BASIS
03/2013 ‘We moeten meebewegen…’ | Steeds minder schooluitval Wees voorbereid op Generatie XYZ | Beter af met pinbetaling
TIJDSCHRIFT VOOR BELEIDS- EN MARKTONDERZOEK
www.basis-online.nl
Redactioneel |
Onafhankelijk Vertrouwen we wetenschappers nog wel? Na Diederik
zelf geen probleem zien met hun onafhankelijkheid.
Stapel en Don Poldermans was er laatst weer een
Onderzoekers vinden dat ze sterk in hun schoenen staan.
fraudegeval: Mart Bax. Van zeker 64 van zijn artikelen is
Incidenten waren er wel. Een opdrachtgever die probeer
vastgesteld dat Bax ze heeft gefantaseerd. Toch is het
de een onwelkome tekst te wijzigen. Een onwelgevallig
vertrouwen in de wetenschap ondanks deze incidenten
rapport dat niet werd gepubliceerd.
onverminderd groot, blijkt uit een deze zomer verschenen rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Rege
Goede waarborgen kunnen een te grote inperking van
ringsbeleid en het Rathenau Instituut. Mensen vertrouwen
de onafhankelijkheid voorkomen. Openbaarheid is de
‘de wetenschap’ zelfs meer dan andere instituties, zoals
belangrijkste waarborg. Wanneer onderzoek openbaar is,
‘de regering’, ‘de rechtspraak’ en ‘de kranten’.
ontstaat ruimte voor debat in de media en de Tweede Kamer over de opzet en conclusies van het onderzoek.
Maar wie het rapport goed doorleest, treft ook scepsis
Het is daarom zinnig dat de Rijksoverheid sinds 2013
aan. Een derde van de respondenten vindt dat je weten
jaarlijks een evaluatie- en onderzoeksoverzicht publiceert.
schappers moet wantrouwen als hun onderzoek betaald
Maar het kan beter. Waarom niet een wettelijke
wordt door het bedrijfsleven. Dat doet denken aan de
publicatieplicht voor al het onderzoek dat in opdracht
reactie van studenten wanneer ze met onderzoekers over
van de overheid is uitgevoerd?
opdrachtonderzoek spreken: “schrijf je dan niet op wat de opdrachtgever wil horen?”. Ander voorbeeld: onlangs
Pluriformiteit is een andere waarborg. De Rijksoverheid
zei iemand tijdens een discussie over evaluatieonderzoek
laat onderzoek vaak begeleiden door commissies waarin
in Nederland dat het inhuren van een extern evaluatie
verschillende belangen zijn vertegenwoordigd. Deze
bureau geen garantie is voor onafhankelijkheid.
begeleidingscommissies voorkomen te veel afstemming
Want wie betaalt, bepaalt, toch?
op de belangen van de opdrachtgever. In slechts een enkel geval krijgt zo’n begeleidingscommissie een externe
Het lijkt of de discussie over de onafhankelijkheid van
voorzitter zonder belang bij bepaalde uitkomsten. Waarom
opdrachtonderzoekers weer is opgelaaid. Net als bij
niet veel meer externe voorzitters bij opdrachtonderzoek?
Stapel, Bax en Poldermans gaat die discussie over onderzoeksvrijheid. Maar waar fraudeurs schijnbaar
En misschien is het tijd om een oud voorstel van de
te veel vrijheid hebben – niemand die hun datasets en
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
artikelen goed controleerde – hebben opdrachtonder
uit de kast te trekken: de ‘Verklaring van Onafhankelijk
zoekers volgens sommigen te weinig vrijheid. De klant
heid’. Hierbij beloven opdrachtgever en onderzoekers
leest immers mee. Gevolg: onderzoekers praten de
schriftelijk zich te zullen houden aan een aantal vaste
klant naar de mond.
afspraken die de onafhankelijkheid van het onderzoek moeten waarborgen. Dat is nog eens een mooie belofte
Uit het sporadische onderzoek dat naar dit onderwerp
bij aanvang van een onderzoek.
is gedaan, blijkt een genuanceerder beeld. Criminologen Miranda Boone en Willem de Haan stelden in 2011 vast dat hun vakgenoten die opdrachtonderzoek uitvoeren
2 | 2013 | BASIS
Lennart de Ruig is hoofdredacteur van BASIS
| Inhoudsopgave
Interview |
‘We moeten meebewegen in het krachtenveld’
06
Volgend jaar bestaat de Vereniging voor Beleidsonderzoek twintig jaar.
Trends |
Steeds minder schooluitval
12
Alle recente kabinetten probeerden het aantal voortijdig schoolverlaters
Opinie |
Samenspel tussen gemeente en burgerinitiatieven
16
De overheid doet steeds vaker een appèl op het zelforganiserende
Reden om met het bestuur te spreken over heden en toekomst van het vak. Een gesprek over aanbestedingen, flexibiliteit en verdienmodellen. “We stellen ons een stuk offensiever op”.
in Nederland te verminderen. Met succes: het aantal jaarlijkse uitvallers is al jaren aan het dalen. Wat verklaart dit succes? En kan Nederland het aantal uitvallers verder omlaag brengen?
vermogen van de samenleving. De voedselbank is daar een mooi voorbeeld van. Voedselbanken staan vaak niet op zichzelf, maar werken samen met professionele partijen. Hoe verhouden deze partijen zich in de praktijk tot elkaar?
Redactioneel 2
Onderzoek in beeld Grootgebruikers van zorg en
Actueel
sociale voorzieningen
10
Accijnsverhoging leidt tot sterke gedragsreacties van consumenten
4
MKB-bedrijven in topsectoren richten vizier op wereldmarkt Ondernemer beter af met pinbetaling
Column Visie 21
5 30
Trends Wees voorbereid op generatie XYZ
22
Strategisch mobiliteitsbeleid
26
BASIS | 2013 | 3
Actueel |
Accijnsverhoging leidt tot sterke gedragsreacties van consumenten De recente verhoging van accijnzen op drank, tabak en brandstoffen heeft een grote invloed op het gedrag van consumenten. Onderzoek van Panteia toont aan dat de meest recente accijnsverhoging een belangrijk negatief effect heeft op de verkoop van sterke drank.
Door Klaas Bangma* Om de staatskas te spekken, verhoogt de
drank in kaart. Uit het onderzoek blijkt dat de
lager dan in Nederland. De recente verhoging
overheid de belastingen. Een klein overzicht.
verkoop van sterke drank zal dalen door de
van de Nederlandse BTW en accijnzen
Op 1 oktober 2012 is de BTW verhoogd van 19%
accijnsverhoging. Recente cijfers van het
hebben het prijsverschil groter gemaakt.
naar 21%. De accijnzen op tabak, alcohol en
CBS laten zien dat slijterijen kampen met
Hiermee wordt het voor consumenten
tabak zijn per 1 januari 2013 verhoogd. Een
een forse teruggang van hun verkopen. Het
aantrekkelijker om te tanken over de grens
verdere verhoging van de accijnzen op alcohol
CBS spreekt over een verkoopdaling van 8%
en daar ook drankinkopen te doen. Bovendien
volgt per 1 januari 2014. Ook gaat dan de
in het eerste half jaar van 2013. Ook brouwe
is sterke drank in België en Duitsland in de
accijns op diesel verder omhoog met drie cent.
rijen in de grensstreek zoals Grolsch,
supermarkt te koop. Verder speelt mee dat
Deze verhoging komt bovenop de jaarlijkse
Gulpener en Alfa melden een forse omzetda
het voor Duitsers en Belgen door de hogere
inflatiecorrectie. Op 1 januari 2015 volgt een
ling. Een verrassende ontwikkeling is dat
BTW en accijnzen minder aantrekkelijk is
verdere verhoging van de accijns op tabak.
niet. Ook in 2002 verhoogde de overheid de
geworden om in Nederland te shoppen.
Consumenten vinden het betalen van
accijns op sterke drank. In de periode
belasting geen feest. Zeker nu belastingver
2003-2005 volgde een flinke daling van de
Dit soort grenseffecten stonden centraal in
hogingen samenvallen, kunnen consumen
verkoop van sterke drank.
een onderzoek van Panteia in opdracht van de
ten wel eens fors minder gaan uitgeven. In
provincie Limburg. De hogere BTW en accijns
mei 2013 brachten onderzoekers van Panteia
Weglekeffecten naar het buitenland spelen
leiden voor de Limburgse detailhandel tot een
in opdracht van Koninklijke Slijtersunie de
hierbij een belangrijke rol. Drank- en
daling van de omzet van 50 tot 100 miljoen
effecten van de accijnsverhoging voor sterke
brandstofaccijnzen zijn in België en Duitsland
euro. Dit komt neer op een omzetderving van 0,75% tot 1,5%. De onderzoekers veronder stellen dat Nederlanders dit jaar voor drie tot zes procent meer over de grens shoppen en tanken dan in 2012. Duitsers en Belgen zullen voor op hun beurt drie tot zes procent minder in Nederland gaan winkelen. * Klaas Bangma is senior onderzoeker bedrijfslevenbeleid bij Panteia
4 | 2013 | BASIS
| Actueel
MKB-bedrijven in topsectoren richten vizier op wereldmarkt MKB-bedrijven in de topsectoren richten hun internationale handel steeds meer op opkomende economieën buiten Europa. De tijden van zakendoen met louter traditionele handelspartners als Duitsland en Frankrijk zijn voorbij. Dat is één van de resultaten uit een eerste serie van onderzoeken naar topsectorbedrijven in het Nederlandse MKB.
Door Bram van der Linden en Nicolette Tiggeloove* Topsectoren kenmerken zich door een
van een bedrijf. Het blijkt dat de helft
nog louter binnen de EU zaken doet, ziet
sterke internationale oriëntatie en
van de internationaal actieve topsector
mogelijkheden in landen verder van huis.
exportpositie. Zo is veertig procent van
bedrijven in het MKB een exportintensiteit
De voorkeur gaat daarbij uit naar landen
de totale Nederlandse uitvoerwaarde
van boven de vijftig procent heeft. Dat is
als de Verenigde Staten en China.
afkomstig van bedrijven binnen een van
fors hoger dan de exportintensiteit van
die negen sectoren. Het gaat dan om het
twintig procent die geldt voor het totaal
Bedrijven kunnen wel wat hulp gebruiken
totale Nederlandse bedrijfsleven, dus
aan sectoren binnen het MKB.
bij het opstarten of uitbreiden van activitei
inclusief het grootbedrijf.
ten op de wereldmarkt; overheidsonder Driekwart van het internationaal actieve
steuning wel te verstaan. Sterker nog,
In het MKB doet meer dan tachtig procent
MKB exporteert zowel naar landen binnen
maar liefst zeventig procent heeft behoefte
van de internationaal opererende
de EU als daarbuiten. Buiten de EU
aan een ondersteunende rol van de
topsectorbedrijven op dit moment zaken
exporteren topsectorbedrijven vooral
Nederlandse overheid. Er zijn grofweg
in landen buiten de EU. Het grootste deel
naar de Verenigde Staten. Tegelijkertijd
drie vormen van benodigde overheids
van die bedrijven maakt gebruik van een
heeft een kwart van de bedrijven haar weg
ondersteuning te onderscheiden: finan
combinatie van vier vormen van internatio
naar de opkomende economieën van
ciële hulp, ondersteuning bij het opbouwen
nalisering: export, import, buitenlandse
China en Rusland gevonden. Als het gaat
van een buitenlands netwerk en informatie
investeringen en internationale samen
om investeringen in landen buiten de
over wet- en regelgeving in landen buiten
werking. Export is in vrijwel alle combi
EU zijn China en de VS koploper.
de EU. Buitenlandse wet- en regelgeving is
naties een vast onderdeel. Bijna twintig
het grootste struikelblok. Kortom, ook voor
procent van de internationaal actieve
En het einde van de wereldmarktoriëntatie
de Nederlandse overheid is er werk aan de
topsectorbedrijven in het MKB benut
vanuit de topsectoren is nog niet in zicht.
winkel om de handel met verre landen een
alle vier de vormen tegelijkertijd.
Van de MKB-bedrijven, die al buiten de
extra impuls te geven.
EU actief zijn, wil namelijk twee derde Dat bedrijven exporteren, wil niet auto
deel zijn internationale activiteiten in de
matisch zeggen dat export een belangrijke
komende twee jaar verder uitbreiden.
component van de bedrijfsvoering is. Een
Ze zien vooral groeipotentie in de BRIC-
thema Bestuurlijke Vraagstukken bij Panteia.
indicator die het belang van de export voor
landen: Brazilië, Rusland, India en China.
Nicolette Tiggeloove is projectmanager binnen
een bedrijf beter weergeeft, is de export
Voornaamste reden voor de uitbreiding is
het thema Bedrijfslevenbeleid bij Panteia.
intensiteit. De exportintensiteit is het
simpelweg de vergroting van hun afzet
aandeel van de export in de totale omzet
markt. Ook het deel van het MKB, dat nu
* Bram van der Linden is onderzoeker binnen het
BASIS | 2013 | 5
Interview |
In gesprek met de Vereniging voor Beleidsonderzoek
‘We moeten meebewegen in het krachtenveld’ Volgend jaar bestaat de Vereniging voor Beleidsonderzoek twintig jaar. Reden om met het bestuur te spreken over heden en toekomst van het vak. Een gesprek over aanbestedingen, flexibiliteit en verdienmodellen. “We stellen ons een stuk offensiever op”.
Door Lennart de Ruig* Ze zijn er verbaasd over: “de WRR [Wetenschappelijke
tevreden zijn over de aangesloten bureaus. Beleids
Raad voor het Regeringsbeleid, LdR] kent de bureaus
onderzoeksbureaus leveren volgens opdrachtgevers
voor beleidsonderzoek niet. We hebben in 2011 als
bruikbaardere resultaten en betere rapportages dan
bestuur van de Vereniging voor Beleidsonderzoek
universiteiten”.
kennis gemaakt met de WRR, maar de leden van het projectteam ‘lessen van evaluaties’ kenden de VBO niet,
Volgend jaar bestaat de VBO twintig jaar. Dat is voor
kenden ook het vak beleidsonderzoek nauwelijks. Het
het bestuur geen reden om terug te kijken, maar juist
beeld bestond dat vooral planbureaus en universiteiten
om vooruit te kijken. De VBO denkt na over een nieuwe
toegepast onderzoek doen”.
strategie en een andere rol. De moeilijke marktomstan digheden – bezuinigingen op onderzoek, meer concur
Gerlof Rienstra, Clarie Ramakers en Martin Damen
rentie, meer aanbestedingsprocedures – vragen om
vormen samen met Douwe Grijpstra en Jos Frietman
een krachtig optreden van de branchevereniging. Reden
het bestuur van de VBO. Ze vertegenwoordigen de
voor een gesprek met het bestuur van de VBO. Welke
vijftien aangesloten beleidsonderzoeksbureaus. Doel:
trends en ontwikkelingen doen zich in de branche voor?
profileren van het vak beleidsonderzoek. Maar ook
En hoe moet de VBO daarop reageren?
kwaliteitsbevordering en belangenbehartiging staan
6 | 2013 | BASIS
op de agenda.
Wat is de grootste verandering in het beleids onderzoek de afgelopen jaren?
Rienstra, Damen en Ramakers zijn verbaasd over de
Ramakers: “Dat je door aanbestedingsprocedures geen
onbekendheid, omdat overheden al jaren gespeciali
direct contact met de inhoudelijk betrokken ambtenaar
seerde bureaus inschakelen voor beleidsvoorbereidend
meer mag hebben. De afstand tussen onderzoeks
of evaluatief onderzoek. Rienstra: “Uit de branchever
bureaus en opdrachtgevers neemt toe. Dat is geen goede
kenning van de VBO blijkt bovendien dat opdrachtgevers
ontwikkeling, omdat je de vraag van de klant niet meer
| Interview
goed in kaart kunt brengen.” Damen herkent dit: “De rol van inkoopafdelingen is veel groter geworden. Inkopers schermen beleidsmedewerkers af. En de taakop vatting van inkopers is toch vooral: alles dichtregelen, risico’s vermijden. Inkopers die op interim-basis worden ingehuurd scoren intern zelfs op het afwijzen van bureaus. Maar ik vraag mij af of de wal niet ’t schip zal keren. De rol van de inkoopafdeling is bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken bijvoorbeeld al kleiner geworden bij onderzoeksop drachten tot 50.000 euro.” Rienstra merkt dat het lastig is invloed uit te oefenen op het inkoopbeleid van overheden: “We hebben een aantal jaar geleden samen met de Raad van Organisatie- Adviesbureaus en de Orde van Organisatieadviseurs een inkoophandreiking gemaakt. Die moest opdrachtgevers helpen met het inkopen van onderzoek en advies. De handreiking ging vergezeld van een opleidingstraject voor de Rijksoverheid. Ondanks steun van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wilde de Rijksacademie de opleiding niet in het pakket opnemen.” Rienstra: “Als VBO gaan we nu vaker direct in gesprek met departementen. Binnenkort spreken we met het Ministerie van Onderwijs over de ervaringen van onze Gerlof Rienstra (1958) (linksboven) is voorzitter van de VBO.
leden met het raamcontact voor beleidsonderzoek. Daar
Daarnaast is hij senior partner bij Ecorys en verantwoordelijk
zijn veel klachten van bureaus op gekomen. Dit is nu
voor het kennisgebied regionale economie en topsectorenbeleid.
typisch zo’n onderwerp dat je als branchevereniging moet oppakken. Als VBO sta je sterker, omdat kritiek niet
Clarie Ramakers (1959) (rechtsboven) is secretaris van de VBO
afstraalt op individuele bureaus.”
en sectorhoofd Zorg, Arbeid en Sociaal beleid bij ITS.
Welke trends zien jullie nog meer? Martin Damen (1967) (onder) is bestuurslid van de VBO en
Damen: “De doorlooptijden van beleidsonderzoek nemen
directeur van RIGO Research & Advies.
af. Daar komt bij dat onderzoeksbudgetten krimpen en
BASIS | 2013 | 7
Interview |
Ministerie van Volksgezondheid nodigde vijf bureaus uit
Jullie zien meer concurrentie en meer kortlopend, gepolitiseerd onderzoek. Wat gebeurt er nog meer in de markt?
voor een offerte. Maar het projectbudget was
Rienstra, Damen en Ramakers vertellen dat universi
25.000 euro. Dat staat niet in verhouding tot elkaar.”
teiten, hogescholen en planbureaus vaker beleids
opdrachtgevers meer partijen uitnodigen voor een offerte.” Ramakers: “Een recent voorbeeld: het
gericht onderzoek uitvoeren. Ramakers: “Iedereen Ramakers ziet ook een nieuwe generatie beleids
moet de derde geldstroom aantrekken en de markt op.
ambtenaren opstaan die andere verwachtingen heeft
Vooral de lectoren aan hogescholen roeren zich. Dat
van onderzoek: “Ze willen een degelijk onderzoek dat
is echt een nieuwe partij aan het worden in de onder
effecten vaststelt, maar het moet wel snel af en mag
zoekswereld. Er gaan aanzienlijke bedragen naar
niet te veel kosten.” Damen: “Ik herken dat. Old school
onderzoek aan hogescholen.”
methoden met een new school vraagstelling en budget.” Ramakers spreekt over een sterke politise
Dat levert soms concurrentie op met beleidsonder
ring van onderzoek: “Onderzoekers komen midden in
zoeksbureaus. Rienstra: “Planbureaus, universiteiten
een politieke discussie te staan. Het onderzoek moet
en hogescholen hebben een eigen agenda.” Damen:
evidence based én razendsnel, maar met het budget
“Een voorbeeld: voor beleidsonderzoek heb je steeds
kun je slechts 150 respondenten in je onderzoek
vaker data van het CBS nodig, omdat er te weinig
meenemen. En als er dan twijfels ontstaan over de
budget is voor nieuwe dataverzameling. Maar het CBS
kwaliteit van het onderzoek, vraagt men het CPB
is soms ook concurrent bij onderzoeksopdrachten. De
om een second opinion.”
VBO moet hierop alert blijven. Misschien moeten we duidelijke afspraken gaan maken over de beschikbaar
Kun je dit niet ondervangen met verwachtings management bij aanvang van het project? Dus vertellen wat de zeggingskracht van het onderzoek is gegeven het budget en de doorlooptijd.
heid van data. En we moeten blijven investeren in een goede relatie met de planbureaus.”
Damen: “Dat is lastig, omdat je meestal geen contact
Laten we een blik op de toekomst werpen. Waar liggen kansen voor het beleidsonderzoek?
kunt hebben met de opdrachtgever tijdens het maken
Damen: “Flexibiliteit. Daarin ligt onze kracht. Beleids
van een offerte. Maar gelukkig zijn er soms marktcon
onderzoeksbureaus kunnen vraaggericht anticiperen op
sultaties bij aanvang van een onderzoek.” Tijdens die
nieuwe zaken”. Rienstra: “Wij spreken steeds vaker
marktconsultaties proberen bureaus de vraagstelling of
over het ontzorgen van opdrachtgevers. Onderzoeks
onderzoeksmethode bij te sturen. Ramakers: “Ik
bureaus moeten kritisch meedenken over wat overhe
maakte laatst mee dat het Ministerie van Onderwijs een
den kunnen doen en zo een zorg wegnemen.” Damen:
stuk of zes bureaus uitnodigde om over een onder
“Je zou ook kunnen spreken over onzekerheidsreductie.
zoeksplan te praten. Dat plan was onhaalbaar. We
Als onderzoeksbureau kunnen we geen absolute
hebben toen collectief gezegd: ‘als jullie dit doorzetten,
waarheden vaststellen, maar wel dingen uitsluiten.
kunnen we niet offreren’”.
We kunnen zeggen: ‘Het is niet verstandig om dit te doen’, of ‘Je moet rekening houden met deze ontwikke
8 | 2013 | BASIS
Damen ziet nog een andere oplossing: “Bureaus
lingen’.” Ramakers: “Dat betekent dat je nog meer
kunnen het niet meer alleen. Dus er ontstaan veel meer
gevoel moet ontwikkelen voor de politieke dimensie van
samenwerkingsverbanden. ICT-bureaus die samenwer
onderzoek. Je bent niet meer gewoon de deskundige
ken met onderzoekers. Onderzoekers die samen met
onderzoeker van vroeger. Je moet kunnen meebewegen
organisatieadviseurs of ingenieursbureaus op een
in het politieke krachtenveld. Daar zijn geen opleidingen
aanbesteding inschrijven. ”
voor. Dat leer je on the job.”
| Interview
andere verdienmodellen. In investeringsprojecten
De VBO bestaat volgend jaar twintig jaar. Wat wordt de toekomstige rol van de VBO?
bijvoorbeeld. Rienstra: “Turnkey-projecten vormen een
Rienstra: “We voeren momenteel een discussie over
interessante ontwikkeling. Je financiert het project zelf,
de strategie van de VBO. We ontwikkelen ons van een
als een investering, en je ontvangt pas een beloning als
beroepsvereniging naar een branchevereniging.
het resultaat is behaald. Dat kun je ook toepassen op
Vroeger was de VBO toch vooral een platform voor
onderzoeksopdrachten.”. Damen legt een iets ander
kennisuitwisseling over het vak. Nu denken we eraan
accent. Hij ziet toekomst in het zoeken naar meerdere
om ons een stuk offensiever te gaan opstellen. Onze
financiers voor een onderzoeksproject: “Wij werken
kritische rol bij de aanbesteding van beleidsgerichte
veel voor woningcorporaties. Die hebben veel vragen,
opdrachten van het Ministerie van Onderwijs is
maar weinig geld. Als groep kunnen ze wel een
daarvan een voorbeeld”.
Rienstra, Damen en Ramakers zien ook een kans in
onderzoeksproject financieren. We kunnen dan geen maatwerk bieden, maar dat is juist een enorme
Aan een keurmerk voor leden denken de bestuurders
uitdaging. Je moet iets ontwikkelen waar iedereen
niet. Rienstra: “We eisen al ISO-certificering van leden.
wat aan heeft.”
Een keurmerk vormt een risico, omdat bureaus niet verantwoordelijk willen zijn voor de fouten van ande
En als het gaat om nieuwe diensten en producten, waar liggen dan de kansen?
ren.” Hoewel een keurmerk te ver gaat, denken de
Rienstra: “Als VBO hebben we ook contact met MOA
zijn minimumstandaarden voor goed onderzoek? Hoe
[branchevereniging en kenniscentrum voor markt
voer je evaluatieonderzoek uit? De VBO wil daarbij niet
onderzoekers, LdR]. Van het marktonderzoek kunnen
het wiel opnieuw uitvinden. Rienstra: “De EES [Euro
we wat leren, want ik zie veel interessante ICT-ontwik
pean Evaluation Society, LdR] in Brussel schrijft al heel
kelingen daar. Marktonderzoekers maken steeds
veel over onderzoeksmethoden. Daar zit de standaardi
slimmer gebruik van data.” Damen vult aan: “Wat
sering.” Damen: “We zouden daar ter inspiratie naar
daarbij helpt: marktonderzoekers werken vaak voor
kunnen kijken”.
bestuurders wel na over inhoudelijke richtlijnen. Wat
grote bedrijven die veel geld hebben voor innovatief onderzoek, zoals KLM. Daarnaast gaan we van het zelf
Een ander idee van het bestuur is een betere positio
verzamelen van data naar het slim analyseren van
nering van de aangesloten leden. Damen: “We zijn de
bestaande data. We kunnen ook steeds mooiere
vijftien beste beleidsonderzoeksbureaus van Neder
dingen doen met GIS-applicaties [geografische data
land. Als lid beteken je wat in de onderzoekswereld.
programma’s, LdR]. Zo ontstaan verschillen lagen data
Daarmee moeten we ons nog meer profileren.”
die je met de krachtigere software kunt analyseren.”
BASIS | 2013 | 9
Onderzoek in beeld |
Grootgebruikers van zorg en sociale voorzieningen Samenloop in voorzieningengebruik binnen huishoudens Voorzieningen voor de ondersteuning van burgers moeten goedkoper en effectiever. Dat is de uitdaging voor gemeenten, die de komende jaren veel extra taken krijgen op het gebied van zorg en maatschappelijke ondersteuning. Meer kennis over grootgebruikers van voorzieningen kan gemeenten daarbij helpen. De Drechtsteden lieten het grootgebruik onlangs in kaart brengen.
Zorg 12,7%
Door Marieke Hollander*
1,3% 0,2%
0,3%
Om in de nabije toekomst te kunnen zorgen voor een
Werk zijn 0,4% hulpmiddelen, De meest gebruikte voorzieningen
doelmatig, goed afgestemd aanbod, is het voor gemeen
huishoudelijke hulp en bijstand. Hierna 2,6% volgen geestelijke
ten belangrijk om zicht te krijgen op het huidige gebruik
gezondheidszorg voor kinderen (jeugd-GGZ), toegang
en aanbod van voorzieningen. Gemeenten vinden het
jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg), Algemeen Maatschappe
nuttig te weten wie de grootgebruikers zijn en welke
lijk Werk, schuldhulpverlening en de sociale werkplaats.
Jeugd
3,7%
voorzieningen gelijktijdig - door één persoon of binnen één huishouden - worden gebruikt: de samenloop in
Figuur 1
Gebruik van één of meer voorzieningen
voorzieningengebruik. Dit geeft de gemeenten namelijk inzicht in de aard en omvang van zinvolle samenhangende
Percentage burgers
‘zorgarrangementen’ en levert zo een bijdrage aan het
Percentage huishoudens
organiseren van efficiënte en effectieve zorg op maat. Panteia onderzocht het grootgebruik en de samenloop
8%
1 voorziening
12%
in voorzieningengebruik in de Drechtsteden door cliënt gegevens van een groot aantal instellingen te koppelen.
3%
2 voorzieningen
6%
Ongeveer dertien procent van de inwoners en 21 procent van de huishoudens blijkt gebruik te maken van één of
1%
3 of meer voorzieningen
3%
meer voorzieningen, zoals hulp bij het huishouden, dagbesteding, bijstand, schuldhulpverlening, de sociale
0%
4%
8%
12%
16%
werkplaats, jeugdzorg of speciaal onderwijs. Van hen maakt het merendeel van één voorziening gebruik. Drie procent van de burgers en zes procent van de
Binnen de (toekomstige) taken van gemeenten zijnuit in Gebruik van voorzieningen
het onderzoek drie ‘domeinen’ te onderscheiden: de domeinen Zorg, Jeugd enZorg Werk
huishoudens maakt gebruik van twee voorzieningen.
(bijvoorbeeld maatschappelijke ondersteuning, dag
En één procent van de burgers en drie procent van
Percentage Percentage besteding), Jeugd (jeugdzorg en speciaal onderwijs) en
de huishoudens gebruikt drie of meer voorzieningen.
Werk (bijstand, schuldhulpverlening, sociale werkplaats).
burgers
8%
Zorg
14%
10 | 2013 | BASIS Jeugd
huishoudens
2%
Samenloop in voorzieningengebruik binnen huishoudens
| Onderzoek in beeld
Zorg 12,7%
1,3% 0,2%
Werk
0,4%
3,7%
0,3%
Jeugd 2,6%
Gebruik van één of meer voorzieningen Percentage burgers
Percentage huishoudens
8%
1 voorziening
12%
Samenloop in voorzieningengebruik binnen huishoudens
3%
2 voorzieningen
6% 1%
3 of meer voorzieningen
3% 0%
4%
8%
12%
Zorg
16%
12,7%
Gebruik van voorzieningen uit de domeinen Zorg, Jeugd en Werk
Figuur 2
Figuur 3
1,3%
Werk Percentage burgers
8%
Zorg
14%
3%
4%
2,6%
De samenloop tussen de domeinen Zorg en Werk is
zieningen gebruikt en bijPercentage 0,3 procent Jeugd-Percentage en Zorg
6% 0%
Jeugd
voorzieningen uit beide domeinen gebruik. Bij 0,4 procent Gebruik van één of meer voorzieningen van de gezinnen worden er zowel Werk- als Jeugdvoor
3%
Werk
0,4%
0,3%
het grootst: 1,3 procent van de huishoudens maakt van
2%
Jeugd
3,7%
Percentage huishoudens
0,2%
8%
burgers
huishoudens
voorzieningen. Aanvullend wordt er in 0,2 procent van 12%
16%
de huishoudens gebruik gemaakt van zowel Zorg- als 8%
voorziening Jeugd- 1en Werkvoorzieningen. Binnen de Drechtsteden
12%
Voorzieningen uit het domein Zorg worden het meest
gaat het dan om ongeveer 230 huishoudens. Deze
gebruikt: door acht procent van de burgers en veertien
3% huishoudens maken veelal gebruik van bijstand in 2 voorzieningen
procent van de huishoudens.
6% combinatie met bijvoorbeeld maatschappelijk werk,
GGZ, ambulante jeugdzorg, 1% en/of jeugdreclassering.
Er zijn huishoudens die gelijktijdig gebruik maken van voorzieningen uit twee of zelfs drie domeinen.
3 of meer voorzieningen
3%
* Marieke Hollander is accountmanager Zorg 8% en Welzijn12% bij Panteia 16% 0% 4%
Gebruik van voorzieningen uit | 2013 | 11 BASIS de domeinen Zorg, Jeugd en Werk
Trends |
Op zoek naar verklaringen
Steeds minder schooluitval Alle recente kabinetten probeerden het aantal voortijdig schoolverlaters in Nederland te verminderen. Met succes: het aantal jaarlijkse uitvallers is al jaren aan het dalen. Wat verklaart dit succes? En kan Nederland het aantal uitvallers verder omlaag brengen?
Door Johan Bokdam* Zorgen over jongeren die zonder diploma het onderwijs
Dit streven past ook binnen de bredere Nederlandse
verlaten zijn van alle tijden. Maar de lat is steeds hoger
en Europese kenniseconomie-agenda, gericht op het
komen te liggen. Na invoering van de Leerplichtwet begin
verhogen van het opleidingsniveau. Meer jongeren
twintigste eeuw was de lagere school het na te streven
naar het hoger onderwijs en minder jongeren die zonder
minimum. Na de Tweede Wereldoorlog werd dit verhoogd
startkwalificatie van school af gaan. Maar hoe doe je dat?
naar voortgezet onderwijs en in de jaren negentig is de lat opgetrokken naar het huidige niveau. Een voortijdig
Voorspellers voor schoolsucces
schoolverlater is nu een jongere tot 23 jaar die stopt met
Twee soorten factoren verklaren het schoolsucces van
school zonder het behalen van een diploma havo, vwo of
leerlingen en studenten. Enerzijds zijn dat individuele
mbo niveau 2, de zogeheten ‘startkwalificatie’.
kenmerken van studenten, anderzijds zijn dat kenmerken van de familie, de woonlocatie en de school. Al deze
Een startkwalificatie geeft jongeren meer kansen op de
factoren hebben gezamenlijk invloed op de houding en
arbeidsmarkt. Jongeren zonder startkwalificatie zijn in
het gedrag van leerlingen, en daarmee op de kans dat
Nederland gemiddeld twee keer zo vaak werkloos als
een leerling succesvol is op school. Schooluitval is
jongeren die dat diploma wel halen. En jongeren met een
meestal de uitkomst van een langdurig proces, waarin
hoger opleidingsniveau hebben vaker werk en vaker een
meerdere factoren op elkaar inwerken en, vooral, bij
vaste baan. Zie hier de reden waarom opeenvolgende
elkaar optellen.
kabinetten het aantal jongeren zonder startkwalificatie probeerden terug te dringen.
Kenmerken van de student en zijn familie verklaren de meeste verschillen in schoolresultaten. Maar dit geeft
12 | 2013 | BASIS
In 2003 formuleerde het kabinet Balkenende II een
een beleidsmaker weinig aanknopingspunten, want
nationale doelstelling om het jaarlijks aantal nieuwe
student en familie zijn niet zomaar te veranderen
voortijdig schoolverlaters te halveren tot 35.000 in 2012.
Onderzoeken in de Verenigde Staten laten zien dat
| Trends
25 procent van het schoolsucces wordt bepaald door
RMC voor uitvallers en meer leerplicht
schoolbeleid en vijf procent door regionaal of landelijk
Sinds 1995 voert de Nederlandse overheid een actief
beleid dat doorwerkt op de scholen. Daarmee biedt het
beleid ter bestrijding van het voortijdig schoolverlaten.
schoolbeleid de meeste aanknopingspunten om het
Dit vsv-beleid is sindsdien steeds verder uitgebreid. Een
voortijdig schoolverlaten te verminderen. Wat blijkt uit
eerste stap was het opzetten van een regionale meld-
de onderzoeken? De kans op uitval neemt af op scholen
en coördinatiefunctie (RMC), waardoor zicht kwam op
met een positief en veilig schoolklimaat, waar leraren
het aantal voortijdige schoolverlaters dat niet meer
hoge verwachtingen van leerlingen hebben, zonder
leerplichtig was. De RMC-wetgeving verplicht scholen
hiërarchisch te worden. Ook een goede relatie met
uitvallers tot 23 jaar aan de gemeente te melden en
leraren, en een school die dat stimuleert, dragen bij
verplicht gemeenten deze voortijdig schoolverlaters te
aan minder uitval.
registreren. In elk van de 39 RMC-regio’s moet een regionale contactgemeente ervoor zorgen dat voortijdig
Uit een aantal vergelijkende studies blijkt dat landelijke
schoolverlaters begeleiding krijgen naar werk of
systeemhervormingen de grootste daling in het
terugkeren naar het onderwijs, zodat zij alsnog een
voortijdig schoolverlaten opleveren. Het verhogen
startkwalificatie kunnen halen. Ook heeft de Minister
van de leerplichtige leeftijd is een voorbeeld van zo’n
van Onderwijs in 2007 een kwalificatieplicht ingevoerd,
landelijke systeemhervorming. Of het opnemen van
een verlenging van de leerplicht tot achttien jaar voor
studie- en loopbaanoriëntatie in het lespakket van de
jongeren die nog geen startkwalificatie hebben.
onderbouw van het voortgezet onderwijs. Onderwijs systemen die voor iedereen inzetten op algemene
Regionale convenanten om uitval te voorkomen
vorming, leveren juist meer schooluitval op. En landen
Al snel werd duidelijk dat er ook geïnvesteerd moest
waar veel studenten beroepsonderwijs volgen, hebben
worden in het voorkomen van schooluitval. In de zomer
minder schooluitval.
van 2006 is het Rijk daarom gestart met het sluiten van
BASIS | 2013 | 13
Trends |
convenanten met gemeenten en scholen in de regio’s
Vsv daalt, maar waardoor?
met de meeste uitval. Daardoor hoefde men niet met
Het jaarlijks aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters is
elke partij afzonderlijk afspraken te maken. Door
gedaald van ruim 52 duizend in 2006 tot ruim 36 duizend
ondertekening verbinden partijen zich aan prestatiege
in 2012, een daling van ongeveer dertig procent. Neder
richte afspraken en financiële prikkels om schooluitval
land, dat bij de start van het vsv-beleid Europees gezien
verder tegen te gaan. Deze convenanten sloten aan bij
middelmatig scoorde, staat in Europa nu te boek als een
de trend van deregulering en autonomie. De convenanten
succesvol voorbeeld van de aanpak van voortijdig
benadrukten vooral wat er moest gebeuren – in eerste
schoolverlaten.
instantie een daling van de schooluitval met tien procent – maar niet op welke manier. Elke regio kon een eigen
Vanaf dit jaar hanteert het ministerie van Onderwijs een
aanpak bedenken en uitvoeren.
nieuwe meetsystematiek. Voor zes doelgroepen is een beoogd percentage vsv’ers geformuleerd, dat aan het
In 2008 heeft de staatssecretaris van Onderwijs de
eind van schooljaar 2014-2015 moet zijn gerealiseerd
aanpak via convenanten verder uitgebreid naar alle
(zie de tabel onderaan deze pagina).
39 regio’s. Na ondertekening van het convenant kwam subsidie beschikbaar voor regionaal afgestemde
De uitval naar doelgroep laat een gemengd beeld zien. De
maatregelen, en ontvangen scholen een financiële
uitval in de onderbouw van het voortgezet onderwijs en in
bonus als ze een bepaalde vermindering behalen.
de bovenbouw van het vmbo ligt al op of onder het doel voor 2015. In de bovenbouw van havo en vwo, en in mbo
Betrouwbare registraties en publieke cijfers
niveau 1, 3 en 4, moet het aandeel uitvallers nog met bijna
Tot voor kort ontbrak een volledig en actueel overzicht
veertig procent worden teruggebracht ten opzichte van
van het aantal voortijdig schoolverlaters. Door de invoering
2011. Dat is een flinke opgave.
van het onderwijsnummer en een landelijke digitaal verzuimloket is sinds 2009 de registratie van schoolgaande
Regionale aanpak – veel van hetzelfde?
leerlingen, verzuim en schooluitval sterk verbeterd. Het
Een van de uitgangpunten voor een regionale benadering
ministerie van Onderwijs ontsluit en gebruikt die verbe
was ruimte bieden voor lokale verschillen. Veel regio’s
terde informatie als prikkel voor scholen en regio’s.
nemen echter dezelfde maatregelen. Het vsv-geld is
Jaarlijks publiceert het ministerie voor iedereen toeganke
vanaf 2008 gebruikt voor het tegengaan en registreren
lijke overzichten van schoolverlaters per school, gemeente
van spijbelen en verzuim, het verbeteren van de loop
en regio. Daarnaast biedt het ministerie begeleiding aan.
baanbegeleiding en de overstap van het vmbo naar het
Sinds 2008 heeft het ministerie van Onderwijs account
mbo. Ook zijn met het geld de zorgvoorzieningen in het
managers als schakel tussen regio en Rijk.
mbo voor leerlingen met problemen uitgebreid, zoals
Tabel 1: Doelstellingen, huidige situatie en gerealiseerde daling naar doelgroep Doelgroep
Beoogd vsv-% in 2015
Vsv-% in 2011
Daling of stijging vsv-% tussen 2008 en 2011
Onderbouw voortgezet onderwijs
1%
1%
+ 12,6%
Bovenbouw vmbo
4%
2,6%
-16,3%
Bovenbouw havo/vwo
0,5%
0,8%
-13,6%
mbo niveau 1
22%
37%
-0,4%
mbo niveau 2
10%
13,5%
-13,6%
mbo niveau 3 en 4
2,75%
4,5%
-16,3%
Bron: data OCW/DUO, analyse Panteia
14 | 2013 | BASIS
Hoe verder? De Nederlandse aanpak is in de praktijk vooral gericht op de school en de regionale context waarin scholen opereren. Nederland heeft geen systematische hervor mingen doorgevoerd, met de uitzondering van de verhoging van de leerplichtleeftijd. Mogelijk is het succes van de Nederlandse aanpak te vergroten met systeem veranderingen. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat het opheffen van de systeemscheiding tussen vmbo en mbo goed werkt tegen schooluitval. Dit voorkomt een over stapmoment en stelt de beroepskeuze uit. Nu moeten jongeren van 14 jaar in de tweede klas van het vmbo besluiten nemen over hun toekomstige beroep. Een tweede mogelijkheid om de resultaten verder te verbete ren, is het stimuleren van zogenoemd schoolondersteu nend gedrag van ouders: betrokkenheid van ouders bij het onderwijs. Bij een paar scholen in het mbo krijgt dit sinds kort aandacht, maar scholen zijn nog op zoek naar hulpmiddelen. meer uren voor mentoren, intensieve persoonlijke
Tot slot verwachte veel docenten, zorgcoördinatoren en
begeleiding en coaching of opvangklassen.
bestuurders de meeste lange termijnwinst van algemene verbeteringen van het onderwijs en het schoolklimaat.
In 2012 is een nieuwe serie convenanten gesloten. Ook nu
Op verschillende mbo- en vo-scholen is een voorzichtige
lijken de regionale maatregelen veel op elkaar. Naast een
omslag waarneembaar in het denken over hoe het
voortzetting van de eerdere aanpak, werken in veel
onderwijs georganiseerd moet worden. Tot voor kort was
regio’s leerplicht- of RMC-medewerkers op scholen om
de trend om leerlingen meer eigen verantwoordelijkheid
jongeren die spijbelen of dreigen uit te vallen preventief
te geven voor hun leerloopbaan. Nu zien betrokkenen in
te begeleiden. Ook zetten mbo-scholen zich meer in om
dat dit ongewenste effecten heeft op de schoolbinding
leerlingen een leerwerkplek te laten vinden, en begelei
van hun leerlingen en daarmee op uitval. Ze merken
den ze jongeren die geen diploma kunnen halen op
dat veel jongeren niet zozeer zware problemen hebben,
niveau 2 naar werk.
maar zich verloren voelen op school. Deze jongeren hebben baat bij individuele aandacht en begeleiding.
Was de geboden beleidsvrijheid voor regio’s dan wel
Daarom leggen scholen meer nadruk op het versterken
nodig? Veel regio’s hebben hetzelfde wiel uitgevonden,
van pedagogische relaties en kleinschaligheid voor alle
waar tijd en energie in is gaan zitten. Aan de andere kant:
leerlingen. Deze integrale aanpak biedt meer kansen dan
de decentrale beleidsverantwoordelijkheid leidde tot
geïsoleerde maatregelen voor specifieke doelgroepen.
draagvlak in de regio’s voor de zelfgekozen aanpak. Scholen en gemeenten zien een positief effect van de regionale beleidsvrijheid en zijn tevreden met de
* Johan Bokdam is senior onderzoeker Onderwijs bij Panteia.
financiële prikkels en het publiceren van openbare
Panteia monitort voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en
cijfers. Deze gecombineerde beleidsaanpak vanuit de
Wetenschappen het vsv-beleid 2012-2015.
Rijksoverheid heeft bijgedragen aan het probleembesef en gevoel van urgentie bij scholen en gemeenten.
BASIS | 2013 | 15
Opinie |
16 | 2013 | BASIS
| Opinie
Casus de voedselbanken in Utrecht
Samenspel tussen gemeente en burgerinitiatieven De overheid doet steeds vaker een appèl op het zelforganiserende vermogen van de samenleving. De voedselbank is daar een mooi voorbeeld van. Voedselbanken staan vaak niet op zichzelf, maar werken samen met professionele partijen. Hoe verhouden deze partijen zich in de praktijk tot elkaar? Van eind 2012 tot mei 2013 onderzochten Lia van Doorn en Mayke Kromhout de Utrechtse voedselbanken. Het onderzoek legt de dilemma’s bloot in het samenspel tussen gemeente, professioneel en particulier initiatief.
Door Lia van Doorn en Mayke Kromhout* Voedselbanken zijn burgerinitiatieven pur
onder druk te staan. Het aantal nieuwe
pakken”, zegt een coördinator van een
sang. Ze worden, zonder winstoogmerk,
klanten stijgt spectaculair, terwijl de
uitgiftepunt. In 2006 onderzocht bureau
opgericht door burgers en voorzien in een
voedseldonaties afnemen. Dit laatste
Regioplan de klantenprofielen van voedsel
essentiële behoefte van mensen die niet of
komt doordat toeleveranciers, zoals
banken in grote steden. Het bleken over
nauwelijks in staat zijn in hun levensonder
supermarkten en kleine middenstanders,
wegend eenoudergezinnen, laagopgeleiden
houd te voorzien. De voedselbanken zamelen
zuiniger inkopen en voedsel waarvan de
en mensen met een niet-Nederlandse
voedsel in dat anders vernietigd zou worden
houdbaarheidsdatum bijna is verstreken
etniciteit te zijn. Het ging vaak om mensen
en gaan hiermee verspilling tegen. Deze
vaker in de aanbieding doen in plaats van
met een langdurige uitkering en aanzienlijke
initiatieven zijn – zeker in Nederland – een
dit te doneren aan de voedselbank.
schulden, die bovendien weinig gebruik
relatief nieuw fenomeen. De eerste Neder
maken van voorzieningen als bijzondere
landse voedselbank werd in 2002 opgericht
Voor het eerst sinds hun bestaan zien
bijstand of kwijtschelding van lokale
in Rotterdam door het echtpaar Sjaak en
voedselbanken zich genoodzaakt met
belasting. In ons onderzoek zagen wij,
Clara Sies. Hierna schoten ze als padden
wachtlijsten te werken bij nieuwe aanmel
naast deze profielen, ook nieuwe profielen:
stoelen uit de grond. Inmiddels zijn er in alle
dingen. Soms worden de voedselpakketten
bewoners van welvarende wijken, waaronder
grote steden en in veel kleinere gemeenten
kariger gevuld of wordt noodgedwongen
hoger opgeleiden en mensen die voorheen
voedselbanken. Het fenomeen ontstond in
gekozen voor een eenzijdigere samen
een (boven-) modaal inkomen hadden.
de jaren zeventig in de Verenigde Staten en
stelling.
waaide in de jaren tachtig over naar Frank
Voedselbanken lijken steeds minder
rijk en België. In vrijwel alle Europese landen
‘Nieuwe armen’
exclusief het toevluchtsoord voor kansar
zijn nu voedselbanken actief.
De medewerkers van voedselbanken zien
men te worden. Tijdens interviews met
niet alleen een toegenomen vraag, ook
deelnemers aan de Utrechtse voedselban
Voedselbanken onder druk
signaleren zij een toestroom van ‘nieuwe
ken troffen we onder meer mensen uit de
De laatste jaren komen voedselbanken
armen’. “Er komen steeds meer mensen in
creatieve klasse aan, zoals kunstenaars
BASIS | 2013 | 17
Opinie |
die voorheen van de inmiddels opgeheven
De voedselbanken kunnen de nieuwe
• centrale fondsenwerving
regeling Wet Werk en Inkomen Kunstenaars
toestroom alleen verwerken wanneer zij
• een busje waarmee voedsel tussen het
(WWIK) gebruik maakten. We troffen mensen
meer professionaliseren en samenwerking
distributiepunt en de uitgiftepunten, en
met een chronische psychische en of fysieke
en financiering zoeken bij – onder meer –
tussen de uitgiftepunten onderling, kan
aandoening die na herkeuring geen aan
diezelfde overheid. Dit betekent dat voedsel
worden getransporteerd.
spraak meer konden maken op een WAO-
banken en de overheid zich tot elkaar
uitkering. En mensen die gescheiden zijn
dienen te verhouden. Een verhouding
Naast de voedselpakketten bieden profes
en te duur wonen of hun huis niet kunnen
die – zo constateren wij – bepaald niet
sionals en vrijwilligers de deelnemers een
verkopen. Daarnaast troffen we zzp’ers bij
onproblematisch is.
pluspakket van sociaal juridische dienst
de voedselbanken, zowel huisschilders en
verlening. Elke nieuwe deelnemer krijgt
glazenwassers als ook consultants en
Start vanuit particulier initiatief
een intakegesprek met een sociaal
tekstschrijvers. Zelfstandige ondernemers
Bij het eerder genoemde onderzoek uit 2006
juridische dienstverlener die de financiële
die in financiële problemen raken, kunnen
onder voedselbanken in de grote steden
huishouding in kaart brengt, screent op
een bijstandsuitkering aanvragen op
ontbrak Utrecht. De stad beschikte toen nog
niet-gebruik van sociale voorzieningen en
voorwaarde dat ze hun eigen bedrijf beëindi
niet over een voedselbank. In 2007 startten
op rechtmatigheid: wie meer dan 180 euro
gen en zich uitschrijven bij de Kamer van
particulieren verschillende initiatieven,
per maand aan leefgeld heeft, kan geen
Koophandel. De zzp’ers die wij spraken bij de
waarvan de meeste snel ter ziele gingen.
gebruik maken van de voedselbank. Zij
voedselbanken beschouwen het voortzetten
De oprichters begonnen kleinschalig met
geven sociaal juridisch advies over uitkerin
van hun bedrijf als een laatste strohalm om
het verzamelen en verdelen van voedsel,
gen, belastingen en toeslagen, wonen, werk
weer uit de schulden te komen, waarbij de
meestal vanuit hun bijkeuken of garage. Bij
en re-integratie, schulden, gemeentelijke
voedselbank als overbrugging van een
ziekte of vakanties vielen de voedselverdeel
regelingen en meer.
tijdelijk moeilijke periode dient.
punten stil; de initiatieven bleken kwetsbaar. Ze vergen een grote tijdsinvestering en
Inmiddels zijn er acht voedselbanken in
Gemeente en voedselbank: communicerende vaten
langdurige inzet van betrokkenen. Deze druk
Utrecht, waarvan er vijf gelegen zijn in de
is voor de initiatiefnemers vaak niet lang vol
achterstandswijken Lombok, Overvecht,
De nieuwe toestroom bij de voedselbanken
te houden. Slechts één van de initiatieven,
Kanaleneiland, Rivierenwijk en Zuilen. De
heeft onder andere te maken met recente
een voedselbank in Overvecht, liep goed.
overige drie liggen in het meer welvarende
veranderingen in het overheidsbeleid.
Leidsche Rijn, Lunetten en Utrecht Oost.
Vrijwel alle deelnemers hebben schulden.
In 2007 constateerden Stichting Tussenvoor
Zij voorzien wekelijks ruim 1000 personen
Mensen in financiële nood kunnen in
ziening (een instelling voor maatschappe
van voedsel.
principe een beroep doen op de nieuwe Wet
lijke opvang) en enkele andere Utrechtse
gemeentelijke schuldhulpverlening. Deze
organisaties waaronder wijkpastores, dat er
Gemeentelijke subsidie
wet legt de verantwoordelijkheid voor de
behoefte was aan een meer structureel en
Sinds 2009 vraagt de Tussenvoorziening
ondersteuning bij problematische schulden
substantieel aanbod. De Tussenvoorziening
subsidie van de gemeente Utrecht. Aanvan
expliciet bij gemeenten neer. Aanvankelijk
en wijkpastores stimuleerden actieve
kelijk werd dit niet toegekend. Vanaf de
moest de wet een brede toegang garande
wijkbewoners voedselbanken in hun wijk te
oprichting van de eerste voedselbanken in
ren voor mensen met schulden. Maar in de
openen en boden hierin ondersteuning. Een
Nederland riepen deze initiatieven uiteen
praktijk blijkt nu dat steeds meer mensen
door Tussenvoorziening betaalde coördina
lopende reacties op, variërend van sympa
met financiële problemen buiten het sociale
tor ging diensten leveren aan de vrijwilligers
thie tot verontwaardiging en weerzin. In 2006
vangnet van de gemeente vallen. Ze hebben
van de voedselbanken:
leidde de snelle opkomst van de voedsel
geen toegang tot schuldhulpverlening.
• een centraal distributiepunt voor opslag
bank tot Tweede Kamervragen aan de
Deze mensen kloppen aan voor hulp bij de voedselbank.
en koeling van goederen • centrale afspraken met grote voedsel leveranciers
18 | 2013 | BASIS
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegen heid. Sommige Kamerleden vroegen zich af of voedselbanken de zelfredzaamheid van
| Opinie
hun klanten niet verkleinde. Het maakt
spelers. De uitgiftepunten worden bemenst
Sommige uitgiftepunten hanteren andere
de armen immers weer afhankelijk van
en gecoördineerd door vrijwilligers. De
criteria voor wat ’schrijnend’ is. Zij sturen
Charitas: terug naar de armenpot, bedeling
Tussenvoorziening is een professionele
iemand die bij de voedselbank aanklopt voor
en de gaarkeukens. Terug naar af. Anderen
instelling, en is aangesloten bij de landelijke
hulp niet graag weg. En dus worden er bij
waren van mening dat gratis aanbod vanzelf
Stichting Voedselbanken Nederland. Ten
de voedselbanken via de achterdeur
tot vraag zou leiden. Ook waren sommige
slotte maakt ook de gemeente, door haar
incidenteel pakketten verstrekt aan mensen
politici van mening dat voedselbanken
subsidie, onderdeel uit van het geheel.
die (nog) niet door de screening van de
overbodig waren. Zo zei de toenmalig
Beleid, houding en werkwijze van deze
sociaal juridische dienstverleners heen zijn
PvdA-wethouder Spekman bij de oprichting
spelers blijken lang niet altijd bij elkaar
gekomen. Zo ontstaat een schaduwsysteem
van de eerste voedselbank in Utrecht: “Wij
aan te sluiten en op onderdelen zelfs haaks
van voedseluitgifte dat zich onttrekt aan
hebben in Utrecht een goed armoedebeleid,
op elkaar te staan. Zo zijn er alleen bij de
het oog van de Tussenvoorziening, en
wij hebben geen voedselbanken nodig”.
uitgiftepunten al grote onderlinge verschil
van de gemeente.
len. Het ene punt is soepeler met het In 2012 gaat de gemeente overstag en kent
verstrekken van pakketten dan het andere.
Een ander schaduwsysteem is inmiddels
gedeeltelijk subsidie toe aan de Tussen
In principe werken de uitgiftepunten met
gestrand. Enkele jaren geleden vatten
voorziening voor de instandhouding van de
afspraken uit het kader dat door de
enkele actieve inwoners van Utrecht het
voedselbanken. Hiermee ontvangen de
Tussenvoorziening is opgesteld. Maar de
plan op om een nieuwe voedselbank te
voedselbanken indirect – via Tussenvoor
Tussenvoorziening kan geen beleid opleg
openen voor mensen die bij de ’reguliere’
ziening – beperkte steun van de gemeente.
gen aan de uitgiftepunten. Voedselbanken
voedselbanken werden geweigerd. Dit
Daarnaast blijven zij draaien op giften van
zijn autonoom: de coördinator en vrij
initiatief heeft op beperkte schaal enige tijd
fondsen, kerken en andere donaties en op
willigers bepalen het beleid.
gefunctioneerd maar ging ter ziele omdat
vrijwillige inzet.
de vrijwilligers het niet georganiseerd
Botsend beleid
kregen. Zo ontstaan er steeds nieuwe
Spanningen tussen particulier en professioneel initiatief
Volgens de regels van de Tussenvoorziening
burgerinitiatieven die zich onttrekken aan
kunnen aanmelders die maandelijks meer
de logica van het lokale armoedebeleid. En
De voedselbanken in Utrecht worden dus
te besteden hebben dan 180 euro geen
ontstaat het beeld bij gemeenteambtenaren
draaiende gehouden door verschillende
gebruik maken van de voedselbank.
en medewerkers van andere professionele
BASIS | 2013 | 19
Opinie |
instanties dat sommige mensen ten
behouden en zijn bang voor inkapseling in
bepaalde groepen? In het eerste geval kan
onrechte gebruik maken van allerlei
een rigide systeem van procedures waar de
men zich afvragen waarom gemeenten
voorzieningen en regelingen, waaronder
menselijke maat zoek is. Ook zijn zij bang
voedselbanken subsidiëren. In het laatste
ook de voedselbank. De gemeente gaat
door de mensen die zij helpen niet meer als
geval – als gemeenten de voedselbanken
ervan uit dat zij een sluitend armoedebeleid
betrouwbaar te worden gezien.
beschouwen als noodzakelijke aanvulling op
heeft. De uitgiftepunten vragen zich af
het armoedebeleid – kan de gemeente haar
waarom zij dan al die deelnemers krijgen.
Tot slot: overheid en particulier initiatief
beleid wijzigen of voedselbanken als vangnet
Waarop de gemeente zich weer afvraagt
Op dit moment wordt veel gesproken over de
accepteren. Hoe dan ook: de gemeente zal
of dat wel ‘echte armen’ zijn.
noodzaak van particulier initiatief. Daarbij
invloed willen hebben op de besteding van
bestaat de vrees dat de burger wordt
haar subsidiegelden, zeker wanneer het
Uitwisseling van informatie
gevraagd taken uit te voeren die de overheid
raakt aan haar eigen beleid.
In hoeverre de gemeente het beleid van de
niet langer kan of wil doen, zonder dat de
voedselbanken, via de Tussenvoorziening,
burger hier inhoudelijk zeggenschap over
Als de voedselbanken deze bemoeienis niet
inderdaad probeert te beïnvloeden, was
krijgt. De burger als uitvoerder en de
wensen en andere keuzes willen maken,
geen onderwerp van het onderzoek. Dit is
overheid ‘in control’.
kan de vraag worden gesteld of zij niet méér
wel een interessante vraag. Het is bekend
subsidiegelden uit andere bronnen kunnen
dat de Tussenvoorziening aan de gemeente
Deze vrees is terug te zien bij de voedsel
betrekken. Dit doen zij natuurlijk al, maar
geaggregeerde in- en uitstroomgegevens
banken. Deze functioneren in een construc
misschien liggen hier nog meer mogelijk
verstrekt. Zo houdt de gemeente zicht op
tie van gemeente, professionele instanties
heden. Want al zijn voedselbanken politiek
wat er bij de voedselbanken gebeurt. Niet
en vrijwilligers. Zij hebben elkaar nodig,
gezien misschien niet heel populair, in de
alle uitgiftepunten zijn even bereid om
maar staan ook in een spanningsvolle
samenleving kunnen zij op veel steun
hieraan mee te werken. Overigens verschil
verhouding tot elkaar. Enerzijds zouden de
rekenen.
len de registratiesystemen per uitgiftepunt:
voedselbanken, die immers dichter bij de
het ene punt heeft een fijnmazig systeem
burger staan dan de gemeente, als spiegel
met excell-sheets, terwijl registratie bij het
kunnen fungeren voor het gemeentelijke
aan de Hogeschool Utrecht.
andere punt veel globaler is. Sommige
armoedebeleid. Werkt dit armoedebeleid
Mayke Kromhout is zelfstandig onderzoeker en
uitgiftepunten zijn beducht voor overheids
zoals de gemeente wil dat het werkt?
gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam.
beïnvloeding. Zij willen hun autonomie
Of biedt het onvoldoende vangnet voor
20 | 2013 | BASIS
* Lia van Doorn is lector Kenniscentrum Sociale Innovatie
| Column
Visie In de boekenkast van mijn ouders stond het onvolprezen boek ‘een reis naar Mars in het jaar 2000’. Het boekje uit 1956 bevat een grappig verhaal over een zakenman die met zijn secretaresse een weekendje weg gaat – de bestemming laat zich raden. De technische snufjes van de auto van de zakenman worden enthousiast beschreven: de koplampen gaan vanzelf aan in een tunnel! De auto kan zelf een constante snelheid aanhouden!
De auteur geloofde vast dat de mensheid in 2000 het heelal
opzij komt: van klanten, relaties en maatschappelijke
zou beheersen. Hoewel we daar nu om moeten glimlachen,
partners. Wie om een visie vraagt is dus niet echt behulp-
was dat in de jaren ’50 helemaal geen extreme gedachte.
zaam. Je kunt er beter aan meewerken.
Er werd toen mondiaal zoveel geïnvesteerd in ruimtevaarttechniek, dat een reis naar Mars in 2000 nog een conser
Als we vragen om een ‘visie’ willen we bovendien net iets
vatieve voorspelling leek.
te vaak dat onze leiders ons vertellen hoe de wereld weer wordt zoals voor de crisis. Hoe we onze koopkracht en onze
Dit boek is mijn eerste kennismaking met toekomst
positie in top-10 ranglijstjes weer terugkrijgen. Maar alles
scenario’s geweest. Ik leerde ervan dat sommige ontwik-
bij het oude willen brengen is niet zo visionair. Een beetje
kelingen voorspelbaar lijken, maar het niet zijn. En dat
visie blikt vooruit. Dan is het belangrijk los te komen van
onze beelden over de toekomst sterk worden beïnvloed
de vaste patronen uit het heden. Hoe doe je dat?
door onze kennis van het heden. Het is moeilijk om dat te doorbreken, en met een écht andere blik naar de toekomst
Hoewel we in 2000 nog niet naar Mars konden reizen, zijn
te kijken. Dat vereist – ik durf het woord nauwelijks te ge-
heel wat andere ‘voorspellingen’ uit 1956 best accuraat. We
bruiken – visie. Dat is wellicht het meest gebruikte woord
hadden in 2000 al auto’s met cruise control, en inmiddels
van 2013. Jammer genoeg wordt er daarbij vaker een visie
gaan zelfs de lichten van uw fiets al automatisch aan in
gevraagd dan een visie gegeven. Dat stoort me.
een tunnel. Dat illustreert iets belangrijks: grote ontwikkelingen beginnen vaak als detail. Kijk eens zo naar uw
Want wie om een visie vraagt, kijkt daarvoor naar anderen:
vakgebied. Welke ontwikkelingen sluimeren er? Over welke
het kabinet, de directie, het afdelingshoofd. Maar een visie
nieuwe projecten verbaast u zich? Welke details kunnen
is juist niet dat wat je baas je zegt te geloven. Een goede
gaan groeien en uw vakgebied de komende vijf jaar beïn-
visie ontstaat van onderaf, vanuit burgers, werknemers en
vloeden? En wat moet u dan morgen doen? Ik ben be-
beleidsmedewerkers. Want een visie bestaat uit de inzich-
nieuwd naar uw antwoorden. Als u ze mij mailt, wijd ik mijn
ten die wij allemaal hebben over de ontwikkelingen in ons
volgende column aan het meest verrassende antwoord.
werkveld, en wat we moeten doen om klaar te zijn voor de wereld van morgen. Nog beter is het als een visie ook van
Martine van Ommeren is senior onderzoeker bij Panteia
BASIS | 2013 | 21
Trends |
De toekomstbestendigheid van Nederlandse verenigingen
Wees voorbereid op Generatie XYZ Branche- en beroepsverenigingen zijn beter in het vasthouden dan het werven van leden. Grootste aandachtspunt is het betrekken van jonge leden bij de vereniging. In de algemene besturen van de verenigingen zitten nog voornamelijk Baby boomers. Werk aan de winkel voor verenigingen dus. Aandacht is nodig voor het bedenken van nieuwe lidmaatschaps modellen en verdienmodellen, samenwerking tussen verenigingen en de inzet van moderne communicatiemiddelen.
Door Hans Donkers* De werkvloer wordt op dit moment bevolkt door vier
beroepsverenigingen over de resultaten en de benodigde
generaties. De babyboomers , geboren tussen 1940 en
acties gediscussieerd.
1964, stromen de komende jaren uit. Generatie X (1965-1981) heeft inmiddels haar plek gevonden en
Conjunctuurbestendig
Generatie Y (1982-1995) probeert in het huidige gure
Nederlandse verenigingen blijken redelijk conjunctuurbe
economische klimaat een plek te krijgen. Binnenkort zet
stendig te zijn. Een derde van de verenigingen kende nog
Generatie Z (geboren na 1995) de eerste schreden op de
een groei van het aantal leden in de afgelopen vijf jaar en
arbeidsmarkt. Deze generaties hebben andere normen
bij een derde nam het aantal leden af. Het zijn met name
en waarden, motivaties en verwachtingen. Wilden
de grote verenigingen die onder druk staan. De kleine
Babyboomers zich graag verbinden en ergens bijhoren,
verenigingen lijken beter in staat om hun leden te blijven
de XYZ-generaties denken daar heel anders over.
binden en boeien. De situatie lijkt zich in 2012 wel wat te verscherpen. Over
Belangrijk vraagstuk
dat jaar rapporteert veertig procent een ledenverlies en
De generatieverschuiving vraagt om een heroriëntatie
ongeveer 39 procent een ledenwinst. Het aandeel vereni
van branche- en beroepsorganisaties . Dat het vraag
gingen waar het aantal leden stabiel blijft, neemt af.
stuk leeft, blijkt uit de grote belangstelling voor de twee seminars die in april van dit jaar werden verzorgd door
Ontwikkeling van het aantal betalende leden
Sarah Sladek, auteur van het boek ‘The end of member
tussen 2007 en 2012 en in 2012
ship als we know it’. Voor Panteia is dit aanleiding geweest om samen met het VerenigingsManagement (VM) de stand van zaken in Nederland op te maken. Op 12 september hebben ongeveer vijftig branche- en
Afgenomen
2007 tot en met 2012 2012
31% 40%
Ongeveer gelijk
34% 21%
Toegenomen
34% 39%
22 | 2013 | BASIS Slecht Matig
Voldoende
Goed
Uitstekend
| Trends
Het instroompercentage - aantal nieuwe leden gedeeld
Ook in het inspireren en verbinden van leden zit het nodige
door het totaal aantal leden - was in 2012 ruim 6,3 procent.
verbeterpotentieel, evenals bij het actief luisteren en
Het uitstroompercentage - aantal beëindigingen gedeeld
betrekken van de leden bij de vereniging. Overigens zegt
door het aantal leden - was 5,7 procent. Gemiddeld
dertien procent van de ondervraagde verenigingen dit laat
genomen is nog wel sprake van een lichte groei. Een
40% te hebben. 21% ste punt uitstekend2012 georganiseerd
Afgenomen
2007 tot en met 2012
Ongeveer gelijk
31%
Toegenomen
34%
34%
39%
prestatie op zich in het huidige economische klimaat. Hoe goed is uw vereniging in: Verenigingen waar het aantal leden stijgt, hebben een instroompercentage van ruim tien procent. Dit is meer dan twee keer zo hoog als bij verenigingen waar het aantal leden stabiel blijft of daalt. Het instroompercentage is daar ruim vier procent. Verenigingen waar het aantal leden daalt hebben een uitstroompercentage dat twee keer hoger ligt dan bij de verenigingen met een stabiel of stijgend ledenbestand. Het uitstroompercentage is
Slecht Matig Werven van nieuwe leden
6%
31%
Vasthouden van nieuwe leden 2% 20%
Goed
Voldoende 41%
20%
30%
Inspireren en verbinden van leden 1% 22%
38%
35%
Actief luisteren naar en betrekken van de leden 3% 18% bij de vereniging
Uitstekend
11%
33%
34%
2%
9%
32%
13%
daar ruim vier procent.
Generatie X Vasthouden en werven
De Generatie X maakt inmiddels 45 procent van het
Verenigingen vinden zichzelf beter in het vasthouden van
ledenbestand van verenigingen uit en overtroeft hiermee
leden dan in werven van nieuwe leden. Slechts één op de
Generatie YZ Generatie X Babyboomers het aandeel vanJonger de Babyboomers. De Generatie Y en Z dan 30 jaar 30 tot 50 jaar Ouder dan 50 jaar
vijf verenigingen zegt goed te zijn in het werven van nieuwe
heeft een aandeel van veertien procent in het aantal leden. Samenstelling
14%
45%
41%
leden en 37 procent zegt op dit punt slecht tot matig te
ledenbestand Bij verenigingen die in 2012 per saldo leden hebben
presteren.
verloren, is het aandeel Babyboomers hoger (47 procent). 22%
Instroom
51%
27%
nieuwe leden Bij verenigingen die groeien is het aandeel van Generatie
Zorgprofessionals Een voorbeeld van een vereniging die in de afgelopen jaren een spectaculaire groei van het aantal leden heeft doorgemaakt is V&VN (beroepsvereniging voor zorgprofessionals). Sleutel voor hun succes is de opzet van een kwaliteitsregister in combinatie met het afsluiten van collectieve contracten: het via werkgevers aansluiten van de werknemers. In 2006 had de V&VN circa 8.000 leden, in 2013 zijn er dat bijna 50.000.
Om jongere leden te werven zien branche- en beroeps verenigingen veel in campagnes met ambassadeurs op scholen. Ook is het belangrijk dat verenigingen duidelijk zijn over de meerwaarde voor jongeren, liefst toegespitst op het individu. Een andere mogelijkheid is gerichte actie te ondernemen richting de opvolgers in een bedrijf.
Y en Z bijna zestien procent en37% het aandeel Babyboomers 15% 48% Uitstroom 36 procent.
leden
Generatie YZ Generatie X Jonger dan 30 jaar
Babyboomers
30 tot 50 jaar
Ouder dan 50 jaar
Ruim de helft van de nieuwe leden in 2012 kwamen uit de Samenstelling bureau
17% 54% 30% leeftijdscategorie medewerkers30- tot 50-jarigen. Het aandeel van de
Babyboomers in de nieuwe leden is overigens nog steeds Samenstelling 1%
43%
56%
dagelijks bestuur hoger dan dat van de X en Y generatie. Van de leden die
hun lidmaatschap hebben beëindigd is 48 procent een Babyboomer, vijftien procent van de beëindigers is jonger dan 30 jaar. Binden van de jongere leden is dan ook één Uit-
Slecht Matig Voldoende Goed stekend van de vraagstukken waar verenigingen een antwoord Nieuwe lidmaatschapsop moeten hebben.8% en verdienmodellen Betrekken van jongeren Verjongen bij de vereniging
11%
46% 44%
25% 28%
17%
4%
15%
3%
Verenigingen zijn dus wel mondjesmaat aan het verjon Interesseren van jongeren 12% 48% 25% 12% voor bestuursfuncties gen. Ongeveer een kwart van de verenigingen heeft een
3%
Inzetten van sectie modernevoor speciale jongere 30%van de 13% 9% 23% leden. 25%Een derde ICT middelen
verenigingen geeft aan speciale activiteiten gericht op
jongeren te ontplooien. Dit varieert van bedrijfsbezoeken tot speciale netwerkbijeenkomsten en virtuele netwerken
Afgeschermd deel website voor leden Twitter
BASIS 84% | 2013 | 23 75%
Trends |
en trainingen en cursussen. Meer dan de helft van de
Algemene besturen
verenigingen worstelt met de wijze waarop ze jongere
Op bestuursniveau ziet de situatie er geheel anders uit.
ondernemers bij de vereniging kunnen betrekken. Ze
De Babyboomers bezetten in de algemeen besturen nog
Ongeveer gelijk geven zichzelf op dit puntAfgenomen geen voldoende.
56 procent van de plekken. Bij de helft van de ondervraag
2007 tot en met 2012
31%
34%
40%
2012
Afgenomen
Toegenomen
2012 40% de dertig 21% jaar 39% uit acht leden. Bestuursleden onder komen
39%
maar in zeer beperkte mate voor. Ruim de helft van de
Vereniging voor Ergotherapie
verenigingen geeft ook aan moeite te hebben met het
De vereniging voor Ergotherapie is al op dag één
Uit-
Uit-
Slechtaanwezig Matig Voldoende van de opleiding en heeft een Goed eigen stekend Werven van studentenplatform junior lidmaatschap. Op 6% en 31% 41% 20%
2%
nieuwe leden
deze wijze worden studenten al meteen bij de Vasthouden van 2% 20% en kan 30%een natuurlijke 38% nieuwe leden vereniging betrokken 35%
33%
het lidmaatschap worden gecreëerd.
Actief luisteren naar en betrekken van de leden 3% 18% bij de vereniging
34%
Werven vanmen hier maar matig tot slecht en is van mening dat 6% 31% 41% 20%
2%
nieuwe leden
in slaagt. Vasthouden van
30%
38%
11%
Inspireren en Wel voelen veel verenigingen voor het creëren van 1% 22% 35% 33% verbinden van leden
bestuurszetels voor jongeren. Daarbij zijn er wel vraag Actief luisteren naar en
9%
32%
interesseren van jongere een bestuursfunctie Slecht leden Matig voor Goed stekend Voldoende
nieuwe leden 2% 20%
11%
Inspireren en student naar professional in overgang van
verbinden van leden 1% 22%
Toegenomen
2007 tot en met 2012 31% 34% 34% de verenigingen bestaat het algemeen bestuur gemiddeld
34%
21%
Ongeveer gelijk
9%
betrekken van de leden 3% 18% 34%niet anders 32%kan. 13% tekens of bij dedevorm waarin dit gebeurt vereniging
13%
Bijvoorbeeld rouleren, of op speciale thema’s jongeren
op projectbasis betrekken dan wel het oprichten van een Samenstelling ledenbestand, bureaumedewerkers en
‘raad ter inspiratie’. De verenigingsmores, met bestuurs
algemeen bestuur naar generatie
vergaderingen om de zoveel maanden gecombineerd met YZ de Generatie Babyboomers diverse stukken, pastGeneratie niet altijd jongereX generatie.
Generatie YZ Generatie X Jonger dan 30 jaar
Samenstelling ledenbestand
14%
Ouder dan 50 jaar
45%
22%
Instroom nieuwe leden Uitstroom leden
30 tot 50 jaar
Babyboomers 41%
51%
14%
ICT-communicatiemiddelen
30 tot 50 jaar
Ouder dan 50 jaar
45%
41%
Een belangrijkInstroom hulpmiddel voor het bereiken van onder 22% 51% 27%
nieuwe meer jongeren isleden de inzet van ICT-communicatiemiddelen
27%
15% 37%online communities. 48% Uitstroom als blog’s, video’s, social media en leden
15%
37%
Op dit punt zijn verenigingen best te spreken over de wijze
48%
Generatie YZ Generatie X
Babyboomers
waarop ze dit oppakken. Maar liefst 4350procent vandan de50 jaar Jonger dan 30 jaar 30 tot jaar Ouder
Generatie YZ Generatie X Jonger dan 30 jaar
Samenstelling bureau medewerkers
Jonger dan 30 jaar
Samenstelling ledenbestand
30 tot 50 jaar
17%
Samenstelling 1% dagelijks bestuur
Babyboomers Ouder dan 50 jaar
54%
30%
43%
verenigingen kwalificeert zichzelf als goed tot uitstekend Samenstelling bureau 17% 54% 30% medewerkers
op dit terrein. Ongeveer een derde is overigens van 1% goed 43%voor elkaar hebben. 56% mening dagelijks datSamenstelling ze dit minder bestuur
56%
Hoe goed is uw vereniging in: Slecht
Jonger Slecht
Matig
UitVoldoende Goed stekend
De medewerkers bij de verenigingsbureaus zijn gemid Nieuwe lidmaatschapsdeld genomen wat8% jonger 46% dan en verdienmodellen
4% 17% de leden. 25% Van de medewer
kers behoort meer dan de helft tot de Generatie X en
Betrekken van jongeren 11% bij de vereniging zeventien procent tot de
zijn hier hun retour. Interesseren van op jongeren 12% voor bestuursfuncties
44%
15%
28%
generatie YZ. De Babyboomers
Van de verenigingen die de 48% 25%
12%
vragenlijst hebben ingevuld had de helft minder dan
Inzetten van moderne 9% 23% tien medewerkers in dienst ICT middelen
30% 25% en driekwart minder dan13%
25 medewerkers.
3% 3%
Nieuwe lidmaatschapsen verdienmodellen
8%
Betrekken van jongeren bij de vereniging
11%
Interesseren van jongeren voor bestuursfuncties
12%
Inzetten van moderne ICT middelen
9%
UitVoldoende Goed stekend
Matig
25%
46% 44%
28%
48% 23%
15%
3%
30%
25%
voor de leden op een afgeschermd deel van de eigen
84%
12%
13%
Een groot deel van de verenigingen heeft extra content
84%
Twitter
Afgeschermd deel website voor leden
4%
25%
Afgeschermd deel website voor leden
24 | 2013 | BASIS
17%
LinkedIn (verenigingsgroep(en)) Facebook (verenigingsaccount)
75% 65% 50%
3%
betrekken van de leden 3% 18% bij de vereniging
34%
32%
Slecht
13%
website. Ook is driekwart van de verenigingen actief Generatie YZ Generatie X
Babyboomers
Nieuwe lidmaatschapsen verdienmodellen
8%
Betrekken van jongeren bij de vereniging
11%
Interesseren van jongeren voor bestuursfuncties
12%
Matig
Voldoende Goed stekend
46%
25%
17%
44%
28% 25%
48%
Samenwerking tussen verenigingen Inzetten van moderne 9%
23%
15% 12%
30%
25%
ICT middelen Bijna driekwart van de verenigingen zegt in de komende
dan Facebook. Een minderheid publiceert blog’s41% of zet Samenstelling 14% 45%
jaren intensiever te willen gaan samenwerken met andere
video’s op Youtube. Eén op de vijf verenigingen maakt
verenigingen. Dit gaat vooral plaatsvinden op het terrein
22% online communities. 51% gebruik van Instroom andere of eigen
van gezamenlijke belangenbehartiging. Vier van de vijf
27%
nieuwe leden
15%
Uitstroom leden
37%
84%
voor leden werken,website hebben dit specifieke punt op het oog. Dit heeft Twitter
Generatie YZcommunicatieprofes Generatie X Babyboomers Logeion (vereniging van 30 tot 50 jaar
Ouder dan 50 jaar
sionals) heeft de rigoureuze stap gezet om juist
Samenstelling bureau 17% alle content openbaar medewerkers
54%
43%
online community
UitVoldoende Goed stekend
horizontalisering. Hierdoor neemt het bereik
17% 46%toe. Zo heeft 25% Logeion enorm
4%
3.150vanleden, bijna 9.300 personen in hun Betrekken jongerenmaar 11% 44% 28% 15% bij de vereniging Linkedin-groep en 7.400 volgers op Twitter.
3%
te verleiden lid te worden.
Inzetten van moderne ICT middelen
9%
23%
30%
25%
13%
20%
vanuit het oogpunt van efficiëntie en kostenbesparingen.
bij de huidige trend van transparantie en
professionals 25% 12%
40%
35%
secretariaatswerkzaamheden. Dit gaat vooral plaatsvinden Andere/eigen
form dat niet exclusief voor leden is en passend
Interesseren van jongeren Op deze wijze probeert Logeion 12% 48% voor bestuursfuncties
50%
Blog(s)
gen. Logeion creëert hiermee een open plat
Nieuwe lidmaatschaps8% van de vereniging en verdienmodellen
65%
(verenigingsgroep(en))
de samenleving en de toenemende branchevervaging Facebook YouTube
56%
Matig
ongetwijfeld teLinkedIn maken met de groeiende complexiteit van
Op de tweede plaats komt het gezamenlijk uitvoeren van de
bestuur endagelijks op deze wijze boven de grijze massa uitstij
Slecht
75%
(verenigingsaccount) waardoor er meer gemeenschappelijke belangen ontstaan.
30%
te maken. Logeion wil
een community Samenstelling onder de community’s worden 1%
3%
verenigingen die aangeven intensiever te willen samen Afgeschermd deel
48%
Logeion
Jonger dan 30 jaar
3%
13%
Jonger dan 30 jaar 30 tot 50 jaar Ouder dan 50 jaar op Twitter en is het zakelijke netwerk LinkedIn populairder
ledenbestand
4%
| Trends
3%
Overweegt uw vereniging in de komende jaren nauwere samenwerking met andere verenigingen? 73%
Overweegt samenwerking, namelijk op:
83%
Belangenbehartiging
48%
Secretariaatswerkzaamheden Individuele dienstverlening aan leden
38%
Delen van pand
38% 34%
Inkoop van diensten ICT
Aantal verenigingen dat gebruik maakt van
Andere terreinen
28% 24%
ICT-communicatiemiddelen in procenten Afgeschermd deel website voor leden
84%
Twitter
75%
LinkedIn (verenigingsgroep(en)) Facebook (verenigingsaccount)
65% 50% 40%
Blog(s) YouTube Andere/eigen online community
35%
Werk aan de winkel Het is duidelijk dat er werk aan de winkel is voor brancheen beroepsverenigingen. Willen verenigingen hun ledenaantallen op peil houden, dan zijn aansprekende proposities nodig voor een generatie die heel anders tegen lidmaatschappen aankijkt. Duidelijk is wel dat iedere vereniging moet bouwen aan de eigen, unieke oplossing. Iedere vereniging zal zijn eigen ‘sales funnel’ eens kritisch
20%
moeten bekijken. Het gaat dan om vragen als: wanneer
Nieuwe lidmaatschap- en verdienmodellen
komen jongeren met de vereniging in contact? Kan al op
Een mogelijkheid om andere en jongere doelgroepen te
scholen/opleidingen begonnen worden? Kunnen social
interesseren is het differentiëren in lidmaatschaps- en
media en netwerken als Linkedin het bereik vergroten? In
verdienmodellen. Meer Overweegt samenwerking, namelijk op:
dan de helft van de 73% ondervraagde
wat voor vorm wordt het lidmaatschap aangeboden? Ook
verenigingen geeft zichzelf op dit punt een onvoldoende.
verenigingen zullen zichzelf deels opnieuw moeten
Anderzijds zegt vier procent hier uitstekend in te slagen. 83% Belangenbehartiging
uitvinden en in onderlinge samenwerking tot andere
Kortom, op dit terrein kunnen verenigingen nog wel het 48% Secretariaatswerkzaamheden Individuele een en dienstverlening ander van een aan leden
kleine kopgroep leren. 38% 38%
Delen van pand
Andere terreinen
* Hans Donkers is directeur van Panteia
34%
Inkoop van diensten ICT
oplossingen en aanpakken moeten komen.
28% 24%
BASIS | 2013 | 25
Trends |
Een kwestie van doelgerichtheid en samenwerking
Strategisch mobiliteitsbeleid Stel je eens een stad of regio voor over twintig jaar, hoe moet deze er dan uitzien? Vaak is het antwoord: “Een omgeving zonder files waar de lucht schoon is en kinderen veilig kunnen spelen”. Maar hoe bereik je dat, hoe specificeer je dat in beleid en acties, en wie betrek je daarbij? Het antwoord: strategisch mobiliteitsbeleid.
Door Barry Ubbels en Ricardo Poppeliers* Regio’s en steden willen graag een aantrekkelijke
minder voor de hand liggende doelen zijn dus onder
woon- en werkomgeving bieden. Kernbegrippen
deel van strategisch mobiliteitsbeleid, zoals minder
daarbij zijn bereikbaarheid en leefbaarheid. Strate
CO2-uitstoot of een aantrekkelijker woonomgeving.
gisch mobiliteitsbeleid is het instrument dat kan bijdragen aan een goede concurrentiepositie en een
Juist omdat strategisch mobiliteitsbeleid over meer
gezonde, betaalbare en aangename leefomgeving voor
dan verkeer gaat, moeten beleidsmakers het samen
iedereen, nu en in de toekomst. Strategisch mobili
met een brede groep belanghebbenden vormgeven en
teitsbeleid is daarmee ook wel een synoniem voor
invoeren. Dus niet alleen overheid en de wereld van
duurzaam mobiliteitsbeleid.
verkeer en vervoer spelen een rol, maar ook partijen uit de wereld van ruimtelijke ordening, economie,
Veel Nederlandse gemeenten en regio’s hebben al
zorg, onderwijs en toerisme.
gedegen verkeers- en vervoerplannen die het beleid voor de komende jaren beschrijven. Wat voegt
Drie hoofdpijlers
strategisch mobiliteitsbeleid dan toe, zou je denken?
Strategisch mobiliteitsbeleid heeft drie hoofdpijlers.
De huidige mobiliteitsplannen zijn meestal opgesteld
De eerste: het ondervangen van onnodige mobiliteit.
door verkeers- en vervoerexperts en bevatten daar
Denk aan het dichter bij de burger aanbieden van
door slechts een deel van de manieren waarop
voorzieningen, zoals dagbesteding. Beleidsmakers
mobiliteitsbeleid kan bijdragen aan doelen. Het
moeten dus goed nadenken over de locatiekeuzes voor
ondervangen van onnodige mobiliteit door ruimtelijke
wonen, werken en zorgen, want die bepalen de
planning en het verschonen van voertuigen is vaak
noodzaak tot mobiliteit.
geen integraal deel van het beleid. Niet alleen de
26 | 2013 | BASIS
bekende mobiliteitsdoelen, zoals minder files of het
Tweede hoofdpijler is het veranderen van mobiliteits
realiseren van vervoer voor iedereen, maar ook wat
gedrag van burgers en bedrijven. Dat gedrag wordt
| Trends
bepaald door onder andere het aanbod van vervoer
duurzaam kan worden vormgegeven en geïmplemen
modaliteiten: fiets, openbaar vervoer, auto, deelauto,
teerd. In Europees jargon: Sustainable Urban Mobility
elektrische fiets, trein. Ook van belang zijn de bekend
Plans (SUMP’s). Deze richtlijnen zijn – zoals de term al
heid van de vervoermodaliteiten, het gebruiksgemak,
aangeeft – nu nog slechts richtinggevend voor steden.
de kosten en de voorkeuren van burgers en bedrijven.
Het is geen formeel EU-beleid en ook is nog niet
Beleidsmakers zullen hierbij vooral drempels moeten
vastgesteld wanneer mobiliteitsbeleid ‘SUMP-proofed’
wegnemen. Denk aan betaalwijzen die niet per
is. Wel vindt de Europese Commissie een SUMP en
definitie altijd even efficiënt zijn georganiseerd of even
bijbehorende acties een noodzakelijke basis voor
toegankelijk zijn voor alle burgers.
beleid. Vervoerexperts verwachten dan ook dat SUMP’s in de toekomst zullen worden gekoppeld aan
Derde hoofdpijler is het verduurzamen van voertuigen.
Europese financiering: geen SUMP betekent geen
Schonere, stillere en zuinigere voertuigen dragen ook
subsidie voor Europese projecten.
bij aan het realiseren van bepaalde mobiliteitsdoel stellingen. Beleidsmakers kunnen bijvoorbeeld
Een heldere cyclus
alternatieve aandrijftechnieken (hybride, elektrisch)
Het komen tot strategisch duurzaam mobiliteitsbeleid
stimuleren.
vraagt om een specifieke werkwijze. Samenwerking tussen overheid en andere stakeholders is essentieel.
Aandacht vanuit Europa
Burgers, belangenbehartigers, planners, onderwijs,
Strategisch Mobiliteitsbeleid heeft ook de aandacht
zorginstellingen en anderen dienen tijdens het gehele
van de Europese Unie. In een Europees project zijn
proces betrokken te worden. Maar ook integrale - en
richtlijnen opgesteld hoe strategisch mobiliteitsbeleid
niet alleen sectorale - samenwerking binnen overhe
BASIS | 2013 | 27
Trends |
den is essentieel. Samenwerking dient gezocht te
Toepassing in Parkstad-Limburg
worden met andere beleidsafdelingen binnen de
Het Poly-SUMP project is een interessante toepassing
organisatie (horizontale samenwerking), maar ook met
van strategisch mobiliteitsbeleid. Adviseurs van Panteia
andere verantwoordelijke overheden (verticale
ondersteunen daarin zowel de Europese Commissie in
samenwerking). Door betere afstemming kunnen
het opstellen van richtlijnen voor regio’s als de regio
beleidsmakers efficiencywinsten behalen.
Parkstad Limburg in het voorbereiden en gezamenlijk met stakeholders vormgeven van visie en uitvoeren van
Strategisch mobiliteitsbeleid betekent ook dat beleids
acties. Wat zijn de ervaringen tot nu toe in de regio
makers veel sterker moeten focussen op het realise
Parkstad Limburg?
ren van doelstellingen en het opstellen van meetbare targets die voortvloeien uit de mobiliteitsvisie. En
Voorbereiding
monitoring en evaluatie gedurende de hele beleidscy
In een eerste fase van het Poly-SUMP project hebben de
clus is uiteraard belangrijk om de vinger aan de pols
adviseurs Parkstad Limburg ondersteund bij de bepaling
te houden.
van het ruimtelijk-economisch en vervoerkundige profiel van de regio. Dat was nodig om bestaande knelpunten en uitdagingen in kaart te brengen die vervolgens uitgangs punt waren voor visievorming en beleid.
De belangrijkste stappen voor strategisch mobiliteitsbeleid in steden en regio’s
In de voorbereidingsfase bleek dat het vormgeven en implementeren van strategisch mobiliteitsbeleid in deze
Stap 1: B ereidt goed voor. Breng de huidige situatie in kaart (mobili
regio een grote uitdaging is. Parkstad Limburg is een
teit, demografie, institutioneel, etc.), benoem knelpunten,
polycentrische regio: het heeft enkele grotere kernen
breng stakeholders in kaart en de mate van participatie,
(Heerlen, Kerkrade en Landgraaf) en vijf kleinere
analyseer de huidige processen en bestaande plannen. In
kernen. De werkgelegenheid is voornamelijk geconcen
deze stap zijn alleen de kwantitatieve aspecten belangrijk,
treerd in Heerlen. Een afnemend inwoneraantal en
maar zeker ook de kwalitatieve: welke stakeholders zijn
vergrijzing zijn belangrijke demografische ontwikkelin
leidend en kunnen verschil in de regio maken?
gen in de regio.
Stap 2: Bepaal doelen en maatregelen. Beleidsmakers kunnen hierbij
Voor het merendeel van de verplaatsingen maken
vanuit een gezamenlijke en integrale visie meetbare doelen
mensen gebruik van de auto. Maar van files is niet of
stellen en acties bepalen. Vooral het bepalen van concrete
nauwelijks sprake. Het aandeel openbaar vervoer is
acties is van belang, want het gaat immers niet om het plan
aanzienlijk kleiner dan het aandeel lopen en fietsen.
op papier.
Hier ligt dus een mogelijkheid. De gemiddelde afstand van de verplaatsingen voor woon-werkverkeer en
Stap 3: Werk het plan uit. Bepaal verantwoordelijkheden en financie
andere motieven ligt in deze regio onder de vijftien
ring van het plan, zorg voor monitoring en evaluatie, zorg dat
kilometer. Andere vervoermiddelen, zoals de elektri
het duurzame mobiliteitsplan op draagvlak kan rekenen.
sche fiets, kunnen dus een oplossing bieden.
Stap 4: Implementeer het plan. Uiteraard is het dan van belang om te
Daarna is een analyse gemaakt van het bestaande
zorgen voor goede communicatie en goed management en te
verkeers- en vervoerbeleid. Wat zijn de huidige instituti
leren van knelpunten tijdens de uitvoering.
onele kaders (regels en wetten) en wat zijn de beleids processen in Parkstad Limburg? En hoe ver is deze regio eigenlijk verwijderd van strategisch mobiliteits beleid?
28 | 2013 | BASIS
| Trends
draagvlak creëren bij betrokkenen centraal staat. Onder begeleiding van de adviseurs zijn circa 25 stakeholders aan de slag gegaan om vanuit een gemeenschappelijke visie tot verschillende concrete acties (met trekkers) te komen. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in een zevental acties op het terrein van openbaar vervoer, fietsgebruik, logistiek en knooppunten. Iedere actie is door de groep in detail beschreven, met doelen, financieringsvorm, betrokken actoren, et cetera.
Toekomst Vanaf nu is Parkstad Limburg weer aan zet. De regio gaat samen met betrokkenen het strategisch mobili teitsbeleid uitwerken en invoeren. Adviseurs van Panteia Parkstad Limburg heeft een regionaal verkeers- en
monitoren en evalueren de komende tijd de uitvoering
vervoerplan opgesteld voor de periode 2011-2020.
van het beleid. Dit gebeurt met Europese middelen
Uitgangspunt voor dit beleid is bestaand nationaal,
vanuit het Poly-SUMP-project.
provinciaal en lokaal beleid. Parkstad Limburg kiest nadrukkelijk voor programmamanagement, waarop
Parkstad Limburg leert dat er een goede basis is voor
planvorming en acties aansluiten. Doelstellingen zijn
strategisch mobiliteitsbeleid. In deze regio is het gelukt
betere bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid.
om samen met belanghebbenden een gezamenlijke visie
Autogebruik wordt gefaciliteerd door te investeren
te ontwikkelen die breed gedragen is. Strategisch
in een betere weginfrastructuur. Ook streeft de regio
mobiliteitsbeleid is geen sectorale aangelegenheid
naar uitbreiding van het aanbod van grensover
meer met Verkeers- en Vervoerplannen, maar een
schrijdend openbaar vervoer en verbetering van
interdisciplinaire en gezamenlijke bezigheid. Hiermee
de fietsinfrastructuur.
wordt bereikt dat betrokkenen denken in kansen, en dat de gedachte postvat dat mobiliteitsbeleid op verschil
In de voorbereidingsfase zijn ten slotte interviews
lende manieren (voorkomen, veranderen, verduurza
afgenomen met beleidsmakers en belangrijke stakehol
men) kan bijdragen aan gezamenlijk gestelde doelen
ders in de regio om drijvende krachten en knelpunten te
(economie, gezondheid, leefbaarheid).
bepalen, maar ook om mensen die het verschil kunnen maken te betrekken bij het strategisch mobiliteitsbeleid.
Het strategisch mobiliteitsbeleid in Parkstad Limburg
Deze zijn uitgenodigd voor een workshop.
leert ook dat het mogelijk is een mooie verbinding te leggen tussen Europees en regionaal Nederlands
Gezamenlijke visie en acties
beleid. Europabrede ambities voor duurzaamheid en
Het verkrijgen van draagvlak en het opstellen van een
regionale economische ontwikkeling worden vertaald in
gedeelde visie zijn belangrijke kenmerken van strate
zichtbare activiteiten in steden en regio’s, zoals een
gisch mobiliteitsbeleid. In het Poly-SUMP project is dit
nieuw fietspad of een nieuwe buslijn. Strategisch
gedaan door een ‘Future Search-workshop’ te organise
mobiliteitsbeleid heeft dus een duidelijke meerwaarde.
ren. Deze vond plaats op 10 en 11 september 2013 in
Het gaat niet om het plan als Europese verplichting,
Heerlen.
maar om de gedachte erachter.
Future Search is een beproefde methode voor toekom
*B arry Ubbels is consultant Mobiliteit bij Panteia.
stige planning. Het is een interactieve aanpak waarbij
Ricardo Poppeliers is themamanager Mobiliteit.
BASIS | 2013 | 29
Actueel |
Ondernemer beter af met pinbetaling Een gemiddelde pintransactie is voor een ondernemer drie cent goedkoper dan een contante betaling. Een pintransactie kost een ondernemer gemiddeld 21 cent, een contante betaling 24 cent. Dat blijkt uit een onderzoek naar de kosten van betalen voor ondernemers uit de detailhandel, ambulante handel, horeca en benzinestations, de zogenoemde gezamenlijke toonbankinstellingen. De sterke groei van het aantal pinbetalingen de afgelopen jaren heeft er toe bijgedragen dat pinnen goedkoper is dan contant afrekenen.
Door Arjan Ruis* Betalen kost geld. Ondernemers maken allerlei kosten
Binnen toonbankinstellingen vinden jaarlijks ongeveer
wanneer een klant afrekent. Het gaat niet alleen om de
5,7 miljard betalingen plaats. Meer dan de helft daarvan
directe kosten, zoals de vergoeding die ondernemers
zijn contante betalingen. Het aandeel pinbetalingen ligt
aan banken betalen voor pinbetalingen, maar om alle
met 37 procent een stuk lager. Voor het overige gaat
kosten rondom het betalingsverkeer. Andere voorbeel
het om betalingen met creditcard, Chipknip, overschrij
den van kosten waarmee ondernemers te maken
vingen, tankpassen en cadeaukaarten. Tussen 2009 en
krijgen bij het betalen, zijn die voor het opmaken en
2012 is het aandeel pinbetalingen gegroeid van 27
legen van de kassa’s, het afstorten van contant geld,
procent naar 37 procent. Vooral in de horeca en de
het opnemen van wisselgeld en de afschrijving op
ambulante handel is het aandeel naar verhouding sterk
betaalapparatuur.
toegenomen. De groei van het aantal pinbetalingen is voor het grootste deel ten koste gegaan van het aantal contante betalingen.
Figuur 1: Verdeling aantal betalingen en waarde van de betalingen, 2009 en 2012, naar betaalmethode 100%
5%
27%
4%
1%
1%
7% 3%
Overige betaalmiddelen
4%
Creditcard Pin
37%
Contant 47%
67%
8%
54%
58% 43% 35%
0%
Bron: Panteia, 2013. 2009
2012 Aantal betalingen
30 | 2013 | BASIS
2009
2012
Waarde van de betalingen
Colofon Uitgever BASIS, tijdschrift voor beleidsonderzoek, wordt uitgegeven door Panteia B.V. Oplage: 6.000 Website: www.basis-online.nl © Panteia B.V. www.panteia.nl Hoofdredacteur Lennart de Ruig Redactie Bram van der Linden, Wilma van Rijt, Natasha Stroeker, Judith Zweers Redactieadres
Omdat voor relatief grote bedragen vaker de pinpas dan contant geld wordt gebruikt, heeft pinnen wel een groter aandeel in de totale omzet dan
Postbus 7001 2701 AA Zoetermeer E-mail:
[email protected]
contant. De laatste jaren zijn de gemiddelde aankoopbedragen van pin en contant echter naar elkaar toegegroeid, mede onder aanvoering van de
LayOut
campagne “Klein bedrag? Pinnen mag!”.
Buro Eigen, Delfgauw
De totale kosten van het betalingsverkeer bedroegen in 2012 € 1,38 miljard. Dat is 1,2 procent in termen van de totale omzet, inclusief BTW en accijn zen). Ook in 2009 was de kostendruk 1,2 procent. Doordat pinbetalingen een
Abonnement Een abonnement op BASIS is kosteloos. Indien u BASIS wilt ontvangen kunt u een abonnement aanvragen op de website: www.basis-online.nl
veel grotere omzet met zich meebrengen dan contante betalingen, zijn de
Indien u wijzigingen wilt doorgeven of BASIS juist
kosten van pinbetalingen per euro omzet aanzienlijk lager dan van contante
wilt opzeggen, kunt u een email sturen naar
betalingen.
[email protected] onder vermelding
Wanneer ondernemers willen besparen op de kosten van betalen, kunnen ze hun klanten stimuleren om vaker de pinpas te gebruiken. Pinnen is niet
van het abonneenummer op de adressticker. Archief Voorafgaande nummers van en meer informatie
alleen gemiddeld drie cent goedkoper, maar ook de marginale kosten
over BASIS kunt u vinden op de website
liggen een stuk lager. Het verschil loopt op tot tien cent per transactie.
www.basis-online.nl
Gegeven dat een deel van de klanten al betaalt met pinpas, betekent het dat elke extra pinbetaling tien cent goedkoper is dan een extra contante betaling. Verder kunnen ondernemers besparen door bijvoorbeeld een efficiëntere interne afhandeling van betalingen. De tijd, die gemoeid is met de feitelijke betaling en de verwerking hiervan, bepaalt in belangrijke mate de hoogte van de kosten.
* Arjan Ruis is onderzoeker binnen het thema Bedrijfslevenbeleid bij Panteia