2014 Q4 Samenvattende rapportage actieve dialoog & uitoefening stemrechten
1030-02’15
1. Inhoudsopgave 1. Inhoudsopgave
2
2. In vogelvlucht
3
3. Verantwoord Beleggen
5
4. Giftige Chemicaliën
6
5. Sociale kwesties in de voedingsmiddelen- en landbouwketen
8
6. Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector
10
7. Voeding en gezondheid
13
8. Goed ondernemingsbestuur
15
9. Thema’s en ondernemingen
17
10. Gedragscodes
20
Vierde kwartaal 2014
Achmea
2
2. In Vogelvlucht Deze rapportage beschrijft de activiteiten die Robeco in opdracht van Achmea heeft uitgevoerd op het gebied van actieve dialoog met ondernemingen in het vierde kwartaal van 2014.
De opbouw van deze rapportage is als volgt. Dit hoofdstuk bevat de belangrijkste statistieken met betrekking tot de actieve dialoog met ondernemingen. Hoofdstuk drie beschrijft de wijze waarop Achmea via het programma voor actieve dialoog gestalte geeft aan verantwoord beleggen. In de hoofdstukken vier tot en met acht worden de belangrijkste activiteiten en resultaten besproken aan de hand van thema’s waarover de dialoog wordt gevoerd met ondernemingen in de beleggingsportefeuille van Achmea. Hoofdstuk negen geeft een samenvattend overzicht van de thema’s waarover Robeco mede namens Achmea een dialoog met ondernemingen voert. Hoofdstuk tien ten slotte bevat een overzicht
van de verschillende gedragscodes op basis waarvan Robeco het programma voor actieve dialoog namens Achmea uitvoert. Gelet op het vertrouwelijke karakter richting de betrokken ondernemingen wordt in dit verslag niet gerapporteerd over de lopende dialogen in Achmea’s enhanced engagement programma. Over de resultaten hiervan wordt separaat verantwoording afgelegd.
er positieve voortgang, geen voortgang of negatieve voortgang is binnen de dialoog.
We presenteren in dit hoofdstuk ook de belangrijkste voortgang op de engagement thema’s middels onderstaande grafiek. De figuur geeft de resultaten in de portefeuille van Achmea aan en in hoe verre dialogen succesvol of onsuccesvol gesloten zijn of dat
Engagement resultaten per thema
Engagementactiviteiten per regio
Noord-Amerika
28%
Europa
55%
Pacific
12%
Opkomende markten
5%
De meeste voortgang is te zien in de thema’s ‘Voeding en Gezondheid’ en ‘Eco-efficiëntie in de Metaal- en Cementindustrie’. Het thema rond controversiële regimes is eerder dit jaar afgerond. Nieuwere thema’s zoals Kwaliteit van bestuur en toezicht en Goed Milieu Management, laten beperkte voortgang zien. Dit komt omdat deze engagement thema’s pas kort geleden van start zijn gegaan. Het is nog te vroeg om voortgang te kunnen rapporteren.
Vierde kwartaal 2014
Achmea
3
Overzicht engagement Milieumanagement Gezondheid Corporate Governance Milieu-impact
24 2 14 5
Mensenrechten
19
Global Compact Schendingen
13
Engagement per contact Analyse (geen contact met bedrijf)
12
Bezoek van bedrijf bij Robeco
12
E-mail
42
Conference call
26
Persquote
1
(Open) Brief
1
Stem uitbrengen
0
Bezoek van Robeco aan bedrijf
6
Vierde kwartaal 2014
Achmea
4
3. Verantwoord Beleggen Achmea hecht veel waarde aan verantwoord beleggen. Hieraan wordt vormgegeven door middel van een programma van actieve dialoog bij die ondernemingen waarin wordt belegd. Bij actieve dialoog worden ondernemingen waarin wij beleggen, aangemoedigd tot goed ondernemingsbestuur en het nemen van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Verantwoord beleggen wint aan belang Een groeiend aantal (institutionele) beleggers beoordeelt potentiële beleggingen niet langer alleen op winst op korte termijn, maar in toenemende mate ook op criteria als (ondernemings) bestuur, milieu, mensenrechten en arbeidsomstandigheden. Onderwerpen als de verandering van het klimaat, nieuwe energietechnologieën, uitputting van schaarse bronnen en mensenrechten zijn vaste punten op de internationale agenda geworden. Wij verwachten dat verantwoord beleggen een steeds belangrijker thema in vermogensbeheer zal worden. Wij geloven dat goed ondernemingsbestuur en maatschappelijke verantwoordelijkheid de aandeelhouderswaarde zal vergroten op de langere termijn.
beleggers zich aan het, zowel intern als extern, stimuleren van verantwoord beleggen.
Internationale gedragscodes Achmea en Robeco hanteren internationale gedragscodes zoals de United Nations Principles for Responsible Investment voor verantwoord beleggen en het United Nations Global Compact voor verantwoord ondernemen. Achter in deze publicatie zijn deze gedragscodes weergegeven.
De dialoog richt zich op kwesties die verband houden met kansen en risico’s die van invloed zijn op de waarde van een onderneming. Tenslotte moet het management van een onderneming invloed kunnen uitoefenen op de kwestie.
Samenwerking Waar mogelijk of noodzakelijk bundelt Robeco zijn krachten met andere beleggers. Voorbeelden hiervan zijn Eumedion; een platform voor institutionele beleggers op het gebied van corporate governance en het Carbon Disclosure Project, dit is een samenwerkingsverband op het gebied van transparantie over CO2-uitstoot van ondernemingen. Een ander belangrijk initiatief waar Achmea en Robeco aan zijn verbonden is de United Nations Principles for Responsible Investment. Binnen dit verband committeren institutionele
Vierde kwartaal 2014
Achmea
5
4. Giftige Chemicaliën Strengere wetgeving met betrekking tot toxische stoffen heeft een belangrijk effect op producenten en verkopers van chemische producten. Als gevolg van groeiende bewustwording bij de consument evalueren ondernemingen bovendien de negatieve invloed die gevaarlijke stoffen mogelijk kunnen hebben op hun imago en concurrentiekracht. Tegelijkertijd onderzoeken zij de marktmogelijkheden om alternatieven te ontwikkelen die minder toxisch zijn. Wij vinden dat beleggers hier rekening mee moeten houden in hun analyses. Wij hebben daarom een nieuw instrument voor engagement uitgeprobeerd: een rondetafelgesprek met ondernemingen die werken met toxische stoffen.
Relevante gedragscodes UN Global Compact principes 7-9 Milieumanagement: Milieubeleid en prestaties Een milieubeleid is een set van beperkingen of normen om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en te behouden. Een effectief milieubeleid schetst duidelijke regels en verwachtingen voor bedrijven met betrekking tot het voorkomen van negatieve effecten op het milieu. Verder moet het mogelijk zijn om de milieuprestaties van het bedrijf te berekenen.
Strengere regelgeving heeft gevolgen voor de winstgevendheid van ondernemingen In 2007 introduceerde de Europese Unie het chemicaliënbeleid REACH (Registration, Evaluation, Authorization and Restriction of Chemicals). Sindsdien moeten duizenden chemische stoffen die in de Europese Unie worden gemaakt of geïmporteerd, geregistreerd worden. REACH en vergelijkbare toekomstige regelgeving in de Verenigde Staten en mogelijk ook in Azië hebben grote gevolgen voor chemicaliënfabrikanten, downstream-bedrijven en retailers. Als gevolg van de groeiende bewustwording van de consument onderzoeken chemische bedrijven momenteel de negatieve invloed die giftige stoffen mogelijk kunnen hebben op het imago van hun merk en op hun totale activiteiten en concurrentiekracht. Tegelijkertijd onderzoeken ze de mogelijkheden om minder giftige chemische alternatieven te ontwikkelen. Wij vinden dat beleggers hier in hun bedrijfsanalyses rekening mee zouden moeten houden. Daarom hebben we onderzocht of een engagement met geselecteerde ondernemingen nuttig zou kunnen zijn.
Het rondetafelgesprek – direct contact met ondernemingen Voor het rondetafelgesprek hebben we vijf ondernemingen uitgenodigd die deelgenomen hadden aan de RobecoSAM Corporate Sustainability Assessment (CSA), de jaarlijkse vragenlijst die onder andere dient als input voor de Dow Jones Sustainability Index (DJSI). Onze uitvoerder
Vierde kwartaal 2014
Robeco streeft ernaar de toegevoegde waarde van de engagement namens Achmea te verhogen. Dit bereiken we door ons te richten op financieel relevante kwesties die direct gerelateerd zijn aan de winstgevendheid van een onderneming en daardoor direct relevant zijn voor beleggers.
Vier engagementdoelstellingen We hebben vier doelstellingen gedefinieerd voor onze dialoog met de chemische bedrijven. De ondernemingen zouden: 1. zich bewust moeten zijn van de stoffen met een hoog risico (SVHC, Substances of Very High Concern) in hun producten en hun toeleveringsketens. Ondernemingen zouden bovendien doelen moeten formuleren over de mate van transparantie over de productie en het gebruik van deze stoffen; 2. een tijdgebonden programma moeten implementeren om het gebruik van deze stoffen met hoog risico af te bouwen of om concurrerende en veiligere alternatieven te ontwikkelen; 3. moeten streven naar voortdurende verbetering door het stellen van ambitieuze doelen, door het publiceren van hun voortgang en door het opstellen van een eigen chemicaliënbeleid; 4. algemeen beleid en industriële standaarden moeten ondersteunen. Het rondetafelgesprek vond begin oktober plaats. Vijf chemische bedrijven uit de Verenigde Staten, Duitsland, Zwitserland en Nederland kwamen bijeen met analisten en engagementspecialisten van Robeco en
Achmea
6
RobecoSAM.
Belangrijkste conclusie: de sector is aardig vooruitstrevend De belangrijkste overwegingen uit het rondetafelgesprek waren: 1. Het grote aantal verschillende regelgevingen schept onveiligheid. De voornaamste wens van de chemische sector is daarom de internationale harmonisatie van wettelijke kaders. 2. Tussen toxiciteit en toxische risico’s bestaat een groot verschil, te vergelijken met een leeuw in het wild en een leeuw in een kooi: de giftigheid is hetzelfde – de leeuw is een uiterst gevaarlijk dier – maar het risico is nogal anders als hetzelfde dier in een kooi wordt gehouden. Daarom is veiligheid belangrijker dan het afbouwen van het gebruik van giftige stoffen. 3. Product stewardship is een belangrijke drijfveer voor de chemische industrie. Het is financieel relevant en daarom van groot belang voor ons als beleggers. De bedrijfsprocedures van de chemische sector – en in het bijzonder die van de wereldspelers in de portefeuilles van Achmea – zijn nu al zeer geavanceerd. 4. Achterblijvers worden geholpen via de International Council of Chemical Associations (ICCA) dat de samenwerking bevordert binnen de sector en met internationale organisaties zoals het VN-Milieuprogramma en non gouvermentele organisaties. 5. De vraag van eindgebruikers naar schonere stoffen vormt een belangrijke
drijfveer voor de chemische sector. Desondanks is het niet eenvoudig nieuwe stoffen te ontwikkelen gezien de gemiddelde ontwikkeltijd van circa tien jaar. Een actueel thema is nanotechnologie, waarmee snel nieuwe stoffen kunnen worden toegepast.
richting product stewardship te bewaken. Wij zullen doorgaan met het organiseren van rondetafelgesprekken in de toekomst aangezien deze aantoonbaar van grote waarde zijn bij duurzaamheidsvraagstukken die relevant zijn voor de winstgevendheid van bedrijven.
Conclusie: waarde voor de ondernemingen en voor ons De ondernemingen vonden het rondetafelgesprek een groot succes, omdat ze vrijuit konden praten met hun branchegenoten, ervaringen konden delen en de zorgen van beleggers konden aanhoren. Wij verhelderen de verwachtingen van aandeelhouders en wij helpen de onderneming met de koppeling tussen duurzaamheidsinitiatieven en financieel resultaat. Op deze manier kunnen ondernemingen hun concurrentiekracht vergroten en beleggers met een langere beleggingshorizon aantrekken. Tegelijkertijd heeft het rondetafelgesprek ook waarde gecreëerd voor ons als beleggers dankzij de unieke inzichten die we kregen in de sector, die erbovenop lijkt te zitten. De ondernemingen zijn zich bewust van de stoffen met een hoog risico in hun producten en toeleveringsketens, zijn transparant en implementeren een tijdgebonden programma om het gebruik van deze stoffen met hoog risico af te bouwen en om concurrerende en veiligere alternatieven te ontwikkelen. Als duurzame beleggers blijven we de chemische sector nauwgezet volgen om deze voortgang
Thema voortgang (op doelstellingsniveau)
Succesvol afgesloten Neutrale voortgang
Vierde kwartaal 2014
Positieve voortgang Negatieve voortgang
x
Niet succesvol afgesloten
Achmea
7
5. Sociale kwesties in de voedingsmiddelenen landbouwketen Ondernemingen in de voedingsmiddelenketen staan onder druk om meer inzicht te geven waar de basismaterialen vandaan komen en op welke manier ze geproduceerd worden. Schandalen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten of ontbossing in de toeleveringsketen kunnen voedingsmiddelenproducenten of supermarktketens snel raken. Partijen in de keten nemen dan vaak de beslissing om inkoop op te schorten totdat de schandalen opgelost zijn, met grote gevolgen voor de aandeelhouderswaarde van de ondernemingen. Als belegger willen we dat de ondernemingen voldoende voorbereid zijn om deze risico’s het hoofd te bieden
Relevante gedragscodes UN Global Compact 1-10 Mensenrechten: Sociale ketennormen Steeds vaker worden ondernemingen aangesproken op slechte arbeidsomstandigheden in (de keten van) de onderneming. Een aantal trends is hier debet aan. Ten eerste is er de verplaatsing van productie naar lagelonenlanden waardoor ondernemingen te maken hebben met niet-Westerse arbeidsnormen en omstandigheden in de keten. Er is daarnaast een trend naar een snellere verspreiding en breder bereik van informatie over de externe effecten van de activiteiten van ondernemingen. Ook zien we een toegenomen rol van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die optreden als maatschappelijke waakhond. Ten slotte zien we dat consumenten zich meer bewust worden en meer verwachten op het gebied van verantwoord ondernemerschap. Voor ondernemingen, in het bijzonder internationale ondernemingen met een bekende merknaam, is het dus van belang dat algemeen geaccepteerde arbeidsnormen worden gevolgd, ook in de keten.
Direct belang voor beleggers Steeds vaker worden ondernemingen aangesproken op maatschappelijke problemen in hun toeleveringsketen. De keten voor levensmiddelen bestaat uit verschillende ondernemingen, die allemaal een eigen rol hebben. Voor ondernemingen aan het begin van de keten, d.w.z. producenten en handelaren, is duurzaam ondernemen noodzakelijk om geaccepteerd te worden door de lokale bevolking en zo hun license to operate te behouden. Voor producenten die leveren aan consumenten of een merknaam hoog moeten houden, is het belangrijk goed inzicht te hebben in het productieproces om de duurzaamheid in de toeleveringsketen te beheren. Daarnaast kan de toenemende schaarste van beschikbaar land en water voor irrigatie leiden tot instabiliteit van het aanbod en hogere prijzen. Dit is een direct risico voor voedingsproducenten, omdat hogere prijzen niet altijd rechtstreeks kunnen worden doorberekend aan de consument. De vraag naar cacao groeit bijvoorbeeld met 3% per jaar, terwijl het aanbod geleidelijk afneemt vanwege het dalende aantal boeren dat cacao verbouwt.
Tien grondstoffen en vijftien ondernemingen Voor onze dialoog hebben we tien grondstoffen met maatschappelijke problemen uitgekozen, te weten palmolie, soja, cacao, koffie, thee, suiker, katoen, hazelnoot, gerstemout en zuivel. Wij gaan de engagement aan met vijftien ondernemingen uit de portefeuilles van Achmea over de voor hen meest relevante
Vierde kwartaal 2014
grondstoffen. Voor een deel van onze dialoog werken we samen met andere beleggers in werkgroepen van de Principles for Responsible Investment (PRI), namelijk de werkgroepen met betrekking tot arbeidsrechten in de landbouwketen en waterrisico in de landbouwketen.
Vijf engagementdoelstellingen We hebben vijf maatschappelijke thema’s geïdentificeerd als meest belangrijk: mensenrechten, arbeidsrechten, duurzame agrarische productie, eerlijk loon en kleineboerenparticipatie. We trekken drie jaar uit voor dit engagementthema. Respecteren van mensenrechten We verwachten dat ondernemingen een mensenrechtenbeleid ontwikkelen en onderzoek op het gebied van mensenrechten uitvoeren om te identificeren op welke productiegebieden schending van mensenrechten een risico is voor de ondernemingsactiviteiten. Olam International, één van de meest veelzijdige beursgenoteerde plantagebedrijven ter wereld, heeft bijvoorbeeld aangegeven dat ze binnenkort een plantagebeleid zullen publiceren dat ingaat op de problemen met landrechten van de inheemse bewoners. Naleving van arbeidsnormen Volgens de International Labor Organization (ILO) is landbouw één van de gevaarlijkste sectoren om in te werken. Een derde van de arbeiders op de wereld is werkzaam in de landbouw, grotendeels in opkomende landen. Wij willen dat ondernemingen de ILO-conventies op het gebied van
Achmea
8
kinderarbeid, gedwongen arbeid, discriminatie, vrijheid van vereniging en collectieve onderhandeling respecteren. Door middel van een gedragscode voor leveranciers kan de onderneming een veilige werkomgeving creëren voor zowel de eigen medewerkers als die van leveranciers. Wilmar heeft bijvoorbeeld het beleid ‘No Deforestation, No Peat, No Exploitation’ gelanceerd dat betrekking heeft op specifieke eisen voor de arbeidsomstandigheden bij leveranciers van palmolie. Duurzame agrarische productie Landbouw kan een negatief effect hebben op de biodiversiteit en bijdragen aan klimaatverandering. Ontbossing is een grote zorg, vooral in tropische landen, omdat de bossen daar een zeer hoge biodiversiteit hebben, enorme hoeveelheden CO2 opslaan en een bijdrage van wereldwijd belang leveren aan het ecosysteem. Veeteelt en de verbouw van soja en palmolie worden beschouwd als de belangrijkste oorzaken van grootschalige ontbossing. Ondernemingen die actief zijn in deze grondstoffenketens, dienen een beleid te hebben voor het aanpakken van ontbossing en de schadelijke impact op de beschikbaarheid van water. Bovendien dienen zij transparant te zijn door bijvoorbeeld te rapporteren via CDP Water en CDP Forest, twee jaarlijkse vragenlijsten uitgestuurd namens beleggers wereldwijd onder de vlag van het Carbon Disclosure Project. Een goed voorbeeld hiervan is Carrefour, met een verantwoord inkoopbeleid dat prioriteit geeft aan leveranciers en producten die de biodiversiteit respecteren. Het beleid is
gericht op de inkoop van duurzame palmolie en soja. Betaling van een eerlijk loon in plaats van een minimumloon Een eerlijk loon is een minimuminkomen dat een arbeider nodig heeft om in zijn of haar basisbehoeften te kunnen voorzien. In de grondstoffenproductie ontvangen kleine boeren vaak geen loon, maar verdienen zij inkomen via de verkoop van producten. Voor het verdienen van voldoende inkomen dienen ze een eerlijke prijs te ontvangen voor die producten. Dit creëert stabiliteit in het personeelsbestand en een stabiel toeleverancierbestand voor de onderneming die de grondstoffen inkoopt. Wij verwachten dat ondernemingen een beleid ontwikkelen om te zorgen voor een eerlijk loon voor hun arbeiders en dat zij met hun toeleveranciers bespreken hoe een eerlijk loon ook in de keten kan worden bereikt. Onze risicoanalyse voor Nestlé laat bijvoorbeeld zien dat de onderneming inkoopt in verschillende landen met een hoog risico en waar de ontwikkeling van een eerlijk loon zou kunnen bijdragen aan de stabiliteit van het toeleverancierbestand. We zullen samen met de onderneming manieren bespreken om samenwerkingsverbanden en een beleid voor eerlijke lonen op te zetten.
wereldwijde voedselproductie vormen kleine boeren het grootste deel van de ondervoede bevolking in opkomende landen. Zij worden steeds meer geconfronteerd met verslechtering van de natuurlijke hulpbronnen waarvan zij afhankelijk zijn, hebben minder toegang tot geschikte grond en hebben last van de stijgende prijzen van grondstoffen voor de landbouw. Wij beschouwen duurzame landbouwintensificatie van kleine boeren als een belangrijke strategie om de uitdagingen voor de wereldwijde voedselproductie aan te gaan, zoals het veiligstellen van aanlevering. Unilever heeft bijvoorbeeld een ‘Livelihood for Smallholder Farmers’ beleid om kleine boeren te helpen hun leven en de opbrengst van hun oogst te verbeteren.
Ondernemingen onder engagement We starten een drie jaar durende dialoog over deze vijf engagementdoelstellingen met de volgende vijftien bedrijven: Wilmar International, Golden Agri Resources, Olam International, Associated British Foods, Bunge, Noble Group, Nestlé, Unilever, Mondelez, Coca Cola, SABMiller, Ahold, Carrefour, Tesco en Metro.
Kleineboerenparticipatie Circa driekwart van de armste mensen ter wereld woont in rurale gebieden in opkomende landen en is afhankelijk van landbouw voor hun levensonderhoud. Zij nemen als kleine boeren deel in wereldwijde en lokale netwerken voor voedselproductie. Ondanks de aanzienlijke bijdrage aan de
Thema voortgang (op doelstellingsniveau)
Succesvol afgesloten Neutrale voortgang
Vierde kwartaal 2014
Positieve voortgang Negatieve voortgang
x
Niet succesvol afgesloten
Achmea
9
6. Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector Duurzaamheid is steeds vaker een onderdeel van consumentenbewustzijn. Dit geldt zeker ook in de kledingsector. Social media is in toenemende mate belangrijk voor het beeld dat consumenten van ondernemingen hebben. Daarmee is het beheren van risico’s op het gebied van veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector belangrijk voor ondernemingen, omdat dit directe gevolgen kan hebben voor de reputatie van de onderneming. Wanneer, zoals bij Rana Plaza in Bangladesh in 2013, de reputatie van ondernemingen in gevaar komt door incidenten, kan merkloyaliteit snel verloren gaan. Daarmee dalen verkoopcijfers ook, wat direct negatieve gevolgen heeft voor de aandeelhouderswaarde. Zo draagt het voorkomen van risico’s op het gebied van veilige arbeidsomstandigheden bij aan een beter risico-rendement profiel voor beleggingen in deze sector.
Relevante gedragscodes UN Global Compact Mensenrechten: Sociale ketennormen Steeds vaker worden ondernemingen aangesproken op slechte arbeidsomstandigheden in (de keten van) de onderneming. Een aantal trends is hier debet aan. Ten eerste is er de verplaatsing van productie naar lagelonenlanden waardoor ondernemingen te maken hebben met niet-Westerse arbeidsnormen en omstandigheden in de keten. Er is daarnaast een trend naar een snellere verspreiding en breder bereik van informatie over de externe effecten van de activiteiten van ondernemingen. Ook zien we een toegenomen rol van niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die optreden als maatschappelijke waakhond. Ten slotte zien we dat consumenten zich meer bewust worden en meer verwachten op het gebied van verantwoord ondernemerschap. Voor ondernemingen, in het bijzonder internationale ondernemingen met een bekende merknaam, is het dus van belang dat algemeen geaccepteerde arbeidsnormen worden gevolgd, ook in de keten.
Gezondheid en veiligheid in de kledingsector Consumenten zien duurzaamheid steeds vaker als één van de factoren die bepalen in welke winkel ze hun kleding kopen. Ze gebruiken de informatie die consumenten en andere belanghebbenden (zoals ngo’s) delen om hun mening over een kledingmerk te bepalen. Het voorkomen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s in de kledingsector is daarom belangrijk voor ondernemingen in de kledingsector, en niet alleen vanuit werknemers- of operationeel perspectief. De reputatie van deze ondernemingen staat op het spel en de loyaliteit ten opzichte van een merk kan snel verloren gaan. Ook voor beleggers is het voorkomen van gezondheids- en veiligheidsrisico’s in de kledingsector belangrijk. Als de reputatie van een onderneming in gevaar is als gevolg van een incident zoals de Rana Plaza-ramp in Bangladesh in 2013, kan de loyaliteit ten opzichte van dat merk snel verloren gaan, waardoor de verkoop zal dalen. Het directe gevolg is een negatieve impact op de aandeelhouderswaarde.
Uitdagingen in de toeleveringsketen van textiel in India De Indiase textielsector blijft groeien en is sinds kort de op één na grootste producent van textiel en kleding ter wereld. De sector biedt directe werkgelegenheid aan 45 miljoen arbeiders, waarmee
Vierde kwartaal 2014
deze sector na de landbouwsector de meeste arbeidsplaatsen biedt. De sector blijft ondertussen hard groeien en in 2011 bedroeg de omvang van de Indiase textielindustrie al EUR 72 miljard en de verwachting is dat dit bedrag verder stijgt naar EUR 120 miljard in 2016 en EUR 179 miljard in 2021. De lonen blijven echter achter bij die in andere ontwikkelingslanden. Met het laagste loon voor ongeschoolde kledingarbeiders als indicator voor het minimum maandsalaris in de sector, behoort India tot de slechtst betalende landen in de wereld. De lonen zijn vergelijkbaar met die in Bangladesh, zijn lager dan die in Pakistan en Cambodja en beduidend lager dan de lonen in China, Thailand en de Filippijnen.
Mensenrechtenkwesties in India Een recent rapport van het Centre for Research on Multinational Corporations (SOMO) en de Landelijke India Werkgroep (India Committee of the Netherlands (ICN)) stelt dat arbeiders in de Zuid-Indiase textielindustrie werken onder slechte arbeidsomstandigheden, zoals situaties van gedwongen arbeid waarbij vrouwen en meisjes worden gedwongen tegen een laag loon lange dagen te werken. Het rapport is met name gericht op vijf fabrieken: Best Cotton Mills, Jeyavishnu Spintex, Premier Mills, Sulochana Cotton Spinning Mills en Super Spinning Mills. De beschuldigingen concentreren zich op de afwezigheid van
Achmea
10
contracten of salarisstrookjes voor de arbeiders. Ook hebben zij geen toegang tot vakbonden of klachtenregelingen binnen de fabrieken. Bovendien worden de arbeiders gehuisvest in zeer eenvoudige hostels die door de onderneming zelf worden gerund. De arbeiders mogen vrijwel niet van het bedrijfsterrein af. Twee van de onderzochte fabrieken leveren aan Bengalese kledingfabrieken die onder het Bangladeshakkoord vallen. Er bestaat dus een connectie tussen de ondertekenaars van het akkoord en schendingen van arbeidsrechten in India. Vanuit het perspectief van de toeleveringsketen is de belangrijkste uitkomst van het rapport de beschuldiging dat ondernemingen hun plicht om toezicht te houden op indirecte toeleveranciers binnen hun toeleveringsketens verzaken. Slechts een klein aantal voorlopers begint de toeleveringsketen in kaart te brengen en te controleren. Twee ondernemingen die gestart zijn met dit proces zijn Primark en H&M, allebei onderhouden ze indirecte toeleveringsketenrelaties met de fabrieken die worden genoemd in het SOMO-rapport. Beide ondernemingen hebben tijdens eerdere gesprekken aangegeven dat ze werken aan beter risicobeheer van indirecte toeleveranciers.
H&M stond in de aandacht en onderneemt nu actie Met name Super Spinning Mills is een indirecte toeleverancier van H&M geweest via een Bengalese leverancier die garen gebruikte dat werd geproduceerd in die specifieke fabriek. H&M onderhield weliswaar geen directe zakelijke relatie met de fabriek, maar de onderneming gebruikte wel de materialen voor de productie van kleding die wordt verkocht in de H&Mwinkels. Als reactie op de beschuldigingen uit het SOMO-rapport probeerde H&M aanvankelijk een dialoog aan te gaan met de fabriek. Maar de onderneming gaf
Vierde kwartaal 2014
aan dat Super Spinning Mills “niet bereid was om op een transparante manier met H&M samen te werken”. Daarop beloofde de onderneming haar toeleveranciers te verbieden om producten te gebruiken van Super Spinning Mills. Meer in het algemeen is H&M begonnen de reikwijdte van haar gedragscode uit te breiden naar dit deel van de waardeketen in China en Bangladesh. De onderneming richt zich specifiek op beperkingen ten aanzien van chemische stoffen en op de milieu- en veiligheidseisen uit haar gedragscode. H&M heeft de relatie met Super Spinning Mills al beëindigd, maar de onderneming moet daarnaast doorgaan met het in kaart brengen van de indirecte toeleveranciers ter voorkoming van reputatierisico’s die kunnen voortvloeien uit mensenrechtenkwesties binnen de toeleveringsketen. Verder zou H&M moeten overwegen de gedragscode uit te breiden naar indirecte toeleveranciers in India.
Primark intensiveert de dialoog met de beschuldigde Indiase fabrieken Fabrikanten die onder contract stonden van Primark gebruikten voor hun productie textiel van Jeyavishnu. Primark gaf aan dat het de zorgen van SOMO en ICN over de arbeidsomstandigheden en werkgelegenheid in de Zuid-Indiase katoenindustrie deelt. Primark erkent dat de fabriek problemen heeft gehad die rechtgezet moeten worden. De onderneming is van plan met de fabriek samen te werken om deze problemen op te lossen en zal doorgaan de fabriek te controleren om de basis te leggen voor verdere actie. Als reactie op het rapport zal Primark bovendien haar Fair Hiring Fair Labour-programma implementeren bij Jeyavishnu. Dit programma heeft als doel de normen voor werving en het inhuren van arbeiders te verbeteren, en ook het gebruik van arbeidsmakelaars, het management op de werkplek en van de
hostels. Op bredere basis is Primark ook begonnen de indirecte toeleveranciers in kaart te brengen. Als Primark de relatie met Jeyavishnu voortzet, zal de onderneming de kwesties uit het SOMO-rapport onmiddellijk moeten aanpakken. Ondanks dat er al goede voortgang is geboekt in dit opzicht, zal de onderneming door moeten gaan met het in kaart brengen van de indirecte toeleveranciers en relevante kwesties blijven identificeren en corrigeren.
Uitdagingen voor de toekomst Door het enorme belang van de textiel- en kledingindustrie voor de Indiase economie en het belang van grote multinationale kledingmerken die de sector steunen, heeft het voortdurende beheer van mensenrechtenkwesties hoge prioriteit. Dit geldt voor zowel Primark als H&M. Deze ondernemingen leggen hun directe toeleveranciers strenge regelgeving en audits op om de toeleveringsketens effectief te kunnen beheren. Het toeleveringsbeleid van beide ondernemingen voldoet inderdaad aan de kernprincipes van de ILO. Beide ondernemingen communiceren deze naar hun leveranciers over de hele wereld, voeren regelmatig audits uit en stellen vervolgens non-compliance aan de orde. Van belang is echter hoe effectief deze ondernemingen kunnen zijn met betrekking tot indirecte toeleveranciers waarmee geen directe zakelijke relatie bestaat. Beide ondernemingen hebben toegezegd de audits van hun indirecte toeleveranciers uit te breiden als onderdeel van de langdurige aanwezigheid in de regio. Dit is echter een grotere uitdaging als alle relaties indirect zijn en tot stand komen via de toeleveranciers. Robeco blijft namens Achmea met beide ondernemingen in dialoog over gezondheids- en veiligheidsrisico’s in hun toeleveringsketen. Wij zijn op dit moment bezig met het regelen van een follow-up gesprekken met beide ondernemingen en
Achmea
11
zullen hen vragen door te gaan met het uitbreiden van hun audits van indirecte toeleveranciers. Ook vragen wij om meer transparantie en risicobeheer binnen hun toeleveringsketens.
Thema voortgang (op doelstellingsniveau)
Succesvol afgesloten Neutrale voortgang
Vierde kwartaal 2014
Positieve voortgang Negatieve voortgang
x
Niet succesvol afgesloten
Achmea
12
7. Voeding en gezondheid Er wordt steeds meer aandacht besteed aan obesitasproblemen die toenemen wat betreft patiëntenaantallen en ernst. Verschillende soorten stakeholders leggen een verband tussen deze trend en de consumptie van een grote hoeveelheid van bepaalde voedingsmiddelen en dranken. De producenten die er niet in slagen te reageren op het obesitasprobleem, dat onder meer veranderingen in regelgeving, belasting, rechtszaken en weerstand bij consumenten inhoudt, lopen het risico van negatieve invloed op de omzet. Ondernemingen die adequaat met dit probleem omgaan zullen een duurzamer bedrijfsmodel met een goede reputatie hebben voor de langere termijn.
Relevante gedragscodes UN Global Compact principes 1 en 2 Gezondheid: Gezonde voeding Principes 1 en 2 van het Global Compact van de Verenigde Naties zijn erop gericht dat bedrijven de internationale mensenrechten respecteren en de bescherming ervan ondersteunen en ervoor zorgen dat zij niet medeplichtig zijn aan mensenrechtenschendingen. Mensenrechtenkwesties ontstaan doordat ondernemingen niet nadenken over de potentiële implicaties van hun activiteiten binnen de operationele context. Wij koppelen de manier waarop mensen een gezond leven kunnen leiden aan de basale rechten van de mens.
Vierde kwartaal 2014
Obesitas: de levensmiddelensector als onderdeel van de oplossing Strengere WHO-richtlijnen als basis Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is het aantal mensen met obesitas sinds de jaren tachtig verdubbeld. Als reactie op die trend heeft de WHO de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid suiker in de wereldwijde aanbevelingen twee keer verlaagd. Suiker wordt namelijk gezien als een belangrijke factor voor het toenemende aantal mensen met obesitas. Met betrekking tot de nieuwe aanbevelingen is het werk van dr. Lustig ook interessant. Hij is een gerenommeerd wetenschapper en aanhanger van de theorie dat suikerinname één van de belangrijkste factoren is die leidt tot obesitas en ziektes als diabetes. Wetgevers, gezondheidsorganisaties en consumenten zijn zich hier steeds bewuster van en koppelen de consumptie van bepaalde voedingsmiddelen en dranken aan de toegenomen risico’s van obesitas. De branchevereniging Consumer Goods Forum, heeft begin 2014 ook nieuwe doelstellingen opgesteld. Deze zijn gericht op het openbaar maken van voedingsbeleid en productformuleringen, de invoering van gezondheidsprogramma’s voor medewerkers van leden van de organisatie, de sectorbrede invoering van gestandaardiseerde etikettering van producten en consumenteninformatie voor weloverwogen en gezonde keuzes. Daarnaast richten de aanbevelingen zich op het aan banden leggen van reclame gericht op kinderen jonger dan 12 jaar voor producten die niet voldoen aan specifieke voedingscriteria.
Ook nationale regeringen hebben gereageerd op het toenemende aantal mensen met obesitas en ziektes zoals diabetes door belastingen in te voeren op junkfood. Het mogelijke succes van deze belastingen is nog niet bewezen, maar ze zijn in ieder geval een serieuze bedreiging voor producenten van voedingsmiddelen en dranken en voor fastfoodrestaurants. Naast deze wettelijke voorschriften zijn er ook een aantal vrijwillige richtlijnen. De EU Pledge en de IFBA Pledge zijn gericht op het veranderen van de manier waarop levensmiddelenondernemingen reclame maken gericht op kinderen. Een ander voorbeeld van een dergelijk initiatief is de Voluntary School Beverage Guidelines, die in de Verenigde Staten zijn ingevoerd. Deze richtlijnen zijn erop gericht ongezonde koolzuurhoudende dranken op scholen te vervangen door caloriearme dranken. Dit initiatief is een groot succes en enkele van de grootste namen in de Amerikaanse drankenmarkt, zoals Coca Cola Company en Dr. Pepper Snapple, doen eraan mee.
Een gezonde levensstijl stimuleren Om goed om te gaan met obesitas moeten bedrijven nog meer doen om een gezonde levensstijl onder hun consumenten te stimuleren. Na een drie jaar durende dialoog met verschillende ondernemingen uit de portefeuille over het onderwerp voeding en gezondheid zijn vele van deze ondernemingen erin geslaagd ‘gezondere’ strategieën in te voeren en hebben we 90% van onze dialogen succesvol kunnen sluiten. Alle ondernemingen hebben aandacht geschonken aan obesitas en hebben het in
Achmea
13
hun rapportage opgenomen als één van de ESG-risico’s. Ze hebben allemaal erkend dat met name obesitas onder kinderen een ernstig probleem is en ze hebben toegezegd dit probleem aan te zullen pakken. Een andere doelstelling die we hebben besproken met de ondernemingen, was de ontwikkeling van gezondere producten. Alle ondernemingen hebben toegezegd dat ze gezondere producten zullen aanbieden aan hun klanten. Deze toezegging krijgt een plaats in de strategie van de ondernemingen om de hoeveelheid suiker, verzadigde vetten en zout in hun producten te verlagen. De ruime meerderheid kan echter nog geen kwantitatieve doelen laten zien en geven aan dat om commerciële redenen niet te doen. De ondernemingen zijn bang hun concurrentievoordeel te verliezen, omdat het verlagen van de hoeveelheid suiker, vet en zout een complex onderwerp is dat veel toewijding vereist met soms gemengde resultaten. Een voorbeeld van een efficiënt uitgevoerde strategie is de strategie voor productetikettering van Carrefour.
Frequentie van consumptie Carrefour heeft een gestandaardiseerd etiket ontwikkeld met productinformatie voor het merk Carrefour en verschillende andere merken die in hun winkels worden aangeboden. De onderneming werkt op dit moment aan een nieuw soort etikettering dat vanaf september 2015 zal worden ingevoerd. Op het etiket (aan de voorkant
van de verpakking) staat informatie over hoe vaak het specifieke product genuttigd kan worden volgens het wereldwijde voedingsadvies. Bovendien bevat het etiket informatie over hoe het product genuttigd kan worden naast andere producten. Deze etikettering wordt toegepast op producten van het merk Carrefour en het streven is om deze eerst op nationaal niveau in te voeren in Frankrijk. De specifieke informatie die op de verpakking wordt geplaatst, wordt eerst besproken met een externe wetenschappelijke commissie. Bovendien wordt er een website ontwikkeld om klanten te informeren over de nieuwe etikettering. Carrefour vraagt andere ondernemingen deel te nemen aan de gesprekken, maar vooralsnog wordt de nieuwe etikettering alleen toegepast op producten van het merk Carrefour.
Meerderheid van de ondernemingen liet verbeteringen zien gedurende de engagement Wat betreft verantwoorde marketing richting consumenten in het algemeen en kinderen in het bijzonder hebben alle ondernemingen voldaan aan onze verzoeken. We hebben de doelstelling succesvol afgesloten. Op het gebied van transparantie van de obesitasstrategie zien we nog geen eenduidig positief beeld. De ondernemingen in onze engagement kunnen we grofweg in drie categorieën verdelen: ondernemingen die voldoende informatie bekendmaken; ondernemingen
die onvoldoende informatie bekendmaken, maar wel een dergelijke strategie volgen; en ondernemingen die weinig actie ondernemen met betrekking tot obesitas.
De sector is onderdeel van de oplossing Aan het begin van onze dialoog over voeding en gezondheid hebben we de vraag gesteld of de levensmiddelensector onderdeel van het probleem is of juist onderdeel van de oplossing? Gedurende de drie jarige engagement over dit onderwerp hebben we inspanningen gezien van levensmiddelenondernemingen voor het stimuleren van een gezondere levensstijl. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de strategie van Carrefour voor etikettering. Dit kan worden beschouwd als een volgende stap om een gezondere levensstijl te stimuleren in de maatschappij. Het is de focus op een verantwoord dieet waarbij ondernemingen in deze sector hun vastbeslotenheid tonen en een bijdrage leveren om het obesitasprobleem op te lossen. De levensmiddelensector is daarmee onderdeel van de oplossing.
Thema voortgang (op doelstellingsniveau)
Succesvol afgesloten Neutrale voortgang
Vierde kwartaal 2014
Positieve voortgang Negatieve voortgang
x
Niet succesvol afgesloten
Achmea
14
8. Goed ondernemingsbestuur Goed ondernemingsbestuur of corporate governance verwijst naar een set regels of principes die de rechten, verantwoordelijkheden en verwachtingen tussen de verschillende belanghebbenden definiëren met betrekking tot het bestuur van ondernemingen. Een goed gedefinieerd corporate governance systeem kan gebruikt worden om evenwicht tussen belanghebbenden te creëren en hun belangen enigszins te verenigen. Bovendien biedt een corporate governance systeem ondersteuning bij het behalen van strategische doelstellingen. Verbeteringen in corporate governance praktijken kunnen cruciaal zijn voor de stabiliteit en de prestaties van een onderneming.
Relevante gedragscodes -De ICGN internationale beginselen voor Governance (ICGN, herzien 2014) -Lokale corporate governance codes -ICGN Corporate Risk Oversight Guidelines Corporate Governance: Verantwoording & Transparantie De corporate governance structuur van een onderneming specificeert de rechten en verantwoordelijkheden van de verschillende belanghebbenden, zoals de directie, commissarissen, aandeelhouders en andere belanghebbenden. Een adequaat functionerend corporate governance systeem richt zich op de lange termijn continuïteit van een onderneming en beschermt de belangen van aandeelhouders. Een goed functionerend corporate governance systeem kan bijdragen aan lange termijn aandeelhouderswaarde. Internationale en nationale principes en codes verschaffen richtlijnen voor goede corporate governance. Corporate governance kent vele aspecten die van belang zijn. Relevante onderwerpen zijn: beloningsbeleid, aandeelhoudersrechten, transparantie, effectief toezicht op management, onafhankelijke audit en risk management.
Goed ondernemingsbestuur: internationale principes voor engagement met impact ICGN principes als uitgangspunt voor corporate governance activiteiten De principes van het ‘International Corporate Governance Network’ (ICGN) zijn het uitgangspunt voor de corporate governance engagementactiviteiten die Robeco namens Achmea uitvoert. De ICGN principes zijn een internationale standaard voor goede corporate governance. De principes kunnen door ondernemingen wereldwijd nageleefd worden. In 2013 is Robeco namens Achmea een breed engagement thema gestart met als doel om naleving van de ICGN principes bij beursvennootschappen te bevorderen, onder de naam ‘Goed ondernemingsbestuur’. Na twee jaar engagement blikken we terug op enkele dialogen en ontwikkelingen op het gebied van corporate governance.
Breed scala aan doelstellingen De verschillende principes van de ICGN bestrijken vrijwel alle relevante aspecten van goed ondernemingsbestuur. De principes bieden richtlijnen voor het beloningsbeleid van beursvennootschappen, maar ook voor de samenstelling van Raden van Commissarissen en Bestuur zijn richtlijnen opgesteld. Andere onderwerpen uit de ICGN principes zijn aandeelhoudersrechten, bedrijfscultuur en ethiek, risicomanagement, auditfunctie en transparantie. Het thema telt zeven verschillende doelstellingen; één per relevant principe. Per onderneming hebben
Vierde kwartaal 2014
we geïnventariseerd op welke principes verbetering het meest gewenst is. De focus van de dialoog richt zich op die specifieke principes.
Samenwerking met andere institutionele beleggers Voor het verbeteren van het ondernemingsbestuur van ondernemingen, werken wij regelmatig samen met andere institutionele beleggers. Zo werkte Robeco namens Achmea medio 2013 samen bij een dialoog met KPN toen het Nederlandse telecombedrijf overgenomen dreigde te worden door het Mexicaanse America Movil. Een potentieel meerderheidsbelang voor America Movil leidde tot zorgen over de rechten van minderheidsaandeelhouders in KPN. Het definiëren van specifieke aandeelhoudersrechten kan hierbij bescherming bieden. De inzet van de dialoog was om de beslissingsbevoegdheid voor belangrijke - strategische en financiële - besluiten aan te passen zodat minderheidsaandeelhouders niet benadeeld zouden worden.
Engagement bij aandeelhoudersvergaderingen Een goed moment om de dialoog aan te gaan met een onderneming over goed ondernemingsbestuur is voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering. Vaak wordt op een aandeelhoudersvergadering aan aandeelhouders goedkeuring gevraagd voor zaken als benoeming van bestuursleden en commissarissen. Ook wijzigingen in het beloningsbeleid van bestuurders wordt voorgelegd aan aandeelhouders. De
Achmea
15
ICGN principes bieden een kader bij deze onderwerpen. Zo is het belangrijk dat het beloningsbeleid voor bestuurders een goede koppeling maakt tussen resultaat en beloning. Voorafgaand en tijdens de aandeelhoudersvergadering van TNT Express heeft Robeco namens Achmea gevraagd om het nieuwe beloningsbeleid beter aan te laten sluiten bij de belangen van investeerders. In dit traject vroegen we met succes om een hoger aandelenbezit van bestuurders, waardoor de belangen van bestuurders in lijn zijn met de belangen van de onderneming. Daarnaast hebben wij dringend verzocht om bestuurders geen variabele beloning toe te kennen bij benedengemiddelde prestaties.
Bescherming van stakeholders Eén van de ICGN principes richt zich op objectiviteit en onafhankelijkheid van het bestuur van een onderneming. Het is van belang dat het bestuur voldoende objectief is om de belangen van alle relevante stakeholders te kunnen dienen. Een voorbeeld van onze engagement gericht op onafhankelijkheid, is de dialoog met de Braziliaanse petroleumgigant Petrobras. Bij deze onderneming heeft de Braziliaanse overheid de doorslaggevende stem voor het beleid van de onderneming, maar de overheid is niet de grootste verstrekker van kapitaal. Omdat Robeco namens Achmea van mening is dat de onderneming vooral in het beste belang van de Braziliaanse overheid bestuurd werd en niet in het beste belang van de overige investeerders, zijn we een engagement traject met de onderneming gestart. Samen met andere
institutionele investeerders nomineerden we een onafhankelijk lid van het bestuur, met als doel meer tegenwicht te bieden aan de dominantie van de Braziliaans overheid in Petrobras. In maart 2014 werd onze voorgestelde kandidaat met een meerderheid gekozen voor het bestuur van de onderneming.
ICGN principes zijn niet statisch Hoewel de ICGN principes universeel van aard zijn, is de interpretatie ervan niet statisch. Constructieve dialoog met ondernemingen voor toepassing van ICGN principes zorgt ervoor dat ‘best practices’ op een bepaald moment ‘common practices’ worden. Deze dynamiek nemen wij mee in onze dialoog. Het engagement thema biedt een algemeen raamwerk voor veel van onze corporate governance engagement activiteiten, ook in de toekomst. De principes van het International Corporate Governance Network zijn zelf ook aan verandering onderhevig. In 2014 werden de beginselen herzien tot ‘Global Governance Principles’. In navolging op de aangepaste principes zullen we in 2015 twee nieuwe principes toevoegen aan de doelstellingen: één gericht op de samenstelling en nominatie van het bestuur en één gericht op rechten bij aandeelhoudersvergaderingen.
Thema voortgang (op doelstellingsniveau)
Succesvol afgesloten Neutrale voortgang
Vierde kwartaal 2014
Positieve voortgang Negatieve voortgang
x
Niet succesvol afgesloten
Achmea
16
9. Thema’s en ondernemingen Met de volgende ondernemingen is Robeco namens Achmea in actieve dialoog in het kader van de genoemde thema’s. Tijdens de actieve dialoog wordt met de onderneming gesproken over mogelijke verbeteringen die aangebracht kunnen worden in de aanpak van sociale omstandigheden, milieu en ondernemingsbestuur door de onderneming. Voor de ondernemingen die onder de Global Compact schendingen vallen worden de namen niet bekend gemaakt vanwege mogelijke impact van publicatie op de ondernemingen of de onderliggende aandelen.
Eco-efficiëntie in de Metaal- en Cementindustrie Anglo American ArcelorMittal Cemex SAB de CV CRH Plc HeidelbergCement AG Lafarge SA
ESG-Investeringsrisico’s Onconventionele Energiebronnen Anadarko Petroleum Corp. Apache BG Group BHP Billiton BP Canadian Natural Resources Cenovus Energy Chesapeake Energy Corp. ConocoPhillips Devon Energy ExxonMobil Hess Corp. Marathon Oil Royal Dutch Shell Statoil Suncor Energy Total
Diepwater Exploratie en Ontwikkeling Anadarko Petroleum Corp. ConocoPhillips Petroleo Brasileiro Repsol Statoil Total Tullow Oil
The Dow Chemical Co.
Goed Milieu Management Royal Dutch Shell
Duurzaam ketenbeheer Elektronica Apple BlackBerry Hewlett-Packard Panasonic Corp. Philips SHARP Corp. Sony TOSHIBA Corp.
Duurzaam ketenbeheer Soja Associated British Foods Plc Bunge Ltd. Carrefour McDonald’s Monsanto Co. Noble Group Ltd. Syngenta AG Yum! Brands
Waterbeheer bij textielgerelateerde ondernemingen Adidas Burberry Group Gap Hennes & Mauritz LVMH Moet Hennessy Louis Vuitton NIKE Polo Ralph Lauren The TJX Cos. VF
Giftige Chemicaliën
Waterbeheer bij voedings- dranken- en tabaksondernemingen
AkzoNobel BASF DSM
Danone Diageo General Mills
Vierde kwartaal 2014
Achmea
17
Kerry Group Mondelez International Pernod Ricard Tyson Foods
CO2 management in de Vastgoedsector CapitaLand Ltd. Corio NV Federal Realty Investment Trust Hammerson Plc Link Real Estate Investment Trust Macerich Co. Scentre Group Limited Simon Property Group, Inc. Sun Hung Kai Properties Ltd. Unibail-Rodamco
Sociale kwesties in de voedingsmiddelen- en landbouwketen Ahold Associated British Foods Plc Bunge Ltd. Carrefour Coca Cola Enterprises, Inc. Golden Agri-Resources Metro AG Mondelez International Nestlé Noble Group Ltd. Olam International Ltd. SABMiller Plc Tesco Plc Unilever Wilmar International
Veilige arbeidsomstandigheden in de kledingsector Associated British Foods Plc Burberry Group Hennes & Mauritz Inditex Kering LVMH Moet Hennessy Louis Vuitton Marks & Spencer Group Plc VF
De sector Energie en Basismaterialen in controversiële regimes
BG Group BHP Billiton BP ConocoPhillips Eni ExxonMobil Freeport-McMoRan Copper & Gold Repsol Rio Tinto Royal Dutch Shell Total
Voeding en gezondheid Ahold Carrefour Coca Cola Enterprises, Inc. Danone Dr. Pepper Snapple Group, Inc. Kellogg Co. McDonald’s Mondelez International Nestlé PepsiCo, Inc. Unilever Yum! Brands
Goed ondernemingsbestuur Ahold AkzoNobel ASM International NV ASML Deutsche Bank DSM Heineken Holding KPN Olympus Corp. Petroleo Brasileiro Philips Randstad Reed Elsevier Royal Dutch Shell SBM Offshore Takeda Pharmaceutical Co., Ltd. TNT Express NV Toyota Motor Unilever Wolters Kluwer
Alcoa Anglo American
Vierde kwartaal 2014
Achmea
18
Corporate Risk Oversight in de mijnbouwsector Anglo American BHP Billiton Glencore International Plc Goldcorp Grupo Mexico SAB de CV Newcrest Mining Peabody Energy Vale SA Yamana Gold, Inc.
Kwaliteit van bestuur en toezicht AXA SA BNP Paribas SA Muenchener Rueckversicherungs AG
Global Compact schendingen Ahold Anglo American Barrick Gold Corp. Bunge Ltd. Duke Energy Corp. Eni Entergy Corp. Freeport-McMoRan Copper & Gold GlaxoSmithKline Glencore International Plc Mattel Newmont Mining Corp. Philips Rio Tinto Royal Dutch Shell Stora Enso Oyj Syngenta AG Toyota Motor VINCI SA
Vierde kwartaal 2014
Achmea
19
10. Gedragscodes Principles for Responsible Investment van de Verenigde Naties Robeco en Achmea hebben de principes voor verantwoord beleggen van de Verenigde Naties – de Principles for Responsible Investment, ofwel PRI – ondertekend. De PRI bestaan uit zes richtlijnen voor een goede praktijk van verantwoord beleggen. Een Nederlandse vertaling van de principes luidt als volgt. P1. Wij betrekken kwesties op het gebied van milieu, sociale omstandigheden en ondernemingsbestuur (ESG) in onze processen voor beleggingsanalyse en besluitvorming. P2. Wij zijn actieve aandeelhouders en nemen de ESG-principes op in ons beleid en onze praktijken van aandeelhouderschap. P3. Wij vragen van de bedrijven waarin we beleggen openheid over ESG-aspecten P4. Wij bevorderen acceptatie en implementatie van de Principes binnen de beleggingssector. P5. Wij werken samen om onze effectiviteit bij de implementatie van de Principes te vergroten. P6. Wij rapporteren over onze activiteiten en voortgang met betrekking tot de implementatie van de Principes.
Global Compact van de Verenigde Naties De PRI bieden ons een kader voor verantwoord beleggen. De beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties bieden bedrijven (niet noodzakelijk beleggers) een kader voor verantwoord ondernemen. Het Global Compact verlangt van bedrijven dat zij binnen hun eigen invloedssfeer een aantal kernwaarden op het gebied van mensenrechten, arbeidsnormen, milieu en anticorruptie omarmen, ondersteunen en uitoefenen. Het Global Compact bestaat uit tien universele principes:
Vierde kwartaal 2014
Mensenrechten 1. Bedrijven moeten bescherming van internationaal vastgelegde mensenrechten ondersteunen en respecteren 2. en ervoor zorgen dat zij niet medeplichtig zijn aan misstanden op het gebied van mensenrechten.
Arbeidsnormen 3. Bedrijven moeten de vrijheid van vakvereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen handhaven, 4. moeten alle vormen van gedwongen en verplichte arbeid elimineren, 5. moeten kinderarbeid effectief afschaffen, en 6. moeten discriminatie in werk en beroep bestrijden.
Milieu 7. Bedrijven dienen het voorzichtigheidsbeginsel te hanteren bij milieukwesties, 8. initiatieven te ondernemen om grotere verantwoordelijkheid op milieugebied te bevorderen, en 9. de ontwikkeling en verspreiding van milieuvriendelijke technologieën te stimuleren.
Anticorruptie. 10. Bedrijven moeten alle vormen van corruptie tegengaan.
International Corporate Governance Network (ICGN) Achmea koopt aandelen van ondernemingen en dat maakt ons mede-eigenaar van die ondernemingen. Elk aandeel geeft stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen. Door hier actief gebruik van te maken, kunnen we de controle op het management van de onderneming vergroten en de duurzaamheid verbeteren. Dit kan uiteindelijk leiden tot een hogere aandeelhouderswaarde. Achmea baseert zijn stembeleid op de principes van het International Corporate Governance Network (ICGN). Dit is
een internationaal erkende code voor goed ondernemingsbestuur en de uitgangspunten van ICGN laten ruimte bedrijven naar lokale maatstaven te beoordelen. De nationale wetgeving en gedragscodes voor ondernemingsbestuur, zoals in Nederland de Nederlandse Corporate Governance Code die in december 2009 wettelijk is verankerd, zijn leidend bij de beoordeling van ondernemingen. Ook bedrijfsspecifieke omstandigheden spelen hierbij een rol.
ICGN Verklaring over wereldwijde beginselen voor corporate governance1 1. Doel van de vennootschap – duurzame waardecreatie voor de aandeelhouders: De vennootschap heeft het doel een optimaal duurzaam rendement voor haar aandeelhouders te realiseren op de langere termijn. 2. Het toezichthoudend bestuur van de vennootschap: Tot de verantwoordelijkheden van het toezichthoudend bestuur behoren strategie van de vennootschap, risicobeleid, toezicht op uitvoering en prestaties, belangrijke kapitaaluitgaven, ondernemingsbestuur, belangrijke leidinggevenden selecteren en hun bezoldiging in overeenstemming brengen met de belangen van de onderneming en haar aandeelhouders op langere termijn. Bestuursleden moeten onafhankelijk handelen in het belang van alle aandeelhouders van de vennootschap; zij zijn verantwoording schuldig aan de aandeelhouders. 3. Goed burgerschap, relaties met belanghebbenden en ethisch verantwoord ondernemen: Het bestuur is verantwoordelijk voor het onderhouden van betrekkingen met belanghebbenden. Vennootschappen moeten zich houden aan lokale wetten en hun activiteiten op een economisch, sociaal en ecologisch verantwoorde wijze verrichten. 4. Risicomanagement: Het bestuur is verantwoordelijkheid voor een effectief
Achmea
20
en dynamische risicomanagement van de onderneming. 5. Bezoldigingsbeleid van ondernemingen: Het bezoldigingsbeleid van de onderneming dient overeen te stemmen met de best practices, zoals vastgelegd door ICGN 2. 6. Accountantscontrole: De jaarlijkse accountantscontrole dient te worden uitgevoerd door een onafhankelijke externe accountant die ter benoeming wordt voorgedragen aan de aandeelhoudersvergadering. 7. Openbaarmaking en transparantie: Vennootschappen dienen relevante informatie over de vennootschap tijdig openbaar te maken. 8. Aandelenbezit, verantwoordelijkheden, stemrechten en rechtsmiddelen: Aandeelhouders moeten hun rechten kunnen uitoefenen en over relevante zaken binnen redelijke termijn worden geïnformeerd. 9. Verantwoordelijkheden van aandeelhouders: Het handelen van aandeelhouders dient gericht te zijn op lange termijn waardecreatie en doelstellingen van de onderneming. Aandeelhouders dienen nationale en internationale best practices voor corporate governance na te leven.
Deze tekst is een verkorte weergave van de ICGN-verklaring over wereldwijde beginselen voor corporate governance, als gewijzigd op 18 november 2009 (Washington, DC, USA). De volledige tekst is te vinden op http://www.icgn.org/files/ icgn_main/pdfs/best_practice/global_principles/icgn_global_corporate_governance_principles-_revised_2009.pdf
1
2
Zie http://www.icgn.org/files/icgn_main/pdfs/best_practice/exec_remun/2006_executive_remuneration.pdf
Vierde kwartaal 2014
Achmea
21