G E M 21e jaargang no 3 - aug
2013
Genealogisch Erfgoed Magazine dŝũĚƐĐŚƌŝŌŽǀĞƌůĞǀĞŶĞŶǁĞƌŬǀĂŶŽŶnjĞǀŽŽƌŽƵĚĞƌƐ ĞŶŽŶƚǁŝŬŬĞůŝŶŐĞŶŝŶĚĞŐĞŶĞĂůŽŐŝĞ
[2]
INHOUD 3 Beroepen van vroeger: Talmeester - telexist H.M. Lups 5 Het toilet als erfgoed JW Koten 12 Winkelsluiting – het kan verkeren! D. Kranen 16 Ordonnantie 17 Verdwenen dorpen Cartomagie 18 Johannes Baptist Brikkenaar, Rooms Priester en Oculist D. Kranen 19 Online grasduinen in brieven van geleerden Erica Renckens 20 Linked Data René van Horik 21 Schatgraven in statistieken Margriet van Stiphout 22 De handigste cloudprogramma’s Wouter van Noort 23 Publicatie 24 Gezien door de ogen van een Engelse lady D. Kranen 27 Staar, geschiedenis en behandeling JW Koten – D. Kranen 31 Overzicht Genealogische publicaties, afl. 100 H. Klunder
COLOFON Genealogisch Erfgoed Magazine is de voortzetting van 'Ons (Genealogisch) Erfgoed dat tot en met 2009 werd uitgegeven door H.M. Lups, h.o.d.n. Uitg. Alvo te Delft. Overname van artikelen is toegestaan na overleg met uitgever en auteur. Een juiste bronvermelding wordt op prijs gesteld. Het tijdschrift verschijnt in de maanden februari, mei, augustus en december. In verband daarmee is de sluitingsdatum voor de kopij: de 10e van de maanden januari, april, augustus en november. Prometheus Sinds 2000 bestaat er een samenwerking met de Genealogische Vereniging Prometheus te Delft.
REDACTIE
Overwogen wordt de abonnementsprijs met ingang van 2014 met het geringe bedrag van € 0.50 te verhogen. Mogelijk is het wel eens eerder opgeworpen: Als u artikelen over bepaalde onderwerpen mist, dan vragen we u dat te melden. Voortzetting abonnee werving Het is een trend die zo goed als overal zichtbaar is: de aantallen abonnees op tijdschriften c.q. leden van verenigingen, staan onder druk. Maar wie weet met een beetje hulp van uw en onze kant is dat tij misschien te keren! Als u tevreden bent over dit blad, zegt het voort! En waarom probeert u niet een nieuwe abonnee te werven? De nieuwe abonnee krijgt het eerste jaar een korting van € 2,50 op de abonnementsprijs. En u stuur ik een boekenbon t.w.v. € 5,-!!!
Contactpersoon Prometheus H. Klunder e-mailadres:
[email protected] Abonnementen Deze lopen per kalenderjaar. Een abonnement kost € 17.50 per jaar te voldoen op bankrekening NL85 INGB 0005 1395 87 ten name van Administratiekantoor Kranen te Ede.
Opzegging van het abonnement dient schriftelijk (ook e-mail) plaats te vinden en wel vóór 1 december.
juli ~ augustus ~ september 2013
Eindredacteur en uitgever D. Kranen Molenstraat 73 6712 CT Ede telefoon 0318-693803 e-mail:
[email protected] internet: www.erfgoed.info ISSN 2214-2010 © 2010 ADK
[3]
BEROEPEN VAN VROEGER H.M. Lups Talmeester, telmeester Rekenmeester, meester in de cijferkunst Talschipper Schipper van tal- of rondhout.
Taludbaas Opzichter, die bij het afgraven van grond toezicht hout op het in acht nemen van het juiste talud (helling ter zijde van een weg, dijk, kade of wal, glooiing, beloop) om afschuiving te voorkomen. Het talud wordt geregeld naar de meerdere of mindere samenhang van de grondsoorten. Taludwerker Arbeider die de glooiingen van aardwerken op hun talud brengt. Tammaker, tammer, tammissier, teemsenmaker Zevenmaker. Zeven dienden o.a. om verontreinigingen uit meel en melk te verwijderen. Tand- en/of kiesmeester, tantist
Voorloper van de tandarts. Het trekken van tanden en/of kiezen vond vroeger als regel door rondtrekkende kwakzalvers plaats, die er vaak een hele show van wisten te maken. Uiteraard gebeurde dat trekken zonder verdoving.
In 1818 werd deze titel ingesteld en als titel bij de wet verleend. ‘Het afleveren van behoorlijke getuigschriften van bekwaamheid, aan alle degenen die tot … vroedmeester …, oogmeester, tandmeester en drogist ---- wenschen bevorderd te worden, Wet v. 14 maart 1818 (Staatsblad. 160, a. 4 b. Alleen de oog- en tandmeesters, die in het Rijk gevestigd zijn, zullen de bevoegdheid hebben, om, op een getuigschrift van bekwaamheid, verkregen bij eene provinciale kommissie, hunne kunst in het geheele Rijk uit te oefenen. Reglem, a. 19, bij Besl.v. 31 mei 1818 (Staatsbl. 25).‘
Het borduren op stramien wordt soms ook als tapisserie omschreven, maar hoort qua middeleeuwse handwerkslieden thuis bij de borduurders. Info o.a.: W.R. Sevensma, Wanttapijten.
Tangenmaker Oorspronkelijk smid die gespecialiseerd was in de vervaardiging van allerlei tangen voor verschillende doeleinden waarbij het vast te pakken voorwerp niet zonder meer kon worden vastgepakt zoals bijv. een kooltje vuur, een in de juiste maat/vorm te smeden hoefijzer of voorwerpen waarbij handkracht niet toereikend was.
Tapster Verkoopster van bier, gedistilleerd en wijn.
Tapissier 1. Vervaardiger en verkoper van (wand)tapijten. Anders dan door de borduurwerkers werden de wandtapijten, tafelkleden en stoelbe-kledingen geweven. In Nederland kwam deze tak van industrie van de grond door Vlaamse tapijtwevers. De vervaardiging vindt plaats door een bepaalde weeftechniek, eigenlijk een techniek die tussen weven en borduren in staat. Er wordt gebruik gemaakt van twee soorten weefgetouwen, die echter in principe gelijk zijn. Bij de ene staat de ketting verticaal, bij de andere ligt ze horizontaal. Met een groot getouw konden tapijten van bijv. 5 meter breedte worden gemaakt. De modellen voor de wevers werden vervaardigd door kartonschilders.
juli ~ augustus ~ september 2013
2. Behanger en/of tapijtlegger. Tapper Verkoper van bier, gedistilleerd en wijn.
Tar-, tarra-, tarremeester ‘Alle de tarbrieven, binnen deselve tijd uytgegeven ende by den tarmeesteren ondergeteyckent, sullen by de voorgeschreven vollers aen haer voorschreven verdient arbeytsloon voor gelt moeten aenghenomen werden werden ende daeraen cortinge laten strecken (Posthumus, Leidsche Textielnijverheid, 1639); “Dat, soo wanneer eenige beschadigtheyt van Rot, Nat, Mot of anders, aan eenige Baal … bevonden mogte werden, den Verkooper gehouden sal zijn de voorsz. Beschadigdheyt by behoorlyke Tarrabrieven te laten korten” (Handvest van Amsterdam, 1ste Verv. 67 a, anno 1686). Dat de tarra-meesters met alle vlijt ende naerstiheyt de Lakenen voor haar gebracht besigtigen, ende de gebreken daer inne bevonden getrouwelick taxeren sullen (Handv. v. Amsterd. 1133 a, anno 1590; de Tarremeesters sullen van elck Laken voor haer salaris ontvangen vier stuyvers” ((1334 a).
[4]
Ende sullen de voorschreven tarrameesteren de straffen ende tarren met soodanige boeten ende straffen, als syluyden sullen goetvinden, waar naer henluyden so de noppers als trapiers ende coopluyden sullen moeten gedraghen ende tevreden houden (Posthumus, Leidsche Textielnijverh.,1647).’
Producent van teer. Deze donkerkleurige vloeistof werd door droge destillatie gewonnen uit hout en steenkool en werd gebruikt voor het verduurzamen van hout- en touwwerk en voor verlichtingsdoeleinden (teertonnen).
Tasker, tasscher Optaster, stapelaar in een steenbakkerij, tichelwerk
Een Siemens T100 telex machine
Taslegger Persoon die in een tas de korenschoven of het hooi optast. Tassenmaker, tassier Vervaardiger van leren tassen, beurzen, aaszakken en veelal ook riemen. Taververnier, tavernierster Houder/ster van een taveerne, koffiehuis
Teekenmeester Iemand die onderwijs in de tekenkunst geest. Teeldraaaier De teeldraaier vervaardigt op een draaibank houten telen, teilen en kommen. Teenbosser Tenen, dunne takken, voornamelijk van wilgen, maar ook wel van populieren, worden tot bossen gebonden om verder be- en verwerkt te worden (o.a. manden-makers en kuipers). Teerkoker, teerkuiper
Afb. uit Atlas van Stolk, tekenaar Hermanus Numan (begin 19e eeuw) Teerlingmaker Vervaardiger van dobbelstenen. Telegrafist Voor dat de telex, automatische radioapparatuur en computer met al zijn mogelijkheden tot ontwikkeling kwam maakte men onder meer gebruik van telegrafie. Een semafoor was een optische telegraaf die met behulp van seintorens een afstand van tien tot twintig km kon overbruggen. Later kwam de elektrische telegraaf tot ontwikkeling waarbij de telegrafist tekst omzette in een elektrische code, als regel gebaseerd op morsestekens. Nog later werden deze tekens verzonden via de radio (radiotelegrafist). Een radiotelegrafist werd ook marconist genoemd. Men kon ongeveer honderd lettertekens per minuut verwerken. Telexist Na de ontwikkeling van de telegraaf kwam de telex tot ont-wikkeling. Dit was typen op afstand. Wat op de ene typemachine werd ingetikt, werd elders uitgetypt. In Nederland begon de PTT met een telexdienst in 1932.■
juli ~ augustus ~ september 2013
[5]
HET TOILET ALS ERFGOED J.W. Koten
Nergens is het toilet zo geperfectioneerd als in Japan. De vormgeving van het toilet weerspiegelt heel duidelijk de Japanse technische aard en de grote zin voor properheid. Je beseft dan dat achter de vormgeving van het toilet en de wijze van toiletgebruik een hele cultuur zit. Vandaar mijn stelling dat men de hoogte van een cultuur van een land kan aflezen aan de toilet cultuur.
Een Japans toilet. Op het uitvergrote bedieningspaneel (links op de bovenste foto) ziet u de diverse mogelijkheden van dit toilet uitgebeeld.
Dat de wc veel weerspiegelt van het culturele erfgoed van een land is duidelijk te zien in het Midden Oosten. In mijn woning in Aleppo had ik destijds twee wc's namelijk een westerse en oosterse, of duidelijk gezegd een ‘zit-wc’ en een ‘hurk wc’. Bij mijn zit-wc had ik een rol wc papier hangen. We spoelden het gebruikte wc-papier met de fecaliën door. Dat had men liever niet. Want in veel gevallen had men geen aansluiting op het riool maar een septic tank in de tuin, waar de inhoud van de excrementen werd opgeslagen. Jaarlijks moest deze septic tank geleegd worden, wat een heel gedoe was. Men had daar liever geen papier bij. Vandaar dat het in het Midden Oosten gebruik is, het gebruikte wc papier in een metalen korf te deponeren.. Dit werd dan dagelijks verbrand. Besef daarbij dat het klimaat in het MiddenOosten zeer droog en heet kan zijn terwijl het water soms zeer schaars is. Rioolverstoppingen kunnen sneller optreden door papieren doekjes. Een positief punt is dat door de droogte de excrementen snel uitdrogen en een betrekkelijk reukloos poeder worden dat voor bemesting kan worden gebruikt. Dit maakt dat de afvoer van excrementen minder problemen geeft dan in Europa waar fecaliën langer vloeibaar blijven. Hurk WC Bij onze hurk-wc was een waterslang om na het toiletgebruik je af te spoelen. In het begin gebruikten wij de Europese wc waarbij we natuurlijk het wc papier gebruikten. Op den duur gingen wij steeds meer de hurk-wc gebruiken en na gebruik spoelde ik mij met de douche goed af. Dat verfriste in deze warme omgeving je lijf en dat was heel aangenaam. De natte bips droogde vrijwel onmiddellijk op. Ik had al snel gemerkt dat wanneer je in de subtropische omgeving je niet goed wast, je gemakkelijk prurigo ani (jeuk in het anusgebied) kon krijgen. juli ~ augustus ~ september 2013
Oosterse toilethygiene Het na het toiletgebruik grondig met water wassen is natuurlijk veel hygiënischer dan met een papiertje feces uit te smeren en het huidgebied tussen je bilnaad te besmeuren. Het voorkomt heel wat eczeem-klachten. Het hurktoilet is geen comfortabele manier van stoelgang maar wel veel hygiënischer. Bovendien is de hurkhouding de beste manier van defecatie omdat door de hurkhouding de druk op de darmen wordt verhoogd. Zeker in warme gebieden waar men toch al tot hardlijvigheid neigt kan men in hurkhouding de darmen beter evacueren. Proctologie Vanwege het klimaat doet men in warme landen ook veel meer aan preventieve proctologie. Proctologie is de studie van het anusgebied en de defecatie. Het woord ‘procto’ is afgeleid van het Griekse woord proctos dat uitgang betekent. Dit gebied is zeer kwetsbaar en er zijn talrijke aandoeningen die grote deskundigheid verder bij de behandeling. Jaarlijks was er bij de bedrijfsarts een proctologisch routine onderzoek. Daarbij werd het anale (anus=aars) gebied geïnspecteerd en de toilethygiëne besproken. Eventuele aanpassingen van het zitmeubilair kwamen daarbij aan de orde. Privacy belangrijk Een belangrijk punt bij onze toiletgang is dat men in Europa erg op privacy is gesteld.
[6]
Een van de publieke secreten onder de brug bij de Nieuwezijds Voorburgwal, tekening door J.M.A. Rieke, ca. 1884, Gemeentearchief Amsterdam Het is in Europa nu eenmaal gebruikelijk dat men zich bij de stoelgang afzondert. Vandaar dat men lange tijd de wc ook wel privaat noemde. In veel landen buiten Europa kent men deze behoefte aan privacy bij het urineren of defeceren niet en gebeurt dit nog steeds vrij publiek zoals in het verre Oosten nog wel wordt gezien. De vraag kan gesteld worden: hoe komen we aan onze huidige wcgewoonten en hoe is dat in de loop van de geschiedenis zo gegroeid. Ook onze toiletgang behoort net zoals de voeding bij ons culturele erfgoed zoals hier zal blijken. Veel van deze gewoonten zijn echter van recente datum. Voorheen was dat allemaal veel primitiever. Je kunt grofweg stellen dat onze moderne toilet gewoonten pas ontstonden toen riool en waterleiding beschikbaar kwamen. Velen beseffen nog amper dat de moderne wc in Nederland pas na de tweede wereld oorlog algemeen gebruikelijk is geworden. Op het platteland was lange tijd geen riolering en waterleiding voorhanden en bleef nog lang het huisje achter of naast het woonhuis voortbestaan, waarbij men zich 's nachts met een nachtspiegel (po) moest behelpen die in een commode of nachtkastje werd geplaatst. In steden waar nu eenmaal veel mensen dicht op elkaar wonen, is een goede afvoer van de menselijke excrementen essentieel. De cholera epidemieën vanaf 1832 tot ca. 1879
hebben dit besef hardhandig bijgebracht. Het was niet ongebruikelijk dat de excrementen in het grachtwater terecht kwamen en waardoor de besmetting werd verspreid. Woorden voor ons toilet Het woord wc (watercloset) ontstond in Engeland midden in de 19e eeuw. Dat is niet vreemd want daar waren de eerste riolen en waterleidingen: De afkorting wc betekent watercloset. Closet is een kleine ruimte (meestal inloopkast) die men kan afsluiten (to close = sluiten). Ons huidige woord toilet is van Franse afkomst en is een verkleinvorm van toile of doekje dat de dames gebruikten bij de opmaak. Dit woord toile is verwant aan ons woord tule. In mijn jeugd was het woord plee erg gangbaar, De afkomst van dit woord is onzeker. In sommige kringen is het woord plee gangbaar gebleven. In Engeland is het equivalent woord ‘The Loo’, dat vermoedelijk van het Franse woord l'eau (=water) afstamt. In grote instellingen was het woord latrine niet ongebruikelijk en het latrine systeem wordt nog steeds door verkenners en in militaire kampementen gebruikt. Latrine is nu vaak synoniem met een primitief buitentoilet dat meestal door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt, meestal zittend op een boomstam. De excrementen vallen dan in een gegraven goot, waarbij na gebruik de drek met zand worden bedekt. Er bestaat een grote reeks van honderden schuttingwoorden voor toilet en stoelgang. In het medische jargon spreekt men van excrementen en feces als men menselijke uitwerpselen bedoeld. Ontwikkeling van het toilet Voor het gemak bespreken we de stoelgang en het toilet in twee hoofdstukken namelijk voor en na juli ~ augustus ~ september 2013
de uitvinding van ons huidige moderne watercloset. We beginnen hier met de oudere primitieve privaten: die in Rome, in de middeleeuwen en daarna De oudste vormen van het toilet: Rome Het gebruik van toiletten begint al ver voor onze jaartelling, maar het massale gebruik daarvan ziet men het eerste in de hoofdstad van de antieke wereld: Rome. In zijn hoogtijdagen had Rome meer dan één miljoen inwoners en dat betekende dat de sanitaire voorzieningen voor de afvoer van excrementen goed geregeld moesten zijn.
Romeins openbaar toilet In deze steden kende men grote publieke privaten waarbij de excrementen in een valgoot door stromend water werden afgevoerd. Om zich te reinigen gebruikte men een sponsje op een stokje (tersorium), dat na gebruik in een bak met water, waar zout en azijn aan waren toegevoegd, werd gereinigd. Ook reinigde men zich wel met potscherven (pessoi); een gebruik dat al bij de Grieken bestond. Het toilet was in Rome een plaats van ontmoeting. Het was zelfs niet uitzonderlijk wanneer Romeinen naast elkaar zittend op het toilet zakelijke of politieke gesprekken voerden. De menselijke excrementen hadden handelswaarde. Urine werd in de textielindustrie gebruikt en fecaliën voor bemesting. Op de handel van excrementen werd zelfs belasting geheven. We hebben er de uitdrukking ‘geld stinkt niet’ aan overgehouden.
[7]
Deze uitdrukking danken we aan keizer Vespanianus toen zijn zoon Titus bezwaar maakte tegen de belasting op excrementen. Vespanianus liet men ruiken aan een munt die niet stonk maar wel afkomstig was van deze belasting. Hij zei toen: Pecunia non olet (geld stinkt niet). Middeleeuwen Tijdens de middeleeuwen ontstonden steden, kloosters en kastelen waar veel mensen tegelijk aanwezig waren. Dit vroeg een goede regeling van de afvoer van de excrementen. In kloosters had men vaak gezamenlijke latrines, soms met zittingen van hout of steen. De excrementen vielen in een ruimte die op verschillende manieren werd gereinigd o.a. door lopend water. Urine verzamelden de monniken in urinalen, deze diende voor de leer en textielbewerking. Van delen van de urine werden ook geneesmiddelen gemaakt. In de opkomende steden had men meestal publieke latrines die vaak boven rivieren of andere waterlopen waren geconstrueerd. Ook werden de excrementen wel in vergaarbakken (beerputten) verzameld afkomstig van publieke latrines die vaak in binnenplaatsen waren opgesteld. De inhoud van deze beerputten werd dan vaak voor de bemesting van de stadstuinen gebruikt. Dit gebruik van humane mest als bemestingsproduct heeft nog tot in de 20e eeuw voortgeduurd. Op deze wijze werden veel worminfecties verspreid, omdat met het eten van de groenten ook een worminfectie werd opgelopen dankzij de wormeieren die daaraan kleefden. Voor de nachtelijke uren gebruikte men toiletpotten van aardewerk die men onder het bed zette. In kastelen bestonden in de hoge vertrekken buiten-toiletten in uitbouwtjes hoog boven de grachten, waarbij de geloosde excrementen vanaf grote hoogte in
de slotgracht vielen. Voor het personeel waren er gemeenschappelijke latrines waarbij eveneens de excrementen in de slotgracht belandden.
als mest verkocht. In veel grachtensteden werden de wcpotten in de grachten en rivieren leeg gespoeld. Het eerste spoeltoilet In 1596 werd het eerste spoeltoilet ontwikkeld door Sir John Harington waarbij de uitwerpsels in de pot door waterspoelingen werden afgevoerd en gereinigd. Dit model zou 200 jaar later het prototype voor onze wc worden. Sir John was een petekind van Queen Elisabeth I die een dergelijke wc in het koninklijk paleis installeerde. Deze vorm van toilet werd door sommigen nagevolgd, maar het gebruik bleef goeddeels beperkt tot Engeland.
Latrine van de burcht van Bouillon Op het platteland werden de latrines buiten het huis aangelegd en geplaatst boven de beerputten waar ook de mest van varkens en koeien terecht kwam. e
16 eeuw Met de toename van de welvaart van Europa neemt de toiletcultuur geleidelijk aan een andere wending. Een van de nieuwigheden was een zitstoel met daar onder een pot (kakstoel) waarin de excrementen werden opgevangen. De pot kon niet na gebruik van de stoel afgehaald worden en moest met een deksel worden afgesloten. Vooral welvarende mensen gingen steeds meer zo'n kakstoel gebruiken wat tot de uitdrukking ‘koude kak’ leidde. Men doelde hierbij op mensen die zich beter voordeden dan ze waren. Dit type personen hadden de kakstoel voor de sier. Ze gebruikten dus niet de warme kakstoel maar deden hun behoeften stiekem in het koude buitenprivaat. Iedere morgen moest men deze stoelpotten legen en reinigen. Dit legen werd gedaan in een beerput die bij ieder huis te vinden was. Op gezette tijden werd deze geleegd en juli ~ augustus ~ september 2013
In Frankrijk had deze vinding geen succes en bleef de toiletstoel het meest gangbare. Men zegt wel dat Lodewijk de 14e al zittend op deze stoel zijn gasten en ministers ontving en dan gezeten in deze stoel overlegde. Geleidelijk aan ziet men echter dat de stoelgang door de invoering van de commode steeds meer een privaat karakter krijgt vaak in een kleine aparte kamer of op de slaapkamer. Vooral koude landen heeft deze vorm van stoeltoiletten zich nog tot heden te dagen op sommige plekken van het platteland weten te handhaven.
Latrine boven de sloot gebruikt op het platteland
veel
[8]
Eind 18e eeuw Vanaf de 18e eeuw was het gebruikelijk dat bij het huis een klein gebouwtje stond (privaat) afgesloten door een deur met een hartvormig gat, De zitting was een houten plank met een groot ventraal gat dat met een houten deksel werd afgesloten. De excrementen kwamen in een beerput of septic tank terecht. Door vergisting en beluchting verdween vrij snel de kwade geur. Op gezette tijden moest deze septic tank worden geleegd. Op boerderijen kwamen de uitwerpselen in een beerput samen met de vee-mest. In veel huizen had men dus geen binnen-wc's. Bij koud weer en 's nachts was dat natuurlijk niet prettig. Veel van deze huisjes werden uiteindelijk bij de aanleg van de riolering op de riolering aangesloten. In vrijwel alle gezinnen stond naast het bed dan ook een nachtkastje waarin zich onzichtbaar voor het oog een nachtspiegel (po) bevond die dagelijks moesten worden geleegd. Deze nachtspiegels waren van tin of geglazuurd aardewerk gemaakt en soms fraai versierd. Door dit glazuur waren deze potten minder kwetsbaar en beter schoon te maken.
Zij bleven vaak gereserveerd voor oudere mensen die vanwege mobi liteits problemen van het buitentoilet geen gebruik konden maken. Vaak waren het zware objecten die moeilijk verplaatst konden worden. Het reinigen van de potten was een probleem. Een technische verbetering was het aanbrengen van een pompje om de bak te legen en schoon te krijgen. De doorbraak op toiletgebied De grote revolutie op toilet gebied ontstond door de cholera-epidemie van 1830. Dankzij het geniale werk van Dr. Snow werd duidelijk dat de cholera werd verspreid door besmette fecaliën waarvan sporen in het drinkwater terecht kwamen. Dit leidde in Engeland vanaf 18501960 tot de aanleg van een riolering en drinkwaterleiding netwerk. Nederland volgde 10 jaar later met de aanleg van de riolering in Amsterdam gevolgd door andere grote steden. Deze nieuwe situatie bracht de mogelijkheid van afvoer van menselijke drek via het riool en het schoon spoelen van de fecale opvangpotten met gebruik van water. Dit werd de basis waarop zich het water closet kon ontwikkelen. (zie artikel over Cholera van dezelfde auteur in GEM nr. 4 van 2012)
Sevres (1831)
Tinnen pot en de luxere variant Geleidelijk aan werden bovendien de stoeltoiletten meer algemeen maar waren toch wel kostbaar.
bourdaloue
kamerpot
Omdat in Engeland de eerste waterleidingen en riolen waren, had Engeland bij de toiletontwikkeling het initiatief. Een lange reeks van overwegend Engelse uitvinders verbeterden de wc zoals we die nu kennen, door in eerste instantie voort te borduren op het werk van Harington die we eerder ontmoetten bij de ontwik-
juli ~ augustus ~ september 2013
keling van het toilet van Koningin Elisabeth I. Een groot aantal prototypen kwam op de markt, gevolgd voor verdere verbeterde versies. We noemen hier slechts enkele van de belangrijkste uitvindingen en hun constructeurs. Een zeer belangrijke vinding was de stankafsluiter (zwanenhals) die door Alexander Cunnings, een horlogemaker, in 1775 werd bedacht. Joseph Brama, een meubelmaker, patenteerde in 1778 als eerste een verbeterde versie van deze stankafsluiter van Cunnings. Later volgden verbeteringen door George Jennings die het schaalmodel-wc bedacht waardoor de feces met het spoelwater sneller in de zwanenhals van het toilet terecht kwamen (1852). Bij de WC kent men het schaalmodel (ook wel vlakspoeler of wash-out) en de dieptespoeler waarbij de feces onmiddellijk in de zwanenhals komen. De vlakspoeler heeft medisch gezien de voorkeur omdat men dan de feces beter kan inspecteren, o.a. op kleine bloedingen die kanker verraden. De dieptespoeler (de wash-down) heeft de voorkeur in kleine ruimten omdat daar de feces onder waterspiegel verdwijntenen minder geurbelasting geven. In de Angelsaksische landen is dit laatste model verreweg het meest gebruikte. In ons land was tot voor kort de vlak-spoeler gangbaar. Van Loghem heeft in zijn leerboek (1950) de voor en nadelen van beide toilettypen afgewogen.
Verder bedacht hij nog tal van andere verbeteringen bij de aansluiting van de wc-pot op het riool. Jennings legde de toiletten in de St Pauls Cathedral aan toen men in 1872 een feestdienst hield vanwege het herstel van de prins van Wales van vlektyfus. Succes was daarmee verzekerd. De loodgieter Joseph Adamson bedacht een systeem hoe men de WC het best op de riolering kon sluiten. Dit zonder dat rioolstank de toiletruimte binnendrong. Hij construeerde daarvoor een sifon met een klepsysteem (1853) De positionering van deze toiletten in kleine ruimten bevorderde de privacy.
[9]
Bovendien was dit ook tijd van Queen Victoria (1822-1901) gekenmerkt door een grote preutsheid, ook in te lande. Aanvankelijk werden de wc-potten handgemaakt van aardewerk. Je ziet ze incidenteel nog wel in herenhuizen voorzien van prachtige decoraties
vooral in Angelsaksische landen het standaard toiletmodel geworden. Frederick Humpherson verbeterde vormgeving door o.a. het voetdeel van de wc te ontwerpen. Thomas Crapper wordt ten onrechte als uitvinder van de wc beschouwd. Maar hij was slechts een handige entrepreneur en eigenaar van een groot loodgietersbedrijf. De uitvindingen van anderen werden in zijn bedrijf wel verder verbeterd. Zijn onderneming patenteerde diverse toilet onderdelen zoals een verbeterd sifon-systeem waarbij ook Twyford betrokken was. Ook patenteerde zijn bedrijf de bekende automatisch vullende stortbak door gebruik te maken van een baldrijversysteem dat een watertoevoerkraan opereerde. De spoeling werd met een wc-trekker in gang gezet.
Delfts blauw Vooral onder invloed van de Art Nouveau waren dat soms rijk gedecoreerde kunstwerkjes. Dit was voor de gewone man te duur. Bovendien waren aardewerk toi-letten meer kwetsbaar. Een belangrijke verbetering was die van Thomas Twyford (een pottenbakker) die in 1870 de geglazuurde porseleinen wc bedacht die in een gietstuk te fabriceren was. Dit geglazuurde toilet was beter te reinigen en te onderhouden. Dit is ons standaard wc-model geworden. Hij zocht daarbij hulp bij bekende porseleinfabrikanten zoals Wedgwood. Uiteindelijk werkte hij een modelvorm uit waarbij hij de vindingen van Jennings weer perfectioneerde. Dit model leende zich voor massafabricage. Ook de vorm van het toilet werd aangepast voor een goed spoelresultaat. Daarvoor ontwikkelde hij de diepte-spoeler, die gemakkelijker te fabriceren was dan het schaalmodel. Deze zijn
Crappers bedrijf kreeg een geweldige stimulans doordat kroonprins Edward zijn wc voor zijn paleizen bestelde en hem een soort koninklijk ereteken toekende. Crapper werd de bekendste fabrikant van wc's in Engeland. Zijn naam werd in de technische wereld synoniem voor spoel-wc. Later werd ook in de gewone wereld ‘Crapper’ als synoniem voor toilet gebruikt. Einde negentiende eeuw Pas vanaf de jaren 1870-1880 kwamen in veel Nederlandse juli ~ augustus ~ september 2013
steden riolering en waterleiding beschikbaar. Maar nog in lang niet ieder huis was een aansluiting aanwezig, zodat men zich nog tot aan de 2e Wereldoorlog met drektonnen moest behelpen. Meestal stonden deze drektonnen in een van de woonruimten achter een scherm, maar ook wel op de overloop of het balkon. Deze tonnen werden op gezette tijden opgehaald. Ieder gezin had zijn eigen ton Later kreeg men het systeem van wisseltonnen die wekelijks een andere kleur hadden. Het ophalen van de tonnen gebeurde in Amsterdam via een grachtenschip of via paard en wagen, maar ook via een handduwbak. Vanwege de geur werd deze wagen wel eufemistisch ‘de wagen van Boldoot’, of ‘de 4711’ genoemd. Boldoot en 4711 waren en zijn bekende geuren. Boldoot was een Nederlands bedrijf dat een succesvol reukwater met die naam op de mark bracht. De uitvinder Jacobus Cornelis Boldoot erfde in 1789 van zijn vader een pand aan de NieuwezijdsVoorburgwal te Amsterdam. Daar startte hij een apotheek en verkocht allerlei poedertjes, zalfjes en een zelf ontwikkelt op alcohol gebaseerd geneesmiddel. Het zou een goed middel zijn tegen hoofdpijn en andere kwaaltjes. Nu bleek dit middel niet erg werkzaam, maar in de loop van de 19e eeuw kwam het in trek als toiletartikel (Eau de Cologne) en het werd sinds 1876 ook in zeep verwerkt. In 1900 had Boldoot in Amsterdam al 16 panden als productieruimten in gebruik en in 1902 vestigde Boldoot in Amsterdam een nieuwe zeepfabriek aan de Haarlemmerweg. Boldoot is momenteel onderdeel van Coty een Frans cosmetica concern.
volgens George Hendrik Breitner (1857-1923) Vanwege de stankoverlast en het primitieve gedoe met het tonnensysteem werd naar andere
[10]
systemen van excerement afvoer gezocht. Een van de eerste van deze nieuwe systemen dat tijdelijk in Amsterdam ingang vond was het Liernurstelsel Het Liernurstelsel is het eerste grote Nederlandse rioleringsstelsel geweest. Het werd rond 1870 in sommige Amsterdamse wijken toegepast. Het was een uitvinding van de Nederlandse ingenieur Charles Tilleman Liernur en werd aangelegd onder leiding van stadsingenieur J.G. van Niftrik. Het systeem werd rond het jaar 1874 ook in Dordrecht aangelegd, onder leiding van opzichter F. Muller die in Amsterdam ervaring had opgedaan met het systeem. De toiletpotten in de woonhuizen werden aangesloten op buizenstelsel, waar al de excrementen door afzuiging in een centrale beerput werden verzameld Daar werden dan de afvalstoffen zodanig verwerkt dat die als mest gebruikt konden worden. Er werd bij dit stelsel geen gebruik gemaakt van het doorspoelen, omdat dan het maken van compostmest moeilijk werd. Om de stankoverlast in de huizen tegen te gaan werden er leidingkleppen geïnstalleerd. In 1896 werd de gevelbelasting gebruikt om
het Liernurstelsel te onderhouden.
Affiche van de illustrator Henri Privat- Livemont (ca. 1897) Het Liernurstelsel werkte goed, maar was toch niet echt een adequate vorm van excrementen
afvoer, mede vanwege de kosten en de com-plexiteit. Ook de opbrengst van de excrementen viel tegen. In 1906 besloot de gemeente Amsterdam daarom het Liernurstelsel niet meer te gebruiken. Aansluiting op het stedelijke rioolstelsel had de voorkeur. Daarna werden geleidelijk de meeste wc's op het stadsriool en het waterleidingnetwerk aangesloten,. Het was aanvankelijk daarbij niet ongebruikelijk dat in meer-etage woningen meerdere families een gezamenlijk toilet gelijkvloers hadden dat in toerbeurt moest worden schoongemaakt.
een de riolering en de waterleiding pas laat werd aangelegd. Men kreeg weliswaar de bekende wc-potten (van het diepe type) die op het riool waren aangesloten maar er was geen waterspoeling. In veel gezinnen behielp men zich dan met een grote kan water die naast de wc was opgesteld en waarmee men dan de wc mee doorspoelde. Daarnaast zag men in sommige wijken ook nog het wisseltonnen-systeem dat pas einde jaren 1950 verdween. Door de verhoogde waterdruk zijn momenteel voetvrije WC’c gangbaar geworden met een operationele verbetering van de waterbak en het flushing-systeem.
Begin twintigste eeuw Rond het begin van de 20e eeuw zien we in Nederland geleidelijk aan het spoeltoilet volgens het schaalmodel algemeen worden. Aanvankelijk gebruikte men Crappers. In oudere huizen ziet men deze Engelse toiletpotten nog wel eens. Geleidelijk aan kwam echter een eigen Nederlandse wcindustrie op gang die toiletpotten konden leveren. Bekend waren de toiletpotten uit Maastricht. Belangrijke stimulans voor een betere wc-hygiëne was de nieuwe woningwet van 1901. Deze verplichtte tot bepaalde hygiënische voorzieningen in huis bij de bouw. Meer en meer werden in de nieuwbouwhuizen in die periode badkamers geïntroduceerd die meestal waren voorzien van een boven-toilet. Op de benedenverdieping was soms een toilet in de garderobe ingericht bedoeld voor gasten en bezoekers. Aanvankelijk was de waterdruk niet hoog genoeg om de wc door te spoelen. Vandaar dat men hoge stortbakken toepaste waarmee na het trekken aan een handel via een valbuis het water met hoge valsnelheid de fecaliën in de wcschaal wegspoelde.
Andere wc-attributen Naast de ontwikkeling van de spoelbak-wc zien we ook andere attributen ontstaan zoals een toiletvergrendelaar, wc-papier en toiletreinigers. Goede deur vergrendeling met draaiknop en ‘Vrij en Bezet’ bestond nog niet. In de beginperiode gebruikte men het bekende haakje. Trouwens het monteren van de draaisluiting op de gewone deur was moeilijk. Heel lang werd op het toilet krantenpapier gebruikt. Kranten werden in vierkantjes van ca. 10 cm geknipt en aan een spijker opgehangen. Op het platteland bestond deze situatie nog tot aan de tweede wereldoorlog, omdat in de plattelandswinkels geen wc-rollen beschikbaar waren. Tijdens de bezetting was er bovendien een schreeuwend te kort aan papier en dit gold ook voor wc-papier. Officieel is het toiletpapier een Amerikaanse uitvinding. In plaats met het natte nat doekje dat bij de reiniging werd gebruikt bedacht Joseph Gayette (1857) iets nieuws. Hij ontwikkelde vochtige papieren toiletblaadjes die met aloë en andere kruidenextracten waren geïmpregneerd en die in eerste instantie waren bedoeld voor mensen met jeuk of pijn in het anale gebied. en werden in pakketjes van 500 blaadjes verpakt. Hij verkocht dit wc-papier als medicinaal papier. Ze waren duur maar sloegen goed
Op het platteland en ook in kleine steden (zoals Zwolle) bleef tot rond de jaren 1950, de vroegere situatie nog lang voortduren omdat daar juli ~ augustus ~ september 2013
[11]
aan. Later kwamen ook droge papieren wc-blaadjes. Seth Wheller produceerde de eerste wc-rollen maar dat bracht hem geen commercieel succes. De eerste massaal geproduceerde wc-rollen werden door de Scott Paper Company in 1879 op de markt gebracht. Geleidelijk ziet men tevens de bijpassende wc-rolhouders verschijnen. Dit wc-papier was veel goedkoper en kwam binnen het bereik van de gewone burger. De eerste wc rollen kenden nog geen perforaties, je moest het wc papier van de rol afscheuren. In 1879 bedacht Walter Alcock de bekende wc-rollen met perforaties. Wij in Nederland gebruiken grootformaat blaadjes, in Frankrijk en vele andere landen zijn deze scheur-blaadjes veel kleiner. Aan de ontwikkeling van het wc-papier is veel technisch vernuft besteed zodat het papier beter reinigde en steviger werd. Er was natuurlijk een hevige concurrentie op deze lucratieve markt. Splintervrij papier werd in 1935 op de markt gebracht. Voor de tweede wereldoorlog waren de wc rollen enkellaags; pas in 1942 kwam in Engeland toiletpapier met meerdere lagen in gebruik. In 1948 komt de eerste luchtverfrisser op de markt. De wc werd ook bij uitstek de plaats voor de wc-verjaardagskalender. Dit is een typisch Nederlandse gewoonte die ik nauwelijks in andere landen zag. Al voor de bezettingsperiode had men deze kalenders, het is een gewoonte die in Nederland verder is gegroeid. Ongeveer 50% van de Nederlandse wc’s heeft zulke kalender. De standaardvormgeving is gewoonlijk lang en smal passend bij de enge omgeving. Ook op de vormgeving en materiaalkeuze van de wc-ring en -deksel heeft men zich nogal uitgeleefd. Het aantal typen toilet-ringen/deksels is welhaast eindeloos, zowel wat betreft vorm als materiaalkeuze. Geleidelijk aan is er zelfs een hele decoratieve toiletkunst ontstaan,
waarbij kalenders, foto’s, ansichtkaarten, boekenplanken, spiegels, fonteintjes etc. niet meer zijn weg te denken.
Ook de joden kennen overeenkomstige reinigings-voorschriften, eveneens met een semi-religieus karakter. Verre Oosten Uiteraard waren de Chinezen en Japanners zoals met meer zaken ons ver vooruit. De Chinezen gebruikten al toiletpapier enkele eeuwen voor onze jaartelling en in Japan werd dit gebruik geïntroduceerd door de Chinezen tijdens de Nara-periode (8e eeuw).
Le Troubadour, Frans pakje toilet papier uit de jaren 1960 Ook dat is typisch Nederlands. In sommige bedrijven zijn kalenders vaak voorzien van bedrijfsgebeurtenissen maar er worden ook wel, borden geïnstalleerd voor dienstmededelingen.. Toiletrituelen in andere landen buiten Europa Het gebruik van wc-papier wordt in veel landen als onhygiënisch gezien. Hier wast men zich na het defeceren. In primitieve omgeving plaatst men naast het toilet enkele met water gevulde flessen die men bij deze reiniging gebruikt. Midden Oosten In het Midden-Oosten is een handdouche gebruikelijk, die rechtshandig wordt vast gehouden terwijl men zich linkshandig reinigt. In de koran is het element reinheid zeer belangrijk. Voordat men bidt behoort men zich goed te reinigen. Er zijn veel Arabische geschriften die over reinheid gaan en die een semi-religieuze betekenis hebben. Een bekend geschrift is Qadaabul Ha'aja (het zich zelf reinigen). Hierin wordt aanbevolen dat men met de linkerhand het anus gebied reinigt bij het wassen. De linkerhand wordt dan ook als onrein beschouwd en het geven van de linker hand wordt als een belediging beschouwd. juli ~ augustus ~ september 2013
Winnende reclame actie in 2007 In veel landen in het verre Oosten wordt in de toiletpot een fon-teintje gemonteerd dat water in de bilspleet spuit waarbij men zich ook rechtshandig kan reinigen. Samengevat Het toilet weerspiegelt de cultuur van ons land en behoort daarom tot ons cultureel erfgoed. Ik hoop met dit korte verhaal echter de hoofdtrekken van de ontwikkeling van het toilet hier te lande te hebben geschetst. Daarbij heb ik me vooral op de wc in huis geconcentreerd. Over de vormgeving van publieke privaten wellicht een andere keer. Bronnen J. Roling, Schoon en net, (1986). M. Groffen, Lekker fris, (2009) J.J. van Loghem, Algemene gezondheidsleer, 4e druk, (1950) Ph. Carlier e.a. Toilet Hygiene in the classical area. BMJ 345: (2012)■
[12]
WINKELSLUITING - HET KAN VERKEREN! Dick Kranen Indien u onder uw voorouders winkeliers en/of winkelpersoneel tegen bent gekomen, dat is het ongetwijfeld interessant voor u te weten hoe het vroeger geregeld was met hun werktijden. De laatste jaren is er regelmatig publiciteit over de openingstijden van winkels en het wel of niet toestaan van koopzondagen. En hoeveel dan wel? Gelukkig zijn er prachtige hulpmiddelen om dit uit te zoeken. Zoals ik dat wel vaker doe, ben ik gaan zoeken op de website Historische Kranten. De vraag die ik me stelde was: sinds wanneer en hoe vaak is er sprake geweest van advertenties en artikelen met het onderwerp winkelsluiting? En welk beeld komt daaruit naar voren?
Winkels waren bijna onbeperkt open. Het interieur van een bakkerswinkel uit de 19e eeuw
ook van de kant van de voorstanders. Dit alles is natuurlijk niet los te zien van de ontwikkelingen die zich aftekenden bij bijvoorbeeld de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond. Deze bond werd opgericht in 1894 op aanstichting van de bekende Amsterdamse vakbondsleider Henri Polak (1868-1943), nadat deze enkele jaren in Londen had doorgebracht, waar de vakbeweging veel verder in ontwikkeling was.
In een verslag van een vergadering van deze bond stond in De Amsterdammer van 13-11-1896 onder meer: ‘Onder langdurig applaus der vergadering stelde spreker (H. Polak) binnen niet te langen tijd de acht-en-veertigurigen werkweek in ’t zicht’. Ook in het buitenland met name in Engeland was men druk aan het ijveren voor minder werkuren. Op het gebied van werktijden was er niets geregeld, iets wat we ons vandaag nauwelijks kunnen voorstellen, In de Amsterdamse gemeenteraad speelde de kwestie eind 1901 op, na aandringen van de Amsterdamsche
Tot 1930, het jaar waarin de Winkelsluitingswet van kracht werd, mochten Nederlandse winkeliers hun zaak zo lang openhouden als ze zelf wilden. Heel gebruikelijk was een sluitingstijd van elf uur ’s avonds. Ook op zondag waren de winkels open. Dat wil zeggen dat de winkelier en zijn personeel wel 80 uur per week werkten. Vooral vanaf het begin van de 20e eeuw kwam er steeds meer aandacht voor dit probleem, juli ~ augustus ~ september 2013
Winkeliersvereeniging en de Bond voor Winkelpersoneel. Er werd in 1902 een commissie onder voorzitterschap van mr. M.W.F. Treub ingesteld die de opdracht kreeg te onderzoeken of een verplicht sluitingsuur wenselijk was. De genoemde winkeliersvereniging organiseerde kort na het instellen van de commissie Treub een enquête onder ca. 6.000 winkeliers. Een grote meerderheid bleek voorstander van een wettelijke regeling en wenste sluiting om 21.00 uur. De commissie tekende ook een aantal argumenten van voor- en tegenstanders op. Vóór inperking van de arbeidstijden: ‘Om niet voortdurend slaaf te zijn’ (sigarenwinkelier); ‘omdat de mensch geen machine is’ (winkelier in meubelen); ‘om meer tijd in de huiselijke kring door te kunnen brengen’ (juwelier); ‘mijn gasverbruik kan dalen.’ (drogist). Maar ook de tegenstanders hadden hun begrijpelijke motieven: ‘omdat ik na acht uur ’s avonds het meest verkoop’ (banketbakker); ‘na 11 uur ’s avonds mijn drukste verkoop’ (slager); ‘omdat een broodbakker nooit gesloten kan zijn’; ‘omdat ik de vrijheid liefheb’ (andere bakker). Tegenstanders kwamen wel vaker met dat vrijheidsargument op de proppen, signaleerden de enquêteurs.
[13]
Uit de resultaten van de enquête werd bovenstaand staatje opgemaakt dat een wel zeer schokkend te zien geeft. (te vinden in 7.000 Rapport Treub II, pag.16) 6.000
winkelsluiting: aantal treffers
5.000
Uit dit grafiekje is op te maken 4.000 dat er tot en met 1889 slechts zeer weinig (15) vermeldingen 3.000 zijn te vinden, maar des te meer 2.000 in de jaren erna. 1.000
Het duurde echter nog jaren - tot 29 juni 1911 – voor de Amsterdamse gemeenteraad de verordening op de winkelsluiting vaststelde. Winkels moesten nu om 21 uur sluiten en op zaterdagavond om 23 uur. Tijdens de drukke Sinterklaas- en Kerst tijd mochten winkels tot 23 uur openblijven. Winkelsluitingswet van 1930 De toenmalige Minister van Arbeid J.R. Slotemaker de Bruine kreeg op 29 november 1930 de Winkelsluitingswet aangenomen. De wet trad in werking op 1 mei 1932. Verboden werd een winkel voor het publiek open te houden tussen 20 en 5 uur en zondags. De wet gold ook voor het kappersbedrijf. Met zondag werd alleen de kalenderzondag bedoeld. Uitgezonderd waren rijkskantoren, apotheken, koffiehuizen, hotels, verkoop van dag- en weekbladen, ijs, winkelwaren van ingaande, uitgaande en passerende schepen en de verkoop uit automaten. Op zondag was verkoop dus verboden, behalve voor brood en banket en dan slechts gedurende de ochtend of 6 achtereenvolgende uren. Een winkelier die zaterdags sloot mocht ’s zondags als compensatie gedeeltelijk open zijn. Overigens zijn de wetten van vóór 1976 altijd afgestemd geweest op het kostwinnersmodel: de vrouw kon tijdens werktijd winkelen, de man was aan het werk. Dat is sinds de jaren zeventig steeds minder ge-
0
bruikelijk geworden door het ontstaan van het andere leef- en werkpatronen. Dat heeft een groeiende behoefte aan ruimere openingstijden van winkels tot gevolg gehad. Tijdens de Tweede Wereldoorlog beperkte de Duitse bezetter de winkeltijden nog verder. Vanwege verduisteringsregels moesten winkels al om zes uur sluiten. Dat beviel veel winkeliers goed. Toen de regering deze sluitingstijden in 1951 wettelijk vastlegde – en ook een verplichte zondagsluiting invoerde – vonden ze dat prima. Het beeld dat uit de krant naar voren komt De allereerste advertentie die ik tegenkwam was de melding van de heer Dijkstra te Leeuwarden die te kennen gaf voortaan op zondag zijn winkel te willen sluiten. WINKELSLUITING op ZONDAG Ondergeteekende geeft aan zijne geëerde begunstigers te kennen dat voortaan des ZONDAGS tot VERKOOP zijn Winkel GESLOTEN zal zijn. Zich verder vriendelijk in ieders gunst aanbevelende J.W. DIJKSTRA den 1 Februarij 1853. In den Valk op den Wirdumerdijk. [Leeuwarder Courant, 1-2-1853]
juli ~ augustus ~ september 2013
Herberg De Valk (derde van rechts) in 1834, gedeelte van een schilderij van W.F. Jansen. (Gemeentearchief Leeuwarden) De actie van Dijkstra was duidelijk privé, want over navolging of commentaar is niets te vinden. Af en toe werd er een proefballonnetje opgelaten, zoals in 1878 in Utrecht; ook nu geen navolging: Ook hier (Utrecht) heeft men beproefd een algemeene winkel-sluiting ten 8 uur uit te lokken. Maar ook hier was geen eenstemmigheid, zoodat de voorstellende winkeliers hun denkbeeld laten varen. [De Tijd, 30-11-1878]
In 1880 verscheen er in de Achterhoekse krant De Graafschapbode een zeer originele advertentie van twee winkelbediendes die onder de schuilnamen WINKELBEDIENDE en ZONDAGVRIJ een stukje in de krant plaatsten waaruit hun verlangen naar meer vrije tijd blijkt; ’t liefst deze komende zomer al!
[14]
De genoemde winkelbedienden reageerden op een Ingezonden (helaas ook anoniem) in dezelfde krant van 24 april. Daaruit bleek dat men in Bredevoort al veel verder was! Eerst het ingezonden stukje: Dinxperlo, 20 April 1880 Mijnheer de Redacteur! De ondergeteekende heeft in de Winterswijksche courant gezien, dat heeren winkeliers aldaar besloten hebben, hunne winkels des zondags namiddags om 2 uren te sluiten, hetwelk in Breedevoort reeds jaren is geschiedt. Zeer wenschelijk zoude het wezen, dat ook hier in onze gemeente, de heeren winkeliers zouden kunnen overgaan, om dat voorbeeld van naburige gemeenten te volgen. Ten einde, dat hier ook de winkelbedienden, eenige uren in de week ter hunner beschikking hebben, om het schoone van de natuur te kunnen beschouwen, en dat dan niet het grootste en schoonste gedeelte van het jaar voorbij vliegt, zonder daar wat van te genieten. In de hoop dat deze mijne regelen spoedig de Heeren Winkeliers tot eene vergadering moge bijeenroepen, en alsdan het spreekwoord alhier ook mag gelden ‘eendracht maakt macht.’ U bij voorbaat dankzeggende voor de opname dezer regelen, teeken ik mij UEd. Dw. Dienaar, N. N. [Graafschapbode, 24-4-1880]
Dinxperlo, 6 Mei 1880 Mijnheer de Redacteur! Do ondergeteekenden hebben met genoegen het stukje van de winkelsluiting op Zondag, voorkomende in uw veelgelezen blad van 24 April gezien, en betuigen hiervoor hunnen hartelyken dank aan den inzender. Van ganscher harte hopen zij, dat zyn streven met den gewenschten uitslag mag bekroond worden en dat onze patroons en verdere heeren winkeliers er spoedig gevolg aan zullen geven, zoodat zelfs dezen zomer nog voor ons daardoor wat meerder vreugde mag aanbrengen. Tevens onzen dank voor de opname van deze regelen, verblijven wij met de meeste achting UEd. Dw. Dienaren,
E. WINKELBEDIENDE, V. ZONDAGVRIJ [Graafschapbode, 8-5-1880]
De voordelen van verandering zijn duidelijk, maar er zal niets veranderen als men zich niet organiseert! STADSNIEUWS:
Vervroegde Winkelsluiting. Sedert eenigen tjjd is in onze beide voornaamste handelssteden, Amsterdam en Rotterdam, een beweging op het getouw gezet, waarvan wij met sympathie kunnen gewag maken: zij betreft de vervroegde sluiting van winkels. Nieuw is de zaak zeer zeker niet, maar vooral in Nederland is tijd noodig vóór het nut van den eenen of anderen algemeenen maatregel, wanneer daarmede van een tot dusver gevolgde gewoonte wordt afgeweken, tot het bewustzijn van het publiek is doorgedrongen. De argumenten, welke vóór de zaak pleiten, — op de eerste plaats de verlichting van de dikwijls uiterst vermoeiende taak van winkelbedienden en neringdoenden-zelven; de besparing, voortvloeiende uit het verminderd verbruik van gaslicht; de vrjje beschikking over de avonduren voor den winkelier, enz. — liggen te zeer voor de hand dan dat het noodig zou zijn, er verder de aandacht op te vestigen. Te Rotterdam schijnt omtrent dit punt grooter overeenstemming te bestaan dan bij ons: bij onderlinge afspraak hebben schier alle winkeliers en magazijnhouders in eenige der voornaamste winkelstraten sedert de vorige week te 9 uren gesloten. Dat evenwel ook te Amsterdam meer en meer het verlangen naar dergelijken maatregel begint te ontwaken, bewijzen verschillende ingezonden stukken in het Handelsblad en in andere bladen. [..] Zeer te recht wordt in het Dagblad van Nederl. van heden opgemerkt dat de verwezenlijking van het beoogde doel onuitvoerbaar zal blijken, tenzij de winkelstand zich organiseert en degenen die dezelfde soort van kleinhandel uitoefenen, zich vereenigen. Bij zoodanige vereeniging en onderlinge bespreking zouden zeer juli ~ augustus ~ september 2013
spoedig met volledige kennis van zaken het vóór en tegen de zaak kunnen vastgesteld en tegen elkander afgewogen kunnen worden. Voorshands wil het ons toeschijnen, dat de argumenten, door de voorstanders van vervroegde sluiting aangevoerd, heel wat krachtiger zijn dan die welke, met het oog op het vreemdelingenverkeer enz., tot een zoo laat mogelijk openhouden der winkels worden in het midden gebracht. [De Tijd, 9-71888]
Albert Hahn tekende deze dodelijk vermoeide winkelbediende voor het sociaal-democratische zondagsblad Het Volk (21 oktober 1906 Vervroegde winkelsluiting Door de patroons, die zich tegenover de afdeeling 's-Gravenhage van den Nederlandschen Bond van Confectie-bedienden hebben bereid verklaard dien Bond te steunen in zijn streven naar Zondagsrust en vervroegde winkelsluiting is thans besloten, hun winkels tot 15 Maart a.s. des avonds te 9 uur te sluiten. [Nw Tilburgsche Courant 14-91905]
[15]
Aletta Jacobs over het lange staan voor het vrouwelijk winkelpersoneel [ca. 1882-1883] ‘Toen ik mij, als eerste vrouw-doctor in den lande, te Amsterdam kwam vestigen,(ca 1880) mocht ik mij vrij spoedig in een drukke praktijk verheugen. Op mijn spreekuur kwamen tal van seksegenooten hulp en raad vragen. Onder haar bevonden zich van den aanvang af vele winkeljuffrouwen, wier klachten wat de hoofdzaak betreft steeds op hetzelfde neerkwamen. En bijna altijd bleek na onderzoek, dat zij leden aan gynaecologische afwijkingen, waarvan ik de oorzaak slechts kon toeschrijven aan het feit, dat deze jonge vrouwen uren en uren achtereen en elken dag weder opnieuw moesten stáán. In die jaren toch werden, althans in de groote steden, de winkels meestal niet vóór elf uur 's avonds gesloten. Aangezien de werkdag van het personeel des ochtends om acht uur begon, beteekende dit voor de winkeljuffrouwen dat zij, behoudens de zeer korte rustpoozen voor de maaltijden bestemd, gedurende dien ganschen langen arbeidsdag achter de toonbank moesten staan, waar geen zitgelegenheid van welken aard ook was aangebracht.[..] Toen in 1902 de zaak waarvoor ik sinds jaren had geijverd, zich in de belangstelling der regeering mocht verheugen, heb ik nog eenige Kamerleden op de hoogte gebracht van de groote belangen, voor duizenden jonge vrouwen verbonden aan het tot stand komen van een wet als door mij bedoeld en gewenscht. Daarna was mijn taak in deze afgeloopen. Inderdaad heb ik de voldoening gesmaakt, dat ongeveer twintig jaar nadat ik voor de eerste maal gewezen had op de noodzakelijkheid om het bedienend personeel in winkels en magazijnen achter de toonbank gelegenheid te geven om te gaan zitten, het aanbrengen van zitplaatsen bij de Wet werd voorgeschreven’.
Uit: Aletta H. Jacobs, Herinneringen van Dr. Aletta H. Jacobs, Amsterdam (1924), pag. 117-130. Aletta heeft zich ca. 20 jaar beijverd voor het wettelijk voorschrijven van voldoende zitgelegenheid in de winkels. Uiteindelijk met succes!
Voorstanders beginnen zich te roeren. Overigens kun je je afvragen hoe deze manufacturier er toe kwam stof af te gaan snijden in opdracht van een groepje jongelui!
WETTELIJKE TING
WINKELSLUI-
Protesten tegen de Winkelsluiting
Door de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Waalwijk is adhaesie betuigd aan het adres der Kamer te Zutphen, waarin deze ontraadt het indienen van een wetsontwerp tot verplichte winkelsluiting op werkdagen. De Kamer is van oordeel, dat alles behoort te worden gedaan ten einde den Middenstand den strijd om het bestaan te vergemakkelijken en in het in te dienen wetsontwerp ziet zij een maatregel, die aan de winkeliers groot nadeel zal berokkenen, doordat de vrijheid, waarmede zij hun beroep uitoefenen in niet geringe mate zal worden belemmerd. [De Tijd, 10-3-1909]
Er zijn gisteravond weer vergaderingen gehouden om te protes-teeren tegen de verordening op de winkelsluiting. In Parkzicht werd onder leiding van de heer V. Augspurg eem bijeenkomst van winkeliers uit district V gehouden, met het doel ook in dat district een comité van verweer te vormen. De voorzitter wees op verschillende onbillijkheden in de ver-ordening, waarna tal van winkeliers hunne grieven en bezwaren te kennen gaven. Bij deze discussie bleek weer, dat vele kleinwinkeliers groot nadeel door de verordening ondervinden. Een bakker maakte het Raadslid Ketelaar er een ernstig verwijt van, dat hij vóór de verordening gestemd had, wijl toch de heer Ketelaar niet schroomde zeer laat te koopen. In zijn chambercloak en op zijn pantoffels was deze geachte vertegenwoordiger der burgerij, zoo vertelde de spreker, dikwijls 's nachts bij hem geweest om warme cadetjes te koopen. Vele winkeliers klaagden over het hinderlijk optreden van de voorstanders tegen de tegenstanders. In buurt IJ waren op een Zondagavond vele ruiten van winkeliers, die eenige avonden na de inwerkingtreding der verordening toch open gebleven waren, met verf besmeerd en ook waren zonneschermen van enkele winkels totaal bedorven. Een winkelier had zich hierover bij de politie beklaagd en toen ten antwoord gekregen, dat hij dan maar op tijd sluiten moest. Hij verzocht het comité tegen dergelijke politiebescherming te protesteren en werk van de zaak te maken. Verschillende sprekers uitten den wensch om door een krachtige beweging het mogelijk te maken, dat honderden winkeliers weer open blijven na negenen. Zoodoende hoopte men de verordening tot een wassen neus te maken. [Het Nieuws van den Dag, 12-101911]
De Kamer van Koophandel was nog niet zo ver! De middenstander moest beschermd worden. VERVROEGDE WINKELSLUITING Te Enschede is op voorstel van de Handelsvereeniging aldaar met ingang van 17 dezer de vervroegde winkelsluiting om 9 uur ingevoerd. Vrij algemeen sloten de winkels op dat uur, echter niet alle, w.o. eenige banketbakkerswinkels, manufactuurwinkels e.a. Een troep opgeschoten jongens trokken deze winkels langs en maakten het de winkeliers lastig. Zoo lieten ze aan een manufacturier eenige coupons stof voor een kostuum afsnijden welke ze hem lieten behouden onder de opmerking, dat het na negen uur was en ze in principe voor winkelsluiting om 9 uur waren. Dergelijke streken werden in andere winkels uitgehaald, om de eigenaars te dwingen tot sluiting. Veel heeft het echter nog niet geholpen, ook hedenavond waren dezelfde winkels nog open. Of algeheele winkelsluiting om 9 uur een feit zal worden, valt dus nog te betwijfelen. [Tilburgsche Courant, 21-9-1909]
juli ~ augustus ~ september 2013
[16]
Tijdens de bezettingsjaren moesten om diverse redenen de winkels verplicht eerder hun deuren sluiten. Na de oorlog bleven deze maatregelen van kracht omdat bleek dat in die tijd ieder zich er goed in kon vinden. Vervroegde winkelsluiting Het besluit dat de drie plaatselijke middenstandsorganisaties kortgeleden maakten, betreffende de vervroegde winkelsluiting, zal Dinsdag a.s ingaan. Dit houdt in, dat van dien datum af, de meeste zaken 's avonds gesloten zullen zijn om 19 uur, behalve des Zaterdags, op welken dag de op 20 uur is gesteld. Voorts is een middagsluiting ingevoerd van half een tot één uur. [Nieuwe Provinciale Courant, 31-5-1941]
Groninger
Wink eur begin 20e eeuw. Beschikken de dames over een zitgelegenheid? Winkelsluiting Ten einde misverstand te voorkomen, wordt er de aandacht op gevestigd, dat de winkels in het tijdvak van 1 October -1 April verplicht zijn hun zaken open te hebben gedurende de eerste vijf werkdagen der week van 10 tot 13 en op Zaterdag van 10 tot 19 uur. Voorts blijft de mogelijkheid bestaan de zaken voor het publiek open te hebben van 5 tot 18 uur en op Zaterdag van 5 tot 19 uur.
bescherming van winkelier en van het bedienend personeel. Het is te hopen voor zowel het personeel als de winkelier, dat de diverse organisaties die op dat gebied invloed hebben, voldoende historisch besef hebben om te voorkomen dat de openingstijden weer worden vrijgegeven! Verwonderlijk is het feit dat het lijkt dat kerken in de beschreven tijd niet of nauwelijks actief betrokken zijn geweest bij de winkel-sluitings perikelen. Zo op het oog zijn het vooral de bonden die zich sterk maakten voor menswaardige openings- en werktijden. Hoewel de auteur zeker niet voor zondags openstelling van winkels is, is het toch vreemd dat er van kerkelijke zijde nu wel bezwaren leven tegen winkelen op zondag. Dat lijkt tegenstrijdig. In dat opzicht lijkt er een verrechtsing te hebben plaatsgehad in de jaren 1930-1960. Maar dat is een heel ander verhaal! Maar mocht u hier toevallig meer over weten, dan houd ik me zeer aanbevolen! Bronnen -Wikipedia -Thimo de Nijs, in Ons Amsterdam feb. 2010: Een banketbakker kan nooit gesloten zijn, De eerste strijd om de winkelsluitingstijden -Historische Kranten http://kranten.kb.nl -Oosthoek’s Geillustreerde Encyclopedie (1939) -K.P.W. Besuijen, Vervroegde Winkelsluiting, (1906) Opmerking auteur Cursiveringen en dergelijke in de overgenomen advertenties zijn voor rekening van de auteur.■
[Rotterdamsch Nieuwsblad, 26-91942]
Conclusie en terugblik Het bovenstaande overziende mogen we dankbaar zijn dat er winkelsluitingswetten zijn ingevoerd. Ter 1
Af te kopen juli ~ augustus ~ september 2013
Ordonnantie verbiedende het beletten van de Schouten, Dienaars van Justitie, en andere Bediendens van de Regeringe of Justitie Een ygelijk zy gewaarschouwt de Schouten, Dienaars van de Justitie, nog andere bediendens van de Regeringe of Justitie met het apprehendeeren, wegvoeren van delinquenten, vagabonden, of bedelaars, of het uytvoeren van eenige generale of particuliere ordres van politie of justitie in hun functie besig wesende, qualijk te bejegenen, te bespotten of te schelden, veel min te verhinderen. Op poene, ingevalle van quade bejegeninge, spotten of schelden, van te water en te brood te werden geset voor de tijd van veertien dagen, met niet minder dan 30 guldens te redimeren1 ten behoeve van de heer Officier. En ingevalle van dreygen of feytelijkheyd van swaarder te werden gestraft, aan den lyve, en selfs met de dood na exigentie van saken. Merkwaardig vindt u niet? Is er dan echt niets nieuws onder de zon?■
[17]
VERDWENEN DORPEN OP DE KAART GEZET Een kerkhofje verscholen achter de coulissen, potscherven in de aarde en de klei, een notitie in een oud geschrift, anekdotes die al eeuw-enlang rondgaan, het gebeier van een klok die er niet is... Het zijn allen getuigen van gehuchten, dorpen en zelfs enkele steden die ooit hebben bestaan in Nederland, maar die om diverse redenen zijn verdwenen. In zijn boekenserie ‘Verdwenen dorpen in Nederland’ (zie www.verdwenendorpen.nl) brengt Bert Stulp de verdwenen nederzettingen opnieuw tot leven. Alle nederzettingen vertellen in de serie een uniek verhaal over het leven van weleer en over de gevolgen van cruciale gebeurtenissen die leidden tot het verdwijnen van deze nederzettingen. De meeste nederzettingen in Nederland zijn verdwenen door overstroming, bijvoorbeeld door het doorbreken van de dijken. In Zeeland, Noordoost-Groningen en de voormalige Groote Waard zijn daardoor in de late Middeleeuwen talloze nederzettingen van de kaart ver-dwenen. Ook aan de rand van de grote meren die ontstonden door grootschalige veenontginning zijn neder-zettingen overstroomd doordat de wind het water zo krachtig opstuwde dat de dijken het niet meer konden keren. Dit is bijvoorbeeld gebeurd bij het voormalige Haarlemmermeer. Ten slotte zijn er nederzettingen verdwenen doordat rivieren in de loop van de jaren hun bedding verplaatsten. Verstuiving door zand is een andere reden waardoor nederzettingen zijn verdwenen. Oorlogen hebben ervoor gezorgd dat vele bewoners hun nederzettingen zijn ontvlucht. Als zij ooit te-
rugkeerden, troffen zij hun nederzetting geruïneerd of verbrand terug. In Zeeland zijn enkele nederzettingen bewust onder water gezet om de Zuiderlingen tegen te houden. Nederzettingen zijn niet altijd plotseling verdwenen. Water, wind en oorlog vormden op veel plaatsen een zodanige dreiging dat de bewoners er de voorkeur aan gaven om zich elders, op een veiliger plaats, te vestigen. Daardoor zijn vele nederzettingen reeds ontvolkt voordat
ze zijn overstroomd, overstoven door zand of door oorlogsgebeurtenissen tot een ruïne zijn geworden. In de veengebieden in het westen en in het noordoosten van Nederland zijn zelfs vele nederzettingen verplaatst, omdat het veen rond de nederzetting reeds ontgonnen was en. De bewoners bouwden hun huizen even verderop opnieuw op, om het daar ter plaatse aanwezige veen te kunnen ontginnen. Enkele nederzettingen zijn zo zelfs drie of vier keer verplaatst. Ook concurrentie met naburige nederzettingen heeft ervoor gezorgd dat nederzettingen zijn verdwenen. juli ~ augustus ~ september 2013
Handelsvoordelen en een betere ligging ten opzichte van wegen en water hebben de concurrentiestrijd uiteindelijk beslecht. Ten slotte zijn er nederzettingen verdwenen door de aanleg van industriegebieden en infrastructuur. In Nederland zijn meer dan 500 nederzettingen van de kaart verdwenen, en nog altijd worden er aanwijzingen gevonden van meer nederzettingen die ooit in Nederland hebben bestaan. Onlangs heeft cartograaf Eddie Poppe het initiatief genomen om de door Bert Stulp beschreven nederzettingen opnieuw op de kaart te zetten, op een kaart van verdwenen dorpen in Nederland. Het resultaat is een kleurrijke kaart die alle steden, dorpen en gehuchten presenteert, inclusief de reden van verdwijning. De ondergrond is een mix van de IKAW, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, de AMK, de Archeologische Monumentenkaart en de basistopografie, met een schilderij van de Sint Elisabeth vloed en de dijkbreuk bij Wieldrecht als decor. Contouren van Nederland in 800 en 1500 zorgen voor een bijzonder schaduw-effect. De kaart is een echte aanwinst voor geïnteresseerden in de geschiedenis van Nederland, en in verdwenen nederzettingen in het bijzonder. Uiteraard is de kaart prima te combineren met de boeken uit de serie ‘Verdwenen dorpen in Nederland’. U kunt de kaart als poster (A1) bestellen via www.cartomagie.nl.■ De kosten zijn € 22,50 per exemplaar, excl. € 6,75 verzendkosten (€ 29.25). Abonnees op dit blad betalen in totaal slechts € 25.- [aangeven bij uw bestelling!]
[18]
JOHANNES B. BRIKKENAAR, ROOMS PRIESTER EN OCULIST (1688-1760) D. Kranen In de Tegenwoordige staat der Vereenigde Nederlanden1 wordt bij de beschrijving van Oudorp het volgende vermeld : 'Hier is eene Statie van Roomschgezinden, waer toe de meeste ingezetenen behooren. Zij wordt bediend door een wereldlijk Priester, tegenwoordig Joannes Baptista Brikkenaar, wiens naam en agting wij gedenken, om zijne beroemde kundigheid in de kwaalen der oogen, en getrouwheid in het melden en behandelen van derzelve geneezinge'. Brikkenaar was in 1711 pastoor van Oudorp bij Alkmaar geworden. In 1740 ontstond er een vacature voor een pastoor in Alkmaar. Brikkenaar toonde zijn belangstelling, maar helaas, er werd een jeugdige priester, W. Kleef, benoemd. Er werd beweerd dat deze benoeming niet zuiver was verlopen. Men hield Brikkenaar voor een tegenstander van de nieuw benoemde en voor de schrijver van het gedicht: Ontzwagtelde val van Heli of wolf in de schaapskooi, waartegen te Mechelen een stuk verscheen, getiteld: De vermomde wolf in het schaapsvel. Brikkenaar schreef hiertegen weer een Verdediging, die in Alkmaar gedrukt werd, en dat opnieuw twist geschrijf uitlokte.2 Waarschijnlijk had onze pastoor het niet zo druk in Oudorp want hij prees zich in de krant aan als oculist. De kennis had hij, volgens de 1
Deel 8, 1750, blz 399
onderstaande advertentie, van zijn vader en oom gekregen. Op zijn beurt gaf hij zijn kennis en ervaring weer door aan zijn neef Ewoud van Dijk. Die het op zijn beurt weer doorgaf aan zijn zoon, Johannes Brikkenaar van Dijk. Helaas overleed deze en werd zijn broeder Willem de volgende schakel. De Heer Jan Baptist Brickenaer, Proost van Sint Adelbert tot Aken, Priester tot Oudorp, wonende een quartier uurs buyten de Stad Alckmaer in Noord Holland, volgens langduurige onderrichtinge van sijn Vader en Oom met veel en alderbest gevolg aen verscheyde blinde Menschen onder de zegen van den Alderhoogsten het gesicht wederom gevende, maeckt aen een ygelijck bekent, dat de toeloop soo groot en sijn andere besigheden niet minder zijnde, hy alle Vrydagen, Saturdagen en Sondagen te spreken is, en om dat de afgelegenen niet te vergeefs door de Weeck souden komen, gelijck meermaels nu geschied, sal hy die bestemde tijt tot het ondersoeken van alle ooggebreken en bequame hulpmiddelen ('t zy door lichten, 't zy door andere manieren na eysch van de quael) daer voor te geven, besteden. Niemand hoeft sig te schromen; maer een ygelijck sal onderrichtinge vinden. Dit liefdenswerck tot den MedeMensch laet wel ondersoeck toe, en mag het licht wel veelen. (OHC van 31 okt. 1724, herhaald 7 nov. en 11 nov.) Een R.-K. priester als reizend geneesheer. In de OHC van 1756 no. 28 lezen wij dat de ‘kunst’ is doorgegeven: Jan Baptist Brikkenaar, roomschpriester te Ouddorp bij Alkmaar, maakt bekend, dat hy het lichten der oogen en de behandeling des oog-quaalen geleerd heeft aan zijnen neef Ewoud van Dyk, getrouwt 2
Navorscher 1861,172 + DBNL juli ~ augustus ~ september 2013
met zijn broeders dochter Cornelia Brikkenaar, woonachtig te Alkmaar, om tegelyk met hem de kunst te oeffenen, en omdat hy reeds verscheyde proeven van zijne bequaamheyd gegeeven heeft, kan hem yder zo wel gebruiken als den gemelden: Hij zal alle eerste maandagen van yder maand, uytgenomen de drie wintermaanden, te spreken zijn in den Ouden Graaf van Holland in de Kalverstraat te Amsterdam, daar gemelde Brikkenaar voor deezen gewoon was te logeeren. E[woud] VAN DYK, Stads Oculist te Alkmaar, zal in plaats van zyn Overleeden Zoon J. BRIKKENAAR VAN DYK, Med. Doct. en Oculist, alle eerste Maandagen van de Maand te spreeken zyn in het Logement De Witte Moolen, op ’t Cingel in Amfterdam, de Brieven te adresseeren op zyn Buyten, te Alphen.(AC 1-6-1780) WILLEM BRIKKENAAR VAN DYK of PIETER DOZY, Oculisten, de eerste te Alkmaar, en de tweede onder Alphen woonende , zullen, alle eerste Maandagen van eiken Maand, te spreeken zyn in 't Logement De Witte Molen, op den Cingel, te Amfterdam. (AC 25-4-1795) Pieter Dozy werd in 1795 Schout van Alphen (tot 1811). Daarna was hij vrederechter tot zijn overlijden in 1836. W. BRIKKENAAR VAN DYK, van Alkmaar, is te spreeken alle eerste Woensdagen van de maand, in de Nieuwe Stads Herberg, aan het Y. (AC 28-6-1804)■
[19]
ONLINE GRASDUINEN IN BRIEVEN VAN GELEERDEN ePistolarium maakt zeventiende eeuwse correspondentie doorzoekbaar Erica Renckens Binnenkort vindt de lancering plaats van het ePistolarium, een online onderzoeks omgeving rond ruim 20.000 brieven van zeventiende-eeuwse geleerden uit negen verschillende verzamelingen. ‘Het begint eigenlijk pas net leuk te Waarom brieven? Tot halverwege de zeventiende eeuw bestonden er nog geen wetenschappelijke tijdschriften. De brief was het belangrijkste communicatiemiddel van geleerden. Via brieven deelde men de laatste ontdekkingen, nieuwste debatten, boeken, tips en roddels. Iedere geleerde van naam voerde een correspondentie van al snel duizenden brieven. Ze vormen daarmee een waardevolle bron voor wetenschapshistorici.
worden!’ Charles van den Heuvel is vanuit het Huygens ING betrokken bij het onlangs afgeronde Geleerdenbrievenproject, waar de afgelopen vijf jaar ook het Descartes Centre, de Koninklijke Bibliotheek, DANS en de universiteiten van Amsterdam en Utrecht aan werkten. Gedurende die tijd is het karakter van het project iets bijgesteld. ‘Oorspronkelijk was het de bedoeling om een collaboratory te bouwen’, aldus Van den Heuvel. In een virtuele omgeving zouden wetenschaps-historici kunnen samenwerken en het materiaal verrijken. ’Maar het bleek geen goed idee om het systeem direct open te stellen; de initiële interface en resultaten van het automatisch herkennen van topics in meertalige
brieven waren nog niet goed genoeg.’ Onderzoekers werken steeds meer virtueel samen. Het heen en weer e-mailen van documenten creëert vaak een chaos van revisies en versies. En de chaos kan groeien naarmate meer onderzoekers samenwerken. Voor het virtueel samenwerken kan gekozen worden voor een online samenwerkingsomgeving of collaboratory.
350 spellingsvarianten De mogelijkheden van het ePistolarium zijn daarom uitgebreid met verschillende taaltechnologische methoden. ‘De meest geavanceerde is waarschijnlijk de taalonafhankelijke topic modeling’, vertelt Walter Ravenek, die als ontwikkelaar vele uren in het project heeft gestoken. Op basis van het gezamenlijk voorkomen van woorden bepaalt deze methode de onderwerpen die in de brief behandeld worden. ‘Daarmee kunnen we de gebruiker wijzen op vergelijkbare brieven, kunnen we zoeksuggesties geven en kan men zoeken naar vergelijkbare zinnen in de verzameling.’ Daarnaast kent het ePistolarium automatisch trefwoorden toe aan de brieven, herkent het de taal waar in de brief is geschreven, herkent het namen in de tekst en normaliseert het de spelling. Van den Heuvel: ‘Alleen al voor Christiaan Huygens vonden we meer dan 350 spellingsvarianten in de verzameling.’ Het is de bedoeling dat de database in de toekomst wordt uitgebreid met nieuwe verzamelingen. ‘Dat maakt niet alleen breder onderzoek mogelijk, maar verbetert ook de resultaten van de analyses’, aldus Ravenek. De onderzoekers zijn druk bezig juli ~ augustus ~ september 2013
met vervolg aanvragen met internationale partners, waarin ze ook de plannen voor het collaboratory meenemen. Van den Heuvel: ‘Het zou jammer zijn om nu te stoppen, terwijl het net spannend begint te worden.’
De correspondentie van Constantijn Huygens omvat ruim 7000 brieven en vormt één van de negen verzamelingen die op dit moment zijn opgenomen in het Epistolarium. Huygens en zijn secretaris, geschilderd door Rembrandt van Rijn in 1627 Uitbreiding De onderzoekers zijn druk bezig met vervolg aanvragen met internationale partners, waarin ze ook de plannen voor het collaboratory meenemen. Van den Heuvel: ‘Het zou jammer zijn om nu te stoppen, terwijl het net spannend begint te worden.’ De meest genoemde namen in de correspondentie van Antonie van Leeuwenhoek
[20]
LINKED DATA ZORGEN VOOR MEER DAN BROOD ALLEEN CEDAR-project onderwerpt Volkstellingen aan nieuwe techniek René van Horik Het CEDAR-project probeert met Linked Data de historische volkstellingen beter bruikbaar voor onderzoek te maken. Hoeveel bakkers telde Nederland in 1795?
Een interessante vraag voor sociaal-historisch onderzoek. Het antwoord ligt in de data van de Nederlandse Volkstellingen. Deze tellingen, van bevolkingsgrootte, leeftijden, geslachten beroepsgroepen, zijn van 1795 tot 1971 gehouden. Inmiddels zijn de tabellen van deze zeventien tellingen grotendeels gedigitaliseerd met het project Digitalisering Nederlandse Volkstellingen 1795-1971. De tellingen zijn een fantastische bron voor onderzoek. Maar de oorspronkelijke tabel structuur kent ook beperkingen. Door de jaren heen veranderen bijvoorbeeld plaatsnamen, fuseren gemeenten en worden beroepen anders ingedeeld. Handmatig zijn datasets uit tabellen nog wel te analyseren, maar dit kost veel tijd. Bieden Linked Data-technieken een uitkomst? Gewenste koppelingen Linked Data beschrijven de relatie tussen objecten. Zo kun je met Linked Data-technieken beschrijven
dat het beroep bakker in de ene telling een relatie heeft met het beroep broodbakker uit een andere telling. Als alle variabelen van de Volkstellingen als Linked Data kunnen worden uitgedrukt (in een bestandsformaat waar een computer mee overweg kan), dan zijn in theorie de gewenste koppelingen te maken. Het CEDAR-project onderzoekt de mogelijkheden om dit beschrijven van variabelen automatisch te harmoniseren en zodoende de tabellen van de tellingen beschikbaar te stellen als Linked Data. Belangrijk is dat de oorspronkelijke gegevens en tabelstructuur niet verloren mogen gaan. Bij de harmonisatie wordt gebruik gemaakt van externe classificaties, bijvoorbeeld voor historische beroepen. De eerste resultaten van deze omzetting van de Volkstellingen naar Linked Data-structuren staan op de CEDAR-website. Fantastische methode Het CEDAR project laat zien dat de vele uitzonderingen, definitieveranderingen en vaagheden in de oorspronkelijke data verder onderzoek noodzakelijk maakt. Maar dat met Linked Data voor onderzoekers een fantastische methode voor onderzoek beschikbaar komt, is wel bewezen. Handmatige voorbewerking van data wordt tot een minimum beperkt. Gegevens zijn veel gemakkelijker te verbinden met andere Linked Data-bronnen. En bovendien kunnen gegevens sneller worden gevisualiseerd.
CEDAR staat voor Census data open linked, en is een samenwerkingsverband tussen de Vrije Universiteit en de KNAW instituten, IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) en DANS. CEDAR werkt aan het semantisch ontsluiten van de data van de Nederlandse Volkstellingen uit de laatste twee eeuwen. Deze data worden met behulp van RDF (Resource Description Framework) interoperabel gemaakt met andere hubs van historische socio-economische en demografische gegevens. Het hierdoor opgebouwde semantisch web-based datamodel maakt het mogelijk om vragen te beantwoorden op het gebied van regionale identiteit, technologische vooruitgang en geografische migratie.
Informatie over beroepen van vroeger vindt u op de site http://beroepen van vroeger.nl H.M. Lups, Buitenwatersloot 142, 2613 SV Delft, tel. 015-2146963 E-mail:
[email protected]
juli ~ augustus ~ september 2013
[21]
SCHATGRAVEN IN
en/of afbeeldingen ervaart hij ook als positief.
DE STATISTIEKEN Margriet van Stiphout De website met historische CBSpublicaties is een half jaar online. Tijd voor de eerste gebruikservaringen en een blik op de toekomst. De historische collectie van de bibliotheek van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) bestaat uit zo’n 5 miljoen handgeschreven en gedrukte pagina’s met statistische tabellen en bijbehorende toelichtingen. Al deze documenten worden stapsgewijs gedigitaliseerd en beschikbaar gesteld via cbs.nl/historisch. De collectie wordt hiermee toegankelijk voor een groter publiek en is tegelijkertijd beter doorzoekbaar dankzij onder andere full-text zoekmogelijkheden. Tevens kunnen tabellen gemakkelijker overgenomen wor-
den. Positieve ervaring Dr. J(eroen) J. Euwe, werkzaam bij de Université Libre de Bruxelles, maakt voor zijn onderzoeken regelmatig gebruik van de CBS-collectie. Zo komen internationale handelsstatistieken, die teruggaan tot 1846, goed van pas bijzijn onderzoek naar de Nederlandse kunstmarkt in crisistijden in de eerste helft van de 20e eeuw. Hij schetst grote voordelen van het digitaal brengen. Zo verkort de digitalisering de voorbereidingstijd van zijn onderzoek, doordat hij niet meer stad en land hoeft af te reizen om archieven te raadplegen. Ook ervaart hij een drastische vermindering van papiergebruik en enorme ruimtewinst in zijn werkkamer, nu hij geen papieren kopieën hoeft te bewaren. De mogelijkheid tot delen van informatie met collega’s via links
Dat biedt nog meer mogelijkheden voor onderzoekers en andere gebruikers van CBS-data. cbs.nl/historisch
Nationale Genealogische Dag 21 september 2013
In het (digitale) boek Babyboomers staan een paar filmpjes: over de generatie babyboomers, over hun levenslopen, over hun vrijetijdsbesteding, over nozems en brommers en over hun vakantiebesteding. Digitaal hergebruik Ook benadrukt Jeroen het digitaal hergebruik van statistische tabellen, ook al is de techniek hiervoor nog niet optimaal. Verder roemt Jeroen het meedenken en persoonlijke advies van de medewerkers van de bibliotheek, die de collectie kennen en hem waardevolle informatie geven voor zijn onderzoek. Dat zal hij wel gaan missen als de volledige collectie over enkele jaren digitaal is. Er lopen verschillende onderzoeken naar de mogelijkheden om de data van bijvoorbeeld de volkstellingen als zogenoemde open- en linked databestanden aan te bieden. Dat zou betekenen dat geïnteresseerden niet meer alleen de tabellen kunnen raadplegen, maar ook de
afzonderlijke data kunnen gebruiken.
juli ~ augustus ~ september 2013
2013 is een Oranjejaar met een troonswisseling en 200 jaar een Oranje op de troon. Ook de Genealogische Vereniging Prometheus heeft iets te vieren: zij bestaat 40 jaar. Dit lustrum wordt gevierd op zaterdag 21 september met een Nationale Genealogische Dag. Op deze dag wordt een aantal lezingen gehouden met als hoofdthema het Oranjehuis. Ook zal er een genealogische markt zijn. De bijeenkomst wordt geopend om 10.30 uur en vindt plaats in het verenigingscentrum, Buitenwatersloot 312, 2614GR Delft. Er is ruime parkeergelegenheid en een bushalte in de buurt. Meer informatie is te vinden op www.prometheus-delft.org/
[22]
De handigste cloudprogramma’s Wouter van Noort Met deze zes apps kunt u slim gebruikmaken van internet-opslag Dropbox Dropbox is zo’n beetje de moeder van alle cloud-opslag-applicaties. Met het programma kunnen gebruikers documenten, video’s en nog veel meer bestanden opslaan op internet. Meer personen kunnen toegang krijgen tot de bestanden, zodat samenwerken makkelijk is. Dropbox biedt 2 gigabyte gratis aan, extra ruimte kost 75 euro per 100 gigabyte per jaar. Dropbox is voor bijna alle merken telefoons en computers beschikbaar. WeTransfer Dit is in korte tijd een werkwoord geworden. ‘Ik WeTransfer het wel even’ betekent dat die persoon een bestand dat te groot is voor een normale e-mail via de servers van deze Nederlandse website opstuurt. De ontvanger krijgt een melding en de bestanden zijn tijdelijk via elke computer of smartphone te downloaden. Dit is gratis tot 2 gigabyte, voor grotere bestanden is een jaarabonnement beschikbaar voor 10 euro per maand. Google Drive Internetbedrijf Google bood al langer het cloud-programma Google Docs aan, waarmee gebruikers documenten online konden opslaan en bewerken. Google Drive is een flinke uitbreiding van die dienst. Gebruikers kunnen er allerlei bestanden opslaan zoals documenten, muziek, filmpjes. Ze kunnen er tot 5 gigabyte gratis bewaren, en er zijn Google Drive-apps voor veel verschillende smartphones, tablets en vaste computers. Stappen van
25 gigabyte extra kosten 22 euro per jaar. De Google Drive-apps op mobiele telefoons kunnen worden beperkt tot gebruik via wifi-netwerken. Als gebruikers grote bestanden namelijk via de mobiele internetverbinding bekijken, kost dat soms veel dataverkeer. Zeker bij het bekijken of uploaden van grote bestanden is dat duur – helemaal in het buitenland. Eerder verschenen in dit blad artikelen over de CLOUD en DROPBOX. In dit artikel enkele aanvullingen. Handig aan Google Drive is dat de opslagruimte met de webbrowser op elk apparaat te bereiken is via drive.google.com, en dat na het intypen van de login-naam en het wachtwoord alle opgeslagen bestanden direct te downloaden zijn.
Evernote Deze gratis app is eigenlijk onmisbaar voor iedereen die weleens notities maakt, en diverse apparaten gebruikt om te internetten. Evernote laat gebruikers in een simpel te bedienen programma notities maken die direct worden geüpload naar de cloud. Zij kunnen vervolgens op elke willekeurige smartphone of computer de notities bekijken en bewerken. De app kan ook foto’s en geluidsopnames opslaan in de cloud. Microsoft Office 365 Bijna iedereen heeft weleens gewerkt in Microsoft Office. In de nieuwste versie zijn Powerpointpresentaties, Excel-spreadsheets en Word-documenten met groot gemak op te slaan in de cloud. Vervolgens kunnen gebruikers op afstand samenwerken, en op verschillende apparaten wijzigingen aanbrengen en opslaan. Het programma heeft nog niet op alle juli ~ augustus ~ september 2013
smartphones en tablets een eigen app. Office 365 kost 99 euro. iCloud Geheel in de traditie van Apple werkt iCloud naadloos met alle Apple-apparaten – en kunnen alleen Apple-klanten het gebruiken. Zij kunnen allerlei bestanden opslaan via de applicatie, zodat ze er altijd bij kunnen en zodat ze worden gesynchroniseerd met andere Appleapparaten. In het instellingenmenu onder het kopje ‘iCloud’ is de dienst te vinden op iPhones en iPads. Gebruikers kunnen door het aan- en uitzetten van schuifknopjes bepalen welke gegevens ze wel en niet in hun iCloud zetten. Ook kan een reservekopie van de telefoonbestanden worden bewaard. Gegevens blijven ook beschikbaar zonder internetverbinding. Alles boven de 5 gigabyte kost geld: 50 gigabyte kost 80 euro per jaar. Voor het opslaan van iTunesmuziek in de cloud is een aanvullende dienst nodig: iTunes Match. Daarop moeten gebruikers een abonnement nemen voor 25 dollar (zo’n 20 euro) per jaar, dat kan op de computer via het programma iTunes, of op iPhones en iPads via het instellingenmenu onder het kopje ‘muziek’. Cloud-checks: Zo verkleint u risico’s van online-opslag van bestanden 1. Gebruik voor elke dienst een ander wachtwoord Bijna iedereen weet dat het niet moet, maar toch gebeurt het nog vaak dat gebruikers voor verscheidene webdiensten hetzelfde wachtwoord gebruiken. Dit is spelen met vuur. Op die manier hoeven kwaadwillenden maar één wachtwoord te hebben om bij al uw gegevens te komen. 2. Maak cruciale wachtwoorden lastig te kraken Zeker het wachtwoord van uw e-mail (waar vast ook mailtjes met andere inloggegevens staan) moet waterdicht zijn. Een wachtwoord dat bestaat uit een
[23]
bestaand woord, of erger nog: de naam van een familielid, is te makkelijk te kraken. Een handige methode: bedenk een goed te onthouden zin met hoofdletters, kleine letters en minstens één getal, en gebruik de eerste letters. ‘Tijn heeft 2 kinderen, Lot en Bas, zij zijn 13 en 17’ wordt dan Th2kLeBzz13e17. Ook dit is nog steeds niet 100 procent on-kraakbaar, maar in elk geval een stevige extra barrière. 3. Spreid de belangrijkste bestanden Gegevens en bestanden die u echt niet wilt kwijtraken, moeten op minstens twee verschillende locaties staan. Dat kan bij verschillende cloud-aanbieders of op een lokale harde schijf. 4. Check de voorwaarden Het is aanlokkelijk om de voorwaarden van de aanbieders snel door te klikken. Maar zeker waar het de beveiliging, privacy en de continuïteit van dienstverlening bij een calamiteit betreft, zijn er grote onderlinge verschillen. Ook hanteren sommige aanbieders voorwaarden waardoor ze (deels) eigenaar worden van de opgeslagen gegevens. 5. Houd actualiteit rond uw aanbieder goed in de gaten Het stallen van bestanden is net als beleggen: er is altijd een risico dat er iets misgaat met het bedrijf waarin u heeft ‘geinvesteerd’. Sommige ellende is van tevoren in te schatten. Dat is het handigst in de gaten te houden door af en toe eens de naam van de aanbieder in te toetsen bij Google Nieuws. [Fragment van artikel in Emedia van Reedbusiness]
PUBLICATIE tegens het speelen op VIOLEN etc. in de HERBERGEN binnen deze Stadt Alzoo tot kennis van de heeren Schout, Burgemeesteren en Schepenen der Stad Rotterdam is gekomen, dat dagelijks veele en groote ongeregeldheden werden gepleegt in de vergaderingen en bijeenkomsten welke by veele ingesetenen, zoo mans- als vrouwspersoonen, in verscheyde herbergen of tapperijen binnen deze Stadt, van tijt tot tijt werden gehouden met dronken drinken - zijnde een wortel van alle quaat - mitsgaders met het aanregten van gezangen en danserijen, dewelke niet alleen tot diep in de nagt, maar zelfs geheele nagten overduren, waaruyt veele andere ontugtigheden moeten voortkomen, waar door veele jonge mans- en vrouwspersoonen ligtelyk werden verleyt, en tot een allesints ongeregeld en losbandig leven gebragt, tot groote smerte van hunne ouders ende nabestaande. En voorts strekkende tot een groot schandaal van alle eerlyke en ordentelyke borgers, en wyders ook veel overlast verwekkende aan de gebuuren, naast of omtrent zoodanige herbergen of tapperijen woonagtig zijnde, wordende daar toe zeer groote occasie gegeven door de herbergiers, tappers of andere croeghouders, die gelagen zetten, welke binnen hunne huyzen houden ofte ontbieden speellieden, dewelke aldaar de voorsz. gezangen en danserijen met het speelen op violen ofte andere speeltuygen vergeselschappen, en daar door te meerder aanlokkelijk maken, en alzoo een goede Politie juli ~ augustus ~ september 2013
vereyscht omme zoo veel mogelijk is, door de gevoegelijkste middelen zorge te dragen, dat de ingesetenen dezer Stadt zig van zoodanige dartelheden mogen onthouden, ende tot een geschikter en geregelder gedrag werden gebragt. ZOO IS ‘T, dat mijn heeren voornoemt, tot weering van diergelijke ongeregeldheden, ten eynde de jeugt niet verder door derzelver aanlokkelijkheden werde verleyt, hebben goedgevonden, alle herbergiers, tappers en croeghouders die gelaegen zetten, serieuselijk, en op het scherpste te interdiceren en verbieden, van eenige speellieden in hunne huyzen, kamers, schuuren ofte plaatsen te mogen hebben ofte houden, om door dezelve daar ter plaatsen op violen ofte eenige andere speeltuygen, het zy by dage ofte by nagte, te werden gespeelt, op poene dat die geene in welkers huyzen, kamers, schuuren ofte plaatsen, zoodanig spelen zal werden gedaan of toegelaten, zal verbeuren een boete van 12 guldens, te appliceren voor den heer Hoofd-officier, den Armen en aanbrenger, yder een derdepart, en dat de violen en andere speel-instrumenten aldaar gevonden werdende, aanstonts zullen werden afgenomen, voor de eerstemael; en naderhand daar op wederom werdende bevonden, een boete van 25 guldens, en daar en boven arbitrarlijk zal werden gecorrigeert, ter discretie van de heeren Schepenen. Aldus nae voorgaende clockegeluy van het Raedhuys dezer Stad gepubliceert op den 13 september 1749. Praesent de heeren Mr. Arnout Leuven Schout, Mr. Hendrik Gevers, heer van Piershil, Burgemeester, Schalkius van Beefting en Mr. Johannes van den Honert, Schepenen. In kennisse van my als Secretaris, J. Hage.■
[24]
GEZIEN
DOOR DE OGEN VAN EEN ENGELSE LADY Dick Kranen Het is mijns inziens interessant te weten hoe buitenlanders ons zien c.q. zagen. Gedurende een onderzoek naar de bestrijding van de kinderpokken in de 18e eeuw kwam ik Mary Wortley Montagu geboren Pierrepont tegen. Zij heeft een grote invloed gehad op de introductie van het enten met van mensen afkomstige entstof, de zogenaamde variolatie. Hoe dat zo kwam hoop ik t.z.t. in een artikel uit te leggen. Mary heeft gedurende haar reizen heel veel gecorrespondeerd. Zo ook gedurende de reis die ze samen met haar echtgenoot maakte naar Constantinopel. Mary Pierrepont (1689 – 1762)
In 1716 werd Edward benoemd tot ambassadeur in Constantinopel, hoofdstad van het Turkse Rijk en hoewel hij al in 1717 werd teruggeroepen, bleven zij in Turkije tot 1718. Op 1 augustus 1716 (oude stijl) staken ze de Noordzee over om over land naar Constantinopel te reizen. Aan de herkomstplaatsen van de brieven is te zien dat ze na Rotterdam via Den Haag en Nijmegen reisden. In Turkije leerde Mary Turks. In de vele vrije tijd die ze had voerde ze een uitgebreide correspondentie, o.m. met haar zuster Frances Erskine, geb. Pierrepont, Lady Mar, die in Parijs woonde. Haar bekendheid berust vooral op de uitgave van deze brieven, waarin een levendig beeld wordt geschetst van haar reizen en het leven in de omgeving van het Ottomaanse hof. De reis Zoals gezegd, de reis begon op 1 augustus. Daarna begon een reis met een wel zeer vreemde en omslachtige route. De plaatsen van waaruit brieven werden geschreven waren in historische volgorde: Rotterdam (3/8), Den Haag (5/8), Nijmegen (13/8), Keulen (16/8), Neurenberg (22/8), Ratisbon 1 (30/8), Wenen (8/9-10/10), Praag (17/11), Leipzig (21/11), Brunswijk (23/11), Hannover (25/11), Wenen (1/1-16/1 1717), Peterwardia2 (30/1), Belgrado (12/2), Adrianopel (1/4-17/5) en Constantinopel (29/5).
trouwde in 1712 met Edward Wortley Montagu. Edward was op dat moment parlementslid en vervulde na de troonsbestijging van George I diverse functies. Mary en Edward raakten goed bekend in hofkringen.
1
Regensburg
De ambassadeur had opdracht op zijn route in ieder geval de Oostenrijkse keizer in Wenen te bezoeken en mogelijk had hij nog meer diplomatieke post mee gekregen die hij, in plaatsen die nu niet direct op de kortste route lagen, moest bezorgen. Hun reis is voor een deel in de krant te volgen:
2
Petrovaradin in Servië juli ~ augustus ~ september 2013
Wenen, 16 september Maendag is de Heer Wortley Montague, die als Ambassadeur des Konings van Groot Brittanje na den Turksen Sultan zal gaen, hier met zyne huysvrouw aengekomen. Gisteren is sijne Excell. by den Keyzer ter gehoor geweest etc. Amsterdamse Courant van 1 okt. 1716
De brief aan haar zus Frances Rotterdam, 3 augustus 1716 Lieve zus, Ik vlei me met de gedachte dat ik je plezier doe met je te laten weten dat ik veilig de zee ben overgestoken, hoewel we wel last hadden van een storm. De kapitein van ons jacht haalde ons over van wal te steken, maar toen was de zee nog kalm. De tweede dag van onze overtocht waaide het zo hard dat de zeelui moeite hadden op de been te blijven. Zondags werden we behoorlijk heen en weer geslingerd. Zelfs de kapitein had het er moeilijk mee. Gelukkig heb ik niet zo gauw last van zeeziekte, maar toch was ik blij voet aan wal te kunnen zetten in Hellevoetsluis, waar koetsen klaar stonden om ons naar Den Briel te brengen. Een heel charmant en net
[25]
stadje maar mijn aankomst in Rotterdam was nog verrassender. De straten zijn hier geplaveid met grote tegels en voor de huizen van de ambachtslieden zijn banken geplaatst van allerlei soorten gekleurd marmer, zo keurig onderhouden, dat, geloof me of niet, ik tijdens een wandeling die ik incognito door de stad maakte, er geen spatje modder of vuil op mijn pantoffels zat. De Hollandse dienstmeisjes poetsen de stoepen van de straten met meer toewijding dan de onze in Engeland de slaapkamers. De stad is vol mensen, allemaal druk bezig: eerst dacht ik dat er een of andere kermis was, maar al gauw kwam ik er achter dat het elke dag dezelfde drukte is. Er is ongetwijfeld geen stad die meer geschikt is om handel te drijven dan Rotterdam! Er zijn in Rotterdam zeven grote kanalen waar de koopvaardijschepen kunnen aanleggen voor hun eigen pakhuizen. De winkels en de pakhuizen zijn van een verbazende netheid en omvang, gevuld als ze zijn met een ongelooflijke hoeveelheid goede koopwaar. En die zijn veel goedkoper dan bij ons in Engeland. Er is geen vuilnis op straat te zien en ook geen bedelarij. Je wordt hier niet geconfronteerd met die afschuwelijke kreupele mensen, zo gewoon in Londen, noch met opdringerige rondhangende kerels en straatmeiden. De gewone bedienden en winkelmeisjes zijn schoner dan de meeste van onze dames; en de grote variatie in leuke kleding (elke vrouw bekleedt haar hoofd volgens haar eigen smaak) maakt het nog plezieriger om hier rond te lopen. Je ziet, lieve zus, ik heb geen klagen, en als ik mijn reis zo prettig blijf vinden als op dit moment, zet ik mijn reisplannen door. Ik vind het leuk je op de hoogte te houden van mijn avonturen. Ik heb 1
Maria (Molly) Skerret (1702-1738), een vriendin
nog genoeg onderwerpen waarover ik je kan schrijven, maar als tegenprestatie wil ik graag van jou al het Londense nieuws horen! Voor wat hoort wat! Zoals je ziet heb ik al geleerd zakelijk te zijn! Ik ben en blijf je toegewijde zus.
De brief aan Maria Skerret1 Den Haag, 5 augustus 1716 (O.S.) Ik haast me om je te vertellen, lieve, dat ik, ondanks de vermoeidheid waar je me voor waarschuwde, ik tot nu toe veel plezier beleef aan mijn reis. We zorgen er wel voor per dag niet te lang te reizen. Het gevolg daarvan is dat ik genoeg energie overhoud zodat ik me meer kan wijden aan de plezierige kanten van het reizen dan aan eventuele nadelen. Overigens is reizen in Holland een prettige aangelegenheid. Het land lijkt één grote tuin; de wegen zijn goed geplaveid, met veel schaduw dankzij de bomen die aan beide zijden van de wegen zijn aangeplant. En langs de wegen liggen kanalen waarop zich een druk scheepvaart verkeer afspeelt. Om de 20 passen passeer je een huis en om de paar uur een flinke
2
Ik vermoed dat'S.C.' slaat op Sarah Churchill (geboren Jennings), (1660 – 1744), (vriendin) juli ~ augustus ~ september 2013
stad. De steden zijn verrassend netjes, ik weet zeker dat je er gecharmeerd van zou zijn. De stad waar ik nu ben is ongetwijfeld een van de mooiste van de wereld. Er zijn verschillende fraaie pleinen voorzien van grote bomen die er een bijzondere schoonheid aan verschaffen. Voor de betere standen is het Voorhout te vergelijken met het HydePark en de Mall; zowel te voet als in koetsen kun je er een bezoek aan brengen. Ook zijn er volop winkels waar je wafels, koele dranken etc. kunt kopen. Ik heb verscheidene prachtige tuinen gezien, maar ik wil je niet lastig vallen met hun beschrijving. Is mijn brief al niet lang genoeg? Ik wil niet afsluiten voor aleer ik je excuus vraag voor het feit dat ik je vraag om kant te sturen niet kan nakomen. Het is me niet gelukt iets te vinden voor een prijs die niet hoger is dan in Londen. Maar als je op zoek bent naar voordelige stofjes uit Indië, die worden hier in een grote varieteit aangeboden en voor zeer lage prijzen. Ik zal je eventuele wensen met groot plezier uitvoeren.
Sarah Churchill (Charles Jervas, na 1714) Brief aan mevrouw S. C.2
[26]
Nijmegen, 13 augustus 1716.
(O. S.)
Het spijt me buitengewoon mijn beste, dat uw besluit niet tegen de wensen van uw familie in te gaan, wegens hun vrees voor uw gezondheid en veiligheid, me hebben verhinderd van uw gezelschap te genieten, en u het genoegen van een interessante reis.1 [..] Als u hier zou zijn zou u de gelijkenis met eeen stad als Nottingham opvallen. Het is opvallend zoals de Maas (sic) op de Trent bij Nottingham lijkt! De huizen zijn net als in Nottingham boven elkaar gebouwd, en zijn op de zelfde manier met elkaar verbonden door bomen en tuinen. De toren noemen ze Julius Caesar's toren 2[..]
Valkhof richting Belvédère, 1836. Weliswaar is er een groot verschil tussen de fortificaties [..] maar daar wil ik niet over uitwijden omdat ik er geen verstand van heb. Je kunt heel prettig wandelen over de wallen, er staat daar een toren die zeer terecht Belvédère heet. De mensen drinken daar koffie, thee of iets anders en genieten ondertussen van het prachtige uitzicht. De openbare wandelpaden op zich zijn niet bijzonder, maar de schaduw van de bomen maakt veel goed!
dragen. Je moet wel de tegenwaarde van 2 pennies betalen om over te mogen varen. Eeuwenlang heeft er tussen Lent en Nijmegen een pont gevaren. In 1657 wordt voor het eerst een gierpont (een pont die aan een ketting van de ene naar de andere kant over vaart) ingezet: een uitvinding van Nijmegenaar Hendrik Heuck. De pont kreeg de naam 'Zeldenrust'. Rust kreeg de pont pas in 1936, toen de verkeersbrug over de Waal werd geopend. Nadat deze brug op 10 mei 1940 was opgeblazen, heeft de pont nog een tijdje dienst gedaan. Als het moment daar is vaart de brug naar de overkant, zo gelijdelijk en rustig dat je er haast niets van merkt. Gisteren bezocht ik de Franse kerk. Ik verbaasde me over de liturgie. De dominee gedroeg zich in mijn ogen wat vreemd en gebruikte buitengewoon antieke gebaren. En hij preekte alsof hij tegen kinderen praatte. De gemeenteleden ondergingen e.e.a. echter met oprechte aandacht. Enkele gemeenteleden vertelden mij na afloop van de dienst dat de
Dan moet ik nog wat opmerken over de opmerkelijke brug die groot genoeg is om honderden mensen met paarden en wagens te
1
In feite was het meer de gezondheidstoestand van haar echtgenoot die zorgen baarde.
2
Die was toen nog te zien. Onterecht is de bouw toegeschreven aan Julius C. juli ~ augustus ~ september 2013
dominee geliefd en gewaardeerd wordt. Ik vermoed dat u net zo genoeg hebt van mijn verslag over hem als ik met zijn preek! [..] Vaarwel mijn beste S. vergeet me
niet en wees ervan verzekerd dat ik u nooit zal vergeten! Bronnen - Letters of the Right Honourable Lady Mary Wortley Montague, Written during Her Travels in Europe, Asia and Africa to Persons of Distinction, Men of Letters, &c. in Different Parts of Europe. - Wikipedia.
[27]
STAAR, GESCHIEDENIS EN BEHANDELING JanWillem Koten/Dick Kranen Onlangs kreeg ik van de redactie het verzoek iets over de historische achtergronden van de staaroperatie te schrijven. Veel van onze lezers zullen waarschijnlijk deze operatie hebben ondergaan. De staaroperatie is de meest uitgevoerde oogoperatie. Het is waarschijnlijk ook één van de meest uitgevoerde ingrepen in de geneeskunde. Er worden immers niet minder dan ca. 160.000 staaroperaties jaarlijks in Nederland uitgevoerd. Van alle 75 jarigen heeft ongeveer 20-25% een
officiële naam voor staar is cataract, dit betekent waterval. Men vergeleek vroeger de wit-tint van een waterval met de zelfde soort witheid van de pupil wanneer men aan staar leed. Het woord staar is afgeleid van het werkwoord staren d.w.z. doelloos kijken. De gewone staar of cataract, wordt ook wel witte staar genoemd. Men kent ook groene staar waarmee men een oogziekte bedoeld waarbij de oogboldruk te hoog is. De oorzaak van staar is in eerste instantie veroudering, maar ook factoren als (fel) zonlicht, roken, oogtrauma, diabetes en sommige huidaandoeningen of geneesmid-delen kunnen staar veroorzaken. Vrouwen lopen vreemd genoeg meer kans op staar dan mannen. De reden hiervoor is niet bekend. In een klein aantal gevallen berust staar op een erfelijke stoornis. Vooral deze erfelijke gevallen krijgen de laatste tijd, dank zij het DNA-onderzoek veel wetenschappelijke aandacht. In veel landen is staar de belangrijkste oorzaak van slechtziendheid. Beeld van Sushruta bij het Patanjali Yogpeeth Instituut in Haridwar. Van zijn boek Sushrut Samhita wordt gezegd dat het ‘the best and outstanding commentary on Medical Science of Surgery’ is.
dergelijke ingreep ondergaan. Toch is Nederland geen echt staar- of cataract-land. Wie naar Afrika gaat of het Midden-Oosten ziet veel cataractlijders. Vandaar dat in veel Arabische landen zelfs mannen hun gezicht bedekken met een tuleachtige stof die het zonlicht wat filtert. Want (fel) zonlicht is een belangrijke oorzaak van cataract. Vandaar dat je vroeger ook veel cataract bij boeren zag die de hele dag buiten werkten, soms in de felle zon. Wat is staar? Staar is het troebel worden van de ooglens waardoor het gezichtsvermogen sterk afneemt en de pupil langzamerhand wit wordt. De
Geschiedenis Al ver voor onze jaartelling was men al bekend met deze oogziekte. Er zijn vele uiteenlopende pogingen ondernomen om blindheid door staar te behandelen. Waarschijnlijk ligt de bakermat van de staar operatie in India. Een bekende Indische chirurg was Sushruta die leefde ca. 6e eeuw voor onze jaar telling. Het is mogelijk dat vanuit India veel kennis van de behandeling van staar naar het Midden Oosten is verspreid. De enige mogelijkheid om bij staar weer wat te kunnen zien is de troebele lens uit het gezichtsveld met behulp van een naaldvormig voorwerp weg te duwen. Deze ingreep noemde men de staarsteek. Door massage van de ogen lukt het soms ook de troebele lens uit het
juli ~ augustus ~ september 2013
gezichtsveld te verplaatsen. Er is dan weer enig zicht. In de Bijbel wordt staar genoemd in het Apocriefe boek Tobit, hoofdstuk 11 de verzen 7-12: ‘Tobit ging naar de deur (hij hoorde zijn zoon Tobias na een lange afwezigheid thuiskomen) en viel. Zijn zoon liep naar hem toe, ving zijn vader op, streek de gal (van een vis) op zijn ogen en zei: “Moed houden, vader.” Zodra zijn ogen begonnen te steken wreef Tobit ze uit en als vliesjes vielen de witte vlekken uit de ooghoeken.’ Maar zo eenvoudig ging en gaat het in het algemeen niet. De oudste gedocumenteerde gegevens over staar en staaroperaties vindt men dus in India maar ook bij de Griekse en Romeinse antieken. De Romeinse arts Aulus Celsus (25 v. Chr.-45 n. Chr.) gaf de naam cataract aan deze kwaal. Hij ontwikkelde een operatieve techniek waarbij de zieke lens wordt gekanteld en naar beneden wordt gedrukt. Hij gebruikte daarbij een lancet en een stompe naald. Rond de eerste millenniumwisseling stond de Arabische geneeskunde al op een hoog niveau. Een bekende (Perzische) oogarts was Muhammad ibn Zakariyā Rāzī, (Rhazes) 865925), die de staaroperatie in detail beschreef.
Een monnik, Constantinus Africanus, geboren rond 1020 in Carthago, met Arabisch als moedertaal, vertaalde veel Arabische medische geschriften in het Latijn. Veel kennis en inzichten uit de Arabische wereld kwamen zo in Europa beschikbaar.
[28]
Tijdens de vroegmoderne tijd werd de staarsteek al in een aantal Europese landen beoefend. Het was een pijnlijke ingreep zonder verdoving, die vaak misliep en op een ontsteking uitliep. Vaak waren het charlatans die op jaarmarkten hun kunstjes vertoonden, maar daarna weer snel vertrokken om niet geconfronteerd te worden met een aantal geïnfecteerde ogen. Een fraai voorbeeld van zo’n charlatan (hoewel hij wel enige studie gedaan heeft) is: John Taylor (1708-1772) Advertenties zijn zijn komst al vooraf gegaan: Taylor komt naar Utrecht om ook daar zijn operaties uit te voeren. Het Collegium Medicum in Utrecht heeft een kopie van een brief van 25 september 1749, die het zustercollege van Den Haag naar dat van Amsterdam zond over deze aangelegenheid met ongeveer de volgende inhoud: ‘Zijn manier van opereren is ons reeds in het begin zeer twijfelachtig voorgekomen. Ondertussen hebben wij informatie verzameld over zijn handelwijze. Het resultaat daarvan is dat wij ons verbazen over de onbeschaamdheid van Taylor. De onderzochte gevallen, te lang om hier te melden, zijn op verschillende wijzen, elk in hun soort, ellendig, en in tegenspraak met de inhoud van de advertenties.’ Het College in Utrecht zint op maatregelen. Men besluit Taylor bij zijn komst om zijn bul te vragen, laat hij maar aantonen dat hij tot Doctor in de Medicijnen is gepromoveerd! Taylor komt op 15 oktober naar Utrecht. In de Utrechtsche Courant van 15 oktober staat de aankondiging van zijn eerste ‘publieke les’:
1
Westzijde Oude Gracht tussen Bakkersbrug en Jansbrug (nr.129)
‘Dezen avond geeft dr. Taylor een publieke les over de anatomie van ’t oog ter presentie van een groot getal personen van distinctie, die zig aldaer bevinden zullen, zelfs de voornaemsten van de Stad. Die dr. blijft voornemens, zig zaturdag morgen van hier naer Utrecht te begeven, alwaer alle de arme lieden, welke zig dien avond in ’t oude Kasteel van Antwerpen1 vervoegen zullen, voor niet genezen zullen worden. De gemelde dr. nodigt ook alle lieden van distinctie, aldaer zijn heerlijke Apparatus2 etc. te komen zien. De lijst der personen, die door denzelven dr. weder bij haer gezicht gebragt zijn, ziet reeds het licht, en is te Utrecht bij den drukker dezer Courant te bekomen.’
een acte van de volgende letterlijken inhoud: ‘Extract uit de Acta Decreta van het Collegie der Stads Doctoren te Utrecht. Den 15. October heeft den Heer John Taylor zijn Bul aan Stads Doctoren, daertoe behoorlijk geconvoceert en vergadert zijnde, vertoond, ten blijke dat zijn Ed. tot Doctor in de Medicijnen te Reims gepromoveert was; en heeft daerenboven aangetoond, dat in verscheide andere Collegien: als te Bazel, Keulen etc. als Doctor geadmitteert was; alsmede ook, dat zijn Ed. tot Oculist van zijn GrootBrittannise Majesteit was aengestelt, etc. w.g. A.C.P.V.WACHENDORF, Decanus Colleg. Medic. h.t. Praeses. ‘ Daaronder volgt nog de cryptische mededeling: Waer door ieder onzijdig Lezer zal begrijpen, op welke maniere zij verpligt zijn aen te merken de Advertentie ten praejudicie3 van hem Doctor in de Leydse Courant van den 24. October, alsmede in de Amsterdamse Courant van den 25. dito gedaen.
De voorgevel van het hotel Het Oude kasteel van Antwerpen in 1896, thans Oudegracht 129 te Utrecht, (A.E.Grolman) Utrechts Archief nr. 31702 Niet eerder dan in de Utrechtsche Courant van de 27e wordt het volgende bericht geplaatst: Utrecht, den 26 October. Doctor Taylor doet bij dezen een iegelijk weten, dat hij op den 15 October 1749 van ’t Collegium Medicum der stad Utrecht ontfangen heeft, 2 3
Apparatus: uitrusting, manier van optreden Nadeel juli ~ augustus ~ september 2013
De Leydse Courant van 24 oktober meldde: Utrecht den 22 october. Het Collegium Medicum dezer stad doed bij dezen een iegelijk weeten, dat het zelve niets anders gedaan heeft, dan de bulle van den heer Taylor te examineeren, en dat het een volstrekte onwaarheid is, dat het voornoemde Collegie hem formeel als lidt van het zelve zoude aangenomen en hem daar van een publike acte ter hand gesteld hebben, Nomine Collegii Medici, A.Oortman J.Z. Want op de 22e had al het volgende bericht in deze krant gestaan:
[29]
Utrecht den 16 October. Maandagavond deed de Heer Doctor Taylor een publieke Demonstratie der ontleding van het Oog ter presentie van ’t Collegie der Doctoren en Chirurgijns dezer stad, gelijk ook van verscheide Professoren en een groot getal lieden van den eersten rang; waerop dat Collegie gisteren, na de valiteit zijner Bullen, Patenten en Bewijzen gezien, onderzogt en erkent te hebben, den gemelden Doctor plechtig tot deszelfs Medelid aengenomen heeft. De Heer Taylor is voornemens, zig naer Leyden te begeven, zo tot ’t zelve einde als om aen ’t verlangen van verscheide personen te voldoen. ‘Ridder’ John Taylor was de eerste van een reeks Engelse oculisten. Hoewel hij in het begin van zijn carriere toelating als oculist heeft verkregen is het duidelijk dat hij een groot talent bezat op het gebied van drama en zelf verheerlijking. Door zich Chevalier en Royal Ophthalmiater te noemen werd Taylor de zelf benoemde prive oogarts van Koning George II, de Paus en tal van Europese koninklijke families. Ook was hij een befaamde rokkenjager. Voorafgaande aan zijn chirurgische handelingen was hij gewoon een redevoering af te steken waarin hij zijn kwaliteiten uitvoerig voor het voetlicht bracht. Hij was gespecialiseerd in het behandelen van staar die hij in stukken brak. Dat het niet allemaal goed ging blijkt wel uit de behandeling die hij Georg Friedrich Händel (1752 in Londen) en Johann Sebastian Bach (maart-april 1751 in Leipzig) deed ondergaan. Bij beiden had de behandeling negatieve resultaten die voor complicaties zorgden en vervolgens zelfs tot het overlijden van Bach. Zelf heeft hij toegegeven dat in Zwitserland, waar hij ooit begon met zijn praktijken, honderden patiënten blind werden ten gevolge van zijn behandeling. Taylor reisde door Europa in een koets die met ogen was beschilderd. Zijn aankomst in een stad werd een aantal dagen tevoren geadverteerd met sensationele teksten
die er voor moesten zorgen dat er veel belangstelling was voor zijn ‘kunsten’. Zijn truc bestond er in dat hij een kleine incisie maakte in het bindweefsel van het oog en het andere oog afdekte met een verband. De patiënt moest na de behandeling zijn ogen zeven dagen bedekt houden. Na het verstrijken van die tijd had hij meestal de stad al verlaten! Hij stierf vergeten in 1772, de laatste jaren van zijn leven volledig blind.
Hoe ging men bij een staarsteek te werk? De staarlijder ging vlak voor de staarsteker zitten. Een derde persoon hield het hoofd van de patiënt vast. De staar steker stak onverdoofd een puntig voorwerk vlak achter de iris in het oogwit, waarbij hij trachtte met een nadien ingebrachte stompe naald de lens naar achter te verplaatsen zodat deze troebele lens niet meer in het gezichtsveld stond. Het succes van de ingreep hing er vanaf of de patiënt zijn oog tijdens de behandeling onbeweeglijk kon houden. Een staarsteek was vooral omdat deze onverdoofd werd uitgevoerd beslist zeer pijnlijk. Een beroemde Nederlandse medicus die probeerde de troebele lens via de oogsnede naar buiten te krijgen was Stephan Blankaart (1650-1704). Pas in de 18de eeuw wordt deze oogoperatie meer geperfectioneerd door o.a. Daviel (1696-1762) die geen staarsteek meer deed maar een juli ~ augustus ~ september 2013
echte lensextractie zoals Blankaart
voor hem had gedaan. Hij verwijderde de zieke ooglens na insnede van het oog. Hij deed dit o.a. met een door hem ontwikkeld instrumentarium. Daarna waren er nog diverse andere medici die verbetering van de extractietechniek aanbrachten. In het bijzonder wordt genoemd Samuel Sharp (17091778) die een nieuw type lancet ontwikkelde waarmee het resultaat van de ingreep sterk verbeterde. Door het verwijderen van de ooglens bleef men toch maar matig ziende. Om toch wat beter te kunnen zien moest men een bijzondere sterke brillenlens (+ 12) dragen, die men wel de staarbril noemde en die naast ontsierend ook maar een beperkt gezichtsveld bood. Begin 19de eeuw worden deze brillen gangbaar na een lensextractie.
In de 19de eeuw was het Friedrich Wilhelm Ernst Albrecht von Gräfe (1828-1870), één van de beroemdste oogartsen aller tijden, die door het ontwerpen van nieuwe instrumenten de staaroperatie minder risicovol maakte. Daarna kwam een grote reeks andere oogchirurgen aan bod die met nieuwe vindingen de techniek van de lensextractie verbeterden. Inmiddels had men ook de verdovingstechniek verkregen zodat operaties vanaf 1884 pijnloos verliepen.
[30]
Deze nieuwe verdovingstechniek werd door Karl Koller voor het eerst toegepast. Een verbetering was ook dat men na de oogsnede de wondranden ging hechten dat door oogarts Williams voor het eerst werd gedaan. Een veel nagevolgde techniek was die van de militaire arts Smith die in India werkte en die door druk op het oog de lens na incisie verwijderde. Deze techniek was de Smith-Indian-Techniek die vele jaren is gevolgd. Vader en Zoon Barrequer, beide Spaanse oogartsen ontwikkelden een methode om de zieke lens te verbrijzelen met een pneumatische klem om daarna de lensfragmenten met een vacuümpijpje weg te zuigen (1917). Toch bleef de staaringreep tot het midden van de jaren 1960 nog redelijk primitief omdat men nog niet over hulpmiddelen zoals een operatiemicroscoop beschikte. In die tijd was men veel voorzichtiger met de indicatie van een staaroperatie
dan nu. Men zei dat de staarlens eerst moest rijpen voordat hij geopereerd kon worden. In feite betekende dat dat men wachtte met de ingreep tot de visus ca. 0,1 bedroeg en men sociaal blind was geworden. Vaak was zulk een zieke lens zodanig verhard dat extractie naar men wel stelde iets soepeler liep. Het woord rijping van de lens is nu welhaast vergeten. In feite behoort dit tot de mythen van de geneeskunde. Een grote verbetering was herplaatsing van een kunstlens na extractie van de zieke lens door Sir Nicholas Harold Lloyd Ridley (1906-2001) in 1950. Hij ontdekte bij oorlogspiloten dat perspexsplinters van de cabineruiten
die vaak bij beschieting van het vliegtuig in het oog bij de piloten kwamen goed verdragen werden. Vandaar dat hij perspex kunstlenzen introduceerde. Vanaf 1950 kwamen deze kunstlenzen beschikbaar. Dit was een omkering bij de
chirurgische staarbehandeling. Charles D. Kelman (1930-2004) introduceerde de methode om de lens te bevriezen en dan met kapsel en al te verwijderen. In 1962 introduceerde dezelfde Charles Kelman (hier links afgebeeld) de ultrasone methode om de staarooglens te verbrijzelen en dan met een afzuigsysteem de lensfragmentjes af te zuigen zodat de operatie-insnede maar klein hoefde te zijn. Dit is een belangrijke verbetering geweest en lange tijd de standaardoperatie gebleven. In Nederland hebben vooral Binkhorst en Worst veel aan de verbeteringen van de oogchirurgie bijgedragen. Binkhorst had een welbekende oogkliniek in het Refaja-ziekenhuis in Stadskanaal die zelfs internationale faam had. Vanaf de jaren 1960 gaat de techniek van de cataract chirurgie in snel tempo vooruit. Het is buiten de context van deze bijdrage hier alle onderzoekers en verbeteringen in detail te bespreken. De operatieve techniek is nu zodanig geperfectioneerd dat na een behoorlijke aanleerperiode, deze ingreep door een ingewerkt team routinematig kan worden uitgevoerd. In tegenstelling tot vroegere tijden hoeft men geen bijzondere brillen meer te dragen. Zelfs lukt het om een juli ~ augustus ~ september 2013
bijziende ook normaalziende (emmetroop) te krijgen zonder de noodzaak nog een vertebril nodig te hebben. Voor insiders eindig ik met nog een technische opmerking. Er werden twee operatie technieken toegepast, namelijk de intracapsulaire en de extracapsulaire methode. Deze laatste methode had tot voor kort de voorkeur. Thans is fakoemulsificatie (fako=lens), ook wel fako genoemd, gangbaar. Na emulsificatie en afzuigen van de staarlens wordt de kunstlens in het lenskapsel geplaatst ter vervanging van de verwijderde lens. Men gebruikt harde of zachte kunstlenzen; de zachte zijn meer plooibaar en kunnen makkelijker worden geïmplanteerd dan de harde, maar optisch zijn ze minder goed.
Oog met geïmplanteerde kunstlens. Rechts van de (vergrote) pupil is de incisie nog zichtbaar Samenvatting De behandeling van staar is ondertussen al bijna drie millennia oud. Aanvankelijk was dat de staarsteek maar na de verbetering van Daviel werd de lensextractie gangbaar waarbij men een +12 bril droeg. Veel vroegere oogoperaties liepen mis zoals bij Bach en Händel. In de loop der tijden en vooral na de 2e WO is de operatietechniek steeds meer geperfectioneerd. Literatuur Leonard P. Bokhorst en Richard H.C. Zegers, Staarsteek vroeger en nu, Ned. Tijdschr. Geneesk. (6-6-2011). D. Kranen, De balsem van Antje Groenewoud, (ongepubliceerd artikel over kwakzalverij in Utrecht)
[31]
OVERZICHT GENEALOGISCHE PUBLICATIES [*100*] Onze felicitaties met deze 100e aflevering! Heel erg veel dank, mede namens de abonnees en meelezers voor al uw pluiswerk. De heer Klunder vertelt ons hoe hij er toe is gekomen deze overzichten samen te stellen: ‘Op 1 september 1993 (als dit nummer van GEM verschijnt dus twintig jaar geleden!) werd ik gebeld door Hans Nagtegaal (oprichter en thans erelid van de Genealogische Vereniging Prometheus) met de vraag of ik in 'Kronieken' (het orgaan van die vereniging) een rubriek wilde verzorgen met een overzicht van de in de tijdschriften waarop 'Prometheus' was geabonneerd verschenen genealogische publicaties. Dat leek me wel wat, vooral omdat ik dan steeds als eerste de bladen zou ontvangen. Op 6 september ging de redactie van 'Kronieken' akkoord, op 11 september besprak ik met Hans Nagtegaal de opzet (minstens drie generaties, de periode en zo mogelijk de woonplaatsen van de familie vermelden) en ontving ik de eerste tijdschriften. Op 16 november leverde ik de eerste aflevering in, deze werd geplaatst in het eerste nummer van de derde jaargang (1994) van 'Kronieken'. Zoals u boven kunt lezen verscheen de eerste aflevering begin 1994. 'Kronieken' verscheen vier keer per jaar, voor het laatst in 2000. Van 1994 t/m 2000 zijn dat 7x4=28 afleveringen. Vervolgens 72 keer in dit blad, inclusief deze aflevering.’ H. Klunder
K. Koppejan: (De eerste drie generaties Koppejan.) [Coppejan(s), vóór 1550-1717] WvZ, juli '13. K. van Schaik: Van Dam (Overlangbroek, Wijk bij Duurstede). [1545-1831] NL, maart '13. Mw. P.J.C. Elema: Van Eie (Woltersum). [16451891] Gr,2009. H. Snel: Hermanus Christiaan Maria (Herman) Emmink. [Kwartierstaat, Matthesius, Hesseling, Jak] GN, mei '13. A. Neggers: De familie Van Erffoort. [Vóór 1600-1887] GN, mrt./apr. '13. Kwartierstaat van Gerrit Glismeijer. [Kort, Aalten, Mazier, Wolbersen] VG, mei '13. Mw. I. Brethouwser: Het raadsel van Wander ter Haer uit het Woold in Winterswijk, een zoekplaatje in Suderwick, Aalten en Winterswijk. [Later Sondern, 1659-1946] OTGB, 2e kwart. '13. R. de la Haye: De Waalse wortels van de Nederlandse en Duitse families De Hesselle en Goor. [Met 'Stamreeks De Hesselle' (14701757) en 'Fragment-genealogie Goor (Henri-Chapelle - Kerkrade)' (15951784)] LTG, maart '13. A. van der Laan: Parenteel Hillebrant Sijbrants. [Patroniemen, vooral Sappemeer, 1605-1831] Gr 2009. F. Rijckaert: Bij de kwartierstaat van G.B.J. Hiltermann (1914-2000). [Hoijer, van der Knoop, Visser] GN, mrt./apr. '13.
Verklaring afkortingen tijdschriften Gr Gruoninga GN Gens Nostra NL Ned. Leeuw OTGB Oostg.Tijdschr.v.Geneal.en Boerderijonderzoek OV Ons Voorgeslacht VG Veluwse Geslachten LTG Limb. Tijdschr. v. Genealogie VS Vlaamse Stam WF Westfriese Fam. WvZ Wij van Zeeland P. Donche: De families Van Alveringen (Zuid-Holland) en Van der Burch (Vlaanderen). [15e eeuw-1621] VS, mei-juni '13. R.J.A. van Ark, J.F. van der Wal: Parenteel van Jan Jacob van Ark (1851-1926) uit Heerde met nageslacht in Epe en Barneveld. [18512012] VG, juli '13. Mw. C. van Ark, J.F. van der Wal: Parenteel van Rijk Jacobus van Ark (1853-1926) uit Heerde. [1853-2013] VG, juli '13. F.J. Voorhorst: Gerrit Bartholds en zijn kinderen op Hebbink, en Memmink in d'Noordijk. [Vóór 1700-1843] OTGB, 2e kwart. '13. B. van Dooren: Nieuw inzicht op Hendrika Bisschop - met 55 nieuwe kwartieren vóór 1650. GN, mei '13. J.J.M. Quaedvlieg: Mijn overgrootouders Bohnen-Franssen in dienst bij de kasteelheer van Mheer. [Met kwartierstaat, Van den Bergh, Offermans] LTG, juni '13. W.A.B. Donners: De vroegste Nieuwstadtse Bovendeerts: een poging tot een reconstructie. [Met 'fragmentgenealogie', 15951867] LTG, juni '13. J.J.F. Los: De voorouders van Paulus Pietersz. Tolhooft, schipper aan het Rhoonse veer (aanvullingen en correcties […] betreffende families Bijlevelt - Pater Puijk - De Vet). OV, juliaug. '13. juli ~ augustus ~ september 2013
G.B.J. Hilterman bespreekt de toestand in de wereld
[32]
H. Stuut: De halve leeuwen (2) Een genealogische reeks van de halve leeuwen bij het geslacht Hofman. [1506-1897] Gr, 2009. H. Snel: Petrus (Piet) Johannes Keizer. [Kwartierstaat, Koomen, Heusen, Heldoorn] GN, mrt./apr. '13. B.G. Klein Wassink, J. Hiddink: Familie Klein Wassink uit Varssel. [Vervolg, 18502002] OTGB, 2e kw. '13. G. Bakker-Bruijn: Kort fragment van genealogie Koster. [Blokker, 1756-1997] WF, juni '13. N. Biezen: Een Zegelstempel Van Merode (Provence Van Pallandt Neerijnen/Waardenburg). [Met 'Het geslacht Van Merode' (één persoon per generatie), 1420-1666] NL, juli '13. G.H. Klopman: Nakomelingen van Willem Jansen Mouw te Elspeet. [1656-1987] VG, mei '13. M. Roest: Van Noord. [17061908] GN, juni '13. G.H. Klopman: Opmerkelijke aangiften - Tonia Pothoven. [Met 'De kwartierstaat Pothoven' (18-19e eeuw)] VG, mei '13. T. Oskam, P. Flippo: Belijtgen Jansdr. Proot (1550-1622) en haar verwanten. [Met schema's en parenteel, div. familienamen, vóór 14951732] OV, juli-aug. '13. A.J. Stasse: Bij de kwartierstaat
van Piet Römer (19282012). [Le Brunier, Sino, Van de(r) Laar] GN, mei '13.
Mw. D. Sijm: Genealogie van Dodo Jacobi: De familie Rood van Broekoord (Andijk). [Vervolg, 17591995] WF, juni '13. A.J.A. Labouchere: Arend Rutgers, een Hollandse koopman als entrepreneur in Amerika. [Aanvullingen en verbeteringen, met enkele 'fragmentgenealogieën', 1623-1913] NL, juli '13. J.J.F. Lots, B. de Keijzer: Ruyse(e) -Hogesteyn-Van de Pol(le). [14e eeuw -1615] OV, mei '13. P. François: De familie Servais uit Halle: een artistieke dynastie. [Ook andere namen, 1773-2010] VS, mei-juni '13. W.T. Molema-Smitshoek, K.J. Slijkerman: De oudere generaties van het geslacht Smits uit Heukelom, te Smitshoek, Sint Anthoniepolder en Mijnsheerenland. [1500-1752] OV, juni '13. J. Roelstraete: De familie Steverlynck. [1555-2003] VS, juli-aug. '13. H. Snel: Jesaia (Sjaak) Swart [Kwartierstaat, Levitus, Van der Harst, Snaterse] GN, mrt./apr. '13. Mw. G. Stokreef-Braakman: De noabers van Blauwhand in Oolde (deel 2). [Met (o.a.) 'Parenteel van Hendrika Enderink' (Tichelman, 1772-1932) en 'Parenteel van Henndrik Straalman (1806-2000)] OTGB, 2e kwart. '13. H.J. Tiessink e.a.: De kwartierstaat Robbert Tiessink. [Vervolg] OTGB, 2e kwart. '13. T. van Reeken: Uiteindelijk gevonden: een voorouder die zijn hoofd kwijtraakte: Andries Schwartz in 1616. [Met 'Maastrichtse kwartieren van Maria Catharina Turnau' (geb. 1772)] GN, mei '13. G.H. Klopman: Nakomelingen van Tijmentje Tijmens (17451818) uit Kamperveen. juli ~ augustus ~ september 2013
{Patroniem, div. familienamen] VG, juli '13. G.H. Klopman: Voorouders en nakolmelingen van Tijmentje Tijmens (Visch) (17481781/1791) uit Nierssen onder Vaassen. [Patoniemen, 1675-1841] VG, juli '13. Mw. P.J.C. Elema: Vallois, Valois, Vollewaij (stad Groningen). [1655-1862] Gr, 2009. A.H. Veefkind (†): Het ontstaan
van het plaatsje Veefkind (Wisconsin, USA). [Met 'Stamreeks Veefkind', 1635-1961] GN, juni '13. H.J. Luth: Vermeij/Oosterwijck/Kok. [Vraag, ca.1600-1670] OV, juni '13. P.S.C. van der Plas: Het geslacht Van Voorschoten, later geheten Van Cralingen: opkomst, bloei en neergang. [Vóór 1200-1573] NL, maart '13. F. Wiersema, L. Zuidema: Parenteel Warendorp. [15751889] Gr, 2009. P.A. Welling: De Amersfoortse familie Welling. [16901865] GN, mrt./apr. '13. K.J. Slijkerman: De afstamming van het Charloisse geslacht Westduel. [1515-1662] OV, april '13. C. van Silfhout - van Ravenswaaij: Nakomelingen van Evert Willemsen te Ede. [Ook Everts(en), 1750-2012] VG, mei '13. J.P.A. Wortelboer: Genealogie Wortelboer (Ned. Hervormd). [17e eeuw-1784] Gr, 2009.