17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
DONDERDAG 17 JANUARI 2008 VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter 1. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 10.00 uur geopend) 2. Ingekomen stukken: zie notulen 3. Rol van de vrouw in de industrie (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0519/2007) van Ilda Figueiredo, namens de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid, over de rol van de vrouw in de industrie (2007/2197(INI). Dit is een belangrijk verslag en het zou in de media wel eens bijzondere aandacht kunnen krijgen. Ilda Figueiredo, rapporteur. − (PT) Ik wil allereerst de leden en ambtenaren van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie bedanken voor de steun en de belangrijke bijdrage die zij hebben gegeven, met name door de voorstellen die zij voor dit verslag hebben ingediend en die eenparigheid van stemmen mogelijk hebben gemaakt. Het was een klus die enkele maanden in beslag nam en tevens een parlementaire hoorzitting omvatte met belangrijke bijdragen van de leden van beide parlementaire commissies en van genodigden van buiten, met name van maatschappelijke organisaties. Met dit verslag beogen wij de rol van vrouwen in de industrie zichtbaarder te maken, waar gemiddeld meer dan 14 procent van de vrouwelijke beroepsbevolking van de EU werkzaam is. In sommige landen ligt dit percentage boven de 25 procent, zoals in Bulgarije en Tsjechië, terwijl in andere landen dit percentage circa 20 procent bedraagt, zoals in Portugal, Griekenland en Hongarije. We weten dat in enkele industriële sectoren de meerderheid van de werknemers vrouw is, zoals bij textiel, kleding, schoeisel, delen van de levensmiddelenindustrie, kurk, kabels, elektrisch en elektronisch materiaal, terwijl vrouwen maar weinig te vinden zijn in de sectoren van de geavanceerde technologie. Dit vereist een verschillende aanpak, maar met de gemeenschappelijke doelstelling om de rol van de vrouwen die er werkzaam zijn te versterken, gelijke kansen te waarborgen bij toegang tot de arbeidsmarkt en bij de werving van werknemers en gelijke kansen inzake loon, loopbaanperspectieven, beroepsopleiding, goede arbeidsvoorwaarden en betere beloning, waarbij rekening wordt gehouden met het moederschap en met het vaderschap als fundamentele sociale waarden. De noodzaak om werk met rechten voor vrouwen die in de industrie werken, te waarborgen en hun toegang tot de arbeidsmarkt in deze belangrijke productiesector te blijven vergemakkelijken, betekent ook dat er veel meer aandacht moet worden geschonken aan de situatie in de verschillende industrieën van de Europese Unie, aan de uitdagingen waarmee zij worden geconfronteerd en aan de antwoorden die hierop gevonden moeten worden.
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dit geldt ook voor de internationale handel en voor het toezicht op de importsituaties van de meest gevoelige producten, zoals in de textielsector. Ik vraag ook uw speciale aandacht voor de herstructureringen en verplaatsingen van multinationals die in het bijzonder van invloed zijn op de arbeidsparticipatie van vrouwen en de werkloosheid onder vrouwen vooral in regio’s waar geen alternatieve werkgelegenheid is, doet toenemen. De bestrijding van loondiscriminatie, die nog altijd bestaat en vrouwelijke werknemers raakt, voornamelijk in de vorm van indirecte loondiscriminatie, vereist de ontwikkeling van een methodiek voor functieanalyse om het recht op gelijke beloning voor mannen en vrouwen te waarborgen, de mensen en hun bezigheden de waardering te geven die hun toekomt en tegelijkertijd het werk een plaats te geven als structurele factor voor de verbetering van de productiviteit, de concurrentiekracht en de kwaliteit van bedrijven en voor betere leefomstandigheden voor werknemers en werkneemsters. We moeten daarom initiatieven aanmoedigen die bijdragen aan de ontwikkeling in bedrijven van positieve maatregelen en van een personeelsbeleid waardoor gendergelijkheid wordt bevorderd. We moeten ook voorlichtings- en opleidingsmaatregelen stimuleren die het mogelijk maken succesvol gebleken praktijken te bevorderen, over te dragen en te integreren. Ik noem hier enkele projecten die met de steun van het Equal-programma zijn ontwikkeld, waarmee ik in Portugal kennis heb kunnen maken en dat de volle aandacht van de Europese Commissie verdient om de voortgang en uitbreiding ervan te waarborgen. Zoals in het verslag wordt benadrukt, zijn collectieve onderhandelingen en overeenkomsten uitermate belangrijk bij de bestrijding van discriminatie tegen vrouwen en met name bij de toegang tot de arbeidsmarkt, loon, gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op het werk, loopbaanperspectieven en beroepsopleiding. Maar de lidstaten en de Commissie hebben bijzondere verantwoordelijkheden en spelen een belangrijke rol bij het bevorderen van gendergelijkheid en bij de bestrijding van alle vormen van discriminatie, bij de waarborging van werk met rechten en de strijd tegen arbeidsonzekerheid die voornamelijk vrouwen treft. Daarom roep ik op tot het ondernemen van actie, hetzij door het vaststellen van strenge gezondheidsnormen op het werk, waarbij rekening wordt gehouden met het genderperspectief, in het bijzonder met het moederschap, en met de vaststelling van een zodanige werkorganisatie en zodanige arbeidstijden dat het gezinsleven wordt gerespecteerd, hetzij door de invoering van mechanismen voor efficiënt toezicht op de eerbiediging van arbeidsrechten en de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen, hetzij door het waarborgen van de universele toegang tot een goede sociale bescherming en betaalbare sociale diensten, zoals met name crèches, kinderdagverblijven en ouderenzorg. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie juicht de ontwerpresolutie over de rol van de vrouw in de industrie toe. Ik feliciteer de rapporteur, mevrouw Figueiredo, met het aan de orde stellen van deze gecompliceerde kwestie van de positie en rol van de vrouw in de industrie. Een van de vele redenen is dat, zoals in het verslag wordt aangetoond, de emancipatieproblematiek in de industrie nog nijpender is dan in andere sectoren. In de industrie zijn de problemen van arbeidsvoorwaarden, het beloningsverschil en het in overeenstemming brengen van werk en privéleven nog sterker. Dit is tevens een gecompliceerde kwestie omdat zij het emancipatiebeleid overstijgt en betrekking heeft op de algemene situatie in de industrie in Europa en de manier waarop
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het beleid van de Gemeenschap de industrie en de werknemers - zowel mannen als vrouwen - kan ondersteunen in de moeilijke context van globalisatie. Zoals u weet, onderstreepte het aannemen van de Routekaart voor de gelijkheid van mannen en vrouwen in 2006 de verbintenis van de Unie om haar uiterste best te doen om vooruitgang te boeken in de richting van een situatie van werkelijk gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De zes prioriteiten van de Routekaart zijn gekoppeld aan het verbeteren van de situatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. De eerste is economische onafhankelijkheid voor vrouwen en mannen, de tweede is de combinatie van privé- en beroepsleven, de derde is een evenwichtige vertegenwoordiging in de besluitvorming en de vierde is de uitbanning van genderstereotypen. De Commissie verheugt zich over het feit dat de ontwerpresolutie van het Parlement precies deze gebieden onderstreept. Hoewel er ontegenzeglijk vooruitgang is geboekt op het gebied van gendergelijkheid, zijn er nog grote uitdagingen over. De Commissie deelt de opvatting van de rapporteur dat we onze inspanningen moeten voortzetten en moeten versterken wat al is bereikt. Voor zover het gaat om de arbeidsparticipatie van vrouwen in de industrie, moeten twee kwesties worden opgelost. Ten eerste zijn er nog steeds zeer weinig vrouwen in de industrie in vergelijking met de dienstensector. Ten tweede zijn vrouwen die in de industrie werken vaak werkzaam in typisch vrouwelijke sectoren die zeer arbeidsintensief zijn en zich kenmerken door slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen. De Commissie heeft allerlei beleid om deze uitdagingen te beantwoorden. Door stereotypen in het onderwijs te bestrijden zullen er op lange termijn meer hooggekwalificeerde vrouwen in technische en wetenschappelijke beroepen komen en dit zal ook helpen om in de behoeften aan manof vrouwkracht van bepaalde sectoren in de industrie te voorzien. Het is ook belangrijk om de loopbanen van vrouwelijke ingenieurs te ondersteunen via netwerken, mentoraat en maatregelen om beroeps- en privéleven in evenwicht te brengen. Om meer variatie te brengen in de tewerkstelling van vrouwen in de industrie is het essentieel om zoveel mogelijk gelegenheid voor training en hertraining te bieden. Het Europees Sociaal Fonds biedt de hoognodige ondersteuning op dit gebied. Het is ook essentieel om de huidige situatie van vrouwen die in de industrie werkzaam zijn te verbeteren. Er is bijvoorbeeld nog steeds een niet te rechtvaardigen groot beloningsverschil tussen vrouwen en mannen. In de industrie kan dit verschil oplopen tot 30 procent. Daarom heeft de Commissie in juli 2007 een mededeling aangenomen voor het bestrijden van het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen. In de mededeling werden alle bronnen bestudeerd die moeten worden gemobiliseerd om dit doel te bereiken. De betrokkenheid van bedrijven is een belangrijke manier om vooruitgang te boeken op het gebied van gelijkheid van mannen en vrouwen op het werk, het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen, training, evenwicht tussen werk en privé en loopbaanontwikkeling. Afgezien van de wetgeving inzake gelijke behandeling waar alle bedrijven zich aan moeten houden, moeten zij worden aangemoedigd om vrijwillige maatregelen te nemen om gelijkheid te bevorderen, in het bijzonder in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ten slotte zal de Commissie binnenkort opnieuw een bewustwordingscampagne voor bedrijven over genderstereotypen starten. Het verslag over vrouwen in de industrie onderstreept de essentiële rol van het evenwicht tussen beroeps- en privéleven voor het bereiken van werkelijke gendergelijkheid en de Commissie deelt deze analyse. Dit punt is genoemd toen het Parlement het verslag-Kauppi in september 2007 aannam.
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Commissie zal in 2008 rapporteren over de vooruitgang richting de Barcelona-doelstellingen op het gebied van kinderopvang. De tweede fase van de consultatie van de sociale partners over het evenwicht tussen beroeps- en privéleven is in juli afgerond. De Commissie is van mening dat deze kwestie moet worden opgelost met een combinatie van verschillende instrumenten, waaronder het aanpassen van de huidige wetgeving van de Gemeenschap om nieuwe uitdagingen beter tegemoet te treden. Zoals ik al benadrukte, weerspiegelt de kwestie van vrouwen in de industrie tevens de situatie van de industrie in Europa. De Commissie zal blijven trachten om al het noodzakelijke beleid in te voeren om de globalisatie tegemoet te treden, te zorgen voor een toekomst voor de industrie in de lidstaten en om werknemers van beide geslachten te helpen als de bedrijven waar ze voor werken geherstructureerd worden. Europese wetgeving voor werknemersinformatie en –consultatie, de sociale dialoog en het Europees Sociaal Fonds zijn allemaal instrumenten om dit te bereiken. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, gestart in 2007, zal tot 500 miljoen euro ondersteuning geven en de regels daarvan geven specifiek ruimte voor gendergelijkheid. De Commissie werkt dus door middel van verschillende maatregelen aan alle uitdagingen die in het verslag worden genoemd in verband met de rol van vrouwen in de industrie: het verbeteren van de gelijkheid, de arbeidsomstandigheden en de rol van vrouwen in de industrie, het bestrijden van stereotypen, het creëren van betere omstandigheden voor het combineren van beroeps- en privéleven en het geven van algemene steun aan bedrijven en werknemers in industriële sectoren die het zwaar hebben. Ik wil ook graag een persoonlijke verklaring afleggen: ik ondersteun deze manier van het bestrijden van de problemen op dit specifieke gebied oprecht. Den Dover, rapporteur voor advies van de Commissie industrie, onderzoek en energie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben erg blij met dit verslag en ondersteun het volledig. De Britse Conservatieven ondersteunen het en dat geldt ook voor de PPE-DE-Fractie. Als Europa mondiaal een leidende rol wil spelen in een zeer concurrerende, heftig concurrerende wereld, moeten we alle hulpmiddelen gebruiken die op het hoogste niveau beschikbaar zijn. Hoewel ik niet van mening ben dat er quota’s zouden moeten zijn die zeggen hoeveel vrouwen er op bepaalde niveaus in bedrijven zouden moeten zijn, en ik het bepaald niet eens ben met enige dwang op dat vlak, zou ik wel willen zien dat zoveel mogelijk vrouwen op de hoogst mogelijke niveaus terechtkomen op basis van hun bekwaamheid. Het hangt er vaak vanaf hoe we “industrie” definiëren, deze industrie is ook nog eens aan verandering onderhevig; alles is tegenwoordig veel flexibeler en het verheugt mij dat vrouwen in de verschillende functies die zij hebben, hun rol in de industrie spelen. Ik ben niet van mening dat er een handicap of ondervertegenwoordiging zou moeten zijn bij de nieuwe technologieën omdat vrouwen het verstand, de intelligentie en de kennis hebben om zich meer dan genoeg te laten gelden. Ten eerste kan ik mij vinden in het standpunt dat we altijd, waar mogelijk, gelijke lonen moeten nastreven. Betreffende dit verslag verheugde het mij dat de rapporteur de opvattingen heeft omarmd van de mensen van de verschillende fracties en dat we het unaniem eens werden. Ik wilde betere voorzieningen voor pensioenen voor vrouwen (voor overdraagbaarheid van pensioenen van de ene naar de andere werkgever, om ervoor te zorgen dat vrouwen tijdens hun arbeidsleven hogere pensioenen opbouwen) en meer
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
flexibiliteit als het gaat om faciliteiten, zodat vrouwen hun gezinsleven en hun beroepsleven in evenwicht kunnen brengen. Zoals ik al zei ondersteun ik dit verslag volledig. Het is een vooruitgang. We hebben vrouwen nodig op elk niveau en ik wens ze succes. Ik verwelkom in het bijzonder onze nieuwe commissaris die zeer bekwaam is. Edit Bauer , namens de PPE-DE-Fractie. – (SK) Ik zou mevrouw Figueiredo graag willen bedanken voor haar verslag. Tot op zekere hoogte somt dit verslag de problemen op waarmee vrouwen in diverse sectoren van de industrie te kampen hebben. Sommige problemen zijn van terugkerende aard, zoals het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen, de onevenredig lage vertegenwoordiging van vrouwen in raden van bestuur van ondernemingen en de onvoldoende mogelijkheden om beroeps- en gezinsleven te combineren. Dit verslag brengt ook onderwerpen te berde die minder vaak ter discussie staan, zoals de onvoldoende aandacht die wordt besteed aan speciale maatregelen ter bescherming van vrouwen op het werk of sociale problemen die het gevolg zijn van het overbrengen van de productie naar gebieden met lagere productiekosten. Sommige voorstellen in het verslag brengen het subsidiariteitsbeginsel in het geding of behelzen eisen die de bevoegdheden van de sociale partners en de collectieve onderhandelingsprocedures aantasten. De PPE-DE-Fractie zal deze voorstellen niet ondersteunen. Ondanks dat dit verslag min of meer een samenvatting van tamelijk bekende problemen is, wijst het ook op het feit dat veranderingen op dit gebied zich slechts langzaam voltrekken. Dit blijkt onder meer uit de ontwikkeling van de verschillen in beloning tussen mannen en vrouwen. Onderzoek toont duidelijk aan dat het krijgen van kinderen het omslagpunt markeert: vanaf dat punt drijven de carrières van mannen en vrouwen uiteen. Vooral de bedenkelijke stereotypen zijn moeilijk te doorbreken, zelfs als we ons hiermee niet eens meer verbaal identificeren. Het verslag gaat ook in op de overdraagbaarheid en flexibiliteit van pensioenrechten, een kwestie die steeds gevoeliger wordt gezien de geleidelijke eenmaking van de arbeidsmarkt en de alsmaar hogere mobiliteitseisen die worden gesteld aan de werknemers. Hieraan dient, vind ik, ruim aandacht te worden besteed. Christa Prets, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ook ik wil allereerst de rapporteur bedanken voor de prettige samenwerking. We hebben als leden van verschillende fracties zeer constructief samengewerkt, waarvoor ik mijn hartelijke dank betuig. Ik wil in de eerste plaats opmerken dat we al een groot aantal verslagen over dit onderwerp hebben gepresenteerd. We eisen al meer dan dertig jaar gelijk loon voor gelijke arbeid, maar we zijn er tot nu toe niet in geslaagd om dit streven ook te realiseren. We komen weliswaar telkens weer een stapje verder en we produceren het ene stuk na het andere, maar in de praktijk blijft de positie van vrouwen ver achter bij wat we in al die jaren wilden bereiken. In de verwerkende industrie bestaat bijvoorbeeld 85 procent van het aantal werknemers uit vrouwen, in de ICT-sector is dat vijftien procent, terwijl er in de hightechsector nauwelijks vrouwen zijn te vinden. Dat betekent echter niet dat vrouwen een lager opleidingsniveau hebben, maar dat er – vooral in plattelandsgebieden – eenvoudigweg geen mogelijkheden zijn om ander werk te gaan doen.
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vrouwen werken ook altijd in het segment waar lage lonen gelden en zelfs daar wordt er verschil gemaakt tussen mannen en vrouwen. Er is nog steeds sprake van ongelijkheid en discriminatie, niet alleen met betrekking tot het loon, maar ook met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden. We roepen daarom ook de vakbonden op om zich bij loononderhandelingen krachtiger tegen deze vorm van loondiscriminatie te verzetten. Steun aan beroeps- en vakopleidingsprogramma’s ontbreekt of is zeer gebrekkig. Maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding zijn noodzakelijk om ook vrouwen met minder gekwalificeerde banen loopbaanperspectieven te kunnen bieden. We doen ook een beroep op bedrijven om een gezins- en vrouwvriendelijk personeelsbeleid te voeren, waarvan iedereen profijt zal hebben: wanneer iedereen zich prettig voelt, gaat het beter met het bedrijf en daarvan profiteren ook de vrouwen die er werken. Anneli Jäätteenmäki, namens de ALDE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank betuigen aan de rapporteur voor haar uitstekende verslag en samenwerking en bovenal voor het belichten van de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen, hoewel we bijna nooit gehoor vinden voor onze problemen. Ik ben er zeker van dat de commissaris zich persoonlijk inzet voor dit onderwerp, maar nadat ik uw officiële antwoord had beluisterd waarin u zei dat de Routekaart is aangenomen en dat men hier volledig achter staat, dacht ik achteraf toch dat we wel iets hadden mogen horen over wat er op dit vlak momenteel gebeurt. Helaas moeten we constateren dat er in de ambtsperiode van deze Commissie bijna niets is gebeurd op het gebied van gendergelijkheid. Dat is teleurstellend. Dat komt misschien doordat dit onderwerp niet zo belangrijk is dat commissarissen en anderen daarmee goed kunnen scoren. Desondanks wil ik, dames en heren, graag iedereen aanmoedigen meer te doen op dit vlak omdat we verantwoordelijk zijn voor de status van de vrouwen in Europa. Ik wil graag een voorbeeld geven. In Finland kregen vrouwen het actieve kiesrecht in 1905, toen het land nog deel uitmaakte van het zeer conservatieve Rusland. Dat was opmerkelijk. Ik denk niet dat het mogelijk is, nu we deel uitmaken van Europa, dat vrouwen in alle lidstaten in de toekomst hetzelfde zullen verdienen en op gelijke wijze zullen worden behandeld, ook al heeft de EU het over mensenrechten en is zij progressief. Ik ben van mening dat Europa eens een blik zou moeten werpen op de besluiten die werden genomen ten tijde van de tsaar en doortastende besluiten moet nemen op het gebied van gelijke beloning en gendergelijkheid op het werk. De tsaar had de moed om vrouwen het kiesrecht te geven, maar de EU heeft niet de moed om ervoor te zorgen dat gelijke beloning in al haar lidstaten een feit wordt. Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie . – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik kan me de jaren vijftig in Polen nog levendig herinneren. Er stonden overal reusachtige reclameborden met daarop lachende meisjes aan het stuur van een tractor. Het waren meisjes van de organisatie ‘Ten dienste van Polen’. We zagen hoe ze met pikhouwelen en spades in de hand opgewekt naar het werk vertrokken. Er waren ook affiches met vrouwen aan weefgetouwen en draaibanken. De tijden zijn echter veranderd. Vandaag werken vrouwen in ontwerpbureaus, zitten ze achter computers of bedienen ze moderne productielijnen van elektronische apparatuur, mobiele telefoons en televisietoestellen. We zien nu vrouwen met vermoeide gezichten, vrouwen die zich na een lange en vermoeiende werkdag naar huis haasten om hun andere dagelijkse taken uit te voeren. Dit soort beelden schoten me te binnen bij het lezen van het verslag van mevrouw Figueiredo over de rol van de vrouw in de industrie.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er worden al jarenlang inspanningen geleverd om vrouwen te beschermen, om hun werkbelasting te verminderen en te verzekeren dat zij op dezelfde manier worden behandeld als mannen. Helaas blijven er nog steeds aanzienlijke verschillen bestaan. De lijst met verwachtingen is zeer toepasselijk, maar misschien onvolledig. Mannen en vrouwen worden op het werk nog steeds verschillend behandeld, wat betreft zowel hun beloning en carrièreperspectieven als de beoordeling van hun werk en kwalificaties. Wat ik het verschrikkelijkst vind, is dat we er niet in geslaagd zijn om voorwaarden te creëren die ervoor zorgen dat de verwachtingen en ambities van vrouwen kunnen worden gerealiseerd, zodat ze zeker kunnen zijn van een stabiele baan en van mogelijkheden om hun carrière verder uit te bouwen. Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, de rol van vrouwen in de industrie is, precies zoals dat op andere vlakken gebeurt, ondergeschikt gemaakt — het is reeds gezegd, maar ik herhaal het – aan een reeks stereotypen. Sommige daarvan zijn beslist heel schadelijk. We moeten ons best doen om die stereotypen achter ons te laten en daarom vind ik het verslag van mevrouw Figueiredo een essentieel en heel belangrijk concept en zie ik in waarom het kan rekenen op de steun van onze fractie. Er is meer dan voldoende aanleiding om dit verslag te rechtvaardigen en daarin bepaalde voorstellen te doen. We hopen dat deze voorstellen een gunstig onthaal krijgen – niet alleen bij de Europese instellingen, maar ook bij de ondernemingen zelf. Daar zullen die voorstellen uiteindelijk immers moeten worden overgenomen en ten uitvoer gelegd. Een belangrijk gegeven is om te beginnen dat gemiddeld circa 14 procent van de vrouwelijke werknemers in de EU in de industrie werkt, en dat dit percentage in sommige landen boven de 25 procent ligt, dat van dit gemiddelde meer dan 21 procent in deeltijd werkt en dat vrouwen 65 procent van de deeltijdwerkers in de industriesector vertegenwoordigen. Dat is voor mij het kerngegeven voor dit debat en niet zomaar een bijkomstigheid. Een tweede belangrijk gegeven is dat vrouwen met onzeker, deeltijd-, tijdelijk en atypisch werk wat beloning betreft vaak gediscrimineerd worden, met name als zij moederschapsverlof willen nemen, en dat zij doorgaans minder mogelijkheden hebben op het gebied van basisopleiding, levenslang leren en beroepsonderwijs. Daarom wordt in dit verslag onder andere voorgesteld om zo snel mogelijk maatregelen te nemen voor de volledige en doeltreffende tenuitvoerlegging van Richtlijn 75/117/EEG inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers als een middel tegen loondiscriminatie. Wij dringen daar al geruime tijd op aan en hopen dat dit nu zo spoedig mogelijk zal gebeuren. Het is verder zaak dat we initiatieven, positieve maatregelen en alle vormen van personeelsbeleid die de gendergelijkheid bevorderen, aanmoedigen; dat de Commissie en de lidstaten grotere belastingvoordelen toekennen aan bedrijven met het oog op de naleving van de gedragscodes en criteria voor maatschappelijk verantwoord ondernemen in hun dagelijks werk; wij willen zien dat betere arbeidsomstandigheden worden gewaarborgd, waarbij speciaal aandacht wordt geschonken aan werktijden, moederschaps- en vaderschapsverlof - de verantwoordelijkheid wordt hier gelijkelijk gedeeld door beide partners, door het gezin – en de garantie dat de mannelijke en de vrouwelijke werknemers na het verlof het werk weer kunnen opvatten; dat het combineren van werk en gezin wordt
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vergemakkelijkt. Om al deze doeleinden te bewerkstelligen dringt dit verslag erop aan dat al deze rechten overal in de Europese Unie in de wetgeving worden vastgelegd. Tot slot wil ik aangeven dat ik het niet met de heer Dover eens ben over quota’s. Voor sommigen onder ons, man of vrouw, is dit een noodzakelijk instrument. Wij geloven daarom dat we er vanuit de Europese Unie op moeten aandringen dat het Noorse voorbeeld gevolgd wordt, en daarmee bedoel ik al die maatregelen die bedoeld zijn om het percentage vrouwen in de directie van overheidsbedrijven op trekken tot minimaal 40 procent, en om bij wet te verplichten dat de directies van particuliere bedrijven voor 40 procent uit vrouwen moeten bestaan. Het moge duidelijk zijn dat dit niet de oplossing is, maar het is wel een middel dat op een aantal vlakken heel nuttig blijkt te zijn. Daarom zouden we dit idee in de Europese Unie graag uitgewerkt zien. Věra Flasarová , namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren, mijn collega in de commissie, Ilda Figueiredo, heeft zoals altijd weer uitstekend werk afgeleverd. Ze heeft feiten gedocumenteerd die ik fundamenteel vind, met name het feit dat het merendeel van de werkende vrouwen werkzaam is in de verwerkende industrie, dus waarin de meeste banen geen hoge kwalificaties vereisen, handmatig werk behelzen en slecht worden betaald. Het stereotype hieraan, namelijk dat het kennelijk het lot is van vrouwen om ondergeschikt werk te doen, wordt hier goed geïllustreerd. Ik had de kans om in verschillende landen een aantal levensmiddelenfabrieken te bezoeken. Ondanks hun geografische diversiteit lijken deze fabrieken veel op elkaar. De leidinggevende functies zijn in handen van mannen, de vrouwen doen het ongekwalificeerde werk aan de lopende band. Ze verdienen maar weinig, werken ongeïnspireerd in een afstompend ritme, zonder enige motivatie zich verder te ontwikkelen, en onder ongunstige omstandigheden. Dit is natuurlijk een slechte zaak. We moeten nog veel werk verzetten om een eind te maken aan de genderongelijkheid. We moeten beseffen dat op dit gebied nog steeds onvoldoende statistisch materiaal bestaat en dat de genderproblematiek nog een relatief jong statistisch verschijnsel is. In het dagelijkse leven komen de nadelen voor vrouwen in de industrie, vergeleken met de mannen, nog duidelijker naar voren. Daarom is het van groot belang de focus te richten op de problemen die de rapporteur volstrekt terecht als prioriteiten heeft bestempeld: de nadelen waarmee vrouwen te kampen hebben op het gebied van beloning en het feit dat maar weinig vrouwen in technische beroepen werkzaam zijn, hoewel die vergeleken met de verwerkende industrie, technologisch gezien hogere eisen stellen en beter worden betaald. Vrouwen moeten in staat worden gesteld om hogere opleidingen te volgen; in dit verband zijn beroepskwalificaties relevant. Ze moeten tevens de kans krijgen na het moederschapsverlof weer deel te nemen aan de arbeidsmarkt en scholingen te kunnen volgen. Dit geldt natuurlijk ook voor mannen die voor de kinderen zorgen. In sommige regio’s van de Europese Unie, met name in Oost-Europa, ondergaan de industrieën structurele veranderingen. Deze veranderingen vragen meer mobiliteit en omscholingen van de werknemers. Mij zijn deze trends uit eigen ervaring bekend, aangezien ik afkomstig ben uit het geïndustrialiseerde deel van Tsjechië, dat, en hiervan ben ik me terdege bewust, geïndustrialiseerd werd op de basis van de arbeidskracht van vrouwen. Een ander, daarmee verband houdend probleem is de verplaatsing van fabrieken naar landen buiten de Europese Unie, waar arbeidskrachten goedkoper zijn. De werkgelegenheid voor vrouwen wordt ook bedreigd door de grootschalige import van goedkope producten
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
uit Azië en uit landen uit andere werelddelen die grote hoeveelheden consumptieartikelen produceren voor de buitenlandse markt en niet voor de eigen markt omdat de mensen daar niet beschikken over voldoende koopkracht. Al deze factoren hebben een duidelijke invloed op de werkgelegenheid van vrouwen in de industrie en daarom moeten de negatieve gevolgen ervan geleidelijk worden verholpen. Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, uit statistische gegevens blijkt dat er in de hele Europese Unie in elke leeftijdscategorie meer mannen aan het werk zijn dan vrouwen. Dit kan toe te schrijven zijn aan een persoonlijke keuze of traditie, maar is vaak ook het resultaat van discriminatie op de werkplek. Bovendien verdienen vrouwen in alle landen van de Europese Unie gemiddeld minder dan mannen. Het is daarom belangrijk om ondernemers en werkgevers er met wetgeving en voorschriften aan te herinneren dat ze de plicht hebben om het beginsel van gelijke behandeling na te leven, niet alleen op het vlak van beloning. Het probleem van de ongelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de industrie moet echter op een rationele manier benaderd worden, aangezien industrietakken die als “vrouwelijk” bestempeld worden mogelijk een lagere fysieke en mentale belasting met zich meebrengen. Daarom kan aan vrouwen aangeraden worden om voor deze sectoren te kiezen, maar deze beslissing mag uiteraard niet gepaard gaan met een lagere beloning. Ik kan me moeilijk voorstellen dat er in de borduurindustrie meer mannen dan vrouwen zouden werken en in de metaalverwerkende sector meer vrouwen dan mannen. Bovendien kunnen de lonen van borduursters, een beroep dat ik als voorbeeld aanhaalde, door het artistieke karakter van het werk bijvoorbeeld hoger liggen dan die in de levensmiddelenindustrie. We moeten ervoor zorgen dat mannen en vrouwen in alle sectoren evenveel worden betaald. Daarenboven moeten we uitbuiting en alle andere oneerlijke praktijken en omstandigheden op de werkplek een halt toeroepen. De mogelijkheid om in deeltijd te werken zou gepromoot moeten worden, vooral voor vrouwen, naast andere vormen van flexibiliteit die omscholing en levenslang leren vergemakkelijken. In mijn toespraken en in de amendementen die ik heb ingediend, heb ik herhaaldelijk voorgesteld om niet alleen de terugkeer naar de vorige arbeidsplaats na het moederschapsof ouderschapsverlof te garanderen, maar ook om dit moederschaps- of ouderschapsverlof mee te tellen als gewerkte tijd, in combinatie met de uitbetaling van een gepaste financiële vergoeding. Dit zou een einde maken aan lage ouderdomspensioenen en de werkloosheid doen dalen. Bovendien zou het een garantie vormen voor de juiste opvoeding en ontwikkeling van onze kinderen, die niet alleen de toekomst van elk gezin en elk volk zijn, maar ook van de hele Europese Unie. Lydia Schenardi (NI). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, wanneer ik dit verslag lees, heb ik zin om te zeggen : “Niets nieuws in het Westen”. Ik stel nog steeds hetzelfde vast: bij de keuze van onderwijs en beroepsopleiding blijven stereotypen bestaan, vrouwen blijven oververtegenwoordigd in bepaalde sectoren zoals de textielsector; de lonen, de werkomstandigheden en carrièremogelijkheden zijn niet gelijk. De aanbevelingen blijven ook steeds dezelfde: het stimuleren van gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het vlak van hun beroep, hun loon, hun aanwezigheid in de raad van bestuur van ondernemingen of het organiseren van opvang voor kinderen en flexibele werktijden.
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dat is mooi, maar wat gebeurt daarna? Wat zal dit zoveelste verslag over vrouwenrechten, in de industriesector of elders, concreet veranderen? Ondanks de verplichtingen op basis van een beleid van zogenaamde positieve acties – dit is trouwens een bedrieglijke formulering, want het gaat in feite om opgelegde quota – is het moeilijk om een mentaliteitswijziging teweeg te brengen op het vlak van gender. Het opleggen van een soms onnatuurlijk schema, in naam van het gelijkheids- en het non-discriminatiebeginsel betekent nog niet dat vrouwen op een vlottere manier hun weg zullen vinden binnen bedrijven, welke bedrijven dat dan ook zijn. Vrouwen lijden niet onder een dermate grote handicap dat ze stelselmatig gebruik moeten maken van opgelegde verplichtingen om aanvaard te worden. De maatregelen moeten aanmoedigingen zijn, geen verplichtingen. Wanneer het Handvest van de grondrechten wordt toegepast, mogen we niet vergeten de ondernemer ook wat vrijheid te geven om te kiezen wie hij wil aanwerven, voor zover elke werknemer op dezelfde manier behandeld wordt, los van het geslacht. Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Een hogere concentratie van textiel- en confectiebedrijven, waarvan de werkgelegenheid voor vrouwen afhankelijk is, is karakteristiek voor sommige regio’s in Europa. De regio Prešov in het noordoosten van Slowakije is er een van. Als we werkgelegenheid voor vrouwen willen behouden in deze achtergestelde regio’s, waar de textiel- en kledingsector zijn eigen traditie heeft, moeten we deze sector steunen als een productieve branche door het nemen van passende maatregelen, zoals nieuwe programma’s die bijvoorbeeld gericht zijn op het stimuleren en promoten van nieuwe producten op professionele en internationale beurzen. De ruimere toepassing van de strategische onderzoeksagenda van het Europees technologieplatform en het streven naar het invoeren van innovatieve technologieën en nieuwe bedrijfsmodellen vormen volgens mij een bijdrage aan de toekomst van de textiel- en kledingindustrie. Het is algemeen bekend dat ondanks het toenemend aantal meisjes dat voor technische en wetenschappelijke studies kiest, de obstakels in de werkomgeving jonge vrouwen er vaak toe brengen om wetenschappelijke carrières in de industriesector te laten vallen. Gezien het belang van het behoud van een bepaald niveau op het gebied van scholing en kennis, moet het wetenschappelijk werk voortdurend doorgaan. In sommige wetenschappelijke instellingen wordt vrouwen niet de mogelijkheid geboden om het werk deels ook van huis uit te doen, tenzij ze absoluut aanwezig moeten zijn op hun werkplek. De mentaliteit omtrent overwerk kan een van de specifieke obstakels zijn. Dit zijn de redenen waarom vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de sectoren van de geavanceerde industriesectoren. De verantwoordelijkheid ligt in eerste plaats bij lidstaten. Daarom verzoeken wij de bevoegde nationale instellingen een beleid uit te stippelen en uit te voeren dat gericht is op de mogelijkheid tot combinatie van werk en gezinsleven, op grotere flexibiliteit van werktijden en op het verbeteren van de algemene opzet van kinderopvang. Het is ook van belang om werkgevers – uit met name het MKB – te stimuleren deze beleidsmaatregelen en praktijkvormen ten uitvoer te brengen door hen technische en, waar mogelijk, ook financiële ondersteuning te geven. Tot slot wil ik de rapporteur, Ilda Figueiredo, nog bedanken voor haar verslag, en onze schaduwrapporteur, Edit Bauer, want dankzij haar konden we het verslag aanvullen met
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onze suggesties. Ik heb ook grote waardering voor de mening van collega Dover van de Commissie industrie, onderzoek en energie. Mijnheer de Voorzitter, ter afsluiting wil ik nog graag een technisch probleem ter sprake brengen. Het is erg koud in dit Huis tijdens de debatten; ook vandaag. De lage temperaturen scheppen geen goed werkklimaat voor onze activiteiten en is ook schadelijk voor onze gezondheid. Daarom zou ik u willen verzoeken ervoor te zorgen dat hierin verbetering wordt gebracht. Zita Gurmai (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren. Ons beleid op het gebied van industriële ontwikkeling en de verwerkende industrie kan er in lijn met de Lissabondoelstellingen toe bijdragen om de Europese economie wat betreft concurrentievermogen, kennis en duurzaamheid op een vooraanstaand niveau te krijgen. De Lissabonstrategie houdt meer in dan alleen een positieve bijdrage leveren aan de rol van vrouwen in de economie. Zo wordt er gestreefd naar verhoging van het werkgelegenheidspercentage, aanzienlijke toename van de deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt, het waarborgen van een zo breed mogelijke gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en het verzekeren van noodzakelijke, passende voorzieningen en gunstige voorwaarden voor vrouwelijke werknemers. De industrie behoort op elk gebied gelijke kansen te creëren wat betreft werkgelegenheid, beloning, loopbaanontwikkeling, het zorgen voor vakopleidingen en vervolgopleidingen en het onderzoeken en beschikbaar stellen van verschillende vormen van flexibele arbeid, alsmede de combinatie van werk en privéleven. Samengevat dient er in de industriesector voor te worden gezorgd dat er voor vrouwen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden beschikbaar zijn en passende vertegenwoordiging bij belangenbehartigende instanties. Ook op deze terreinen mag er geen uitzondering worden gemaakt bij het verzekeren van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Ook hier dienen de beginselen van “gender mainstreaming” consequent te worden nageleefd. Het is van belang dat de juiste gegevens beschikbaar zijn over de verschillen tussen de industriesectoren en de feitelijke arbeidsbetrekkingen binnen het grote aantal, sterk van elkaar verschillende industriesectoren. Voor de formulering van de verschillende strategieën en concrete adviezen zijn uitgebreide statistische gegevens nodig. Uit een groot aantal internationale managementonderzoeken is gebleken dat de speciale leidinggevende capaciteiten van vrouwen in zeer grote mate bijdragen aan het succes van de ondernemingen. Deze kans mag Europa zeker niet aan zich voorbij laten gaan. Hartelijk dank. Lena Ek (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteurs en diegenen die aan dit verslag gewerkt hebben met de manier waarop de huidige statistieken en de huidige situatie in Europa zijn weergegeven wat betreft vrouwen in de industrie. Het is echter onvermijdelijk om ook teleurgesteld te zijn omdat documenten zoals deze al sinds de jaren vijftig geproduceerd worden en we nog steeds weinig verandering zien. Dit geldt voor vrouwen in de industrie, de gezondheidssituatie en gezondheidszorg voor vrouwen en voor loopbaankansen, leerkansen en kansen om hun vaardigheden te verbeteren, om niet te spreken over de situatie van het combineren van werk en gezin. Ik zou daarom de helft van mijn spreektijd willen besteden aan vragen aan de Commissie. Ten eerste is het ontstellend dat we na tientallen jaren nog steeds een zodanig slechte
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
statistische situatie hebben. Dit is iets waar de Commissie werkelijk om verbetering kan vragen waar het gaat om Europese statistieken. Volgens mij ligt de verantwoordelijkheid hiervoor voornamelijk bij de Commissie. Toen ik 25 jaar geleden universitair docent was, onderwees ik mijn studenten over de regels voor gelijke beloning die toen vanuit Brussel en de Europese lidstaten kwamen. De zaken voor het Hof (Danfoss I en II) vonden meer dan 25 jaar geleden plaats. Is het geen tijd voor nieuwe, scherpere regels? Ook dit is de verantwoordelijkheid van de Commissie. Ik zou ook een tussentijdse beoordeling willen als het gaat om de Routekaart voor gendergelijkheid. Die bevat een hoop mooie woorden, maar er is nog geen regelgeving te bekennen. Ten vierde zal bij de Voorjaarstop gewerkt worden met de Lissabonresolutie. Deze kwesties moeten in maart worden genoemd. En ten vijfde: als de Commissie - en het Parlement seminars organiseren met groepen op hoog niveau, moeten we dezelfde regels toepassen als die Noorwegen heeft voor bedrijfraden, d.w.z. het 40:60- percentage. Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de rol van vrouwen in de economie zal alleen al ten gevolge van de demografische problemen voortdurend toenemen. Het is dus van wezenlijk belang dat er aan deze kwestie bijzondere aandacht wordt besteed. Als Poolse, als vrouw en als fysicus van opleiding, durf ik beweren dat het gemiddelde opleidingsniveau van vrouwen in mijn land hoger ligt dan dat van mannen. Poolse vrouwen zijn ook ondernemender in de sector van het midden- en kleinbedrijf. In de wetenschappelijke wereld heb ik tot op heden geen discriminatie op grond van geslacht vastgesteld. Desalniettemin verdienen vrouwen 15 tot 20 procent minder dan mannen en ligt het aandeel vrouwen op managementniveau in bedrijven opmerkelijk lager dan het aantal mannen. Daarenboven werken er ook meer vrouwen in onzekere arbeidsomstandigheden. Dit heeft tot gevolg dat opleidingen en andere maatregelen om de kwalificaties van vrouwen te verhogen weliswaar belangrijk zijn, maar niet volstaan om discriminatie te beperken. Armoede bij vrouwen is niet alleen aan een geringe beloning te wijten, maar ook aan de manier waarop de pensioenregelingen zijn opgebouwd. Naar aanleiding van de hervorming van het Poolse pensioenstelsel is er een bepaling ingevoerd waarbij de pensioenbijdragen van personen die ervoor kiezen om gebruik te maken van het moederschaps- of ouderschapsverlof, uit de nationale begroting worden betaald. De invoering van deze maatregel betekende een enorme hulp voor vrouwen, aangezien de pensioenstelsels hen vaak voor hun moederschap lijken te willen straffen. In het verslag wordt gewezen op de noodzaak om dit probleem aan te pakken. Ik vind het voorts bijzonder belangrijk dat kwesties in verband met de veiligheid en arbeidshygiëne vanuit een geslachtsspecifiek oogpunt worden bekeken, in het bijzonder wat betreft het belasten van vrouwen met taken die spier- of botletsels veroorzaken. Ook deze aangelegenheden komen in het verslag aan bod. Kathy Sinnott (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, in 1996 sloot een bedrijf dat ondergoed vervaardigt een fabriek in mijn kiesdistrict. Er werden 160 mensen ontslagen, vrijwel allemaal vrouwen van middelbare leeftijd met weinig of geen ervaring buiten de fabriek. Slechts 100 van deze vrouwen vonden weer werk. De vrouwen die werk vonden, moesten na dertig jaar in deze fabriek te hebben gewerkt opnieuw beginnen tegen het minimumloon, omdat ze niet voortdurend waren bijgeschoold en hun eerdere ervaring
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
niet werd erkend. Deze fabriek werd naar een goedkoper gebied in de EU verplaatst en nadien naar Azië. Bedrijven zullen zich blijven hervestigen voor goedkopere arbeidskrachten en we moeten vrouwen, vooral in industrieën zoals de textiel, beschermen door de mogelijkheid te bieden voor verbetering van vakbekwaamheid en door voortdurende bijscholing te geven. Ik wil het ook kort hebben over het leerlingschap: in Ierland doorloopt slechts 5 procent van de vrouwen een leerlingschap. Het is een tweeledig probleem. Worden ze aangemoedigd om loodgieters en timmermannen te worden? Is er niet ook het probleem dat in de meeste vakken leerlingschappen verdwenen zijn? Leerlingschappen waren op zich een goede manier om informatie en vaardigheden door te geven en om daar erkenning voor te krijgen, en met het verlies van het leerlingschap ontnemen we velen, zowel mannen als vrouwen, de mogelijkheid om vaardigheden door te geven en erkend te worden. Anna Záborská (PPE-DE) . – (SK) Ik zou in dit verband graag drie belangrijke punten willen noemen. Werkgevers moeten leren vrouwen geen ongeschikt werk te laten doen of werk dat niet voldoende tegemoetkomt aan hun bekwaamheden. De instellingen van de Europese Unie moeten een oogje houden op de organisaties die steun krijgen, om ervoor te zorgen dat zij het communautair acquis naleven. Hoewel hierover de meningen uiteenlopen, moet de samenleving respecteren dat mannen en vrouwen verschillend zijn, maar elkaar gelijktijdig ook aanvullen. Dit is de grondslag van het leven en het zou eigenlijk ook de grondslag moeten zijn voor het beleid inzake gelijke kansen voor mannen en vrouwen. Diversiteit en compatibiliteit op de arbeidsmarkt en in de samenleving zijn van fundamenteel belang. Het verslag van mevrouw Figueiredo schetst in grote trekken onze verantwoordelijkheid voor de toepassing van de strategie van Lissabon, in de Europese “demografische winter”. Heel terecht onderstreept het verslag dat de gezondheidsrisico’s en soorten beroepsziektes kunnen verschillen tussen mannen en vrouwen. Ik ben het volledig eens met de rapporteur voor wat betreft haar verzoek om een gedetailleerde analyse van de bestaande situaties en hun consequenties. Een dergelijke analyse moet ook rekening houden met de specifieke consequenties van het moederschap. Het valt niet te rechtvaardigen dat toekomstige moeders omwille van toekomstige carrières worden blootgesteld aan gezondheidsrisico’s die schadelijk kunnen zijn voor het moederschap. Evenzeer is het een taak van de industrie vrouwen niet te bestraffen voor het krijgen van kinderen. Vrouwen moeten de kans krijgen hun oorspronkelijke werk weer te hervatten na het moederschapsverlof. Edite Estrela (PSE) . – (PT) Mijnheer de Voorzitter, het Actieplatform van Peking stelt dat de doelstellingen met betrekking tot gelijkheid, ontwikkeling en vrede zonder de actieve deelname van vrouwen en de integratie van het perspectief voor vrouwen in alle besluitvormingsniveaus niet worden bereikt. Bovendien is een grotere deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt noodzakelijk om de doelstellingen van de Lissabon-strategie te halen. 59 procent van de afgestudeerden zijn vrouwen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat het merendeel van de nieuwe banen voor vrouwen deeltijdbanen zijn en dat sommige daarvan onveilige en onzekere banen zijn die slecht worden betaald en weinig vooruitzicht op loopbaanontwikkeling bieden.
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dit verslag van mevrouw Figueiredo, waarmee ik haar complimenteer, bevat twee voorstellen die ik graag zou benadrukken. Het eerste voorstel is de bevordering van het ondernemerschap van vrouwen, maar omdat 61 procent van de vrouwen rekening houdt met de gezinssituatie als ze overwegen om een eigen bedrijf op te richten, in vergelijking tot 49 procent van de mannen, moeten er maatregelen komen ter vergemakkelijking van het combineren van werk en gezin. Het andere voorstel heeft betrekking op de lange werktijden. Het is belangrijk dat de Commissie onderzoek doet naar de negatieve gevolgen van lange werktijden voor de werknemer en het gezin alsmede naar de maatschappelijke gevolgen, bijvoorbeeld wanneer kinderen lang alleen thuis blijven. Dit leidt vaak tot slechte prestaties op school en tot criminaliteit. De lidstaten moeten dringend worden verzocht om beter toezicht te houden op bedrijven die hun werknemers verplichten om buiten de normale, in de wet vastgelegde werktijden te werken en er zouden hoge boetes op moeten staan. Petya Stavreva (PPE-DE) . – (BG) Mevrouw de commissaris, mijnheer de Voorzitter, beste collega’s, een gelijkwaardige deelname van vrouwen en mannen aan de arbeidsmarkt is een basisvoorwaarde voor duurzame economische groei en een harmonieuze sociale ontwikkeling. In de afgelopen decennia heeft Europa aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van gendergelijkheid. Het verslag over de rol van de vrouw in de industrie noemt enkele van deze resultaten en dringt aan op een striktere toepassing van het beginsel van gelijkheid. Helaas moeten we vaststellen dat ondanks het bestaande wettelijke kader een aantal EU-richtlijnen en -resoluties niet correct wordt toegepast. De rol van de vrouw in de industrie dient gebaseerd te zijn op de beginselen van gelijke beloning en gelijke participatie in de besluitvorming. De situatie op de arbeidsmarkt in de lidstaten toont aan dat vrouwen niet evenredig vertegenwoordigd zijn in diverse sectoren. Ze zijn bijvoorbeeld oververtegenwoordigd in de dienstensectoren, maar ondervertegenwoordigd in de geavanceerde bedrijfstakken. Het bevorderen van waardig werk vormt een integraal onderdeel van de waarden van de Europese Unie. De lidstaten moeten doeltreffende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de sociale normen worden nageleefd en waardig werk in de verschillende industriesectoren wordt gegarandeerd. Ik ben van mening dat we voor de serieuze uitdaging staan beleidsmaatregelen te nemen die het combineren van werk en het persoonlijke en gezinsleven mogelijk moeten maken. Europese burgers, dus zowel de vrouwen als de mannen, verdienen gelijke kansen en dienen gelijkwaardig te zijn, niet alleen op papier maar daadwerkelijk. Hartelijk dank. Britta Thomsen (PSE). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik dank de rapporteur voor dit bijzonder relevante verslag, dat de aandacht vestigt op de toenemende ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt in een tijd waarin we allemaal beloven om loonsverschillen te bestrijden en reële gelijke kansen tot stand te brengen. Vrouwen krijgen vandaag de dag de slechtst betaalde ongeschoolde banen in de industrie en het is niet ondenkbeeldig dat hun situatie verslechtert als we niet onmiddellijk werk maken van efficiënte bijscholing. Wij moeten eisen dat er per geslacht statistieken worden gemaakt over het loonniveau en over de spreiding van mannen en vrouwen in de verschillende branches. Het is totaal onaanvaardbaar dat we op dit gebied bijna zo goed als niets weten.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Hoe kunnen we de situatie veranderen als we niet weten hoe de situatie in werkelijkheid is? Het is tevens noodzakelijk een industriebeleid te ontwikkelen dat rekening houdt met het genderaspect en met de specifieke uitdagingen die vrouwen moeten aangaan op het gebied van loon, bevallingsverlof, onzekere werkgelegenheid en monotoon, repetitief werk. Dit moet in overleg met de sociale partners gebeuren en zij moeten er ook op toezien dat vrouwen voldoende vertegenwoordigd zijn in hun organisaties. Avril Doyle (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel dat voor ons ligt, gaat om een belangrijke kwestie die mondiaal debat blijft oproepen. De rol van vrouwen in de industrie beïnvloedt alle facetten van de samenleving en heeft verregaande consequenties voor het werkgelegenheids- en welzijnsbeleid, het gezins- en kinderbeleid, om niet te spreken over het economisch beleid. Natuurlijk zorgt de gelijkheidswetgeving ervoor dat vrouwen zwangerschapsverlof krijgen, maar alles wijst erop dat ze zichzelf blootstellen aan discriminatie op het vlak van loopbaanontwikkeling en financiële behandeling, al is het subtiel (om aan de wet te voldoen), maar toch alomtegenwoordig in een onbuigzame bedrijfscultuur. In de afgelopen weken was er in Ierland een publiek protest toen een media-accountant exact dit punt benoemde en hij werd ronduit bot behandeld. Het heeft geen zin om te ontkennen wat overduidelijk is. Misschien zou dit verslag als ondertitel Motherhood and misogyny (Moederschap en vrouwenhaat) moeten hebben, zoals een kop in de Sunday Tribune vorige week schreeuwde. Wij in het Europese Parlement moeten het voorstel dat voor ons ligt, waar ik het grotendeels mee eens ben, goedkeuren omdat enerzijds de industrie vrouwen op alle niveaus nodig heeft en anderzijds de samenleving kinderen nodig heeft. Wij allen, ook werkgevers en industriëlen, moeten moederschaps- en vaderschapsverlof accepteren als fundamentele waarden van onze samenleving. Hoewel ik nog steeds bezwaar heb tegen verplichte quota’s voor deelname van vrouwen, of dit nu in de politiek of het bedrijfsleven is, wordt mijn geloof in meritocratie hevig op de proef gesteld naar mate ik ouder en hopelijk wijzer word. Ik zou de rapporteur willen feliciteren. Er zijn wellicht een of twee punten waar ik over na moet denken, maar ik zal haar verslag ondersteunen en ik denk dat het ons allemaal in dit Huis betaamt om een zeer goed verslag te ondersteunen waar zeer veel werk in is gestoken. Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur graag gelukwensen met haar verslag en haar open opstelling. Op die manier hebben we samen in concrete maatregelen kunnen vastleggen wat bedrijven eigenlijk zouden behoren te doen, en dat is: ervoor zorgen dat het principe van gendergelijkheid binnen het werk nageleefd wordt. Het verslag stelt een aantal maatregelen voor om gelijke kansen te garanderen bij de toegang tot werk, scholing en loopbaanontwikkeling. Het bevat verder maatregelen om het respect voor de rechten van werknemers en werkneemsters af te dwingen, waaronder begrepen heel belangrijk - bescherming tegen seksuele intimidatie. Tot slot noemt het verslag maatregelen om het beroeps-, gezins- en privéleven op elkaar af te stemmen. Het meest vernieuwend en interessant zijn wellicht die maatregelen welke gericht zijn op het delen van de macht. Met die maatregelen zou bijvoorbeeld kunnen worden verzekerd dat mannen en vrouwen in de directies van ondernemingen en andere plaatsen waar
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
besluiten worden genomen gelijkelijk vertegenwoordigd zijn, precies zoals dat beoogd wordt met een onlangs goedgekeurde wet in mijn land, Spanje. Verder wordt de aanbeveling gedaan om elke onderneming op basis van onderhandeling een eigen gelijkheidsprogramma te laten opstellen. Daarom is dit een heel belangrijk verslag over een sector die voor de Europese Unie van strategisch belang is. Roselyne Lefrançois (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik prijs me gelukkig dat het Parlement het initiatief heeft genomen om dit verslag op te stellen, want de rol van vrouwen in de industriesector is van doorslaggevend belang, maar toch blijft hun beroepssituatie over het algemeen gesproken veel kwetsbaarder dan die van mannen. Dit verslag wijst met name op gevallen van discriminatie waar vrouwen het slachtoffer van zijn en die we dringend moeten aanpakken, met name het feit dat ze blijven vastzitten in bepaalde sectoren en bepaalde soorten banen die gekenmerkt worden door lage lonen en beperkte carrièremogelijkheden. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in atypische banen en met name in deeltijdse banen, ze hebben moeite om op het werk goede voorwaarden te krijgen na een zwangerschapsverlof. Een van de mogelijkheden om deze betreurenswaardige situatie aan te pakken, is de interessante idee om bedrijven die zich inspannen om het beroepsleven en het gezinsleven met elkaar te verzoenen, te belonen. Om de carrièremogelijkheden van vrouwen te verbeteren, zouden ze aangemoedigd moeten worden tot meer levenslang leren. Ik heb echter nog wel een paar twijfels bij de vorm van het verslag. Ik geloof inderdaad dat de tekst te lang is en onvoldoende gestructureerd, wat nefast is voor de leesbaarheid en doeltreffendheid. Gabriela Creţu (PSE) . – (RO) Het verslag lijkt de indruk te wekken dat we het hebben over de afwezigheid van vrouwen in de industrie. Dit is inderdaad een van de onderwerpen. Waar het verslag echter de nadruk op legt is de aanwezigheid van vrouwen in de industrie: vrouwen hebben slecht betaalde banen in industriesectoren met lage lonen, ze zijn in de meerderheid waar geen vakbonden zijn, en bijgevolg evenmin garanties op basis van collectieve arbeidsovereenkomsten. Vrouwen werken in kwetsbare bedrijfstakken en zijn de eersten die op straat worden gezet bij grootscheeps ontslag. Vrouwen zie je op de werkvloer, maar niet in het management. Ze mogen komen werken, maar niet beslissen. Dit verslag gaat niet alleen in op hetgeen er ontbreekt, maar ook op hetgeen vrouwen hebben. Vrouwen hebben onderwijs genoten, maar hebben geen kwalificaties; ze lijden aan beroepsziektes die niet als zodanig worden erkend; ook als ze de veertig gepasseerd zijn, zijn ze bereid scholingen te volgen, maar ze krijgen de kans niet. Ze zijn moeder, maar er is geen kinderopvang. Mannen worden vaders en hebben evenmin kinderopvang, maar wel hun vrouwen. Wat moet er gebeuren? We weten precies wat er moet gebeuren, dat blijkt wel uit de bestaande regelingen, onze verslagen en de Routekaart van de Commissie voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Wat wij en de Commissie niet mogen vergeten, of nog belangrijker, wat de lidstaten niet mogen vergeten, is dat burgers, vooral vrouwen, onze doelmatigheid niet beoordelen op basis van het aantal genomen besluiten, maar op basis van ons vermogen en de wil om ze ten uitvoer te brengen. Aan dit laatste schijnt het te ontbreken.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: MECHTILD ROTHE Ondervoorzitter Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, nauwelijks 14 tot 25 procent van de vrouwelijke werknemers in de Europese Unie werkt in de industrie. Hun ongelijke vertegenwoordiging in de verschillende bedrijfssectoren is bovendien het gevolg van de stereotypen die nog altijd gelden bij de onderwijs- en beroepskeuzes van vrouwen. Vrouwen werken voornamelijk in de textiel-, kleding-, schoeisel-, voedings- en verwerkende sector, waar de lonen over het algemeen laag zijn. Vrouwen zijn duidelijk ondervertegenwoordigd in de beter betaalde sectoren van de geavanceerde technologie. De lidstaten zouden programma’s moeten ontwikkelen die erop gericht zijn om vrouwen op te leiden en hun ondernemingszin te stimuleren en deze ook financieel moeten ondersteunen. Daarenboven zouden vrouwen die in de industrie werken ertoe aangezet moeten worden om hun kwalificaties voortdurend te verbeteren. Elke lidstaat heeft niet alleen de plicht om zich aan het beginsel van gelijkheid van beloning te houden, maar ook om te zorgen voor waardige arbeidsomstandigheden en voldoende mogelijkheden om een beroepscarrière te ontwikkelen. Tegelijkertijd dienen ze sociale waarden als het moeder- en vaderschap te eerbiedigen. Het respecteren van sociale normen als het recht op veiligheid, sociale bescherming en de vrijheid van vakvereniging draagt bij tot het uitroeien van elke vorm van discriminatie van vrouwen op de werkplek. Ten slotte zou ik mevrouw Figueiredo van harte willen feliciteren met dit grondig voorbereide verslag. Ljudmila Novak (PPE-DE). – (SL) Net zoals we spreken over vrouwen in de industrie, zouden we het kunnen hebben over vrouwen in de handels- of gezondheidssector. De natuur heeft mannen en vrouwen verschillende fysieke vaardigheden toebedeeld, daarom is bepaald werk eerder geschikt voor vrouwen en ander werk eerder voor mannen. Wanneer de kwaliteit van het werk en de prestatie niet afhankelijk zijn van de fysieke kracht, is het ontoelaatbaar dat vrouwen minder betaald worden dan hun mannelijke collega’s. Juist voor vrouwelijke beroepen ligt het loon automatisch lager, hoewel deze absoluut niet eenvoudig zijn en ook heel wat inspanning vereisen. We hebben een collega gehoord: ze zei dat er dertig jaar geleden al gelijkaardige verslagen over de ongelijkheid van vrouwen werden aangenomen. Waarom is er dan niets veranderd? Of waarom verandert alles uiterst langzaam? Dragen de bedrijven daaraan schuld? Ik ben van mening dat we de schuldigen en verantwoordelijken duidelijk moeten identificeren en ons meer vastberaden moeten inzetten om de situatie op dat vlak eindelijk om te buigen naar een positievere richting voor vrouwen. Silvia-Adriana Ţicău (PSE) . – (RO) Als we het hebben over vrouwen in de industrie, moeten we het ook hebben over opleiding, onderzoek en ondernemerschap. In de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid presenteerde de Commissie industrie, onderzoek en energie een onderzoek betreffende de rol van de vrouw in de industrie. 15 procent van alle mensen met een hogere opleiding zijn vrouwen. In 2006 vormden vrouwen slechts 33 procent van het totaal aantal onderzoekers in Europa en slechts 18 procent van alle onderzoekers in de particuliere sector. Verder moet erop worden gewezen dat slechts 28 procent van de vrouwelijke onderzoekers kinderen hebben. In de industrie zijn de
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
salarissen hoger, met name in de olie- en chemiesector, in de transport- en energiesector en in de auto-industrie. Overal in Europa is sprake van een genderkloof, ten minste op het gebied van de beloning (van circa 20 procent in directies en 19 procent in het ingenieurswezen/de wetenschap). 34 procent van de in de industrie werkzame vrouwen hebben kinderen en we moeten beklemtonen dat slechts 20 procent van de ondernemers in de industrie vrouwen zijn. Daarom moeten we ons meer bezighouden met de opleidingen en scholingen voor vrouwen en vooral met de faciliteiten voor kinderopvang. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de leden danken voor een zeer interessante discussie en ik zal van deze gelegenheid gebruikmaken om enkele van hun vragen te beantwoorden. In antwoord op mevrouw Figueiredo: Het is waar dat het gelijkheidsprogramma in 2008 afloopt, maar de regels van het Europees Sociaal Fonds voor 2007-2013 bevatten gendergelijkheid als een horizontale prioriteit. In antwoord op mevrouw Bauer: We hebben de eerste lezing van de belangrijke wetgevingskwestie die u noemt (de overdraagbaarheid van pensioenrechten) in juni 2007 gehad en de EPSCO-Raad heeft dit in december 2007 behandeld. We hopen snelle vooruitgang te boeken in 2008. Wat betreft de vraag van mevrouw Jäätteenmäki realiseer ik mij dat zij niet aanwezig is, maar haar vraag was zeer belangrijk dus ik zou die graag beantwoorden. De Commissie heeft in juli 2007 de mededeling “Bestrijding van de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen” aangenomen. In die mededeling kondigde de Commissie aan dat in 2008 de relevantie van de huidige wetgeving onderzocht zou worden vanuit het oogpunt van de relevantie van wettelijke instrumenten voor de oorzaken van beloningsverschillen en dat, waar nodig, wijzigingen aan het wettelijk kader van de Gemeenschap zouden worden voorgesteld. Volgend op dit onderzoek zou de Commissie eventueel noodzakelijke wijzigingen aan het huidige wettelijke kader kunnen voorstellen. Het antwoord op de vraag van mevrouw Romeva i Rueda is dat antidiscriminatie- en gendergelijkheidswetgeving lidstaten niet belet om maatregelen voor positieve discriminatie te ontwikkelen en te implementeren. De Commissie is ook voor het betrekken van een groter aantal vrouwen bij de besluitvorming. We zullen een netwerk creëren van vrouwelijke beleidsmakers, waarschijnlijk in 2008. Het antwoord op de vraag van mevrouw Flasarová is dat we niet kunnen voorkomen dat bedrijven zich ergens anders vestigen, maar dat we wel instrumenten hebben om deze kwestie aan te pakken. In 2007 werd het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisatie vrij voortvarend opgezet met dit doel. Het antwoord op de vraag van mevrouw Ek over statistieken is dat de Commissie samen blijft werken met Eurostat om specifieke statistieken over gelijkheid te ontwikkelen. De Stichting van Dublin tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden neemt gendergelijkheid mee in haar regelmatige rapporten. In 2009 zullen er regelmatig onderzoekstatistieken over vrouwen worden gepubliceerd. Het antwoord op de vraag van mevrouw Doyle over zwangerschapsverlof is dat de Commissie een effectbeoordeling gaat opstellen over mogelijke wetgevende maatregelen
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarin nieuwe vormen van verlof worden geïntroduceerd: adoptieverlof en verlof om te zorgen voor andere gezinsleden dan kinderen. Ilda Figueiredo, rapporteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik zou allereerst mijn collega’s en de commissaris willen bedanken voor hun woorden vandaag en voor hun bijdragen waardoor dit debat een nog grotere reikwijdte heeft kunnen krijgen. Maar natuurlijk doe ik ook hier weer een oproep – zoals enkelen al voor mij hebben gedaan – voor het treffen van verdere praktische maatregelen. De voorstellen die we hebben gedaan, moeten nu merkbaar worden in de realiteit, in het bedrijfsleven, in het leven van de vrouwelijke werknemers en in de gezinnen, omdat het onacceptabel is – en velen van ons hebben dit vandaag al gezegd – dat we na dertig jaar ondanks het bestaan van een richtlijn die voorziet in gelijke beloning nog altijd een kloof hebben van 30 procent tussen het gemiddelde brutoloon van mannen en vrouwen die in de industrie werken. Dat is het dubbele van het algemene gemiddelde salarisverschil in de Europese Unie. We kunnen echter niet toelaten dat deze situatie voor nog eens dertig jaar aanhoudt en daarom doe ik deze oproep aan de Commissie, maar ook aan de lidstaten, tot het nemen van concrete maatregelen. Concrete maatregelen die van wetgevende aard kunnen zijn of beter toezicht kunnen inhouden, maar die ook de doelstelling van de gelijkheid van rechten en kansen beter bevorderen en deze door onderwijs en beroepsopleiding ten uitvoer leggen. Ook moeten we de strijd aanbinden met de traditionele rollenpatronen – zoals hier vandaag al is benadrukt – en we moeten er tegelijkertijd voor zorgen dat de organisatie van de werktijden en de werkduur alsmede van de functies beter aansluit op deze rechten van vrouwen, maar ook op het recht op moederschap en vaderschap: rechten die als fundamentele sociale waarden in de Europese Unie worden erkend. De Voorzitter: – Het debat is gesloten. De stemming vindt vandaag plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Gyula Hegyi (PSE), schriftelijk. – (HU) Ik ben verheugd over dit belangrijke verslag en wil benadrukken dat speciaal vrouwen beroepsziekten oplopen. Volgens een recente studie overlijden in de EU jaarlijks 140 0000 mensen – dat is in dit verband 3,5 procent - ten gevolge van een op het werk opgelopen ziekte. Met name chemische producten worden tot de oorzaken gerekend. Van alle werkgerelateerde kankeraandoeningen is er in 86 procent van de gevallen een verband met chemische producten. Het is belangrijk om te weten dat vrouwen – ook al leven ze langer dan mannen – wat betreft chemische producten gevoeliger en kwetsbaarder zijn, omdat chemische middelen zich in hun vetweefsel ophopen en zelfs aan hun ongeboren kinderen kunnen worden doorgegeven. Er is daarom een weloverwogen Europese strategie nodig, die het aantal werkgerelateerde ziektes en sterfgevallen kan minimaliseren en aan vrouwen de hoogst mogelijke bescherming kan bieden. Véronique Mathieu (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De tekst van het verslag over de rol van vrouwen in de industrie maakt terecht gewag van de talrijke moeilijkheden waarmee vrouwen in het beroepsleven en in bepaalde sectoren van de economie geconfronteerd worden, maar de voorstellen in de tekst roepen bij mij twee vragen op.
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Enerzijds lijkt het verslag te vergeten dat de mogelijkheden van de wetgever om in te grijpen beperkt zijn. De Europese juridische uitrusting behoort tot de meest uitgebreide ter wereld op het vlak van vrouwenrechten en gelijkheid tussen de geslachten. Het is dus nu de taak van de parlementsleden en de burgers om zich in te zetten voor de naleving van de vrouwenrechten in de Europese Unie. Het nut van een zoveelste intentieverklaring is daardoor dus eerder beperkt. Anderzijds wordt in het verslag een vreemd voorstel gedaan, om het nog zacht uit te drukken. In het verslag wordt voorgesteld om via de wetgeving quota in te voeren voor vrouwen in de raad van bestuur van particuliere bedrijven, maar dit is een ernstige inbreuk op de individuele vrijheid en het bewijst vrouwen helemaal geen dienst. Wanneer vrouwen behandeld moeten worden op een manier die meer lijkt op liefdadigheid dan op gelijkheid kan dit hen nog meer uitsluiten uit bepaalde sectoren van de maatschappij. Onze burgers verwachten dat wij hen concreet steunen door de daad bij het woord te voegen. Marianne Mikko (PSE), schriftelijk. – (EN) De Lissabondoelstellingen die in 2000 zijn vastgesteld, zullen zeker niet zoals oorspronkelijk bedoeld in 2010 worden bereikt. De huidige genderstructuren en mentaliteiten spelen een belangrijke rol bij dit falen. Europa gebruikt het potentieel van de helft van zijn bevolking niet goed. Vrouwen hebben geen gelijke kansen in de industrie met hoge toegevoegde waarde. Bovendien worden vrouwen niet adequaat vertegenwoordigd in de maatschappelijke dialoog. Zowel bij de werkgeversorganisaties als bij de vakbonden en in de publieke sector zijn er niet genoeg vrouwen in topposities. Het is opmerkelijk en zorgwekkend dat beslissingen over de toekomst van werk en de toekomst van de samenleving worden genomen door die helft van de samenleving die geen gelijke verantwoordelijkheid neemt voor het opvoeden van kinderen en het huishouden. Antisociale maatregelen, zoals niet-genoteerd overwerken en niet-gecompenseerde flexibiliteit van werknemers, worden steeds vaker gebruikt om de productiviteit te verhogen. De prijs die voor deze denkbeeldige verhoging wordt betaald, is te hoog. De lidstaten zouden de nadruk op gendergelijkheid in de sociale dialoog significant moeten vergroten. Tegelijkertijd zouden veel lidstaten de rol moeten versterken die de sociale dialoog heeft, bij het bepalen van het beleid. Vrouwen hebben het grootste potentieel om de ontwikkeling van onze hightechindustrie te versnellen. Europa moet daar gebruik van maken. 4. Resultaten van het tweede Forum voor Internetbeheer (Rio de Janeiro, 12 t/m 15 november 2007) (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie over de resultaten van het Forum voor Internetbeheer dat in november laatstleden in Rio de Janeiro werd gehouden. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het idee voor het Forum voor Internetbeheer (IGF) werd op de Wereldtop over de informatiesamenleving in Tunis in november 2005 geboren en gedefinieerd als een niet-bindend forum voor beleidsdiscussie door meerdere stakeholders.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Commissie ondersteunt het Forum als zodanig. Tot nu toe zijn er twee bijeenkomsten gehouden: In 2006 in Athene en in 2007 in Rio. De Commissie verwelkomt het Forum op welke manier dat ook plaatsvindt. De Commissie verwelkomt ook de deelname van het Parlement aan het Forum en is dankbaar voor de uitstekende samenwerking bij beide bijeenkomsten. Net als vorig jaar was de bijeenkomst in Rio een uitstekend kader voor verrijkende uitwisselingen; hierdoor was het mogelijk om allerlei verschillende visies op de relevante kwesties te vergaren. De Commissie vindt het daarom belangrijk om de hoofdkarakteristieken van het Forum te behouden, in het bijzonder de participatie van de verschillende belanghebbenden en de niet-bindende aard. Ik wil u ook zeer bedanken voor het feit dat u mij de mogelijkheid geeft om iets concreter wat over het IGF (deze afkorting hebben we aangenomen) te zeggen dat in november in Rio de Janeiro plaatsvond. Ten eerste zou ik mevrouw Trautmann, de heer Harbour, de heer Badia i Cutchet en de heer Hökman die het Parlement bij deze bijeenkomst vertegenwoordigden, willen bedanken voor hun actieve deelname en voor de voortzetting van hun uitstekende samenwerking. Hierdoor konden wij, dit jaar opnieuw, samen een aantal Europese prioriteiten zoals vrijheid van meningsuiting, het overbruggen van de digitale kloof, veiligheid en on line bescherming van kinderen benadrukken. Het is belangrijk voor Europa om dergelijke kwesties voortdurend hoger op de internationale agenda te plaatsen. De Commissie ondersteunt het IGF. Dit concept dat werd uitgewerkt op de Wereldtop over de informatiesamenleving, is nog steeds zeer waardevol en alle thema’s die zijn genoemd, sluiten naadloos aan bij wat wij op dit gebied in de vorm van maatregelen proberen te gieten. Het aantal deelnemers, rond de 3 100, dat sprak over een breed scala aan internetgerelateerde onderwerpen, toont duidelijk aan dat er inderdaad interesse is voor een dergelijk platform voor gesprekken. Het feit dat er geen tekst is overeengekomen als uitkomst van het Forum, moet meer als een sterk dan als een zwak punt van het proces worden gezien. Het Forum maakt een open uitwisseling mogelijk zonder dat er de druk is om een bepaalde uitkomst in een bindend document te verdedigen. Dit kan als basis dienen voor een beter wederzijds begrip van de bezorgdheid die bij de verschillende partijen bestaat en kan het pad effenen voor het vinden van gezamenlijke oplossingen. De dynamische coalities die voortkomen uit het Forum zijn er een voorbeeld van dat het IGF kan functioneren als een platform waar mensen die gezamenlijke belangen delen, verder samen kunnen werken. Daarom bood de bijeenkomst in Rio van het Forum voor Internetbeheer weer een uitstekend kader voor verrijkende uitwisselingen waardoor het mogelijk was een reeks visies te verzamelen op relevante kwesties. Ik wil ook nogmaals de leden bedanken en hoop dat we onze uitstekende samenwerking kunnen voortzetten omdat dit een van de meest veelbelovende gebieden is voor ons toekomstige werk.
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gunnar Hökmark, namens de PPE-DE-Fractie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, het is belangrijk om te onderstrepen dat het gebruik van het Internet en ICT een snelle verandering heeft teweeg gebracht, zowel voor individuele samenlevingen als voor de wereld. In alle segmenten van de samenleving heeft de invloed van het Internet patronen en mogelijkheden veranderd. Dit is belangrijk om een perspectief op de toekomst te houden, want het Internet ontleent zijn kracht nu juist aan zijn onafhankelijke aard, de kansen die het biedt en het vermogen om in te spelen op verschillende mogelijkheden en behoeften in de samenleving, met een aantal verschillende actoren en operatoren als draagvlak. Dit is belangrijk omdat we, wanneer we naar de toekomst kijken, ervoor moeten zorgen dat het Internet kan worden gebruikt om bruggen te bouwen tussen landen en volken en dat het kan helpen om armoede te bestrijden en ontwikkeling te ondersteunen. Het Internet is bijvoorbeeld van essentieel belang voor de millenniumdoelen. De opkomst van nieuwe technologie moet ook worden gebruikt om ervoor te zorgen dat het voor meer mensen in meer samenlevingen gemakkelijker wordt om het Internet te gebruiken. Wij hebben in de Europese Unie drie belangrijke zaken om ons op te richten. Ten eerste moeten we ervoor zorgen dat we toegewijd zijn aan het IGF-proces en de onafhankelijke en niet-bindende aard daarvan, en dit ondersteunen. Dat is van groot belang omdat het een goed proces is dat veel dynamischer is wanneer het onafhankelijk en niet-bindend is. Ten tweede moeten we bijdragen aan de voorbereidingen voor het volgende IGF in New Delhi en ervoor zorgen dat we discussie voeren met parlementariërs en het maatschappelijk middenveld om de onafhankelijkheid, maar ook de kansrijkheid van het Forum te onderstrepen. Ten derde moeten we zeker stellen dat op het Internet vrijheid en vrijheid van meningsuiting worden gegarandeerd. Catherine Trautmann, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, dames en heren. Het tweede Forum voor Internetbeheer vond plaats in Rio van 12 tot 15 november laatstleden. Er waren 2 100 deelnemers uit alle vijf continenten die bij het Internet betrokken partijen uit alle openbare en particuliere sectoren vertegenwoordigden. Het Forum biedt een gunstige omgeving voor het zoeken naar oplossingen voor toekomstige problemen op het vlak van ICT. Via gemeenschappelijke ideeën en partnerschappen wordt het makkelijker om beslissingen te nemen op de volgende wereldtoppen over de informatiesamenleving, naast de beslissingen van onze eigen landen. Via het Forum kan ook onbegrensd worden nagedacht over het complexe karakter van het Internet en kan zelfs tijdig worden ingespeeld op de technische, ethische en juridische beperkingen ervan. Er zijn immers veel punten van zorg, naast de zaken die de Unie na aan het hart liggen: het verkleinen van de digitale kloof, vrijheid van meningsuiting op het Internet, culturele diversiteit, bescherming van kinderen en - ik noem er nog enkele identificatie via radiofrequentie, RFID, dit wil zeggen het opzetten van een Internet van voorwerpen, de risico’s van overbelasting van de netwerken rond 2010-2012, de digitalisering, met name van cultuurproducten, de gevolgen die daarmee gepaard gaan voor de bescherming van de intellectuele eigendom en vooral de ontwikkeling van de toegang tot ICT voor de minst ontwikkelde landen. Europa loopt op het vlak van wetgeving voorop. Voor ons, Europeanen, is dat bemoedigend, maar we mogen niet op onze lauweren rusten. Er zijn heel wat wet- of regelgevingskwesties die aan de orde worden gesteld bij de herziening van het telecompakket.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil hier oproepen tot een nieuwe fase van gerichte politieke en toekomstgerichte werkzaamheden, met name via de nationale parlementen en de lokale overheden. Een Europees forum tegen 2009, misschien een wereldforum in Europa, dankzij Litouwen dat zich voor 2010 kandidaat heeft gesteld. Als delegatieleider wil ik alle leden, collega’s en ambtenaren bedanken voor hun werk en hun beschikbaarheid. De ontwerpresolutie waarover we gaan stemmen omvat een routekaart. Ik ben blij dat de tekst de steun krijgt van alle fracties van dit Parlement. Meer parlementaire commissies worden uitgenodigd om het momentum van deze actie mede te vergroten en ik zou graag de Commissie bedanken en haar leden vragen om mevrouw Reding te steunen. Tot slot zou ik graag het woord richten tot de Raad. Ik zou graag zien dat de Raad de betrekkingen met India en de voorbereiding van het Forum in New Delhi op de agenda plaatst, zodat alle lidstaten zich kunnen inzetten voor nauwere samenwerking. Toomas Savi, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, een van de dingen die in Rio de Janeiro op 13 november 2007 werd besproken was de waarde van het Internet voor overheidsdiensten. Op dit moment heeft de Europese burger het grootste tekort aan tijd en het is essentieel dat de lidstaten overheidsdiensten op het Internet introduceren. In mijn thuisland Estland is op dit gebied veel gedaan: stemmen, belastingaangifte, overheid en burgerlijke stand op het Internet zijn slechts enkele voorbeelden van succesvolle internetprojecten die overal in Europa kunnen worden toegepast. Ik weet dat het veel gemakkelijker is om een klein land waar ongeveer 66 procent van de inwoners het Internet gebruikt te veranderen. Het verplaatsen van overheidsdiensten naar het Internet is echter de moeite waard. Een van de eerste voorwaarden voor het functioneren van democratie is participatie. Internetoplossingen geven de mogelijkheid van deelname met een minimale inspanning: er zijn geen wachtrijen of ambtenaren die naar eigen goeddunken handelen. Het Internet geeft burgers meer vrijheid en zorgt voor een onpartijdige behandeling van hun zaken. Het is echter essentieel om dergelijk onderwijs op scholen in een vroeg stadium te geven. Anderzijds is digitale alfabetisering geslaagd waar Esperanto heeft gefaald: zij is tot het meest universele communicatiemedium geworden. We moeten daarom proberen om de digitale kloof niet alleen op regionaal en mondiaal niveau te dichten, maar ook de verschillende leeftijdsgroepen en sociale klassen in gedachten te houden. Tot slot: het Europees Parlement lijkt zich vaak bezig te houden met het produceren van immense bakken papier. Waarom werken we onze hulpmiddelen voor de democratie niet bij en voeren we geen papierloze administratie in? Ryszard Czarnecki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het Internet is als een mes. We gebruiken het om het brood dat we dagelijks eten te snijden. Een mes kan echter ook gebruikt worden om te doden. Ik kan me moeilijk voorstellen hoe de wereld van vandaag en onze werkzaamheden er zonder het Internet zouden uitzien. Het Internet wordt echter ook misbruikt, bijvoorbeeld door pedofielen. De Europese Unie heeft bijgevolg een wijze beslissing genomen door van de bescherming van kinderen op het Internet een van haar prioriteiten te maken tijdens het laatste Forum voor Internetbeheer, dat twee maanden geleden in Brazilië heeft plaatsgevonden. We moeten al het mogelijke doen om openheid en de maximale toegankelijkheid van het
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Internet te combineren met veiligheid, niet alleen voor kinderen, maar voor iedereen voor wie misbruik van het Internet een bedreiging kan vormen. Het is veelzeggend dat het volgende Forum voor Internetbeheer in New Delhi, de hoofdstad van India, wordt gehouden. India vervult vandaag een voortrekkersrol op het gebied van informaticatechnologie, ondanks het feit dat het land relatief arm is. Het land bedient wereldwijde concerns en biedt zo honderdduizenden mensen de gelegenheid om hun levensstandaard te verbeteren. Mijns inziens zijn er twee voorstellen die onze steun verdienen. Het eerste voorstel betreft het idee om het Forum voor Internetbeheer over twee jaar in een van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie te organiseren, in Polen bijvoorbeeld, of in Litouwen. Het tweede voorstel heeft betrekking op de creatie van ons eigen Forum voor Internetbeheer – een eigen Europees en dus geen wereldwijd forum. Het Europees Parlement kan op dit gebied een cruciale rol spelen. We weten allemaal dat de toegang tot het Internet aanzienlijk verschilt van lidstaat tot lidstaat. In mijn land, Polen, is het internetgebruik eerder beperkt, voornamelijk om financiële redenen. De Europese Unie zou moeten bewerkstelligen dat de toegang tot het Internet overal ongeveer gelijk is, in de eerste plaats in plattelandsgebieden. Malcolm Harbour (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zou mij bij mevrouw Trautmann willen voegen en mijn dankbaarheid willen betuigen aan het Voorzitterschap van het Parlement omdat wij de mogelijkheid hebben gekregen om als officiële delegatie te gaan. Ik denk dat ik daarbij ook voor al mijn collega’s spreek. Dit was iets dat de vele deelnemers goed hebben gemerkt. Wij waren van alle aanwezige politieke delegaties het meest actief en er waren meer Europese dan andere parlementsleden. We zien nu echter tekenen dat andere parlementen de blik richten op het Forum voor Internetbeheer en zich realiseren dat ze mee moeten doen omdat daar essentiële overheidsbeleidszaken waar ze bij betrokken moeten zijn, aan de orde worden gesteld. In de toespraken van mijn collega’s zijn een aantal van de kwesties besproken. Ik zou slechts enkele algemene opmerkingen willen maken over hoe ik het proces zie evolueren, vooral omdat ik het enige lid van dit Parlement ben dat beide Wereldtoppen over de informatiesamenleving heeft bijgewoond en ook vanaf het begin bij het proces ben betrokken. Men heeft het gevoel dat het Forum in Rio nu met veel meer praktische ideeën komt en men begint zich te realiseren wat de waarde is van het uitwisselen van informatie en beste praktijken uit de hele wereld. Dat komt omdat men zich realiseert dat het in feite niet formele, internationale, juridische structuren zijn die de vele voordelen waar we naar op zoek zijn, zullen geven. In feite zullen we veel van deze kwesties moeten behandelen door intergouvernementele samenwerking en in veel gevallen door samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en non-gouvernementele organisaties. In het geval van kinderbescherming dat de vorige spreker noemde bijvoorbeeld, werden de meest succesvolle initiatieven uitgevoerd door organisaties die bestaan uit vrijwilligers, zoals de Internet Watch Foundation in mijn land. Het was zeer belangrijk om daadwerkelijk met mensen over dergelijke organisaties te praten. Ik zal afronden met het geven van een duidelijk voorbeeld van de waarde van dergelijke uitwisselingen op een breder niveau. Ik heb deelgenomen aan een workshop over melding van gegevensinbraak ter bescherming van de consument, een onderwerp dat binnenkort
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in het Parlement wordt besproken als onderdeel van de Europese wetgeving. Ik heb een volledig dossier over wat in andere landen is gedaan en ik zou tegen de Commissie willen zeggen dat haar voorstel momenteel zeer zwak is en dat het sterk zou verbeteren als naar deze informatie werd gekeken. Dit soort praktische voordelen bieden dergelijke forums ons, en ik weet zeker dat wij in dit Parlement bij zullen kunnen dragen aan de ontwikkeling van de agenda voor het volgende forum om dit nog effectiever te maken. Francisca Pleguezuelos Aguilar (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik geloof dat de commissaris en alle overige sprekers – waaronder ik zelf – het erover eens zijn dat deze fora, waar steeds meer mensen aan deelnemen, heel belangrijk zijn en een grote politieke en maatschappelijke impact hebben. Daarom geloof ik dat we heel tevreden kunnen zijn over het feit dat we in Europa deze verantwoordelijkheid op ons hebben genomen. Net als mevrouw Trautmann geloof ik echter ook dat het nu wel zaak is gebruik te maken van de politieke mogelijkheden die zijn ontstaan en eens goed na te denken over het nieuwe telecommunicatiepakket. Ik meen daarom dat de Commissie en het Parlement al het nodige moeten ondernemen om de Europese burgers toegang te bieden tot de beste digitale diensten. We moeten proberen een leidersrol te vervullen, zodat we de informatiemaatschappij ook kunnen vestigen in de landen die met ons samenwerken en onze hulp behoeven. Ik geloof dat het inderdaad heel belangrijk is dat we iets doen om gemeenschappelijke problemen – gevoelig liggende onderwerpen, vrijheid van meningsuiting op het Internet en bescherming – op te lossen. Dat zijn volgens mij prioriteiten. Ik denk dat het nu van fundamenteel belang is – en daarmee sluit ik af, mevrouw de Voorzitter – dat we het mondiale en het lokale niveau op elkaar laten aansluiten. De ideeën zoals die zijn verwerkt in de ontwerpresolutie die we nu gaan aannemen, zijn daarom heel opportuun. Ik hoop dat ze de Commissie zullen aanzetten om deze prioriteiten op haar politieke agenda te houden. Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, ik was er niet bij in Rio, maar ik was wel bij de eerste conferentie in Athene, en heb toen gezien hoe belangrijk deze formule van het Forum is; stakeholders verkennen in dit kader met elkaar de grenzen die erg belangrijk zijn en die wellicht later in de wereldverhoudingen en ook in onze EU in regelgeving worden vertaald. Achter deze dialoog gaan nog best heel moeilijke onderwerpen schuil. Ik denk bijvoorbeeld aan de domeinnamen, het icon en de invloed van de Amerikanen daarop. De achterliggende idee is dat we het toch uitermate belangrijk vinden dat het wereldwijde web ook een echte wereldomvattende, eenduidige aanpak blijft kennen. Daarom is het belangrijk te zien dat je juist ook signalen uit dit debat terugvindt in de nieuwe aanpak van het icon en dat de ideeën van partners mee aan boord worden genomen. Voorzitter, ik wil vandaag met name één aspect belichten. Ik ben nadrukkelijk voorstander van een Europees forum, een Europese vertaling van het Forum voor Internetbeheer in de komende jaren, het liefst vóór de verkiezingen van 2009. Wat we moeten doen, is ervoor zorgen dat we in de debatten toch ook onze nationale parlementen aan boord brengen. Je ziet aan initiatieven in een aantal landen, zoals in het Verenigd Koninkrijk, dat die onderwerpen leven; gezien het belang naar de toekomst, zowel voor werkgelegenheid en welzijn, als voor vrijheid van informatie en participatie, is het essentieel dat we de nationale parlementen in een Europese aanpak met de andere stakeholders aan boord brengen.
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik doe een beroep op de Europese Commissie. Ik lees in de stukken dat ze onvoldoende instrumenten en centen hebben om een en ander te ondersteunen, om een andere insteek te kiezen; er is geld genoeg. Kijk in i2010, kijk in de programma’s voor onderzoek, enzovoort. Ik zou graag voor een heel ruimhartige opstelling kiezen om dat gezicht van Europa in deze problematiek vóór de verkiezingen van 2009 nog eens extra duidelijk neer te zetten. Zita Pleštinská (PPE-DE) . – (SK) Dank u wel, mevrouw de Voorzitter, omdat u mij in de gelegenheid stelt een bijdrage te leveren aan dit interessante debat. Ik sta helemaal achter het idee om fora voor het Internetbeheer op te richten met betrokkenheid van leden van het Europees Parlement. Het Internet is vandaag de dag een onmisbaar onderdeel in het leven van alle Europese burgers, van jong tot oud. In achtergestelde regio’s is het echter bijna onmogelijk om een snelle internetaansluiting te krijgen. Met enige nijd lees ik de advertenties in onze Slowaakse publieke en particuliere media over internetaansluitingen die vier keer zo snel zijn, en de voordelen ervan. Daar waar ik woon hebben we die voordelen niet en de enige opties die we hebben, zijn de plaatselijke faciliteiten met lage snelheden. Commissaris Kuneva, wat kan de Commissie doen om ervoor te zorgen dat de achtergestelde regio’s en de mensen die daar leven niet worden vergeten, en om ervoor te zorgen dat deze mensen de gelijke kansen krijgen om te participeren in de digitale wereld? Gunnar Hökmark (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde slechts één ding zeggen. Ik zou mevrouw Trautmann die de delegatie naar Rio geleid heeft en dit zeer goed gedaan heeft, willen bedanken. Ik heb dit niet in mijn eerste interventie genoemd, maar ik denk dat het belangrijk is om te melden. We vonden haar allemaal een zeer goede leider. Ik wilde dit toch graag opgetekend zien. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik zal beginnen met de volgende stappen die concreter zijn. Volgend op de bijeenkomst in Rio zullen de volgende maand in Genève besprekingen gehouden worden om meningen te verzamelen over het resultaat van Rio en voorbereidingen gemaakt worden voor de volgende bijeenkomst in New Delhi. De Commissie neemt deel aan de adviesgroep die de secretaris-generaal van de VN assisteert bij de voorbereiding van het IGF. Zoals onze gewoonte is geweest sinds de Wereldtop over de informatiesamenleving, zullen wij de leden natuurlijk informeren over het resultaat van deze bijeenkomst. Ik zou nu enkele door leden van het Europees Parlement gestelde specifieke vragen willen beantwoorden, te beginnen met mevrouw Trautmann. We verheugen ons over het feit dat mevrouw Trautmann in haar rede bij de opening sprak over de kwestie van het “Internet van dingen” en de mogelijkheid om dit volgend jaar bij het IGF naar voren te brengen. Wat betreft het tweede deel van de rede van mevrouw Trautmann: op een aantal plaatsen zijn regionale IGF’s ontstaan en dit lijkt een nuttige manier te zijn om ons te richten op vraagstukken over internetbeheer die van specifiek belang zijn voor een bepaalde regio. De Commissie ondersteunt dit idee van harte. Dan de heer Savi. We kunnen het onmogelijk meer eens zijn met zijn verklaring, daarom is de Commissie vastbesloten om de internettoepassing met de volledige programma’s en wetgeving te ontwikkelen. Wat betreft de heer Czarnecki: de Commissie is gecommitteerd aan alle initiatieven voor bescherming van kinderen. Wij waren er voor dat dit onderwerp op de IGF-agenda zou
17-01-2008
17-01-2008
Handelingen van het Europees Parlement
NL
komen en we staan op het punt een vernieuwd programma voor te stellen voor bescherming van kinderen op het Internet. De Voorzitter. − Ter afsluiting van dit debat is overeenkomstig artikel 103, lid 2, een door zes fracties ondertekende ontwerpresolutie ingediend (1) . Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats om 12.00 uur. (De vergadering wordt om 11.40 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat) VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter 5. Vergaderrooster: zie notulen 6. Stemmingen De Voorzitter. − Wij gaan nu over tot de stemming. (Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemming: zie notulen) 6.1. (A6-0514/2007, Michael Cashman) Meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 (stemming) 6.2. (A6-0447/2007, Agustín Díaz de Mera García Consuegra) Oprichting Europese Politiedienst (Europol) (stemming) - Na de stemming over amendement 62: Alexander Alvaro (ALDE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, nu het Parlement in zijn oneindige wijsheid compromisamendement 62 heeft aangenomen, is amendement 61 van de ALDE-Fractie overbodig geworden. Het amendement wordt daarom ingetrokken. 6.3. (A6-0516/2007, Lydie Polfer) Effectiever EU-beleid voor de zuidelijke Kaukasus (stemming) – Vóór de stemming over amendement 3: Lydie Polfer, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik wilde gewoon even aan de heer Tannock vragen of de toevoeging die hij voorstelt beschouwd moet worden als een toevoeging, dan wel of hij hiermee de vermelding wil schrappen van schendingen en slechte behandelingen die zich voordoen onder bewaking en in gevangenisinstellingen. Als hij zijn amendement als toevoeging beschouwt, kan ik dat alleen maar ondersteunen. Als hij echter een gedeelte van de huidige tekst wil schrappen, kan ik alleen maar aanbevelen om hier tegen te stemmen. Charles Tannock (PPE-DE). – (FR) Een toevoeging is goed. Hartelijk dank. – Vóór de stemming over amendement 7: (1)
Zie notulen.
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Lydie Polfer, rapporteur. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, in paragraaf 32 herhalen we de twee voorwaarden, zelfbeschikking en territoriale integriteit, hoewel we deze punten ook al vermelden in paragraaf 30. De auteur van het amendement heeft er wel aan toegevoegd “de zelfbeschikking van de volkeren die hier wonen”. Ik stel voor om “de volkeren die hier wonen” te schrappen omdat dit de vluchtelingen en de ontheemden in hun land buiten beschouwing laat. Dus als de auteur van het amendement kan instemmen met het schrappen van deze woorden, kan ik zijn amendement steunen. Anders beveel ik aan het amendement te verwerpen. Charles Tannock (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ga akkoord met die aanpassing van het mondeling amendement. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) – Vóór de stemming over amendement 8/rev: Charles Tannock (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals we aan het begin van de zitting afgesproken hebben, volgt er nu een toevoeging. In de feitelijke tekst staat dat de woorden “in de Baku-Tbilisi-Erzurum gaspijpleiding” vervangen moeten worden door “in de projecten voor de trans-Kaspische energieroute”. Maar door aan het begin van de stemming te onderhandelen, ben ik al overeengekomen dat dit een toevoeging moet zijn in plaats van een vervanging zodat we de woorden “in de projecten voor de trans-Kaspische energieroute” kunnen toevoegen. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 6.4. (A6-0510/2007, Roberta Alma Anastase) Een regionale beleidsaanpak voor het Zwarte -Zeegebied (stemming) 6.5. Situatie in Kenia (stemming) - Vóór de stemming: Jan Mulder (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er hebben sinds we deze resolutie vorm gaven enkele belangrijke veranderingen plaatsgevonden in Kenia. Gisteren koos het nieuwgekozen parlement een nieuwe spreker en volgens alle waarnemers verliepen de verkiezingen voor het Parlement redelijk eerlijk. De spreker is iemand van de oppositie. Wij zien dat als een goed teken en ik zou daarom een mondeling amendement willen voorstellen in de vorm van een nieuw lid dat als volgt gaat: “Juicht het feit toe dat het nieuw gekozen Parlement zijn onafhankelijkheid heeft getoond door de heer Kenneth Marende als zijn spreker te kiezen en onderstreept de beslissende rol die het Parlement zal spelen bij het herstellen van civiele vrijheden in Kenia”. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 6.6. (A6-0519/2007, Ilda Figueiredo) Rol van de vrouw in de industrie (stemming) – Vóór de stemming over amendement 39: Ilda Figueiredo, rapporteur. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dit mondelinge amendement wordt gesteund door de vrouwelijke leden van vijf fracties en ook door één man en voorziet in wijziging van het eerste deel als volgt: “onderstreept de noodzaak om vrouwen die hun
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
loopbaan hebben moeten stopzetten, om te scholen teneinde hun inzetbaarheid te vergroten” en gaat als volgt verder: “verzoekt de lidstaten om te zorgen voor meer mogelijkheden tot levenslang leren”. Dit is het voorstel dat wij ter stemming indienen. (Het mondeling amendement wordt in aanmerking genomen) 6.7. Resultaten van het tweede Forum voor Internetbeheer (Rio de Janeiro, 12 t/m 15 november 2007) (stemming) 7. Vergaderrooster: zie notulen 8. Stemverklaringen De Voorzitter. − Ik doe met betrekking tot de stemming het volgende voorstel: we beginnen met de stemverklaringen en onderbreken de vergadering om 13.00 uur. De resterende stemverklaringen kunnen dan vanmiddag aan het eind van de vergadering worden afgelegd, nadat alle stemmingen hebben plaatsgevonden. (Levendig applaus) (De vergadering stemt in met het voorstel) VOORZITTER: M. GÉRARD ONESTA Ondervoorzitter Mondelinge stemverklaringen Verslag-Cashman (A6-0514/2007) Roger Helmer (NI). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik moet zeggen dat ik tegen deze specifieke maatregel heb gestemd. Hoewel de heer Cashman een zeer innemend persoon is, overkomt mij toch telkens enige mate van scepticisme wanneer ik iets zie met zijn naam erop. We hebben het hier over een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten alsof een dergelijke bescherming voor mensenrechten er in de lidstaten niet zou zijn. Ik betwijfel dat dit instituut op Europees niveau nodig is. Gaat het hier niet slechts om het uitbreiden van bureaucratie en het maken van nieuwe quango’s (quasi-autonome non-gouvernementele organisaties) zoals we die in Groot-Brittannië noemen? Dit legt een last op de belastingbetaler die, ook volgens vele anderen, niet werkelijk zal bijdragen aan de mensenrechten. Bovendien is er geen basis voor omdat de grondwet die ons is beloofd, waarvan u nu voorstelt om die erdoor te drukken zonder referendum, ontbreekt. Derek Roland Clark (IND/DEM). − (EN) Mijnheer de Voorzitter ik heb tegen dit verslag gestemd omdat het Verenigd Koninkrijk de mensenrechten al respecteert. Het heeft vele internationale verdragen ondertekend; het hoeft niet te worden verteld hoe men zich moet gedragen door een EU die de resultaten van perfect constitutionele referenda in Frankrijk en Nederland naast zich neer heeft gelegd. Ze verwierpen de Grondwet. Die is vervangen door een vergelijkbaar verdrag dat nu is goedgekeurd zelfs voordat het volledig is gezien door hen die het hebben ondertekend.
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De EU heeft duidelijk geen respect voor democratische rechten en kan daarom niet worden gezien als een veilige of betrouwbare hoedster van de mensenrechten. Thomas Wise (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u voor deze mogelijkheid om mijn stem te verklaren. Dit is voor het eerst dat ik iets dergelijks doe. Ik heb tegen het voorstel gestemd omdat de betreffende commissie dan wel de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken heet, maar zij geen vrijheden biedt aan burgers, zij geen recht biedt en zich bemoeit met binnenlandse zaken. In Groot-Brittannië werd ons een referendum beloofd. Wij zullen dat niet krijgen. Wat gaat de Europese Unie daaraan doen? Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, hartelijk bedankt voor deze mogelijkheid om mijn stem in deze belangrijke kwestie te verklaren. U bent zich dit misschien niet bewust, maar ik vertegenwoordig het kiesdistrict Londen, de beste stad ter wereld, hoofdstad van het beste land ter wereld. U moet begrijpen dat Londen eigenlijk een behoorlijk diverse stad is. Laat me dit uitleggen: we hebben reeds driehonderd talen en veertien religies en al met al kunnen we het zeer goed met elkaar vinden. De EU zou dus een hoop van Londen kunnen leren en over hoe men gezorgd heeft dat de waardigheid van mensen wordt gerespecteerd. We hebben het niet nodig dat dergelijke kwesties op EU-niveau worden opgelost. Wat zou Londen, de meest diverse stad in Europa en wellicht zelfs ter wereld, nu van deze instelling kunnen leren? Wat zou het over mensenrechten kunnen leren? Wat zou het over grondrechten kunnen leren? Helemaal niets! Laat me het volgende toevoegen. De aanstaande goedkeuring van de Europese Grondwet, ondanks de afwijzing in twee referenda is ondemocratisch, laf... (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Daniel Hannan (PPE-DE). − (EN) Mijnheer de Voorzitter, wat is de rechtsgrondslag voor het oprichten van dit Bureau? Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten zou zijn wettige macht hebben ontleend aan de Europese Grondwet. Het zou wettige macht hebben verkregen bij het Verdrag van Lissabon. Maar de enige rechtsgrondslag op dit moment is een wirwar van communiqués, persberichten en resoluties in de Raad. De Europese Unie heeft geen last van de systematische schending van de mensenrechten. Zij heeft wel last van de systematische schending van de democratische rechten. Het probleem dat we hebben is dat een mensenrechtenhandvest op papier geen betekenis heeft tenzij er ook mechanismen zijn om de leiders ter verantwoording te roepen. Als we de grondwetten van voormalig Oost-Duitsland en van de Sovjet-Unie bekijken, dan stonden die vol prachtige beloften van vrijheid. Maar zoals de mensen in die ongelukkige landen ontdekten, had dat zonder democratie geen inhoud. Daarom zou u, als u dit mensenrechtenhandvest wilt opleggen, eerst het Europese volk in een referendum moeten raadplegen. Pactio Olisipio censenda est! Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb ook tegen dit belachelijke voorstel voor een bureau voor het beschermen van de mensenrechten in de EU gestemd. Wij in de Verenigd Koninkrijk hebben zoals vele andere landen het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens ondertekend. Daarin zijn rechten te vinden
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
waarvoor externe supervisie nodig is en elk hof dat vereist is, is in deze stad te vinden en onder dat Verdrag tot stand gekomen en niet uit hoofde van een of andere door de EU vereiste autoriteit. Het is dus volledig onnodig en een verspilling van overheidsmiddelen. De primaire bedoeling is om nog een organisatielaag van soevereiniteit aan de EU toe te voegen zodat men kan pronken als een soort superstaat binnen een Europa dat rechten aan zijn inwoners geeft, rechten die ze al hebben. Als men rechten wil geven, erken dan het fundamentele recht om te stemmen over zaken zoals deze: om “ja” of “nee” tegen een grondwet te zeggen. Verslag-Díaz de Mera García Consuegra (A6-0447/2007) Miroslav Mikolášik (PPE-DE) . – (SK) Mijnheer de Voorzitter, gezien het feit dat de criminaliteit voortdurend toeneemt en het gevaar van terrorisme eveneens groeit, dient Europol flexibeler te worden. De drie protocollen van 2000 tot 2003 die de Europol-overeenkomst hebben gewijzigd en aangevuld, zijn nog steeds niet ten uitvoer gelegd. Natuurlijk kan een organisatie die staat voor het bevorderen van de openbare orde niet effectief zijn als wijzigingen in haar rechtsgrondslag pas jaren na het besluit hiertoe in werking treden. Het voorstel voor een besluit van de Raad brengt verandering in deze situatie, daarom stem ik ervoor. Een van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie is het plan om Europol te financieren ten laste van de communautaire begroting en het personeel onder het statuut van de ambtenaren van de EU te laten vallen. Dit betekent dat het Europees Parlement een grotere rol gaat spelen in het beheer van Europol en dat het beheer van de begroting en het personeel wordt vereenvoudigd. Verder zal de positie van het Europees Parlement worden versterkt als gevolg van de betere democratische controle op Europol. De kosten voor de Gemeenschap zullen vergelijkbaar zijn met de huidige uitgaven van de lidstaten. Oldřich Vlasák (PPE-DE) . – (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen uitleggen waarom ik niet heb deelgenomen aan de stemming over dit verslag. Ten eerste ben ik van mening dat Europol goed functioneert op basis van bilaterale overeenkomsten en bilaterale samenwerking. Ten tweede is Tsjechië net als enkele andere lidstaten toegetreden tot de Schengenzone. Het is daarom nu eerst van belang om te wennen aan deze samenwerking, deze te analyseren en geleidelijk te verbeteren. Bovendien vereist elke nadere integratie die tot doel heeft Europol te veranderen in een Europese politiedienst de ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Pas dan kunnen we het hebben over eventuele wijzigingen in de rechtsgrondslag van Europol. Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik vond het fascinerend om te zien hoe u mijn collega de heer Kamall na precies 60 seconden onderbrak terwijl u veel vrijgeviger bent als men dingen zegt die aangenamer voor u zijn. Een van de fouten die we in de Europese Unie maken is dat we “samenwerking” verwarren met “supranationalisme”. Ik ben helemaal voor samenwerking van politie. Dat is elk weldenkend mens vandaag de dag. Ik ben echter absoluut tegen het creëren van supranationale autoriteiten, zoals de bedoeling is met Europol. Dat is, zoals een van mijn collega’s zei betreffende het Bureau voor de grondrechten, een van de eigenschappen van de soevereiniteit die door de Europese Unie wordt geclaimd.
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het probleem is dat de democratische legitimiteit voor deze organisaties ontbreekt en dat is uiterst gevaarlijk. Zowel Europol als de Europese Unie heeft geen democratische legitimiteit totdat u een referendum over het Verdrag van Lissabon houdt. Derek Roland Clark (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het ontzettend oneens met dit rapport. Ik heb tegen gestemd. Samenwerking tussen politiekorpsen: ja. Gedwongen samenwerking en verplichting: nee. Vooral als deze politiemacht onder haar leden gewapende politie heeft die overal in de Europese Unie kan worden ingezet. Wij hebben in het Verenigd Koninkrijk geen gewapende politie. We zullen niet accepteren dat gewapende politie binnenkomt in opdracht van Europol. Wij geloven daar niet in. Zo gaat dat in ons land niet! Ik ben bijzonder teleurgesteld om te zien dat amendementen 56 en 57 zijn weggestemd, omdat deze de immuniteit van deze politiemacht zouden hebben weggenomen als ze waren goedgekeurd. In het Verenigd Koninkrijk zijn we een politiemacht gewend die als ze schade aan eigendommen toebrengt, of een persoon geweld aan doet of zonder reden arresteert, nadien kan worden gedaagd voor overtredingen. Het verbaast me hoe dan ook niet omdat u immers ook bereid bent om zonder iemand te vragen een grondwet erdoor te drukken. Thomas Wise (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten tweeden male wil ik mijn stem tegen deze ontwerpresolutie uitspreken. In Groot-Brittannië hebben we als eenvoudige regel dat niemand boven de wet staat. Zelfs de koningin, de vorstin van Engeland, staat niet boven de wet. Er is een juridisch correcte rechtsgang voor nodig. Met deze wetgeving ontstaat een situatie waarbij mensen boven de wet staan die wettelijk niet kunnen worden vervolgd. Ik heb al eerder in dit Huis gezegd dat wanneer de Europese Unie het antwoord is, het wel een verdomd domme vraag moet zijn geweest. Nog nooit was dit zo waar als nu. Ik laat Kennedy voor u aan het woord: ‘Diegenen die vreedzame protesten onmogelijk maken, maken gewelddadige protesten onvermijdelijk’. Nirj Deva (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het is essentieel om grensoverschrijdend samen te werken tegen internationale misdaad, terrorisme, drugs enzovoort. Europol voert deze taak nu samen met andere politiekorpsen uit. Door een Europees politiebureau te creëren dat de centrale macht vergroot, zullen de problemen die zijn ontstaan in lokale gemeenschappen in Groot-Brittannië echter niet worden opgelost. Mijn land, mijn partij, heeft vandaag als trouwe Conservatieven tegen deze resolutie gestemd. Mijn partij heeft ook verzocht om een referendum over het Europees Grondwettelijk Verdrag. Ik kan nergens anders dan in dit Huis protesteren tegen wat de heer Brown doet door zijn woord dat dit referendum er zou komen, te breken. Ik verzoek daarom dat we de heer Brown vragen om het Britse volk het referendum te geven. Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp dat dit voorstel voor een besluit van de Raad, zoals beschreven in het verslag, het mogelijk maakt dat Europol omgevormd wordt tot een EU-bureau.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We moeten erkennen dat dit twee gevolgen zal hebben. Ten eerste zal het gefinancierd moeten worden door het budget van de Gemeenschap en zal Europol-personeel de status van Gemeenschapsambtenaar verkrijgen. Het verslag bevat ook voorzieningen voor coördinatie, waar we allemaal voor zijn, en organisatie en implementatie van onderzoeken en operationele activiteiten die samen met de relevante autoriteiten van de lidstaten of door gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd. De Conservatieven zijn voor open samenwerking tussen politiekorpsen in de EU en daarbuiten voor het bestrijden van misdaad. Maar wij accepteren absoluut geen enkele rol van de EU bij het centraliseren van een dergelijke samenwerking. Europol is daarom een bureau dat niet noodzakelijk is omdat er al andere organisaties bestaan die deze functie mondiaal vervullen. Om deze reden zou ik willen toevoegen dat de aanstaande goedkeuring van de Europese Grondwet ondanks de afwijzing in twee referenda ondemocratisch, laf en onwettig is Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij om deze mogelijkheid te hebben om mijn stem te verklaren. Ik heb om spreektijd in het debat over deze kwestie gevraagd, maar een van de consequenties van de ongelukkige mesalliance van mijn partij met de Europese Volkspartij is dat de Britse Conservatieven categorisch spreektijd wordt ontzegd bij belangrijke debatten. Wat ik wilde zeggen is dat dit verslag gebaseerd is op een conceptueel misverstand. Men zegt dat we grensoverschrijdende politie nodig hebben omdat er grensoverschrijdende misdaad is en omdat misdaad internationaal is. De oplossing bestaat reeds. De politiekorpsen van nationale staten werken al tientallen jaren met veel succes samen. We hebben Interpol, we hebben het Verdrag van ‘s-Gravenhage, we hebben uitleveringsverdragen, we erkennen de tijd die doorgebracht is in de gevangenis in een ander land als onderdeel van de straf, enzovoort. Het verschil is dat deze zaken zijn gebaseerd op democratische besluiten tussen onafhankelijke staten terwijl wat wordt voorgesteld met Europol de federalisering is van wat een gevoelige nationale zaak zou moeten zijn, namelijk toezicht uitoefenen op het strafrecht. Als we dat willen doen, moeten we eerst het volk raadplegen in een referendum, daarom hebben we een referendum over het Verdrag van Lissabon nodig. Jim Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, enkele van de redenen voor dit voorstel over Europol zijn behoorlijke onzin. Er wordt voorgesteld dat we de rechtsgrondslag moeten veranderen, dat we Europol moeten voorzien van financiering vanuit de EU, dat diegenen die ervoor werken ambtenaren van de EU worden, dat we de taakomschrijving moeten uitbreiden en dat we een bureau nodig hebben zodat we de georganiseerde misdaad en het terrorisme kunnen bestrijden. Wat een onzin! We bestrijden reeds met goed resultaat misdaad en terrorisme door goede, langdurige samenwerking tussen politiekorpsen. Dit gaat er alleen maar om dat er weer een aspect toegevoegd wordt aan de organisatie van de EU als staat zodat zij in feite een EU-politiemacht heeft. Dat is wat deze ambtenaren zullen zijn, ze zullen zich mengen in interne zaken van lidstaten en, zoals al is genoemd, met immuniteit voor hun daden, zelfs buiten het bereik van gerechtelijke toetsing in nationale staten. Het is een absurd voorstel en absoluut onnodig.
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag-Polfer (A6-0516/2007) Nirj Deva (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ten aanzien van het verslag-Polfer hebben de Conservatieven voor de rapporteur gestemd betreffende de kwestie van de zuidelijke Kaukasus. Maar het is toch wel raar dat we zo graag de democratische vrijheden en de rechten van de mensen in de zuidelijke Kaukasus willen beschermen en ervoor willen zorgen dat zij legitimiteit en zelfbeschikking hebben, maar dat wanneer het aankomt op zo’n serieuze zaak als het Grondwettelijk Verdrag voor de Europese Unie, de heer Brown, die ons een referendum heeft beloofd, nu terugkomt op die belofte. Mijn partij, de Conservatieve Partij, is ernstig ontstemd over deze verbroken belofte en daarom sta ik hier om de Labour-regering te vragen om ons een referendum te geven over deze belangrijke grondwetkwestie, net zoals we ons druk maken over wat er in de zuidelijke Kaukasus gebeurt. Syed Kamall (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik begrijp dat dit verslag de opname van Armenië, Azerbeidzjan en Georgië in het Europees nabuurschapsbeleid voorstaat en bilaterale actieplannen voor het Europees nabuurschapsbeleid steunt. Ik begrijp ook dat de rapporteur de EU oproept om een regionaal beleid te ontwikkelen voor de zuidelijke Kaukasus om dit samen met de landen uit deze regio in te voeren. Natuurlijk zal het sleutelwoord “democratie” in veel van de verslagen verschijnen. Ik vertegenwoordig Londen, zoals u wellicht weet. Ik vertegenwoordig Londen, de geweldigste stad ter wereld, hoofdstad van het geweldigste land ter wereld en toevallig hebben wij in Londen een zeer diverse gemeenschap, waaronder velen uit Armenië, Azerbeidzjan en Georgië. Een van de dingen die maakt dat zij in Londen willen wonen, is democratie en het recht op inspraak in essentiële zaken. Ze vragen me steeds: “Waarom preekt u over democratie, maar ontneemt u de burgers van Groot-Brittannië datzelfde recht wanneer het gaat om een referendum over de Grondwet?”. Die Grondwet die toch in twee referenda is afgewezen, is dus ondemocratisch, laf en onwettig. Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor het geduld en gevoel voor humor dat u laat blijken tijdens deze zitting. Mag ik ook, net als gisteren, mijn dank uitbreiden naar de diensten en de tolken die ons ter wille zijn? De belangrijkste kwestie in de regio van de zuidelijke Kaukasus is op dit moment het meningsverschil over verkiezingsresultaten. Het westen zag min of meer oogluikend toe bij de eerste Saddam-achtige verkiezingsoverwinning van de huidige Georgische regering met meer dan 90 procent van de stemmen vóór, maar nu zij beweert te zijn herkozen, ruziën we erover of de stemming wel vrij en eerlijk verliep. Wat voor voorbeeld geven we als Europese Unie aan deze worstelende democratieën, wanneer we zoveel minachting tonen voor ons eigen democratische proces hier in de Europese Unie? Het lijkt van tijd tot tijd nodig om dit Huis in herinnering te brengen dat 55 procent van de Franse en 62 procent van de Nederlandse stemmers “nee” stemde tegen de Europese Grondwet, maar toch komt het document nu bij ons terug als het Verdrag van Lissabon, dit keer zonder referendum. Ik zeg nogmaals: het is nodig om het volk een referendum over het Verdrag van Lissabon te geven. Pactio Olisipio censenda est!
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Mijnheer Hannan, u bent al net zo geestig als ik. Ik vraag me elke keer opnieuw af hoe u er in slaagt een verwijzing naar een “referendum” op te nemen in de tekst. U slaagt er telkens weer in, bij elk onderwerp. Verslag-Anastase (A6-0510/2007) Roger Helmer (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb vóór deze maatregel gestemd, niet vanuit eigen vaste overtuiging, maar omdat ik als trouwe Conservatief het stemadvies heb gevolgd. Als het aan mij lag zou ik waarschijnlijk niet hebben gestemd, of misschien tegen. Ik moet zeggen dat kwesties betreffende de Zwarte Zee geen hoge prioriteit zijn voor mijn kiezers in de East Midlands van het Verenigd Koninkrijk en, naar ik vrees, ook geen tweede of derde prioriteit. Je zou daarom in zekere zin kunnen zeggen dat dit geen zaak van het grootste belang is. Ik geloof echter niet dat de Europese Unie een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid moet hebben. Ik geloof dat nationale staten hun eigen buitenlandse beleid moeten hebben maar ik vind het prima als ze samenwerken als dat in hun belang is – of dit nu met staten in de Europese Unie of daarbuiten is. Hoe dan ook: het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft geen democratische legitimiteit als er geen referendum komt over het Verdrag van Lissabon. Derek Roland Clark (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit beleid is zonder twijfel onder andere gericht op het faciliteren van de toevoer van olie en gas door deze regio naar West-Europa. Het zou dan om Russisch gas en Russische olie gaan, maar daarmee staat u toe dat u zich mogelijk laat gijzelen. We weten allemaal dat Rusland de gaslevering aan Oekraïne twee jaar geleden met de kerst afsneed. Als het eenmaal een nog groter aandeel in de gaslevering naar West-Europa krijgt, dan doet het ons dat wellicht in de toekomst allemaal aan. Hier in Frankrijk zit men tenminste op het goede spoor door tenminste 70 procent van de elektriciteit met kernenergie op te wekken en het is hoog tijd dat de EU een beleid uitstippelt om dat recht overal in de Unie te bevorderen. In plaats daarvan gaat u natuurlijk lopen ploeteren in de zuidelijke Kaukasus, zo rond de Zwarte Zee, met regeringen die niet al te stabiel zijn en ons daar niet hebben willen. Uiteraard doet u dat liever dan een referendum te steunen over de nieuwe Grondwet bij uw eigen volk. Syed Kamall (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij te zeggen dat ik hier nog steeds ben, zelfs als u en anderen niet in die vreugde over mijn aanwezigheid delen. Ik wil u bedanken voor al uw geduld. Ik begrijp dat dit initiatiefverslag feitelijk de mededeling “Synergie voor het Zwarte-Zeegebied – Een nieuw regionaal samenwerkingsinitiatief” van de Commissie omarmt, die samenwerking met en binnen de Zwarte Zee-regio wil bevorderen door bestaand bilateraal beleid aan te vullen met een regionale aanpak. Er wordt van uitgegaan dat voor een dergelijke aanpak de mededeling moet worden gevolgd door verdere consistente stappen vanuit de EU om een echte regionale dimensie aan te moedigen die past bij deze tijd.
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Over welke regio praten we eigenlijk? Laat me dat verhelderen: de Zwarte Zee-regio bestaat uit de lidstaten Bulgarije, Griekenland en Roemenië mat daarnaast Turkije en de ENB-partners Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, de Republiek Moldavië en Oekraïne, alsmede de Russische Federatie. De grote filosoof Brook Benton – gevolgd en gekopieerd door de grote filosoof Randy Crawford zei ooit: “Het is een regenachtige avond in Georgië”. Het is werkelijk een regenachtige avond voor de democratie in de EU als de mensen in Europa en in Groot-Brittannië niet hun stem mogen laten horen in een referendum over de Grondwet. Daniel Hannan (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik waardeer uw beleefdheid. Het verheugt mij om over dit verslag te mogen spreken omdat het mij lijkt dat de Europese Unie in haar behandeling van Turkije een generatie- en mogelijk een epische fout begaat. Het lijkt nu zeer duidelijk dat we Turkije nooit volledig lidmaatschap zullen geven. Dat is duidelijk vanwege de meerderheden in dit Huis, dat is duidelijk vanwege de beloften van referenda in Oostenrijk en Frankrijk waar er een meerderheid van respectievelijk 70 procent en 80 procent tegen lidmaatschap is. Als we dit vanaf het begin tegen Ankara hadden gezegd en dat we zouden werken aan een alternatief, dan hadden we wellicht in vriendschap en partnerschap verder kunnen gaan. In plaats daarvan houden we de Turken aan het lijntje, leggen we ze tienduizenden pagina’s acquis communautaire op en laten we hen zich vernederen over Armenië, over Cyprus, over de behandeling van minderheden, en dan steken we, mogelijk tien of zelf vijftien jaar later na dit alles, onze middelvinger naar hen op. Door dit te doen lopen we het risico juist dat te creëren waar we bang voor zijn: een islamitische staat. Turkije is democratischer dan de Europese Unie. Het is vredig van regering gewijzigd. Ik zou willen dat we de moed hadden om ons eigen volk te raadplegen. Pactio Olisipio censenda est! Miroslav Mikolášik (PPE-DE) . – (SK) Het Zwarte-Zeegebied, een productie- en doorvoergebied, is van strategisch belang voor de diversificatie en zekerheid van de energielevering voor de Europese Unie. Ik ben ervan overtuigd dat naast Turkije en Rusland ook de EU-lidstaten als gelijkwaardige partners betrokken moeten worden bij de regionale samenwerking. Daarom heb ik voor dit verslag gestemd. Ik maak me zorgen over de aanhoudende conflicten in deze regio, die een gevaar vormen voor de stabiliteit en ontwikkeling van dit gebied. Daarom wil ik de Europese Unie verzoeken om een actievere rol te gaan spelen in het oplossen van de conflicten in dit strategisch gebied, met name door deel te nemen aan vredeshandhavingsoperaties en door nauwer samen te werken met de regeringen van Rusland en Oekraïne. Er zijn enkele voor de hand liggende problemen zoals de onevenwichtige ontwikkeling van de particuliere sector in diverse landen rondom de Zwarte Zee. Het is nodig om het investeringsklimaat in de regio voor zowel lokale als internationale bedrijven te verbeteren door de strijd tegen corruptie en fraude te intensiveren en de hervorming van de markteconomie te stimuleren. De Voorzitter. – Overeenkomstig het besluit van dit Huis zullen de stemverklaringen na de stemming van vanmiddag worden voortgezet. Schriftelijke stemverklaringen
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Verslag-Cashman (A6-0514/2007) Alessandro Battilocchio (PSE) , schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil mijn volledige steun betuigen voor dit verslag, het resultaat van langdurig en uitstekend werk van onze collega Michael Cashman. Het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat is omgezet in een bureau dat tot taak heeft de mensenrechten te beschermen en te bevorderen; het werd officieel ingesteld op 1 maart 2007. Zoals we moesten vaststellen, is het Bureau echter nog steeds niet operationeel omdat het nog geen directeur en geen meerjarenkader heeft. Als antwoord op deze traagheid en bureaucratische inefficiëntie stelt de rapporteur voor het meerjarenkader op een minimumaantal gebieden te amenderen. Hij dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om het proces van het selecteren van kandidaten voor de functie van directeur te bespoedigen en een snelle overeenstemming met de andere instellingen te bereiken, teneinde dit essentiële instrument voor de bescherming van de mensenrechten te reactiveren. Ik doe een beroep op de leden van dit Huis om instemming te betuigen met dit verslag, aangezien het een eerste stap is om het Bureau weer operationeel te maken. Steun voor het Europese mensenrechtenbeleid en de ontwikkeling ervan kan en mag niet afhankelijk worden gemaakt van politieke en economische overwegingen en vertragingen. Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Ik heb de oprichting in februari 2007 van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten gesteund omdat ik denk dat dit Bureau een belangrijke bijdrage kan leveren aan het vergroten van de logische samenhang van het EU-beleid inzake mensenrechten. Het Bureau is op 1 maart 2007 officieel ingesteld, maar wacht nog steeds op de basiselementen die het in staat zouden stellen om volledig operationeel te worden, ofwel de benoeming van zijn directeur en de goedkeuring van een meerjarenkader. Het doel van dit initiatief is het vaststellen van dit meerjarenkader dat de koers van het Bureau voor de komende vijf jaar moet uitstippelen door de afbakening van de thematische werkterreinen waarbinnen het Bureau moet opereren. Ik steun dan ook de enorme inspanningen van de rapporteur, de heer Cashman, om de onderhandelingen te vergemakkelijken en ik hoop dat dit de Commissie en de Raad stimuleert de discussie over dit meerjarenkader en tezelfdertijd de selectieprocedure van kandidaten voor het ambt van directeur zo snel mogelijk af te ronden. De Europese burgers kunnen geen begrip meer opbrengen voor verdere vertragingen die het onmogelijk maken dat het Bureau voor de grondrechten volledig operationeel wordt. Sylwester Chruszcz (NI), schriftelijk. − (PL) Ik ben tegen de oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Om die reden heb ik het meerjarenkader voor de periode 2007-2012 niet gesteund. Ik ben van mening dat de voorgestelde oprichting van dit Bureau en zijn werkzaamheden niet alleen neerkomen op een verspilling van onze middelen, maar dat dit ook een gevaarlijk politiek initiatief is, waarvan de gevolgen op lange termijn nadelig zullen zijn voor de landen van de Unie. De voornaamste taken van dit Bureau betekenen een duidelijke inbreuk op de soevereiniteit van de lidstaten. Het Bureau heeft geen enkele reden van bestaan. We
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beschikken in elk Europees land al over instellingen die tot taak hebben de democratie te bewaken en de mensenrechten te beschermen. Het is voor mij overduidelijk dat de activiteiten van het Bureau verder zullen gaan dan de thematische gebieden waarvoor het ingesteld werd. Dat bleek eerder vandaag al tijdens de stemming over amendement 6 op de overwegingen, bij het beantwoorden van de vraag wat een menselijk wezen is en op welk ogenblik het de mensenrechten verwerft. Ik beschouw dergelijke maatregelen als een ongehoorde poging om binnen de Europese Unie op een verholen manier gevaarlijke ideologische concepten op te leggen. Glyn Ford (PSE), schriftelijk. − (EN) Ik ondersteun dit verslag, ondanks het feit dat ik teleurgesteld en er tegen was dat het voormalig Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, dat werd opgestart na aanbevelingen van het Raadgevende Comité voor racisme en vreemdelingenhaat van de Raad van ministers en waarin ik het Europees Parlement vertegenwoordigde, nu is opgelost in een breder Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Het Waarnemingscentrum in Wenen deed zeer waardevol werk in het bevorderen van beste praktijken om racisme, xenofobie en antisemitisme te bestrijden en te voorkomen dat deze zouden toenemen, alsmede in het rapporteren over de huidige stand van zaken in de Unie en in kandidaat-landen. Het gevaar is dat dit verloren zal gaan of tenminste zal verwateren in dit nieuwe Bureau. Ik zal de ontwikkelingen zorgvuldig volgen. Patrick Gaubert (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Franse delegatie in de PPE-DE-Fractie is blij met de goedkeuring van het verslag-Cashman over de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de periode 2007-2012. De tekst definieert onder andere de thematische werkterreinen van het Bureau opdat het zijn taak en zijn doelstellingen beter zal kunnen vervullen. De meerderheid van de Franse delegatie is de fractie gevolgd en heeft de amendementen van de liberale fractie verworpen, die de taken wilde uitbreiden naar enerzijds homofobie en homofoob geweld en anderzijds naar racisme ten opzichte van de Roma. Dit heeft zij niet zo gedaan om aan te geven dat ze gekant is tegen deze legitieme en terechte strijd, maar omdat deze taak al vervat is in het voorstel voor een beschikking waarin als thematische werkterreinen van het Bureau nu precies racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid genoemd worden, alsook discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische afstamming, geloof of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of het behoren tot een minderheid. We verwelkomen de goedkeuring van dit verslag, waardoor het Bureau volledig operationeel zal kunnen worden en zijn taak zal kunnen uitvoeren en de mensenrechten in de Unie zal kunnen garanderen. Ambroise Guellec (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) De Franse delegatie in de PPE-DE-Fractie is blij met de goedkeuring van het verslag-Cashman over de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de periode 2007-2012. De tekst definieert onder andere de thematische werkterreinen van het Bureau opdat het zijn taak en zijn doelstellingen beter zal kunnen vervullen.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Franse delegatie is de fractie gevolgd en heeft de amendementen van de liberale fractie verworpen, die de taken wilde uitbreiden naar enerzijds homofobie en homofoob geweld en anderzijds ze gekant is naar racisme ten opzichte van de Roma. Dit heeft zij niet zo gedaan om aan te geven dat ze gekant is tegen deze legitieme en terechte strijd, maar omdat deze taak al vervat is in het voorstel voor een beschikking waarin als thematische werkterreinen van het Bureau nu precies racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid genoemd worden, alsook discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische afstamming, geloof of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of het behoren tot een minderheid. We verwelkomen de goedkeuring van dit verslag, waardoor het Bureau volledig operationeel zal kunnen worden en zijn taak zal kunnen uitvoeren en de mensenrechten in de Unie zal kunnen garanderen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Afgezien van de punten van kritiek die we al hebben kunnen belichten, zal duidelijk worden wat precies het doel van dit Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten is, zodra het operationeel is geworden. De thematische werkterreinen zijn in het kader van het debat rondom het vaststellen van de doelstellingen en prioriteiten voor zijn meerjarenkader voor 2007-2012 duidelijk geworden. Deze zijn: racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid; discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid of van personen die tot minderheden behoren; schadeloosstelling van slachtoffers, criminaliteitspreventie en daarmee samenhangende aspecten die relevant zijn voor de veiligheid van burgers; bescherming van kinderen, met inbegrip van de rechten van het kind; immigratie en integratie van migranten; asiel; visumen grenscontrole; deelname aan de democratische werking van de Unie; mensenrechtenkwesties in verband met de informatiemaatschappij; toegang tot efficiënte en onafhankelijke rechtspraak. Het Europees Parlement heeft daar extreme armoede en sociale uitsluiting aan toegevoegd, maar sociale rechten met inbegrip van de rechten van werknemers werden bijvoorbeeld niet als prioriteit beschouwd, zelfs niet op een moment waarop de sociale grondrechten in gevaar komen door het beleid van de EU. Elisabeth Morin (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Net zoals de Franse delegatie van de PPE-DE-Fractie ben ik erg verheugd over de goedkeuring van het verslag-Cashman over de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor de periode 2007-2012. De tekst definieert onder andere de thematische werkterreinen van het opdat het zijn taak en zijn doelstellingen beter zal kunnen vervullen. Net zoals de Franse delegatie en de PPE-DE-Fractie heb ik de amendementen van de liberale fractie, die de taken wilde uitbreiden naar enerzijds homofobie en homofoob geweld en anderzijds naar racisme ten opzichte van de Roma, verworpen. Deze taak is immers al vervat in het voorstel voor een beschikking waarin als thematische werkterreinen van het Bureau nu precies racisme, vreemdelingenhaat en onverdraagzaamheid staan, alsook discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische afstamming, geloof of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid of het behoren tot een minderheid.
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik verwelkom de goedkeuring van dit verslag, waardoor het Bureau volledig operationeel zal kunnen worden en zijn taak zal kunnen uitvoeren en de mensenrechten in de Unie zal kunnen garanderen. Verslag-Díaz de Mera García Consuegra (A6-0447/2007) Bairbre de Brún en Eva-Britt Svensson (GUE/NGL), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het gewijzigde voorstel gestemd omdat het verbeteringen bevat op het gebied van gegevensbescherming. Ik ben het echter niet eens met het in toenemende mate verplaatsen van kwesties op het gebied van justitie en binnenlandse zaken van de lidstaten naar de EU. Om deze reden heb ik tegen de ontwerpwetgevingsresolutie gestemd. Gérard Deprez (ALDE), schriftelijk. – (FR) Ik steun het verslag van onze prima collega, de heer Díaz de Mera, met volle overtuiging. De omvorming van Europol tot een communautair bureau is een verzoek van het Europees Parlement dat ik altijd heb ondersteund. Het betekent eigenlijk dat de financiering van Europol vanaf nu zal gebeuren vanuit de communautaire begroting en dat het statuut van de ambtenaren ook van toepassing zal zijn op het personeel van Europol. In beide gevallen krijgt ons Parlement aanzienlijk meer bevoegdheden. Bij het besluit van de Raad worden de werkingssfeer en de mogelijkheden tot interventie van Europol overigens aanzienlijk uitgebreid en ook dit is een feit waar ik het mee eens ben. Kortom, ik kies zonder voorbehoud voor een Europol dat meer operationeel is en dat onderworpen zal worden aan een echte democratische controle. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Het goochelkunstje dat de Raad ons voorstelt is perfect gelukt: de Europese Politiedienst, Europol, krijgt in plaats van de status van intergouvernementeel agentschap dat gefinancierd wordt via de begrotingen van de lidstaten nu de status van agentschap van de Europese Unie dat gefinancierd wordt via de begroting van de Unie en waarvoor het statuut van de ambtenaren van de Gemeenschappen van toepassing wordt, dit alles om technische, niet politieke vereisten. De taken van Europol hebben zich inderdaad steeds meer uitgebreid naar andere domeinen dan enkel de georganiseerde misdaad en de Raad is van mening dat deze nieuwe doelstellingen beter nagestreefd kunnen worden op het niveau van de Unie dan op het niveau van de lidstaten. Op die manier wordt, in naam van het twijfelachtige subsidiariteitsbeginsel, de Europese logica van het systematisch afnemen van bevoegdheden van de lidstaten en het uitdiepen van het transnationale model toegepast. Dit is nu precies de filosofie en de bedoeling van de hervormingen van het Verdrag van Lissabon dat de Europese en nationale leiders willen opdringen aan de bevolking en aan de landen, tegen hun wil in. Europa luistert niet meer naar zijn volkeren. Het is zelfs nog erger, Europa minacht en beliegt hen. 26 landen hebben al aangegeven dit Verdrag niet via een referendum te zullen ratificeren, laten we hopen dat de naties en volkeren van Europa gered zullen worden door
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een afkeuring van deze belachelijke tekst door de Ieren, de enigen die het recht krijgen zich hier over uit te spreken. Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) De lidstaten van de Europese Unie hebben Europol opgericht als een institutioneel instrument om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Vandaag, twaalf jaar na de oprichting van Europol, debatteren we over de uitbreiding van zijn bevoegdheden en het stroomlijnen van zijn werkzaamheden. De rapporteur heeft de huidige juridische en feitelijke situatie van Europol zorgvuldig beoordeeld. Hij uit terecht kritiek op de veel te ingewikkelde en lange procedure die is voorzien voor de wijziging van de status van Europol en de inpassing van de instelling in de organisatiestructuur van de Europese Unie. De in het verslag voorgestelde corrigerende maatregelen verdienen eveneens onze aandacht en steun. Uit eerdere pogingen om de bevoegdheden van Europol te wijzigen, blijkt hoe moeilijk het voor de lidstaten is om overeenstemming te bereiken wanneer ze tot het unanimiteitsbeginsel gehouden zijn. Ik ben bijgevolg de mening toegedaan dat we pas in staat zullen zijn om procedurele veranderingen door te voeren en deze situatie recht te trekken als het Verdrag van Lissabon geratificeerd is en in alle 27 lidstaten van kracht wordt, aangezien het Verdrag ook het besluitvormingsproces van de Europese Unie zal hervormen. Daarenboven zou het toekennen van de status van Europees agentschap aan Europol – met alle consequenties die dat besluit met zich meebrengt, dus ook financiële gevolgen – de Europese Unie als geheel in staat stellen om de georganiseerde misdaad doeltreffender te bestrijden. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Ondanks dat het voorstel voor het Verdrag nog niet is geratificeerd, noch het daarin opgenomen voorstel om met gekwalificeerde meerderheid de nodige besluiten te nemen over verordeningen betreffende de structuur, de operaties, het werkterrein en taken van Europol, sloven de instellingen van de EU zich tot afmattens uit om te proberen om de Europese Politiedienst te transformeren tot een Europees agentschap. We verzetten ons tegen dit proces en we zijn ernstig bezorgd over: - de mogelijkheid dat de “verwerking van speciale categorieën gegevens betreffende ras of etnische afkomst, politieke standpunten, religieuze of filosofische overtuigingen, lidmaatschap van partijen of vakbonden, seksuele geaardheid of gezondheid” niet wordt uitgesloten; - het verzuim om garanties in te bouwen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking op Europees niveau en in relatie tot derde landen, met name de VS (bijvoorbeeld gegevens over vliegtuigpassagiers); - het gebrek aan garanties dat de burgers toegang kunnen krijgen tot gegevens die hen aangaan en dat zij geïnformeerd worden over het feit dat hun persoonsgegevens door Europol worden verwerkt; - de onduidelijkheid omtrent de controle door nationale parlementen. Dat zou duiden op een flagrante schending van de rechten, vrijheden en waarborgen van de burgers.
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antonio Masip Hidalgo (PSE), schriftelijk. − (ES) Ik heb voor het verslag gestemd zoals dat met de bijdragen van de fracties op basis van consensus is overeengekomen. Het gaat hier om essentiële samenwerking bij de misdaadbestrijding. Ik wil echter wel aangeven – zoals mijn collega’s, de heren Fava en Moreno, ook hebben gedaan – dat de verheven doeleinden van de ontwerpresolutie in schril contrast staan met de recalcitrante houding van de rapporteur, de heer Díaz de Mera, die op 11 maart 2004 directeur-generaal van Politie was en geweigerd heeft zijn medewerking te verlenen aan de rechtbank die de ernstigste aanslag die ooit in Europa heeft plaatsgevonden, op zulk een voorbeeldige wijze heeft behandeld. Erger nog: de rapporteur is een van de belangrijkste pleitbezorgers van de schaamteloze theorie volgens welke niet islamitische cellen, maar ETA-terroristen verantwoordelijk zouden zijn geweest voor dit bloedbad. De heer Díaz de Mera en andere peones negros – zo noemen ze zichzelf: zwarte pionnen – hebben op die manier geprobeerd de internationale publieke opinie te misleiden. Hun optreden is niet als delict vervolgd (al zijn ze door de rechtbank wel bestraft en streng terecht gewezen), maar het is toch zaak dat het Parlement van al deze dingen op de hoogte is. Hun felle persoonlijke aanvallen bewijzen wel dat ze geen argumenten hebben. Tot slot betreur ik het dat de heer Díaz de Mera niet de waardigheid van zijn collega Jaime Mayor heeft kunnen opbrengen: die heeft zijn naam onder de tekst over het terrorisme verwijderd. Luca Romagnoli (NI) , schriftelijk. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil graag mijn instemming betuigen met het verslag-Díaz de Mera García Consuegra over oprichting van de Europese Politiedienst (Europol). De veranderende omstandigheden in de Europese Unie, nieuwe vormen van misdaad en nieuwe terroristische dreigingen vereisen een reorganisatie van de bestaande dienst. Desondanks ben ik van mening dat bepaalde punten verduidelijking verdienen. De omzetting van Europol in een EU-agentschap mag geen extra financiële wissel trekken op de lidstaten en mag bovenal geen beslag leggen op de toch al onvoldoende overheidsmiddelen voor de nationale politiediensten. Aan de andere kant is het zo dat instanties die belast zijn met de opsporing en de openbare orde en veiligheid meer aandacht verdienen en versterkt moeten worden. De activiteiten van Europol moeten inderdaad bestaan in het ondersteunen en coördineren van het essentiële en onvervangbare werk van de diverse politiediensten van de lidstaten. Daarom ben ik blij dat het voorstel bepalingen bevat voor de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeksactiviteiten en operaties in overleg met de bevoegde instanties van de lidstaten of in het kader van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Verslag-Polfer (A6-0516/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit initiatiefverslag weerspiegelt de werkelijke ambitie van het “Europees nabuurschapsbeleid”, met name voor de zuidelijke Kaukasus. Het gaat om de verduidelijking van de geostrategische agenda inzake politieke, economische en militaire aspecten, ofwel het interventieplan van de EU voor dit probleemgebied, waarbij de druk op China en Rusland wordt vergroot. Dit vertaalt zich in een grotere inmenging in en manipulatie van de conflicten die zijn ontstaan na het uiteenvallen van de Sovjetunie met de bedoeling om de grootmachten en
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de financieel-economische groepen van de EU controle te geven over dit gebied waarmee de kapitalistische wedijver duidelijk tot uiting komt. Getuige de “aanbevelingen”, zoals het stimuleren van het sluiten van vrijhandelsovereenkomsten en het nastreven van meer liberaliseringen of de duidelijke oproep tot inmenging door middel van “steun” aan de strijd van het “maatschappelijk middenveld”, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gezorgd dat “de communautaire! middelen……worden verdeeld… zonder... tussenkomst van de overheid”. Bijzonder relevant is de aanpak van het energievraagstuk met de nadruk op energiecorridorprojecten die Rusland en de bestaande infrastructuren en energiebronnen omzeilen. Tot slot nog een opmerking over de incoherentie tussen de onvoorwaardelijk steun aan de territoriale integriteit en de onaantastbaarheid van de internationaal erkende grenzen van Georgië en een dringend beroep op de beginselen van het VN-Handvest, terwijl dit voor Servië niet gebeurt. Verslag-Anastase (A6-0510/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit is weer een ander initiatiefverslag van het EP dat dezelfde logica volgt als het verslag over de zuidelijke Kaukasus en het “Europees nabuurschapbeleid”. Met andere woorden: tussenkomst en druk uitoefenen om toegang tot (en controle over) de markten (vooral de energiemarkten) te waarborgen en verdere liberalisering. Het verslag pleit tevens voor de bevordering van hervormingen ter invoering van een markteconomie en moedigt maatregelen voor harmonisatie en verdere liberalisatie aan en ondersteunt de totstandbrenging van een vrijhandelsgebied volgens de beginselen van de WTO. Dit is een proces waarbij de EU naar verluidt een “vooraanstaande rol dient te spelen” als het erom gaat de “regio aan te moedigen de nodige maatregelen te nemen”. Tegelijkertijd legt het verslag de nadruk op “het cruciale belang van het tot stand brengen en ontwikkelen van goed nabuurschap tussen de landen van het Zwarte-Zeegebied en hun buurlanden, op basis van wederzijds respect, territoriale integriteit, niet-inmenging in elkaars interne aangelegenheden en het verbod op het gebruik van geweld en dreigingen met geweld als fundamentele beginselen voor de bevordering van de regionale samenwerking” en benadrukt het de noodzaak van het bevorderen van de “Europese waarden”, “ongeacht de mate van bereidheid die de partnerregeringen aan de dag leggen”. Dit is een duidelijke tegenstrijdigheid/incoherentie tussen wat wordt aanbevolen (voor anderen) en wat er wordt gedaan. De EU eist dat anderen datgene respecteren wat zij zelf niet respecteert. Wat een cynisme! Ontwerpresolutie: Situatie in Kenia (B6-0024/2008) Karin Scheele (PSE), schriftelijk. − (DE) Kenia was tot voor kort voor veel mensen een vakantieparadijs. Toeristen werden goed afgeschermd voor de grootschalige corruptie en de verschrikkelijke armoede waarin de grote meerderheid van de bevolking moet leven. Sinds de gebeurtenissen van eind december en de frauduleuze presidentsverkiezingen liggen Kenia en de politieke problemen van het land opeens op ieders lippen. Hoewel de parlementsverkiezingen door de waarnemers bij de verkiezingen over het algemeen als een succes werden beschouwd, werden er twijfels geuit over de resultaten
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de presidentsverkiezingen. Met de ontwerpresolutie van vandaag over de situatie in Kenia veroordelen we nogmaals de onregelmatigheden die op grote schaal hebben plaatsgevonden. Ook betreuren we de houding van de zittende president Kibaki, die door zijn afwijzing van het aanbod van president Kufuor om de crisis te helpen oplossen, de bemiddelingspogingen ernstig heeft ondermijnd. Wij roepen de politieke leiders van Kenia op alles te doen wat in hun vermogen ligt om verder geweld in het land te voorkomen en de naleving van de mensenrechten te garanderen. Tijdens het debat over deze kwestie werd opnieuw de effectiviteit van directe begrotingssteun ter discussie gesteld. Dit onderwerp zal evenals Kenia de komende maanden onze aandacht blijven vragen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze stemverklaring is bedoeld om te benadrukken dat wij denken dat het Keniaanse volk in staat zal zijn om zijn eigen weg te vinden en te bepalen door de erkenning van de bemiddelingspogingen die door de buurlanden, de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika en de Afrikaanse Unie zijn gestart. Het is aan het Keniaanse volk om zelf oplossingen te vinden om een eind te maken aan de huidige situatie in zijn land. Bijgevolg beschouwen wij iedere poging van de EU om in te grijpen als negatief, met name rekening houdend met de doelstellingen die de EU in haar “Strategie voor Afrika” heeft verkondigd en het overduidelijke kader van overleg/rivaliteit tussen de imperialistische mogendheden met betrekking tot dit continent, een kader dat in deze regio sterk voelbaar is. Tot slot, vestig ik in dit verband de aandacht op het weglaten van een verwijzing in de ontwerpresolutie naar de ernstige en verslechterende sociaal-economische situatie in dit land – die aan de basis ligt van het ongenoegen van de bevolking dat in de verkiezingen tot uitdrukking kwam – en de verantwoordelijkheid van het neoliberale beleid voor deze situatie, dat in het bijzonder wordt bevorderd door de internationale financiële instellingen, de grote kapitalistische mogendheden en hun transnationale bedrijven. Zuzana Roithová (PPE-DE) , schriftelijk. – (CS) Ik sta volledig achter onze ontwerpresolutie over de situatie in Kenia, die is gebaseerd op een actueel onderzoek van de verkiezingswaarnemingsmissie van de EU in Kenia begin van dit jaar. We moeten ervoor zorgen dat de Keniaanse autoriteiten, zonder enig uitstel, onderzoek doen naar de omstandigheden waaronder de verkiezingen plaatsvonden en verder geweld voorkomen. We moeten erop aan dringen dat rechtstreekse uitzendingen weer worden toegestaan en de mensenrechten en het Afrikaanse Handvest van de rechten van de mens en de volkeren worden geëerbiedigd. Deze ontwerpresolutie laat de verantwoordelijkheid van de Europese Commissie echter onverlet om een oplossing te vinden voor de overdracht van 400 miljoen euro aan de Congolese regering. Ik denk dat we het spoedig weer zullen hebben over deze kwestie. Verslag-Figueiredo (A6-0519/2007) Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb vóór paragraaf 20 van het verslag gestemd over de rol van vrouwen in de industrie, omdat het belangrijk is dat de Commissie onderzoek doet naar de negatieve gevolgen van te lange werktijden voor het persoonlijke, gezins- en maatschappelijke leven, bijvoorbeeld wanneer kinderen lang allen thuis blijven en op zichzelf zijn aangewezen. Dit leidt vaak tot slechte prestaties op school en tot criminaliteit. De lidstaten moeten beter toezicht houden op ondernemingen die hun werknemers
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verplichten langer dan de vastgestelde arbeidstijd te blijven en zij moeten met harde hand optreden tegen deze ondernemingen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Het Europees Parlement keurde vandaag mijn verslag over de rol van vrouwen in de industrie goed. Dit is zeer positief, hoewel ik enkele minder belangrijke amendementen betreur. Maar het verslag erkent de belangrijke rol van vrouwen in de industrie en verzoekt de Commissie en de lidstaten om de nodige maatregelen te treffen, met inbegrip van effectief toezicht om de traditionele rollenpatronen en discriminatie, met name loondiscriminatie, te bestrijden. Deze situatie is nog ernstiger gezien het feit dat het loon van vrouwen ongeveer 30 procent lager is dan het loon van mannen in de industrie, waar het gemiddelde in andere sectoren 15 procent is, ondanks dat de richtlijn inzake gelijke beloning al meer dan dertig jaar bestaat. Het onderstreept het belang van collectieve arbeidsonderhandelingen in de strijd voor uitroeiing van vrouwendiscriminatie, met name ten aanzien van werk, loon, arbeidsvoorwaarden, loopbaan en beroepsopleiding. Het onderstreept het belang van communautaire programma’s die de creatie van merken stimuleren, alsmede de bescherming van de indicatie van herkomst van producten en de promotie buiten de EU van communautaire producten van industriesectoren waarin voornamelijk vrouwen werken. Tot slot is het ook erg belangrijk om het recht van vrouwelijke en mannelijke werknemers bij bedrijfssaneringen te erkennen door hun organisaties, met name de Europese ondernemingsraden, volledige toegang te geven tot informatie en de mogelijkheid van beslissende interventie, waaronder het vetorecht, beschikbaar te stellen. Hélène Goudin en Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Dit verslag behandelt een aantal aspecten die op zich belangrijk zijn, maar waarvoor de lidstaten bevoegd zijn en de taak hebben hun eigen wetgeving te ontwikkelen en te verbeteren. De spreiding van mannen en vrouwen in de bestuursraden van ondernemingen, de ontwikkeling van actieplannen voor gelijke kansen in grote ondernemingen en het aantal vrouwelijke leden in bestuursraden van ondernemingen zijn geen thema’s die de EU op de beste en meest efficiënte manier kan regelen. Daarom stemmen wij tegen het onderhavig verslag. Genowefa Grabowska (PSE), schriftelijk. − (PL) Het is overduidelijk dat de Europese industrie ingrijpende veranderingen ondergaat. We kunnen daarom niet anders dan oog hebben voor het strategische belang van deze sector voor de ontwikkeling van alle EU-lidstaten en van hun burgers, ongeacht hun geslacht. De rol van vrouwen die in de Europese industrie werken en de mogelijkheden waarover zij beschikken, zijn niet alleen afhankelijk van het economische ontwikkelingsniveau van een land, maar ook van de heersende tradities aangaande de aanvaarding van gelijke kansen en de naleving van regelingen inzake mensenrechten. Vrouwen zijn sterk vertegenwoordigd in de industrie en leveren in nagenoeg alle sectoren een niet te onderschatten bijdrage. Desondanks kan ik niet anders dan akkoord gaan met de rapporteur die van mening is dat de participatie van vrouwen in geavanceerde industriesectoren, zoals de luchtvaartindustrie of de chemische industrie, absoluut onvoldoende is. Het is daarom geheel terecht dat dit aspect in het verslag wordt benadrukt en dat er voldoende aandacht wordt besteed aan genderkwesties. Het verslag onderstreept eveneens
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat de participatie van vrouwen in de industrie niet uitsluitend beperkt mag blijven tot sectoren waarvoor geen specifieke kwalificaties vereist zijn en waar vrouwen de eerste slachtoffers zijn in het geval van herstructureringen. De rapporteur vraagt steun, voornamelijk voor kleine en middelgrote ondernemingen, zodat de relatief hoge werkgelegenheid voor vrouwen er gehandhaafd kan blijven, in het bijzonder voor vrouwen die in een onzekere beroepssituatie verkeren. Alleen al om deze reden verdient dit voorstel, alsook het volledige verslag, onze steun. Marian Harkin (ALDE) , schriftelijk. − (EN) Ik onderschrijf paragraaf 33 omdat dergelijke proactieve maatregelen moeten worden genomen, tenminste op tijdelijke basis, om de participatie van vrouwen op alle niveaus in het besluitvormingsproces te garanderen. Daarnaast ben ik een groot voorstander van paragraaf 20 omdat er een grote behoefte is aan een uitgebreid onderzoek naar de impact van lange werkdagen op de zowel fysieke als mentale gezondheid en op het gezinsleven. Als we evenwicht tussen werk- en privéleven willen en gezinsvriendelijk beleid willen bevorderen, dan hebben we een dergelijk onderzoek nodig. Mieczysław Edmund Janowski (UEN), schriftelijk. − (PL) De mensenrechten vormen de hoeksteen van de democratie. Een van deze rechten is het uiterst belangrijke beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen, dat uiteraard rekening houdt met de bijzonderheden die voortvloeien uit de biologische verschillen tussen beide geslachten. Een van de aspecten van deze kwestie betreft de werkgelegenheid en de rol van de vrouw in de industrie. Het is absoluut onmogelijk om hier een rekenkundige verdeling in twee gelijke helften toe te passen. Het gaat voor ons in de eerste plaats om gelijke kansen. Die zijn afhankelijk van de toegang tot onderwijs en beroepsopleiding in technische en economische onderwerpen. Nog een andere, erg belangrijke kwestie is het verlenen van bijstand aan moeders die kinderen opvoeden. We moeten ervoor zorgen dat zij niet gediscrimineerd worden op de werkplek. Het is van essentieel belang om flexibelere bepalingen in te voeren aangaande de pensioenen van vrouwen die kinderen grootbrengen. De periode van het zogenaamde ouderschapsverlof moet volledig worden meegeteld en toegevoegd aan de periode die als gewerkte tijd voor het pensioen in aanmerking wordt genomen. In talrijke Europese landen worden vrouwen nog steeds veel minder betaald dan mannen voor werk van gelijke kwaliteit en kwantiteit. Er is geen enkele rechtvaardiging voor het opwerpen van hinderpalen die vrouwen ervan weerhouden om management- of controlefuncties uit te oefenen in de raad van bestuur van bedrijven. Er moeten dringend maatregelen worden genomen om de stereotypen op dit gebied te doorbreken. Aangezien het voorgestelde document een stap in de goede richting is, heb ik voor het verslag gestemd. Astrid Lulling (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Vele overwegingen en paragrafen in deze lange ontwerpresolutie zijn eigenlijk open deuren. Er wordt gevraagd om maatregelen die, gelukkig, al een hele tijd geleden werden genomen. Sommige richtlijnen op het vlak van gelijke behandeling en gelijke kansen voor mannen en vrouwen worden inderdaad slecht toegepast. Maar bij wie ligt de schuld als er nog steeds discriminatie bestaat op vlakken die sinds 1975 onder deze brede waaier aan richtlijnen vallen? Alle richtlijnen bevatten mogelijkheden tot beroep. Personen die gediscrimineerd worden, moeten gewoon naar de rechtbank gaan, waar zij hun zaak zullen winnen, wat gelukkig vaak genoeg is bewezen in de talrijke zaken in mijn land.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In dit verslag wordt helaas gewag gemaakt van bepaalde ongepaste eisen, die niets te maken hebben met de rol van de vrouw in de industrie. De eis om quota van 40 procent vrouwen in de raad van bestuur van ondernemingen is een inmenging die indruist tegen het subsidiariteitsbeginsel in zaken die voorbehouden blijven aan de lidstaten. Wij hebben niet de taak de delokalisering van bedrijven te “controleren”. Vragen om “een grotere keuze op de werkplek” is een utopie. Als mijn bedrijf gevestigd is in de stad Luxemburg, zonder bijkantoor, kan ik niet eisen om in Schifflange te werken, waar ik woon. In het verlengde van deze opmerkingen heb ik mijn stem uitgebracht voor dit verslag. Zuzana Roithová (PPE-DE) , schriftelijk. – (CS) Ik ben het eens met tal van ideeën in het verslag over de rol van de vrouw in de industrie. Ik ben echter niet blij dat dit verslag geen bijzondere aandacht besteedt aan de regionale werkloosheid van vrouwen die hun baan hebben verloren in Europese textielfabrieken. Ik denk niet dat dit probleem kan worden opgelost door het invoeren van quota’s voor de participatie van vrouwen. Mijn tweede commentaar betreft de verdeling van de beschikbare tijd tussen het werk en het gezinsleven. Dit betreft zowel vrouwen als mannen. Volgens mij ligt de oplossing niet in resoluties, maar in de toepassing van het Europese concept flexizekerheid. Nederland is hier een goed voorbeeld van. Hier werd namelijk een uitstekend wettelijk kader ontwikkeld voor deeltijdwerk. Het resultaat was daling van de werkloosheid en meer tijd voor zowel mannen als vrouwen voor hun gezin. Een doelmatig gebruik van kortere werktijden toont ook aan dat dit niet gepaard hoeft te gaan met lagere inkomens. Olle Schmidt (ALDE), schriftelijk . − (SV) Als liberaal en lid van de liberale Zweedse partij Folkpartiet heb ik het met de verslagen van dit Parlement over gelijke kansen altijd een beetje moeilijk. De Zweedse liberale partij is altijd voorstander geweest van de vrijwillige weg, hoewel we erkennen dat er soms meer nodig is. Zweden is met zijn actief beleid op dit vlak bekend geraakt als een van de meest geëmancipeerde landen. Willen wij ons succes dan niet delen met de rest van de EU? Natuurlijk willen we dat! De vraag is alleen met welke methodes. Wat dit verslag betreft, werd ik gedwongen tegen een aantal punten te stemmen, omdat ik de geest ervan steunde maar de omvang en invalshoek twijfelachtig vond. Ik denk dat gelijke-kansenprogramma’s en meetbare aantallen belangrijke instrumenten kunnen zijn voor de ondernemingen. Ik ben echter van mening dat een centralistische EU zich hiermee in eerste instantie niet hoeft bezig te houden. Hetzelfde geldt voor de oprichting van een door de EU gesponsorde “methode” die de “werktaken in detail moet analyseren” om een gelijk loon te “garanderen”. Het globaliseringsfonds, waarover ik sinds het begin mijn twijfels heb, kan niet specifiek rekening houden met het geslacht – dat zou een dubbele onrechtvaardigheid zijn. Ik kan natuurlijk niet verlangen dat elk verslag geschreven is zoals ik het zelf zou willen, maar in dit geval heb ik er toch wel veel op aan te merken. Toch is het onderwerp zo belangrijk dat ik in de eindstemming voor het verslag als geheel heb gestemd. Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. − (PL) Ik heb voor het verslag van mevrouw Figueiredo gestemd over de rol van de vrouw in de industrie. Ik zou de rapporteur van harte willen gelukwensen met dit uitstekende en erg grondige verslag.
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het probleem van gelijke rechten voor mannen en vrouwen is van buitengewoon belang. Aangezien de Europese Unie gebaseerd is op het beginsel van non-discriminatie, moeten we zoveel mogelijk aandacht aan deze kwestie blijven besteden. We zouden prioriteit moeten verlenen aan het wegwerken van alle tekenen die erop duiden dat dit beginsel niet wordt gerespecteerd. Dit is van buitengewoon belang omdat het karakter van de industrie verandert nu we streven naar een op kennis gebaseerde maatschappij. De sectoren waarin traditioneel veel vrouwen werkten, houden vaak verband met de verwerkende industrie, terwijl de nieuwste industriesectoren gebaseerd zijn op de ontwikkeling van de meest recente technologieën, zoals informatie- en communicatietechnologieën. We moeten al het mogelijke doen om te verzekeren dat het beginsel van gelijke kansen ook in deze nieuwe sectoren wordt nageleefd. Ontwerpresolutie: resultaten van het Internet Governance Forum Cristiana Muscardini (UEN) , schriftelijk. − (IT) De resolutie waarover we zodirect gaan stemmen zal de steun en de stem van de UEN-Fractie krijgen. We hopen dat er al spoedig een betere regeling voor internetbeheer komt ter bescherming van kinderen, die tevens doelmatiger maatregelen bevat tegen providers die kinderpornografie op hun internetsites toestaan. Alle lidstaten moeten onmiddellijk actie ondernemen om illegale websites te sluiten, door betere coördinatie tussen de betrokken politiediensten. Bovendien hopen wij dat we het gevoelige thema van informatie-uitwisseling tussen terroristische organisaties via het Internet kunnen gaan aanpakken, en dat deze kwestie centraal zal staan op aanstaande fora. Er kan geen sprake zijn vrijheid als we geen regels hebben en, wat nog belangrijker is, het Internet kan en mag geen ruimte van vrijheid zijn voor diegenen die misdaden begaan en haat en intolerantie prediken. Dringende gevallen moeten te lijf worden gegaan met gedecideerde noodmaatregelen, niet met geïmproviseerde. De strijd tegen het terrorisme en tegen haat tussen de volkeren moet een gewoonte en een doelstelling zijn van de Europese Unie en alle vrije en democratische landen. 9. Rectificaties stemgedrag/voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 13.05 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter 10. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 11. Debatten over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat 11.1. Arrestatie van de Chinese dissident Hu Jia (debat) De Voorzitter . – Aan de orde is het debat over vijf ontwerpresoluties over de arrestatie van de Chinese dissident Hu Jia (2) . Milan Horáček, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, onze fractie heeft de heer Hu Jia en zijn vrouw, Zeng Jinyan, genomineerd voor de Sacharovprijs. Omdat beiden onder (2)
Zie notulen.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
huisarrest staan, namen ze via een webcam deel aan een hoorzitting van het Europees Parlement over de situatie van de mensenrechten in China. Het feit dat Hu Jia opnieuw is gearresteerd, is een bewijs voor datgene waarvoor hij zelf heeft gewaarschuwd. Wil China daarmee zijn minachting laten blijken voor de mening van het Europees Parlement? De mensenrechten moeten als een rode draad door alle betrekkingen tussen de EU en China lopen. Ook wij moeten coherent en consequent handelen en we mogen onze waarden niet zomaar offeren op het altaar van goede economische betrekkingen. Daarom roepen wij de Raad en de Commissie op om het niet alleen op te nemen voor Hu Jia, maar ook om er tijdens de volgende top met China bij de Chinese regering op aan te dringen de mensenrechten te respecteren. China moet een einde maken aan de systematische intimidatie van mensenrechtenactivisten. Als China zijn houding niet verandert, moet opnieuw de vraag worden gesteld onder welke voorwaarden deelname aan de Olympische Spelen plaatsvindt. Rusland is immers een van de volgende gastlanden voor de winterspelen en ook dat land heeft een slechte reputatie op het gebied van de mensenrechten. (Applaus) Erik Meijer, auteur . − (NL) Voorzitter, het probleem van de mensenrechten in China keert steeds terug in deze urgentiedebatten. Daarvoor bestaat voortdurend reden. De economische groei en het toegenomen internationaal aanzien van China hebben nog steeds niet geleid tot een wezenlijk andere benadering van burgerlijke vrijheden, bestuurlijk machtsmisbruik, ruimte voor oppositie en onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Nog steeds worden er strenge straffen opgelegd, waaronder de veelvuldig toegepaste doodstraf. China is niet het enige land dat doodstraffen uitspreekt en voltrekt, maar het is wel kampioen daarin. De enige vooruitgang die we nu zien is dat er voorafgaand aan de uitvoering van doodstraffen meer aandacht wordt besteed aan de zekerheid van de schuld van de dader, zodat er minder personen worden gedood van wie achteraf blijkt dat zij onschuldig waren. De internationale aandacht voor de drie grote drama’s in China is inmiddels in sterke mate verdwenen. Het bloedbad op het Tien An Men-plein in 1989, de vervolging van de aanhangers van de Falungong-beweging en het veranderen van de bevolkingssamenstelling van Tibet en Oost-Turkestan trekken steeds minder aandacht. Alle aandacht gaat nu uit naar economische groei, exportmogelijkheden naar China, goedkope importmogelijkheden uit China, de groeiende rol van China in Afrika en de komende Olympische Spelen in China. Onder die omstandigheden neemt de druk af om de mensenrechtensituatie binnen China te verbeteren. De Olympische Spelen zijn een argument geworden om woonwijken af te breken en de bewoners weg te jagen. De Chinese ambassadeurs zeggen dat hun volk in zijn nationale eer wordt aangetast, als daarop vanuit het buitenland kritiek wordt uitgeoefend. De komende Olympische Spelen hadden een moment van verbetering kunnen worden. Zoals het er nu naar uitziet, zijn ze goed voor het toerisme en goed voor de uitvoering van grote openbare werken, maar niet goed voor de verbetering van de mensenrechten. In Nederland is inmiddels een discussie ontstaan over de mogelijkheid om deze Olympische Spelen te boycotten.
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een resolutie over één gearresteerde mensenrechtenactivist Hu Jia is nodig, maar niet genoeg. In de betrekkingen tussen Europa en China moet niet het economisch eigenbelang voorop staan, maar onze zorg om de mensenrechten in China. Marcin Libicki, auteur. − (PL) Ik ga akkoord met de heer Meijer die zonet zei dat we de Olympische Spelen zouden moeten boycotten wegens de onophoudelijke vervolgingen waar de Chinezen in China het slachtoffer van zijn. Dit geldt overigens niet alleen voor Chinezen. De vervolging van de Tibetanen en van andere nationale minderheden is in dit Parlement al herhaaldelijk aan de orde gesteld. Vandaag debatteren we over de onwettige aanhouding en vervolging van een activist die zich inzet voor de vrede, van een man die een voorvechter is van vrijheid in China, namelijk de politicus Hu Jia. Zijn echtgenote en zijn gezin hebben hetzelfde meegemaakt. Dames en heren, ik kan me nog herinneren dat de Olympische spelen in de Sovjet-Unie enkele tientallen jaren geleden werden geboycot. Deze actie heeft zelfs bijgedragen tot de val van het communistische regime. We mogen ons nu niet laten verblinden door het economische succes van China. Het land verdient zonder enige twijfel felicitaties voor deze puike prestatie, maar dat betekent nog niet dat we de vervolging van zoveel mensen en de schending van hun grondrechten door de vingers mogen zien. Zoals ik al zei, worden hierdoor niet alleen de Chinezen getroffen, maar ook de andere inwoners van wat bekend staat als China. Tibet, dat we in het Parlement al meermaals ter sprake hebben gebracht, is niet China. Ik doe een oproep om de Olympische Spelen te boycotten. Thomas Mann, auteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, zeven maanden voor het begin van de Olympische Spelen bewijst China hoe weinig het zich aantrekt van de eerbiediging van de mensenrechten. De hoop dat het IOC-besluit zou leiden tot substantiële verbeteringen in het Rijk van het Midden, is ijdel gebleken. In oktober en november 2007 werden de advocaten Gao Zhisheng en Li Heping door de staatsveiligheidsdienst ontvoerd en mishandeld. Eind december arresteerde de veiligheidsdienst de mensenrechtenactivist en cyberdissident Hu Jia op grond van de beschuldiging dat hij via het Internet tot ondermijning van het staatsgezag zou hebben opgeroepen. Op 10 oktober had hij deelgenomen aan een persconferentie in het Europees Parlement in Brussel over het onderwerp mensenrechten. Hij was vanuit China via de telefoon live met ons verbonden. Voor deze moedige actie zijn wij hem dank verschuldigd. Vorig jaar werd hij samen met zijn vrouw Zeng Jinyan genomineerd voor de Sacharovprijs van het Europees Parlement. Op zijn weblog schrijft hij over politieke gevangenen en over de slachtoffers van landonteigening in verband met de Olympische Spelen. In een brief bedankte hij bondskanselier Merkel voor het feit dat zij de dalai lama had ontvangen. Dat was het officiële China kennelijk te veel. In een open brief eisten 57 Chinese intellectuelen de vrijlating van Hu Jia. Onze Voorzitter, de heer Pöttering, sloot zich bij die oproep aan. Het is een klap in het gezicht wanneer mensenrechtenactivisten worden gearresteerd, zeker wanneer dat gebeurt vanwege hun contacten met het Europees Parlement. Wij moeten alle diplomatieke middelen gebruiken om ervoor te zorgen dat hij onmiddellijk wordt vrijgelaten. China belooft de wereld de beste Olympische Spelen aller tijden. Dat mag echter niet worden betaald met censuur of minachting voor de beginselen van de rechtsstaat.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Filip Kaczmarek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, toen in 2001 werd beslist om de organisatie van de Olympische Spelen aan Peking toe te kennen, geloofden velen van ons dat deze toch wel controversiële beslissing tot een politieke koerswijziging in het communistische China zou bijdragen. We veronderstelden dat dit voor het gastland een stimulans zou zijn om de wijdverbreide mensenrechtenschendingen een halt toe te roepen en de draagwijdte van de fundamentele vrijheden op zijn grondgebied te vergroten. Ik ben het volledig eens met de heer Mann dat we vandaag, zeven maanden voor het begin van de Olympische Spelen, voor het voldongen feit staan dat deze hoop tevergeefs was. Eigenlijk is het omgekeerde waar: het schrikbewind in China is nog verscherpt. Mensenrechtenverdedigers als Hu Jia en zijn vrouw worden opgesloten en zonder proces illegaal vastgehouden op onbekende locaties. Ze worden gepijnigd en geterroriseerd. Het recht op verdediging wordt hen ontnomen. De Chinese autoriteiten geven de wereld een ander signaal: ze maken op deze manier duidelijk dat er in hun land geen plaats is voor democratie of openheid. Tegelijkertijd heeft het Chinees Olympisch Comité beslist dat de belangrijkste slogan van de Olympische Spelen “één wereld, één droom” zal luiden. Ze verkondigen dat deze droom synoniem is met een gemeenschappelijk verlangen naar zelfontplooiing en een vreedzaam bestaan. De centrale vraag is echter welk soort vrede de Chinezen hierbij in gedachten hebben en of het land echt begrijpt waar het bij de Olympische Spelen om draait. Józef Pinior, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Chinese activist, de heer Hu Jia, werd twee dagen na kerstmis in de middag thuis gearresteerd. Dit is erg treurig nieuws, vooral omdat China, een groot land, een mondiale speler in de huidige wereld, dit jaar de organisator van de Olympische Spelen is. Het Europees Parlement en de hele Europese Unie moeten benadrukken dat China zes kwesties op het gebied van mensenrechten moet oplossen: Het falen van China om nieuwe regels voor meer persvrijheid te implementeren, de oppervlakkige betrokkenheid van China bij de handhaving van het recht, de beperkte Chinese steun aan de internationale pogingen om burgers in Darfoer in Soedan te beschermen, de beperkte Chinese steun aan de internationale inspanningen om de mensenrechten in Birma te bevorderen, het gebrek aan transparantie wat betreft Chinese steun aan corrupte overheden en vooral het uit de gevangenis vrijlaten van alle politieke gevangenen in China. Ewa Tomaszewska, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, Hu Jia en Zeng Jinyan zijn voor ons uitgegroeid tot een symbool van de strijd voor vrijheid van meningsuiting en de mensenrechten in China. Terwijl het echtpaar bij wijze van erkenning voor zijn activiteiten door het Europees Parlement voor de Sacharovprijs werd genomineerd, wordt het in eigen land om precies dezelfde redenen onderdrukt. Hu Jia werd op 2 januari laatstleden gearresteerd. In de jaren tachtig, tijdens de staat van beleg in Polen, zorgde transparantie ervoor dat de meest dramatische vormen van onderdrukking konden worden voorkomen. De pers en de radiozenders aan de andere kant van het IJzeren Gordijn somden de namen van de gevangenen op, wat voor ons een reden was om te hopen dat we veilig zouden zijn. Ik heb aan den lijve ondervonden wat het betekent om op deze manier geholpen te worden door mensen in het buitenland die niet onverschillig waren voor de benarde toestand waarin we ons bevonden. Daarom is het vandaag zo belangrijk voor mij dat we er alles aan doen om ervoor te zorgen dat onze stem, de stem van het Europees Parlement, de stem van
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
honderden Parlementsleden uit verschillende Europese landen, in China wordt gehoord. De Chinese autoriteiten moeten gevolg geven aan onze oproep. Ze moeten een einde maken aan de onderdrukking van Hu Jia en van de talrijke andere slachtoffers die worden vervolgd. Raül Romeva i Rueda, namens de Verts/ALE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, de Olympische Spelen moeten zowel door de Chinese autoriteiten als door de rest van de wereld worden gezien als een kans voor China om het imago dat dit land in de rest van de wereld heeft, op te poetsen. Dat imago wordt vooral aangetast door voortdurende schendingen van de mensenrechten. De meest uiteenlopende groepen zijn daarvan om een hele reeks verschillende redenen het slachtoffer. De arrestatie van Hu Jia en vele anderen maakt echter duidelijk dat China deze gelegenheid niet op de juiste manier gebruikt. En dat mag een geheugensteuntje zijn voor al degenen die menen dat China voldoende ontwikkeld en open is om een internationale gebeurtenis zoals de Olympische Spelen – die toch solidariteit lijken te vooronderstellen – te organiseren. China kan dat imago nog bijstellen, maar dan zal dit land zaken als de vrijheid van meningsuiting of vereniging wel iets serieuzer moeten nemen. En het zal moeten ophouden met het steeds weer oppakken, bestraffen en veroordelen en van al die burgers die het beschuldigt van een misdaad die zo moeilijk te bewijzen valt als “het aanzetten tot het ondermijnen van het staatsgezag”. Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, telkens wordt bij de Olympische Spelen onze aandacht gevestigd op het behoud van de menselijke waardigheid zoals in het Olympisch Handvest wordt genoemd. De Olympische Spelen van 2008 in Peking zullen onze aandacht speciaal richten op het behoud daarvan, of niet, in China. Hopelijk zal dit de Chinese regering onder druk zetten om acties zoals het arresteren van Hu Jia te heroverwegen. Het is een kans voor het land om zijn slechte staat van dienst op dit gebied te verbeteren. In plaats daarvan lijkt de Chinese overheid vastbesloten om overtredingen van de mensenrechten in de doofpot te stoppen door activisten en protesteerders te arresteren. Het baart mij zorgen dat de Chinese overheid westerse hightech beveiligingsapparatuur aanschaft die duidelijk is bedoeld om de beveiliging tijdens de spelen te bevorderen. Mijn bezorgdheid is tweeledig. Ik vrees dat dergelijk beveiligingsapparatuur deze zomer tegen het Chinese volk zal worden gebruikt en dat dit na de zomer misbruikt zal blijven worden. We moeten de Olympische Spelen gebruiken om de mensenrechten te bevorderen óf de spelen boycotten, we kunnen niet een grote viering van China hebben als de mensenrechten zo flagrant worden veronachtzaamd. Desislav Chukolov (NI) . – (BG) Beste collega’s, miljoenen mensen overal ter wereld zijn gedurende de 20e eeuw het slachtoffer geworden van het communisme. Helaas maakt deze extreem schadelijke, misantropische en veelal antichristelijke ideologie ook vandaag de dag nog slachtoffers en heeft ze ook nu nog tal van aanhangers. Zelfs in dit Huis. Ik zal dit illustreren aan de hand van een voorbeeld om bepaalde dingen enigszins te verduidelijken. Onlangs werd Hu Jia in China onder huisarrest geplaatst omdat daar een voldoende aantal mensen is dat gelooft dat hij een pleitbezorger is van hun ideeën. Dit maakt hem zo gevaarlijk voor het Chinese regime. God zij dank worden de meeste leden van het Europees Parlement gekozen door miljoenen mensen, om hun meningen te vertegenwoordigen,
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hoewel de machten in deze Europese Unie, die velen vergelijken met een ‘piramide’, hun eigen prioriteiten hebben; een referendum over het Verdrag van Lissabon hoort hier niet bij. Dit maakt ons, leden, net zo gevaarlijk als Hu Jia voor het Chinese regime. We worden niet onder huisarrest geplaatst, maar de heer Pöttering zou, als hij eerlijk en open genoeg is, toegeven dat hij zover zou gaan. Ik kan hem echter verzekeren dat een integere vertegenwoordiging van onze kiezers zwaarder weegt dan dat idee. Hartelijk dank. Tunne Kelam (PPE-DE). – (EN) Mevrouw de Voorzitter, het geval van de heer Hu Jia en zijn vrouw is helaas niet het enige. Om het voorrecht te verkrijgen om dit jaar de gastheer te zijn voor de Olympische Spelen in Peking, deed de Chinese overheid extra toezeggingen dat het land zou voldoen aan internationaal erkende normen op het stuk van de mensenrechten. In tegenstelling tot de verwachting, gebruikt Peking de Olympische Spelen als een rechtvaardiging om onderdrukking van mensenrechtenactivisten te vergroten. Door zich dus systematisch niet aan haar eigen toezeggingen te houden, heeft de Chinese overheid aangetoond niet van plan te zijn om de kernwaarden van de Olympische traditie te respecteren. China staat in feite op het punt zijn geloofwaardigheid te verliezen. Daarom kunnen democratische landen hun reactie niet beperken tot slechts klachten. Als de Chinese overheid geen geloofwaardige verandering in de situatie brengt, dan staat de eigen geloofwaardigheid van de democratische deelnemers aan de Spelen op het spel waar het gaat om de waarden waar ze voor staan. Lidia Joanna Geringer de Oedenberg (PSE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, Liu Jingmin, de vicevoorzitter van het Chinese Organisatiecomité van de negenentwintigste Olympische Spelen in Peking zei in 2001 dat het toewijzen van de Spelen aan Peking de eerbiediging van de mensenrechten ten goede zou komen. De laatste maanden hebben de Chinese autoriteiten zich echter nog vaker dan normaal schuldig gemaakt aan schendingen van de vrijheid van meningsuiting. Daarnaast hebben ze journalisten en activisten onderdrukt. De aanhouding van Hu Jia, een vooraanstaande mensenrechtenactivist die in 2007 voor de Sacharovprijs werd genomineerd, heeft de publieke opinie erg geschokt. Hu Jia werd gearresteerd onder het voorwendsel dat hij anderen ertoe aangezet zou hebben om de nationale regering omver te werpen. Het recht op een advocaat en medische verzorging wordt hem nog steeds ontzegd. China moet onder druk gezet worden om de internationale normen inzake mensenrechten na te leven en deze rechten te eerbiedigen. Het land mag de Olympische Spelen niet langer als een excuus gebruiken om journalisten en dissidenten illegaal vast te houden. We moeten de Chinese autoriteiten herinneren aan het idee dat aan de olympische beweging ten grondslag ligt, namelijk het verband tussen sport en de droom van een vreedzame maatschappij en het behoud van de menselijke waardigheid. Tegelijkertijd eisen we de onmiddellijke vrijlating van Hu Jia en van alle andere activisten die zonder proces opgesloten zitten, zodat ze naar hun gezinnen kunnen terugkeren en toegang hebben tot de noodzakelijke medische verzorging. Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik wilde me er enkel van vergewissen of de catch the eye-procedure hier ook van toepassing is. Zo ja, dan zou ik kort willen opmerken dat het in China bijzonder moeilijk is om duidelijke signalen op te vangen over hoe het controlesysteem functioneert, maar dat het wel nadrukkelijk aanwezig is. De
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
burgers voelen het keurslijf van het onderdrukkende regime dat door het systeem wordt opgelegd. Zoals andere Parlementsleden eerder al aangaven, geloven we dat het onze taak is om de rest van de wereld bewust te maken van de situatie. Dat is het enige wapen waarover we beschikken. We hebben respect voor de economische ontwikkeling die China kent, maar tegelijkertijd ken ik weinig andere plaatsen in de wereld waar mensen zo vervuld zijn van angst en zelfcensuur als in China. Ik heb derhalve grote bewondering voor de moedige individuen in China die dapper genoeg zijn om hun carrière, hun vrijheid en zelfs hun leven op het spel te zetten om deze situatie onder de aandacht te brengen. Het is onze morele plicht om hen bij te staan. Er is geen andere oplossing, er is geen alternatief. Ryszard Czarnecki (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, aansluitend bij de opmerkingen van mijn collega uit Polen, zou ik van de aanwezigheid van commissaris Kuneva in dit Parlement gebruik willen maken om haar de volgende vraag te stellen. Kunnen we, met de situatie van de voorbije jaren in het achterhoofd, daadwerkelijk spreken van een verbetering van de eerbiediging van de mensenrechten in de Volksrepubliek China? Heeft de organisatie van de Olympische Spelen, die in juli in Peking moeten plaatsvinden, er echt toe geleid dat Chinese dissidenten zich nu veiliger kunnen voelen en dat er op een beschaafdere manier met Taiwan wordt omgegaan? Is het vrij gebruik van het Internet toegenomen in vergelijking met twee of drie jaar geleden? Ik zou het op prijs stellen als de commissaris deze vragen zou beantwoorden. Per slot van rekening leert de Bijbel ons: “Vraag en je zult ontvangen”. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, slechts een maand geleden uitte mijn collega commissaris Ferrero-Waldner, hier de grote bezorgdheid van de Commissie over de voortdurende en systematische onderdrukking van mensenrechtenverdedigers in China. De Commissie was daarom des te meer bezorgd toe we hoorden over de arbitraire detentie van de heer Hu Jia en herinnert eraan dat hij in het verleden wegens mensenrechtenactiviteiten herhaaldelijk aan intimidatie onderworpen is geweest. We zijn ook bezorgd over de gezondheid van de heer Hu Jia. Hij lijdt aan hepatitis B en moet dagelijks medicijnen innemen. Het is niet duidelijk of er dagelijkse toegang tot de medische zorg die hij nodig heeft, wordt gegarandeerd en of hij kan rekenen op doktersassistentie tijdens zijn detentie in het gemeentelijke detentiecentrum van Peking in Dougezhuang. De Commissie is van mening dat de detentie van de heer Hu Jia een grotere verplichting legt op de EU om steviger op te treden vanwege de logische conclusie dat hij is gearresteerd omdat hij in november 2007, via een telefoonverbinding naar een vergadering van de Subcommissie mensenrechten van het Europees Parlement, open en eerlijk sprak over de onderdrukking van mensenrechtenverdedigers. Als zodanig lijkt het op de zaak van Cao Dong, een Falun Gong-petitionaris, die gearresteerd werd en nog steeds in de gevangenis zit nadat hij in mei 2006 de ondervoorzitter van het Europees Parlement in Peking ontmoette. De detentie van de heer Hu Jia vraagt ook om een reactie van de EU in haar hoedanigheid van internationale speler voor de bescherming van mensenrechtenverdedigers. Gisteren heeft de trojka van de EU een resolute demarche ondernomen bij de Chinese overheid waarbij om zijn onmiddellijke vrijlating werd gevraagd. We hopen oprecht dat de Chinese overheid zal begrijpen dat de kwestie van mensenrechtenverdedigers een belangrijke impact heeft op de reputatie van China bij het Europese publiek en dat zij dienovereenkomstig zal handelen.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil de Vergadering verzekeren dat de EU de ontwikkeling van de zaak van de heer Hu Jia nauw zal volgen. De Commissie wil deze gelegenheid gebruiken om er opnieuw bij de Chinese overheid op aan te dringen om alle vormen van meningsuiting toe te staan. Dit is een belangrijke factor in hoe het internationale publiek China ziet, vooral dit jaar, nu de ogen van de wereld gericht zijn op China in de aanloop naar de Olympische Spelen. Wij zijn ervan overtuigd dat een veel stabielere samenleving bereikt kan worden door vrijheid van meningsuiting toe te staan. Laat mij afsluiten met te zeggen dat de Commissie haar streven naar een verbetering van de algehele mensenrechtensituatie in China zal intensiveren. In dit opzicht zullen we een grote rol blijven spelen binnen de trojka in het voorbereiden van de dialoog en seminars over mensenrechten tussen de EU en China zodat de discussies meer doelgericht zullen worden. Ondanks de langzame vooruitgang in de mensenrechtensituatie in China, zijn wij ervan overtuigd dat de mensenrechtendialoog tussen de EU en China een van de meest effectieve manieren blijft om China in openhartige en gedetailleerde discussies te betrekken met het oog op het bereiken van praktische veranderingen in de mensenrechtensituatie. De Voorzitter . – Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats aan het eind van het debat. 11.2. Situatie in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad (debat) De Voorzitter . – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over de situatie in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad (3) . Raül Romeva i Rueda, auteur. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, het inzetten van seksueel geweld, inzonderheid verkrachting, als wapen in de krijgsvoering is helaas niets nieuws. Dat doet evenwel niets af aan het feit dat in de artikelen 7 en 8 van het Statuut van Rome inzake de instelling van het Internationaal Strafhof in 1998 bepaald wordt dat verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie, of enige andere vorm van seksueel geweld van vergelijkbare ernst beschouwd moeten worden als oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid, en voorts dat zulke handelingen voor doeleinden van vervolging gelijk zullen worden gesteld aan marteling of ernstige oorlogsmisdrijven, of deze misdrijven nu binnen het kader van een gewapend conflict worden gepleegd of niet. De oorlog in de Democratische Republiek Congo toont wel aan hoe belangrijk het is dat we aan dit onderwerp meer aandacht besteden dan we tot nu toe hebben gedaan. Elk jaar weer worden er in deze regio tienduizenden verkrachtingen en aanrandingen gemeld. Veel van die delicten vinden plaats in de kampen voor vluchtelingen en ontheemden. Ze worden vaak begaan door regeringstroepen, rebellen of andere gewapende groeperingen. Ik vind het daarom heel belangrijk dat dit Parlement het niet laat bij een veroordeling van dit soort praktijken. We moeten er bij de autoriteiten van de Democratische Republiek (3)
Zie notulen.
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Congo ook op aandringen dat ze er onmiddellijk een einde aan maken; deze misdrijven moeten worden onderzocht en de daders ervan moeten worden berecht en veroordeeld. De autoriteiten van de Democratische Republiek zullen bovendien de bescherming van slachtoffers, getuigen en hun familie moeten garanderen. Tegelijkertijd zullen we onze eigen instellingen erop moeten wijzen dat resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties stelt dat ook de lidstaten hun verantwoordelijkheid hebben. Ze moeten allemaal een bijdrage leveren aan het beëindigen van de straffeloosheid en al degenen die zich aan oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid – waaronder inbegrepen verkrachtingen en andere vormen van geweld tegen vrouwen – vervolgen. Erik Meijer, auteur. − Voorzitter, Europese staten hebben in Afrika volkeren die geen goede betrekkingen met elkaar hadden, ondergebracht in één kolonie en andere volkeren verdeeld door het trekken van grenzen midden door hun woongebied. De Democratische Republiek Congo, een enorm gebied met een veelheid van volkeren, is tijdens de Belgische kolonisatie vóór 1960 niet geleidelijk door middel van een jarenlang opgebouwd zelfbestuur naar onafhankelijkheid toegegroeid. De dekolonisatie werd niet voorbereid, maar werd ineens onvermijdelijk, nadat Engeland en Frankrijk hun aangrenzende, kleinere koloniën aan het eind van de jaren vijftig onafhankelijkheid hadden toegestaan, mede als resultaat van de bevrijdingsoorlogen in Marokko, Tunesië, Algerije en Kenia. Sindsdien is Congo een permanent strijdterrein geweest. De beginjaren werden beheerst door de strijd tussen Kasavubu uit het westen, Lumumba uit het noordoosten en Chombe in het zuidoosten. Zij vertegenwoordigden elk verschillende ideologieën en belangen, maar zij waren bovenal geliefd bij een beperkt deel van de Congolese bevolking. De harde militaire dictatuur van de profiteur Mobutu heeft het land jarenlang verenigd in een schijnbare rust, maar de verschillen zijn nooit overbrugd. Ook de jongste verkiezingen hebben geen eenheid of goede samenwerking opgeleverd. Het land blijft een strijdterrein met flexibele grenzen waarbij het net als in de jaren zestig gaat om de afbakening van etnische gebieden en om het beheersen van mijnbouwgebieden. Buitenlandse ondernemingen hebben daarvan voordeel. Het lijkt er nu om te gaan welk volk binnen deze veelheid van volkeren de anderen overheerst. In deze vorm is de toekomst van Congo perspectiefloos. De gruwelen waarnaar de resolutie verwijst, waaronder de algemene rechteloosheid en veelvuldig voorkomende verkrachtingen van vrouwen, hebben alles te maken met die chaos. De wet van 2006 tegen seksueel geweld lost dat probleem niet op, zolang de strijd doorgaat en veel mensen geen vaste woonplek meer hebben. Terecht verwijst de resolutie naar de rol van overheidsvertegenwoordigers, vredesmachten, hulporganisaties; hun mensen moeten alles doen om zulke gruwelen te voorkomen zonder er zelf bij betrokken te raken. Erkenning van verkrachting, zwangerschap onder dwang, seksuele uitbuiting en andere vormen van seksueel geweld als oorlogsmisdaden door de Europese Unie en de Verenigde Naties is een eerste vereiste, maar het wegnemen van de voedingsbodem voor dit geweld zal ter plekke moeten gebeuren. Ryszard Czarnecki, auteur . − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik ben drie weken geleden nog in de Democratische Republiek Congo geweest. Mijn kennis van de situatie in het land is dus niet alleen afkomstig uit documenten, hoewel die ook van groot belang zijn.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het gaat hier inderdaad om een onfortuinlijk land dat in de loop van zijn geschiedenis herhaaldelijk van naam veranderd is. Het land heette ooit Congo, later werd het Zaïre en nu is het bekend als de Democratische Republiek Congo. Nog veel vaker heeft het land echter een massale bevolkingsexodus gekend. In de documenten die voor ons liggen, lezen we dat vorig jaar alleen al meer dan 400 000 inwoners uit hun huizen zijn verdreven. Het aantal mensen dat daar de voorbije jaren toe gedwongen werd, ligt zeker vier keer hoger, namelijk op anderhalf miljoen. Ik zou ook nader willen ingaan op het gebruik van verkrachting als een wapen dat doelbewust voor politieke doeleinden wordt gebruikt, zowel door de partizanen aan de zijde van de rebellen als door de politie en het leger aan de zijde van de regering. Dit is een nooit geziene situatie waartegen de Afrikaanse Unie volledig machteloos staat. Tadeusz Zwiefka, auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de woorden “Democratische Republiek” in de officiële benaming van Congo vandaag nogal hol klinken, aangezien we net in dit land met een van de verschrikkelijkste humanitaire crises van de afgelopen jaren worden geconfronteerd. Meer dan 650 000 personen zijn voortdurend op de vlucht in het land. In de provincie Kivu is 80 procent van de gezinnen in de afgelopen vijf jaar ontheemd. Elke maand worden ongeveer duizend vrouwen het slachtoffer van verkrachting. Tienduizenden kinderen vechten als soldaat. De doortocht van de legers gaat in de Democratische Republiek Congo gepaard met alle mogelijke vormen van geweld tegenover de burgerbevolking, zoals verkrachting, plunderingen en moord. Er wordt seksueel geweld gebruikt om de inwoners, die voor de verkeerde partij in het conflict hebben gekozen, te terroriseren en te straffen. Dergelijke praktijken zijn zo wijdverbreid dat, volgens Artsen zonder Grenzen, 75 procent van alle verkrachtingen ter wereld in het oosten van de Democratische Republiek Congo plaatsvinden. Deze verkrachtingen gaan samen met barbaarse martelingen, onder meer het toebrengen van slagen met knuppels en verminkingen met messen. Vele jonge vrouwen worden tot seksuele slavernij gedwongen. Ik zou u eraan willen herinneren dat de grootste VN-vredesmacht van de wereld, die uit meer dan 17 000 soldaten bestaat, vandaag aanwezig is in de Democratische Republiek Congo. Wat is de beste methode om seksueel geweld te voorkomen? In grote letters op de muren schrijven dat verkrachting onmenselijk is. Maar wat me het meest verontrust, is dat de VN-soldaten zelf betrokken zijn geraakt in dit schandaal. Onderzoekers van de Verenigde Naties hebben meer dan eens vastgesteld dat VN-soldaten zelf Congolese meisjes tot prostitutie hebben gedwongen. Het was echter onmogelijk om de betrokken soldaten te straffen, aangezien de leiders van hun eenheden alles in het werk hebben gesteld om te verhinderen dat ze gerechtelijk zouden worden vervolgd. Deze soldaten hebben meer dan eens zelf misdaden begaan in plaats van ze te voorkomen. Dergelijke voorvallen doen zich helaas steeds vaker voor. Dit kan niet anders dan schandalig worden genoemd. Ik zou de internationale gemeenschap willen oproepen om onmiddellijk vastberaden stappen te nemen, die erop gericht zijn om de personen die zich aan seksuele misdrijven schuldig hebben gemaakt te identificeren en te straffen. Ik zou er tevens op willen wijzen dat het de verantwoordelijkheid is van de landen die onder de bescherming van de Verenigde Naties militaire eenheden naar het gebied sturen, om een grondig onderzoek in te stellen bij elke beschuldiging van crimineel gedrag door personeelsleden die bij vredesmissies betrokken zijn.
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben me ervan bewust dat de mogelijkheden van de Europese Unie om een bijdrage te leveren tot de oplossing van dit soort conflicten beperkt zijn. Toch zou ik willen vragen dat er middelen worden vrijgemaakt voor de organisatie van een vredesconferentie in Kivu. De steun van de Europese Unie zou eveneens moeten worden aangewend om aan alle slachtoffers van seksuele misdrijven medische, juridische en sociale bijstand te verstrekken. Ik reken erop dat de Europese Unie en de Verenigde Naties elke vorm van seksueel geweld formeel zullen erkennen als een misdrijf tegen de menselijkheid. Josep Borrell Fontelles, auteur. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, de berichten over het seksuele geweld in Kivu, Congo, roepen bij ons gevoelens van weerzin op. Mijn collega’s hebben al beschreven wat daar gebeurt en ik zal dat niet te herhalen. We mogen het niet bij een veroordeling laten, want dan zouden we wel eens een roepende in de woestijn kunnen zijn. Neen, we moeten werkelijk iets ondernemen om deze praktijken een halt toe te roepen. Wat we kunnen doen is druk uitoefenen op de regering van de Congo. Het zijn immers niet alleen de rebellen die zich schuldig maken aan dit soort wreedheden die bedoeld zijn om vrouwen te vernederen en de morele grondslag onder de maatschappij waarin deze leven, te ondermijnen – ook de regeringstroepen doen eraan mee. We moeten ervoor zorgen dat de Verenigde Naties en de Europese Unie seksueel geweld als misdrijf tegen de menselijkheid bestempelen. Daarnaast moeten we de Commissie vragen om voor de Congo bestemd ontwikkelingsgeld eerst en vooral te reserveren voor de hulp aan de slachtoffers van deze misdrijven. Ik heb het dan over juridische, maatschappelijke en medische bijstand. We moeten er verder voor zorgen dat in de Congo gestationeerd VN-personeel aan de verdediging van deze mensen en de opsporing van de daders prioriteit verleent. Het mandaat van de VN-vredesmissie voor Congo (MONUC) zal dus moeten worden uitgebreid opdat deze missie zich op een meer directe wijze met de bestrijding van dit soort praktijken kan bezig houden. Tot slot zullen we alle deelnemers aan de Conferentie over Kivu duidelijk moeten maken dat deze conferentie concrete resultaten moet opleveren. Men moet erop aandringen dat het recht zijn loop neemt en dat de schuldigen worden gestraft. Als na deze gebeurtenissen blijkt dat de schuldigen ongestraft mogen blijven rondlopen in het uniform van de officiële strijdkrachten van de Republiek Congo, ondergaan de slachtoffers tweemaal een vernedering – eerst bij het doorstaan van de verkrachting en nogmaals als ze moeten vaststellen dat die verkrachting ongestraft blijft. Dat is wat we kunnen en moeten doen. Ik hoop dat de Commissie aan mijn oproep gevolg geeft en de voor ontwikkelingssteun aan de Congo bestemde gelden gebruikt voor steun aan de slachtoffers, om te verhinderen dat deze wrede aanslagen op de waardigheid van vrouwen worden voortgezet. Urszula Gacek, namens de PPE-DE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de tekst van de ontwerpresolutie die we vandaag bespreken, bevat alarmerende gegevens. We mogen echter niet uit het oog verliezen dat achter deze statistieken het tragische lot van individuele vrouwen schuilgaat. Ik zou in dit Parlement het verhaal van Lumo willen vertellen, die in 1994 het slachtoffer werd van een massale verkrachting. Deze jonge vrouw werd zo brutaal aangepakt dat ze daarbij permanente inwendige letsels heeft opgelopen. Na een jarenlange behandeling en vier operaties is ze nog steeds niet volledig hersteld en dat zal allicht nooit meer het geval
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zijn. Haar verloofde, het grootste deel van haar familie en de maatschappij hebben haar verstoten. Haar moeder en de Afrikaanse liefdadigheidsorganisatie HEAL Africa waren haar enige steun en toeverlaat. HEAL Africa heeft een ziekenhuis in Goma, de stad waar de meeste verkrachtingen in heel de Democratische Republiek Congo plaatsvinden. Het ziekenhuis specialiseert zich in de behandeling van slachtoffers van brute gevallen van seksueel geweld. De chirurgen kwijten zich bijzonder goed van hun taak en zogenaamde moeders bieden de slachtoffers psychologische ondersteuning. Deze mensen verdienen de erkenning van het Europees Parlement voor hun werk. Erkenning alleen is echter niet genoeg. We moeten nagaan hoe we deze organisatie praktisch kunnen bijstaan. Dat zijn we Lumo en haar duizenden Congolese zusters verschuldigd. (Applaus) Karin Scheele, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, met de ontwerpresolutie van vandaag over de situatie in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad roepen wij de Europese Unie en de Verenigde Naties op verkrachtingen, zwangerschap onder dwang, seksuele uitbuiting en andere vormen van seksueel geweld formeel aan te merken als misdaden tegen de menselijkheid en als een vorm van marteling. Wij willen ook dat er druk wordt uitgeoefend op de Congolese regering om een eind te maken aan de situatie van straffeloosheid. Deze stappen zijn nodig om iets te doen aan de verschrikkelijke situatie waarin honderdduizenden vrouwen zich bevinden. Wij kunnen ons niet voorstellen aan welk geweld vrouwen in de Democratische Republiek Congo blootstaan. In de provincie Kivu is meer dan een derde van alle vrouwen het slachtoffer geworden van verkrachting; velen van hen zijn gedurende een langere periode herhaaldelijk verkracht. Deze situatie duurt nu al jaren. Bij de daders gaat het voornamelijk om soldaten van beide partijen en leden van de Congolese veiligheidstroepen en de politie. Afgelopen september presenteerde de speciale VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen haar verslag over Congo. De gruweldaden die door gewapende troepen worden begaan, zijn van een onvoorstelbare wreedheid en zijn bedoeld om vrouwen fysiek en psychisch volledig te gronde te richten. Veel slachtoffers gaan niet alleen gebukt onder het trauma van de verkrachting, maar worden ook nog eens sociaal gediscrimineerd en verstoten door hun familie en gemeenschap. Dat is een van de redenen waarom slechts een fractie van de verkrachtingen die hebben plaatsgevonden, ook wordt gemeld. In navolging van wat de heer Borrell Fontelles zojuist heeft gezegd vinden wij daarom dat het VN-mandaat moet worden uitgebreid en dat ook de bescherming van burgers tegen seksueel geweld daarin moet worden opgenomen. Berichten over seksueel misbruik door personeel van de VN-vredesmissie moeten serieuzer worden onderzocht en de verantwoordelijken moeten worden berecht. Enkele dagen geleden ging in Goma de conferentie voor vrede, veiligheid en ontwikkeling van start. Wij doen een dringend beroep op de deelnemers om het probleem van seksueel geweld jegens vrouwen en meisjes aan te pakken en zich ervoor in te spannen dat de daders voor het gerecht worden gebracht en dat er een einde komt aan de situatie van straffeloosheid. Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, we debatteren vandaag over verkrachting als oorlogsmisdrijf in de Democratische Republiek Congo. Het is ironisch dat dit land de naam Democratische Republiek Congo draagt. Hoe meer er
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tegenwoordig in namen en toespraken naar democratie wordt verwezen, hoe minder mensenrechten de gewone burgers er blijken te hebben. Ik herhaal het nog eens: de enige manier om de Afrikaanse krijgsheren, die het tot in de entourage van de president hebben geschopt, te stoppen, zijn enerzijds economische sancties en anderzijds een gewapende interventie. Zolang de Europese Unie geen politiemacht in het leven roept, die uiteraard niet bij elke burgeroorlog tussenbeide moet komen, maar op zijn minst toezicht kan houden op de kampen, de zogenaamde vluchtelingenkampen waar in de Democratische Republiek Congo de verschrikkelijkste misdaden worden gepleegd, kunnen we alleen verder over deze kwestie debatteren. De Congolese burgers zullen blijven lijden en sterven terwijl wij een oeverloos debat over het land blijven voeren. Hiltrud Breyer, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, de gruwelijke massale verkrachtingen in Congo vinden op systematische wijze plaats en maken in die zin ook deel uit van een militaire strategie. Er is dus niet alleen sprake van oorlog, maar ook van seksuele terreur tegen vrouwen. De brute verkrachtingen worden inmiddels door alle strijdende partijen in Oost-Congo, of het nu om milities van lokale stammen of om het nationale leger gaat, gebruikt als een teken van macht en als een middel tot intimidatie. Juist de zwaksten in de samenleving, namelijk vrouwen, kinderen en zelfs baby’s, worden op barbaarse wijze misbruikt, opzettelijk verwond, verminkt, besmet met hiv of andere infectieziekten en ook gedood. Zoals we weten en hebben gehoord gaat de barbaarsheid van deze daden ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven. Het is de hoogste tijd dat verkrachting wordt veroordeeld als misdaad tegen de menselijkheid, als oorlogsmisdaad en als vorm van marteling. Bovendien: wanneer de slachtoffers van verkrachting na zware operaties – vaak moeten deze vrouwen al hun geslachtsorganen missen – alleen en getraumatiseerd naar hun dorpen terugkeren, genieten ze daar weinig of geen bescherming. Daarom kan ik mij slechts scharen achter wat de heer Borrell Fontelles en mevrouw Scheele zojuist hebben gezegd: we moeten de Europese gelden ook aanwenden voor opvanghuizen die voor de vrouwen na hun verblijf in het ziekenhuis als een soort toevluchtsoord kunnen dienen en waar ze kunnen proberen een nieuw leven op te bouwen. Het psychische geweld dat deze vrouwen naast het fysieke geweld wordt aangedaan, is namelijk onvoorstelbaar wreed. We weten dat de meeste schendingen door rebellen worden gepleegd. Bijna een vijfde van de geregistreerde gevallen komt echter voor rekening van leden van het regeringsleger en de politie. Het is eigenlijk schandalig dat tot nu toe geen enkele dader is gearresteerd of zelfs aangeklaagd. De tijd van loze woorden is voorbij. De Verenigde Naties en de Europese Unie moeten politieke maatregelen nemen, want als we .... (Spreekster wordt door de Voorzitter onderbroken) Urszula Krupa, namens de IND/DEM-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, toen ik onlangs in een debat over seksuele slavernij in Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog het woord nam, gaf ik reeds te kennen dat ik me met klem verzet tegen het brute geweld waar vrouwen in de Democratische Republiek Congo het slachtoffer van zijn. Volgens de organisatie Artsen zonder Grenzen vindt 75 procent van alle verkrachtingen ter wereld in dit land plaats. Dit is des te alarmerender aangezien het geweld met een ongewone wreedheid gepaard gaat. Zelfs driejarige meisjes worden niet gespaard.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Gewapende groeperingen gebruiken verkrachting als een tactische manoeuvre om het verzet te breken en etnische groepen te straffen. Dit geldt niet alleen voor de gewapende rebellen, maar ook voor het Congolese leger. Seksueel geweld en agressie op een nooit geziene schaal hebben, in combinatie met een voedselgebrek en ziekte, van dit gebied een hel op aarde gemaakt. We mogen niet vergeten dat de rivaliteit tussen de verschillende stammen het gevolg is van de koloniale overheersing, toen de ene stam bevoordeeld werd ten opzichte van de andere. Leopold Józef Rutowicz (UEN) . – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de Democratische Republiek Congo is het grootste land in Afrika. Hoewel het over een enorme rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen, zoals water, tropische bossen en landbouwgronden beschikt, heeft deze beschaving lange tijd aan de rand van de afgrond gestaan. Twee burgeroorlogen, stammenconflicten en de activiteiten van gewapende groeperingen en partizanen hebben in de Democratische Republiek Congo aan meer dan vier miljoen mensen het leven gekost. Factoren als de massale deportaties van burgers van de door hen bewoonde gebieden, corruptie en falende regeringen, aids en onlangs nog het massaal oprukken van het ebolavirus maken de tragische situatie van de Congolese burgers nog dramatischer. Hoe kunnen we deze mensen helpen? Naast humanitaire hulp en technische bijstand is het van fundamenteel belang dat we de leiders en de organisatoren die verantwoordelijk zijn voor deze weerzinwekkende praktijken, aanpakken. Zij zijn en blijven tot dusver ongestraft. Het is de hoogste tijd dat zij uit de Congolese maatschappij worden verbannen. Speciale internationale troepen zouden jacht moeten maken op deze misdadigers die zich aan genocide schuldig hebben gemaakt, zodat ze vervolgens voor een rechtbank terecht kunnen staan. Zbigniew Zaleski (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, aangezien ik niet wil herhalen wat al is gezegd, zou ik kort willen benadrukken dat het als een paal boven water staat dat we in deze situatie hulp moeten bieden. Ik hoop dat we dat zo substantieel en uitgebreid mogelijk zullen doen. Ik zou nog een tweede kwestie willen aanstippen. Toen ik tijdens de verkiezingen in de Democratische Republiek Congo was, heb ik met afgrijzen vastgesteld dat aan jongens van dertien jaar en jonger slechts twee zaken worden aangeleerd: hoe ze moeten vechten en hoe ze meisjes die nog jonger zijn dan zijzelf kunnen verkrachten. Dat is het imago van de zogenaamde soldaten van de groep die de presidentskandidaat van de oppositie, de heer Bemba, steunt. Dit is echter geen uitzondering, aangezien de situatie voor alle partijen vergelijkbaar is. Ik steun bijgevolg het standpunt van de heer Borrell die van mening is dat de financiële en andere middelen waarover we beschikken, onder meer gebruikt zouden moeten worden om deze jongeren te heropvoeden. Als zij dergelijke praktijken niet afleren, wacht er hen in de toekomst niets anders dan een bendeleven vol moorden en verkrachtingen. Er moet iets met hen gedaan worden. We staan hier voor de belangrijke uitdaging om een manier te vinden om de houding van deze mensen ten opzichte van het leven en het andere geslacht te veranderen. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie blijft zeer bezorgd over de verslechterende mensenrechtensituatie, vooral over het wijdverspreide seksuele geweld, in de oostelijke Democratische Republiek Congo en veroordeelt alle geweld tegen vrouwen sterk. In het aanhoudende klimaat van geweld en onveiligheid zijn alle gewapende groepen die aanwezig zijn in de oostelijke Democratische Republiek Congo, waaronder onderdelen
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de nationale strijdkrachten, in zekere mate betrokken bij de enorme toename van dit soort daden. In deze context is het belangrijk om de strijd tegen straffeloosheid te steunen, maar ook om de wortels van het probleem aan te pakken. Men moet begrijpen dat seksueel geweld in het oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo ingebed is in de context van aanhoudend conflict en geweld in de regio. Vrede is nodig voor blijvende veiligheid en stabiliteit, de twee sleutelelementen die gekoppeld zijn aan het wijdverspreid zijn van seksueel geweld in de Democratische Republiek Congo. Om deze reden heeft de Commissie, samen met de lidstaten van de EU, voortdurend voor een politieke oplossing voor de crisis in het oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo gepleit. De lopende Conferentie over vrede, veiligheid en ontwikkeling in de Kivu’s, in combinatie met de recente overeenkomst die in november 2007 tussen de Democratische Republiek Congo en Rwanda in Nairobi is bereikt, zouden inderdaad een belangrijke stap vooruit kunnen betekenen in het proces. Tegelijkertijd liggen er nog steeds veel uitdagingen in het verschiet voordat blijvende vrede in de Kivu’s kan worden bereikt. Deze inspanningen alleen zijn echter niet genoeg en moeten worden aangevuld met actieve steun om zo het vermogen van de staat om bescherming aan het volk te geven, te versterken. De Commissie werkt samen met de lidstaten aan het versterken van het recht en het gevecht tegen straffeloosheid door de hervorming te ondersteunen van de veiligheidssector, die het leger, de politie en justitie beslaat. Ik wil even stilstaan bij enkele van de vragen van leden en die proberen te beantwoorden. De Commissie richt zich in het bijzonder op het probleem van seksueel geweld en criminaliteit via een project met meerdere donoren op het gebied van justitie en reclassering in het oostelijke deel van de Democratische Republiek Congo dat zich onder meer richt op de opbouw van justitiële capaciteit en het bieden van meer juridische ondersteuning aan de slachtoffers van seksueel geweld. Daarnaast biedt de Commissie significante humanitaire hulp, ongeveer 40 miljoen euro per jaar, aan de Democratische Republiek Congo, vooral aan Uturi en de Kivu’s. Onze humanitaire en gezondheidsprogramma’s houden rekening met het genoemde gendergerelateerde geweld, zowel vanuit een creatief als vanuit een bewustwordingsverhogend perspectief. De Voorzitter . – Het debat is gesloten. De stemming vindt plaats aan het eind van het debat. 11.3. Egypte (debat) De Voorzitter . – Aan de orde is het debat over zes ontwerpresoluties over Egypte (4) . Raül Romeva i Rueda, auteur. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil om te beginnen graag zeggen dat dit Parlement een ernstige fout zou begaan als het bezwijkt voor de druk van degenen die liever zwijgen over onderwerpen die in bepaalde landen gevoelig liggen – zeker als het gaat om het veroordelen van schendingen van de mensenrechten.
(4)
Zie notulen
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er zijn landen waarmee we geprivilegieerde betrekkingen onderhouden – zoals, bijvoorbeeld, de landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen – , en juist ten aanzien van deze landen moeten we heel duidelijk zijn. Ze moeten goed begrijpen dat zakelijke belangen nooit kunnen – of mogen – worden losgekoppeld van het respect voor de mensenrechten, bij ons of bij hen. De toestand in Egypte stemt tot nadenken. De betrekkingen die we met dit land onderhouden, verplichten ons daartoe. Het is dus zonder meer gerechtvaardigd dat we – zoals we dat in deze ontwerpresolutie doen – kritiek uiten op het feit dat bepaalde non-gouvernementele organisaties, inzonderheid mensenrechtenorganisaties, in Egypte worden vervolgd. En zo is het ook volkomen terecht dat we onze steun uitspreken voor de verschillende maatschappelijke bewegingen die in dit land een campagne voeren voor de vrijheid van vereniging. Paulo Casaca, auteur. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook benadrukken dat er natuurlijk geen grenzen of heilige plaatsen zijn waar mensenrechten niet van fundamenteel belang zijn. Maar we moeten ook rekening houden met het feit dat we de kans hadden om de bereidwilligheid van de minister van Buitenlandse zaken waar te nemen, die expres naar het Europees Parlement en de Commissie buitenlandse zaken kwam en bereid was om alle vragen over vermeende mensenrechtenschendingen te beantwoorden die aan hem werden voorgelegd. Ik was daarbij en ik heb hem deze vragen gesteld en enkele antwoorden van de minister gekregen. Behalve bepaalde negatieve factoren, benadrukt deze ontwerpresolutie ook bepaalde positieve factoren die ik meen te moeten beklemtonen, zoals de belofte om de noodsituatie dit jaar, of in feite in de komende maanden, op te heffen en de samenwerking bij de strijd om een eind te maken aan de wapensmokkel in Gaza. Naar mijn mening is het fundamentele punt echter dat wij voordeel moeten halen uit de bereidwilligheid van de Egyptische autoriteiten en hen moeten aanmoedigen om bepaalde ernstige overtredingen te rectificeren. In dit verband benadruk ik de aanhoudende gevangenhouding van de voormalige kandidaat voor het presidentschap van de Republiek Egypte. Ik zou het verzoek om een einde te maken aan deze situatie willen herhalen aangezien dit zou stroken met de basisprincipes van een land dat de mensenrechten verdedigt, zoals Egypte herhaaldelijk heeft bepleit en waartoe het zich heeft verbonden. Erik Meijer, auteur. − Voorzitter, Egypte heeft geen democratische traditie. De jonge militairen Nasser en Najib, die meer dan een halve eeuw geleden het slecht functionerende regime van koning Faroek omverwierpen, brachten hoop op verandering en vooruitgang. Nasser gaf zijn volk trots en inspiratie voor de toekomst, die een eind zouden maken aan een achtergebleven en vernederd land. Zijn opvolger Sadat gaf hoop op duurzame vrede met buurland Israël, na een reeks verschrikkelijke oorlogen. De huidige president Mubarak biedt geen enkele hoop. Hij is het symbool van de stilstand geworden. Zijn enige verdienste is het met harde hand organiseren van stabiliteit, waardoor hij in de buitenwereld kan worden gezien als bondgenoot tegen terrorisme en islamitisch fundamentalisme. Hij heeft echter geen vooruitgang en geen democratisering te bieden. Opposities zijn selectief toegestaan, maar ze hebben niet de normale speelruimte die in een parlementaire democratie gebruikelijk is. Daarmee kweekt hij een voedingsbodem voor interne strijd, zowel van fundamentalisten als van democraten. Ook ontstaat een toenemende intolerantie tegen religieuze minderheden, waaronder de vanouds in Egypte sterk aanwezige christelijke kopten. Op deze grondslag, waarbij
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
problemen niet worden opgelost, maar met geweld worden toegedekt, ontstaat geen duurzame stabiliteit. Daarom is er alle reden voor deze kritische resolutie. Tegenwerking van niet-gouvernementele organisaties, intimidatie van opposanten, discriminatie van minderheden, arrestaties en martelingen en alle andere geconstateerde tekortkomingen doen ons het ergste vrezen voor wat er na het bewind van Mubarak zal volgen. Egypte lijkt voor een groot deel weer terug in de achterlijkheid uit de tijd van koning Faroek, zestig jaar geleden. De Europese betrekkingen met Egypte behoren ertoe bij te dragen dat aan die situatie zoveel mogelijk een eind komt. Ewa Tomaszewska, auteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, de geleidelijke verslechtering van de situatie op het gebied van de eerbiediging van de mensenrechten in Egypte baart ons steeds meer zorgen. De doorgevoerde grondwetswijzigingen hebben de mensenrechtenschendingen vergemakkelijkt. Onder het voorwendsel dat het land tegen terroristische aanslagen moet worden beschermd en in verband met het vermeende probleem van wapensmokkel naar de Gazastrook, kreeg de geheime dienst nog meer macht toegekend. Het is voor de geheime dienst nu gemakkelijker om de verantwoordelijkheid voor het gebruik van marteling uit de weg te gaan. Ook onderdrukking op basis van religieuze overtuiging, arrestaties en langdurige aanhoudingen zonder een rechtvaardig proces worden in toenemende mate gebruikt. Organisaties als Amnesty International, die de eerbiediging van de mensenrechten op de voet volgen, wijzen op de onverschilligheid van de internationale gemeenschap voor de situatie in Egypte. Ik roep de Europese Commissie op om na te denken over doeltreffende manieren om de Egyptische autoriteiten onder druk te zetten, zodat er een einde komt aan dit proces. Jana Hybášková , auteur. – (CS) Mevrouw de commissaris, dames en heren, Egypte is twijfelloos het voornaamste van de Arabische landen. Het is de bakermat van de oude beschaving en het is de belangrijkste Arabische staat. Niemand in de Europese Unie of in dit Parlement betwijfelt dat Egypte zowel een belangrijke als dynamische partner is van de Unie, willig en sterk. Daarom vinden we een dialoog met dit land zeer belangrijk en waardevol. De nieuwe besprekingen over een actieplan tussen de Europese Unie en de Arabische Republiek Egypte, beginnen volgende week. Het is goed dat ons Parlement unaniem en duidelijk zijn steun aan deze besprekingen heeft uitgedrukt en zodoende een rol speelt in de internationale politiek. Wij stellen echter duidelijk dat een land dat ernstige inmenging in de onafhankelijkheid van een oude democratische instelling, namelijk de rechtbanken, toestaat, dat foltering in gevangenissen en het doden van immigranten toelaat, dat de vrijheid van meningsuiting aan banden legt, dat toegang tot het Internet blokkeert en leden van het parlement, zoals de neef van oud-president Sadat, voor de krijgsraad brengt, geen partner kan zijn van de Europese Unie. Egypte is een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen het terrorisme en het moet een belangrijke bondgenoot blijven, met name in de strijd tegen de oorzaken van het terrorisme en de islamitische radicalisering. Juist daarom mag Egypte niet doorgaan met het verbieden van de registratie van non-gouvernementele organisaties en het aan banden leggen van de vrijheid van meningsuiting. Het land moet de gerechtigheid, die altijd al in Egypte bestond, verdedigen. Wij geloven dat Egypte hierin kan slagen en we geloven bovenal dat onze ontwerpresolutie de Europese Commissie zal helpen om een kwalitatief hoogwaardig actieplan met Egypte tot stand te brengen. Hartelijk dank voor uw ondersteuning.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Bernd Posselt, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben een van de weinigen in deze zaal die de beroemde redevoering van president Sadat in het Europees Parlement nog hebben gehoord. Die redevoering zou als basisdocument kunnen fungeren voor het Europees Jaar van de interculturele dialoog dat zojuist is begonnen. Het is een van de indrukwekkendste redevoeringen die ooit in het Parlement zijn gehouden. Ook president Mubarak is door de jaren heen een belangrijke en betrouwbare partner voor de Europese Unie gebleken, hoewel we natuurlijk veel fouten en tekortkomingen in Egypte hebben gezien. Daarom kan ik de toon waarop de voorzitter van het Egyptische parlement op deze ontwerpresolutie heeft gereageerd, helemaal niet begrijpen. Wij zeggen op redelijke en terughoudende wijze dat wij Egypte als een van de belangrijkste partners in het Middellandse-Zeegebied beschouwen, maar merken ten aanzien van concrete punten en aan de hand van duidelijke feiten op dat er ook het een en ander moet veranderen als Egypte zich wil ontwikkelen tot een democratie en rechtsstaat. Dat zijn wij tegenover onze volkeren en tegenover het Egyptische volk verplicht. Ik vind eigenlijk dat het verbreken van de banden, waarmee nu wordt gedreigd, precies de verkeerde stap is. We moeten met elkaar in gesprek blijven en daarom sta ik achter deze ontwerpresolutie, die in redelijke bewoordingen is gesteld. Ik doe een beroep op Egypte om daaruit niet af te leiden dat we de dialoog willen afbreken, maar om het op te vatten als het startsein voor een intensievere dialoog die we aan de hand van deze ontwerpresolutie met Egypte willen voeren. Bogusław Sonik (PPE-DE). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, in het kader van het huidige debat over Egypte zou ik twee kwesties onder de aandacht willen brengen. Ik ben ervan overtuigd dat een van beide thema’s al eerder in dit Parlement aan de orde is gesteld. Hoewel ik van mening ben dat onze betrekkingen met Egypte in stand moeten worden gehouden en verder moeten worden ontwikkeld en dat Egypte inderdaad onze belangrijkste partner in dat deel van de wereld moet worden, zou ik er in de eerste plaats op willen wijzen dat de koptische christenen in dit land tweederangsburgers zijn. Dat geldt zowel voor aanhangers van de orthodoxe als van de katholieke ritus. Dit mogen we niet over het hoofd zien in onze contacten met Egypte. Daarenboven zouden we, zoals ik in het verleden al herhaaldelijk heb gezegd, de situatie van de religieuze minderheden in dit deel van de wereld moeten bestuderen en hierover een verslag moeten opstellen. Ten tweede zal er in deze regio nooit sprake kunnen zijn van duurzame vrede, democratie en eerbiediging van de mensenrechten zonder een oplossing voor het conflict tussen Israël en Palestina in het Midden-Oosten. Dat conflict ligt immers aan de basis van al het geweld, terrorisme en fanatisme, dat ook Europa bedreigt. Marcin Libicki (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ik zou met een zekere voldoening willen stellen dat we, in het kader van het huidige debat over Egypte, niet over geregelde misdaden behoeven te spreken. Gewoonlijk discussiëren we tijdens de debatten over de mensenrechten op donderdagnamiddagen, waaraan ik meestal deelneem, over bijzonder ernstige en gevaarlijke situaties. Vaak gaat het om gevallen van mensenrechtenschendingen, moord en verkrachting. In vergelijking met die talrijke andere gevallen mogen we vandaag echter een zekere voldoening voelen, aangezien we in Egypte interveniëren op een moment waarop er nog geen misdaden zijn gepleegd, hoewel de fundamentele vrijheden er met de voeten worden getreden. Daarom zal deze tijdige interventie misschien doeltreffender zijn en zal ze ervoor zorgen dat ergere gevolgen kunnen worden voorkomen. We zien in dergelijke situaties immers vaak hetzelfde patroon: eerst wordt de vrijheid van de media
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beknot – in dit geval verwijzen we naar de arrestaties van journalisten – en wordt het recht van vereniging beperkt. Ik denk hierbij ook aan vakbonden en de vervolging van religieuze minderheden. In een volgende fase wordt er overgegaan tot misdaden. Gelukkig is dat in Egypte nog niet het geval. Meglena Kuneva, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie houdt de situatie op het stuk van democratie en mensenrechten in Egypte, dat een van onze partners in het Europees nabuurschapsbeleid is, nauwgezet in de gaten. Zij volgt de ontwikkelingen op de voet via onze delegatie in Kaïro en in samenwerking met de lidstaten. Er is ook regelmatig contact met lokale en internationale ngo’s op het gebied van mensenrechten en democratie. De Commissie deelt uw bezorgdheid over de kennelijke verslechtering van de mensenrechtensituatie in Egypte en over het aantal gemelde gevallen van schendingen van de mensenrechten vooral op het gebied van vrijheid van meningsuiting, foltering en mishandeling en respect voor religieuze minderheden. Zij heeft opgeroepen tot grotere politieke hervorming, en respect voor de mensenrechten is een intrinsiek onderdeel van het partnerschap van de EU met Egypte. De Commissie gebruikt daarom alle mogelijkheden die ze heeft om de Egyptische overheid aan te moedigen om vooruitgang op dit gebied te boeken. Als lid van de Mensenrechtenraad van de VN heeft Egypte zichzelf verplicht om de “hoogste normen bij het bevorderen en beschermen van de mensenrechten” aan te houden. De EU benadrukt voortdurend het belang van het respecteren van mensenrechten, vooral op basis van artikel 2 van de Associatieovereenkomst, in haar bilaterale contacten met Egypte, waaronder die op het hoogste niveau. Met het aannemen van het gezamenlijke actieplan EU-Egypte onder het Europees nabuurschapsbeleid in maart 2007 hebben we nu nog een politiek middel om respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden in Egypte te kweken, op basis van wat wij als gedeelde waarden zien. Het actieplan voorziet in het vestigen van een formele en regelmatige dialoog over mensenrechten en democratie in de context van de Subcommissie politieke zaken: mensenrechten en democratie, internationale en regionale kwesties. Deze Subcommissie heeft tot doel om de dialoog te faciliteren binnen een kader van wederzijds begrip en respect voor de standpunten van beide partijen over alle aspecten van mensenrechten en democratie, internationale en regionale kwesties op een uitvoerige en niet-exclusieve manier. Zij komt volgende week - 23 en 24 januari - voor het eerst bijeen in Kaïro en dit zal een constructieve manier zijn voor Egypte om zijn betrokkenheid bij onze gedeelde waarden te tonen. De Commissie gelooft sterk dat de dialoog met Egypte binnen het kader van de politieke akkoorden zoals die staan in de Associatieovereenkomst en in het ENB-actieplan de meest effectieve manier is om de Egyptische overheid te doordringen van de bezorgdheid van de EU betreffende respect voor de mensenrechten en de internationale wetgeving. De Commissie blijft gecommitteerd aan het bijdragen aan het vernieuwingsproces van Egypte door financiële en technische hulp, en steun voor politieke vernieuwing, mensenrechten en democratie blijft een prioriteit in het nationaal indicatief programma 2007-2010 en onder het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten. Ik ben ervan overtuigd dat het Europees Parlement een sterke partner zal zijn in de ondersteuning van dit streven.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. We gaan nu over tot de stemming. 12. Stemmingen De Voorzitter. – Aan de orde zijn de stemmingen. (Voor de resultaten en andere bijzonderheden van de stemmingen: zie notulen) 12.1. Arrestatie van de Chinese dissident Hu Jia (stemming) - Na de stemming: Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, is het misschien zo dat degenen die de afgelopen dagen voortdurend om hoofdelijke stemming hebben verzocht, dat vanmiddag niet hebben gedaan omdat ze bijna allemaal afwezig zijn? (Applaus) De Voorzitter . – Ze waren allemaal geïnformeerd, mijnheer Posselt. 12.2. Situatie in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad (stemming) 12.3. Egypte (stemming) 13. Stemverklaringen (voortzetting) De Voorzitter . – Aan de orde zijn de stemverklaringen van eerder vanmiddag. De leden Roithová, Helmer, Whittaker, Clark, Nattrass, Wise, Deva, Hannan en Kamall hebben verzocht stemverklaringen te mogen afleggen over de overige verslagen van deze middag. Ik stel vast dat deze leden niet aanwezig zijn, maar ze kunnen, als ze dit wensen, hun stemverklaringen schriftelijk afgeven. 14. Samenstelling commissies en delegaties: zie notulen * * * Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil u vooral bedanken vanwege het feit dat u de namen hebt voorgelezen van de degenen die vanochtend beweerden dat er geen democratie is in dit Parlement omdat ze niet aan het woord werden gelaten. Kijkt men echter naar de stoelen van degenen die zo luid protesteerden en zeiden dat er hier geen democratie is, dan moeten we constateren dat ze niet eens de tijd hebben genomen om tot het eind van de vergadering te blijven. Ze zijn zelf niet bepaald een voorbeeld voor Europa! Ik wil graag dat dit expliciet in de notulen wordt vermeld. De Voorzitter . – Mijnheer Rübig, uw commentaar wordt opgenomen.
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
15. Besluiten inzake bepaalde documenten: zie notulen 16. In het register ingeschreven schriftelijke verklaringen (artikel 116 van het reglement) 17. Verzending van de tijdens deze vergadering aangenomen teksten: zie notulen 18. Rooster van de volgende vergaderingen: zie notulen 19. Onderbreking van de zitting De Voorzitter . – Ik verklaar de zitting van het Europees Parlement te zijn onderbroken. (De vergadering wordt om 16.20 uur gesloten)
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
BIJLAGE (Schriftelijke antwoorden) VRAGEN AAN DE RAAD (Het fungerend voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie is verantwoordelijk voor deze antwoorden) Vraag nr. 14 van Cristobal Montoro Romero ( H-0991/07 ): Betreft: Europese verantwoordelijkheid voor de appreciatie van de euro Ik wens er in verband met mijn mondelinge vraag H-0806/07 van 11 oktober 2007 en het schriftelijke antwoord van 14 november 2007 op te wijzen dat het Europees Parlement in zijn resolutie van 15 november 2007 over de belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering (P6_TA(2007)0533) gesteld heeft dat de stijging van de wisselkoers van de euro niet alleen voortvloeit uit toenemende onevenwichtigheden in derde landen, maar ook uit een achterblijvende vraag in de eurozone. Welke rol moet de Europese Unie volgens de Raad spelen om de achterblijvende vraag, die zich vertaalt in een gebrek aan vraag van de consument en een tekort aan investeringen van de kant van de bedrijven, te verhelpen? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Zoals reeds werd gemeld in het antwoord op de parlementaire vraag H-0806/07 van 14 november 2007, voert de EU een economisch beleid dat in de Lissabonstrategie is vastgelegd met als doel een toename van het aantal arbeidsplaatsen in de EU en een grotere economische efficiëntie. In de voorbije maanden is duidelijk geworden dat de binnenlandse vraag in de EU, die de langzame groei in sommige andere belangrijke economische sectoren zou moeten compenseren, ook werkelijk toeneemt. Daartoe hebben aanzienlijke successen op het vlak van werkgelegenheid bijgedragen, wat ook in de toekomst een sterke binnenlandse vraag mogelijk moet maken. In het voorjaar zal de Raad in het kader van het pakket geïntegreerde richtsnoeren de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) van de Gemeenschap en de lidstaten actualiseren en overeenkomstig artikel 99, lid 2 van het EG-Verdrag het Europees Parlement daarvan op de hoogte brengen in zijn aanbeveling over GREB. In die aanbeveling zullen heel duidelijk maatregelen ter ondersteuning van de doelstellingen van de Lissabonstrategie worden vastgelegd, zowel op het niveau van de lidstaten als op het niveau van de EU, inclusief maatregelen voor de stimulans van de consumentenvraag en voor een bevordering van investeringen. * * *
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 15 van Danutė Budreikaitė ( H-0993/07 ) Betreft: Tenuitvoerlegging van het Nabucco-project Om haar afhankelijkheid van het Russische gasmonopolie te verminderen, heeft de Europese Unie het Nabucco-project opgezet. In het kader van dit project moeten het gebied rond de Kaspische Zee, het Midden-Oosten en Europa met elkaar worden verbonden. De pijplijn zou dan van Iran via Turkije naar Bulgarije, Roemenië en Hongarije lopen. Een aftakking zou naar Oostenrijk, een andere via Slowakije naar Polen lopen. De koppeling van Polen aan de gasnetwerken van de EU zou mede kunnen bijdragen aan de oplossing van het probleem van de aansluiting aan de netwerken van de EU van Litouwen, Letland, Estland en Finland, die binnen de EU een “gaseiland” vormen. Wat vindt de Raad tegen de achtergrond van het Nabucco-project van de overeenkomst tussen de Italiaanse onderneming “Eni” en de Russische onderneming “Gazprom” over de oprichting van een exploitatiemaatschappij voor de export van gas, genaamd “Zuidstroom,” die het naar Zuid-Europa stromende aardgas zou controleren, waarbij ook een aftakking naar Midden-Europa zou worden voorzien? Wanneer zou Nabucco ten uitvoer moeten worden gelegd? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de vergaderperiode van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Geachte afgevaardigde, allereerst zou ik willen meedelen dat het Nabucco-project in de richtlijnen van het trans-Europese energienetwerk de status van een project van Europees belang heeft gekregen. Dat is een bewijs van de waarde die de Raad en het Parlement aan het Nabucco-project hechten. Over de overeenkomst tussen Eni en Gazprom kan de Raad echter geen commentaar geven aangezien dat een privéaangelegenheid is. De Raad kan dit echter wel doen over het project “Zuidstroom”, zoals duidelijk blijkt uit publiek toegankelijke informatie. Als het namelijk volgens de plannen wordt uitgevoerd, kan het project ervoor zorgen dat de diversiteit van het energietransport in de Europese Unie wordt gewaarborgd. In die zin wijst de Raad erop dat het actieplan “Een energiebeleid voor Europa”, dat de Europese Raad tijdens de voorjaarszitting in 2007 heeft aanvaard, “benadrukt dat de voorzieningszekerheid zowel voor de EU in haar geheel als voor elke lidstaat moet worden bevorderd door een effectieve diversificatie van energiebronnen en transportroutes, die tevens zal bijdragen tot een beter concurrerende interne energiemarkt.” Op basis van de informatie van de investeerders en van de coördinator van de Commissie voor het Nabucco-project zal in 2009 met de bouw van de Nabucco-pijpleiding worden aangevangen. De gasleiding zou in 2012 moeten beginnen werken. * * * Vraag nr. 16 van Dimitrios Papadimoulis ( H-0997/07 ) Betreft: Voorstel voor de oprichting van een “mediterrane unie” De Franse minister van Europese Zaken heeft de politieke commissie van de Euromediterrane Parlementaire Vergadering op 26 november 2007 het plan voor de oprichting van een “mediterrane unie” (oorspronkelijk een idee van de Franse president)
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voorgelegd. In zijn toespraak zei de heer Jean-Pierre Jouyet: “Alle pogingen om het proces van Barcelona nieuw leven in te blazen zijn mislukt. De Europese Commissie en de samenwerkende landen zijn volledig in ons voornemen gekend en hun reacties waren positief”. Welke maatregelen gaat de Raad nemen om het proces van Barcelona nieuw leven in te blazen? Wat vindt de Raad van het voorstel voor de oprichting van een “mediterrane unie”? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. In november 2007 vond er in Lissabon een erg succesvolle ontmoeting plaats van ministers van Buitenlandse Zaken, die onder andere een omvangrijk werkprogramma voor 2008 hebben goedgekeurd en twee nieuwe landen (Albanië en Mauritanië) in het Lissabonproces hebben verwelkomd. In Albufeira vond eveneens een historische ministeriële ontmoeting plaats met als thema migratie. Het proces van Barcelona is een kernelement in de verhoudingen tussen de EU en de Middellandse Zeelanden en zal dat ook blijven. We waarderen alle initiatieven die bijdragen tot een verbetering van het profiel van de regio en van de levensomstandigheden van zijn inwoners. Ook in de toekomst zal de Europese Unie blijven zoeken naar manieren waarop de inspanningen om de situatie in de regio te verbeteren zo efficiënt mogelijk op elkaar worden afgestemd. De Raad heeft het Franse initiatief over de oprichting van een “mediterrane unie” nog niet besproken, waardoor hij over deze vraag geen mening kan geven. * * * Vraag nr. 17 van Philip Bushill-Matthews ( H-0998/07 ) Betreft: Iraanse Volksmujahedeen Wanneer gaat de Raad, naar aanleiding van de recentste rechtszaak in het VK, formeel besluiten om de uitspraak van het EHvJ uit te voeren dat het aanmerken door de EU van de Iraanse Volksmujahedeen als terroristische organisatie onwettig was? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Wat betreft het openbare besluit van de Britse commissie van beroep inzake verboden organisaties (UK Proscribed Organisations Appeal Commission – POAC) is de Raad ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken van het Verenigd Koninkrijk beroep wil aantekenen. De Raad kan echter geen commentaar geven op nationale procedures.
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 18 van David Martin ( H-1000/07 ) Betreft: Invoerbelasting op mobiliteitsscooters In 2001 heeft de EU besloten dat mobiliteitsscooters (voor het vervoer van gehandicapten) niet moesten worden ingedeeld als “gehandicaptenwagentje” maar als “voertuig”. Door deze indeling moeten de drie lidstaten die deze voertuigen invoeren een invoerbelasting van 10% toepassen. Het besluit een invoerbelasting op te leggen was gebaseerd op een advies van de Werelddouaneorganisatie, waarin in overweging werd gegeven dat deze gemotoriseerde voertuigen op een golfbaan als middel van vervoer kunnen worden gebruikt. De VS heeft dit advies daarentegen van de hand gewezen. Zou de Raad welwillend kunnen staan tegenover afschaffing van de importheffing op gemotoriseerde voertuigen? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Het is juist dat “gemotoriseerde scooters” onder tariefnummer EU 8703 10 18 bij “voertuig” zijn ingedeeld, waarvoor een invoerbelasting van 10 procent geldt. Deze indeling is gebaseerd op de regelgeving voor de interpretatie van de nomenclatuur voor douane, vastgelegd op internationaal niveau en samengevat in de communautaire wetgeving. De percentages van de invoerheffingen bij de tariefbepaling in de EU zijn het resultaat van internationale onderhandelingen in het kader van de Wereldhandelsorganisatie en vormen een compromis tussen alle belanghebbenden. Ook de bescherming van de Europese leveranciers maakte hiervan deel uit. De heer Martin weet ongetwijfeld dat de heffingen zijn vastgelegd in de beschikking van de Commissie over de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (5) (vastgesteld in het kader van de Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987). De Raad kan enkel debatteren over de afschaffing van autonome heffingen in de gemeenschappelijke douanenomenclatuur voor bepaalde producten op basis van een voorstel van de Commissie. * * * Vraag nr. 19 van Justas Vincas Paleckis ( H-1001/07 ) Betreft: EU-missie in Kosovo Steeds vaker wordt melding gemaakt van het feit dat Kosovo zich binnenkort onafhankelijk wil verklaren en daarbij de mogelijkheid niet uitsluit dit eenzijdig door te zetten. Dit vraagt (5)
PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening (EG) nr. 580/2007 van de Raad, zoals laatstelijk gewijzigd (PB L 138 van 30.5.2007, blz. 1).
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
om een gemeenschappelijk standpunt van de EU-lidstaten. Als de EU niet met één stem spreekt, zal ze de grootste uitdaging van het Gemeenschappelijk Buitenlands beleid – een succesvolle bestuursmissie in een onafhankelijk Kosovo – niet weten te realiseren. Kan de Raad laten weten welke maatregelen hij denkt te nemen om ervoor te zorgen dat de EU-lidstaten in de Kosovo-kwestie een eenduidig standpunt zullen innemen? Wat vindt de Raad van de mate waarin de EU zich tot dusver heeft voorbereid op de bestuursmissie in Kosovo? Hoe ziet de planning voor deze bestuursmissie er concreet uit? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten van de EU waren het op de bijeenkomst van de Europese Raad op 14 december 2007 eens met de secretaris-generaal van de VN, die vindt dat de huidige situatie in Kosovo onaanvaardbaar is. Ook hebben ze benadrukt dat er overeenstemming moet worden bereikt, wat van doorslaggevend belang is voor de stabiliteit in de regio. De Europese Raad heeft eveneens de bereidheid van de EU beklemtoond: om een voortrekkersrol op zich te nemen bij de versterking van de stabiliteit in de regio en bij de uitvoering van de overeenkomst over het toekomstige statuut van Kosovo; om Kosovo te helpen op weg naar duurzame stabiliteit, onder andere met een missie in het kader van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB) (in die context heeft de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen opgeroepen om een werkwijze en een datum voor het begin van de missie te bepalen); om te helpen bij het oprichten van een internationaal civiel bureau in het kader van internationale bemiddeling. Daarom heeft de EU vorig jaar twee voorbereidende eenheden naar het gebied gestuurd die als opdracht hebben de weg te effenen voor een eventuele samenwerking bij de oplossing van de Kosovo-kwestie. De voorbereidingen verlopen goed. De eenheid voor de voorbereiding van het internationale civiele bureau (voorbereidingsteam ICB/SVEU) is in oktober 2006 met haar werkzaamheden begonnen. Haar opdracht bestaat uit het plannen van het volgende internationale civiele bureau (ICB), inclusief het bureau van de SVEU, en het voorbereiden van de uitvoering van een eventuele overeenkomst over het statuut van deze regio. De eenheid voor de planning van een eventuele missie betreffende de rechtsstaat (EUPT Kosovo) is sinds mei 2006 in Kosovo werkzaam. De voorziene missie in het kader van het EVDB moet zorgen voor het monitoren, mentoren en adviseren op het bredere vlak van de rechtsstaat. Ze zou eveneens uitvoerende bevoegdheden hebben op bepaalde gebieden van politiewerking, waaronder het handhaven van de openbare orde en rust, justitie en douane. In het kader van de missie zouden ongeveer 1 800 internationale medewerkers aan het werk zijn. * * *
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 20 van Frank Vanhecke ( H-1003/07 ) Betreft: Verscherping sancties tegen Zimbabwe In het gemeenschappelijk Standpunt 2007/120/GBVB (6) van de Raad van 19 februari 2007 worden de sancties tegen Zimbabwe, met onder meer een inreisverbod voor Mugabe en zijn naaste medewerkers, verlengd tot en met 20 februari 2008. De sancties werden ingesteld in 2002 omdat de regering van Zimbabwe zich schuldig maakt aan ernstige schendingen van de mensenrechten. In het begin van december 2007 kondigden de Verenigde Staten een verscherping aan van de sancties tegen Zimbabwe. Met name zou het inreisverbod uitgebreid worden naar 38 personen. Een vijftal kinderen van hooggeplaatste leden van het regime zouden het verbod krijgen om in de Verenigde Staten te studeren. Ook zouden financiële sancties uitgebreid worden naar bepaalde personen. Is de Raad ook van plan om de sancties tegen Zimbabwe te verscherpen? Zo ja, op welke manier? Zo neen, wat zijn de redenen om dit niet te doen? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De Raad heeft nog niet gedebatteerd over de vraag die de geachte afgevaardigde heeft gesteld. Het debat daarover is gepland voor binnenkort. De EU volgt echter de gebeurtenissen in Zimbabwe aandachtig, vooral in het licht van de komende presidentsverkiezingen die in maart 2008 zouden moeten plaatsvinden. De EU steunt de inspanningen van de Gemeenschap voor de ontwikkeling van Zuidelijk Afrika (SADC) om een oplossing te vinden voor de situatie in het land en wacht op haar verslag op basis waarvan het eenvoudiger wordt verdere beslissingen te nemen. * * * Vraag nr. 21 van Robert Evans ( H-1006/07 ) Betreft: Reisverboden Kan de Raad duidelijkheid verschaffen over de situatie met betrekking tot internationale reisverboden voor afzonderlijke politici en organisaties? Wie bepaalt de inhoud van de desbetreffende lijst, wie staan er momenteel op en wanneer wordt de lijst herzien? Hoe doeltreffend zijn deze reisverboden volgens de Raad geweest? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd.
(6)
PB L 51 van 20.2.2007, blz. 25.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Reisverboden maken deel uit van de restrictieve maatregelen die de Raad kan gebruiken in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het GBVB, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Raad bepaalt reisverboden altijd in een gemeenschappelijk standpunt dat de sanctie oplegt, de redenen voor het nemen van deze maatregel verduidelijkt en gebruikte criteria aangeeft. Alle gemeenschappelijke standpunten worden in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd. Gemeenschappelijke standpunten gelden meestal een jaar en worden ook minstens om de 12 maanden geëvalueerd met het oog op hun doeltreffendheid. Er dient op te worden gewezen dat het gemeenschappelijk standpunt ook bepalingen inhoudt inzake gepaste uitzonderingen bij reisverboden die rekening houden met de internationale verplichtingen van gastlanden en met de humanitaire noden van de betrokkenen. * * * Vraag nr. 22 van Brian Crowley ( H-1010/07 ) Betreft: Samenwerking EU-Amerika Kan de Raad mededelen welke specifieke maatregelen hij overweegt om de komende maanden meer politieke en economische samenwerking te bevorderen tussen Europa en Amerika? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. 1. De EU en de Verenigde Staten werken onderling samen voor alle belangrijkste uitdagingen van het buitenlands beleid. De huidige vraagstukken omvatten: een nauwe samenwerking bij de kwesties in verband met de Balkan, vooral in verband met Kosovo; samenwerking ter plaatse in Afghanistan, vooral bij de opleiding van de politie, waaraan EUPOL meewerkt; samenwerking bij kwesties in verband met Iran – tweevoudige aanpak; samenwerking bij het vredesproces in het Midden-Oosten, vooral in het kader van het Kwartet; werkplan van de EU en de VS voor crisisbeheer, dat de Raad in december 2007 heeft aangenomen; in het plan worden een nauwere samenwerking en overleg tussen de EU en de VS betreffende conflictbestrijding, stabilisatie en heropstarting en conflictbeheer goedgekeurd.
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
2. De economische samenwerking werd uitgediept tijdens de laatste top EU-VS waar de beslissing werd genomen over de opstelling van een kader om het Transatlantisch Economisch Partnerschap en de Transatlantische Economische Raad (TER) te versterken. De eerste vergadering van deze raad ligt reeds achter ons, de volgende zal waarschijnlijk in het voorjaar plaatsvinden, voor de top EU-VS. Tijdens de laatste topontmoeting tussen de EU en de VS werd eveneens een overeenkomst inzake een speciale samenwerking op andere gebieden van het nieuwe kader voor de versterking van het Transatlantisch Economisch Partnerschap goedgekeurd. 3. Klimaatveranderingen en energie: de klimaatveranderingen zijn een prioriteit voor de EU, onder andere ook in het kader van haar betrekkingen met de VS. Beide partijen waren belangrijke deelnemers aan de conferentie over klimaatveranderingen die in december in Bali in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) plaatsvond. De EU en de VS werken samen aan bilaterale initiatieven inzake klimaatveranderingen en energie. Op de top van 2007 werd een overeenkomst over een nauwere samenwerking tussen de EU en de VS voor drie belangrijke gebieden afgesloten: politiek en veiligheidsbeleid, economisch partnerschap en milieuveranderingen en energie. * * * Vraag nr. 23 van Seán Ó Neachtain ( H-1012/07 ) Betreft: Bevordering van vrede tussen de volkeren van Palestina en Israël Kan de Raad mededelen welke initiatieven hij uitvoert of overweegt uit te voeren om bij te dragen tot een vreedzame regeling tussen de volkeren van Palestina en Israël op basis van wederzijds respect en co-existentie? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Vorige zomer werd een politieke dialoog tussen Israëli's en Palestijnen op gang gebracht, met als hoogtepunt de ontmoetingen tussen minister-president Olmert en president Abbas. De Europese Raad loofde de inspanningen van beide partijen, die tot de conferentie van Annapolis op 26 en 27 november 2007 hebben geleid. De Europese Raad heeft tijdens zijn zitting van 14 december 2007 zijn volledige steun toegezegd aan de onderhandelingen tussen Palestijnen en Israëli's, die tijdens de conferentie van Annapolis zijn opgestart en tijdens de donorconferentie in Parijs werden voortgezet. De EU is tevreden met de talrijke deelname van Arabische partners aan beide conferenties en roept hen op om ook in de toekomst constructief samen te werken. Betreffende de rol van de EU en vooral dan van de Raad in verband met de vraag van Parlementslid Seán Ó Neachtain heeft de secretaris-generaal en Hoge Vertegenwoordiger in nauw overleg met de Commissie een “actiestrategie voor de EU” uitgewerkt met de bedoeling alle activiteiten van de EU voor bijkomende steun aan beide zijden in de huidige onderhandelingen en in de daarop volgende uitvoeringsperiode na te gaan. Tijdens de
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Parijse donorconferentie op 17 december 2007 heeft de EU verklaard dat ze het Palestijnse plan voor hervormingen en ontwikkeling steunt, voorgesteld door minister-president Fayyad, en dat ze de Palestijnse autoriteiten ook in de toekomst aanzienlijke hulp zal bieden als ondersteuning van het vredesproces dat tijdens de conferentie in Annapolis is begonnen. Op de bijeenkomst van de leiders van het kwartet op 17 december 2007 heeft de EU opnieuw haar belofte bevestigd om nog steeds nauw samen te werken en de inspanningen van beide partijen bij het sluiten van een vredesovereenkomst voor eind 2008 te ondersteunen. Het kwartet heeft besloten om in 2008 regelmatig samen te komen om de bereikte vooruitgang te evalueren en de inspanningen van beide partijen te ondersteunen. De leiders van het kwartet hebben op 17 december 2007 ook met de Arabische ministers van Buitenlandse Zaken rond de tafel gezeten en over de toekomstige weg gedebatteerd. De EU is van plan om in nauwe samenwerking met de voorzitter van het kwartet, Tony Blair, haar programma’s ter ondersteuning van de vormgeving van de instellingen, van goed bestuur, van bijdragen aan de burgermaatschappij en van de ontwikkeling van de Palestijnse economie nog bijkomend te versterken. * * * Vraag nr. 24 van Diamanto Manolakou ( H-1032/07 ) Betreft: Dramatische gevolgen van de maandenlange Israëlische blokkade van de Gazastrook Het VN-bureau voor de coördinatie humanitaire hulp van de VN waarschuwde onlangs voor de gevaren van dramatische gevolgen van de maandenlange Israëlische blokkade van de Gazastrook en de regelmatige militaire invallen . De blokkade, aldus een vertegenwoordiger van de VN, kan onherstelbare schade toebrengen aan de economie van de regio en maakt de bevolking nog meer afhankelijk van buitenlandse “hulp”. Tegelijkertijd wordt onderkend dat de minimale voorraden levensmiddelen, de prijsverhogingen, de stijgende werkloosheid en de derving van inkomsten rampzalige gevolgen hebben. Dezelfde klachten over de Israëlische autoriteiten wegens de blokkade van de Palestijnen worden vernomen van het Internationale Comité van het Rode Kruis en van vele andere internationale organisaties. Is de Raad van plan concrete stappen te ondernemen bij de Israëlische autoriteiten om de opheffing te bewerkstelligen van de “represaillemaatregelen” die het leven in de Gazastrook en op de Westoever verlammen met alle rampzalige gevolgen van dien voor de gehele Palestijnse bevolking in die regio's? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De Raad van de EU heeft al herhaaldelijk zijn enorme bezorgdheid over de humanitaire situatie in Gaza geuit en opgeroepen om de basisdienstverlening verder te waarborgen. Hij heeft alle strijdende partijen gevraagd zich – ofwel om humanitaire, ofwel om economische redenen – dringend in te zetten voor de opening van de grensovergangen met Gaza. De EU was tevreden met de eerste stap, namelijk met het onlangs openen van de overgang voor de export van landbouwproducten. Dergelijke maatregelen zullen de
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vooruitgang op politiek vlak bevorderen. De Europese Raad heeft op 14 december 2007 zijn volledige steun uitgesproken voor de onderhandelingen tussen de Palestijnen en de Israëli's die op de conferentie in Annapolis zijn begonnen en op de donorconferentie in Parijs werden voortgezet. Met respect voor de rol van de EU en vooral van de Raad in deze kwestie, die het Parlementslid in zijn vraag heeft genoemd, heeft de Hoge Vertegenwoordiger in volkomen samenwerking met de Commissie een Europese actiestrategie “Staatsopbouw voor vrede in het Midden-Oosten” voorbereid. In verband met die strategie zullen alle Europese activiteiten worden nagegaan om zo bij de huidige onderhandelingen en tijdens de uitvoeringsperiode die zal volgen, aan beide zijden steun te garanderen. * * * Vraag nr. 25 van Eoin Ryan ( H-1014/07 ) Betreft: Economische partnerschapsovereenkomsten met Afrika Kan de Raad meedelen hoeveel economische partnerschapsovereenkomsten er door de Europese Unie zijn afgesloten met Afrikaanse landen voor de periode die in januari 2008 ingaat en kan de Raad aangeven welke duidelijke voordelen deze overeenkomsten voor de Afrikaanse landen hebben? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. Om meer duidelijkheid te scheppen op dit gebied, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen volledige economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) en tijdelijke overeenkomsten waarop een EPO volgt. Overeenkomsten over economisch partnerschap, die het doel blijven van onderhandelingen, zullen een brede regionale en sectoriële omvang hebben. Wat betreft de afspraken tussen de ondertekenaars, zouden de overeenkomsten, behalve bepalingen inzake goederenhandel en inzake ontwikkelingssamenwerking, ook diensten en bepalingen inzake handel bevatten. Volgens de EU zijn dergelijke alomvattende overeenkomsten het meest doeltreffende middel om de doelstellingen uit de Overeenkomst van Cotonou te verwezenlijken en om voor de EPO's een maximaal ontwikkelingseffect te garanderen. Op de laatste vergadering van de Raad ACP-EG in mei 2007 hebben beide partijen hun verplichtingen aangaande EPO bevestigd. Eind 2007 werd de volledige EPO voor de regio CARIFORUM reeds geparafeerd, andere regio's zullen wat meer tijd nodig hebben om dat ingewikkelde proces volledig en succesvol af te ronden. Na 31 december 2007 moest er worden gezocht naar een oplossing die met de regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie (WHO) in overeenstemming was opdat er geen belemmeringen zouden optreden in de handel met die ACS-landen die niet tot de groep van minst ontwikkelde landen behoren. Het preferentiële handelsregime van de Overeenkomst van Cotonou, dat door de WHO was goedgekeurd in verband met ontheffing, geldt namelijk sinds die datum niet meer. Zulke oplossingen vormen tijdelijke overeenkomsten, aangezien die in overeenstemming met de regelgeving van de WHO zijn.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze overeenkomsten bevatten goederenhandel en alle andere aspecten waarover de ondertekenaars het eens zijn en zijn een tussenfase waarop het afsluiten van volledige EPO's zal volgen. Tijdelijke overeenkomsten waarop het afsluiten van een EPO volgt, werden ondertekend door alle geïnteresseerde ACS-partners, inclusief de meerderheid van Afrikaanse landen die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren, en talrijke Afrikaanse landen uit de groep van minst ontwikkelde landen. Dergelijke overeenkomsten en hun effect op de voorschriften inzake goederenhandel tussen de EU en de ACS-landen zijn in de Europese wetgeving met een verordening betreffende markttoegang geïmplementeerd. Tijdelijke overeenkomsten, die weliswaar nog niet over het hele ontwikkelingspotentieel van volledige EPO's beschikken, zijn reeds een verbetering van het Cotonou-systeem en bezorgen onze ACS-partners rechtstreekse voordelen. Ten eerste garanderen ze alle ondertekenende ACS-landen een volledige toegang tot de Europese markt, zonder douane en quota's (voor de suiker- en rijstmarkt zijn er overgangsperiodes voorzien), wat momenteel volgens de verordening “alles behalve wapens” enkel voor de minst ontwikkelde landen mogelijk is. Ten tweede bevatten tijdelijke overeenkomsten ook een voordeligere regelgeving over de oorsprong, waardoor het voor ACS-landen mogelijk wordt om de voordelen van de toegang tot de Europese markt volledig te benutten. Deze nieuwe oorsprongregels zijn voordeliger dan die in het “alles behalve wapens”-systeem. Daarom zijn tijdelijke overeenkomsten ook voor de minst ontwikkelde landen interessant. * * * Vraag nr. 26 van Johan Van Hecke ( H-1025/07 ) Betreft: Somaliland In mei 2007 verzocht het Europees Parlement de Raad en de Commissie het verzoek van Somaliland om onafhankelijkheid te worden, te onderzoeken. Dit noordelijke deel van Somalië verklaarde zich al zelfstandig in 1991. Somaliland spant zich in voor behoorlijk bestuur en stabiliteit. De verkiezingen van het parlement in 2005 verliepen relatief ordelijk en transparant en de regio profileert zich als jonge en actieve democratie. Maar op vlak van de mensenrechten zijn er nog een aantal pijnpunten en liet de regering van Somaliland onlangs nog steken vallen wat betreft de bescherming voor vluchtelingen uit Somalië. Heeft de Raad zich reeds over deze kwestie gebogen ? In de pers stond recent te lezen dat er in de regering Bush steeds meer stemmen opgaan voor de erkenning van de onafhankelijkheid van Somaliland. Vooral in militaire kringen zou men van mening zijn dat steun aan de Somalische overgangsregering ontoereikend is en dat men voor Somalië beter een strategie van containment zou toepassen. Daarvoor is de erkenning van een onafhankelijk Somaliland essentieel. Zal de EU blijven wachten op de erkenning door landen in de regio en/of door de Somalische overgangsregering, alvorens tot erkenning over te gaan, of zou een gewijzigd Amerikaans standpunt een herziening van het Europese standpunt kunnen teweeg brengen? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd.
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Raad heeft al herhaaldelijk meegedeeld dat hij de overgangsregering van Somalië en een consequente uitvoering van maatregelen, zoals in de oprichtingsakte voor de overgang voorzien, steunt. Zoals de Raad in zijn besluiten van 10 december 2007 heeft gemeld, hecht hij veel belang aan het respect voor de mensenrechten op het hele Somalische grondgebied. De Europese Unie is lid van de internationale contactgroep voor Somalië. De Raad zal ook in de toekomst met andere internationale partners uit deze groep, inclusief met de VS, de situatie in Somalië bespreken. * * * Vraag nr. 27 van Athanasios Pafilis ( H-1028/07 ) Betreft: Atoomprogramma van Iran Naar nu bekend geworden is, zijn alle 16 “geheime diensten van de VS” in een recent rapport over het atoomprogramma van Iran tot de conclusie gekomen dat “Iran zich sinds in ieder geval 2003 niet meer met de vervaardiging van kernwapens bezighoudt en geen bedreiging vormt”. Deze conclusie komt als aanvulling op een recente eerdere verklaring van de voorzitter van het Internationaal Atoomenergie Agentschap, de heer El-Baradei, dat Iran volledig heeft meegewerkt aan de controles van het Agentschap. Maar zoals bekend, wensen de VS en sommige andere landen deze feiten te negeren en blijven zij vasthouden aan oplegging van sancties aan Iran door de VN-Veiligheidsraad. In vervolg op mijn vraag H-0937/07 (7) vraag ik de Raad thans, of hij het recht van Iran om kernenergie voor vreedzame doeleinden te exploiteren, niet als legitiem beschouwt? Is hij van plan een einde te maken aan de pogingen sancties te doen opleggen aan Iran onder het voorwendsel dat dit land zich niet zou houden aan zijn verplichtingen jegens het Internationaal Atoomenergie Agentschap? Heeft hij zich de gevolgen gerealiseerd van een eventuele opzegging door Iran van het Internationale non-proliferatieverdrag ten gevolge van de onterechte en onaanvaardbare interventiepolitiek van de VS en zijn bondgenoten? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De laatste conclusie van de geheime diensten van de VS verandert niets aan de evaluatie van de situatie, voorbereid door de Europese Unie. Het rapport verklaart dat tot 2003 in Iran bewapeningsactiviteiten plaatsvonden. Alleen dat is al een schending van het non-proliferatieverdrag (NPV). Indien Iran zou beslissen om die inspanningen stop te zetten en ze niet enkel tijdelijk te onderbreken, zou het alle activiteiten op dat gebied moeten onthullen en aan het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) moeten vragen om te bevestigen dat de ontwikkeling van het programma volledig is stilgelegd. De twee andere aanleidingen voor bezorgdheid, de verrijking van uranium en het programma voor ballistische raketten, zijn nog steeds aanwezig. Iran voldoet niet aan de eisen van de IAEA-commissie en van de VN-Veiligheidsraad.
(7)
Schriftelijk antwoord van 12.12.2007
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Om die reden heeft de Europese Raad op 14 december 2007 opnieuw zijn grote bezorgdheid over het Iraanse kernprogramma geuit en heeft hij beklemtoond dat het onaanvaardbaar zou zijn indien Iran militaire kerncapaciteiten zou verkrijgen. In dat kader betreurt de Raad dat Iran nog niet heeft voldaan aan de internationale verplichtingen uit de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nr. 1696, 1737 en 1747 voor de stopzetting van alle activiteiten in verband met de verrijking en bewerking van uranium, wat een voorwaarde is om opnieuw vertrouwen tot stand te brengen over het feit dat het programma enkel omwille van vreedzame doeleinden wordt ontwikkeld. De Europese Raad heeft daarom Iran opgeroepen om volledig, duidelijk en overtuigend alle vragen van het IAEA in verband met vroegere en huidige atoomactiviteiten te beantwoorden. De Raad steunt alle werkzaamheden van de VN-Veiligheidsraad bij het nemen van verdere maatregelen in het kader van artikel 41, hoofdstuk 7 van de Oprichtingsakte van de Verenigde Naties. De Europese Unie heeft steeds benadrukt dat Iran het recht heeft kernenergie voor vreedzame doeleinden te gebruiken. Iran moet stoppen met de gevoelige activiteiten van de kernenergiecyclus tot het internationale vertrouwen is hersteld. Ik wil erop wijzen dat het aanbod van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid uit juni 2006 nog steeds geldt, op basis waarvan Iran zijn civiel atoomprogramma in overeenstemming met zijn behoeften kan ontwikkelen. * * * Vraag nr. 28 van Georgios Toussas ( H-1029/07 ) Betreft: Antireactionair optreden van de VS en zijn bondgenoten tegen de Boliviaanse regering Alles wijst erop dat de VS en zijn antireactionaire Europese bondgenoten opnieuw een campagne voeren voor de omverwerping van de Boliviaanse president Evo Morales, teneinde te voorkomen dat de nieuwe Boliviaanse grondwet wordt aangenomen en de progressieve veranderingen (die de in 2005 met een grote meerderheid gekozen regering wil doorvoeren) een feit worden. In de steden Sucre en elders hebben antireactionaire groeperingen voor bloedige incidenten gezorgd, waarbij ze er zelfs niet voor terugdeinsden om wapens tegen burgers in te zetten. De communistische partij van Bolivia, de Beweging voor Socialisme en andere progressieve groeperingen wijzen - met bewijzen in de hand - beschuldigend naar de VS en zijn bondgenoten. Veroordeelt de Raad de ondermijnende antireactionaire acties van de VS en zijn bondgenoten tegen de president van Bolivia, Evo Morales, en de wettelijk gekozen regering van dat land? Respecteert de Raad de roep van de Boliviaanse bevolking om progressieve veranderingen en tegemoetkoming aan de moderne behoeften van de werknemers? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De Raad wil het Parlementslid Toussas wijzen op het feit dat iedereen, vooral echter president Morales (zoals hij tijdens recente ontmoetingen en gesprekken met Europese vertegenwoordigers heeft verklaard), de proactieve rol van de EU, met name van de leiders
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van de Europese missie, bij de instandhouding en de bevordering van de dialoog tussen alle partners in Bolivië enorm op prijs stelt. Bij zijn recente bezoek aan enkele Europese hoofdsteden toonde ook de Boliviaanse minister van Buitenlandse Zaken, David Choquehuanca, zich tevreden over de Europese bemiddeling. Ook de gesprekken van president Morales met de prefecten, die onlangs in een sfeer van samenwerking verliepen en met de bedoeling om de nationale dialoog opnieuw op gang te brengen, worden gewaardeerd. Indien alle Boliviaanse partners dat wensen, zal de Europese Unie haar stimulerende rol blijven vervullen. * * * Vraag nr. 29 van Olle Schmidt ( H-1034/07 ) Betreft: Sovereign Wealth Funds Sovereign Wealth Funds (SWF's) zijn een nieuw type beleggingsfonds, met dien verstande dat zij in staatsbezit zijn en vaak in het bezit van ondemocratische staten. De nieuwe, actievere beleggingsstrategieën hebben in enkele lidstaten tot bezorgdheid geleid, vooral wanneer het gaat om beleggingen in ondernemingen die worden gezien als bedrijven van nationaal strategisch belang. Recente voorbeelden van beleggingen van SWF's zijn de investering van de Abu Dhabi Investment Authority in Citigroup, maar ook het bod van Bourse Dubai op de OMX. Verder is er natuurlijk de Russische belangstelling voor energie-infrastructuur in Europa. In Brazilië is de regering van plan een SWF op te richten om de waardestijging van de real tegen te gaan, waarmee zij rechtstreeks in de financiële markt ingrijpt. Ik verzoekt de Raad met klem het open karakter van het financiële stelsel te verdedigen, maar dring er tegelijkertijd op aan dat fondsen in overheidshanden transparant opereren, om er zeker van te zijn dat beleggingsstrategieën stoelen op economische en niet op strategische overwegingen. Hoe wil de Raad op het punt van de SWF's optreden? Er is door de Commissie een aantal voorstellen gedaan met betrekking tot SWF's, zoals Europese gouden aandelen, richtsnoeren en transparantie-initiatieven. Welke weg zou er volgens de Raad bewandeld moeten worden? Heeft de Raad tot slot plannen voor het volgen van de ontwikkeling van de SWF's op de Europese markten? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De Raad heeft over deze kwestie niet gedebatteerd en heeft daarom geen standpunt. * * *
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 30 van Laima Liucija Andrikienė ( H-1037/07 ) Betreft: Liberalisering van de energiemarkt Zoals aangekondigd, zal het energiebeleid een van de centrale prioriteiten vormen voor het Sloveense voorzitterschap in het komende halfjaar. Hoe is het voorzitterschap van plan de liberalisering van de energiemarkt verder te bevorderen? Hoe wil het voorzitterschap een evenwicht vinden tussen de liberalisering van de energiemarkt en de uitvoering van het gemeenschappelijk energiebeleid van de EU? Wat voor uitdagingen en hindernissen voorziet de Raad op dit gebied en hoe wil hij hieraan het hoofd bieden? Antwoord (SL) Het antwoord dat door het voorzitterschap werd opgesteld en dat noch voor de Raad, noch voor de lidstaten bindend is, werd tijdens de deelzitting van het Europees Parlement in januari 2008 te Straatsburg niet mondeling gegeven tijdens de voor het vragenuur van de Raad gereserveerde tijd. De Europese Raad heeft in zijn besluiten van maart 2007 vastgelegd dat de “interne markt voor energie en aardgas” een van de prioritaire opdrachten van het energiebeleid vormt. Op dat vlak heeft de Europese Raad een reeks richtgevende beleidslijnen goedgekeurd met als doel het mededingingsvermogen te verhogen, een efficiënte rechtsorde te waarborgen en investeringen die de consumenten ten goede komen, te bevorderen. Als antwoord op de besluiten van de Europese Raad heeft de Commissie in september 2007 vijf wetgevende voorstellen uitgewerkt. Diepgaande debatten over deze voorstellen hebben tot een voortgangsverslag geleid dat de Raad TTE op 3 december 2007 heeft ondersteund. In het kader van de debatten werden principes en bepalingen bestudeerd die op een brede steun konden rekenen, evenals vragen, domeinen en mogelijkheden waarover voor een grotere vooruitgang volgens de meeste lidstaten nog verder moet worden gedebatteerd en bijkomende denkrichtingen over “principes”. De Raad TTE plant twee vergaderingen in de eerste helft van 2008 met als doel politieke overeenstemming over het hele pakket of over een deel ervan te bereiken. Daarom is het voor het Europees Parlement belangrijk binnen afzienbare tijd vóór de vergadering van de Raad TTE in juni zijn mening aan het pakket toe te voegen. * * *
VRAGEN AAN DE COMMISSIE Vraag nr. 37 van Maria Badia i Cutchet ( H-1027/07 ): Betreft: Bevoegdheden van de Commissie bij de aanpak van de misleidende verkoop van vliegtickets Op 30 oktober 2007 heb ik een vraag aan de Commissie gesteld over onregelmatigheden en misleidende reclame op websites waarop vliegtickets worden verkocht (E-5538/07), waarin de Commissie werd verzocht concrete maatregelen te nemen om bedrieglijke reclame op Internet aan banden te leggen en de rechten van de Europese consument te beschermen.
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Een week later las ik in de pers dat de Commissie voornemens was de namen bekend te maken van de luchtvaartmaatschappijen die zich aan misleidende reclame schuldig maken en hun websites te sluiten indien zij binnen 4 maanden geen einde zouden maken aan de onregelmatigheden die hoofdzakelijk verband houden met het niet vermelden van luchthavenheffingen en kosten voor het betalen per creditcard alsook reclame voor niet beschikbare aanbiedingen of onjuiste contractuele voorwaarden zoals het feit deze voorwaarden niet in de taal van de gebruiker beschikbaar zijn. Kan de Commissie gezien het bovenstaande meedelen hoe zij denkt op te treden - afgezien van het bekendmaken van de namen van de luchtvaartmaatschappijen en het sluiten van hun websites - indien deze maatschappijen zich niet binnen de gestelde termijn aan de wet houden? De nationale regeringen - of de regeringen van de autonome regio's in het geval van Spanje - zijn bevoegd om sancties op te leggen. Kan de Commissie in dit verband verlangen dat gedupeerde consumenten schadeloos worden gesteld? Anderzijds bestaat er een netwerk van Europese samenwerking voor grensoverschrijdende gevallen. Wat is de speelruimte van de Commissie op dit terrein? Antwoord Zoals de geachte afgevaardigde weet, gebruikt de Commissie alle instrumenten die tot haar beschikking staan om te waarborgen dat consumentenrechten in de gehele Unie doeltreffend ten uitvoer worden gelegd. De verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming biedt een kader voor brede samenwerking die nationale autoriteiten in staat stelt hun inspanningen te combineren, bijvoorbeeld in de vorm van gezamenlijke uitvoering van markttoezicht en handhavingsactiviteiten en door ervaringen en beste praktijken uit te wisselen. De Commissie stimuleert deze samenwerkingsactiviteiten door EU-financiering te leveren en door middel van de coördinatie van gezamenlijk markttoezicht en handhavingsactiviteiten. Inzake het specifieke vervolg van de ‘schoonmaakactie’ met betrekking tot onlineverkoop van vliegtickets van september 2007, kan worden vermeld dat de betreffende websites momenteel door de bevoegde instanties van de lidstaten worden onderzocht, en dat deze toepasselijke vervolgmaatregelen nemen waar sprake is van bevestigde onregelmatigheden. Dergelijke maatregelen kunnen afhankelijk van het rechtskader dat in de diverse lidstaten geldt, verschillen. De rol van de Commissie betrof het coördineren van ‘schoonmaakacties’ van de lidstaten en het houden van toezicht op de vervolgmaatregelen. Zodra de lopende procedures zijn afgerond, zal de Commissie de resultaten van de door de lidstaten genomen vervolgmaatregelen na de ‘schoonmaakactie’ presenteren. Naar verwachting zal dit begin 2008 zijn. * * * Vraag nr. 38 van Sharon Bowles ( H-0981/07 ) Betreft: Collectieve verhaalsmogelijkheden Kan de Commissie naar aanleiding van de plannen met betrekking tot collectieve verhaalsmogelijkheden, mededelen hoe deze plannen zich verhouden tot het aangekondigde
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
witboek van de Commissie over schadevorderingen? Kan de Commissie ook laten weten wat er wordt gedaan om te voorkomen dat er Amerikaanse toestanden ontstaan op het gebied van processen voor schadevergoedingen, die bedrijven in de Verenigde Staten financieel de das om doen? Antwoord Wat betreft de vraag over de plannen van de Commissie inzake collectieve verhaalsmogelijkheden: In het aangekondigde witboek van de Commissie over schadevorderingen voor schendingen van EG- mededingingswetgeving zal een onderdeel zijn opgenomen dat betrekking heeft op collectieve verhaalsmogelijkheden van schade die is geleden als gevolg van schendingen van mededingingsrecht. De Commissie onderzoekt momenteel ook of er op Europees niveau een breder initiatief inzake collectieve verhaalsmogelijkheden voor door consumenten geleden schade nodig is, en zo ja, welke vorm een dergelijk initiatief zou moeten krijgen. De diensten van de Commissie die zich bezighouden met consumentenbeleid en mededinging werken zeer nauw samen, opdat hun werk met betrekking tot collectieve verhaalsmogelijkheden synergie oplevert. Wat betreft de vraag over collectieve procedures (‘class actions’) zoals deze in de Verenigde Staten worden gevoerd: De Commissie gelooft niet dat een ‘class action’-systeem zoals momenteel in de Verenigde Staten bestaat, in de EU moet worden ingevoerd. De Commissie kan zich niet bemoeien met het rechtssysteem van een derde land. * * * Vraag nr. 39 van Bernd Posselt ( H-0983/07 ) Betreft: Bescherming van de consument tegen dubbele prijzen Welke mogelijkheid ziet de Commissie om de consumenten te beschermen tegen prijsdiscriminatie, waarbij in restaurants, cultuurhistorische monumenten, musea en winkels aan ingezetenen andere prijzen worden aangerekend dan aan toeristen? Antwoord Het EG-Verdrag verbiedt iedere discriminatie door lidstaten op grond van nationaliteit (bijvoorbeeld artikelen 12, 43 en 49). Dienovereenkomstig is het lidstaten niet toegestaan om ongerechtvaardigde beperkingen op intracommunautaire economische activiteiten te introduceren of te handhaven. Soms kan de praktijk van dubbele prijszetting door handelaren een geldige economische rechtvaardiging hebben, bijvoorbeeld om toegang te krijgen tot nieuwe markten of om hun positie daar waar zij reeds aanwezig zijn te bevestigen. Ongerechtvaardigde dubbele prijszetting, zoals het berekenen van andere prijzen aan toeristen dan aan de plaatselijke bevolking, kan de consument echter de voordelen van de interne markt ontnemen en is als zodanig onaanvaardbaar.
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In dat opzicht is discriminatie op basis van nationaliteit met betrekking tot de toegang tot culturele monumenten door het Hof uitdrukkelijk erkend als zijnde verboden uit hoofde van de artikelen 12 en 49 van het EG-Verdrag (8) . De vrijheid om diensten aan te bieden zoals bepaald in artikel 49 van het EG-Verdrag heeft ook betrekking op de vrijheid van de ontvangers van diensten, waaronder toeristen, om naar een andere lidstaat te gaan en daar onder dezelfde voorwaarden die gelden voor de onderdanen van de betreffende lidstaat gebruik te maken van deze diensten. Het Hof heeft bevestigd dat, aangezien museumbezoek een van de doorslaggevende redenen is waarom toeristen, als ontvangers van diensten, besluiten een andere lidstaat te bezoeken, er een nauw verband bestaat tussen het recht van vrij verkeer dat zij genieten en de toegangsvoorwaarden van musea. De discriminatie inzake de toegang tot musea heeft mogelijk gevolgen voor de voorwaarden waaronder diensten worden aangeboden, waaronder de prijzen ervan, en kan daarom van invloed zijn op het besluit van sommige mensen om het betreffende land te bezoeken. Aangezien er echter geen aanwijzingen zijn van permanente praktijken in lidstaten die in tegenspraak zijn met genoemde beginselen, heeft de Commissie geen noodzaak ondervonden om verder op deze kwestie in te gaan. In de toekomst zal het mogelijk zijn om discriminatie tegen ontvangers van diensten te bestrijden op grond van de Dienstenrichtlijn (9) , en met name artikel 20 daarvan, waarin discriminatie op basis van de nationaliteit of woonplaats van ontvangers van diensten wordt verboden. De Dienstenrichtlijn dient uiterlijk eind 2009 door lidstaten ten uitvoer te zijn gelegd. Ongerechtvaardigde prijsdiscriminatie kan ook worden beoordeeld in het kader van de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken, die vanaf 12 december 2007 in lidstaten van kracht moet zijn. Deze richtlijn bevat een algemene clausule die oneerlijke handelspraktijken verbiedt. Er kan niet worden uitgesloten dat er een moment komt dat nationale gerechtshoven, en uiteindelijk ook het Europees Hof van Justitie, zullen moeten beoordelen of het berekenen van hogere prijzen aan toeristen in restaurants en winkels op grond van nationaliteit in overeenstemming is met de eis van professionele toewijding. Voorlopig is de Commissie geneigd te denken dat dit het geval is. * * * Vraag nr. 40 van Brian Crowley ( H-1011/07 ) Betreft: Veiligheidsnormen voor in Europa verkocht speelgoed Kan de Commissie een beoordeling tot op heden geven van alle belangrijke maatregelen die zij de afgelopen tijd heeft genomen en die zij voor de nabije toekomst overweegt om te waarborgen dat voor alle in de Europese Unie verkocht speelgoed de strengste veiligheidsnormen gelden?
(8)
Uitspraak van 15 maart 1994, Commissie/Spanje, C-45/93.
(9)
Richtlijn 2006/123/EG betreffende diensten op de interne markt.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord Na de “zomer van de terugroepingen” stellen veel mensen in Europa deze eenvoudige vraag: “Welke maatregelen zijn er genomen of zullen er genomen worden om de hoogste veiligheidsnormen voor speelgoed te garanderen”? De meeste antwoorden zijn te vinden in de inventarisatie inzake productveiligheid, waarvan de resultaten in november 2007 bekend zijn gemaakt. In deze inventarisatie ligt de nadruk op de 3 grote “E's” voor speelgoed en productveiligheid in het algemeen: “Engagement” (Betrokkenheid), “Enforcement” (Handhaving) and “Engineering” (Techniek): - Engagement (Betrokkenheid): Economische operatoren moeten volledige verantwoordelijkheid nemen voor de producten die zij produceren en aan consumenten leveren. Ondernemingen van naam verrichten belangrijke inspanningen om de veiligheid van hun producten te garanderen. Alle betrokken actoren zullen zich echter moeten inzetten, want er is nog altijd een aanzienlijke hoeveelheid onveilig speelgoed in omloop in Europa. De industrie heeft ermee ingestemd om de komende maanden samen met de Commissie aan een aantal maatregelen te gaan werken waarmee het vertrouwen van consumenten kan worden hersteld, waaronder een “Veiligheidspact” en een grondige evaluatie van door ondernemingen in de toeleveringsketen voor speelgoed aangenomen maatregelen. Deze evaluatie zal in het eerste kwartaal van 2008 zijn voltooid. - Enforcement (Handhaving): Markttoezichtautoriteiten in de lidstaten hebben de afgelopen maanden diep gegraven, maar de inventarisatie heeft aangetoond dat er nog altijd ruimte is voor verbetering. De Commissie helpt de markttoezichtautoriteiten van de lidstaten bij het identificeren en uitwisselen van beste praktijken om tot beter gerichte en op risico's gebaseerde controlemechanismen te komen. De traceerbaarheid van producten zal worden versterkt: de Commissie heeft in het voorgestelde pakket betreffende de interne markt voor goederen reeds een bepaling opgenomen die van economische operatoren eist dat zij de identiteit van hun leverancier bekend kunnen maken, zodat de transparantie en continuïteit van de toeleveringsketen worden gegarandeerd. De nationale autoriteiten zullen aan onderlinge druk onderhevig zijn, omdat de Commissie voornemens is in 2008 vergelijkende gegevens omtrent handhavingscapaciteit te publiceren op het scorebord voor consumenten. De markttoezichtcapaciteit van de lidstaten zal ook worden versterkt, omdat de Commissie financiering zal blijven leveren voor goed opgezette gezamenlijke markttoezichtprojecten (1,3 miljoen euro aan communautaire financiering in 2007). Naast deze maatregelen ter verbetering van de bescherming binnen de EU, zijn er diverse maatregelen op komst om de beveiliging aan de grenzen te versterken. Recente belangrijke wijzigingen in de douanewetgeving van de EU zullen helpen bij het identificeren van hoge-risicozendingen die voor controle in aanmerking komen. Veilige uitwisselingsmechanismen voor de douane zullen het mogelijk maken dat snel actie wordt ondernomen zodra er informatie over nieuwe typen gevaarlijke producten beschikbaar komt. Deze mechanismen worden gebruikt voor de verspreiding van relevante informatie aanwezig in het systeem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke goederen (RAPEX), opdat de bevoegde douaneautoriteiten attent worden gemaakt op specifieke, mogelijk gevaarlijke vrachten. Op het internationale toneel zal de samenwerking met onze belangrijkste handelspartners, de VS en China, worden verdiept en uitgebreid. Met name de bestaande samenwerking met China heeft reeds tastbare resultaten opgeleverd op het vlak van controlemechanismen en getroffen maatregelen tegen onveilige, in Europa aangetroffen producten van Chinese origine. Daarnaast helpt de Commissie de Chinese autoriteiten bij het opzetten van een
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
binnenlands waarschuwingssysteem, soortgelijk aan het Europese RAPEX-systeem, om de opsporing van inferieure en gevaarlijke producten, met name speelgoed, te verbeteren. - Engineering (Techniek): Speelgoed moet veilig ter wereld komen. Veiligheid is geen toevoeging of optie, maar dient in het speelgoed te zijn ingebouwd, vanaf de eerste stadia van het productieproces. Hiervoor zijn duidelijke wettelijke regels nodig waarmee strenge veiligheidseisen worden opgelegd. Met het oog hierop bevat het komende voorstel van de Commissie voor herziening van de speelgoedrichtlijn aangescherpte veiligheidsvoorschriften ter bestrijding van fysieke, mechanische en chemische risico's van speelgoed. De Commissie bereidt ook een tijdelijke maatregel voor die eist dat magnetisch speelgoed van waarschuwingen wordt voorzien, in afwachting van de herziening van de norm die moet gelden om de risico's van dergelijk speelgoed aan te pakken. * * * Vraag nr. 45 van Dimitrios Papadimoulis ( H-0992/07 ) Betreft: Vrije universiteiten in Griekenland In artikel 50, lid 3 van Richtlijn 2005/36/EG (10) betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, die stoelt op het beginsel van het vrije verkeer van personen en diensten, wordt bepaald dat: “... wanneer opleidingstitels ... zijn afgegeven ..., ... en een opleiding omvatten die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de ontvangende lidstaat bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan a) of de opleidingscyclus aan de instelling die de opleiding heeft verzorgd, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is ...”. In welke lidstaten bestaan er postsecundaire onderwijsinstellingen (vrije universiteiten) die officieel zijn gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is? Hebben de lidstaten het recht (artikel 149 EG-Verdrag) onderwijsinstellingen die werken met de methode van certificering door onderwijsinstellingen die gevestigd zijn in een andere lidstaat, te verbieden? Antwoord De Commissie is op de hoogte van het bestaan van onderwijsinstellingen die opleidingen verzorgen die officieel zijn gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is, in de volgende lidstaten: Griekenland, Italië, Duitsland en Spanje. Het bestaan van dergelijke onderwijsinstellingen in andere lidstaten wordt echter niet uitgesloten. Uit hoofde van artikel 149 van het EG-Verdrag zijn de lidstaten zelf volledig verantwoordelijk voor de inhoud en organisatie van hun onderwijssysteem en beroepsopleidingen. Onderwijs dat wordt aangeboden in het kader van overeenkomsten die zijn beschreven in artikel 50, lid 3 van Richtlijn 2005/36/EG maakt echter geen onderdeel uit van het onderwijssysteem van de lidstaat waar de instelling die de opleiding aanbiedt is gevestigd. Dergelijk onderwijs maakt deel uit van het onderwijssysteem van de lidstaat waar de universiteit is gevestigd die de opleiding certificeert en het diploma uitreikt.
(10)
PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom is het lidstaten, op basis van artikel 149 van het EG-Verdrag, niet toegestaan op hun grondgebied de werkzaamheden te verbieden van instellingen die opleidingen aanbieden op grond van een overeenkomst die is gesloten met een universiteit gevestigd in een andere lidstaat. * * * Vraag nr. 46 van Esko Seppänen ( H-1022/07 ) Betreft: De zaken Viking Line en Laval Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitspraak gedaan in de zaken Viking Line en Laval. Commissaris McCreevy heeft het standpunt van de werkgevers krachtig gesteund, met name in de zaak Viking Line. Wat is na deze gerechtelijke uitspraak het standpunt van de Commissie over onder meer het recht van vakbonden op solidariteitsstakingen? Antwoord In de zaak Viking Line heeft een Brits gerechtshof een aantal vragen over het effect van artikel 43 van het EG-Verdrag over de vrijheid van vestiging op de vakbondsacties doorverwezen naar het Europees Hof van Justitie, terwijl de zaak Laval betrekking had op de interpretatie van de richtlijn inzake de terbeschikkingstelling van werknemers en ook van artikel 49 van het EG-Verdrag inzake de vrijheid van dienstverlening. Hoewel het om twee verschillende zaken gaat, heeft het Europees Hof van Justitie in beide gevallen enige uitleg verschaft over de kwestie waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst. Het belangrijkste is dat het Hof heeft beslist dat het recht om collectieve actie te ondernemen dient te worden erkend als grondrecht dat integraal deel uitmaakt van de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht. Tegelijk heeft het Hof duidelijk gesteld dat dit niet inhoudt dat het recht om collectieve actie te ondernemen buiten het bestek van het Gemeenschapsrecht valt, of dat dit, in andere woorden, het Gemeenschapsrecht niet van toepassing zou doen zijn. Voor de uitoefening van dit recht kunnen bepaalde beperkingen gelden. Dit komt in hoge mate overeen met de situatie die bestaat in de nationale rechtsorden: zowel in Finland als in Zweden, en ook in andere lidstaten, geniet dit recht grondwettelijke bescherming maar mag het niet zonder enige beperking worden uitgeoefend. Met het oog op de uitspraken van het Hof zullen werknemers en werkgevers het recht behouden om hun belangen te verdedigen, ook door middel van solidariteitsstakingen door werknemers. Wanneer door werknemers echter actie wordt ondernomen tegen een onderneming die gevestigd is in een andere lidstaat en werknemers ter beschikking stelt op hun grondgebied, of tegen een onderneming die zich in een andere lidstaat wil vestigen, dienen zij het Gemeenschapsrecht te respecteren. Met andere woorden, wanneer collectieve actie gericht is op beperking van de vrijheid van vestiging of het vrij verkeer van diensten, dient zij te worden onderbouwd door een legitiem doel, dat verenigbaar is met het Verdrag; daarnaast dient de actie gepast te zijn voor het bereiken van een dergelijk doel en dient zij evenredig van aard te zijn. Het Hof heeft bruikbare richtsnoeren verschaft en de Commissie is ervan overtuigd dat de sociale partners
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in staat zullen blijven hun rechten te verdedigen en dit op geheel verantwoorde wijze zullen doen. * * * Vraag nr. 47 van Milan Gaľa ( H-1023/07 ) Betreft: Hervorming auteursrechten Ik heb de Commissie gevraagd waarom zij heeft besloten de hervorming van de auteursrechten uit te stellen en wanneer zij van plan is op deze kwestie terug te komen (H-0147/07). In haar schriftelijk antwoord van 13 maart 2007 zegt de Commissie dat zij “de ontwikkelingen [nauwgezet zal] volgen “ en “de wisselwerking tussen heffingen en digitale diensten en de informatietechnologiesector in het algemeen [zal] blijven evalueren”. Na acht maanden zie ik tot mijn teleurstelling geen enkele beweging in verband met hervorming van het auteursrecht door de Commissie. Ik vrees dat de Commissie aan de hervorming van het auteursrecht niet de prioriteit verleent die zij verdient. Kan de Commissie dus mededelen welke tastbare resultaten haar in haar antwoord van maart 2007 aangekondigde toezicht- en evaluatiemaatregelen tot dusverre hebben opgeleverd? Wat zijn de volgende concrete maatregelen die worden genomen en kunnen wij ervan uitgaan dat de Commissie specifieke maatregelen neemt om de zeer dringend noodzakelijke hervorming van het auteursrecht aan te pakken? Antwoord De Commissie bedankt het Parlement voor de belangstelling die het toont voor de lopende inspanningen tot hervorming van de thuiskopieerheffingen. De huidige heffingssystemen zijn, zoals iedereen weet, complex en omstreden. Niet alleen bestaan er enorme verschillen in de tarieven die worden toegepast op gelijke of soortgelijke apparatuur die voor thuiskopiëren wordt gebruikt; ook is er geen eensluidendheid onder de lidstaten voor de vaststelling van heffingen op identieke digitale apparatuur. Het resultaat is dat er voor gelijke producten een enorme verscheidenheid aan heffingen wordt berekend in Europa, waarbij voor identieke producten tariefverschillen tot 1500% voorkomen. Tegen deze achtergrond onderzoekt de Commissie welke gevolgen thuiskopieerheffingen hebben voor de interne markt en voor de inkomsten van auteurs en artiesten. Cultuur en culturele verscheidenheid gelden, zoals u weet, als de kerndoelstellingen achter alle initiatieven die de Commissie op het vlak van auteursrecht nastreeft. Haar beleid heeft de tweeledige doelstelling om ervoor te zorgen dat heffingsregelingen geen of weinig gevolgen hebben voor de interne markt voor digitale apparatuur en blanco mediadragers en tegelijkertijd te garanderen dat makers geen economisch nadeel ondervinden van de wijdverbreide praktijk van het thuiskopiëren. Consumenten houden niet van beperkingen ten aanzien van de wijze en het moment waarop zij auteursrechtelijk beschermd materiaal consumeren. In een op 20 december 2007 door het Spaanse dagblad El País gepubliceerde enquête gaf 94 procent van de ondervraagden aan voorstander te zijn van afschaffing van thuiskopieerheffingen. Er moet een redelijk compromis worden gevonden tussen de consumentenvrijheid en de vergoeding voor artiesten voor het thuiskopiëren. Iedere hervorming in deze gevoelige kwestie dient met toewijding en uiterste voorzichtigheid te worden benaderd.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tot het moment dat wij een helderder beeld van de zaken hebben, zullen speculaties met betrekking tot de vorm van eventuele toekomstige maatregelen geen voordeel opleveren. * * * Vraag nr. 48 van Bogusław Sonik ( H-1031/07 ) Betreft: Gelijke behandeling van gidsen op het grondgebied van de EU Ik zou de aandacht willen vestigen op een probleem dat verbonden is met de goedkeuring van Richtlijn 2005/36/EG (11) . In deze richtlijn hebben de wetgevers geen onderscheid gemaakt tussen het beroep van begeleider van een groep toeristen en dat van gids. De taak van de gids is niet alleen te zorgen voor een goed verloop van een excursie, maar ook de verstrekking van inhoudelijke kennis op het gebied van geschiedenis, tradities en de betekenis van kunstwerken of historische objecten. Daarvoor worden de gidsen opgeleid op speciale cursussen, die met een examen worden afgesloten. Dankzij het hoge niveau van de cursussen en examens wordt een hoge kwaliteit van de dienstverlening gewaarborgd. Benadrukt moet worden dat in veel landen van de Europese Unie, waaronder Polen, het beroep van gids een gereguleerd beroep is. Om alle kwalificaties te krijgen moet men getuigschriften kunnen overleggen van de gevolgde cursussen en opleidingen. Door aan begeleiders van toeristengroepen gelijke bevoegdheden toe te kennen als aan gidsen, verlaagt men het niveau van de aan de toeristen verleende diensten. Om dit te verhinderen, moet er over geheel Europa een examensysteem worden ingevoerd, dat borg staat voor de competentie van de gidsen. Ziet de Commissie een mogelijkheid tot opstelling van een voor geheel Europa geldig systeem van cursussen en examens, die in inhoudelijk opzicht zijn afgestemd op de cursussen en examens die in de afzonderlijke staten worden georganiseerd? Antwoord De Commissie heeft niet de ontwikkeling voor ogen van een voor de gehele EU toepasselijk stelsel van cursussen en examens voor toeristenbegeleiders. Binnen de door het EG-Verdrag gestelde grenzen staat het lidstaten vrij om de toegang tot en de uitoefening van beroepen te reguleren, en dit geldt ook met betrekking tot de beroepen van toeristengids en begeleider van groepen toeristen. Elk voorstel voor een wetgevingsinstrument op EU-niveau dat de onderwijs- en opleidingseisen voor beide beroepen zou harmoniseren, zou volgens het huidige Verdrag unaniem gesteund moet worden door alle lidstaten. Tot op heden heeft de Commissie geen overtuigende aanwijzingen gekregen inzake problemen met betrekking tot de grensoverschrijdende levering van toeristengidsdiensten die de aanneming van een voorstel voor een richtlijn tot harmonisering van dit beroep zouden rechtvaardigen. De Commissie is op de hoogte en voorstander van niet-wetgevingsinitiatieven op Europees niveau zoals de inspanningen van het Europees Comité voor normalisatie voor een CEN (12) -norm tot invoering van basiseisen inzake kwalificatieregelingen voor toeristengidsen (EN 15565), die is aangenomen op 1 januari 2008. Hoewel dergelijke zelfregulerende instrumenten niet wettelijk bindend zijn, zijn ze een zeer effectief (11)
PB L255 van 30.9.2005, blz. 22.
(12)
Europees Comité voor normalisatie
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
uitgangspunt voor de markering van een kennis- en vaardighedenniveau dat gekwalificeerde vaklieden bereikt dienen te hebben om een beroep te kunnen uitoefenen. * * * Vraag nr. 49 van Olle Schmidt ( H-1035/07 ) Betreft: Sovereign Wealth Funds Sovereign Wealth Funds (SWF's) zijn een nieuw type beleggingsfonds, met dien verstande dat zij in staatsbezit zijn en vaak in het bezit van ondemocratische staten. De nieuwe, actievere beleggingsstrategieën hebben in enkele lidstaten tot bezorgdheid geleid, vooral wanneer het gaat om beleggingen in ondernemingen die worden gezien als bedrijven van nationaal strategisch belang. Recente voorbeelden van beleggingen van SWF's zijn de investering van de Abu Dhabi Investment Authority in Citigroup, maar ook het bod van Bourse Dubai op de OMX. Verder is er natuurlijk de Russische belangstelling voor energie-infrastructuur in Europa. In Brazilië is de regering van plan een SWF op te richten om de waardestijging van de real tegen te gaan, waarmee zij rechtstreeks in de financiële markt ingrijpt. Ik verzoekt de Commissie met klem het open karakter van het financiële stelsel te verdedigen, maar dring er tegelijkertijd op aan dat fondsen in overheidshanden transparant opereren, om er zeker van te zijn dat beleggingsstrategieën stoelen op economische en niet op strategische overwegingen. Hoe wil de Commissie op het punt van de SWF's optreden? Er is door de leden van de Commissie een aantal voorstellen gedaan met betrekking tot SWF's, zoals Europese gouden aandelen, richtsnoeren en transparantie-initiatieven. Welke weg wil de Commissie bewandelen? Heeft de Commissie tot slot plannen voor het volgen van de ontwikkeling van de SWF's op de Europese markten? Antwoord De Commissie zet zich met volle overtuiging in voor de verdediging van de openheid van het financiële stelsel in Europa. Daarnaast sluit de Commissie zich volledig aan bij het beginsel dat beleggingen dienen plaats te vinden op basis van economische in plaats van politieke of andersoortige strategische criteria. De Commissie is zich bewust van de bezorgdheid die recentelijk is geuit over Sovereign Wealth Funds, maar wil tevens benadrukken dat een aantal van dergelijke fondsen reeds gedurende decennia actief zijn en de economie van de EU waardevolle beleggingen hebben verschaft. De Commissie dringt er tevens bij derde landen op aan om beleggers in de EU een evenredig niveau van openheid te verschaffen. De Commissie volgt dit vraagstuk met grote nauwlettendheid. In dit stadium is zij geen voorstander van de mogelijkheid om nieuwe wetgevingsinstrumenten in het leven te roepen, maar er bestaan goede gronden om binnen de EU te komen tot een gemeenschappelijke aanpak teneinde op de interne markt een gecoördineerd standpunt te kunnen presenteren met betrekking tot de activiteiten van Sovereign Wealth Funds (SWF's). Mogelijk zijn er bepaalde richtsnoeren nodig om de transparantie en het bestuur van SWF's te verbeteren. In oktober 2007 heeft de G7 het Internationaal Monetair Fonds
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(IMF) en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) verzocht om de mogelijkheden te onderzoeken van transparantierichtsnoeren of een gedragscode voor Sovereign Wealth Funds en ontvangende landen. Tijdens de Transatlantische Economische Raad van 9 november 2007 heeft de Commissie de gelegenheid gehad om standpunten over deze zaken uit te wisselen met de regering van de Verenigde Staten, waarmee overeenstemming werd bereikt over het nut van het op internationaal niveau ontwikkelen van deze regels. Samengevat spant de Commissie zich op intern niveau en in internationale fora in voor de ontwikkeling van geschikte en effectieve instrumenten die een eind kunnen maken aan de bezorgdheid die mogelijk door de activiteiten van de beleggers in kwestie wordt gewekt. Zij is voornemens in dezen een gemeenschappelijk EU-standpunt te formuleren waarin de fundamentele vrijheden vastgelegd in het Verdrag worden beschermd. Initiatieven van lidstaten op het vlak van Sovereign Wealth Funds dienen ook in deze context te worden beoordeeld. In dit verband is met name het observeren van de activiteiten van SWF's bijzonder belangrijk. De Commissie volgt de ontwikkelingen op de voet, in samenwerking met internationale organisaties (OESO, IMF). Los daarvan bieden de VS-EU-dialoog inzake beleggingen en de dialoog over de regulering van financiële diensten de Commissie de gelegenheid om kwesties inzake SWF's in nauwe samenwerking met het ministerie van Financiën en andere ministeries van de VS te evalueren. * * * Vraag nr. 50 van Laima Liucija Andrikienė ( H-1038/07 ) Betreft: Integratie van financiële diensten voor consumenten Financiële diensten voor consumenten zijn van wezenlijke betekenis op de interne markt van financiële diensten. Dienstverlening aan de consument, met inbegrip van producten zoals rekeningen courant en consumentenkrediet zijn hoekstenen van het EG-actieprogramma voor financiële dienstverlening dat in 1999 is opgestart. Sedertdien blijft de integratie van de financiële markten achter, er bestaan nog steeds tal van verschillen tussen de financiële dienstverlening in lidstaten van de EU, d.w.z. kosten die in rekening worden gebracht voor financiële transacties tussen bankinstellingen in verschillende lidstaten, kosten van kredietkaarten, enz.. De transactiekosten van een Litouwse naar een Belgische bank zijn bij voorbeeld vier maal zo hoog als van een Belgische naar een Litouwse bank. Welke maatregelen overweegt de Commissie om de integratie van de markt van financiële diensten voor consumenten te versnellen? Op welke wijze zullen consumenten voordeel ontlenen aan de door de Commissie genomen maatregelen? Antwoord Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt in het creëren van een interne markt voor financiële diensten voor consumenten. De integratie van financiële diensten voor consumenten is echter nog niet in haar volle potentieel verwezenlijkt en de concurrentie op sommige markten is onvoldoende, met name op het vlak van betalingen en bankdiensten voor particulieren. Hierdoor worden consumenten in de EU niet in staat gesteld om volop te profiteren van de voordelen van de interne markt. Tegen deze achtergrond en in verband met de evaluatie van de interne markt heeft de Commissie een Groenboek over financiële
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
diensten voor de consumenten in de interne markt (13) aangenomen. Het Groenboek heeft voortgebouwd op het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten 2005–2010 (14) van de Commissie, de resultaten van het onderzoek van de Commissie naar de sector retailbanking (15) en het tussentijds verslag over verzekeringen voor bedrijven (16) . Het bevat ook een beschrijving van de overkoepelende doelstelling van de Commissie om de integratie van de markten voor financiële diensten voor consumenten te bevorderen door: ervoor te zorgen dat goed gereguleerde open markten en krachtige concurrentie producten voortbrengen die aan de behoeften van consumenten voldoen; het vertrouwen van de consument te vergroten door te garanderen dat de consument goed beschermd wordt en dat aanbieders financieel gezond en betrouwbaar zijn; consumenten in staat te stellen met het oog op hun financiële omstandigheden de juiste beslissingen te nemen door middel van verbetering van hun financiële geletterdheid, duidelijke en gepaste voorlichting op het juiste moment, en advies van hoge kwaliteit. Bij de publicatie van het Groenboek is een openbare raadpleging gestart over de strategie van de Commissie ten aanzien van financiële diensten voor consumenten, waarop bijna 190 reacties zijn gekomen. De openbare hoorzitting van 19 september 2007 werd met 300 deelnemers ook goed bezocht. Op 20 november 2007 is, parallel met de mededeling van de Commissie over een Interne markt voor het Europa van de 21e eeuw (17) , ook een werkdocument van de diensten van de Commissie over initiatieven op het vlak van financiële diensten voor consumenten (18) bekendgemaakt. Dit bevat voorstellen voor een aantal doelgerichte initiatieven welke zijn bedoeld om: de keuze en mobiliteit van klanten te verbeteren, met name voor wat betreft bankrekeningen, een financieel product dat door de grote meerderheid van Europese burgers wordt gebruikt; de werking van de markten voor verzekeringen voor consumenten te verbeteren, door bijvoorbeeld een “scorebord” voor autoverzekeringspremies in Europa te ontwerpen; onderzoek te doen naar de behoefte aan een meer samenhangende benadering van productverklaringen en distributie-eisen voor beleggingsproducten voor consumenten (zoals beleggingsfondsen, unit-linked levensverzekeringen, etc.); en financieel onderwijs, financiële insluiting (e.g. toegang tot een elementaire bankrekening voor iedereen) en adequate verhaalmogelijkheden voor consumenten te bevorderen. Door de markten voor financiële diensten voor consumenten meer concurrerend en efficiënter te maken wil de Commissie Europese consumenten concrete voordelen bieden in de zin van lagere prijzen en een bredere keuze. Daarom is zij overtuigd voorstander van het project van het Gemeenschappelijke Eurobetalingsgebied (SEPA), een initiatief van de banksector om te komen tot een geïntegreerde en meer concurrerende markt voor eurobetalingen, die volgens de planning tegen het eind van 2010 volledig in werking zal zijn. De richtlijn betreffende betalingsdiensten, die in november 2009 in nationale wetgeving moet zijn ingevoerd, moet ook meer concurrentie in het aanbod van betalingsdiensten creëren en zal aldus voor lagere prijzen zorgen. De richtlijn bevat ook bepalingen tot (13)
COM(2007) 226, 30.4.2007.
(14)
COM(2005) 629, 1.12.2005.
(15)
COM(2007) 33, 31.1.2007 en SEC(2007) 106, 31.1.2007.
(16)
COM(2007) 226, 30.4.2007.
(17)
COM(2007) 724, 20.11.2007.
(18)
SEC(2007) 1520, 20.11.2007.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verbetering van de transparantie en de mogelijkheid om raamcontracten na een periode van 12 maanden kosteloos te beëindigen, wat de mobiliteit van klanten zal vergemakkelijken en de concurrentie ten goede zal komen. Specifiek met betrekking tot het onderwerp bankrekeningen heeft de Commissie, in het kader van het evaluatiepakket van de interne markt, haar beleidsplannen aangekondigd om de mobiliteit van klanten ten opzichte van bankrekeningen te verbeteren, hetgeen ook de concurrentie en efficiëntie bevordert. De Commissie zal de sector aanmoedigen een gedragscode op te stellen die halverwege 2008 gereed zou moeten zijn en een overstapvoorziening zal bevatten die voor klanten in alle EU-lidstaten beschikbaar moet worden gesteld en het proces van overstappen van de ene bankrekening naar de ander eenvoudiger moet maken. De Commissie heeft de sector ook duidelijk gemaakt dat er geen sprake mag zijn van discriminatie van klanten op basis van nationaliteit of woonplaats wanneer deze een bankrekening over de grens openen. Het openen van bankrekeningen in andere lidstaten dient eenvoudig te zijn voor klanten. * * * Vraag nr. 51 van Manuel Medina Ortega ( H-0964/07 ): Betreft: Begrotingsmiddelen voor Frontex Meent de Commissie dat in de begroting voor het jaar 2008 voldoende middelen uitgetrokken zijn voor de activiteiten van Frontex met betrekking tot de controle op illegale immigratie? Antwoord Na de tweede lezing door de Begrotingscommissie heeft het Parlement voor een amendement gestemd waarmee een extra bedrag van 30 miljoen euro aan de begroting van het Frontex-agentschap voor 2008 is toegevoegd. Het grootste deel van dit bedrag is bestemd voor de operationele uitgaven van het agentschap. Dit amendement staat voor een verhoging van 79 procent in vergelijking tot het oorspronkelijke voorontwerp van begroting. Deze verhoging maakt dat de totale EG-subsidie 68 miljoen euro bedraagt, zodat de financiële middelen van het agentschap aanzienlijk worden versterkt en zijn capaciteit tot uitvoering van zijn taken met betrekking tot illegale immigratie wordt verhoogd. Frontex heeft zijn werkprogramma voor 2008 aangepast op grond van deze verhoogde begroting. Het herziene werkprogramma voorziet in een substantiële verlenging van de duur van gezamenlijke operaties bij die delen van de buitengrenzen die het meest onder druk staan als gevolg van illegale migratie. Op grond hiervan heeft de Commissie er vertrouwen in dat de effecten van door Frontex gecoördineerde operaties aanzienlijk zullen worden vergroot in vergelijking met 2007. Gedurende 2008 zal de Commissie de situatie met betrekking tot de uitgaven en financiële behoeften van het agentschap nauwlettend volgen. * * *
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 52 van Marie Panayotopoulos-Cassiotou ( H-0968/07 ) Betreft: Zeer kleine en familiebedrijven en de interne markt Het midden- en kleinbedrijf vormt 99,8% van de Europese ondernemingen en is bijgevolg een zeer belangrijke factor voor de Europese economie en de werkgelegenheid. Bovendien bestaat het merendeel van deze ondernemingen in veel lidstaten uit zeer kleine en familiebedrijven. Welke maatregelen denkt de Commissie te nemen om ervoor te zorgen dat deze bedrijven concurrentieel blijven, de mogelijkheden van de interne markt beter benutten en zich zonder overdreven kosten kunnen aanpassen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese regelgeving? Hoe denkt de Commissie verder de leefbaarheid van deze bedrijven te bevorderen, alsook de ontwikkeling van nieuwe bedrijven die onafhankelijk zijn van de grote multinationals en ketens die overal in de Unie actief zijn? Is de Commissie van oordeel dat de oprichting in alle lidstaten van centra voor toezicht op de interne markt het gevaar kan temperen dat de zeer kleine en familiebedrijven zullen verdwijnen? Antwoord Het midden- en kleinbedrijf (MKB) speelt inderdaad een belangrijke rol in de Europese economie en levert tweederde van de totale werkgelegenheid in de particuliere sector. Als gevolg is voor deze bedrijven een hoofdrol weggelegd in het verwezenlijken van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. De Commissie is al vele jaren actief in het bevorderen van ondernemerschap en het verbeteren van het zakelijke klimaat voor het MKB, met name voor kleine ondernemingen, die 90 procent van het MKB vertegenwoordigen. In 2000 heeft de Europese Raad het Handvest voor kleine ondernemingen bekrachtigd, dat gericht is op verbetering van het zakelijk klimaat voor deze bedrijven. Het handvest fungeert thans als referentiekader voor 44 landen en verschillende regio's. Sinds de goedkeuring van het beleid voor het moderne midden- en kleinbedrijf in november 2005 volgt de Commissie met grote nauwlettendheid maatregelen op vijf hoofdpunten: bevordering van het ondernemerschap, vermindering van administratieve lasten, steun voor de toegang van het MKB tot markten, steun aan de groei van de betreffende bedrijven en versterking van de dialoog met de belanghebbenden van het MKB. De tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd die in oktober 2007 is goedgekeurd, heeft aangetoond dat in de communautaire programma's en het communautair beleid steeds meer rekening wordt gehouden met de MKB-dimensie. Dit gaat echter nog niet ver genoeg, en de Commissie besloot het MKB nog hoger op de politieke agenda te plaatsen toen zij de aanneming van de “Small Business Act” voor Europa voor 2008 aankondigde, op grond van de evaluatie van de eerste 3-jarige cyclus van de herziene strategie voor groei en werkgelegenheid. De voorbereidingen voor dit nieuwe initiatief lopen nog en de komende weken zal er een uitgebreide raadpleging plaatsvinden. Een aantal door de Commissie getroffen maatregelen zijn er specifiek op gericht kleine en middelgrote bedrijven te helpen profiteren van de mogelijkheden die de interne markt biedt. Een voorbeeld hiervan is het verbeteren van hun toegang tot de markt voor overheidsopdrachten. De Commissie voert momenteel een effectbeoordeling uit ter voorbereiding van het voorstel voor een statuut van de Europese besloten vennootschap (2008) dat grensoverschrijdende activiteiten voor kleine en middelgrote ondernemingen moet vergemakkelijken. Ook helpt de Commissie kleine bedrijven al sinds twintig jaar
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
middels een ondersteuningsnetwerk, dat in 2008 zal worden versterkt teneinde het bewustzijn ten aanzien van EU-beleid en -programma's verder te bevorderen en om kleine en middelgrote ondernemingen te adviseren en begeleiden en naar ze te luisteren. Wat betreft de kosten die kleine en middelgrote bedrijven maken om de Europese wetgeving toe te passen: kleine ondernemingen geven naar verhouding tien keer zo veel uit als grote ondernemingen om aan de administratieve eisen te voldoen (19) . Daarom is de Commissie vastbesloten de administratieve lasten te vereenvoudigen en beschouwt zij het proces van beter wetgeven als een van haar hoogste prioriteiten. Zij heeft voor 2012 een verlaging van de EU-gerelateerde administratieve lasten van 25 procent voor ogen en stimuleert de lidstaten om actief bij te dragen aan dit proces. Aan de hand van het “Think Small First”-beginsel worden, waar dit toepasselijk is, MKB-specifieke bepalingen aan nieuwe voorstellen toegevoegd, zoals eenvoudigere rapportage-eisen op het vlak van hygiëne voor bijvoorbeeld kleine levensmiddelenbedrijven. De toepassing van normen en EU-wetgeving is een ander probleem voor kleine en middelgrote bedrijven. Daarom zal de Commissie aanzienlijk meer steun geven aan verbetering van de betrokkenheid van het MKB in het Europese en nationale normalisatieproces om de toegang tot normen te bevorderen. Verder biedt zij hulp aan het MKB in de vorm van een communautair hulpprogramma inzake de Europese milieuwetgeving. Wat betreft familiebedrijven: de meeste kleine bedrijven zijn familiebedrijven en het zijn deze bedrijven waar de initiatieven ten gunste van kleine ondernemingen op zijn gericht. De Commissie onderzoekt momenteel echter ook welke de mogelijke specifieke problemen zijn waar familiebedrijven mee te maken hebben. * * * Vraag nr. 53 van Avril Doyle ( H-0976/07 ) Betreft: Belastingconcurrentie belangrijk voor de gemeenschappelijke markt Op 10 november 2005 zei commissaris McCreevy tijdens een toespraak voor het Europees Zakeninitiatief inzake belastingen niet naar de Berlaymont te zijn gekomen om voorzichtig op zijn tenen rond te lopen. Hij voegde eraan toe dat belastingharmonisatie niet op de agenda staat en er ook niet op zal komen. Bovendien zei de commissaris in mei dit jaar dat het voorstel betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting de mededinging zou belemmeren, kleine en opkomende markten zou hinderen, de buitenlandse investeringen zou afremmen en de langetermijnvooruitzichten op het gebied van groei en banen van de Unie zou beperken. Aangezien het belangrijk is dat het Verdrag van Lissabon in Ierland wordt geratificeerd, kan de Commissie bevestigen dat het ingediende voorstel betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting van de agenda zal worden gehaald? Dat de Commissie niet voorzichtig op haar tenen zal rondlopen, maar de bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van belastingen en van belastingconcurrentie op het terrein van de vennootschapsbelasting krachtig zal verdedigen?
(19)
“Models to reduce the disproportionate regulatory burden on SMEs. Verslag van de deskundigengroep”, http://ec.europa.eu/enterprise/entrepreneurship/support_measures/regmod/index.htm
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord De Commissie volgt het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon in alle lidstaten met grote aandacht. Het standpunt van de Commissie inzake een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) (20) wordt beschreven in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 (21) . Er is een effectbeoordeling gestart om de verschillende mogelijkheden en de respectieve gevolgen te onderzoeken. * * * Vraag nr. 54 van Alain Hutchinson ( H-0987/07 ) Betreft: Opneming van het EOF in de begroting De EU-steun aan de ACS is momenteel afkomstig uit twee verschillende bronnen: de Europese begroting en het Europees Fonds. Aangezien de samenwerking met de ACS-landen voor een deel buiten de begroting valt, ontsnapt zij dan ook gedeeltelijk aan het overheidstoezicht door het Europees Parlement en is zij uitgesloten van een van de belangrijkste besluitvormingsprocessen van de Unie. De steun aan de ACS-landen in de EU-begroting opnemen zou de legitimiteit van de steun vergroten. Bovendien zouden garanties geboden worden voor een daadwerkelijke transparantie en een grotere doeltreffendheid, overigens een uiterst belangrijke uitdaging op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Hoever staat de Commissie met haar voorstel om de steun aan de ACS-landen in het kader van het EOF in de EU-begroting op te nemen? Welke initiatieven is de Commissie van plan te nemen om ervoor te zorgen dat de opneming van het EOF in de algemene begroting van de EU een realiteit wordt? Antwoord De Commissie pleit al heel lang voor de integratie van de financiering voor geografische samenwerking met de landen uit Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) in de communautaire begroting. Deze vraag is nu zowel gebaseerd op argumenten met betrekking tot doeltreffendheid en harmonisering van de communautaire instrumenten voor ontwikkelingshulp als op argumenten met betrekking tot coherentie en openlijke politieke zichtbaarheid van onze actie op het vlak van ontwikkelingssamenwerking. Bij de voorbereiding van de periode na het 9e Europees Ontwikkelingsfonds heeft de Commissie haar standpunt in detail uitgewerkt in de mededeling “Naar de volledige integratie van de samenwerking met de ACS-landen in de EU-begroting” (22) . De Europese Raad van 15 en 16 december 2005 heeft er uiteindelijk voor gekozen (§70) de geografische samenwerking met de ACS-landen te blijven financieren met het intergouvernementele systeem van het EOF. Op dat moment werd ook de periode van het 10e EOF vastgelegd – afgestemd op de periode van de financiële vooruitzichten (2013) – en de omvang van de bijdrage van elke lidstaat aan het 10e EOF. Deze bijdragen liggen nu ongeveer halverwege (20)
Common Consolidated Corporate Tax Base
(21)
COM(2007)640
(22)
COM(2003)590 van 8.10.2003
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
tussen de bijdrage aan het 9e EOF en de bijdrage van de lidstaten aan de communautaire begroting. De Commissie heeft de duidelijke bedoeling om deze vraag inzake de begroting van het EOF op elke gepaste gelegenheid weer aan de orde te stellen : op de Europese Raad van 2005 werd de Commissie gevraagd een herziening van de begroting op te maken in 2008-2009. De Commissie wil dan opnieuw het debat over de begroting van het EOF in dit kader openen, met name in het licht van de hervormingen van het Verdrag dat de Europese Raad in december 2007 heeft goedgekeurd en waarin op het vlak van externe actie de medebeslissingsprocedure is uitgebreid naar de hele communautaire begroting en waarin de rol van het Parlement versterkt wordt; het interne akkoord over het 10e EOF (23) zegt in artikel 1(10) dat de Commissie in 2010 een evaluatie maakt van de prestaties om een besluit te kunnen nemen over het bedrag voor financiële samenwerking na 2013. In het kader van het debat naar aanleiding van het groenboek over de communautaire betrekkingen met de landen en gebieden overzee (LGO) en de herziening van de associatieovereenkomst met de LGO in 2011, zal een parallel debat gevoerd worden. De Commissie is van mening dat er al een lange weg is afgelegd om een besluit over de begroting van het EOF makkelijker te maken en blijft dit doel nastreven voor de periode na het 10e EOF. Maar de Commissie benadrukt dat het besluit op dit vlak door de lidstaten genomen moet worden. * * * Vraag nr. 55 van Bill Newton Dunn ( H-0988/07 ) Betreft: Wijzigingen in de Franse gezondheidszorg De Franse regering heeft aangekondigd dat vanaf 5 januari 2008 “in navolging van de Europese Richtlijn 2004/38/EG (24) “, in Frankrijk woonachtige niet-Franse personen afkomstig uit EU-lidstaten geen recht meer hebben op gezondheidszorg in Frankrijk en dat deze personen een particuliere ziektekostenverzekering moeten afsluiten. Is de Commissie op de hoogte van deze maatregel en kan zij hier iets aan doen? Voorheen mochten uit andere EU-lidstaten afkomstige personen die in Frankrijk gingen wonen, volgens de Franse wet geen particuliere ziektekostenverzekering afsluiten en werden ze gedwongen om hun bestaande verzekering te annuleren en mee te doen aan het overheidssysteem. De Franse overheid maakt deze maatregel nu met terugwerkende kracht ongedaan. Dit veroorzaakt in het bijzonder een probleem voor mensen die lijden aan een medische aandoening; de particuliere verzekering die ze hadden afgesloten voordat ze aandoening kregen, moest worden geannuleerd. Nu ze de aandoening hebben, kunnen ze echter geen nieuwe particuliere verzekering meer afsluiten.
(23)
Besluit van 17.7.2006 van de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, PB L 247 van 9.9.2006
(24)
PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Het uitvaardigen van wetgeving met terugwerkende kracht is altijd een slechte zaak. Wat kan de Commissie doen om aan dit onrecht een eind te maken? Antwoord Verschillende in Frankrijk woonachtige Britse onderdanen hebben de Commissie geschreven dat zij door de relevante Franse autoriteiten zijn geschreven dat zij op basis van de overeenkomstige bijdrage niet meer zullen kunnen blijven profiteren van de universele ziektedekking (couverture maladie universelle, CMU). Volgens de informatie die de Commissie tot haar beschikking heeft, garandeert de CMU, welke is ingevoerd krachtens Wet 99-641 van 27 juli 1999, toegang tot het algemene ziekteverzekeringsstelsel voor alle duurzame en reguliere ingezetenen die niet door een ziektekostenverzekering volgens het basisstelsel gedekt zijn. Dientengevolge moeten alle personen die op duurzame en reguliere basis in Frankrijk woonachtig zijn, ongeacht hun nationaliteit, zich aansluiten bij de CMU als zij onder geen enkele andere wettelijke ziektekostenverzekeringsregeling in Frankrijk of een ander land vallen. Richtlijn 2004/38/EG bepaalt dat het verblijfsrecht van niet-actieve burgers van de Unie gebonden is aan de voorwaarde dat zij over voldoende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste van het sociale bijstandsregeling van het gastland komen en over een verzekering beschikken die de ziektekosten in het gastland volledig dekt. De richtlijn bepaalt ook dat wanneer de burger eenmaal duurzaam verblijfsrecht heeft verworven, hetgeen gewoonlijk na een legaal en ononderbroken verblijf van vijf jaar het geval is, dit verblijfsrecht niet meer aan de bovenstaande voorwaarden gebonden is. Daarnaast wordt in artikel 24 van dezelfde richtlijn gesteld dat, onverminderd specifieke, in het Verdrag en het afgeleide recht uitdrukkelijk opgenomen bepalingen, iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland geniet. In het kader van de richtlijn is deze gelijke behandeling gekoppeld aan het al dan niet voldoen aan de verblijfsvoorwaarden. Het Gemeenschapsrecht op het vlak van sociale zekerheid als vervat in Verordening (EG) nr 1408/71 (25) heeft tot doel de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten zodanig af te stemmen dat de toepassing van de diverse nationale wetgeving geen nadelige gevolgen heeft voor personen die gebruikmaken van hun recht op vrij verkeer in de Europese Unie. Elke lidstaat geniet derhalve de vrijheid om de bijzonderheden van het eigen sociale zekerheidsstelsel zelf te bepalen, met inbegrip van welke uitkeringen worden toegekend, de voorwaarden om voor bijstand in aanmerking te komen en het aantal bijdragen dat dient te worden betaald. Desalniettemin dienen de lidstaten zich in de uitoefening van deze bevoegdheid te houden aan het Gemeenschapsrecht. In Verordening (EEG) nr. 1408/71 zijn gemeenschappelijke regels en beginsels vastgelegd die door alle nationale autoriteiten bij de toepassing van nationale wetgeving moeten worden nageleefd. Uit hoofde van deze verordening hebben werknemers en gepensioneerden, alsmede hun gezinnen, die in een andere lidstaat verblijven dan dewelke waar zij werkzaam zijn of die hun pensioen uitkeert, recht op ziektekostenvergoedingen onder dezelfde voorwaarden (25)
Verordening (EG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, PB L 149, 5.7.1971.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
als die gelden voor onderdanen van die lidstaat, met dien verstande dat deze vergoeding voor rekening komt van de lidstaat waar zij werkzaam zijn of die hun pensioen uitkeert. Om van dergelijke medische zorg te kunnen gebruikmaken dienen de betrokken personen zich in te schrijven bij de ziektekostenverzekeringsinstantie van de lidstaat waar zij verblijven met behulp van een E106-formulier (werknemers) of een E121-formulier (gepensioneerden). Teneinde het onderzoek naar de verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht van de uitsluiting van niet-actieve, regulier in Frankrijk verblijvende burgers van de Unie uit het Franse CMU-stelsel te voltooien, heeft de Commissie terzake contact opgenomen met de Franse autoriteiten, en zij is in afwachting van een antwoord. * * * Vraag nr. 56 van Maria Carlshamre ( H-0989/07 ) Betreft: Groep van deskundigen van de Commissie inzake mensenhandel Kan de Commissie mededelen of de taakomschrijving van de nieuwe groep van deskundigen van de Commissie inzake mensenhandel is goedgekeurd en, zo ja, of het document beschikbaar is? Kan zij eveneens mededelen volgens welke procedure en tijdschema lidstaten en NGO's nieuwe kandidaten voor de groep van deskundigen van de Commissie inzake mensenhandel kunnen voorstellen? Antwoord Sinds haar aanstelling in 2003 heeft de groep van deskundigen inzake mensenhandel de Commissie van meningen en standpunten voorzien over tal van belangrijke onderwerpen. Zij bracht in 2004 haar verslag uit dat nog immer een inspiratiebron voor verdere activiteiten vormt. Het besluit tot oprichting van een nieuwe deskundigengroep inzake mensenhandel en tot vaststelling van het mandaat van deze groep is goedgekeurd op 17 oktober 2007 (26) . In het besluit is rekening gehouden met de noodzakelijke veranderingen voortvloeiende uit de uitbreiding, en met de noodzaak om te voorzien in specifieke deskundigheid, met name op het vlak van uitbuiting van arbeiders. De deskundigengroep zal zijn samengesteld uit 21 leden, van wie elf personen afkomstig zijn van regeringen van de lidstaten, maximaal vijf personen van intergouvernementele, internationale en non-gouvernementele organisaties, maximaal vier personen van sociale partners en werkgeversverenigingen, één persoon van Europol (27) , en maximaal twee personen van universiteiten of andere onderzoeksinstellingen. De sollicitatieoproep voor lidmaatschap van de groep zal binnenkort worden gepubliceerd in het Publicatieblad en op de website van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid, waarbij het uiterste tijdstip van indiening halverwege februari 2008 zal liggen. * * * (26)
2007/675/EG:Besluit van de Commissie van 17 oktober 2007 tot oprichting van de Deskundigengroep mensenhandel, PB L 277 van 19.10.2007.
(27)
European Police Office
101
102
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 57 van Danutė Budreikaitė ( H-0994/07 ) Betreft: Derde energiepakket De Commissie heeft in de herfst van 2007 het derde energiepakket gepubliceerd, waarin de doelstellingen van het energiebeleid van de EU - liberalisering van de energiemarkt met een juridische en feitelijke scheiding van de distributienetwerken van de producenten en/of een ontbundeling van de desbetreffende eigendomsrelaties in de stroom- en gassector, worden voortgezet. De gasleverancier “Gazprom”, die in de EU een monopolie heeft, bezit aandelen in veel Europese gasdistributienetwerken. Kan de Commissie meedelen bij welke van de grootste Europese gasdistributienetwerken “Gazprom” aandeelhouder is? Welke gevolgen zal de tenuitvoerlegging van het derde energiepakket voor “Gazprom” hebben? Hoeveel EU-bedrijven bezitten aandelen in Russische gasdistributienetwerken en voor wek bedrag? Antwoord In haar pakket inzake de interne energiemarkt van 19 september 2007 doet de Commissie een voorstel tot ontvlechting van de eigendom van transmissienetwerken en beheerders van transmissienetwerken. Als alternatief stelt zij voor onafhankelijke systeembeheerders in te voeren die verantwoordelijk zouden zijn voor het beheer en de ontwikkeling van de transmissienetwerken. Wat betreft de distributienetwerken kan worden gesteld dat het derde pakket geen wijziging behelst van de huidige wettelijke eisen die besloten zijn in de wettelijke en functionele ontvlechting van de eigendom van grote distributienetwerken en die op 1 juli 2007 pas in werking zijn getreden. De clausule inzake derde landen (artikel 7a van de voorgestelde gasrichtlijn) geldt ook alleen voor beheerders van transmissienetwerken. Bijlage VIII van de effectbeoordeling van de voorstellen in het derde pakket (28) biedt gedetailleerde informatie over niet-EU-eigendom van transmissienetwerken. In de drie Baltische staten bijvoorbeeld is Gazprom in het bezit van ongeveer een derde van de aandelen van elk van de nationale gastransmissie- en distributiebedrijven, die in alle drie de lidstaten beheerder en eigenaar zijn van de transmissie- en distributienetwerken. Helaas kan de Commissie niet beschikken over informatie met betrekking tot de aandelen van EU-ondernemingen in Russische gasdistributienetwerken, aangezien de onderliggende overeenkomsten doorgaans als bedrijfsgeheim worden behandeld. Inzake de voorgestelde bepalingen omtrent ontvlechting is het gevolg voor Gazprom identiek aan het gevolg voor iedere andere EU- of niet-EU-onderneming. Elk leverings- of productiebedrijf dat waar dan ook actief is in de EU moet de beheerder van zijn transmissienetwerk in elke lidstaat van de EU op de door de Commissie voorgestelde wijze scheiden. Het pakket bevat waarborgmechanismen om te garanderen dat bedrijven uit derde landen die een aanmerkelijk of zelfs controlerend belang in een EU-netwerk willen verwerven, aantoonbaar en onomstotelijk moeten voldoen aan dezelfde ontvlechtingseisen als die waaraan EU-bedrijven gebonden zijn. Verder heeft de Commissie een eis voorgesteld volgens welke derde landen en personen uit derde landen geen controlerend belang kunnen verwerven in een communautair transmissienetwerk of beheerder van een dergelijk transmissienetwerk tenzij hiervoor toestemming is verleend in een overeenkomst tussen (28)
SEC(2007)1179
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de EU en het betreffende derde land. Het doel hiervan is te garanderen dat bedrijven uit derde landen zich aan dezelfde regels houden als die gelden voor in de EU-gevestigde ondernemingen. * * * Vraag nr. 58 van Maria Eleni Koppa ( H-0995/07 ) Betreft: Kosovo De eventuele eenzijdige onafhankelijkheidverklaring van Kosovo en de mogelijke erkenning van de nieuwe staat door een deel van de internationale gemeenschap voeden de zorg dat andere afscheidingsbewegingen in de rest van de wereld en met name in Europa eenzelfde stap zouden kunnen gaan overwegen. Wat gaat de reactie van de Commissie op een eventuele onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo zijn en welke initiatieven gaat de Commissie ontplooien om verdere, haaks op de besluiten van de internationale gemeenschap staande, onafhankelijkheidsverklaringen te voorkomen? Antwoord Resolutie 1244 van de VN-veiligheidsraad die is aangenomen tijdens de nasleep van het Kosovo-conflict van 1999 voorzag een interim civiel bestuur onder leiding van de VN dat, in afwachting van een politieke regeling, de ontwikkeling van tijdelijke instellingen voor democratisch en autonoom zelfbestuur zou garanderen. Met de benoeming van een Speciale Afgezant, voormalig president Athisaari, heeft de secretaris-generaal van de VN in november 2005 het startsein gegeven voor het proces van bepaling van de definitieve status van Kosovo. Na 14 maanden met beide partijen te hebben overlegd, heeft de heer Athisaari in maart 2007 een alomvattend voorstel voor de regeling van de status van Kosovo ingediend, dat gedurende een aantal maanden in de VN-veiligheidsraad is besproken zonder dat overeenstemming is bereikt. In dit kader heeft de secretaris-generaal van de VN ingestemd met een 120 dagen durend proces van verder overleg, onder auspiciën van een trojka bestaand uit de EU, Rusland en de Verenigde Staten, teneinde beide partijen nogmaals de gelegenheid te geven tot een vergelijk te komen. De Europese Unie heeft alles gedaan wat mogelijk was om tot een onderhandelde oplossing te komen. Wij betreuren het ten zeerste dat het door de internationale trojka geleide proces niet heeft kunnen leiden tot een dergelijke oplossing tussen Belgrado en Pristina. De Europese Unie heeft het bijzondere karakter van de Kosovo-kwestie en het ontbreken van iedere precedentwerking voor andere regio's in de wereld constant onderstreept. Zeer onlangs nog heeft de Europese Raad van 2007 nadrukkelijk de overtuiging uitgesproken dat de oplossing van de onbesliste status van Kosovo een sui generis-zaak vormt waar geen enkele precedentwerking van uitgaat. Het belang van de Europese Unie en de westelijke Balkanregio is het beste gediend indien de kwestie van de status van Kosovo met spoed wordt opgelost, opdat vrede en stabiliteit worden veiliggesteld. Dit is ook de uiteindelijke doelstelling van resolutie 1244 van de VN-veiligheidsraad. Daarom heeft dit proces niets gemeen met wat de geachte afgevaardigde aanduidt als “andere afscheidingsbewegingen in de rest van de wereld”.
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 59 van Nikolaos Vakalis ( H-0996/07 ) Betreft: Kernenergieprogramma Belene Tijdens een persconferentie op 26 november jl. heeft de Bulgaarse dr. Georgi Katsiev, die gedurende een groot aantal jaren aan het hoofd van het Bulgaarse Kernenergieagentschap stond, de Commissie opgeroepen onmiddellijk een eind aan het kernenergieprogramma in Belene te maken in verband met een gebrek aan gekwalificeerd personeel, tekortschietende knowhow van de werking en het toezicht op de desbetreffende kerncentrale, en de grote seismische activiteit in het gebied. Is de Commissie op de hoogte van deze feiten en gaat ze deze meenemen in haar beoordeling van het kernenergieprogramma in Belene? Welke maatregelen gaat de Commissie op korte termijn nemen? Hoe worden de buurlanden van Bulgarije beschermd tegen de gevaren van een eventueel ongeluk met de centrale? Antwoord Op 7 december 2007 heeft de Commissie haar zienswijze bekendgemaakt inzake de vestiging van een nieuwe kernenergiecentrale in Belene in de vorm van een standpunt en heeft zij dit aan de Bulgaarse autoriteiten medegedeeld. De Commissie was van mening dat, met het oog op de beoordeling in het kader van het van het Euratom-verdrag en besprekingen met de nucleaire exploitant, Natsionalna Elekrticheska Kompania (NEK), alle aspecten van de investering in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het Euratom-verdrag. Er zij op gewezen dat de beoordeling is uitgevoerd volgens de bepalingen van het Euratom-verdrag; dit laat echter onverlet dat er aanvullende beoordelingen kunnen worden uitgevoerd in deze zaak in het kader van het EG-Verdrag en de verplichtingen die hieruit en uit de secundaire wetgeving voortvloeien, zoals bepalingen inzake concurrentie of mededinging, met inbegrip van milieueffectbeoordeling. In haar standpunt heeft de Commissie rekening gehouden met de door de investeerder verstrekte informatie dat het gekozen ontwerp in Belene voorzien is van diverse passieve veiligheidssystemen en verbeterde bescherming tegen externe gevaren, zoals aardbevingen en vliegtuigongelukken. Verder zullen seismische risico's en rampenplannen door de Commissie worden beoordeeld in het kader van de stralingsbescherming conform artikel 37 van het Euratom-verdrag. Hieronder valt ook de beoordeling van de mogelijke gevolgen van onvoorziene lozingen voor andere lidstaten, alsmede bilaterale of multilaterale regelingen om de reactie bij noodsituaties te verbeteren. Daarnaast heeft de Commissie in het bijzonder de aandacht gevestigd op de noodzaak voor Bulgarije om plannen te ontwikkelen voor het beheer op lange termijn van het radioactief afval dat zal ontstaan tijdens de exploitatie en de latere buitenbedrijfstelling van de centrale, met name wat betreft hoog radioactief afval. * * *
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 60 van Dimitar Stoyanov ( H-0999/07 ) Betreft: Toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 in Bulgarije Ingevolge artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (29) heeft degene die de behandeling die hij nodig heeft, niet kan verkrijgen op het grondgebied van de lidstaat waar hij woont, het recht die behandeling in een andere lidstaat te ondergaan. Maksim Vanjov Petkov kan in Bulgarije voor zijn aandoening, gediagnosticeerd als torticollis spastica, geen behandeling vinden. Niettemin wil de Bulgaarse ziekteverzekering (IZOK) het benodigde E112-formulier niet afgeven. En het geval van de heer Petrov is niet het enige waarin de IZOK heeft geweigerd toepassing te geven aan Verordening (EEG) nr. 1408/71. Welke maatregelen denkt de Commissie te treffen om een einde te maken aan de niet-naleving van deze verordening? Antwoord De Commissie benadrukt dat de vergunning volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie moet worden toegekend wanneer de noodzakelijke behandeling niet meer kan worden toegediend in de staat van verblijf, binnen een termijn die aanvaardbaar is op medisch vlak, rekening houdend met de huidige gezondheidstoestand van de persoon en de waarschijnlijke evolutie van de ziekte. Dit houdt in dat rekening gehouden moet worden met de medische toestand van de patiënt en niet met administratieve overwegingen zoals, bijvoorbeeld, het bestaan van wachtlijsten. In elk geval mag een vergunning niet geweigerd worden zonder motivering. Rekening houdend met het voorgaande, wil de Commissie de Bulgaarse overheid om een toelichting vragen om te kunnen nagaan of de criteria uit het communautaire recht die nageleefd moeten worden bij het toekennen van een vergunning in het geval van het beste parlementslid werden nageleefd. * * * Vraag nr. 61 van Paul Rübig ( H-1002/07 ) Betreft: Communicatiestrategie van de Commissie voor Oostenrijk Bij het referendum was tweederde van de kiesgerechtigden in Oostenrijk vóór toetreding tot de EU. Inmiddels neemt Oostenrijk al jaren constant een van de laatste plaatsen op de regelmatig gehouden Eurobarometerenquête in. In het voorjaar van 2007 was voor 25% van de Oostenrijkers het lidmaatschap van de EU “een slechte zaak” (voorlaatste plaats) en 43% zagen nadelen in het lidmaatschap (daarmee is Oostenrijk een van de meest EU-kritische lidstaten). Dat is zeker ook het gevolg van een gebrekkige kennis van de burgers over de Europese Unie. Welke strategieën volgt de Commissie om de gevolgen van de Europese wetgeving, de werkwijze van de instellingen en de mogelijkheden die het lidmaatschap voor de burgers op maatschappelijk, cultureel en economisch gebied opleveren, in Oostenrijk beter voor het voetlicht te brengen?
(29)
PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Antwoord De Commissie zet zich volledig in voor de bevordering van het begrip van het begrip van en het debat aangaande Europese kwesties bij het publiek door de communicatie over Europa aan te passen aan de nationale, regionale en lokale omgeving. De vertegenwoordiging van de Commissie in Oostenrijk stimuleert de communicatie met Oostenrijkse burgers, de media, politici en andere belanghebbenden over de Europese agenda en prioriteiten. De dialoog met burgers heeft de hoogste prioriteit bij de Commissie. In het kader van Plan D organiseert de vertegenwoordiging van de Commissie evenementen om het debat over EU-beleid te stimuleren, tevens in samenwerking met het informatiebureau van het Parlement in Wenen. De samenwerking van de vertegenwoordiging van de Commissie met belanghebbenden op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau is ook een essentieel element van onze aanpak. De werkzaamheden van de vertegenwoordiging wordt in de regio's aangevuld door 11 Europe Direct-informatiepunten in de Länder, en door 9 Europese documentatiecentra en 27 leden van Team Europa, een hoog gekwalificeerd sprekerspanel over EU-kwesties. Bevordering van de kennis over de EU is de sleutel tot het stimuleren van burgers mee te doen aan het integratieproces van de EU. De vertegenwoordiging van de Commissie in Oostenrijk richt zich met name op schoolgaande jongeren en organiseert hiertoe regelmatig open dagen voor scholen op haar kantoor. In 2007 heeft de vertegenwoordiging 46 van dergelijke evenementen gehouden met in totaal ongeveer 1000 deelnemers. Op de tweede plaats zet de vertegenwoordiging van de Commissie in haar mediawerkzaamheden haar proactieve aanpak bij het plaatsen van nationale kwesties in een bredere Europese context voort. Om ervoor te zorgen dat EU-onderwerpen goed zichtbaar zijn en brede media-aandacht krijgen, werkt de vertegenwoordiging nauw samen met de media, onder meer tijdens bezoeken van commissarissen aan Oostenrijk, waarbij deze vaak deelnemen aan openbare debatten (twintig gedurende 2007). In 2007 vonden 11 informatiebezoeken aan Brussel plaats voor journalisten en partijen die als multiplicator kunnen fungeren, waarbij zij de gelegenheid hadden informatie uit eerste hand te ontvangen en EU-kwesties met deskundigen en beleidsmakers te bespreken. Om zichzelf beter toegankelijk te maken voor het brede publiek bouwt de Commissie haar activiteiten op het web uit, onder meer door het gebruik van innovatieve hulpmiddelen zoals web-streaming. Tot slot zouden al deze activiteiten moet worden versterkt binnen het kader van een partnerschapovereenkomst voor beheer tussen de Commissie, het Parlement en de Oostenrijkse regering, die de Commissie vanaf 2008 hoopt op te zetten. Dit partnerschap, dat medegefinancierd zal worden door de Commissie, zou beide partners in staat stellen hun communicatiestrategieën beter aan elkaar te koppelen en onderling af te stemmen en gezamenlijke activiteiten te plannen, om op die manier het beeld van de EU bij het publiek te verbeteren. Er zal speciale aandacht worden gegeven aan het toelichten van institutionele kwesties en aan de onderwerpen energie en klimaatverandering. * * *
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 62 van Frank Vanhecke ( H-1004/07 ) Betreft: Europese ontmoedigingscampagne in Afrika Volgens bepaalde media hebben de Europese Unie en Zwitserland in enkele Afrikaanse landen een ontmoedigingscampagne gestart die Afrikanen moet afschrikken om naar Europa komen. Klopt dit bericht? Gaat het om een gezamenlijk initiatief van de EU en Zwitserland? Wie/welke instelling heeft dit initiatief genomen? In welke landen vindt de campagne plaats en op welke wijze en met welke middelen? Denkt de Commissie er aan om de campagne uit te breiden naar andere Afrikaanse staten? Hoeveel kost de campagne? Antwoord De Commissie financiert voorlichtingscampagnes in West-Afrikaanse landen zoals Mauretanië, Senegal, Niger, Mali, Ghana, Nigeria, Congo en Kameroen over de risico's van illegale migratie. Deze campagnes worden voorbereid en uitgevoerd door de Internationale Organisatie voor Migratie in het kader van een project dat vanuit de begroting van 2004 van het AENEAS (30) -programma gesteund. De uitvoering van het project, dat door middel van een oproep tot het indienen van voorstellen in 2004 voor financiële steun is geselecteerd, is begonnen in 2005. In een aantal van de landen waarop het project zich richt, heeft de Internationale Organisatie voor Migratie samengewerkt met andere donoren en organisaties, om zo synergie te creëren en te voorkomen dat duplicering ontstaat of dat er tegenstrijdige boodschappen worden verzonden. In het geval van Senegal, bijvoorbeeld, wordt de door de EU gefinancierde voorlichtingscampagne gesteund door Spanje. De campagne in Nigeria en Kameroen is tevens gestimuleerd door het Zwitserse federale migratiebureau. De kosten van de voorlichtingscampagnes in het kader van het door de Internationale Organisatie voor Migratie uitgevoerde project bedragen 265 000 EUR. Het AENEAS-programma en zijn opvolger, het Thematisch programma voor de samenwerking met derde landen op het gebied van migratie en asiel, bieden steun aan voorlichtingscampagnes om het bewustzijn te vergroten ten aanzien van de risico's die aan illegale migratie verbonden zijn, aangezien veel gevallen voor de betrokkenen een dodelijke afloop hebben of leiden tot extreme omstandigheden, gevangenneming, mensensmokkel, uitbuiting en gedwongen repatriëring. * * * Vraag nr. 63 van Georgios Toussas ( H-1005/07 ) Betreft: Regeringsmaatregelen in het voordeel van de Banken ondermijnen de werknemersverzekeringskassen In het kader van hun asociaal beleid willen de EU en de regeringen van de lidstaten de bankconcerns door middel van provocerende en eenzijdig gunstige regelingen van hun contractuele verplichtingen te bevrijden, ten gevolge waarvan de banken miljoenen euro cadeau krijgen die aan de werknemersverzekeringskassen toebehoren, en het publiek, dat wil zeggen de werknemers, de rekening gepresenteerd krijgt in de vorm van (30)
Programma voor betrekkingen met derde landen op het gebied van asiel en migratie.
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belastingverhoging. Met het oog op de overbrenging van de werknemerskas van de voormalige Trapeza Pisteos (Kredietbank) bij de Eniaio Tamio Asfalisis Trapezoïpalion (Centrale Verzekeringskas voor bankbedienden, ETAT) heeft de ND-regering een eenzijdig gunstige regeling ingevoerd, zoals eerder de PASOK-regering ook had gedaan toen de “ALPHA BANK” 600 miljoen euro kreeg geschonken door de onderbrenging van de Tamio Asfalisis Prosopikou Ionikis kai Laïkis Trapezas (Verzekeringskas voor het personeel van de Ionische Volksbank, TAPILT) bij de IKA (Instituut voor Sociale Verzekeringen). Dergelijke tegen de arbeidersklasse gerichte beleidskeuzen hebben de deur opengezet voor een roofzuchtige stormloop van de monopolistische bankconcerns op de reserves van de werknemersverzekeringskassen. Wat is het standpunt van de Commissie over die bewuste regeling van ND waarbij de “ALPHA BANK” werd ontheven van haar contractuele verplichtingen jegens de werknemersverzekeringskassen? Antwoord Met betrekking tot de overdracht van pensioenverplichtingen kan de Commissie, bij wijze van opmerking vooraf, verwijzen naar Besluit 597/2006 van 10 oktober 2007 over de hervorming van de organisatie van de aanvullende pensioenregeling in de Griekse banksector. In dit besluit is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de overdracht van eerstepijlerpensioenverplichtingen vanuit een bijzondere regeling naar de algemene socialezekerheidsregeling geen staatssteun behelst in de zin van artikel 87(1) van het EG-Verdrag. De Commissie onderzoekt momenteel een klacht in verband met de situatie waarnaar de geachte afgevaardigde verwijst en volgens welke schending van Richtlijn 2002/14/EG (31) heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft zich schriftelijk tot de Griekse autoriteiten gewend met een verzoek tot nadere informatie hierover. Verder onderzoekt de Commissie momenteel de kwesties van mogelijke staatssteun die uit de specifieke door de klager beschreven situatie zouden kunnen voortkomen. * * * Vraag nr. 64 van Robert Evans ( H-1007/07 ) Betreft: Hulpverlening aan Bangladesh Nadat de cycloon Sidr op 15 november over Bangladesh was getrokken, was de Europese Unie een van de eerste organisaties die dit land financiële bijstand hebben verstrekt. Kan de Commissie aangeven wat voor hulp sindsdien is verleend en over welke plannen voor de lange termijn wordt nagedacht? Antwoord In een tijdsbestek van enkele uren nadat Bangladesh door de cycloon was getroffen, had de Commissie reeds 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld om de meest dringende behoeften van de slachtoffers te lenigen, en hiermee was zij een van de eerste donoren die financiële steun voor deze humanitaire crisis toezegde. De vier NGO-partners in deze eerste operatie begonnen binnen een week nadat de cycloon het land had getroffen met de distributie van (31)
Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, PB L 80 van 23.3.2002.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voedsel en elementaire non-foodartikelen. Vroegtijdige waarschuwings- en evacuatieprogramma's (circa 3 200 000 personen geëvacueerd) werden 24 uur voordat de cycloon arriveerde in gang gezet, hetgeen het aantal slachtoffers enorm beperkt heeft in vergelijking met andere cyclonen die Bangladesh de afgelopen decennia hebben getroffen. Op grond van nadere informatie vanuit het veld waarin aanzienlijke humanitaire behoeften worden beschreven heeft de Commissie op 3 december 2007 nog een noodbesluit ten bedrage van 5 miljoen euro goedgekeurd. Dit zal worden gecompleteerd met een nieuw noodbesluit van 1 925 000 euro uit de begroting van 2007, waarmee de totale toegekende hulp aan de slachtoffers van de cycloon meer dan 8,4 miljoen euro bedraagt. De nieuwe fondsen voorzien in cruciale behoeften op het gebied van water, voedsel, onderdak, eenvoudige huishoudelijke artikelen, medische noodzorg, verbetering van de watervoorziening en sanitaire omstandigheden, om de verspreiding van door water overgedragen ziektes te voorkomen en om mensen weer in staat te stellen in hun onderhoud te voorzien en zich snel weer te herstellen. De activiteiten zullen als gewoonlijk worden uitgevoerd door de partners van het Bureau voor humanitaire hulp van de Commissie: NGO's, agentschappen van de Verenigde Naties (VN) en de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging. De vier NGO's die in het kader van het primaire noodbesluit van 1,5 miljoen euro gecontracteerd zijn hebben hun operaties volbracht. Ze hebben 278 000 personen bereikt met voedsel, non-foodartikelen en verbetering van de watervoorraden. Deze hulp heeft een zeer groot effect gehad voor de plaatselijke bevolking. De verwoesting die door de cycloon Sidr is veroorzaakt is echter aanzienlijk: 8,5 miljoen mensen zijn erdoor getroffen, waarvan de helft nog altijd noodhulp nodig heeft; meer dan een half miljoen huizen zijn verwoest, net als veel openbare infrastructuur; de vernietiging van landbouwgewassen en levende have is tweemaal zo groot als aanvankelijk werd geschat. Op 3 december 2007, tijdens een bijeenkomst van het hoofd van de regering van Bangladesh met de internationale gemeenschap, is de financiële behoefte voor de wederopbouw op de lange termijn vastgesteld op ongeveer 1 miljard USD (32) , voornamelijk voor infrastructuur - kustwallen, extra cycloonschuilplaatsen, scholen, wegen en bruggen – en voor herbebossing van het tot werelderfgoed behorende mangrovebos Sunderban. De Commissie blijft middels haar delegatie in Dhaka volledig gemobiliseerd en werkt gecoördineerd samen met de regering en met andere hulporganisaties. Eind 2007 of begin 2008 zal gezamenlijk door de Europese Commissie, Wereldbank en VN een post-disaster schade- en behoeftebeoordeling worden uitgevoerd. Onder deze omstandigheden onderzoekt de Commissie nu de mogelijkheid om extra hulp aan Bangladesh toe te kennen, waaronder ook extra humanitaire steun. De Commissie overweegt ook het stabiliteitsinstrument aan te wenden ter ondersteuning van vroege herstelinspanningen. Een andere optie zou kunnen zijn om lopende activiteiten in de 9 districten die het zwaarst door de cycloon zijn getroffen te heroriënteren of op te voeren, voornamelijk vanuit huidige door de Europese Commissie gefinancierde programma's op het vlak van onderwijs, gezondheid en voedselveiligheid. Het is duidelijk dat Bangladesh – het dichtstbevolkte en een van de armste landen ter wereld – meerdere jaren aanhoudende steun nodig zal hebben om de gevolgen van Sidr effectief (32)
Amerikaanse dollar
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
te kunnen aanpakken en om de paraatheid ten aanzien van natuurrampen met het oog op de door klimaatverandering ontstane dreiging, verder te verhogen. De Commissie is de belangrijkste donor voor rampenparaatheid in Bangladesh. Sinds 1994 is er 5,9 miljoen euro vastgelegd voor gemeenschapsprojecten in het kader van maatregelen voor rampenparaatheid (DIPECHO-programma), welke erop zijn gericht om het reactievermogen van de bevolking die risico loopt te versterken. De Commissie levert een bijdrage van 9 miljoen euro aan het alomvattende programma voor rampenbeheersing van de regering van Bangladesh. Een en ander zou spoedig moeten worden aangevuld met een verdere bijdrage voor klimaatverandering en rampenparaatheid. * * * Vraag nr. 65 van Jens Holm ( H-1008/07 ): Betreft: Onderhandelingen met de Andesgemeenschap De Commissie voert momenteel onderhandelingen over een samenwerkingsovereenkomst met de Andesgemeenschap. Volgens de Latijns-Amerikaanse onderhandelaars dringt de Commissie erop aan dat de Andeslanden een vrijhandelsovereenkomst ondertekenen die qua liberalisering verder gaat dan de WTO en de overeenkomst met Chili, bijvoorbeeld wat de rechten op de intellectuele eigendom betreft. Voorts lijkt de verplichting van een specifieke en gedifferentieerde aanpak voor de ontwikkelingslanden die dat nodig hebben, voor de Europese onderhandelaars beperkt te blijven tot de toekenning van een overgangstermijn van 5 of 7 jaar voor de armste landen. Kan de Commissie meedelen hoe zij de noodzaak van een specifieke en gedifferentieerde aanpak voor de ontwikkelingslanden wil vertalen in kwalitatieve maatregelen? Welke maatregelen komen hiervoor in aanmerking? Kan de Commissie bevestigen dat zij de thema's van Singapore en de diensten van deze onderhandelingen zal uitsluiten? Meent de Commissie niet dat indien Chili of Mexico bepaalde hoofdstukken van de overeenkomst niet in praktijk kunnen brengen, arme landen zoals Peru of Bolivia daar nog meer moeite mee zullen hebben? Antwoord Overeenkomstig de onderhandelingsrichtlijnen die de Raad in april 2007 heeft aangenomen, is de Commissie momenteel in onderhandeling over een associatieovereenkomst met de Andesgemeenschap, welke betrekking zal hebben op politieke dialoog, samenwerking en handelsbetrekkingen. De laatstgenoemde component zou gericht moeten zijn op voortschrijdende wederzijdse liberalisering, in de vorm van een ambitieuze, alomvattende en evenwichtige vrijhandelszone, welke geheel zou beantwoorden aan de regels en verplichtingen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), maar tegelijkertijd verder zou gaan dan de grondregels van de WTO. Als algemeen uitgangspunt zijn de Commissie en de Andesgemeenschap overeengekomen dat de associatieovereenkomst, en met name de handelscomponent, asymmetrieën zal bevatten alsmede bepalingen omtrent speciale en gedifferentieerde behandeling, tussen beide betreffende regio's waar nodig, maar ook intern binnen de Andesgemeenschap,
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hoewel het onderlinge verschil in verplichtingen tussen de leden tot een minimum beperkt is. De precieze invulling van dit uitgangspunt voor ieder hoofdstuk van de toekomstige overeenkomst is onderdeel van de onderhandeling en ligt nog niet vast, maar de Commissie beperkt de reikwijdte ervan niet louter tot de tijdsbalk voor de liberalisering van de goederenhandel. De Commissie is bereid alle verdere suggesties van de Andesgemeenschap inzake asymmetrieën en speciale en gedifferentieerde behandeling te bestuderen, voor zover deze verenigbaar zijn met de algemene doelstellingen van handelsliberalisering en met de regels en verplichtingen van de WTO. De Commissie kan bevestigen dat de handel in diensten en de zogenaamde Singapore-kwesties (vergemakkelijking van het handelsverkeer, investering, overheidsopdrachten en concurrentie) deel uitmaken van de onderhandelingen, conform de richtlijnen van de Raad en met volle instemming van de Andesgemeenschap. De Commissie is ervan overtuigd dat deze zaken van het grootste belang zijn voor de EU, maar ook voor het regionale integratieproces van de Andesgemeenschap en de duurzame ontwikkeling van haar leden. De Commissie is van oordeel dat de overeenkomsten tussen de EU en Chili en de EU en Mexico door deze partners op alle betrokken gebieden met succes ten uitvoer zijn gebracht, en ziet vooraf geen enkele reden waarom dit voor de lidstaten van de Andesgemeenschap niet mogelijk zou zijn bij een toekomstige associatieovereenkomst. Uiteraard zal gepaste steun en samenwerking worden geleverd, vooral op het vlak van institutionele en technische capaciteit. * * * Vraag nr. 66 van Anne E. Jensen ( H-1009/07 ) Betreft: Interpretatie BTW-richtlijn Denemarken is door het Europees Hof van Justitie (zaak C-382/02) veroordeeld tot wijziging van de wetgeving inzake BTW op de verkoop van vliegtuigen, de leverantie van vliegtuigbrandstof en leveranties aan vliegscholen. De reden hiervan is dat de Deense voorschriften strijdig zijn met artikel 15, leden 6, 7 en 9 van richtlijn 77/388/EEG (33) , van de Raad. In Groot-Brittannië vinden echter nog steeds BTW-vrije leveranties aan vliegtuigen plaats en worden vliegtuigen zonder BTW verkocht aan particulieren. Kan de Commissie mededelen op welke rechtsgrondslag overeenkomstig de communautaire voorschriften een land, bij voorbeeld Engeland, het recht heeft geen BTW te heffen op de verkoop van vliegtuigen aan particulieren en op leveranties aan luchtvaartmaatschappijen die voornamelijk binnenlandse vluchten uitvoeren? Antwoord Artikel 148 van Richtlijn 2006/112/EG (34) (“de BTW-richtlijn”), in verband met artikel 169, lid b) van dezelfde richtlijn, voorziet in een vrijstelling met recht op aftrek van (33)
PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.
(34)
Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, PB L 347 van 11.12.2006. Met deze richtlijn is de zesde BTW-richtlijn per 1 januari 2007 hergeschikt en ingetrokken.
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voorbelasting (nultarief) voor, onder andere, de levering van luchtvaartuigen “welke door luchtvaartmaatschappijen worden gebruikt die zich hoofdzakelijk toeleggen op het betaalde internationale vervoer”. Het is duidelijk dat het geen enkele lidstaat op basis van deze bepaling is toegestaan om een nultarief te hanteren voor de levering van luchtvaartuigen aan particulieren en/of aan luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk toeleggen op binnenlands vervoer. Andere overgangsbepalingen van de BTW-richtlijn (zoals, bijvoorbeeld, artikel 110 of artikel 371, in verband met categorie (11) van bijlage X, deel B) lijken een dermate brede toepassing van het nultarief zoals die in het Verenigd Koninkrijk zou plaatsvinden ook niet te kunnen rechtvaardigen. Daarom is de Commissie voornemens contact op te nemen met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk in verband met de wijze waarop zij luchtvaartuigen behandelen op het gebied van BTW. * * * Vraag nr. 67 van Seán Ó Neachtain ( H-1013/07 ) Betreft: Bevordering van de aquacultuur in Europa Kan de Commissie mededelen welke nieuwe initiatieven zij voor dit jaar overweegt ter bevordering van een hoger niveau van economische bedrijvigheid in de sector aquacultuur in Europa? Antwoord De Commissie is van mening dat aquacultuur, als voedingsindustrie van hoge kwaliteit, van strategisch belang is als men aan de groeiende vraag voor gezonde zeevruchten wil voldoen. Daarom is de Commissie, zoals reeds aangekondigd in haar wetgevings- en werkprogramma voor 2008 (35) , voornemens om in 2008 een mededeling inzake duurzame ontwikkeling van communautaire aquacultuur als prioritair initiatief goed te keuren. Gezien het feit dat de groeidoelstellingen van de aquacultuurstrategie van 2002 (36) niet geheel zijn gehaald, zal het primaire doel van deze mededeling eruit bestaan de belangrijkste uitdagingen die de duurzame groei van deze economische activiteit belemmeren, te benoemen en aan te pakken. Op basis van een brede raadpleging die in 2007 begonnen is, zal in de mededeling getracht worden te beoordelen welke rollen door alle betrokken actoren, en met name door overheidsinstanties, moeten worden vervuld teneinde een doeltreffend zakelijk en regelgevingskader te bieden en stimuleren waarin ondernemerschap en innovatie worden aangemoedigd en strenge normen op het gebied van milieu en volksgezondheid gegarandeerd worden nageleefd. Het is echter nog te vroeg om te zeggen welke maatregelen in dit verband kunnen worden vastgesteld. De Commissie is in 2008 ook van plan uitvoeringsvoorschriften aan te nemen voor twee belangrijke, in 2007 goedgekeurde verordeningen van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur (37) en inzake de
(35)
COM(2007)640
(36)
COM(2002)511
(37)
Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
biologische productie en de etikettering van biologische producten, met inbegrip van aquacultuurproducten (38) . * * * Vraag nr. 68 van Eoin Ryan ( H-1015/07 ) Betreft: Regelgevingscontroles in Europa Kan de Commissie zeggen voor welke mechanismen zij heeft gezorgd om te waarborgen dat zij geen onnodige of ongegronde voorstellen indient om de werking van de Europese economie te regelen? Antwoord De Commissie wil de geachte afgevaardigde verzekeren van haar sterke toewijding aan de volledige tenuitvoerlegging van haar strategie voor betere regelgeving. Transparantie en onderzoek van hoge kwaliteit zijn de hoofdcomponenten van het effectbeoordelingssysteem van de Commissie, dat een fundamenteel instrument vormt voor de ontwikkeling van degelijke wetgevingsvoorstellen. Het doel van dit systeem is ervoor te zorgen dat uitsluitend voorstellen worden gepresenteerd die toegevoegde waarde geven en in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel, en zodanig worden aangepast dat zij op de meest effectieve wijze beantwoorden aan de beleidsdoelstellingen. Als aan deze criteria is voldaan, zijn er nog andere controlemechanismen van toepassing om te garanderen dat alle voorstellen proportioneel en doeltreffend zijn met betrekking tot de aanpak van het genoemde probleem. De Richtsnoeren voor de effectbeoordeling eisen bijvoorbeeld sinds maart 2006 dat het standaardkostenmodel gehanteerd wordt om de gevolgen van mogelijke administratieve lasten te bepalen. De Commissie is in beginsel van plan om voor ieder initiatief in haar wetgevings- en werkprogramma effectbeoordelingen te produceren. Bovendien gaan steeds meer andere initiatieven vergezeld van een onderzoek dat in verhouding staat tot de effecten. De effectbeoordeling stelt de Commissie in staat om de verschillende beleidsopties zorgvuldig te beoordelen, hierbij gebruikmakend van de bijdragen van belanghebbenden. Openbare raadplegingen voldoen immer aan de minimumnormen voor raadpleging van de Commissie, waarvan ook een proactieve benadering deel uitmaakt, om te garanderen dat belanghebbenden de kans krijgen om hun deskundige mening te delen. Verder biedt de recentelijk opgerichte effectbeoordelingsraad onafhankelijke kwaliteitsondersteuning en -controle voor door de Commissie voorbereide effectbeoordelingen. In sommige gevallen heeft de effectbeoordeling tot het besluit geleid om een EU-beleidsinitiatief niet naar voren te brengen. Het is van belang te benadrukken dat het doel van een effectbeoordeling erin gelegen is de politieke besluitvormers te voorzien van een compleet en objectief beeld van alle mogelijke effecten en eventuele wisselwerkingen en synergieën onder de aandacht te brengen. De uiteindelijke beslissing blijft uiteraard een zaak voor de politiek en wordt volgens het normale interinstitutionele proces genomen. Als onderdeel van dit proces zijn de Commissie, het Parlement en de Raad een interinstitutionele gemeenschappelijke aanpak voor effectbeoordeling overeengekomen.
(38)
Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 69 van Liam Aylward ( H-1017/07 ) Betreft: GLB-betalingen aan Ierse en Europese landbouwers Is de Commissie ook van mening dat de EU-leiders duidelijke beloftes hebben gedaan aan Ierse en Europese landbouwers betreffende de hoogte van de GLB-betalingen die zij zouden ontvangen in de periode 2007-2013? Is het in dat geval niet zo dat het de Commissie niet mag worden toegestaan om de financiële toezeggingen die aan Ierse en Europese landbouwers zijn gedaan voor de periode 2007-2013 te herzien in het kader van de gezondheidscontrole van het GLB in 2008? Antwoord In oktober 2002 heeft de Europese Raad een plafond vastgelegd, dat voorzag in een vooruitzicht ten aanzien van de financiële middelen voor de eerste pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) (uitgaven voor marktmaatregelen en rechtstreekse steun) in de periode 2007-2013. In de hervorming van het GLB die in juni 2003 door de Landbouwraad is goedgekeurd, is dit financiële kader volledig geëerbiedigd. Op de Europese Raad van december 2005 is dat overeengekomen plafond voor de eerste pijler intact gebleven, met als uitzondering dat de uitgaven voor Bulgarije en Roemenië – gefaseerd – ook onder het plafond worden ondergebracht, terwijl het netto-effect op financiering van de tweede pijler neerkomt op een vermindering. De Commissie is van mening dat de nieuwe uitdagingen voortkomend uit de kwesties genoemd in de mededeling “Voorbereiding van de “gezondheidscontrole” van de GLB-hervorming” (39) verdere versterking van de tweede pijler (maatregelen voor plattelandsontwikkeling) binnen de huidige financiële vooruitzichten noodzakelijk maken, in het bijzonder met het oog op de huidige beperkingen waar lidstaten mee te maken hebben. Versterking is ook nodig om te kunnen inspelen op de behoefte aan grotere inspanningen op het vlak van innovatie om de nieuwe uitdagingen met betrekking tot de concurrentie en het milieu het hoofd te kunnen bieden. Aangezien de GLB-begroting nu tot 2013 is vastgelegd, zou verhoging van de financiering van de tweede pijler alleen kunnen worden bewerkstelligd door middel van verhoging van de verplichte modulatie. Gedurende 2008 zal de Commissie haar benadering van de begrotingsherziening 2008/2009 zoals vermeld in de mededeling “De begroting hervormen voor een ander Europa” (40) verder uitwerken. De “gezondheidscontrole” van het GLB levert een bijdrage aan de discussie over toekomstige prioriteiten op het vlak van de landbouw en is bedoeld om de Europese landbouw beter voorbereid te doen zijn op een snel veranderende omgeving. Deze controle behelst dus geen openbreken van de financiële verplichtingen met betrekking tot het GLB en loopt ook niet vooruit op de uitkomst van de begrotingsherziening. * * *
(39)
COM(2007) 722
(40)
SEC(2007) 1188
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 70 van Pilar del Castillo Vera ( H-1018/07 ) Betreft: Top EU-Afrika Op de Top EU-Afrika zijn toezeggingen gedaan om samen te werken en gebruik te maken van wetenschappelijke kennis en investeringen te doen om de waterproblemen aan te pakken. Aan welke praktische gezamenlijke maatregelen op wetenschappelijke basis denkt de Commissie, gezien de behoefte aan meer continuïteit in de watervoorziening, strengere hygiënische normen en een positief effect op de klimaatverandering? Antwoord Wateronderzoek vormt al meer dan drie decennia lang een belangrijk onderdeel van opeenvolgende milieuonderzoekprogramma's van de EU. Onderzoeksactiviteiten met een belangrijke component van internationale samenwerking zijn uit hoofde van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP6) gefinancierd, ter ondersteuning van de doelstellingen van het EU-waterinitiatief en de op water betrekking hebbende millenniumontwikkelingsdoelen en doelen van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling. Dergelijke activiteiten beantwoorden, door middel van hun geïntegreerde onderzoeksaanpak, aan de veelzijdigheid van waterbeheer (participerende benaderingen, sociaal-economische en genderaspecten, institutionele kaders, etc.) en stimuleren de capaciteitsopbouw door praktijkopleidingen alsmede het bewustzijn en een beter kennisen innovatiebeheer in ontwikkelingslanden. Daarnaast zijn, met het oog op de effecten van klimaatverandering, een aantal KP6-onderzoeksprojecten gericht op het analyseren, kwantificeren en voorspellen van de componenten van de huidige en toekomstige mondiale watercyclus, het evalueren van de onzekerheden en het verklaren van de algemene kwetsbaarheid van watervoorraden. Belanghebbenden en het grote publiek maken bij het merendeel van deze projecten van het begin af aan deel uit van de onderzoeksplanning en –uitvoering om de toepasbaarheid en aanvaarding van de onderzoeksresultaten te garanderen. Het NEWATER-project (41) bijvoorbeeld behandelt de overgang van de momenteel heersende regimes voor rivierbekkenwaterbeheer naar meer geïntegreerde en beter aan mondiale veranderingen aanpasbare regimes voor de toekomst. NEWATER concentreert haar werkzaamheden op zeven internationale, grensoverschrijdende stroomgebieden (waarvan twee in Afrika) en besteedt bijzondere aandacht aan het EU-waterinitiatief. Het ANTINOMOS-project (42) wijdt zijn aandacht aan het koppelen van de meest geavanceerde technologie in watervoorziening en -zuivering aan plaatselijke hulpbronnen en innovatie aan de basis. Het NETSSAF-project (43) heeft tot doel een op deelneming van meerdere belanghebbenden gericht hulpinstrument voor het beheer van sanitaire voorzieningen te ontwikkelen, waarmee de eindgebruikers op grote schaal sanitaire concepten en technologieën kunnen toepassen welke zijn toegespitst op de diverse omstandigheden die in Afrika heersen. Door middel van het TECHNEAU-project (44) zal de ontwikkeling en (41)
“New approaches to adaptive water management under uncertainty” (http://www.newater.info)
(42)
“A knowledge Network for solving real-life water problems in developing countries: Bridging contrasts” (http://cordis.europa.eu/fetch?CALLER=FP6_PROJ&ACTION=D&DOC=1&CAT=PROJ&QUERY=1199795693014&RCN=81285)
(43)
“Network for the development of sustainable approaches for large scale implementation of sanitation in Africa” (http://www.netssaf.net)
(44)
“Technology-enabled universal access to safe water” (http://www.techneau.org)
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
toepassing van innovatieve en kosteneffectieve Europese strategieën en technologieën voor veilige drinkwatervoorziening worden gestimuleerd. Op basis van ervaringen en trends in verschillende representatieve Europese regio's en in Afrika bezuiden de Sahara, richt TECHNEAU zich op de enorme uitdagingen waar de watervoorzieningssector zich wereldwijd tegenover gesteld ziet (klimaatverandering, nieuwe, opkomende vormen verontreiniging, verouderende infrastructuren, onvoldoende direct behandelbare voorraden van goede kwaliteit, hogere eisen van regelgevers en consumenten), met de nadruk op adaptieve strategieën, innovatieve technologieën en operationele praktijken. Het SWITCH-project (45) richt zich op de problemen die door de toenemende druk van mondiale veranderingen, stijgende kosten en overige risico's die inherent zijn aan conventioneel stedelijk waterbeheer, worden veroorzaakt in grote steden in de wereld (waarvan twee in Afrika). In het SWITCH-programma staat het concept van stedelijke “leerallianties”, door behoefte gestuurd onderzoek en voorbeeldwerking centraal. Leerallianties hebben tot doel belanghebbenden op stads- en wereldniveau te koppelen zodat er een productieve wisselwerking en “win-win”-oplossingen voor de gehele waterketen ontstaan. Het concept van leerallianties bevordert tevens een nieuwe vorm van door behoefte gestuurd onderzoek door middel van nauwe samenwerking met plaatselijke belanghebbenden, verbetert de communicatie tussen instanties in de watersector in de voorbeeldsteden, versterkt de transparantie en wetenschappelijke basis voor besluitvormingsprocessen, helpt bij het wegnemen van de politieke belemmeringen in het oplossen van wereldwijde stads- en waterproblemen, maakt een betere vertegenwoordiging van alle belanghebbenden in de besluitvormingsprocessen mogelijk, en laat aan andere sectoren (volksgezondheid, landbouw, ruimtelijke ordening, etc.) zien dat de leeralliantiesbenadering uitvoerbaar is en tot snellere aanneming van oplossingen leidt. Het ROSA-project (46) , tot slot, stimuleert sanitaire concepten die op de voorraden gebaseerd zijn, als methode om te komen tot duurzame en ecologisch gezonde sanitaire voorzieningen waarmee wordt voldaan aan de millenniumontwikkelingsdoelen. Deze concepten worden in vier steden in Oost-Afrika toegepast. De onderzoekscomponent van het EU-waterinitiatief biedt een platform voor het samenbrengen van onderzoeksactiviteiten die onderling verbonden zijn, zowel op EU-niveau, door de voortdurende steun vanuit het kaderprogramma van het directoraat-generaal Onderzoek, als op het niveau van de lidstaten, door middel van het programma van het netwerk van het Europees Onderzoeksgebied (ERA-NET). Het AFRICAN WATER-project (47) heeft verschillende EU-lidstaten geholpen een kader te vormen voor de verbetering op lange termijn van de betrokkenheid van Afrikaanse onderzoekers in het wateronderzoek en hun politieke belofte te vervullen om de Afrikaanse capaciteit voor wateronderzoek te versterken. Dit heeft geleid tot het succesvolle ERA-NET-project SPLASH (48) , dat onder KP6 tot stand is gekomen. Het ERA-NET-consortium bestaat uit 15 onderzoeksprogramma-eigenaars/-managers uit 11 landen en heeft tot doel de communicatie, samenwerking en coördinatie van nationale onderzoeksprogramma's te verbeteren, om duplicering en herhaling te beperken en de synergie tussen door de EU
(45)
“Sustainable Water management Improves Tomorrow’s Cities’ Health” (http://www.switchurbanwater.eu)
(46)
“Resource-oriented sanitation concepts for pre-urban areas in Africa” (http://rosa.boku.ac.at/)
(47)
Actie tot bevordering van de betrokkenheid van Afrikaanse wateronderzoekers in het kaderprogramma (http://www.africanwater.net)
(48)
Coördinatie van Europees wateronderzoek voor armoedebestrijding (http://www.splash-era.net)
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gefinancierde onderzoeks- en technologische ontwikkelingsprojecten en nationale onderzoeksprogramma's van lidstaten te bevorderen. De inspanningen worden voortgezet in het kader van het zevende kaderprogramma (KP7). Bij dit proces wordt in het KP7 belangrijke nadruk gelegd op vooruitgang in het onderzoek naar de gevolgen van mondiale veranderingen op de watervoorraden en de beschikbaarheid ervan in kwantitatief en kwalitatief opzicht. Daarnaast worden maatregelen met betrekking tot waterzekerheid vanuit verschillende invalshoeken bekeken. Ter illustratie: over de onderzoeksprojecten op dit vlak voortkomend uit de eerste oproep voor het KP7 wordt momenteel al onderhandeld. Een aantal hiervan hebben betrekking op i) het beoordelen van klimaatverandering en de gevolgen hiervan op de kwantiteit en kwaliteit van water, met name in kwetsbare berggebieden, ii) het overbruggen van de kloof tussen aanpassingsstrategieën voor de gevolgen van klimaatverandering en Europees waterbeleid, en iii) het beoordelen van de onderzoeksbehoeften en beleidskeuzen in door droogte getroffen gebieden. Verder zijn er voor de komende jaren activiteiten gepland voor het onderzoeken van veranderingen bij extreme hydrologische gebeurtenissen in Europa en de bijbehorende effecten op de watercyclus (waaronder de gerelateerde mondiale risico's voor regionale/mondiale waterzekerheid). * * * Vraag nr. 71 van Giorgios Dimitrakopoulos ( H-1019/07 ) Betreft: Europees luchtvaartbeleid en ondernemingsbeleid van Ryanair Kan de Commissie uiteenzetten in hoeverre het beleid van de luchtvaartmaatschappij Ryanair met betrekking tot de ticketprijzen een negatieve invloed heeft op de gezonde concurrentieverhoudingen in de luchtvaartsector, in hoeverre de veiligheid van de passagiers in gevaar wordt gebracht omdat deze onderneming, zoals zij zelf in persberichten (bijv. van 8.11.2007, 22.11.2007 en 28.11.2007) aangeeft, gebruik maakt van regionale en secundaire luchthavens waarvan het veiligheidsniveau onderwerp van onderzoek is, en of de onderneming als gevolg van het bovenstaande in staat is aan de veiligheidsvoorschriften in algemene zin te voldoen? Antwoord Volgens de vigerende wetgeving voor de interne markt voor het luchtverkeer, met name inzake tarieven, staat het luchtvaartmaatschappijen vrij om hun eigen tarieven te bepalen. Het lijkt er niet op dat het prijsbeleid voor tickets van Ryanair een schadelijk effect heeft op de gezonde concurrentie in de luchtverkeerssector. Het businessmodel dat Ryanair hanteert is bekend en gebaseerd op maximale kostenbeperking voor de luchtvaartmaatschappij en de doelstelling van een zeer hoge belastingfactor op rechtstreekse routes. De Commissie is niet op de hoogte van vermeende lagere veiligheidsnormen op regionale en secundaire luchthavens en bijbehorende onderzoeken. Voor wat betreft de vliegveiligheid van de maatschappij Ryanair zij erop gewezen dat de exploitantenvergunning en de Vergunning tot vluchtuitvoering (VTV) van dit bedrijf is uitgereikt door de Ierse staat, die ook het bijbehorende toezicht uitoefent.
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Op grond van de op dit moment beschikbare gegevens, welke ook de resultaten van de platforminspecties in het bestek van het Europese SAFA (49) -programma omvatten, heeft de Commissie geen aanwijzingen ontvangen omtrent negatieve veiligheidsaspecten bij de exploitant in kwestie. * * * Vraag nr. 72 van Athanasios Pafilis ( H-1020/07 ) Betreft: Gehalte zeswaardig chroom in drinkwater De antwoorden van de Commissie op mijn vragen Η-0663/07 (50) en Η-0775/07 (51) over zeswaardig chroom in drinkwater wekken verbazing. Wat is nu eigenlijk het standpunt van de Commissie over het gebruik van drinkwater met een gehalte aan zeswaardig chroom uiteenlopend van 1 tot 50µg/lt? De Commissie zegt dat voor wat met drinkwater binnengekomen zeswaardig chroom betreft, gewacht wordt op aanvullende resultaten van Amerikaanse studies. In het document “Toxicological Profile for Chromium” (USDH en HS, september 2000, blz. 329) wordt 0,05µg/lt zeswaardig chroom in drinkwater als Europese grenswaarde aangegeven, en wordt verwezen naar literatuur van de Wereldgezondheidsorganisatie (1970, tweede editie, Genève 33, “European Standard for Drinking Water” en 1988, ed. Genève 197, “Environmental Health Criteria: Chromium 6”). In de REACH-verordening (1907/2006) (52) , zijn zeswaardig chroom en de verbindingen ervan als ABT-stoffen opgenomen in bijlage XVII. Blijft de Commissie, ook na overlegging van de bovenstaande gegevens, weigeren de grenswaarde van 0,05µg/lt zeswaardig chroom in drinkwater te erkennen? Acht ze het nodig buitengewone maatregelen te nemen met betrekking tot de distributie en het gebruik van drinkwater met 8-15, of 50µg/lt zeswaardig chroom, zoals in de rivier de Asopós? Antwoord De Commissie erkent 0,05 mg/l als maximale concentratie van chroom in drinkwater. De drinkwaterrichtlijn (53) bepaalt dat de grenswaarde voor chroom (alle valenties inbegrepen) in drinkwater 50µg/l bedraagt, wat gelijk is aan 0,05 mg/l. De huidige parameterwaarde voor chroom in de drinkwaterrichtlijn is gebaseerd op de richtsnoeren van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van 1992, en in de WHO-richtsnoeren van 2004 zijn geen wijzigingen met betrekking tot chroom ingevoerd. De grenswaarde voor de drinkwaterrichtlijn geldt voor drinkwater zoals het aan consumenten (uit de kraan) wordt geleverd en niet voor rivierwater. Wat betreft de veronderstelde verontreiniging van de rivier de Asopos: de Commissie is op eigen initiatief een onderzoek gestart met als doel te controleren of Griekenland zijn verplichtingen in het kader van de EG-milieuwetgeving nakomt. De Commissie heeft de Griekse autoriteiten een brief gestuurd met het verzoek om uitgebreid te worden geïnformeerd over de getroffen maatregelen. De Commissie beoordeelt alle beschikbare (49)
Programma Veiligheidsbeoordeling van buitenlandse luchtvaartuigen.
(50)
Schriftelijk antwoord van 25.9.2007.
(51)
Schriftelijk antwoord van 23.10.2007.
(52)
PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(53)
Richtlijn van de Raad 98/83/EG, PB L 330 van 5.12.1998.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
informatie en zal alle nodige maatregelen nemen, waaronder, indien toepasselijk, het starten van een inbreukprocedure, teneinde te garanderen dat de EG-milieuwetgeving wordt nageleefd. * * * Vraag nr. 73 van Jacky Hénin ( H-1021/07 ) Betreft: Risico's van zelf-aangifte van gevaarlijke goederen De stroom van gevaarlijke goederen die door de Europese Unie worden vervoerd, neemt voortdurend toe. In de periode 1990-2002 namen zij met 13% toe, met name over de weg (+27,4%) en via waterwegen en over zee (+11,1%). De vervoersondernemers dringen aan op algemene invoering van zelf-aangifte van gevaarlijke goederen. Dit doet de kans op rampen aanzienlijk toenemen. De Europese Unie heeft op dit punt een zekere verantwoordelijkheid te dragen. Zij dient alle nodige preventieve maatregelen te nemen. Zou de Commissie, onder toepassing van het preventiebeginsel, niet alle vormen van zelf-aangifte van gevaarlijke goederen die over het grondgebied van de Unie worden vervoerd, moeten verbieden? Antwoord De Europese wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen bevat geen concept van 'zelf-aangifte'. Zij legt echter wel aan verzenders en vervoerders de verplichting op om het vervoer van gevaarlijke goederen geheel volgens de regels uit te voeren, wat betrekking heeft op eisen voor classificatie, verpakking, etikettering, documentatie en de constructie van voertuigen. De naleving van deze regels wordt gecontroleerd door de nationale autoriteiten. In verband met controles onderweg is een recent verslag van de Commissie (54) het vermelden waard. * * * Vraag nr. 74 van Mikel Irujo Amezaga ( H-1024/07 ): Betreft: Uitvoering in Spanje van de richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie Via wet 37/2007 heeft Spanje richtlijn 2003/98/EG (55) te laat omgezet. Artikel 7, lid 3 van deze wet bepaalt het volgende: Indien een overheidsorgaan documenten hergebruikt als basis voor commerciële activiteiten die niet behoren tot de aan dit orgaan toegewezen eigen taken, moeten op de verstrekking van documenten voor deze activiteiten dezelfde vergoedingen, tarieven en voorwaarden worden toegepast als die welke voor de overige gebruikers gelden. Is de Commissie van mening dat deze bepaling aansluit bij de inhoud van de richtlijn?
(54)
COM(2007)0795 – Verslag van de Commissie aan het Parlement en de Raad over de toepassing door de lidstaten van richtlijn 95/50/EG van de Raad betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
(55)
PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Is de Commissie niet van mening dat de toepassing van de richtlijn door sommige lidstaten kan worden gebruikt om diensten te belasten die tot dusverre vrij en gratis waren? Heeft de Commissie aanwijzingen dat dit in sommige lidstaten is gebeurd? Antwoord De nationale wetgeving voor de tenuitvoerlegging van de bewuste richtlijn in Spanje is aangenomen op 16 november 2007 en zal op 17 januari 2008 in werking treden. De Commissie zou eerst de belangrijkste doelstellingen van de richtlijn inzake hergebruik van overheidsinformatie willen onderstrepen. Deze richtlijn is bedoeld om overheidsinformatie algemeen beschikbaar te maken voor hergebruik in de informatie-economie. Men denke hier bijvoorbeeld aan dienstverlening op het gebied van cartografie en autonavigatie. Belangrijke aspecten zijn het bevorderen van grensoverschrijdend hergebruik van overheidsinformatie en het beperken van concurrentieverstoringen. De kernbepalingen van de richtlijn zijn vooral gericht op de regulering van het discriminatieverbod, de bovengrenzen voor berekende tarieven, transparantie en praktische instrumenten om overheidsdocumenten eenvoudig te vinden en te hergebruiken. Het eerste onderdeel van de vraag heeft in wezen betrekking op de invoering in de nationale wetgeving van artikel 10, lid 2 van de richtlijn. Dit artikel sluit kruissubsidies uit in situaties waarbij openbare lichamen naast hun openbare taak ook zuiver commerciële activiteiten uitoefenen. Als voorbeeld zou genoemd kunnen worden een openbaar lichaam dat primaire data produceert en daarnaast producten met toegevoegde waarde verkoopt in concurrentie met andere economische operatoren. Dit geldt in verschillende lidstaten in de geografische en meteorologische informatiesectoren. Om te voorkomen dat de voorwaarden voor eerlijke concurrentie worden verstoord, dienen de concurrenten in staat te zijn de primaire data onder dezelfde voorwaarden te hergebruiken als de commerciële tak van het openbaar lichaam. De Spaanse uitvoeringswet behandelt het hierboven beschreven onderwerp van kruissubsidie, als geregeld in artikel 10, lid 2 van de richtlijn, in bewoordingen die nauw overeenkomen met die van de richtlijn. Het tweede onderdeel van de vraag heeft betrekking op de mogelijkheid dat lidstaten de richtlijn op een dusdanige manier toepassen dat diensten die tot dusverre gratis waren nu in ruil voor betaling zouden worden aangeboden. De Commissie is niet op de hoogte van concrete situaties waarin dit zou hebben plaatsgevonden, en dit is zeker niet de bedoeling van de richtlijn. De richtlijn behelst juist een oproep aan de lidstaten om uitgebreid hergebruik van overheidsdocumenten te stimuleren. In de considerans worden lidstaten aangemoedigd om documenten tegen een marginale vergoeding of geheel kosteloos beschikbaar te stellen. Voor gevallen waar toch een vergoeding wordt verlangd, legt de richtlijn de voorwaarden vast en definieert zij de bovengrens die voor dergelijke vergoedingen is toegestaan. De diensten van de Commissie volgen de tenuitvoerlegging en toepassing van de richtlijn in de lidstaten met grote aandacht. Er zijn een aantal bemoedigende gevallen waargenomen waarbij het hergebruik van overheidsinformatie is toegenomen en er nieuwe innovatieve diensten zijn gecreëerd, waarvan zowel Europese ondernemers als burgers profiteren. De Commissie zal, conform artikel 13 van de richtlijn, in 2008 een evaluatie van de toepassing ervan uitvoeren.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 75 van Johan Van Hecke ( H-1026/07 ) Betreft: Een nieuwe Europese Radio Zender Er is sprake van een Europese Radio Zender, die vanaf april 2008 programma's zal brengen met een Europese invalshoek. De zender zou in eerste instantie een half uur politiek nieuws per dag brengen, de grote Europese culturele evenementen verslaan en ook wekelijks een achtergrondmagazine verzorgen. Niettegenstaande het feit dat een pan-Europese radio een erg lovenswaardig initiatief is, wordt er door de Europese Commissie wel erg veel geld voor uitgetrokken. Deze nieuwe zender zou 5,8 miljoen euro per jaar subsidie krijgen, vijf jaar lang. Dat komt neer op zo'n 15.890 euro per dag. Vindt de Commissie dit bedrag gerechtvaardigd en kan het verklaren dat voor dat bedrag het station niet in alle landstalen te beluisteren zal zijn? Het Nederlands zou er pas in 2009 bijkomen, terwijl zowel een Nederlandse als een Belgische zender tot het consortium van organiserende radiozenders behoren. Antwoord Op 14 december 2007 heeft de Commissie een eenjarig (vier maal vernieuwbaar) dienstverleningscontract getekend met een consortium van 16 Europese radiozenders (en zeven geassocieerde leden). In het eerste jaar zal het de 16 radiozenders, dankzij het aan het consortium toegekende bedrag, mogelijk zijn dagelijks 45 minuten aan EU-informatie uit te zenden. Hiermee komen de uitzendkosten op 1 377 EUR per uur, wat waarschijnlijk de laagste kosten in de radiosector zijn. Het consortium zal 4 200 uur aan programma's gewijd aan EU-gerelateerde zaken in 10 EU-talen uitzenden. Het contract garandeert volledige redactionele onafhankelijkheid. Deze programma's zullen dagelijks naar schatting 19 miljoen Europeanen en 50 miljoen mensen elders in de wereld bereiken. De radio-uitzendingen zullen worden aangevuld met een meertalig internetportaal, met geluid, pod-casting en andere technische voorzieningen en informatiediensten waarvan luisteraars naar wens gebruik kunnen maken. De webpagina's zullen naar verwachting maandelijks ongeveer 60-80 miljoen malen bekeken worden. Het consortium zal een open karakter hebben, waarbij nieuwe leden worden toegelaten mits zij aan de contractueel vastgelegde toelatingscriteria voldoen. Het doel is om per EU-lidstaat ten minste één radiozender aan te trekken, en daarnaast zo veel mogelijk geassocieerde leden. Op die manier zal het aantal talen waarin wordt uitgezonden ieder jaar groeien tot in 2012 alle 23 officiële EU-talen gedekt zijn. Tegelijkertijd zou het aantal uren dat wordt uitgezonden gestadig groeien daar de leden en geassocieerde zenders de programma's steeds verder aan hun respectieve talen aanpassen. * * *
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 76 van Stavros Arnaoutakis ( H-1030/07 ) Betreft: Problemen bij de integratie van de eilandgebieden in de interne markt van de Europese Unie De interne markt is een essentieel economisch instrument in dienst van de burgers en de regio's van de Europese Unie. De interne markt moet vandaag de dag een nieuwe impuls geven aan Europa om een antwoord te bieden aan de uitdagingen van de mondialisering, bij te dragen tot de ontwikkeling en de werkgelegenheid , rechtvaardige prijzen voor producenten en consumenten te garanderen en in te gaan op de sociale en ecologische uitdagingen. De eilandgebieden (met name de kleine en middelgrote eilanden) en hun bewoners, zowel producenten als consumenten, blijven gebukt gaan onder het probleem van uitsluiting en hebben bijgevolg ook moeilijkheden om toegang te krijgen op de Europese markten. Wat denkt de Commissie in het kader van de uitgebreide herziening van de interne markt die onlangs gelanceerd is, hieraan te doen? Antwoord Het 4de verslag over de economische en sociale cohesie (56) , door de Commissie goedgekeurd op 30 mei 2007, bevestigt het belang dat de Commissie hecht aan het bewerkstelligen van een hogere mate van territoriale cohesie in Europa en aan de bijzondere problemen waarvoor bepaalde gebieden zich gesteld zien. In het verslag wordt onder meer de aandacht gevestigd op de uitdagingen en kansen die grondgebieden met specifieke natuurlijke handicaps bieden. Het cohesieverslag heeft reeds een reeks vragen doen rijzen die als basis kan dienen voor de te voeren discussie over de toekomst van het beleid. Een van de vragen die de Commissie stelt, luidt:”Hoe kan het cohesiebeleid beter bijdragen aan een harmonieuze, evenwichtige en duurzame ontwikkeling en daarbij tegelijk de diversiteit van de EU-regio's in acht nemen -- niet alleen de minst begunstigde gebieden, eilanden en plattelands- en kustgebieden, maar ook steden, in verval verkerende industrieregio's en andere gebieden met bijzondere geografische kenmerken?” De Commissie hoopt vele reacties op deze belangrijke vraag te ontvangen en zal verslag doen van de resultaten in het kader van het vijfde voortgangsverslag over cohesie dat in het voorjaar van 2008 verschijnt. De nieuwe regels voor de periode 2007-2013 en de communautaire strategische richtsnoeren bevatten expliciete bepalingen voor gebieden met geografische en natuurlijke handicaps; deze bieden aldus een basis voor vooruitgang bij het aanpakken van specifieke problemen in bepaalde gebieden in programmeringsdocumenten. Tijdens het informele ministersoverleg dat eind mei in Leipzig plaatsvond, heeft de commissaris verantwoordelijk voor regionaal beleid een document gepresenteerd waarin de voorstellen voor de aanpak van territoriale problemen in nationale strategieën voor de periode 2007-2013 zijn beoordeeld. Een van haar opmerkingen luidde dat slechts een klein aantal lidstaten duidelijke en expliciete maatregelen voor specifieke typen grondgebied (d.w.z. berggebieden, kustgebieden, eilanden, dunbevolkte gebieden) had geformuleerd. De bij deze vergadering aanwezige ministers hebben de Commissie gevraagd deze analyse verder uit te werken en in 2008 een verslag inzake territoriale cohesie uit te brengen.
(56)
COM (2007)0273 def.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Commissie zal aldus in september 2008 een groenboek over territoriale cohesie presenteren, waarin zij zal trachten een compleet en samenhangend beeld te geven van territoriale uitdagingen, met inbegrip van uitdagingen die specifiek gelden voor berggebieden, eilanden en andere gebieden met geografische problemen. In dit verband is de Commissie voornemens te onderzoeken hoe in verschillend sectoraal beleid, zoals vervoer, wordt omgegaan met de kwestie van territoriale cohesie. Een alomvattende aanpak is wat nodig is voor communautair beleid, en met name cohesiebeleid, met een gezonde basis, en voor het vinden van geschikte oplossingen voor de noodzaak van harmonieuze en evenwichtige ontwikkeling van de Unie. Deze algemene visie is van essentieel belang in het voorkomen van versplintering van Europees beleid terwijl tegelijk rekening wordt gehouden met de specifieke problemen van de betrokken gebieden. Het groenboek zal in de eerste plaats een geactualiseerde analyse van de ongelijkheden op Europees grondgebied en specifieke territoriale kenmerken leveren. Het zal de definities en gehanteerde concepten op Europees niveau en dat van de lidstaten behandelen (juridische zaken, uitvoeringskwesties gekoppeld aan een enquête die naar de lidstaten is gestuurd, alsmede de operationele programma's van de nationale strategische referentiekaders). Tenslotte zal het een aantal vragen als onderwerp van debat voorstellen. Eilanden en berggebieden zullen in dit groenboek een gepaste plaats krijgen. * * * Vraag nr. 77 van Diamanto Manolakou ( H-1033/07 ) Betreft: Afvalverbrandingsplannen De bewoners van Alivéri verzetten zich tegen de geplande openstelling, ná een positief advies van de Griekse regering, van een installatie van AGET-LAFARGE voor de verbranding van gestandaardiseerd afval en fabrieksafval (RDF). Aan het brandbare materiaal zullen in de loop van het proces zeepoliën, banden, afval uit de Psittalia en andere stoffen worden toegevoegd. Vooraanstaande wetenschappers en wetenschappelijke studies onderstrepen de gevaren voor de volksgezondheid en het milieu (kanker, broeikaseffect) van de verbranding van afval. Weet de Commissie of er milieustudies zijn gehouden en of deze in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving (allemaal met het oog op de openstelling van de verbrandingsinstallatie van AGET-LAFARGE)? Vindt de Commissie dit voornemen verenigbaar met het streven naar vermindering van de uitstoot van gassen die bijdragen aan het broeikaseffect? Is de Commissie om medefinanciering voor dit project gevraagd? Antwoord De meeverbranding van afval in cementfabrieken valt binnen de bepalingen van Richtlijn 2000/76/EG betreffende de verbranding van afval (57) . Het doel van deze richtlijn is het voorkomen of beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu, en hieruit voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid, van de verbranding en meeverbranding van afval. Om dit doel te bereiken bevat de richtlijn strenge exploitatievoorwaarden en technische voorschriften, alsmede emissiegrenswaarden en toezichtseisen voor dergelijke installaties. De voorschriften die zijn vastgelegd voor meeverbrandingsinstallaties
(57)
PB L 332 van 28.12.2000.
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
garanderen dat bij dergelijke installaties een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau wordt bereikt als bij uitsluitend voor afvalverbranding bestemde installaties. Naast de eisen van de afvalverbrandingsrichtlijn zijn alle cementovens met een productiecapaciteit van meer dan 500 ton per dag ook gebonden aan Richtlijn 96/61/EG (58) inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (“IPPC-richtlijn”). De installatie van ΑGΕΤ-LAFARGE valt binnen de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn en dient daarom aan alle hierin gestelde eisen te voldoen. Er moet worden benadrukt dat de installatie beschikt over een milieuvergunning die is afgegeven op grond van de nationale wetgeving waarmee de IPPC-richtlijn en Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling (59) is overgezet. Daarnaast zij vermeld dat het besluit waarmee de milieuvoorwaarden zijn goedgekeurd (60) voor de exploitatie van de afvalwaterverwerkingsinstallatie van Psitalleia (61) mogelijke methoden biedt voor de behandeling van het gedroogde slib dat geproduceerd wordt, inclusief verbranding. De bevoegde autoriteiten dienen er zorg voor te dragen dat deze installaties op een zodanige manier worden geëxploiteerd dat alle toepasselijke preventieve maatregelen worden getroffen tegen verontreiniging, met name door middel van de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). De vergunningen voor IPPC-installaties zouden, op grond van de BBT, emissiegrenswaarden moeten bevatten voor alle relevante verontreinigende stoffen. Deze grenswaarden kunnen strenger zijn dan die welke gelden in het kader van de afvalverbrandingsrichtlijn, en worden mogelijk ook voor andere verontreinigende stoffen vastgelegd. De BBT worden op EU-niveau vastgesteld middels een informatie-uitwisseling tussen deskundigen, welke leidt tot de aanneming door de Commissie van de BBT-referentiedocumenten, beter bekend als de BREF's. De 31 BREF-documenten zijn voor iedereen toegankelijk op de website van het Europese IPPC-bureau. Het BREF inzake de vervaardiging van cement werd als eerste aangenomen in 2001. Dit BREF-document wordt momenteel herzien en de bijgewerkte versie zal met name nieuwe informatie over het gebruik van afval in cementovens bevatten. Er zullen ook nieuwe conclusies inzake de BBT voor deze activiteit in voorkomen. De meeverbranding van afval in cementovens, mits deze overeenkomstig de EU-milieuwetgeving worden geëxploiteerd, zal niet tot een algehele stijging van broeikasgasemissies leiden. Het gebruik van afval afgeleide brandstoffen doet de behoefte aan conventionele fossiele brandstoffen dalen, wat, in het geval van biomassa-afval ook de CO2-uitstoot zal doen afnemen. De Commissie is niet gevraagd om het programma voor meeverbranding van RDF (62) in de installatie van ΑGΕΤ-LAFARGE mede te financieren.
(58)
PB L 257 van 10.10.1996.
(59)
PB L 175 van 5.7.1985.
(60)
Besluit tot goedkeuring van de milieuvoorwaarden
(61)
133725/7.8.2003, als gewijzigd bij Besluit 147363/18.8.2005 en Besluit 125982/27.2.2007.
(62)
Refuse-Derived Fuels – Brandstoffen afkomstig uit afval.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
* * * Vraag nr. 78 van Ivo Belet ( H-1036/07 ) Betreft: IJzeren Rijn Overeenkomstig de in 2004 vastgestelde communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet maakt het project van de IJzeren Rijn deel uit van de prioritaire projecten, meer bepaald van prioritair project nr. 24 (spoorlijn Lyon/Genova-Basel-Duisburg –Rotterdam/Antwerpen). Bij de lijst geselecteerde projecten voor financiering in de periode 2007-2013 die de Commissie op 21 november voorstelde, is het project van de IJzeren Rijn niet opgenomen. Ook al is de uitvoering van een project afhankelijk van een soeverein besluit van de betrokken lidstaten, heeft de Commissie zich geëngageerd “alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat het project conform de richtsnoeren wordt uitgevoerd” (cfr antwoord op vraag H-0759/06 (63) ). Op welke manier zal de Commissie haar eerder engagement verder vorm geven? Overweegt de Commissie ook voor dit project een coördinator te benoemen die de dialoog tussen de betrokken lidstaten moet faciliteren en zo de uitvoering van de werkzaamheden kan bewerkstelligen? Loopt het project “IJzeren Rijn” nu het risico te worden uitgesloten van Europese financiering voor de periode 2007-2013? Antwoord Het project “IJzeren Rijn” staat, in tegenstelling tot wat het beste parlementslid net zei, wel op de lijst van projecten die voor de periode 2007-2013 werden uitgekozen voor communautaire financiering als Trans-Europees Netwerk, zoals de Commissie op 28 november 2007 aan de lidstaten meedeelde. Deze lijst met projecten werd bovendien ook voorgesteld door de Vice-voorzitter voor vervoer op een gemeenschappelijke vergadering van de Begrotingscommissie (BUDG) en de commissie vervoer en toerisme (TRAN) van het Parlement op 21 november 2007. Het besluit van de Commissie, dat zal goedgekeurd worden na de procedure van het inzagerecht van het Parlement, wordt begin 2008 verwacht. In deze lijst staat onder projectnummer EU-24090 een financiering vermeld van 7,29 miljoen €, namelijk 50% van de kosten die volgens de studies in aanmerking komen. Prioritair project 24 (spoorlijn Lyon/Genova-Basel-Duisburg – Rotterdam/Antwerpen) wordt bovendien door Mijnheer Vinck opgevolgd, hij is Europees coördinator voor het ERTMS (European Rail Traffic Management System). * * *
(63)
Schriftelijk antwoord van 26.9.2006.
125
126
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vraag nr. 79 van Saïd El Khadraoui ( H-1039/07 ) Betreft: Klachten naar aanleiding van Verordening (EG) nr. 261/2004 inzake passagiersrechten in de luchtvaart De Commissie publiceerde op 4 april van dit jaar een voortgangsrapport (COM(2007)0168) over de toepassing van Verordening (EG) nr. 261/2004 (64) over passagiersrechten in de luchtvaart. Daaruit bleek dat er heel wat schort aan de toepassing van deze verordening in de lidstaten. De Commissie kondigde in het verslag aan dat ze maatregelen zou nemen om de naleving van de regels te versterken. Intussen worden vanuit diverse hoeken cijfers gepubliceerd over het aantal klachten van passagiers. Volgens antwoord P-1880/06 op een schriftelijke vraag van mijn hand, waren er in 2005 in totaal 3.488 klachten bij de Commissie, het voortgangsrapport COM(2007)0168 van de Commissie meldde 18.288 klachten verzameld door de lidstaten. Het European Consumer Centre Network noteerde in een rapport van 6 december 2007 een stijging van 1.521 naar 2.979 klachten, bijna een verdubbeling dus. Daarom wil ik de Commissie vragen hoe ver zij staat met de in het voortgangsrapport aangekondigde maatregelen die de toepassing van Verordening (EG) nr. 261/2004 moeten versterken, of zij wetgevende initiatieven in dit verband plant, hoeveel klachten en van welke soort de Commissie en de lidstaten ontvangen hebben, of de Commissie de fragmentarische informatie die nu bestaat over de klachten gebundeld heeft en welke maatregelen de Commissie op korte termijn wil nemen om le Lidstaten te verplichten Verordening (EG) nr. 261/2004 beter toe te passen? Antwoord Wat betreft de klachten die door lidstaten zijn ontvangen: Verordening 261/2004 eist niet van lidstaten dat zij de Commissie gegevens over de behandeling van klachten verstrekken. De Commissie beschikt derhalve niet over informatie inzake het aantal klachten dat door nationale handhavingsinstanties in 2007 is ontvangen. Wat betreft de klachten die door de Commissie zijn ontvangen: het Directoraat-generaal voor energie en vervoer heeft in 2006 3819, en vanaf het begin van 2007 tot eind november 2180 klachten ontvangen. Op 4 april 2007 (65) heeft de Commissie in haar mededeling geconcludeerd dat verbetering van de toepassing door luchtvaartmaatschappijen en van de handhaving door de nationale handhavingsinstanties noodzakelijk is. Problemen worden veroorzaakt door het ontbreken van geharmoniseerde procedures voor de handhaving en bepaalde onduidelijke onderdelen van de verordening, zoals waar het gaat over vertraging en annulering, vluchten vertrekkend vanuit niet-EU-landen, plaatsing in een lagere klasse en informatievoorziening aan vrijwilligers bij instapweigering. Om deze zwakke punten te verhelpen, heeft de Commissie in 2007 zes vergaderingen met de nationale handhavingsinstanties en de luchtvaartsector belegd. Deze resulteerden in: overeenstemming over wie waar verantwoordelijk voor is wanneer het gaat om klachtenbehandeling en het uitwisselen van informatie, en
(64)
PB L 46 van 17.2.2004, blz. 1.
(65)
COM(2007)0168.
17-01-2008
17-01-2008
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verheldering van onderdelen van de relevante wetgeving waar de mogelijkheid tot verschillende interpretaties bestaat. Daarnaast analyseert de Commissie de nationale maatregelen die zijn ingevoerd voor de handhaving van gemeenschapsrecht inzake de rechten van luchtreizigers om te controleren of de juiste maatregelen van kracht zijn. Tegelijkertijd is in samenwerking met de nationale handhavingsinstanties en de luchtvaartsector een standaard EU-klachtformulier voor luchtreizigers gecreëerd. Dit zal begin 2008 beschikbaar zijn voor het publiek. Het voorlichtingsmateriaal waarmee passagiers over hun rechten worden geïnformeerd is herontworpen en zal verdere verheldering mogelijk maken. De uitkomst van momenteel bij het Europees Hof van Justitie dienende zaken die betrekking hebben op de definitie van langdurige vertraging en annulering, zou ook moeten bijdragen aan een duidelijke interpretatie van de betreffende teksten. * * * Vraag nr. 80 van David Martin ( H-1040/07 ) Betreft: Verse kip Weet de Commissie dat supermarktkippen vaak maanden oud zijn? Vindt de Commissie ook niet dat het tijd is voor een striktere definitie van 'verse kip'? Antwoord Vlees van pluimvee is het enige soort vlees waarvoor gedetailleerde “handelsnormen” als zodanig bestaan. De handelsnormen bieden een duidelijke en strenge definitie (66) van “vers vlees van pluimvee”. Volgens deze definitie dient vers vlees van pluimvee bewaard te worden “bij een temperatuur die niet lager mag zijn dan -2 °C en niet hoger dan +4 °C.” Derhalve is het niet toegestaan vlees van pluimvee te ontdooien en het vervolgens als “vers” te verkopen. De Commissie onderkent echter dat het nuttig zou zijn om de definitie in de toekomst te herformuleren om te garanderen dat deze geen onderwerp wordt van verschillende interpretaties in verschillende lidstaten. In dit verband bereidt de Commissie momenteel een wijziging voor van de regelgeving voor handelsnormen voor vlees van pluimvee. * * *
(66)
Zie artikel 2, lid 5 van Verordening (EEG) nr. 1906/90 van de Raad van 26 juni 1990, PB L173, 6.7.1990.
127