingtarief zoals dat elders in Portugal gold, een vorm van selectieve staatssteun was. De Commissie concludeerde dat de belastingvermindering een voordeel was voor bepaalde ondernemingen die in die specifieke regio van Portugal gevestigd waren. Volgens de Commissie was de belastingvermindering onder het Portugese fiscale stelsel niet gerechtvaardigd omdat genoemde belastingvermindering niet beschikbaar was voor overige ondernemingen die investeringen deden of activiteiten ontplooiden die vergelijkbaar waren met die investeringen of activiteiten die werden gedaan of ontplooid door de begunstigden van andere gebieden in Portugal. In voornoemde beschikking heeft de Commissie ook de vraag betrokken of de desbetreffende belastingvermindering kon worden gerechtvaardigd door de speciale fiscale status die is toegekend aan de Azoren. De Commissie heeft echter geconcludeerd dat de vermindering niet de uitdrukking was van een effectieve fiscale autonomie van de Azoren, maar eerder een prikkel door de centrale Portugese regering vormde om investeringen in de Azoren te bevorderen. Dit leidde tot de constatering dat de belastingvermindering geen stelsel betrof waarbinnen alle lokale autoriteiten in Portugal zelf hun lokale belastingtarief konden bepalen, maar eerder een ad-hocmaatregel waardoor alleen de Azoren het door
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de centrale regering bepaalde tarief voor vennootschapsbelasting konden verlagen met 30 procent, zodat het feitelijke bedrag aan belastingvermindering niet was vastgesteld door de Azorese maar door de centrale regering. Geacht Parlementslid vraagt voorts waarom de Commissie de fiscale autonomie van deelgebieden zoals Schotland of het Baskenland niet erkent, terwijl zij wel Luxemburg of Malta als onafhankelijke nationale grondgebieden erkent. De Commissie zou allereerst willen onderstrepen dat lidstaten, hoe klein ze ook mogen zijn, niet kunnen worden verward met regio’s, hoe autonoom deze regio’s ook kunnen zijn. Bij de toepassing van het begrip staatssteun als belastingmaatregel is de Commissie ervan uitgegaan dat het belangrijkste criterium is om te verifiëren of de maatregel een uitzondering vormt op de toepassing van het fiscale systeem ten gunste van bepaalde ondernemingen in een lidstaat. Derhalve zal eerst het gemeenschappelijke referentiesysteem moeten worden bepaald, ongeacht of dit lokaal dan wel centraal is. Bij de beoordeling van lokale fiscale maatregelen dient voornoemde vaststelling te worden gedaan in het licht van de door het Hof in voornoemde uitspraak bepaalde criteria met betrekking tot de Azoren. Het is in het bijzonder de Commissie die bepaalt of een maatregel is getroffen door een orgaan bij de uitoefening van diens autonome bevoegdheden en of de desbetreffende maatregel daadwerkelijk van toepassing is op alle ondernemingen die zijn gevestigd op het grondgebied of op alle productie van goederen op het grondgebied die vallen binnen de bevoegdheid van dat orgaan (punt 62 van de uitspraak). Tot slot wordt het begrip van regionale selectiviteit bij fiscale maatregelen nader verklaard in zaken die momenteel nog in behandeling zijn, met name zaken met betrekking tot het Baskenland (Zaak C428/06 tot en met Zaak C-434/06) en Gibraltar. De mening van het advocaat-generaal in de zaak Baskenland is bekendgemaakt op 8 mei 2008. * * * Vraag nr. 49 van Esko Seppänen ( H-0320/08 ) Betreft: Kosovaarse orgaanhandel Stuwende kracht achter de Kosovaarse “onafhankelijkheid” was het aan een terroristische organisatie herinnerende “Kosovaarse bevrijdingsleger”, waarvan de aanvoerders nu leidende functies bekleden in de administratie van het gebied. Volgens persberichten financierde de organisatie haar activiteiten tot zeer onlangs met internationale handel in organen van etnisch Servische gevangenen. Heeft de Commissie beweringen van deze strekking onderzocht en, zo niet, waarom niet, en als de informatie klopt, is zij van plan de samenwerking met de huidige Kosovaarse leiders, die verantwoordelijk zijn voor bovengenoemde misdaden, voort te zetten? Antwoord De Europese Commissie heeft via de pers kennis genomen van de vermeende misdaden van illegale handel in organen na de publicatie van een boek van mevrouw Carla del Ponte, voormalig hoofdaanklaagster van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY). Dergelijke ernstige beschuldigingen kunnen niet worden genegeerd, maar dienen wel te worden onderbouwd door feiten.
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het ICTY heeft eind 2004 al zijn onderzoek gesloten nadat er geen betrouwbaar bewijs voor de beschuldigingen was gevonden. Daarom zou de Commissie willen voorstellen om al het relevante materiaal, met inbegrip van wat in het bezit is van het ICTY en de Servische autoriteiten, door te sturen naar de UNMIK (17) en de gerechtelijke autoriteiten in Kosovo, die in nauwe samenwerking met de Albanese autoriteiten zouden moeten vaststellen of er redenen zijn om een nieuw onderzoek te starten. Omdat de Commissie in deze fase eerder werkt met beschuldigingen dan met bewezen feiten, kan zij op dit moment geen wijziging in de samenwerking met de Kosovaarse autoriteiten overwegen. De Commissie verwelkomt de steun van het Parlement in de strijd tegen de handel in organen en het orgaantoerisme, zoals blijkt uit het verslag “Orgaandonatie en -transplantatie: beleidsmaatregelen op EU-niveau”, waarin tal van maatregelen worden voorgesteld om dit probleem aan te pakken. Met name op het vlak van de orgaanhandel zal de Commissie in samenwerking met onze internationale partners – de Raad van Europa en de Wereldgezondheidsorganisatie – de ontwikkelingen zowel binnen de EU als wereldwijd nauwlettend blijven volgen. Hiervoor zal binnenkort een studie worden gestart, waarin de verschillende soorten van handel, met inbegrip van orgaanhandel, worden beoordeeld. * * * Vraag nr. 50 van Gisela Kallenbach ( H-0333/08 ) Betreft: Stationering van de Eulex-missie in Kosovo Op 28 januari heeft de Europese Raad besloten tot de rechtstaatmissie van de Europese Unie Eulex in Kosovo. Bij de installatie van de missie moet echter rekening worden gehouden met problemen, daar de Servische bevolking in het noorden van Kosovo heeft aangekondigd krachtige tegenstand tegen Eulex te zullen bieden. Tegelijkertijd is voorts VN-vredesmissie UNMIK in Kosovo gestationeerd. Door welke maatregelen wil de Commissie verhinderen dat in Noord-Kosovo parallelle structuren tussen UNMIK, Eulex en de Servische overheidsinstanties worden gevestigd? Een tweede probleem is dat het aandeel vrouwen onder de huidige EU-medewerkers in Kosovo momenteel slechts 28 procent bedraagt (zie European Union Planning Team for Kosovo EUPT 2007). Volgens VN-resolutie nr. 1325 moet de inzet van vrouwen in voormalige oorlogsgebieden significant worden verhoogd. Door welke maatregelen wil de Commissie het aandeel van vrouwen in de Eulex-missie, die nu in voorbereiding is, verhogen? Antwoord De Commissie is het ermee eens dat het bewerkstelligen van parallelle Servische structuren in het noorden van Kosovo een probleem vormt voor de internationale gemeenschap.
(17)
De VN-missie in Kosovo.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er is de EU-lidstaten veel aan gelegen EULEX (18) in geheel Kosovo in te zetten. Het is echter aan de Raad om in samenwerking met de Verenigde Naties te beslissen over de exacte tijdsindeling en de functionele en geografische parameters van de inzet van de missie, waarbij rekening dient te worden gehouden met hoe de situatie in Kosovo zich ontwikkelt. Wat de Commissie betreft: deze verleent haar steun aan het creëren van een betere omgeving om EULEX in te zetten. Dit gebeurt aan de hand van instrumenten die binnen haar bevoegdheid liggen, zoals ondersteuningsprogramma’s die gericht zijn op het creëren van vertrouwen onder de leden van de Servische gemeenschap in Kosovo. Deze programma’s, waarvan sommige reeds lopen en andere gepland staan, betreffen onder meer: a) gemeentelijke ondersteuning door middel van infrastructuurprojecten en technische ondersteuning; b) bescherming van het cultureel erfgoed; c) ondersteuning van de terugkeer en herintegratie van ontheemden; en d) ondersteuning voor economische en regionale ontwikkeling. De Commissie probeert er alles aan te doen gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bewerkstelligen. In haar interne beleid van werving en promotie past de Commissie het beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen toe. Wat EULEX aangaat: de meeste deskundigen die in het kader daarvan zijn geworven, worden door de regeringen van EU-lidstaten gedetacheerd op basis van nationale procedures en beleidsmaatregelen, die niet binnen de reikwijdte van de bevoegdheden van de Commissie liggen. * * * Vraag nr. 51 van Vural Öger ( H-0334/08 ) Betreft: EU-uitbreidingsstrategie Het is van groot belang dat aan de EU-burgers een heldere strategie wordt medegedeeld in verband met toekomstige uitbreiding van de EU. De gedachtewisseling die in het Europees Parlement wordt gevoerd over de EU-uitbreidingsstrategie heeft niet alleen betrekking op de strategie van de EU ten opzichte van landen die uitzicht hebben op toetreding. Veeleer is in deze gedachtewisseling ook plaats voor beleid van de EU ten opzichte van landen die geen uitzicht hebben op toetreding, bij voorbeeld het Europees nabuurschapsbeleid (ENP). Her en der wordt er aangedrongen op tussenstadia tussen ENP en proces voor de uitbreiding van de EU. Tevens wordt gevraagd om betere koppeling van de directoraten-generaal Uitbreiding en Buitenlandse betrekkingen. Is de Commissie van mening dat de EU-uitbreidingsstrategie strikt moet worden gescheiden van het EU-beleid inzake extern beleid, zoals het ENP of het Barcelona-proces: een Unie voor het Middellandse-Zeegebied? Of acht zij in de toekomst tussenstadia noodzakelijk voor landen die nog niet klaar zijn voor toetreding? Is de Commissie van mening dat de EU haar uitbreidingsstrategie opnieuw moet opzetten? Acht zij de EU-uitbreidingsstrategie realistisch, daar deze in feite uitgaat van het tot dusverre gehanteerde fasenmodel voor uitbreidingen (stabilisatie en associatieovereenkomsten kandidaat-status - toetredingsonderhandelingen - toetreding)?
(18)
De rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo.
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Het EU-uitbreidingsbeleid ziet het lidmaatschap als het uiteindelijke doel voor de desbetreffende landen. Daarin verschilt het van het Europees nabuurschapsbeleid (ENP) en het Barcelona-proces: een Unie voor het Middellandse-Zeegebied. Het is echter niet zo dat de deelname van een Europees land aan het ENP of het Barcelona-proces vooruitloopt op een mogelijke toekomstige toetreding. Het uitbreidingsbeleid en het ENP delen wel een aantal belangrijke beginselen in de zin dat beide gericht zijn op verbetering van welvaart, stabiliteit en goed bestuur en op bevordering van de EU-waarden in de buurlanden van de Unie. Dit is waarom de commissaris met verantwoordelijkheid voor de uitbreiding en zijn diensten ten aanzien van het ontwikkelen en uitvoeren van beleid nauw samenwerken in het directoraat-generaal Relex (19) met de commissaris met verantwoordelijkheid voor buitenlandse betrekkingen en het Europees nabuurschapbeleid en haar diensten. Een extra tussenfase tussen de status van potentiële kandidaat en toetreding lijkt niet opportuun of nuttig. In dit belangrijke jaar voor de westelijke Balkanlanden en Turkije moet de Commissie eerlijk zijn bij de toepassing van de voorwaarden en moet zij tegelijkertijd onze beloften waarmaken van een perspectief op lidmaatschap van alle landen die betrokken zijn bij het proces. Met Kroatië en Turkije zijn onderhandelingen gaande die als uiteindelijke doel toetreding hebben. In haar strategisch document van 2005 heeft de Commissie de achtereenvolgende stappen voor de westelijke Balkanlanden op weg naar toetreding tot de EU beschreven. De uitbreidingsstrategie wordt regelmatig geëvalueerd zodat de problemen waarmee de desbetreffende landen te stellen hebben beter kunnen worden aangepakt en rekening kan worden gehouden met nieuwe omstandigheden. Dit gebeurt met name in het jaarlijkse uitbreidingsstrategiedocument, waarin de Commissie aanbevelingen doet voor beleidsaanpassingen. De Commissie is echter van oordeel dat de grondbeginselen van de hernieuwde consensus over de uitbreiding zoals overeengekomen door de staatshoofden en regeringen in december 2006 nog altijd geldig is. * * * Vraag nr. 52 van Colm Burke ( H-0273/08 ) Betreft: Tsjaad – voedselverdeling door het Wereldvoedselprogramma / overeenkomst van 13 augustus 2007 / Nationale onderzoekscommissie Het Wereldvoedselprogramma ziet zich in oostelijk Tsjaad geconfronteerd met het probleem om, voordat het regenseizoen begint, voedselvoorraden voor een periode van zes maanden op te slaan voor 500 000 vluchtelingen en binnenlandse ontheemden, omdat de wegen onbegaanbaar zijn tijdens regenval. Er bestaat dringend behoefte aan bijdragen van donoren om ervoor te zorgen dat de aankoop in de komende maanden kan worden afgerond en de voedingsmiddelen Tsjaad tijdig bereiken. Vertraging zou ongunstige gevolgen hebben voor velen die voor hun overleven volledig afhankelijk zijn van het Wereldvoedselprogramma. Hoe reageert de Europese Commissie op deze noodkreet om voedsel? Welke stappen gaat de Commissie ondernemen om de overeenkomst van 13 augustus 2007 (die zij tot stand heeft gebracht) tot uitvoering te brengen? Aangezien de Commissie niet bereid lijkt de (19)
Directoraat-generaal buitenlandse betrekkingen.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gewapende politieke oppositie bij het verzoeningproces te betrekken tenzij overeenstemming wordt bereikt over een staakt-het-vuren, is de vraag hoe de Commissie denkt deze groeperingen tot het neerleggen van de wapens te bewegen? Hoe gaat de Commissie ervoor zorgen dat de Nationale onderzoekscommissie die is ingesteld om onderzoek te doen naar de gebeurtenissen die plaatsvonden na het offensief van de opstandelingen begin februari, haar werkzaamheden op een objectieve en onpartijdige manier kan uitvoeren? Antwoord De humanitaire steun die de Commissie verleent aan vluchtelingen en intern ontheemden in Tsjaad bedraagt in 2008 30 miljoen euro. Door middel van het mondiale plan voor Tsjaad, waarmee in totaal 17 miljoen euro gemoeid is, en het besluit inzake voedselhulp, waarmee in totaal 13 miljoen euro gemoeid is, financiert de Commissie activiteiten op het vlak van gezondheid, watervoorziening, voedselhulp en voedselveiligheid, bescherming, noodopvang en onderwijs. Dit wordt uitgevoerd door de VN-agentschappen, de Rode Kruisorganisaties en internationale NGO’s. Met betrekking tot de voedselhulp van het Wereldvoedselprogramma (WFP) in Tsjaad heeft de Commissie in 2007 7 miljoen euro bijgedragen. Dat bedrag zal in 2008 worden verhoogd tot 8,5 miljoen euro. De problemen voor het WFP in Tsjaad zijn in deze fase niet financieel. Volgens informatie die is verstrekt door het WFP zelf beschikt de noodoperatie voor Oost-Tsjaad momenteel over 75 procent van de benodigde financiering. De Commissie heeft aangegeven bereid te zijn nog eens 7 miljoen euro aan voedselhulp bij te dragen. Tot op heden heeft het WFP hier nog niet om gevraagd. De problemen van het WFP lijken meer te liggen op het politieke en logistieke vlak, aangezien de Libische bevoorradingslijn (die in totaal 37 000 miljoen ton vertegenwoordigt van de in totaal 68 400 miljoen ton aan voedsel die wordt ingezet) is geblokkeerd vanwege oliebelastingskwesties. Om het leveringsproces te versnellen heeft het WFP een basis geopend in Faya-Largeau. Ook voor deze operatie heeft de Commissie aangegeven bereid te zijn 1,5 miljoen euro bij te dragen, maar het WFP heeft ook hier niet om gevraagd. Ook dient te worden vermeld dat zich waarschijnlijk leveringsproblemen zullen voordoen op de bevoorradingslijn via Kameroen, waar het wegvervoer wordt gedeeld door het WFP, de EUF (20) en de MINURCAT. (21) Hoe dan ook, de problemen van het WFP kunnen moeilijk worden gezien als een financieel tekort. In deze fase gaat het vooral om politieke en logistieke complicaties. De Commissie bevestigt dat zij een humanitaire plicht heeft deze crisis aan te pakken. Daarom worden op het moment de beschikbare opties overwogen om aan de humanitaire behoeften te voldoen die momenteel niet door het WFP worden gedekt. Ook kan zij bevestigen dat zij bereid is de financiering bijeen te brengen die het WFP nog nodig heeft, mocht deze daar om vragen. Met het oog op de versterking van de rol van de Commissie als waarnemer en leidsman van het akkoord van 13 augustus 2007, omvatten haar programma’s onder het 9de EOF (22)
(20)
De door de Europese Unie geleide troepenmacht.
(21)
De VN-missie in de Centraal-Afrikaanse Republiek en Tsjaad.
(22)
Het Europees ontwikkelingsfonds.
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en het stabiliteitsinstrument ook het bieden van financiële en logistieke ondersteuning voor het verkiezingsproces. Deze steun is bedoeld om te zorgen dat er eind 2009 vrije en eerlijke parlementaire verkiezingen kunnen worden gehouden – een van de belangrijkste doelstellingen van het akkoord van 13 augustus 2007. Ten aanzien van de kwestie van gewapende politieke tegenstand probeert de Commissie de toepassing van het recente akkoord van Dakar te bevorderen, waarin de betrekkingen tussen Soedan en Tsjaad worden geregeld. Door toepassing van dat akkoord zou er een staakt-het-vuren kunnen komen met inbegrip van alle rebelleneenheden, waardoor er weer mogelijkheden worden gecreëerd voor een uitgebreide dialoog om verzoening met Tsjaad te bereiken. Evenals Frankrijk en de Internationale organisatie voor de Franstalige gemeenschap heeft de Commissie de status van waarnemer ten aanzien van de nationale commissie van onderzoek die is ingesteld om de gebeurtenissen van begin februari 2008 en de daaropvolgende verdwijning van oppositieleiders te onderzoeken. De Commissie heeft bij de autoriteiten van Tsjaad reeds kunnen constateren dat deze de wensen van de Commissie accepteren met betrekking tot de objectiviteit en onpartijdigheid van dat orgaan. De Commissie zal er alles aan doen om te zorgen dat deze waarden ook werkelijk zullen prevaleren bij de door de nationale commissie van onderzoek gekozen aanpak en haar bevindingen. * * * Vraag nr. 53 van Mairead McGuinness ( H-0275/08 ) Betreft: Transparantie van de discussies tijdens de WHO-onderhandelingen Kan de Commissie duidelijkheid bieden over de relatie tussen haarzelf, het “artikel 133-comité” en de Raad voor algemene zaken? Bij de voortschrijdende WHO-onderhandelingen ontstaat er bij het publiek enige verwarring over de openheid van het onderhandelingsproces dat moet uitmonden in een wereldhandelsovereenkomst. Kan de Commissie een verklaring afleggen over de doeltreffendheid van het systeem, aangezien de besprekingen van het “artikel 133-comité” niet openbaar worden gemaakt en als gevolg daarvan de indruk kan ontstaan dat de onderhandelingen zich onttrekken aan openbaar toezicht? Zijn er garanties dat de gerechtvaardigde zorgen van de afzonderlijke lidstaten in het onderhandelingsproces aan de orde komen? Antwoord In titel IX van het derde deel van het EG-Verdrag (artikelen 131 tot en met 134) is een gemeenschappelijke handelspolitiek vastgelegd. In artikel 133 wordt bepaald dat de Commissie voorstellen indient bij de Raad om uitvoering te geven aan deze politiek, en onderhandelingen voert met overige staten of internationale organisaties in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is benoemd om de Commissie bij deze taak te ondersteunen. Dit comité – het zogezegde Comité van artikel 133 – ondersteunt de Commissie bij het voeren van onderhandelingen inzake handelsovereenkomsten en geeft de Commissie advies over de gemeenschappelijke handelspolitiek. Alle lidstaten nemen op wekelijkse basis zitting in dit comité, waar ze worden geïnformeerd over lopende zaken, op dingen kunnen reageren en uitdrukking kunnen geven aan hun steun en/of bezwaren. Het comité wordt voorgezeten door een roterend voorzitterschap en komt bijeen in het gebouw van de Raad.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het Comité van artikel 133 vormt een belangrijk platform voor politiek advies. Op deze manier kan de Commissie goed inzicht krijgen in de opvattingen van de lidstaten. Het comité neemt geen wettelijk bindende standpunten in over voorstellen van de Commissie en neemt evenmin formele besluiten in de zin van artikel 249 van het EG-Verdrag. Als er een formeel besluit vereist is (bijvoorbeeld de autorisatie om onderhandelingen te openen), wordt dit voorgesteld door de Commissie en wordt het besluit vervolgens genomen door de Raad van Ministers, doorgaans in de Raad Algemene Zaken en Buitenlandse Betrekkingen en in beginsel met gekwalificeerde meerderheid. Op het gebied van audiovisuele diensten, onderwijs, transport, cultuur, gezondheid, diensten of de commerciële aspecten van intellectueel eigendom (wanneer een handelsovereenkomst ook bepalingen bevat waarvoor unanimiteit vereist is om interne regels aan te nemen) is unanimiteit vereist. De Commissie doet er echter alles aan om over alle belangrijke zaken consensus te bereiken. Dit is nodig om deze kwesties soepel af te ronden in de Raad, maar ook om een samenhangende en volledig onderschreven communautaire lijn te hebben voor alle handelsovereenkomsten die worden nagestreefd of opgesteld: de Gemeenschap is nu eenmaal op haar sterkst wanneer zij een geheel vormt. Daarom probeert de Commissie keer op keer rekening te houden met de bezwaren of gevoeligheden van alle lidstaten, en zoekt ze een middenweg die de belangen van de Gemeenschap vertegenwoordigt in plaats van dat bepaalde lidstaten geïsoleerd raken. Onder het huidige Verdrag blijft de rol van het Parlement beperkt. Het is echter de gevestigde praktijk van de Commissie om het Parlement op dezelfde wijze te informeren als de Raad, namelijk via de Commissie INTA (23) . Bovendien verwelkomt de Commissie het feit dat de bevoegdheden van het Parlement ten aanzien van handelskwesties worden uitgebreid met medebeslissingsbevoegdheid voor wetgevingsbesluiten en systematisch gebruik van de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming voor internationale overeenkomsten. Aan de hand van de gemeenschappelijke handelspolitiek kunnen de 27 lidstaten op het internationale toneel met één stem praten. Hierdoor kan de EU als het grootste handelsblok ter wereld een zeer sterke rol spelen binnen de internationale handelswereld. De internationale mechanismen voor coördinatie en besluitvorming waarborgen de legitimiteit en controleerbaarheid van de onderhandelingsposities van de Commissie. * * * Vraag nr. 54 van Jim Higgins ( H-0279/08 ) Betreft: Concurrentie in de breedbandsector Kan de Commissie mededelen of zij zich zorgen maakt over de prijzen die door Ierse consumenten betaald worden voor breedbandverbindingen en of zij van oordeel is dat deze hoge prijzen te wijten zijn aan het gebrek aan concurrentie in Ierland of aan andere factoren? Antwoord Om de marktontwikkelingen te kunnen bijhouden verzamelt de Commissie sinds 2007 gegevens over de breedbandprijzen. Deze gegevens worden twee mal per jaar verzameld
(23)
Commissie internationale handel
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en vormen een overzicht van de prijzen die in rekening worden gebracht door breedbandaanbieders voor de particuliere markt, die gezamenlijk ongeveer 80% van elke nationale markt vertegenwoordigen. Volgens de laatste gegevens die de Commissie tot haar beschikking heeft, behoorden de particuliere prijzen in Ierland voor breedbandproducten met een downloadsnelheid van 1 à 2 megabyte per seconde tot de laagste van de gehele EU. Dit komt overeen met de gegevens die zijn gepubliceerd door de Ierse telecommunicatietoezichthouder Comreg. (24) Ondanks het feit dat de methode voor het meten van de prijzen verschillend is, wijzen ook de gegevens van Comreg uit dat de prijzen in Ierland beduidend lager liggen dan het gemiddelde van de EU. De Commissie maakt zich derhalve geen specifieke zorgen over de prijzen die in Ierland worden betaald door consumenten van breedband. * * * Vraag nr. 55 van Robert Evans ( H-0284/08 ) Betreft: Wildklemmen Wildklemmen worden op willekeurige wijze gebruikt voor het vangen of doden van dieren. Zij worden vaak uitgezet door boeren en jachtopzieners om vossen te vangen. Is de Europese Commissie zich ervan bewust dat ook dassen, otters, huisdieren, vee, bedreigde diersoorten en andere in het wild levende dieren nog altijd gewond of gedood worden door het gebruik van deze klemmen? Het gebruik van dergelijke klemmen is nu in verscheidene lidstaten van de EU verboden, onder andere in Estland, Denemarken en Hongarije, terwijl in veel andere landen een dergelijk verbod in de maak is. Vindt de Commissie niet dat het gebruik van klemmen wreed en inefficiënt is? Welke stappen gaat de Commissie ondernemen om te komen tot een verbod op het gebruik van deze klemmen in de gehele Unie? Antwoord In juli 2004 heeft de Commissie een voorstel voor een richtlijn ingediend tot invoering van normen voor de humane vangst van bepaalde diersoorten met behulp van vallen. (25) De richtlijn is bedoeld om de verplichtingen en toezeggingen uit te voeren die voortvloeien uit een internationale overeenkomst voor de humane vangst van dieren met behulp van vallen, die is ondertekend door de EG, Canada en de Russische Federatie, alsmede uit een proces-verbaal van overeenkomst over hetzelfde onderwerp met de Verenigde Staten van Amerika. Deze verplichtingen en toezeggingen betreffen de introductie van geharmoniseerde normen voor vallen teneinde het leed van de gevangen dieren te verminderen. De in het voorstel beschreven geharmoniseerde normen betreffen ook stroppen die worden gebruikt voor de vangst van 19 verschillende diersoorten die in de overeenkomst worden genoemd. De bedoeling van het introduceren van normen die ook van toepassing zijn op stroppen, is om het gebruik van ondeugdelijke en inhumane stroppen uit te bannen. (24)
http://www.comreg.ie/_fileupload/publications/ComReg0822.pdf
(25)
COM(2004) 532 def.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het voorstel van de Commissie voor een richtlijn werd echter om een aantal redenen in eerste lezing door het Parlement verworpen. De redenen waren onder meer dat het voorstel niet uitging van de meest recente wetenschappelijke bevindingen, een gebrek aan EG-bevoegdheid om iets te doen aan het welzijn van wilde dieren, de vraag om het subsidiariteitsbeginsel te laten gelden ten aanzien van de uitvoering in de EU van de normen voor humane vangst met behulp van vallen, algehele kritiek op de Overeenkomst betreffende normen voor humane vangst met behulp van vallen, het verzoek om meer vrijheid om de nationale en regionale problemen ten aanzien van de vangst met vallen aan te pakken, het verzoek om nog beter rekening te houden met het welzijn van dieren, en de vraag om een effectbeoordeling. In antwoord op bepaalde punten van het Parlement, zoals het gebrek aan een wetenschappelijke basis voor de voorgestelde normen en de vraag om een effectbeoordeling, gelastte de Commissie een studie naar de toestand van het onderzoek, de wetenschap en de toepassing van normen voor humane vangst met behulp van vallen, zoals opgenomen in de Overeenkomst betreffende normen voor humane vangst met behulp van vallen en zoals omschreven in het voorstel van de Commissie, teneinde tot betere normen op dit vlak te komen, waarbij onnodige pijn, angst en leed van gevangen dieren zoveel als technisch mogelijk worden beperkt. Dienovereenkomstig is het een belangrijke taak van de studieovereenkomst om die vallen, met inbegrip van stroppen, aan te wijzen die onnodige pijn, angst en leed wegnemen en die tevens selectief zijn. Op basis van de bevindingen van deze studie, die naar verwachting in de eerste helft van 2009 beschikbaar zullen zijn, zal de Commissie besluiten over de mogelijke verdere maatregelen om dit probleem aan te pakken. * * * Vraag nr. 56 van Jacky Hénin ( H-0289/08 ) Betreft: Versterken van de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven STAF, een fabrikant van industrieel textiel, die deel uitmaakt van de SINTERAMA-groep, heeft zeven werknemers van haar vestiging in het Franse Hénin Beaumont voor het volgende dilemma geplaatst: of ze worden opnieuw aangesteld in Brazilië tegen een brutoloon van 315 euro of in Turkije tegen een brutoloon van 230 euro, of ze worden ontslagen. Er zij nog bij aangestipt dat deze onderneming aanzienlijke overheidssteun ontvangt. Meent de Commissie niet dat zij, in naam van het beginsel van maatschappelijk verantwoord ondernemen, een richtlijn zou moeten voorstellen die dergelijke praktijken verbiedt of het mogelijk maakt in dergelijke situaties de door het bedrijf ontvangen overheidssteun terug te vorderen? Antwoord De Commissie ziet maatschappelijk verantwoord ondernemen als een teken dat ondernemingen vrijwillig maatschappelijke en ecologische problemen betrekken bij hun commerciële activiteiten en relatie met de aandeelhouder. Ondernemingen gedragen zich maatschappelijk verantwoord als zij bij het voldoen aan maatschappelijke behoeften verder gaan dan de minimale wettelijke vereisten en plichten zoals opgelegd door de arbeidsovereenkomsten. Het valt derhalve niet onder het beleid van de Commissie om een richtlijn op te stellen op het vlak van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat neemt niet weg dat indien ondernemingen de beginselen van maatschappelijke
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verantwoordelijkheid in acht nemen, zij hun werknemers in het omgangsproces met industriële wijziging juist behandelen. Hetzelfde geldt ten aanzien van een juist gebruik van steun uit publieke fondsen. De Commissie erkent het negatieve effect dat de herstructurering van een bedrijf kan hebben op de betrokken werknemers, hun gezinnen en de desbetreffende regio’s. Toch is het niet aan de Commissie om in dergelijke gevallen een mening te geven of zich te mengen in het besluitvormingsproces, tenzij de Europese wetgeving wordt geschonden. Het zij opgemerkt dat er binnen de Europese wetgeving diverse bepalingen zijn om de rechten van werkers in het geval van een herstructurering te beschermen. In dit opzicht zijn Richtlijn 2002/14/EG, (26) Richtlijn 94/45/EG (27) en Richtlijn 98/59/EG (28) alledrie van belang. De Commissie zou het Parlement eraan willen herinneren dat het primair de verantwoordelijkheid van de lidstaten is om deze richtlijnen juist en doelmatig toe te passen. Naar aanleiding van haar mededeling van 2005 (29) over dit onderwerp bereidt de Commissie een aantal nieuwe initiatieven voor, die waarschijnlijk in de nabije toekomst worden aangenomen, ter bevordering van een verantwoord beheer van wijzigingen en herstructureringen. * * * Vraag nr. 57 van Lambert van Nistelrooij ( H-0293/08 ) Betreft: BTW-heffing – scheiding levering en distributie energiebedrijven Bij de scheiding van de netbeheerder en de leverancier van elektriciteit en gas (EU-richtlijnen 2003/54/EG (30) en 2003/55/EG (31) ), rijst de vraag over de wijze van het innen van de belasting op de toegevoegde waarde (BTW) op de activiteiten van de gesplitste netwerken leveringsbedrijven door de lidstaten. Een aantal gebruikt het “commissionairsmodel”, waar de leverancier (het transportbedrijf), over de hele keten de BTW moeten innen en deze ook afdraagt aan de fiscus. Als dit gebruikelijke commissionairsmodel wordt toegepast, kan de BTW van leverancier en toeleverancier onafhankelijk van elkaar worden verwerkt. Als dit model echter niet (meer) is toegestaan moeten de BTW-bedragen die de leverancier voor de transportdienst aan de klant factureert exact synchroon lopen met de BTW-bedragen die de transporteur factureert voor die klant. De leverancier moet BTW over het transport expliciet op de factuur vermelden naast de BTW over de eigen dienst. Deze onderlinge afhankelijkheid van leverancier en transporteur wringt extra in de situatie van wanbetaling, verhuizing of switch naar een nieuwe leverancier. (26)
Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap; PB L 80 van 23.3.2002.
(27)
Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers; PB L 254 van 30.9.1994.
(28)
Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag; PB L 225 van 12.8.1998.
(29)
Mededeling van de Commissie - Herstructureringen en werkgelegenheid - Anticiperen op en begeleiden van herstructureringen met het oog op de ontwikkeling van de werkgelegenheid: de rol van de Europese Unie; COM (2005) 120 def. van 31.3.2005.
(30)
PB L176 van 15.7.2003, blz. 37.
(31)
PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Kan de Commissie bevestigen dat bovengenoemd “commissionairsmodel” bij splitsing van netbeheer en levering, is toegestaan op basis van de geldende EU-wetgeving? Ziet de Commissie hier wijzigingen in de voorstellen aan het EP van het zogenaamde “derde energiepakket” van 2007? Antwoord Artikel 28 van de Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde bepaalt dat wanneer door tussenkomst van een belastingplichtige, handelend op eigen naam, maar voor rekening van een ander, een dienst wordt verricht, de betrokken belastingplichtige geacht wordt deze dienst zelf te hebben afgenomen en te hebben verricht. Dit betekent dat wanneer een energieleverancier handelt in eigen naam en namens een netwerkbedrijf dat energie doorgeeft, de klant een enkele factuur voor energielevering kan ontvangen, die zowel de leveringen van de energieleverancier als die van het netwerkbedrijf betreft. De elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2003/54/EG) en de gasrichtlijn (Richtlijn 2003/55/EG) bevatten in hun huidige vorm geen bepalingen of richtsnoeren ten aanzien van belastingkwesties. Dergelijke aangelegenheden vallen niet binnen hun draagwijdte. Hetzelfde geldt voor het derde energiepakket, dat momenteel wordt behandeld door het Parlement: de Commissie voorziet derhalve geen wijzigingen ten aanzien van belastingkwesties. * * * Vraag nr. 58 van Silvia-Adriana Ţicău ( H-0296/08 ) Betreft: Europees programma voor de bescherming van kritieke communicatie- en informatie-infrastructuur In het kader van de mededeling van de Commissie over het wetgevings- en werkprogramma voor 2008 zijn een aantal initiatieven gepresenteerd die als strategisch of prioritair worden beschouwd. Een van de prioritaire initiatieven is de mededeling over de bescherming van kritieke communicatie- en informatie-infrastructuur. Dit initiatief heeft tot doel met het oog op de continuïteit van de dienstverlening een afdoend en constant beschermingsniveau en herstellingsvermogen van kritieke informatie-infrastructuur te garanderen. Kan de Commissie mededelen welke andere initiatieven, inclusief wetgevingsacties, gepland zijn voor de periode tot juni 2009 ter versterking van de veiligheid van de communicatienetwerken en de informaticasystemen? Antwoord De door het geachte Parlementslid gestelde vraag betreft een fundamentele kwestie: de verbetering van de veiligheid van informatie- en communicatiesystemen en -netwerken. In 2006 heeft de Commissie haar voorstellen gepresenteerd voor het EPCIP, het Europese programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur. In de mededeling werd de algehele benadering uiteengezet, vergezeld van een voorstel voor een richtlijn inzake de inventarisatie van en de aanmerking als Europese kritieke infrastructuur. Deze richtlijn wordt momenteel besproken in de Raad. Het EPCIP introduceert een sectorspecifieke benadering voor de bescherming van kritieke infrastructuur. Wat de Commissie in haar wetgevingsprogramma voor 2008 aankondigt en wat zij in 2009 zal presenteren, is een speciaal beleid voor de ICT-sector, dat moet
125
126
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zorgen voor een hoge mate van veiligheid en herstellingsvermogen van kritieke communicatienetwerken en informatie-infrastructuur – net als bij het internet – en dat zo de continuïteit van de diensten moet garanderen. Dit initiatief is erop gericht op EU-niveau beter voorbereid te zijn en te kunnen reageren, daarbij voortbouwend op activiteiten op nationaal niveau en van de particuliere sector. Het doel is om de belangrijke publieke en particuliere belanghebbenden in het proces te betrekken zodat in toereikende mate en consistent preventieve, opsporings-, nood- en herstelmaatregelen kunnen worden ingevoerd. Dit initiatief volgt op een aantal overige belangrijke maatregelen met betrekking tot netwerkveiligheid die de Commissie recentelijk heeft voorgesteld. Ten eerste zijn er in de context van wetgevingsvoorstellen voor de hervorming van het regelgevingskader van eCommunications (32) maatregelen voorgesteld om alle belanghebbenden, met inbegrip van telecommunicatiemaatschappijen en -toezichthouders, in staat te stellen sneller en gecoördineerder te reageren op schendingen van de veiligheid en kwaadaardige aanvallen. Om precies te zijn, beleidsmakers dienen beter geïnformeerd te zijn over de feitelijke mate van netwerkveiligheid, willen zij de beste beleidskeuzen kunnen maken. Er moet meer duidelijkheid bestaan over de veiligheidsmaatregelen die telecommunicatiemaatschappijen nemen om te zorgen dat de door hun geboden netwerken en diensten veilig, betrouwbaar en bestand zijn tegen schendingen van de veiligheid zijn. Daarnaast dienen dienstverleners die te maken hebben gehad met schendingen van de veiligheid hun klanten te informeren wanneer hierbij de persoonsgegevens daarvan in het geding zijn gekomen, zodat deze de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen nemen. Ten tweede heeft de Commissie de directe verlenging van de duur van het mandaat van het ENISA (33) voorgesteld, opdat er voldoende tijd is voor een diepgravend debat over de toekomst van netwerk- en informatieveiligheid op Gemeenschapsniveau. Overigens zal het mandaat onverminderd de uitkomst van dit debat worden verlengd. Tot slot heeft de Commissie onlangs een aantal onderzoeksprojecten gestart op het gebied van veilige en betrouwbare netwerken en dienstverleningsinfrastructuur uit hoofde van het thema “Informatie- en communicatietechnologieën (ICT)” van het zevende kaderprogramma van de EU voor onderzoek en ontwikkeling, dat loopt van 2007 tot 2013. * * * Vraag nr. 59 van Zita Pleštinská ( H-0297/08 ) Betreft: Europees Normeringsstelsel Europa heeft behoefte aan nieuwe innovatieve technologieën om de economie van de EU te stimuleren. Zonder doorzichtig en niet-discriminatoir Europees normeringsstelsel zal het MKB echter niet kunnen profiteren van de interne markt. Sommige innovatieve kleine en middelgrote bedrijven zijn bij de ontwikkeling van nieuwe normen op ernstige hindernissen gestuit. Normering mag niet dienen als instrument om mededingers van de markt te weren. Is de Commissie, in het kader van de herziening van de richtlijn inzake
(32)
http://ec.europa.eu/information_society/policy/ecomm/library/proposals/index_en.htm
(33)
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor de bouw bestemde producten (richtlijn 89/106/EEG van de Raad (34) ) voornemens de doorzichtigheid, onpartijdigheid en doelmatigheid van het Europees Normeringsstelsel voor innovatieve producten te onderzoeken, met name de Europese Organisatie voor technische goedkeuring en de banden die deze onderhoudt met gevestigde grote bedrijven? Vraag nr. 60 van Janelly Fourtou ( H-0304/08 ) Betreft: Europees normalisatiesysteem Europa heeft innovatieve technologieën nodig om haar doelstellingen te verwezenlijken inzake de terugdringing van emissies koolstofdioxide vóór het jaar 2020. Deze nieuwe technologieën, die vaak worden uitgewerkt door kleine en middelgrote ondernemingen, worden aan Europese normalisatie onderworpen. Blijkbaar ondervinden bepaalde innoverende kleine en middelgrote ondernemingen die nieuwe producten produceren waarmee energiebesparingen worden gestimuleerd, ernstige problemen met het Europees normalisatiesysteem. In plaats van te helpen bij de ontwikkeling van nieuwe markten welke beantwoorden aan de nieuwe uitdagingen zoals die van de aardopwarming, verhindert dit systeem dat concurrenten toetreden tot bestaande markten. Kan de Europese Commissie, in het licht van de herziening van Richtlijn 89/106/EEG (35) van de Raad van 21 december 1988, de transparantie, onpartijdigheid en doeltreffendheid van het Europees normalisatiesysteem voor innovatieve producten (vooral de EOTA - de Europese Organisatie voor technische goedkeuringen en haar banden met grote bedrijven) onder de loep nemen ten einde ervoor te zorgen dat het systeem niet onjuist wordt aangewend? Gecombineerd antwoord De Commissie is het geheel eens met de opvatting van geachte Parlementsleden dat nieuwe innovatieve technologie van cruciaal belang is om de doelstellingen voor vermindering van de CO2-uitstoot per 2020 te verwezenlijken. Voor deze doelstellingen, alsmede voor de voortdurende inspanningen om het grote vernieuwende potentieel van het Europese midden- en kleinbedrijf te waarborgen, is een transparant en niet-discriminerend Europees normalisatiesysteem uiteraard een eerste vereiste. Het is onontbeerlijk dat deze systemen ook voor het MKB efficiënt werken, precies zoals de Commissie heeft benadrukt in haar recente mededeling inzake normalisatie en innovatie. (36) De Commissie deelt daarnaast ook de bezorgdheid dat het MKB niet goed vertegenwoordigd is in de werkzaamheden van de nationale en Europese normalisatieorganisaties. De Commissie is reeds begonnen een oplossing hiervoor te zoeken. In de specifiekere context van herziening van de richtlijn inzake bouwproducten (37) heeft de Commissie onlangs een voorstel aangenomen voor een verordening ter vervanging van deze richtlijn. In dit voorstel worden de huidige, door de EOTA (38) gecoördineerde procedures grondig herzien, met als doel deze aanzienlijk te vereenvoudigen en transparanter te maken en daarnaast fabrikanten in de gelegenheid te stellen ten aanzien (34)
PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(35)
PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.
(36)
COM (2008) 133 def. van 11 maart 2008.
(37)
Richtlijn 89/106/EEG.
(38)
De Europese Organisatie voor Technische goedkeuring.
127
128
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hiervan een bepalende rol te spelen. Bovendien zijn er nieuwe en striktere criteria opgesteld voor het aanwijzen van de technische beoordelingsinstanties die het praktische werk moeten verrichten. Behalve dat het huidige systeem helderder is, zijn al deze wijzigingen ook bedoeld om de toegankelijkheid van het systeem te vergroten, met name voor ondernemingen uit het MKB, en om bijgevolg de algehele geloofwaardigheid te vergroten. * * * Vraag nr. 61 van Manolis Mavrommatis ( H-0300/08 ) Betreft: Vernietiging 100 000 boeken in opdracht van UNESCO Volgens een bericht in de Washington Post is uit een accountantsrapport gebleken dat UNESCO betaald heeft voor de vernietiging van 100 000 boeken, waaronder exemplaren van de algemene geschiedenis van Afrika en Latijns-Amerika, en studies van antieke monumenten. De verwerking van de boeken tot papierpap vond in 2004 en 2005 plaats, toen het boekenarchief van UNESCO van Parijs naar Brussel werd verplaatst. De vernietiging van de boeken is op het grondgebied van de EU gebeurd. Had deze vernietiging in de optiek van de Commissie voorkomen kunnen worden? Was de Commissie van tevoren op de hoogte van de verplaatsing van het boekenarchief van UNESCO van Parijs naar Brussel in verband met ruimtegebrek, en wist ze om hoeveel boeken het ging en hoe ze zouden worden vervoerd? Zo ja, welke afdeling van UNESCO heeft die informatie aan de Commissie doen toekomen (en aan welke dienst van de Commissie)? Antwoord De Commissie is zich niet bewust van de situatie waarnaar geacht Parlementslid verwijst, noch is zij bevoegd om antwoord te geven op vragen die betrekking hebben op de bestuurlijke activiteiten van een internationale organisatie, in dit geval de UNESCO. Aangezien het land van herkomst van geacht Parlementslid zelf lid is van de UNESCO, zou de Commissie willen voorstellen dat Griekenland de vraag direct voorlegt aan het secretariaat van die organisatie aldaar. * * * Vraag nr. 62 van Leopold Józef Rutowicz ( H-0303/08 ) Betreft: Beperking van de concurrentie in de landbouwsector Is de Commissie van plan iets te doen aan de beperking van de concurrentie in de landbouwsector, met name waar limieten zijn opgelegd voor de teelt van een reeks landbouwproducten? De opening van de markt voor biobrandstoffen biedt onbeperkte afzetmogelijkheden voor landbouwproducten die in de industrie kunnen worden gebruikt. Deze nieuwe situatie heeft een stijging van de voedselprijzen met zich gebracht en de productiebeperkingen maken de toestand nog erger ten nadele van de consument. Door de markt open te stellen voor concurrentie kunnen deze verschijnselen worden aangepakt. Welke maatregelen zal de Europese Unie op dit gebied nemen?
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Vanaf 1992 is het algehele streven naar hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) gericht geweest op versterking van de concurrentiepositie van de EU-landbouw en een grotere marktoriëntatie door het beleid te verschuiven van een vorm van prijs- en productieondersteuning naar een directe ondersteuning van producenten. In de context van de hervorming van het GLB van 2003 zal de ontkoppeling van directe betalingen en productie naar verwachting de concurrentiepositie van de sector verbeteren. Beleidsaanpassingen van het GLB op de korte termijn hebben doorgewerkt op de limieten die waren opgelegd aan de landbouwproductie. De verplichte braaklegging van akkerland is voor het handelsjaar 2008-2009 op nul gezet en de melkquota zijn met ingang van 1 april 2008 met 2 procent verhoogd. Ook zijn voor de “gezondheidscontrole” van het GLB diverse aanpassingen in wetsvoorstellen overwogen, die zijn aangenomen op 20 mei 2008. Met name de afschaffing van de braaklegging en het afbouwen van de melkquotastelsel zullen de markt verder openen voor aanvullende leveringen. De Commissie is van mening dat dit soort aanpassingen het extra grond- en leveringspotentieel bieden dat nodig is om te helpen te voldoen aan de toegenomen vraag en om bij te dragen aan het beteugelen van de prijsstijgingen. * * * Vraag nr. 63 van Zdzisław Zbigniew Podkański ( H-0305/08 ) Betreft: Bescherming van regionale traditionele cultuurgoederen Traditionele regionale culturen, die met name belangrijk zijn voor de volkeren van de onlangs toegetreden EU-lidstaten, zijn het erfgoed van geheel Europa en moeten als zodanig nauwkeurig worden gedocumenteerd en beschermd. Het verdwijningsproces verloopt snel en wordt veroorzaakt door de veranderingen in de geglobaliseerde samenleving zoals: migratie, wijziging van de agrarische structuur, concentratie van het landbouwareaal, teloorgang van de gemeenschapszin. Er verdwijnen oude beroepen, zeldzame ambachtelijke handvaardigheden en zelfs waarden die vanuit het oogpunt van plattelandstoerisme attractief zijn en die een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de stimulering van achterstandsgebieden. Is de Commissie voornemens een programma op te stellen en middelen ter beschikking te stellen voor de documentatie en bescherming van regionale traditionele culturen? Antwoord Het bewaken, onderhouden en ontwikkelen van het Europees cultureel erfgoed is van belang voor een ieder van ons. In artikel 151 van het Verdrag wordt bepaald dat de acties van de Unie dienen bij te dragen tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. De Commissie kan geacht Parlementslid informeren dat het cultuurprogramma coöperatieve projecten op het vlak van kunst en cultuur ondersteunt door middel van een jaarlijkse oproep tot het indienen van voorstellen. Dit programma kan zo de financiële ondersteuning bieden voor projecten op het terrein van cultuurgoedbehoud.
129
130
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het plattelandsontwikkelingsbeleid bevat een specifieke maatregel die gericht is op bewaking van het cultureel erfgoed op het platteland. In de maatregel “Instandhouding en opwaardering van het landelijke erfgoed” wordt gespecificeerd dat uit het ELFPO (39) steun kan worden verleend aan “studies en investeringen in het kader van het onderhoud en de restauratie, alsmede de opwaardering van het culturele erfgoed, zoals de culturele kenmerken van dorpen en het plattelandslandschap.” De kwestie van cultureel erfgoed komt ook aan de orde in overige communautaire beleidsmaatregelen. Het Europees fonds voor regionale ontwikkeling voorziet bijvoorbeeld onder de convergentiedoelstelling in investeringen in cultuur, inclusief bescherming, bevordering en behoud van het culturele erfgoed; ontwikkeling van culturele infrastructuur ter ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, duurzaam toerisme en verbeterde regionale aantrekkingskracht, en steun ter verbetering van de culturele dienstverlening via nieuwe diensten met een grotere meerwaarde. Daarnaast maakt culturele diversiteit, binnen het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (2007-2013), deel uit van het onderzoeksterrein onder het samenwerkingsprogramma voor onderzoek in sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen. De Commissie herinnert er echter aan dat het de verantwoordelijkheid van de lidstaten is om regelingen goed te keuren ter bescherming van specifieke voorbeelden van cultureel erfgoed op hun grondgebied. * * * Vraag nr. 64 van Eoin Ryan ( H-0310/08 ) Betreft: Nieuwe EU-maatregelen tegen de illegale invoer van verdovende middelen in de EU Kan de Europese Commissie mededelen welke nieuwe maatregelen zij momenteel steunt om bij te dragen tot bestrijding van de illegale invoer van verdovende middelen in de Europese Unie en welke nieuwe initiatieven zij steunt om bij te dragen tot inbeslagneming van de activa van misdadigers in de EU? Antwoord In het kader van de Europese strategie inzake drugsbestrijding voor de periode 2005-2012 werkt de Commissie momenteel aan een conceptvoorstel voor een nieuw EU-drugsactieplan voor de periode 2009-2012, dat nieuwe beleidsacties zal bevatten in antwoord op nieuwe problemen met betrekking de handel van drugs in de EU. Intern heeft de EU tal van acties opgezet ter bestrijding van drugs in verband met georganiseerde misdaad, zoals acties via Europol (40) (de projecten MUSTARD (41) ,
(39)
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.
(40)
De Europese Politiedienst.
(41)
MUSTARD betreft de handel in heroïne en richt zich primair op Turkse criminele en aanverwante organisaties.
22-05-2008
22-05-2008
Handelingen van het Europees Parlement
NL
COLA
(42)
en SYNERGY
(43)
), Eurojust, de Task Force Hoofden van Politie (de
(44)
COSPOL-projecten ), gezamenlijke onderzoeksteams en de nieuwe gezamenlijke douaneoperaties inzake drugs. Ook werkt de Commissie middels financiële steun aan een betere samenwerking tussen de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaten met betrekking tot de strijd tegen de drugshandel via de Balkanroute naar de Europese Unie (de COSPOL-projecten, gezamenlijke douaneoperaties en gezamenlijke onderzoeksteams). Buiten haar grenzen werkt de EU op bilaterale en regionale basis samen met derde landen om het drugsprobleem aan te pakken en op internationaal niveau een belangrijke speler te worden. Er worden aanzienlijke middelen besteed aan de controle op drugslevering. Daarnaast moet worden vermeld dat derde landen worden ondersteund in de versterking van hun mogelijkheden voor grensbeheer en bestrijding van de georganiseerde misdaad. In dit kader wordt specifieke nadruk gelegd op de belangrijkste handelsroutes voor de levering aan de EU van heroïne en cocaïne. De volgende voorbeelden geven een concrete indicatie van de verschillende soorten activiteiten die momenteel door de Commissie worden gefinancierd op het vlak van wetshandhaving en informatie-uitwisseling inzake drugs: Om de toenemende cocaïnehandel vanuit West-Afrika naar de EU aan te pakken cofinanciert de Commissie (voor een bedrag van in totaal 800 000 euro) een project van UNODC (45) ter bevordering van de informatie-uitwisseling tussen Latijns-Amerika, het Caraïbisch gebied en West-Afrika. Dit project duurt drie jaar, is gevestigd in Colombia en Dakar, en wordt onder andere bijgestaan door een politieagent van de EU. Een ander lopend project (voor in totaal 875 605 euro) dat wordt gefinancierd uit hoofde van het begrotingsonderdeel voor de noord-zuidsamenwerking in de strijd tegen drugs, is de werkgroep voor informatie-uitwisseling op drugsgebied (ISWG) tussen de EU, Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied (LAC) – het mechanisme van informatie-uitwisseling tussen de deelnemende landen binnen het Coördinatie- en samenwerkingsmechanisme op drugsgebied tussen de EU/Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied, dat wordt uitgevoerd door de FCO (46) . Dit is een periodiek forum waar vertegenwoordigers van wetshandhavingsinstellingen en het rechtsstelsel van de landen uit de EU, Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied goede praktijksvormen bepalen ten aanzien van het uitwisselen van operationele informatie gericht op het aanpakken van de illegale drugshandel in al deze landen en tussen de EU enerzijds en Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied anderzijds. De Commissie hecht ook bijzonder belang aan het aanpakken van de problemen in verband met de drugshandel langs de Balkanroute. Onder verschillende geografische financiële
(42)
COLA betreft de handel in cocaïne en richt zich primair op Latijns-Amerikaanse criminele organisaties.
(43)
SYNERGY betreft de handel in synthetische drugs, chemische voorlopers en productieapparatuur, en richt zich primair op inheemse criminele organisaties.
(44)
De COSPOL (Comprehensive Operational Strategic Planning, uitgebreide operationele strategische planning) is een multilateraal wetshandhavingsinstrument dat wordt gestuurd, ondersteund en geleid door de PCTF (de Task Force Hoofden van Politie)
(45)
Het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding.
(46)
De Britse Foreign and Commonwealth Office.
131
132
NL
Handelingen van het Europees Parlement
instrumenten zijn diverse projecten ter versterking van de mogelijkheden van de betrokken landen gelanceerd. Om de samenwerking tussen de EU-lidstaten op het vlak van vermindering van het drugsaanbod te verbeteren, worden er ook nog andere initiatieven ontwikkeld: De Commissie heeft uit hoofde van het programma Preventie en de bestrijding van criminaliteit een bedrag van 661 000 euro toegekend aan het Maritiem analyse- en operationeel centrum voor narcotica (MAOC-N), dat gevestigd is in Lissabon. Dit is een initiatief van zeven lidstaten dat de meest recente informatie koppelt aan wetshandhavingsmiddelen teneinde een snel antwoord te kunnen hebben op drugshandelaars die cocaïne proberen te verkopen in de EU. De aandacht gaat daarbij in eerste instantie uit naar niet-commerciële schepen en vliegtuigen, primair vanuit Zuid-Afrika en de regio West-Afrika. De Commissie heeft sinds 1 januari 2008 de status van waarnemer. In andere regio’s, zoals het Middellandse Zeegebied, worden vergelijkbare regionale initiatieven genomen. De Europese Commissie heeft een bedrag van 95 000 euro toegekend voor een conferentie op initiatief van Frankrijk, dat vergelijkbaar is met het MAOC-N, maar dan specifiek gericht op de handel via het Middellandse Zeegebied (CECLAD-M). In het kader van de programmering voor de periode 2009-2011 voor het stabiliteitsinstrument overweegt de Commissie met name om de strijd aan te binden met de handel langs de heroïne- en cocaïneroutes. Deze initiatieven zijn bedoeld als een transregionaal en alomvattend antwoord op de drugshandel, waarbij wordt uitgegaan van het ontwikkelen van synergieën en oplossingen om de interne en externe veiligheid van de EU te vergroten. Confiscatie van activa In het actieplan voor het Haags Programma staat dat de Commissie de huidige EU-wetgeving inzake confiscatie van criminele activa zal bestuderen en, waar nodig, een voorstel zal doen voor een instrument ter versterking hiervan. Voor de het najaar van 2008 staat een mededeling van de Commissie gepland over de opbrengsten uit misdaad. Deze mededeling zal gericht zijn op politieactie die het wettelijke kader en de gerechtelijke procedures voor confiscatie en teruggave van opbrengsten uit misdaad in de Europese Unie kracht bij moet zetten. Deze mededeling zal uitgaan van de bevindingen van een studie naar de confiscatiepraktijk in de diverse lidstaten en zal met het oog op bevordering en uitwisseling van goede praktijksvormen gericht zijn op wat op nationaal niveau doeltreffend is gebleken. Als onderdeel van dit proces heeft de Commissie in december 2007 een uitvoeringsverslag opgesteld inzake het Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen, waaruit bleek dat de meeste lidstaten traag zijn met het uitvoeren van de maatregelen om verstrekkende confiscatie mogelijk te maken. De Commissie ondersteunt ook de uitvoering van Besluit 2007/845/JBZ van de Raad betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, dat een zo snel mogelijke opsporing en identificatie van de opbrengsten van misdrijven mogelijk zou moeten maken. In maart 2008 heeft de Commissie bijvoorbeeld een conferentie op hoog niveau gecofinancierd over het oprichten van nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 67 van Antonio López-Istúriz White ( H-0318/08 ) Betreft: Het op 12 juli 2007 in de haven van Ibiza gezonken schip “Don Pedro” nog steeds niet door de Spaanse overheid gelicht Het vrachtschip “Don Pedro” van het bedrijf Iscomar is op 12 juli 2007 in de haven van Ibiza gezonken. Het ecosysteem is ernstig aangetast, aangezien de brandstoftank is gescheurd en er olie en koolwaterstoffen uit het schip zijn gestroomd die als een dikke teerlaag zijn aangespoeld op drie stranden van Ibiza die enkele dagen moesten worden gesloten. De Spaanse overheid heeft opdracht gegeven om de in het wrak ontdekte lekken te dichten, maar eind augustus is opnieuw olie uit het schip gestroomd als gevolg van een aantal stormen die het eiland hebben geteisterd. Hierdoor ontstonden nieuwe olievlekken die opnieuw milieuschade hebben aangericht in het beschermde natuurgebied. Het schip is nog steeds niet gelicht, maar ligt op een diepte van 43 meter, met alle risico's van dien wat vervuiling betreft. Wat was hierbij de rol van de Commissie, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en CleanSeaNet? Welke technische oplossing heeft CleanSeaNet - ervan uitgaande dat een verzoek om bijstand is ingediend - de Spaanse overheid en de regering van de Balearen aan de hand gedaan? Kan de Commissie of het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid de Spaanse overheid of de regionale regering van de Balearen verplichten of adviseren het schip om milieu - en gezondheidsredenen te lichten? Antwoord De Spaanse autoriteiten hebben ten aanzien van het zinken van de “Don Pedro” niet om hulp van de Commissie gevraagd. Desalniettemin heeft het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid in nauwe samenwerking met de Spaanse autoriteiten en met hulp van zijn CleanSeaNet-dienst het gebied gedurende enkele weken gecontroleerd. Op de satellietbeelden was geen olievervuiling zichtbaar, waarschijnlijk omdat het gebied zo dicht op de kust ligt De CleanSeaNet-dienst, die is opgezet ingevolge Richtlijn 2005/35 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken, kan mogelijke olievervuiling op zee ontdekken met behulp van satellietbeelden. (47) De dienst biedt echter geen specifieke technische oplossingen om deze vervuiling te verhelpen. De Commissie zou erop willen wijzen dat de verantwoordelijkheid om het wrak op juiste wijze te bergen ligt bij de kuststaat, die rekening dient te houden met de bedreigingen voor de veiligheid op zee en het mariene milieu. * * *
(47)
Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en invoering van sancties voor inbreuken; PB L 255 van 30.9.2005.
133
134
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 68 van Armando França ( H-0325/08 ) Betreft: Colombia De Europese Unie speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling van de situatie in Colombia en heeft een bijzondere verantwoordelijkheid in het politieke proces en het vredesproces in dit land. De Colombiaanse autoriteiten en de Colombiaanse bevolking erkennen deze belangrijke rol van de Europese Unie en willen graag de steun van de Unie blijven ontvangen. Hoe staat het met de vredeslaboratoria die in Colombia zijn opgezet met de steun van de Europese Unie, en is er voorzien in steun om er nog meer op te zetten? Welke andere plannen voor ontwikkelingshulp in Colombia heeft de Commissie voor de toekomst? Wat is momenteel de concrete rol van de Europese Commissie in het vredesproces in Colombia? Antwoord Vrede en stabiliteit zijn cruciale voorwaarden voor de ontwikkeling van Colombia. Het EG-beleid ten aanzien van Colombia was, is en zal gericht blijven op de ondersteuning van het bewerkstelligen van een solide en duurzame basis voor vrede. Deze doelstelling wordt met name bevorderd door het EG-samenwerkingsprogramma voor Colombia. Het EU-strategiedocument 2007-2013 wijst 70 procent van de algemene financiering onder het eerste nationale indicatieve programma (2007-2010) toe aan het terrein van vrede en stabiliteit. De huidige EG-steun aan de drie vredeslaboratoria – die door alle betrokken partijen (centrale overheid, ministeries en gemeenten, parlement, maatschappelijk middenkader) zeer gewaardeerd worden – zal voor de eerste twee laboratoria tot 2009 doorgaan, en voor het derde laboratorium tot 2010-2011. Daarna zal een nieuw programma, dat later in 2008 zal worden toegewezen, de aflossing op zich nemen. Dit programma is genaamd “Regionale ontwikkeling voor vrede en stabiliteit” en heeft een begroting van 28 miljoen euro. Het zal de lopende, reeds uitgevoerde processen verder consolideren aan de hand van de bestaande vredeslaboratoria. Ook wordt de weg bereid voor, en de overgang mogelijk gemaakt naar, een eventuele toekomstige door de EG gesteunde actie, die in het kader van de vredeslaboratoria de met succes ontwikkelde benaderingen toepast op een systematischer en liefst nationaal niveau. * * * Vraag nr. 69 van Georgios Toussas ( H-0327/08 ) Betreft: Moordaanslagen op landarbeiders Op 19 april 2008 hebben grootgrondbezitters (aardbeitelers) en hun “vrienden” een moordaanslag gepleegd op stakende landarbeiders, alsmede op leden van het arbeidersfront (PAME) en de communistische partij van Griekenland (KKE) die hen in hun gerechtvaardigde strijd terzijde stonden. Het wegkijken en de impliciete steun voor de grootgrondbezitters door politie en justitie was een provocatie. Dergelijke incidenten worden in de hand gewerkt
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en aangemoedigd door het beleid van uitbuiting ten laste van immigranten van de regeringen en de EU in Griekenland, Italië en andere EU-lidstaten. Veroordeelt de Commissie deze gewelddadige moordaanslagen op arbeidsimmigranten, die onder mensonterende omstandigheden en in feite onverzekerd hun werk doen, en op de werknemers die hun solidariteit kwamen betuigen? Antwoord De Commissie kan geen standpunt innemen over gebeurtenissen die zij alleen via de pers heeft vernomen. Afgezien van het specifieke geval waarnaar geacht Parlementslid verwijst, verwerpt de Commissie echter alle vormen van geweld tegen en uitbuiting van immigranten, ongeacht hun wettelijke status. De lidstaten dienen te zorgen dat de fundamentele rechten worden gerespecteerd en dienen derhalve het menselijk leven en de integriteit van personen te beschermen. Het gemeenschappelijk immigratiebeleid van de EU gaat uit van een alomvattende benadering waarbij alle aspecten van migratiestromen worden betrokken. Wettelijke migratie moet geschieden op basis van duidelijke, transparante en eerlijke regels. Tegelijkertijd zijn er strenge maatregelen nodig om illegale immigratie te voorkomen en te verminderen. Het is gevestigd beleid dat wettelijk verblijvende en werkende migranten dezelfde sociaal-economische rechten moeten hebben als de eigen ingezetenen van een lidstaat. Voorbeelden van deze benadering zijn de richtlijn van 2003 betreffende de status van langdurig ingezetenen en het recente voorstel voor een kaderrichtlijn inzake migrerende werknemers die legaal aanwezig zijn in een lidstaat. Zoals aangekondigd in het Beleidsplan legale migratie 2005 zal de Commissie snel een voorstel indienen voor een richtlijn inzake de voorwaarden voor toegang en verblijf van seizoensarbeiders. Het voorstel bevat onder meer bepalingen over bepaalde rechten van seizoensarbeiders, zoals het recht op non-discriminatie met betrekking tot arbeidsomstandigheden, met inbegrip van de hoogte van de betaling. Tegelijkertijd moet de EU nog meer de strijd aanbinden met illegale immigratie en zwartwerken, aangezien deze niet alleen de mogelijkheden voor het beheer van legale migratie ondermijnen, maar vaak ook leiden tot uitbuitende arbeidsomstandigheden voor de betrokken personen. Dit is een gecompliceerd fenomeen, waar meerdere factoren achter schuilgaan. Het antwoord zal dus even complex moeten zijn. In deze context moet ook genoemd worden dat het voorstel van de Commissie voor een richtlijn ook sancties bevat tegen werkgevers van werkers uit derde landen die illegaal in de EU verblijven. Het voorstel beoogt bij te dragen aan de vermindering van de illegale immigratie. Onder het voorstel moeten de lidstaten vergelijkbare preventieve maatregelen en sancties invoeren tegen voornoemde werkgevers, en deze ook effectief uitvoeren. De sancties betreffen onder meer boetes en overige administratieve sancties. In ernstige gevallen, bijvoorbeeld wanneer illegaal verblijvende ingezetenen van derde landen te werk zijn gesteld onder specifiek uitbuitende arbeidsomstandigheden, dienen er ook strafrechtelijke sancties te zijn. De Commissie hoopt dat deze voorstellen inzake zowel illegale als legale migratie snel worden goedgekeurd, aangezien een strengere EU-wetgeving kan helpen situaties te voorkomen zoals degene waarnaar geacht Parlementslid verwijst.
135
136
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 70 van Athanasios Pafilis ( H-0329/08 ) Betreft: Ontbrekende overheidszorg voor kinderen met een handicap De sector gehandicaptenzorg in Griekenland klaagt over het ontbreken van overheidsbekommernis voor kinderen met een handicap en over het feit dat families met een gehandicapt kind compleet aan hun lot worden overgelaten, terwijl er volgens hen juist zoveel behoefte bestaat aan een alomvattende, levenslange aanpak voor de betrokken kinderen en hun families. De minimale subsidies en voorzieningen die momenteel worden aangeboden, zijn bij lange na niet voldoende om in de behoeften te voorzien, zorgen bij de families voor een sterk gevoel van onzekerheid en werken onvermijdelijk de commercialisering van menselijk leed in de hand. Welke maatregelen gaat de Commissie nemen ter ondersteuning van gehandicapte kinderen en hun families, voor de bouw van publieke infrastructuurvoorzieningen die tegemoet komen aan de speciale behoeften van met name kinderen met een geestelijke ontwikkelingsachterstand, en om te voorkomen dat de menselijke gezondheid en de leefomstandigheden van de betrokken personen gedurende hun hele leven een commercieel product wordt. Antwoord De verantwoordelijkheid voor de bescherming van kinderen, met inbegrip van hulp aan kinderen met speciale behoeften (zoals geestelijk gehandicapte kinderen) en hun gezinnen, ligt bij de lidstaten. De Commissie gaat derhalve niet over speciale maatregelen om kinderen met speciale behoeften en hun gezinnen te ondersteunen bij hun inspanningen om te zorgen dat er een openbare infrastructuur wordt gecreëerd en onderhouden die aansluit op hun dagelijkse behoeften. Desalniettemin is de Commissie niet onverschillig, en is dat ook nooit geweest, voor de situatie van kinderen met speciale behoeften en hun gezinnen. Op dit vlak ondersteunt de Commissie de acties van de lidstaten, met name door de maatregelen van de Structuurfondsen. De middelen die de EU aanwendt om sociale opname van kinderen met speciale behoeften en hun gezinnen te bevorderen, zijn onder andere financiële hulp middels het Europees Sociaal Fonds, de bevordering van toegang tot kwalitatieve hulp- en zorgdiensten, voorlichtingscampagnes en het oprichten van platforms voor de uitwisseling van goede praktijksvormen. Ook biedt het Europees fonds voor regionale ontwikkeling, via de operationele programma’s die het cofinanciert onder het derde communautair bestek in Griekenland (2000-2006), financiële steun aan projecten die gericht zijn op de ondersteuning van mensen met speciale behoeften, waaronder kinderen. Om maar een van de bekendste voorbeelden te noemen, maatregel 5.1 van het operationele programma “Onderwijs en eerste beroepsopleiding 2000-2006” is geheel en al gewijd aan verbetering van de fysieke infrastructuur van onderwijsfaciliteiten voor leerlingen met speciale behoeften. Het programma heeft een totale begroting van 7 629 562 euro. Evenzo worden middels het operationele programma “Gezondheid en welzijn 2000-2006” diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van groepen met speciale behoeften, met
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inbegrip van zeldzame en zeer invaliderende ziekten, zoals kinderkanker. Een van deze projecten betreft bijvoorbeeld de aankoop van apparatuur voor radiotherapie voor kinderen, bedoeld voor gebruik op het kinderziekenhuis P. & A. Kyriakou in Athene (met een totale openbare begroting van 7 miljoen euro). Tot slot bevat het merendeel van de dertien Griekse regionale operationele programma’s maatregelen die gericht zijn op verbetering van de infrastructuur van de gezondheidszorg en bevordering van sociale hulpdiensten, die ook acties financieren voor mensen met speciale behoeften, waaronder kinderen. Bovendien bevatten alle vijf Griekse regionale operationele programma’s onder de vierde programmeringsperiode (2007-2013) van de Structuurfondsen prioritaire zwaartepunten die gericht zijn op verbetering van de levenskwaliteit van de burgers en die onder andere infrastructuur en diensten voor medische en sociale zorg bevatten, met inbegrip van relevante acties voor mensen met speciale behoeften. Sterker nog, de criteria voor de evaluatie van de projectvoorstellen die door de Griekse autoriteiten zijn uitgewerkt voor de selectie van projecten die kunnen worden gefinancierd door voornoemde operationele programma’s, doen duidelijk en uitgebreid melding van de behoeften van personen met handicaps. * * * Vraag nr. 71 van Ivo Belet ( H-0335/08 ) Betreft: Rijden onder invloed van drugs – efficiënte tests In juni 2003 heeft de Europese Commissie haar Europees actieprogramma voor verkeersveiligheid gelanceerd, met als doel het aantal verkeersslachtoffers in de Europese Unie met de helft terug te dringen in de periode tot 2010. Het Europees Parlement heeft naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie van dit programma in haar resolutie van 18 januari 2007 (P6_TA(2007)0009) gewezen op de gevaren van rijden onder invloed van drugs. In oktober 2006 is de Europese Commissie eveneens van start gegaan met het vierjarig project DRUID (Driving under the influence of drugs, alcohol and medicines) om onderzoek te doen naar rijden onder invloed van alcohol, drugs en medicatie. Deze initiatieven beklemtonen het gevaar van rijden onder invloed van drugs en het belang van maatregelen die het gebruik kunnen terugdringen. Zijn er al –eventueel tussentijdse- resultaten bekend van het onderzoek dat gevoerd wordt in het kader van DRUID? Zijn er concrete initiatieven op EU-niveau om een efficiënte drugstest uit te werken voor chauffeurs? Antwoord Het onderzoeksproject DRUID (“DRiving Under the Influence of Drugs, alcohol and medicines”) ontvangt van de Commissie ongeveer 19 miljoen euro aan financiële steun, en dat komt neer op ongeveer 80 procent van zijn totale begroting. Het project wordt gecoördineerd door het Duitse Federale instituut voor wegen (BASt) en omvat 37 gelieerde onderzoeksorganen uit 20 lidstaten. Het is bedoeld om het onderzoek te bevorderen naar de effecten van drugs op het zenuwstelsel en het rijvermogen van mensen, en daarnaast om onderzoek op te zetten
137
138
NL
Handelingen van het Europees Parlement
naar effectieve middelen om langs de weg bestuurders te testen op drugsgebruik, waarbij wordt uitgegaan van de bevindingen van het project Rosita II (48) , dat gezamenlijk is opgezet door de EU en de VS. Het zou derhalve prematuur zijn reeds in dit stadium definitieve voorstellen te doen voor specifieke activiteiten met betrekking tot drugstests voor bestuurders, aangezien de momenteel beschikbare apparatuur niet betrouwbaar en doelmatig genoeg is. Als in oktober 2010 de uiteindelijke bevindingen van het DRUID-project, dat inmiddels vier jaar loopt, bekend worden gemaakt, zouden deze ook gedetailleerde oplossingen hiervoor moeten bevatten. Ondertussen zullen tussen nu en 2010 – en ik denk dat ik daarmee antwoord geef op de vraag van geacht Parlementslid – op de website van het project tussentijdse resultaten worden gepubliceerd. (49) * * * Vraag nr. 72 van Diamanto Manolakou ( H-0337/08 ) Betreft: Onaanvaardbare sloop historische panden i.v.m. bouw Akropolis-museum De Griekse regering heeft onlangs besloten nog eens twee neoklassieke gebouwen in de buurt van het nieuwe Akropolis-museum te slopen, teneinde dat museum “de ruimte” te geven. Deze waarschijnlijk meer dan 100 jaar oude gebouwen werden vermeld in de voorwaarden van de eerste twee aanbestedingen voor het nieuwe Akropolis-museum, en dat is ook de reden dat het museum gebouwd is zonder dat ze hoefden te worden gesloopt. Ten behoeve van het museum zijn ze zelfs onteigend en overgegaan in het eigendom van het ministerie van Cultuur. Vindt de Commissie het belangrijk dat het culturele en architectonische erfgoed wordt beschermd, dat de architectonische continuïteit in het gebied rond de Akropolis (een stuk mondiaal erfgoed, en nauw verbonden met de geschiedenis van de stad) wordt gewaarborgd en dat niets wordt gedaan dat leidt tot de commercialisering van de historische monumenten, met als enige doel bodemspeculatie en het aanbieden van dure diensten, die onder de streep meer bezoekers afschrikken dan aantrekken? Antwoord De Commissie neemt kennis van de opvatting van geacht Parlementslid over het besluit om twee neoklassieke gebouwen in de buurt van het nieuwe Akropolis-museum te slopen. Zij zou erop willen wijzen dat onder de bepalingen van artikel 151 van het Verdrag de rol van de Europese Gemeenschap met betrekking tot de bescherming van het Europees erfgoed beperkt blijft tot het bijdragen tot de ontplooiing van de culturen van de lidstaten onder eerbiediging van de nationale en regionale verscheidenheid van die culturen, maar tegelijk ook de nadruk leggend op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Hieruit volgt dat de Commissie geen directe bevoegdheid heeft op het vlak waarnaar de vraag verwijst. Zij zou daarom geacht Parlementslid willen voorstellen de zaak aan te kaarten bij de bevoegde nationale autoriteiten.
(48)
http://www.rosita.org.
(49)
http://www.druid-project.eu.
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 73 van Florencio Luque Aguilar ( H-0339/08 ) Betreft: Voedselveiligheid in Spanje Naar aanleiding van de invoer in Spanje van uit Oekraïne afkomstige, met minerale oliën verontreinigde zonnebloemolie heeft de Commissie verzekerd dat de nationale autoriteiten alle nodige maatregelen hebben genomen. Verschillende Spaanse landbouworganisaties hebben de regering echter beschuldigd van onvoldoende controle op de invoer uit derde landen, waardoor de voedselveiligheid in Spanje in gevaar wordt gebracht. Is de Commissie voornemens een onderzoek in te stellen naar de grenscontroles in Spanje om te voorkomen dat zich opnieuw dergelijke gevallen voordoen die schadelijk zijn voor de voedselveiligheid van de bevolking? Hoe kan de Spaanse producenten compensatie worden geboden voor de economische schade als gevolg van de invoer van verontreinigde zonnebloemolie? Antwoord Het systeem voor snelle waarschuwing voor levensmiddelen en diervoeders ontving op 23 april 2008 een melding van de bevoegde autoriteiten in Frankrijk over de aanwezigheid van aardolie in zonnebloemolie afkomstig uit de Oekraïne. Het onderzoek met betrekking tot de bron van vervuiling is nog altijd gaande, maar de vervuiling heeft mogelijk te maken met de frauduleuze toevoeging van aardolie aan ruwe zonnebloemolie. Als de aanwezigheid van aardolie in zonnebloemolie inderdaad het gevolg is van fraude, dan was de vervuiling niet voorspelbaar. Derhalve is het moeilijk te voorkomen dat dergelijke vervuilde olie terecht komt in de voedselketen, zelfs bij een strikt controlesysteem. De Commissie heeft naar aanleiding van de vondst van aardolie in zonnebloemolie afkomstig uit de Oekraïne echter de Oekraïense autoriteiten gevraagd voor alle toekomstige partijen zonnebloemolie te garanderen dat deze niet een onacceptabele hoeveelheid aardolie bevatten, zulks op basis van steekproeven en onderzoek. De Commissie heeft de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gevraagd alle partijen zonnebloemolie afkomstig uit de Oekraïne te controleren op de aanwezigheid van aardolie alvorens de olie wordt vrijgegeven voor de markt. Daarnaast is gevraagd om strengere controle op de aanwezigheid van aardolie in alle plantaardige oliën die worden geïmporteerd naar de EU. Verder heeft de Federatie van de olie-industrie in de EEG (Fediol), die de plantaardige olie-industrie van de EU vertegenwoordigt, toegezegd om alle partijen plantaardige olie van ongeacht welke herkomst te zullen controleren op de aanwezigheid van aardolie. Deze maatregelen moeten het risico beperken dat een dergelijke vervuiling zich herhaalt. De Gemeenschapsbegroting voorziet niet in de mogelijkheid om Spaanse producenten te compenseren voor de eventuele financiële verliezen als gevolg van de import van vervuilde olie.
139
140
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 74 van Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk ( H-0340/08 ) Betreft: Openstelling van de Duitse arbeidsmarkt Eind april berichtten de Duitse media dat deskundigen van de coalitiepartijen CDU/CSU en SPD overeen waren gekomen de overgangsperiode voor de toegang tot de Duitse arbeidsmarkt van burgers uit de nieuwe lidstaten te verlengen tot 2011. De Duitse minister van Werkgelegenheid Olaf Scholz bevestigde dit. Alles wijst er dus op dat dit binnenkort zal worden besloten door de Duitse regering in haar geheel. Een dergelijk besluit van de grootste lidstaat van de Europese Unie - Duitsland, dat tegelijkertijd aandringt op een snelle inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon terwijl in de preambule van dat verdrag reeds geschreven staat dat de Europese Unie discriminatie bestrijdt, is een duidelijk voorbeeld van discriminatie op de arbeidsmarkt op grond van nationaliteit. Wat onderneemt de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat de Duitse regering haar arbeidsmarkt opent voor burgers uit de nieuwe lidstaten? Antwoord Wij zouden de aandacht van geacht Parlementslid willen vestigen op het feit dat de lidstaten onder de toetredingsverdragen gerechtigd zijn geen vrije toegang tot hun arbeidsmarkten te verlenen aan werkers uit sommige van de lidstaten die zijn toegetreden in 2004 en 2007 en dat dit geen discriminatie vormt die in strijd is met de EG-wetgeving. De overgangsregelingen die zijn opgenomen in de toetredingsverdragen van de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de EU zijn toegetreden, staan de overige lidstaten toe om tijdelijk de fundamentele vrijheid van verkeer naar andere EU-lidstaten ten aanzien van toegang tot de arbeidsmarkten door werkers uit de lidstaten die in 2004 en 2007 tot de EU zijn toegetreden, te beperken. Het feit dat deze werkers anders worden behandeld dan overige werkers uit de EU, vormt geen discriminatie die in strijd is met de EG-wetgeving: het EG-Verdrag verbiedt discriminatie op basis van nationaliteit, maar behoudens speciale verdragsbepalingen, zoals de overgangsregelingen in de toetredingsverdragen. Een lidstaat die de toegang tot zijn arbeidsmarkt, beperkt dient niettemin te voldoen aan de voorwaarden die uiteen zijn gezet in de overgangsregelingen in de toetredingsverdragen. De algehele overgangsperiode is verdeeld in drie fasen (2 + 3 + 2 jaar) en voor elke fase gelden weer andere voorwaarden: tijdens de eerste en de tweede fase is het aan de lidstaat zelf om te beslissen of deze al dan niet de arbeidsmarkt opent voor werkers uit die landen. In principe eindigen de beperkingen ten aanzien van toegang tot de arbeidsmarkt echter na afloop van de eerste twee fasen, d.w.z. vijf jaar na de desbetreffende toetreding (op 30 april 2009 met betrekking tot werkers uit de lidstaten die zijn toegetreden in 2004). Voor nog eens twee jaar na die datum kunnen alleen beperkingen blijven gelden als er sprake is van een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt, of de dreiging daarvan, en de Commissie dient hiervan op de hoogte te worden gebracht vóór dat het vijfde jaar volgend op de toetreding is verstreken. Met ingang van 30 april 2009 kunnen de lidstaten derhalve niet langer naar eigen goeddunken beslissen om de toegang tot de arbeidsmarkt tot 2011 te blijven beperken,
22-05-2008
22-05-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en de Commissie zal haar rol als waakhond van de verdragen vervullen teneinde te zorgen dat de in de toetredingsverdragen uiteengezette voorwaarden ook werkelijk worden nageleefd. Omdat de overgangsregelingen daarnaast een afwijking vormen van de fundamentele rechten en omdat de voorwaarden voor afwijking van de fundamentele rechten zeer strikt moeten worden geïnterpreteerd, verwacht de Commissie van de lidstaten dat deze zeer grondig bewijs leveren in het geval van een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt, of de dreiging daarvan. * * *
141